Lesmateriaal Tica groep1-2

Page 1

groep

Taalgerichte technieklessen voor groep 1 tot en met 8

1/2

groep

3/4

groep

5/6

groep

7/8

Algemene Handleiding - Tica | Taalgerichte technieklessen voor groep 1 tot en met 8

Tica |


ALGEMENE HANDLEIDING

Colofon Tica is ontwikkeld door de CED-Groep op initiatief van het Programmabureau VTB (Verbreding Techniek Basisonderwijs)

Ontwikkeling lessen Colette Mathijssen Giselle Alders Astrid Kraal Technische input & adviezen Hein van den Bemt Peter Hollinga Eindredactie Petrelle Tomassen

Ofschoon iedere poging is ondernomen om de volgens de auteurswet rechthebbenden van de in dit boek opgenomen teksten en illustraties te traceren, is dit in enkele gevallen niet mogelijk gebleken. In het onderhavige geval verzoekt de CED-Groep rechthebbende met hem contact op te nemen.

Š CED-Groep Rotterdam, Unit Onderzoek en Ontwikkeling

Algemene Handleiding - COLOFON Colofon

Vormgeving Xavier Troost, Pixel:ID, Rotterdam Met dank aan leerlingen en leerkrachten van Het Spectrum, Passe-Partout en De Valentijnschool te Rotterdam voor hun adviezen en het uitproberen van de lessen

1


ALGEMENE HANDLEIDING

Inhoudsopgave Hoofdstuk Bladzijde 1 Inleiding 3

2 Doelstelling en doelgroep

3

3 Opzet 3 3.1 Evaluatie van de les 5 4 Inzet 6

5 Talige techniekopdrachten en technische taalopdrachten 7 5.1 Taal en techniek in de verschillende fasen 7 5.2 Opdrachtkaarten, taalkaarten en informatiekaarten 8

6 Vier techniekdomeinen

7 Kerndoelen, tussendoelen en lesdoelen 11

8 Samenwerkend leren 11

Literatuur 12

Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8:

Overzicht thema’s, lessen en inzet Kalender voor inzet lessen Begrippenlijst Interactief voorlezen Rolwisselend lezen Techniekdomeinen Kerndoelen en Tussendoelen Werkvormen voor samenwerkend leren

14 15 16 20 21 23 26 29

Algemene Handleiding - INHOUDSOPGAVE

9

2


ALGEMENE HANDLEIDING

1. Inleiding In 2010 moet techniek op eenderde Techniek coördinator proefschool: van alle Nederlandse basisscholen zijn opgenomen in het onderwijsprogramma, “Aan de leerlingen zal het niet liggen, die vinden de organisatie en het beleid van de het allemaal erg interessant. Het zijn eerder de school. Voor de scholen vormt tijdgebrek leerkrachten die door onbekendheid en tijdgebrek wat huiverig zijn om techniek op het rooster te een knelpunt om techniek in te voeren; zetten. Maar met een kant-en-klare lessenserie er is geen tijd om techniek als apart vak zoals nu ontwikkeld is, is die stap al een stuk op het rooster te zetten. Daarom heeft minder groot.” het Programmabureau VTB (Verbreding Techniek Basisonderwijs) aan vijf didactische instellingen (CED-Groep, APS, KPC-Groep, SLO en ECN) de opdracht gegeven om techniek te verbinden met taal. De lessenreeks Tica is een uitwerking van de CED-Groep.

2. Doelstelling en doelgroep De hoofddoelstelling van Tica is dat leerlingen taal leren door techniek én vice versa. Subdoelstellingen zijn dat leerlingen beter presteren op het gebied van taal, techniek en samenwerkend leren en dat leerlingen in een Noëlla uit groep 3: zo vroeg mogelijk stadium geënthousiasmeerd raken voor techniek. Tica is ontwikkeld voor leerlingen van groep 1 tot “Techniek is leuk en cool.” en met 8 van het basisonderwijs.

Tica bestaat uit 28 lessen verspreid over zeven thema’s. Elk thema bevat een les voor groep 1/2, 3/4, 5/6 en 7/8. De duur van een les varieert van één tot drie lesuren. De lessen van Tica hebben over het algemeen allemaal dezelfde opbouw. De lesbeschrijvingen van alle lessen beginnen met algemene informatie over de les, zoals het thema, de talige en de technische doelen waar in die les aan gewerkt wordt, de begrippen, de benodigde materialen - uitgaande van 30 leerlingen per groep - en de voorbereiding. Daarna volgt de beschrijving van de verschillende lesfasen: Barst maar los!, Ontdek en onderzoek, Ontwerp en maak, Laat maar zien! Met de verschillende fasen wordt in Tica flexibel omgegaan. In sommige lessen worden alle fasen doorlopen. Op die manier doorlopen de leerlingen een compleet technisch ontwerpproces van begin tot einde. In andere lessen worden slechts twee of drie fasen doorlopen. Ook de volgorde waarin de verschillende fasen doorlopen worden, varieert.

Algemene Handleiding - Tica

3. Opzet

3


ALGEMENE HANDLEIDING

3. Opzet (vervolg) ar los!

a Barst m

r Lesduu

In de fase Barst maar los! wordt het (technische) onderwerp van de les op een speelse manier geïntroduceerd zodat de nieuwsgierigheid en het enthousiasme van de los! r a a m uur de leerlingen uitgedaagd t worden geprikkeld. In sommige lessen ars Lesdworden Bleerlingen l e k voeren en brainstormen Do enze over de opdracht en over om een opdracht uit teegaan o ! z s r o e l d r n a nrolos! ur ka anrtsdttem Lesdu Bmogelijke aeaoplossingen. O m uur

Lesd Doerliepnpen ek o z r e d n Beg en o Ontdek oelleen Dvoeren ek o z r In deze fase o doen de leerlingen onderzoek. Ze e d n k azoek Doe nexperimenten uit en er komen a n e m r k e n e d e d n en on over het betreffende onderwerp. in deze fase pa Oteksten epn bod rirpopdrachten ntttdweekraan l egtDe O B n a i Ovormen e een voorbereiding op het ontwerpenM enaontwikkelen van een technisch pen product. ak egrriip a B m n p e g pen p r e e B w t n l O ateriaraeiding M k a a enzim Voorbe al erap ena!ak m r n a e Oanatttw p r m e riaavan tebasis LOInndewOntwerp l de onderzoeksresultaten Ma en maak-fase maken de leerlingen op ateria M g een ontwerp. Dit ontwerp moet bijdragen aan een oplossing ereidinvoor het gestelde b r o ! o n V e probleem.aHet wordt uitgewerkt tot een concreet (deel)product. r ziontwerp g Laat ma ng diin eerreeiid b r o o b g r V n o i ! o d i n V re zien! e r b r a o a o V t m ar zie Laa Laat ma ng c 14,9ze dat in Als de leerlingen een concreet product ontwikkeld bereoidldipresenteren rhebben, o o Itali V B ! d n a e i i deze fase. ennde hele les worden ook yr r z houden ze een wedstrijdje. DeMproducten aSoms i g d i e aat ma in deze fase. Als er geen product isogemaakt, r Lgeëvalueerd e b g r wordt in alleen de les V o ! rbereid 9 n o e i o z V r geëvalueerd. a alic 14, a ! t I m n d t e l i a o z a B r L at maa Myriad La 4,9 talliicc 1 I d l 4,9 o 1 B d oldIta Myyrriia B M ad

Algemene Handleiding - Tica

Bars

4


ALGEMENE HANDLEIDING

3.1 Evaluatie van de les Een les kan op allerlei manieren eindigen, bijvoorbeeld met een presentatie, of een wedstrijd, of een liedje. Het is belangrijk om de les te evalueren met de leerlingen. Het doel van zo’n evaluatie is het verzamelen van bewijs van het leren en het reflecteren op het leerproces. De meest gangbare vormen van evaluatie, zoals proefwerken, doen niet altijd recht aan het Leerling uit groep 4: genoemde doel. Themafolders, portfolio’s en werkstukken doen dat wel. Daarom kan na een “Ik vond de les van techniek heel leuk les - naar eigen keuze - één van deze vormen van en ik wil meer van techniek leren”. evaluatie worden ingezet.

Portfolio Een portfolio lijkt op een themafolder, met het verschil dat een leerling in een portfolio zijn beste werk stopt dat hij kiest uit wat hij gedurende de les heeft gedaan. In tegenstelling tot bij de themafolder, worden er voor het portfolio geen nieuwe dingen meer gemaakt. Spullen die de leerling erin stopt, kunnen door hem ook weer vervangen worden, totdat de leerkracht aangeeft dat de leerling zijn portfolio definitief moet maken. Dan beoordeelt de leerkracht het werk dat de leerling in het portfolio heeft gestopt. Werkstuk Na een les kan de leerkracht de leerlingen ook een ‘werkstuk’ laten maken, bijvoorbeeld een schrijfproduct. Daarin verwoordt een leerling hoe hij de les ervaren heeft. Een werkstuk wordt altijd gemaakt op basis van criteria die voorafgaand aan het werkstuk zijn gesteld. Deze criteria moeten voor alle leerlingen bereikbaar zijn en ze hebben betrekking op de inhoud en de vorm van het werkstuk. Het werkstuk is een proces: de leerkracht of een medeleerling beoordeelt het werkstuk, waarna de leerling het nog kan bijstellen. In bijlage 1 is een overzicht van alle thema’s en lestitels opgenomen. Dit overzicht geeft ook aan op welk moment in het schooljaar de lessen ingezet kunnen worden (zie ook 4. Inzet).

Algemene Handleiding - Tica

Themafolder Een themafolder is een insteekfolder waarin een leerling alles opneemt wat hij relevant vindt met betrekking tot een uitgevoerde les. De themafolder geeft een overzicht van de les. De leerling bepaalt zelf wat in de themafolder terecht komt. Het is zijn reflectie op wat hij heeft gedaan. In de themafolder worden tekeningen gemaakt, korte verslagen getypt, digitale foto’s van gemaakte producten geplakt enzovoorts. Na afronding kan een leerkracht de leerling vragen zijn themafolder te presenteren. Daarbij komt ook aan bod wat hij heeft geleerd. De themafolder wordt vervolgens beoordeeld door de leerkracht, eventueel samen met de klas. Na deze beoordeling krijgt de leerling tijd om zijn themafolder definitief te maken. Op die manier is een themafolder een proces. De leerlingen kunnen het leerlingenmateriaal als leidraad gebruiken bij het maken van hun themafolder.

5


ALGEMENE HANDLEIDING

4. Inzet Er zit een doorgaande leerlijn in de lessen, maar de lessen zijn ook los van elkaar in te zetten. Per leerjaar kunnen drie à vier lessen ingezet worden. De lessen kunnen het beste worden ingezet op een moment dat het onderwerp van de les in de actualiteit is. In bijlage 2 is een kalender opgenomen waarin staat aangegeven wanneer een les het beste behandeld kan worden. Hieruit blijkt dat de meeste lessen op verschillende momenten in het schooljaar ingezet kunnen worden. Slechts voor een paar thema’s geldt dat het moment van inzet heel specifiek is. Bijvoorbeeld groep Leerkracht groep 3: 1/2, thema Feest moet in november ingezet worden, na de aankomst van Sinterklaas in “Dit kan prima in plaats van een taalles”. Nederland. De activiteiten die de leerlingen uitvoeren zijn vakgebiedoverstijgend, gevarieerd en sluiten aan bij de gangbare taal- een wereldoriëntatiemethodes.

De activiteiten die de leerlingen tijdens de lessen uitvoeren, zijn gebaseerd op bestaande techniekactiviteiten. Deze bestaande techniekactiviteiten blijven vaak beperkt tot het uitvoeren van een experiment of het namaken van een bestaand ontwerp. In Tica zijn de bestaande activiteiten uitgebreid. Hierdoor krijgen de opdrachten een steviger context en is er meer ruimte voor talige impulsen. Bij de jongste leerlingen ligt de talige nadruk op mondelinge taal, begrijpend luisteren en woordenschat. De leerlingen voeren al pratend, overleggend, denkend, handelend en spelend activiteiten uit in een Leerling uit groep 6: betekenisvolle situatie. Ze worden aangezet tot zelfontdekkend leren in kleine groepen. Vanaf “Ik vind het leuk om zulke lessen te groep 4 wordt er meer met schriftelijke taal krijgen en ik hoop dat er meer van zulke gedaan. In de hoogste groepen zijn de lessen komen want techniek is leuk. opdrachten omvangrijker. Begrippen In iedere les wordt een aantal begrippen aangeboden. Deze begrippen staan vermeld in de leshandleidingen, bij het lesoverzicht. Ze komen per les meerdere keren voor, in verschillende contexten. De eerste keer dat ze voorkomen, staan ze onderstreept in de handleiding. In bijlage 3 is een begrippenlijst opgenomen.

Algemene Handleiding - Tica

5. Talige techniekopdrachten en technische taalopdrachten

6


ALGEMENE HANDLEIDING

In elke fase is er aandacht voor taal. Soms ligt de nadruk meer op techniek (talige of taalgerichte techniekopdrachten), soms ligt de nadruk meer op taal (technische taalopdrachten). Leerkracht groep 3: Tijdens de brainstormfase Barst maar los! brainstormen en discussiëren de leerlingen met “Ik mark dat deze manier van werken elkaar. Op gestructureerde wijze, bijvoorbeeld inderdaad taal uitlokt bij de kinderen”. met behulp van een woordenweb, formuleren “Laat de hamers en soldeerbouten maar de leerlingen in interactie met elkaar komen!”. mogelijke oplossingen voor gestelde problemen. Ze bedenken daarbij wat ze al van het onderwerp weten. Bij groep 1/2 wordt er in deze fase soms een verhaal voorgelezen op een interactieve manier. In bijlage 4 is (beknopte) informatie opgenomen over interactief voorlezen. In de Ontdek en onderzoek-fase bestaat de talige impuls vooral uit het lezen van informatieve teksten over het onderwerp (met behulp van een stappenplan), het verwerven, oefenen en toepassen van nieuwe woorden (gerelateerd aan de opdracht) en het overleggen met elkaar. In de Ontwerp en maak-fase gaan de leerlingen aan de slag met het ontwerpen en ontwikkelen van een (deel)product. In deze fase ligt de nadruk vooral op techniek en minder op taal. Wel schrijven de leerlingen met behulp van een schrijfkader (een hulp voor het schrijven van een goed gestructureerde tekst) een korte tekst over het ontwikkelde product. De leerlingen werken veel samen en dus in interactie met elkaar. Bij het ontwerpen en maken van hun product maken ze gebruik van de in de Ontdek en onderzoek-fase verworven informatie. Tevens hanteren ze actief de begrippen die in deze fase geleerd zijn. In de laatste fase, Laat maar zien!, staat de presentatie van de ontwikkelde producten en de evaluatie van de les centraal. Dit is een voorbeeld van een technische taalactiviteit. In sommige lessen bereiden de leerlingen in groepjes een korte presentatie voor. In deze presentatie komen verschillende aspecten van het product aan de orde: de aanleiding voor het ontwikkelen van het product, de resultaten van de experimenten en de informatieverzameling, de manier waarop die gegevens zijn toegepast in het ontwerp en de ontwikkeling van het product, het gebruik van het product, enzovoorts. De leerlingen beoordelen aan de hand van een eenvoudig evaluatieformulier elkaars presentaties. In deze fase ligt de nadruk op taal. De inhoud is echter technisch van aard. Als de leerlingen in de les geen technisch product hebben ontwikkeld, evalueren ze de les (zie ook 3.1).

Algemene Handleiding - Tica

5.1 Taal en techniek in de verschillende fasen

7


ALGEMENE HANDLEIDING

5.2 Opdrachtkaarten, taalkaarten en informatiekaarten Om de leerlingen te ondersteunen bij het uitvoeren van de activiteiten en de taalgerichte opdrachten, wordt gebruik gemaakt van opdrachtkaarten, taalkaarten en informatiekaarten. Opdrachtkaarten Opdrachtkaarten komen bij de verschillende lesfasen voor. Op zo’n kaart staat een concrete opdracht: het maken van een woordenweb, het uitvoeren van een experiment, het maken van een model, het geven van een presentatie. Taalkaarten De taalkaarten bieden de leerlingen ondersteuning bij het uitvoeren van de talige aspecten van een opdracht. Een taalkaart bevat bijvoorbeeld een stappenplan voor het lezen van informatieve teksten, tips voor het houden van een presentatie, een hulpmiddel voor het opstellen van een spreekplan, een schrijfkader voor het schrijven van een goed gestructureerde tekst, een evaluatieformulier voor het beoordelen van een presentatie, enzovoorts.

Het stappenplan lezen en Woordhulp Eén van de taalkaarten die herhaaldelijk aan bod komt in het leerlingmateriaal is het ‘Stappenplan lezen en Woordhulp’. Om de leerlingen te ondersteunen bij het lezen van teksten (bijvoorbeeld op de informatiekaarten), maken ze gebruik van het stappenplan. Dit stappenplan is in het leerlingenmateriaal opgenomen. De leerkracht doet eerst een aantal keren voor hoe het stappenplan gebruikt wordt (‘modelen’). De strategieën van ‘rolwisselend lezen’ zijn verwerkt in het stappenplan. In eerste instantie doet de leerkracht, door hardop te denken, voor hoe hij het lezen aanpakt. Geleidelijk kan de expertrol door leerlingen worden overgenomen. Het stappenplan sluit aan bij gangbare stappenplannen in methodes voor strategisch begrijpend leesonderwijs. In bijlage 5 (rolwisselend lezen) is extra informatie opgenomen over het strategisch lezen van informatieve teksten.

Algemene Handleiding - Tica

Informatiekaarten De informatiekaarten bevatten informatie over een bepaald onderwerp. Deze informatie kan in woord en beeld zijn, of alleen in beeld. De leerlingen kunnen de informatiekaarten raadplegen tijdens de Ontdek en onderzoek-fase.

8


ALGEMENE HANDLEIDING

6. Vier techniekdomeinen De lessen sluiten aan bij de vier domeinbeschrijvingen, die voor techniek zijn geformuleerd: constructies, overbrengingen, energieomzettingen en besturingen.

Overbrengingen In het techniekdomein ‘overbrengingen’ gaat het erom dat leerlingen overbrengingen in een ontwerp opnemen en deze overbrengingen toepassen bij het maken van een product. Zij moeten toegepaste overbrengingen kunnen herkennen en kunnen beoordelen of de gekozen overbrengingen adequaat zijn in het licht van de gestelde doelen (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002). Binnen het domein ‘overbrengingen’ wordt gebruik gemaakt van twee basisinzichten (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002): - (Tand)wielen en hefbomen zorgen voor de overbrenging van een beweging of een kracht van het ene onderdeel van een apparaat of machine op het andere. - Een overbrenging kan een kracht vergroten, verkleinen of van richting veranderen, of een beweging versnellen, vertragen of van richting doen veranderen.

Algemene Handleiding - Tica

Constructies In het techniekdomein ‘constructies’ gaat het erom dat leerlingen constructieprincipes in een ontwerp opnemen en deze principes toepassen bij het maken van een product. Zij moeten toegepaste constructieprincipes kunnen herkennen en kunnen beoordelen of de gekozen constructieprincipes adequaat zijn in het licht van de gestelde doelen (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002). Bij constructie en het construeren als activiteit gaat het om het maken en onderzoeken van structuren. Elk product heeft een structuur (een omhulsel): een unieke combinatie van vormen en materialen in relatie tot een functie. Bij het construeren van bijvoorbeeld een bouwwerk gaat het om de functie ‘onderdak geven’, een combinatie van rechthoekige en ronde vormen (een bouwstijl) en een selectie van (bewerkte) materialen (hout, steen, beton, maar ook rietjes, papierstroken en legosteentjes) (Bouwmeester, 1997). Binnen het domein ‘constructies’ wordt gebruik gemaakt van drie basisinzichten (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002): - Met profielen kunnen sterke en toch lichte constructies gemaakt worden. - Constructies worden steviger met driehoeken, bogen, door in verband te bouwen en door de basis breder te maken dan de top. - Door verbindingen worden onderdelen aan elkaar bevestigd tot een groter geheel. Er zijn verbindingen waarbij de onderdelen weer gemakkelijk ontkoppeld kunnen worden en andere die permanent zijn.

9


ALGEMENE HANDLEIDING

Besturingen In het techniekdomein ‘besturingen’ gaat het erom dat leerlingen een besturingssysteem in een ontwerp opnemen en dit besturingssysteem toepassen bij het maken van een product. Zij moeten vaststellen of er sprake is van een besturingssysteem en de functionaliteit van het besturingssysteem kunnen beoordelen (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002). Binnen het domein ‘besturingen’ wordt gebruik gemaakt van één basisinzicht (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002): - Een besturingssysteem maakt met mogelijk een apparaat of machine te laten werken zonder tussenkomst van mensen. Bijlage 6 laat zien aan welke domeinen er in de lessen gewerkt wordt.

Algemene Handleiding - Tica

Energieomzettingen In het techniekdomein ‘energie(omzettingen)’ gaat het erom dat leerlingen in een ontwerp aangeven welke energievormen gebruikt worden en van welke energieomzetting sprake is. Zij kunnen een energievorm omzetten in een andere energievorm. Zij moeten kunnen vaststellen welke energievorm voor het maken en eventueel voor de werking van ene product van belang is en of energievormen in elkaar omgezet worden; beoordelen of de gekozen energievorm adequaat is in het licht van de gestelde doelen (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002). Binnen het domein ‘energieomzettingen’ wordt gebruik gemaakt van drie basisinzichten (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002): - Brandstoffen, stromend water, wind en zon zijn energiebronnen. De mens gebruikt deze energiebronnen voor het opwekken van verschillende vormen van energie: beweging, licht, warmte en elektrische energie. Deze energievormen kunnen in elkaar omgezet worden. - Elektrische energie wordt opgewekt in elektriciteitscentrales. Accu’s en batterijen leveren ook elektrische energie. - Als een spanningsbron wordt aangesloten op een geleidende kring gaat er een elektrische stroom lopen; hoe groter de spanning, des te groter de elektrische stroom in de kring.

10


ALGEMENE HANDLEIDING

7. Kerndoelen, tussendoelen en lesdoelen Er wordt binnen Tica gewerkt aan kerndoelen van verschillende leergebieden. Naast doelen op het gebied van natuur en techniek wordt er gewerkt aan kerndoelen Nederlands. Er wordt niet alleen aan kerndoelen gewerkt, maar ook aan tussendoelen. Voor groep 1 tot en met 3 zijn dat tussendoelen beginnende geletterdheid en voor groep 4 tot en met 8 tussendoelen gevorderde geletterdheid. In bijlage 7 staan alle kern- en tussendoelen opgenomen, waaraan binnen Tica gewerkt wordt. Naast kerndoelen heeft iedere les specifieke talige en technische doelen. Deze doelen staan vermeld in de handleidingen per les.

Binnen de lessen werken de leerlingen vaak samen. Samenwerkend leren dient verschillende doelen. Binnen Tica wordt gewerkt aan de volgende doelstellingen van samenwerkend leren (naar: Bontekoe e.a. 1994). Ten eerste werken de leerlingen samen om de prestaties van alle leerlingen te verbeteren, dus van de goede, de middelmatige en de zwakke leerlingen. Een tweede doel is om de vaardigheid van leerlingen in het samenwerken en in het zelfstandig leren te vergroten, vaardigheden die ze niet alleen op school maar ook in het dagelijkse leven goed kunnen gebruiken. Een derde doel van samenwerkend leren is de onderlinge relaties tussen leerlingen verbeteren, oftewel de leerlingen positieve waardering voor elkaar op laten brengen. Een vierde relevante doel is het verbeteren van de taalvaardigheid van de leerling. Betekenisvolle interactie tijdens het samenwerken bevordert immers de taalvaardigheid. Verschillende werkvormen stimuleren de Leerling uit groep 8: samenwerking en interactie tussen de leerlingen. De leerlingen werken altijd in tweetallen of kleine “Ik hoop dat we meer van deze lessen groepjes, waarbij ze elkaar helpen en uitdagen, krijgen en samenwerken�. informatie uitwisselen, enzovoorts. De verschillende werkvormen met bijbehorende instructies zijn opgenomen in bijlage 8. In de handleidingen van de lessen wordt regelmatig verwezen naar deze werkvormen.

Algemene Handleiding - Tica

8. Samenwerkend leren

11


ALGEMENE HANDLEIDING

Literatuur Aarnoutse, C. & Verhoeven, L. (red.), Zandt, R. van het, Biemond, H. (in voorbereiding), Tussendoelen Gevorderde Geletterdheid. Een leerlijn voor groep 4 tot en met 8. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. Boer, B. e.a. Leefwereld. Natuuronderwijs voor de basisschool. Groningen: Jacob Dijkstra, 1988. Bontekoe, H. e.a., Samen werken, samen leren. Samenwerkend leren in het basisonderwijs. Hoevelaken, CPS, 1994. Bots, R. e.a., Cursus taalgericht vakonderwijs en samenwerkend leren. Rotterdam: CED-Groep/ Het Projectbureau, 2003. Bouwmeester, T., Maak ’t maar. Bronnenboek techniek voor het primair onderwijs. Amsterdam: Meulenhoff Educatief, 1997. Cooke, S., Collaborative Learning Activities in the Classroom: designing inclusive materials for learning and language development. Leicester: Recource Centre for Multicultural Education, 1998. Croon, K. de, M. Coenen en M. van der Ploeg-Feenstra, Ik & Ko, algemene handleiding. Tilburg: Uitgeverij Zwijsen Educatief B.V., 2001. Dekker, B. & P. Krooneman, Basis voor techniek. VTB-auditrapport 2005. Den Haag: Programmabureau VTB, 2005.

Greven, J. & J. Letschert, Kerndoelen primair onderwijs Den Haag: DeltaHage, 1996. High, J. Contact! Actief Tweede Taal Leren. Bewerking voor het Nederlandse onderwijs door Copper, J. e.a. Middelburg: Drukkerij Meulenberg, 2003. Jansen, A. & H. Pronk, Aardrijkskunde & didactiek. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1993. Mommers, C. e.a. Veilig leren lezen. Tilburg: Uitgeverij Zwijsen Educatief B.V., 2003. Nulft, D. van der & M. Verhallen Met woorden in de weer. Bussum: Coutinho, 2002.

Algemene Handleiding - Tica

Greven, J. & A. Kraal, Storyline: leren (lezen) door verhalen. Hoe storyline leerlingen stimuleert om bij wereldoriĂŤntatie teksten te lezen. Enschede: SLO, 2002.

12


ALGEMENE HANDLEIDING

Literatuur (vervolg) Programmabureau VTB, Verbreding Techniek Basisonderwijs. Achtergrondinformatie voor basisscholen. Den Haag: Programmabureau VTB, 2005. Schimmel, J., J. Thijssen & H. Wagenaar, Techniek voor de basisschool. Een domeinbeschrijving als resultaat van een cultuurpedagogische discussie. Arnhem: Citogroep, 2002. Snow, M. & D. Brinton (red.), The Content-based classroom. Perspectives on integrating language and content. New York: Addison Wesley Longman, 1997. Tulder, M. van, De herziene kerndoelen techniek in het basisonderwijs: een quick-scan onder VTB-scholen. Den Haag: Programmabureau VTB, 2006. Veen, M. & R. Bots, Taalspellen in alle vakken. Sociale en communicatieve vaardigheden voor samenwerkend leren. Rotterdam: Uitgeverij Partners, 2000. Verhoeven, L. & C. Aarnoutse (red.) Tussendoelen beginnende geletterdheid. Een leerlijn voor groep 1 t/m 3. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands, 1999. Vos, E. & P. Dekkers, Verhalend ontwerpen. Een draaiboek. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1994.

Algemene Handleiding - Tica

Websites www.programmabureauvtb.nl www.schoolvoorbeelden.nl www.techniekbasisonderwijs.nl/ervaringen01 www.meesterhoewerkthet.nl www.educatievespellen.nl www.ontdeknet.nl www.bredeschool.nl

13


BIJLAGE 1

groep 7/8

groep 5/6

groep 3/4

groep 1/2

Groep

Themalijn Lestitel

Inzet

FEEST

De boot van Sinterklaas

NOVEMBER

JAARGETIJDEN

De kaboutertoren

SEPTEMBER / OKTOBER

NATUUR

In de bonen

MAART / APRIL

REIZEN

Een tent voor muis Miep

JUNI

SPORT

Op de wip

KAN HELE JAAR

VERVOER

Een tas voor je lievelingsboek

OKTOBER

WATER

Een brug voor Hendrika de koe

MAART / APRIL / MEI

FEEST

Pakjes hijsen

NOVEMBER

JAARGETIJDEN

Het waait!

SEPTEMBER / OKTOBER

NATUUR / TECHNIEK

Een hok voor een struisvogel

MEI / KAN HELE JAAR

REIZEN

Zweven door de lucht

JUNI

SPORT

Wie helpt Pieter Pluimstaart?

MAART / APRIL / MEI

VERVOER

Het feest kan beginnen

FEBRUARI of SEPTEMBER

WATER

De botenrace

MAART / APRIL / MEI

FEEST

Dat klinkt als muziek...

DECEMBER

JAARGETIJDEN

Karren in de wind

SEPTEMBER / OKTOBER

NATUUR / TECHNIEK

Help! Brand!

JUNI

REIZEN

Hoe neem ik dát nu mee?

MEI

SPORT

Naar benee met de bobslee!

JANUARI

VERVOER

Alles draait om tandwielen

JANUARI / FEBRUARI

WATER

Wie ontwerpt de mooist brug?

MAART / APRIL / KAN HELE JAAR

FEEST

Feestverlichting

DECEMBER

JAARGETIJDEN

Zo gaat de molen

SEPTEMBER / OKTOBER

NATUUR / TECHNIEK

De aarde beeft!

KAN HELE JAAR

REIZEN

Hoger en hoger!

MAART / APRIL / MEI / SEPTEMBER

SPORT

Reclame voor je club

SEPTEMBER / KAN HELE JAAR

VERVOER

Als de zon maar schijnt!

SEPTEMBER / OKTOBER

WATER

De kracht van water

MAART / APRIL / MEI / JUNI / SEPTEMBER

Algemene Handleiding - BIJLAGE 1

Overzicht thema’s, lessen en inzet

14


BIJLAGE 2

Kalender voor inzet lessen januari

Sport

Natuur

Sport Vervoer Water

Sport Natuur

februari

Sport

Natuur Vervoer 1

Vervoer Water

Sport Natuur

maart

Sport Natuur Water 2

Sport Natuur Water

Water

Sport Natuur Water Reizen

april

Sport Natuur Water

Sport Natuur Water

Water

Sport Natuur Water Reizen

mei

Sport Water

Sport Natuur Water

Water Reizen

Sport Natuur Water Reizen

juni

Sport Reizen

Reizen Natuur

Water Natuur

Sport Natuur Water

Sport Jaargetijden

Jaargetijden Natuur Vervoer 3

Water Jaargetijden

Sport Natuur Water Reizen Jaargetijden Vervoer 4

Sport Vervoer 5 Jaargetijden

Jaargetijden Natuur

Water Jaargetijden

Sport Natuur Jaargetijden Vervoer 6

november

Sport Feest 7

Natuur Feest 8

Water

Natuur Sport

december

Sport

Natuur

Feest Water

Sport Natuur Feest

juli augustus september

oktober

1

groep 1/2 groep 3/4 groep 5/6 groep 7/8

Inzet van dit thema in februari wanneer een carnavalswagen wordt gemaakt. Inzet van dit thema als de koeien buiten lopen. 3 Inzet van dit thema in maart wanneer een fruitcorso- of bloemencorsowagen wordt gemaakt. 4 De race met de zonneauto is om het jaar. 5 Rond kinderboekenweek. 6 De race met de zonneauto is om het jaar. 7 Na aankomst Sinterklaas in Nederland. 8 Na aankomst Sinterklaas in Nederland. 2

Algemene Handleiding - BIJLAGE 2

MAAND

15


BIJLAGE 3a

Begrippenlijst Groep 1/2 Thema Reizen dicht de haring krom open recht de rits de scheerlijn stevig de tent de tentdoek de tentstok

Thema Jaargetijden het dak de deur de hoek los metselen het raam de schoorsteen stevig de toren vast de vloer de vorm

Thema Sport even (even zwaar/even licht) licht omhoog omlaag het onderzoek onderzoeken wippen zwaar

Thema Natuur & Techniek de boon donker droog groeien de grond koud licht nat vochtig de warmte het water

Thema Vervoer groot de handtas het hengsel klein het leer het plastic de rugtas stevig de stof de vorm versieren waterdicht

Thema Water de afstap breed de brug de leuning de oever onderdoor de opstap overheen de overkant de plank de sloot smal sterk het weiland

Algemene Handleiding - BIJLAGE 3a

Thema Feest de achterkant de boeg de bovenkant het dek drijven de mast de onderkant het roer de voorkant de zijkant zinken

16


BIJLAGE 3b

Begrippenlijst Groep 3/4 Thema Reizen dalen gestroomlijnd landen lichtgewicht de neus (van een vliegtuig) de propeller de romp spits de staart stijgen de vleugel het vliegtuig zweven

Thema Jaargetijden draaien het draaipunt hard het jaargetijde het seizoen de storm waaien de wind de windkracht de windrichting zacht

Thema Sport het gewicht de parachute vallen de vorm uitvinden de uitvinding de zwaartekracht zweven

Thema Natuur & Techniek de eigenaar de struisvogel het verblijf het onderkomen stevig veilig het verband de hoek de loopvogel

Thema Vervoer de as het model het onderstel de optocht de organisator de praalwagen de ruimte de wagen het wiel

Thema Water het dek drijven de kiel de mast omslaan het roer voortbewegen de wind het zeil zinken het zwaard

Algemene Handleiding - BIJLAGE 3b

Thema Feest de katrol de haak hijsen de hijskraan neerlaten ophijsen de schijf de stellage de takel(wagen)

17


BIJLAGE 3c

Begrippenlijst Groep 5/6 Thema Reizen de bagage breekbaar bescherming bieden de eigenschap het gewicht heel hoekig ideaal het materiaal het souvenir de verpakking

Thema Jaargetijden bedienen de bestuurder de constructie gestroomlijnd de keuze de ligstoel het materiaal de positie de romp het schaalmodel het zeil

Thema Sport de bocht de goot halfrond de hindernis de looping omhooglopend rollen de U-goot versnellen vertragen de V-goot

Thema Natuur & Techniek de balk de bosbrand de boswachter de constructie de ondergrond opsporen de staaf stabiel de uitkijktoren de verbinding de vuurtoren

Thema Vervoer de ketting (van een fiets) de handrem de kettingaandrijving de kettingkast loodrecht de overbrenging het pedaal het tandwiel de versnelling versnellen vertragen

Thema Water de boogbrug de draaibrug de hangbrug de hefbrug de kade de katrol de ophaalbrug sterk stevig

Algemene Handleiding - BIJLAGE 3c

Thema Feest de klank de koker de (muziek)noot het ritme de snaar spannen de toon de toonhoogte de toonladder trillen/de trilling het (trommel)vel het voorwerp

18


BIJLAGE 3d

Begrippenlijst Groep 7/8 Thema Reizen afkoelen de ballonvaart bedienen de brandstof dalen de gasbrander de opening (op)stijgen verwarmen

Thema Jaargetijden de wieken de poldermolen het tandwiel de constructie de polder droogmalen het gemaal

Thema Sport de as (een sport) beoefenen individueel overlappend de reclame het reclamebord de teamsport de uitslag het Venn-diagram de windkracht

Thema Natuur & Techniek de architect bestand zijn tegen de beving de constructie de eis het kenmerk de trilling de uitdaging

Thema Vervoer de elektriciteit de elektromotor de overbrenging het voertuig de zonne-auto de zonnecel de zonne-energie het zonnepaneel

Thema Water de hydrauliek indrukken de injectiespuit de kracht persen de pneumatiek het scharnier de slang verbinden de zuiger

Algemene Handleiding - BIJLAGE 3d

Thema Feest de batterij de elektriciteit/elektrisch het elektron de fitting de minpool parallel de parallelschakeling de pluspool de schakelaar de serie de serieschakeling de stroom het snoertje de stroomkring

19


BIJLAGE 4

Interactief voorlezen Voorlezen op een interactieve manier stimuleert leerlingen om actief mee te denken, te fantaseren en te vertellen. Daarbij is het de taak van de leerkracht om, in interactie met de leerlingen, woorden en gebeurtenissen in het verhaal toe te lichten. Op die manier krijgen de leerlingen grip op de betekenis en de structuur van het verhaal. Hieronder wordt beknopt uitgelegd wat interactief voorlezen inhoudt. Voorafgaand aan het voorlezen In de introductie legt u een link met eventuele voorkennis en eerder opgedane ervaringen van de leerlingen. Eventuele moeilijke woorden worden toegelicht en de leerlingen worden nieuwsgierig gemaakt naar de inhoud van het verhaal. U noemt de titel van het verhaal en laat een van her verhaal plaatje zien. De leerlingen bedenken waar het verhaal over zou kunnen gaan.

Na het voorlezen De leerlingen reconstrueren het verhaal: ze vertellen het nog een keer, ze geven de juiste volgorde van de gebeurtenissen weer, ze geven de motieven van de personen weer of ze gaan na wat de oorzaak-gevolg relaties in het verhaal zijn. Daarbij worden ze gestimuleerd om met elkaar te overleggen, elkaar aan te vullen of de verschillende rollen in het verhaal na te spelen.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 4

Tijdens het voorlezen U zorgt ervoor dat de leerlingen actief bij het verhaal betrokken worden door bij voorkeur open vragen te stellen. Gesloten vragen die met een enkel woord beantwoord kunnen worden, lokken weinig interactie uit. Stel de vragen gespreid over het verhaal (dus steeds na een voorgelezen passage) en zorg ervoor dat ze betrekking hebben op een essentieel aspect van het verhaal. Het is vaak nodig om vervolgvragen te stellen op een open vraag. U waardeert de eigen inbreng van leerlingen en reageert hierop. In interactie met de leerlingen zorgt u ervoor dat de betekenissen van moeilijke woorden duidelijk worden (door uitleggen, voordoen, aanwijzen en laten zien). Om de leerlingen niet te veel af te leiden moet de interactie tijdens het voorlezen zoveel mogelijk beperkt blijven tot de inhoud van het verhaal. Als het verhaal te vaak onderbroken wordt, kan dat het verhaalbegrip storen.

20


BIJLAGE 5a

Rolwisselend lezen Werken met het stappenplan lezen en de woordhulp Bij Tica kunnen de teksten gelezen worden op een manier die rolwisselend lezen heet. Rolwisselend lezen is een uitwerking van het meester-gezelonderwijs voor begrijpend lezen. Vroeger werden ambachtelijke beroepen geleerd doordat de meester aan zijn gezel voordeed wat hij moest doen. De meester liet zien hoe hij een bepaalde vaardigheid uitvoerde en zijn leerling deed hem stap voor stap na. Bij begrijpend lezen is het voor de leerling niet duidelijk of niet zichtbaar hoe de expert het lezen aanpakt. Veel speelt zich namelijk af in het hoofd van de expert. Door hardop te denken kan de expert duidelijk maken hoe hij bijvoorbeeld een bepaalde strategie toepast. Bij ‘rolwisselend lezen’ wordt er in groepjes gelezen. Een expert denkt hardop, zodat de leerlingen kunnen zien en horen hoe hij het lezen aanpakt. In het begin is de leerkracht de expert, hij staat model voor de leerlingen. En geleidelijk aan nemen de leerlingen de rol van de expert over. Het is de bedoeling dat leerlingen door het gebruik van de leesaanpak bepaalde strategieën en vaardigheden van begrijpend lezen toepassen bij het lezen van informatieve teksten. Hierdoor begrijpen ze de teksten beter. De strategieën bij rolwisselend lezen zijn:

Om de leerlingen te ondersteunen bij het lezen van teksten, maken ze gebruik van het stappenplan. Dit stappenplan is in het leerlingenmateriaal opgenomen. De leerkracht doet eerst een aantal keren voor hoe het stappenplan gebruikt wordt (‘modelen’). De strategieën van ‘rolwisselend lezen’ zijn verwerkt in het stappenplan. In eerste instantie doet de leerkracht, door hardop te denken, voor hoe hij het lezen aanpakt. Geleidelijk kan de expertrol door leerlingen worden overgenomen. Het stappenplan sluit aan bij gangbare stappenplannen in methodes voor strategisch begrijpend leesonderwijs. Bij ‘Voor het lezen’ wordt de tekst geïntroduceerd en de leerlingen oriënteren zich op de tekst. Ze kijken naar de uiterlijke kenmerken (titel, kopjes, plaatjes) en doen aan de hand daarvan een voorspelling (strategie ‘voorspellen’) over het onderwerp van de tekst. Ze gaan na wat ze zelf al weten over dat onderwerp. Bij ‘Tijdens het lezen’ wordt de tekst hardop gelezen. Als er een moeilijk woord of fragment in staat, wordt er een strategie toegepast om de moeilijkheid op te lossen (strategie ‘ophelderen’). Bij een moeilijk woord wordt de woordhulp ingezet. De woordhulp biedt woordenschatstrategieën waarmee leerlingen achter de betekenis van het moeilijke woord kunnen komen. Het gaat hierbij om de strategieën: een omschrijving, synoniem of antoniem in de tekst zoeken, naar de illustratie kijken en het woord analyseren. Wanneer deze strategieën niet werken, kan aan een ander de betekenis worden gevraagd of wordt het woordenboek gebruikt.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 5a

• Ophelderen • Voorspellen • Vragen stellen • Samenvatten

21


BIJLAGE 5b

Rolwisselend lezen (vervolg) Bij ‘Na het lezen’ kijken de leerlingen terug op het leesproces. Ze controleren of hun voorspelling over de tekst (die ze gedaan hebben bij ‘Voor het lezen’) klopt en gaan na of ze de tekst begrepen hebben. Vervolgens vatten ze de tekst samen in een paar zinnen (strategie ‘samenvatten’). Het modelen wordt opgebouwd. Er zijn vier verschillende fasen. In het begin is de leerkracht de expert en leest hardop denkend de tekst voor. Na verloop van tijd neemt een leerling de rol van expert over. De leerkracht kan zelf bepalen hoe ver de leerlingen al zijn (hoe vaak de leesaanpak al aan bod is gekomen) en volgens die fase werken. De leesaanpak: Onderdeel rolwisselend lezen

Fase 1: Klassikaal: u bent de expert.

Fase 2: Klassikaal: een leerling is expert.

Fase 3: Viertallen met ondersteuning: in groepjes lezen.

Fase 4: Viertallen zelfstandig: in groepjes lezen.

Lees de tekst hardop voor. Model door voor, tijdens en na het lezen en achteraf hardop alle stappen van het stappenplan bij de tekst te doorlopen. Overleg met de leerlingen: - bij het achterhalen van de betekenis van een moeilijk bij het vinden van oplossingen van problemen bij het lezen van een tekst; - bij het bedenken van het belangrijkste van een alinea; - bij het samenvatten van de tekst.

Geef een leerling de rol van expert. De leerling leest de tekst hardop voor, modelt de stappen van het stappenplan en overlegt met de overige leerlingen. Geef de leerling daarbij ondersteuning en positieve feedback.

Verdeel de klas in heterogene viertallen. Eén leerling in het groepje is de expert die de stappen van het stappenplan modelt en overlegt met de overige leerlingen. Ondersteun de groepjes.

De leerlingen werken zelfstandig in heterogene groepjes. Eén leerling in het groepjes is de expert die de stappen van het stappenplan modelt en overlegt met de overige leerlingen.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 5b

Bepaal of de leerlingen aan fase 1, 2, 3 of 4 toe zijn. In fase 1 hebben de leerlingen geen of weinig ervaring met rolwisselend lezen, in fase 4 veel. Gebruik in elke fase het stappenplan. Werk volgens de bepaalde fase bij het lezen van teksten:

22


BIJLAGE 6a

Techniekdomeinen - Constructies

Feest Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water Natuur / Techniek Sport Water

Profielen

Feest Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Vervoer Water

Driehoek

Feest Jaargetijden Reizen Sport Jaargetijden Reizen Vervoer

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Water Natuur / Techniek

Feest Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Feest Jaargetijden Reizen Vervoer Water

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Vervoer Water

Natuur / Techniek Reizen Sport Water

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Vervoer Water

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Reizen Water

Boog

Verbanden

Vaste verbinding

Los - vaste verbinding

Feest Reizen Sport Water

Jaargetijden Vervoer Water

Bewegende verbinding

Feest Reizen Sport

Jaargetijden Vervoer Water

Feest Sport Water

Jaargetijden Reizen Vervoer Water

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 7/8 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 5/6 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 3/4

Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water

Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Natuur / Techniek Reizen Sport Water Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Feest Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water

Algemene Handleiding - BIJLAGE 6a

constructies

Barst maar los!

groep 1/2

23


BIJLAGE 6b

Techniekdomeinen - Overbrengingen

Wielen

Jaargetijden Sport Vervoer Vervoer Vervoer

Feest Feest Feest Sport

Water

Kracht vergroten

Feest Sport Water

Feest Jaargetijden Reizen Water

Jaargetijden Sport Vervoer

Kracht verkleinen

Feest Sport

Jaargetijden Reizen Water

Jaargetijden Sport Vervoer

Richting veranderen

Feest Vervoer

Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water

Jaargetijden Sport Vervoer

Versnellen

Feest Sport Vervoer

Jaargetijden Sport Vervoer

Vertragen

Sport Vervoer

Krachtbron

Sport Vervoer

Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Feest Jaargetijden Sport Vervoer Water

Jaargetijden Sport Vervoer

Jaargetijden Sport Vervoer

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 7/8 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 5/6 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

Barst maar los!

ontdek en onderzoek

Jaargetijden Vervoer Feest

Tandwielen Kettingwiel Riem Snaar Hefboom

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

Vervoer

groep 3/4

Jaargetijden Sport Vervoer Jaargetijden Vervoer Vervoer Vervoer Vervoer Jaargetijden Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water

Algemene Handleiding - BIJLAGE 6b

overbrengingen

Barst maar los!

groep 1/2

24


BIJLAGE 6c

Techniekdomeinen - Energieomzettingen

Brandstof Stromend water Windenergie

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 7/8 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 5/6 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 3/4

Jaargetijden Jaargetijden Reizen Sport Water

Feest

Pneumatisch ZonneNatuur / Techniek energie BewegingsFeest energie Sport Vervoer

Licht

Natuur / Techniek

Warmte Geluid Elektriciteit

Natuur / Techniek

Jaargetijden Sport

Jaargetijden

Water Vervoer Feest Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Feest Vervoer

Jaargetijden Sport Vervoer

Jaargetijden Sport Vervoer Water

Feest Feest Vervoer Feest Vervoer Feest Vervoer Feest Vervoer

Accu’s Stroomkring Spanning

Techniekdomeinen - Besturingen

besturingen

Machines Lichtsensor Temperatuursensor Magneetsensor Druksensor Tijdschakelaar Computer

Feest

Vervoer Vervoer

Reizen

Vervoer Water

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 7/8 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 5/6 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 3/4 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

Barst maar los!

groep 1/2

Algemene Handleiding - BIJLAGE 6c

energieomzettingen

Barst maar los!

groep 1/2

25


BIJLAGE 7a

Bijlage 7 Kerndoelen en tussendoelen Kerndoelen Nederlands > Mondeling taalonderwijs 2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. Nederlands > Schriftelijk taalonderwijs 4. De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen. 6. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen.

Oriëntatie op jezelf en de wereld > Natuur en techniek 42. De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. 43. De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind. 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. 45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 7a

Nederlands > Taalbeschouwing, waaronder strategieën 12. De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.

26


BIJLAGE 7b

Tussendoelen beginnende geletterdheid (groep 1 t/m 3) 1 Boekoriëntatie 1.1 Kinderen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen. 1.3 Ze weten dat verhalen een opbouw hebben. 1.4 Ze kunnen aan de hand van de omslag van een boek de inhoud van het boek al enigszins voorspellen. 1.5 Kinderen weten dat je vragen over een boek kunt stellen. Deze vragen helpen je om goed naar het verhaal te luisteren en te letten op de illustraties. 2 Verhaalbegrip 2.1 Kinderen begrijpen de taal van voorleesboeken. Ze zijn in staat om conclusies te trekken naar aanleiding van een voorgelezen verhaal. Halverwege kunnen ze voorspellingen doen over het verdere verloop van het verhaal. 2.3 Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal naspelen terwijl de leerkracht vertelt. 2.4 Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal navertellen, aanvankelijk met steun van illustraties. 2.5 Kinderen kunnen een verhaal navertellen zonder gebruik te hoeven maken van illustraties.

4 Relatie tussen gesproken en geschreven taal 4.3 Kinderen kunnen woorden als globale eenheden lezen en schrijven. Voorbeelden: de eigen naam en namen van voor het kind belangrijke personen/dingen, logo’s en merknamen. 7 functioneel ‘schrijven’ en ‘lezen’ 7.1 Kinderen schrijven functionele teksten, zoals lijsten, briefjes, opschriften en verhaaltjes. 7.2 Kinderen lezen zelfstandig prentenboeken en eigen en andermans teksten. 10 Begrijpend lezen en schrijven 10.1 Kinderen tonen belangstelling voor verhalende en informatieve teksten en boeken en zijn ook gemotiveerd die zelfstandig te lezen. 10.2 Kinderen begrijpen eenvoudige verhalende en informatieve teksten. 10.3 Kinderen gebruiken geschreven taal als een communicatiemiddel.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 7b

3 Functies van geschreven taal 3.1 Kinderen weten dat geschreven taalproducten zoals briefjes, brieven, boeken en tijdschriften een communicatief doel hebben. 3.4 Kinderen weten dat tekenen en tekens produceren mogelijkheden bieden tot communicatie. 3.5 Kinderen weten wanneer er sprake is van de taalhandelingen ‘lezen’ en ‘schrijven’. Ze kennen het onderscheid tussen ‘lezen’ en ‘schrijven’.

27


BIJLAGE 7c

Tussendoelen gevorderde geletterdheid (groep 4 t/m 8) 4 Begrijpend lezen: de leerlingen lezen eenvoudige teksten die verhalend, informatief, directief, beschouwend en argumentatief van aard zijn met begrip en voeren daarbij de volgende leesstrategieën uit: 4.1 Ze bepalen het thema van de tekst en activeren hun voorkennis over het thema. 4.2 Ze koppelen verwijswoorden aan antecedenten. 4.3 Ze lossen het probleem van moeilijke woorden of zinnen op. 4.4 Ze voorspellen de volgende informatie in een tekst. 4.5 Ze leiden informatie af uit een tekst.

7 Leeswoordenschat 7.1 Ze breiden hun conceptuele netwerken uit, zodat diepe woordbetekenissen ontstaan. 7.4 Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het afleiden van de betekenis van woorden uit de tekst. 7.5 Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het onthouden van nieuwe woorden. 7.10 Ze weten hoe ze woorden kunnen opzoeken in naslagwerken (woordenboek, encyclopedie).

Algemene Handleiding - BIJLAGE 7c

6 Informatieverwerving 6.3 Ze zoeken de gewenste informatie op in verschillende informatiebronnen zoals woordenboeken, telefoonboeken, jeugdtijdschriften, schoolkranten en internet. 6.4 Ze zoeken in een documentatiecentrum of schoolbibliotheek een boek of ander materiaal op een efficiënte wijze op met behulp van een trefwoordenlijst of de computer. 6.5 Ze herlezen een tekst of delen van een tekst als dat nodig is. 6.6 Ze stellen zichzelf relevante vragen voor en na het lezen van een tekst. 6.10 Ze maken een schema, uittreksel of samenvatting van een verhalende of informatieve tekst.

28


BIJLAGE 8a

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Denk-Tweetal-Vertel 1. Klassikale start: bedenk in welke heterogene tweetallen de leerlingen later kunnen gaan werken. Stel klassikaal ĂŠĂŠn of meerdere vragen of schrijf vragen op het bord en laat de leerlingen die lezen. 2. Individueel denken: alle leerlingen denken voor zichzelf na over de antwoorden op de vragen. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor krijgen. 3. In tweetallen delen: op uw teken gaan de leerlingen in de heterogene tweetallen zitten. De leerlingen bespreken in tweetallen de antwoorden die ze ieder voor zich bedacht hebben. Het is de bedoeling dat ze het met elkaar eens worden over de antwoorden. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor krijgen. 4. Klassikaal uitwisselen: vraag enkele tweetallen welke antwoorden ze hebben gevonden. Andere leerlingen kunnen daarop reageren.

Samenwerkend leren: Denk-Twee-Vier

Samenwerkend leren: Vier en twee 1. Geef de leerlingen een opdracht (die uit meerdere vragen bestaat) en deel ze in heterogene groepjes van vier in. Binnen de groepjes vormen de leerlingen tweetallen (op uw aanwijzing). 2. De leerlingen werken in tweetallen aan de opdracht. Ze spreken af wie begint, dat is leerling 1. 3. Geef aan welk deel van de opdracht de leerlingen eerst moeten doen. 4. Geef aan dat leerling 1 begint: leerling 1 denkt hardop, leerling 2 denkt mee. 5. Na elke twee of drie vragen draaien de rollen om: leerling 2 denkt hardop, leerling 1 denkt mee. Geef hiervoor een teken. 6. Uitwisselen: op uw teken wisselen de twee tweetallen die samen een groepje vormen hun antwoorden uit. Het is de bedoeling dat ze het met elkaar eens worden over de antwoorden. De opdracht kan dan bijvoorbeeld aan de hand van een antwoordblad worden nabesproken.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8a

Dit is een variatie op Denk-Tweetal-Vertel. Alleen wisselen de tweetallen hun antwoorden uit met een ander tweetal en niet met de hele klas.

29


BIJLAGE 8b

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Woordenweb 1. Deel de leerlingen in heterogene groepjes van drie of vier in. 2. Geef ieder groepje een groot vel papier en stiften in verschillende kleuren. 3. Noem een woord (kernbegrip) en laat van ieder groepje één leerling dat woord midden op het vel papier schrijven. 4. Geef de leerlingen de opdracht om de beurt iets bij het woord te schrijven of te tekenen (met hun eigen kleur stift). Dit moet iets met het woord te maken hebben (bijvoorbeeld een uitleg van het centrale begrip of een verklarende tekening). De leerlingen moeten door middel van pijlen of lijnen een relatie aangeven met wat er al staat. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 5. Klassikaal uitwisselen: op uw teken leggen de groepjes om de beurt aan de rest van de klas uit wat ze hebben opgeschreven. De vellen worden zodanig opgehangen dat iedereen ze goed kan zien.

1. Klassikale start: nummer de leerlingen zodanig dat later groepjes van vier kunnen ontstaan. Wijs ze daarvoor een getal toe van 1 tot en met 4 (5, 6, ..). Stel één of meerdere vragen of problemen aan de orde of schrijf ze op het bord en laat de leerlingen deze lezen. 2. Individueel denken: laat alle leerlingen voor zichzelf nadenken over de antwoorden of de oplossingen. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 3. In viertallen delen: de leerlingen met dezelfde nummers gaan in (willekeurige) viertallen bij elkaar zitten en bespreken de antwoorden of oplossingen die ze bedacht hebben. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 4. Klassikaal uitwisselen: wijs van ieder nummer (1 t/m 4 (5, 6, ..)) één willekeurige leerling aan en vraag naar de antwoorden of oplossingen. Andere leerlingen kunnen hierop reageren. 5. Stel eventueel nog meer vragen of problemen aan de orde of schrijf deze op het bord en herhaal stap 1 tot en met 4.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8b

Samenwerkend leren: Koppen bij elkaar

30


BIJLAGE 8c

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Tafelrondje 1. Deel de leerlingen in heterogene groepjes van vier in. 2. Geef iedere leerling een blaadje. Geef elk viertal een groot vel papier en vier verschillende kleuren stiften. 3. Klassikale start: geef de leerlingen de opdracht (de opdracht heeft verschillende antwoordmogelijkheden). 4. Individueel denken: de leerlingen denken voor zichzelf na en schrijven voor zichzelf een antwoord of oplossing op. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 5. In viertallen delen: op uw teken schrijven de leerlingen één voor één hun bijdrage op een vel papier dat in hun groep rondgaat (met hun eigen kleur stift). De leerlingen moeten schriftelijk op elkaars bijdrage reageren of een aanvulling maken. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 6. Klassikaal uitwisselen: op uw teken leggen de groepjes om de beurt aan de klas uit wat ze opgeschreven hebben. De vellen worden zodanig opgehangen dat iedereen ze goed kan zien. De opdracht kan ook nabesproken worden aan de hand van een groepsgesprek of een individuele opdracht.

1. Deel de leerlingen in heterogene tweetallen in. 2. Geef ieder tweetal één blaadje en twee verschillende kleuren pennen of stiften. 3. Klassikale start: geef de leerlingen de opdracht (de opdracht heeft verschillende antwoordmogelijkheden). 4. In tweetallen werken: de leerlingen schrijven om de beurt hun bijdrage op het blaadje (met hun eigen kleur stift). De leerlingen moeten schriftelijk op elkaars bijdrage reageren of een aanvulling maken. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 5. Klassikaal uitwisselen: op uw teken leggen de tweetallen om de beurt aan de klas uit wat ze opgeschreven hebben. De blaadjes worden zodanig opgehangen dat iedereen ze goed kan zien. De opdracht kan ook nabesproken worden aan de hand van een groepsgesprek of een individuele opdracht.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8c

Samenwerkend leren: Tafelrondje per tweetal

31


BIJLAGE 8d

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Rollen 1. Deel de leerlingen in groepjes van twee, drie, vier of vijf in. 2. Geef elke leerling een rol (groepsleider, materiaalbaas, tijdbewaker, verslaggever, aanmoediger). De rollen van groepsleider en materiaalbaas zijn altijd vertegenwoordigd. 3. Geef elke leerling de betreffende rollenkaart. Bespreek zonodig het aantal taken van de groepsleider. 4. Geef de leerlingen een opdracht (waar overleg/taakverdeling in zit), die eventueel gemaakt kan worden volgens een werkvorm voor samenwerkend leren. 5. Laat de leerlingen de opdracht uitvoeren met gebruikmaking van de rollen en de eventuele werkvorm voor samenwerkend leren.

1. Deel de leerlingen in heterogene groepjes van vier, vijf of zes in en geef elke leerling een nummer. Geef iedere leerling een specifiek soort informatie. Elke leerling 1 uit elke groep krijgt dezelfde informatie. Zo ook elke leerling 2, 3 et cetera. De leerlingen bestuderen hun informatie maar werken inhoudelijk nog niet samen. 2. Alle leerlingen 1 worden bij elkaar geplaatst in een deskundigengroep. Zo ook alle leerlingen 2 et cetera. Elke deskundigengroep wisselt informatie uit over de bestudeerde informatie. 3. De leerlingen gaan terug naar hun oorspronkelijke groep. Iedere leerling presenteert zijn informatie aan de andere leerlingen in de groep. 4. Alle leerlingen maken een toets over of een verslag van het onderwerp. Iedere leerling van de groep wordt geacht alle informatie verworven te hebben. Samenwerkend leren: Mix en Koppel 1. Maak per tweetal bijpassende kaartjes, of gebruik kaartjes van een memoryspel. 2. Geef iedere leerling een willekeurig kaartje. 3. Mixen: vertel de leerlingen dat ze rond mogen lopen door de klas en dat ze hun kaartje steeds moeten ruilen totdat u ‘Sta stil!’ roept. 4. Roep ‘Sta stil!’. De kaartje mogen nu niet meer geruild worden. 5. Koppel: laat de leerlingen op zoek gaan naar de leerling met het bijpassende kaartje. Ze gaan bij elkaar zitten op een afgesproken plek.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8d

Samenwerkend leren: Legpuzzel

32


BIJLAGE 8e

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: BeurtGooi 1. Gebruik een zacht balletje of maak een balletje van een prop papier. 2. Stel een vraag en gooi de bal naar een leerling. Deze heeft nu de beurt en moet antwoord geven. 3. De leerling met de bal mag naar een ander gooien en zo de beurt doorgeven. U stelt weer een vraag. Enzovoort. Samenwerkend leren: TeamKreet 1. Deel de leerlingen in teams in. 2. Laat de leerlingen woorden en zinnen bedenken die iets met de les te maken hebben. 3. Laat de leerlingen de woorden en zinnen gebruiken om een teamkreet te bedenken. 4. Laat de leerlingen een ritme bedenken, waarbij de belangrijkste zinnen of woorden worden benadrukt. 5. Laat de leerlingen geluiden toevoegen aan hun ritme: klappen, bonzen, stampen et cetera. 6. Vervolgens kunnen ze er nog bewegingen aan toevoegen. 7. Laat de teams hun teamkreet voordragen.

1. Deel de leerlingen in tweetallen in. De ene leerling is de interviewer, de andere wordt geïnterviewd. 2. De interviewers stellen vragen en de maken aantekeningen van de antwoorden die ze krijgen. Deze gebruiken ze bij stap 5. 4. De leerlingen ruilen van rol. 5. De leerlingen vertellen in groepen of klassikaal in hun eigen woorden wat ze van hun teamgenoot hebben geleerd. Samenwerkend leren: Team Tekening 1. Deel de leerlingen in teams in (bijvoorbeeld viertallen). Geef ieder team een groot vel papier en stiften in verschillende kleuren. 2. Stel met de leerlingen een woordenlijst rond het thema van de les samen. 3. Laat de teams samen een tekening maken: ieder teamlid kiest een andere kleur stift. Dat blijft zíjn kleur en kan door niemand anders gebruikt worden. 4. De teams presenteren hun tekening aan de klas. Ieder teamlid draagt één of meer zinnen bij aan de presentatie.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8e

Samenwerkend leren: Drie Stappen Interview

33


BIJLAGE 8f

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Placemat

2. Geef de leerlingen een vraag, opdracht of probleem. 3. Iedere leerling denkt voor zichzelf na en schrijft zijn antwoord of oplossing in zijn eigen vak. 3. Per viertal worden de antwoorden of oplossingen besproken. 4. De zaken waar iedereen het over eens is, worden in het midden opgeschreven. 5. De opdracht wordt klassikaal nabesproken.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8f

1. Deel de leerlingen in heterogene viertallen in. Geef ieder viertal een groot vel papier en vier pennen. Laat een leerling van ieder viertal een placemat tekenen:

34


a m e Th /2

t s e : Fe

groep

groep

1

1/2

4

3/ groep

groep

5/6

8

7/ groep


LEERKRACHTENKAA

RT 1

t s e e F : a them De boot van Sinterk

OMSCHRIJVING: De kinderen maken een boot

laas

voor Sinterklaas die blijft drijven.

Lesduur

Voorbereiding: 20'

Uitvoering: 50'

Doelen

Nabespreking: 10'

Specifieke talige do elen De kinderen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De kinderen kunnen . vertellen over ervarin gen rond Sinterklaas. De kinderen kunnen vertellen over ervarin gen rondom experim De kinderen kunnen enten in de les. een beschrijving geve n van twee modelboo De kinderen kunnen tjes. rekening houden met andere kinderen. De kinderen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De kinderen weten wa t belangrijke onderd elen van een boot zij De kinderen kunnen n. het draagvermogen van een boot testen. De kinderen kunnen een boot maken die blijft drijven.

Begrippen

de achterkant; de bo eg; de bovenkant; he t dek; drijven; de mas de voorkant; de zijka t; de onderkant; het nt; zinken roer;

- 2 demonstratieboo tjes; - 1 watertafel; - 30 vierkante stukk en aluminiumfolie van 20 cm x 20 cm (d ubbelgevouwen), met opstaand randje;

20

cm

m

20 c

g

in Voorbereid

- 1 rol aluminiumfolie ; - verzameling knikk ers; - 6 eierdozen; - 3 melkpakken; - 7 lege keukenrollen; - 1 rol touw; - 1 doosje paperclip s; - 5 potten lijm; - 15 scharen; - verzameling kleuren knutselmaterialen : gekleurd papier, kleur potloden, stiften, draadjes wol, ...

- Maak zelf twee dem onstratiebootjes als voorbeeld voor de kin van een eierdoos en deren. Maak één boot één bootje van een je in de lengte doorge 2 voor de werkwijze kn ipt melkpak. Zie bijla . ge - Knip uit een rol 30 stukken aluminiumfo lie van 40 cm x 20 cm zodat een stuk overbl . Vouw elk stuk dubb ijft van 20 cm x 20 cm el . Vouw aan elk stuk ro randje. ndom een opstaand - Knip de melkpakken in de lengte doormid den. - Knip eventueel ruitj es uit het gekleurde papier. De kinderen dubbel om de touw vouwen deze ruitjes tjes op hun boot tot later vlaggetjes.

Feest - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 1

Materiaal

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2

t s e e F : a them De boot van Sinterk

Ba1.rsLet maar

los!

laas

es het krantenbericht K voor (bijlage 1). Bespree k de situatie rondom Wat is er aan de hand de boot van Sinterkla ? Hoe komt dat? as. 2. Vraag de kinderen hoe een boot eruit zie t. Hi erb ij kunnen de verschillen een boot aan bod kom de onderdelen van en, zoals de achterkan t, de voorkant/de boeg de onderkant, de zijka , de bovenkant/het de nt, de mast, het roer. Te k, ken op het bord wat de Hoe kan het dat een bo kinderen vertellen. ot kan zinken? 3. Vertel de kinderen dat zij straks gaan onde rzoeken hoeveel pakje Daarna gaan ze de bo s er op een boot kunn ot van Sinterklaas mak en. en.

nderzoek On1.tdGeeefk en o

alle kinderen een 'bo 3+K otje' van aluminiumfo lie. Vertel de kinderen gaan testen hoeveel pa dat zij aan de waterta kjes er op hun bootje fel kunnen. Als pakjes wo De bootjes mogen do rden knikkers gebruik or de kinderen in ande t. re 'boot'vormen word 2. Laat de kinderen in en gevouwen. kleine groepjes het on derzoekje met de boot watertafel uitvoeren. jes en de knikkers aan de Begeleid de kinderen bij hun onderzoekje. Ste - Hoeveel knikkers lig l vragen als de volgend gen er nu op je bootje? e: - Blijft het bootje nog drijven? En als je er no g ee n knikker op doet? - Wanneer zinkt het bo otje? Hoe komt het da t je bootje zinkt? 3. Bespreek het expe riment na. In welke bo ten kunnen de meeste sommige boten snel? knikkers? Waarom zin Wat is de beste vorm ken ?

k

t de twee demonstrat 6+K iebootjes voor alle kin deren duidelijk zicht Laat de kinderen verte baar in de klas neer. llen wat ze zien. Wat is dit? Hoe zien de bo gemaakt? Wat voor sp otjes eruit? Hoe zijn ze ullen zijn er gebruikt? Zouden deze boten 2. Maak groepjes van kunnen zinken? zes kinderen. Verdee l de materialen over van elk groepje eerst de gr oepjes. Laat de kinde kiezen welke boot ze ren gaan maken: de boot of de boot gemaakt gemaakt van een eie van een doorgeknipt rdoos melkpak. 3. Elk groepje gaat ee n boot voor Sinterklaa s maken die niet zinkt. het maken van de bo Begeleid de kinderen ten. Stel daarbij vrag bij en als de volgende: - Maak wat kleine pa kjes. Leg ze op het de k. Passen ze in de boot - Hoe ziet de onderk ? ant van de boot eruit ? Zit er aluminiumfolie - Lukt het om de mas om de eierdoos? t vast te maken? Lukt het om de vlaggetjes - Waar kun je het touw te vouwen? met de vlaggetjes aa n vastmaken? - Wat voor kleur krijg t de zijkant? Ga je de boot nog verder versi eren?

n!

t maar zie La1.aLa

at de kinderen met hu K n boten spelen aan de watertafel. Blijven ze Kunnen er ook pakje drijven? Of zinken ze s op de boten? ? 2. Herinner de kinde ren aan het krantena rti ke l. Wat heeft Sinterklaa Zouden de boten va s nodig? n de kinderen goede boten zijn voor Sinte rklaas? Waarom?

Feest - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 2

erp en maa On1.tw Ze

2


BIJLAGE 1

! s o l r a a barst m Krantenbericht

Boot van Sinterkla as te vol met pakjes

Feest - groep 1/2 - BIJLAGE 1

Nederland – Sinterkl aas is weer in Neder land. Overal in Nederland gaat hij cadeautjes br engen. Meestal doet hij dat op zijn paard. Maar dit jaar heeft hij het heel dr uk. Daarom vaart hij met zijn boot over de riviere n. Dan kan hij snel va n de ene naar de andere plaa ts komen. Maar afge lopen nacht ging het mis. Een paar mensen he bben het gezien. Iemand vert elt wat hij zag: 'Ik ke ek naar de rivier. En ineens zag ik de boot van Sinter klaas! Vol met pakjes. Maar wat gebeurde er? Ik zag dat de boot ging zinken. D e boot was te zwaar. Er zaten veel te veel pakjes op de boot. Sint en zijn pieten sprongen op de kant van de rivier. Maar ho e moet dat nu met de boot ?'

3


BIJLAGE 2

! s o l r a a barst m laas

Feest - groep 1/2 - BIJLAGE 2

Boten voor Sinterk

4


a a J : a em

n e d j i t e rg

Tghroep 1/2 groep

1/2

4

3/ groep

groep

8

5/6

7/ groep


LEERKRACHTENKAA

RT 1

n e d j i t e g ma: Jaar

the

De kaboutertoren

OMSCHRIJVING: De kinderen bouwen een stevige toren vo or een kabouter.

Lesduur

Voorbereiding: 5'

Uitvoering: 30'

Nabespreking: 10'

Doelen

Begrippen

het dak; de deur; de hoek; los; metselen; he t raam; de schoorste de vloer; de vorm en; stevig; de toren; va st;

Materiaal

- bouwstenen: Duplo

en/of Lego

Jaargetijden - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 1

Specifieke talige do elen De kinderen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De kinderen kunnen . vertellen over hun eig en ervaringen met to De kinderen kunnen re ns. goed meedoen in ee n interactieve situatie De kinderen kunnen . de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De kinderen weten da t een huis stevig moe t zijn. De kinderen weten da t 'metselen' (om en om bouwen) de meest ste bouwen is. vige manier van De kinderen kunnen een stevige toren bo uwen.

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2

n e d j i t e g ma: Jaar

the

Ba1.rsLet maar

los!

De kaboutertoren

es het verhaal 'Kabout K er Paulus zoekt een hu is' interactief voor (bijla Laat de bijbehorende ge 1). illustratie zien. 2. Bespreek naar aanle iding van het verhaal de eigen ervaringen va Wie heeft er wel eens n de kinderen met toren een toren gezien? Wie s. is er wel eens in een to Hoe ziet een toren eru ren geweest? it? Is een toren stevig? 3. Bespreek het verhaa l kort na. Wat is er gebe urd met de paddensto Wat gaan de kabouters el van kabouter Paulu nu doen? Vertel de kin s? deren dat zij straks de gaan bouwen. toren van kabouter Pa ulus

de kinderen informati K ekaart 1 voor zich nem en. Daarop zijn allerlei torens te zien. Laat de verschillende soorten kinderen de torens be kijken en vertellen wa Stel daarbij vragen als t ze zien. de volgende: - Welke vorm hebben de torens? - Hebben de torens de uren? En ramen? - Zit er een dak op? En een schoorsteen? 2. Deel de Duplo- of Le goblokken uit en laat de kinderen een toren minuten de activiteit bouwen. Breek na en af. Welke torens zijn ste kele vig? Werk naar de conc 'gemetseld' zijn het ste lusie toe dat torens die vigst zijn. 3. Laat de kinderen da n informatiekaart 2 vo or zich nemen en bekij Wijs de kinderen erop k deze gezamenlijk. hoe de torens gebouw d zijn; ze zijn gemetse om en om een steen ld. Leg uit wat metse of blok op elkaar zette len is: n. Pak enkele Duplohoe je daarmee 'metse of Legoblokken en do lt'. e voor 4. Laat de kinderen ve rvolgens zelf oefenen met het metselen.

k

erp en maa On1.tw M

aak groepjes van zes 6 kinderen. Verdeel de Duplo- of Legoblokke Elk groepje gaat een n over de groepjes. toren voor kabouter Paulus maken. 2. Begeleid de kinde ren bij het maken va n de torens. Stel daarbij vr - Wat voor vorm heef agen als de volgende: t jullie toren? - Heb je een vloer ge maakt? Staat de tore n stevig? - Lukt het om de hoek te maken? Hoe kun je dat het beste doen? - Maken jullie er ook een dak op? En een sc hoorsteen? - Is het moeilijk om de uren en ramen te mak en? - Deze steen zit nog los . Hoe maak je hem va st? Door te metselen ?

n!

t maar zie La1.aLa

at de kinderen de tore K ns naast elkaar in een hoek van de klas zette vragen aan de kinde n. Stel de volgende ren: - Hoe hebben de ande re kinderen hun tore n gemaakt? - Wat voor verschillen de torens zie je? - Zijn de torens stevig ? Leg er eens een schr ift op. Blijft de toren da - Wat is een goede to n staan? ren voor kabouter Pa ulus? Waarom? 2. De kinderen gaan terug naar hun eigen tafel. Verzamel het ov elk kind een gelijk aa ergebleven materiaa ntal blokken. Houd da l en geef n een wedstrijd: wie hoogste toren bouw kan binnen een minu en? Houd zelf de tijd ut de bij. De winnaar krijgt een groot applaus.

Jaargetijden - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 2

nderzoek On1.tdLaeatk en o

2


3

Jaargetijden - groep 1/2 - BIJLAGE 1 ILLUSTRATIE


BIJLAGE 1 VERHAAL

! s o l r a a barst m Kabouter Paulus zo

ekt een huis

Jaargetijden - groep 1/2 - BIJLAGE 1 VERHAAL

Kabouter Paulus zo ekt een huis Kabouter Paulus woo nt in een paddenstoe l. De paddenstoel st bos. Soms waait het aat in het heel hard in het bos. Vo oral in de herfst. Dan er eikels uit de bom vallen en. En soms vallen er takken naar benede kabouter Paulus niet n. Dat vindt zo leuk. Hij is bang da t er een grote tak bo zijn huisje valt. En ja venop hoor, op een dag ge beurt het: een hele gr bovenop de padden ote tak valt stoel van Paulus. De paddenstoel is kapo Paulus is heel verdrie t. Kabouter tig. Hij huilt dikke tran en. Opeens hoort hi roepen. 'HĂŠ, wie huilt j iemand daar zo?' Kabouter Pa ulus kijkt naar bove Bovenop een grote n. tak van een eikenboo m zit een andere ka is kabouter Rinus. 'W bouter. Het aarom huil je?', vraa gt kabouter Rinus aa Paulus. 'Ik huil, omda n kabouter t mijn huisje kapot is . Waar moet ik nu won Paulus. 'Weet je wat en?', zegt we doen?', zegt kabo uter Rinus. 'We gaan huis voor je maken, een nieuw een toren. Want een toren is heel stevig. niet meer kapot gaan Dan kan hij !' Kabouter Paulus la cht: 'Ja, dat is een go En samen maken ze ed idee!' de toren voor kabout er Paulus. En daar w nog! oont hij nu

4


INFORMATIEKAART

1

ek o z r e d n ek en o

ontd

Jaargetijden - groep 1/2 - INFORMATIEKAART 1

Soorten torens

5


INFORMATIEKAART

2

ek o z r e d n ek en o

ontd

Jaargetijden - groep 1/2 - INFORMATIEKAART 2

Metselen

6


k e i n h c e T n ur e 8

u t a Ngroep 1/2 groep

1/2

4

3/ groep

groep

5/6

7/ groep


LEERKRACHTENKAA

RT 1

k e i n h c e tuur en T

Na

In de bonen

OMSCHRIJVING: De kinderen onderz oeken onder welke om standigheden een pl het beste groeit. antje uit een boon

Lesduur

Voorbereiding: 5'

Uitvoering: 20'

Nabespreking: 30' (o

bservatie en afsluiting

)

Specifieke talige do elen De kinderen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De kinderen kunnen . vertellen over hun er va ringen rondom het on De kinderen kunnen tkiemen van bonen. een beschrijving geve n (bijvoorbeeld van iet staat). s wat op een plaatje De kinderen kunnen zich houden aan het onderwerp. De kinderen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke natuurku ndige doelen De kinderen kunnen de groeivoorwaarde n van planten opnoem De kinderen kunnen en. een vergelijkend onde rzoekje uitvoeren.

Begrippen

de boon; donker; droo

Materiaal

g; groeien; de grond;

koud; licht; nat; voch tig; de warmte; het wa ter

- 20 bruine bonen; - 4 plastic bekers; - 4 schoteltjes; - 1 stift; - zak potgrond; - 1 doos (die over ee n plastic beker past) ; - 1 digitale camera; - 30 pennen; - 30 potloden.

g

in Voorbereid

Schaf een doosje/za kje bruine bonen aa n. - Nummer de bekers van 1 tot en met 4. Sc hrijf met een stift

op elke beker ĂŠĂŠn cij

fer.

Natuur en tchniek - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 1

Doelen

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

k e i h c e t tuur en

Na

In de bonen los! Ba1.rsLet maar

es het verhaal 'Sjaak en K de bonenstaak' intera ctief voor (bijlage 1a t/m illustraties aan de kinde 1d). Laat daarbij de ren zien. 2. Bespreek het verhaa l na en introduceer he t onderwerp van de les ervaringen van de kin . Ga daarbij uit van de deren. Wat gebeurt er eigen als je een boon in de het plantje dat, in de 'ec gr ond stopt? Hoe groot hte wereld', uit de boon wordt komt? Sjaak had tove het toverbonen waren rbonen. Hoe weet je da ? t 3. Vertel de kinderen dat zij straks een onde rzo ek je ga plantje uit een boon he an doen. Ze gaan onde t beste kan groeien. rzoeken hoe een

De kinderen gaan uit zoeken hoeveel licht K , warmte en water on hebben om te kunnen tk iem de groeien. Daarvoor m bonen nodig oeten de bonen eerst worden en ontkiemd in de grond gezet zijn. Zet samen met de kinderen het onderzo 2. Vul vier bekers met ek op. potgrond. Prik een ga at je in de bodem van de op een schoteltje. Do bekers en zet elke be e in elke beker vijf bo ker nen. Maak de grond komen er plantjes uit vochtig. Na een paar de bonen. Ze zijn dan da ge n on tkiemd. Wijs de kinde Daarna kan het onde ren daarop. rzoek echt beginnen. 3. Doe voor het onde rzoek het volgende: a. Geef de plantjes in de bekers 1, 2 en 3 elk e dag water. De plantjes in beker 4 krijgen geen water. b. Zet beker 1 in het licht op een warme pl aats. c. Zet beker 2 in het licht op een koude pl aa ts (een koud plekje op een schuurtje of kelde de vensterbank; r(kast) waar het licht aan kan blijven). d. Zet beker 3 onder een doos op een warm e plaats. e. Zet beker 4 in het licht op een warme pl aats. Vertel steeds wat u do et en leg het volgend e uit: - De plantjes in beke r 1 krijgen elke dag wa ter. Ze staan in de kla In de klas is het ook lek s, in het licht. ker warm. Zo krijgen de plantjes warmte. - De plantjes in beke r 2 krijgen ook elke da g water. We zetten de schuur/kelder. We lat plantjes in de en daar het licht aan, dus de plantjes hebb Maar het is daar niet en licht. warm. Het is er koud . - De plantjes in beke r 3 krijgen elke dag wa ter. Zo blijft de grond Ze staan ook in de kla waar ze in staan, nat. s, dus ze krijgen warm te. Maar we zetten ee plantjes. De plantjes n doos over deze staan dus niet in het licht, maar in het donk - De plantjes in beke er. r 4 staan in de klas: ze krijgen licht en warm geen water. De grond te. Maar we geven ze waar ze in staan blijft 4. Laat de kinderen dan droog. opdrachtkaarten 1a tot en met 1d met he a. Vertel de kinderen t logboek voor zich ne wat de plaatjes van de men. bekers, de cijfers en de betekenen. pictogrammen b. Leg uit dat ze over een paar dagen weer naar de bekers gaan alle plantjes gegroeid kijken. Ze kijken dan zijn en ze gaan de pl of antjes uit de verschil elkaar vergelijken. M lende bekers met isschien zijn de plantje s in de ene beker wel hard de andere? er gegroeid dan

Natuur en Techniek - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 2a

nderzoek On1.tdek en o

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

k e i h c e t tuur en

Na

In de bonen

5. Een paar dagen lat er: laat de kinderen de plantjes bekijken. Be de hand van vragen spreek wat er gebeur als de volgende: d is aan - Hier zijn de vier beke rs met de plantjes. W elke plantjes zijn het - Wat voor kleur hebb grootst? en de plantjes? - Waarom zijn de plan tjes in beker 2 niet zo hard gegroeid? - Waarom zijn de plan tjes in beker 3 kleine r dan de plantjes in be - Wat kregen de plan ker 1? tjes in beker 4 niet? W at is er met deze plan - Wat hebben plantje tjes gebeurd? s nodig om goed te ku nnen groeien? (water, De kinderen tekenen warmte, licht) vervolgens hun obse rvaties in het logboek en met 1d. Ze tekene op opdrachtkaart 1a tot n de plantjes zoals ze er op dat moment uit van het logboek. Laat zien in de onderste va de kinderen daarna oo kjes k foto's van de plantje camera en die erbij pl s maken met de digita akken. le

n!

Ga in de kring zitten. Laat de kinderen hun K logboeken tonen en logboek vertellen wa aan de hand van hun t er is gebeurd met pl antjes uit de bonen. St verhelderende vragen el tijdens het vertelle aan de kinderen, zoals n : - Waarom zijn de plan tjes in beker 2 niet zo ha rd gegroeid? - Hoe zie je dat plantje s water, warmte en lic ht nodig hebben? - Waarom heb je de pl antjes in beker 3 zo ge tekend? Wat zie je op 2. Herinner de kindere de foto? n aan het verhaal van Sjaak en de bonensta versje aan: ak en leer ze het volge nde

Toverboon Luister eens, luister eens Ik heb een toverboo n Kijk eens hier, kijk ee ns hier Hij lijkt zo heel gew oon Maar als ik hem in de grond stop Dan groeit hij tot de zon Ik klim erlangs naar boven Ik wist niet dat dat ko n Luister eens, luister eens Ik heb een toverboo n Kijk eens hier, kijk ee ns hier Of is hij toch gewoo n? (bron: www.lespakk et.

net)

Natuur en Techniek - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 2b

ie La1.at maar z

3


Sjaak ruilt de koe tegen vijf toverbonen.

4

Natuur en techniek - groep 1/2 - BIJLAGE 1a


BIJLAGE 1a VERHAA

L

! s o l r a a barst m Sjaak en de bonen sta

ak

Natuur en techniek - groep 1/2 - BIJLAGE 1a VERHAAL

Een arme vrouw woo nt met haar zoon Sjaa k in een klein huisje hebben bijna niets, . Ze alleen een koe. De ko e is erg oud. Daarom st moeder Sjaak naar de uurt de markt om de koe te verkopen. Van het ge kunnen ze dan een ld kalfje kopen. Op weg naar de markt komt man tegen. De man Sjaak een zegt: 'Ik wil je koe w el hebben. Dan krijg vijf toverbonen'. Sjaa jij van mij k vindt het wel span nend. Hij ruilt de koe bonen. voor de

5


De moeder van Sjaak is boos.

6

Natuur en techniek - groep 1/2 - BIJLAGE 1b


BIJLAGE 1b VERHAA

L

! s o l r a a barst m Sjaak en de bonen sta

ak

Natuur en techniek - groep 1/2 - BIJLAGE 1b VERHAAL

Als Sjaak thuiskomt, is zijn moeder erg bo os. Ze zegt: 'Dommer je gedaan? We hebb d! Wat heb en geld nodig voor een kalf. Nu hebben meer!' Sjaaks moede we niets r is heel boos. Ze is zo boos dat ze de bone raam gooit. En ze stuu n uit het rt Sjaak zonder eten naar bed. De volgen morgen loopt Sjaak de naar buiten. Hij ziet iets heel bijzonders. enorme bonenstaak Hij ziet een . Die groeit tot in de wolken. De bonens die ene nacht uit de taak is in bonen gegroeid.

7


Sjaak klimt in de bonenstaak.

8

Natuur en techniek - groep 1/2 - BIJLAGE 1c


BIJLAGE 1c VERHAA

L

! s o l r a a barst m Sjaak en de bonen sta

ak

'Het zijn èchte toverb onen!' denkt Sjaak. Sj aak is erg nieuwsgie klimt in de plant. Hij rig en hij klimt helemaal naar de top. Hij ziet de w zich. Hij kijkt verbaa olken onder sd om zich heen en hij ziet een reusacht het kasteel wonen ee ig kasteel. In n reus en een reuzin .

Natuur en techniek - groep 1/2 - BIJLAGE 1c VERHAAL

Sjaak loopt naar het kasteel. Hij klopt op de deur. De reuzin do open. Het is de groo et de deur tste vrouw die Sjaak ooit gezien heeft. D zegt: 'Wat doe jij hier e reuzin ?'. Sjaak zegt: 'Ik ben verdwaald. Heeft u m iets te eten? Ik heb zo isschien 'n honger!' De reuzin zegt: 'Kom maar binn als mijn man - de re en. Maar us - komt, moet je je verstoppen. Hij eet ki nderen op!'

9


Natuur en techniek - groep 1/2 - BIJLAGE 1d

Sjaak is in het kasteel van de reus. De reus slaapt.

10


BIJLAGE 1d VERHAA

L

! s o l r a a barst m Sjaak en de bonen sta

ak

Sjaak eet een lekker bord pap. Dan komt de reus thuis. Sjaak ve snel in de oven. De re rstopt zich us gaat eten. Daarna gaat hij zijn schat te alle goudstukken he llen. Als hij eft geteld, gaat de re us slapen. Sjaak klim oven en kijkt naar de t uit de schat. Met een paar goudstukken kunnen moeder en hij alles zijn kopen wat ze nodig hebben. Hij sluipt na en pakt een paar go ar de schat udstukken.

Sjaak en zijn moede r zijn erg gelukkig. M aar dan wordt Sjaaks ziek. En geen enkele moeder dokter kan haar bete r maken. Maar Sjaak idee. Hij klimt weer heeft een in de bonenstaak en gaat naar het kastee reus. Hij klimt door ee l van de n open raam naar bi nnen. En hij verstopt een grote pan. Hij zi zich in et hoe de reus een ge heimzinnige harp pa harp maakt zelf muz kt. De iek. Hele mooie muz iek. Sjaak denkt: 'Mis wordt mijn moeder schien wel beter van deze m ooie muziek.' Als de slaapt, pakt hij de ha reus rp en neemt hem m ee. Sjaak rent weg. M heeft gezien dat Sjaa aar de reus k de harp pakte. De reus rent achter Sjaa k aan. Na een tijdje komt Sj aak bij de bonensta ak. Hij klimt naar be rent snel naar huis. D neden en e reus weet niet waa r Sjaak is gebleven. Sj de harp voor zijn moe aak laat der spelen. De muzie k is zo mooi dat Sjaa moeder beter wordt ks . Maar ook boven de wolken kun je de m horen. uziek De reus hoort zijn ha rp. Hij klimt langs de bonenstaak naar be Sjaak pakt een bijl. M neden. et de bijl hakt hij de bonenstaak omver. eraf. Hij valt in een he De reus valt le diepe put. Sjaak ho eft nu niet meer bang voor de reus. En Sjaa te zijn k en zijn moeder leve n nog lang en gelukk ig. (Naar: Sjaak en de bo ne

nstaak, Richard Walke

r)

Natuur en techniek - groep 1/2 - BIJLAGE 1d VERHAAL

'Ik hoop dat de reus me niet ziet. Dan ee t hij me op!' denkt Sj weg van het kasteel. aak. Hij rent Naar de bonenstaak . Hij klimt langs de bo naar beneden. Daar nenstaak zit zijn moeder te w achten. 'Waar ben je vraagt ze. 'En wat is geweest?' dit voor een plant?' Maar dan ziet ze de munten. Sjaak zegt: gouden 'Het was een goed id ee om de koe te ruile toverbonen.' Sjaak en n voor de zijn moeder kopen va n de goudstukken al spullen. Spullen die lemaal ze nodig hebben. M aar ook dingen die ze hadden gehad. Ze ko nog nooit pen schilderijen en tapijten, spiegels en meubelen. mooie

11


OPDRACHTKAART 1

a

ek o z r e d n ek en o

ontd

Hoe groeien de pla

Het onderzoek, plan tje 1:

nu uit:

Natuur en techniek - groep 1/2 - OPDRACHTKAART 1a

Zo ziet plantje 1 er

ntjes?

12


OPDRACHTKAART 1

b

ek o z r e d n ek en o

ontd

Hoe groeien de pla

Het onderzoek, plan tje 2:

nu uit:

Natuur en techniek - groep 1/2 - OPDRACHTKAART 1b

Zo ziet plantje 2 er

ntjes?

13


OPDRACHTKAART 1

c

ek o z r e d n ek en o

ontd

Hoe groeien de pla

Het onderzoek, plan tje 3:

nu uit:

Natuur en techniek - groep 1/2 - OPDRACHTKAART 1c

Zo ziet plantje 3 er

ntjes?

14


OPDRACHTKAART 1

d

ek o z r e d n ek en o

ontd

Hoe groeien de pla

Het onderzoek, plan tje 4:

nu uit:

Natuur en techniek - groep 1/2 - OPDRACHTKAART 1d

Zo ziet plantje 4 er

ntjes?

15


m e h Tgroep 1/2

n e z i e R : a

groep

1/2

groep

3/4

groep

5/6

groep

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

en z i e R : a them Een tent voor Muis M

iep

OMSCHRIJVING: De kinderen maken een tent voor een sp eelgoedmuis naar aa nleiding van een verh aal.

Lesduur

Voorbereiding: 20'

Uitvoering: 40'

Doelen

Nabespreking: 10'

Specifieke talige do elen De kinderen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De kinderen kunnen . vertellen over ervarin gen rondom (het mak De kinderen kunnen en van) tenten. goed meedoen in ee n interactieve situatie De kinderen kunnen . de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De kinderen weten da t een tent een constru ctie is van bijvoorbeeld De kinderen weten wa buizen of stokken. t de functie van harin gen en scheerlijnen is tentdoek. bij het spannen van ee n

Begrippen

dicht; de haring; krom ; open; recht; de rits; de scheerlijn; stevig; de tentstok de tent; de

tentdoek;

- (boeken met) plaa tjes van diverse soorten tenten; - 1 echte noktent of wigwam; - (tent)stokken; - 1 tentdoek of grote lap stof; - 2 voorbeeldtentjes (zelf te maken; zie voorbereiding). - 5 speelgoedmuize n; - 100 satĂŠprikkers - 40 cocktailprikkers;

- klei; - verzameling rechth oekige lappen (minimaal 20 cm x 30 cm): verschillende soorten stof, in versc hillende kleuren en dessins; - 5 platte stukjes piep schuim (25 cm x 25 cm); - 30 vellen tekenpap ier; - 30 potloden; - 30 scharen.

g

in Voorbereid

- Verzamel plaatjes van tenten (tekening en of foto's uit boek bijvoorbeeld www.an en of van websites, wb.nl of www.bever.n l), zodat de kinderen modellen kunnen zie verschillende n. - Maak voorafgaand aan de les twee voor beeldtentjes: een no Zie bijlage 2 en 3 vo ktent en een wigwam or de werkwijze. .

Reizen - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 1

Materiaal

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2

en z i e R : a them Een tent voor Muis M

Ba1rsLet maar

los!

iep

es het verhaal van Mu K is Miep interactief voor 2. Bespreek naar aanle (bijlage 1). Laat de bijbe iding van het verhaal ho ren de illu stratie zien. de eigen ervaringen va Wie heeft er wel eens n de kinderen met ten in een tent geslapen? ten. Ho e ziet een tent eruit? (st doek erover, ...). okken/buizen met ee n 3. Vertel de kinderen dat zij straks een tent vo or Muis Miep gaan m Daarvoor onderzoeken aken. ze eerst hoe je een ten t op moet zetten en ho e je een tent kunt mak en. ek

nderzo On1.tdZeetk en o

met hulp van de kinde K ren een tent op. Buite n kan een 'echte' tent opgezet worden. Wan (huttent of wigwam) neer binnen een tent opgezet wordt, kan de enkele (tent)stokken ze beperkt worden to en een grote lap stof. t De kinderen houden 2. Bespreek tijdens he de stokken vast. t opzetten de onderd ele n en de kan een ruimte gemaa constructie van de te kt worden, waarin je ku nt: met een platte lap nt zitten. Laat de kinde vertellen en uitprobere ren zoveel mogelijk ze n. Zorg ervoor dat alle lf begrippen aan bod ko - met een tentdoek en men: tentstokken kun je ee n tent maken; - scheerlijnen en harin gen zorgen dat de tent stevig staat; - met een rits kun je de tent open maken en dicht doen.

k

k groepjes van zes kin 6 deren. Geef elk zesta l een speelgoedmuis tent voor Muis Miep . Elk groepje gaat een maken. 2. Laat de tentjes zien die u zelf al heeft gem aakt. Bespreek met de stokken zijn gemaakt, kinderen: waarvan de hoe je de stokken ne erzet, hoe je de stokk hoe je met cocktailp en aan elkaar kunt maken rikkers de tentdoek va , st kunt zetten, ... 3. Laat de kinderen op drachtkaarten 1 en 2 vo or zich nemen. De kinde aan de hand hiervan ren kunnen hun tent maken. Licht de plaa tjes voor de kinderen andere tent bedenken toe. Ze mogen ook ze en maken. lf een 4. Begeleid de kindere n bij het maken van de tentjes. Doe de sta Belangrijke aandacht ppen desgewenst vo spunten zijn de stevig or. heid, het vastmaken dessin van de tentdo van de tentdoek en he ek. Stel daarbij vragen t als de volgende: - Wat voor stokken he eft jullie tent? Zijn ze re ch t of krom? - Hoe maak je de tent doek vast? - Is de tent stevig? Ho e komt dat? - Past Muis Miep in de tent? Is de tent groot genoeg? - Kan Muis Miep gem akkelijk in en uit de te nt? Hoe komt dat? - Waarom gebruiken jullie dat stofje? Omda t het vrolijk is? Of ...?

n!

ie La1.aMtaamaar z

k een camping van all K e tenten in een hoek van de klas. Laat de kin speelgoedmuizen en deren spelen met de elkaars tenten. Stel tijd ens het spelen vragen - Hoe hebben de ande aan de kinderen: re kinderen hun tent ge maakt? - Wat voor verschillen de tenten zie je? (vorm , stevigheid, grootte...) - Welke tenten vind jij vrolijk? - In welke tent past M uis Miep goed? Kan ze er gemakkelijk in en - Wat is een goede te uit? nt voor Muis Miep?

Reizen - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 2

maa On1.tMwaaerp en

2


3

Reizen - groep 1/2 - BIJLAGE 1 ILLUSTRATIE


BIJLAGE 1 VERHAAL

! s o l r a a barst m Muis Miep gaat op Muis Miep gaat op

vakantie

vakantie

Wat kan Muis Miep nu doen? Ze heeft wel eens gezien dat mensen in een tent slapen. Mui s Miep wil ook wel ee n tent bouwen. Maar ho e moet dat?

Reizen - groep 1/2 - BIJLAGE 1 VERHAAL

Muis Miep woont in het grote dierenbos. In een mooi, klein hu Muis Miep is heel ge isje. lukkig. Ze speelt vaak met de andere dieren bos. Daarna drinken in het ze dan thee ĂŠn ze et en heel veel koekjes. Maar op een dag is Muis Miep het beu. Ze wil wel eens wat even niet meer spel anders. Ze wil en. En geen thee mee r drinken. Ze wil op Dus pakt Muis Miep vakantie! haar koffertje. Ze do et er wat kleren in. En boeken. Die kan ze da een stapel n fijn gaan lezen op vakantie. Dan gaat Muis Miep op weg. Naar het slec hteweer-bos. Dat lijkt mooi bos. Na een tij haar zo'n dje komt Muis Miep in het slechteweer-bo is inderdaad een he s aan. Het el mooi bos. Muis M iep is blij dat ze hier is! Ze pakt een boek op va kantie en gaat lekker lezen. Maar opeens begint regenen. En te waaie he t te n. En het wordt heel erg koud. Muis Miep helemaal nat. Zelfs on w ordt der de bomen. En ze krijgt het koud. Ze w binnen. Ze wil weer il naar warm worden. En ze wil een droge plek om slapen. Maar er is te nergens een huisje te zien.

4


BIJLAGE 2

en z i e R : a them Een noktent maken

De benodigde mater

ialen voor de nokten t.

1

Dit is het houten skelet van de nokten t. Het wordt gemaakt va n satĂŠprikkers. De stok ken worden in het piepsc huim geprikt en aan elkaar vastgemaakt met klei .

3 Het tentdoek wordt vastgeprikt met prikkers.

2 Reizen - groep 1/2 -BIJLAGE 2

Het tentdoek gaat ov er de stokken van de te nt.

5


BIJLAGE 3

en z i e R : a them Een wigwam make n

1

De benodigde mater

ialen voor de wigwam

.

2

Dit is het houten skel et van de Het tentdoek gaat ov wigwam. Het wordt ge er de maakt van stokken va n de satĂŠprikkers. De stok wigwam. ken worden in het piepschuim ge prikt en aan Het te ntdoek wordt vastelkaar vastgemaakt m et klei. geprikt met prikkers

5 Er wordt een deurtje uit het tentdoek geknip t.

4 6

Reizen - groep 1/2 - BIJLAGE 3

3

6


OPDRACHTKAART 1

k a a m n twerp e

on

Een noktent maken

1

3

Reizen - groep 1/2 - OPDRACHTKAART 1

2

7


OPDRACHTKAART 2

k a a m n twerp e

on

1

2

3

4

5

6

Reizen - groep 1/2 - OPDRACHTKAART 2

Een wigwam make n

8


a m e Th /2

t r o : Sp

groep

groep

1

1/2

4

3/ groep

groep

5/6

8

7/ groep


LEERKRACHTENKAA

RT 1

t r o p S : a them OMSCHRIJVING: De kinderen onderz oeken hoe

Op de wip een wip werkt.

Lesduur

Voorbereiding: 10'

Uitvoering: 40'

Nabespreking: 10'

Doelen

Specifieke talige do elen. De kinderen kunnen vertellen over hun er varingen met een wi De kinderen kunnen p. hun eigen kennis activ eren en verwoorden De kinderen kunnen . de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke natuurku ndige doelen. De kinderen weten wa t de principes van ee n wip zijn: de verplaa de betekenis van het tsing van het steunpu middelste steunpunt nt, , de balans en het he fboomprincipe.

Begrippen

even (even zwaar/eve n licht); licht; omhoog ; omlaag; het onderzo wippen; zwaar ek; on

derzoeken;

- 1 ronde paal; - 1 flinke plank; - 1 modelwip (zelf te maken; zie vo orbereiding)

;

- een verzameling bl okken uit de bouwhoek (de blok ken moeten allemaa l hetzelfde gewicht he bben); - materiaal uit het sp eellokaal.

g

in Voorbereid

Maak voorafgaand aa

n de les een modelw

ip. Zie bijlage 2 voor

de werkwijze.

Sport - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 1

Materiaal

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2

t r o p S : a them los! Ba1.rsLet maar

Op de wip

es aan de hand van bij lage 1 het verhaal van K Jip en Janneke interacti illustraties aan de kinde ef voor. Laat daarbij de ren zien. 2. Herhaal de laatste zin van het verhaal: 'W ant je kunt niet alleen waarom dat niet kan. op de wip'. Vraag de kin Hebben zij daar ideeë deren n over? Wat zijn hun eig Vertel ze dat zij straks en ervaringen op een een onderzoekje gaan wip? doen. Ze gaan onderzo eken hoe een wip wipt . k erzoe

De kinderen gaan on tdekken hoe een wip K werkt. Zet de wip die in de kring. Als de ene u van te voren gemaa kant van de plank om kt heeft laag gaat, gaat de ande Hoe kan dat? re kant vanzelf omho og. 2. Probeer samen met de kinderen uit hoe ee n gewicht op de ene dat de wip aan die ka kant van de wip ervoor nt omlaag gaat en aa zorgt n de andere kant omho 3. Laat de kinderen ve og. Oefen met blokken rvolgens om de beurt . ve rsc hil len als een balans te laten de proefjes doen met werken. Laat ze daarvo de wip om hem or op Begeleid de kinderen beide kanten van de wi tijdens het doen van p blokken leggen. de proefjes en stel de - Als je aan de ene kant volgende vragen: twee blokken neerzet en aan de andere kant - Welke kant gaat om één blok, wat gebeurt hoog? er dan? - Welke kant is zwaard er? Welke is lichter? - Hoeveel blokken he bben we aan elke kant nodig om de wip weer Zijn de blokken allem in evenwicht te krijge aal even zwaar? n? 4. Help de kinderen ve rvolgens om verschillen de m anieren te ontdekken evenwicht te krijgen: om de wip weer in - De paal, waar de wip op steunt, een stukje verzetten. Welke kant de paal opmoet? denken de leerlingen dat - Het aantal blokken aa n beide kanten gelijk maken. - Blokken van verschil lend gewicht gebruiken en de lichte blokken wa 5. Laat de kinderen de t naar het midden sch verschillende mogelijkh uiven. ed en uitproberen. Het is ook voorwerpen gebr extra moeilijk wannee uikt worden waarvan r nie t duidelijk is wat het zw Laat steeds een kind uit aarste voorwerp is. voeren wat de rest va n de klas als oplossing geeft.

n!

t maar zie La1.aBe

spreek met de kinde K ren de bredere beteke nis van het werkwoor je alleen op een wip d 'wippen'. Vraag ze of kunt wippen. Bespre ek dat flink heen en we wordt genoemd. Je ku er wiebelen ook 'wip nt bijvoorbeeld ook op pen' je stoel wippen, dat ho wip te zijn. eft niet alleen op de 2. Leer de kinderen te nslotte het liedje over Kabouter Spillebeen : Kabouter Spillebeen Op een grote padden stoel rood met witte sti ppen, zat kabouter Spillebeen heen en weer te wippen . 'Krak' zei toen die padd enstoel met een diepe zu ch t. En twee beentjes vloge n 'hoepla' in de lucht. Maar kabouter Spillebe en hield niet op met wi ppen, op die grote paddensto el rood met witte stipp en. Daar kwam vader Lang baard aan en die zei to en luid: 'Moet dat stoeltje ook kapot, Spillebeen schei (Naar: www.speelzolde uit!' r.com)

Sport - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 2

nd On1.tdek en o

2


BIJLAGE 1 VERHAAL

! s o l r a a barst m Wip Een Wip! roept Jip. Ja , zegt Janneke. Ze valt pardoes naar Een echte wip. beneden. Stop, roept Janneke. Ja hoor, het is er een. Een ongeluk! Daar in het park, Poppejans, o! bij de zandbak staat een echte wip. Ze klimmen gauw va Ga je mee? Vraagt Jip n de wip af. En . Janneke raapt haar En Janneke gaat mee ki nd op. . Daar gaan ze Ze is gewond, zegt Ja dan. Het gaat heel fij nneke. n. Hup, Jip naar Ze moet een verban beneden. Hup, Jann dje om, zegt Jip. eke naar boven. Die arme Poppejans. Hoep, Jip naar bove Jip en Janneke n. nemen haar mee na Niet zo wild, Jip, zegt ar huis. En moeder Janneke. Straks doet een verband om val ik. haar hoofd. Het ziet er erg mooi Maar Jip vindt het he ui t. Helemaal echt. erlijk om het heel Nu moet je gaan lig hard te doen. gen, hoor, zegt Janneke. En slapen. Moeder komt ook ev en kijken. Dat En Poppejans moet gaat mooi, zegt ze. Jip naar haar op de wip. Dat po pp en be rijmt. d. En nu moeten we za Jip op de wip, Jip op chtjes lopen, zegt de wip, roept Janneke. En heel zach Janneke. Het is een t praten. Want mooi rijmpje. Poppejans is gewon Niet zo hard, Jip, roep d. t moeder. Dat is de schuld van Janneke zal er nog af de wip, zegt Jip. vallen. Nee, het is jouw schu Maar het m贸茅t zo, ro ld, zegt Janneke. ept Jip. En hup, Ik wil nooit meer met daar gaat hij weer. H je op de wip. eel hard. O jee, Dan ga ik alleen, zegt daar valt Poppejans. Jip. Maar dat is onzin. W ant je kunt niet alleen op de wip. (Annie M. G. Schmidt,

Jip en Janneke 3, 2000

, Em. Querido' s Uitge

verij B.V.)

Sport - groep 1/2 - BIJLAGE 1 VERHAAL

Wip

3


Sport - groep 1/2 - BIJLAGE 1 ILLUSTRATIE 1 illustre bv; Fiep Westendorp Illustrations.

4


Sport - groep 1/2 - BIJLAGE 1 ILLUSTRATIE 2 illustre bv; Fiep Westendorp Illustrations.

5


BIJLAGE 2

ek o z r e d n ek en o

ontd

Modelwip

Vierkante stokjes

Plank

Ronde stok

Sport - groep 1/2 - BIJLAGE 2

Plank: 30 cm lang x 5 cm breed x 4 mm dik Ronde stok (type beze msteel): 8 cm lang Vierkante stokjes: 5 cm lang

6


Tica |

Taalgerichte technieklessen voor groep 1 tot en met 8

m e h Tgroep 1/2

r e o v r e a: V

groep

1/2

4

3/ groep

groep

5/6

8

7/ groep


LEERKRACHTENKAA

RT 1

r e o v r e V thema: Een tas voor je liev e

lingsboek

OMSCHRIJVING: De kinderen zoeken een passende tas om hun lievelingsboek in versieren deze. te vervoeren en

Lesduur

Voorbereiding: 5'

Uitvoering: 40'

Nabespreking: 5'

Doelen

Specifieke talige do elen De kinderen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De kinderen kunnen . vertellen over een bo ek . De kinderen kunnen een beschrijving geve n van wat ze geknutse De kinderen kunnen ld hebben. de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De kinderen kunnen de onderdelen van ee n tas herkennen en be De kinderen kunnen noemen. een tas onderzoeken op constructie en sterkt De kinderen kunnen e. een tas onderzoeken op de relaties tussen king en vorm. functie, materiaal, be wer-

Begrippen

Materiaal

- minimaal 40 papier en tassen van ver- 10 potten lijm; schillende formaten , eventueel zelf- 10 rollen plakband gemaakt (zie voorbe ; reiding); - verzameling gekle - verzameling andere urd (decoratie)papier tassen: plastic tassen , en/of karton; sterke tassen, niet-st erke tassen, ...; - teken- en kleurmat - spullen om in de ta erialen: kleurpotlode ssen te stoppen: n, stiften, verf en kwaste speelgoed, schriften n; , potloden, ve (nep)fruit, ...; rzameling kosteloos materiaal: lapjes, kraaltjes, stukjes folie - 30 scharen; , stickers, ... - nietmachine.

g

in Voorbereid

- Vraag de kinderen ruim van te voren om op de dag dat u deze lievelingsboek van th les uitvoert hun uis mee te nemen. Ze t dit bijvoorbeeld oo van de school. k in de Nieuwsbrief - Verzamel allerhand e tassen (plastic, sterk e, niet-sterke, handta - Verzamel en/of maa ssen, rugtassen, ...). k daarnaast minimaa l 40 papieren (boodsch U kunt op twee man appen)tassen. ieren tassen maken. Zie bijlage 1.

Vervoer - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 1

groot; de handtas; he t hengsel; klein; het lee r; het plastic; de rugt de vorm; versieren; wa as; stevig; de stof; terdicht

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

r e o v r e V thema: Een tas voor je liev e

lingsboek

Barst maar

los!

1. Laat de kinderen hu n (van huis meegebrac K hte) lievelingsboek pa Ga met de kinderen in kk en . een grote kring zitten . 2. Doe een test met de kinderen. Leg uit dat u ste eds een vraag stelt ov kinderen. Als het waar er de boeken van de is of als het in het boek vo orkomt, steken ze hun klopt, houden ze hun boek op. Als het niet boek op schoot. Stel de volgende vragen: - Is het een spannend boek? - Zitten er plaatjes in he t boek? - Komen er dieren in vo or? - Komen er mensen in voor? - Is het een dik boek? - Word je blij van het bo ek? - Is het een mooi boek ? 3. Laat de kinderen die dat willen kort vertelle n over hun boek. Ze ku op de bovenstaande nnen daarbij antwoord vragen. geven 4. Vraag de kinderen ho e zij hun boek mee na ar school genomen he Wat voor tas was dat? bben. In een tas? Hoe ziet die tas eruit? Vertel de kinderen da zoeken voor hun boek t zij straks een tas gaan en dat ze deze tas gaan versieren.

Leg alle door u verzam K +1 +G elde en eventueel ge maakte tassen in het Leg ook de spullen kla midden van de kring. ar die de kinderen in de tassen kunnen sto tassen onderzoeken: ppen. Laat de kinderen ze kijken en voelen wa de ar de tassen van gem tassen eruit zien, ze be aakt zijn, ze bekijken ho denken wat voor tas e de het is, .... Stel tijdens he en groepjes leerlinge t onderzoek aan indivi n de volgende vragen: du ele - Waar is de tas van ge maakt? Van papier? Of van plastic? Of van sto - Waarvoor gebruik je f of leer? de tas? Boodschappen ? Kun je er ook andere Probeer het maar. dingen in dragen? - Wat voor tas is het? Een handtas? Een rugt as? Een boodschappen - Is de tas stevig? tas? Hoe zie je dat? - Staat er iets op de tas ? Wat dan? - Is de tas groot? Of kle in? Wat zou er allemaa l in de tas kunnen? Pr - Wat voor vorm heeft obeer het maar. de tas? Is hij rond? Of vierkant? Of ...? - Is de tas waterdicht? Waarom denk je dat? - Kun je de tas makke lijk dragen? Zit er een sterk hengsel aan? Pr - Vind je de tas mooi? obeer het maar. Waarom? 2. Ruim alle tassen en spullen op, behalve de papieren tassen. De kin papieren tas hun boek deren onderzoeken in wel ĂŠn in welke tas hu welke n boek niet past. Hoe of te klein? Is de vorm komt dat? Is de tas te van de tas niet goed? gr oot Laat elk kind een papie zijn eigen lievelingsbo ren tas uitzoeken waar ek in past. Uiteindelijk moet elk kind een pa hebben. ssende tas voor zijn bo ek

Vervoer - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 2a

nderzoek o n e k e d t n O 1.

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

r e o v r e V thema: Een tas voor je liev e k

erp en maa On1.tw M

lingsboek

aak groepjes van zes 6 kinderen. Verdeel de spullen die nodig zijn te versieren over de gr om de oepjes. papieren tassen 2. Vertel de kinderen dat zij hun eigen tas gaan versieren. Leg da zomaar gaan versieren arbij uit dat ze de tas . De versiering moet niet te maken hebben m in de tas past. Geef aa et hun lievelingsboek n hoe ze dat kunnen dat do en : - de versiering kan ee n dier of persoon zijn die in het boek voorkom - de versiering kan in t; een bepaalde kleur zij n, die in het boek voor - de versiering kan te komt; maken hebben met een plaats (bijvoorbee in het boek voorkom ld een bos of kasteel) t; die - enzovoorts. 3. Begeleid de kinde ren bij het versieren van de tassen. Stimule gebruiken voor het so er ze hun eigen fanta ort versiering. Leg da sie te arbij steeds de link m Stel daarbij vragen als et de inhoud van het de volgende: boek. - Waarom gebruik je die stof/die kleur/dat papier? Omdat het vr - Wordt je versiering olijk is? Past het bij je groot? Of klein? Waa boek? rom? - Ga je ook het heng sel van de tas versier en? Hoe? - Welke vorm is dit? W aarom heb je deze vo rm geknipt? - Wat is dit voor versi ering? Bij welk stukje uit je boek past deze versiering?

kind doet zijn lievelin K gsboek in zijn versier de tas. CreĂŤer een so De kinderen lopen na ort 'catwalk' in de kla elkaar op de catwalk s. en lichten kort de ve Elk kind krijgt van de rsiering op hun tas to anderen een groot ap e. plaus. 2. Bespreek de versier de tassen kort. Stel da arbij vragen als de vo - Kun je aan de buite lgende: nkant van de tas zien waar het boek over ga - Hoe hebben de ande at? re kinderen hun tas ve rsierd? - Welke tassen vind jij vrolijk? - Ga je de tas ook echt gebruiken? Wanneer dan?

Tip U kunt de kinderen oo k zelf de papieren tasse n laten maken. Werk manieren die zijn op daarbij volgens ĂŠĂŠn va genomen in bijlage 1. n de Zo rg ervoor dat de tassen boeken van de kinde zo groot zijn dat de ren erin passen.

Vervoer - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 2b

! t maar zien La1.aElk

3


BIJLAGE 1

! s o l r a a barst m Papieren tassen m aken Maak 40 papieren ta

ssen. Dit kan op twee

manieren:

1. Een tas van twee grote vellen stevig papier en twee stukken touw.

Vervoer - groep 1/2 - BIJLAGE 1

2. Een tas van een pa pieren zak, waaraan u hengsels bevestig Papieren zakken kunt t. u kopen bij een kant oorboekhandel.

4


m e h Tgroep 1/2

r e t a W : a

groep

1/2

4

3/ groep

groep

5/6

8

7/ groep


LEERKRACHTENKAA

RT 1

r e t a W : a them Een brug voor Hen d

OMSCHRIJVING: De kinderen maken een brug

rika de koe

voor een koe naar aa nleiding van een verh aal.

Lesduur

Voorbereiding: 15'

Uitvoering: 30'

Nabespreking: 10'

Doelen

Specifieke talige do elen De kinderen kunnen vertellen over hun er varingen rondom he De kinderen kunnen t maken van de brug de betekenis van nie . uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De kinderen weten ho e je water kunt overbr uggen. De kinderen weten wa t het draagvermogen is van diverse material een overbrugging. en bij het maken van De kinderen weten ho e materialen op een stevige manier aan elk worden als de onderd aar verbonden kunn elen te kort zijn om de en afstand te overbrugge De kinderen weten ho n. e je aan een brug een leuning kunt maken.

de afstap; breed; de brug; de leuning; de oever; onderdoor; de overkant; de plank; de opstap; overheen; de sloot; smal; sterk; het weiland

Materiaal

- 12 gekleurde platte dozen: 6 groene en 6 witte; - 12 stroken blauw pa pier van 15 cm breed; - 6 speelgoedkoeien ; - 12 speelgoedeendj es; - 24 vellen wit stevig papier; - blokken; - constructiemateriaa l: Lego, Nopper, Cons tructor en/of Siomon tage.

g

in Voorbereid

Verf de buitenkant va n zes dozen groen en de buitenkant van de - Knip de vellen wit pa overige zes dozen wi pier in repen van versc t. hillende lengtes en br eedtes.

Water - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 1

Begrippen

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

r e t a W : a them Een brug voor Hen d st maar Ba1.rVe

los!

rika de koe

rtel aan de hand van bij K lage 1a tot en met 1d het verhaal van Hend Laat steeds de betreffe rika de koe. nde prent zien en lee s de bijbehorende tek 2. Bespreek naar aanle st achterop interactief iding van het verhaal voor. de probleemsituatie m - Hoe kunnen we Hend et de kinderen. rika helpen? (We hebb en een plank nodig om Daarna moeten we ee haar uit de sloot te kri n brug maken. Dan ka jgen. n Hendrika naar de ov - Hoe moet de brug eru erkant.) it zien? (De brug moe t niet smal zijn, maar br De brug moet een leu eed, want Hendrika is ning hebben, dan kan dik. Hendrika niet in het wa moet ook sterk zijn; de ter vallen. De brug zware Hendrika moet er ov erh er onderdoor zwemm een kunnen. En de ee en.) nden willen 3. Vraag de kinderen hoe je eigenlijk een br ug maakt. Vertel dat ze ze kijken daarbij wat u dit eerst gaan onderzo doet. Daarna gaan ze eken: zelf een brug maken. de situatie van Hendrik a zien met concrete m Maak een opstelling zo aterialen. als in de tekening hie ronder:

2. Laat de kinderen ve rschillende mogelijkh eden aangeven om ee Wijs ze daarbij op de n brug te maken. materialen: karton, blo kken, constructiemate informatiekaarten 1 en rialen. Op de 2 zijn voorbeelden va n bruggen opgenom 3. Voer elke suggestie en. uit, terwijl de kinderen toekijken. Bespreek ste u de brug maakt, hoe eds met de kinderen u de onderdelen van hoe de brug ondersteunt Doe in elk geval ook ee en aan elkaar vastmaa n aantal suggesties va kt, ... n informatiekaart 01 voor.

K

Water - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 2a

nderzoek o n e k e d t n O 1. Laat

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

r e t a W : a them Een brug voor Hen d k

maa On1.tMwaaerp en

rika de koe

k groepjes van zes kin 6 deren. Deel de mater ialen uit. Elk groepje Hendrika bouwen. gaat een brug voor 2. Laat elk groepje ee rst de situatie rondom Hendrika bouwen, m de weg, de koe en de et het weiland, de slo eendjes. ot, 3. Ieder zestal bouwt vervolgens een brug vo or Hendrika, met blok constructiematerialen ken, papier en/of . Licht toe dat de brug de twee oevers met elk Hendrika moet gemak aar moet verbinden. kelijk op en van de br ug kunnen stappen, en afstap. Ook mogen via ee n goede opstap er geen gaten in de br ug zitten, waarin Hend zou kunnen wegzakke rika met haar poten n. De kinderen kunnen gebruik maken van inf 4. Begeleid de kindere ormatiekaart 01. n tijdens het maken va n de bruggen. Stel daarbij vragen als de volgende: - Is jullie brug al sterk genoeg? Hoe kun je dat zien? Kun je hem - Kunnen de eendjes nog steviger maken? er onderdoor zwemm en? - Hoe zou je er een leu ning aan kunnen mak en? - Heb je de koe er al ov erheen laten lopen? Zakt ze niet met haar poten in de gaten?

n!

kijk de gemaakte brug gen met de hele klas. Laat de kinderen verte K llen hoe ze de brugge n gemaakt hebben. St vertellen: hoe sterk de imuleer ze om ook te brug is, of er wel of ge en steun in het midd afstap gemaakt zijn, en is, hoe de opstap wat voor leuning er is. en 2. Vergelijk de gemaa kte bruggen. Welke zij n br eder en welke smaller Op welke verschillen ? de manieren zijn de leuningen gemaakt? Wat voor soorten op stapjes en afstapjes zij n er?

Tip Deze les kan een aanle iding zijn om brugge n in de buurt van de kunt ook afbeelding school te gaan bekijke en van bruggen verza n. U melen of de kinderen dit laten doen.

Water - groep 1/2 - LEERKRACHTENKAART 2b

t maar zie La1.aBe

3


4

Water - groep 1/2 - BIJLAGE 1a ILLUSTRATIE


BIJLAGE 1a VERHAA

L

! s o l r a a barst m De koe die naar de De koe die naar de

stad wil

stad wil

Water - groep 1/2 - BIJLAGE 1a VERHAAL

Hendrika is een koe die niet gelukkig is. Ze woont op een bo hele zomer eet ze gr erderij. De as. De hele winter ee t ze hooi. De hele zo winter doet ze niets mer en anders dan eten. En al haar melk is vo or boer Hofstra. Boer Hofstra vindt Hendr goede koe, omdat ze ika een hele lekkere melk ge eft. “Eet maar, Hendr hij vaak. “Hoe meer je ika,” zegt eet, hoe meer melk ik van je krijg.” Hendr veel van boer Hofstra ika houdt . Ze eet veel om hem een plezier te doen. voelt zich toch onge Maar ze lukkig. Ze vindt het saai op het weiland. naar de stad! Hendrika wil

5


6

Water - groep 1/2 - BIJLAGE 1b ILLUSTRATIE


BIJLAGE 1b VERHAA

L

! s o l r a a barst m De koe die naar de

stad wil

Water - groep 1/2 - BIJLAGE 1b VERHAAL

Vlakbij het weiland van Hendrika is een weg. Die weg gaat na De stad waar heel ve ar de stad. el te zien en te beleve n is! Hendrika staat weiland met allemaa op een l sloten eromheen. Tu ssen de weg en het ligt ook een sloot. weiland

7


8

Water - groep 1/2 - BIJLAGE 1c ILLUSTRATIE


BIJLAGE 1c VERHAA

L

! s o l r a a barst m De koe die naar de

stad wil

Water - groep 1/2 - BIJLAGE 1c VERHAAL

Die arme, ongelukkig e Hendrika! Ze wil zo graag iets meer zien weiland en de boerde dan het rij. Maar ze moet alle en maar eten, eten en ze wordt dikker, dikk eten. En er en dikker. Ze wordt zo dik, dat ze bijna ni kan bewegen! et meer

9


10

Water - groep 1/2 - BIJLAGE 1d ILLUSTRATIE


BIJLAGE 1d VERHAA

L

! s o l r a a barst m De koe die naar de

stad wil

Op een dag loopt ze heel ver het weiland in. Ze wil van het wei wil naar de overkant land af. Ze . Naar de weg. De weg naar de stad. Ze wil over! Ze houdt haar de sloot adem in. Ze probeert te springen. En dan‌ het weet valt ze in de voor ze sloot!

(naar: De koe die in he

t water viel, Phyllis Kra

Water - groep 1/2 - BIJLAGE 1d VERHAAL

De sloot is gelukkig niet zo diep. Maar H endrika is wel helem ze is te dik om er uit aal nat. En te klimmen. Daarom blijft ze maar in het en eet het gras lang water staan s de oever. Hendrika kan nu niets anders wachten totdat iem doen dan and haar komt help en...

silovsky, ill. Xavier Tro ost

)

11


INFORMATIEKAART

1

ek o z r e d n ek en o

ontd

brug

Water - groep 1/2 - INFORMATIEKAART 1

Suggesties voor de

12


INFORMATIEKAART

2

ek o z r e d n ek en o

ontd

Verschillende soor te

Water - groep 1/2 - INFORMATIEKAART 2

n bruggen

13


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.