20 minute read

WETENSCHAP Wetenschappers aan de top

In de

PRIJZEN

De opmars van excellente vrouwen aan de wetenschappelijke top wordt steeds duidelijker zichtbaar. Dat kan ook eigenlijk niet anders met het grote aantal vrouwen dat zich inschrijft voor nagenoeg alle studierichtingen. Daardoor stijgt ook het aantal wetenschappelijke promoties van vrouwen. Dit laatste is Ammodo niet ontgaan. Deze aan de KNAW gelieerde organisatie reikt sinds 2015 om het jaar aan acht wetenschappers de Science Award for fundamental research uit. Deze internationaal erkende wetenschappelijke prijs, waaraan een onderzoekssubsidie is gekoppeld van 300.000 euro per persoon, is de afgelopen vier edities steeds uitgereikt aan een gelijk of groter aandeel vrouwelijke laureaten. OPZIJ sprak de vier vrouwen die de Ammodo Science Award for fundamental research 2021 wonnen.

DOOR LISETTE ALBERTI ILLUSTRATIES DAPHNE VAN DEN HEUVEL Hoe zou je jouw werk en onderzoek uitleggen aan iemand die niets van jouw veld weet? “Ik werk aan een therapie voor Duchenne spierdystrofie, een ernstige spierziekte die vooral voorkomt bij jongetjes, die daardoor voor hun twaalfde in een rolstoel komen en vaak voor hun dertigste overlijden. De ziekte wordt veroorzaakt door een fout in het dystrofine gen, waardoor de gencode onleesbaar wordt. De therapie waaraan ik werk probeert de gencode weer leesbaar te maken, zodat er een deels functioneel eiwit gemaakt kan worden in plaats van helemaal geen eiwit. Op dit moment is de therapie goedgekeurd in de VS en Japan, maar nog niet in Europa.”

Welke nieuwe kansen brengt het winnen van de Ammodo Science Award met zich mee? “De therapie werkt nog niet goed genoeg, en om deze te kunnen verbeteren is meer inzicht nodig in hoe de dystrofine gencode wordt verwerkt tot eiwit. Hier is nog weinig over bekend, behalve dat het voor het dystrofine gen enorm ingewikkeld is. Deze prijs stelt mij in staat om fundamenteel onderzoek te doen naar dit proces. Met de inzichten die hieruit voortkomen kan de therapie worden verbeterd. Momenteel is het een ondoorzichtig systeem waarbij we willekeurig aan knoppen draaien en kijken wat er gebeurt. Het is natuurlijk veel efficiënter als we weten waar de knoppen voor dienen.”

Wat is de grootste uitdaging die je tot nu tegen bent gekomen in je onderzoek? “Op het moment dat wij onze therapie wilden testen in patiënten was het veld daar nog niet klaar voor. Om te meten of de therapie werkte, hadden we een functionele maat nodig die kon aangeven of de spierzwakte bij behandelde patiënten minder afnam dan bij niet behandelde patiënten. Maar die maat was er niet. We moesten dus eigenlijk het vliegtuig bouwen terwijl we erin vlogen. Achteraf heeft dat

Annemieke Aartsma-Rus

(1977), hoogleraar Translationele Genetica bij het Leids Universitair Medisch Centrum. Het onderzoek van Aartsma-Rus naar de ziekte van Duchenne leidde tot een ontwikkeling die het ziekteverloop van Duchenne kan vertragen.

niet goed uitgepakt. Echter, het alternatief, eerst zo’n methode ontwikkelen en testen, zou jaren werk zijn. Als je weet dat er elke dag ergens een Duchenne-patiënt een spierfunctie onherroepelijk verliest, is dat ook geen optie. Mijn boodschap is dan ook dat mensen die aan therapieën werken voor zeldzame ziektes óók al aan de uitkomstmaten moeten denken en niet pas als ze een studie op proefpersonen gaan doen.”

Is jouw werk veranderd in de coronatijd? “Het lab is een paar maanden dicht geweest, waardoor we vertraging hebben opgelopen. Momenteel mogen we een bezetting van veertig procent op het lab hebben, waardoor we in elk geval de belangrijkste dingen weer kunnen doen. Maar de vertraging neemt natuurlijk alleen maar meer toe. Verder is er een tekort aan labspullen door een combinatie van heel veel testen voor coronabesmettingen en productieproblemen door de lockdowns wereldwijd. Het is nu dus vooral een tijd van prioriteiten stellen. Vooral voor onderzoekers in opleiding, promovendi en mensen op tijdelijke contracten is dit lastig. “Tegelijkertijd is het ook een zware tijd voor patiënten. Zij hebben ademhalingsproblemen en zitten in een hoog-risico-categorie. Zij nemen geen enkel risico en zitten in een vrijwillige lockdown. Sommigen zijn al meer dan een jaar het huis niet uitgekomen.”

Hoe ziet jouw academische loopbaan er tot nu toe uit? “Ik heb eerst promotieonderzoek gedaan bij de Universiteit Leiden (2000-2005). Hierbij lukte mijn basisonderzoek niet goed, omdat de te gebruiken techniek niet werkte en de hypothese niet klopte. Als bijproject kreeg ik de therapie waar ik nog steeds aan werk, en omdat dat wel zeer voorspoedig verliep werd het mijn hoofdproject. In 2004 begon ik als postdoc bij het LUMC. In die tijd werd ook de eerste klinische studie met de therapie voorbereid en uitgevoerd, dus dat was een vrij unieke kans om hier nauw bij betrokken te zijn. Vervolgens ben ik via groepsleider, hoofddocent en hoogleraar geworden in 2015. Maar in feite werk ik dus nog steeds aan hetzelfde onderzoek als waar ik twintig jaar geleden aan begon. Er zijn inmiddels wel zoveel vorderingen gemaakt dat het werk er nu heel anders uitziet dan destijds.”

Wilde je altijd al in de wetenschap werken? “In elk geval sinds ik een jaar of twaalf, dertien was. Ik wist toen ook al dat ik in het biomedische veld wilde werken.”

Heb je een advies voor jonge – vrouwelijke – academici? “Zorg dat je een goede mentor hebt. Ik heb het geluk gehad dat het afdelingshoofd van toen, Gertjan van Ommen, die helaas eind vorig jaar is overleden, dit voor mij wilde zijn. Het is fi jn om iemand te hebben om mee te spiegelen en advies te vragen. Dit hoeft niet per se iemand van je

afdeling te zijn – zorg dat het iemand is met wie je een klik hebt. Veel mensen zullen graag bereid zijn je te helpen als mentor als je het ze vraagt. “Geloof in je eigen kunnen en communiceer je ambities met je begeleiders. Ga er niet vanuit dat zij zien hoe goed je bezig bent, hoe hard je werkt en wat je bereikt en wat je wilt als je ze dat niet vertelt. Bij ambities is het ook belangrijk om realistisch te zijn. Wat zijn de voorwaarden voor bijvoorbeeld een promotie naar een hogere positie? Of een nominatie voor een prijs? Kom met bewijzen dat je aan de voorwaarden voldoet. Bereid zo’n gesprek ook goed voor. Wat voor vragen of reacties denk je te kunnen verwachten? Laat zien dat je goed hebt nagedacht over mitsen en maren. “Sowieso is goede communicatie belangrijk. Veel dingen gebeuren onbewust – ga tot het tegendeel bewezen is ervan uit dat mensen het beste met je voor hebben en (lachend) het fi jn vinden erop gewezen te worden dat ze je bijvoorbeeld vergeten zijn in een dankwoord of bij nominaties voor een prijs.”

Wie is jouw wetenschappelijke voorbeeld of inspiratie? “Ik heb enorm veel respect voor wetenschappers die heel veel bereikt hebben zonder daarbij een enorm ego te hebben ontwikkeld. Een goed voorbeeld is Nathalie Goemans uit Leuven, een van de meest bescheiden personen die ik ken. Zij heeft de patiëntenzorg voor Duchenne-patiënten opgezet in Leuven, en ook veel infrastructuur gebouwd voor het doen van klinische studies. Ze verliest nooit de wensen en problemen van patiënten uit het oog. Verder inspireren en motiveren Duchenne-patiënten mij enorm. Zij focussen zich op wat ze nog kunnen en hebben en genieten daarvan in plaats van dat ze kijken naar wat ze niet meer kunnen. Ze hebben veel redenen om bij de pakken neer te zitten maar doen dat niet. Ik voel me bevoorrecht om te mogen werken in dit veld.” Hoe zou je jouw werk en onderzoek uitleggen aan iemand die niets van jouw veld weet? “Wij maken materialen, een soort plastics, die we kunnen toepassen in het lichaam. Dit is chemie, scheikunde. Daarbij bouwen we deze materialen op in het laboratorium vanuit kleinere moleculaire bouwstenen. Je kunt het vergelijken met het bouwen van bouwwerken gebruikmakend van lego-steentjes. In het laboratorium bestuderen we vervolgens hoe deze materialen zich in aanwezigheid van cellen kunnen gedragen, we willen de biologische processen van regeneratie en ziekte ontrafelen. Dit deel van mijn werk is meer biologisch, biomedisch van aard. Dit doen we bijvoorbeeld door te proberen nierweefsel te maken uit stamcellen. Deze stamcellen sturen we dan richting nierweefsel door gebruik te maken van onze materialen. Ook onderzoeken we in ons laboratorium hoe we medicijnen kunnen afgeven vanuit deze materialen. Bijvoorbeeld anti-kankermedicijnen om metastasen in de buikholte aan te pakken, of medicijnen die het hart zouden moeten kunnen herstellen na een hartinfarct. Dit onderzoek is multidisciplinair en wordt, niet geheel onbelangrijk, gedaan in een groot team van

Patricia Dankers

(1978), hoogleraar Biomedische Materialen & Chemie aan de Technisch Universiteit Eindhoven. Dankers onderzoekt en ontwerpt synthetische biomaterialen. Zo konden er door haar onderzoek hartkleppen en bloedvaten, en synthetische hydrogelen voor het kweken van stamcellen van synthetische biomaterialen gemaakt worden.

onderzoekers met verschillende achtergronden en expertises; dat maakt het zeer boeiend en divers. “Als hoogleraar is het mijn doel om jonge mensen op te leiden. Dit doe ik via onderzoek, zoals hierboven beschreven, maar ook via colleges, practica, werkcolleges, gesprekken en samenwerkingen.”

Welke nieuwe kansen brengt het winnen van de Ammodo Science Award met zich mee? “Graag zou ik de komende jaren een nieuwe richting willen exploreren. Zou het mogelijk zijn om de materialen en technieken, die we ontwikkeld hebben en gebruiken bij het kweken van menselijke en dierlijke (stam)cellen, ook te gebruiken om plantencellen mee te kweken?”

Wat is de grootste uitdaging die je tot nu tegen bent gekomen in je onderzoek? “Dat is om mijn enorme enthousiasme te temperen, te controleren. Ik vind veel interessant en het is daarom een uitdaging voor mij om ervoor te zorgen dat we als onderzoeksgroep de juiste richtingen blijven exploreren. Dat grensvlak tussen de chemie en biologie vind ik echt prachtig. Ik kan hier wel uren over lezen en praten.”

Hoe is jouw onderzoeksveld veranderd in de coronatijd? “Gelukkig kunnen we nog redelijk doorgaan met het werk op het laboratorium. Dus het onderzoek loopt wel door. Alleen is het contact met de bachelor- en masterstudenten echt minimaal. Dit vind ik enorm jammer, omdat wij er zijn om jonge mensen op te leiden. Om een voorbeeld te geven: we geven colleges online, en er zijn nauwelijks nog practica of werkgroepen. Er is weinig persoonlijke interactie die wel heel belangrijk is bij het opleiden van jonge mensen. “Daarnaast zie ik dat ook het groepsgevoel van de onderzoeksgroep aan het veranderen is en al gedeeltelijk is veranderd. Dat komt omdat we sinds een jaar niet of nauwelijks met de hele groep bijeen zijn geweest, alleen online. Dit vermindert zeker de sociale cohesie. Mijn streven is om dit zo snel mogelijk weer terug te krijgen als we weer wat meer mogen.”

Hoe ziet jouw academische loopbaan er tot nu toe uit? “Ik heb alle stapjes van de academische ladder beklommen. In 1996 ben ik scheikunde gaan studeren in Nijmegen. In 2002 startte mijn eerste promotieonderzoek in de technische natuurwetenschappen aan de Technische Universiteit Eindhoven. Nadat ik in mei 2006 gepromoveerd was, begon ik datzelfde jaar mijn tweede promotieonderzoek in Medische Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen en het Universitair Medisch Centrum daar. In 2008 werd ik benoemd tot universitair docent bij de Technische Universiteit Eindhoven. Daarna maakte ik een uitstap naar het buitenland en was ik visiting professor en onderzoeker aan de Northwestern University in Chicago. Ik ging in 2011 terug naar de Technische Universiteit Eindhoven en in 2017 kreeg ik mijn huidige titel: hoogleraar Biomedische Materialen & Chemie aan de Technische Universiteit Eindhoven.

Wilde je altijd al in de wetenschap werken? “Ja, ik denk het eerlijk gezegd wel. Als kind schreef ik al ‘professor’ in een vriendenboekje bij ‘wat wil je later worden?’. Dit is zo’n 32 jaar geleden. Daarnaast is mijn vader een enorme techneut: hij was werktuigbouwkundige. Ik denk dat ik die liefde voor materialen en techniek van hem heb. Als kind was ik ook enorm geïnteresseerd in de natuur. Ik wilde weten hoe planten groeien en hoe vogels vliegen. Ik zat als kind al bij de jonge onderzoekers in mijn geboorteplaats Helmond.”

Heb je advies voor jonge – vrouwelijke – academici? “Dat heb ik zeker! Volg je hart, je passie, en werk hard. Haal daarnaast voldoening uit ieder stapje wat je maakt. Het is zo’n prachtige baan, een soort levenswijze, die je zelf helemaal kunt inrichten en vormen zoals je wilt. De zelfstandigheid in deze baan is zo groot. En wie wil er nu niet iedere dag nieuwe kennis vergaren, nieuwe dingen ontdekken, en altijd werken met jonge, enthousiaste, intelligente en inspirerende mensen? Dit advies geldt voor iedereen, ongeacht afkomst of geslacht.”

Wie is jouw wetenschappelijke voorbeeld of inspiratie? “Daar kan ik heel kort in zijn: dat is mijn promotor Bert Meijer. Hij heeft mij laten zien hoe prachtig het is om onderzoek te doen. Hij heeft een enorme liefde voor moleculen. Dat heeft hij zeker aan mij doorgegeven. Zijn passie om jonge mensen op te leiden, en altijd hun belangen en carrières voor op te zetten is zo’n geweldige inspiratiebron voor mij, dat ook ik graag deze filosofie verder doorzet.”

‘Wie wil er nu niet iedere

dag nieuwe kennis vergaren, nieuwe dingen ontdekken, en altijd werken met jonge, enthousiaste, intelligente en

inspirerende mensen. Dit advies geldt voor iedereen ongeacht afkomst of geslacht.’

Hoe zou je jouw werk en onderzoek uitleggen aan iemand die niets van jouw veld weet? “Ik doe onderzoek naar hoe we ons economisch systeem kunnen veranderen om ons zo dichter bij de idealen van rechtvaardigheid en democratie te brengen. Dit betekent het onderzoeken van de geschiedenis van het huidige gedachtegoed – waar komen de ideeën die ons huidige economische systeem leiden precies vandaan? – en structurele vragen, bijvoorbeeld: hoe kunnen bedrijven op een democratische manier functioneren? Dit gebeurt allemaal in nauwe samenwerking met de empirische, sociale wetenschappen.”

Welke nieuwe kansen brengt het winnen van de Ammodo Science Award met zich mee? “Ik zou heel graag meer niethedendaagse en niet-westerse stemmen in het debat rondom democratie op de werkvloer willen introduceren – om te ontdekken hoe eerdere denkers hebben geschreven over de alternatieve manieren van het organiseren van werk, en samen te werken met denkers die niet uit ‘het Westen’ komen.”

Wat is de grootste uitdaging die je tot nu tegen bent gekomen in je onderzoek? “De samenvoeging van empirisch en fi losofi sch werk betekent vaak dat je heel veel academische literatuur moet lezen en dat het wel even kan duren voor je de goede delen van een onderzoek vindt, ook omdat academisch onderzoek in zo ontzettend veel sub-velden, verdeeld is. Ik ben uiteindelijk co-auteur met academici uit andere velden omdat niemand deze vragen in z’n eentje kan beantwoorden.”

Is jouw werk veranderd in de coronatijd? “Alles gaat nu natuurlijk online, waardoor sommige plannen voor empirisch onderzoek van een postdoc en PhD’s in mijn groep zijn gecanceld. Ook zijn er veel minder mogelijkheden om ideeën uit te wisselen, bijvoorbeeld op conferenties. Zelfs als het o ciële deel van een conferentie online wel plaats kan vinden, is er nog steeds te weinig ruimte voor de informele onderdelen, terwijl daar, door met anderen te praten, juist vaak nieuwe ideeën ontstaan.”

Hoe ziet jouw academische loopbaan er tot nu toe uit? “Ik heb in best wel veel landen gewerkt en ben pas recentelijk vast in dienst gegaan. Als vrouw met een interdisciplinaire focus binnen fi losofi e – wat een nogal door mannen gedomineerd veld is en waar mensen interdisciplinaire benaderingen niet altijd waarderen – heb ik het niet altijd even makkelijk gehad, maar ik heb gelukkig altijd een plek kunnen vinden waarbij ik me kon

Lisa Herzog

(1983), hoogleraar Politieke Filoso e aan de Rijksuniversiteit Groningen. Herzog onderzoekt vanuit loso sch perspectief hoe morele en democratische normen een rol spelen in onze economische systemen.

Rivke Jaffe

(1978), hoogleraar Stadsgeogra e aan de Universiteit van Amsterdam. Jaffe onderzoekt hoe interventies in de stedelijke ruimte die bedoeld zijn om veiligheid te creëren, ook kunnen leiden tot sociale ongelijkheid.

richten op de onderwerpen waar ik onderzoek naar wilde doen.”

Wilde je altijd al in de wetenschap werken? “Nee, lang wilde ik óf in internationale ontwikkelingssamenwerking óf beleidsvorming werken. Nu geef ik af en toe beleidsadvies, wat een leuke toevoeging is aan mijn wetenschappelijk werk.”

Heb je een advies voor jonge – vrouwelijke – academici? “Zoek een netwerk van gelijkgezinde collega’s, voor mentale en praktische support. Als ik dat niet had gehad, zou ik niet zijn waar ik nu ben (dank jullie wel, jullie weten wel wie ik bedoel).”

Wie is jouw wetenschappelijke voorbeeld of inspiratie? “Hannah Arendt (Duits-Amerikaanse Joodse fi losofe en politiek denker – red.) is een van hen, ook al ben ik het niet altijd met haar eens. Maar ze is een fantastisch zelfstandige denker die nooit aarzelde om haar argumenten te volgen, waar ze haar ook zouden brengen.” Hoe zou je jouw werk en onderzoek uitleggen aan iemand die niets van jouw veld weet? “Ik doe onderzoek naar het alledaagse stadsleven: ik wil begrijpen hoe stadsbewoners samenleven, en hoe ze betekenis geven aan elkaar en aan hun woonomgeving. Ik doe mijn veldwerk in steden en kijk daarbij vooral hoe stedelijke ongelijkheid en machtsprocessen vorm krijgen in alledaagse ontmoetingen, uitspraken of opvattingen. De rode draad in mijn onderzoek is stedelijke politiek in brede zin: de power struggles die gevoerd worden in de stedelijke ruimte en de onderliggende culturele processen die macht legitimeren. In mijn onderzoek leg ik dan ook een sterke nadruk op de culturele dimensie van het stadsleven: hoe krijgen onze stedelijke ervaringen betekenis via populaire cultuur, hoe worden ze verbeeld in muziek of beeldcultuur? Maar ik kijk ook naar de rol van materiële objecten, technologieën of zelfs dieren – wat is de rol van zulke ‘niet-menselijke entiteiten’ in het vormgeven van de ‘menselijke’ werkelijkheid? Hoe maken ze bepaalde vormen van stedelijke ongelijkheid mogelijk, of juist onmogelijk?

Welke nieuwe kansen brengt het winnen van de Ammodo Science Award met zich mee? “Met deze prijs ga ik mijn onderzoek naar de rol van dieren in de stad ontwikkelen. Binnen onderzoek naar stedelijke ongelijkheid rondom veiligheid kijken we vooral naar de relaties tussen mensen. Ik wil onderzoeken hoe het gebruik van politiehonden die relaties beïnvloedt. Hoe worden zulke dieren getraind en ingezet, en krijgen ze daarbij menselijke vooroordelen over wie een bedreiging is aangeleerd?”

Wat is de grootste uitdaging die je tot nu tegen bent gekomen in je onderzoek?

‘Kritische zelfreflectie is een belangrijk element in het wetenschappelijk proces – je moet altijd nog

een keer naar je eigen onderzoek kijken en jezelf afvragen of het niet nóg beter kan.’

“Het verwerven van onderzoeksfinanciering – zonder externe financiering is het bijna onmogelijk om grotere projecten op te zetten naast de druk van het geven van onderwijs en je bestuurstaken. Veel van de subsidiegevers verwachten dat onderzoeksresultaten direct toegepast kunnen worden en vereisen samenwerking in consortia van maatschappelijke partners en het bedrijfsleven. Het mooie van sociaalwetenschappelijk onderzoek is dat het vaak vanzelf al heel maatschappelijk relevant is, maar de sterke nadruk op toepassing maakt het moeilijker om ongebonden onderzoek te doen – daarom is deze Award voor fundamenteel, door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek ook zo fantastisch.”

Is jouw werk veranderd in de coronatijd? “Mijn veldwerk ligt voorlopig stil, maar gelukkig had ik net een aantal grote projecten afgerond – ik had juist veel materieel liggen en wilde toch vooral gaan schrijven. Nou kwam daar door de sluiting van de scholen ook niet altijd evenveel van terecht, maar ik prijs me gelukkig dat ik niet net een groot project ging opstarten of overhaast moest stoppen met veldwerk.”

Hoe ziet jouw academische loopbaan er tot nu toe uit? “Na mijn promotieonderzoek naar milieuproblematiek in Caraïbische steden (2006) heb ik mijn onderzoeksterrein verbreed richting meerdere stedelijke vraagstukken, onder andere over criminaliteit en veiligheid. Met een veni-subsidie van NWO heb ik onderzoek gedaan naar de staatachtige rol van criminele organisaties in achterstandswijken in Jamaica. De onderzoeksubsidies die ik hierna van NWO en de European Research Council ontving maakten het mogelijk een eigen onderzoekslijn uit te zetten, steeds gericht op de alledaagse, culturele en materiële dimensies van stedelijke macht en ongelijkheid. Het grootste onderzoek bestudeerde het veranderende veiligheidslandschap in vijf steden; twee andere projecten onderzochten de populaire cultuur van de illegaliteit en zogeheten slumtoerisme. In 2015 werd ik verkozen tot lid van De Jonge Akademie van de KNAW, en in 2016 werd ik tot hoogleraar benoemd aan de UvA, waar ik nu leidinggeef aan de ongeveer twintig mensen van de programmagroep stadsgeografie.”

Wilde je altijd al in de wetenschap werken? (lachend) “Nee, ik wilde eerst voor de Wereldbank gaan werken om die van binnenuit te veranderen. Nu probeer ik de universiteit van binnenuit te veranderen.”

Heb je een advies voor jonge – vrouwelijke – academici? “Kritische zelfreflectie is een belangrijk element in het wetenschappelijk proces – je moet altijd nog een keer naar je eigen onderzoek kijken en jezelf afvragen of het niet nóg beter kan. Dat hoort erbij. Maar ik zie – veel minder dan bij oudere mannelijke wetenschappers – bij veel jonge vrouwelijke academici dat ze soms te veel aan zichzelf twijfelen, terwijl ze ontzettend goed zijn. Geloof in jezelf en probeer een netwerk van gelijkgestemde, supportive peers te vinden. De universiteit heeft jullie hard nodig!”

Wie is jouw wetenschappelijke voorbeeld of inspiratie? “De Jamaicaanse hoogleraar antropologie Barry Chevannes. Hij was werkzaam aan de University of the West Indies, waar ik in het verleden ook werkte. Hij is helaas overleden. Hij was een hele intelligente, geëngageerde en genereuze man, die zowel in wetenschappelijke als maatschappelijke debatten impact heeft gemaakt. Hij was zowel binnen als buiten de universiteit geliefd. Toen ik bij aankomst op het vliegveld in Jamaica bij de immigratie mijn beroep, antropoloog, invulde op het formulier, zei de immigration officer: ‘O, zoals Barry Chevannes?’ In Nederland ben ik nog nooit een douaneambtenaar tegengekomen die een antropoloog bij naam kon noemen!” O

CORBINO’S BIJBEL

Maarten Corbijn – Corbino – (1959) is een van onze vaste fotografen en tovenaar met licht. En staat altijd aan. Fotograaf zijn is een state of mind. Maarten legde met honderden portretten, meestal in zwart wit, soms genadeloos maar altijd liefdevol de lat hoog. Heel hoog.

Van Johan Cruijff, Dolly Parton en Máxima, Igone de Jongh, prinses Irene, Louis van Gaal, Simon Vinkenoog, wijlen goede vriend Jeroen van Merwijk tot Theo Maassen, Rowan Atkinson, Tina Turner en Corbino’s eigen vijf kinderen en zijn muze Alex Koeleman, ze lieten zich allemaal kennen voor zijn lens. En nu is er zijn ultieme verzamelde werk. En hoe noem je dan zo’n legacy als domineeszoon: Corbino’s Bijbel, met als leidraad de zeven hoofdzonden.

De ondertitel van zijn bijbel komt uit Galaten 5 vers 14.

“Want de gehele wet wordt vervuld met deze woorden: Heb uw naaste lief als uzelf.”

Wij zeggen: amen.

This article is from: