11 minute read
Instrumentaliteit
DE FORTEPIANO VAN LODEWIJK NAPOLEON
MUZIEKSCHATTEN IN HET RIJKSMUSEUM
Advertisement
Dit jaar markeert de 250ste geboortedag van Ludwig van Beethoven. Over de hele wereld zijn tal van evenementen en culturele activiteiten georganiseerd om deze belangrijke componist te vieren. Drie jaar geleden, ruim voor het huidige festijn, wijdde het Rijksmuseum een feestelijke avond aan Beethoven. Bij die gelegenheid bespeelde de pianist Ronald Brautigam een van de topstukken uit de instrumentencollectie van het museum: de bijzondere fortepiano die in 1808 werd gemaakt door de beroemde gebroeders Érard in Parijs. Hoewel dit instrument vijf jaar na de Érard van Beethoven is gebouwd, is het klanktechnisch in wezen identiek aan het exemplaar waaraan de componist tussen 1803 en 1807 zijn muziek componeerde.
Unieke informatiebron
Beethovens Érard verhuisde op 6 augustus 1803 van Parijs naar Wenen. Het instrument verschilde in alles van willekeurig welke Weense fortepiano uit die tijd. De nieuwe sonoriteit – vooral de dragende klank en het sterke basregister – had dan ook een directe invloed op de stijl van Beethoven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de Waldsteinsonate, gecomponeerd tussen 2 november 1803 en 4 januari 1804, en andere pianowerken uit die periode, zoals de Appassionata-sonate en het Vierde pianoconcert. Deze Érard, thans gehuisvest in het Oberösterreichisches Landesmuseum in Linz, werd al tijdens het leven van de componist ingrijpend gewijzigd en is daarom niet langer een relevante informatiebron voor de uitvoering van de genoemde werken. Anders dan de fortepiano van Beethoven en alle andere Érards van deze soort die bewaard zijn gebleven (slechts elf van de ongeveer tweehonderdvijftig geproduceerde instrumenten), bevindt de Érard van het Rijksmusem zich in vrijwel ongerepte staat. Het maakt dit instrument tot een unieke bron van informatie over de uitvoering van Beethovens muziek.
11000 livres
De fortepiano werd door koning Lodewijk Napoleon gekocht voor het Koninklijk Paleis in Amsterdam. Het voor die tijd luxueuze instrument kostte de jongere broer van de Franse keizer Napoleon de lieve som van 11000 livres; daarmee was het een van de duurste instrumenten die Érard tussen 1796 en 1808 verkocht. Toen Lodewijk in 1810 vluchtte, bleef de Érard in het Koninklijk Paleis. Daarna werd hij eigendom van de Nederlandse koninklijke familie, die hem in 1962 in langdurig bruikleen gaf aan het Rijksmuseum.
Rijk versierd
Ondanks de al genoemde klanktechnische overeenkomsten met de fortepiano
TEKST /
Giovanni Paolo Di Stefano
BEELD /
Rijksmuseum, Amsterdam
van Beethoven is het exemplaar in het Rijksmuseum rijker versierd. De kast laat zwaar gewerkt fineer zien en heeft aan alle kanten koperen versieringen. Prachtig zijn ook de églomisé-decoraties op het naambord en de zijkanten links en rechts van het klavier. Deze voortreffelijke glasversieringen zijn gemaakt door de Franse meubelmaker en scenograaf Antoine Rascalon, wiens naam zichtbaar is aan de linkerkant van het naambord.
Registerpedalen
De hamers zijn bedekt met verschillende lagen leer die om een grote houten kern zijn gelijmd. De originele bekleding van de hamers verkeert nog steeds in buitengewoon goede staat. Vergeleken met de hamers van Weense fortepiano’s uit die tijd produceren ze een minder droge en meer grondtonige klank. Vrijwel alle textiel waar de toetsen op liggen is nog origineel en zeer goed geconserveerd, evenals de meeste snaren. De pedalen zijn bevestigd aan een lier in plaats van aan een halfronde pedaalsteun zoals bij Beethovens Érard uit 1803. De registers zijn bij beide instrumenten echter identiek (van links naar rechts: luit, demper, studiepedaal en una corda). Bovendien bedient een extra kniehendel in het Rijksmuseum-instrument een fagotregister. Beethovens Érard was zijn eerste fortepiano met pedalen voor het activeren van de registers, die in Weense exemplaren tot ongeveer 1810 of zelfs later werden bediend door middel van kniehendels. Zoals al door veel deskundigen is benadrukt, toont de Waldstein-sonate het eerste voorbeeld van een ander gebruik van het demperpedaal. Net als bij Beethovens fortepiano kan de bespeler van het Amsterdamse instrument door middel van het una corda-pedaal het toetsenbord verschuiven om één enkele of twee snaren aan te slaan van elk koor van drie.
Opzienbarend meubelstuk
De vrijwel originele conditie van de Érard is te danken aan het feit dat hij sinds 1810 zelden is bespeeld. Bijgevolg was er geen reden om een van de onderdelen te veranderen, en dus belandde het instrument in zijn oorspronkelijke staat in het Rijksmuseum. De fortepiano is sinds het vertrek van Lodewijk Napoleon in het Koninklijk Paleis op de Dam gebleven, waar hij meer dan honderdvijftig jaar als opzienbarend meubelstuk heeft gestaan. De status van museumstuk sinds de jaren zestig heeft verder behoud van het instrument verzekerd. ■●
De Érard is, samen met het portret van Lodewijk Napoleon van Charles Howard Hodges, permanent te bezichtigen in de Waterloozaal van het Rijksmuseum (zaal 1.12).
Giovanni Paolo Di Stefano is conservator muziekinstrumenten van het Rijksmuseum.
TUSSEN LAPTOP EN MOESTUIN
MUSICI IN TIJDEN VAN PANDEMIE
LIONEL MEUNIER Foto: Tom Blaton
TEKST /
Jan Van den Bossche t erwijl de discussie voor freelancemusici enkele maan-
den geleden nog over ‘Fair Practice’ ging, is de realiteit voor de meesten vandaag ‘No Practice’. Hoe ziet hun leven eruit, nu hun hele wereld tot stilstand is gekomen? We praatten met vier festivalmusici.
LIONEL MEUNIER: ONKRUID WIEDEN
Op de website van Vox Luminis zijn nagenoeg alle concerten van het komende half jaar letterlijk doorgestreept. Meunier: ‘Daar hebben we bewust voor gekozen. We wilden het werk dat in die tournees is gaan zitten niet zomaar laten verdwijnen.’ Meunier woont in het Waalse Malonne. De dagelijkse wandeling van een kilometer naar zijn kantoor valt binnen de strenge Belgische regels onder de ‘noodzakelijke’ verplaatsingen. ‘Zo blijf ik een beetje in beweging,’ schertst hij. ‘Deze crisis treft ons op een hoogtepunt. Aanvankelijk deden we er wat lacherig over. We dachten nog in weken, nu moeten we hopen dat het geen jaren worden. Ik heb het nog steeds erg druk en heb voortdurend contact met de ensembleleden. Het is interessant om te zien hoe iedereen deze periode beleeft, hoe ze leven überhaupt. Via Zoom en Skype kom ik nu bij iedereen binnen. Iedereen zegt dat er een voor en na zal zijn, maar ik heb het gevoel dat ze het dan vooral over de anderen hebben. Stiekem hoopt men voor zichzelf toch op business as usual. Maar de toekomst is onzeker. Wat als we straks niet meer zo gemakkelijk kunnen reizen? Ik heb me sowieso voorgenomen om pas weer te beginnen wanneer iedereen kan meedoen. Het is met zijn allen of niet. Ik mis het repeteren, samen kijken waar de muziek ons heen brengt. Het videocontact met de ensembleleden doet me goed. Ook al laten mensen vooral merken dat het goed met ze gaat. Net zoals op Facebook: ‘Het gaat fantastisch, ik heb een brood gebakken.’ Dat is leuk natuurlijk. Zelf heb ik gisteren voor het eerst een asperge-risotto gemaakt. Maar weinig mensen durven te bekennen dat het slecht gaat. Ikzelf heb één dag gehad dat ik er helemaal doorheen zat. Toen ben ik hier op kantoor twee uur gaan liggen. Maar meestal ben ik te druk met het redden van het ensemble om verdrietig te zijn. En om te ontspannen ga ik onkruid wieden in de tuin.’
BEELD /
Matthew Henry
EVA SALADIN Foto: Anna van Kooij
LEO VAN DOESELAAR
Foto: Marco Borggreve
EVA SALADIN: ‘IK LEER EEN PROGRAMMEERTAAL’
De Nederlandse barokvioliste Eva Saladin repeteerde begin maart in Bazel met barokorkest La Cetra aan een productie die ook Amsterdam zou aandoen. Saladin: ‘Eerst werd Bazel afgezegd, dat bleef bij onze generale repetitie. Maar toen kregen we te horen dat ook Amsterdam niet doorging. Ik ben meteen naar Tirol gereisd, waar mijn vriend woont. We konden beter op dezelfde plek zijn.
Een maand lang heb ik niet gespeeld, ik werd er te treurig van. Ik probeerde te bedenken wat ik behalve vioolspelen nog interessant vind. Als musicus vergeet je weleens dat er zoveel andere dingen zijn. Zo leer ik nu een programmeertaal, iets wat ik altijd al wilde. Ik zie het vooral als hobby hoor, ik wil natuurlijk snel weer musiceren.’ Over online musiceren heeft ze gemengde gevoelens: ‘De behoefte om je muziek met anderen te delen begrijp ik, maar sommigen lijken het te doen uit angst om van de radar te verdwijnen. Maar we zijn allemaal minder zichtbaar op dit moment, het lijkt me niet nodig om de wereld eraan te herinneren dat je er nog bent. Met mijn ensemble Odyssee bereiden we nu overigens ook iets voor, maar persoonlijk voel ik de behoefte niet.’ Over de toekomst is ze niet optimistisch: ‘Wanneer het economisch niet zo goed gaat, wordt er al snel op cultuur bezuinigd. Ik heb ook geen idee hoe we dat straks gaan doen met grotere groepen concertbezoekers. Maar ik heb twee weken geleden besloten dat ik me niet meer zoveel met corona wil bezighouden. Het heeft een negatieve invloed op mijn humeur, al die sceptische berichten. Ik voel me beter als ik programmeer, in de tuin werk of kook. En ondertussen heb ik ook de viool weer opgepakt, gewoon sonates doorspelen met mijn vriend, voor het plezier.’
LEO VAN DOESELAAR: VIERHANDIG IN DE LOCKDOWN
In huize Van Doeselaar in Hilversum is net een prachtige Blüthner-vleugel geleverd. Het echtpaar en pianoduo Leo van Doeselaar en Wyneke Jordans gaat vierhandig repertoire van Brahms opnemen. Van Doeselaar: ‘Dit prachtige instrument van Edwin Beunk zou op dit moment eigenlijk met een orkest door Europa reizen, maar al die concerten zijn afgezegd, en dus kwam het beschikbaar voor onze opname. Eerst geloof je het niet, maar plotseling zit je tot in oktober met een lege agenda. Aanvankelijk voelde het als vakantie: uitslapen, opruimen, alle dagen koken… Je krijgt veel tijd om te studeren, maar zonder een concreet doel voor ogen is dat frustrerend. Gelukkig hebben we die Brahms-opname kunnen redden. ‘Vroeger’ zouden
SÉBASTIEN DAUCÉ Foto: Diego Salamanca
HENRI DUMONT
Henry Dumont (Borgloon, 1610 – Parijs, 8 mei 1684) was een Zuid-Nederlandse componist, dirigent, organist en klavecinist.
Websites
voxluminis.com evasaladin.com leovandoeselaar.com ensemblecorrespondances.com Wyneke en ik zo’n programma in een aantal dagen intensief ingestudeerd hebben, nu kunnen we structureel anderhalf uur per dag samenspelen.’ Ook Van Doeselaar is niet heel optimistisch wat de nabije toekomst betreft. ‘Ik ben bang dat we zolang er geen vaccin is niet in staat zullen zijn om voor grote groepen mensen te spelen. En dan is het ook maar de vraag in hoeverre onze doelgroep bereid zal zijn om dat risico te nemen. Wat dat betreft hebben we in de klassieke muziek een extra hobbel te nemen. Misschien leidt het tot nieuwe concertvormen. Ik mis het enorm om naar iets toe te werken, het liefst vier projecten door elkaar heen. Vóór corona was het misschien te druk, maar nu slaat de balans door in de andere richting. Ook het samenspelen mis ik. Gelukkig kan ik dat hier thuis met mijn vrouw doen.’
SÉBASTIEN DAUCÉ: ’NIET ALLES HOEFT STRAKS ANDERS’
Sébastien Daucé, organist, klavecinist en leider van Ensemble Correspondances, is aan het begin van de lockdown meteen naar zijn buitenverblijf in Bourgondië gereisd. ‘Normaliter verblijf ik hier maximaal tien dagen achter elkaar, maar nu dus al bijna twee maanden. We hebben de lente zien ontluiken, alle tulpenbollen zijn uitgekomen. Een van de weinige pluspunten van deze crisis.’ Ook Ensemble Correspondances viel de crisis rauw op het dak. ‘We waren op aandringen van een festivaldirecteur en tegen beter weten in toch nog met vijfenveertig musici naar Lyon afgereisd. Tijdens de repetitie kreeg ik per sms de annulering meegedeeld. Ik ben doorgegaan met repeteren, maar de musici zagen aan mijn gezicht dat er iets aan de hand was. We hebben tot slot toen nog het motet Super flumina Babylonis van Henri Dumont uitgevoerd. Erg symbolisch: in de tekst hangen we onze instrumenten aan de wilgen. In het begin zat ik vooral achter de computer. We hebben er echt voor gevochten dat onze musici het hoofd boven water konden houden, en dat is gelukt. In Frankrijk hebben we het geluk dat de positie van de freelancemusicus redelijk goed geregeld is. Naast dat lobbywerk was ik vooral bezig met onze programma’s. Ik maak eigen edities van alle stukken die we uitvoeren. De voorbije weken ben ik natuurlijk enorm opgeschoten. Daarnaast heb ik de moestuin. Mocht het nog veel langer gaan duren, dan hebben we in ieder geval geen gebrek aan eten. Ook hou ik bijen, over een paar weken oogsten we de eerste lentehoning.’ Over de toekomst is Daucé op een nuchtere manier redelijk optimistisch. ‘Ik hou niet zo van al die profeten die nu beweren dat alles straks anders moet. Natuurlijk gaan we hier dingen van leren. Maar er waren heel veel dingen die wel erg goed gingen, dingen die we moeten verdedigen en behouden. Iedereen moet vooral bij zichzelf blijven, denk ik. Wij hebben sinds enkele jaren op onze site een ’ecologisch handvest’, waarin we verantwoording afleggen over onze omgang met de aarde. Dat gaat over reizen met de trein en het onderhandelen over het wassen van hotellinnen. Aanvankelijk werd er wat om gelachen, maar nu wil iedereen het.’ ■●