DE KUS VAN GOD:
ZIJN GOEDHEID IN EXODUS 34 LEZEN WE HOE GOD ZICHZELF BESCHRIJFT IN ZIJN ONTMOETING MET MOZES. HIJ IS GROOT
VAN GUNST EN TROUW, GOEDHEID BEWARENDE VOOR DUIZENDEN.
40
Zou God ons een keer zat zijn en ermee op willen houden? Je zou dat haast denken als je het nieuws aanzet en merkt dat er telkens problemen zijn. Is het op de ene plek rustig geworden, dan ontvlamt er ergens anders ineens een oorlog. Zonde lijkt maar niet te stoppen. Gelukkig hoeven wij daar niet over te beslissen, en God heeft geen kort lontje als het
op zijn frustraties aankomt. Hij bedwingt zich. Hij heeft een ‘erech apayim’, ‘een lange neus’, schreef ik de vorige keer naar aanleiding van Exodus 34:6, Gods eigen verklaring over zichzelf aan Mozes. Alhoewel je zou verwachten dat God zijn gerechtigheid eens onbeteugeld los zou willen laten op aarde, houdt Hij zich in. Dat is nou onze God! Hij is niet als wij. Gelukkig maar. Hij laat zijn zon opgaan over bozen