8 minute read

POLITIEK De situatie na de verkiezingen

Helaas zien kiezers zich nog altijd geconfronteerd met gevestigde

partijen die vrijwel uitsluitend mensen uit het eigen kleine partijkader op de lijst zetten.

van talent van búiten partijen. Talent dat werkelijk de potentie heeft om vanuit expertise en ervaring maatschappelijk leiderschap te tonen, politiek gedachtegoed te vernieuwen en het troosteloze politieke jargon te doorbreken waar de kiezer zo ongelofelijk de buik van vol heeft. Mensen willen stemmen op kandidaten in wie ze vertrouwen hebben: mensen met kennis, ervaring, leiderschapskwaliteiten en gewoonweg een stevige en aantrekkelijke persoonlijkheid. Maar helaas zien kiezers zich nog altijd geconfronteerd met gevestigde partijen die vrijwel uitsluitend mensen uit het eigen kleine partijkader op de lijst zetten.

Dat is overigens niet alleen een links probleem. De VVD – nu nog de grote winnaar vanwege het rally-around-the-fl ag-in-crisistijdprincipe – grossiert hier eveneens in: in de top 20 van de kandidatenlijst voor 17 maart hadden maar liefst 9 kandidaten een achtergrond als politiek assistent bij de VVD. Doorgewinterde insiders dus. Het tv-programma Nieuwsuur legde al pijnlijk bloot dat er in de top 10 van de VVD-lijst welgeteld 0 jaar ondernemerservaring te vinden was. Geen wonder dat charlatans als Joost Eerdmans de kans krijgen zich op te werpen als hoeder van het ondernemersbelang.

Zo’n zelfde trend is zichtbaar bij de PvdA, een inmiddels toch wel defi nitief tanende klassieke volkspartij. Op de kandidatenlijst van de sociaaldemocraten prijkten deze verkiezingen vooral namen uit de eigen gelederen: in de top 30 ging het om maar liefst 15 raadsleden, wethouders of (oud-) vertegenwoordigers van de eigen jongerenafdeling. En dan tellen we de zittende Kamerleden nog niet eens mee. Zo’n lijst is geen aantrekkelijke kandidatenmix voor het bredere electoraat, hoe betrouwbaar deze mensen in de praktijk misschien ook mogen zijn.

Dit probleem raakt links meer dan rechts, omdat juist links-progressieve kiezers inhoudelijk georiënteerd zijn en zoeken naar een aansprekend toekomstperspectief. Rechtse kiezers hebben minder behoefte aan idealistische vergezichten: voor hen mag alles bij het oude blijven.

Het is juist voor links-progressieve politiek belangrijk dat het verhaal verteld wordt door mensen met een stevig fundament. Een politiek ambt mag door politici zelf misschien worden beschouwd als ‘geen gewone baan’, maar het is wel degelijk een ambt waar serieuze maatschappelijke en werk-gerelateerde kwalifi caties relevant voor zijn. Ik ken bijvoorbeeld geen enkele bèta-opgeleide kiezer die níet elke verkiezing de lijsten afspeurt naar die ene ingenieur die ook écht verstand heeft van big tech.

En een arts zou heel graag een keer stemmen op iemand die ècht weet hoe is het om aan de operatietafel te staan, niet op de zoveelste bestuurskundig adviseur van de Nederlandse Patiëntenfederatie.

Maar helaas melden deze mensen zich niet uit zichzelf bij de gevestigde politieke orde. Bij de PvdA stelden deze verkiezingen slechts 173 kandidaten in totaal zich beschikbaar voor het Kamerlidmaatschap, waarvan er 47 op de lijst belandden. Bij progressieve middenpartij D66 –nu toevallig even de grote winnaar– waren dat er rond de 200, met een uiteindelijke lijst van 71 namen. Dat is in beide gevallen bedroevend weinig. Het grote gevaar van een dergelijke schrale aanwas is dat partijleden in het oude narratief van het partijkader blijven hangen, in plaats van deze te vernieuwen en aan te passen aan de gewijzigde electorale omstandigheden. De veel te kleine poel waaruit gevist wordt, dát zou het grootste hoofdpijndossier van progressief-links moeten zijn.

De uitslag van 17 maart is wat dat betreft een teken aan de wand. Het is zorgwekkend dat een ooit brede volkspartij als de PvdA de steun van de stedelijke intellectuele elite definitief kwijt lijkt te zijn. De sociaaldemocratie voer juist altijd op de verbinding tussen sociaaleconomische verheffing enerzijds en een optimistisch cultureel en maatschappelijk geloof in vooruitgang anderzijds.

En juist dat optimistische vooruitgangsdenken is bij links nu ver te zoeken. De hoop, de ambitie en het vertrouwen in de toekomst dat Sigrid Kaag en Volt in hun campagnes aan de dag legden, bieden de kiezer logischerwijs meer inspiratie dan de verongelijkte toon van links over dat ‘er dingen scheef zijn gegroeid’ en dat er ‘te veel ongelijkheid is in de samenleving’. Ze hebben de feiten aan hun kant, daar niet van. Maar niemand wil toch stemmen op een clubje zwartkijkers? Bovendien denken kiezers: ‘als de wereld kennelijk zo’n zooitje is, waarom hebben jullie er dan niet eerder iets aan gedaan?’ GroenLinks had in 2017 immers mee kunnen regeren. En de erfenis van Rutte II is voor de PvdA nooit ver weg…

Zie hier het grote democratisch tekort van deze tijd: de slimste jongens en meisjes van dit land kiezen allang niet meer voor de politiek. Er valt immers weinig werkplezier te behalen als je je eerst tien jaar moet inlikken bij infantiele partijbestuurders die vanuit een misplaatst egocentrisch machtsgevoel allerlei positietjes in een partij bezet houden. Het amateurisme in het wervings- en selectiebeleid van de gemiddelde Nederlandse politieke partij is zorgwekkend. Het schrikt elke buitenstaander met een beetje potentie enorm af. Waarom verwachten we van gewone werkgevers wél dat ze capabele mensen rekruteren op basis van aantoonbare kennis, ervaring en vaardigheden, maar kan elke nitwit voorzitter van de lokale partijafdeling worden?

Het wordt dus tijd dat links de macht die hun nog rest werkelijk gaat delen. Deze mag niet langer vanzelfsprekend worden verdeeld onder de trouwe grondsoldaten die binnen de muren van de partij tot wasdom zijn gekomen.

Misschien is dat ook wel de belangrijkste les uit de winst van Sigrid Kaag. Een relatieve buitenstaander, een topdiplomaat met een flink cv, bleek als enige progressieve kandidaat een werkelijke uitdager van Rutte te zijn. En daarmee direct het glazen plafond verder aan diggelen te slaan. die zich niet schamen voor hun intellectuele vermogens en die hun rol in de maatschappelijke voorhoede dúrven te pakken. Dat is niet elitair. Dat is gewoon leiderschap.

Om dat voor elkaar te krijgen, wordt het tijd dat Nederlandse politieke partijen eindelijk eens serieus werk maken van professioneel HR-beleid.

HR-beleid dat mensen die zich buiten de politiek hebben bewezen, aanmoedigt om zich kandidaat te stellen voor het Kamerlidmaatschap, zonder dat zij zich direct moeten laten insnoeren door wurgende partijtradities. Én een beleid dat jonge partijtijgers die op 25-jarige leeftijd al met meel in de mond praten over koopkrachtplaatjes en ‘gelijke kansen voor iedereen’ (een totaal nietszeggende term), met een grote schop onder hun kont nog even tien jaar de wijde wereld in stuurt.

Gelukkig is er – tot slot – ook goed nieuws… Het gaat namelijk de goede kant op met de positie van vrouwen in de politiek. Hun aandeel in de nieuwe Tweede Kamer groeit in 2021 van 35 naar 39 procent en het feit dat de strijd tegen seksisme en racisme inmiddels openlijk in de politieke arena wordt gestreden is winst. Dit kan veel goede mensen, en in het bijzonder vrouwen en mensen van kleur, over de streep trekken om zich toch een keer aan een politiek ambt te wagen. Maar het is daarbij wel belangrijk dat er door politieke partijen werkelijk ruimte wordt gemaakt voor nieuwe blikken en perspectieven. Want met het schuiven van posten bínnen het partijkader alleen komt links er niet. O

Ik ken bijvoorbeeld geen enkele bèta-opgeleide kiezer die níet

elke verkiezing de lijsten afspeurt naar die ene ingenieur die ook écht verstand heeft van big tech.

Vrouwen

VERVOLGING

In De heks van Limbricht, een historische roman naar het waargebeurde verhaal van Entgen Luijten uit de tweede helft van de zeventiende eeuw, schetst schrijfster Susan Smit het leven van de laatste vrouw die in Nederland als heks werd aangeklaagd. Heksenvervolgingen worden vaak afgedaan als incidenten rond kruidenvrouwtjes. In werkelijkheid was het een grootschalige, uitgekiende methode van de heersende machten om mondige vrouwen het zwijgen op te leggen. Het in de ik-vorm geschreven boek sleept je mee de kerkers in en neemt je mee in de angst en boosheid van Entgen. Voor OPZIJ schetst Susan de achtergrond van wat niet minder dan een middeleeuwse feminicide was.

DOOR SUSAN SMIT Al sinds mijn jeugd heeft het woord ‘heks’ voor mij een stoutmoedige bijklank. Het klinkt naar onafhankelijkheid, kracht, vrijheid. Iets rondom dat woord bruist van avontuur en eigenzinnigheid. Mijn eerste boek, dat in 2001 verscheen, noemde ik daarom precies zo: Heks. Ik beschreef erin hoe ik in een jaar tijd leerde begrijpen wat hekserij, of ‘de oude religie’ zoals ik het graag noem, inhield (een Europese voorchristelijke, vredelievende natuurreligie) en waarom ik me liet inwijden als heks. Twintig jaar later is het nog steeds in druk en krijg ik wekelijks vragen van vooral jonge vrouwen. In mijn naïviteit dacht ik toen dat ik met dat goedbedoelde boek het woord ‘heks’ wel even zou bevrijden van elke negatieve connotatie en dat ik er een geuzennaam van kon maken. Maar de wenkbrauwen gaan nog altijd omhoog als ik beaam dat ik een moderne heks ben. Ik rekende buiten de eeuwenlange demonisering door de christelijke kerk, die ik weleens de ‘best geslaagde lastercampagne ooit’ noem, en die ons op een diep niveau nog steeds angst inboezemt. In de officiële stukken van heksenprocessen staat keer op keer dat de verdachte in kwestie ‘een scherpe tong’ heeft of ‘vlot van tong’ is. De vrouwen die werden aangewezen als heks waren mondige vrouwen. Vaak waren ze als alleenstaande vrouw of weduwe vrij van mannelijke bemoeienis. Op leeftijd. Eigenzinnig. Ze voorzagen in hun eigen onderhoud. Ze waren wat je noemt ‘lastige vrouwen’. De heks belichaamt een vrouw met macht in zichzelf, die bevrijd is van alle mannelijke overheersing en beperking. Zij is de ongehoorzame of ongebondene te midden van een patriarchaat. Zij is de vrouw met iets te vrije (seksuele) opvattingen binnen de kerkelijke gemeenschap. Zij is, met andere woorden, de vrouw die het systeem trotseert of ervoor kiest zich er afzijdig van te houden en haar eigen weg te gaan. Goedbeschouwd waren heksen de eerste feministen. Heksenvervolging was een bloederige uitwas van vrouwenhaat, niets minder dan een oorlog tegen vrouwen, een feminicide, uitgesmeerd over enkele eeuwen.

De onderdrukking van de vrouw is – hier in Europa en over de hele wereld, toen en nu nog steeds – geworteld in, en aangejaagd door religie. Het christendom is niet van de ene op de andere dag de

This article is from: