Leve de schilder // kunst! 40 jaar Jeanne Oosting Prijs 1970 - 2010
Leve de schilder // kunst! 40 jaar Jeanne Oosting Prijs 1970 - 2010
// Titel Hoofdstuk
Leve de schilder // kunst! 40 jaar Jeanne Oosting Prijs 1970 - 2010
Uitgave Jeanne Oosting Stichting 2010
Inhoudsopgave // 5 7 10 23 25 43 45 46 48
Voorwoord // Jeanne Bieruma Oosting // 01 Een instituut in de Nederlandse kunstwereld // 02 Winnaars Jeanne Oosting Prijs t/m 2010 // 03 Een keuze uit 80 // 04 Prijswinnaars en musea sinds 1996 // 05 Lijst van juryleden sinds 1973 // 06 De toekenning van de prijs // 07 Colofon //
Titelpagina: Jeanne Oosting, fotografie: Philip Mechanicus
5
Voorwoord
//
Leve de schilderkunst! Jeannes exclamatie lijkt legendarisch te worden. Wie er getuige van was zal niet licht vergeten hoe ze vanuit haar rolstoel aldus afscheid nam van het gezelschap van bekroonden, juryleden en bestuur, bij de laatste prijsuitreiking waarbij ze aanwezig kon zijn. Het kwam uit haar hart – na een lang leven vóór alles toegewijd aan de kunst, aan haar eigen oeuvre en aan de kunstwereld in haar directe omgeving. Aan die laatste innige verbondenheid danken wij haar initiatief tot het instellen van de jaarlijkse Jeanne Oosting Prijzen voor de figuratieve schilderkunst en de aquarelleerkunst. In 1970, nu veertig jaar geleden, werden de prijzen voor het eerst door haar uitgereikt; na haar dood in 1994 door de Jeanne Oosting Stichting. Het bestuur van de stichting beheert nu het haar bij testament toevertrouwde vermogen en voert het prijzenbeleid uit. Een prijs vàn een kunstenaar vóór kunstenaars: een unieke formule! De prijs heeft de afgelopen veertig jaar grote waardering en erkenning ondervonden en heeft onmiskenbaar prestige verworven. Het bestuur van de Jeanne Oosting Stichting meende dan ook dat dit jubileum gevierd moest worden. Daarom manifesteren wij ons met een website en een publicatie.
De website is blijvend en zal periodiek aangevuld worden met actuele informatie. Zij is evenwel nog in opbouw, want niet alle gegevens van de kunstenaars uit de eerste decennia zijn op slag beschikbaar. Een dergelijke continuïteit is voor een boekuitgave uiteraard niet weggelegd. Deze uitgave draagt dan ook meer het karakter van een eenmalig ‘monumentje’. De oplage is beperkt, maar aan de uitvoering is alle zorg besteed. Voor de dertiende keer, een traditie inmiddels, wordt de prijs uitgereikt bij de opening van de expositie van de bekroonden, nu voor de derde keer in het museum Henriette Polak in Zutphen Zo betuigen en demonstreren wij ons respect en onze hartelijke instemming met Jeannes historisch initiatief in de wens dat de Jeanne Oosting Prijzen nog een lang leven en een groeiende reputatie zijn beschoren. Het bestuur
06
“Ik geloof niet aan schilderrichtingen, ik geloof in goede schilderijen n’importe van welke richting. Over enkele honderden jaren zal blijken hoe klein deze onderlinge, nu groot lijkende verschillen waren. In mijn lange leven heb ik zó veel modernismen en modieusheden elkaar zien opvolgen. Een zekere in stand gehouden traditie, stoelend op een contact met de natuur, lijkt me de ruggegraat van het voortbestaan van werkelijk blijvende kunst.” (1955)
// Titel Hoofdstuk
01
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
Jeanne Bieruma Oosting
Jeanne Bieruma Oosting werd in 1898 in Leeuwarden geboren als telg uit een geslacht van Friese adel en patriciaat. De streek rond Heerenveen waar zij later een deel van haar jeugd doorbracht ademt nog altijd de sfeer van landelijke aristocratie. Een bezoek aan Museum Belvédère brengt dat gevoel nog steeds nabij. Haar specifieke aanleg openbaarde zich vroeg. Haar eerste tekenlerares heeft veel voor haar betekend, maar zij kwam om bij het beruchte spoorwegongeluk bij Weesp in 1918. Haar opleiding viel wat wisselvallig uit: grafiek bij Jessurun de Mesquita aan de Haarlemse Kunstnijverheidsschool, modeltekenen aan de Haagse Academie en privélessen bij Willem van Konijnenburg. Door deze laatste zal ze met een streng academisme hebben kennisgemaakt, maar zijn afkeer van het verderfelijke modernisme zal haar niet
verder hebben geholpen. Een portretje als kind dat Jan Toorop van haar tekende doet nog andere relaties en invloeden vermoeden. De grootste betekenis voor Jeannes vorming zijn zonder twijfel haar Parijse jaren. Aangemoedigd door de beeldhouwster Charlotte van Pallandt vertrok zij in 1929 naar Parijs waar zij in totaal elf jaar heeft doorgebracht. Het moeten jaren zijn geweest van krap maatschappelijk bestaan, want van huis uit was haar nog altijd steun onthouden, en van straffe werkzaamheid, maar ook van intensieve belevenis van het overweldigende grotestadsleven. Vriendschap en collegialiteit vond ze in de kring rond Conrad Kickert, met o.a. Wim Oepts en Gerard Hordijk. Haar litho’s uit die jaren gaf zij uit in een groot aantal mappen, waarvan de titels veelzeggend zijn: ‘Solitudes’, ‘Visions et Fantômes’,
7
01
“Ik geloof dat ik gewoon figuratief ben en verder niets. Misschien word ik nog wel eens abstract, maar ik houd er niet erg van.” (1960)
// Jeanne Bieruma Oosting
‘L’amour et la mort’, ‘Rêves et Réalités’, ‘L’Opéra’, ‘Les Fleurs du Mal’. Het zijn groot formaat taferelen van schemerige, romantische aard, soms met een dramatische sfeer die uniek is in haar oeuvre. Als schilderes begint zij op te vallen en exposeert ook in Nederland in diverse salons. In 1937 wint zij een prijs op de wereldtentoonstelling in Parijs. De relatie tussen dit werk en het overige grafisch oeuvre uit die jaren is opmerkelijk gering: de etsen die zij maakte in het atelier van Stanley Hayter hebben een geheel ander karakter. De etstechniek werd daar op zeer onconventionele en experimentele wijze beoefend, diep ingrijpend in de plaat met verrassende effecten, gedacht vanuit de materie van metaal en papier. In de kleine geëtste stillevens, verwant aan George Braque, toont zij zich, meer dan ergens anders in haar oeuvre, vatbaar voor de moderne stromingen van het begin van de twintigste eeuw.
alert, maar ook zeer fideel in haar collegiale lof. Haar aanwezigheid is prominent, haar dictie is staccato en, gelijk haar handschrift, gehaast. Ze is druk bezet, maar efficiënt in haar tijdsbesteding (,,Bel me ’s morgens voor achten, anders stoort ’t in ’t werk”). De avonden zijn voor opera, muziek en toneel. Haar levensinstelling is er een van positieve activiteit. Dit treedt ook duidelijk aan de dag in haar correspondentie met Ida Gerhardt die haar daarom benijdt en wier grimmigheid erbij afsteekt.
Dan nadert de Tweede Wereldoorlog, en Jeanne keert terug naar Nederland, waar ze zich vestigt in de Jordaan, en sinds 1968 in het huis aan het Oosterpark waar zo’n groot deel van haar latere werk is ontstaan. Daar krijgen tijdgenoten, onder wie schrijvers dezes, meer zicht op haar persoon, werk en artistieke omgeving.
Jeanne Bieruma Oostings oeuvre sedert de jaren veertig toont een vrij homogeen beeld en is ook het meest bekend geworden. Het heeft een luchtig en niet zeer specifiek karakter. Om het impressionistisch te noemen zou de lading niet geheel dekken. Het is impressionistisch in die zin dat bijna alles uit de directe waarneming is gedaan, maar zonder de principiële consequentie van het historische Impressionisme-met-een-hoofdletter. Daarvoor is haar instelling te onbevangen en wars van systematiek. Dit heeft ook te maken met haar thematiek: dicht bij huis. Het uitzicht op het Oosterpark, de tuin in Almen waar ze haar buitenhuis heeft, de interieurs met het vertrouwde meubilair voor het raam, de vazen met rozen uit de tuin. De kleur is briljant, de voordracht vlot.
Haar lidmaatschappen van Arti, de Hollandse Aquarellistenkring, De Grafische, en de Nederlandse Kring van Tekenaars, verlenen haar veelvuldig gelegenheid tot exposeren. Op de ledenvergaderingen is ze present, ze toont zich actief tijdens de vergaderingen, het inrichten van tentoonstellingen, en bij de openingen van de exposities, en is meer dan in staat haar mening of zonodig oordeel onomwonden te verwoorden. Ze is scherp en
Was Jeanne slordig? Soms wel, maar rechtvaardiger is het te spreken van een zekere nonchalance uit gehaastheid. Toch kan een welbewuste discipline haar werk goed doen. Dat blijkt sterk uit de ontwerpen van de ex libris die ze maakte, maar duidelijker nog uit de twee serie postzegels – kinderzegels en nederlandse klederdrachten - die ze respectievelijk in 1946 en 1960 ontwierp. Maar ook de portretten uit de twintiger en dertiger jaren,
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
Zomerzegels 1946
zoals vertegenwoordigd in de collectie van het Gemeentemuseum Maassluis getuigen hiervan. Waarschijnlijk hebben twee factoren daar de hand in gehad: de Nieuwe Zakelijkheid uit Duitse en misschien ook uit Nederlandse hoek, en daarnaast de neo-conservatieve klassicistische stroming uit die jaren, die wat rust in de Europese schilderkunst brachten na het tumultueuze geweld uit het begin van de twintigste eeuw.
na haar dood geveild of door de kunsthandel verkocht ten bate van het vermogen van de Jeanne Oosting Stichting.
Dat geweld is aan Jeanne Bieruma Oosting voorbijgegaan, evenals het kubisme dat bij haar hooguit reflecteert in de afgezwakte vorm van een Dérain of een Suzanne Valadon. Die laatste naam komt op bij het zien van haar serie vrouwelijke naakten in lithografie, uitgegeven onder de titel ‘Chairs’ (1931) in de Parijse tijd. Deze prenten zijn juist weinig romantisch, maar solide en stoer, en van slordigheid lijkt geen sprake. Haar werk heeft verrassend vele aspecten die hier nog lang niet allemaal genoemd zijn.
Op haar idealisme en betrokkenheid gebaseerd, en door haar vermogen daartoe in staat gesteld, riep zij in 1970 de jaarlijkse Jeanne Oosting Prijzen voor figuratieve schilderkunst en aquarelleerkunst in het leven. Thans kan worden teruggezien op veertig jaar prijzenbeleid, en weten tachtig kunstenaars zich door haar gesteund en gestimuleerd. En nog vele bekroonden zullen in de toekomst reden hebben haar met respect en dankbaarheid te gedenken.
‘Een leven voor de kunst’ was de terechte titel van een tentoonstelling in Arti et Amicitiae in 1988 waaraan Jeanne deelnam, samen met 22 andere kunstenaars van gelijke generatie en evenzeer bezield van gelijke onblusbare werkzaamheid.
Jaap Ploos van Amstel / Edith Sont Jeanne Bieruma Oostings belangstelling voor en deelname aan het kunstleven zullen ook later, na haar dood in 1994, blijken uit de door haar nagelaten werken van anderen, aankopen die ze over een lange periode moet hebben gedaan en die haar voorkeuren weerspiegelen. Voor zover het haar generatiegenoten betreft zijn dat werken van o.a. Jan van Heel, Dirk van Gulik, Kees Verwey, Theo Kurpershoek, Joop Sjollema (die haar ook portretteerde), Herbert Fiedler, Jan Wiegers, Theresia van der Pant, Charlotte van Pallandt, Bob Buys, Ina Hooft en Lena Loopuit. Persoonlijk gezien iets verder van haar verwijderd kocht zij werk van Picasso (etsen uit de Vollardsuite), Toulouse Lautrec, Kokoschka, Käthe Kollwitz, Stanley Hayter, Chagall en Redon. Bijna al deze werken zijn
Kinderzegels 1960
9
02
010
// Titel Hoofdstuk
Een instituut in de Nederlandse kunstwereld Veertig jaar Jeanne Oosting Prijs De Jeanne Oosting Prijs bestaat veertig jaar. Met jaarlijks twee prijswinnaars levert dat het indrukwekkende aantal van tachtig laureaten op. De jubilaris is inmiddels een gerenommeerd instituut en wordt dan ook trots door elke gelauwerde op diens CV en/of website vermeld. Een enkele prijswinnaar is naar de achtergrond verdwenen. De reputatie van het leeuwendeel van hen heeft na het verkrijgen van de prijs niet ingeboet. De locaties waar tentoonstelling en prijsuitreiking plaatshebben na de bekendmaking van de prijswinnaars, dragen bij aan het prestige van de prijs. Intussen heeft de Jeanne Oosting Prijs een indrukwekkend aantal musea en andere presentatie-instellingen aangedaan.
Bijzonder mens
// Schilder en graficus Jeanne Bieruma Oosting (Leeuwarden 1898 – Almen 1994) was kunstenaar in hart en nieren. Tot ver na haar negentigste bleef ze actief en bezocht zij de ledenvergaderingen van de Amsterdamse kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae, waarvan zij lid was, net als van de Hollandse Aquarellisten Kring en de Nederlandse Kring van Tekenaars. Maar Jeanne had ook een groot hart voor de beeldende kunst. Dit komt niet alleen naar voren uit het gegeven dat ze veel werk van collega’s kocht - na haar dood bleek ze een grote
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
verzameling kunst te bezitten die getuigt van een brede kijk, met kunstwerken variërend van Kees Verwey, Charlotte van Pallandt en Joop Sjollema tot Kokoschka en van Käthe Kollwitz, Toulouse Lautrec en Picasso tot Odilon Redon. Nee, die liefde voor de kunst komt vooral tot uiting door in 1970 uit eigen middelen een prijs in te stellen: de Jeanne Oosting Prijs. Eigenlijk hebben we hier zelfs te maken met ‘twee woningen onder één kap’: een dubbele prijs, voor de twee disciplines schilderkunst en aquarelleerkunst. En het mag gezegd worden; het is een zeer altruïstische, vooruitstrevende daad om de beeldende kunst in Nederland te bevorderen, zeker anno 1970. Het bewijs van een grote en eigenzinnige geest. Een daad van een particulier die goedbeschouwd zijn weerga niet kent, met een uitsluitend positieve werking. Sinds 1970 worden jaarlijks twee figuratief werkende Nederlandse kunstenaars bekroond en krijgen hun naam en faam een flinke duw in de rug. Let wel: figuratief werkende kunstenaars. Een van de doelstellingen van de Jeanne Oosting Prijs is dat deze ‘leidt tot inzicht in wat er landelijk aan figuratieve kunst geboden wordt’. De prijswinnaars hebben naar het oordeel van de jury ‘in het betreffende jaar uitgeblonken in het maken van schilderijen of aquarellen in figuratieve stijl’. De naamgeefster is behalve een grote en innemende persoonlijkheid ook een bijzonder mens. Jeanne (officieel: Adriana Johanna Wilhelmina) Bieruma Oosting, telg van een Fries patriciërgeslacht, noemt zichzelf na 1929 Jeanne Oosting wanneer zij zich voor lange tijd in Parijs vestigt (1929-1940) en signeert haar werk vanaf die tijd ook met die naam. Ze maakt deel uit van de Nederlandse kolonie in Parijs (Jaap Ploos van Amstel en Edith Sont gaan daar in het hoofdstuk Jeanne Bieruma Oosting in deze publicatie uitvoeriger op in). Jeannes artistieke ontwikkeling krijgt daar een flinke impuls en ze blijft niet onopgemerkt: als lid van de Femmes Artistes Peintres en Peintres Graveurs ontvangt ze in 1937 op de Wereldtentoonstelling een bronzen medaille van de stad voor haar inzending ‘Landelijk Sextet’. Het bekroonde schilderij beeldt een groepje muzikanten in een bos uit. In de lichtstad verkeert ze in de bevoorrechte positie beroemde kunstenaars als Braque, Picasso, Kees van Dongen, Bonnard, Rouault en Léger te ontmoeten. Hoewel de meeste van deze kunstenaars, ieder op zijn eigen wijze, als vaders van de moderne kunst deel uitmaken van de avant-garde, wordt Jeanne door deze nieuwlichters niet verleid tot het verlaten van het pad van de figuratie. Wat overigens niet wil zeggen dat haar ontwikkeling gespeend is van experimenteerdrang. Ze pleegt in die tijd wel een symbolische daad van verzet. Zoals eerder vermeld laat zij haar dubbele naam voortaan achterwege. Zodoende onderstreept ze dat ze zich heeft losgemaakt van haar ouderlijk huis.
//
11
02
“Parijs heeft een opgewonden sfeer. Holland is ver weg en vergeten. Je ging er in op, er was zoveel te beleven.” (1988)
// Een instituut in de Nederlandse kunstwereld
Vaas met blauwe bloemen, aquarel
Haar vader stond al vanaf haar zestiende, als ze de eerste stappen in de richting van een loopbaan in de beeldende kunst zet, bepaald negatief tegenover haar keuze. Ze blijft in de Parijse periode ‘s zomers haar ouders opzoeken, maar vaak ontaarden deze bezoeken in het bedelen bij haar vader om voortzetting van haar toelage. Als getalenteerd schilder experimenteerde zij als een van de eerste Nederlandse kunstenaars met de lithotechniek. In vakkringen stond zij al snel te boek als een van de vernieuwers van de Nederlandse grafische kunst. Toch was Oosting bij het grote publiek minder bekend. Al maakte ditzelfde grote publiek wel anoniem kennis met haar artistieke gave als graficus doordat ze tweemaal een serie postzegels ontwierp, net na de Tweede Wereldoorlog, in 1946 en in 1960. Verder ontwierp ze verschillende ex libris en maakte ze illustraties en boekomslagen. Jeanne bleef haar leven lang ongetrouwd. Met haar zuster en ouders had ze weinig contact, evenmin met andere bloedverwanten. ‘De kunstenaars en collega’s, dat was haar familie’, is de stellige indruk van schilder en graficus Jaap Ploos van Amstel, secretaris en daarna jarenlang voorzitter van de Jeanne Oosting Stichting en vanaf het eerste uur betrokken bij de prijs. Omdat Jeanne Oosting wilde dat het dubbele eerbetoon ook na haar dood zou blijven bestaan, bepaalde ze bij leven dat er na haar overlijden een stichting in het leven zou worden geroepen. De twee prijzen, ooit elk tienduizend gulden groot, werden nadat de gulden plaatsmaakte voor de euro eerst al opgehoogd tot 5000 euro. In 2006 werd dat een nog hoger geldbedrag van 7500 euro. Het blijvend aandenken dat de onderscheidingen moest vergezellen, een bronzen plaquette met de beeltenis van Jeanne Oosting naar ontwerp van beeldhouwer Eric Claus, is gebleven. Dat Oosting de prijzen haar eigen naam meegaf, moet op het conto van haar eigenzinnigheid worden gezet.
Voor en door kunstenaars
// Het bijzondere van de Jeanne Oosting Prijs is, dat het naast een oeuvreprijs feitelijk een kunstenaarsprijs is. De prijs, die jaarlijks in het najaar bekend wordt gemaakt, is niet alleen gesticht door een kunstenaar voor excellerende collega’s; de jury bestaat eveneens uit kunstenaars. De onderscheiding als vakprijs aanduiden is verleidelijk, maar dat zou impliceren dat de beeldende kunst als vak wordt gezien en dan kom je al gevaarlijk dicht in de buurt van het ambacht. Daarmee wordt het criterium van de creatio, de scheppende kracht oftewel het artistieke proces en de beslissingen die daaruit voortvloeien, naast alle materiaalkennis en technische vaardigheden onvoldoende belicht. ‘Algemene criteria bestaan niet meer’, is ook kunsttheoreticus Camiel Winkel van mening. In zijn essay ‘De Mythe van het
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
kunstenaarschap’ volgt die conclusie na de volgende waarneming: ‘Meer dan andere kunstvormen wordt de beeldende kunst geplaagd door de onbenoembaarheid van haar vakinhoud. De specifieke expertise van de beeldende kunstenaar laat zich niet in algemene zin definiëren; een dergelijke definitie vormt eerder de kritische inzet van het artistieke proces dan dat zij er een onbetwistbaar fundament onder legt.’ Een kunstenaarsprijs onderscheidt zich van andere kunstprijzen doordat de commissies of jury’s die deze onderscheidingen toekennen vaak een gemêleerde samenstelling hebben en behalve uit kunstenaars ook bestaan uit kunstcritici, kunsthistorici, andere kunst- of cultuurbobo’s en zelfs ook uit externen. Kunstenaars leggen – hoe subjectief ook - andere criteria aan en kijken vanuit het kunstenaarschap, met de betrokken ogen van een maker. En dat zal menig laureaat als extra waardevol ervaren. Jaarlijks begint de jury van drie leden al rond de jaarwisseling met haar speurwerk. Dit mondt uit in de voordracht aan het bestuur, dat ook grotendeels uit kunstenaars bestaat. Doordat elk jurylid maar drie jaar aanblijft, en er volgens een rooster jaarlijks één jurylid aftreedt en voor een ander plaatsmaakt, wisselt de jury steeds van samenstelling. Hierdoor is er enerzijds een constante, maar wordt anderzijds de blik op de kunstdisciplines telkens vernieuwd. De bekroonde kunstenaars hebben een win-winsituatie: niet alleen krijgen zij een aanzienlijke geldsom en een mooie bronzen plaquette, maar tevens een tentoonstelling in een museum of andere tentoonstellingsplek van aanzien. Overigens is de expositie iets van de laatste jaren. Doordat de landelijke media doorgaans ruimschoots aandacht besteden aan de bekendmaking van de prijs, de tentoonstelling en de prijsuitreiking krijgt de reputatie van de kunstenaars een flinke PR-boost. En al die aandacht voor de prijswinnaars en de expositie straalt natuurlijk ook positief af op de prijs zelf. Van het prijzengeld blijft niets aan de strijkstok van de fiscus hangen, een prettige bijkomstigheid voor de kunstenaar. Omdat er geen prestatie voor geleverd wordt is de prijs belastingvrij. Naar de prijs kan niet gesolliciteerd worden, noch kan er iemand voor worden voorgedragen. Het verrassingseffect is daardoor optimaal. De tegenwoordige secretaris en bestuurslid van het eerste uur Edith Sont: ,,De prijs is een pure waardering van de individuele artistieke kwaliteit en dus geen aanmoedigingsprijs of prijs die voortkomt uit sociale beweegredenen. Het gaat om het dan gerealiseerde oeuvre als geheel. In die zin kun je het zien als een oeuvreprijs.’’
//
13
02
// Een instituut in de Nederlandse kunstwereld
Pendelen tussen Almen en Amsterdam
// Na de dood van haar ouders is Jeanne Oosting gefortuneerd. Behalve ‘Het Elger’ in Almen, een 19de-eeuws buiten in de landelijke setting van de Gelderse Achterhoek dat ze in 1955 aankocht, beschikte Jeanne na 1968 over een royaal pied-à-terre in de vorm van een paar etages in Amsterdam. In Almen verblijft ze vooral in de zomer. In de winter is ze meestal in Amsterdam te vinden. Haar levenslange vrienden Charlotte van Pallandt, Adriaan Roland Holst en Kees Verwey zoeken haar op in haar zomerverblijf, maar ze had ook vriendinnen in de buurt, zoals mevrouw Bonger-Van der Borch tot Verwolde, die een grote Redon-verzameling bezat en de dichteres Ida Gerhardt met wie ze jarenlang vooral een intensieve briefwisseling onderhield. In Almen laat Jeanne in haar actieve jaren haar maatschappelijke betrokkenheid op een andere manier zien. De dorpsbewoners noemen haar ‘Tante Jane’ of ‘de Juffrouw van het Elger’, en brutaler: ‘de Amsterdamse Parisienne’. Volgens de annalen is ze nauw betrokken bij het dorpsleven. Zo zit ze bijvoorbeeld in de jury van de stoelendans bij het jaarlijkse school- en volksfeest en doet ze mee aan het zogeheten ‘vogelschieten’. Tijdens de optochten waarbij het hele dorp uitloopt mag de stoet met de muziekvereniging ‘Juliana’ voorop in haar tuin omkeren naar het dorp en bij een lustrum houdt ze in café De Hoofdige Boer een ontvangst voor buren en vrienden. Het dorp krijgt een bank bij de bushalte en de school grafisch werk voor aan de muur. Haar geliefde piano waar ze tot hoge leeftijd op blijft spelen schenkt ze aan de dorpskerk. Twee jaar na haar dood op 96-jarige leeftijd in 1994 wordt zij geëerd voor haar hartelijke band met en opstelling tegenover de dorpelingen met een glas-inloodraam boven de zijdeur van de kerk. De beeltenis is gebaseerd op een werk van Jeanne zelf.
In den beginne // De eerste samenkomst van het bestuur van de Jeanne Oosting Stichting in 1970 had plaats in haar atelier in haar huis aan het Oosterpark. ,,Het ging er in het begin allemaal heel informeel aan toe”, vertelt Ploos van Amstel. ,,Piet Witteman, een kunstminnend rechter bij het hof in Amsterdam die daarnaast vele bestuurlijke functies in de kunstwereld bekleedde, was voorzitter, Jeanne beheerde de financiën, Edith Sont was lid en ik secretaris (schilder en tekenaar Sont volgt Ploos van Amstel later op als secretaris, een functie die ze tot op de dag van vandaag bekleedt). Daar zaten we dan, tja, aan de keukentafel eigenlijk. Het was er bepaald kil; Jeanne was een matig stookster. Ze leefde zuinig.” Hij schiet in de lach: ,,In Spartaanse omstandigheden verdeelden we haar vermogen. Een aanzienlijk deel van dit vermogen is na haar dood naar de Jeanne Oosting Prijs gegaan. Het kapitaal is verstandig belegd;
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
dividend en rente bedruipen de stichting en hebben al menige recessie overleefd. Een deel van het kapitaal is afkomstig uit het te gelde maken van haar kunstcollectie, nadat Jeanne eerst nog bij haar leven de belangrijkste werken verdeelde onder musea als het Rijksprentenkabinet, het Fries Museum, Museum Henriette Polak en Gemeentemuseum Maassluis. Haar vaste galerie, Galerie De Krijtkring in Hoorn, gaf zij opdracht de kunstwerken die overbleven te verkopen. Al bleef er zelfs toen nog een residu over van werk op papier van mindere kwaliteit, maar ook litho’s van haar hand uit de Parijse tijd, mappen waarvan jammer genoeg uit iedere oplage wel wat ontbreekt.’’ Jeanne Oosting bleef zoals gezegd zeker nog enige jaren na haar negentigste verjaardag actief schilderen en grafiek maken. Een mijlpaal die ze naar eigen zeggen in een paginagroot artikel dat na haar verjaardag (5 februari) verscheen in NRC Handelsblad (op zaterdag 13 februari in de rubriek Hollands Dagboek), vierde met ‘twee dozijn’ gasten – overwegend kunstenaars - in haar geliefde Schiller in Amsterdam. Het artikel dat volgens de gehanteerde formule een dagboek is van een week - in dit geval van 4 tot en met 10 februari 1988, is luchtig en humoristisch van toon en laat zien hoe onverminderd positief zij in het leven staat. Omstreeks haar negentigste heeft ze (retrospectieve) tentoonstellingen in haar galerie De Krijtkring in Hoorn en Museum Aemstelle in Amstelveen. Ze verkoopt nog goed en er verschijnt een monografie over haar leven en werk, geschreven door Hans Redeker.
Sober // Hoewel Jeanne zich niet altijd kon vinden in de nominaties, ging ze er wel altijd mee akkoord. Ploos van Amstel: ,,Ja, met sommige voordrachten was ze minder gelukkig, maar een veto heeft ze nooit uitgesproken.’’ Oosting was medebepalend in de samenstelling van de jury en de voordracht voor nieuwe juryleden, vertelt hij, ,,Maar Edith Sont en ik hadden meer kennis van de jongere generatie kunstenaars, immers onze collega’s. Onze juryvoorstellen accepteerde ze dan ook zonder morren.’’ Hoewel de prijzen een flink bedrag vertegenwoordigden, was het jaarlijkse etentje in Schiller ter ere van de prijsuitreiking sober: na de uitreiking werd er alleen gegeten met het bestuur. Ploos van Amstel lacht: ,,Ja, het moest niet te gek worden. Later toen Jeanne er al niet meer bij was, hebben we dat als bestuur veranderd en werden de bekroonden en jury ook uitgenodigd voor het diner.’’ De enveloppen gevuld met contanten had ze zelf in haar keurs, zo vertelt hij. ,,Op het moment suprême trok ze die enveloppen te voorschijn en overhandigde ze deze aan de prijswinnaars. Het ging er altijd heel geanimeerd aan toe. We zaten gezellig rond een grote tafel en daar presideerde
//
15
02
// Een instituut in de Nederlandse kunstwereld
zij dan tijdens de uitreiking. Ze kon goed haar zegje doen en nam zelf het initiatief om de laureaten beter te leren kennen.’’ De jaren voor haar overlijden nam haar bemoeienis steeds meer af. De laatste keer dat Jeanne er zelf bij was in het roemruchte café-restaurant aan het Rembrandtplein, is tekenend voor haar persoonlijkheid en levensinstelling, zo vertelt hij verder. ,,Ze bracht het de laatste jaren fysiek niet meer op bij de uitreikingen aanwezig te zijn. De laatste keer kwam ze in een rolstoel met haar verzorger. Als ze Schiller al voor het eten moet verlaten, draait ze zich op het laatste moment om en roept: Leve de schilderkunst!’’
Uit de map ‘Chairs’, litho
Letter & geest // In veertig jaar is het landschap van de beeldende kunst diepgaand veranderd. Met de verschuivingen in de ontwikkeling van de beeldende kunst ontstonden nieuwe musea, sloten andere hun deuren, smolten academies samen, ontstonden nieuwe opleidingen, ondergingen academies naamsveranderingen of verhuisden, zoals Ateliers ’63 (van Haarlem naar Amsterdam). Natuurlijk zijn de statuten van de Jeanne Oosting Prijs hoe je het ook wendt of keert geworteld in hun tijdsgewricht en daarmee sowieso al een interessante weergave van de opvattingen over de beeldende kunst anno 1970 en van de stichteres in het bijzonder. De prijs is bedoeld als stimulans voor figuratief werkende kunstenaars in de schilder- en aquarelleerkunst. De figuratie is zich blijven ontwikkelen, maar ook is de positie van deze disciplines tussen 1970 en 2010 binnen het landschap van de beeldende kunst schoksgewijs verschoven. Dit zou zo nu en dan bij de jurering voor problemen zorgen. Temeer omdat het bestuur als bewaker van de statuten niet voetstoots iedere nominatievoordracht over hoeft te nemen. Het is namens de stichting gerechtigd dit advies op te volgen of niet. Deze bestuurlijke gang van zaken levert aardige kunsthistorisch getinte anekdotes op. Zo maakt de jury in 1988 (bestaande uit Paul Husner, Jan Spiering en Gerbrand Volger) haar dilemma kenbaar over de in haar ogen veranderde tegenstelling abstracte versus figuratieve kunst. Ze geeft toe dat een ‘kleine verschuiving in de interpretatie van het begrip figuratief’ heeft meegespeeld in haar overwegingen. Als reden geven de juryleden op dat de scheiding abstract - figuratief inmiddels minder scherp is geworden en vooral voor de jongere generatie geen strijdpunt meer is. “Abstracte’ en ‘figuratieve’ beeldelementen’, zo geeft het rapport aan, ‘worden tegenwoordig vaak door elkaar gebruikt.’ Om niet in strijd met de in het kader van de prijs gestelde jureringcriteria te handelen, vinden de juryleden het nodig de twee begrippen nog eens te herformuleren. Kunst die abstract is, is volgens hen: kunst die op geen enkele manier naar de één of andere werkelijkheid verwijst. En daar valt niets op af te dingen.
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
‘De wijn’, kleurets en aquatint
Hun ontsnapping aan het in hun ogen minder harde criterium ‘figuratief’ staven zij echter met de volgende bewering: ‘Zolang het uitgangspunt van de kunstenaars de wereld om ons heen blijft’, mag er van figuratieve kunst gesproken worden. Een jaar later echter, in 1989, valt de jury (Edith Sont, Paul Husner en Jan Spiering) een groeiende belangstelling op voor de figuratieve schilderkunst en: ‘niet in het minst van de jongere generatie’. Opgelucht wordt vastgesteld: ‘Laat dat nu precies het gebied zijn waar de Jeanne Oosting Prijs zich op richt…’ Soms werkt de ontwikkeling van een kunstenaar met betrekking tot het criterium figuratief in zijn voordeel. Of, in het geval van Mariëtte Linders in 1995, in haar voordeel. Uit het rapport van de jury bestaande uit Vera de Groot, William Lindhout en Roland Sohier: ‘Waar figuratie en abstractie in haar (Linders) werk in het verleden om voorrang streden, lijkt, zoals onlangs op haar tentoonstelling in het Dordrechts Museum was te zien, het pleit voorlopig beslecht ten gunste van de figuratie.’ En sterker nog: ‘Dankzij deze keuze wint het werk aan scherpte.’ De juryrapporten zijn ook een vertaling van de stand van zaken en ontwikkelingen in de beeldende kunst. Zo is de observatie van de jury in 1996 (Arno Kramer, Christine Koenings, Roland Sohier) dat het wel meevalt met het beeld dat wordt geschetst in de toonaangevende kunsttijdschriften dat de actuele beeldende kunst zou worden beheerst door installatiekunst ‘waarin het tijdelijke, het vluchtige en onaffe wordt benadrukt’ én ’de geïnstitutionaliseerde expositieruimte als beperkend wordt ervaren’. Volgens de jury laat ‘een tocht langs musea en galeries voor hedendaagse kunst zien dat het geloof in de waarde en betekenis van het autonome kunstwerk vooralsnog onaantastbaar is’. Met deze ‘tocht’ wordt natuurlijk gedoeld op de maandenlange zoektocht van betrokken juryleden naar gekwalificeerde genomineerden voor de Jeanne Oosting Prijs 1996. Daarmee wordt hun verweer zwakker, want hoewel ze ongetwijfeld goed op de hoogte zijn van de ontwikkelingen, is hun queeste toch in eerste instantie vooral gericht op vertegenwoordigers van de schilder- en aquarelleerkunst. Maar goed, de figuratie wordt met regelmaat dood verklaard door kunstcritici. Het commentaar van juryleden Elizabeth de Vaal, Christine Koenings en Arno Kramer in 1997 is een tikje cynisch: ‘De figuratie is dood, leve de figuratie! In het kader van de Jeanne Oosting Prijs is het wel aardig om dit nog eens vast te stellen, maar het maakt voor de toekenning eenvoudig weg niet uit omdat de regels voor de prijs al tientallen jaren vaststaan. De geschiedenis van de prijs heeft in voldoende mate aangetoond dat er volop beweging zit in die figuratieve kunst. Afhankelijk van wat in dit geval de juryleden inbrengen, wordt er soms langs de
//
17
02
“Veel gelukkiger ben ik met een dromerige tuin of in een bevriend, harmonisch interieur, waar de geruisloze komst van de muze zich meer waarmaakt dan in alle wereldsteden bij elkaar! Natuurlijk maak ik een uitzondering voor Parijs, maar dat is dan ook mijn tweede vaderland en mij zo bekend.” (1988)
// Een instituut in de Nederlandse kunstwereld
randen van de figuratie gezocht naar kunstenaars die de moeite waard zijn te nomineren.’ Daarna merkt de jury op dat sommige van de statutair vastgelegde criteria van de prijs haar handen nog eens extra bindt: alleen kunstenaars die een tentoonstelling hebben gehad in de periode voor de prijsuitreiking, komen in aanmerking. Terecht merkt de jury op dat onder deze beperkende voorwaarde een grote hoeveelheid interessante personen afvalt. Maar die beperkende voorwaarde brengt volgens de jury in 1998 (Jacobien de Rooij, Arno Kramer, Elizabeth de Vaal) ook een gunstig aspect van de prijs in beeld. Namelijk dat bij ‘de prijswinnaars van de laatste jaren’ een grote diversiteit te zien was waarop de figuratie in de schilderkunst een rol heeft gespeeld. ‘Soms was zij minder direct zichtbaar, soms was de werkelijkheid enigszins gemanipuleerd en soms was zij fragmentarisch.’ Twee jaar later wordt de voordracht van de jury in 1999, bestaande uit Elizabeth de Vaal, Jacobien de Rooij en Krien Clevis niet overgenomen. Wat nu? Deze gang van zaken levert een even verrassende als interessante oplossing op: Philip Akkerman krijgt de prijs voor de aquarelleerkunst en Elly Strik de prijs voor de schilderkunst. Eigenlijk had het andersom gemoeten. Strik was aanvankelijk voorgedragen voor de aquarelleerprijs. Gewaarschuwd door een telefoontje van de voorzitter van het bestuur Ploos van Amstel anticipeert de vakjury op een mogelijke afwijzing. Ze doet dat door te wijzen op het feit dat de beoogde prijswinnende kunstenaar strikt genomen niet met waterverf werkt, maar wel een techniek hanteert die de geest van het aquarelleren benadert. ‘En’, zo stelt de juryvoorzitter Elizabeth de Vaal: ‘Elly Strik werkt met zeer sterk door terpentine verdunde olieverven en transparante lakken. Ze gebruikt het wit van het papier om de transparante doorschijnendheid van haar pastelkleurige beelden te verkrijgen, die op de extreem grote vellen papier zonder voorafgaande andere bewerkingen worden neergezet. Zo ook wordt de ‘blondheid’ van het papier letterlijk gebruikt door grote delen gemarkeerd open te laten. De facetranden, zo kenmerkend bij de aquarelleerkunst zijn ook in haar werk aanwezig. (...) Het bovenstaande is formeel en betreft de techniek, die op een zeer specifieke en eigenzinnige manier, op de spits wordt gedreven.’ Het doet denken aan het Engelse humoristische gezegde: ‘If it walks like a duck, quacks like a duck, and looks like a duck, it must be a duck’. Maar desondanks neemt het bestuur de voordracht niet over. Louter omdat Strik nu eenmaal volgens de letter van de criteria van de prijs voor aqua-
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
relleerkunst niet met waterverf schildert. Het zakelijke en daarmee onverzettelijke oordeel van het bestuur luidt: ‘Wij gaan ervan uit dat Jeanne Oosting heeft gedoeld op de maker van waterverfschilderijen of -tekeningen en ook indien zij nog leefde datzelfde doel voor ogen zou hebben.’ De conclusie van het bestuur is dat men Strik de prijs dus niet kan toekennen met daaraan gekoppeld het verzoek aan de jury alsnog met een voordracht te komen die conform de statuten is. Het bestuur moet die criteria nu eenmaal naleven en dus respecteren. Een patstelling? Nee, de oplossing is simpel. Niet Philip Akkerman krijgt zoals gezegd de prijs voor schilderkunst, maar Elly Strik. Want hoewel Akkerman vooral bekend staat als schilder, maakt hij ook aquarellen. En dat niet alleen – en dan komt de verrassing of het geluk bij het jury-ongeluk en daarmee de legitimering in tweede instantie – deze werken op papier vertonen ‘een ongedachte kwaliteit van een kunstenaar wiens schilderijen meer bekendheid genieten; de kwetsbaarheid van het mediumgebruik weet hij in zowel technisch als inhoudelijke zin recht te doen. Hij wijkt daarbij niet af van zijn thematiek: het zelfportret.’ Sterker nog: ‘De aquarellen zijn luchtiger, lichter en terloopser dan zijn schilderijen, wat zijn oeuvre een meerwaarde geeft. (...)’. Pfff, of om met Shakespeare te spreken ‘All is well that ends well’. In 2001 krijgt Elizabeth de Vaal zelf de Jeanne Oosting Prijs. Tegenwoordig een onmogelijkheid, omdat een jurylid volgens een latere statutenwijziging tenminste vijf jaar is uitgesloten van de prijs. Met betrekking tot de winnaar van de aquarelleerprijs, Stan Klamer, merkt de jury (Jan van der Pol, Hans Ebeling Koning en Krien Clevis) op dat aquarellisten die de waterverf als zelfstandig medium opvatten met een autonome beeldkwaliteit, dun gezaaid zijn. Het lijkt er zelfs even op dat niet de figuratie, maar de aquarel ditmaal een wisse dood is gestorven. Het tegendeel blijkt het geval. Tot de jury’s eigen verbazing, zo lijkt het. Er zijn voldoende kandidaten te vinden die de vroegtijdige doodverklaring van de waterverf anno 2001 logenstraffen. In 2003 is de oogst aan aquarellisten weer geringer en constateert men toch dat de techniek bij jonge kunstenaars kennelijk niet zo in tel is. Met Victor Roerade vinden de juryleden echter een zeer geschikte kandidaat voor de prijs voor aquarelleerkunst. Of deze prijs in 2008, toen Sipke Huismans hem kreeg (en Paul Nassenstein de prijs voor de schilderkunst) nog wat gefrons van wenkbrauwen opleverde is niet bekend. Maar Huismans zou Huismans niet zijn als hij deze techniek comme il faut zou toepassen. Is er sprake van een aquarel of van een sculptuur? Uit het juryrapport: ‘Maar ook ambachtelijk onttrekt hij zich aan conventies, wanneer hij als drager zich niet beperkt tot het eerbiedwaardige handgeschept aquarelpapier, maar het platte beeld tot naar dozen, tot ruimtelijke vormen bouwt. Sculpturale aquarellen, het
//
19
02
// Een instituut in de Nederlandse kunstwereld
is ongehoord. Het stichtingsbestuur van de Jeanne Oosting Prijs heeft kandidaten wel voor minder afgeschoten.’ Niets is meer waar. Een andere kunstenaar, genomineerd voor de prijs voor olieverfschilderkunst, krijgt het eerbetoon niet omdat hij overwegend met tempera schildert.
Tentoonstellingslocaties // De waarde van de Jeanne Oosting Prijs in de wereld van de beeldende kunst wordt benadrukt door de locaties voor de tentoonstelling van de respectievelijke prijswinnaars. Vanaf 1996 is dat elk jaar op een andere plek. Tot de instellingen die de Jeanne Oosting Prijs gastvrijheid boden, horen grote musea zoals het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem en het Centraal Museum te Utrecht en middelgrote musea zoals Museum de Wieger in Deurne, Museum Kranenburgh in Bergen, Het Henriette Polak Museum in Zutphen en het Fries Museum te Leeuwarden. Maar ook oude kunstenaarsverenigingen als Arti et Amicitiae in Amsterdam en Pulchri in Den Haag. Edith Sont: ,,We hebben altijd mooie tentoonstellingslocaties gehad. Hoewel de instellingen, die we een jaar tot twee jaar voor een prijsuitreiking benaderden, nooit van tevoren wisten wie er ging winnen, wilden ze altijd graag gastheer zijn van de prijs. Alleen Museum Belvédère in Friesland gaf aan dat hun programmering een tentoonstelling niet aankon. Bij grootschalig werk zou het halve museum meteen vol zijn en het reguliere expositieprogramma in de verdrukking raken. Een heel respectabel standpunt.’’ Statistiek // Hoe verhoudt de Jeanne Oosting Prijs zich tot andere kunstprijzen in Nederland? De Nederlandse culturele wereld kent volgens een inventarisatie in 2004 van de Boekmanstichting bijna 700 prijzen. Koploper is de muziekwereld met 170 prijzen, gevolgd door de literaire wereld met 155. De beeldende kunst & vormgeving is een goede derde met 130. De musea en bibliotheken kennen er slechts 5. Volgens diezelfde inventarisatie winnen minder bekende kunstenaars aan het begin van hun loopbaan de kleinere (geld)prijzen en gaan de meer bekende kunstenaars met de grote prijzen aan de haal. In het geval van de Jeanne Oosting Prijs gaat deze vlieger niet op. De prijs gaat in sommige gevallen naar een jong talent onder de 35 jaar (als we het criterium aanhouden van de Koninklijke Subsidie voor de Schilderkunst), maar dat wil niet zeggen dat vertegenwoordigers van de middengroep, kunstenaars tussen 36 en 50 jaar, en de oudere kunstenaars, van 50 jaar en ouder, niet net zo vaak tot de laureaten behoren. En hoe is het gesteld met de man-vrouwverhouding? Fiftyfity hoeft niet want dat is niet in overeenstemming met de statistieken. Maar het moet gezegd: van de tachtig bekroonden met deze nota bene door een vrouwe-
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
Portret van Magda Kuitenbrouwer, olieverf op doek
lijke kunstenaar ingestelde prijs zijn er slechts 27 vrouw. Natuurlijk kun je beweren dat de veertig jury’s die de voordrachten deden alleen naar de kwaliteit keken - lovenswaardig op zich - en zich niet lieten leiden door een positief discriminatoir criterium als de man-vrouwverhouding van de laureaten. Maar neem je de algemene maatschappelijke ontwikkeling in aanmerking waarin de man-vrouwverhouding na 1970 steeds meer is gelijkgetrokken, dan zijn er toch wat jury’s in gebreke gebleven door de kwaliteit van het werk van de vrouwelijke kunstenaars onvoldoende te onderscheiden. Dat de meeste laureaten werkzaam zijn/waren in Amsterdam is eveneens een opvallend feit. Ongetwijfeld zijn de meeste kunstenaars te vinden in grote steden. De vraag dringt zich echter op waarom het talent zich, zoals blijkt uit de juryvoordrachten, meer in Amsterdam ophoudt dan in Rotterdam, Utrecht of Den Haag. Heeft dit te maken met de samenstelling van de jury’s, of anders gezegd, getuigt dit van een zekere subjectiviteit? Of is dit louter het gevolg van het blote feit dat veel afgestudeerden wonen en werken in de stad waar ze studeerden? En, toegegeven, Amsterdam heeft ten opzichte van de andere grote steden de meeste academies, de dichtste bezetting aan musea, andere presentatieinstellingen en galeries. Een dergelijk klimaat is medebepalend voor de plaats van vestiging van kunstenaars.
Synergie
// Hoe het ook zij, de naamgeefster van de Jeanne Oosting Prijs heeft veel synergie in het Nederlandse beeldende kunstlandschap teweeggebracht. Goed, de beeldende kunst zit anno 2010 anders in elkaar. Kunstenaars uiten zich meer en meer multi- of interdisciplinair. Maar gezien de positieve impuls die uitgaat van de Jeanne Oosting Prijs en het moeizame bestaan van veel kunstenaars, zelfs al
//
21
02
// Een instituut in de Nederlandse kunstwereld
Geraadpleegde bronnen: -Diverse juryrapporten Jeanne Oosting Prijs -Hans Redeker, Jeanne Oosting, De Walburg Pers, Zutphen, 1979 -Hollands Dagboek, NRC Handelsblad, 13 februari 1988 -Hans Abbing, Why are Artists Poor? The Exceptional Economy of the Arts. Amsterdam: Amsterdam University Press, 6 juni 2002 -Kester Freriks, Gegroet mijn gezonde pol veldkruid; De briefwisseling van Ida Gerhardt en Jeanne Bieruma Oosting. NRC Handelsblad, vrijdag 9 juli 2004 -Andre Nuchelmans, Alles heeft zijn prijs. Overzicht kunstprijzen Nederland. Boekman Stichting 62, 2005 -Camiel Winkel, essay ‘De mythe van het kunstenaarschap’, een uitgave van het Fonds BKVB, 2007
is er succes, vraag je je toch af: waar blijft de navolging van de loyale en royale houding die Jeanne Oosting tentoonspreidde ten behoeve van haar collega’s en van de schilder- en aquarelleerkunst? Er zijn toch nog steeds welvarende kunstenaars die zich een dergelijke prijs zouden kunnen veroorloven? Het kunstenaarsbestaan is in vele gevallen nog steeds geen vetpot. Stipendia en studiebeurzen zijn hard nodig. Lees het nog steeds actuele boek van Hans Abbing ‘Why are Artists Poor?’ (2002) er maar op na. De beeldende kunst is een sector die voor ongeveer de helft van haar inkomsten afhankelijk is van subsidies en donaties. Toch is een bestaan als kunstenaar onverminderd populair onder jongeren. Ook al betekent het in de meeste gevallen dat kunstenaars vaak de sponsor zijn van hun eigen kunstenaarschap en zich in leven moeten houden door bijbaantjes of andere nevenactiviteiten. En hoe zou de naamgeefster van de prijs zelf tegen de ontwikkelingen van de laatste jaren hebben aangekeken? Ploos van Amstel: ,,Jeanne heeft de tentoonstellingen verbonden aan de prijs nooit meegemaakt. Dus was haar kennis van de laureaten in de meeste gevallen beperkt tot een enkeling die ze bijvoorbeeld via Arti et Amicitiae kende. Ze hield de ontwikkelingen in de beeldende kunst niet echt bij, is mijn indruk. Liet zich er ook nooit over uit.’’ ,,Een enkele keer zegt er wel eens iemand uit het bestuur tijdens de beoordeling van de voordracht van de genomineerden door de jury of bij de nabeschouwing: ‘Zou dit in de geest van Jeanne zijn?’ Nou, dat soort hypothetische vragen, daar moet je niet aan beginnen. Dat is een gepasseerd station. Kijk, de laatste jaren zijn er wel eens laureaten geweest waarvoor ik persoonlijk niet snel zou hebben gekozen, maar gezien het artistieke klimaat moet je dit wel accepteren.”
Aart van der Kuijl
03
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
Winnaars Jeanne Oosting Prijs t/m 2010
Schilderkunst
Aquarelleerkunst
1970 1971 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988
Wim Steijn (1914-1980) Clara de Jong (1928-2005) Daniëlle Kooi (1947-2006) Paul Husner Jopie Roosenburg-Goudriaan (1913-1997) Gerbrand Volger Annemarie Fischer Jaap Hillenius (1934-1999) Otto de Kat (1907-1995) Ed Dukkers (1923-1996) Jan Roeland Dick Zwier (1915-1993) Selma Trapman Jacques van Alphen Marian Plug Paul Hugo ten Hoopen Jan Sierhuis Erick ten Broecke
Cuno van der Steene Theo Heynes (1920-1990) Dirk van Gulik (1904-1982) Dora Esser-Wellensiek (1917-1995) Martin Postma Jet Schregardus (1935-2005) Clara de Jong (1928-2005) Mariëtte Nijsten (1939-1991) Co Westerik Peter Vos (1935-2010) Dick Cassée Jan Spiering (1937-1994) William Lindhout Pieter Hermanides Constant Nieuwenhuys (1920-2005) Willem den Ouden Jef Diederen (1920-2009) Lei Molin (1927-1990)
23
03
// WINNAARS JEANNE OOSTING PRIJS t/m 2010
Schilderkunst
Aquarelleerkunst
1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Hanneke Daane Jan van der Pol Annette Ong Hillebrand van Kampen Sandra Derks Amitai Ben David Floor van Keulen Lisa Couwenbergh Hans Ebeling Koning Fons Haagmans Elly Strik Mai van Oers Elizabeth de Vaal Pien Hazenberg Ronald Zuurmond Ronald Ophuis Ria Rettich (1939-2006) Dora Dolz (1941-2008) Gé-Karel van der Sterren Paul Nassenstein Ina van Zyl Emo Verkerk
Rein Dool Harry Visser Henri Plaat Marjolijn Juray (1945-2001) Ronald Versloot Sylvie Zijlmans Mariëtte Linders Helen Frik Hans de Wit Gijs Assmann Philip Akkerman Reinoud van Vught Stan Klamer Arie Berkulin Victor Roerade Fred Fritschy Gabriëlle van de Laak Henri de Haas Marinus Fuit Sipke Huismans Pieter Kusters Rob Voerman
04
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
Een keuze uit 80 Website en boek bevatten globaal dezelfde teksten. De website biedt zicht op alle tachtig kunstenaars die de prijs sinds 1970 gekregen hebben. Voor deze publicatie, die eenmalig is, kozen wij uit elke periode van vijf jaar één schilder en één aquarellist, om zo toch een overzicht te geven van veertig jaar prijzen.
1971 Clara de Jong (1928-2005)
Laureaat Schilderkunst Woonde en werkte in Amsterdam Clara (Visser-)de Jong was een geëngageerd kunstenaar. Zowel in haar werk als in het dagelijks leven kwam zij op voor de positie van de vrouw en onderdrukten in de wereld. Deze houding werkte ook door in haar schilderijen en aquarellen die zij een maatschappelijke betekenis meegaf, zoals de portretten van kinderen en sociaal zwakkeren die zij in Vlaanderen schilderde. ‘Het is de gelijktijdigheid die me verbaast en verontrust; terwijl mijn kind aan het spelen was in de tuin werden dorpen in Vietnam met napalm bestookt.’
www.harryvisser.com Meertje, olieverf, 1987, 100 x 45 cm
25
04
// Een keuze uit 80
Boulevard Périphérique, aquarel
1974 Dora Esser-Wellensiek (1917-1995)
Laureaat Aquarelleerkunst Woonde en werkte in Amsterdam / Dordogne Dora Esser had in de onderwerpskeuze voor haar aquarellen oog voor het ‘mesjogge’ in de maatschappij. De route périphérique om Parijs legde ze vaker vast dan zijn schilderachtige pleintjes. Ze kon zich flink vastbijten in een compositie die, zo vond zij, de vereiste spanning moest hebben: ‘Het duurt soms wel een jaar voor ik het zie’. Ze vestigde zich samen met haar man, de beeldhouwer Esser, in de Dordogne. Ruimtelijkheid in de waterverven stond voorop: ‘Ik wil er zo graag met mijn ogen in kunnen wandelen’.
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
1976 Jet Schregardus (1935-2005)
Laureaat Aquarelleerkunst Woonde en werkte in Alkmaar Van Jet (Hindrijettha Margaretha) Schregardus zijn een vijftal vroege tekeningen bekend met Amsterdamse stadsgezichten (Kattenburg, Wittenburg). Verder maakte zij etsen, aquarellen, pastels en werkte zij in olieverf. Naast stadsgezichten zijn in haar oeuvre klassieke onderwerpen te vinden als stillevens, landschappen, kinderen en andere figuren. Schregardus werkte in een expressionistisch getinte stijl en was ondermeer lid van de Hollandse Aquarellistenkring en de Nederlandse Kring van Tekenaars.
Zuidfrankrijk, aquarel, Âą 1980, 56 x 51 cm
27
04
// Een keuze uit 80
1979 Otto B. de Kat (1907-1995)
Laureaat Schilderkunst Woonde en werkte in Haarlem (later Laren) Dat de veelzijdige schilder, grafisch ontwerper, docent en kunstcriticus Otto de Kat de intimisten Bonnard, Vuillard, Mattisse en De Staël bewonderde, is duidelijk te zien aan zijn schilderijen en vooral aan zijn interieurs. Zijn typerende stijl ontwikkelde hij rond 1960. De Kat werkte in Nederland, België, Engeland, Duitsland, Italië en Frankrijk. Het landschap vond hij een ‘bruikbaar genre’ dat aanleiding gaf voor een emotionele, dan wel mathematische, dynamische of statische interpretatie. ‘Abstraheren om te distilleren’ was zijn motto.
Tafel met wijnfles, olieverf / doek, 1968, 46,5 x 65,5 cm collectie Museum Henriette Polak
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
Uitbundig, aquarel, pen, krijt / Japans papier, 2003, 12,2 x 12,7 cm
1979 Co Westerik (1924)
Laureaat Aquarelleerkunst Woont en werkt in Den Haag Naast grafiek wisselen tekenen, aquarelleren en schilderen elkaar af in het oeuvre van Co Westerik waarin hij, inzoomend en sterk uitvergroot, een verontrustende realiteit weergeeft. Is deze koortsachtig werkende kunstenaar even klaar na een tekenvlaag dan is het tijd een schilderij te beginnen. Tekeningen ontstaan spontaan, schilderijen naar aanleiding van een idee. IdeeĂŤn en vondsten worden snel vastgelegd op een velletje papier. Als de tijd rijp is verwerkt hij de schets tot een schilderij waarbij het streven is, zo dicht mogelijk bij de allereerste emotie van het concept te blijven.
29
04
// Een keuze uit 80
1980 Ed Dukkers (1923-1996)
Laureaat Schilderkunst Woont en werkt in Amsterdam Aanvankelijk is in het werk van Ed Dukkers een expressionistische tendens te zien. Zo nam hij met Appel, Corneille en Rooskens deel aan de tentoonstelling ‘Tien jonge schilders’ in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Maar al snel wordt zijn werk realistischer en krijgen literaire, surrealistische thema’s zijn belangstelling. Dood, erotiek en rituelen zijn in zijn tekeningen en schilderijen nauw met elkaar verweven. Hij maakte in een heldere beeldtaal, met een grote passie voor vorm, kleur en compositie, talloze variaties op traditionele thema’s als naakt, stilleven en landschap.
Naar links, olieverf / doek, 1983, 50 x 50 cm, particuliere collectie
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
Op het land, aquarel, 1996, 64 x 94 cm
1989 Rein Dool (1933)
Laureaat Aquarelleerkunst Woont en werkt in Dordrecht Vorm en kleur zijn vanaf de jaren tachtig, als Rein Dool zich meer werpt op de gouache en aquarel, steeds belangrijker. Zijn stijl verandert in die jaren diepgaand doordat hij dankzij deze technieken een directere stijl hanteert. De composities worden eenvoudiger. In zijn ‘Doolhoofden’ geeft hij zijn karakteristieke types en profil weer met een simpele lijnvoering en een stip als oog. De (monumentale) keramiek blijkt later even waardevol als natuurlijk bij zijn kunstenaarschap te passen. www.reindool.nl
31
04
// Een keuze uit 80
Schilderij, olieverf /doek, 2010, 200 x 150 cm
1990 Jan van der Pol (1949)
Laureaat Schilderkunst Woont en werkt in Amsterdam Begin jaren tachtig ontwikkelde Jan van der Pol de gewoonte visuele overpeinzingen, de tekeningen of aquarellen die hij dagelijks produceert, in boekvorm te bewaren. Deze dagboeken gebruikt hij als uitgangspunt voor zijn monumentale doeken. Van der Pol maakte aanvankelijk stadslandschappen. Later komt in een expressionistische met geometrisch abstracte vormen vermengde stijl het portret en de koppenreeks op als motief. ‘Het opsommen van de reeksen brengt een ogenschijnlijke compositieloosheid teweeg die ik als heel prettig ervaar.’ Naast olieverven en aquarellen maakt hij ook grafiek zoals litho’s en linoleumsneden.
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
1993 Ronald Versloot (1964)
Laureaat Aquarelleerkunst Woont en werkt in Amsterdam In de verstilde schilderijen en aquarellen van Ronald Versloot is een mooie trait d’union tot stand gebracht tussen grafiek en schilderkunst. Door de techniek van de linosnede strategisch toe te passen in zijn schilderijen heeft hij een oud probleem in de schilderkunst getackeld: de verhouding figuur / achtergrond. De contouren van de personen worden in lino met slagschaduw weergegeven in een geschilderde omgeving (bijvoorbeeld interieurs, landschappen). Hierdoor blijft de aandacht zowel op hen als op de handeling gericht. In zijn werk onderzoekt Versloot vooral het grensgebied tussen beeld en zijn betekenis.
I need you, acryl / linnen, 2010, 60 x 70 cm
33
04
// Een keuze uit 80
z.t., aquarel, 2007, 31 x 23 cm
1995 Floor van Keulen (1951)
Laureaat Schilderkunst 1995 Woont en werkt in Amsterdam Floor van Keulen heeft, ongevoelig voor wat in zwang is in de kunst, een totaal eigen beeldtaal en opvatting van de werkelijkheid ontwikkeld. In zijn uitgebalanceerde figuratieve schilderijen combineert hij mensfiguren en cartoons met abstracte vormen. Hierbij put hij uit een rijke fantasie en een beeldarsenaal dat hij in de loop der jaren opbouwde - vaak vastgelegd in kleine schetsen op allerlei losse blaadjes. Het gaat in zijn tekeningen, schilderijen en muurschilderingen niet om de details maar om de overkoepelende emotie die het werk oproept.
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
1997 Hans Ebeling Koning (1931)
Laureaat Schilderkunst Woont en werkt in Epe Oppervlakkig beschouwd lijken de ingetogen schilderijen en gouaches van Hans Ebeling Koning natuurgetrouwe weergaven. Dat klopt, want hij werkt altijd met voorwerpen of in en naar de natuur. Zijn stillevens en natuurschilderingen zetten je echter op het verkeerde been, vooral door de uitsnede en het buitenissige kleur- en vormgebruik. Dit vervreemdende element zit ook in de voorstelling zelf. Zijn werk is dan ook niet in een stijl of stroming te plaatsen. Ebeling Koning is een eenzelvig mens, wars van trends, pathetiek en esthetische behaagzucht, die zich in elk nieuw werk opnieuw uitvindt. www.hansebelingkoning.com
Inktpotten, olieverf / doek, 1990, 130 x 100 cm, collectie Rijksmuseum Twenthe
35
04
// Een keuze uit 80
1999 Philip Akkerman (1957)
Laureaat Aquarelleerkunst Woont en werkt in Den Haag Philip Akkerman schildert zelfportretten. Vanaf januari 1981 heeft dit genre hem definitief in zijn greep. Zelf had hij gedacht dat het hooguit enige weken in beslag zou gaan nemen. Inmiddels zijn we duizenden zelfportretten in allerlei stijlen verder. Eind jaren negentig kende hij zijn eigen fysionomie zo goed, dat de spiegel niet meer nodig was. Zijn stijl profiteerde hier van; hij kon nu nog vrijer schilderen. Het onderliggend thema is de tijdloosheid en het mens-zijn. Zijn portretten in aquarel zijn luchtiger en lichter van toon dan die in olieverf.
Tekening, papier, 2010, 40 x 34 cm
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
Latrine by night, Poland 1944, olieverf / doek, 2002, 345 x 480 cm
2004 Ronald Ophuis (1968)
Laureaat Schilderkunst Woont en werkt in Amsterdam. De huid van de schilderijen van Ronald Ophuis is een metafoor voor het menselijk leed. De doorwerkte textuur bereikt hij door verf weg te schuren, in te kerven, te bekrassen, waarmee die net zo beschadigd wordt als de angstige, keiharde werkelijkheid die hij afbeeldt. Het leven laat soms diepe sporen na. Die sociale bewogenheid wijst ons op de beestachtige kant van de mensheid; bepaald geen kunst om te behagen. De scènes zijn als visuele vuistslagen waarvan het nabeeld diep is ingebrand op het netvlies. www.ronaldophuis.nl
37
04
// Een keuze uit 80
Dam in oude Houthaven, aquarel, 2009, 32,5 x 45 cm
2004 Fred Fritschy (1932)
Laureaat Aquarelleerkunst Woont en werkt in Amsterdam Vlak voordat de zon bijna ondergaat wordt schilder, tekenaar en graficus Fred Fritschy actief. Het diffuse licht maakt dat de kleuren minder fel zijn en de vormen van het landschap vervloeien; alleen de silhouetten blijven over. Het liefst werkt hij tegen de zon in, ook fraai ochtendlicht is dan niet te versmaden. Grote kleurvlakken en sfeer verdringen de details. Het Franse landschap heeft in al zijn veelzijdigheid zijn voorkeur, maar Fritschy is ook rond Amsterdam te vinden.
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
2006 Henri de Haas (1937)
Laureaat Aquarelleerkunst Woont en werkt in Amsterdam De beelden die Henri de Haas frapperen blijven opgeslagen tot zij uitmonden in een werk, dikwijls een aquarel; waterverf ligt hem het best. Veelzijdig als hij is maakt hij grafiek, schilderijen, keramiek, film, muziek- en theaterproducties (o.m. de Dogtroep). Aquarelleren is een passie, zijn techniek onconventioneel: figuren en objecten vloeien niet in elkaar over. De vormen worden begrensd door het uitgespaarde wit van het papier (de tegenvorm) waardoor ze winnen aan ruimtelijkheid. De lucide, maar overvolle voorstellingen (wel eens omschreven als droombeelden) zijn gebaseerd op indrukken die soms terugvoeren tot WO-II.
Donker bos, aquarel, 2009, 120 x 150 cm
39
04
// Een keuze uit 80
z.t., olieverf/acryl op doek, 2004, 120 x 100 cm, privécollectie
2007 Gé-Karel van der Sterren (1969)
Laureaat Schilderkunst Woont en werkt in Amsterdam Het wereldbeeld in de figuratie van Gé-Karel van der Sterren is bepaald niet optimistisch te noemen, eerder verontrustend en apocalyptisch. De ramp heeft zich net voltrokken of staat te gebeuren. Zijn verfgebruik daarentegen lijkt daar haaks op te staan: het palet wordt bepaald door heldere, bijna vrolijke kleuren. Plat en pasteus wisselen elkaar af, net als de verfstreken die soms gedoseerd en dan weer met grote gebaren zijn aangebracht. De figuratieve voorstelling lijkt af en toe een alibi voor hem om zich abstract uit te leven. www.gekarel.com
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
41
042
// Titel Hoofdstuk
05
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
43
Prijswinnaars en musea sinds 1996
Schilderkunst //Aquarelleerkunst
1996 GEMEENTE MUSEUM MAASSLUIS Helen Frik // Lisa Couwenbergh 1997 MUSEUM HENRIETTE POLAK, ZUTPHEN Hans Ebeling Koning // Hans de Wit 1998 FRIES MUSEUM LEEUWARDEN Fons Haagmans // Gijs Assmann 1999 MUSEUM DE WIEGER, DEURNE Elly Strik // Philip Akkerman 2000 DE BUITENPLAATS, EELDE Mai van Oers // Reinoud van Vught 2001 MUSEUM VOOR MODERNE KUNST, ARNHEM Elisabeth de Vaal // Stan Klamer 2002 GEMEENTEMUSEUM MAASSLUIS Pien Hazenberg // Arie Berkulin 2003 MUSEUM HENRIETTE POLAK, ZUTPHEN Ronald Zuurmond // Victor Roerade
2004 MUSEUM DE WIEGER, DEURNE Ronald Ophuis // Fred Fritschy 2005 PULCHRI STUDIO, DEN HAAG Ria Rettich // Gabriëlle van de Laak 2006 ARTI ET AMICITIAE, AMSTERDAM Dora Dolz // Henri de Haas 2007 CENTRAAL MUSEUM UTRECHT Gé-Karel van der Sterren // Marinus Fuit 2008 MUSEUM KRANENBURGH, BERGEN Paul Nassenstein // Sipke Huismans 2009 GEMEENTEMUSEUM MAASSLUIS Ina van Zyl // Pieter Kusters 2010 MUSEUM HENRIETTE POLAK, ZUTPHEN Emo Verkerk // Rob Voerman
044
// Titel Hoofdstuk
06
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
//
45
Lijst van juryleden sinds 1973 1973 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Otto de Kat Jacob Kuyper Jacob Kuyper H.W. Peters H.W. Peters Jacob Kuyper Greet Sikkinghe Greet Sikkinghe Greet Sikkinghe Gerbrand Volger Gerbrand Volger Edith Sont Edith Sont Edith Sont Vera de Groot Vera de Groot Vera de Groot Arno Kramer Arno Kramer Arno Kramer Krien Clevis Krien Clevis Krien Clevis Peter Blokhuis Peter Blokhuis Peter Blokhuis Hans Landsaat Hans Landsaat Hans Landsaat Lisa Couwenbergh Frank Lisser Frank Lisser
Dick Lammers Friso ten Holt Martin Postma Martin Postma Martin Postma Martin Postma Martin Postma Martin Postma Gerbrand Volger Paul Husner Paul Husner Paul Husner Jaap Hillenius Jaap Hillenius Jaap Hillenius William Lindhout William Lindhout Christine Koenings Christine Koenings Jacobien de Rooy Jacobien de Rooy Jacobien de Rooy Jan van der Pol Jan van der Pol Jan van der Pol Gerbrand Volger Gerbrand Volger Gerbrand Volger Margreet Bouman Margreet Bouman Margreet Bouman Ronald Ophuis
Jacob Kuyper Paul Hugo ten Hoopen Jaap Hillenius Jaap Hillenius Jaap Hillenius Jaap Hillenius H.W. Peters Jan Spiering Jan Spiering Jan Spiering Jan Spiering Jan Spiering Tijmen van Grootheest Tijmen van Grootheest Tijmen van Grootheest Roland Sohier Roland Sohier Roland Sohier Elisabeth de Vaal Elisabeth de Vaal Elisabeth de Vaal Hans Ebeling Koning Hans Ebeling Koning Henk Zomer Henk Zomer Henk Zomer Henk Zomer Tom Hageman Tom Hageman Tom Hageman Erik Mattijssen Erik Mattijssen
07 De toekenning van de prijs
Deze publicatie is een eenmalige uitgave bij het 40-jarige jubileum van de Jeanne Oosting Prijs, een jaarlijkse prijs die de schilderes en grafica Jeanne Bieruma Oosting (1898-1994) uit haar persoonlijke middelen in 1970 heeft ingesteld. Met haar overlijden is bij testamentaire beschikking de Jeanne Oosting Stichting opgericht, die de prijstoekenning voortzet.
b. een prijs van zevenduizend vijfhonderd euro ( â‚Ź 7.500,- ) aan die in Nederland wonende schilder(es), die naar het oordeel van bestuur en jury in het betreffende jaar heeft uitgeblonken in het maken van aquarellen in figuratieve stijl.
De Jeanne Oosting Stichting heeft als doel de bevordering van de beeldende kunst in Nederland door het jaarlijks toekennen van:
De procedure // De kandidaten voor de prijs worden door een jury voorgedragen aan het bestuur.
a. een prijs van zevenduizend vijfhonderd euro ( â‚Ź 7.500,- ) aan die in Nederland wonende schilder(es), die naar het oordeel van bestuur en jury in het betreffende jaar heeft uitgeblonken in het maken van schilderijen in figuratieve stijl;
Deze jury bestaat uit drie beeldend kunstenaars, die door het bestuur benoemd worden na voordracht van bestuur of jury; de juryleden hebben maximaal drie jaar zitting; Indien door de jury geen overeenstemming
De prijs heeft meer het karakter van een oeuvreprijs dan van een aanmoedigingsprijs voor jonge kunstenaars.
40 jaar Jeanne Oosting Prijs
wordt bereikt, maakt het bestuur een keuze uit de voorgestelde kandidaten. Indien bestuur of jury van oordeel is dat in een van bedoelde disciplines niet voldaan wordt aan de gestelde artistieke eisen of maatstaven, hebben zij de bevoegdheid gemelde prijs/prijzen niet toe te kennen. Bestuur noch jury kunnen ongevraagde nominaties of voordrachten voor de prijs accepteren.
Het bestuur // van de Jeanne Oosting Stichting 2010 bestaat uit: Mr. Piet Witteman, erevoorzitter Jhr. Jaap Ploos van Amstel, voorzitter Edith Sont, secretaris Drs. Daan Meijer, penningmeester Gerbrand Volger Marc Volger Jury 2010: Erik Mattijssen Ronald Ophuis Frank Lisser
De expositie // Sinds 1996 wordt in wisselende musea in het land, het werk van de bekroonde kunstenaars geĂŤxposeerd. De prijsuitreiking vindt plaats bij de opening van de tentoonstelling.
www.jeanneoostingstichting.nl
//
47
08
// Colofon
Uitgave // Jeanne Oosting Stichting 2010 Samenstelling // Edith Sont Teksten // Aart van der Kuijl, kunsthistoricus Jaap Ploos van Amstel, beeldend kunstenaar Edith Sont, beeldend kunstenaar Eindredactie // Maarten Brock Redactie // Edith Sont Grafisch ontwerp // Michael Kolf - Picadia, Haarlem Met dank aan // RKD Pictoright Stadsarchief Amsterdam Museum Henriette Polak, Zutphen En aan alle kunstenaars die aan de totstandkoming van deze publicatie meewerkten. Drukwerk // ORO Grafisch projectmanagement Oplage // 500 exemplaren Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbenden. Bij de totstandkoming van dit boek hebben de samenstellers toestemming verkregen de afbeeldingen in dit boek te gebruiken.Indien derden desondanks denken rechten te kunnen doen gelden wordt hen verzocht contact op te nemen met de uitgever.
ISBN 978-90-816448-1-5
“Ik geloof niet aan schilderrichtingen, ik geloof in goede schilderijen n’importe van welke richting. Over enkele honderden jaren zal blijken hoe klein deze onderlinge, nu groot lijkende verschillen waren. In mijn lange leven heb ik zó veel modernismen en modieusheden elkaar zien opvolgen. Een zekere in stand gehouden traditie, stoelend op een contact met de natuur, lijkt me de ruggegraat van het voortbestaan van werkelijk blijvende kunst.” (1955)
Uitgave Jeanne Oosting Stichting 2010