2 minute read
De NZH en de wederopbouw
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog verkeert het tramnet van de NZH in een slechte conditie. Er is dringend behoefte aan rails en dwarsliggers. Aan nieuwe rails is nauwelijks te komen, maar een drietal Nederlandse trambedrijven heeft de oorlog niet overleefd.
EVELEENS MAARSE
Advertisement
De Maas-Buurtspoorweg (MBS), de stadstram van Arnhem (GETA) en Electrische Tram Vlissingen – Middelburg (VM) zijn in 1944 verwoest en de sporen worden opgebroken. Hier ziet de NZH de kans om aan nog bruikbare rails te komen. Bovendien is ook de Nederlandsche Buurtspoorweg-Maatschappij (NBM) bezig haar tramlijnen op te heffen.
In juni 1946 benadert de NZH de GETA, de MBS en de Stoomtram Walcheren (SW), per 1 januari 1946 eigenaar van de VM. De in de SNR-verzameling aanwezige correspondentie geeft hierin, een niet altijd compleet, inzicht. Duidelijk is dat er intussen regelmatig contact is geweest per telefoon.
Als eerste is er een brief aan de MBS. Al op 21 juni, volgend op het bezoek van de Chef Technische Dienst, is NZH-directeur Jhr. Ir. J. Röell met de MBS akkoord over de aanschaf van ruim 35 ton constructierails voor wissels voor achttien cent per kilogram. De MBS zorgt voor het opladen te Gennep.
Meer voeten in de aarde heeft het zaken doen met de SW. Na een bezoek aan Vlissingen schrijft de NZH op 3 juli een flinke aankoop te willen doen:
• aanhangrijtuigen 1, 3 en 10 voor ƒ 600,- elk;
• nieuwe rails inclusief een wissel voor 28 cent per kilo;
• rails uit de baan, prijs te bepalen;
• 200 nieuwe dwarsliggers à ƒ f 9,-;
• dwarsliggers uit de baan, prijs te bepalen;
• 25 bovenleidingpalen à ƒ 200,-;
• rijdraadklemmen, voor ƒ 0,96 tot ƒ 1,50;
• de nummerloze railslijpwagen, die NZH H109 werd, voor ƒ 200,-.
Op 16 juli stuurt NS een brief aan alle dochters met tramexploitatie over een tussenpersoon die de boedel van de VM aanbiedt voor een provisie van 10 %. Het kan niet zo zijn dat een derde persoon verdient aan handel tussen concerngenoten, men moet rechtstreeks met de SW onderhandelen. En inderdaad arriveert er op 24 augustus een brief van de CV Locospoor waarin zesduizend eiken dwarsliggers van de VM worden aangeboden à ƒ 12,- en ‘ook beschikken wij over de rails van deze lijn (…) Mannesmann-masten en klein materiaal’.
NZH-directeur Röell stuurt op 2 september een boze brief aan zijn SW-collega waarin hij opheldering vraagt. Kennelijk is de zaak daarna per telefoon afgedaan, want op 13 januari 1947 meldt de NZH de aankomst van de goederen, maar verzoekt wel aanpassing van de factuur, de transportkosten zijn voor de SW. De NZH betaalt ƒ 11.148,57 voor 610,22 meter rails, twee wissels, klein ijzerwerk en de slijpwagen NZH H109, dus exclusief de drie ook aangekochte aanhangrijtuigen.
Ook Arnhem staat in de belangstelling. Op 10 juli vraagt Röell of zijn Chef Technische Dienst kan komen praten over overname van spoorwegmateriaal. De GETA antwoordt dat Gedeputeerde Staten van Gelderland het besluit van Arnhem om het trambedrijf op te heffen nog niet hebben