9 minute read

FIETSREPORTAGE | Frankrijk

Causses, Cévennes en cathares

Onze fietsreizen gingen al vaker richting Frankrijk, maar telkens proberen we nieuwe regio’s te ontdekken. Vorige zomer was dat niet anders. In de Cévennes deed de afwisseling tussen ‘gorges’ en ruwe hoogvlaktes ons meermaals naar adem happen, figuurlijk omwille van de schoonheid, maar ook letterlijk door de grote hoogteverschillen. De Katharenroute trakteerde ons dan weer op indrukwekkende burchten en schitterende vergezichten tot ver in de wonderlijke Pyreneeën.

Æ Tekst en foto’s Bart Van Santvliet en Katrien Seynaeve

Uit en in de kloof

Florac is een gezellig en zuiders aandoend stadje, een prima uitvalsbasis om de Causses te verkennen, een groep van kalkplateaus in het Centraal Massief. Na een leuk verblijf in een nostalgisch hotel beginnen we meteen te klimmen aan

pittige stijgingspercentages: over nauwelijks 6 kilometer overwinnen we 450 hoogtemeters. Boven worden we – puf!puf! – beloond met een prachtig uitzicht over de Causse Méjean, een desolate en verweerde hoogvlakte waar de wind vrij spel heeft. Grazende geiten, grauwe schapen en vaalbruine koeien hebben hier het rijk voor zich alleen. Na wat op en neer golven volgt een spectaculaire afdaling over een smalle weg richting de vallei van de Tarn. Beneden ervaren we pas ten volle dat we door de schitterende Gorges du Tarn fietsen, een bijna 500 m

Rustig grazen op de Causse Mejean.

De katharenburcht van Peyrepertuse.

diep ingesneden kloof tussen de Causse Méjean en Causse de Sauveterre. De Causses zijn een karstlandschap, met kalksteen die is opgelost door het zure regenwater dat zijn weg vindt via ondergrondse gangen, waardoor er nauwelijks water aan de oppervlakte zichtbaar is.

De Tarn als bondgenoot

Na ruim een uur klimmen vanuit het middeleeuwse Ste-Énimie bereiken we het plateau van de Causse de Sauveterre, een eeuwenoude schreeuw van de natuur. Het kale landschap vormt een fascinerend contrast met het groene dal van de Tarn. Deze continue wisseling in landschapstypes maakt het reizen met de fiets zo bijzonder. De Causse de Sauveterre blijkt lang zo vlak niet te zijn als we hadden verwacht: het hoogland is meer een glooiend heuvelland. Maar de grootste inspanningen zijn gelukkig wél achter de rug. Na een passage over het plateau van Aubrac (zie verder) en via Sévérac-le-Château met zijn imposante burcht, komen we later opnieuw in de kloof van de Tarn terecht. Maar dan fietsen we stroomafwaarts in de richting van Les Vignes. Rotsformaties trekken onze aandacht, de ene al grilliger en origineler van vorm dan de andere. Vaak rijden we door tunneltjes waar twee auto’s elkaar met moeite kunnen passeren. Op verschillende plaatsen zien we mensen kajakken, rotsklimmen en zelfs bungeespringen. De Tarn blijft onze bondgenoot tot in Le Rozier, waar we de brug oversteken… op naar het volgende kloofdal, de ‘gorges’ van de Jonte.

Die mooie koeien van Aubrac

Vanuit Marvejols fietsen we richting de Lot maar net daarvoor draaien we een kleine departementale weg op, op de Michelinkaart aangegeven met een groen lijntje als ‘parcours pittoresque’. Maar dat betekent ook dat we om het ruwe en onherbergzame hoogplateau van de Aubrac te bereiken eerst twee cols moeten overwinnen, de Trebatut (van 600 naar 1100 m) en de Bonnecombe (1350 m). We dachten dat de Causses al een desolate uitstraling hadden, maar dat beeld moet met terugwerkende kracht worden bijgesteld. Het verweerde plateau hier is bedekt met grote granietblokken.

Grazende geiten, grauwe schapen en vaalbruine koeien hebben hier het rijk voor zich alleen.

Enkel stugge grassoorten en heidevegetatie doen het goed op de winderige hoogvlakte en bomen zijn hier ver te zoeken. Rond de kleine meren grazen de zachtbruine Aubrac-koeien met hun opvallende spieshoorns. Ze worden voor het vlees gekweekt maar leveren evengoed de heerlijke Laguiole-kaas. Soms steken we een heuvelrug over, soms passeren we er rakelings langs. Beelden van de Schotse Highlands flitsen door ons hoofd, hoewel we daar nooit waren.

Het mooiste dorp in de vallei

Op onze etappe tussen Laguiole en Entrayguessur-Truyère fietsen we het grootste deel van de dag door de vallei van de Truyère, die we indalen en weer uitklimmen. Het enige gemotoriseerde verkeer, dat we soms kruisen, zijn vrachtwagens die van en naar de elektriciteitscentrales rijden. Hoogteverschillen worden hier efficiënt benut voor elektriciteitsproductie, we tellen drie dammen over goed 30 km. Hét hoogtepunt boven de vallei is het oude dorpje Vallon, dat als een arendsnest hoog boven de rivier uittorent. Het dorp wordt gedomineerd door een 14 de -eeuws fort. Dat oogstrelend uitzicht op de vallei gunt ons de tijd om op adem te komen: dit is de ideale picknickplek. Helaas hebben wij geen picknick bij... We leggen er ons al bij neer dat onze middaglunch uit enkele zoete repen en lauwe energiedrank zal bestaan, tot we een kleine wegwijzer zien, die ons naar een winkeltje met streekproducten leidt. De vriendelijke en behulpzame uitbaatster vertelt vol overtuiging wat korte keten en recyclage voor haar betekent. Ze biedt ons een schoteltje lokale kazen met brood en een lekkere kop koffie aan. Zo genieten we van een heerlijke lunch met uitzicht op de burcht daarboven.

Op de Regenberg

In Meyrueis, waar we twee dagen vertoeven, plannen we onze koninginnenrit naar de top van de Mont Aigoual (1565 m). Het loopt gemoedelijk bergop via de Col de Perjuret, en erger dan 8 % wordt het nooit. De Aigoual is immers een ‘vrouwelijke’ berg, niets meer dan een zachte ronding met op de top een groot weerstation en observatorium. Daar genieten we geruime tijd van het schitterende panorama met grenzeloos zicht op de Cévennes en de verschillende ‘Grands Causses’, waar we de voorbije dagen doorfietsten. Zo kunnen we vanop deze plek onze tocht als het ware reconstrueren. De Mont Aigoual is vooral gekend om zijn barre weersomstandigheden, die vandaag gelukkig opperbest zijn. De naam van de berg is ontleend aan de overvloedige regens die de

Roofvogelshow in Peyrepertuse.

Door Frans Baskenland, met uitzicht op de Pyreneeën.

flanken teisteren. De warme vochtige lucht uit het zuidelijke Rhônedal stijgt op tegen de Cévennes en leidt tot overvloedige neerslag op de ‘Regenberg’. De hoogst gemeten windsnelheid bedroeg 250 km/u: “Mieke hou je vast aan de takken van de bomen”, zoals het kinderliedje zingt. En nog even meegeven dat de berg ook heel aanwezig is in het schitterende boek ‘De Renner’ van Tim Krabbé.

De hoogste brug ter wereld

Na een prachtige rit door naaldwouden, voortdurend op en neer golvend en met veel grillige rotspartijen, doemt plots de befaamde en indrukwekkende tuibrug van Millau op, die de vallei van de Tarn overspant. Daarmee heeft Frankrijk de hoogste brug ter wereld: van het wegdek tot het laagste punt op de grond kan je 270 meter tellen en de totale lengte is 2,45 km. Elke twee jaar wordt de brug afgesloten voor de lopers van een halve marathon, maar daarbuiten kan je er als wandelaar of fietser niet over. Wij proberen om zo dicht mogelijk bij de brug te komen maar worden tweemaal langs erg drukke wegen omgeleid. Vergeet het maar, op naar ander moois!

Een keteldal als een vulkaankrater

Tussen de Cévennes en de katharenroute liggen twee overgangsetappes. Op de eerste van l’ Espérou naar Clermont l’Hérault komen we, op aanraden van twee collega’s, voorbij de Cirque de Navacelles. Het is een unieke plek, die je absoluut niet mag missen als je in de buurt bent. Dit keteldal is ontstaan in een oude bocht van de rivier deVis, die het dal uitsleet in de kalksteen van de Causse de Larzac. Vanop het plateau daal je pijlsnel richting het dorpje St-Maurice-Navacelles, maar de cirque terug uitfietsen vergt de nodige volharding. De stijgingspercentages swingen de pan uit met geregeld pieken dik boven de 10 %. Bedankt voor de tip, collega’s, maar klimmen met een bepakte fiets of dat even met de wagen doen… een wereld van verschil!

Bij hun overgave kregen de verdedigers de keuze tussen zich bekeren tot het officiële christendom of de brandstapel.

De koningen van de hemel

Vanaf het station van Narbonne fietsen we een halve dag totdat de eerste katharenburcht, Aguilar, opdoemt, mooi gelegen op een heuveltop in een overweldigend landschap. Dat geldt ook voor de burcht van Queribus verderop, nabij Cucugnan. Die avond stranden we in een bijzonder leuk hotelletje in Duilhac, waar we verwend worden als middeleeuwse koningen en van waaruit we een prachtig zicht hebben op de burcht van Peyrepertuse. Voor één keer hebben we de fietstassen achtergelaten in het hotel en maar goed ook. De klim naar de burcht is slechts 5 km maar met percentages rond de 15 %. Niet verwonderlijk dat we vandaag de enigen zijn die op de fiets naar boven rijden. Vanop de parking is het nog eens goed 20 minuten te voet klauteren om de grote toegangspoort te bereiken. We zijn net op tijd om een show bij te wonen met de koningen van de blauwe lucht, arenden en gieren, en die van de nacht, de uilen. De drie dames weten het publiek guitig te animeren. Ze confronteren ons ook met een minder aangename boodschap: elke 8 minuten sterft er op aarde wel één of ander roofdier uit. Deze fietsreis doorheen alle natuurpracht doet ons ook inzien dat we onze leefomgeving moeten koesteren.

Ketters in de Pyreneeën

Vanuit verblijfplaats Foix willen we ook de bekende burcht van Montségur een bezoekje brengen, maar daarvoor moeten we de gelijknamige Col de Montségur beklimmen, van 540 m in Lavelanet naar 1560 m, een col die al meermaals is opgedoken in de Tour de France. De laatste 4 km gaat het pittig omhoog aan gemiddeld 9 %. De burcht zelf is nog 150 meter hoger gelegen op een rotsbult en enkel toegankelijk via een half uur durende wandeling langs een steil trappenpad. De ruïne is minder spectaculair dan Peyrepertuse, maar de ligging en het uitzicht op de wijde omgeving zijn dat des te meer. Gebouwd in het begin van de 13 de eeuw was de burcht een toevluchtsoord voor de katharen, die tijdens de inquisitie meedogenloos werden vervolgd. In 1244, na een tien maanden lange belegering, veroverde het koninklijke leger de burcht. Bij hun overgave kregen de verdedigers de keuze tussen zich bekeren tot het officiële christendom of de brandstapel. Naar schatting 200 katharen kozen vrijwillig voor het laatste.

OP WEG2020 | 5

etsreportage Cevennes - land van de katharen

Flinke klim naar de burcht van Montségur. Het ruwe hoogplateau van de Aubrac. FORMAAT - 176 x 84mm

Frans Baskenland

In Oloron-St-Marie, een gekende stopplaats voor Compostelafietsers, eindigt ons Pyreneeëntraject. Tot in Biarritz fietsen we door Frans Baskenland, een relatief ongekende en verlaten regio. Voor ons is het toch weer een ontdekking. Veel van de dorpen die we passeren bestaan uit typisch Baskische witte vakwerkhuizen met rode luiken. Overal is er wel een muur om pelote te spelen, de Baskische sport bij uitstek. Na een overnachting in St.- Palais bereiken we eindbestemming Biarritz. Het contrast tussen de stadsdrukte en de rust van de voorbije drie weken in de overweldigende natuur kan niet groter zijn.

PRAKTISCHE INFO

Route en bewegwijzering

De route doorheen de Causses en Cévennes (van Avignon tot Narbonne) is grotendeels zelf uitgetekend, voor zover wij weten bestaat er geen routeboekje van. Inspiratie voor enkele te volgen wegen en routes vonden we op het internet. Voor de tocht langs de katharenburchten haalden we onze mosterd in de Fietsgids KatharenBaskenroute, van Narbonne naar Biarritz van Peter van Rossum en Kees Mieras (uitgeverij Pirola, te koop in onze webshop).

Info

Wij logeerden in hotels, die we één of twee dagen vooraf via booking.com reserveerden. Onze heen- en terugreis verliep met de trein. Een gedetailleerd overzicht van onze etappes en logies vind je in de extra info bij deze reportage in de artikeldatabank van onze website.

ONLINE

This article is from: