11 minute read

De blik vooruit

Next Article
Uit de bron

Uit de bron

DE BLIK VOORUIT van de redactie

In minder dan twee maanden tijd een compleet alternatief festival in elkaar zetten – bestaande uit 160 concerten in 11 steden, 72 livestreams en archiefopnames, en een radiofestival in samenwerking met AVROTROS – het was een ongelofelijk avontuur. Nu de zomer wat verder achter ons ligt kijken we met gepaste trots maar vooral met veel dankbaarheid terug op ons alternatieve festivalprogramma. We durven te geloven dat we de musici maar ook u, ons publiek, hebben blij gemaakt met datgene wat na maanden stilte eindelijk weer kon klinken: de mooiste oude muziek.

Advertisement

In deze TOM blikken we vooruit. Onder andere naar onze jaarlijkse componistendag in januari. Het openingsartikel besteedt ruim aandacht aan een fijnzinnig vakman en de briljantste Franse componist van zijn tijd: Marc-Antoine Charpentier. Andere componistenportretten in deze TOM zijn van Corelli, Telemann en Landini, de belangrijkste Italiaanse componist uit de veertiende eeuw.

Vanuit het Rijksmuseum komt een bijdrage over een opvouwbaar klavecimbel. Handig voor de reizigers onder u! Maarten Engeltjes vertelt over zijn eigen band en de vrijheid die hem dat geeft. Verder maken we kennis met ‘muzikale ratten’ en krijgen we componeerles van Constantijn Huygens. ‘Beeldspraak’ toont een middeleeuws koorboek met bijzondere figuren in de kantlijn. En zoals altijd kunt u weer diverse top-cd’s met korting aanschaffen.

Veel leesplezier gewenst! ■●

OM TE BEGINNEN De blik vooruit

Van de redactie

2

Lucie Horsch & Thomas Dunford

Gesprek tussen gelijkgestemde 33 zielen

Op zoek naar de juiste manier van spelen

Arcangelo Corelli, engel of duivel? 34

Over betoverde oren op een zonnige meidag in 1389

Francesco in het paradijs 40

RUBRIEKEN

Instrumentaliteit

Muziekschatten in het Rijksmuseum

Een opvouwbaar klavecimbel

Beeldspraak

Kermis in een klooster aan de Maas

Putti in de marge

Vriendenhart

Met terugblik Festival Oude Muziek

Uit de bron

Componeren volgens Constantijn Huygens

‘Niew, aengenaem gesangh’

Cd-besprekingen Berichten Seizoen Oude Muziek Colofon 10

16

23

42

44 48 50 52

4

18

VOORUITBLIK CHARPENTIERDAG

Marc-Antoine Charpentier kennen we tegenwoordig als een van de reuzen van de Franse barok. Maar zelf beklaagde de componist zich over miskenning… In januari wijdt het Seizoen Oude Muziek een hele dag aan hem.

DE VELE GEZICHTEN VAN TELEMANN

Muzikale opponenten hielden de moeder van Georg Philipp Telemann voor dat haar zoon maar beter kon stoppen met de muziek. Gelukkig heeft hij dat niet gedaan. Een portret van een avonturier, visionair en wereldburger.

INTERVIEW MAARTEN ENGELTJES

In drie jaar tijd heeft countertenor Maarten Engeltjes flink wat bereikt met zijn ensemble PRJCT Amsterdam. Een gesprek over onder andere artistieke vrijheid en private ondersteuning.

MUZIKALE RATTEN

Het was uiteindelijk de vliegramp met de MH17 die de luitist Floris De Rycker het laatste zetje gaf om zijn eigen ensemble op te richten. Hij vertelt over de weg ernaartoe, de bijzondere naam van het gezelschap en zijn visie op de uitvoering van oude muziek.

12

38

TEKST /

Graham Sadler

BEELD /

Sainte-Chapelle, gebrandschilderde glazen in bovenkapel. Foto: Hardscarf

CHARPENTIER, EEN MISKEND GENIE?

REUS VAN DE FRANSE BAROK!

Het is verleidelijk om Marc-Antoine Charpentier (1643-1704) te beschouwen als de klassieke outsider, geliefd bij romantische biografen. Hij was de briljantste Franse componist van zijn tijd maar verwierf desondanks nooit een prestigieuze benoeming aan het hof van Lodewijk XIV, en zijn uitzonderlijke talent als operacomponist werd lange tijd genegeerd door de jaloerse Lully. Het Seizoen Oude Muziek wijdt in januari 2021 een twee keer een hele dag aan deze fijnzinnige vakman. De Britse musicoloog Graham Sadler doet alvast een boekje open.

MARC-ANTOINE CHARPENTIER

Charpentier zelf beklaagde zich over miskenning in zijn Epitaphium Carpentarij, een bizarre semi-religieuze cantate waarin zijn eigen geest, de Umbra Carpentarii, de volgende opsomming geeft van wat hij tijdens zijn leven bereikt had:

‘Ik was een musicus die door de goede musici als goed werd beschouwd en door de onkundige als onkundig; en aangezien degenen die mij minachtten talrijker waren dan degenen die mij prezen, was de muziek behalve een kleine eer vooral een zware last.’

Zelfs als deze woorden een ironische ondertoon hebben, zijn ze ongemakkelijk om te lezen. En het feit dat de muziek van Charpentier snel in de vergetelheid raakte, terwijl het werk van gevestigde namen als Lully en Lalande tot wel een eeuw of langer op het repertoire bleef, versterkt de indruk van het buitenbeentje dat door zijn omgeving niet begrepen werd. De waarheid is echter genuanceerder. In Parijs verwierf Charpentier enkele van de meest gewilde muzikale posten en werd hij gesteund door invloedrijke opdrachtgevers. Bovendien stond zijn muziek bij de fijnproevers hoog aangeschreven. En tegenover het nadeel dat hij grotendeels buiten het terrein van de Zonnekoning emplooi moest zoeken, stond het voordeel van een veel grotere artistieke vrijheid. Zijn overgeleverde oeuvre van ongeveer 550 composities is bijgevolg rijker en gevarieerder dan dat van willekeurig welke Franse tijdgenoot.

‘Italianismen’ Als middentwintiger besloot Charpentier naar Rome te reizen, waar hij ongeveer drie jaar doorbracht. Voor een zeventiendeeeuwse Franse musicus was dat buitengewoon ongebruikelijk, zo groot was de algemene afkeer in Frankrijk van wat werd gezien als de excessen van de Italiaanse muziek – haar merkwaardige harmonieën, bizarre sprongen en extreme vocalen, en haar ‘opzichtige’ vertoon van technische vaardigheden. In Rome had Charpentier onbeperkte mogelijkheden om allerlei soorten muziek in zich op te nemen, waarvan het meeste anders was dan hij ooit had gehoord. Er waren de oratoria van Carissi-

CHARPENTIERS MISERERE

met de namen van Guise-musici vermeld in de kantlijn

HÔTEL DE GUISE

Deze orde werd in 1524 te Rome gesticht door Cajetanus van Thiene en bisschop Carafa uit Theate (de toenmalige naam van de stad Chieti). De theatijnen leggen zich in alle soberheid toe op armenzorg, apostolaat en sacramentenbediening. In het Limburgse Blerick bevindt zich sinds 1986 het enige Nederlandse theatijnenklooster. mi die verhalen uit de Bijbel vertolkten; er waren ook regelmatig uitvoeringen van missen en motetten met wel tien koren. Andere nieuwe en onbekende genres waarmee Charpentier kennismaakte, waren de sonate en cantate, en hij moet partituren van verschillende Italiaanse opera’s hebben bezeten. Het is dan ook niet verrassend dat de werken die hij omstreeks 1670 na zijn onmiddellijke terugkeer in Frankrijk componeerde, doordrongen zijn van allerhande ‘italianismen’. Niettemin valt op dat hij in een opmerkelijk korte tijd een stijl ontwikkelde die vakkundig Franse en Italiaanse elementen versmolt tot een originele en harmonieuze eenheid.

Huiscomponist Bij zijn terugkeer in Parijs aanvaardde Charpentier het aanbod van prinses Maria van Lotharingen, ook wel bekend als Mademoiselle de Guise, om huiscomponist van haar Hôtel de Guise te worden. Een privé-appartement in deze familieresidentie behoorde tot de secundaire arbeidsvoorwaarden. Het muzikale establishment van zijn beschermvrouwe werd gevormd door haar kamermeisjes en bedienden. Op het hoogtepunt bestond het ensemble uit twaalf zangers plus verschillende instrumentalisten; er werd gezegd dat het ‘zo goed was dat die van verschillende grote vorsten er niet bij in de buurt komen’. Mademoiselle de Guises absorberende passie voor muziek wordt geïllustreerd in een brief aan haar arts, waarin ze haar vele schrijffouten excuseert met de opmerking dat ze te gefascineerd was door de repetitie van de musici: ‘Ik kan het niet helpen maar de muziek leidt me af, tot het punt dat ik niet meer weet wat ik aan het schrijven ben.’ Een aanzienlijk aantal van Charpentiers manuscripten vermeldt in de kantlijn de namen van Guisemusici. Hij zong zelf haute contre (hoge tenor) en noemde zijn partij ‘Charp’ of ‘moi ici’. Naast de Messe pour les trépassés (ter herdenking van een sterfgeval in de familie Guise) schreef hij voor dit ensemble de Litanies de la Vierge voor zes stemmen, de bovenste drie gezongen door vrouwen en de onderste drie door mannen, met obligate partijen voor twee altviolen en continuo. Voor de musici van Guise componeerde hij ook verschillende kameropera’s, waaronder Les arts florissants en La descente d’Orphée aux enfers. Charpentiers verplichtingen in het Hôtel de Guise gaven hem een overvloed aan vrije tijd. Mademoiselle de Guise en de weduwe van haar neef, bekend als Madame de Guise, moedigden hem aan om op freelancebasis te componeren voor kerken en andere instellingen. Het lijkt erop dat de Messe à quatre chœurs en het Salve regina à trois chœurs, beide gemodelleerd naar de polyfonie die hij in Rome had gehoord, in opdracht van de Romeinse Orde van de Theatijnen zijn gemaakt voor hun kerk van Sainte-Anne-la-Royale. De eerste oratoria van Charpentier, Judith, sive Bethulia liberata en Esther, waarin de schatplichtigheid aan Carissimi niet te missen is, zijn vrijwel zeker in opdracht van de theatijnen geschreven.

Eurovisie-tune In 1672 werd Charpentier uitgenodigd om heel andere muziek te componeren, voor Molières Troupe du Roy. De beroemde toneelschrijver was bruusk in de steek gelaten door Lully, die kort

LE MALADE IMAGINAIRE

Illustratie van G. Brion. Bibliothèque nationale de France

JEAN-BAPTISTE LULLY

Musée d'Art et d'Industrie, Roubaix daarvoor zijn monopolistische operagezelschap had opgericht: de Académie royale de musique. Charpentiers uitermate intensieve samenwerking met Molière omvatte muziek voor het comédie-ballet Le malade imaginaire (1673). Maar Lully, gealarmeerd door de ontdekking van een rivaal met zulk natuurlijk talent voor muziekdrama, haalde Lodewijk XIV over om een reeks bevelen uit te vaardigen die het aantal musici in het theater beperkten. Toen Le malade imaginaire nieuw leven werd ingeblazen, was Charpentier dus gedwongen zijn muziek te herzien. Zijn manuscripten onthullen een groeiende ergernis over het feit dat hij zich moest onderwerpen aan Lully’s draconische maatregelen. Vanaf 1679 verzorgde hij gedurende enkele jaren af en toe muziek voor de kapel van de Dauphin, de troonopvolger en een fervent muziekliefhebber. Een decennium later werd Charpentier de muziekleraar van Filips II van Orléans, hertog van Chartres, de toekomstige regent van Frankrijk. Voor hem schreef hij de Règles de composition, die het karakter hebben van lesmateriaal. De hertog behoorde tot een groeiend gezelschap van prominente figuren met een voorliefde voor Italiaanse muziek, met name vanwege de harmonische gewaagdheid daarvan. De Règles bevatten een bespreking van geavanceerde Italiaanse technieken die in die tijd zelden of nooit werden gebruikt in Frankrijk, behalve door Charpentier. In 1687 werd hij benoemd tot maître de musique van de prestigieuze jezuïetenkerk van Saint-Paul. Dit godshuis, waar muziek een vooraanstaande plaats innam, stond bekend als ‘l’église de l’Opéra’ omdat zangers van Lully’s Académie er regelmatig optraden. Voor deze kerk componeerde Charpentier het Te Deum (H146), waarvan het openingsdeel grote bekendheid geniet als herkenningstune van de Eurovisie-uitzendingen. Voor het met de kerk verbonden jezuïetencollege Louis-le-Grand schreef hij verschillende religieuze opera’s, met name het hartverscheurende David et Jonathas (1688). Die ervaring bleek van onschatbare waarde toen, na Lully’s onverwachte dood in 1687, de Académie royale de musique andere componisten nodig had om zijn plaats in te nemen. Eindelijk kreeg Charpentier de kans om een volledige tragédie en musique te componeren. Dat werd Médée (1683), algemeen beschouwd als een van de meest dramatische Franse barokopera’s. De ontvangst was niettemin rampzalig, als gevolg van een complot van tegenstanders die in Charpentiers krachtige en complexe idioom een bedreiging zagen voor de natuurlijke eenvoud en elegantie die de muziek van de in hun ogen onsterfelijke Lully kenmerkten.

De complexe harmonie, de oneindig gevarieerde partituur, de moeiteloze technische beheersing

De laatste post van Charpentier was die van maître de musique van de Sainte-Chapelle, de prachtige gotische kapel in het Paleis van Justitie, tweede in rang na de Chapelle royale. Daar com-

SAINTE-CHAPELLE IN PARIJS

SEIZOEN OUDE MUZIEK

CHARPENTIERDAG

ZA 16 JAN / AMSTERDAM Muziekgebouw aan ’t IJ ZO 17 JAN / UTRECHT TivoliVredenburg

12.00 uur Bob van Asperen Charpentier getoetst

14.00 uur Duo Serenissima Koninklijke kamermuziek

16.00 uur Ricercar Consort Liefdesliederen en kamermuziek

Muziekgebouw aan ’t IJ, 19.00 & 21.30 TivoliVredenburg, 18.30 & 21.00 Ensemble Correspondances / Sébastien Daucé Grootse motetten van Charpentier en Du Mont

Bekijk het volledige programma op

oudemuziek.nl/ charpentierdag

poneerde hij enkele van zijn beste werken, waaronder de Messe Assumpta est Maria en het oratorium Judicium Salomonis. Al met al kunnen we de carrière van Charpentier over het algemeen als zeer succesvol beschouwen. Feit blijft echter dat hij veel tegenstanders had, die afknapten op de Italiaanse elementen in zijn muziek. De criticus Le Cerf de la Viéville uitte deze oppositie in 1705 wel heel ongezouten:

‘Wat was het lot van onze meesters die de Italiaanse manier van componeren ijverig bewonderden en vurig imiteerden? Waar leidde het hen toe? Tot het schrijven van stukken die het publiek en het nageslacht vreselijk vonden. Wat liet de geleerde Charpentier achter om zijn nagedachtenis veilig te stellen? Médée, David et Jonathas. Hij had net zo goed niets kunnen achterlaten.’

DOMINUS ILLUMINATIO MEA Charpentiers handschrift (1699)

Gelukkig voor Charpentier zijn het juist de aspecten die veel van zijn tijdgenoten zo van streek maakten – de complexe harmonie, de oneindig gevarieerde partituur, de moeiteloze technische beheersing – die het hedendaagse publiek sterk aanspreken. Als de Umbra Carpentarii nog steeds rondwaart, moet hij zeker tevreden zijn met Charpentiers huidige reputatie als een van de reuzen van de Franse barok. ■●

This article is from: