8 minute read
De kus van God: zijn goedheid
DE KUS VAN GOD:
ZIJN GOEDHEID
IN EXODUS 34 LEZEN WE HOE GOD ZICHZELF BESCHRIJFT IN ZIJN ONTMOETING MET MOZES. HIJ IS GROOT VAN GUNST EN TROUW, GOEDHEID BEWARENDE VOOR DUIZENDEN.
Zou God ons een keer zat zijn en ermee op willen houden? Je zou dat haast denken als je het nieuws aanzet en merkt dat er telkens problemen zijn. Is het op de ene plek rustig geworden, dan ontvlamt er ergens anders ineens een oorlog. Zonde lijkt maar niet te stoppen.
Gelukkig hoeven wij daar niet over te beslissen, en God heeft geen kort lontje als het op zijn frustraties aankomt. Hij bedwingt zich. Hij heeft een ‘erech apayim’, ‘een lange neus’, schreef ik de vorige keer naar aanleiding van Exodus 34:6, Gods eigen verklaring over zichzelf aan Mozes. Alhoewel je zou verwachten dat God zijn gerechtigheid eens onbeteugeld los zou willen laten op aarde, houdt Hij zich in. Dat is nou onze God! Hij is niet als wij. Gelukkig maar. Hij laat zijn zon opgaan over bozen
en goeden tegelijk (Mattheüs 5:45). Zijn zachte linkerhand beteugelt zijn harde rechter.
TRANEN
Ik denk wel eens dat als God ons ziet, Hem de tranen in de ogen springen: tranen van liefde en verrukking, en misschien ook tranen van verdriet om onze zonden en situaties. Hij is zó bewogen met ons, zó begaan met ons, dat zijn hart smelt wanneer Hij ons aan ziet komen, waarna zijn woede in een ogenblik bedaart. De verloren zoon die thuiskomt, in de beroemde gelijkenis in Lukas 15, maakte dat mee. Nadat hij tot inkeer kwam en terugkeerde, was zijn vader zó verrukt om zijn zoon weer terug te hebben, dat hij hem om de nek vloog. Hij vergat dat zijn zoon van alles had uitgespookt wat niet door de beugel kan, en zijn erfenis had verkwanseld. Hij overlaadde zijn zoon met goedheid in plaats van hem de straf van gerechtigheid te geven. De vader vierde feest, liet het gemeste kalf slachten, herstelde de zoon in zijn eer en poogde ook zijn broer erbij te halen (Lukas 15:20-32).
De vader had er misschien wel recht op hem over de knie te leggen of weer weg te sturen, maar hij deed het niet. Zo is God, zegt Jezus. Hij kent ons probleem. Hij is blij ons te zien. Misschien was je bang voor de zweep maar kreeg je van Hem in plaats daarvan een zoen? Die kus van God op je voorhoofd is zijn goedheid, zijn vriendelijkheid, zijn grote liefde. Hij doet wat je niet verwacht.
RIJKDOM
Gods goedheid is overvloedig. Dat zegt God nadrukkelijk over zichzelf tegen Mozes, in Exodus 34 vers 6 en 7. Hij zegt dat Hij ‘groot van gunst en trouw’ is, ‘vriendelijkheid bewarende voor duizenden’.
Deze verklaring begint met de goedheid van God te versterken door er ‘rav’ (בַר) aan toe te voegen, ‘groot in’, ‘rijk aan’, en het gaat in vers 7 verder met ‘gunst bewarende voor duizenden’. Letterlijk staat er dat God van zichzelf zegt dat Hij ‘rijk aan vriendelijkheid, goedheid, gunst, affectie, en trouw, waarheid is’. Je krijgt er veel van wanneer je van Hem bent. Wanneer je thuiskomt loop je regelrecht zijn vriendelijkheid in. Dat overkwam de verloren zoon, die overdonderd moet zijn geweest door zijn vaders reactie. Je zou jezelf gewoon tekortdoen door niet in zijn armen te springen! Sterker nog, in contrast met de afrekening die God houdt over ongerechtigheid tot op het derde en vierde geslacht, staat de vriendelijkheid en goedheid van God aan duizenden, tot in duizend geslachten (Deuteronomium 7:9). Zijn goedheid is bij Hem (Psalm 130:7), het reikt tot aan de hemelen (Psalm 57:11) en de aarde is er vol van (Psalm 33:5)!
GODS ‘CHESED’
Misschien dat je nu denkt: o dat lijkt mij wel wat. Ik wil die goedheid wel. Doe mij maar een Ferrari! Die is je van harte gegund en misschien dat die nog komt. Maar welvaart is niet waar Gods goedheid over gaat. De goedheid van God is dat Hij met je is omdat je van Hem bent. Wie een verbond met God hebben, krijgen zijn ‘chesed’ op hun leven, Gods speciale gunst. Abraham, Jozef, David, Daniël, Esther, Nehemia, Debora en Maria hadden het. Omdat zij van God waren, waren zij zijn chasidiem ( םיִֽדיִסֲח ), zijn gunstgenoten, en
hadden zij zijn ‘chesed’, gunst (דֶסֶח ). Zo is heel Israël het volk van Gods ‘chesed’, staat er: het volk dat Hij zijn gunst gaf (Psalm 85:9), het volk dicht bij Hem ( ו֗בֹרְק־םַֽע , Psalm 148:14), zijn oogappel (Zacharia 2:8). Het verbond dat zij in de Sinaï met God aangingen, maakte hen het volk van zijn gunst en wie in Christus is, is ook een van zijn chasidiem.
Jeremia wist dat. Hij schreef daarom in ballingschap dat, ondanks dat het volk over de knie ging, zij vanwege de chasdé Adonai ( ֙הָוהְי יֵדְסַֽח ), de gunstbewijzen van de Here, niet waren omgekomen. Jeremia schreef er ook bij waarom: hij was niet vergeten wat God eeuwen eerder over zichzelf had gezegd tegen Mozes. Dus schreef hij: Want zijn barmhartigheden houden niet op ( ויָֽמֲחַר וּלָכ־אלֹ יִכּ). Elke morgen zijn zij nieuw (Klaagliederen 3:22-23)! Ook al ga je bij God over de knie, Hij blijft van je houden, wist Jeremia. Het woord voor ‘houden niet op’ betekent ook ‘zijn nooit uitgegeven’. God heeft geen gat in zijn hand, maar in de winkel van de wereld raakt Gods portemonnee nooit leeg. Die is elke ochtend weer vol.
GODS CHASIDIEM
Wanneer je eenmaal een van Gods chasidiem bent, dan heb je God aan je zijde en kun je aan zijn gunstbewijzen niet ontsnappen. Hij zal over je waken en je koesteren. Je kunt op Hem rekenen, op zijn bescherming en op alles wat je nodig hebt. Hij is trouw. Het is alsof God zijn hoofd uit de hemel steekt om te kijken of je iets nodig hebt en waarmee Hij je kan zegenen. Desnoods daalt Hij af en zoekt Hij je op om er zelf achter te komen (Exodus 3:7-8). Sterker nog, Hij maakt er een gewoonte van om zijn chasidiem met goedheid te bestoken: het Hebreeuwse werkwoord staat namelijk in de voortdurend voortgaande tijd (֙דֶסֶ֙ח רֵצֹנ).
God behoedt hun voeten (1 Samuel 2:9). Hij beschermt hun weg (Spreuken 2:8). Hij verlaat zijn chasidiem niet (Psalm 37:28). Hij bewaart hen en grist hen weg uit de hand van de goddelozen (Psalm 97:10). Al ben je als een pelikaan in de woestijn, God raakt je geen ogenblik kwijt (Psalm 102:7,14). Gods chasidiem verblijden zich in het goede van God (2 Kronieken 6:41). Vanwege Gods ‘chesed’ op hun leven, juichen zij met de hele schepping (Psalm 132:9, 145:10)!
Misschien dat er bij jou twijfels rijzen bij het lezen van Psalm 116:15. Heeft Hij zijn chasidiem wel echt op het oog? Hun dood is kostbaar voor Hem, zegt de psalmist. Is God zo verrukt over zijn gunstgenoten dat Hij ze bij zich wil hebben? De psalmist bedoelt hier niet dat God hun dood op het oog heeft, maar dat geen haar op hun hoofd gekrenkt zal worden zonder dat Hij het weet (Mattheüs 10:30). Tot aan hun dood kunnen zijn chasidiem op Hem rekenen en waakt Hij over hen.
Terwijl de Israëlieten door de hete woestijn zeulden en klaagden, wilde God Mozes overtuigen dat Hij goed is en het waard om achter Hem aan te gaan. Daarin klinkt een uitnodiging, ook voor jou: wil je een van Gods chasidiem worden? •
UITGEVOGELD
GEDREVEN DOOR ANGST
Wat zijn de primaire drijfveren van geestelijk leiders binnen, maar net zo goed buiten de kerk? Is het de roeping van God? Is het zijn liefde die het hart overweldigt? Dat is wel vaak het verhaal dat we samen hooghouden.
Dat onze motieven zuiver zijn en onze drijfveren geheiligd.
Henk Stoorvogel
In mijn werk met leiders merk ik keer op keer dat de werkelijkheid genuanceerder is. Natuurlijk willen veel geestelijk leiders dienen. Natuurlijk verlangen veel leiders ernaar om het goede te doen vanuit goede motieven. Maar wanneer ze in een veilige atmosfeer de gelegenheid krijgen om af te dalen tot de diepten van hun ziel, blijkt dat voor vrijwel iedereen angst een grote aanjager is voor datgene wat zij doen.
Het is mijn overtuiging dat dit ‘oké’ is. Het is prima wanneer ook christelijke leiders worden voortgedreven door een wonderlijke mix van overgave en verlangen, van toewijding en angst. Het wordt gevaarlijk wanneer leiders zelf niet doorhebben wat hun diepste drijfveren zijn en zichzelf blijven voorhouden dat het alleen Gods Geest is die hen leidt. Machtsmisbruik, manipulatie en tragisch conflict liggen dan op de loer.
ERKENNING Ik herken het bij mezelf. Ik hou zielsveel van God en ben ongelofelijk dankbaar dat ik met Hem mag leven. Tegelijk heeft de angst om verlaten te worden en de pijn van scheiding altijd een belangrijke invloed gehad op mijn drijfveren. Aan de wortel daarvan ligt het gegeven dat mijn biologische vader mij nooit erkend heeft als zijn zoon. Als reactie daarop is er iets in mij wakker geroepen dat de wereld wil laten zien dat ik het waard ben om te lief te hebben.
Niet iedereen heeft dezelfde angst. Bij de een ligt de angst vooral op het vlak van het bestaan. Een diepgevoelde bedreiging van het leven zelf maakt dat deze leiders vooral vanuit controle leiding willen geven. De wereld is voor hen pas veilig wanneer zij die voldoende kunnen beredeneren. Voor anderen is de grote angst om niet goed genoeg te zijn. Zij vrezen om door de mand te vallen en als te lui, te zondig of te slecht tevoorschijn te komen. Zij maskeren dit vaak door een geweldige werkethiek en trouw. Zolang zij hard genoeg werken kunnen andere mensen hun niets kwalijk nemen, is de overtuiging.
In mijn werk met leiders merk ik dat bovenstaande patronen realiteit zijn en tegelijk zo vaak als sociaal onwenselijk gezien worden in de praktijk van de kerk. Daarom worden er zaken verborgen en gaan leiders dubbellevens leiden; een leven voor de bühne en een leven in het verborgene. Met alle gevolgen van dien…
Het is mijn hartenwens om op het christelijk erf eerlijk te worden over de wonderlijke mix van onze drijfveren; geestelijk en menselijk, hemels en aards. Daar begint de route naar gezond geestelijk leiderschap.