9 minute read
GESCHIEDENIS Susan Smit - De Heks van Limbricht
from OPZIJ April 2021
by MIMM
heersende godsdienst geworden. De oude religie (het voorchristelijk paganisme) en het christelijke geloof hebben eeuwenlang naast elkaar bestaan. Het gewone volk kwam niet in aanraking met het christendom, omdat dat in eerste instantie alleen door de geletterde leden van de hogere klassen werd beleden. Vanaf het moment dat er pogingen werden ondernomen om het volk te bekeren, benoemde de steeds machtiger wordende Kerk alles wat niet christelijk was als ‘heidens’. Lange tijd was toverij toegestaan (er werden zelfs boeken over toverij onder auspiciën van de Kerk gepubliceerd) en werd magie verboden. Wat het verschil was? Het geslacht van de beoefenaar: mannen beoefenden toverij, vrouwen magie. Sommige rituelen en jaarfeesten waren zo sterk verankerd in de Europese cultuur dat ze niet gemakkelijk uit te bannen waren. In veel gevallen werden ze simpelweg omgevormd tot christelijke feesten. Op de plaatsen waar de godin werd aanbeden, vaak op heuvels en bij bronnen, werden christelijke kerken en kathedralen gebouwd. In veel gevallen werd het een aan de Maagd Maria gewijde kerk. Wat niet omgevormd of overgenomen kon worden, werd vernietigd. Het oude geloof, in latere tijden hekserij genoemd, ging ondergronds. In 1211 vond de Kerk dat het maar eens afgelopen moest zijn met de heidense praktijken van het volk. De pauselijke Inquisitie werd opgericht, een katholieke rechtbank die belast werd met het opsporen, onderzoeken en straffen van ongelovigen en ketters (iets anders dan de latere Spaanse Inquisitie). De Inquisitie stond onder toezicht van paus Innocentius III. De daaropvolgende pausen stonden toe dat verdachten werden gefolterd tot een bekentenis, dat de straffen werden verzwaard tot dood door ophanging of verbranding, en dat elke vorm van tovenarij werd gezien als ketterij. In 1486 verscheen het boek Malleus Maleficarum, Heksenhamer, in opdracht van paus Innocentius VIII. Dit boek, dat op het bureau van elke rechter en magistraat lag en op basis waarvan tienduizenden mensen veroordeeld zijn, betekende het startschot van hysterische heksenjachten, grootschaliger en willekeuriger dan ooit. Het is een werk van pure, onversneden vrouwenhaat, van demonisering van de vrouw in zijn algemeen – nog niet eens alleen de heks. ”Wanneer de boosaardigheid van de vrouw niet zou bestaan,” zo valt te lezen, “zou de wereld, zelfs zonder het over heksen te hebben, bevrijd zijn van talloze gevaren.” En: “Niemand is schadelijker voor het katholieke geloof dan een vroedvrouw”; “Vrouwen zijn verstandelijk als kinderen”; “De vrouw is van nature leugenachtig. Zij is een geheime De vrouwen die werden aangewezen als heks waren mondige vrouwen. Vaak waren ze als alleenstaande vrouw of weduwe vrij van mannelijke bemoeienis.
Op leeftijd. Eigenzinnig. Ze voorzagen in hun eigen onderhoud.
Ze waren wat je noemt ‘lastige vrouwen’ .
vijandin vol zoete vleierij”. En vooral: “Een zelfstandig denkende vrouw heeft kwaad in de zin.” Vrouwen zouden door hun zwakke karakter en seksuele onverzadigbaarheid gemakkelijke slachtoffers van de duivel zijn. Ze zouden vrijwillig en wellustig gemeenschap hebben met een ‘incubus’, een mannelijke demon, en zo heks worden. In de Heksenhamer stond hoe je een heks kon herkennen (aan moedervlekken en andere heksentekens), hoe je haar kon ontmaskeren (door de waterproef en naaldproef), hoe je haar kon laten bekennen (met marteltechnieken) en hoe ze ter dood moest worden gebracht (haar lichaam in vlammen laten opgaan om haar ziel te wassen). Verdachten van hekserij werden berecht door de Inquisitie, die onder toezicht van de paus stond. De Inquisitie ging uit van het ‘inquisitoire’ recht, dat wezenlijk anders was dan het wereldlijke recht van alle andere rechtszaken. Daarin waren beide partijen gelijkwaardig, konden getuigen worden opgeroepen, moesten er bewijzen op tafel komen en mocht er niet gemarteld worden. Bij een verdachtmaking als heks ging dat allemaal overboord. Er hoefde maar een enkele aanklacht te zijn van iemand die zich door hem of haar benadeeld voelde en die ‘malificiën’ (bovennatuurlijke voorvallen) aandroeg die verder niet hoefden te worden bewezen, om een proces te starten. De verdachte mocht geen getuigen oproepen, had nauwelijks rechten en mocht gemarteld worden tot bekentenis. Bij een inquisitoir proces was de rechter bovendien niet onafhankelijk, maar bepaalde behalve het oordeel ook het ten laste gelegde, deed aan waarheidsvinding en bewijsvoering.
Heksenvervolgingen worden vaak ten onrechte gesitueerd in de middeleeuwen. In werkelijkheid werden er heksen geëxecuteerd in de Renaissance vanaf 1450, maar vooral van 1550 tot 1650. In de veertiende eeuw was de ketterij (de bovengrondse, bedoel ik dan) met wortel en tak uitgeroeid. In 1375 klaagde een Franse inquisiteur dat alle belangrijke ketters ter dood waren gebracht. “Het is betreurenswaardig,” zo schreef hij, “dat een zo heilzaam instituut als het onze zo onzeker van zijn toekomst moet zijn.” Paus Johannes XXII was het met hem eens. Hij vaardigde een mandaat uit waarin stond dat de Inquisitie iedereen die magie beoefende mocht vervolgen. Al snel ontdekten inquisiteurs overal mensen die magie zouden beoefenen. De opleving van heksenvervolgingen van 1550 tot 1650 hield verband met de religieuze twisten van de Reformatie: het ging erom het oprukkende protestantisme de kop in te drukken, alle resten van voorchristelijk paganisme uit te bannen, de mensen bang en stil te houden en het katholicisme stevig in het zadel te houden. Ook zaten vroedvrouwen en genezeressen met kennis van geneeskrachtige kruiden de heren doktoren in de weg, met hun moderne gebruik van medische wetenschap en aderlatingen. En tot slot werd heksenvervolging door mannen benut om zich te ontdoen van hinderlijke echtgenotes, minnaressen of degenen die ze verkracht of bezwangerd hadden. Schattingen van ter dood gebrachte heksen lopen uiteen van vijftigduizend tot honderdduizend, nog zonder de slachtoffers mee te rekenen die tijdens hun proces stierven door marteling of slechte omstandigheden. Tachtig procent van de verdachten en vijfentachtig procent van de veroordeelden was vrouw. Tot op de dag van vandaag zijn er door het Vaticaan geen excuses aangeboden voor de heksenjachten. Wel bood paus Johannes Paulus II in het voorjaar van 2000 zijn verontschuldigingen aan voor uiteenlopende misstanden in het verleden, waaronder die tegen vrouwen, en stelde dat ‘de Kerk van nu niet verantwoordelijk is voor de Kerk van toen’. In de verklaring werd geen excuus gemaakt voor het door de hoogste leiding in Rome gestuurde eeuwenlange gruwelijke optreden van de Inquisitie.
De hoofdpersoon in De heks van Limbricht, Entgen Luijten, is een representatief voorbeeld van het type vrouw dat het risico liep te
worden aangewezen als heks. Ze was weduwe en had dus geen mannelijke bemoeienis, was betrokken bij volksopstanden tegen oneerlijke belastingen en bewoonde een redelijk grote hoeve met land eromheen. Dat ze mondig en opstandig was, blijkt uit het feit dat ze een man die haar betichtte van het betoveren van zijn koe aanklaagde voor smaad. Ze ging in de tegenaanval, terwijl de meeste vrouwen die van toverij beschuldigd werden ervoor kozen om de ‘schade te vergoeden’ om een proces te voorkomen – waar het de aanklagers meestal om te doen was. Een vrouw alleen die het goed voor elkaar had en haar mond kon roeren; zij was het stereotype mikpunt van beschuldigingen. Het volledige procesdossier van Entgen Luijten uit 1674 is bewaard gebleven, en door genealogisch onderzoek van een ver familielid kwam ik precies te weten hoe haar omstandigheden waren. Het kasteel, kasteel Limbricht in midden-Limburg, waar haar proces werd gehouden en de kerker waarin ze gevangen zat, heb ik met plaatselijke historici bezocht. Bij het doornemen van de lijst van haar bezittingen, bewaard in het archief van Sittard, kwam ze het meest voor me tot leven. Haar kruidendoos en gemberrasp lieten me geloven dat ze iets wist van kruiden, maar er is niets gevonden wat in die tijd als ‘heksenbenodigdheden’ werd aangemerkt. Geen ‘kisten met penissen’, bijvoorbeeld. In Heksenhamer staat dat heksen het mannelijk lid kunnen laten verdwijnen en er hele verzamelingen van aanleggen in kisten of vogelnesten, waar ze wanhopig door elkaar liggen te spartelen. Als je heksen beschouwt als krachtige en lastige vrouwen is het niet verwonderlijk dat er gezegd wordt dat ze de macht hebben mannen van hun geslachtsdeel te beroven. Ze zouden ook een bezem berijden, met de stok tussen hun dijen, als bewijs van hun vrije seksuele moraal.
De heksenjachten hebben iets afgedaan aan het bestaan van zusterschap. Solidariteit onder vrouwen is machtig en bedreigend voor de status quo. Door vrouwen met de grootste mond of vrouwen met een minder zedige of vrome levenshouding dan gewenst eruit te pikken en die ten overstaan van iedereen terecht te stellen, werd het duidelijk dat je je als vrouw maar beter gedeisd kon houden. Loyaliteit tussen vrouwen werd bemoeilijkt omdat vrouwen werd gevraagd andere vrouwen aan te wijzen die ook bij de heksensabbat aanwezig zouden zijn geweest, met de belofte van minder tortuur of wurging voordat de vlammen op de brandstapel hen konden bereiken. Ook werd het moeilijker voor vrouwen om zich in vrouwenkringen te bewegen. Een samenkomst van alleen vrouwen was verdacht, omdat het beschouwd kon worden als een heksensabbat. Tegelijk met het hoogtepunt van de heksenjachten werd de bijzondere status van begijnen in de Nederlanden, Frankrijk en Duitsland afgeschaft. De begijnen (die geen echtgenoten, geen weduwen en geen nonnen waren) leefden in vrouwengemeenschappen in hofjes met een eigen huisje en moes- en kruidentuin en ontsnapten aan iedere mannelijke autoriteit. Zo kwam er een einde aan de middeleeuwse vrouwelijke subcultuur, vrouwencirkels en vrouwengemeenschappen. Iets van dit wantrouwen bij vrouwen voor hun seksegenoten is nog steeds in het onderbewustzijn blijven hangen, denk ik weleens. Met de herwaardering van het archetype van de heks – de autonome, eigenzinnige vrouw – kan er iets van de oude angst en argwaan die onder vrouwen onderling gezaaid is, wegebben. Solidariteit is wat vrouwen kan helpen om zichzelf in al hun intensiteit en eigenheid te durven laten zien, met de steun van hun zusters, en tegelijkertijd de oeroude, onbewuste angst voor afstraffing en uitsluiting in de gemeenschap te overwinnen. Voor mij is Entgen Luijten een symbool van vrouwelijke onverzettelijkheid in een door mannen gedomineerde samenleving. Hoe zij de kerkelijke en wereldlijke machten trotseerde die haar wilden breken, ga ik hier niet verklappen om het leesplezier van de roman niet te bederven, maar ze moet zelftrouw en waarheidsliefde als absolute prioriteiten hebben beschouwd, tegen elke prijs. Door haar tijdgenoten werd Entgen gezien als minderwaardig en kwaadaardig, en nog steeds staat ze in de omgeving bekend als een kruidenvrouwtje en leven de misverstanden rondom de afloop van haar proces. Door haar verhaal te vertellen en haar naam te noemen hoop ik dat ze, ruim 350 jaar later, alsnog de geschiedenis zal ingaan als het voorbeeld van kracht, moed en eigenzinnigheid dat ze is.
De heks van Limbricht van Susan Smit ligt vanaf 26 mei in de boekhandel. O
De Iraakse journalist Zuhoor Al Qaisi (1988) vluchtte in 2015 naar Nederland. In Irak werd het te gevaarlijk voor haar om haar werk voort te zetten en thuis werd ze geacht strenge regels te volgen. In Nederland heeft ze haar werk als journalist weer opgepakt. Samen met Eefje Blankevoort en Els van Driel werkte ze maandenlang aan het multimediale platform Shadow Game. Hiervoor maakte ze een documentaire over de honderden kinderen die vanuit het Midden-Oosten en Afrika de gevaarlijke reis door Europa maken op zoek naar een nieuw thuisland.
DOOR NINA KLAASSEN BEELD TZETZI LAZAROV