Loopbaan
O
p jouw website beschrijf je jezelf specifiek als een vrouwelijke hovenier. Waarom? “Ten eerste omdat er simpelweg niet veel van zijn. Bij ‘hovenier’ denken mensen eerder aan een man. Ik wil dus dat het meteen duidelijk is dat ik een vrouw ben. Daarnaast is mijn manier van werken onderscheidend van andere hoveniers. Ik tuinier het liefst samen met de klanten, zodat ze begrijpen wat ik doe. Op deze manier zijn ze betrokken bij hun eigen tuin en kunnen ze eventueel zelfstandig verder. De meeste hoveniers doen alleen het tuinonderhoud voor de klant.” Even terug in de tijd. Voor je officieel hovenier werd, werkte je eerst nog twaalf jaar met kinderen. “Dat klopt. Op mijn 32ste besloot ik terug naar school te gaan. Mijn andere werk vond ik leuk, maar ik had behoefte aan iets nieuws. Op de opleiding kwam ik in een klas met meer mensen van mijn leeftijd en ouder. Het zijn vaak mensen die hun werk zat zijn en wat anders willen doen dan achter een bureau zitten.” Hoe komt het dat er zo weinig vrouwen in de hoveniershoek belanden? “Veel vrouwen die in het vak zitten zijn tuinontwerpers. Zij zijn dus meer werkzaam aan de creatieve kant van het vak. Maar de voornaamste reden voor het tekort aan vrouwen heeft denk ik toch te maken met het fysieke gedeelte. Het is zwaar werk. Vrouwen kunnen beresterk zijn, maar je hebt grenzen. Als vrouw ben je niet hetzelfde gebouwd als een man. Als ik bijvoorbeeld een boom met een grote draadkluit moet planten, dan heb ik hulp nodig. “Ik ben vaak gebeld door vrouwelijke hoveniers die stage bij mij willen lopen. Of vrouwen die het hoveniersvak overwegen en vragen: Kan ik dit wel? Ben ik hier sterk genoeg voor? En ga ik dit wel trekken?” Maar is het fysieke aspect vandaag de dag nog
steeds een grote belemmering? Er zijn toch steeds meer middelen voorhanden die het werk lichter maken. “Dat klopt. De apparatuur maakt het werk lichter, maar dat neemt niet weg dat het een fysiek zwaar beroep blijft. Wat ik bijvoorbeeld wel vaak doe is samenwerken met andere hoveniers voor zware fysieke klussen.” Waarom is het volgens jou van belang dat er meer vrouwelijke hoveniers komen? “Bij sommige klanten weet ik dat zij een voorkeur hebben voor een vrouw in de tuin. Dat zijn bijvoorbeeld vrouwen die alleen wonen en hun man hebben verloren. Of mensen die een tuin willen met veel diversiteit aan beplanting. Daar komt mijn plantenkennis goed van pas. “Ik denk dat vrouwelijke hoveniers het ook leuk vinden om creatief om te gaan met beplanting. En hier heel goed in zijn. Vrouwen besteden veel tijd aan plantenkennis, wat heel belangrijk is in dit vak. Sommige klanten zijn heel zuinig op hun beplanting en verwachten dat een hovenier secuur werkt. En ik denk daarbij ook dat vrouwen vaak sociale wezens zijn en dat wordt ook zeer gewaardeerd door de klant. Mijn klanten vinden het fijn om te begrijpen wat ik precies doe in hun tuin en krijgen advies over snoeien en beplanting. Ik neem mijn klanten mee in mijn werk.” Waren of zijn er ‘groene’ vrouwen waar je tegen opkeek? “Via collega’s kreeg ik de naam Joyce Oomen van Blooming Business door. Zij is een vrouwelijke hovenier die verantwoordelijk is voor onder meer de tuinen van attractiepark De Efteling. Toen ik daarover hoorde, ben ik haar werk gaan bekijken. Het is niet zo zeer dat ik tegen haar opkijk, maar ik waardeer het werk dat zij doet. Zij werkt bijvoorbeeld veel met eenjarige beplanting, omdat die lekker lang bloeien. De Efteling heeft ze echt prachtig aangeplant.”
In 1907 richt Jacoba Hingst de eerste – en enige – middelbare tuinbouwschool voor meisjes in Nederland op. Dat was in die tijd ongehoord. Het doel van Hingst is om de positie van vrouwen in de tuinbouw te versterken. Aanvankelijk is de opleiding vooral gericht op meisjes uit de gegoede burgerij. Het inschrijfgeld bedraagt 300 gulden en dat kan lang niet iedereen zich veroorloven aan het begin van de 20ste eeuw. De school trapt dan ook af met maar twee leerlingen in het eerste jaar. Dat aantal inschrijvingen neemt mondjesmaat toe. Vanaf 1968 zou het aantal studenten pas echt een vlucht nemen. Het was niet alleen een school voor vrouwen, maar vooral ook door vrouwen. Tachtig jaar lang stonden er vrouwelijke directeuren aan het roer. Jacoba Hingst gaf na dertig jaar het stokje over aan Erna Casparé en zo volgden meer vrouwelijke directeuren. Vanaf 1985 waren mannen ook welkom op de Rijswijkse tuinbouwschool. Inmiddels is de school omgedoopt tot Wellant mbo Rijswijk, een opleiding die in het teken staat van duurzaamheid. De herinneringen aan de eerste tuinbouwschool voor vrouwen zijn in 2020 opgetekend door auteur Frans Holtkamp in het boek Huis te Lande, vrouwen in de tuinbouw.
44