17 minute read

LOOPBAAN Tuinvrouwen

Op jouw website beschrijf je jezelf speci ek als een vrouwelijke hovenier. Waarom? “Ten eerste omdat er simpelweg niet veel van zijn. Bij ‘hovenier’ denken mensen eerder aan een man. Ik wil dus dat het meteen duidelijk is dat ik een vrouw ben. Daarnaast is mijn manier van werken onderscheidend van andere hoveniers. Ik tuinier het liefst samen met de klanten, zodat ze begrijpen wat ik doe. Op deze manier zijn ze betrokken bij hun eigen tuin en kunnen ze eventueel zelfstandig verder. De meeste hoveniers doen alleen het tuinonderhoud voor de klant.”

Even terug in de tijd. Voor je of cieel hovenier werd, werkte je eerst nog twaalf jaar met kinderen. “Dat klopt. Op mijn 32ste besloot ik terug naar school te gaan. Mijn andere werk vond ik leuk, maar ik had behoefte aan iets nieuws. Op de opleiding kwam ik in een klas met meer mensen van mijn leeftijd en ouder. Het zijn vaak mensen die hun werk zat zijn en wat anders willen doen dan achter een bureau zitten.”

Hoe komt het dat er zo weinig vrouwen in de hoveniershoek belanden? “Veel vrouwen die in het vak zitten zijn tuinontwerpers. Zij zijn dus meer werkzaam aan de creatieve kant van het vak. Maar de voornaamste reden voor het tekort aan vrouwen heeft denk ik toch te maken met het fysieke gedeelte. Het is zwaar werk. Vrouwen kunnen beresterk zijn, maar je hebt grenzen. Als vrouw ben je niet hetzelfde gebouwd als een man. Als ik bijvoorbeeld een boom met een grote draadkluit moet planten, dan heb ik hulp nodig. “Ik ben vaak gebeld door vrouwelijke hoveniers die stage bij mij willen lopen. Of vrouwen die het hoveniersvak overwegen en vragen: Kan ik dit wel? Ben ik hier sterk genoeg voor? En ga ik dit wel trekken?”

Maar is het fysieke aspect vandaag de dag nog steeds een grote belemmering? Er zijn toch steeds meer middelen voorhanden die het werk lichter maken. “Dat klopt. De apparatuur maakt het werk lichter, maar dat neemt niet weg dat het een fysiek zwaar beroep blijft. Wat ik bijvoorbeeld wel vaak doe is samenwerken met andere hoveniers voor zware fysieke klussen.”

Waarom is het volgens jou van belang dat er meer vrouwelijke hoveniers komen? “Bij sommige klanten weet ik dat zij een voorkeur hebben voor een vrouw in de tuin. Dat zijn bijvoorbeeld vrouwen die alleen wonen en hun man hebben verloren. Of mensen die een tuin willen met veel diversiteit aan beplanting. Daar komt mijn plantenkennis goed van pas. “Ik denk dat vrouwelijke hoveniers het ook leuk vinden om creatief om te gaan met beplanting. En hier heel goed in zijn. Vrouwen besteden veel tijd aan plantenkennis, wat heel belangrijk is in dit vak. Sommige klanten zijn heel zuinig op hun beplanting en verwachten dat een hovenier secuur werkt. En ik denk daarbij ook dat vrouwen vaak sociale wezens zijn en dat wordt ook zeer gewaardeerd door de klant. Mijn klanten vinden het fi jn om te begrijpen wat ik precies doe in hun tuin en krijgen advies over snoeien en beplanting. Ik neem mijn klanten mee in mijn werk.”

Waren of zijn er ‘groene’ vrouwen waar je tegen opkeek? “Via collega’s kreeg ik de naam Joyce Oomen van Blooming Business door. Zij is een vrouwelijke hovenier die verantwoordelijk is voor onder meer de tuinen van attractiepark De Efteling. Toen ik daarover hoorde, ben ik haar werk gaan bekijken. Het is niet zo zeer dat ik tegen haar opkijk, maar ik waardeer het werk dat zij doet. Zij werkt bijvoorbeeld veel met eenjarige beplanting, omdat die lekker lang bloeien. De Efteling heeft ze echt prachtig aangeplant.”

In 1907 richt Jacoba Hingst de eerste – en enige – middelbare tuinbouwschool voor meisjes in Nederland op. Dat was in die tijd ongehoord. Het doel van Hingst is om de positie van vrouwen in de tuinbouw te versterken.

Aanvankelijk is de opleiding vooral gericht op meisjes uit de gegoede burgerij. Het inschrijfgeld bedraagt 300 gulden en dat kan lang niet iedereen zich veroorloven aan het begin van de 20ste eeuw. De school trapt dan ook af met maar twee leerlingen in het eerste jaar. Dat aantal inschrijvingen neemt mondjesmaat toe. Vanaf 1968 zou het aantal studenten pas echt een vlucht nemen.

Het was niet alleen een school voor vrouwen, maar vooral ook door vrouwen. Tachtig jaar lang stonden er vrouwelijke directeuren aan het roer. Jacoba Hingst gaf na dertig jaar het stokje over aan Erna Casparé en zo volgden meer vrouwelijke directeuren. Vanaf 1985 waren mannen ook welkom op de Rijswijkse tuinbouwschool. Inmiddels is de school omgedoopt tot Wellant mbo Rijswijk, een opleiding die in het teken staat van duurzaamheid. De herinneringen aan de eerste tuinbouwschool voor vrouwen zijn in 2020 opgetekend door auteur Frans Holtkamp in het boek Huis te Lande, vrouwen in de tuinbouw.

Francoise de Vries

(48), directeur hoveniersbedrijf Meeuwis De Vries Tuinen. De juiste groene vingers op de juiste plek krijgen, dat is het ding van Francoise de Vries. Inmiddels zit ze vijftien jaar in het hoveniersvak. Hoewel ze graag met mannen samenwerkt, mogen er van haar meer vrouwen de hovenierswereld bestormen.

Van human resource professional in de IT naar een eigen hoveniersbedrijf. “Ja, het lijkt een hele omweg. Ik heb vroeger voor veel uiteenlopende organisaties gewerkt, wel altijd in mannenbranches. Zo heb ik bijvoorbeeld personeelszaken geregeld voor de zoekmachine Ilse – dat was nog voor Google groot werd. Met mensen bezig zijn vind ik het leukste wat er is.”

En toen kocht je in januari 2015 het hoveniersbedrijf van je vader. “Ik ben blij dat je zegt: kopen. En niet overgenomen. Dat denken mensen soms. Maar ik heb er eerlijk voor betaald. In de jaren daarvoor had ik al gewerkt bij een ander hoveniersbedrijf. Die branche was mij goed bevallen. “Mijn vader heeft vijftig jaar aan het hoofd van het bedrijf gestaan. Op een dag kwam hij langs om mee te delen dat iemand zijn bedrijf wilde kopen. Toen hij weer vertrok, dacht ik: potverdorie. Als hij het aan een andere persoon kan verkopen, dan kan ík het net zo goed kopen. Ik stuurde hem een appje om te zeggen dat ik ook geïnteresseerd was. Ik kon dezelfde prijs bieden, dus dat heb ik gedaan.”

Is het bedrijf sindsdien veranderd? “Honderd procent, in vele opzichten. Toen ik net begon, kon ik bij wijze van spreken een beuk maar moeilijk onderscheiden van een berk. Ik had geen plantenkennis, geen kennis van ontwerpen. Maar ik ben wel goed in de juiste mensen op de juiste plek krijgen. Dat is gelukt en het gaat nog steeds heel goed. Hoveniers zijn fantastische mensen met veel passie voor hun vak. En mijn passie en respect voor het vak is alleen maar gegroeid.”

Wat is het grootste verschil tussen de manier waarop jij leidinggeeft en de manier waarop jouw vader dat deed? “Als directeur van het bedrijf was mijn vader erg passioneel en vooral op de tuinen gericht. Tegelijkertijd was hij meer van een top-downbenadering. Van een andere generatie. Dat ben ik helemaal niet. Natuurlijk heb je als directeur wel een bepaalde rol. Als er stront aan de knikker is, ben jij degene die ervoor moet staan. Maar ik wil wel tussen mijn mensen blijven staan. Ik ben hetzelfde als de rest.”

Je werkt samen met veel professionals in het hoveniersvak en je sprak al van een mannenwereld. Hoe divers is deze wereld verder? “Diversiteit is er nauwelijks. Dat vind ik zó’n gemiste kans. Als we kijken naar de islamitische gemeenschappen in Nederland, dus de migranten uit de jaren zestig, dan denk ik dat die leeftijdsgroepen niet met groen zijn opgegroeid. Daarom is het belangrijk is dat we kinderen meer leren over groen in het basisonderwijs, zodat we duidelijk maken dat het een vák is. Op die manier kan het vak misschien diverser worden.”

En hoe zou het hoveniersvak voor vrouwen toegankelijker kunnen worden? “Parttime werken was vroeger not done in de hovenierswereld. Ik probeer dat binnen de organisatie wel te stimuleren. Zo hoop ik meer vrouwen te werven. Ik ben een groot voorstander van parttime werken. Ga lekker tijd met je kind doorbrengen, dan presteer je ook beter op het werk. “Het enige lastige is dat hoveniers lange dagen maken. Ze beginnen vaak al om zeven uur ’s morgens. Voor wie halve dagen wil maken, is dat niet handig. Parttime werken kan, maar dan is het als hovenier wel handiger om volle dagen te maken. Of je zou twee parttimers moeten inzetten die beiden halve dagen werken.”

Zijn er functies binnen de tuinbranche waarin vrouwen wel sterker vertegenwoordigd zijn? “Het buitenwerk blijft een mannenwereld. Langzaamaan kom ik meer vrouwen tegen. Ik heb nu mijn eerste voorvrouw buiten. Dat vind ik echt fantastisch. Vroeger werd het buitenwerk gezien als iets wat alleen mannen konden doen, vrouwen zouden dat niet kunnen bijbenen. Er waren toen nog geen faciliteiten voor vrouwelijke hoveniers. Waar moesten ze bijvoorbeeld plassen? Het is nog steeds zwaar werk, maar tegenwoordig heb je meer middelen om het werk lichter te maken. De machines worden steeds beter. “Als het gaat om tuinontwerpen, daar zie ik wel meer vrouwen. Maar dan is er vaak nog wel onderscheid tussen mensen die tuinontwerp als cursus hebben gevolgd, of mensen die een zwaardere opleiding hiervoor hebben gedaan. Met alle respect, maar vaak zijn het huisvrouwen die zich middels een cursus hebben bekwaamd in tuinontwerp. Als hoveniersbedrijf werken wij met designers die echt een officiële opleiding hierin hebben gevolgd. Er zijn echt wel goed geschoolde tuinontwerpsters, maar daar is ook nog een wereld te winnen voor vrouwen.”

Sam Fianen

(20), student tuinbouw/opvolger familiekwekerij. Als kind stroopte ze al de mouwen op om haar moeder en oom te helpen in de kwekerij. Ze is vastberaden: over een paar jaar wil zij aan het roer staan van het familiebedrijf. Eerst nog even de opleiding Akker- en tuinbouw in Dronten afronden.

In het vakblad Nieuwe Oogst werd je geportretteerd als een van de upcoming vrouwen in de agrarische sector. Wat vind je ervan dat je als voorbeeld gezien wordt? “Hartstikke leuk natuurlijk. Zelf had ik er nooit op die manier naar gekeken. Maar als ik een rolmodel kan zijn voor andere meisjes, dan vind ik dat alleen maar fijn. “Toen mijn moeder hoorde dat ik werd geïnterviewd als vrouwelijk talent voor Nieuwe Oogst, begreep ze daar niets van. Volgens haar benadruk je op die manier juist dat het gek is om als vrouw in deze branche te werken. Maar toen ze er eenmaal bij stilstond, realiseerde ze zich dat er wel verschillen zijn. Dat je als vrouw vaker moet uitleggen wat je doet bij de kwekerij – en dat je niet van de koffie bent.

Of niet iemands vrouw bent. Ik heb mijn moeder wel aan het denken gezet.”

In de toekomst wil jij het stokje van haar overnemen. “Ik heb het altijd al geweten dat ik het familiebedrijf wil overnemen. De combinatie van het werken met mensen en planten vind ik mooi.”

Is jouw liefde voor het vak met de paplepel ingegoten? “Ik zag natuurlijk van dichtbij hoe mijn moeder en oom de kwekerij leidden. Al sinds mijn tiende ben ik in mijn vrije uurtjes naast school aan het helpen in het bedrijf. Toch zegt het niets of je van jongs af aan iets meekrijgt. Mijn broertje heeft namelijk helemaal niets met tuinbouw. Hij heeft dus ook geen ambitie het bedrijf over te nemen.”

Die overname zal nog even op zich laten wachten. Momenteel volg je eerst nog de Akker- en tuinbouwopleiding aan de Aeres Hogeschool. “Ja, daar heb ik gekozen voor de richting tuinbouw. Op mijn opleiding ben ik trouwens flink in de minderheid: er zijn maar twee vrouwen.”

Hoe is dat? “Veel jongens volgen de richting akkerbouw, en daar wordt flink opgeschept over de omvang van de bedrijven. Het gaat soms om wel 100 hectare. Dat opscheppen is niets voor mij. Bovendien werk ik in de tuinbouw, waar het om kleinere oppervlaktes gaat. Toch wordt er in de tuinbouw net zo veel verdiend als in de akkerbouw, dus dat opscheppen is nergens voor nodig. Mannen hebben eerder een houding van: kijk mij eens.”

Hoe komt het dat er zo weinig vrouwen zijn volgens jou? “Ik vind het moeilijk om daar een reden voor te geven. Misschien omdat vrouwen eerder geneigd zijn voor vrouwenberoepen te kiezen. En als je alleen maar mannen ziet, denk je dat het niets voor jou is. De tuinbouw heeft misschien ook een mannelijk imago, al begrijp ik daar niets van. Mensen denken dat het heel zwaar werk is. Tuinbouw is natuurlijk best zwaar, maar het werk in de zorg lijkt mij persoonlijk veel zwaarder. En juist daar zie je veel vrouwen. “Ik denk wel dat we in de toekomst meer vrouwen krijgen in de tuinbouw. Er is sowieso meer aandacht voor gelijkheid in beroepen, dat geldt ook voor de agrarische sector.”

Hoe zit het eigenlijk met de culturele diversiteit in de tuinbouw en op jouw studie? “Ik studeer in Dronten, het is een van de grootste agrarische scholen. Maar daar zie ik bijna geen mensen van kleur. Het komt volgens mij omdat veel mensen interesse krijgen in het vak doordat ze onderdeel zijn van

Feiten en cijfers diversiteit in de tuinbouw

Het gaat niet goed met het aantal vrouwen in deze sector: • Het aandeel vrouwelijke bedrijfshoofden in de land- en tuinbouw is in de periode 2005-2017 afgenomen van 9 naar 6 procent (CBS, 2018) • In slechts 3% van de glastuinbouwbedrijven heeft een vrouw de leiding (CBS, 2018)

Wat dat betreft laat de agrarische sector een wat beter beeld zien: • 60 procent van de vrouwen op een agrarisch bedrijf werkt van tien uur per week tot fulltime (LEI en Windesheim, 2015) • 70% van de vrouwen op een agrarisch bedrijf is betrokken bij strategische besluitvorming (LEI en Windesheim, 2015)

Maar het is opvallend dat er weinig belangstelling is voor opleidingen op dit vlak bij niet-westerse leerlingen: • 6,9 % van de leerlingen op ‘groene’ vmbo-opleidingen is niet-westers en 9% van de leerlingen op ‘groene’ mbo-opleidingen is van niet-westerse afkomst (DUO-IB Groep, 2011)

een familiebedrijf. Net als ik. Het lijkt me moeilijk om zonder voorbeeld in deze wereld te stappen. De tuinbouw is nogal een specifieke wereld. “Ik vind het wel jammer, want meer diversiteit zou een frisse wind zijn voor de tuinbouw.”

Had jij – naast je moeder – verder nog vrouwelijke voorbeelden in de branche? “Nee, eigenlijk niet. Je komt weleens vrouwen tegen in de tuinbouw, maar dan is het meestal ‘de vrouw van’. Maar ik heb niet de behoefte om op iemand te lijken. Ik doe mijn eigen ding.”

Hoe reageren mannen op jouw aanwezigheid op school en in de familiekwekerij? “Wel heel positief. Voor de hele sector geldt dat deze weinig in trek is onder jongeren. De oudere generatie is dus sowieso al blij met nieuw bloed. En de meeste mannen zijn daarbij ook heel positief ten opzichte van vrouwen: ik word met open armen ontvangen. “Via de kwekerij kom ik ook veel in contact met internationale klanten. Die vragen regelmatig of ik langs wil komen of stage wil lopen. Ik heb dus een luxeprobleem.”

Zie je jezelf straks al leidinggeven? “Dat idee vind ik nog lastig. Ik wil mensen niet het gevoel geven dat ik boven ze sta. Maar ik heb wel de ambitie om meer over leiderschap te leren. Daar krijgen we nu ook goed les in.” O

‘Kan je misschien in de overgang

zij n?’

Iedere vrouw belandt vroeg of laat in de overgang. Maar hoewel er steeds meer kennis beschikbaar is, en er sinds de tweede golf feministen hun opvliegers kregen ook niet meer over wordt gezwegen, lijkt iedere generatie vrouwen opnieuw door de overgang te worden overvallen. Een gesprek met gynaecoloog Dorenda van Dijken, journaliste Elles de Bruin en Joyce van Dijk van HealthyWoman. ‘Er bestaan zoveel misverstanden: wist je dat de hoeveelheid hormonen tijdens drie weken pilgebruik gelijk staat aan één jaar hormoontherapie tegen overgangsklachten?’

DOOR ALIES PEGTEL

De overgang gold jarenlang als taboe. Maar de laatste tijd is er van alles verschenen: handboeken, theatervoorstellingen, de podcast Opvliegers van Elles natuurlijk. En het boek van Toren-C-maakster Maike Meijer, Wen er maar aan, staat als wekenlang in de bestsellerlijst. Het lijkt of het taboe inmiddels doorbroken is.

Dorenda: “Het klopt dat er steeds meer aandacht is voor de overgang, maar we zijn er nog lang niet. Kijk, die besteller van Maike Meijer is natuurlijk superleuk, maar daarin wordt de overgang wel weer een beetje op de hak genomen. Dat lacherige kennen we wel van cabaretvoorstellingen. Wat mij betreft houden we daar eens mee op. Relativeren is prima, 20 procent van de vrouwen heeft ook nergens last van. Maar voor 30 procent is de overgang wel degelijk een zeer serieus probleem met grote impact op hun leven.”

Hoe zou het komen dat er dikwijls lacherig wordt gereageerd op de overgang? Bij borstkanker bijvoorbeeld, lacht niemand. Dorenda: “Ja, waarom? Ik ben 27 jaar gynaecoloog, ik hou me al 22 jaar bezig met overgangsklachten. Zelf ben ik er fl uitend doorheen gefi etst, maar dat betekent niet dat ik me niet kan verplaatsen in anderen. Dat de eierstokken gedurende de overgang minder of geen oestrogenen meer aanmaken, kan bij vrouwen veel meer klachten veroorzaken dan de bekende opvliegers. Er is gewoon jarenlang onvoldoende aandacht voor geweest, ook bij gynaecologen hoor, niet alleen bij huisartsen en bedrijfsartsen. Pas vorig jaar is besloten dat de opleiding gynaecologie aandacht gaat besteden aan de overgang. Als je dat vergelijkt met de landen om ons heen: elk land heeft z’n eigen menopause society, in Engeland is dat een gigantisch orgaan, met verschillende secretaresses, die organiseren congressen en symposia. Dat doen wij ook, maar met z’n vijven. Vrijwillig en in onze eigen tijd. In Nederland lopen wij mijlenver achter. Vanuit een soort diepgeworteld calvinisme: die overgangsklachten van vrouwen horen er nu eenmaal gewoon bij…”

… of zoals Maike Meijer het uitdrukt: wen er maar aan. Dorenda: “Nou dat is natuurlijk fl auwekul. Elles heeft voor haar podcast op mijn spreekuur meegelopen, en voor vrouwen met hevige bloedingen of paniekaanvallen kan je niet zeggen: wen daar maar aan, zo ligt dat gewoon niet. De overgang wordt in Nederland over het algemeen nog niet gezien als een echte aandoening, als iets waar je werkelijk veel last van kan hebben. Ten onrechte worden overgangsklachten soms aangezien voor een depressie of burn-out. Dus daarom ben ik zo blij dat het nu eindelijk als onderwerp in de opleiding gynaecologie zit.” Joyce: “Dat er weinig aandacht is voor de impact van de overgang op de werkvloer, ligt misschien ook aan onze arbeidscultuur. Nederlandse vrouwen zijn pas relatief laat op de arbeidsmarkt gekomen, en ze werken met name parttime. Hierdoor zijn overgangsklachten misschien minder snel tot uiting gekomen. Ik kan me voorstellen dat er in andere landen al meer over bekend is, omdat daar al langer een groter aantal vrouwen aan het werk is.”

Dorenda: “Niet voor niets is eind vorig jaar een motie aangenomen van GroenLinks om de overgang meer te bespreken, onder andere op de werkvloer. Het zet namelijk een grote groep vrouwen op non-actief.” Elles: “Voordat ik aan mijn podcast begon, reikte mijn kennis over de overgang niet heel veel verder dan een paar boeken en af en toe een item. Pas toen ik bezig was met mijn podcast, ontdekte ik dat er allerlei interessante initiatieven zijn, zoals die van jou, Joyce. En als ik zie hoeveel reacties mijn podcast oplevert; ik krijg nog dagelijks dankmails, ook van vrouwen die ermee onder de arm naar hun huisarts stappen. Opvliegers is inmiddels al 154.000 keer beluisterd, dat is heel veel voor een podcast. Ik werk al jaren voor de media, maar ik heb nog nooit zoveel persoonlijke en uitgebreide reacties gekregen op mijn werk. Overweldigend.” Joyce: “Fantastisch. Ik zie twee stromingen; enerzijds zie ik vrouwen die de klok ergens hebben horen luiden, maar niet weten waar de klepel hangt. Die zijn op zoek: wat hoort nou bij de

ELLES ‘Ik kreeg bijvoorbeeld een mail van een dame van rond de zeventig, zij schreef dat ze met tranen over haar wangen naar de podcast had geluisterd, haar man zat naast haar op de bank. Ze schreef:

‘Eindelijk had ik het idee dat ik geen aanstelster ben geweest’.’

This article is from: