Radboud Universiteit Nijmegen Universitaire Honours Programma Leergang
‘Circulaire Economie: verduurzaming en hergebruik’ Cursusjaar 2014–2015 (maart 2015 – mei 2015)
Johnny Kerkhoff (fm.ru.nl/gpm; coördinator) Arnoud Lagendijk (fm.ru.nl/gpm; docent) Yvonne Keijzers (pasklaarcommunicatie.nl; begeleider) Marianne van den Assem (detalentenwekker.nl)
27 februari 2015; bijgewerkte versie maart 2015
1
Inhoudsopgave Voorwoord Aanleiding Leerdoelen Docententeam Opdracht Opdrachtomschrijving Eerste deelopdracht: Circulaire Pioniers Tweede deelopdracht: Circulaire Ingenieurs Opdrachtgevers Benadering en aanpak Uitdaging Doel Kernthema’s en vragen 1. Verkenning 2. Praktijken 3. Ondernemerschap 4. Tools 5. Ecosysteem 6. Beleidshefboom Competentieontwikkeling 1. Systeem-denk competenties 2. Anticiperende competentie 3. Normatieve competenties 4. Strategische competentie 5. Interpersoonlijke competenties Kick-off Programma dag 1 - 27 februari Programma dag 2 - 28 februari Cursus ‘Circulaire Economie: verduurzaming en hergebruik’ Inleiding Afronding en toetsing Bijeenkomsten Eerste denktank: ‘Circulaire Pioniers’ Eindproduct Bijeenkomsten Tweede denktank: ‘Circulaire Ingenieurs’ Eindproduct Bijeenkomsten
2
Aanleiding De aandacht die op dit moment bestaat voor de thematiek van het hergebruik van grondstoffen, de centrale geografische ligging van Gelderland tussen Rotterdam en Ruhrgebied en de insteek om nieuwe business te genereren voor de maakindustrie in Oost-Nederland vormt de aanleiding om te kijken of er de mogelijkheid is om circulaire economie op termijn een nieuwe economische pijler naar Gelderland (i.c. Oost-Nederland) te brengen. De aandacht voor het opzetten van een grondstofrotonde is mede ingegeven door de volgende ontwikkelingen: ● De mondiale aandacht en focus op het gebied van grondstofhergebruik (schaarsteprobleem, kostbare delving/productie & afval als bron van opbrengst). ● Aandacht voor terugwinning van kostbare grondstoffen (high value recycling). ● Geopolitieke ontwikkelingen. ● Milieu-issues op het vlak van vervuiling. ● Toenemend bewustzijn voor ontwikkeling van transportkosten en –intensiteit en productie op locatie. ● Ontwikkelingen op het gebied van recycling in de havengebieden van Rotterdam en Ruhr (i.c. haven Duisburg) waarbij Gelderland zou kunnen aanhaken. ● De thematiek van grondstoffenreycling behoeft de inzet van (maak-)industrie, kennisinstellingen en overheid, de transportsector en investeerders. ● Maatschappelijke bewegingen op het gebied van veranderende verdienmodellen. ● Nationale en Europese- thema’s op het gebied van transitie worden ook vertaald naar programma´s waaraan geldstromen i.c. subsidieprogramma´s zijn gekoppeld (FP7, EFRO, Horizon 2020).
3
Leerdoelen De leerdoelen van de gezamenlijke onderdelen van deze Honoursleergang zijn: ● De student begrijpt wat de Circulaire Economie inhoudt, wat de gedachten erachter zijn en hoe het zich verhoudt tot het conventionele economische denken; ● De student krijgt inzicht in de mogelijkheden die bestaan om verschillende Circulaire praktijken (organisatorisch, bedrijfseconomisch, technisch, financieel & juridisch, etc.) in de context van het bedrijfsleven toe te passen en welke belemmeringen daarvoor moeten worden overwonnen; ● De student krijgt inzicht in hoe governancestructuren en netwerken rondom de Circulaire Economie op regionaal niveau kunnen worden vormgegeven, en onderzoeken welke institutionele en maatschappelijke weerstanden daarvoor moeten worden weggenomen; ● De student leert in een praktijkomgeving samen te werken met maatschappelijke partners, en weet daarbij de brug te slaan tussen academisch geïnformeerd onderzoek en praktijkkennis en ontwikkeling.
4
Docententeam We spreken elkaar in de cursus bij de voornaam aan. Johnny Kerkhof Johnny rondt op dit moment zijn master af en is onderzoeksassistent bij sectie Geografie, Planologie en Milieu aan de faculteit der Managementwetenschappen. E-mail: johnnykerkhof@gmail.com
Arnoud Lagendijk Arnoud is Hoogleraar Economische Geografie aan de faculteit der Managementwetenschappen; hij is hoofddocent voor zowel voor de denktanks als de cursus. E-mail: a.lagendijk@fm.ru.nl ; Gebruik in de mail als aanhef ‘Arnoud Lagendijk’; reken op antwoord binnen 48 uur; stuur daarna de mail opnieuw of neem op een andere manier contact op. Kamer: Thomas van Aquinostraat 3.1.67; tel. 024-36-16204/12099; voor aanwezigheid, zie agenda (of Google ‘Arnoud Lagendijk calendar)
Yvonne Keijzers Yvonne is communicatie-adviseur, eigenaar van Pasklaar Communicatie. Zij werkt aan diverse duurzame projecten, waar zij de rol heeft als projectmanager. Yvonne is onder andere founder van Sustainable Office en oprichter van het RCCE (Regionaal Centrum voor Circulaire Economie). E-mail: yvonne@pasklaarcommunicatie.nl, tel.: 06-21896986 In de cursussen zullen naast wetenschappers ook mensen uit het bedrijfsleven als gastspreker optreden (zie cursusprogramma).
5
Opdracht De Honoursacademie heeft vanuit het bedrijfsleven en -organisaties de opdracht gekregen om in de regio de ‘circulaire economie’ te bevorderen. Hieronder volgen de opdrachtomschrijving en meer informatie over de opdrachtgevers.
Opdrachtomschrijving De opdrachtgevers zoeken antwoorden op de volgende vragen: 1. Wat zijn de mogelijkheden om in Oost Nederland een nieuwe economische pijler te ontwikkelen gebaseerd op de circulaire economie (CE)? 2. Welke CE-gerelateerde activiteiten en initiatieven zijn nu in de regio al aanwezig , en hoe kunnen deze worden versterkt? Welke bestaande (overige) bedrijvigheid kan worden betrokken bij de uitbouw van de circulaire economie? 3. Met wat voor verdienmodellen , (open) innovatiemodellen en ketenmodellen kan de circulaire economie in de regio verder worden uitgebouwd en verknoopt? 4. Met welke vormen van beleid en governance kunnen regionale actoren (overheid, bedrijfsorganisaties en kennisinstellingen) de kansrijkheid en haalbaarheid van deze modellen bevorderen en investeringen in de circulaire economie aanjagen? 5. Welke belemmeringen liggen er momenteel in het meer circulair maken van bestaande bedrijvigheid? 6. Welke problemen doen zich voor op het niveau van regelgeving , financiering , infrastructuur en regionaal beleid ? 7. Wat zijn de (on)mogelijkheden om te komen tot een meer radicale transitie richting een ‘zero waste’, cradle-to-cradle, ‘energieneutrale’ economie? Deze vragen zijn uiteengelegd in twee deelopdrachten
Eerste deelopdracht: Circulaire Pioniers De eerste opdracht luidt als volgt: Ga op basis van een goed op economisch en ideologisch terrein uitgewerkte definitie van circulaire economie op zoek naar bedrijven in de regio Gelderland, die zich profileren als duurzaam en circulair. Bezoek en onderzoek die bedrijven, via interviews of anderszins. Kom zo tot een verzameling ‘ pure verhalen ’ van lokale initiatieven op het gebied van circulaire economie. Bepaal welke kenmerken en welke ‘ best practices ’ leiden tot succes, en welke vormen van (kennis)uitwisseling daarbij een rol spelen. Onderzoek daarbij hoe deze ondernemers de invloed van de bestaande institutionele omgeving op hun vermogen om circulair te ondernemen ervaren. Ontwerp tenslotte een advies /een ’tool’ om andere bedrijven te steunen bij de transitie of ‘omslag’ naar circulair. De eerste deelopdracht leidt daarmee tot de volgende drietrapsraket : 1. Het verzamelen van de pure verhalen & best practices. 6
2. Het analyseren van deze practices in relatie tot de regionale, nationale & internationale institutionele omgeving. 3. Het ontwerpen van tools & adviezen die andere bedrijven steunen bij de transitie naar een meer Circulaire manier van ondernemen.
Tweede deelopdracht: Circulaire Ingenieurs De tweede opdracht luidt als volgt: Breng de stand van zaken rond circulaire economie in kaart – regionaal, nationaal en internationaal. Maak vervolgens een vergelijking en bepaal welke vormen van ontwikkeling en uitwisseling van kennis en praktijken daarbij een rol spelen. Keer vervolgens terug naar de regio Gelderland en inventariseer in hoeverre Gelderse praktijken al voldoen aan de gevonden (kennis)praktijken. Onderzoek de (mogelijke) rol van de omgeving ( ‘ecosysteem’ ) in het bevorderen en beperken van een transitie naar de circulaire economie. Breng in kaart wat er nog ontbreekt, onderzoek welke rol de overheden hierin spelen, en bepaal welke tools er dienen te worden ontwikkeld en gepromoot. Verwerk vervolgens de inzichten aan een advies over wat er nodig is om in Gelderland een circulaire pijlers in te richten.
Opdrachtgevers VNO-NCW en Stichting Kiemt VNO-NCW Midden is een vereniging die opkomt voor de belangen van ondernemers in de provincies Utrecht, Flevoland, Gelderland en Overijssel. Met circa 1.900 directe leden en indirect 30.000 bedrijven die aangesloten zijn via de landelijke vereniging VNO-NCW, vormt het een slagvaardige werkgeverslobby zowel op lokaal, regionaal als landelijk niveau. Stichting kiEMT (kennis en innovatie in Energie- en MilieuTechnologie) is een netwerk van EMT-gerelateerde bedrijven, overheden en kennis- instellingen in Oost-Nederland. Het doel van kieMT is innovaties en ‘new business’ in de EMT te bevorderen. Dat doet kiEMT concreet door samen met haar circa 200 Participanten kansrijke innovaties en nieuwe levensvatbare initiatieven in de regio te scouten, screenen en ondersteunen.
7
Benadering en aanpak Uitdaging Hoe kunnen regionale economieën zowel hun concurrentiekracht als duurzaamheid versterken? Een recente bron van inspiratie voor dit vraagstuk vormt het denken over de ‘circulaire economie’ (CE), ofwel het intelligenter omgaan met (her)gebruik van grondstoffen en materialen ( Ellen MacArthur Foundation ). In Nederland is vooral ervaring opgedaan met het recyclen van grond- en afvalstoffen in en rond de haven van Rotterdam. Volgens een door TNO uitgevoerde studie kan een verdere ontwikkeling van de CE Nederland jaarlijks €7,0 miljard omzet en 54.000 banen opleveren (TNO). Ander prominente voorbeelden in de nabijheid zijn te vinden in het Ruhrgebied (voorbeeld Duisburg) en Denemarken (Kalundborg). Tegen deze achtergrond is het de vraag of het mogelijk is op termijn een nieuwe economische pijler in Gelderland te ontwikkelen gebaseerd op circulair-economische ambities. Het idee is daarbij om, profiterend van de centrale geografische ligging van Gelderland tussen Rotterdam en Ruhrgebied, aan een vruchtbare combinatie te werken van maakindustrie en kennisproductie. De regio zou aldus moeten kunnen gaan profiteren van een sterker innovatievermogen, een internationale naam op gebied van CE, een degelijke verankering in globale productie- en kennisketens, en de strategische capaciteit om duurzaam te werken aan de regionale concurrentiekracht. Wetenschappelijk sluit dit vraagstuk aan bij het denken over regionaal-economische structuurversterking, veelal gericht op de ontwikkeling van ‘clusters’ of ‘valleys’ (vgl. de Gelderse ‘Food’ en Health’ Valleys). Er bestaan binnen de geografie, economie en aanpalende vakgebieden tal van benaderingen op gebied van regionaal-economische ontwikkeling, die de thematiek van zeer verschillende kanten bekijken. Een klassieke benadering is het in kaart brengen van sterktes en zwaktes, om dan via geaggregeerde analyses te komen tot een aanbeveling over het te bereiken doel en de weg daar naar toe. Dit soort analyses kunnen nuttige achtergrond (‘benchmark’) informatie verstrekken. Ze schieten echter te kort als input voor strategieontwikkeling. Het probleem is dat analyses op basis van kengetallen en kenschetsen geen recht kunnen doen aan de complexiteit en dynamiek van regionaal-economische ontwikkeling. Daarvoor zijn benaderingen nodig die meer specifiek ingaan op concrete processen van bedrijfsvoering, ketenontwikkeling, marketing, financiering, kennisproductie en –toepassing, enz. Op regionaal niveau is inzicht vereist in zaken als de aard en cultuur van samenwerkingsvormen , de rol van, en interactie tussen de maatschappelijke domeinen (‘Triple Helix’), en het collectieve vermogen om tot te komen tot gedeelde economische ‘intelligentie’, visievorming en gericht strategisch handelen. Recentelijk heeft dit geleid tot aandacht voor regionaal ‘leiderschap’ , gekoppeld aan vraagstukken rond de positionering en ‘branding’ van regio’s binnen globale kennis en productieketens. Tegen deze achtergrond vormt de opdracht relevante en valide kennis voor de regio te produceren een stevige uitdaging. Twee zaken spelen kennisproductie en –toepassing in het bijzonder parten, namelijk de rol van context en focus. Allereerst heeft klassieke wetenschap de neiging om de specifieke context van bijvoorbeeld een gebied of sector weg te poetsen, om zo tot algemeen geldende kennis te komen. Hoe vervolgens van algemene tot contextspecifieke kennis te komen is een vraag die de klassieke wetenschap niet kan of wil beantwoorden. Voor een product-, kennis- of gebiedsontwikkelaar is de context juist erg belangrijk; sector en gebied en en verbanden (focus op 8
het waarom), terwijl de praktijk meer belang heeft bij handelingsgerichte kennis (focus op het hoe). Hier ligt de uitdaging om van het ‘waarom’ naar het ‘hoe’ te komen. Het gaat hierbij om een proces van ‘entrepreneurial discovery’. Een recente academische stroming probeert de brug te slaan tussen ‘algemeen’ en ‘contextspecifiek’, en tussen het ‘waarom’ en ‘hoe’ door zich te richten op praktijken van handelen, en dan specifiek op ‘ circulerende praktijken ’. ‘Praktijken’ zijn vormen (of ‘routines’) van denken en doen die onze dagelijkse praktijken van organiseren, communiceren en productie voeden. Onder ‘circulerende praktijken’ worden die praktijken verstaan die rouleren tussen verschillende contexten (zoals regio’s) en zich daardoor verspreiden en ontwikkelen. Op hun beurt worden ‘circulerende praktijken’ weer gevoed door meer algemene wetenschappelijke inzichten en maatschappelijke ambities. Daarbij gaat het om technische kennis, trends in bijvoorbeeld ketenorganisatie, MVO of (‘open’) innovatie, alsook om idealen op gebied van duurzaamheid en gebiedsontwikkeling. ‘Circulerende praktijken’ spelen een rol op allerlei niveaus, van bedrijfsonderdelen tot de regio als geheel, iets wat in het onderstaande verder worden toegelicht.
Doel Het project zal, onder de naam 'grondstofrotonde', kennis opdoen en discussiëren over de mogelijkheden om de Gelderse verwerkende industrie te specialiseren in de circulaire economie. Wat voor profiel is daarbij wenselijke en haalbaar, met wat voor innovatie- en transitieagenda’s? Welke rollen zijn daarbij weggelegde voor de diverse betrokken organisaties en domeinen in de provincie (‘Triple Helix’)? En wat voor capaciteiten dienen te worden versterkt en ontwikkeld op regionaal niveau (‘ecosysteem’)? Waar een conventionele kennisagenda zich richt op het vinden van algemene ‘succesfactoren’ gaat de agenda hier uit van een praktijkbenadering. Centraal staan de ‘manieren van denken en doen’ (routines en praktijken) binnen bedrijven, kennisinstellingen, overheden, ketens en regionale verbanden. Kennisvergaring bestaat daarmee niet alleen uit wetenschappelijke abstractie, maar ook uit het uitwisselen, bediscussiëren en samen ontwikkelen van inzichten met de betrokkenen in het veld, van stakeholders tot kritische observanten. Kennis en reflectie uit de praktijk spreekt daarmee een fundamentele rol. Welke thema’s hierbij worden behandeld, wordt hieronder verder besproken.
Kernthema’s en vragen Het project vertrekt vanuit zes invalshoeken , met bijbehorende vragen en aanpakken. Het betreft: (1) verkenning, (2) praktijken, (3) ondernemerschap, (4) tools, (5) ecosysteem, en (6) beleidshefboom. De denktank ‘Circulaire Pioniers’ beperkt zich tot invalshoeken 1-4; de denktank ‘Circulaire Ingenieurs’ richt zich met name op 5 en 6.
1. Verkenning Een eerste invalshoek betreft een verkenning van de relevante trends en een ‘ quick scan ’ van de Gelderse economische structuur en capaciteiten. Hieruit moet een eerste profielschets volgen voor de Gelderse grondstoffenrotonde. 9
Kernvragen hierbij zijn: 1. Welke brede maatschappelijke en economische trends maken de ontwikkeling van een CE wenselijk, noodzakelijk en mogelijk, op welke wijze en in welke mate? Hoe ondervindt deze ontwikkeling weerstand? 2. Welke vormen van reststoffengebruik komen voor in nabije voorbeelden van industriële ecologie, zoals Rotterdam, Duisburg en Kalundborg? 3. Welke reeds bestaande en veelbelovende vormen voor het (her)gebruik van reststoffen zijn (mogelijk) kansrijk voor de regio Gelderland? 4. Welke mogelijkheden bieden bestaande industrieën zoals metaal(bewerking) industrie, papierindustrie, chemische industrie, farmaceutische industrie, landbouw, en voedselproductie? Wat voor mogelijke routekaarten voor de korte en lange termijn komen hieruit voort? 5. In hoeverre is er uitzicht op nieuwe , of zich hier weer vestigende (‘reshoring’) verwerkende industrie die gebruik maakt van de inzamelstructuur van reststoffen. 6. Tenslotte, in hoeverre ondersteunen de uitkomsten van deze verkenning de ambitie om de ‘grondstofrotonde’ als te ontwikkelen als pijler (naast ‘Health’ en ‘Food’), of als aandachtsveld? In hoeverre kunnen aandacht en investeringen zich beter richten op andere sectoren (criteria voor go/ no-go)? Benodigde expertise: (milieu)techniek, chemie, economische geografie, industriële economie
2. Praktijken Iedere activiteit, iedere innovatie is een creatieve bundeling van bestaande vormen van denken en doen, ofwel van ‘ circulerende praktijken’ . Deze praktijken zijn zeer divers. Het gaat hierbij ondermeer om praktijken van technische (productie/stromen) en bedrijfsorganisatorische aard, om innovatiepraktijken (bijv. co-creatie), financiering- en marketingformules, en praktijken van coördinatie en governance op het niveau van ketens, netwerken, en de regio als geheel. In de context van CE wordt bijvoorbeeld verwezen naar modellen van industriële ecologie, ‘just in time’ productie, lean production/consumption, lease in plaats van koop, verwerking van recyclebare/demontabele producten, nieuwe statiegeldsystemen, product/dienstcombinaties, recycling ‘on demand’ etc. Vragen hierbij zijn: 1. Welke huidige praktijken circuleren er gericht op CE ontwikkeling, in het bijzonder het (her)gebruik van reststoffenstroom? 2. Wat kunnen we leren uit voorlopersgebieden waarin met succes gewerkt is aan CE, en vanuit de kenniscentra en –netwerken actief op dit gebied (een voorbeeld is het Vlaamse ‘Plan C’)? 3. Welke CE praktijken zijn relevant voor Gelderland Grondstofrotonde, en hoe dienen deze verder te worden ontwikkeld? 4. Welke andere praktijken op niveau van bedrijven, ketens, netwerken en governance zijn binnen deze CE activiteiten gebundeld, en hoe dienen deze te worden aangepast en/of ontwikkeld (financiering, marketing, kennisontwikkeling … )? 5. Hoe geven entrepreneurs of managers leiding aan bedrijven, of projecten binnen bedrijven, die gericht zijn op het invoeren van Circulaire Praktijken? 10
6. Hoe kunnen we gegevens over ketens, praktijken, en prestaties op gebied van innovatie en transitie het beste documenteren en visualiseren? 7. Welke mogelijke routekaarten voor transitie en innovatie komen hieruit voort? Benodigde expertise: chemie, economische geografie, (innovatie) economie, bedrijfskunde, informatica.
3. Ondernemerschap Om te komen tot innovatie en transitie is de rol van ondernemers essentieel. Vanuit een praktijkvisie betekent ondernemerschap het gericht bundelen van praktijken om te komen tot economische meerwaarde, en in het verlengde daarvan ook maatschappelijke waarden. Ofwel het samenbrengen van technologie, arbeidscontracten, ketenbeheer, financiering, marketing, enz. om uiteindelijk tot een winstgevende en maatschappelijk waardevolle activiteit te komen. In ons geval gaat het daarbij om de waarden die verbonden zijn met de bovengenoemde ambities van de circulaire economie. Als deze praktijken ook nog leiden tot vernieuwing (van de praktijken zelf en/of de uitkomst) spreken we van innovatie (in het geval van sociale vernieuwing spreken we ook van sociale innovatie). Doorgaans betreft innovatie een keten van activiteiten, waarbij meerdere ondernemers samenwerken. Ondernemers kunnen hierbij ook bestaan uit maatschappelijke groepen die bijvoorbeeld via een stichting werken. Toeleveranciers, kennisproducenten, financierders en zelfs consumentengroepen denken, werken en investeren mee aan een nieuw product en/of een betere vorm van productie. Een belangrijk aspect van ondernemerschap is het ‘grassroots’ karakter. Het type vernieuwing dat de circulaire economie behoeft, vindt vaak zijn begin in een garage, figuurlijk en soms letterlijk. Vragen: 1. Welke problemen ondervinden ondernemers bij het bundelen van praktijken; welke praktijken leveren de meeste weerstand op? 2. Welke vormen van samenwerking en afstemming zijn nodig om tot succesvolle innovaties te komen? 3. Welke innovatie- en valorisatiepraktijken kunnen hieraan bijdragen? 4. Welke ondernemers hebben succesvolle formules weten te ontwikkelen om zo Circulaire waardenketens te realiseren? 5. Welke bedrijfseconomische processen spelen een rol in een transitie naar een CE modus van productie? 6. Welke bedrijfseconomische argumenten leven er binnen kleine, middelgrote en grote bedrijven om wel of nou juist niet in te zetten op een CE modus van productie? Benodigde expertise: bedrijfseconomie, bedrijfskunde, economische geografie,...
4. Tools De relatie tussen innovatie en praktijken is tweeledig. Enerzijds is een combinatie van bestaande praktijken, vaak in een ketenverband en dus in samenwerking tussen verschillende bedrijven, de basis voor innovatie. Anderzijds wordt dit proces van innovatie weer gevoed door verschillende modellen die een set innovatiepraktijken vormen, die erop zijn gericht om innovatie te bevorderen. 11
Het meest bekend voorbeeld op dit moment van een innovatiepraktijk is Chesbrough's `open innovatie´ model. Andere voorbeelden zijn de Entrepreneurial University, en ook de methode van valorisatie die door de koppeling van financiering en innovatie het risico op falen proberen te verminderen. De juiste gelaagdheid en combinatie van praktijken maken innovatief ondernemerschap complex en dynamisch, en daarmee lastig te vatten in abstracte termen en generieke modellen. In plaats daarvan, zien wij er een uitdaging in om innovatiepraktijken te vatten in tools. Deze tools bestaan uit de combinaties van handelingen, inzichten en technieken die door bedrijven en opkomende initiatieven kunnen worden gebruikt. In de context van deze leergang richten we ons daarbij op tools die gebruikt kunnen worden om circulair-economische praktijken toe te passen. Voorbeelden van bedrijven en instanties die Circulair Economische tools toepassen: ● Autoindustrie : Renault past “remanufacturing” toe, waarbij ze auto-onderdelen reviseert in haar remanufacturing fabriek in Choisy-le-Roi ( Ellen Macarthur verslag; Youtube video over de fabriek) ● Mode : Mud jeans (access over ownership); Dutch Spirit (lease of suits); Dutch AwearNess ( EenVandaag item over AwearNess) ● ICT Tools : RecoverE, http://www.recover-e.nl/en/ (programma ontwikkeld door Haskoning) ● Acceleration Tools : CE Boostcamp ● Interieur : Desso (tapijt, Brabant), Interface (tapijt; Interview met Interface); Rentalite (LED-verlichting, Enschede), ● Voeding : Gro-Holland (bitterballen van champignons gekweekt op koffieprut); Rotterzwam (zwammen op koffieprut) ● Technologie : Haskoning, TakebackChemicals; Chaincraft (zet afval om in herbruikbare vetzuur ketens die Palmolie vervangen) ● Design : Products that Last (research project TUDelft) ● Ketenregie : Ecochain Benodigde expertise: accountancy, rechten, bestuurskunde, bedrijfskunde, sociologie,…. De pioniersdenktank dekt de invalshoeken tot hier af. De stappen 1 tot 4 zijn te omschrijven als een proces van ‘entrepreneurial discovery’.
5. Ecosysteem Het ontwikkelen, aanpassen en verspreiden van innovatieve praktijken en tools onder ondernemers vormt de kern van het stimuleren van circulaire economie. Maar zo’n ontwikkeling kan alleen plaatsvinden als de omgeving ook meebeweegt. Onder die omgeving vallen alle andere organisaties en factoren die voor regionaal-economische ontwikkeling van belang zijn: onderwijs, kennisinstellingen, overheden, Kamers van Koophandel, werkgeversorganisaties, en de netwerken daartussen, alsook de kwaliteit van de arbeidsmarkt, infrastructuur en woon- en leefklimaat. Ondernemers en de omgeving waarin ze werken kunnen worden opgevat als een ecosysteem. Zo’n systeem verwerft innovatiekracht door het absorberen en verbeteren van circulerende praktijken, en de versterking van de competenties van, en samenwerking tussen, actoren. Veel ecosystemen ontwikkelen zich op regionaal niveau, met Silicon Valley als iconisch voorbeeld.
12
Zo’n systeem kent twee bewegingen. Enerzijds is het divers , dynamisch, competitief en creatief; anderzijds is het reflexief, integraal en op zoek naar synthese en identiteit. Daartoe beschikt een ecosysteem concreet voor de organisatie van feedback loops, voor de opbouw van een collectieve, strategische ‘intelligentie’, en voor subtiele vormen van bij- en aansturing. Een ecosysteem is daarmee een continue ‘lerende machine’, onder de regie (‘software’) van een coalitie van visionaire ondernemers, maatschappelijke en bestuurlijke actoren (bijvoorbeeld in de vorm van ‘Triple Helix’ convenanten). Anderzijds zorgt een ecosysteem ook, zowel naar binnen als naar buiten, voor een ‘smoel’ , voor een identiteit die doorleefd is, geen laagje vernis. Onderdeel van de identiteit is een verhaal over de ‘Unique Selling Points’ van een regionaal ecosysteem, dat concreet gestalte krijgt in vormen van branding, de organisatie van jaarlijkse evenementen, ambassadeursactiviteiten, etc. Vermogens tot reflectie, sturing en branding helpen de bedrijven en organisaties om binnen het ecosysteem posities te verwerven en versterken binnen bovenregionale materiaalstromen en verwerkingsprocessen, kennisketens, netwerken van coördinatie en communicatie, en beleidsnetwerken. Wederom worden ook al deze processen gevoed door ‘manieren van denken en doen’ ofwel praktijken. In dit geval gaat het bijvoorbeeld om regionale bindingspraktijken, collectieve leerpraktijken, brandingmethoden als ook leiderschapspraktijken. Al deze praktijken vereisen om de invulling van specifieke regie- en coördinatierollen, die op hun beurt vragen om competentieontwikkeling (zie volgend hoofdstuk). Vanuit een praktijkbenadering wordt op een iets andere manier naar een ecosysteem gekeken dan gebruikelijk. Vaak wordt er vanuit uitgegaan dat individuen en organisaties kiezen voor posities in het systeem, en van daaruit praktijken selecteren. Een praktijkbenadering ziet dat omgekeerd. Praktijken geven primair invulling aan posities (zoals de onderwijspraktijk studenten, docenten en administratoren ‘invult’). De uitdaging voor individuen en organisaties ligt vervolgens in het uitwerken en combineren van de diverse posities en rollen die ze innemen. Daarvoor dienen ze wel te beschikken over de juiste attitudes en competenties. Durven risico’s te nemen, flexibel met regels en procedures omgaan, mythes doorprikken, vriendjespolitiek tegengaan, keuzes maken en doorpakken, een goede balans tussen concurreren en samenwerken, … er zijn vele gedragsaspecten die maken of de rol van een individu of organisatie een goede bijdrage levert of niet. Een bijzondere factor is hierbij een ‘gevoel tot noodzaak’ en openheid voor veranderingen. Dit brengt ons bij het laatste thema: de rol van beleid en strategie. Vragen: 1. In hoeverre heeft de Gelderse verwerkende industrie en omgeving de potentie in zich een regionaal CE ecosysteem te ontwikkelingen met een goede balans tussen diversiteit en competitie enerzijds, en synthese en identiteit anderzijds? 2. Wat zijn de capaciteiten van zo’n systeem voor reflectie, collectief leren, en het opbouwen en gebruiken van ‘strategische intelligentie’ voor afstemming binnen en aansturing van het CE ecosysteem? 3. Welke lokale actoren zorgen er voor afstemming en aansturing? Wie vormen de coalitie van visionaire actoren? Welke (nieuwe) rollen dienen lokale actoren te spelen om ondernemerschap en innovatie gericht om de bundeling van (CE) praktijken gericht op de grondstofrotonde te faciliteren en draagvlak te geven?
13
4. Welke international positie zou zo’n systeem zich kunnen verwerven, en welke praktijken van profilering, branding en netwerken dienen daarvoor te worden versterkt? 5. Wat zijn de voor- en nadelen van de ligging van Gelderland tussen het Ruhrgebied en Rotterdam voor de regionale positionering? 6. Hoe kunnen we de elementen, het functioneren en de positionering van een ecosysteem het beste in kaart brengen, zodanig dat een bijdrage wordt geleverd aan de ‘lerende machine’? 7. Wat zijn, op basis van inzichten over het functioneren en potenties van het CE ecosysteem, de fysieke bestuurlijke randvoorwaarden voor groei en ontwikkeling die vanuit de provincie en andere overheden dienen te worden ingevuld? Benodigde expertise: bestuurskunde, bedrijfskunde, politicologie, planologie, psychologie, communicatiewetenschappen, rechtswetenschap….
6. Beleidshefboom Beleid zou idealiter de randvoorwaarden dienen te scheppen voor innovaties, transities, en (systeem)interacties. Ook zou het, waar nodig, gerichte interventies moeten doen om middels het samenbrengen van partijen en het verlenen van subsidies gewenste ontwikkelingen een zetje te geven. Helaas is de realiteit doorgaans anders. In plaats van een overzichtelijk speelveld en duwtje in de rug lijkt beleid vooral te leiden tot een oerwoud van regels en instrumenten, en over elkaar heen buitelende initiatieven en maatregelen tot verbetering. Een toepasselijke omschrijving voor veel beleidsvelden is een ‘dolgedraaide projectencarrousel’. In veel gevallen lijkt beleid, en de regulering die daaruit voorkomt, meer onderdeel van het probleem dan van de oplossing . Wat een initiatief als een Grondstofrotonde dus nodig heeft is niet nieuw beleid, maar minder en ander beleid. De standaard beleidscyclus – probleemverkenning, analyse, verantwoording, beleidsontwikkeling, implementatie en evaluatie – is hiervoor weinig geschikt, ook omdat daarin doorgaans zekerheden worden verlangd die bij een ambitie als de Grondstofrotonde niet kunnen worden gegeven. Vanuit een praktijkbenadering komt als mogelijk alternatief voor de beleidscyclus de beleidshefboom . Bij een beleidshefboom wordt de kennis over een bepaalde probleem niet direct vertaald in nieuw beleid. Eerst wordt verkend hoe bestaand beleid en regelgeving concreet inwerken op de praktijken waaruit het probleem voortkomt, en vervolgens wordt bekeken hoe door stroomlijning en verandering de situatie kan worden verbeterd. De hefboom kan vervolgens twee kanten op werken. Een enkel beleidsdoel kan een veelheid van veranderingen op het vlak van regelgeving en interventies tot gevolg hebben, en daarmee diverse praktijken, en de bundeling daarvan, effectiever en efficiënter maken. Ofwel, de ambitie een Grondstofrotonde op te bouwen vertalen we niet in een vorm van regionaal-economische (cluster)beleid met bijbehorende maatregelen, maar zetten we om in een reeks van aanpassingen en accentverleggingen in bestaande regelgeving en beleidsinstrumenten. Andersom kan inzicht in hoe bestaande (bundel van) praktijken, in de context van een ecosysteem, inzicht geven in de gewenste beleidsdoelen. Wellicht leidt een studie naar de mogelijk- en wenselijkheid van de Grondstofrotonde vanuit de bestaande regionaal-economische praktijk van Gelderland tot een heel andere uitkomst dan de ambitie om zo’n rotonde te initiëren. Wellicht zijn andere doelen veel zinniger en meer haalbaar. Een goede hefboomwerking voorkomt zo tunnelvisie .
14
Vragen: 1. In hoeverre ondersteunt bestaand beleid en regelgeving de regionaal-economische ambities op gebied van ondernemerschap, innovatie en transities in de regio, en in hoeverre zit het initiatieven in de weg ? 2. Welke regulering, beleidsaspecten en -instrumenten zijn van invloed op de ontwikkeling van een Grondstofrotonde, en hoe zouden deze, met eventuele aanpassingen, kunnen worden ingezet ? 3. In hoeverre loont het de moeite te investeren in beleidsveranderingen met betrekking tot de grondstofrotonde, in het licht van mogelijk alternatieve ambities? 4. Hoe worden deze rollen ondersteund dan wel tegengewerkt door de organisatorische (bestuurlijke, onderwijs-, bedrijfs-, maatschappelijke…) praktijk waarin de actoren ‘van huis uit’ zijn gevormd? 5. In hoeverre is er noodzaak te werken aan de attitudes van betrokken actoren? Hoe wordt een ‘gevoel tot noodzaak’ en openheid voor veranderingen gestimuleerd? 6. Welke praktijken van competentieontwikkeling zouden op hun beurt competentieontwikkeling kunnen ondersteunen (training, uitwisselingen met succesvolle regio’s, ….)? Benodigde expertise: bestuurskunde, politicologie, planologie, economie ….
15
Competentieontwikkeling In deze leergang wordt gewerkt aan interdisciplinaire en transacademische competenties voor de ontwikkeling en bevordering van de Circulaire Economie. De Circulaire Economie is een complex onderwerp dat traditionele wetenschappelijke grenzen overschrijdt en om een interdisciplinaire benadering vraagt. Niet alleen dat, het is een onderwerp dat om technologische, bedrijfskundige, wettelijke, maatschappelijk, sociale, ecologische en educatieve innovaties vraagt die met de praktijk samen ontwikkeld worden. Een trans-academische co-creatie van oplossingen die samen met studenten, academici en onderzoekers aan de ene kant en ondernemers, maatschappelijke spelers en de overheid aan de andere kant. De studenten worden uitgedaagd om onderzoek met real-world learning te gaan combineren. We zijn ervan overtuigd dat een Honours traject een buitengewone meerwaarde moet bieden aan de studenten die zowel de capaciteit als de motivatie hebben om extra curriculair onderwijs aan te durven. Deze meerwaarde gaan we realiseren door de persoonlijke talenten die de studenten bezitten te ontwikkelen, te vormen en te laten groeien om aan tot competenties; een functioneel verbonden complex van kennis, vaardigheden en attitudes die succesvolle taakuitvoering mogelijk in het oplossen van problemen. Dit houdt in dat naast de academische doelstellingen, het denktank programma de ambitie heeft om bij de studenten kern competenties te ontwikkelen die ze in staat stellen om een bijdrage te leveren aan de verduurzaming van de economie en samenleving De kern competenties zijn gebaseerd op reviews van een groeiend aantal van academische programma’s in duurzaamheidsonderwijs. Voor deze nieuwe duurzaamheidsprogramma’s zijn de kern competenties een kritisch referentiepunt voor de ontwikkeling van het kennis en vaardigheid profiel dat studenten nodig hebben om in de toekomst een rol als ‘probleemsolvers’, ‘change agents’ en ‘transitiemanagers’ te kunnen vervullen. Voortbouwend op het werk van Wiek, Withycombe and Redman , onderscheiden we vijf groepen kerncompetenties, namelijk (1) systeem-denk competenties, (2) anticiperende competenties, (3) normatieve competenties, (4) strategische competenties en (5) interpersoonlijke competenties, en passen deze aan naar de context van de Circulaire Economie.
1. Systeem-denk competenties Systeem-denk competenties verwijzen naar het vermogen om complexe systemen in de verschillende domeinen (de maatschappij, economie, de politiek-bestuurlijke sfeer & milieu) in onderlinge samenhang te analyseren. Dit analytisch vermogen is gebaseerd op het verweven van systemische kennis, met inbegrip van concepten als structuur, functie, oorzaak-gevolg relaties, maar ook percepties, motieven, besluiten en afspraken. De vaardigheid om complexe systemen te analyseren omvatten: ● het begrijpen, empirisch valideren en articuleren van de structuren, systeem componenten en dynamische samenhang die het systeem vormen. ● begrip van de rol van schaalniveaus (lokaal tot mondiaal) en de verbanden daartussen ● inzicht in cascade-effecten , inertie, feedback loops, belangen en andere systemische functies 16
● het afstemmen van deze vaardigheden op de voornaamste uitdagingen binnen de circulaire economie, systeem integriteit, behoud van energie en grondstoffen, gesloten ketens ● het vermogen te komen tot probleem oplossende kaders met betrekking tot circulaire en duurzaamheidsvraagstukken Een specifieke benadering hierbij is ‘complex-systems-thinking’, die het mogelijk maakt om kwantitatieve en kwalitatieve gegevens te combineren, met narratieve, “thick-descriptions’ en reizende praktijken.
2. Anticiperende competenties Anticiperende competentie verwijst naar het vermogen om toekomst beelden te analyseren, evalueren en construeren; het vermogen om probleemoplossende duurzame scenario’s, praktijken en kaders te formuleren gebaseerd op kwalitatieve en kwantitatieve data, verhalen, beelden, etc. Het omvat de volgende vaardigheden: ● competenties om toekomstscenario’s te begrijpen of te bouwen, en diens haalbaarheid te toetsen aan of bij te stellen op de meest actuele, ‘state of the art’; dit kent interdisciplinaire en trans-academische dimensies. ● synthetische en creatieve vermogens om interdisciplinaire en trans-academische kennis aan te wenden om duurzame en circulaire oplossende scenario’s, praktijken en kaders te ontwikkelen; ● vermogens om te analyseren, te evalueren en te construeren is gebaseerd op verworven toekomst gerichte kennis, relevant voor alle verschillende domeinen van de maatschappij, milieu, economie & de politiek-bestuurlijke sfeer; ● begrip van concepten als tijd, risico, onzekerheid. Deze vaardigheden dienen specifiek te worden afgesteld op de voornaamste uitdagingen in binnen de circulaire economie en duurzaamheid, o.a. het voorkomen van onbedoelde externaliteiten en intergenerationele gelijkheid.
3. Normatieve competenties Bij de derde categorie van competenties gaat het om duurzame, circulaire en economische normen, waarden, principes en doelstellingen. Normatieve competenties betreffen het vermogen om in concrete toepassingen de relevante normen in kaart te brengen, te specificeren, er over te onderhandelen, en ze te verzoenen met elkaar. Dit omvat de volgende vaardigheden: ● het verwerven van normatieve kennis met inbegrip van concepten als (meervoudige) waarde creatie, sociaal-ecologische integriteit, rechtvaardigheid, gelijkheid, en ethiek; ● methodes en methodieken die de pluriformiteit van meningen, perspectieven, voorkeuren, waarden en feiten vatten in gestructureerde en onderling gebalanceerde visie en model vorming. ● het , op basis van deze kennis en vaardigheden, beoordelen van de mate van duurzaamheid en of circulariteit van huidige en / of toekomstige sociaaleconomische governancesystemen, businessmodellen, waardeketens en productiemethoden;
17
● het vermogen om in gezamenlijkheid hier nieuwe modellen voor te creëren en construeren. Deze capaciteit is gebaseerd op het omvat Deze vaardigheden zijn specifiek afgestemd op de voornaamste uitdagingen binnen de circulaire economie zoals grondstof neutrale groei, meervoudige en geografisch eerlijk verdeelde waarde creatie en ecologische conditiesturing.
4. Strategische competentie De strategische competentie verwijst naar het vermogen om gezamenlijk plannen, interventies en/of transformatieve governance strategieën te ontwikkelen en te implementeren die de transitie tot een duurzame, circulaire economie bevorderen. Deze competentie vereist ● een intiem begrip van strategische concepten zoals intentionaliteit, systemische inertie, pad afhankelijkheden, barrières, leiderschap, allianties enz .; ● kennis over de haalbaarheid, uitvoerbaarheid, effectiviteit, efficiëntie van de systemische interventies en potentiële onbedoelde gevolgen; ● methodes en methodieken van het ontwerpen, testen, implementeren, het evalueren en aanpassen van het beleid, programma's en business plannen, waarbij de relevante maatschappijke verschillende domeinen betrokken worden: burgers, markt, de politiek-bestuurlijke sfeer & milieuorganisaties en andere NGOs ; ● het bieden van ruimte aan, en verenigen van, verschillende perspectieven; het ‘geklaard krijgen van de klus’; ● inzicht in machts-en bezitsrelaties, politieke verhouding, praktische en logistieke vaardigheden, goed getimed activisme; ● het vermogen om te schakelen tussen academisch en niet-academisch taalgebruik.
5. Interpersoonlijke competenties De interpersoonlijke competenties betreffen het vermogen om te begrijpen, te omarmen, te schakelen van en tussen verschillende culturen, sociale groepen, gemeenschappen en individuen. Ze omvatten: ● het vermogen om te motiveren, samen te werken, een netwerk te onderhouden; ● het vermogen om gezamenlijk onderzoek en probleem oplossend te werken aan circulaire en duurzame vraagstukken; ● geavanceerde vaardigheden in leiderschap, communiceren, beraadslagen, onderhandelen, samenwerken, trans cultureel denken en empathie. Al deze vaardigheden zijn bijzonder belangrijk voor het tot stand brengen van succesvolle stakeholder samenwerking, community building, collectieve actie enz. en zijn een noodzakelijke voorwaarde voor het laten slagen van de methodologieën verbonden aan de voorgaande competenties.
18
Kick-off Op 27 en 28 februari 2015 vindt de kick-off van de leergang plaats in de Honigfabriek, waar de deelnemers in de Smeltkroes met de opdrachtgevers kennis kunnen maken. Tijdens deze twee dagen zullen inspirerende trekkers en denkers op het gebied van de Circulaire Economie met jullie in gesprek gaan. Vervolgens volgen bezoeken aan bedrijven en instellingen in de regio Gelderland die zich bezighouden met Circulaire Economie. Zo wordt in kaart gebracht welke initiatieven er nu lopen en kunnen er verbanden en vergelijkingen worden getrokken tussen verschillende bedrijven. Deze zaken uit de praktijk worden naast wetenschappelijke onderzoeken gelegd (economisch, bestuurlijk, technisch, sociaal etc.). Zo komen we tot een inzicht over de betekenis en waarde van de huidige lokale initiatieven en ambities, van mogelijke bronnen van inspiratie, en van relevante ‘business models’.
Programma dag 1 - 27 februari Het programma loopt van 09.30 tot 17.00 uur: 09.30 Opening 09.45 Intro Arnoud Lagendijk 10.15 Introductiecollege over Circulaire Economie (Douwe Jan Joustra) 12:00 Studentenpitches met feedback van Douwe Jan: ● eye-openers en eye-closers ● persoonlijke introductie ● interesses in CE 13.00 Pauze 14.00 Intro Circulaire Economie (Jan Paul Kimmel) 15.00 Circulaire Economie in de praktijk (Rien Otto) 16.00 Visie opdrchtgevers: VNO-NCW (Ed Velthuis) en Kiemt (Beant Dijkstra) 17.00 Netwerkborrel in Breble 19.00 Afsluiting
19
Programma dag 2 - 28 februari Het programma loopt van 09.30 tot 17.00 uur: 09.30 Ontbijt 10.00 Opening, uitleg programma en groepsvorming (Arnoud) 10.30 Talentontwikkeling (Marian van den Assem) ● ● ● ●
kennismaking Introductie over vormen de talentontwikkeling dialoog over wat je wil leren over jezelf/ over de wereld als ‘young professional’ groepsopdracht
12.45 Lunch 14.00 Uitleg benadering (Arnoud Lagendijk) ● driehoek praktijken-modellen-ondernemers ● ecosysteem en beleidshefboom 15:30 pauze 15:45 Voorbereiding denktank (alleen pioniers) ● groepsvorming ● focusering, communicatie, vragen ● plenaire afronding 17.00 Afsluiting
20
Cursus ‘Circulaire Economie: verduurzaming en hergebruik’ De cursus hoort zowel bij de kortlopende denktank ‘Circulaire Pioniers’ als bij de reguliere denktank ‘Circulaire Ingenieurs’. De literatuur voor de cursus wordt via Blackboard verspreid.
Inleiding Onze consumptiemaatschappij en het daaraan gekoppelde economische model, staat onder druk. Beiden zijn gebaseerd op een lineair ‘take-make-dispose’ model hetgeen resulteert in het uitputten van metalen en andere grondstoffen. Daarmee gaat een grote milieubelasting en het opgebruiken van energiereserves gepaard. Als alternatief voor dit lineaire model werken bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen aan een transitie naar de zogenoemde Circulaire Economie. In de kern is de Circulaire Economie een systeem dat de economie verduurzaamt door andere vormen van consumptie en het hergebruik van producten en grondstoffen. Om deze transitie wereldwijd te realiseren zijn er allerhande technologische, bedrijfskundige, wettelijke en maatschappelijke innovaties nodig. In twee denktanks dragen studenten bij aan de transitie naar de Circulaire Economie in Oost-Nederland via een koppeling van wetenschappelijk onderzoek en ervaringen uit de praktijk. Je werkt in deze denktanks onder meer samen met topwetenschappers van het Groene Brein. Academisch onderzoek wordt direct gekoppeld aan de praktijk met bezoeken aan bedrijven als Philips, RoyalHaskoning DHV en/of Dutch aWEARness. Je krijgt de kans om mee te bouwen aan je eigen toekomst. Naast het academische onderzoek leer je communicatie- en netwerkvaardigheden te ontwikkelen, te werken aan nieuwe ‘business models’ en werk je direct mee aan nieuwe beleid gericht op economische ontwikkeling en verduurzaming.
Afronding en toetsing Als afsluiting van de cursus schrijft elke student een essay over een in overleg met de docent vastgestelde vraagstelling. Dit essay dient een duidelijke opzet te hebben. Dit houdt in dat het stuk een inleiding, middenstuk - inclusief theoretisch kader – en een conclusie omvat. Het essay telt minimaal 3000 en maximaal 4000 woorden. Het is geschreven in correct Nederlands en volgt de academische conventies van verwijzing en validering. De stijl van verwijzing is vrij door de student te bepalen maar dient consequent doorgevoerd te worden. De uiterste inleverdatum is 18 mei 2015.
Bijeenkomsten De bijeenkomsten vinden plaats in het Erasmusgebouw op tien donderdagavonden op 5 maart, 12 maart, 19 maart, 26 maart, 2 april, 9 april, 16 april, 23 april en 30 april 2015. De colleges starten om 18.00 uur precies en duren tot uiterlijk 21.00 uur. Tussen 18.45 uur en 19.30 uur eten studenten en docent een eenvoudige doch voedzame maaltijd in de zijzaal van de Refter.
21
Cursusrooster Datum
Spreker
Onderwerp
532015
Koen Frenken
Macro economische condities en transitie
1232015
Jan Jonker
Innovatie in de praktijk: nieuwe business modellen
1932015
Robert Kok / Innovatie in de praktijk: bedrijfsorganisatie (Marcel Jacobs)
2632016
Joan Prummel Governance: rol van de overheid
242015
Marten Toxopeus
942015
Sybrum de Hoo Governance: wet & regelgeving (onder voorbehoud)
1642015
Conny Bakker
Organisatorische innovaties (onder voorbehoud)
2342015
Conny Bakker
Technologische Innovaties (onder voorbehoud)
3042015
Robert Jan van Financiële aspecten (onder voorbehoud) Ogtrop
752015
Ernst Worrell
Governance: ketenbeheer (onder voorbehoud)
Afval als bron (onder voorbehoud)
22
Eerste denktank: ‘Circulaire Pioniers’ Deze kortlopende denktank valt samen met de cursus. Deze denktank onderzoekt de economische, technische en organisatorische mogelijkheden voor het versterken van de circulaire economie in Oost-Nederland. Looptijd: Februari 2015 – juni 2015
Opdracht en eindproduct Studenten werken in groepen van drie personen aan een zelf-gekozen thema dat valt binnen de opdracht voor de denktank. Dit vorm de basis voor een eindrapport voor opdrachtgever. Het rapport dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het cursusessay (zie boven). De inleverdatum voor de eindopdracht is 1 juli 2015.
Bijeenkomsten De denktank komt een keer per twee weken plenair bijeen op de woensdagavond in het Erasmusgebouw van 18.00 uur tot 20.00 uur. Het gaat om de volgende data: 11 maart, 25 maart, 8 april, 22 april, 6 mei, 20 mei en 3 juni en 17 juni 2015. Van 1 tot en met 5 mei 2015 werkt de denktank in Berlijn aan de groepsopdracht.
23
Tweede denktank: ‘Circulaire Ingenieurs’ Dit betreft een reguliere denktank die loopt van september 2015 tot en met mei 2016. Voortbouwend op de eerste denktank, verbreedt de tweede denktank (‘Circulaire Ingenieurs’) het blikveld van bedrijven naar het hele ‘ecosysteem’ van de regionale economie, en richt zich meer op de toekomst. Het ecosysteem bevat naast bedrijven ook kennisinstellingen, overheden en maatschappelijke trekkers. Samen met hen ga je nadenken over de mogelijkheden om bestaande technologieën en praktijken te verbeteren en toe te passen. Je bestudeert hoe het ecosysteem als geheel functioneert en hoe dat verbeterd kan worden. Welke mogelijkheden zijn er in Oost Nederland om een nieuwe economische pijler te ontwikkelen gebaseerd op de Circulaire Economie? Je combineert wetenschappelijk onderzoek met praktijkervaring door samen te werken met organisaties waarbij jij de academische kennis ontwikkelt en inbrengt . Van 1 tot en met 5 mei 2015 werken beide denktanks in Berlijn aan de groepsopdracht.
Eindproduct Studenten werken in groepen van drie personen aan een zelf-gekozen thema dat valt binnen de opdracht voor de denktank. Dat vormt de basis voor een eindrapport voor opdrachtgever. Het rapport dient te voldoen aan dezelfde voorwaarden als het cursusessay (zie boven). De uiterste inleverdatum voor de opdracht is 1 mei 2016.
Bijeenkomsten De denktank komt elke twee weken plenair bijeen in het Erasmusgebouw op maandagavond van 18.00 uur tot 20.00 uur.
24