12 minute read

Van Japan naar Nederland op de Honda CB350E (11

Deel 11 - Tijdens het ontbijt constateren Pasquale en ik dat we ongestoord de nacht hebben doorgebracht. Wij zijn niet gestoken door muggen. De inspanningen van gisteravond blijken hun vruchten te hebben afgeworpen. Vervolgens vertelt hij over zijn reiservaringen van de afgelopen maand maart waarin hij per auto Turkije, Syrië, Libanon en Irak heeft doorkruist. Ik hoor het vol belangstelling aan. Zo bevestigt hij de informatie die ik begin van dit jaar van de Esperanto afgevaardigde Hussain Al-Amily uit Bagdad ontving dat de weg Bagdad-Damascus goed is op een stuk van 15 km na, dat slechts uit zand bestaat. Pasquale vertelt dat er in Bagdad een soort Youth Hostel is, waarvan de eigenaar/ beheerder rondloopt met een pistool in de gordel. Naar verluidt is hij een zoon van een of ander hoge ome, generaal of zo iets en tref je aan de overkant van het hostel veel geldwisselaars aan. “Voor de doorsteek richting Jordanië moet je op z’n minst voor ruim 400 km benzine hebben”, zegt hij. “ArRutba op 435 km vanaf Bagdad en op zo’n 140 km voor de grens met Jordanië is de laatste mogelijkheid om te tanken. Tevens is dit de grenscontrolepost.” Hij benadrukt om niet te vergeten daar je paspoort te laten afstempelen, want, zo zegt hij: “Als je bij de Jordaanse grenscontrolepost Ruwaished aankomt, die 80 kilometer na de onzichtbare grens ligt, en ze zien dat je paspoort niet is afgestempeld als bewijs dat je Irak hebt verlaten, dan sturen ze je weer terug om je paspoort alsnog in Ar-Rutba te laten afstempelen. Dat is zonde van de tijd en de benzine.” Wat hij allemaal vertelt overtuigt mij eens te meer ervan dat de route naar Turkije via Irak, Jordanie, Libanon en Syrië best met de motor te doen is. Pasquale blijkt een aangenaam causeur en vanwege de vele gegevens die hij mij verstrekt, is het inmiddels al dik in de middag geworden Tijd om te vertrekken. Ik tel nog even snel mijn geld, behalve een redelijk restant van de in Karachi verkregen roepies, waarmee ik nog wel de grens met Afghanistan denk te bereiken, heb ik nog een ‘kapitaal’ van U$ 93 en £ 1, bij elkaar ongeveer Hf 300. Niet gek hoor. Dan is het opladen voor een korte dagtrip naar Jalalpur Jattan, het loopt inmiddels al tegen vieren. We nemen afscheid en wensen elkaar een voorspoedige voortzetting van de reis. In de bruisende stad Lahore met iets meer dan 2,2 miljoen inwoners leidt de drukke Abbott Road mij al snel naar de befaamde Grand Trunk Road (GT Road) zoals dit gedeelte van N-5 wordt genoemd. Alhoewel ik volgens de Asian Highway Map Inmiddels van de AH 2 ben ‘overgestapt’ op de AH 1 gaat mijn route volgens de Pakistaanse wegnummering nog steeds over de N-5. Deze route loopt vanaf Karachi naar Lahore en vervolgens naar Torkham op de grens met Aghani-

Van Japan naar Nederland op de Honda CB350E

Advertisement

Reisverhaal. In KJMV-KONTAKT nummer 1-2021 ben ik geëindigd met mijn verhaal over mijn terugreis vanuit Japan met mijn Honda CB350.

door Hans Wijmer stan en is daarmee met ruim 1800 km de langste in Pakistan. Het deel van de N-5 (AH 1) waar ik nu op rij heeft de allure van een ruime vierbaansweg, waarbij de rijbaanmarkering niet altijd aanwezig of zichtbaar is, zodat het eigenlijk neerkomt op een zeer brede tweebaansweg met een middenberm die bij wegkruisingen onderbroken is.

Dat staat in groot contrast met de N-5 van de afgelopen dagen, die meer leek op een landelijke provinciale weg. Al gauw word ik geconfronteerd met het feit dat deze weg veel meer is dan een drukke weg. De waarschuwingen van Pasquale zijn volkomen terecht. Het wordt mij al snel duidelijk dat anticiperend rijden een onontkoombare noodzaak is.

Tussen het drukke verkeer zie ik nu ook af en toe voertuigen met een Europese kentekenplaat. Na mijn vertrek uit Karachi heb ik onderweg alleen Pakistaanse kentekenplaten gezien, want dat weggedeelte van de N-5 valt buiten de hoofdroute van de wereldreiziger. Bij het zien van die kentekenplaten realiseer ik mij ineens dat ik na een lange aanloop vanaf Singapore eindelijk ben beland op de zogeheten ‘Hippie Trail’, de lange landroute vanuit Groot-Brittannië naar India en Nepal, met name Kathmandu, en verder

naar Thailand, waar Chiang Mai een geliefde verblijfplaats is. Voor sommigen, meestal Britten, gaat de reis verder via Singapore, Bali naar Australië. Een tevredenstellend gevoel maakt zich van mij meester: ik maak weer deel uit van de internationale gemeenschap van wereldreizigers. Het gevoel dat ik in Singapore voor het eerst ervoer. Ik heb nauwelijks Lahore achter mij gelaten of de AH 1 kruist de Ravi, een van de ‘vijf rivieren’ (punjab) waar ik voor het gebruik van de nieuwe brug 25 paisa (ongeveer Hf 0,09) tol moet betalen.

Verder gaat het in noordelijke richting naar en door Gujranwala en niet lang erna steek ik de Chenab, de belangrijkste van ‘de vijf’, over en eenmaal aan de overkant aangekomen bij het stadje Gujrat sla ik rechtsaf, voorzichtig de weg overstekend, richting mijn eindbestemming Jalalpur Jattan dat zo’n 16 km verderop ligt. Er is weinig verkeer op deze smalle weg die een aantal keren drooggevallen rivierbeddingen kruist en tegen half zeven kom ik aan bij het Shilok Hospital. Aldaar verwelkomen de artsen Khalid en Hohmann mij. Laatstgenoemde, de vervanger van mijn kennis Peter Doornenbal die wegens ziekte nu in Nederland is, heeft hiervoor voor het Rode Kruis in de nieuwe staat Bangla Desh gewerkt. Ik verontschuldig mij voor de onbedoeld vertraagde aankomst met de redenen die hieraan ten grondslag hebben gelegen en krijg meteen te horen zodra het moment daar is een beetje ontlasting naar het laboratorium te brengen voor onderzoek. Voor dit doel overhandigt een van de assistenten mij even later een glazen potje. Bovendien krijg ik een finke stapel post overhandigd zowel uit Nederland als uit Japan. Een bediende brengt mij naar de woning van dokter Khalid waar ik kennis maak met zijn jongere broer Khawer, diens ouders en waar ik tot mijn verrassing nog twee Nederlanders aantref: de arts Pim Scheele en z’n vriend Hans Moerkerk (psycholoog bij het JAC te Amsterdam). Na een heerlijke maaltijd komen uit het gezelschap de nieuwsgierige vragen los over mijn belevenissen tot dusver. Het wordt laat en zodra ik na een heerlijke afspoelbeurt in bed lig, een echt bed, ben ik meteen onder zeil. Kennelijk toch vermoeid van de laatste dagen sta ik wat laat op. Later die dag fungeer ik als babysit bij de Hohmann’s. De familie heeft een gevarieerde collectie grammofoonplaten. Een heerlijke luisteravond van hemels genieten: de rockmusical Hair, Beatles, een lp met diverse trompetconcerten en César Franck’s Symfonie in D mol. Net als eerder in Japan en laatstelijk in Bombay heb ik het gemis aan muziek meer dan gecompenseerd. De navolgende dagen gaan in alle rust voorbij met het lezen en beantwoorden van de ontvangen correspondentie. Bovendien vermaak ik mij met het doornemen van een meer dan vuistdikke stapel Marvel Comics en maak aldus kennis met diverse voor mij onbekende superhelden. Intussen heb ik het potje bij het laboratorium afgeleverd, ben benieuwd wat het resultaat is; op zich voel ik mij al stukken beter. Bovendien zijn er de overzeese weekedities van NRC Handelsblad aanwezig. Daarin lees ik tot mijn vreugde dat Ajax op 31 mei in Rotterdam tegen Inter Milan speelt in de fnale van de Europacup. Wow, ze hebben het toch gefikt! Uit de kranten nog wat informatie gekregen over de Drie van Breda, politieke ontwikkelingen in Nederland en sport. Zo blijf je toch een beetje op de hoogte van wat er in het kikkerland allemaal gebeurt en kom je niet als een totaal vreemde terug in eigen land. Tussen al de lees- en schrijfsessies door leidt Khawer, die ongeveer mijn leeftijd heeft, mij rond in het stadje waar we onder andere de wekelijkse kamelenmarkt en de bazar bezoeken.

Jattan, een rustig stadje van 30.000 inwoners, ligt op een hoogte van 245 meter ten westen van een van de lagere bergketens van de noordelijke Himalaya, de Himalayan foothills. In de verte zie ik over een afstand van ongeveer 100 km de besneeuwde toppen van de Pir Panjal bergketen in Jammu en Kasjmir (India) liggen, waarachter omsloten door bergen in de Kasjmir vallei Srinagar ligt. Omdat de offcieuze grens met India niet ver hiervandaan ligt en de relatie tussen beide staten de laatste tijd nogal gespannen is, vraagt Khawer tijdens een van onze wandelingen: “Wat weet jij over Kasjmir?” Mijn antwoord: “Dat is een soort wol” maakt hem aan het lachen en vervolgens geeft hij mij een klein gastcollege over de hedendaagse locale geschiedenis. “Na de splitsing van voormalig Brits-Indië in het jaar 1947 waarbij de huidige staten Pakistan (Islamitisch) en India (hindoeïstisch) ontstonden vond er een ware volksverhuizing plaats: vanuit Pakistan vertrokken Hindoes naar India en moslims uit India naar Pakistan. De scheiding geschiedde niet zonder problemen. Het betrof het prinsdom Jammu en Kashmir waarvan meer dan de helft van de bewoners moslim waren. Maharadja Hari Singh, het staatshoofd van het autonome prinsdom, twijfelde namelijk bij welk land hij zou aansluiten. Echter als gevolg van een inval van Pakistaanse militia besloot hij tot aansluiting bij India. Uiteindelijke kwam er na twee oorlogen (1947-48 en 1965) een bestand, waarbij een gedeelte van Jammu en Kasjmir onder de invloedssfeer van Pakistan kwam: Azad Kasjmir – azad betekent: vrij. De wapenstilstandslijn, feitelijk de huidige grens met India, ligt slechts 25 km hiervandaan.”

Daags na de afgifte van het potje krijg ik een rondleiding in het ziekenhuis, waar op de oogafdeling mij een doos met uitgestalde kunstogen in diverse iriskleuren stom wordt getoond; het is een raar gezicht. Als we het laboratorium passeren komt Margaret, een van de Engelse verpleegsters, mij tegemoet met de uitslag van het onderzoek. “In de ontlasting bleken cysten te zitten in een passief stadium, maar maak je er geen zorgen over.” zei ze. Maar toch krijg ik voor alle zekerheid de nodige hoeveelheid pillen met de mededeling: “Je moet de kuur de komende dagen wel afmaken. Daarna vindt er nog een controle plaats.” Inmiddels is de ontlasting al weer wat gewoner, d.w.z. vaster geworden. Sorry voor de letterlijke beschrijving. De behulpzaamheid van de mensen in en rondom het ziekenhuis gaat zelfs zover dat een van de ‘klusjesmannen’ in dienst van het ziekenhuis een nieuw bagagerek voor mij gaat maken. Het oude rek dat al vele malen is gebroken en al vier keer is gelast, was helemaal op en krijgt een opvolger. Ik ben benieuwd naar het resultaat. In verband met mijn aanstaande bezoek aan Afghanistan en Irak heb ik voor de visumaanvragen pasfoto’s nodig. Maar eerst laat ik met hulp van mijn gids Khawer mijn haar fatsoeneren bij de lokale kapper, want sinds begin maart in Singapore is er niets meer aan gedaan. Voor 75 paisa (ongeveer Hf 0,28) ben ik het heertje, daarna gaan we naar de fotograaf in Gujrat.

Fotograferen gaat hier nog op de klassieke wijze met een oude platenkamera met de fotograaf erachter met een zwarte doek over zijn hoofd. Maar het resultaat is een uitstekende serie foto’s waar ik, al zeg ik het zelf, zeer tevreden over ben. Die dag praat Khawer mij bij over de situatie in het grensgebied met Afghanistan: de Federally Administered Tribal Areas (FATA) en de North-West Frontier Province (NWFP). “Het is het thuisland van de Pashtun of Pathanen, een grote etnische bevolkingsgroep bestaande uit vele stammen en clans.” vertelt hij en vervolgt: “Hun woongebied strekt zich verder uit over Afghanistan. De Durand-lijn, de offcieuze landsgrens, loopt door hun woongebied. Het is een roerig en ruig volkje dat lange tijd tevergeefs streed voor een eigen staat, maar desondanks toch een grote mate van onafhankelijkheid behield ongeacht tot welk land zij thans behoren.” Ik hoor zijn verhaal vol interesse aan. Inmiddels is mijn bagagedrager af. Het ziet er zeer solide uit, de stalen buizen zijn dikker. Het is een getrouwe kopie van het origineel, maar de patten zijn niet meer vorkvormig, ze hebben een oog gekregen waar de bevestigingsbout doorheen gaat, zodat de drager niet meer kan losschieten. Het frame voor de fotokoffer is erop gemonteerd en het geheel heeft een finke lik groene verf gekregen en ik ben er dan ook heel blij mee. Van dokter Hohmann krijg ik ’s avonds te horen dat ik ‘gezond’ ben verklaard. Ondertussen is het al 6 mei geworden, tijd om mijn reis te vervolgen. Na al die dagen gastvrijheid vertrek ik de volgende dag richting Peshawar, iets later dan gepland, zo tegen 12 uur, uitgezwaaid door de kleine Nederlandse kolonie, Khawer en zijn broer Khalid en het overig personeel van het ziekenhuis.

Bij Gujrat aangekomen moet ik even wachten tot er een gaatje is in het van rechts aanstormende verkeer, voordat ik kan oversteken en rechts afslaand de GT Road oprij. In ‘no time’ ben ik opgenomen in de maalstroom van het verkeer. De weg is breed met aan weerszijden een ruime ongeplaveide vluchtstrook en een ongeveer één meter hoge betonnen middenberm. Hij loopt in noordwestelijke richting evenwijdig aan het op tientallen kilometers rechts van mij liggende gebergte. De wegconditie is goed en gaat door een bijzonder aantrekkelijk landschap. Zo’n 40 kilometer na het oversteken van de Jhelum rivier (een van de ‘punjab’) doorkruist de N-5 de noordelijke uitloper van de Salt Range.

In duizenden jaren zijn de rotsen door wind en regen dusdanig geërodeerd dat het zachte gesteente is verdwenen en de harde gedeelten zijn overgebleven; het heeft veel weg van een gatenkaas, fantastisch mooi. Tijdens de doortocht van Rawalpindi, zo op het eerste gezicht een fraaie tuinstad, zie ik langs de weg een afstandstabel met plaatsen die ik onderweg zal passeren. Korte tijd later draait de route in meer westelijke richting en na het oversteken van de Indus ben ik in Pashtun-gebied: de NWFP. Sinds het vertrek uit Jalalpur Jattan ben ik nog geen golvend wegdek tegengekomen, het rijden is nu een stuk prettiger. De weersomstandigheden zijn de laatste dagen minder uitbundig warm. Het is aangenaam koel in verband met het onweer gisteravond. Het landschap heeft beduidend meer vegetatie en is groener dan voor Rawalpindi. Uiteindelijk komt na 340 km Peshawar in zicht. Bij binnenkomst zie ik een indrukwekkend fort nabij de rivier. Mijn intrek neem ik in de jeugdherberg op het terrein van de universiteit aan de Jamrud Road. Eigenlijk is het meer een onderdeel van een studentenfat. Wordt vervolgd

This article is from: