Colofon
Van de redactie
FEMINISTISCH MAGAZINE • SINDS 1972 december/januari 2023 / 24 • 52 ste jaargang • € 7 ,99
Redactieadres Witte Singel 103 2313 AA Leiden redactie@opzij.nl Hoofdredactie a.i. Hans van Brussel Art director Emmely Pardon Aan dit nummer werkten mee: Atria – Sanne Brands en Milou Bollen, Hedy’ d’Ancona, Stichting Anthon Beeke, Irene Berbee, Julie Blik, Hans van Brussel, Cisca Dresselhuys, Anne Elzinga, Marchien den Hartog, Mischa Schoemaker, Sheila Sitalsing, Gwyneth Sleutel, Spaarnestad, Fieke Tissink, Marjolijn Uitzinger, Etchica Voorn, Maureen Welcher, Tessel ten Zweege. Uitgever Hans van Brussel Distributie Betapress Druk HaboDaCosta COPYRIGHT Niets uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de auteurs of rechthebbenden. De uitgever is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van druk- en zetfouten. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten van de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Zij die menen nog zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich wenden tot de uitgever. ABONNEMENTEN Een abonnement wordt tot wederopzegging aangegaan, tenzij anders vermeld. Opzeggingen kunnen UITSLUITEND schriftelijk worden doorgegeven per post naar OPZIJ B.V., Witte singel 103, 2313 AA Leiden. Of per email naar abonnementen@opzij.nl. PERSOONSGEGEVENS We maken u erop attent dat aan ons verstrekte persoons-gegevens zoals naam, (e-mail)adres en telefoonnummers worden opgenomen in het gegevensbestand van Opzij B.V.. Dit bestand is aangemeld bij het College bescherming persoonsgegevens door Opzij B.V., de verantwoordelijke voor uw gegevens. Uw persoonsgegevens worden gebruikt voor onze abonnementenadministratie, voor de uitvoering van met ons gesloten overeenkomsten en om u op de hoogte te houden van interessante informatie en aanbiedingen van producten en diensten, eventueel ook na beëindiging van uw abonnement. KLANTENSERVICE Op opzij.nl/abonnementen kunt u zelf een abonnement nemen. Voor contact over abonnementen, bestellingen, wijzigingen en vragen kunt u mailen naar abonnementen@opzij.nl. Een jaarabonnement kost € 47,50 voor 6 nummers.
Volg je ons al op Instagram? Dat kan via @opzijmagazine.
2
Zou je willen
ruilen?
B
abyboomers zijn een veelbesproken onderwerp, vooral voor jongeren. Kritische geluiden zijn niet van de lucht: ze (we) houden veel te veel en veel te grote huizen bezet, wentelen zich (ons) in hun ruime pensioenen, alles zit mee. Nee, dan de jeugd van tegenwoordig. Geen vaste banen, geen kans op een betaalbaar eigen huis, studieschulden. Heel veel onzekerheid. Wat makkelijk vergeten wordt is dat Babyboomers in hun tijd ook de jeugd van tegenwoordig waren. Met ouders waar ze zich tegen afzetten. Dat, bijvoorbeeld begin ‘jaren 70, er sprake was van gierende inflatie, werkloosheid, een tekort aan woningen. En tenzij je ouders het konden betalen, je kans op een studie te verwaarlozen was. Denkend aan de jeugd van Babyboomers komt dan makkelijk de vraag op, te stellen aan de jeugd van tegenwoordig: zou je willen ruilen? En nee, niet met de positie van Boomers die ze vijftig jaar later hebben bereikt. Met waar je als jeugd in de jaren ’60 en ’70 voor werd gesteld. De tijd waarin buitenlandse vakanties er alleen voor the happy few waren. Waar een latte en panino niet tot de primaire levensbehoeften behoorden. Waar een HBO- of universitaire studie – en überhaupt dóórleren – niet vanzelfsprekend waren. Waar je, als je een hypotheek zocht voor je eerste huis, 70 procent van de executiewaarde van dat huis kon lenen, pakweg de helft van de totale koopsom. Waar dan de rest vandaan kwam? Daarvoor had je dan jarenlang gespaard. Of je ouders sprongen bij, als ze dat konden. Toen er nog geen minimumjeugdloon bestond en zelfs niet eens een minimumloon, dat kwam er pas in 1969.
Heel veel zaken die nu vanzelfsprekend zijn en vaak eerder als een recht dan een voorrecht worden gezien, waren er niet in de jaren ’60 en ’70. De Babyboomers van nu hebben zich er hard voor gemaakt, er actie voor gevoerd, zonodig. Zoals Sheila Sitalsing – zelf geen Boomer – in haar column schrijft: ‘Het waren Boomers, of degenen die niet per se tot die generatie horen maar er wel voor worden uitgemaakt, die er zorg voor hebben gedragen dat vrouwen in Nederland niet langer stiekem met breinaalden in hun baarmoeder hoefden te laten prikken om van een ongewenste zwangerschap af te komen. Hun acties leverden wilde verhalen op, over Dolle Mina’s, baas in eigen buik en de bezetting van de Bloemenhovekliniek.’ Daarom deze special van OPZIJ, om een – overigens tamelijk ‘toevallig’ – beeld van de tijd te geven waarin Boomers jongvolwassenen waren. Dat ‘toevallige beeld’, het bleek onvermijdelijk. Want net als nu: er gebeurde zoveel, welke keuzes we ook zouden hebben gemaakt, ze leveren nooit een compleet beeld op en dat pretenderen we dan ook niet. Hooguit een hier en daar serieuze maar vaak ook gewoon hilarische schets van die tijd. Boomers kunnen die tijd nu romantiseren. Maar zo leuk was het niet altijd, zorgen, grote zorgen waren er toen ook. Oorlogen, het milieu, bestaanszekerheid, onzekerheid. Het lijkt misschien wel anders. Maar zo groot zijn de verschillen niet als je de problemen van de jongeren van toen vergelijkt met die van de jongeren van nu. O OPZIJ 2023
3
38
46
54
76 72
62
Maatschappij
16 24
22
14/44/71/76 VARIA 1970-2000 De ‘lelijke eend’, het eerste mobieltje en de wijde pijpen
Kunst & Cultuur
32
HERSTORY Collectief verheugen
22
FEMINIST TRAVEL GUIDE De caravan
38
POLITIEK IN DEN HAAG The times they are a’changin’
46
FILM De monsterlijke vrouw
66
DE CLUB VAN ROME ‘Voorspellen is moeilijk, vooral als het om de toekomst gaat’
78
TENTOONSTELLING BBB: Borsten voor Boomer Beeke
Mens
66
4
16
INTERVIEW Hedy d’Ancona: ‘Feminist tot in de kist’
24
INTERVIEW Cisca Dresselhuys, Een journalistieke feminist
54
INDONESIË De jaren ‘60 en ‘70 vanuit Indonesië: Medy Kraag, Stanley van Ammersfoort, Joyce Cordus en Dinah Marijanan
32
Columns 03
VAN DE REDACTIE
13
SHEILA SITALSING Stoepkrijten voor de abortuskliniek
23
HEDY D’ANCONA Aan de wieg staan van een kleindochtervan Opzij
31
CISCA DRESSELHUYS ‘Was will das Weib?’
62
DUBBELBLOED ‘De jaren ’60 en ’70 vanuit Suriname: Kitlyn Tjin A Djie
Service
72
MAN OVER VROUW Hans Dagelet
02 Colofon 53/83 Abonnee worden
14
78
OPZIJ 2023
5
Feminist Travel Guide
Marchien den Hertog is historicus en journalist en schreef een cultuurgeschiedenis van Nederland en de caravan: Een thuis op wielen. Eerherstel voor de sleurhut (2023).
De dromen van een vorige generatie De laatste Babyboomers zijn inmiddels met pensioen. En wie tegenwoordig aan gepensioneerden denkt, ziet geen geraniums, maar een camper of caravan. En dat is niet zo gek, want in de gouden welvaartsjaren zestig en zeventig werden Boomer en caravan samen volwassen. D O O R M A R C H I E N D E N H E RTO G
6
Caravan en babyboomer zijn onlosmakelijk verbonden met de consumptiegroei van de jaren zestig en zeventig | Foto ANWB
I
n het televisieprogramma We zijn er bijna trekt een groep oudere Nederlanders met caravan of camper in een uiterst rustig tempo door een zonnig Europees land. Zelfs naar een herhaling van twee jaar geleden kijken nog een miljoen mensen. Het is voor velen een guilty pleasure. Er gaan bingokaarten rond waarop je terugkerende elementen kunt afvinken: kortpittig kapsel? Check. Henk, Ria of Wim? Check. Huzarensalade? Afritsbroek en sokken in sandalen? Check. Maar het roept ook irritatie op. ‘Het gaat over een kleine dertig of veertig opgeschoten bejaarden van rond de eind 70, die gezamenlijk met een caravan door Europa trekken. Klam bevende handjes aan het stuur en hup, met z’n allen kruipend door de welvaartstaat. (…) De meeste tijd gaat op aan opnames van aardappels schillende Babyboomers van de prostaatgerechtigde leeftijd,’ schrijft een lezer afgelopen september in online krant Metro. De regels ademen de hedendaagse kritiek op babyboomers. Te veel vrije tijd. Te veel geld. Burgerlijk, sloom en weinig geëngageerd. ‘Als een vlek op je caravan het enige is waar je je druk om maakt, heb je een behoorlijk goed leven lijkt me,’ verzucht iemand op het Forum Feminarum. Is het toeval dat Max voor het eerst met een groepsreis van gepensioneerden uitzond in 2011, het jaar dat ook de eerste Babyboomers met pensioen gingen? Een jaar later publiceerde het CBS het rapport Babyboomers. Indrukken vanuit de statistiek, en sprak over de start van de ‘Zilveren economie’. Babyboomers zijn de laatste Nederlanders die op nog op 65-jarige leeftijd met pensioen mogen, maar lang genoeg leven én genoeg geld hebben om daarna nog heel lang leuke dingen doen. Bijvoorbeeld er in de winter op uit trekken met de camper of caravan, terwijl ze hun volledig afbetaalde koophuis in Nederland maanden leeg laten staan. Met 424.000 caravans (en 180.000 campers) is de caravandichtheid in Nederland een OPZIJ 2023
7
Feminist Travel Guide Deelnemers van We zijn er bijna aan de paellamaaltijd in 2022. Foto Omroep Max
Babyboomers zijn de laatste Nederlanders die op nog op 65-jarige leeftijd met pensioen mogen, maar lang genoeg leven én genoeg geld hebben om daarna nog heel lang leuke dingen doen Weg uit de sleur
En dus zal iedere babyboomer het zich herinneren: de boterham met tevredenheid, vader, moeder en de kinderen rond de tafel voor het eten, een spelletje of om te luisteren naar de radio. Maar eind jaren vijftig begint het te kriebelen. We krijgen er een beetje genoeg van, van dat een voor allen, de schouders eronder, van de opoffering en de soberheid. We willen meer comfort, en we willen weg – uit
van de hoogste in Europa – net als ons aantal Babyboomers. Driekwart van de eigenaren is ouder dan 50. Een beetje krant die iets over pensioenen schrijft zet daar een echtpaar met een caravan bij. En dat is niet eens zo heel gek, want de werdegang van de kampeerwagen lijkt in een hoop aspecten op de levensloop van de Babyboomer
Kinderen juichen omdat de vrije zaterdag vanaf 1960 ook op scholen mag worden ingevoerd. Nu kan het hele gezin een weekend weg | Foto Jac de Nijs/Anefo/Nationaal Archief
Wederopbouw
Laten we teruggaan naar 1960, een sleuteljaar. De Nederlandse Babyboomers zijn nu tussen de vijf en vijftien jaar. Voor hun ouders is vakantie een nieuw begrip. Opgegroeid in de crisis van de jaren dertig, zat er in hun jeugd hooguit een dagje naar de bossen of het strand in – in eigen land uiteraard. Caravans? Er waren er een paar honderd in Nederland, van welgestelden die een auto hadden, en een paar handige knutselaars die er zelf een bouwden. Een kampeerwagen was voor de elite, voor de avonturiers, de mensen die buiten de lijntjes kleurden. Wie avontuurlijk was ingesteld ging wel kamperen, net als de caravan een uit Engeland over gewaaide hobby die in de jaren twintig en dertig ook in 8
de sleur, uit Nederland. En dat komt eindelijk in zicht. Op 23 december 1960 stemt de regering ermee in om de werkweek terug te brengen van 48 naar 40 uur. De vrije zaterdag wordt geleidelijk ingevoerd. In 1964 wordt de geleide loonpolitiek losgelaten. De lonen gaan in de jaren zestig twee, drie keer over de kop. Het aantal doorbetaalde vakantiedagen groeit en we krijgen vakantiegeld.
Juli 1964, camping op het Amsterdamse IJsclubterrein.
Nederland steeds populairder werd. Wonderlijk genoeg was kamperen in de Tweede Wereldoorlog een geliefd tijdverdrijf – want het leidde af van de brute werkelijkheid van de bezetting. Uiteraard kon men niet naar het buitenland en was het vanaf 1941 verboden om buiten de nacht door te brengen. Toch trokken de Nederlanders eropuit, en sliepen bij boeren in de schuur of een hooiberg. Het aantal leden van de ANWB, die toerisme en kamperen faciliteerde, groeide in de oorlog met 350 leden per maand. Direct na de bevrijding stond de bond
bij de minister op de stoep om nieuwe kampeerplannen te faciliteren. Kamperen paste in de naoorlogse mentaliteit van sportiviteit, saamhorigheid en weerbaarheid. Er waren geen deviezen om naar het buitenland te gaan. Nederland werkte nog op zaterdagochtend, en de regering hield de touwtjes van de loonzakjes strak in de hand, zodat industrie en export konden groeien. In 1946 verscheen een rapport waarin stond dat de chaos en het morele verval van de bezetting moesten worden hersteld. Het gezin was de basis van waaruit dit zou gebeuren.
Voor het eerst hebben de gezinnen van de Babyboomers tijd én geld om er op uit te trekken. Familiebezoek en een dagje naar zee of pretpark gaan in de jaren vijftig en zestig geleidelijk over in echte vakanties. Eerst in eigen land, in een huisje of op de camping. Daarna maakt het groeiende autobezit het mogelijk om naar het buitenland te reizen, met een tent in de achterbak of een caravan aan de trekhaak. Caravannen is relatief goedkoop: er zijn geen kosten voor hotels, je zet onderweg je eigen koffie en kookt in je eigen keukentje.
Camping Het Hazendal in Ede
In 1960 zijn er zo’n 12.000 caravanbezitters in Nederland, in 1965 al 50.000 en in 1970 meer dan 100.000. In 1972 heeft Nederland de grootste caravandichtheid van Europa. Het zijn spectaculaire cijfers, maar in werkelijkheid lopen we niet zo hard van stapel. Neem mijn tante Els. Haar ouders (twee kinderen, jongen, meisje) kopen met Pinksteren 1962 een Fairview Tigris-toercaravan. De folder zit nog in het plakboek dat ze de komende twee decennia zullen bijhouden over de tochten met de nieuwe aanwinst. Het eerste tripje gaat in het weekend van 7 juli naar camping Het Hazendal in Ede, waar ze lezen en wandelen en de luifel uitproberen. Er volgen meer weekenden en bezoekjes aan familie. In de zomervakantie trekken ze door Brabant, waar het gezin zwemt, in de kantine een film kijkt en geniet van het bloemencorso in Zundert. Nederland ligt voor ze open, in latere jaren ook België, Duitsland, Luxemburg, Zwitserland. Als de welvaart groeit, sijpelt de caravan de lagere regionen van de bevolking binnen. Met excuus voor de stereotypering: van avontuurlijke zelfbouwers en jonkheren met te veel vrije tijd in de jaren dertig, naar burgemeester, arts en advocaat in de late jaren vijftig en in de slipstream van de Babyboomers naar de middenstand, politieagent, onderwijzer in de jaren zestig. Rond 1970 kan ook de vuilnisman een tweedehandsje kopen, al dan niet op OPZIJ 2023
9
Feminist Travel Guide afbetaling. Het percentage arbeiders dat op vakantie gaat, stijgt van 37 in 1960 naar 51 in 1966. Vakantie democratiseert, net als de caravan, en beide worden misschien wel het symbool van de Gouden Jaren in Nederland: verworven welvaart, die we niet meer kunnen en willen afstaan. In tijden van economische crisis zakt de caravanverkoop even in, maar is die voorbij dan herstelt de markt zich razendsnel. In de jaren zeventig, tachtig, negentig blijft het caravanbezit groeien: in 1977 een hebben een kleine 350.000 mensen er een, in de tweede helft van de jaren zijn het er 600.000.
Bucklerdrinker en sleurhut
En met de caravan trekken we steeds verder Europa: halverwege de jaren
zestig wordt de Franse zuidkust al afgeraden. Men wijkt uit naar andere zonnige bestemmingen: Spanje, Italië en Portugal. Begin jaren zeventig wordt Joegoslavië het ideale reisdoel, want gastvrij, veelzijdig, ‘nog niet bedorven door de toeristencultus’ – en ook nog eens heel goedkoop. De Babyboomers zijn dan zelf ouders geworden, misschien zelfs al jonge grootouders. En wie als kind met de caravan op vakantie is geweest, doet dat later vaak ook met zijn eigen gezin. Wel is het imago van de kampeervakantie in de loop der tijd aan inflatie onderhevig. Steeds meer kranten spreken smalend over de jaarlijkse ‘volksverhuizing’ naar het zuiden. In komkommertijd publiceren ze neerbuigende
Begin jaren negentig doet Youp van ’t Hek daar nog een schepje boven op door in een conference het woord ‘sleurhut’ te introduceren 12 april 1960: de 50.000ste bezoeker van kampeertentoonstelling Goed Kamp krijgt een caravan | Foto Anefo/Nationaal Archief
10
reportages over tankstations op de overvolle route du soleil, vol huilende kinderen, vloekende vaders en tobbende moeders. Of ze bezoeken een hulppost van de ANWB Alarmcentrale, waar alle denkbare vakantie-ellende voorbijkomt. Begin jaren negentig doet Youp van ’t Hek daar nog een schepje boven op door in een conference het woord ‘sleurhut’ te introduceren, parallel aan zijn burgerlijke Bucklerdrinker – ‘Heb je alweer het probleem: wat is een gewone man? Nou in dit geval bedoel ik zo’n Hollandse eikel, zo’n lul, zo’n Buckler-drinker, zo’n type die je d’r van verdenkt dat hij zijn eigen caravan trekt, zo’n grensrechter.’ Vandaaruit valt een vrij rechte lijn te trekken naar de gniffelende reacties op het trage amusement in We zijn er bijna.
In 1960 zijn er zo’n 12.000 caravanbezitters in Nederland, in 1965 al 50.000 en in 1970 meer dan 100.000. In 1972 heeft Nederland de grootste caravandichtheid van Europa
De wind in de rug
Die zouden zomaar eens gebaseerd kunnen zijn op afgunst. De babyboomers, het is waar, hebben de wind in de rug gehad. Net als de caravan liftten ze mee op de vrijwel onbegrensde welvaartsgroei in de jaren zestig en zeventig. Ze profiteerden als eerste van de verzorgingsstaat en krijgen 65 jaar later keurig hun AOW overgemaakt. De economische crises van de jaren tachtig overleefden ze met gemak. De sturm und drang van de vrije jaren zestig (waar overigens maar een klein deel zich aan overgaf) is al lang ingewisseld voor een comfortabel, ja inderdaad burgerlijk bestaan. Babyboomers hebben vaak een eigen huis, én ook nog die caravan of camper. En nu, in de laatste levensjaren, trekken ze er samen op uit zonder zich zorgen te hoeven te maken over de toekomst. Maar moeten we ze dat kwalijk nemen? In 1962 schrijft een journalist van de Leeuwarder Courant over de nieuwe koopwoede dat het niet gaat om een onaanvaardbare luxe. ‘Het gaat hier om dingen, die voor velen het leven boeiender en plezieriger maken en de blik verruimen. De dromen van een vorige generatie worden werkelijkheid. Dat geldt voor tenten en caravans, voor boten en auto’s,
Camping bij Zandvoort, 1960 | Foto Willem van de Poll/Nationaal Archief
voor scooters en wasmachines, voor pocketboeken en langspeelplaten, voor televisietoestellen en keukenapparaten. We hoeven er geen schuldgevoel door te krijgen.’ En deze observatie geldt eigenlijk nog steeds. Zo gek is het niet dat de caravan populair is onder gepensioneerden. Voor wie wat ouder en strammer is, biedt hij precies de goede mengeling van avontuur en comfort, van veiligheid en vrijheid – een beetje Boomer blijft niet achter de geraniums zitten. De caravantoerist bezoekt nog steeds het vertrouwde lijstje Frankrijk,
Spanje, Italië, Duitsland – een stuk milieuvriendelijker dan verre vliegreizen.
Alles was fijn
Soms roemt men juist het gebrek aan cynisme in We zijn er bijna. MAX-baas Jan Slagter wordt rustig als hij ernaar kijkt, vertelt hij in de Volkskrant. ‘Vaak wordt van ouderen een beeld geschetst waarin de kommer en kwel overheersen. Deze mensen zijn op vakantie, ze eten een salade en drinken een goedkope fles rosé en hebben het hartstikke gezellig met elkaar.’
En de NRC concludeert in 2021: ‘Alles was fijn. Het achteruit inparkeren lukte. De zon scheen. Er werd heel veel in tweetallen op klapstoelen aan campingtafeltjes gezeten in groen gras. Er werd ontbeten en gedut.’ En wat ook opviel: ‘Alle reizigers waren op een rustige manier enthousiast, over alles. Niemand zocht ruzie. Niemand deed zijn of haar best om op een bepaalde manier over te komen. En er kon niet gewonnen worden, niemand zong, mensen hoefden niet aan een nieuwe relatie geholpen te worden, er hoefde helemaal niks. Net vakantie.’ OPZIJ 2023
11
Feminist Travel Guide
Column Sheila Sitalsing
Curieus genoeg maken veel early adopters deel uit van de Eerste Feministische Golf. Voor de Eerste Wereldoorlog bestaat het ledenbestand van The Caravan Club of Great Britain and Ireland, opgericht in 1907, voor maar liefst een derde uit vrouwen. Terug naar het aanrecht
‘“Mag moeder ook rijden,” vraagt Kitty. “Als ze het durft…” zegt vader een tikkie weifelend. “Durven!” roept mevrouw Helder verontwaardigd uit. “Wat is daar nu voor durven aan! Je zegt zelf altijd, dat ik goed rijd. Waarom zou ik dan niet, net zo goed als jij, met de caravan durven rijden?”’ Als meneer Helder in het kinderboek Op avontuur met de caravan (1960) de caravan de stad uit heeft geloodst mag zijn vrouw het stuur van hem overnemen. Binnen de kortste tijd voelt ze zich op haar gemak. Maar dat mevrouw Helder rijdt, doet niets af aan het feit dat ze enkele bladzijde later ‘haar domein’ betreedt om koffie te maken voor het gezin. Ook in de rest van het boek is het moeder die kookt. Curieus genoeg maken veel early adopters deel uit van de Eerste Feministische Golf. Voor de Eerste Wereldoorlog bestaat het ledenbestand van The Caravan Club of Great Britain and Ireland, opgericht in 1907, voor maar liefst een derde uit vrouwen. Zij trekken er met elkaar op uit en nemen deel aan buitensportactiviteiten die tot dan niet door vrouwen beoefend worden. Een progressieve club dus. In het archief liggen twee ledenlijsten, uit 1910 en 1913, waar veel schrijvers,
12
kunstenaars en bekende artsen op staan. Op de lijst bevinden zich ook de namen van enkele voorvechters voor vrouwenkiesrecht. Miss Louise Lilley of Holland House, Clacton-on-Sea bijvoorbeeld, werd veroordeeld tot twee maanden hard labour, omdat ze in maart 1912 de ramen van het ministerie van Oorlog heeft ingegooid met stenen. Andere dames op de lijst zijn lid van meer gematigde, maar niet minder actieve organisaties voor vrouwenkiesrecht. Met de caravan trekken ze het land in om steun te werven voor hun goede zaak. Nederland heeft dan nog geen caravanclub. Maar de notulen van de oprichtingsvergadering van de eerste kampeervereniging NTKC op 5 mei 1912 zijn geschreven door Louise Denig, op de achterkant van twee pamfletten van de Vrije Vrouwenvereniging. Moeder Denig staat bekend als een strijdlustige voorvechter van kiesrecht voor vrouwen. Louise neemt het in die vergadering dan ook op zich om ‘de belangen der damesleden’ te behartigen. Ondertussen woedt al direct de discussie of het minihuishouden in de caravan meer of minder werk is dan thuis. Meer werk, denkt een krant in april 1935: ‘In de eerste plaats dient echter natuurlijk vooral de moeder van een gezin,
als men serieus overweegt of men zal overgaan tot den aanschaf van een dergelijken kampeerwagen, te bedenken, dat dit besluit haar voor jaren zal berooven van een echte rustvacantie. Want als men op reis gaat, en men neemt een heel, zij het klein, huis met zich mee, dan houdt dat ook onherroepelijk in, dat men in dat huis ook een heel huishouden te doen zal hebben.’ Er zijn geen kamermeisjes die de bedden opmaken, je moet zelf de was doen en de eigen maaltijden bereiden. In de wederopbouwjaren zijn de moeders van onze Babyboomers weer met stevige hand verbannen naar het aanrecht. Op avontuur met de caravan mag, maar ze moet haar plaats wel kennen. Bij Saskia van de rubriek Vrouwenpraat roept het woord in 1959 dan ook ‘een hele kolom vrouwenergernis’ op. ‘Dat wordt dus weer ‘slepen en fourageren en behelpen en koken en afwassen en bed opmaken (…). Precies als thuis, alleen nog een draadje bezwaarlijker en omslachtiger. Eenmaal huisvrouw, altijd huisvrouw’. Het heeft mijn tante Els gelukkig nooit weerhouden om ook met haar eigen kinderen en kleinkinderen op caravanvakantie te gaan. Bovendien is ze zo verstandig geweest om zelf met de caravan te leren rijden. Net weduwe geworden kon ze de afgelopen zomer toch op stap. O
Stoepkrijten
voor de abortuskliniek
H
et waren Boomers, of degenen die niet per se tot die generatie horen maar er wel voor worden uitgemaakt, die er zorg voor hebben gedragen dat vrouwen in Nederland niet langer stiekem met breinaalden in hun baarmoeder hoefden te laten prikken om van een ongewenste zwangerschap af te komen. Hun acties leverden wilde verhalen op, over Dolle Mina’s, baas in eigen buik en de bezetting van de Bloemenhovekliniek. En nu moeten ze wéér uitrukken, om zij aan zij met hun kinderen en kleinkinderen regenbogen te stoepkrijten voor de ingang van abortusklinieken. Om de vrouwen die er komen een hart onder de riem te steken, en vooral om ‘wakers’ te verjagen. Wakers zijn doodenge types, die uit bekommernis met Gods schepping posten voor abortusklinieken. Daar spreken ze, zeggen ze zelf, vrouwen die naar binnen willen ‘op een zorgvuldige en liefdevolle manier’ aan. Thuis noemen we dat belagen. Er is lang gedaan alsof het in Nederland maar één kant op kan
gaan met de vrouwenrechten: vooruit en omhoog. En ja, het is waar dat de vrouwenrechten langzaamaan terrein hebben veroverd op de conservatieve krachten, al is er nog heel lang veel achterlijks in de wetgeving blijven staan. Zo werd pas vorig jaar uit de wet de bepaling gesloopt dat wie om een abortus kwam, terug naar huis moest worden gestuurd met de mededeling ‘Denk er nog maar vijf dagen rustig over na, vrouwke’, een bepaling die drijft op de paternalistische en vernederende gedachte dat vrouwen emotionele wezens zijn die niet in staat zijn om in één keer een weloverwogen beslissing te nemen. Maar het is ook waar dat abortus officieel nog steeds in het wetboek van strafrecht staat, een misstand waar progressieve partijen een einde aan proberen te maken. En het is ook waar dat we elk jaar weer worden lastiggevallen met het fenomeen ‘de Week van het Leven’. Net zoals het waar is dat de SGP – partij van mannenbroeders, doodstraf en vrouwen achter het aanrecht – zich steeds activistischer en luidruchtiger in het anti-abortusrechtendebat mengt, en ‘wakers’ publiekelijk aan het aanmoedigen is. Ook waar: populaire politici met veel aanhang als Pieter Omtzigt en Caroline van der Plas stemden tégen de afschaffing van de wettelijke bedenktermijn bij abortus. Dit soort nuttige informatie verzamel ik in een boekje waarin ik nauwgezet bijhoud wie je beter kan mijden wanneer het erop aankomt, en wie je kan bellen als er weer eens regenbogen moeten worden gestoepkrijt voor de ingang van een abortuskliniek. O OPZIJ 2023
13
Varia
I L L U S T RAT IE S IRENE BE R B E E
Een joint, dan hoorde je erbij
H
De ‘lelijke’ Eend
I
14
n 1975 waren er in ons land 185 auto’s per 1.000 inwoners, in totaal zo’n drie miljoen. Nu zijn dat er bijna driemaal zoveel. Een gemiddelde personenauto kostte, omgerekend toen € 5.002,00. In oktober van dat jaar was er sprake van een relatief forse prijsverhoging van benzine: die kostte toen iets meer dan € 0,50 (!). Onder jongeren waren vooral de ‘eend’ en de ‘kever’ populair, met name tweedehands waren ze al snel betaalbaar. Was de Kever een wat meer traditionele auto, de Citroen 2CV, liefdevol ‘de eend’ genoemd,
had een wat meer vrijgevochten imago. Er werden er ruim vijf miljoen van gemaakt, daarvan rijden er nog ruim 7.000 rond in ons land. Volgens de overlevering kon je een kapotte V-snaar onderweg gewoon vervangen door een nylon. De specificaties waren spectaculair: De eerste editie was voorzien van een 9 pk motor. Later kwamen er versies met 12, 18 en 21 naar de uiteindelijke 28 pk. Geen luxe, de ruitenwissers werden aangedreven door de kilometerteller, benzine peilde je met een peilstok. De stoelen waren demontabel,
Elektrische koffiemolen
W
aar de ouders van de Boomers de koffiebonen nog met een handmolen maalden maakten Boomers de introductie van de elektrische koffiemolen mee, een metafoor voor van alles dat opeens ook elektrisch zou blijken te kunnen. We noemen de was, de afwas, het stofzuigen, van die dingen. De elektrische koffiemolen was er al in 1903 maar het gebruik was lang professioneel, in restaurants en koffiehuizen. Sowieso was de beschikbaarheid van elektriciteit een voorwaarde en die was er pas eind 19e eeuw toen Thomas Edison in New York een centrale bouwde die gebouwen in een omtrek van twee kilometer van stroom kon voorzien. In de jaren ’50 hing bij veel gezinnen de Douwe
handig bij een picknick en natuurlijk kon het dak opengerold worden. Z’n koosnaampje kreeg de 2CV direct bij z’n introductie op een beurs in Parijs. Inmiddels gaat een 2CV Sahara, daarvan werden er ooit 694 van gebouwd, op veilingen voor bedragen tussen de € 100.000,00 en € 200.000,00 onder de hamer.
et zou al rond 2.700 voor Christus zijn geweest dat cannabis werd gebruikt, voor medicinale doeleinden. Maar de geestverruimende werking als reden voor gebruik zien we al ruim 2.000 jaar geleden in India, de oude Grieken wisten er ook raad mee maar het gebruik zoals we het nu in Europa kennen zou te herleiden zijn naar Napoleontische soldaten die het spul meebrachten naar Frankrijk na een veldtocht in Egypte. We hebben het dan
De Kever
Mobylette
Egbert Wandkoffiemolen aan de muur in de keuken en dat werd pas anders als in de jaren ’60 de elektrische versie haalbaar wordt voor iedereen. Hoewel, omdat gemalen koffie op dat moment ook vacuüm verpakt te koop komt, stond het thuis malen van koffiebonen toen ter discussie.
over cannabis die meestal in een pijpje werd gerookt. Ergens in Mexico zou marihuana voor het eerst door de tabak voor sigaretten zijn gemixt en was de joint geboren, afgeleid van het Engels woord ‘join’ dat staat voor ‘samenvoegen’. In ons land was het gebruik niet verboden toen de eerste Opiumwet tot stand kwam maar die omissie werd in 1953 rechtgezet. De Babyboomers stoorden zich er in de jaren ’70 niet erg aan, ze experimenteerden
met van alles en de joint leek nog het meest onschuldig. Dat het illegaal was leidde hooguit tot een verhoging van de feestvreugde. Je kon er ook gewoon door in de gevangenis belanden (maximale straf voor het bezit: vier jaar), dat verschafte je dan een heldenstatus. In de jaren ’60 en ’70 deed je eraan mee als je jezelf tot Provo, Kabouter of Hippie had verklaard. Als in 1970 in Rotterdam het Kralingse popfestival – naar voorbeeld van Woodstock – wordt georganiseerd, gooit de politie defacto de handdoek: onmogelijk om daar dan nog te handhaven en zo ontstaat het huidige bizarre en gespleten gedoogbeleid.
H
et ‘vrouwelijke’ antwoord op de Puch, Tomos, Kreidler en Zündapp. Maar dat was niet altijd zo. Door de mannen op die ‘brommers’ natuurlijk niet serieus te nemen met deze specs: een tweetaktmotor met een inhoud van 49,9 cc, een maximum toerental van 2800, het benzineverbruik is 1
K
ijkt Joop den Uyl nu tevreden naar beneden, als dat al mogelijk zou zijn? Het was zijn nadrukkelijke wens dat ‘alle mensen recht hebben op een eigen auto voor de deur, óók de arbeiders’. Hij was een groot fan: ‘(…) verrukkelijk: je gaat er mee naar het strand, mee naar buiten. We zijn er zelf altijd op uit gegaan. Ook toen we nog maar een Volkswagen hadden, die we volpropten’. Op dit moment rijden er in ons land nog zo’n 10.000 rond,
wereldwijd werden er 21.529.464 van gemaakt. De Kever was enorm populair maar kreeg in 1974 concurrentie van het eigen merk: de Golf werd geïntroduceerd.
op 80, de tankinhoud 1,8 liter, de maximumsnelheid 25 km per uur en het totale gewicht 30 kilogram. Echt iets voor vrouwen. Maar wel ook als voordeel: je kon de motor uitzetten en gewoon erop fietsen. Dat kan met die mannendingen ook maar die waren zoveel zwaarder dat de optie meer een theoretische was. Het succes van de Mobylette was er sowieso al veel eerder, al in de jaren ’50. In 1956 is het aantal bromfietsen 375.892 (tegenover 219.411 auto’s). De top drie: de Mobylette (93.908 stuks), Solex
(85.397 stuks) en Berini (68.729 stuks), die drie merken worden op dat moment wel door mannen (naar hun werk) dan door vrouwen (overwegend thuis) bereden. In de jaren ’60 en ’70 verandert dat snel. Mannen willen niet meer dood worden aangetroffen op een Mobylette, ze kiezen voor de genoemde Puch, Tomos, Kreidler en Zündapp. Van de Mobylette worden er steeds minder verkocht maar het merk beleeft, onder vrouwen die ook wel eens op een brommer willen, in diezelfde jaren een revival. OPZIJ 2023
15
Interview Geboortedatum: 1 oktober 1937 in Den Haag
Universitair docent: 1965- 1975 (Sociale Geografie, Universiteit van Amsterdam) Hoofdredacteur Opzij: 1972-1981
Politieke functies: Tweede Kamerlid PvdA, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (1981-1982), minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (1989-1994), lid van het Europees Parlement (1984-1989; 1994-1999)
HEDY D’ANCONA:
Feminist
tot in de kist Voor Opzij-lezeressen voelt binnenkomen in het huis van Hedy d’Ancona in hartje Amsterdam als het betreden van heilige grond. Hier werd Opzij geboren en bracht zij haar vroege jeugd door. En hier woont nog steeds een van de grande dames van het feminisme. Als oprichter en hoofdredacteur van Opzij en als staatssecretaris en minister heeft d’Ancona een ferme voetafdruk op de Nederlandse vrouwenbeweging achtergelaten. D O O R A N N E E LZ I N G A B EEL D M A R I A N N E V E R H O E V E N
16
OPZIJ 2023
17
Interview me nu bijvoorbeeld ook in voor de emancipatie van ouderen.’
H
et is jammer dat de verslaggever die heilige grond direct kleddernat maakt. Met dank aan de regen die bij bakken uit de hemel komt. Nadat de druipende regencape is opgehangen, de schoenen zijn geveegd en de warme thee is ingeschonken is het tijd voor het interview. ‘Ik kan soms nogal uitweiden. Je mag best op een gegeven moment zeggen: Nou, ik weet het nu wel. Dan stop ik,’ waarschuwt Hedy vooraf. Het zegt genoeg dat dat geen keer nodig is geweest. Klopt het dat de strijd voor gelijke rechten voor vrouwen en tegen discriminatie al ruim zestig jaar als een rode draad door uw leven loopt? ‘Ja. Ik heb de neiging om me te verzetten tegen alles wat te maken heeft met onrechtvaardigheid, discriminatie en ongelijkheid. En tegen fascisme en populisme. Onderdrukking en achterstelling van vrouwen fascineert me tot op de dag van vandaag. Daar strijd ik nog steeds tegen. Dat heeft denk ik te maken met mijn Joodse achtergrond, met de Tweede Wereldoorlog en het idee dat er zoveel verloren is gegaan waaronder een deel van mijn familie. En met mijn vader die in de voorhoede van de studentenbeweging actief was. Zo’n verleden kent veel verdriet, maar je kunt er ook inspiratie uit halen. Mijn betrokkenheid en activisme betreft trouwens meer dan alleen de ongelijkheid van vrouwen. Ik zet
18
Hoe werd u één van de ‘moeders’ van Opzij? ‘Ik was actief in de vrouwenbeweging. Had samen met Joke Smit in 1968 de Man Vrouw Maatschappij (MVM) opgericht, die streed voor gelijke ontplooiingskansen voor mannen en vrouwen. Wim Hora Adema vroeg mij artikelen te schrijven voor haar vrouwenpagina in Het Parool. Dat vond ik een hele eer. Haar pagina was bekend en beroemd: er werkten zeer getalenteerde vrouwen als Annie Schmidt en Harriët Freezer aan mee. Het ging echt ergens over: er stonden geen breipatronen in. Toen Wim werd ontslagen bij het Parool stapte uit solidariteit de hele redactie op. Wim zat zonder werk en inkomen. Zij wilde een dagblad voor vrouwen gaan maken. Dat zag ik niet zo zitten, maar een maandblad leek me wel wat. Al zou het maar een jaar bestaan. Wim wist hoe je een blad maakte. Ik niet. Samen gingen we op zoek naar een uitgever en naar medewerkers die voor niks voor Opzij wilden werken. Hierboven vergaderden we. Een soort redactievergadering waarin werd besloten wie welke stukken zou gaan schrijven. En zo is het begonnen.’ Welke thema’s spraken u toen het meeste aan? ‘In die jaren werd niet meer over de achterstelling van vrouwen gesproken maar over onderdrukking. Dat maakte nogal verschil: een achterstand kun je inhalen. Maar als je onderdrukt wordt, wordt dat lastig. Binnen de vrouwenbeweging was er een strijd - of strijd? Meer een gedachtenbotsing - tussen degenen die vonden dat de onderdrukking van vrouwen voortkwam uit hun economische afhankelijkheid en anderzijds mensen die hun biologisch lot - puur het feit dat ze vrouw waren - als oorzaak zagen. De eerste groep - waaronder de MVM - streed vooral voor economische onafhankelijkheid, de tweede groep keek meer naar de oorzaken die ervoor zorgden dat vrouwen niet de baas over hun
‘Je mocht het wel hebben over de achterstand van vrouwen, maar systematische onderdrukking uit de mond van de koningin… Ik had het wel leuk gevonden’
eigen lichaam waren: geweld tegen vrouwen, seksuele intimidatie, moederschap met alle verplichtingen die daaraan vastzitten. Die twee richtingen verdroegen elkaar slecht. Toen ik in 1981 staatssecretaris werd vroeg ik me af waar ik binnen de politiek mee zou moeten beginnen. Een ploeg wetenschappers heeft toen een essay geschreven over de vraag waar vrouwenonderdrukking nu eigenlijk aan te wijten was. Dat boekje eindigt zoals het bij wetenschappers vaak eindigt: beide factoren spelen een rol. Ze versterken elkaar.’ In welk kamp zat u? ‘Ik ging er ook vanuit dat die verschijnselen elkaar versterkten. En toen werd het 1980 en - dat was wel geestig - mocht ik een paar regels schrijven voor de troonrede. Ik wilde daarin opnemen dat de situatie van vrouwen niet alleen te maken had met achterstelling maar vooral met systematische onderdrukking door mannen. Dat ging Van Agt natuurlijk veel te ver. Ik dacht dat de majesteit dat ook niet uit haar mond zou krijgen. Dus ik werd drie keer teruggestuurd om die regels af te vlakken. Totdat er bijna niets meer van over was. Je mocht het wel hebben over de achterstand van vrouwen, maar systematische onderdrukking uit de mond van de koningin…. Ik had het wel leuk gevonden. In Opzij kwamen beide kampen aan het woord. Wim had niet zoveel met seksueel geweld, maar we hadden daar wel artikelen over. Bijvoorbeeld van Anja Meulenbelt die naar een vrouwenfestival op het eiland Femø was geweest en daarover een verhaal schreef
met als kop ‘Kut ruikt lekker.’ Die reportages stonden naast artikelen van vrouwelijke hoogleraren over de economische afhankelijkheid van vrouwen. En daarna kon zomaar een stuk komen waarin aandacht werd besteed aan Paarse September. Daarin zaten vrouwen die uit politieke of idealistische overwegingen lesbisch waren geworden. Je ging toch niet met je onderdrukker naar bed? In Opzij kwam alles aan bod. Het heette niet voor niets een radikaal feministisch blad te zijn. Met een k nog wel!’ Vooral in de jaren ’70 liet de vrouwenbeweging zich vaak op straat zien met acties en demonstraties. Urinoirs werden dichtgebonden met roze linten, een café werd bezet door vrouwen die het recht wilden hebben alleen aan de bar te mogen zitten (krukrecht), Dolle Mina’s schilderden Baas in eigen Buik op hun buik, er werd gedemonstreerd voor het abortusrecht en tegen seksueel OPZIJ 2023
19
Interview
‘Gingen ze ons vertellen hoe oké ze waren en hoe goed voor hun vrouw. “Mijn vrouw kan álles doen”, zeiden ze dan, “Ik vind het prima dat ze een cursus Spaans volgt”’
geweld. Aan welke acties heeft u zelf goede herinneringen? ‘Ik heb ooit meegedaan aan een demonstratie op de binnenplaats van het Amsterdamse stadhuis om bruiden op het hart te drukken dat ze maar beter niet konden trouwen. Ik had echt bezwaren tegen het huwelijk. Had me ervan laten overtuigen dat dat helemaal geen veilige schuilplaats voor vrouwen was. Stonden we daar op de mooiste dag van hun leven die bruidsparen op te wachten met lakens met DOE HET NIET erop. Alsof ze dan rechtsomkeert zouden maken en denken: oh nee, toch maar niet. Ook de actie om een kaart te sturen naar het kabinet Den Uyl met de tekst: ‘Het wordt tijd voor een emancipatiebeleid’ vond ik een goeie. Daar moesten mensen echt iets voor doen: een kaart schrijven, postzegel plakken, op de bus doen. Maar vooral de abortusdemonstraties vond ik interessant. Omdat daar heel veel verschillende vrouwen aan meededen. Andere vrouwenacties waren niet heel erg inclusief. Nauwelijks vrouwen uit een andere sociale laag. Om het over gekleurde vrouwen maar helemaal niet te hebben. Een minder fijne herinnering heb ik aan de demonstratie op het Binnenhof in 1981. Toen stond ik ineens tegenover de vrouwenbeweging. In de Eerste Kamer werd gestemd over het abortuswetsontwerp dat er met veel moeite was gekomen. Zij vonden het schandalig dat ik als Eerste Kamerlid een wetsontwerp verdedigde waarin stond dat vrouwen pas na een paar dagen bedenktijd abortus konden doen. Terwijl ik dacht: het duurt nu al zo lang voor er iets 20
geregeld is. Binnen is binnen. Die bedenktijd krijgen we er nog wel af. Ik wist toen niet dat dat nog jaren zou duren. Het ontwerp is toen met één stem meerderheid verworpen. Dat kwam trouwens niet door de demonstrerende zusters.’ Waren de acties vroeger ludieker dan de latere demonstraties? ‘Om bijvoorbeeld bij een gynaecologencongres te gaan staan met een blote buik met Baas in Eigen Buik erop en nepborsten om te binden uit protest tegen de veemarkt van de Miss-verkiezingen was inderdaad komisch. Maar het was wél heel serieus bedoeld. Je lachte en wreef in je handen van genoegen als de kranten het overnamen. Het was publicitair behoorlijk effectief. Wij vonden het zelf ook wel geestig, maar onze doelstellingen relativeerden we niet. Dat kán ook niet. Dat vraag je ook niet van een politieke partij. Tegen Frans Timmermans zeg je toch ook niet: nou nou, het kan wel een toontje lager. We zouden wel eens een lachje willen zien?’
Hoe was in die jaren de sfeer binnen de vrouwenbeweging? Was er sprake van een hiërarchie? Waren er vrouwelijke bonobo’s? ‘Dat was wel een punt. Je mocht een ander niet onderdrukken. Maar als je deel uitmaakt van een hiërarchie gebeurt dat toch. De top van de beweging was echt geen aselecte steekproef. Dat waren toch de vrouwen die konden schrijven, woordvoerder waren of in de Emancipatieraad zaten. Om dat te ondervangen werden er praatgroepen opgericht. Daardoor werd het veel persoonlijker. Je moest in zo’n groep over je eigen gevoelens praten. Ik was daar niet zo van. Maar veel vrouwen vonden het fijn dat ze hun hart konden luchten in zo’n groep. In Opzij kwam toen ook meer aandacht voor persoonlijke ervaringen. Bijvoorbeeld voor de moederdochterverhouding. Ikzelf geloof meer in het omgooien van het systeem via maatregelen en wetgeving van de overheid dan in zo’n persoonlijke en individualistische benadering.’ Was er binnen de vrouwenbeweging toen wel ruimte voor humor of zelfspot, ondanks de ernstige en belangrijke zaak waarvoor werd gestreden? ‘Er werd ons vaak verweten dat we zo serieus waren - niet erg gezellig. “We kunnen erin meegaan als jullie het leuker en humoristischer maken,” werd dan gezegd. Joke Smit had daar een duidelijk antwoord op. Had je bij de strijd om het vrouwenkiesrecht in Engeland, waarbij vrouwen gevangen werden gezet, dan moeten zeggen: alles goed en wel maar het moet wél wat grappiger worden? Zeker in activistische tijden verdwijnt de humor vaak naar de achtergrond. Je gaat jezelf niet onderuit halen. Maar dat wil niet zeggen dat wij in die tuinbroeken continu stampvoetend rondliepen. Ik hád niet eens een tuinbroek. Het was echt niet allemaal heel zwaar. Maar dolkomisch?
Hedy d’Ancona in vier quotes
Meest trots op: Persoonlijke trots? Dat heb ik eigenlijk nooit gehad. Ik heb wel een paar dingen bereikt, maar dat was altijd met anderen samen. Dat kun je nooit op je eigen conto schrijven. Ik was een leider met dank aan de talenten van anderen. En ik zeg dat niet uit bescheidenheid. Ik ben helemaal niet bescheiden! Teleurgesteld in: Het heeft allemaal langer geduurd dan we in de jaren ’60-’80 dachten. Maar ik ben niet teleurgesteld. Ik ben een optimistisch mens. Mooiste herinnering: Toch wel de acceptatie van de Wet Gelijke Behandeling. Hij was nog niet af; er zouden nog heel wat letters bijkomen. Maar dat ik minister was en zo’n wet werd aangenomen, dat was wel een heel mooi moment voor mij. Ideaal: Ik denk dat wij een samenleving krijgen waarin mannen en vrouwen - en al die andere letters - gelijke rechten en plichten hebben. Een genderfluïde maatschappij: dat lijkt mij de weg die we ingaan.
Nee, het was wel bloedserieus. Óók die acties van Dolle Mina. De bedoeling was een shock teweeg te brengen; om aandacht te krijgen. We zouden ook vol zelfbeklag zitten. Helemaal niks van waar. Wij waren zeer optimistisch. Dachten: het gaat ons wel lukken als we maar stevig doorzetten. We deden niet aan zelfbeklag. En we hebben echt ook wel gelachen, hoor! Vaak om mannen.’ Om wat voor mannendingen moesten jullie lachen? ‘Mannen dachten dat wij in die vrouwenhuizen de hele tijd over hen zaten te praten. Omdat zij er niet in mochten. Dan móest het wel over hen gaan. Geestig was ook dat mannen dachten bij ons hun “feministisch diploma” te kunnen halen. Gingen ze ons vertellen hoe oké ze waren en hoe goed voor hun vrouw. “Mijn vrouw kan álles doen”, zeiden ze dan, “Ik vind het prima dat ze een cursus Spaans volgt.” En dat je ze dan eigenlijk een klopje op de schouder of een speldje op de borst moest geven omdat ze zo fantastisch waren. En de feministische cartoons van Len Munnik in Opzij waren ook heel geestig. Ik herinner me nog de tekening die Len maakte over het verwijt van de vrouwenbeweging dat gynaecologen veel te makkelijk baarmoeders verwijderden. Len had toen een heel sjieke auto getekend met daarachter een aanhanger waarop een ontzettend duur jacht stond. “De lachende baarmoeder” heette die boot. Tegenwoordig zijn ook die dickpics een bron van vermaak. Met die foto’s bewijzen mannen dat ze totaal geen benul hebben van de vrouwenlust als ze denken dat je opgewonden raakt wanneer je op je telefoon naast je ontbijtbord zo’n gerimpelde worst ziet liggen. Wij hadden geen dickpics, maar wel vieze mannen in bosjes en hijgers aan de telefoon. De NVSH had toen speciaal een hijglijn ingesteld waar mannen getrainde vrouwen konden bellen. Ik ben nooit getraind, maar heb wel hijgers aan de telefoon gehad.’ OPZIJ 2023
21
Column Hedy d’Ancona
Interview Wanneer kwam de klad in de vrouwenbeweging van de jaren ’60, ’70 en ’80? ‘Ergens in de jaren ’80 ging de beweging een beetje uit de vrouwenbeweging. Het demonstreren hield eigenlijk op. Niet omdat alle problemen waren opgelost maar omdat veel inmiddels was geformaliseerd en geregeld. We hadden een staatssecretaris, een provinciaal emancipatieberaad, abortus was in 1981 gelegaliseerd. Ik heb zelf in 1992 als minister samen met Ernst Hirsch Ballin en Ien Dales achter de regeringstafel nog de Wet Gelijke Behandeling verdedigd. Dat vond ik wel ontroerend: daar werd al sinds 1968 voor gestreden. Achteraf gezien zijn veel van onze strijdpunten echter nog steeds niet gerealiseerd. Van een eerlijke verdeling van macht en van betaald en onbetaald werk is bijvoorbeeld nog steeds geen sprake. Niet dat alles helemaal stilstaat, maar het gaat met een slakkengangetje. En je moet altijd alert blijven: toen het CDA zo enthousiast deed over de participatiesamenleving dacht ik gelijk: daar gaan vrouwen weer de klos van worden, want die zullen ervoor opdraaien om het zaakje draaiende te houden. ‘ Hoe komt het toch dat vrouwen steeds weer die zorgtaken op zich nemen? Zit het misschien ook in henzelf? ‘Ik denk het wel. Aan het eind van de dag laten vrouwen natuurlijk niemand in de steek. En ze kunnen beter organiseren. Dat zal wel aangeleerd zijn, maar hoe dan ook friemelen ze het er nog wel tussendoor. Maar dat kan natuurlijk niet. Denk eens aan de consequenties die dat bijvoorbeeld voor hun pensioenvoorziening heeft. Als dank voor al die extra zorgtaken naast je werk krijg je als gepensioneerde ook nog eens als straf de rekening gepresenteerd!’ Is de strijd nu gestreden? Of valt er nog wat te bevechten? ‘Het systeem is niet veranderd, maar 22
binnen dat systeem is er echt wel iets bereikt ten gunste van de vrijheid en gelijkheid van vrouwen. Absoluut. En er is nieuw elan. De generatie van mijn dochters en hun vriendinnen dacht dat wij het allemaal prima voor hen hadden geregeld. Die gingen de straat niet meer op. Maar er waait weer een nieuwe wind. Vrouwen schamen zich niet meer om zichzelf feminist te noemen. Vroeger zeiden ze altijd: “ik ben feminist, maar…” Maar… als het niet gepaard gaat met mannenhaat. Maar… ik hou niet van slachtoffergedrag. Dat “maar” is er helemaal af. Gelukkig, want er zijn nog veel thema’s die aandacht behoeven. Seksuele onderdrukking, seksueel geweld en intimidatie bijvoorbeeld. En de loonkloof is weer groter. Je wéét vaak ook niet wat je mannelijke collega verdient. Vraag jij ze dat wel eens? Ik niet. En vergeet de migrantenvrouwen en hun dochters niet. Die zijn ook nog lang niet klaar. Nee, ik denk niet dat de ongelijkheid onuitroeibaar is. Daardoor kan ik me erover blijven opwinden. Anders zou ik denken: “Het is huilen met de pet op. Laat maar zitten. Het zal mijn tijd wel duren.” Ik ontmoet op lezingen voor bijvoorbeeld de PvdA vaak jonge feministen. Dat is heel inspirerend. Ik leer evenveel van hen als zij van mij. Het is niet: “Grootmoeder vertelt”.’ Tot slot: gaan wij ooit nog een vrouwelijke premier krijgen? ‘Dat gaat zeker lukken. Ik zou het leuk vinden als ik dat nog een keer zou meemaken. Ik ben wel eens gevraagd - vroeger, hè? Nu niet meer - of ik me wilde verbinden aan de vereniging “Stem op een vrouw”. Dat doe ik niet zomaar. Dat hangt af van de partij. Ik ga het toch niet propageren, alleen omdat het een vrouw is? Ik heb liever een feministische man dan een niet-feministische vrouw. Ik blijf mijn principes trouw: ik ben een feminist tot in de kist!’ O
Oud is niet out
Hedy d’Ancona zet zich nu onder meer in voor de emancipatie van ouderen. Ze schreef er diverse boeken over (Vrolijk Verval 2021, Kouwe Kermis 2022) en geeft lezingen. ‘Zoals wij vrouwen vochten voor zelfbeschikking en zelfontplooiing geldt ook voor ouderen dat zij moeten kunnen beschikken over hun eigen leven. Ouderen worden vaak buitengesloten, doen veel minder mee in het maatschappelijk leven. Je moet ze met respect en compassie behandelen. Dat hoeft voor mij helemaal niet! Nancy Pelosi is op haar 83ste nog voorzitter van het Huis van Afgevaardigden in de Verenigde Staten. Ruth Bader Ginsburg was tot haar dood opperrechter. Dat is in Nederland ondenkbaar. Oud is hier out.’
Aan de wieg staan
van een kleindochter van Opzij
H
et moest ervan komen! Ook al is ons onbehagen, dat in 1968 de tweede feministische golf deed uitrollen niet verdwenen; de verpakking is versleten. Geen tekort aan jonge feministen maar wel een afnemende behoefte om vaste relaties aan te gaan, in dit geval met een abonnement op het maandblad Opzij. Maar de behoefte aan informatie over ongelijke behandeling, gebaseerd op een door gender ingekleurd systeem, is nog steeds groot. Je moet weten hoe het zit, voordat je weet waar en wat er veranderd moet worden. Dat ik daarom nu aan de wieg sta van een kleindochter van Opzij, vind ik nodig en opwindend. Ze verschijnt vanaf 2024 als rijk gevulde en prachtig vormgegeven Thema-Krant. Drie keer per jaar worden we getrakteerd op feiten, cijfers, opvattingen, schandalen en successen die verband houden met hedendaags feminisme. Iedere gedrukte uitgave wordt omringd met een driedelige podcastserie met interviews, gesprekken en columns van ervarings- en professionele deskundigen.
uitingen van ongelijkheid: De Loonkloof. Sophie van Geel becommentarieert de recent geconstateerde groei van die beschamende toestand en komt met de belangrijkste conclusies uit haar succesvolle boek. Agnes Jongerius presenteert de Richtlijn die recent door het Europees Parlement werd aangenomen en gericht is op het boven tafel krijgen van deze wantoestand door de verantwoordelijkheid daarvoor niet bij de werknemers maar bij de werkgevers te leggen. Ook Nederland zal daartoe met passende wetgeving moeten komen. Verder interviews met o.a. Sarina Wiegman, de bondscoach van het succesvolle Engelse vrouwenvoetbal-team die in het V.K op handen wordt gedragen maar aanzienlijk minder verdient dan haar mannelijke collega. Ook gesprekken met vrouwelijke beeldend kunstenaars over de resultaten van een onlangs gepubliceerd onderzoek waaruit blijkt dat er meer vrouwen dan mannen aan de Academies afstuderen, met betere resultaten maar dat na 5 jaar die situatie is omgekeerd; ze hebben minder vaak een contract met een gallery, hun werk wordt tegen lagere prijzen aangekocht. Ikzelf ga naar IJsland om verslag te doen van een gesprek met Katrin Jakobsdottir, sinds 2017 Minister-President. Zij deed mee aan een werkstaking van een dag die die de IJslandse vrouwen organiseerden als protest tegen de Loonkloof..
De editie waarmee we het nieuwe jaar openen, is gewijd aan een van de meest manifeste
Ik zie uit naar deze nieuwe manier waarop onze verontwaardiging en strijdbaarheid wordt aangewakkerd. O
Na deze start verschijnt een zomerse Opzij-Krant met de rariteiten, gedragingen, en het lijden, rond het thema Body-Language. En de laatste aflevering van het jaar krijgt de titel “Geveld door Geweld”, onthutsende cijfers over femicide, seksueel getinte- en gewelddadige uitingen jegens vrouwelijke politici via de sociale media en seksuele intimidatie in de openbare ruimte.
OPZIJ 2023
23
Interview Geboortedatum: 21-04-1943 te Leeuwarden Verslaggeefster Trouw: 1961-1981
Begonnen bij Opzij: 1974 (freelance) )
Hoofdredacteur Opzij: 1981-2008 Relatie: samenwonend met oud-journalist/voorlichter Koos Groen sinds 1968
CISCA DRESSELHUYS:
een journalistieke
feminist
‘Aaah, wat was het toch fijn!’, verzucht Cisca Dresselhuys halverwege het interview over haar tijd als hoofdredacteur van Opzij. Zij heeft net een geestige column van Opzij-collega Renate Dorrestein voorgelezen. Op de eettafel bij haar thuis ligt Er is een land waar vrouwen willen wonen van Joke Smit. Vol met gele plakkertjes bij alle belangrijke feministische thema’s van toen: ‘Dit is mijn bijbel.’ D O O R A N N E E L Z I N G A B EEL D J U L I E B L I K
24
OPZIJ 2023
25
Interview meer Hedy d’Ancona richtte zij Opzij op dat tot op de dag van vandaag bestaat.
Betrokken buitenstaander
H
et is een herenhuis, het statige huis waarin Cisca Dresselhuys woont. Maar Cisca zou Cisca niet zijn als ze er niet ook een dameshuis van zou hebben gemaakt. Zij deelt de woning met haar partner. De eerste verdieping is van haar; de bovenetages van hem. En ze hebben beiden hun eigen hypotheek. ‘Ik heb financiële onafhankelijkheid altijd een van de belangrijkste feministische thema’s gevonden. Nog steeds.’ Als journalist en als hoofdredacteur van Opzij heeft Cisca de hoogtijdagen van het feminisme van dichtbij meegemaakt. Het was begin jaren ’70, tijdens de Tweede Feministische Golf. Een tijd waarin alles nieuw was en alles kon: ‘Als je een club voor feministen met ingegroeide teennagels wilde oprichten, had je geld gekregen. Er borrelde zoveel. Het was zo’n levendige beweging. Alles was nieuw. Het eerste Blijf-van-mijn-Lijfhuis, het eerste dit, het eerste dat. Er zat enorm veel nieuws aan die tweede feministische golf. Voor journalisten een gouden tijd.’ Haar carrière bij Opzij begon in 1974 toen Wim Hora Adema haar vroeg of zij een verhaal wilde schrijven voor het kersverse radikaalfeministische maandblad. Ze kende Cisca uit Trouw, waar zij als een van de weinige vrouwelijke verslaggevers de vrouwenzaken deed. Wim was ontslagen bij het Parool. Haar hoofdredacteur vond dat Wims vrouwenpagina haar tijd had gehad: het was wel mooi geweest met die emancipatie. Wims wraak was zoet: samen met onder
26
Zeer vereerd voelde Cisca zich dat ze voor Opzij mocht schrijven: ‘Ik als degelijk gereformeerd jong provinciaaltje bij zo’n grootstedelijk en links blad!’ Geld was er nog niet: ‘Het was allemaal liefdewerk oud papier. Maar we werden wél gevoed. Tijdens onze vergaderingen bij Hedy thuis lunchten we met fijne kazen en lekkere broodjes van een delicatessenzaak uit AmsterdamZuid.’ Zelf was Cisca niet actief in de vrouwenbeweging: zij is een zij-instromer die door haar werk in aanraking is gekomen met de tweede feministische golf. Ze noemt zichzelf een betrokken buitenstaander. Of een journalistieke feminist. ‘Ik ben nergens lid van geweest maar ik heb alles meegemaakt omdat ik erover schreef. Dat ik er als journalist toch altijd een beetje buiten ben blijven staan, heb ik als een groot voordeel ervaren. Zo bleef je een beetje weg van al die kwaaie koppen. Want er waren wat kwaaie koppen, hoor: jij bent niet radicaal genoeg, jij gaat nog met mannen. Opzij is van begin af aan een tehuis voor alle richtingen geweest. Dat klinkt misschien wat bijbels. Een paraplu voor alle vrouwen - dat is beter.’ Dat betekent niet dat ze net zo goed een tijdschrift voor het drogisterij-wezen had kunnen maken. Ze voelde zich wel verbonden met de vrouwenzaak: anders kun je geen feministisch blad maken. ‘Dat zou hetzelfde zijn als een dominee die niet in God gelooft. Ik merkte dat veel strijdpunten ook over mij gingen: achterstelling, minder betaald worden, geen pensioenvoorziening.’ Aan de ‘feministische code van tuinbroek en platte schoenen’ heeft ze zich nooit gehouden: ‘Ik heb altijd nagellak, lippenstift en pumps gehad.’ Ook door haar achtergrond onderscheidde ze zich van de Hedy’s en de Anja Meulenbelts: ‘Ik was niet links. Had zelfs een keer ARP gestemd. Werkte bij een christelijke krant. Kwam niet uit de stad. Ik hing
‘Als je een club voor feministen met ingegroeide teennagels wilde oprichten, had je geld gekregen. Er borrelde zoveel’
er een beetje bij.’ Dat ze uiteindelijk hoofdredacteur van Opzij werd, had ze dan ook nooit kunnen voorzien. Net zomin als ze had kunnen bevroeden dat ze van gelovig provinciemeisje zou uitgroeien tot een van de bekendste boegbeelden van het feminisme.
Eigengebreide kansel
Als spreekbuis van het feminisme heeft Cisca heel wat zendingswerk verricht. Zo trad ze uiteindelijk toch in de voetsporen van haar vader - een gereformeerde dominee: ‘Het feminisme was mijn eigengebreide kansel. Als er iets was op vrouwengebied en mensen een spreker zochten moest ik opdraven. De vrouwenbeweging stond niet onder de V in het telefoonboek; Opzij wel onder de O. Wij waren een bron van informatie; veel vrouwen belden ons als ze iets kwijt wilden. Ik heb nooit nee gezegd, maar het was wel hard werken. Vaak was ik de eerste en de enige die zaken aan de orde stelde. Moest het echt verkopen en vechten voor erkenning. Ik heb regelmatig opgetreden bij organisaties als de Rotary om over emancipatie en feminisme te komen spreken. Een deel wilde vrouwen toelaten; anderen waren tegen. Dan lieten ze mij opdraven om de strijd aan te gaan. Je kon mij geen groter plezier doen. Je moet zulke gevechten wel leuk vinden, anders houd je het niet vol. Want mannen hebben zich verzet, hoor! Tijdens lezingen over bijvoorbeeld de achterstand van vrouwen op de arbeidsmarkt kreeg ik vaak tegenspraak van mannen: “Maar mijn vrouw mag van mij werken, hoor!” Dan vroeg ik: “Mag u ook van uw vrouw werken,
meneer?” Als je het omdraait, zie je vaak hoe belachelijk zo’n argument is. Er zat ook altijd wel één man achter in de zaal die na mijn praatje vroeg: “Hebt u daar cijfers van?” Vaak had ik die wel, maar soms ook niet. “Ja, meneer, 80%”, antwoordde ik dan uit de losse pols. Dus steeds als je ergens in de analen dat percentage tegenkomt, dan moet je dat enorm wantrouwen! Voor mannen bestaan problemen pas als er een cijfer aan gekoppeld is.’ Om het feministisch gedachtegoed ook onder mannen zo breed mogelijk te verspreiden heeft Cisca ooit een interview aan de Playboy gegeven: ‘Dat vond niet iedereen in mijn omgeving een goed idee. Maar ik dacht: als je de vijand wilt bereiken, moet je in de Playboy willen staan. Het werd een keurig interview. Ik zat gewoon in de kleren, dat snap je.’ Dus geen centerfold? ‘Nee zeg, natuurlijk niet: je moet die mannen niet wegsturen!’
Krabbenmand
Niet alle feministen praktiseerden wat ze preekten. Terwijl de OPZIJ 2023
27
Interview
‘“Maar mijn vrouw mag van mij werken, hoor!” Dan vroeg ik: “Mag u ook van uw vrouw werken, meneer?” Als je het omdraait, zie je vaak hoe belachelijk zo’n argument is’
actieplannen volstonden met leuzen over onderlinge vrouwelijke solidariteit en over de vermaledijde mannelijke onderdrukking, waren zeker de hardcore feministen in de praktijk lang niet altijd even solidair en vriendelijk voor elkaar. ‘Zolang iedereen zich aan de codes van de krabbenmand hield, was er niets aan de hand. Dan zaten vrouwen heel genoeglijk en behaaglijk bij elkaar in die mand. Maar zodra een krab naar boven krabbelde en uit de mand probeerde te komen, werd-ie teruggetrokken door de andere krabben. Opzij-collega Renate Dorrestein kon daar prachtige columns over schrijven.’ Cisca gaat naar boven om een boek met verzamelde columns van Dorrestein te halen. ‘Ja, hier staat het. In haar column Hoongelach als feministisch welkom.’ Ze leest de column voor, waarin Renate vlijmscherp de sfeer op een forum over vrouwenvriendschappen fileert. Aanvankelijk dacht ze dat het er wemelde van de aardige vrouwen. Maar ze herzag die mening toen een vrouw met bevende stem verklaarde dat er toch ook met mannenvriendschappen te sluiten waren, al was het maar met één op de tien. ’Nou vond ik haar schatting persoonlijk aan de hoge kant,’ schrijft Dorrestein, ‘maar verder achtte ik haar gedachte inhoudelijk juist. Zo niet de andere aanwezigen: het lieve mens werd integraal in repen gescheurd.’ Vrouwen zoals zij zijn volgens Dorrestein ‘doorgaans pas halverwege De schaamte voorbij en verwachten nog wonderen van die heel speciale betrokkenheid van vrouwen.’ Na zo’n heksenproces sluipen vrouwen ‘overdonderd en beangst’ naar huis en hebben de rest van hun leven een hekel aan 28
feministen. ‘Aaaahhh, wat was dat toch fijn, die prachtige columns van Renate,’ mijmert Cisca.
Geen lachebekje
Grappen maken over of spotten met het feminisme viel niet bij alle aanhangers in goede aarde. Joke Smit heeft er in haar ‘bijbel’ ook iets over geschreven. ‘Even kijken. Heb ik ook een plakkertje bij humor?’ Ja, bij het hoofdstuk ‘Over spot en zelfspot in het feminisme’ op pagina 175. Het is een essay van zeven pagina’s maar het komt erop neer dat je je in de eerste fase van een emancipatiebeweging geen humor kunt permitteren. Je moet dan ‘de boodschap constructief brengen, met een sluitende argumentatie en een stapel geheid bewijsmateriaal.’ Er is nog nauwelijks feministische humor, erkent Joke Smit. Maar die komt er wel: ‘daarvoor is nodig dat we over ons geweeklaag heen zijn, dat we onze razernij hebben verwerkt, dat we het seksistisch vertoon van een afstand kunnen bekijken.’ En in de verre, verre toekomst kunnen
feministen weer aan zelfspot gaan doen. Dat is tenslotte ‘een aangename vorm van sociaal gedrag.’ Misschien is dat ook de verklaring voor het gebrek aan humor en de zwaarmoedigheid van de huidige emancipatiebewegingen: ‘Ze zitten nog in het stadium dat ze denken dat ze zich geen humor kunnen permitteren. Maar daar kun je beter wel snel mee beginnen. Anders houd je het niet vol.’ Joke Smit was volgens Cisca geen lachebekje. ‘Maar op de Opzijredactie werd gelukkig wel veel gelachen. Er werkten trouwens veel geestige vrouwen mee aan het blad; daar is altijd voor gevochten. Renate, maar ook Annie Schmidt en Harriet Freezer. (En één leuke man, maar die heette Len Munnik waardoor lezeressen dat niet in de gaten hadden. Mannen bij Opzij, dat was wel een puntje.)’
Foute grappen
Kon je ook foute grappen maken? O ja, onderling zeker. Buiten de burelen moest je daar wel mee uitkijken: je moet je lezers wel serieus nemen. ‘”De stukken liggen klaar’” zeiden Renate en ik vaak tegen elkaar. Dan wisten we direct hoe laat het was. Dan had iemand jarenlang met carbonpapier allemaal boze brieven naar allerlei instanties gestuurd en daar een dossier van gemaakt. En dan moesten wij erover schrijven. “Nee hè?” zeiden we dan tegen elkaar, “Wat moeten we daar nou weer mee?” We verzonnen soms ook niet zulke heel complimenteuze namen voor actiegroepen. Een zeer strijdbare club noemden we binnenskamers bijvoorbeeld “Anneke en strijders tegen Incest”. Alsof het een zangclubje was. Renate had ook een naam bedacht voor een radicaalfeministisch duo: Marijke Ekelschot en Anneke van Baalen. Daar hadden we nogal eens ruzie mee; zij waren echt de vijanden van Opzij. De Firma Bakelschot noemde Renate ze. Jaren later - toen de felheid al lang verdwenen was - kwam ik Marijke tegen terwijl ze met een vriendin koffiedronk in het stationnetje van
Feministische mannenfluisteraar
In Cisca’s Meetlat-interviews lieten invloedrijke mannen zich gewillig fileren en beoordelen op hun emancipatoire gehalte. Velen kwamen niet boven de nul uit. Ze vertelt er met verve over. Over hoe ze Mark Rutte interviewde toen die nog een jong broekie was en enthousiast vertelde dat hij zijn eigen huis zo lekker schoonhield met Jif, Chlorix en andere schoonmaakmiddelen. Over hoe geharnaste mannen soms volschoten als ze het over hun vader, moeder of andere persoonlijke relaties hadden. En over hoe sommige mannen in de problemen kwamen omdat ze iets hadden gezegd dat politiek gevoelig lag en Cisca weigerde die passages uit de tekst te halen: gezegd is gezegd. Tenzij het om iets in de privésfeer ging: dan haalde ze haar hand nog wel eens over haar hart. Na 20 jaar Opzij interviewde Cisca later voor Nouveau nog 10 jaar beroemde mannen. ‘Dertig jaar lang heb ik alleen mannen geïnterviewd. Ik ben een echte mannenfluisteraar.’
Hollandsche Rading. “Zit je hier in Hollandsche Rading de revolutie voor te bereiden?” vroeg ik haar. “Inderdaad,” zei ze, “en jij mag meedoen.” Ja, wij spotten erg met elkander en met de beweging.’ Nou vooruit: nog één goede foute grap van Renate Dorrestein dan. Waarom zijn feministen zo dol op poezen? Omdat zij egoïstisch zijn en poezen voor zichzelf zorgen.
Gedonder
‘Op bijeenkomsten of feestjes van Opzij was er áltijd gedonder. Bah. Er was altijd wel een actiegroep die pamfletten uitdeelde. Als je iets tegen iets of iemand had, kwam je bij ons verhaal halen. Tijdens een jubileumfeest had ik een keer sprekers als Jan Mulder, Ischa Meijer en Frits Bolkestein uitgenodigd. Niet de meest vrouwvriendelijke heren - want ik was natuurlijk ook wel vreselijk. Tijdens de voordracht van Bolkestein kwam opeens een hele invasie radicale feministen binnen marcheren. Gooiden ze een laken over hem heen! Want Bolkestein moest verdwijnen. Hij was niet welkom op een feministisch feest. Ik kon wel door de grond zakken. Pakte zijn bril op die op de grond was gevallen. Bolkestein - onverfroren zette de bril op zijn neus en hield zijn speech. Jan Mulder heeft daar nog een column over geschreven. Maar hij schreef daar niet in dat hij er als een bange haas vandoor was gegaan zonder zijn verhaal te doen. Jan de Koning - toen minister van Sociale Zaken - kreeg een keer tijdens een lezing een rauw ei tegen zijn hoofd gegooid. Hij reageerde stoïcijns, maar ik was op van de zenuwen. Hij zat onder de eierstruif! Ik met hem naar de wc om het van zijn pak te boenen. Ja, we hebben veel gedonder gehad. Terugblikkend zijn die voorvallen grappig, maar als je op zo’n avond met actievoerende vrouwen staat, is het afschuwelijk. Mijn man zat toen op de eerste rij. Terwijl die actievoersters bezig waren, ging ik naast hem zitten. “Mag ik naar huis?”, vroeg ik. “Nee”, zei hij. Oooh, wat was dat erg! Maar het waren ook leuke tijden. Er was OPZIJ 2023
29
Column Cisca Dresselhuys
Interview zoveel te doen, zoveel enthousiasme, zoveel activiteiten. Je had het gevoel dat je ertoe deed. Dat je meedraaide in de maatschappij. En dat was ook zo. Opzij was echt een instituut.’
had opgenomen. Had ik drie uur lang Enneüs Heerma van het CDA geïnterviewd, stond er niks op het bandje! Ik heb toen gelijk alles uit mijn hoofd getikt. Bij Hans Hillen (CDA) mocht ik terugkomen om het interview over te doen.’
Liever lijfelijk
Houd Den Haag in de gaten
In de Telegraaf van 19 april 2023 zei Cisca dat zij de Me Too-beweging niet zag als een nieuwe feministische beweging. ‘Als de strijd zich alleen op internet - vanachter een computerscherm - afspeelt, denk ik: dat is goede actie, maar is het een beweging? Een van de belangrijkste kenmerken van een beweging is dat je elkaar opzoekt. Dat je lijfelijk samenkomt en je gezamenlijk laat zien of horen. Een heel Malieveld vol maakt volgens mij ook meer indruk op de politiek. En daar moet de aandacht en het geld uiteindelijk vandaan komen. Voordeel van digitaal actievoeren is dat het - zoals Me Too - wereldwijd kan worden opgepakt. Maar je ziet nu dat Extinction Rebellion toch ook weer voor fysieke aanwezigheid heeft gekozen. Dan ben je zichtbaar voor iedereen; ook voor de mensen die niet op internet zitten. En ja, natuurlijk heeft Me Too wereldwijd veel voor elkaar gekregen. Maar die resultaten - de beschuldigingen, de rechtszaken, de onderzoeken die zijn gedaan speelden zich weer in de gewone mensenwereld af. Ik denk wel dat ook wij baat hadden gehad bij een goed werkend internet. Rond de jaren ’90 gingen we van de typemachine over op de computer. Potverdikkie, wat was dat een revolutie, zeg! Ik zag er enorm tegenop. Dat leer ik nooit, dacht ik. Ik was toen al dik in de vijftig. Kwam er zo’n meneer mij vertellen over ROM’s en RAM’s. Ik wilde gewoon horen welke knop ik moest indrukken voor AAN en welke voor UIT.’ Uiteindelijk kwam het allemaal goed. Een groot deel van Cisca’s beroemde Meetlatinterviews - waarin zij bekende mannen een cijfer gaf voor hun feministische inborst - zijn op de computer uitgetypt. Hoewel ook daar de nieuwe technologie haar af en toe parten speelde. ‘Het is een paar keer gebeurd dat mijn voicerecorder niks 30
Anno 2023 - zo’n vijftig jaar na het begin van de tweede feministische golf - zijn nog lang niet alle strijdpunten van toen gerealiseerd. ‘De Wet Gelijk Loon stamt uit 1975. Die wet regelt dat iedereen recht heeft op gelijk loon voor gelijke arbeid. In de praktijk ging het daarbij vooral om het recht trekken van de salarissen van vrouwen. We zijn nu ruim veertig jaar verder en de verschillen lopen nu weer op. Ik vind economische onafhankelijkheid van vrouwen nog altijd een van de belangrijkste feministische thema’. Ook de verantwoordelijkheid die mannen hebben op het gebied van anticonceptie is nooit echt van de grond gekomen. Het is en blijft een vrouwenzaak. En het aantal abortussen loopt weer op. Kinderopvang is geen gratis basisvoorziening geworden - en dat gaat waarschijnlijk ook niet meer gebeuren.’ Of vrouwen ook weer preutser zijn geworden? Topless zonnen was heel normaal in de jaren ’70. Cisca: ‘Heb ik vroeger weleens topless gelopen? Nou, ooit heb ik heel besmuikt in een strandstoel mijn bovenstukje uitgedaan. Ik ben erg preuts. Ik wind me daar overigens niet over op. Vind het eigenlijk een nonprobleem vergeleken met wat er verder allemaal aan de hand is. Wat ik wel erg vind, is dat er tegenwoordig moeilijker wordt gedaan over abortus. In sommige landen is het (landelijke) recht daarop al teruggedraaid. Hier niet maar alles wat bereikt is, kan ook zomaar weer worden teruggedraaid, afhankelijk van wie er aan de macht komt. Daarom een welgemeend advies aan de huidige vrouwenbeweging: houd Den Haag in de gaten!’ O
Stoppen?
Cisca is dit jaar 80 geworden. Een leeftijd waarop veel mensen allang met hun pantoffels voor de open haard zitten. Cisca niet: die is nog altijd aan het werk. Zo heeft ze een column in Argus - een tweewekelijkse opiniekrant op papier. En met Jan Slagter maakt ze voor omroep MAX een podcast: ‘De geboden van Slagter en Dresselhuys.’ Hierin praten zij met elkaar over de actualiteit (‘We zijn net Snip en Snap’) en daarna met andere ex-gereformeerden over hun opvoeding en welke rol die nu nog speelt in hun leven. Aan het eind van het gesprek wordt de geïnterviewden gevraagd een elfde gebod te bedenken. In 2024 gaan zij samen een podcast maken over doorwerken na je pensioen: Slagter en Dresselhuys werken door. ‘Zo leuk om op mijn leeftijd nog met het moderne podcast-gebeuren bezig te zijn.’ nporadio5.nl/podcasts/de-geboden-van-slagter-en-dresselhuys
‘Was will das
Weib?’
‘W
at ik zou doen, als ik nu hoofdredacteur van Opzij was’, was de vraag. Allereerst heel diep zuchten, daarna het mailadres opzoeken van mijn vroegere uitgever, tevens een begenadigd onderzoeker en hem vragen nog eenmaal een goed lezersonderzoek voor me uit te voeren. Want ‘Was will das Weib? ’anno 2024 als het gaat om het lezen van bladen? Doet ze dat überhaupt nog en wil ze dan een papieren blad of een online-versie en waarover wil ze lezen? Maar de onderzoeker is inmiddels 84 en was, toen ik hem belde, net bezig zijn koffers te pakken voor een driemaandelijkse overwintering op Tenerife. Hij wenste me veel sterkte, benadrukte nog even het belang van lezersonderzoek en ging daarna met een taxi naar Schiphol. Dus heb ik zelf, op zeer bescheiden schaal, onderzoek gedaan onder meisjes en vrouwen uit m’n omgeving, van 18 tot 80 jaar, onder wie m’n eigen oud-Opzijcollega’s. En natuurlijk ondervroeg ik ook een (jonge) man, want emanciperen doen we samen, was toch ooit de leus? Op internet zocht ik naar oplagecijfers en leesgedrag. Van dat laatste werd ik niet vrolijk; een van de grootste vrouwenbladen van ons land, de Margriet, daalde in oplage van 560.000 (in 1990) tot 118.000 (in 2020). En de gemiddelde leeftijd van bladenlezers is al lang 50+. En stijgt met de jaren. Dus die is inmiddels eerder 60 dan 50. Een van de belangrijkste oorzaken van al dit ongerief, is de opkomst van internet en het gegeven dat vrijwel alle kranten en bladen daarop te lezen zijn. Dat levert de uitgevers natuurlijk ook wel geld op, maar aanzienlijk minder dan papieren abonnementen. Maar ze moeten wel, want de praktijk is, dat meisjes en jonge vrouwen hun kranten en bladen vooral online lezen. Uit financieel oogpunt: digitaal lezen is veel goedkoper dan van papier, maar ook omdat ze op deze manier verzekerd zijn van actueel nieuws. Gelukkig blijft papier wel nummer 1 als het gaat om het lezen van lange verhalen en interviews. Ook bij de meisjes van 18, die ik sprak. Dat wordt gezien als een manier om eens lekker te ontspannen.
En waar willen ze het liefst over lezen? Hoog scoort, zowel bij jong als oud, het onderwerp economische ongelijkheid. Want hoe kan het toch dat vrouwen voor hetzelfde werk nog altijd zo’n 7 procent minder verdienen dan mannen? Sinds kort loopt dit verschil zelfs weer op. Dan: hoe komen vrouwen aan de top? Interviews met voorbeeldvrouwen uit binnenen buitenland, die het op allerlei gebieden gelukt is hun doel te bereiken, waarbij wordt aangetekend, dat men vooral prijs stelt op positieve verhalen, liever geen klaagzangen. Andere onderwerpen: de invloed van sociale media op emancipatie en feminisme, psychologische verhalen, verhalen over vrouwen in de kunst, met name in de literatuur en artikelen over de wereld- en klimaatpolitiek en welke rol vrouwen daarin kunnen spelen. De jonge man, die ik sprak, was de enige, die prijs stelde op artikelen over hoe mannelijkheid en vrouwelijkheid zich tot elkaar verhouden en elkaar beïnvloeden. En op welke manier men ervoor kan zorgen dat de kloof tussen mannen en vrouwen kleiner wordt. Tenslotte mijn eigen ideeën voor een aantrekkelijk blad: zorg ervoor dat je medewerkers van alle leeftijden en maatschappelijke achtergronden hebt, waardoor je overal goede voelsprieten hebt. Wees je ervan bewust dat oudere lezeressen best af en toe artikelen over jonge vrouwen en hun interesses en problemen willen lezen (zij zijn tenslotte ook jong geweest), maar dat dit andersom niet geldt. Verder zou ik ervoor zorgen dat het blad weer eens een opzienbarend onderzoek zou doen, dat Opzij in de schijnwerpers zet omdat alle media over de uitkomsten berichten. Bijvoorbeeld: slaat de Amerikaanse beweging van de ‘tradwives’ (vrouwen, die terug willen naar de jaren vijftig) ook aan in Nederland? Zo ja: bij wie en waarom, zo nee: waarom niet? Zoiets komt de naamsbekendheid van het blad ten goede. En dan tenslotte: humor. Méér humor. Renate Dorresteins column ‘Korte Metten’ wordt nog altijd gemist. Dus gauw zo iemand als Katinka Polderman inhuren. Al met al zou ik, ook zonder mijn favoriete oude onderzoeker, best een eind komen met het maken van een aantrekkelijk feministisch blad. Denk ik. O OPZIJ 2023
31
Herstory
Dit artikel is een bijdrage van Atria, het kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. Herstory is een samenwerking tussen Atria en Opzij. Verhalen uit de vrouwenarchieven halen we in deze rubriek uit de onzichtbaarheid.
Collectief
verheugen Selfcare, selfies en self-made. Er is tegenwoordig veel aandacht voor je positie als individu. En terecht. Het is goed dat het vieren van jezelf en trots zijn op je eigen resultaten meer ruimte krijgt. De vrouwen van de tweede feministische golf lieten de zelfstandige ‘ik’ vallen en streden samen voor een gelijkwaardige toekomst. Samen discussiëren, samen vechten en vooral samen oplossen. Wat is een collectief en wat is haar kracht? DOOR S A NNE B RA N D S E N M I L O U BO L L E N
D
e tweede feministische golf wordt gemarkeerd door de oprichting van de politieke actiegroep Man Vrouw Maatschappij (1968) en de ludieke actiegroep Dolle Mina (1969). Vanaf dan zetten zowel mannen als vrouwen zich in voor het verbeteren van de positie van de vrouw. Dit werkt niet voor iedereen. Dolle Mina en Man Vrouw Maatschappij werd verweten dat binnen ‘gemengde’ organisaties, mannen het alsnog voor het zeggen hadden. ‘Dus voor de vrouwenbeweging was het echt een punt om te zeggen: wij doen het nu met alleen vrouwen, we hebben die mannen niet nodig. En die mannen - die het altijd overnemen, want dat gebeurt bijna altijd - die hoeven nu eventjes niet. Wij doen het zelf.’ - feminist Marjan Sax in de Atria YouTube-serie Feministen die Wisten.
Fotograaf: Chris Voets, De drie dames van Paarse September, 1972 | Collectie IAV-Atria.
32
OPZIJ 2023
33
Herstory Vrouwenvoornemenslied
[…] We gaan het gezag onteren We gaan veel meer leren We gaan banken oplichten [...] We gaan hardop boeren We gaan kroegen lopen We gaan stadions slopen We gaan met vrouwen vrijen We gaan op drie-tonners rijen We gaan het gezin ontwrichten We gaan vrouwenhuizen stichten We gaan in het donker op de straten We gaan ons beschermen met karate We gaan vuren laten laaien We gaan onrust zaaien We gaan Uit: Vrouwenkrant, nummer 10, 1974
Voor verschillende groepen vrouwen is het – om actuele termen te gebruiken - tijd voor een nieuwe bestuurscultuur. Namelijk: een bestuurscultuur zonder bestuur. Een groep zonder leiders. Waar alles samen wordt besloten, uitgevochten en georganiseerd. Een groep van en vóór vrouwen. Het is tijd voor een collectief.
Hersens en huizen kraken
Veel vrouwencollectieven ontstonden in een vrouwenhuis. Bijna elke grote stad in Nederland had er één in de jaren zeventig. Destijds was er in Nederland (net als nu) een woningcrisis. Kraken was de manier om een locatie te krijgen voor activistische initiatieven. Het Vrouwenhuis aan de Herengracht in Amsterdam, in 1973 gekraakt door het Vrouwen Krakerscollectief, was zo’n plek. De vrouwenhuizen waren broedplaatsen voor verschillende initiatieven. Vrouwen kwamen samen om ervaringen uit te wisselen in vrouwenpraatgroepen, kregen karatelessen of namen het initiatief om een eigen café te openen. Vanuit de vrouwenhuizen ontstonden ook 34
Ontwerper onbekend, Vrouwen muurkrant, Vrouwenhuis Amsterdam, 1970, Amsterdam . Collectie IAV-Atria.
verschillende collectieven, ieder met een eigen doel of thema. Informatie werd verspreid via Vrouwenkranten, ‘met de hand gestencild: voor 35 centen’. Naast artikelen en ervaringsverhalen was er in de Vrouwenkrant ook ruimte voor poëzie, gedichten en proza.
Communicatief collectief
Op oudejaarsavond in 1973 proostten vier vrouwen niet alleen op het nieuwe jaar, maar ook op een nieuwe uitgeverij. In het Amsterdamse Vrouwenhuis ontstond uitgeverij De Bonte Was. De oprichters wisten als geen ander hoe cruciaal de media waren in het verspreiden van hun feministische ideeën. Ze waren niet alleen creatief maar ook inventief: met een oude stencilmachine en een stapel papier gingen ze aan de slag.
Kollektief
Zelfde betekenis maar andere spelling. Een collectief is een samenwerkingsverband. Een groep mensen die samenwerkt met een gemeenschappelijk doel voor ogen. Een collectief is vaak horizontaal georganiseerd. Er is geen leider en alles wordt gezamenlijk besloten.
Fotograaf: Sjan Bijman. Vrouwenkranten in het Drukhuis. Inge uit Haarlem en Rieke van de Amsterdamse vrouwendrukkerij Virginia drukten in maart 1980 de anarchistische ‘Zwarte Tarantula’. De anarchistische vrouwenkrant kwam onregelmatig uit, had een wisselende landelijke redactie en elk nummer had een andere naam. Collectie IAV-Atria.
Als collectief besluit de Bonte Was om niet alleen samen boeken uit te geven, maar ook om samen te schrijven. Hun eerste boek is een verzameling van artikelen en ervaringen van vrouwen van verschillend pluimage. Gedreven door anti-leiderschap wordt er geschreven onder een pseudoniem. ‘En ze leefden nog lang en gelukkig...’ verscheen in 1974 en gaat over het huwelijk en ‘de verwachtingen ervoor en de teleurstellingen erna’. Het boek blijkt een groot succes: er worden 20.000 exemplaren verkocht. Al gauw volgen meer feministische uitgeverijen, zoals Uitgeverij Sara en Uitgeverij Atalanta in Utrecht. De vrouwen hadden controle over het hele communicatieproces: ze schreven, drukten en publiceerden wat ze wilden. Zij creëerden een wereld waarin zij zelf de baas waren over het geschreven woord.
Collectief radicaal
Het is niet alleen maar gezellig in het Vrouwenhuis. Dat kan ook niet. Er is soms ruzie en onbegrip. Noor van Crevel is ontevreden over bestaande organisaties en actiegroepen en gaat op zoek naar medestanders. Ze plaatst samen met een vriendin een contactadvertentie in Vrij Nederland: “2 vriendinnen, het COC en andere kontakt- en opvangmogelijkheden beu (kontakt maak je er niet, opvang is niet ons probleem en anyway they do a male thing) zoeken vrouwen van 18-95 jaar, al dan niet met ideeën, om te komen tot een hip en pienter sfeertje.” (1971). De reacties stromen binnen. Samen met Nel Hermans, Maaike Meijer en
Stephanie de Voogd vormt Noor van den Crevel de radicale actiegroep Paarse September. Na de oprichting volgt al gauw de eerste editie van hun ‘alternatieve vrouwenkrant’, die dezelfde kleurrijke naam draagt. Paarse September beschouwt bestaande feministische groepen en organisaties als ‘zoethoudertjes en lapmiddelen’ voor de instandhouding van ongelijkheid. Ze mengen zich daarom met gestrekt been in discussies over het patriarchaat. Ook Opzij moest het ontgelden. In het derde nummer van Paarse September wordt Opzij vermorzeld als ‘schijnfeminisme’. Bovendien verwijten de radicaal-lesbische feministen dat het blad meedoet aan het ‘neokapitalistische systeem’. Paarse September was luid en zocht de OPZIJ 2023
35
Herstory grenzen op, of ging daar soms expres overheen. Na twee jaar actievoeren zijn ze er klaar mee en gaan ze in hun laatste nummer met hun blote billen (‘m’n reet’) op de foto. Ze willen ruimte maken voor nieuwe radicaal-lesbische feministen.
Blijf van mijn lijf
En Noor van Crevel? Die is nog lang niet klaar. Boos op het patriarchaat en strijdbaar om geweld tegen te gaan, start zij samen met vijf andere vrouwen in 1974 stichting Blijf van mijn Lijf. Zonder enige financiering van de overheid of gemeente zorgden Martine van Rappard, Anita Aerts, Betty Vinken, Marga van Rijen en Grietje Bosma samen met Van Crevel voor een veilig opvanghuis in Amsterdam. ‘Mishandeld door man of vriend, je kunt weg als je wilt’, zo stelden de eerste flyers. De stichting wilde veilig onderdak bieden aan mishandelde en met mishandeling bedreigde vrouwen en hun kinderen. Met het huis hoopte Blijf van mijn Lijf ook meer aandacht te vragen voor vrouwenmishandeling. Dat was namelijk het gevolg van een reeks falende maatschappelijke structuren en instituties en niet het resultaat van een individueel relatieprobleem, aldus de stichting. Het ‘huis voor mishandelde vrouwen en kinderen’ bood op de eerste plaats veiligheid: In het huis kunnen ze zichzelf en elkaar helpen. Want ‘vrouwen zijn kapabel genoeg om hun problemen onder ogen te zien en zelf aan oplossingen te werken’, aldus het persbericht uit 1974. Al snel volgden Blijfhuizen in onder anderen Rotterdam, Delft, Nijmegen, Alkmaar, Vlissingen, Zaanstad en Utrecht. Dankzij Blijf belandde geweld binnenshuis voor het eerst op de maatschappelijke- en politieke agenda.
Collectieve kracht
Collectieven bestaan gelukkig nog steeds. Van krakers tot milieuactivisten en van feministen tot antiracisten. Activisten weten elkaar nog steeds te vinden, misschien wel makkelijker en internationaler dan ooit sinds de komst van social media. Waar er vroeger aparte actiegroepen en collectieven waren voor specifieke thema’s, wordt er tegenwoordig steeds vaker collectief gedemonstreerd tegen allerlei vormen van ongelijkheid. Leuzen als ‘no climate justice without gender justice’ en ‘feminism without intersectionality is just white supremacy’ pronken op de borden tijdens de Feminist March in maart. Wat denk jij: is zo het doel van actiegroepen als Paarse September en het Vrouwen Krakers Collectief bereikt? O
50 jaar Bijf van mijn Lijf
Met de komst van Blijf van mijn Lijf kwam er bijna 10 jaar na oprichting aandacht voor seksueel geweld in zowel de privésfeer als het openbaar. Een belangrijke ontwikkeling: in beleid was voorheen enkel aandacht voor laatstgenoemde. Taboes over de beschermde positie van het gezin werden doorbroken en de overheid erkende de sociale ongelijke positie van vrouwen. Het leidde tot overheidsinterventie: er
BRONNEN: Van Baalen, Ekelschot, Harmsen, van Leeuwen, ZUSTERSCHAP EN DAARNA, geschiedenis van het radikaal feminisme adhv tien jaar Amsterdamse Vrouwenkrant, 1982. Maaike Meijer, Paarse September, Een documentaire. In: Goed verkeerd: een geschiedenis van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen in Nederland, p. p. 183-198 (1989). 36
Ontwerper onbekend, Affiche ‘Je kunt weg als je wilt’ en button, Stichting Blijf van mijn Lijf, Amsterdam, 1974 | Collectie IAV-Atria.
kwamen publieke bewustwordingscampagnes en financiering voor opvang en zorg. Tot op de dag van vandaag is opvang voor mishandelde vrouwen en kinderen helaas nog steeds nodig. De band Metallica doneerde vorig jaar tijdens hun optreden in Nederland nog een aanzienlijk bedrag aan de stichting. De Blijf-groep ‘viert’ volgend jaar (2024) haar 50-jarig bestaan.
Inge van Vught, “Vlinders, kom uit je kokon!” Ontwikkelingen in de vrouwenboekbeweging van de tweede feministische golf weerspiegeld in de activiteiten, 1980, Uitgeverij Atalanta. Anneke van Baalen, Brusterschap (memoires, artikelen 1971-1997), 2003, Uitgeverij De Bonte Was. radicaalfeminisme.nl vrouwenvannuvoorlater.nl Collectie.atria.nl
In Politiek Den Haag Demonstratie op de Dam in Amsterdam in 1972 tegen Amerikaanse inmenging in Vietnam. Op het spandoek de tekst Jongeren voor Vietnam. Carel Muller, directeur van zwakzinnigeninrichting Dennendal in Den Dolder, wordt met een bloem in zijn hand door de politie naar een arrestantenwagen geleid na de bezetting van de directiekeet, 18 januari 1974.
voel, vooral als ik een minister of een fractieleider moet bellen. Dan klopt het hart me in de keel, maar er is geen ontkomen aan. Faas gooit me meteen in het diepe. Piet de Jong vond het maar lastig, die persconferenties. De voormalige onderzeebootkapitein was een meester in de strategie, de inhoud interesseerde hem vaak minder. Een kabinetsbesluit omschreef hij met een paar kernwoorden, gevolgd door de mededeling dat hij daarover een ‘pamflet’ tot zijn beschikking had, doelend op de persberichten die aan het eind van de persconferentie door de RVD werden uitgereikt.
Een jonge Cisca Dresselhuys, hoofdredacteur van Opzij, op de redactie in Amsterdam.
Twee prominente vrouwen in de Haagse politiek, destijds (1969): freule Wittewaal van Stoetwegen en links van haar minister Marga Klompé.
the times they are
a’changin’ Najaar 1969. In de oude bibliotheek van het ministerie van Justitie aan het Binnenhof, een monumentale zaal met donkere gietijzeren wenteltrappen, zit de parlementaire pers te wachten op premier Piet de Jong. Sinds kort geeft de premier een heuse persconferentie op vrijdag, eind van de middag of begin van de avond, na afloop van de wekelijkse ministerraad. Daarvoor was het altijd de directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD), die in globale bewoordingen vertelde wat het kabinet zoal had besloten. De details kreeg de pers dan te horen door te bellen met kabinetsleden. Maar er waait een nieuwe wind; enige openheid is misschien wel in overeenstemming met de tijdgeest, denkt de RVD. Bovendien is het irritant als de minister-president tijdens zijn avondeten voortdurend wordt gestoord door telefoontjes van journalisten. D O O R M A R J O L I J N U I TZ I N G E R B EEL D SPA A R N ES TA D
38
H
et kabinet-De Jong hobbelt onwennig achter de veranderende tijdgeest aan. Het is eind jaren zestig, de tijd van de provo’s is zelfs al achter de rug, de Maagdenhuisbezetting is aan de gang, de Dolle Mina’s komen eraan. The times they are a’changin’. Maar het landsbestuur staat er volkomen buiten. Of boven. Ik werk sinds kort op de parlementaire redactie van De Volkskrant, vers van de School voor de Journalistiek, waar ik tot de eerste lichting behoorde. Daarmee ben ik de eerste vrouwelijke journalist op het Binnenhof sinds Haya van Someren,
de latere VVD-partijvoorzitter, die deel uitmaakte van de parlementsredactie van De Telegraaf. Veel collega’s zijn aardig, zien me als een aanwinst, maar niet iedereen is enthousiast. Enkele oudere heren, in driedelig pak, kijken misprijzend en spreken me neerbuigend aan met ‘meisje’. Ze fluisteren en mompelen achter mijn rug. Maar hoho - ik ben wel het ‘meisje’ van de Volkskrant, een van de meest toonaangevende kranten van Nederland, en mijn chef is de legendarische ‘Wandelganger’ Henry Faas, waar iedereen tegenop kijkt. Ik ben dus wel degelijk iemand, hoe onbeduidend ik mezelf soms ook
Deze laatste KVP-premier was een bijzonder beminnelijk man, altijd goed geluimd, pretoogjes, bedaard, nooit opgewonden. Later heb ik gehoord dat zijn manschappen op het schip hem op handen droegen. Hij vergat nooit mij te vermelden in zijn begroeting van de wachtende pers: ‘Mevrouw, mijne heren’. En toen ik een keer ontbrak, corrigeerde hij zichzelf, zoekend rondkijkend: ‘O nee, onze mevrouw is er vandaag niet.’ De omgangsvormen waren formeel. De pers werd geacht met de hoed in de hand te staan en sommige collega’s spraken een minister nog aan met Excellentie. Bij een ministerscrisis eind 1969 stonden wij urenlang buiten te wachten op nieuws, het was midden december en ijskoud. Laat op de avond, toen er nog steeds geen opvolger voor de afgetreden bewindsman bekend was gemaakt, kwam Piet de Jong naar buiten en zei hoofdschuddend: ‘Mevrouw, mijne heren, gaat u toch naar huis en neem een neutje’. Het daaropvolgende kabinetBiesheuvel, dat slechts één jaar volmaakte, ging vooral de geschiedenis in door de affaire van de ‘Drie van Breda’, de oorlogsmisdadigers die een levenslange gevangenisstraf uitzaten in de Bredase koepelgevangenis. Ze hadden een gratieverzoek ingediend en Dries van Agt, de minister van Justitie, moest erover beslissen. De OPZIJ 2023
39
Politiek
En dan, in mei 1973, komt de politieke aardverschuiving waar veel mensen van mijn generatie nog steeds met veel nostalgie aan terugdenken. Het kabinet-Den Uyl staat met koningin Juliana op de trappen van Huis ten Bosch. Een links kabinet. debatten, ook in de samenleving, liepen hoog op en uiteindelijk werd het gratieverzoek afgewezen. Social media waren er uiteraard niet, de communicatie verliep directer; als je een winkel of een café binnenkwam was de kans groot dat er verhit werd gediscussieerd over de Drie.
de nacht doorzakken in perscentrum Nieuwspoort, er wordt gepraat, gelachen, gediscussieerd, ruzie gemaakt, informatie uitgewisseld en veel gedronken. Ook Joop den Uyl zelf komt af en toe langs om aan de bar met journalisten te praten of een balletje te slaan op de pingpongtafel.
Cultuuromslag
Als vrouw was ik inmiddels gelukkig geen uitzondering meer. Er werkte een flink aantal vrouwelijke collega’s bij de parlementsredacties en ook op de centrale redacties was het evenwicht doorgaans naar behoren. Voor sommige mannen bleef dat wennen. Ik moest nogal eens uitleggen dat ik geen secretaresse was, maar journaliste, en nee, geen stadsverslaggeefster. Een collega van Het Parool vertelde mij eens dat ze ’s
En dan, in mei 1973, komt de politieke aardverschuiving waar veel mensen van mijn generatie nog steeds met veel nostalgie aan terugdenken. Het kabinet-Den Uyl staat met koningin Juliana op de trappen van Huis ten Bosch. Een links kabinet, dat een omslag in de politieke cultuur zal bewerkstelligen en de relatie tussen pers en politiek blijvend zal veranderen. Maar het kabinet loopt niet op alle fronten voorop; tussen de 17 ministers en 21 staatssecretarissen is slechts één enkele vrouw te ontdekken, en wel Irene Vorrink, minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Vrouwelijke Kamerleden zijn er genoeg, maar om door te dringen tot het kabinet kun je toch echt beter een man zijn. Inmiddels ben ik overgestapt van de Volkskrant naar Het Vrije Volk, waar Frits van der Poel politiek redacteur is en waar Marinus Potman, Frans Vanderwilt en ik de parlementaire redactie vormen. Het worden dolle tijden. Ministers, staatssecretarissen en Kamerleden komen bijna iedere avond tot diep in
Haya Victoria van Someren-Downer was partijvoorzitter VVD van 1969 tot 1975. Van 1959 - 1968 was ze lid van de Tweede Kamer en van 1974 tot aan haar overlijden in 1980 lid van de Eerste Kamer.
40
avonds in haar eentje op de redactie in Amsterdam zat te werken, toen de telefoon ging. Een man vroeg of hij iemand van de redactie kon spreken. Ja, zei ze, daar spreekt u mee. Maar ik wil een redacteur spreken, hield de beller aan. Zeker, herhaalde ze vriendelijk, daar spreekt u mee. Waarop de man concludeerde: O, dus er is niemand. Jaren later, eind jaren zeventig, werd ik als woordvoerder bij het ministerie van Volkshuisvesting naar een overleg gestuurd met andere departementen. Voor de vergadering begon, stond ik te praten met een groepje ambtenaren, toen de vertegenwoordiger van (ik geloof) Economische Zaken binnenkwam en iedereen in dat kringetje de hand schudde – waarbij
Joop den Uijl (1919 - 1987). Van 1973 tot 1977 was hij namens de PvdA minister-president van Nederland. Na een wethouderschap in Amsterdam diende hij in het kabinet-Cals (1965 - 1966) als minister van Economische Zaken. Lid van de Tweede Kamer (diverse tijdvakken) en na de Tweede Kamer verkiezingen van 1972 werd den Uijl minister-president. Hij kreeg als premier onder andere te maken met de oliecrisis van 1973, de Lockheed-affaire. Na de val van het kabinet (maart 1977) volgde een periode van oppositie en van 1981 tot 1982 was Joop den Uijl minister van Sociale Zaken en vice premier.
hij mij doodleuk oversloeg. Die doet in ieder geval niet mee aan het overleg, dacht hij waarschijnlijk. Ik ben expres pal naast hem gaan zitten aan de vergadertafel. Maar er bestonden ook positieve verschillen met de huidige tijd. Denk aan de veiligheidsmaatregelen. Tegenwoordig kun je geen enkel overheidsgebouw of departement binnenkomen zonder uitvoerige controle; je moet je melden bij de balie, je gaat met een pasje door een sluis, je tas wordt gescand, camera’s registreren wanneer je waarheen gaat. Eind jaren zeventig was het ministerie van Volkshuisvesting nog gevestigd in barakken aan de Van Alkemadelaan in Den Haag. Kippen scharrelden vrolijk rond en elke barak had een eigen ingang, waar iedereen vrij in en uit kon lopen. Desgewenst kon je door de centrale ingang naar binnen, waar bezoekers werden verwelkomd door de vriendelijke portier meneer
Koenders. Het was bijna het touwtje uit de brievenbus van Jan Terlouw. Terug naar het kabinet-Den Uyl. Wanneer Nieuwspoort dicht ging, meestal rond een uur of twee, drie, werd het gezellig samenzijn vaak voortgezet in andere horecagelegenheden die langer openbleven, of thuis bij minister van Financiën Wim Duisenberg in Scheveningen. Minister Henk Vredeling van Defensie bleef regelmatig slapen bij een bevriende journalist en zelf heb ik een flink aangeschoten bewindsman weleens begeleid naar zijn departement, met het vriendelijke verzoek aan de nachtportier om de chauffeur van de minister te bellen. Daarover schreven wij niet. Er is zoiets als de Nieuwspoortcode, die bepaalt dat alles wat daar binnenskamers wordt gezegd niet wordt gepubliceerd, of in ieder geval
zonder bronvermelding. Maar formele regels waren (en zijn) in feite niet van belang. Er zijn ongeschreven wetten rond het contact met de bron en hoe je daarmee omgaat. De leden van het kabinet-Den Uyl en de parlementaire journalisten tutoyeerden elkaar en kenden elkaar vaak al uit de tijd dat de bewindslieden nog in de Tweede Kamer zaten. De afstand tussen regering en pers was weggevallen. Een onomkeerbare ontwikkeling. Onder het kabinet-Den Uyl namen de vriendschappelijke relaties van journalisten met politici soms overigens wel bizarre vormen aan, die bij mijn weten nooit geëvenaard zijn in volgende kabinetten. Zo ondertekende minister Vredeling het contract voor de aankoop van de F16, na een uitbundige nacht met een groepje journalisten, uiteindelijk ’s ochtends in het kantoor van het ANP in Den Haag. Tot het clubje borrelaars, dat in de ministersauto OPZIJ 2023
41
Politiek onder meer Amsterdam en Leiden onveilig had gemaakt, hoorde namelijk ook de parlementair redacteur van dat persbureau. De secretaris-generaal van Defensie, de hoogste ambtenaar, was ’s nachts nog vergeefs op zoek gegaan naar zijn bewindsman.
Vrouwenrechten
Deed het kabinet-Den Uyl veel voor emancipatie en vrouwenrechten? Ik geloof het niet. Dat bleek onder meer uit de gang van zaken rond de abortuskliniek Bloemenhove. Abortus was verboden, maar werd
in Nederland al jaren gedoogd. De Dolle Mina’s eisten legalisering en lanceerden in 1970 de leus Baas in eigen buik. De PvdA, toen in de oppositie, stond achter die beweging en diende een voorstel in om abortus wettelijk te regelen, maar het kabinetDe Jong en de christelijke partijen hielden dat tegen. Een jaar later, onder het kabinet-Biesheuvel, presenteerden de KVP-ministers Van Agt (Justitie) en Stuyt (Volksgezondheid) een nieuw wetsvoorstel, met veel zeggenschap voor de arts en weinig voor de vrouw. Omdat het kabinet-Biesheuvel kort daarna viel, werd de besluitvorming
doorgeschoven naar een nieuw kabinet. Intussen ging de abortuspraktijk in Nederland gewoon door, zij het op vrij kleine schaal. Veel vrouwen gingen naar Engeland, waar abortus legaal werd uitgevoerd. De bekendste abortuskliniek in Nederland was Bloemenhove in Heemstede, waar vrouwen terecht konden voor een abortus in een latere fase van de zwangerschap. Het was de katholieke Van Agt een doorn in het oog. In mei 1976, dus onder het kabinet-Den Uyl, kwam het tot een hooglopend
Naar schatting 40.000 ambtenaren demonstreerden in 1973 tegen de pensioen maatregelen van minister Geertsema. Gewapend met tientallen spandoeken trokken ze over het Binnenhof, waar de politie te paard moest ingrijpen om ze voor de ingang van het Tweede Kamer-gebouw weg te houden.
conflict, omdat een Duits echtpaar een klacht indiende wegens een medische fout in de kliniek. Daarop dreigde Van Agt Bloemenhove te sluiten en er was zelfs al een inval gepland, toen ongeveer 300 vrouwen de kliniek bezetten, tien dagen lang. Liesbeth Den Uyl, vrouw van de premier en overtuigd feministe, hoorde daarbij. Het zal in huize-Den Uyl te Buitenveldert vast tot pittige discussies hebben geleid, maar Den Uyl hield Van Agt niet tegen. De sluiting werd afgewend, omdat Van Agt bakzeil moest halen vanwege een rechterlijke uitspraak. Pas in 1984 werd abortus wettelijk toegestaan. De omgang tussen mannen en vrouwen in de jaren zeventig is een verhaal apart. Zoals bekend leidde de vrije seksuele moraal tot lossere relaties, partnerruil, sleutelclubs en wat dies meer zij – waarbij vrouwen dezelfde vrijheden genoten als mannen. Maar die sfeer gaf mannen geen vrijbrief om zomaar hun gang te gaan, want veel vrouwen waren inmiddels behoorlijk geëmancipeerd. Maar toch. Ook toen waren er mannen die misbruik maakten van hun macht. En ook toen wisten vrouwen soms niet hoe ze daarmee moesten omgaan. Achteraf bezien stond die tijd bol van de incidenten die we nu #metoo-verhalen zouden noemen. De hoofdredacteur die redactrices bevoordeelde, omdat hij regelmatig met hen uit eten mocht of aan hun borsten mocht zitten, zoals op de redactie werd gegniffeld, die op feestjes een arm om je heen sloeg en fluisterde dat je je best wat ‘romantischer’ mocht gedragen. En in het wereldje van het Binnenhof was het natuurlijk niet veel beter. Als jonge vrouw moest je handig manoeuvreren om niet in de gevarenzone te belanden en tegelijkertijd je informatiebron te vriend te houden. Het kwam regelmatig voor dat een politicus bereid was mij iets te vertellen, onder voorwaarde dat we
42
De omgang tussen mannen en vrouwen in de jaren zeventig is een verhaal apart. Zoals bekend leidde de vrije seksuele moraal tot lossere relaties, partnerruil, sleutelclubs en wat dies meer zij – waarbij vrouwen dezelfde vrijheden genoten als mannen.
‘een avond zouden gaan stappen’. Dat was nog een simpel geval, want ‘ja zeggen en nee doen’ was de oplossing en ze kwamen er toch nooit meer op terug. Sommige heren kwamen er gewoon rond voor uit. Een minister met wie ik vaak discussies had, zei eens in Nieuwspoort, met een bulderende lach: ‘We gaan binnenkort eens goed eten samen en dan naar bed, eerst ruzie maken en dan lekker neuken.’ Bij die tekst schoot ik in de lach, en daar bleef het bij. Maar zo eenvoudig was het niet altijd. Een van mijn beste bronnen was een toonaangevend Kamerlid. Zijn bereidwilligheid om mij van informatie te voorzien stond niet los van de aantrekkingskracht die ik blijkbaar op hem had, dat wist ik ook wel, maar dat kon ik wel hanteren, ik kende hem al jaren. Nadat hij mij in zijn kamer een nota had laten lezen die op de agenda van de ministerraad stond, bedankte ik hem en liep naar de deur. Daar hield hij mij tegen, pakte me vast en duwde me tegen de wand. ‘Ik ben aardig voor jou geweest, nu moet je ook even lief voor mij zijn’, glimlachte hij, drukte zich tegen me aan en begon me hartstochtelijk te zoenen. Ik rukte me los en liep de deur uit, volkomen in verwarring.
Ik heb er met niemand over gepraat, want ja… had ik zelf geen aanleiding gegeven? Had ik niet de indruk gewekt dat ik voor zoiets wel te porren was? Had ik zelf niet meer afstand moeten bewaren? Ik voelde me vies en ik schaamde me, in plaats van hem iets te verwijten; de bekende valkuil in de gedachtegang van vrouwen, zeker in die tijd. Achteraf denk ik dat ik vooral naïef was, en tegelijkertijd fanatiek met mijn vak bezig – voor een primeur, groot of klein, had je veel over. Teveel misschien, de grenzen waren niet duidelijk. Ik ben nooit meer op dat incident teruggekomen en hij evenmin. In gesprekken met oud-collega’s uit Den Haag gaat het nog vaak over het kabinet-Den Uyl. Dan buitelen de anekdotes over elkaar heen. Een bont gezelschap was het, met idealen, met humor, met culturele bagage, een premier die hield van poëzie en van klassieke muziek. Een vier jaar durend feest voor ons, journalisten. Het klinkt misschien overdreven, maar zo voelt het in ieder geval wel. Ik weet niet hoe de politieke journalistiek nu functioneert, maar ik ben ervan overtuigd dat er veel minder wordt gelachen. En dat is jammer. O OPZIJ 2023
43
Varia
Hadden we ze nog maar, die guldens?!
K
en je dat gevoel dat sommigen van ons nu - en nog steeds - al deze hele eeuw achtervolgt: wat zijn we bestolen, met die Euro. Wat is alles duurder geworden toen, in één klap. We kennen mensen die nu nog terugrekenen naar guldens, om een gevoel te krijgen bij de vraag ‘Is dat nou zo duur of lijkt dat maar zo?’.
Deze guldenbiljetten hadden we in ons land toen nog helemaal in eigen hand, onze eigen ontwerpen, van Ootje Oxenaar, kunstenaar, grafisch ontwerper en buitengewoon hoogleraar Industrieel ontwerpen aan de TU Delft. Deze ontwerpen zijn uit 1987, in opdracht van De Nederlandsche Bank.
De Apple II
B
N
O
toen, in 1977, was er de Apple II, een echte computer. Spelletjes erop, dat kon ook, maar de Apple II leende zich vooral ook voor professionele doeleinden. Er liepen zelfs al boekhoudprogramma’s op. Het was ook een ‘open’ systeem, je kon de bovenkant simpel losmaken om dan in de ‘kast’ geheugen bij te plaatsen of ‘kaarten’ in te klikken, die kaarten waren nodig om printers, modems en beeldschermen aan te sturen. De Apple II had wel 48KB RAM-geheugen – nu een absolute giller – en kostte, omgerekend naar Euro’s in 2023 – toch echt wel ruim € 6.000,00. Dan moest je er nog wel apart een scherm en de discdrives bij kopen.
p 9 oktober 1969 vindt het onvoorstelbare plaats: tijdens de première van De Storm van Shakespeare door de Nederlandse Comedie, onder regie van Han Bentz van den Berg, gooien twee studenten van de Amsterdamse Toneelschool, Lien Heyting en Ernst Kats, tomaten naar de acteurs. De tomaten zouden niemand hebben geraakt, hoewel dat later door onder andere acteur Willem Nijholt wordt betwist. Wie durfde er daarna nog een podium op want de actie wordt onmiddellijk omarmd door studenten van zowel de Toneelschool als het Instituut voor Dramatische Kunst. Over de Aktie Tomaat, zoals de revolutie werd gedoopt, werd vervolgens elke maandagavond in het Universiteitstheater aan de Nieuwe Doelenstraat in Amsterdam gesproken, daar gaan acteurs en studenten met elkaar
in discussie en met de leiding van de toneelgezelschappen. De studenten roepen de leiding van de Nederlandse Comedie ter verantwoording. Het adagium ‘Het beleid wordt bepaald door drie vragen: wat we spelen, waarom we het spelen en hoe we spelen’ staat ter discussie. Harry Mulisch, toen nog een jonge hond, zou hebben tegen geworpen: ‘Voor wíe spelen we?’ Ook de Haagsche Comedie en het Nieuw Rotterdams Toneel zijn onderwerp van de acties en daarmee de hele gevestigde orde
van de podiumkunsten. Daarna verandert er veel maar veel ook niet. Wat niet hielp was dat op 22 november 1969 tijdens de première van Toller van Tankert Dorst bij de Nederlandse Comedie twee ‘radencommunisten’, Pieter Boersma en Tjebbe van Tijen, de boel verstoren met vlaggen, pamfletten en rookbommen. Tomaat en de radencommunisten hebben niets met elkaar te maken maar de actie wordt door de pers aan Tomaat toegeschreven, de ‘gunfactor’ is in één klap weg.
te vrijen. Want in de jaren ’50 was ‘seks’ gericht op voortplanting, althans die van ‘nette’ mensen. Niet-nette mensen waren er ook, natuurlijk. Die waren dan niet getrouwd, ‘deden’ het toch en regelmatig werd er dan ook iemand zwanger, ongewenst heette dat dan. Maatschappelijk
zo mogelijk nog meer ongewenst, een schandaal. Moeder en kind deugden dan niet. Wat kon je doen? ‘Gedwongen’ trouwen, een ‘moetje’. Een illegale abortus. Of je kind geboren laten worden en dan maar afstaan. Een enkeling durfde het aan: alleen en ongehuwd je kunt opvoeden. En toen was er de pil. Vrijen zoveel als je wilde zonder zwanger te worden, je moraal bepaalde je zelf wel. Vanaf 1972 in het toenmalige Ziekenfonds maar daarna ook weer regelmatig niet want elk jaar werd wat er in het Ziekenfonds volledig vergoed werd opnieuw beoordeeld. Moest er worden bezuinigd, dan lag de pil bovenop de stapel. Pas sinds 1 januari 2004 kreeg elke vrouw boven de 21 recht op vergoeding. 21? En jongere vrouwen dan? Voortdurende politieke discussies, heen en weer, pas sinds 25 februari 2021 zit de pil het basispakket, voor elke vrouw.
Het eerste mobieltje
iet lachen, zo zag de eerste mobiele telefoon er ongeveer uit. Mobiel omdat-ie draagbaar was, draagbaar op een manier die je tegenwoordig de arbeidsinspectie op je dak zou bezorgen als je een werknemer er de hele dag mee zou laten zeulen. Wat hier wordt getoond woog destijds vele kilo’s en ze verschenen – uiteraard voor de happy few – begin jaren ’80. De eerste werden in auto’s gebruikt, ander gebruik was zelfs verboden, aanvankelijk. Het allereerste maar toen nog experimentele mobiele gesprek werd in de Verenigde Staten op 17 juni 1946 gevoerd, dat ding woog toen zo’n 35 kilo, om iemand te kunnen bellen belde je met een centrale die je vervolgens probeerde door te verbinden.
44
egin jaren ’70 kwam er een ware revolutie op gang: computers in de huiskamer, zomaar. Als een van de eersten Atari die in 1975 de sprong van speelhallen naar de huiskamer maakte. Daarop – maar ook op andere, volgende merken, kon je een simpel spelletje (tafel) tennis spelen, ondermeer. Je koppelde zo’n ding aan de TV, dat was dan je scherm. Die eerste Atari heette dan ook Atari Pong, van ping pong. Legendarische merken als Atari, Nintendo, Sega en vooral de Commodore 64, die laatste destijds was een beest qua kracht en snelheid. Nu zou elke simpele app er op vastlopen. Het was allemaal ontspanning, spelletjes doen. Maar
Cultuurschok: de Aktie Tomaat
De pil
V
oor de jonge vrouwen van vandaag, van wie een – gelukkig heel klein - deel zich ervan afkeert, is het schier ondenkbaar: ooit was de pil er niet. En dat is niet eens zolang geleden, dat behelpen, op alle mogelijke en onmogelijke manieren om maar niet zwanger te worden en toch
OPZIJ 2023
45
Cultuur Film
Maak je klaar voor de
MONSTERLIJKE VROUW Waar de vrouwelijke roep om gelijkwaardigheid en seksuele vrijheid vanaf de jaren 60 steeds luider werd, was zij op beeld allesbehalve vrij. Daar zat zij gevangen in stereotype rollen. Zij was het meisje dat enkel kon dromen van een perfecte bruiloft of de dame in nood. Zij was de manic pixie dream girl of het lelijke eendje dat na een metamorfose pats boem in een supersexy zwaan verandert. Tegelijkertijd zien we in die tijd ook de opmars van een ander personage. Maak je klaar voor de monsterlijke vrouw. D O O R G W Y N E TH SL E U TE L
46
W
e kennen allemaal de iconische beelden van eind jaren 60. Vrouwen die gearmd op de balustrade staan en protesteren tegen ongelijkwaardigheid en onderdrukking. Zij bekladden muren met mysterieuze leuzen en beschilderden hun eigen lichaam om het belang van seksuele vrijheid te benadrukken. Maar wat ik me afvraag is hoe de momenten van ontspanning er voor deze vrouwen uitzagen. Als zij ’s avonds thuiskwamen met pijnlijke voeten van een dag lang meelopen in protestmarsen en met een zak popcorn op de bank ploften. Welke films zetten zij dan aan? Moet ik dan denken aan het ‘liefdes’ verhaal van Manhattan (een film van de beruchte Woody Allen) waar een 42-jaar oude man het bed deelt met een zeventienjarig meisje of aan een film als Hitchcock’s The Birds waar vrouwen zo druk zijn
met ruziemaken over mannen dat zij überhaupt geen tijd zouden hebben om met spandoeken de straat op te gaan. Daar waar je overdag een vuist maakt met je vriendin, die zich nog zou vastlijmen aan de talkshowtafel bij Beau om gehoord te worden, was je referentiekader in de avond de man-gedomineerde wereld van The Godfather. Het klinkt als een backlash in zichzelf. Overigens is dit natuurlijk niet alleen een probleem uit de jaren 60. Zonder dat ik een glazen bol bezit, kan ik je verzekeren dat ook aankomend jaar een van de belangrijke agendapunten in de Nederlandse filmindustrie zal gaan over de nog altijd aanwezige stereotype vrouwenrollen. Want laten we eerlijk zijn: het blijft ook vandaag de dag goed zoeken naar films met vrouwelijke personages waar je je daadwerkelijk aan kan optrekken. Toch denk ik dat we juist eind jaren
60, begin jaren 70 een interessant vrouwelijk karakter zien opkomen dat vrouwelijke actrices ook uitdagender palet aan rollen gaf om te spelen. Ik heb het over de vrouw, die niet lief ‘ja en amen’ zegt, maar over de vrouw die gromt, bijt, zwijgt en moordt. De vrouw die penetreert in plaats van zich laat penetreren. Een vrouw die, net als de feministen van die tijd, haar tanden laat zien. Ik heb het hier over de monsterlijke vrouw.
Monstrous-feminine
De monsterlijke vrouw, oftewel de monstrous-feminine, zoals filmtheoreticus Barbara Creed haar omschrijft. Dit is een vrouwelijk personage dat in monsterlijke gedaante de fallische orde verstoort. Toen ik afstudeerde aan de universiteit was (naast het vrouwelijk orgasme, maar dat is weer een ander verhaal) het vrouwelijke
monsterpersonage een van mijn focuspunten. Niet omdat ik nou direct groot fan ben van heksen en vampiers, maar wel omdat ik juist bij het personage van de vrouw-alsmonster een zekere kracht voel. Laten we inzoomen op een van de meest bekende vrouwelijke monsters in de horrorfilm: The Exorcist (1973). Jarenlang werd ik door mijn ouders gewaarschuwd voor de horror van The Exorcist. Het origineel deed immers behoorlijk wat stof opwaaien. Mensen vielen flauw, verlieten kotsend de filmtheaters en het stroomde binnen met getuigenissen van bezoekers die nog wekenlang last hadden van nachtmerries en zelfs traumatherapie nodig hadden om er weer bovenop te komen. Dit alles hielp uiteraard ook weer mee met de marketing van de film, die ‘de engste horrorfilm ooit’ werd genoemd en uitgroeide tot een klassieker.
‘Maar wat ik me afvraag is hoe de momenten van ontspanning er voor deze vrouwen uitzagen. Als zij ’s avonds thuiskwamen met pijnlijke voeten van een dag lang meelopen in protestmarsen en met een zak popcorn op de bank ploften’ OPZIJ 2023
47
Cultuur Film
The Exorcist gaat over actrice Chris McNeil die begint te geloven dat haar twaalfjarige dochter Regan slachtoffer is geworden van een duivelse kracht, die bezit heeft genomen van haar lichaam. Haar omgeving reageert in eerste instantie sceptisch en Regan wordt aan een reeks medische en psychische onderzoeken onderworpen. De film gaat uit van een helder gegeven met een duidelijke scheiding in slachtoffer en dader. Regan, haar moeder en alle mensen die het loodje leggen door toedoen van Regans bezetenheid zijn het slachtoffer en de brute duivelse kracht is de dader. In die lezing zou het monster dus alles behalve de vrouw in haar kracht zetten. Toch denk ik dat deze scheiding te simpel is en we de duivelse kracht minder als dader en meer als ‘held’ moeten lezen.
Is Regan bezeten of misbruikt?
Als we kritisch naar de film kijken zien we dat de echte horrormomenten, daar waar Regans lichaam door de kamer vliegt en haar hoofd 360 graden draait, telkens voortkomen uit momenten waarop andere mensen (lees: doctoren, priesters, psychiaters, inspecteurs) beslissen over haar lichaam. Denk bijvoorbeeld aan de bekende scene dat haar lichaam onderworpen wordt aan medische onderzoeken. Het meisje roept meerdere malen dat ze het niet wil, maar de mannelijke arts staat al klaar om met een injectienaald bij haar 48
‘Ik heb het over de vrouw, die niet lief ‘ja en amen’ zegt, maar over de vrouw die gromt, bijt, zwijgt en moordt’ naar binnen te gaan. Het is niet voor niets dat ik deze woordkeuze gebruik, want als we het beeld op pauze zetten, zien we een injectienaald die precies ter hoogte van de mannelijke geslachtsdelen wordt gehouden en het vocht al dreigend uit de naald druppelt. Klaar om Regan te injecteren, of misschien kunnen we beter zeggen te penetreren. Qua beeldvoering zien we hier immers onmiskenbare parallellen met hoe een ‘traditionele’ verkrachtingsscene eruit ziet. Regans passiviteit staat in direct contrast met de daaropvolgende scene waarin te zien is hoe haar lichaam, door toedoen van de ‘demoon’, door de kamer vliegt, haar moeder en de mannen geschrokken in de deuropening achterlatend. Ditmaal blijven zij wel op afstand. Hadden ze dat maar eerder gedaan. Ook bij de andere iconische horrorscenes uit de film zien we dat deze vooraf worden gegaan door momenten waarop Regan geen autonomie heeft over haar eigen lichaam en voornamelijk mannelijke autoriteiten controle over haar
lichaam uitoefenen. Is de demoon dan de bad guy, of is de duivelse kracht juist degene die Regan de autonomie over haar lichaam teruggeeft en haar beschermt tegen iedereen die haar vrijheid wil ontnemen?
Horrorfilms als spiegel van de tijdsgeest
We moeten niet vergeten dat The Exorcist is gemaakt tegen de achtergrond van de feministische revolutie. Ervan uitgaande dat films een spiegel zijn van de tijdsgeest en horrorfilms de angst van een samenleving articuleren, kunnen we de ophef rondom The Exorcist beter begrijpen. De horror uit The Exorcist is volgens mij terug te brengen tot de angst voor een veranderende tijd, waar vrouwenrechten en seksuele vrijheid in opkomst waren. Met de demoon als verbeelding voor het radicale feministische geluid uit de jaren 70. Dat was voor velen namelijk pas echt eng. En dat raakt precies in de kern van wat het concept van de monsterlijke
vrouw inhoudt. Zij is iemand die zorgt voor oproer en verstoring en tegelijkertijd weerspiegelt zij menselijke angsten. Het is waarschijnlijk ook niet voor niets dat begin jaren 70 juist horrorfilms sterk in opkomst waren. Denk ook maar eens aan Carrie (1976), waar het schuchtere tienermeisje vernederd wordt door haar klasgenoten nadat zij publiekelijk haar eerste menstruatie ervaart. Geladen door emoties ontwikkelt zij – in eerste instantie nog oncontroleerbare- bovennatuurlijk krachten waarmee zij haar pestkoppen uiteindelijk een lesje leert. Het monsterlijke geeft Carrie haar macht terug en zo laat de film zien dat het worden van een vrouw niet gepaard hoort te gaan met publieke vernedering maar met empowerment en kracht. Of denk aan de film I Spit on Your Grave (1978), waar het hoofdpersonage Jennifer op brute wijze vernederd en verkracht wordt, maar zichzelf uiteindelijk bij elkaar raapt en op een zwijgzame wraaktocht gaat om haar verkrachters te laten boeten voor hun daden. Net als in The Exorcist zien we in Carrie en I Spit on OPZIJ 2023
49
Cultuur Film
Your Grave hoe het monsterlijke de vrouwen in hun kracht zet.
Een huisvrouw met een ovenschotel en een monster met mood swings
Barbara Creed koppelt het personage van de monstrous-feminine vooral aan de horrorfilm, maar in mijn eigen onderzoek herken ik het personage van de monsterlijke vrouw ook in andere genres. Ik bedoel: ga maar eens na hoe vaak je in het dagelijks leven hoort dat iemand een monster of een heks is. Dat gebeurt echt niet altijd in een horrorsetting. Sterker nog; het woord ‘heks’ staat bij veel mannen synoniem aan een vrouw met macht en aanzien, die niet op haar mondje is gevallen. Dus blijkbaar bestempelen we bepaalde gedragingen als ‘monsterlijk’. De overspelige echtgenote, de moeder die haar kinderen en zichzelf verwaarloost of de vrouw die haar man, voor de ogen van zijn collega’s en vrienden voor schud zet. Laat dit nou net een combinatie zijn van gedragingen die we herkennen in het hoofdpersonage uit het ijzersterke A Woman under the Influence (1974) van regisseur John Cassavetes. Hierin volgen we Mabel die samen met haar man Nick en drie kinderen in een Amerikaanse suburb woont. Terwijl Nick ervoor zorgt dat er brood op de plank komt, zorgt Mabel voor de kinderen en het huishouden. Al snel wordt echter duidelijk dat Mabel 50
niet de voorbeeldige, altijd stralende en altijd perfect gekapte huisvrouw is die klaarstaat met een stomende ovenschotel wanneer haar man thuiskomt. (Een beeld dat we helaas maar al te goed kennen uit eerdere films). Waar Mabel het ene moment in haar bloemetjes jurk buiten in de tuin met de kinderen danst, loopt zij niet veel later met samengetrokken kaken rond, heeft ze mood swings en emotionele uitbarstingen en verslonst ze zichzelf. Met neurotische tics lijkt Mabel de controle over haar eigen lichaam te verliezen en net zoals in de hierboven genoemde films The Exorcist of Carrie lijkt iets monsterlijks bezit van haar te hebben genomen. Het is echter het monsterlijke dat Mabel lijkt te willen bevrijden uit de patriarchale kooi waarin zij gevangen zit en waarbinnen zij worstelt met haar rol als moeder, huisvrouw en echtgenote. Want dat Mabel niet gelukkig is met dit leven, dat staat als een paal boven water. Doordat Mabel niet langer in staat is voor de kinderen te zorgen, moet
Nick uit noodzaak deze rol op zich nemen. Dit is interessant, want zo zien we hoe de monsterlijkheid van Mabel iets in werking zet, wat de kijker aanzet tot denken over traditionele huiselijke rolpatronen die in de jaren 70 (en misschien altijd nog wel) overheersend zijn.
Wie niet horen wil...
Het monster zet ons dus aan tot nadenken en zij zet de vrouw in haar kracht. Zij geeft de vrouw als het ware een stem. Dit uit noodzaak omdat haar ‘nee, niet doen’, ‘nee, dit wil ik niet’, of simpelweg ‘NEE’, niet gehoord wordt (overigens een pijnlijke conclusie dat dit vandaag de dag nog altijd de harde realiteit is en nummer 1 reden van alle grensoverschrijdende zaken). Dat de vrouwelijke ‘nee’ niet gehoord wordt zagen we in The Exorcist en we zag ook dat de demoon autonomie over Regans lichaam terugeist nadat zij in een passieve staat onderworpen werd aan medische onderzoeken. In Carrie is dat niet
anders, wanneer haar telekinetische krachten haar behoeden voor verdere vernedering. In A Woman under the Influence nemen de mood swings, stuiptrekkingen en ongefilterde uitspraken het over, wat een eerste stap is in haar bevrijding uit de patriarchale kooi en in I Spit on your Grave vertrekt het personage op een zwijgzame wraaktocht om haar verkrachters te laten boeten. Het monster geeft de vrouwen als het ware een nieuwe taal, die in horrorfilms vaak gelinkt is aan geweld. Maar niet altijd is ‘geweld’ de nieuwe taal van het monster. Zo zien we bijvoorbeeld in het werk van de Oscarwinnende Nederlandse filmmaker Marleen Gorris. Haar film De stilte rond Christine M. (1982) volgt een vrouwelijke psychiater die een zaak moet onderzoeken waarin drie van elkaar onbekende vrouwen een collectieve moord hebben gepleegd op de mannelijke eigenaar van een kledingwinkel. De vrouwen reageren er vrij laconiek over en een van de vrouwen besluit vanaf het moment
‘De monsterlijke vrouw, oftewel de monstrousfeminine, zoals filmtheoreticus Barbara Creed haar omschrijft. Dit is een vrouwelijk personage dat in monsterlijke gedaante de fallische orde verstoort’ OPZIJ 2023
51
A A NBIE DI NG
Cultuur Film van de moord te zwijgen. Dit is interessant en ironisch tegelijkertijd, want vanaf het moment dat zij niet meer spreekt, staat iedereen in de rij om naar haar te luisteren. In plaats van te spreken kiest Christine ervoor om te tekenen. Zij omarmt hiermee een nieuwe creatieve taal en vertelt haar verhaal middels tekeningen. Hierop is te zien hoe zij zich gevangen voelt in haar leven als moeder en huisvrouw. Gaandeweg laat de film zien hoe de andere vrouwen, zonder woorden te gebruiken, Christine wel begrijpen. Dit alles opbouwend naar een van de laatste scenes waarin de vrouwen in een lachstuip terecht komen nadat zij toerekeningsvatbaar zijn verklaard en dus geen strafvermindering krijgen. De moord was een bewuste daad en dat mag iedereen weten. De vrouwen begrijpen elkaar, zijn solidair met elkaar en verenigen zich. Net zoals de vrouwen die zij aan zij de straat opgingen voor gelijkheid.
Nooit meer in de kooi
Ik benoemde het al eerder in dit artikel: films articuleren de tijdsgeest en monsters weerspiegelen sociaal maatschappelijke angsten. Het is dan ook niet voor niets dat we juist begin jaren 70 het personage van de vrouw-als-monster zien opkomen. De feministen van die tijd spraken ineens een nieuwe taal, die voor velen vooralsnog dan wel onbegrijpelijk was, maar die niet te negeren viel. Voor het eerst werd zij gehoord. Zij waren het monster dat voor verstoring zorgde en zo snel mogelijk getemd moest worden. In jaren 70 films met een vrouw-als-monster personage werd het monster of het monsterlijke in vele gevallen aan het eind van de film dan ook verslagen. Daarin hadden de films het gelukkig mis, want het monster gaat door. En tegenwoordig zien we steeds vaker dat het vrouwelijke monster personage uiteindelijk overwint. Het personage laat zich niet langer terug in de kooi stoppen en de basis hiervoor werd gelegd door de eerste generatie feministen. Moge deze ‘monsters’ een inspiratie voor de toekomst blijven. O 52
‘Films articuleren de tijdsgeest en monsters weerspiegelen sociaal maatschappelijke angsten. Het is dan ook niet voor niets dat we juist begin jaren 70 het personage van de vrouw-alsmonster zien opkomen’
JAARABONNEMENT
OPZIJ + BOEK CADEAU Saskia Noort - Hoe nu verder? Saskia Noort - Hoe nu verder? Over het boek
Over liefde, feminisme, single-zijn en andere ontboezemingen Zeventien jaar lang schreef Saskia Noort columns over liefde, moederschap, daten en seks - maar ook over het kronkelige pad van het single-leven, ouder worden en seksisme. In haar columns neemt ze bored couples en single mannen van middelbare leeftijd op de hak en schrijft ze onder andere over feminisme en daten na het #MeToo-tijdperk. En natuurlijk spaart ze zichzelf ook niet. ‘Intelligent, scherp, gevat, open en eerlijk over onderwerpen die vaak in de taboesfeer zitten. Wat een dijk van een schrijfster. Genoten van elke column. Zowel tranen gelaten als regelmatig enorm hard gelachen.’
voor maar
€47,50 GA NAAR OPZIJ.NL Deze aanbieding is geldig zolang de voorraad strekt. Het abonnement is tot wederopzegging en wordt na de actieperiode (6 nummers) verlengd met een jaar. Er geldt een opzegtermijn van drie maanden. Betalingsvoorwaarden en overige informatie zijn opgenomen in het colofon.
Indonesië
Indonesië
De jaren ’60 en ’70 vanuit Indonesië
Medy Kraag, Stanley van Ammersfoort, Joyce Cordus en Dinah Marijanan Nederland kende in de jaren ’60, ’70 en ’80 twee ‘grote’ golven nieuwkomers. Hoewel, ze waren natuurlijk gewoon onze ‘rijksgenoten’. Vier verhalen van evenzovele ‘Indo’s’. De veranderingen waarmee zij werden geconfronteerd waren natuurlijk vaak een stuk gecompliceerder. D O O R M A U R E E N W E L SC H E R
Medy Kraag (1950) ‘Ik kwam in 1966 naar Nederland met mijn moeder en zes broers en zussen. Met het vliegtuig kwamen we aan. Schiphol had toen nog niet zo’n slurf waar je doorheen kon maar we moesten de trap af en over het terrein naar de hal toelopen. Koud dat het was! Het sneeuwde en vol verbazing keken we naar die vlokken want dat hadden we nog nooit gezien. En al die Indische kinderen lieten de sneeuw in hun mond vallen om te proeven. We waren ‘spijtoptanten’, eigenlijk wilden mijn ouders niet naar Nederland gaan.
Z
e hadden het goed in Indonesië en wilden niet repatriëren naar een land dat ze totaal niet kenden. Maar in 1965 vond de Indonesische coup plaats in Jakarta toen Soekarno uiteindelijk plaats moest maken voor Soeharto. Een hele beangstigende tijd was dat met een avondklok en beschietingen. Toen wilde mijn moeder niet meer blijven. Bovendien werd ze als Indische vrouw getreiterd door de Indonesiërs. Mijn vader was van Chinese komaf en na de coup mocht de Chinese bevolking niet meer Chinees praten en moest ze hun Chinese achternamen veranderen. Alles wat Chinees was moest worden uitgebannen. Mijn opa was een Hollander die naar Indië ging, een rijke koloniaal want hij had veel landerijen. Tijdens de oorlog werd hij samen met andere Hollanders door extremisten in mootjes gehakt op een van zijn landerijen. Mijn moeder
54
zag het gebeuren. Het lichaam van haar vader is nooit gevonden. Al zijn landerijen werden ingepikt door de Indonesiërs dus mijn oma had niets meer. Ze was zo arm dat ze haar kinderen naar een weeshuis moest brengen. Ook dat was geen fijne tijd voor mijn moeder. Ze heeft er nooit over willen praten hoewel ze elke nacht nachtmerries had en schreeuwend wakker werd. Dan vroegen we: mam, wat is er toch, en dat zei ze: niks, niks, er is niks. Alleen met mijn schoonvader kon ze erover praten. Die twee kennen elkaar uit Jakarta en hebben ook in hetzelfde weeshuis gezeten, St. Vincentius. Als mijn schoonvader langskwam dan zaten ze met z’n tweeën in de tuin en zag ik aan hun gezichten dat ze het over het verleden hadden. Ik weet eigenlijk weinig van het verleden van mijn moeder, ze heeft haar geheimen het graf mee in genomen. We kwamen in een contractpension in Doetinchem terecht waar het niet leuk was. We kregen ineens aardappelen en doorgekookte groentes te eten. Vreselijk. En we mochten maar één keer in de week douchen terwijl we in Indonesië soms wel drie keer op een dag ons wasten. En de mensen in Nederland waren niet aardig voor ons, we hoorden er niet bij. Ze snapten niet wat we hier deden. Begrepen niet dat wij Indische mensen niet meer welkom waren in Indonesië en dat we daarom weg moesten. Eigenlijk was het een nare tijd, zowel in Indonesië als in Nederland. Na een tijdje kreeg ik wel Nederlandse vriendinnetjes. Ik was in het begin stomverbaasd dat ik om vijf uur naar huis werd gestuurd. Dan zei dat meisje: ‘wij gaan zo eten, ga je naar huis?’ En ik dacht: huh, wat krijgen we nou?! Bij ons mochten alle vriendjes en vriendinnen mee-eten want
‘Op mijn 21 raakte ik zwanger van mijn huidige man. Mijn moeder was in shock. ‘Dat kan niet, dat kan niet in onze cultuur’ riep ze de hele tijd’ er was altijd genoeg eten. Hier in Nederland wordt alles afgepast gekookt. Of ze vragen: hoeveel kopjes koffie denk je te drinken? En dan zetten ze zoveel kopjes koffie. En als het op is, dan heb je pech. Ik sprak slecht Nederlands want op school in Indonesië was de Nederlandse taal na de onafhankelijk van Indonesië in 1949 verboden en kregen we les in het Indonesisch. Mijn ouders spraken vloeiend Nederlands dus ik ook, maar schrijven was een stuk moeilijker. Daarom werd ik als vijftienjarige teruggezet naar de basisschool en kwam ik terecht tussen negenjarige kinderen. Ik werd gepest omdat ze me dom vonden dat ik als vijftienjarige in die klas zat. Gelukkig mocht ik na een paar maanden naar de huishoudschool. Daar kreeg ik al snel aansluiting bij Nederlandse jongeren en werd het allemaal gezelliger. Mijn moeder had zeven kinderen op te voeden dus die kon ons niet allemaal in de gaten houden. Daardoor kon ik een beetje mijn eigen gang gaan. Maar als ze me brutaal vond dan kreeg ik ervan langs met de pollepel, dan sloeg ze me tegen de benen. Dat moet je nou eens proberen, dan krijg je te horen dat je je kinderen mishandelt. Maar voor de rest was ze niet zo streng. Ik mocht gewoon minirokken dragen. Als ik bukte zag je mijn onderbroek. Mijn moeder werd helemaal gek en riep: je loopt halfnaakt over straat! We gingen vaak stappen buiten Doetinchem. Op een gegeven moment had ik een brommer, een Puch Maxi want die had ik nodig voor mijn werk. Dus dan kon
ik ’s avonds mee uit. Toen ik zeventien was ben ik van de Huishoudschool afgegaan om te gaan werken. Mijn moeder had niet zoveel geld. Ze maakte vaak eten voor de pasar malam in Doetinchem en verkocht dat. Wij kinderen hielpen allemaal mee. Ze vond het belangrijk dat haar drie zonen door konden studeren. Voor meisjes was dat niet zo belangrijk vond ze, want die eindigden toch achter het aanrecht. Het liefst wilde ik een coupeuse-opleiding volgen maar daar was dus geen geld voor. Want dan moest ik stoffen kopen en met de bus naar Arnhem en dat was te duur. Eerst ging ik bij een meubelstoffeerderij werken en daarna werkte ik als pondstypiste bij de Giro. Toen de kinderen nog klein waren, ging ik Indische risolles maken op bestelling. Duizenden heb ik ervan gemaakt. Tot op heden sta ik bekend om mijn risolles. Op mijn 21 raakte ik zwanger van mijn huidige man. Mijn moeder was in shock. ‘Dat kan niet, dat kan niet in onze cultuur’ riep ze de hele tijd. Dus ik ging trouwen en toen was het goed voor mijn moeder. Als ik zie hoe de kinderen van mijn kennissen tegen hun ouders en oma en opa zijn, dan denk ik: ooh, jonge jonge, wat brutaal, dat moet je niet bij mij proberen! Wij zijn beleefd tegen ouderen maar dat is hier niet zo. Het was in het begin best zwaar om een nieuw leven op te bouwen in een vreemd land maar uiteindelijk ben ik mijn moeder dankbaar dat ze ons naar Nederland bracht. OPZIJ 2023
55
Indonesië
Stanley van Ammersfoort
1962, 1963 kwamen we met een paar jongens bij elkaar en inventariseerden we wie wat kon bespelen. Zo zijn we begonnen onder in de kelder van de nieuwbouwflat van mijn vriend Anton de Vries. Daarna gingen we optreden in een jeugdcentrum en kwamen alle Indo’s uit de wijk erop af want wij speelden muziek die de Indo’s mooi vonden. We speelden instrumentale nummers van The Ventures, door het grote publiek praktisch vergeten, alleen liefhebbers, popkenners en gitaristen weten nog wie zij zijn. Veel country en natuurlijk rock ‘n roll. In die tijd waren brommers razend populair, vooral de Zündapp of Kreidler. Maar daar had mijn vader geen geld voor en ik reed daarom op een mobylette die ik van mijn zakgeld had gekocht. Die mobylette gold niet als stoer maar we hadden er wel heel veel lol mee. Gingen we met z’n drieën op dat ding: een op het stuur, een op het zadel en een achterop. En zo reden we rond. Een onvergetelijke tijd. Mijn vriendjes waren allemaal Indo en die Hollandse jongens wilden zich graag bij ons aansluiten omdat ze ons zo cool vonden. En op een gegeven moment zaten ze zo
(1944) Ik ben in Soerabaja geboren en in 1954 moesten we Indonesië verlaten omdat er geen toekomst meer daarginds voor ons was. Mijn ouders, mijn beide oma’s. Van een bruisende stad als Soerabaja waar wel 24 bioscopen waren, kwamen we in 1954 in Markelo. Destijds een boerengehucht met één winkelstraat. Liep je die te snel door dan zat je al in Goor. We kwamen in een contractpension, een vreselijke tijd. Het was winter en het pension was steenkoud.
D
e eigenaar beknibbelde namelijk op de stookkosten. Tot het op een dag snikheet was in het pension en iedereen dacht: wat is dit nou weer. Bleek er controle uit Den Haag langs te komen en had de pensionhouder snel de verwarming opengezet. Eigenlijk mochten we niet koken in dat pension maar niemand lustte dat eten wat we voorgeschoteld kregen. Mijn oma kookte rijst op zo’n komfoortje en daarbij deed ze dan sardines in tomatensaus uit blik. Och, wat was dat heerlijk. Wij kochten onze kleren in een special kledingwinkel voor Indische repatrianten. Oude zooi was het, verschrikkelijk. Ik kreeg zo’n drollenvanger als broek. Heel veel mensen zijn rijk geworden aan de Indischen. Maar ik had er een leuke tijd, appeltjes stelen met vrienden. Ik was het enige donkere kind in een klas vol witte kinderen die me vol verbazing aankeken. Soms streek er eentje langs mijn arm en zei dan verbaasd: hoe kan dat, hij geeft niet af! Ik werd in de zesde klas geplaatst, net zoals in Soerabaja. Maar ik liep ver voor op de andere kinderen want wij hadden veel beter onderwijs gekregen in Indonesië. Het was een concordante school waar we onder andere drie talen kregen: Engels, Indonesisch en Nederlands. Ik wist meer van Nederland af dan de Nederlandse kinderen want dat hadden wij daar geleerd. Dus op een gegeven moment werd mijn vader door het hoofd van de school bij zich geroepen en zei: ‘Wilt u uw zoon geen thuisonderwijs meer geven want hij zit de leraren steeds te verbeteren.’ En mijn vader zei verbaasd: ‘hoezo, dat doe ik helemaal niet.’ Op een gegeven moment kreeg mijn vader een baan in een fabriek in Enschede. Daar moest hij leren vijlen en slijpen terwijl hij in Indonesië notabene een fabriek had geleid. We kregen een flat met drie kamers, een van de eerste flats in Nederland. Mijn ouders vonden het geweldig. “Wat een uitzicht hebben we toch’, riep mijn vader in het begin steeds. Maar later begonnen die trappen hem wel tegen te staan. Ik kwam wéér in de zesde klas terecht en wéér was ik het beste jongetje van de klas. Toen
56
zei de schooldirecteur: jij gaat naar de HBS, dat kun je makkelijk aan. Ik had daarmee geluk gehad want ik weet van Indische vriendjes dat ze een veel lager schooladvies kregen terwijl ze veel beter konden. Dat was een slag in de nek voor die jongen. Een soort vooringenomenheid van die leraren die waarschijnlijk dachten: dat kunnen ze toch niet. De HBS was een katholieke school, van de Orde van de Karmelieten. De fraters liepen in van die bruine pijen en aan hun blote voeten hadden ze sandalen, een touw om hun middel en een rozenkrans om hun nek. En natuurlijk blonk ik ook weer uit op de HBS. Ik was de enige Indo en voelde dat ik niet honderd procent maar 200 procent moest presteren want er werd met argusogen op me gelet of ik het wel aankon. Bij alle vakken werd ik er als eerste uitgepikt om te kijken of ik de lesstof wel had begrepen. Eigenlijk was het pure discriminatie maar ik liet het langs me heen gaan omdat ik wel beter wist. Mijn vader was oudmarinier en steunde mij onvoorwaardelijk. Die liet zich niet de kaas van het brood eten. Als ik ruzie had met een jongen zei hij: ‘als ze je slaan, sla je twee keer zo hard terug.’
lang bij ons in de groep dat ze ook met een Indisch accent begonnen te praten. Maar er waren ook minder leuke kanten. Ik heb altijd met discriminatie te maken gehad. Het is niet merkbaar maar wel voelbaar. Als er wat geserveerd wordt krijg jij als laatste iets. Je staat vooraan in de rij maar je wordt als laatste geholpen. Verborgen discriminatie: het valt niet op maar degene die het ondergaat die voelt het. Ook in mijn latere werk heb ik ermee te maken gehad. Ik heb technische natuurkunde gedaan op de HBS en later een universitaire opleiding aan de Technische Hogeschool Twente, nu Universiteit Twente. Ik kreeg daar een goeie baan. Maar toch lukte het me niet om als Indo in dat witte kliekje te komen, wat ik overigens helemaal niet ambieerde. Dan werd er een vergadering gehouden zonder dat ik ervan wist. En later zeiden ze dan: oh sorry, we hebben je helemaal vergeten te vragen! Maar ik troefde ze af met mijn kennis en ervaring en daar baalden ze van. Op die manier pakte ik ze terug.
‘In elk Indisch gezin was wel een gitaar te vinden en leerden we elkaar de drie basisakkoorden’
De rock ‘n roll in begon bij ons: de indorock. Wij groeiden in Indonesië op met deze muziekstijlen die via de Australische radio en Amerikaanse zenders al jaren te horen waren. In elk Indisch gezin was wel een gitaar te vinden en leerden we elkaar de drie basisakkoorden. Ik was een jaar of zestien toen ik in een bandje ging spelen. Rond OPZIJ 2023
57
Indonesië ik mijn moeder helpen met luiers uitkoken want een wasmachine was er nog niet. Ik denk dat die leraar dacht: dit meisje kan ik niet zoveel meer leren, die maakt zich thuis nuttiger dan op school. Mijn vader zei altijd tegen mij: als zwartje moet je twee keer zo goed zijn als de Nederlanders. Mijn vader werd bij het uitbreken van de oorlog met Japan in 1942 als 19-jarige jongen gerekruteerd voor het Koninklijk NederlandsIndische Leger (KNIL). Al vrij snel daarna werd hij als krijgsgevangene, samen met zijn twee oudere broers, overgebracht naar Thailand en later Birma waar hij aan de beruchte Birmaspoorweg heeft gewerkt. Nadat Indonesië een zelfstandige republiek was geworden heeft hij in zijn geboorteland nog een paar jaar burgerbaantjes gehad.
Joyce Cordus (1951) Ik ben in 1951 in Indonesië geboren en in 1954 kwam ik met mijn ouders, twee zusjes, twee tantes en twee ooms en een oma naar Nederland. Ik weet nog dat ik van die boot stapte en alleen maar witte mensen zag. Dat vond ik zoiets raars, die zag ik toen voor het eerst. In eerste instantie werden we in Zuid-Limburg in een contractpension geplaatst.
G
een idee waarom. Volgens mijn vader omdat we katholiek waren. Toen mijn vader een baan kreeg in Rotterdam, verhuisden we naar Dordrecht. Het was een enorm groot huis en wij woonden met z’n allen helemaal bovenin. Omdat het zo vol en druk was in die kamer zocht ik mijn toevlucht in het trappenhuis waar ik altijd speelde met een ander Indisch jongetje. Uiteindelijk gingen we naar Alblasserdam waar we een huis aangeboden kregen. De vrouwelijke repatrianten moesten verplicht een huishoudelijke cursus volgen hoe ze het huishouden moesten bestieren. Zo kregen ze een les in aardappels schillen. Dat moest altijd naar je toe geschild worden terwijl de Indischen gewend waren om het mesje van je af te gebruiken. Vreselijk betuttelend. Voor de kinderen in mijn klas waren het handjevol Indische kinderen een bezienswaardigheid. Ik denk dat zij nog nooit een gekleurd iemand hadden gezien. Ik kan me herinneren dat er witte Hollandse kindjes bij waren die mij geen hand wilden geven omdat ze bang waren dat ik af zou geven. Ik was best een goede en brave leerling dus mijn leraren waren blij met mij. Eén keer werd ik naar huis gestuurd. De leraar wist dat mijn moeder weer zwanger was en wel wat hulp kon gebruiken en zei: ‘ga jij maar naar huis want dan kun je je moeder helpen.’ Ik vond dat echt vreselijk want ik wilde liever op school zijn. Dus moest
58
Toen hij in Nederland kwam dacht hij: ik ga maar bij het leger want dan heb ik een goede toekomst. Maar dat mocht alleen als hij in een lagere rang instroomde. En daar bedankte hij voor. Toen is hij een burgerbaan gaan zoeken. Wij zijn zogenaamd Nederlanders maar als je dan in het vaderland komt, of moederland, wat ik sowieso twee rare termen vind want het is geen vader- of moederland voor ons, dan bleek ineens dat wat je in Indië geleerd en gedaan had, niet goed genoeg te zijn, je genoten opleiding was minderwaardig. Thuis werd nooit over de oorlog gepraat. Pas veel later, toen ik allang het huis uit was, begon mijn vader erover te praten. Mijn moeder sprak er al helemaal niet over. Ik heb het idee dat vroeger sowieso niet over ‘moeilijke’ dingen gesproken werd. Alles moest zoveel mogelijk met de mantel der liefde worden bedekt, iets waar ik altijd heel veel moeite mee heb gehad. Ik kreeg een HBS-advies als enig meisje uit mijn klas en mijn ouders waren natuurlijk reuzetrots. De eerste twee jaar ging ik naar een gemengde HBS die door paters werd geleid. Dat was een leuke tijd. Maar daarna verhuisde ons gezin naar Amsterdam en kwam ik op een meisjes-HBS bij de nonnen terecht. Dat was verschrikkelijk want die nonnen waren heel streng. Het waren de jaren zestig maar op die school mochten we als meisje, bijvoorbeeld, geen lange broeken dragen. De nonnen maakten eigenhandig het bovenste knoopje van je bloesje dicht als ze vonden dat het te ver open stond. Je mocht ook niet met jongens gezien worden. Ik stond een keer met een jongen te praten toen een van de nonnen mij betrapte. Zij stuurde me naar de rectrix die mij een reprimande gaf. Ik was ontzettend blij toen ik na vijf jaar van school af kon. Ik slaagde in 1968 voor mijn eindexamen net toen de studentenprotesten waren begonnen. Het jaar van de en de beruchte Maagdenhuisbezetting in Amsterdam. Samen met een paar vriendinnen was ik daar gaan kijken en ik kwam daardoor veel te laat op mijn diploma-uitreiking. Het was de tijd van veranderingen, de tijd van de provo’s en de happenings, bij het Lieverdje op het Spui in Amsterdam, de tijd van de tweede feministische golf en
‘Baas in eigen buik’. Daar lifte ik op mee. Ik herinner me nog dat ik dacht: de wereld gaat ten goede veranderen, het kan alleen maar beter worden! Dat heb ik nu trouwens absoluut niet meer. Vóór al deze veranderingen was het een verstikkende tijd. Als meisje zat je in een keurslijf, had je totaal geen zeggenschap dus ik juichte die veranderingen alleen maar toe. Zo waren er plotseling popconcerten in het Concertgebouw die vaak ’s nachts plaatsvonden, dat was nieuw. Ik heb Joe Cocker gezien, the Doobey Brothers, Ry Cooder, the Who. Ik had inmiddels de leeftijd dat mijn ouders niet zoveel zeggenschap meer hadden dus ik ging mijn eigen gang, ook op het gebied van jongens. Ik was vrij laat met jongens maar toen ik er belangstelling voor kreeg haalde ik alles ruimschoots in. Ik had altijd Nederlandse vriendjes, die vonden mij exotisch terwijl ik die Indische jongens juist veel leuker vond. Maar die maakten nooit werk van mij, haha. Als er iets spannends gebeurde probeerde ik daarbij te zijn zonder dat mijn ouders dat wisten want die waren vreselijk streng. Veel ging in het geniep. Elke zondag moest ik naar de kerk maar er was ook op zaterdagavond een avondmis en dan hoefde je niet op zondag te gaan. Dus dan ging ik zogenaamd op zaterdag maar dan ging ik in plaats daarvan naar de bioscoop. Aan seksuele voorlichting werd nog niet gedaan op school of thuis. Mijn moeder zei alleen: pas op met zoenen want anders raak je zwanger. Op een gegeven moment had ik een vriendje en ging ik naar mijn huisarts omdat ik de pil wilde hebben. Toen zei die huisarts: die krijg je niet van mij, je moet toestemming van je ouders hebben want hij wist dat mijn ouders katholiek waren. Geen haar op mijn hoofd natuurlijk die dacht: ik ga het mijn ouders vragen. Dus op mijn 19e raakte ik zwanger. Dat gebeurde best veel in die tijd, die ‘ongewenste’ zwangerschappen. Vaak werden die baby’s voor adoptie afgestaan. Maar ik dacht: no way, niemand pakt mijn baby van mij af! Natuurlijk vonden mijn ouders het vreselijk maar ze hebben me niet het huis uitgetrapt. Mijn vader was streng maar rechtvaardig. Toen we gingen trouwen was het oke.
Het was in die periode dat ik met mijn dochter in de bus zat en in mijn gezicht werd gespuugd. Rot op naar je eigen land werd er tegen me gesist. Of mensen gingen ergens anders zitten omdat ze niet in de buurt van een zwarte wilden zitten. Vaak gebeurde het in golven. Toen Suriname onafhankelijk werd en er veel Surinamers naar Nederland kwamen, werd ik ineens voor Surinamer uitgescholden of kreeg ik toegebeten: rot op naar je eigen land, wat doe je hier. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik nergens thuis hoor. Dat heb ik nog steeds. Maar waar ik dan wel bij hoor weet ik niet. Dat heeft ervoor gezorgd dat ik al heel vroeg in mijn leven activistisch werd. In de vroege jaren zeventig zat ik al in antiracisme groepen en zwarte vrouwen groepen. Op die manier probeerde ik ermee om te gaan. Dat was voor mij heel belangrijk en eigenlijk nog steeds. Ik heb veel witte vrienden maar ik ben me er altijd van bewust dat ik anders ben, een ander kleurtje heb en dat dat toch heel veel uitmaakt voor hoe mensen naar je kijken. Toen ik een jaar of dertig was, kwam ik voor het eerst in een land met voornamelijk donkere mensen, dat was de Dominicaanse Republiek. Het was heerlijk om door iedereen voor een Dominicaanse aangezien te worden. Dat was voor het eerst dat ik me realiseerde dat ik in een land van voornamelijk witte mensen eigenlijk altijd op mijn hoede ben. In de jaren tachtig maakte ik een soort inhaalslag. Ik werkte in het onderwijs en ’s avonds was het vaak feest. Ik zong in allerlei bandjes en reisde het hele land door. Best een ruig leven had ik toen. Ik haalde de tijd in die ik eigenlijk als jonge meid had moeten hebben maar waar ik toen niet aan toekwam.
Ik was klaar met de Pedagogische Academie, beviel van mijn dochter en ging werken als invalskracht. Had ik geen oppas, dan nam ik de box mee en mijn dochter daarin terwijl ik lesgaf. Dat was geen enkel probleem. Toen ze vier was en naar de kleuterschool ging, ging ik Pedagogiek studeren aan de universiteit. Toen mijn dochter vijf was ben ik gescheiden van haar vader. Scheiden ging nog niet zo makkelijk in die tijd. Ik weet nog dat ik werd verhoord door de rechter en gevraagd werd waarom ik wilde scheiden. Mijn dochter bleef bij haar vader en hij heeft het grootste deel van de opvoeding op zich genomen. Dat was in die tijd heel bijzonder. Ik heb heel vaak met discriminatie te maken gehad: in mijn werk maar ook in het openbare leven. Vooral tijdens en na de Molukse treinkaping bij De Punt in 1977. OPZIJ 2023
59
Indonesië
Dinah Marijanan (1956) Ik ben geboren in een barakkenkamp in Ommen waar mijn ouders en mijn zus en broer in 1952 terecht waren gekomen. Voor mijn vierde jaar verhuisden we eerst naar kamp De Pieterberg in Westerbork, daarna naar kamp Ruinen en vervolgens naar voormalig kamp Westerbork. De naam was veranderd in Woonoord Schattenberg, maar het bleef een vreselijke plek.
E
r waren geen douches, geen warm water, geen verwarming, de ramen waren kapot, het stikte van het ongedierte. In de beginjaren daar mocht niet gekookt worden, de gezinnen kregen eten uit een gaarkeuken. Door de slechte omstandigheden zijn zelfs tientallen baby’s en kleine kinderen overleden. Kinderen werden bang gemaakt met verhalen over geesten van overleden Joden, die daar nog aanwezig waren. Er werd niets aan die barakken gedaan, omdat de Nederlandse regering dacht dat we er maar tijdelijk zouden wonen. Mijn vader was al wat ouder, had dertig dienstjaren bij het KNIL erop zitten maar ontving geen cent vergoeding, of soldij voor de jaren in het Jappenkamp - later pensioen - . Tijdens de overtocht per schip, kreeg hij een papiertje
60
met de mededeling dat hij per direct ontslagen was uit militaire dienst omdat het KNIL was opgeheven. Bij aankomst in Nederland was hij al een gebroken man. Hij had in een Jappenkamp gezeten, was mishandeld en had daar één kapotte long aan overgehouden. Hij was getraumatiseerd door de oorlog, net zoals de andere vaders. Toen Nederland de zorg voor de Molukkers stopzette, was hij gedwongen in ploegendienst in een tochtige fabriek te gaan werken om zijn gezin van tien kinderen te kunnen onderhouden. Hij begon te kwakkelen met zijn gezondheid. Hij overleed in 1970 op 65-jarige leeftijd, een paar maanden nadat hij AOW kreeg. Mijn moeder ging in dezelfde fabriek werken, ook daartoe gedwongen door het karige pensioen van mijn vader. Ook zij overleed veel te jong, op haar 63e. Als kind groeiden wij op in een omgeving vol geweld. De ex-KNIL-ers kampten met een oorlogstrauma en waren tot op het bot vernederd door de Nederlandse regering. Hun machteloosheid en woede reageerden ze vaak af op hun kinderen. Lijfstraffen waren sowieso normaal in het KNIL. Mijn vader was gelukkig een zachtaardige man, maar veel kinderen groeiden op in onveilige gezinnen. Er was sprake van mishandeling, alcoholverslaving. Zo kwam het regelmatig voor dat kinderen voor straf in de vrieskou in pyjama moesten staan met een stoel op hun hoofd. Of slaag kregen met de riem. Mijn broer zag een keer een jongen gezien, die aan een boom hing, terwijl zijn vader hem met een riem afranselde. Die verhalen zijn talloos. Geen wonder dat deze kinderen als jongvolwassenen in de jaren zeventig met geweld aandacht eisten voor de Molukse zaak, de Republik Maluku Selatan (RMS). Geweld was het enige dat ze kenden. Maar, Schattenberg was ook één grote speeltuin voor ons kinderen. Het lag midden in de bossen, een speelparadijs voor ons. We waren altijd buiten, ook een manier natuurlijk om aan die spanningen binnen het gezin te ontkomen. Al die trauma’s worden doorgegeven. Met als gevolg dat in veel Molukse families onderlinge conflicten spelen. Ik ken amper families waar niets aan de hand is. Ik ging naar een schooltje in het barakkenkamp, alleen voor ons. Het enige witte jongetje dat ik daar zag, was het zoontje van een van de leraressen. Toen ik negen was verhuisden we naar de nieuwe wijk voor Molukkers in Assen waar we ook onze eigen lagere school hadden. Pas toen ik naar de brugklas ging kwam ik in contact met Nederlandse kinderen. Ik mocht met een paar Molukse klasgenoten naar de brugklas, omdat ik uitblonk in Nederlands. Ik had het geluk dat ik in Schattenberg een jaar lang bij mijn peetouders woonde. Zij hadden zelf geen kinderen. Het was heel normaal binnen de Molukse gemeenschap om je kind ‘weg te geven.’ Deze oom en tante spraken goed Nederlands, in tegenstelling tot de
meeste ouders. Omdat ik zo goed Nederlands kon, had ik een voorsprong op mijn leeftijdsgenootjes. Toen zij naar Zwolle verhuisden, ging ik terug naar mijn ouders. Dat ik naar de brugklas ging was redelijk uitzonderlijk voor een Moluks meisje. Het merendeel kreeg een huishoudschooladvies. Omdat mijn ouders zagen dat ik goed presteerde op school, kreeg ik veel vrijheid. Zo mocht ik naar concerten en op mijn vijftiende mocht ik zelfs in het Vondelpark slapen met vriendinnen. Ik ging naar koffiebars en kleedde me als een hippie. Mijn moeder naaide zelfs een keer een bloemetjesbroek voor mij. Ik mocht echt heel veel, meer dan anderen. Ik weet nog dat ik een gloednieuwe fiets kreeg om naar school te fietsen. Terugkijkend besef ik nu dat dit voor mijn broers en zussen natuurlijk niet zo leuk was, want eigenlijk hadden we het geld er niet voor. Ik was een vrijgevochten kind en trok steeds meer naar mijn witte vriendinnen, met wie ik over boeken en muziek die ik mooi vond kon praten. Op het laatst ging ik nog amper met andere Molukse jongeren om. Hoewel ik wel trouw bleef aan een paar Molukse vriendinnen uit mijn kindertijd. Ik leerde mezelf aan om in twee werelden te leven: die van de witte vriendinnetjes en die van de Molukse wijk. En was je bij de een, dan praatte je niet over die andere wereld en andersom. Mijn generatie heeft die achterstand van toen nog steeds niet ingelopen. Mijn generatiegenoten zijn vaak laaggeschoold, hebben een slechtere gezondheid, overlijden jong, veel al voor hun 70e. ik denk dat die ongezonde leefomstandigheden in die barakken destijds, de kou en het vocht, het slechte eten, ons parten speelt. En natuurlijk de verslavingsproblematiek in de jaren zeventig, na die treinkapingen. Heel veel jonge Molukkers gebruikten drugs om aan hun uitzichtloze bestaan te ontkomen. Er was heel veel frustratie, heel veel werkloosheid, er waren veel schoolverlaters. Op een gegeven moment had elk Molukse gezin bij ons in de wijk wel één, of zelfs twee kinderen, zonen en dochters, die aan heroïne verslaafd waren. Ook een van mijn broers overleed vorig jaar aan de gevolgen van zijn heroïneverslaving. Ondanks mijn succesverhaal ben ook ik niet geheel onbeschadigd eruit gekomen.
De beelden van kinderen in mijn omgeving, die slaag kregen van onderwijzers, of van een vader of moeder, of werden gekleineerd, die dagelijks te horen kregen dat ze niet deugden – ‘jij moet maar naar het tuchthuis!’ kregen sommige kinderen vaak te horen, zijn in mijn geheugen gegrift. Maar, vooral door het niet te bevatten verlies van twee dierbare vriendinnen bij de beëindiging van de treinkaping in De Punt door militairen in 1977. Hansina Uktolseya, de enige vrouwelijke kaper kwam daarbij om, alsook Ansje Monsjou, gegijzelde in de trein. Hansina was mijn buurmeisje en vriendinnetje in Schattenberg, een van de weinige Molukse vriendinnen van mij. Met Ansje raakte ik bevriend tijdens mijn studie in Groningen. ‘Wij zijn een beetje familie. Want, mijn oma komt uit Ambon,’ was het eerste dat ze tegen mij zei, toen ze zich aan mij voorstelde. Aan beide vriendinnen, die elkaar tegenkwamen in die trein, de een als gijzelaar, de ander als gegijzelde en beiden daar – hoe bizar en niet te bevatten – de dood vonden, droeg ik mijn boek ‘Barak 85 Kamer 10’ op. Barak 85, kamer 10 was ons adres in Schattenberg. Daarin schreef ik mijn een persoonlijk verhaal op over mijn kindertijd in dat kamp. Ik wilde zo laten zien wat die periode met de gemeenschap en mijn generatie heeft gedaan: we hebben een collectief trauma. O OPZIJ 2023
61
Dubbelbloed
Kitlyn
Tjin A Djie ‘Ik kom uit Suriname, ik ben een Latina! Als het nodig was beet ik van me af’
Kitlyn Tjin A Djie werd in 1953 geboren in Paramaribo, als vierde in een rij van zes dochters. Door de koloniale geschiedenis van Suriname is moksi (gemengd) eerder standaard dan uitzondering. Ze is getrouwd met een Nederlandse man en heeft twee zoons, twee kleindochters en vijf kleinzoons. Kitlyn weet als geen ander dat het vaardigheden vergt om om te gaan met diversiteit, om ruimte te geven aan de ‘vreemde ander’. DOOR E T C HIC A VOORN BEEL D IRIS DU VE K OT
A
ls jeugdhulpverlener ondervond ze dat Nederlandse opvattingen over hulpverlening niet werken bij kinderen met een migrantenachtergrond. En dat terwijl bijna driekwart van alle kinderen tot veertien jaar in Amsterdam een migrantenachtergrond heeft. Aan de hand van haar eigen familie- en migratiegeschiedenis ging ze op zoek naar theoretische concepten die haar ervaringen staven. Zo ontwikkelde ze het model ‘Beschermjassen’. Het model is effectief in alle sectoren waar sprake is van diversiteit en uitsluiting, waar interculturele communicatie dus van belang is en mensen helpt om in hun kracht te zetten. Het interview is bij haar thuis. In de hal van haar statige huis in Amsterdam Zuid krijg ik een paar warme sloffen aangereikt. Op tafel staan kommetjes met gekookt ei, taugé, snippertjes bosui en stukjes kip en krijg ik een verrukkelijke saoto, een Javaanse bouillon. Waar stond de wieg van je vader? “Mijn vader is Chinees en geboren in Paramaribo. Hij kwam uit een chique familie. Zijn moeder was een Vietnamese vrouw, geboren in Frans Guyana en nam het Franse Elan met zich mee. Oma Tjin A Djie was een déftige vrouw met déftige kleren.
62
Zij ontmoette mijn grootvader in Albina (grensplaatsje waar de Surinaamse kuststrook door de Marowijne rivier gescheiden is van Frans Guyana. red.) Ze stierf voor mijn geboorte dus ik heb haar nooit ontmoet. Mijn vader was een buitenbeentje in de familie Tjin A Djie. Zijn broers hadden een oordeel over hem omdat hij geen zonen kreeg. Mijn vader wilde doorgaan met kinderen krijgen tot er een jongen geboren werd, maar mijn moeder is na zes dochters naar de gynaecoloog gegaan en dat was het. Ik denk dat als het tweede kind een zoon was geweest, mijn moeder na twee kinderen gestopt was.” Kitlyn staat op en komt terug met een map met foto’s. “Kijk dit is grootmoeder Tjin A Djie waar ik het net over had. En dit zijn wij.” Ze laat een foto met haar en haar vijf zussen zien. “Mijn vader was dol op ons en de liefste vader die je kon bedenken. Toen ik en drie van mijn zussen in Nederland waren om te studeren, schreef hij ons ieder elke week een brief. Ik stelde hem een keer voor; doe één brief voor ons allemaal. Maar dat vond hij maar niks; elk kind is anders, en elk kind krijgt een eigen brief. Hij overleed toen ik vijfentwintig was en ik heb de brieven nooit meer gelezen, ze liggen nog steeds in de kelder.” En je moeder? “Mijn moeder is een Surinaamse, haar vader was Portugees-Duits en haar moeder had een creoolse vader, mijn oma Dika. Toen mijn moeder overleden was zei ik tegen m’n zussen: wat fijn dat ze toch is gaan knuffelen, want dat deed ze niet vaak toen we klein waren. Toen zeiden mijn zussen: maar ze knuffelde alleen jou. Ik had het kennelijk opgeëist.” Hoe ben je opgegroeid? “In een bevoorrecht milieu. Mijn vader had samen met andere Chinezen een zwembad laten bouwen. Ik zat op school bij de nonnen en wist heel goed dat ik een rijk kind was en dat dat gepaard ging met verschillende opvattingen en normen. Ik zat in de A klas en in de B klas zaten de zwarte kinderen. Daar waren de straffen barbaars. Ik stond met dichtgeknepen keel te kijken naar de kinderen die geknield zaten, met hun armen gestrekt waarop zware boeken waren gelegd. Wij kregen een mep met de stok, dat was een straf van niks daarmee vergeleken. Vanaf mijn geboorte wist ik dat er verschillen waren, in klasse en in kleur. Wij hadden thuis acht dienstmeisjes, ik was altijd nieuwsgierig naar wat zij deden en ik luisterde ademloos naar hun verhalen. Ik hoorde ze praten over OPZIJ 2023
63
Dubbelbloed
‘Voor mij is van belang dat ik van twee families ben. Aan mijn vaders kant een patriarchaat en aan moeders kant waren de vrouwen de baas’ het oerwoud en dat ze naar een bonuman gingen (medicijnman). Zij hebben mij deels grootgebracht. ‘Mijn vader werkte bij vliegmaatschappij Pan American en mijn moeder verzorgde de catering voor in het vliegtuig. Mijn ouders waren samen erg ondernemend en wij kinderen hielpen mee. Ik was zeven toen ik bakjes vulde met de kip, de puree en mais die m’n moeder maakte. En als er een passagier of staflid jarig was dan bakte mijn moeder een taart voor aan boord. Later maakte mijn vader de overstap naar Billiton (de bekende bauxietfabriek) omdat je kinderen dan konden studeren in Nederland. Het was enerzijds een goede werkgever maar mijn vader vertelde me wel dat hij werd gepasseerd met promoties, altijd gingen witte Nederlanders voor. Hij deed de public relations van het bedrijf en mijn moeder organiseerde cocktailparty’s voor het personeel en de zakenrelaties. Wij kinderen werkten wéér mee, maar nu in de bediening. Ik wist niet beter dan dat werk en privé bij ons thuis door elkaar liepen. En dat is nog steeds zo in mijn leven. Als studenten of collega’s hier komen zijn ze verbaasd dat het geen kantoor maar een woonhuis is. Hans (partner Kitlyn red.) ontvangt de mensen en stelt ze op hun gemak. Hij neemt ze mee naar de keuken en laat ze zien hoe het koffieapparaat werkt. En verder pak je wat je nodig hebt uit de koelkast. Precies dát heb ik ook van thuis meegekregen. Dat familiaire en dat huiselijke dat vind ik heel belangrijk, ook als het gaat om werk. In een wij-gerichte cultuur, zoals de mijne, is er veel minder scheiding tussen werk en privé, of tussen zakelijk en persoonlijk.” Met welke cultuur voel je je het meest verbonden? “Ik maak daar geen keuze in, ik was als kind met zoveel verschillende identiteiten omringd. Voor mij is van belang dat ik van twee families ben. Aan mijn vaders kant een patriarchaat en aan moeders kant waren de vrouwen de baas. En ik ben een Tjin a Djie, ik draag de familienaam van mijn vader. Mijn vader had zes dochters dus hoe ga je die naam dan doorgeven? Dat was een zorg die ik had. Ik heb destijds gelogen bij de burgerlijke stand en gezegd dat ik niet getrouwd ben, daardoor heb ik mijn naam weten te behouden.” Je vertelde dat de context van je identiteit totaal veranderde toen je in Nederland kwam, wat is je van die beginperiode vooral bijgebleven? “Ik was zestien toen ik naar Nederland kwam, dat was in 1969. Ik zat op de HBS in Amsterdam zuid en ik woonde drie jaar in een gezin in de Beethovenstraat, zij fungeerden als een soort finishing touch van onze opvoeding. Ik leerde er wijn drinken en de tafel dekken en meneer onderwees me in social talk. Er werd zeven dagen per week voor ons gekookt. Mijn ouders betaalden zich blauw. Het was bedoeld om de overgang naar Nederland makkelijk en veilig te maken. Ik 64
was het laatste inwonende meisje en heb er het laatste jaar alleen gewoond. Ik heb nog steeds servies van hen in de kast. Op de HBS probeerden ze me in een zwart verhaal te duwen, er werden rare vragen gesteld zoals hebben jullie wel cola in Suriname en wonen jullie in hutjes. We waren met drie zwarte kinderen op die school. Vaak werd gedacht dat ik Indisch was en ik voelde dat ik een soort speeltje zou kunnen worden. Later begreep ik dat Indische meisjes vaak werden misbruikt en geseksualiseerd. Ik was op mijn hoede en ik dacht, aan mijn lijf geen polonaise! Ik kom uit Suriname, ik ben een Latina! Als het nodig was beet ik van me af. Ik was tot aan mijn tanden toe bewapend. Dat paste niet in hun beeld.” Je behoort tot de babyboomgeneratie. Kun je vertellen wat jou beïnvloed heeft in jouw jeugd, de jaren zeventig? “Mijn vriendinnen en ik zijn allemaal zeventigers. Sommigen zijn gepensioneerd, maar ik ben vooral omringd met mensen van mijn leeftijd die nog werken. Ik werk zelf zeven dagen per week. Mijn grote voorbeeld Nel Jessurun (transcultureel systeemtherapeut en psychotherapeut, red.) is tweeëntachtig en werkt ook nog steeds. Ik denk wel dat dat hoort bij migrantenvrouwen. Voor mij waren de eerste jaren in Amsterdam een periode van ontwikkeling en vrijheid. Ik vond het leren weer leuk en de docenten waren heel anders dan de strenge nonnen in Suriname. Ik ging na de HBS de HBO Sociaal Pedagogische Hulpverlening doen maar die opleiding begreep ik niet. Het was zo op het individu gericht. Het ging alleen maar over kinderen. Kinderen die ziek of gehandicapt waren, kinderen die probleemgedrag vertoonden en allerlei andere dingen, maar het ging nooit over de context van die kinderen. Ik dacht: hoe kunnen we kinderen helpen als de familie er niet bij is? Ik ging stagelopen in een sociaal therapeutisch tehuis, de
Triangel. Zij namen wel hele gezinnen op, het was echt een behandelingshuis voor families. Daar voelde ik me wel thuis en daar is de basis gelegd voor mijn huidige werk met familiesystemen. Een belangrijke gebeurtenis in mijn leven heeft de richting van mijn leven bepaald. Dat was een auto-ongeluk toen ik vierentwintig was in het zuiden van Marokko. We deden een avonturentrip met tien mensen in een jeep toen er op ons werd ingereden. Daarbij is een vrouw van vierentwintig overleden. Ik had al mijn botten gebroken maar overleefde. Jarenlang ben ik bezig geweest met de vraag waarom ik moest blijven. Wat heb ik te doen? Nu weet ik wat ik te doen heb: Kinderen behoeden voor uithuisplaatsingen en zorgen dat ze in hun families blijven. Nel Jesserun, mijn grote voorbeeld, was onderdeel van een systeem-denktank en richtte de opleiding Transculturele Systeemtherapie op. Die opleiding heb ik gevolgd in 1997. Dat was voor mij een soort thuiskomen en het antwoord op het Nederlandse witte denken in de systeemtherapie. Kijk, ik was een verschrikkelijk kind, ik gooide mijn zussen uit het raam, gooide eten naar hun hoofd. En die drift is een belangrijke drijfveer voor m’n werk geweest. Het is zo dat 80% van de kinderen met probleemgedrag geen defect heeft maar last heeft van stress in de familie, vaak ontstaan in eerdere generaties. Zo ben ik gaan zoeken, wat is die stress in mijn familie geweest? Dat waren bijvoorbeeld die broers en zussen van mijn vader, die alsmaar bij ons binnen kwamen vallen om mijn moeder een bok te geven, want haar kleding was niet deftig, haar opvoeding was niet goed en ze kookte niet verfijnd Chinees. Als de familie weg was, greep mijn moeder mijn vader bij zijn nek (zij was groter dan hij) en sleurde hem mee naar de slaapkamer. Ik ging er dan achteraan omdat ik wilde weten wat er gebeurde maar ik hoorde niks. Volgens mij liet ze hem alle hoeken van de kamer zien. In het Beschermjassenhuis ontvang ik elke week families, soms drie generaties, grootouders, kinderen en kleinkinderen en iedereen die van ze houdt. Laatst kwam er een Surinaamse familie, we waren met vijftien personen. Oma kwam er online bij. Ik wil dat werk zonder hindernissen van een zorgverzekeraar doen, dus ik doe dat gratis. Als een familie belt dan moeten ze gewoon kunnen komen. We werken altijd met een groepje hulpverleners. Ze nemen eten mee en de families nemen eten mee. Iedereen is er om samen van elkaar te leren.”
werkende vrouwen, samen met Japan. Nederlandse vrouwen werkten niet en hadden de overtuiging dat zij het beste voor de kinderen konden zorgen. Ik ben opgegroeid met het idee dat je kinderen opvoedt met driehonderd mensen. En dat is maar goed ook want dan hebben die kinderen geen last van die ene moeder of die ene vader die maar boven op hun neus zit. Ik vertel in mijn lessen over het verschil tussen ik- en wij gerichte families, over gezagsdragers, steunfiguren, ontregelaars, degenen die de heilige huisjes van de familie beschermen en degenen die ze omverwerpen. Over wie de besluiten nemen, wie er volgen. Dat, Kitlyn, is onze blinde vlek, vertelden feministen mij. Erkennen van hiërarchie in families – vooral belangrijk voor mensen met een migratieachtergrond - ging immers niet echt samen met het witte feministische gedachtengoed dat zich juist wilde bevrijden van het juk van het gezin als hoeksteen van de samenleving.” O
Feminisme en wit feminisme. “Ik kom uit een samenleving waar alle vrouwen werkten. M’n moeder nam ontslag toen ze ging trouwen maar richtte ondertussen wel allerlei winkeltjes op. Mijn vader had meteen bij het huwelijk een bankrekening voor haar geopend. Zij was daar ongelofelijk trots op, dat haar man haar dat gunde. Een eigen auto en een bankrekening. Een eigen leven naast hem. Dat was heel bijzonder. Mijn voorbeelden waren stevige vrouwen. Mijn zwarte oma Dika, ze was lijkenwasser en mijn held. Mijn moeder en mijn andere oma Elizabeth Tong Lie A Tai, de oma uit Frans-Guyana. Een zus van mijn vader, tante Paula was docent Nederlands. Zij heeft actief meegewerkt aan het vrouwenkiesrecht in Suriname. Dus als je het hebt over feminisme…Maar in Nederland werd dit feminisme niet serieus genomen.” Je zou zeggen dat er juist vanuit Nederland een connectie was met het feminisme in Suriname? “Nee. Zo ervaarden wij dat niet. Witte feministen hadden veel oordeel en vonden dat zwarte vrouwen een achterstand hadden. Zíj vonden zichzelf heel erg vooruitstrevend en ontwikkeld. Ik gaf een keer les met Anja Meulenbelt. Die vond in die tijd ook: leuk dat er ook zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen meedoen maar die moeten nog een slag slaan. Terwijl Nederland op de laatste sport van de ladder hing als het ging over het aantal OPZIJ 2023
65
De Club van Rome
H
et rapport werd opgesteld door een team van wetenschappers, economen en industriëlen, onder leiding van de Italiaanse wetenschapper Aurelio Peccei en de Schotse wetenschapper Alexander King. Het was het eerste grootschalige project dat de complexe relatie tussen economische groei, bevolkingsgroei, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en milieuvervuiling serieus onderzocht. Maar het onderzoek-zelf werd gedaan door het Amerikaanse MIT (Massachusetts Institute of Technology) en het werd financieel mogelijk gemaakt door de ‘Volkswagen Stiftung’. In 1972 verscheen het rapport, het veranderde de manier waarop we naar de wereld en haar hulpbronnen kijken, voorgoed. ‘De Grenzen aan de
Groei’ pionierde met mondiale milieustudies en waarschuwde voor de gevolgen van ongebreidelde economische groei in een wereld met beperkte hulpbronnen. Die ‘beperkte hulpbronnen’, daarvan kunnen we inmiddels zeggen dat de Club het én bij het juist eind had maar er misschien niet steeds de juiste conclusies aan verbond. Want enerzijds bleek de beperktheid van hulpbronnen – bijvoorbeeld in het geval van fossiele brandstoffen – minder te zijn, sinds 1972 is er nog altijd sprake van nieuwe vondsten. Anderzijds bleken de toepassingen die er gebruik van maken steeds efficiënter te worden. Verbrandingsmotoren bijvoorbeeld, gebruiken inmiddels veel minder om de dezelfde prestatie te leveren dan in 1972. Overigens werden in het rapport dat soort onzekerheden over toekomstige ontwikkelingen ook zeker genoemd, als voorbehouden. Een van de meest opvallende conclusies van het rapport was de waarschuwing voor een mogelijke toekomst van ‘overshoot and collapse’ (overschrijden en ineenstorting). Het stelde dat als de wereld doorging met het verbruiken van hulpbronnen in het toenmalige tempo, er ernstige gevolgen zouden zijn, zoals klimaatverandering, uitputting van fossiele brandstoffen en het verlies van biodiversiteit. Enerzijds was het rapport een vaststelling van de status quo, anderzijds werden voorzienbare ontwikkelingen geëxtrapoleerd, lineair waar logisch en exponentieel waar nodig. En met name dat laatste, exponentieel, is inmiddels in een aantal gevallen te voortvarend - of zo je wilt: te negatief – gebleken. Want exponentieel kom je al snel in de mythe van die rijstkorrels op het schaakbord.
‘Voorspellen is moeilijk,
vooral als het om de toekomst gaat’ Niels Bohr, Deens natuurkundige 1885 – 1962 een van de grondleggers van de kwantummechanica
Jongere generaties zouden zomaar kunnen denken dat zij ‘het milieu’ - en de gevolgen ervoor door ons handelen - op de kaart hebben gezet. Voor die jongeren hebben we nieuws: destijds, in de jonge jaren van de Babyboomers, waren hun zorgen al groot. Die zorgen kwamen ondermeer tot uitdrukking in wat sindsdien het ‘Rapport van de Club van Rome’ wordt genoemd maar in werkelijkheid ‘De Grenzen aan de Groei’ heette. Precies wat ons allemaal bezighoudt, tegenwoordig, het wordt benoemd. D O O R H A N S VA N B R U SSE L 66
OPZIJ 2023
67
De Club van Rome Op het eerste gezicht lijkt een gevraagde beloning door ze op elk vlak te verdubbelen, startend met één, niet zo extreem. Maar als alle vlakken zijn gevuld met het dubbele van het voorgaande vlak, dan eindig je met een miljoen maal een miljoen korrels. Van zo’n valkuil is in het rapport af en toe sprake, bijvoorbeeld als de wereldbevolking in het jaar 2000 zal zijn toegenomen van 3,6 miljard in 1970 naar ca. 8 miljard in 2000. In werkelijkheid waren er in 2000 6,4 miljard mensen op aarde. De voor 2000 voorspelde 8 miljard zijn er pas 23 jaar later, dit jaar, naar verwachting.
destijds voorspeld, al zo ongeveer uitgeput, zouden ze dat wel zijn dan zou de energietransitie in een veel verder gevorderd stadium zijn. Hoewel sommige specifieke voorspellingen uit het rapport zijn bekritiseerd, heeft de algemene boodschap van de Club van Rome standgehouden. De nadruk op duurzaamheid en het bewust omgaan met natuurlijke hulpbronnen heeft een blijvende impact gehad op milieubewustzijn en beleidsvorming wereldwijd. Extinction Rebellion is schatplichtig aan de vermaledijde Boomers die al in 1972 flink de alarmbellen deden rinkelen, zouden ze het weten? Een terecht verwijt zou dan wel zijn geweest dat die Boomers er te weinig actie op ondernamen. Klimaatdemonstraties zoals nu waren er destijds niet, wel demonstraties tegen de oorlog in Vietnam, kruisraketten, kernenergie, abortus. De kinderen van de jongeren van nu mogen later ook weer oordelen over hun ouders.
Overbodig te zeggen dat prognoses voor benodigd voedsel, vervuiling, gebaseerd op die veronderstelde groei van de wereldbevolking, dan ook in mindere mate bewaarheid raakten. Als in het rapport wordt gesproken over de voedselproductie dan wordt het accent meer gelegd op de daarvoor benodigde grond en veel minder op verbetering van methoden waardoor een veel hogere opbrengst op dezelfde hoeveelheid grond kan worden bereikt. De conclusie in het rapport is dan dat we grond tekort gaan komen, in werkelijkheid is dat allang niet meer het vooruitzicht. Zo werd gerekend dat, om te voorzien in de voedselbehoefte van één persoon, er 0,4 hectare (ondergrens) respectievelijk 0,9 hectare (optimaal) nodig zou zijn en dat er in het jaar 2000 een hopeloos, onoplosbaar tekort aan grond zou zijn ontstaan.
‘Klimaatverandering’ en ‘uitputting van fossiele brandstoffen’ worden in één adem genoemd als potentiële risico’s terwijl we ze nú als probleem én oplossing zouden zien.
‘Als de aarde dat grote deel van haar aantrekkelijkheid, dat zij dankt aan zaken die haar, door toename van de rijkdom en van de bevolking, onttrokken zouden worden, moet verliezen – alleen met het doel haar in staat te stellen een grotere maar niet altijd betere of meer gelukkige bevolking in stand te houden – dan hoop ik in het belang van de nakomelingen ernstig, dat zij ermee tevreden zullen zijn in aantal gelijk te blijven, lang voordat de noodzaak hen daartoe dwingt.’
John Stuart Mill, Principles of Political Economy, 1857
68
Als het gaat om de milieurisico’s en de opwarming van de aarde kan dat zeker worden gezegd maar, tegelijk, die risico’s werden destijds wel maar veel minder als urgent herkend. Met name geldt dat voor de opwarming van de aarde. Wat ook opvalt is dat de uitstoot van CO2 weliswaar een risicofactor van belang wordt genoemd maar dat de stijging van de zeespiegel niet of nauwelijks als een gevolg ervan wordt genoemd.
Toch, bijna een halve eeuw later blijven de inzichten van dit rapport van onschatbare waarde voor het begrijpen en aanpakken van mondiale uitdagingen. Een rapport zoals dit biedt, meer dan 50 jaar later, ook de mogelijkheid om te kunnen terugkijken op de voorspellende kracht in een tijd – nu - waarin klimaatsceptici zich roeren. En het rapport veel voorspellingen deed die inmiddels uitgekomen zouden moeten zijn. Dat is niet altijd het geval, de kracht van nieuwe en ook vaak onverwachte ontwikkelingen blijkt in de praktijk een factor van belang. Wie het rapport in de oorspronkelijke uitgave terugleest – zoals we deden – valt één ding direct op: ‘klimaatverandering’ en ‘uitputting van fossiele brandstoffen’ worden in één adem genoemd als potentiële risico’s terwijl we ze nú als probleem én oplossing zouden zien, fossiele brandstoffen zijn niet, zoals
In het licht van hedendaagse uitdagingen zoals klimaatverandering, groeiende bevolkingen en de zoektocht naar duurzame ontwikkeling blijft het rapport van de Club van Rome relevant. Het benadrukt de noodzaak van een holistische benadering van wereldwijde problemen en dringt aan op een verschuiving van een puur op groei gerichte mentaliteit naar een duurzaamheidsgerichte aanpak. Bovendien heeft de Club van Rome de afgelopen decennia nieuwe rapporten OPZIJ 2023
69
De Club van Rome voor milieubewegingen en duurzaamheidsinitiatieven over de hele wereld. Het uitgebracht, waarin ze de evolutie heeft geleid tot een bewustzijn van de noodzaak om verantwoordelijk om te van de mondiale uitdagingen volgt gaan met onze planeet en heeft bijgedragen aan de vorming van internationaal en aanvullende beleidsmaatregelen beleid gericht op duurzame ontwikkeling. voorstelt. Deze voortdurende betrokkenheid bij mondiale vraagstukken In een tijdperk waarin de wereld geconfronteerd wordt met urgente milieubenadrukt de relevantie van de Club van Rome als een denktank die nadenkt uitdagingen, van de degradatie van ecosystemen tot de toenemende frequentie van extreme weersomstandigheden, blijft het Rapport van de Club van Rome over de toekomst van onze planeet. een tijdloze gids. Het herinnert ons eraan dat we de planeet delen en dat de keuzes die we vandaag maken, een blijvende invloed hebben op de toekomstige Het rapport van de Club van Rome heeft niet alleen de aandacht gevestigd generaties. Het is een baken dat ons aanmoedigt om verder te kijken dan onze kortetermijnbelangen en na te denken over een duurzamere en veerkrachtige op de beperkingen van de groei, maar toekomst voor de mensheid. O heeft ook als katalysator gefungeerd
Varia
De pizzeria Uit eten in Nederland betekende destijds dat er iets te vieren was en dat deed je dan vaak bij Van der Valk of de ‘Chinees’. Maar naar mate we vaker naar het buitenland gingen ontstond hier ook de ruimte voor andere eetculturen. De Franse keuken, wat duurder en exclusiever maar toch: opeens waren er bistro’s met houten borden. Veel sneller ging het met de pizza en dus de pizzeria’s. Makkelijker, goedkoper,
‘Ik wil niet de schijn wekken te dramatisch te zijn maar uit de informatie waar ik als secretaris-generaal over beschik kan ik alleen maar concluderen dat de leden van de Verenigde Naties misschien nog maar tien jaar hebben om hun onderlinge vetes op te lossen en te beginnen aan een wereldwijd deelgenootschap om de bewapeningswedloop te beteugelen, het milieu te verbeteren, de bevolkingsexplosie in toom te houden en de vereiste stuwkracht voor ontwikkelingsinspan-ningen te leveren. Als zo’n wereldwijd deelgenootschap niet in de komende tien jaar wordt gesmeed, dan vrees ik zeer dat de genoemde problemen zulke duizelingwekkende afmetingen zullen hebben aangenomen, dat zij door ons niet meer beheerst kunnen worden.’
informeler, voor elk gezinslid wat wils. Ze namen een enorme vlucht in de jaren ’70 en ’80. Natuurlijk was er een de eerste en zo’n claim of fame, daarom wordt gevochten. Wat we weten is dat al in 1960 in Amsterdam een pizzeria werd geopend: Isola Bella, vernoemd
Tienertoer
Oe Thant, secretaris-generaal van de Verenigde Naties, 1969
naar een van de eilanden in het Lago Maggiore. Maar ook werd er in 1956 in datzelfde Amsterdam door een restaurant geadverteerd met een ‘Italiaanse pannenkoek’. Inmiddels zijn er meer dan 1.500 en dan tellen we de makers van Turkse en andere pizza’s niet eens mee.
Opeens was-ie er: de Tienertoer, in 1969. Een jongerenversie van de al bestaande, veel duurdere Kriskraskaart waarmee je 8 dagen – maar wel aaneengesloten – door heel Nederland kon reizen. Beschikbaar voor jongeren van 12 tot en met 19 jaar, je had er een NS-identiteitsbewijs bij nodig, met pasfoto. In een tijd dat mobiliteit nog een zeer beperkt begrip was
leverde het jongeren een enorm gevoel van vrijheid op. Kostte aanvankelijk 20 gulden maar zoals je op de afbeelding kunt zien, de prijs werd later wel aangepast. Later kwamen er nog vele varianten maar nu is-ie er niet meer, althans niet standaard. Af en toe heeft de NS nog een brainwave en biedt weer eens zoiets aan. Maar altijd zeer tijdelijk.
wel 128 KB opslag. Latere floppies waren én kleiner en hadden een veelvoud aan opslagcapaciteit. Kortom, een wonder. Ze zaten
in een betere beschermende hardplastic hoes. Een harde schijf, die kostte een vermogen, bij OPZIJ kochten we in 1984 een Corvus Omnidrive met wel 10 MB opslag voor 6.300,00 guldens (!). State of the art. Toen kwamen de USB-sticks, CD ROM’s, allemaal ‘dragers’ van data. En dan verkeren we nu meer dan we ons realiseren overwegend in de wolken. En al lang niet meer met KB’s en MB’s, nu zijn het Terabytes, Petabytes, Exabyets en Zettabytes. Gelukkig hoef je daar niet bij stil te staan, het gebeurt gewoon.
Data Inmiddels realiseren we ons nog nauwelijks dat de muziek die je beluistert, foto’s, de video’s en films die je streamt en bekijkt: ze zijn allemaal data, enen en nullen die ergens worden opgeslagen. Gedownload op je eigen PC, laptop of mobiel is de ruimte beperkt, ‘de ‘cloud’, daarvan hebben de meesten wel een idee maar niet van de enorme dimensies. Er was een tijd dat het anders was, de afbeelding laat zien hoe anders. De eerste PC’s hadden als drager van data de floppydisk in een zachte kartonnen hoes, met 70
OPZIJ 2023
71
Man over vrouw
Acteur, auteur en kunstschilder Hans Dagelet (1945) heeft de wereld voor zijn ogen zien veranderen. In het acteervak hebben genderdynamieken een ommezwaai gemaakt en de losse seksuele moraal is verruild voor een set met intimiteitscoaches: af en toe iets te preuts, als je het hem vraagt. Naar eigen zeggen zijn veel vrouwen de revue gepasseerd in Dagelet’s leven, die hem confronteerden met zijn gebreken, zijn angst voor intimiteit, maar ook zijn zachte en liefdevolle kant. Met Opzij spreekt Hans over emancipatie door de generaties heen, de vrouwen in zijn leven en zijn vriendschap met feministe Hedy D’Ancona. DOOR T E S S E L T E N Z WE E GE B E E LD M IS C HA S C HOE M A K E R
HANS DAGELET:
‘Over de acteurs die werden beschuldigd van #MeToo verbaasde ik me niet’
Is er door de decennia aan vrouwenemancipatie in Nederland veel veranderd in Uw vakgebied? “Het acteervak is volledig veranderd sinds de #MeToo-beweging in 2017 het nieuws haalde. Tegenwoordig worden intieme scènes begeleid door een intimiteitscoach, die alles van tevoren moet doorspreken en afspraken zwart op wit wil hebben. Dat valt niet bij iedereen even goed. Met collega’s bespreek ik regelmatig hoe de wereld is veranderd - zij beklagen zich daar dan over. Ik heb gemengde gevoelens: Af en toe vind ik het te preuts geworden, maar ik moet eerlijk bekennen dat ik door de losse seksuele moraal van vroeger ook weleens een grens over ben gegaan bij actrices. Ik was te grof en kneep in hun billen als het publiek het niet kon zien. Dat was voor mij onschuldig, maar nu vind ik dat dat echt niet kan. Maar sommige dingen hoefden niet te veranderen. In de jaren ‘70 speelde ik in de film ‘Lieve Jongens’, naar een verhaal van Gerard Reve. Tijdens de draaidagen lag ik twee weken met Hugo Metsers in bed, die neukte me van achteren dan zogenaamd, in mijn hol. We hebben ontzettend veel plezier gehad en mochten lekker zelf bedenken hoe we die scènes dan wilden doen. In het begin is het wel spannend, zo poedelnaakt naast een kerel liggen, maar na vijf minuten voelt het vertrouwd. Dat zou nu echt niet meer kunnen, dat zou nu onmogelijk zijn. Vanwege die preutsheid, die controle die er moet zijn. Daar zou nu zo’n intimiteitscoach bij moeten. Soms vind ik seksscènes echt wel even slikken hoor, dan moet je je over je gene heenzetten. Laatst nam ik zo’n scène op en ik wist dat mijn tegenspeelster lesbisch was, toen voelde ik me ineens heel bezwaard. Ik dacht: Die zit er helemaal niet op te wachten, zo’n man over haar heen. Gek he? De dynamiek op een set is wel gelijker dan voorheen. In het toneel maakten de mannen de regels. Als vrouwen zich dat erg aantrokken vonden we ze hysterische actreutels. Tegenwoordig hebben vrouwen de ruimte om zich uit te spreken als iemand over hun grenzen gaat en wordt dat serieus genomen. Acteurs voelen dat, gedrag heeft nu consequenties.” Wat vindt U daarvan, die consequenties? Vindt U dat mannen snel gecanceld worden? “Nee. Wanneer mannen die zich misdragen hebben geen werk meer krijgen, vind ik niet dat zij gecanceld worden. Dat wordt allemaal goed onderzocht, door
72
OPZIJ 2023
73
Man over vrouw
‘AF EN TOE VIND IK HET TE PREUTS GEWORDEN, MAAR IK MOET EERLIJK BEKENNEN DAT IK DOOR DE LOSSE SEKSUELE MORAAL VAN VROEGER OOK WELEENS EEN GRENS OVER BEN GEGAAN BIJ ACTRICES’
van de ene productie naar de andere. Na een paar maanden draaien denk je: Dit zijn mijn goede vrienden en we gaan elkaar nog vaker zien, maar dat is zelden het geval. Iedereen gaat een andere kant op: Die gaat hier spelen en de ander daar. Een vriendin die me wel dierbaar is en die me veel kan leren, is Hedy D’Ancona. Recent was ik nog op haar verjaardag. We leerden elkaar kennen in de hippietijd, toen mijn leven zich voltrok in een hasjwolk met veel feestjes. Hedy lustte er ook wel pap van, hoor. Haar man destijds was een psychiater. Ik was net begonnen met toneelspelen, maar toen dreigde ik in dienst te moeten. Hij heeft toen een briefje voor me geschreven, dat ik geestelijk ongeschikt was om in dienst te gaan. Godzijdank, want ik was er fel op tegen om een geweer te dragen. Zij was toen al feminist en ik bewonderde haar om hoe goed ze uit haar woorden kwam. Ik voel me vereerd dat ik haar jaren aan vrouwenstrijd van zo dichtbij heb mogen toejuichen. Al vond ik haar af en toe ook een beetje intimiderend.” Vindt U ook dat ‘ouwelullen’ niks meer mogen zeggen? “Zeker niet. Ik zeg wat ik wil hoor, en ik hoor het graag als ik het bij het foute eind heb. Ik ben echt niet het type dat beweert dat vroeger alles beter was. Het was gewoon heel anders.”
journalisten of vertrouwenspersonen, en als is gebleken dat zij mensen hebben beschadigd, vind ik het terecht dat ze niet meer aan de bak komen. Dan hebben ze bij alle betrokken partijen wel goed gehoord wat er echt is gebeurd. Over mannen die ik ken die publiekelijk worden beschuldigd was ik niet echt verbaasd. Ook van mijn dochters die in het acteervak zitten hoor ik wel eens wat, dat een leraar van de toneelschool vroeg of hij haar één op één bijles mocht geven, zoiets. Met zo iemand wil ik nooit meer werken.” U geeft net toe dat U ook wel eens over een grens bent gegaan. Bent U niet bang dat dat U nog eens achterna gaat zitten, nu de tijden zo veranderd zijn? “Ik ben nergens bang voor. Mijn verleden met vrouwen was op zijn tijd wel dramatisch en ik heb sommige vrouwen echt pijn gedaan, maar niets van die aard. Ik kwetste vrouwen uit pure onhandigheid, uit onkunde. Het was een cyclus van verleiden en afstoten.Mijn opvoeding werd getekend door weinig communicatie en veel woede, met twee ouders die elkaar bedrogen. Toen mijn moeder kanker kreeg mocht ik dat aan niemand doorvertellen. Vakkundig loog ze daarover: In het ziekenhuis liet ze zelfs haar been omwikkelen zodat haar vriendinnen in elk geval geen kanker zouden vermoeden. 74
Praten over mijn emoties werd me dus nooit aangeleerd. Als een vrouw waar ik wel eens mee ging ineens diepe gesprekken met me wilde aanknopen en me vragen stelde die dwongen tot introspectie, ging ik er plots vandoor. Ook later, in mijn huwelijk, hadden mijn vrouw en ik veel ruzie omdat ik niet kon communiceren, totdat ze zei: ‘Je moet nu in therapie, anders ga ik bij je weg.’ Pas op mijn 52e werd ik echt volwassen, na mijn laatste kind en een paar sessies bij de psycholoog.” Heeft U veel van Uw vrouw geleerd? “Esther heeft me veel bijgebracht. Niet altijd op zachtaardige wijze. Zo kwam ik er achter dat ze acht jaar lang een verhouding had met een huisvriend, waardoor ik een half jaar lang echt aan de grond zat. Paranoïde werd ik, als een bezetene checkte ik haar e-mails en haar SMSjes. Ik was stikjaloers en doodongelukkig. Ook daarvoor heb ik een therapeut bezocht. EMDR-therapie: Wat een wondermiddel. Door je ogen te bewegen en herinneringen op te laten komen kun je die verwerken, krijgen ze stuk voor stuk een plekje. Flarden van mijn jeugd kwamen weer terug: Hoe ik mijn moeder met een ander betrapte in onze keuken, terwijl mijn vader op zijn werk was. Ik leerde veel over de dingen die ik lang onderdrukt had, maar ook over mijn tekortkomingen. Esther en ik praatten veel, ik vroeg haar: ‘Wat schort er aan bij mij? Wat zoek je bij hem?’ Ik zat teveel in mijn eigen wereld, vroeg haar niet genoeg naar wat er speelde in haar hoofd. Ik vroeg niet hoe het ging, waar ze net vandaan kwam, met wie ze had gepraat. Ik kwam ongeïnteresseerd over en gaf haar niet genoeg aandacht, terwijl ik heel erg op haar was.” En van de andere vrouwen in Uw leven? Zijn die minder strenge leermeesteressen? “Mijn dochters zijn vrij feministisch en kritisch. Soms zeg ik iets onhandigs, dan noem ik Piet per ongeluk nog ‘Zwarte Piet’, bijvoorbeeld. Snel gevolgd door: ‘Oh nee, dat mag ik niet zeggen.’ Mijn dochters laten me snel weten dat ik ‘Zwarte Piet’ niet mag zeggen, maar ‘Dat mag je niet meer zeggen’ eigenlijk ook niet. Dat vinden ze een typische uitspraak voor witte ouwelullen, hoor ik dan. Het zijn zelfstandige vrouwen die absoluut hun mond opentrekken wanneer ze menen onrecht te zien. Verder leer ik veel van mijn kinderen omdat ze intrigerende sociale wezens zijn, met veel levendige vriendschappen. Ik had nooit heel veel vrienden, maar van hen kan ik de kunst een beetje afkijken. Als acteur heb je steeds kortstondige innige relaties met je collega’s wanneer je intensief samenwerkt op een set. Het is een soort zwervend bestaan als acteur,
Als ik me beklaag bij mijn ouders over de crisissen van deze tijd, zeggen ze dat elke tijd zijn eigen crisis kent. Heeft U dat soort gesprekken ook met Uw kinderen? “Ik begrijp goed dat de nieuwe generaties grote zorgen hebben. Vooral vanwege de digitalisering ontgaat geen enkele crisis je meer tegenwoordig. Het moet wat met je doen om dag in, dag uit, zoveel leed te consumeren door je telefoon. Vooral de klimaatcrisis is urgenter dan ooit. De wereld wordt onbewoonbaarder en we kunnen veel klimaatvluchtelingen verwachten in Europa. Dat snap ik wel, de wereld is immers van iedereen. Dat zijn reële problemen, ik snap dat jongeren daar onder lijden: De jonge generatie stelt zich helemaal niet aan. Wel hebben mijn dochters en ik soms pittige discussies. Zij veroordelen dingen uit mijn verleden heftig die destijds absoluut niet werden gezien als crimineel of als machtsmisbruik.” Welke dingen helpen U er doorheen, in tijden van crisis? “Mijn kinderen van beide moeders kunnen heel goed met elkaar overweg, ze zijn ontzettend close. Dat maakt mij intens gelukkig. Muziek, dat sleept me er ook doorheen. Mijn vrouw is muzikant, altvioliste. Toen we elkaar ontmoetten waarschuwde Esther me dat de altviool altijd op de eerste plek voor haar
zou komen. Ik zou voor altijd een bijzaak zijn. Destijds vond ik dat beangstigend, dat ik haar nooit helemaal zou hebben. Nu spelen we samen. Tijdens de coronacrisis maakte ik samen met Esther en een jazzpianist de voorstelling ‘In de schemering’, die we nog steeds geregeld spelen. Het gaat over alles waar we het zojuist over hebben gehad. De snel veranderende wereld, over oorlogen, tussenfases, crisissen, transitie en de veranderende posities van man en vrouw. Het gaat over mensen die elkaar niet laten uitpraten, elkaar niet goed begrijpen en elkaar in de reden vallen. Dat vinden wij als makers tekenend voor deze tijd.” Hoe denkt U dat mannelijkheid er uit zal zien in de toekomst? “Vrijer dan voorheen. Ik ben vroeger wel macho geweest, maar had ook altijd een zachte kant. Ook kan ik best intiem zijn met andere mannen, ik ben wel van de omhelzingen en kusjes geven bij de mensen die mij dierbaar zijn, ongeacht gender. Ik denk dat het ook die kant op gaat met mannelijkheid in de toekomst. Mannen krijgen meer ruimte om over hun emoties te praten, maar er wordt ook van ze verwacht dat ze dat beter kunnen, dat ze hun emoties op een gezonde manier een plekje kunnen geven. Ik hoop mijn kinderen dat beter mee te geven dan hoe ik het van mijn ouders heb geleerd.” O
MIJN DOCHTERS LATEN ME SNEL WETEN DAT IK ‘ZWARTE PIET’ NIET MAG ZEGGEN, MAAR ‘DAT MAG JE NIET MEER ZEGGEN’ EIGENLIJK OOK NIET. DAT VINDEN ZE EEN TYPISCHE UITSPRAAK VOOR WITTE OUWELULLEN, HOOR IK DAN’
OPZIJ 2023
75
Varia
Ban de bom
Top 40
I
edereen kent het en het wordt nog altijd gebruikt. Gerard Holtom, een Britse ontwerper en kunstenaar ontwierp het al in 1958 en ook toen ging het al om kernontwapening. In de jaren ’60, 70 en ’80 kreeg het twee namen: ‘Ban de bom’-teken en ‘Peace’-symbool. In 1971 bracht Verkerke een door Lex van Voorst ontworpen poster met het internationale vredessymbool en het werd de meest bekende poster in de collectie. Hippies, Provo’s en Kabouters of hoe ze zich ook mochten noemen: het peacesymbool was er altijd bij. Maar ook de jongeren van vandaag kennen het weer of nog altijd, ze dragen er nog altijd T-shirts mee.
D
Tampons
D
e oudste OPZIJ-lezeressen weten nog dat maandverband de norm was. Ernaar gevraagd bij de drogist werden ze niet zelden in een bruine zak meegegeven. Het maandverband was in de jaren ’40 al een enorme innovatie (door Libresse gemaakt van crêpepapier), daarvoor was het gebruikelijk om katoenen doeken in je ondergoed te stoppen en die weer voor hergebruik te wassen. Op die manier wist je dan alleen zelf – en je partner - dat je ongesteld was, vragen naar maandverband in een winkel maakte dat elke aanwezige het wist. Pijnlijk, ongemakkelijk, zo werd dat gevoeld, in de taboesfeer. Maandverband droeg je in een soort gordeltje, om het op de
Wijde pijpen
H
et keek in de jaren ’60 en ’70 heel nauw – what else is new? – welke merken en welke modellen je droeg. Moest je niet nog liggend en kronkelend op de grond je veel te strakke Levi’s proberen aan te trekken dan moest je er toch zeker direct na aankoop mee in bad om de beste pasvorm te krijgen. Levi, Wrangler, Lois, wat je droeg was je statement, minstens zo belangrijk als je fiets, brommer of favoriete popgroep keuze. En toen waren er opeens de wijde pijpen, in jargon bell bottoms. Als variant waren er dan nog de extreem wijde pijpen, elephant bells. Wie weet nog dat de oorsprong waarschijnlijk bij
76
Amerikaanse matrozenkleding in de 19e eeuw ligt? En dat Coco Chanel er in de jaren ‘20 van de vorige eeuw mee ontwierp. In de jaren ’60 waren het de vintage matrozenbroeken die de aanzet gaven tot de nieuwe modehype. Nieuwe modellen werden opgeleukt met peace-tekens, bloemen, kettinkjes, kralen. Toen Sonny & Cher, Twiggy en ook Jimi Hendrix erin werden gezien was het hek van de dam, je moest er gewoon ook aan. En het gebeurt as we speak weer: we zien ze weer terugkeren in het straatbeeld.
plaats te houden. De tampon werd al in 1933 uitgevonden. Pas in de jaren ’50 kwam de tampon voor iedereen te koop maar er moesten heel veel vooroordelen worden overwonnen. Iets ín je lichaam stoppen, wat zou er dan wel niet allemaal kunnen gebeuren? Het zou tot ver in de jaren ’60 duren en het volwassen worden van de Babyboomers voordat de tampon de norm werd.
e wekelijkse vaste gang naar je ‘platenboer’ om daar je vers-van-de-pers gearriveerde exemplaar van de nieuwe Top 40 op te halen. Wie was er nieuw? De snelste stijger, daler? Alarmschijf? En dan aan de radio gekluisterd om het allemaal te beluisteren, al dan niet met zo’n state of the art-bandrecorder om nummers op te nemen en hopen dat er niet doorheen werd gepraat. Sparen voor een single, LP. Van die dingen.
Verkerke posters
B
abyboomers groeiden ermee op: Verkerke posters, aan de muur van je slaapkamer. Ze waren een fenomeen, een uitingsvorm. En ze kwamen in alle soorten en maten, geen onderwerp werd geschuwd, menig conflict met je ouders werd erover uitgevochten. De hier afgebeelde was in de ogen van ouderen destijds het toppunt van wansmaak, blasfemie, you name it: een non, met half ontblote borsten en daarop dan ook nog Che Guevara, hoe verzin je het?
Het moest wel een zieke geest zijn geweest. Engel Verkerke begon ooit met kunstreproducties en dat bleef hij ook altijd doen. Maar al snel kwamen politiek engagement en de popmuziek erbij en schreef hij geschiedenis, zijn posters werden over de hele wereld verkocht, het werden er meer dan 20 miljoen.
De betaalpas
I
n 1963 had je als klant van de Postgiro betaalcheques, wat een feest: contant geld opnemen zonder dat je saldo werd gecontroleerd. Daar had je dan wel dit pasje bij nodig. Advies: hou ze gescheiden van elkaar want allebei gestolen of verloren, dan kon je niks. Een paar jaar later: de Eurocheques, daarmee kon je in binnen- en buitenland betalen en geld opnemen, ook gegarandeerd. In studentehuizen rouleerde de aanvraag en het bezit ervan want met 20 stuks in je zak kon je makkelijk op vakantie, dat je daarna gierend ‘rood’ stond en dan voorlopig geen nieuwe kaarten meer kreeg: dat zie je dan wel weer. Kwestie van onderling afstemmen. ‘Sta jij nog niet rood?’, dan vraag jij nu nieuwe aan. De kascheque en Eurocheques werden in respectievelijk 1994 en 2002 afgeschaft. OPZIJ 2023
77
Cultuur Tentoonstelling
BBB
Borsten voor Boomer Beeke Het was op een doordeweekse dag in het jaar 1995 dat de Afdeling Educatie en Voorlichting van het Rijksmuseum werd gebeld met de vraag of er misschien vrouwen waren die wilden meewerken aan een ontwerp van Anthon Beeke voor het Stedelijk Museum. Zo ja, dan werden ze op de dag zelf, tijdens de lunchpauze, verwacht in de Stadsschouwburg. Het zal wel via via zijn gegaan, via een bekende, want we zeiden meteen ja en vertrokken met z’n vieren richting Stadsschouwburg. DOOR F IE K E T IS S INK
78
Afgietsels vrouwenlijfjes, 1995, gips. Opdrachtgever: Stedelijk Museum Amsterdam
OPZIJ 2023
79
Cultuur Tentoonstelling
JE VERZINT HET NIET, MAAR BEEKE WEL. LEG NAAKTE VROUWEN ZO NEER OP DE GROND DAT ZE LETTERS VORMEN. EEN HEEL ALFABET STELDE HIJ OP DEZE MANIER SAMEN. ONLEESBAAR, MAAR WEL LEUK.
N
u moet gezegd dat we in die tijd een toneelclub hadden in het Rijks, Troost voor Allen. Iedere jaar speelden we met een flink aantal medewerkers de sterren van de hemel in stukken als Shakespeares A Midsummer Night’s Dream en De Kersentuin van Tsjechow. Decors en kostuums, tekstboekjes, begeleidende zang en dans: alles deden we zelf. Theater, dat was wat we wilden. De Stadsschouwburg lonkte. En Anthon Beeke was een grote naam, ook toen al. Eropaf!
Beeke
Anthon Beeke (1940-2018) is één van de belangrijkste grafisch ontwerpers van Nederland. Geboren en getogen in Amsterdam. Decennialang is zijn werk op straat te vinden, in de vorm van affiches op peperbussen en in abri’s. Hij ontwerpt huisstijlen, drukwerk, boeken, tijdschriften en tentoonstellingen. Hij is niet zomaar een ontwerper, hij provoceert graag. Die houding stamt uit de jaren zestig. Hij is dan verbonden aan de Fluxus-beweging die zich wijdt aan avant-garde poëzie, happenings en performances waarbij de grenzen tussen beeldende kunst en het dagelijks leven worden opgeheven. In zijn werk zijn vrouwen alom vertegenwoordigd, altijd al. Beeke houdt van vrouwen en vereeuwigt ze in allerlei vormen en formaten, als erotische affiches, als letters, foto’s en sculpturen. Daarin gaat hij ver. Soms te ver. Zoals in het geval van het affiche bij de voorstelling Troilus en Cressida van theatergezelschap Globe uit 1980. Het naakte achterwerk van een vrouw wordt in beeld gebracht al is het de kont van een paard, met staart en teugels. Ze staat voorovergebogen en we kijken naar 80
de vrouwenbeweging, maar zo werd het uiteraard niet gezien. Het werd als schokkend ervaren, als controversieel. In Amerika ging een tentoonstelling van het werk van Beeke niet door vanwege deze poster. In Nederland verscheen het affiche gewoon op straat maar veroorzaakte wel de nodige opschudding. Had dit niet wat fijnzinniger in beeld gebracht kunnen worden? De aandacht trekken, daar was het Beeke om te doen, en dat was hem zeer zeker gelukt.
ABC
haar ingesnoerde benen, billen en vagina. Inhoudelijk sluit Beeke aan bij het verhaal over de Trojaanse oorlog van Shakespeare dat ten tonele gevoerd wordt door Globe. Vandaar dat paard, van Troje dus. In het verhaal worden vrouwen als hoeren gebruikt, ook daar verwijst Beeke naar met dit affiche. Beeke’s affiche was, zo zegt hij zelf, een steunbetuiging aan
Beeke was ook typograaf en ontwierp letters. Zijn bekendste typografische werk is het alfabet van naakte vrouwen. Je verzint het niet, maar Beeke wel. Leg naakte vrouwen zo neer op de grond dat ze letters vormen. Een heel alfabet stelde hij op deze manier samen. Onleesbaar, maar wel leuk. Beeke’s ABC stamt uit 1969, heette toen ‘Blotemeisjesalfabet’ en werd later omgedoopt tot Body Type. Het was bedoeld als reactie op het computeralfabet van Wim Crouwel. In 2007 werd er nog een reeks cijfers aan toegevoegd ‘Naked Numbers’, met zwarte, naakte mannen en witte, eveneens naakte vrouwen. OPZIJ 2023
81
A A NBIE D I NG
Cultuur Tentoonstelling
JAARABONNEMENT
OPZIJ + BOEK CADEAU Hedy d’Ancona - Vrolijk verval
Borsten van gips
Naakte vrouwen, ze vormen in het gehele oeuvre van Beeke een belangrijk gegeven. We hadden het dus kunnen weten, toen we naar de Stadsschouwburg gingen, dat we uit de kleren moesten. Er werd ons gevraagd het bovenlijf te ontbloten. Assistenten liepen rond om onze lijven in te smeren met gips. Vervolgens kwam Beeke langs voor de finishing touch. Met zijn handen vormde hij het gips, rond borsten, buik en navel. Zijn partner, Lidewij Edelkoort, schreef hier later over: ‘Hij heeft een speciale en eigen manier om iets aan te raken. Zijn vingers zijn geschapen voor gevoel…(…..) De vingers van Anthon worden ingezet om zaken te verkennen, papier te testen, inkt te begrijpen, formaat te wegen of mooie meisjeslijfjes in te smeren met gips.’ Tja, en dat gebeurde toen, op die bewuste dag in de schouwburg. En wij vonden het de normaalste zaak van de wereld. Beeke had voor een tentoonstelling in het Stedelijk Museum vrouwen nodig ter versiering van de wanden en schrijft: ‘In drie dagen zestig vrouwen! Wie doet me dat na? Het kostte me drie volle dagen om van zestig meisjes en vrouwen afdrukken van hun borsten te maken. Een hele muur vol. Allemaal voor een tentoonstelling van de gedichten van Hugo Claus.’ Welk gedicht er hier in beeld gebracht werd, weet ik niet meer. Waarom we meededen aan dit evenement, weet ik ook niet meer helemaal. Wat ik wel weet is dat meisjes en vrouwen hier vandaag de dag wel langer over na zouden denken voordat ze hun borsten door een kunstenaar laten bepotelen. Beeke zou hier echt niet zomaar meer mee wegkomen. ‘ The Times They Are a-Changing’. O 82
Hedy d’Ancona - Vrolijk verval Over het boek
Het valt niet te ontkennen: in onze huidige samenleving is jong in en oud out. Ouderen worden vooral bestempeld als kwetsbaar en knuffelhongerig. Een woud van treurwilgen dat je moet beschermen tegen uitsterven. Hedy d’Ancona kreeg genoeg van die stereotypering van zichzelf en haar leeftijdsgenoten. In Vrolijk verval relativeert ze het zieligheidsstempel en bekritiseert ze de zachte uitsluiting. Van de angstaanjagendheid van de ouderdom blijft weinig over in deze grappige en scherpe observaties van het dagelijks leven. Hedy d’Ancona (1937) is een belangrijk feministe en was vooraanstaand PvdA-politica. Ze werkte bij de VARA, en werd bekend als mede-oprichtster van de actiegroep Man-Vrouw-Maatschappij en het blad OPZIJ. Ze was staatssecretaris van Emancipatie, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Cultuur. Ook was ze Eerste Kamerlid en tien jaar lang lid van het Europees Parlement.
‘BEEKE’S AFFICHE WAS EEN STEUNBETUIGING AAN DE VROUWENBEWEGING, MAAR ZO WERD HET UITERAARD NIET GEZIEN. HET WERD ALS SCHOKKEND ERVAREN, ALS CONTROVERSIEEL’
voor maar
€47,50
“In handen van Hedy d’Ancona wordt het verval van de ouderdom net zo komisch en weemoedig als de dwaasheid van de jeugd. Ze schrijft met het vuur van de verliefde; nog altijd smaakt de verboden vrucht haar het best. Zo spreekt zij haar jongere ik toe: struikelen was het, is het en zal het altijd blijven.” – Arnon Grunberg “Heerlijke, soms vileine en altijd vrolijk makende observaties, vol met het type wijsheid dat alleen met de jaren komt.” – Sheila Sitalsing
GA NAAR OPZIJ.NL Deze aanbieding is geldig zolang de voorraad strekt. Het abonnement is tot wederopzegging en wordt na de actieperiode (6 nummers) verlengd met een jaar. Er geldt een opzegtermijn van drie maanden. Betalingsvoorwaarden en overige informatie zijn opgenomen in het colofon.
€ 12,25
neem een abonnement www.kunstschrift.nl