4 minute read

Uit de bron

Next Article
Vriendenhart

Vriendenhart

‘NIEW, AENGENAEM GESANGH’

COMPONEREN VOLGENS CONSTANTIJN HUYGENS

Advertisement

Constantijn Huygens (1596-1687), diplomaat en stadhouderlijk secretaris, was in zijn veelzijdigheid wat je noemt een uomo universale. Hij dichtte, leefde zich uit als amateurmusicus en componeerde een reeks airs voor zangstem en basso continuo die hij in gedrukte vorm de wereld instuurde onder de titel Pathodia sacra et profana (Parijs, 1647). Waar hij als toondichter aan hechtte? Hij formuleerde het in een gedichtje waar hij meer dan dertig jaar aan schaafde.

Huygens was met stadhouder Willem II onderweg van Den Haag naar Breda toen hij op 25 juni 1649 in de buurt van Strijen zes noodzakelijke kwaliteiten opschreef waaraan een goed stuk instrumentale muziek in zijn optiek moest voldoen:

Six qualitez necessaires à la bonne piece de musique instrumentale

Beau chant (1.), Chant inouij (2.), sur Fugue bien conduitte (3.), Le plus beau Contrepoint (4.), et Mouvement (5.) et Suitte (6.), Ostez en un des six; la Piece est, par hazard, Passable, mais non pas dans les regles de l’Art.

Hij maakte er meteen een vrije Nederlandse vertaling van, waarbij hij omwille van het rijm de punten 1 en 2 verwisselde, evenals 5 en 6:

Niew (1.), Aengenaem gesangh (2.), op Fugen, wel door-regen (3.), Het beste Contrepunt (4.), en Bindsel (5.) en Bewegen (6.), Laet een van sessen uyt; het Stuck magh goed zijn; maer Niet als het wesen souw, dat is, Van sessen claer.

‘Van zessen klaar’ is een zegswijze uit de paardenwereld: een paard dat over vier goede benen plus twee goede ogen beschikt, is volledig bekwaam. Daar mankeert niets aan.

Puntsgewijze toelichting

Acht jaar later, op 14 september 1657, maakte Huygens een variant op het Franse gedichtje. In proza voegde hij deze keer een puntsgewijze toelichting bij, eveneens in het Frans. Een goede melodie moet volgens hem behagen en plezieren, anders is muziek geen muziek. En de moeite is vergeefs en de luisteraar raakt verveeld wanneer iets als nieuw wordt gepresenteerd wat elders al eens is gehoord. Met dit laatste lijkt Huygens kritiek te leveren op de vigerende mode van variaties componeren. Met ‘Fugen’ bedoelt hij geen fuga’s maar imitaties, het polyfoon verwerken van thema’s en motieven. ‘Contrepunt’ moet eveneens anders wor-

TEKST /

Thiemo Wind

BEELD / Brief van Constantijn Huygens aan zijn zoon Christiaan, 11 januari 1680 (fragment). Leiden, Universiteitsbibliotheek

den opgevat dan tegenwoordig gebruikelijk, het gaat hier – volgens de oorspronkelijke betekenis – om noot tegen noot (punctus contra punctum), om de tegenstem dus, de bas. De auteur legt uit dat bij een melodie verschillende basnoten mogelijk zijn, maar de beste laten de bas en de tussenstemmen gracieus en gemakkelijk klinken. Met ‘mouvement’ – ‘beweghen’ (in latere versies: ‘swier’, ‘trant’) – bedoelt Huygens alles wat met metrum, ritme en tempo heeft te maken. ‘Suittes’ ten slotte – ‘bindsel’ (later: ‘gevolgsaemheit’ – duidt op de retorische samenhang, de harmonische voortgang.

Weer jaren later, ergens na 1676, voegde hij nog twee noodzakelijke kwaliteiten aan het zestal toe: het spaarzame gebruik van cadensen (‘Cadence menagée’), en in air of motet een goede verbintenis tussen toon en woord (‘et, soit Air ou Motet / Le pus juste rapport de la Note au Sujet’). Het laatste punt heeft dus betrekking op vocale muziek. (Het in punt 1 en 2 gehanteerde woord ‘gesangh’/’chant’ moet worden opgevat als ‘melodie’.)

Een tweede ‘compositieles’

Op 9 januari 1680 maakte Huygens een nieuwe Nederlandse versie van het oorspronkelijke zespuntenversje:

Componisten less Ick eisch de Componisten (’k Wouw dat sij ’t alle wisten,) Een fraeij Gesang, en Niew, wat Fughs gewijs beleidt, Het beste Contrapunt, Swier, en Gevolgsaemheit.

In de marge noteerde hij voor het woord ‘Swier’ nog ‘Trant’ als variant, dat hij een plaats gaf in de hoofdtekst toen hij de zes punten twee dagen later vermeldde in een brief aan zijn zoon Christiaan. Zowel in het manuscript van 9 januari als in de brief liet hij het versje volgen door een tweede ‘les’: Aende selve [= de componisten] Hoort Componisten in een woord, Wat tot uw’ Contrapunten hoort. Mydt Quarten achter een, en Quinten en Octaven, En all wat daer te seer na smaeckt: All wat u, buijten dien, vermaeckt, Dat gunt uw Ooren vrij, en maecktse niet tot Slaven. Elck heeft sijn sin, dit is de mijn: ’k Will oor-wijs en niet neuswijs zijn.

De twintig Latijnse psalmen, twaalf Italiaanse en zeven Franse airs die samen de Pathodia sacra et profana vormen, tonen ondubbelzinnig hoe de oorwijze Huygens zijn eigen regels ter harte nam. ■●

PATHODIA SACRA ET PROFANA

Fragment

CONSTANTIJN HUYGENS

Geportretteerd door Jan Lievens (ca. 1628). Amsterdam, Rijksmuseum

Literatuur

Rudolf Rasch, ‘De compositieregels van Constantijn Huygens’, in Harmonie en perspectief, Zevenendertig bijdragen van Utrechtse musicologen voor Eduard Reeser, Deventer 1988, 24-35.

De originele handschriften bevinden zich in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, de brief van Constantijn aan Christiaan jr. in de Universiteitsbibliotheek Leiden. De teksten zijn ook te vinden in de moderne editie van Huygens’ gedichten, bezorgd door J.A. Worp (Groningen 1892-1899, 9 delen). Online: let.leidenuniv.nl/Dutch/ Huygens/

This article is from: