Lesmateriaal Tica groep5-6

Page 1

groep

Taalgerichte technieklessen voor groep 1 tot en met 8

1/2

groep

3/4

groep

5/6

groep

7/8

Algemene Handleiding - Tica | Taalgerichte technieklessen voor groep 1 tot en met 8

Tica |


ALGEMENE HANDLEIDING

Colofon Tica is ontwikkeld door de CED-Groep op initiatief van het Programmabureau VTB (Verbreding Techniek Basisonderwijs)

Ontwikkeling lessen Colette Mathijssen Giselle Alders Astrid Kraal Technische input & adviezen Hein van den Bemt Peter Hollinga Eindredactie Petrelle Tomassen Vormgeving Xavier Troost, Pixel:ID, Rotterdam

Ofschoon iedere poging is ondernomen om de volgens de auteurswet rechthebbenden van de in dit boek opgenomen teksten en illustraties te traceren, is dit in enkele gevallen niet mogelijk gebleken. In het onderhavige geval verzoekt de CED-Groep rechthebbende met hem contact op te nemen.

Š CED-Groep Rotterdam, Unit Onderzoek en Ontwikkeling

Algemene Handleiding - COLOFON Colofon

Met dank aan leerlingen en leerkrachten van Het Spectrum, Passe-Partout en De Valentijnschool te Rotterdam voor hun adviezen en het uitproberen van de lessen

1


ALGEMENE HANDLEIDING

Inhoudsopgave Hoofdstuk Bladzijde 1 Inleiding 3

2 Doelstelling en doelgroep

3

3 Opzet 3 3.1 Evaluatie van de les 5 4 Inzet 6

5 Talige techniekopdrachten en technische taalopdrachten 7 5.1 Taal en techniek in de verschillende fasen 7 5.2 Opdrachtkaarten, taalkaarten en informatiekaarten 8

6 Vier techniekdomeinen

7 Kerndoelen, tussendoelen en lesdoelen 11

8 Samenwerkend leren 11

Literatuur 12

Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8:

Overzicht thema’s, lessen en inzet Kalender voor inzet lessen Begrippenlijst Interactief voorlezen Rolwisselend lezen Techniekdomeinen Kerndoelen en Tussendoelen Werkvormen voor samenwerkend leren

14 15 16 20 21 23 26 29

Algemene Handleiding - INHOUDSOPGAVE

9

2


ALGEMENE HANDLEIDING

1. Inleiding In 2010 moet techniek op eenderde Techniek coördinator proefschool: van alle Nederlandse basisscholen zijn opgenomen in het onderwijsprogramma, “Aan de leerlingen zal het niet liggen, die vinden de organisatie en het beleid van de het allemaal erg interessant. Het zijn eerder de school. Voor de scholen vormt tijdgebrek leerkrachten die door onbekendheid en tijdgebrek wat huiverig zijn om techniek op het rooster te een knelpunt om techniek in te voeren; zetten. Maar met een kant-en-klare lessenserie er is geen tijd om techniek als apart vak zoals nu ontwikkeld is, is die stap al een stuk op het rooster te zetten. Daarom heeft minder groot.” het Programmabureau VTB (Verbreding Techniek Basisonderwijs) aan vijf didactische instellingen (CED-Groep, APS, KPC-Groep, SLO en ECN) de opdracht gegeven om techniek te verbinden met taal. De lessenreeks Tica is een uitwerking van de CED-Groep.

2. Doelstelling en doelgroep De hoofddoelstelling van Tica is dat leerlingen taal leren door techniek én vice versa. Subdoelstellingen zijn dat leerlingen beter presteren op het gebied van taal, techniek en samenwerkend leren en dat leerlingen in een Noëlla uit groep 3: zo vroeg mogelijk stadium geënthousiasmeerd raken voor techniek. Tica is ontwikkeld voor leerlingen van groep 1 tot “Techniek is leuk en cool.” en met 8 van het basisonderwijs.

Tica bestaat uit 28 lessen verspreid over zeven thema’s. Elk thema bevat een les voor groep 1/2, 3/4, 5/6 en 7/8. De duur van een les varieert van één tot drie lesuren. De lessen van Tica hebben over het algemeen allemaal dezelfde opbouw. De lesbeschrijvingen van alle lessen beginnen met algemene informatie over de les, zoals het thema, de talige en de technische doelen waar in die les aan gewerkt wordt, de begrippen, de benodigde materialen - uitgaande van 30 leerlingen per groep - en de voorbereiding. Daarna volgt de beschrijving van de verschillende lesfasen: Barst maar los!, Ontdek en onderzoek, Ontwerp en maak, Laat maar zien! Met de verschillende fasen wordt in Tica flexibel omgegaan. In sommige lessen worden alle fasen doorlopen. Op die manier doorlopen de leerlingen een compleet technisch ontwerpproces van begin tot einde. In andere lessen worden slechts twee of drie fasen doorlopen. Ook de volgorde waarin de verschillende fasen doorlopen worden, varieert.

Algemene Handleiding - Tica

3. Opzet

3


ALGEMENE HANDLEIDING

3. Opzet (vervolg) ar los!

a Barst m

r Lesduu

In de fase Barst maar los! wordt het (technische) onderwerp van de les op een speelse manier geïntroduceerd zodat de nieuwsgierigheid en het enthousiasme van de los! r a a m uur de leerlingen uitgedaagd t worden geprikkeld. In sommige lessen ars Lesdworden Bleerlingen l e k voeren en brainstormen Do enze over de opdracht en over om een opdracht uit teegaan o ! z s r o e l d r n a nrolos! ur ka anrtsdttem Lesdu Bmogelijke aeaoplossingen. O m uur

Lesd Doerliepnpen ek o z r e d n Beg en o Ontdek oelleen Dvoeren ek o z r In deze fase o doen de leerlingen onderzoek. Ze e d n k azoek Doe nexperimenten uit en er komen a n e m r k e n e d e d n en on over het betreffende onderwerp. in deze fase pa Oteksten epn bod rirpopdrachten ntttdweekraan l egtDe O B n a i Ovormen e een voorbereiding op het ontwerpenM enaontwikkelen van een technisch pen product. ak egrriip a B m n p e g pen p r e e B w t n l O ateriaraeiding M k a a enzim Voorbe al erap ena!ak m r n a e Oanatttw p r m e riaavan tebasis LOInndewOntwerp l de onderzoeksresultaten Ma en maak-fase maken de leerlingen op ateria M g een ontwerp. Dit ontwerp moet bijdragen aan een oplossing ereidinvoor het gestelde b r o ! o n V e probleem.aHet wordt uitgewerkt tot een concreet (deel)product. r ziontwerp g Laat ma ng diin eerreeiid b r o o b g r V n o i ! o d i n V re zien! e r b r a o a o V t m ar zie Laa Laat ma ng c 14,9ze dat in Als de leerlingen een concreet product ontwikkeld bereoidldipresenteren rhebben, o o Itali V B ! d n a e i i deze fase. ennde hele les worden ook yr r z houden ze een wedstrijdje. DeMproducten aSoms i g d i e aat ma in deze fase. Als er geen product isogemaakt, r Lgeëvalueerd e b g r wordt in alleen de les V o ! rbereid 9 n o e i o z V r geëvalueerd. a alic 14, a ! t I m n d t e l i a o z a B r L at maa Myriad La 4,9 talliicc 1 I d l 4,9 o 1 B d oldIta Myyrriia B M ad

Algemene Handleiding - Tica

Bars

4


ALGEMENE HANDLEIDING

3.1 Evaluatie van de les Een les kan op allerlei manieren eindigen, bijvoorbeeld met een presentatie, of een wedstrijd, of een liedje. Het is belangrijk om de les te evalueren met de leerlingen. Het doel van zo’n evaluatie is het verzamelen van bewijs van het leren en het reflecteren op het leerproces. De meest gangbare vormen van evaluatie, zoals proefwerken, doen niet altijd recht aan het Leerling uit groep 4: genoemde doel. Themafolders, portfolio’s en werkstukken doen dat wel. Daarom kan na een “Ik vond de les van techniek heel leuk les - naar eigen keuze - één van deze vormen van en ik wil meer van techniek leren”. evaluatie worden ingezet.

Portfolio Een portfolio lijkt op een themafolder, met het verschil dat een leerling in een portfolio zijn beste werk stopt dat hij kiest uit wat hij gedurende de les heeft gedaan. In tegenstelling tot bij de themafolder, worden er voor het portfolio geen nieuwe dingen meer gemaakt. Spullen die de leerling erin stopt, kunnen door hem ook weer vervangen worden, totdat de leerkracht aangeeft dat de leerling zijn portfolio definitief moet maken. Dan beoordeelt de leerkracht het werk dat de leerling in het portfolio heeft gestopt. Werkstuk Na een les kan de leerkracht de leerlingen ook een ‘werkstuk’ laten maken, bijvoorbeeld een schrijfproduct. Daarin verwoordt een leerling hoe hij de les ervaren heeft. Een werkstuk wordt altijd gemaakt op basis van criteria die voorafgaand aan het werkstuk zijn gesteld. Deze criteria moeten voor alle leerlingen bereikbaar zijn en ze hebben betrekking op de inhoud en de vorm van het werkstuk. Het werkstuk is een proces: de leerkracht of een medeleerling beoordeelt het werkstuk, waarna de leerling het nog kan bijstellen. In bijlage 1 is een overzicht van alle thema’s en lestitels opgenomen. Dit overzicht geeft ook aan op welk moment in het schooljaar de lessen ingezet kunnen worden (zie ook 4. Inzet).

Algemene Handleiding - Tica

Themafolder Een themafolder is een insteekfolder waarin een leerling alles opneemt wat hij relevant vindt met betrekking tot een uitgevoerde les. De themafolder geeft een overzicht van de les. De leerling bepaalt zelf wat in de themafolder terecht komt. Het is zijn reflectie op wat hij heeft gedaan. In de themafolder worden tekeningen gemaakt, korte verslagen getypt, digitale foto’s van gemaakte producten geplakt enzovoorts. Na afronding kan een leerkracht de leerling vragen zijn themafolder te presenteren. Daarbij komt ook aan bod wat hij heeft geleerd. De themafolder wordt vervolgens beoordeeld door de leerkracht, eventueel samen met de klas. Na deze beoordeling krijgt de leerling tijd om zijn themafolder definitief te maken. Op die manier is een themafolder een proces. De leerlingen kunnen het leerlingenmateriaal als leidraad gebruiken bij het maken van hun themafolder.

5


ALGEMENE HANDLEIDING

4. Inzet Er zit een doorgaande leerlijn in de lessen, maar de lessen zijn ook los van elkaar in te zetten. Per leerjaar kunnen drie à vier lessen ingezet worden. De lessen kunnen het beste worden ingezet op een moment dat het onderwerp van de les in de actualiteit is. In bijlage 2 is een kalender opgenomen waarin staat aangegeven wanneer een les het beste behandeld kan worden. Hieruit blijkt dat de meeste lessen op verschillende momenten in het schooljaar ingezet kunnen worden. Slechts voor een paar thema’s geldt dat het moment van inzet heel specifiek is. Bijvoorbeeld groep Leerkracht groep 3: 1/2, thema Feest moet in november ingezet worden, na de aankomst van Sinterklaas in “Dit kan prima in plaats van een taalles”. Nederland. De activiteiten die de leerlingen uitvoeren zijn vakgebiedoverstijgend, gevarieerd en sluiten aan bij de gangbare taal- een wereldoriëntatiemethodes.

De activiteiten die de leerlingen tijdens de lessen uitvoeren, zijn gebaseerd op bestaande techniekactiviteiten. Deze bestaande techniekactiviteiten blijven vaak beperkt tot het uitvoeren van een experiment of het namaken van een bestaand ontwerp. In Tica zijn de bestaande activiteiten uitgebreid. Hierdoor krijgen de opdrachten een steviger context en is er meer ruimte voor talige impulsen. Bij de jongste leerlingen ligt de talige nadruk op mondelinge taal, begrijpend luisteren en woordenschat. De leerlingen voeren al pratend, overleggend, denkend, handelend en spelend activiteiten uit in een Leerling uit groep 6: betekenisvolle situatie. Ze worden aangezet tot zelfontdekkend leren in kleine groepen. Vanaf “Ik vind het leuk om zulke lessen te groep 4 wordt er meer met schriftelijke taal krijgen en ik hoop dat er meer van zulke gedaan. In de hoogste groepen zijn de lessen komen want techniek is leuk. opdrachten omvangrijker. Begrippen In iedere les wordt een aantal begrippen aangeboden. Deze begrippen staan vermeld in de leshandleidingen, bij het lesoverzicht. Ze komen per les meerdere keren voor, in verschillende contexten. De eerste keer dat ze voorkomen, staan ze onderstreept in de handleiding. In bijlage 3 is een begrippenlijst opgenomen.

Algemene Handleiding - Tica

5. Talige techniekopdrachten en technische taalopdrachten

6


ALGEMENE HANDLEIDING

In elke fase is er aandacht voor taal. Soms ligt de nadruk meer op techniek (talige of taalgerichte techniekopdrachten), soms ligt de nadruk meer op taal (technische taalopdrachten). Leerkracht groep 3: Tijdens de brainstormfase Barst maar los! brainstormen en discussiëren de leerlingen met “Ik mark dat deze manier van werken elkaar. Op gestructureerde wijze, bijvoorbeeld inderdaad taal uitlokt bij de kinderen”. met behulp van een woordenweb, formuleren “Laat de hamers en soldeerbouten maar de leerlingen in interactie met elkaar komen!”. mogelijke oplossingen voor gestelde problemen. Ze bedenken daarbij wat ze al van het onderwerp weten. Bij groep 1/2 wordt er in deze fase soms een verhaal voorgelezen op een interactieve manier. In bijlage 4 is (beknopte) informatie opgenomen over interactief voorlezen. In de Ontdek en onderzoek-fase bestaat de talige impuls vooral uit het lezen van informatieve teksten over het onderwerp (met behulp van een stappenplan), het verwerven, oefenen en toepassen van nieuwe woorden (gerelateerd aan de opdracht) en het overleggen met elkaar. In de Ontwerp en maak-fase gaan de leerlingen aan de slag met het ontwerpen en ontwikkelen van een (deel)product. In deze fase ligt de nadruk vooral op techniek en minder op taal. Wel schrijven de leerlingen met behulp van een schrijfkader (een hulp voor het schrijven van een goed gestructureerde tekst) een korte tekst over het ontwikkelde product. De leerlingen werken veel samen en dus in interactie met elkaar. Bij het ontwerpen en maken van hun product maken ze gebruik van de in de Ontdek en onderzoek-fase verworven informatie. Tevens hanteren ze actief de begrippen die in deze fase geleerd zijn. In de laatste fase, Laat maar zien!, staat de presentatie van de ontwikkelde producten en de evaluatie van de les centraal. Dit is een voorbeeld van een technische taalactiviteit. In sommige lessen bereiden de leerlingen in groepjes een korte presentatie voor. In deze presentatie komen verschillende aspecten van het product aan de orde: de aanleiding voor het ontwikkelen van het product, de resultaten van de experimenten en de informatieverzameling, de manier waarop die gegevens zijn toegepast in het ontwerp en de ontwikkeling van het product, het gebruik van het product, enzovoorts. De leerlingen beoordelen aan de hand van een eenvoudig evaluatieformulier elkaars presentaties. In deze fase ligt de nadruk op taal. De inhoud is echter technisch van aard. Als de leerlingen in de les geen technisch product hebben ontwikkeld, evalueren ze de les (zie ook 3.1).

Algemene Handleiding - Tica

5.1 Taal en techniek in de verschillende fasen

7


ALGEMENE HANDLEIDING

5.2 Opdrachtkaarten, taalkaarten en informatiekaarten Om de leerlingen te ondersteunen bij het uitvoeren van de activiteiten en de taalgerichte opdrachten, wordt gebruik gemaakt van opdrachtkaarten, taalkaarten en informatiekaarten. Opdrachtkaarten Opdrachtkaarten komen bij de verschillende lesfasen voor. Op zo’n kaart staat een concrete opdracht: het maken van een woordenweb, het uitvoeren van een experiment, het maken van een model, het geven van een presentatie. Taalkaarten De taalkaarten bieden de leerlingen ondersteuning bij het uitvoeren van de talige aspecten van een opdracht. Een taalkaart bevat bijvoorbeeld een stappenplan voor het lezen van informatieve teksten, tips voor het houden van een presentatie, een hulpmiddel voor het opstellen van een spreekplan, een schrijfkader voor het schrijven van een goed gestructureerde tekst, een evaluatieformulier voor het beoordelen van een presentatie, enzovoorts.

Het stappenplan lezen en Woordhulp Eén van de taalkaarten die herhaaldelijk aan bod komt in het leerlingmateriaal is het ‘Stappenplan lezen en Woordhulp’. Om de leerlingen te ondersteunen bij het lezen van teksten (bijvoorbeeld op de informatiekaarten), maken ze gebruik van het stappenplan. Dit stappenplan is in het leerlingenmateriaal opgenomen. De leerkracht doet eerst een aantal keren voor hoe het stappenplan gebruikt wordt (‘modelen’). De strategieën van ‘rolwisselend lezen’ zijn verwerkt in het stappenplan. In eerste instantie doet de leerkracht, door hardop te denken, voor hoe hij het lezen aanpakt. Geleidelijk kan de expertrol door leerlingen worden overgenomen. Het stappenplan sluit aan bij gangbare stappenplannen in methodes voor strategisch begrijpend leesonderwijs. In bijlage 5 (rolwisselend lezen) is extra informatie opgenomen over het strategisch lezen van informatieve teksten.

Algemene Handleiding - Tica

Informatiekaarten De informatiekaarten bevatten informatie over een bepaald onderwerp. Deze informatie kan in woord en beeld zijn, of alleen in beeld. De leerlingen kunnen de informatiekaarten raadplegen tijdens de Ontdek en onderzoek-fase.

8


ALGEMENE HANDLEIDING

6. Vier techniekdomeinen De lessen sluiten aan bij de vier domeinbeschrijvingen, die voor techniek zijn geformuleerd: constructies, overbrengingen, energieomzettingen en besturingen.

Overbrengingen In het techniekdomein ‘overbrengingen’ gaat het erom dat leerlingen overbrengingen in een ontwerp opnemen en deze overbrengingen toepassen bij het maken van een product. Zij moeten toegepaste overbrengingen kunnen herkennen en kunnen beoordelen of de gekozen overbrengingen adequaat zijn in het licht van de gestelde doelen (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002). Binnen het domein ‘overbrengingen’ wordt gebruik gemaakt van twee basisinzichten (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002): - (Tand)wielen en hefbomen zorgen voor de overbrenging van een beweging of een kracht van het ene onderdeel van een apparaat of machine op het andere. - Een overbrenging kan een kracht vergroten, verkleinen of van richting veranderen, of een beweging versnellen, vertragen of van richting doen veranderen.

Algemene Handleiding - Tica

Constructies In het techniekdomein ‘constructies’ gaat het erom dat leerlingen constructieprincipes in een ontwerp opnemen en deze principes toepassen bij het maken van een product. Zij moeten toegepaste constructieprincipes kunnen herkennen en kunnen beoordelen of de gekozen constructieprincipes adequaat zijn in het licht van de gestelde doelen (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002). Bij constructie en het construeren als activiteit gaat het om het maken en onderzoeken van structuren. Elk product heeft een structuur (een omhulsel): een unieke combinatie van vormen en materialen in relatie tot een functie. Bij het construeren van bijvoorbeeld een bouwwerk gaat het om de functie ‘onderdak geven’, een combinatie van rechthoekige en ronde vormen (een bouwstijl) en een selectie van (bewerkte) materialen (hout, steen, beton, maar ook rietjes, papierstroken en legosteentjes) (Bouwmeester, 1997). Binnen het domein ‘constructies’ wordt gebruik gemaakt van drie basisinzichten (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002): - Met profielen kunnen sterke en toch lichte constructies gemaakt worden. - Constructies worden steviger met driehoeken, bogen, door in verband te bouwen en door de basis breder te maken dan de top. - Door verbindingen worden onderdelen aan elkaar bevestigd tot een groter geheel. Er zijn verbindingen waarbij de onderdelen weer gemakkelijk ontkoppeld kunnen worden en andere die permanent zijn.

9


ALGEMENE HANDLEIDING

Besturingen In het techniekdomein ‘besturingen’ gaat het erom dat leerlingen een besturingssysteem in een ontwerp opnemen en dit besturingssysteem toepassen bij het maken van een product. Zij moeten vaststellen of er sprake is van een besturingssysteem en de functionaliteit van het besturingssysteem kunnen beoordelen (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002). Binnen het domein ‘besturingen’ wordt gebruik gemaakt van één basisinzicht (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002): - Een besturingssysteem maakt met mogelijk een apparaat of machine te laten werken zonder tussenkomst van mensen. Bijlage 6 laat zien aan welke domeinen er in de lessen gewerkt wordt.

Algemene Handleiding - Tica

Energieomzettingen In het techniekdomein ‘energie(omzettingen)’ gaat het erom dat leerlingen in een ontwerp aangeven welke energievormen gebruikt worden en van welke energieomzetting sprake is. Zij kunnen een energievorm omzetten in een andere energievorm. Zij moeten kunnen vaststellen welke energievorm voor het maken en eventueel voor de werking van ene product van belang is en of energievormen in elkaar omgezet worden; beoordelen of de gekozen energievorm adequaat is in het licht van de gestelde doelen (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002). Binnen het domein ‘energieomzettingen’ wordt gebruik gemaakt van drie basisinzichten (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002): - Brandstoffen, stromend water, wind en zon zijn energiebronnen. De mens gebruikt deze energiebronnen voor het opwekken van verschillende vormen van energie: beweging, licht, warmte en elektrische energie. Deze energievormen kunnen in elkaar omgezet worden. - Elektrische energie wordt opgewekt in elektriciteitscentrales. Accu’s en batterijen leveren ook elektrische energie. - Als een spanningsbron wordt aangesloten op een geleidende kring gaat er een elektrische stroom lopen; hoe groter de spanning, des te groter de elektrische stroom in de kring.

10


ALGEMENE HANDLEIDING

7. Kerndoelen, tussendoelen en lesdoelen Er wordt binnen Tica gewerkt aan kerndoelen van verschillende leergebieden. Naast doelen op het gebied van natuur en techniek wordt er gewerkt aan kerndoelen Nederlands. Er wordt niet alleen aan kerndoelen gewerkt, maar ook aan tussendoelen. Voor groep 1 tot en met 3 zijn dat tussendoelen beginnende geletterdheid en voor groep 4 tot en met 8 tussendoelen gevorderde geletterdheid. In bijlage 7 staan alle kern- en tussendoelen opgenomen, waaraan binnen Tica gewerkt wordt. Naast kerndoelen heeft iedere les specifieke talige en technische doelen. Deze doelen staan vermeld in de handleidingen per les.

Binnen de lessen werken de leerlingen vaak samen. Samenwerkend leren dient verschillende doelen. Binnen Tica wordt gewerkt aan de volgende doelstellingen van samenwerkend leren (naar: Bontekoe e.a. 1994). Ten eerste werken de leerlingen samen om de prestaties van alle leerlingen te verbeteren, dus van de goede, de middelmatige en de zwakke leerlingen. Een tweede doel is om de vaardigheid van leerlingen in het samenwerken en in het zelfstandig leren te vergroten, vaardigheden die ze niet alleen op school maar ook in het dagelijkse leven goed kunnen gebruiken. Een derde doel van samenwerkend leren is de onderlinge relaties tussen leerlingen verbeteren, oftewel de leerlingen positieve waardering voor elkaar op laten brengen. Een vierde relevante doel is het verbeteren van de taalvaardigheid van de leerling. Betekenisvolle interactie tijdens het samenwerken bevordert immers de taalvaardigheid. Verschillende werkvormen stimuleren de Leerling uit groep 8: samenwerking en interactie tussen de leerlingen. De leerlingen werken altijd in tweetallen of kleine “Ik hoop dat we meer van deze lessen groepjes, waarbij ze elkaar helpen en uitdagen, krijgen en samenwerken�. informatie uitwisselen, enzovoorts. De verschillende werkvormen met bijbehorende instructies zijn opgenomen in bijlage 8. In de handleidingen van de lessen wordt regelmatig verwezen naar deze werkvormen.

Algemene Handleiding - Tica

8. Samenwerkend leren

11


ALGEMENE HANDLEIDING

Literatuur Aarnoutse, C. & Verhoeven, L. (red.), Zandt, R. van het, Biemond, H. (in voorbereiding), Tussendoelen Gevorderde Geletterdheid. Een leerlijn voor groep 4 tot en met 8. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. Boer, B. e.a. Leefwereld. Natuuronderwijs voor de basisschool. Groningen: Jacob Dijkstra, 1988. Bontekoe, H. e.a., Samen werken, samen leren. Samenwerkend leren in het basisonderwijs. Hoevelaken, CPS, 1994. Bots, R. e.a., Cursus taalgericht vakonderwijs en samenwerkend leren. Rotterdam: CED-Groep/ Het Projectbureau, 2003. Bouwmeester, T., Maak ’t maar. Bronnenboek techniek voor het primair onderwijs. Amsterdam: Meulenhoff Educatief, 1997. Cooke, S., Collaborative Learning Activities in the Classroom: designing inclusive materials for learning and language development. Leicester: Recource Centre for Multicultural Education, 1998. Croon, K. de, M. Coenen en M. van der Ploeg-Feenstra, Ik & Ko, algemene handleiding. Tilburg: Uitgeverij Zwijsen Educatief B.V., 2001. Dekker, B. & P. Krooneman, Basis voor techniek. VTB-auditrapport 2005. Den Haag: Programmabureau VTB, 2005.

Greven, J. & J. Letschert, Kerndoelen primair onderwijs Den Haag: DeltaHage, 1996. High, J. Contact! Actief Tweede Taal Leren. Bewerking voor het Nederlandse onderwijs door Copper, J. e.a. Middelburg: Drukkerij Meulenberg, 2003. Jansen, A. & H. Pronk, Aardrijkskunde & didactiek. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1993. Mommers, C. e.a. Veilig leren lezen. Tilburg: Uitgeverij Zwijsen Educatief B.V., 2003. Nulft, D. van der & M. Verhallen Met woorden in de weer. Bussum: Coutinho, 2002.

Algemene Handleiding - Tica

Greven, J. & A. Kraal, Storyline: leren (lezen) door verhalen. Hoe storyline leerlingen stimuleert om bij wereldoriĂŤntatie teksten te lezen. Enschede: SLO, 2002.

12


ALGEMENE HANDLEIDING

Literatuur (vervolg) Programmabureau VTB, Verbreding Techniek Basisonderwijs. Achtergrondinformatie voor basisscholen. Den Haag: Programmabureau VTB, 2005. Schimmel, J., J. Thijssen & H. Wagenaar, Techniek voor de basisschool. Een domeinbeschrijving als resultaat van een cultuurpedagogische discussie. Arnhem: Citogroep, 2002. Snow, M. & D. Brinton (red.), The Content-based classroom. Perspectives on integrating language and content. New York: Addison Wesley Longman, 1997. Tulder, M. van, De herziene kerndoelen techniek in het basisonderwijs: een quick-scan onder VTB-scholen. Den Haag: Programmabureau VTB, 2006. Veen, M. & R. Bots, Taalspellen in alle vakken. Sociale en communicatieve vaardigheden voor samenwerkend leren. Rotterdam: Uitgeverij Partners, 2000. Verhoeven, L. & C. Aarnoutse (red.) Tussendoelen beginnende geletterdheid. Een leerlijn voor groep 1 t/m 3. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands, 1999. Vos, E. & P. Dekkers, Verhalend ontwerpen. Een draaiboek. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1994.

Algemene Handleiding - Tica

Websites www.programmabureauvtb.nl www.schoolvoorbeelden.nl www.techniekbasisonderwijs.nl/ervaringen01 www.meesterhoewerkthet.nl www.educatievespellen.nl www.ontdeknet.nl www.bredeschool.nl

13


BIJLAGE 1

groep 7/8

groep 5/6

groep 3/4

groep 1/2

Groep

Themalijn Lestitel

Inzet

FEEST

De boot van Sinterklaas

NOVEMBER

JAARGETIJDEN

De kaboutertoren

SEPTEMBER / OKTOBER

NATUUR

In de bonen

MAART / APRIL

REIZEN

Een tent voor muis Miep

JUNI

SPORT

Op de wip

KAN HELE JAAR

VERVOER

Een tas voor je lievelingsboek

OKTOBER

WATER

Een brug voor Hendrika de koe

MAART / APRIL / MEI

FEEST

Pakjes hijsen

NOVEMBER

JAARGETIJDEN

Het waait!

SEPTEMBER / OKTOBER

NATUUR / TECHNIEK

Een hok voor een struisvogel

MEI / KAN HELE JAAR

REIZEN

Zweven door de lucht

JUNI

SPORT

Wie helpt Pieter Pluimstaart?

MAART / APRIL / MEI

VERVOER

Het feest kan beginnen

FEBRUARI of SEPTEMBER

WATER

De botenrace

MAART / APRIL / MEI

FEEST

Dat klinkt als muziek...

DECEMBER

JAARGETIJDEN

Karren in de wind

SEPTEMBER / OKTOBER

NATUUR / TECHNIEK

Help! Brand!

JUNI

REIZEN

Hoe neem ik dát nu mee?

MEI

SPORT

Naar benee met de bobslee!

JANUARI

VERVOER

Alles draait om tandwielen

JANUARI / FEBRUARI

WATER

Wie ontwerpt de mooist brug?

MAART / APRIL / KAN HELE JAAR

FEEST

Feestverlichting

DECEMBER

JAARGETIJDEN

Zo gaat de molen

SEPTEMBER / OKTOBER

NATUUR / TECHNIEK

De aarde beeft!

KAN HELE JAAR

REIZEN

Hoger en hoger!

MAART / APRIL / MEI / SEPTEMBER

SPORT

Reclame voor je club

SEPTEMBER / KAN HELE JAAR

VERVOER

Als de zon maar schijnt!

SEPTEMBER / OKTOBER

WATER

De kracht van water

MAART / APRIL / MEI / JUNI / SEPTEMBER

Algemene Handleiding - BIJLAGE 1

Overzicht thema’s, lessen en inzet

14


BIJLAGE 2

Kalender voor inzet lessen januari

Sport

Natuur

Sport Vervoer Water

Sport Natuur

februari

Sport

Natuur Vervoer 1

Vervoer Water

Sport Natuur

maart

Sport Natuur Water 2

Sport Natuur Water

Water

Sport Natuur Water Reizen

april

Sport Natuur Water

Sport Natuur Water

Water

Sport Natuur Water Reizen

mei

Sport Water

Sport Natuur Water

Water Reizen

Sport Natuur Water Reizen

juni

Sport Reizen

Reizen Natuur

Water Natuur

Sport Natuur Water

Sport Jaargetijden

Jaargetijden Natuur Vervoer 3

Water Jaargetijden

Sport Natuur Water Reizen Jaargetijden Vervoer 4

Sport Vervoer 5 Jaargetijden

Jaargetijden Natuur

Water Jaargetijden

Sport Natuur Jaargetijden Vervoer 6

november

Sport Feest 7

Natuur Feest 8

Water

Natuur Sport

december

Sport

Natuur

Feest Water

Sport Natuur Feest

juli augustus september

oktober

1

groep 1/2 groep 3/4 groep 5/6 groep 7/8

Inzet van dit thema in februari wanneer een carnavalswagen wordt gemaakt. Inzet van dit thema als de koeien buiten lopen. 3 Inzet van dit thema in maart wanneer een fruitcorso- of bloemencorsowagen wordt gemaakt. 4 De race met de zonneauto is om het jaar. 5 Rond kinderboekenweek. 6 De race met de zonneauto is om het jaar. 7 Na aankomst Sinterklaas in Nederland. 8 Na aankomst Sinterklaas in Nederland. 2

Algemene Handleiding - BIJLAGE 2

MAAND

15


BIJLAGE 3a

Begrippenlijst Groep 1/2 Thema Reizen dicht de haring krom open recht de rits de scheerlijn stevig de tent de tentdoek de tentstok

Thema Jaargetijden het dak de deur de hoek los metselen het raam de schoorsteen stevig de toren vast de vloer de vorm

Thema Sport even (even zwaar/even licht) licht omhoog omlaag het onderzoek onderzoeken wippen zwaar

Thema Natuur & Techniek de boon donker droog groeien de grond koud licht nat vochtig de warmte het water

Thema Vervoer groot de handtas het hengsel klein het leer het plastic de rugtas stevig de stof de vorm versieren waterdicht

Thema Water de afstap breed de brug de leuning de oever onderdoor de opstap overheen de overkant de plank de sloot smal sterk het weiland

Algemene Handleiding - BIJLAGE 3a

Thema Feest de achterkant de boeg de bovenkant het dek drijven de mast de onderkant het roer de voorkant de zijkant zinken

16


BIJLAGE 3b

Begrippenlijst Groep 3/4 Thema Reizen dalen gestroomlijnd landen lichtgewicht de neus (van een vliegtuig) de propeller de romp spits de staart stijgen de vleugel het vliegtuig zweven

Thema Jaargetijden draaien het draaipunt hard het jaargetijde het seizoen de storm waaien de wind de windkracht de windrichting zacht

Thema Sport het gewicht de parachute vallen de vorm uitvinden de uitvinding de zwaartekracht zweven

Thema Natuur & Techniek de eigenaar de struisvogel het verblijf het onderkomen stevig veilig het verband de hoek de loopvogel

Thema Vervoer de as het model het onderstel de optocht de organisator de praalwagen de ruimte de wagen het wiel

Thema Water het dek drijven de kiel de mast omslaan het roer voortbewegen de wind het zeil zinken het zwaard

Algemene Handleiding - BIJLAGE 3b

Thema Feest de katrol de haak hijsen de hijskraan neerlaten ophijsen de schijf de stellage de takel(wagen)

17


BIJLAGE 3c

Begrippenlijst Groep 5/6 Thema Reizen de bagage breekbaar bescherming bieden de eigenschap het gewicht heel hoekig ideaal het materiaal het souvenir de verpakking

Thema Jaargetijden bedienen de bestuurder de constructie gestroomlijnd de keuze de ligstoel het materiaal de positie de romp het schaalmodel het zeil

Thema Sport de bocht de goot halfrond de hindernis de looping omhooglopend rollen de U-goot versnellen vertragen de V-goot

Thema Natuur & Techniek de balk de bosbrand de boswachter de constructie de ondergrond opsporen de staaf stabiel de uitkijktoren de verbinding de vuurtoren

Thema Vervoer de ketting (van een fiets) de handrem de kettingaandrijving de kettingkast loodrecht de overbrenging het pedaal het tandwiel de versnelling versnellen vertragen

Thema Water de boogbrug de draaibrug de hangbrug de hefbrug de kade de katrol de ophaalbrug sterk stevig

Algemene Handleiding - BIJLAGE 3c

Thema Feest de klank de koker de (muziek)noot het ritme de snaar spannen de toon de toonhoogte de toonladder trillen/de trilling het (trommel)vel het voorwerp

18


BIJLAGE 3d

Begrippenlijst Groep 7/8 Thema Reizen afkoelen de ballonvaart bedienen de brandstof dalen de gasbrander de opening (op)stijgen verwarmen

Thema Jaargetijden de wieken de poldermolen het tandwiel de constructie de polder droogmalen het gemaal

Thema Sport de as (een sport) beoefenen individueel overlappend de reclame het reclamebord de teamsport de uitslag het Venn-diagram de windkracht

Thema Natuur & Techniek de architect bestand zijn tegen de beving de constructie de eis het kenmerk de trilling de uitdaging

Thema Vervoer de elektriciteit de elektromotor de overbrenging het voertuig de zonne-auto de zonnecel de zonne-energie het zonnepaneel

Thema Water de hydrauliek indrukken de injectiespuit de kracht persen de pneumatiek het scharnier de slang verbinden de zuiger

Algemene Handleiding - BIJLAGE 3d

Thema Feest de batterij de elektriciteit/elektrisch het elektron de fitting de minpool parallel de parallelschakeling de pluspool de schakelaar de serie de serieschakeling de stroom het snoertje de stroomkring

19


BIJLAGE 4

Interactief voorlezen Voorlezen op een interactieve manier stimuleert leerlingen om actief mee te denken, te fantaseren en te vertellen. Daarbij is het de taak van de leerkracht om, in interactie met de leerlingen, woorden en gebeurtenissen in het verhaal toe te lichten. Op die manier krijgen de leerlingen grip op de betekenis en de structuur van het verhaal. Hieronder wordt beknopt uitgelegd wat interactief voorlezen inhoudt. Voorafgaand aan het voorlezen In de introductie legt u een link met eventuele voorkennis en eerder opgedane ervaringen van de leerlingen. Eventuele moeilijke woorden worden toegelicht en de leerlingen worden nieuwsgierig gemaakt naar de inhoud van het verhaal. U noemt de titel van het verhaal en laat een van her verhaal plaatje zien. De leerlingen bedenken waar het verhaal over zou kunnen gaan.

Na het voorlezen De leerlingen reconstrueren het verhaal: ze vertellen het nog een keer, ze geven de juiste volgorde van de gebeurtenissen weer, ze geven de motieven van de personen weer of ze gaan na wat de oorzaak-gevolg relaties in het verhaal zijn. Daarbij worden ze gestimuleerd om met elkaar te overleggen, elkaar aan te vullen of de verschillende rollen in het verhaal na te spelen.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 4

Tijdens het voorlezen U zorgt ervoor dat de leerlingen actief bij het verhaal betrokken worden door bij voorkeur open vragen te stellen. Gesloten vragen die met een enkel woord beantwoord kunnen worden, lokken weinig interactie uit. Stel de vragen gespreid over het verhaal (dus steeds na een voorgelezen passage) en zorg ervoor dat ze betrekking hebben op een essentieel aspect van het verhaal. Het is vaak nodig om vervolgvragen te stellen op een open vraag. U waardeert de eigen inbreng van leerlingen en reageert hierop. In interactie met de leerlingen zorgt u ervoor dat de betekenissen van moeilijke woorden duidelijk worden (door uitleggen, voordoen, aanwijzen en laten zien). Om de leerlingen niet te veel af te leiden moet de interactie tijdens het voorlezen zoveel mogelijk beperkt blijven tot de inhoud van het verhaal. Als het verhaal te vaak onderbroken wordt, kan dat het verhaalbegrip storen.

20


BIJLAGE 5a

Rolwisselend lezen Werken met het stappenplan lezen en de woordhulp Bij Tica kunnen de teksten gelezen worden op een manier die rolwisselend lezen heet. Rolwisselend lezen is een uitwerking van het meester-gezelonderwijs voor begrijpend lezen. Vroeger werden ambachtelijke beroepen geleerd doordat de meester aan zijn gezel voordeed wat hij moest doen. De meester liet zien hoe hij een bepaalde vaardigheid uitvoerde en zijn leerling deed hem stap voor stap na. Bij begrijpend lezen is het voor de leerling niet duidelijk of niet zichtbaar hoe de expert het lezen aanpakt. Veel speelt zich namelijk af in het hoofd van de expert. Door hardop te denken kan de expert duidelijk maken hoe hij bijvoorbeeld een bepaalde strategie toepast. Bij ‘rolwisselend lezen’ wordt er in groepjes gelezen. Een expert denkt hardop, zodat de leerlingen kunnen zien en horen hoe hij het lezen aanpakt. In het begin is de leerkracht de expert, hij staat model voor de leerlingen. En geleidelijk aan nemen de leerlingen de rol van de expert over. Het is de bedoeling dat leerlingen door het gebruik van de leesaanpak bepaalde strategieën en vaardigheden van begrijpend lezen toepassen bij het lezen van informatieve teksten. Hierdoor begrijpen ze de teksten beter. De strategieën bij rolwisselend lezen zijn:

Om de leerlingen te ondersteunen bij het lezen van teksten, maken ze gebruik van het stappenplan. Dit stappenplan is in het leerlingenmateriaal opgenomen. De leerkracht doet eerst een aantal keren voor hoe het stappenplan gebruikt wordt (‘modelen’). De strategieën van ‘rolwisselend lezen’ zijn verwerkt in het stappenplan. In eerste instantie doet de leerkracht, door hardop te denken, voor hoe hij het lezen aanpakt. Geleidelijk kan de expertrol door leerlingen worden overgenomen. Het stappenplan sluit aan bij gangbare stappenplannen in methodes voor strategisch begrijpend leesonderwijs. Bij ‘Voor het lezen’ wordt de tekst geïntroduceerd en de leerlingen oriënteren zich op de tekst. Ze kijken naar de uiterlijke kenmerken (titel, kopjes, plaatjes) en doen aan de hand daarvan een voorspelling (strategie ‘voorspellen’) over het onderwerp van de tekst. Ze gaan na wat ze zelf al weten over dat onderwerp. Bij ‘Tijdens het lezen’ wordt de tekst hardop gelezen. Als er een moeilijk woord of fragment in staat, wordt er een strategie toegepast om de moeilijkheid op te lossen (strategie ‘ophelderen’). Bij een moeilijk woord wordt de woordhulp ingezet. De woordhulp biedt woordenschatstrategieën waarmee leerlingen achter de betekenis van het moeilijke woord kunnen komen. Het gaat hierbij om de strategieën: een omschrijving, synoniem of antoniem in de tekst zoeken, naar de illustratie kijken en het woord analyseren. Wanneer deze strategieën niet werken, kan aan een ander de betekenis worden gevraagd of wordt het woordenboek gebruikt.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 5a

• Ophelderen • Voorspellen • Vragen stellen • Samenvatten

21


BIJLAGE 5b

Rolwisselend lezen (vervolg) Bij ‘Na het lezen’ kijken de leerlingen terug op het leesproces. Ze controleren of hun voorspelling over de tekst (die ze gedaan hebben bij ‘Voor het lezen’) klopt en gaan na of ze de tekst begrepen hebben. Vervolgens vatten ze de tekst samen in een paar zinnen (strategie ‘samenvatten’). Het modelen wordt opgebouwd. Er zijn vier verschillende fasen. In het begin is de leerkracht de expert en leest hardop denkend de tekst voor. Na verloop van tijd neemt een leerling de rol van expert over. De leerkracht kan zelf bepalen hoe ver de leerlingen al zijn (hoe vaak de leesaanpak al aan bod is gekomen) en volgens die fase werken. De leesaanpak: Onderdeel rolwisselend lezen

Fase 1: Klassikaal: u bent de expert.

Fase 2: Klassikaal: een leerling is expert.

Fase 3: Viertallen met ondersteuning: in groepjes lezen.

Fase 4: Viertallen zelfstandig: in groepjes lezen.

Lees de tekst hardop voor. Model door voor, tijdens en na het lezen en achteraf hardop alle stappen van het stappenplan bij de tekst te doorlopen. Overleg met de leerlingen: - bij het achterhalen van de betekenis van een moeilijk bij het vinden van oplossingen van problemen bij het lezen van een tekst; - bij het bedenken van het belangrijkste van een alinea; - bij het samenvatten van de tekst.

Geef een leerling de rol van expert. De leerling leest de tekst hardop voor, modelt de stappen van het stappenplan en overlegt met de overige leerlingen. Geef de leerling daarbij ondersteuning en positieve feedback.

Verdeel de klas in heterogene viertallen. Eén leerling in het groepje is de expert die de stappen van het stappenplan modelt en overlegt met de overige leerlingen. Ondersteun de groepjes.

De leerlingen werken zelfstandig in heterogene groepjes. Eén leerling in het groepjes is de expert die de stappen van het stappenplan modelt en overlegt met de overige leerlingen.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 5b

Bepaal of de leerlingen aan fase 1, 2, 3 of 4 toe zijn. In fase 1 hebben de leerlingen geen of weinig ervaring met rolwisselend lezen, in fase 4 veel. Gebruik in elke fase het stappenplan. Werk volgens de bepaalde fase bij het lezen van teksten:

22


BIJLAGE 6a

Techniekdomeinen - Constructies

Feest Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water Natuur / Techniek Sport Water

Profielen

Feest Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Vervoer Water

Driehoek

Feest Jaargetijden Reizen Sport Jaargetijden Reizen Vervoer

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Water Natuur / Techniek

Feest Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Feest Jaargetijden Reizen Vervoer Water

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Vervoer Water

Natuur / Techniek Reizen Sport Water

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Vervoer Water

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Reizen Water

Boog

Verbanden

Vaste verbinding

Los - vaste verbinding

Feest Reizen Sport Water

Jaargetijden Vervoer Water

Bewegende verbinding

Feest Reizen Sport

Jaargetijden Vervoer Water

Feest Sport Water

Jaargetijden Reizen Vervoer Water

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 7/8 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 5/6 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 3/4

Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water

Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Natuur / Techniek Reizen Sport Water Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Feest Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water

Algemene Handleiding - BIJLAGE 6a

constructies

Barst maar los!

groep 1/2

23


BIJLAGE 6b

Techniekdomeinen - Overbrengingen

Wielen

Jaargetijden Sport Vervoer Vervoer Vervoer

Feest Feest Feest Sport

Water

Kracht vergroten

Feest Sport Water

Feest Jaargetijden Reizen Water

Jaargetijden Sport Vervoer

Kracht verkleinen

Feest Sport

Jaargetijden Reizen Water

Jaargetijden Sport Vervoer

Richting veranderen

Feest Vervoer

Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water

Jaargetijden Sport Vervoer

Versnellen

Feest Sport Vervoer

Jaargetijden Sport Vervoer

Vertragen

Sport Vervoer

Krachtbron

Sport Vervoer

Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Feest Jaargetijden Sport Vervoer Water

Jaargetijden Sport Vervoer

Jaargetijden Sport Vervoer

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 7/8 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 5/6 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

Barst maar los!

ontdek en onderzoek

Jaargetijden Vervoer Feest

Tandwielen Kettingwiel Riem Snaar Hefboom

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

Vervoer

groep 3/4

Jaargetijden Sport Vervoer Jaargetijden Vervoer Vervoer Vervoer Vervoer Jaargetijden Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water

Algemene Handleiding - BIJLAGE 6b

overbrengingen

Barst maar los!

groep 1/2

24


BIJLAGE 6c

Techniekdomeinen - Energieomzettingen

Brandstof Stromend water Windenergie

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 7/8 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 5/6 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 3/4

Jaargetijden Jaargetijden Reizen Sport Water

Feest

Pneumatisch ZonneNatuur / Techniek energie BewegingsFeest energie Sport Vervoer

Licht

Natuur / Techniek

Warmte Geluid Elektriciteit

Natuur / Techniek

Jaargetijden Sport

Jaargetijden

Water Vervoer Feest Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Feest Vervoer

Jaargetijden Sport Vervoer

Jaargetijden Sport Vervoer Water

Feest Feest Vervoer Feest Vervoer Feest Vervoer Feest Vervoer

Accu’s Stroomkring Spanning

Techniekdomeinen - Besturingen

besturingen

Machines Lichtsensor Temperatuursensor Magneetsensor Druksensor Tijdschakelaar Computer

Feest

Vervoer Vervoer

Reizen

Vervoer Water

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 7/8 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 5/6 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 3/4 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

Barst maar los!

groep 1/2

Algemene Handleiding - BIJLAGE 6c

energieomzettingen

Barst maar los!

groep 1/2

25


BIJLAGE 7a

Bijlage 7 Kerndoelen en tussendoelen Kerndoelen Nederlands > Mondeling taalonderwijs 2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. Nederlands > Schriftelijk taalonderwijs 4. De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen. 6. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen.

Oriëntatie op jezelf en de wereld > Natuur en techniek 42. De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. 43. De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind. 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. 45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 7a

Nederlands > Taalbeschouwing, waaronder strategieën 12. De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.

26


BIJLAGE 7b

Tussendoelen beginnende geletterdheid (groep 1 t/m 3) 1 Boekoriëntatie 1.1 Kinderen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen. 1.3 Ze weten dat verhalen een opbouw hebben. 1.4 Ze kunnen aan de hand van de omslag van een boek de inhoud van het boek al enigszins voorspellen. 1.5 Kinderen weten dat je vragen over een boek kunt stellen. Deze vragen helpen je om goed naar het verhaal te luisteren en te letten op de illustraties. 2 Verhaalbegrip 2.1 Kinderen begrijpen de taal van voorleesboeken. Ze zijn in staat om conclusies te trekken naar aanleiding van een voorgelezen verhaal. Halverwege kunnen ze voorspellingen doen over het verdere verloop van het verhaal. 2.3 Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal naspelen terwijl de leerkracht vertelt. 2.4 Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal navertellen, aanvankelijk met steun van illustraties. 2.5 Kinderen kunnen een verhaal navertellen zonder gebruik te hoeven maken van illustraties.

4 Relatie tussen gesproken en geschreven taal 4.3 Kinderen kunnen woorden als globale eenheden lezen en schrijven. Voorbeelden: de eigen naam en namen van voor het kind belangrijke personen/dingen, logo’s en merknamen. 7 functioneel ‘schrijven’ en ‘lezen’ 7.1 Kinderen schrijven functionele teksten, zoals lijsten, briefjes, opschriften en verhaaltjes. 7.2 Kinderen lezen zelfstandig prentenboeken en eigen en andermans teksten. 10 Begrijpend lezen en schrijven 10.1 Kinderen tonen belangstelling voor verhalende en informatieve teksten en boeken en zijn ook gemotiveerd die zelfstandig te lezen. 10.2 Kinderen begrijpen eenvoudige verhalende en informatieve teksten. 10.3 Kinderen gebruiken geschreven taal als een communicatiemiddel.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 7b

3 Functies van geschreven taal 3.1 Kinderen weten dat geschreven taalproducten zoals briefjes, brieven, boeken en tijdschriften een communicatief doel hebben. 3.4 Kinderen weten dat tekenen en tekens produceren mogelijkheden bieden tot communicatie. 3.5 Kinderen weten wanneer er sprake is van de taalhandelingen ‘lezen’ en ‘schrijven’. Ze kennen het onderscheid tussen ‘lezen’ en ‘schrijven’.

27


BIJLAGE 7c

Tussendoelen gevorderde geletterdheid (groep 4 t/m 8) 4 Begrijpend lezen: de leerlingen lezen eenvoudige teksten die verhalend, informatief, directief, beschouwend en argumentatief van aard zijn met begrip en voeren daarbij de volgende leesstrategieën uit: 4.1 Ze bepalen het thema van de tekst en activeren hun voorkennis over het thema. 4.2 Ze koppelen verwijswoorden aan antecedenten. 4.3 Ze lossen het probleem van moeilijke woorden of zinnen op. 4.4 Ze voorspellen de volgende informatie in een tekst. 4.5 Ze leiden informatie af uit een tekst.

7 Leeswoordenschat 7.1 Ze breiden hun conceptuele netwerken uit, zodat diepe woordbetekenissen ontstaan. 7.4 Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het afleiden van de betekenis van woorden uit de tekst. 7.5 Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het onthouden van nieuwe woorden. 7.10 Ze weten hoe ze woorden kunnen opzoeken in naslagwerken (woordenboek, encyclopedie).

Algemene Handleiding - BIJLAGE 7c

6 Informatieverwerving 6.3 Ze zoeken de gewenste informatie op in verschillende informatiebronnen zoals woordenboeken, telefoonboeken, jeugdtijdschriften, schoolkranten en internet. 6.4 Ze zoeken in een documentatiecentrum of schoolbibliotheek een boek of ander materiaal op een efficiënte wijze op met behulp van een trefwoordenlijst of de computer. 6.5 Ze herlezen een tekst of delen van een tekst als dat nodig is. 6.6 Ze stellen zichzelf relevante vragen voor en na het lezen van een tekst. 6.10 Ze maken een schema, uittreksel of samenvatting van een verhalende of informatieve tekst.

28


BIJLAGE 8a

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Denk-Tweetal-Vertel 1. Klassikale start: bedenk in welke heterogene tweetallen de leerlingen later kunnen gaan werken. Stel klassikaal ĂŠĂŠn of meerdere vragen of schrijf vragen op het bord en laat de leerlingen die lezen. 2. Individueel denken: alle leerlingen denken voor zichzelf na over de antwoorden op de vragen. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor krijgen. 3. In tweetallen delen: op uw teken gaan de leerlingen in de heterogene tweetallen zitten. De leerlingen bespreken in tweetallen de antwoorden die ze ieder voor zich bedacht hebben. Het is de bedoeling dat ze het met elkaar eens worden over de antwoorden. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor krijgen. 4. Klassikaal uitwisselen: vraag enkele tweetallen welke antwoorden ze hebben gevonden. Andere leerlingen kunnen daarop reageren.

Samenwerkend leren: Denk-Twee-Vier

Samenwerkend leren: Vier en twee 1. Geef de leerlingen een opdracht (die uit meerdere vragen bestaat) en deel ze in heterogene groepjes van vier in. Binnen de groepjes vormen de leerlingen tweetallen (op uw aanwijzing). 2. De leerlingen werken in tweetallen aan de opdracht. Ze spreken af wie begint, dat is leerling 1. 3. Geef aan welk deel van de opdracht de leerlingen eerst moeten doen. 4. Geef aan dat leerling 1 begint: leerling 1 denkt hardop, leerling 2 denkt mee. 5. Na elke twee of drie vragen draaien de rollen om: leerling 2 denkt hardop, leerling 1 denkt mee. Geef hiervoor een teken. 6. Uitwisselen: op uw teken wisselen de twee tweetallen die samen een groepje vormen hun antwoorden uit. Het is de bedoeling dat ze het met elkaar eens worden over de antwoorden. De opdracht kan dan bijvoorbeeld aan de hand van een antwoordblad worden nabesproken.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8a

Dit is een variatie op Denk-Tweetal-Vertel. Alleen wisselen de tweetallen hun antwoorden uit met een ander tweetal en niet met de hele klas.

29


BIJLAGE 8b

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Woordenweb 1. Deel de leerlingen in heterogene groepjes van drie of vier in. 2. Geef ieder groepje een groot vel papier en stiften in verschillende kleuren. 3. Noem een woord (kernbegrip) en laat van ieder groepje één leerling dat woord midden op het vel papier schrijven. 4. Geef de leerlingen de opdracht om de beurt iets bij het woord te schrijven of te tekenen (met hun eigen kleur stift). Dit moet iets met het woord te maken hebben (bijvoorbeeld een uitleg van het centrale begrip of een verklarende tekening). De leerlingen moeten door middel van pijlen of lijnen een relatie aangeven met wat er al staat. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 5. Klassikaal uitwisselen: op uw teken leggen de groepjes om de beurt aan de rest van de klas uit wat ze hebben opgeschreven. De vellen worden zodanig opgehangen dat iedereen ze goed kan zien.

1. Klassikale start: nummer de leerlingen zodanig dat later groepjes van vier kunnen ontstaan. Wijs ze daarvoor een getal toe van 1 tot en met 4 (5, 6, ..). Stel één of meerdere vragen of problemen aan de orde of schrijf ze op het bord en laat de leerlingen deze lezen. 2. Individueel denken: laat alle leerlingen voor zichzelf nadenken over de antwoorden of de oplossingen. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 3. In viertallen delen: de leerlingen met dezelfde nummers gaan in (willekeurige) viertallen bij elkaar zitten en bespreken de antwoorden of oplossingen die ze bedacht hebben. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 4. Klassikaal uitwisselen: wijs van ieder nummer (1 t/m 4 (5, 6, ..)) één willekeurige leerling aan en vraag naar de antwoorden of oplossingen. Andere leerlingen kunnen hierop reageren. 5. Stel eventueel nog meer vragen of problemen aan de orde of schrijf deze op het bord en herhaal stap 1 tot en met 4.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8b

Samenwerkend leren: Koppen bij elkaar

30


BIJLAGE 8c

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Tafelrondje 1. Deel de leerlingen in heterogene groepjes van vier in. 2. Geef iedere leerling een blaadje. Geef elk viertal een groot vel papier en vier verschillende kleuren stiften. 3. Klassikale start: geef de leerlingen de opdracht (de opdracht heeft verschillende antwoordmogelijkheden). 4. Individueel denken: de leerlingen denken voor zichzelf na en schrijven voor zichzelf een antwoord of oplossing op. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 5. In viertallen delen: op uw teken schrijven de leerlingen één voor één hun bijdrage op een vel papier dat in hun groep rondgaat (met hun eigen kleur stift). De leerlingen moeten schriftelijk op elkaars bijdrage reageren of een aanvulling maken. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 6. Klassikaal uitwisselen: op uw teken leggen de groepjes om de beurt aan de klas uit wat ze opgeschreven hebben. De vellen worden zodanig opgehangen dat iedereen ze goed kan zien. De opdracht kan ook nabesproken worden aan de hand van een groepsgesprek of een individuele opdracht.

1. Deel de leerlingen in heterogene tweetallen in. 2. Geef ieder tweetal één blaadje en twee verschillende kleuren pennen of stiften. 3. Klassikale start: geef de leerlingen de opdracht (de opdracht heeft verschillende antwoordmogelijkheden). 4. In tweetallen werken: de leerlingen schrijven om de beurt hun bijdrage op het blaadje (met hun eigen kleur stift). De leerlingen moeten schriftelijk op elkaars bijdrage reageren of een aanvulling maken. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 5. Klassikaal uitwisselen: op uw teken leggen de tweetallen om de beurt aan de klas uit wat ze opgeschreven hebben. De blaadjes worden zodanig opgehangen dat iedereen ze goed kan zien. De opdracht kan ook nabesproken worden aan de hand van een groepsgesprek of een individuele opdracht.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8c

Samenwerkend leren: Tafelrondje per tweetal

31


BIJLAGE 8d

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Rollen 1. Deel de leerlingen in groepjes van twee, drie, vier of vijf in. 2. Geef elke leerling een rol (groepsleider, materiaalbaas, tijdbewaker, verslaggever, aanmoediger). De rollen van groepsleider en materiaalbaas zijn altijd vertegenwoordigd. 3. Geef elke leerling de betreffende rollenkaart. Bespreek zonodig het aantal taken van de groepsleider. 4. Geef de leerlingen een opdracht (waar overleg/taakverdeling in zit), die eventueel gemaakt kan worden volgens een werkvorm voor samenwerkend leren. 5. Laat de leerlingen de opdracht uitvoeren met gebruikmaking van de rollen en de eventuele werkvorm voor samenwerkend leren.

1. Deel de leerlingen in heterogene groepjes van vier, vijf of zes in en geef elke leerling een nummer. Geef iedere leerling een specifiek soort informatie. Elke leerling 1 uit elke groep krijgt dezelfde informatie. Zo ook elke leerling 2, 3 et cetera. De leerlingen bestuderen hun informatie maar werken inhoudelijk nog niet samen. 2. Alle leerlingen 1 worden bij elkaar geplaatst in een deskundigengroep. Zo ook alle leerlingen 2 et cetera. Elke deskundigengroep wisselt informatie uit over de bestudeerde informatie. 3. De leerlingen gaan terug naar hun oorspronkelijke groep. Iedere leerling presenteert zijn informatie aan de andere leerlingen in de groep. 4. Alle leerlingen maken een toets over of een verslag van het onderwerp. Iedere leerling van de groep wordt geacht alle informatie verworven te hebben. Samenwerkend leren: Mix en Koppel 1. Maak per tweetal bijpassende kaartjes, of gebruik kaartjes van een memoryspel. 2. Geef iedere leerling een willekeurig kaartje. 3. Mixen: vertel de leerlingen dat ze rond mogen lopen door de klas en dat ze hun kaartje steeds moeten ruilen totdat u ‘Sta stil!’ roept. 4. Roep ‘Sta stil!’. De kaartje mogen nu niet meer geruild worden. 5. Koppel: laat de leerlingen op zoek gaan naar de leerling met het bijpassende kaartje. Ze gaan bij elkaar zitten op een afgesproken plek.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8d

Samenwerkend leren: Legpuzzel

32


BIJLAGE 8e

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: BeurtGooi 1. Gebruik een zacht balletje of maak een balletje van een prop papier. 2. Stel een vraag en gooi de bal naar een leerling. Deze heeft nu de beurt en moet antwoord geven. 3. De leerling met de bal mag naar een ander gooien en zo de beurt doorgeven. U stelt weer een vraag. Enzovoort. Samenwerkend leren: TeamKreet 1. Deel de leerlingen in teams in. 2. Laat de leerlingen woorden en zinnen bedenken die iets met de les te maken hebben. 3. Laat de leerlingen de woorden en zinnen gebruiken om een teamkreet te bedenken. 4. Laat de leerlingen een ritme bedenken, waarbij de belangrijkste zinnen of woorden worden benadrukt. 5. Laat de leerlingen geluiden toevoegen aan hun ritme: klappen, bonzen, stampen et cetera. 6. Vervolgens kunnen ze er nog bewegingen aan toevoegen. 7. Laat de teams hun teamkreet voordragen.

1. Deel de leerlingen in tweetallen in. De ene leerling is de interviewer, de andere wordt geïnterviewd. 2. De interviewers stellen vragen en de maken aantekeningen van de antwoorden die ze krijgen. Deze gebruiken ze bij stap 5. 4. De leerlingen ruilen van rol. 5. De leerlingen vertellen in groepen of klassikaal in hun eigen woorden wat ze van hun teamgenoot hebben geleerd. Samenwerkend leren: Team Tekening 1. Deel de leerlingen in teams in (bijvoorbeeld viertallen). Geef ieder team een groot vel papier en stiften in verschillende kleuren. 2. Stel met de leerlingen een woordenlijst rond het thema van de les samen. 3. Laat de teams samen een tekening maken: ieder teamlid kiest een andere kleur stift. Dat blijft zíjn kleur en kan door niemand anders gebruikt worden. 4. De teams presenteren hun tekening aan de klas. Ieder teamlid draagt één of meer zinnen bij aan de presentatie.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8e

Samenwerkend leren: Drie Stappen Interview

33


BIJLAGE 8f

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Placemat

2. Geef de leerlingen een vraag, opdracht of probleem. 3. Iedere leerling denkt voor zichzelf na en schrijft zijn antwoord of oplossing in zijn eigen vak. 3. Per viertal worden de antwoorden of oplossingen besproken. 4. De zaken waar iedereen het over eens is, worden in het midden opgeschreven. 5. De opdracht wordt klassikaal nabesproken.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8f

1. Deel de leerlingen in heterogene viertallen in. Geef ieder viertal een groot vel papier en vier pennen. Laat een leerling van ieder viertal een placemat tekenen:

34


m e h T

t s e /6 e 5 F p e : o a gr

groep

1/2

groep

3/4

groep

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1a

t s e e F : a them Dat klinkt als muzie k..

.

OMSCHRIJVING: De leerlingen maken muziekinstrumente n waarmee echt muz iek kan worden gem aakt.

Lesduur

Voorbereiding: 20'

Uitvoering: 90'

Nabespreking: 10'

Doelen

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De leerlingen kunnen . vertellen over een te kst. De leerlingen kunnen informatie, hulp en uit leg vragen. De leerlingen kunnen goed naar anderen lui ste ren. De leerlingen kunnen zich op een duidelijk e manier uitdrukken De leerlingen kunnen in een interactieve sit elkaar positieve feedb uatie. ack geven. De leerlingen kunnen rekening houden met andere leerlingen. De leerlingen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen weten hoe verschillende muz iekinstrumenten werk De leerlingen kunnen en. een werkend muziek instrument maken.

de klank; de koker; de (muziek)noot; het rit me; de snaar; spanne hoogte; de toonladde n; de toon; de toonr; trillen/de trilling; he t (trommel)vel; het vo orwerp

Feest - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 1a

Begrippen

1


LEERKRACHTENKAA

RT 1b

t s e e F : a them Dat klinkt als muzie k..

.

Materiaal

voor de gitaar: - 5 schoenendozen; - 30 lange elastiekjes ; - 5 stukjes dik karton; - 5 stukjes gekleurd papier; - 5 latjes of 5 lange stu kken dik karton; - 2 scharen; - 2 potten lijm; voor de panfluit: - 5 lange stukken plas tic slang; - 2 scharen; - 2 rollen sterk plakba nd; - 5 muziekinstrumen ten, bijvoorbeeld xylofoons; voor het flessenorgel: - 40 flessen (steeds 8 flessen van dezelfde vorm en grootte); - 5 lange spijkers; - 5 kannen water; - 5 muziekinstrumen ten, bijvoorbeeld xylofoons; - 7 flesjes voedselkleu rstof (verschillende kleuren );

voor de blokfluit: - 5 dunne kokers van dik karton; - 5 kurken; - 5 priemen; - 5 messen; - 5 kleine beugelzaa gjes of 5 figuurzaagjes ; - 5 stukjes schuurpa pier; voor de schudder en de ratel: - 10 papieren bekertj es; - 2 rollen sterk plakba nd; - verzameling kleine voorwerpen, zoals rijst, linzen, kralen en kiezels; - 5 houten latjes; - 5 stukjes hout; - verzameling kroonk urken; - verzameling lange dunne spijkers; - 5 grote dikke spijk ers; - 5 hamers; voor de trommel: - 15 verschillende bl ikken; - 5 blikopeners; - 30 ballonnen; - 30 elastiekjes; - 10 dunne houten sto kjes.

g

in Voorbereid

- Aandachtspunt: Voor deze les zijn veel versc hillende materialen no verschillende muziek dig, omdat er zes instrumenten worden gemaakt. Elke leerling muziekinstrument. Be m aakt ĂŠĂŠn gin tijdig met het verza melen van de materiale zonodig de hulp van n en schakel hierbij de leerlingen in. - Maak een kopie va n kopieerblad 1 en kn ip het oproepje uit. - Lees vooraf de opdr achtkaarten 1 tot en met 6 door. Wanneer leerlingen moeite zu u verwacht dat de llen hebben met een aantal onderdelen bi muziekinstrumenten j het maken van de kunt u deze zelf voor bereiden. U kunt bijvo blaasgat van de blok orbeeld zelf het fluit snijden of de ga ten in de kroonkurke timmeren. U kunt er n vo or de ratel ook voor kiezen de lee rlingen bij deze onde extra begeleiding te rdelen tijdens de les geven. Let ook op he t gebruik van gereed zagen, in het kader va schap als messen en n veiligheid.

Feest - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 1b

- cd met kerstmuziek ;

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

t s e e F : a them ! st maar los

Dat klinkt als muzie k..

.

Bar

1. Vertel de leerlingen dat u gisteren in de su K permarkt een oproep plaatselijke muziekve je zag hangen van de reniging. Lees het opro epje van kopieerblad 2. Bespreek het opro 1voor. epje. Wat is er aan de hand? Concludeer da mensen van de muziek t he t erg vervelend is voor de vereniging én voor de mensen die graag naar Besluit gezamenlijk da hun muziek luisteren. t de leerlingen de muz iekvereniging gaan he aan de leerlingen die lpen. Schenk ook aand zelf op muziekles zitten acht . Welk instrument besp 3. Bespreek met de lee elen zij? rlingen hoe ze de muz iek vereniging kunnen he muziekinstrumenten lpen. Ze hebben nieuw nodig. Laat de leerlinge e n brainstormen hoe da worden. Inventariseer arvoor gezorgd kan de ideeën van de leerlin gen op het bord. Ga do leerlingen zelf muziek or op het idee dat de instrumenten gaan m aken. 4. Geef aan dat eerst bepaald moet worden welke instrumenten ge In het oproepje staat maakt moeten worden dat de leden van de m . uziekvereniging de ins nodig hebben voor de trumenten onder ande uitvoering van een ke re rst m 5. Laat de leerlingen uziekstuk. luisteren naar een cd m et ke rstmuziek en bepaal aa muziekinstrumenten n de hand daarvan we te horen zijn. Zorg ervo lke or dat (ook) de muziek panfluit, (flessen)orge instrumenten gitaar, l, blokfluit, schudder en /of ratel en trommel ge 6. Vertel de leerlingen noemd worden. dat zij eerst gaan onde rzoeken wat voor muz zijn. Daarna gaan de lee iek instrumenten dit prec rlingen de instrumenten ies maken.

l de leerlingen dat zij G teksten over muziekins trumenten gaan lezen volgens de werkvorm . Ze werken daarbij Legpuzzel, op de man ier zoals hieronder be 2. Nummer de leerlin schreven. gen van 1 tot en met 6 en verdeel ze dan in groe hetzelfde nummer zit pjes. Alle leerlingen m ten bij elkaar in een gr et oepje. Elk groepje lee (informatiekaart 1 tot st een andere tekst en met 6). De leerlinge n in groepje 1 lezen te Ze maken daarbij gebr kst 1, enzovoorts. uik van het stappenpla n op taalkaart 1. 3. Formeer dan groepje s van zes. Elk groepje bestaat uit een leerlin met nummer 2, en lee g met nummer 1, een rlingen met de numm leerling ers 3, 4, 5 en 6. De leerlin uit over de teksten die gen wisselen informati ze hebben gelezen. Elk e e leerling weet dan wa 4. Ondersteun de lee ar elke tekst over gaat. rlingen bij het besprek en va n de bij het verstrekken va teksten. Stuur de leerlin n relevante informati gen – indien nodig – e uit de teksten. Stel da volgende: arvoor vragen als de - Over welke muziekins trumenten heb je gelez en? - Wat voor soort muziek instrument is het? Zij n er meer van dat soor - Hoe werkt het muziek t instrumenten? instrument? Hoe zit he t met het trillen van de - Maken alle instrumen lucht? ten van dezelfde soor t hetzelfde geluid? Ho - Wat zijn snaren? Waa e komt dat? rom is het belangrijk om ze goed te spanne - Welke instrumenten n? zijn nodig voor het rit me van een muziekstu belangrijk? k? Waarom is het ritm e zo - Elk geluid heeft zijn eigen toonhoogte. Elk e verschillende toon is Hoe werkt een toonlad een aparte muziekno der? ot.

Feest - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2a

rzoek dek en onde On1.tVe rte

3


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

t s e e F : a them Dat klinkt als muzie k..

maak Ontwerp en

.

1. Vertel de leerlinge n dat zij nu de inform G atie uit alle teksten he Nu kunnen ze zelf éé bben. n van de muziekinstru menten uit de tekste 2. Schrijf naast elkaa n gaan maken. r op het bord de volge nd e muziekinstrumenten: gitaar - panfluit – flesse norgel – blokfluit – sch udder en ratel – tromm 3. Laat de leerlingen el in eerste instantie op basis van interesse kie zij willen maken. Zorg ze n welk muziekinstrum ervoor dat de leerlin ent gen evenredig verdee instrumenten. Bij een ld zijn over de klas van 30 leerlinge n kunnen steeds vijf instrument maken. Sc leerlingen hetzelfde hrijf onder elk instrum ent op het bord de na die dat instrument ga men van de leerlinge an maken. n 4. De leerlingen mak en hun instrument aa n de hand van de opdracht Elke leerling neemt de kaarten 1 tot en met betreffende opdracht 6. kaart voor zich. De lee instrument maken, ku rlingen die hetzelfde nnen bij elkaar in een groepje gaan zitten, ondersteunen. Deel aa zodat ze elkaar kunn n de groepjes de betre en ffende materialen uit muziekinstrumenten en laat ze de maken. 5. Begeleid de groepj es bij het maken van de muziekinstrumen volgende: ten. Stel hierbij vragen als de - Lukt het om het ins trument te maken? W at vind je moeilijk? Help anderen het doen? W t het als je kijkt hoe il je dat ik iets voordo e? - Krijg je de snaren go ed gespannen? Lukt het om het trommelv - Wat voor voorwerp el te spannen? en gebruik je in je sc hudder? Is de koker go - Komen er mooie kla ed dicht? nken en goede tone n uit je instrument? Ho Heeft het te maken m e komt dat? et het trillen van de luc ht?

n!

t de cd met kerstmuz K iek weer op. Laat de lee rlingen met hun zelfg meespelen met de cd emaakte instrumente . n 2. Kom terug op het oproepje van de muz iekvereniging. Zouden met de instrumenten de vereniging geholp van de leerlingen? Ve en zijn rtel dat u contact met muziekvereniging zu de mensen van de lt opnemen en ze de instrumenten van de mogen ze lenen tot ze leerlingen aanbiedt. zelf weer nieuwe instru Ze menten hebben.

Feest - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2b

t maar zie La1.aZe

4


KOPIEERBLAD 1

ek o z r e d n ek en o

ontd

Oproepje Muziekv ereniging

HELP ONZE

MUZIEKVERENIGIN

G!

Al onze muziekinstr umenten zijn gestolen. Wie o wie kan ons snel helpen aan muziekins trumenten? Wij moeten nog repetere n voor een muziekstuk voor Kers t. Help! Heb jij muziekinstrum enten voor ons? Neem dan contact m et ons op:

Feest - groep 5/6 - KOPIEERBLAD 1

Muziekvereniging de Nootjes Houtduifstraat 24

5


INFORMATIEKAART

1

ek o z r e d n ek en o

ontd

Snaarinstrumenten

Snaarinstrumenten

Hoe werkt het? Een snaarinstrumen t is een instrument m et snaren. Er zijn veel snaarinstrumenten. verschillende Bijvoorbeeld een gita ar en een contrabas. En een citer en een vioo een banjo, l. Snaarinstrumenten maken muziek als je de snaren. Je kunt oo zachtjes aan k met je vingers of ee n stok langs de snar lucht rond de snaar en gaan. De gaat dan trillen. Dan hoor je geluid.

Contrabas

Banjo

Citer Viool Verschillende gelu iden Niet alle snaarinstru menten maken hetz elfde geluid. Wat voor uitkomt, ligt aan drie geluid er dingen. Het ligt eraa n hoe lang de snaar snaar van is gemaakt is. En waar de . Ook is het belangrij k hoe strak de snaar gespannen is. Klankbodem en klan kkast Een trillende snaar m aakt geen hard gelu id. Daarom hebben de snaarinstrumenten oo meeste k een klankbodem en een klankkast. De klan vangt de trillingen va kbodem n de snaren op. Hij ge eft ze door aan de kl is een grote ruimte w ankkast. Dat aar lucht in zit. De kl ankkast versterkt he Je hoort het dan veel t geluid. harder.

Feest - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 1

Gitaar

6


INFORMATIEKAART

2

ek o z r e d n ek en o

ontd

Muziek maken met

Muziek maken met

buizen

buizen

Hoe werkt het? Veel muziekinstrum enten hebben buizen . Bijvoorbeeld een or klokken. En een panf gel en buisluit en een blokfluit. In elke buis zit lucht. Zo ment maakt muziek 'n instruals je er met je mond op blaast. Of als je te buizen tikt. De lucht gen de gaat dan trillen. En da n maakt de buis gelu id.

Orgel met orgelpijpen

Buisklokken

Panfluit

Blokfluit

Percussie-instrumen t of blaasinstrumen t Er zijn twee soorten muziekinstrumenten met buizen. Op som moet je blazen. Bijvoo mige buizen rbeeld op een blokflu it. Zo'n instrument no blaasinstrument. Er em je een zijn ook buizen waa r je tegen moet slaa bij buisklokken. Zo'n n. Bijvoorbeeld instrument heet een percussie-instrumen kun je het ritme van t. Daarmee de muziek aangeven .

Feest - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 2

Verschillende gelu iden Niet alle buizen mak en hetzelfde geluid. Wat voor geluid er ui de lengte van de bu tkomt, ligt aan is. Uit lange buizen ko mt een lage toon. En buizen komt een ho uit korte ge toon.

7


INFORMATIEKAART

3

ek o z r e d n ek en o

ontd

Toonschalen

Toonschalen

Muzieknoten Elk geluid heeft zijn eigen toonhoogte. D e toon is hoog of laag veel verschillende to . Er zijn heel nen. In muziek zijn to nen heel belangrijk. lende toon is een ap Elke verschilarte muzieknoot. De octaaf Muzieknoten kun je in een speciale rij ze tten. Dat noem je ee Er zijn veel verschillen n toonschaal. de toonschalen. De bekendste is de octa is een toonladder va af. De octaaf n acht noten. Deze no ten worden steeds ee hoger. Of lager. De no n stukje ten op een piano staa n in de volgorde van Waarschijnlijk heb je octaven. de noten van een oc taaf wel eens gezong zo: do, re, mi, fa, sol, la en . Dat gaat , si, do. Op een flessen orgel kun je gemakke octaaf spelen. lijk een

piano

Flessenorgel Soorten muziek en de octaaf Bijna alle popmuzie k gaat uit van de octa af. De meeste klassiek ook. Andere soorten e muziek muziek gebruiken an dere toonschalen. Ch muziek heeft een to inese onschaal met vijf no ten. En Indiase muzie toonladder van 22 no k heeft een ten!

Feest - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 3

Toetsenbord van een

8


INFORMATIEKAART

4

ek o z r e d n ek en o

ontd

Muziek uit een buis

Muziek uit een buis

Hoe werkt het? Veel muziekinstrum enten hebben buizen . Bijvoorbeeld een or panfluit. Die hebben gel en een meerdere buizen. Er zi jn ook instrumenten één buis hebben. Zo die maar als een trombone of een blokfluit. In elke Zo'n instrument maa buis zit lucht. kt muziek als je er m et je mond op blaast gaat dan trillen. En da . De lucht n maakt de buis gelu id.

Orgel

Panfluit

Verschillende note n Met één buis kun je toch verschillende no ten spelen. Bijvoorb lengte van de buis te eeld door de veranderen. Een trom bone heeft een schu op en neer. De lengte if. Die kan van de buis is dan st eeds anders. Er kom verschillende noten en dan uit. Blokfluiten hebben gaten. De lucht kom t op verschillende pl buiten. Op een blokflu aatsen naar it kun je verschillende noten maken. Je moe vingers dan op de ga t je ten zetten. De lucht moet dan een lange door de buis. Zo hoor of korte weg je steeds andere tone n.

Feest - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 4

Trombone Blokfluit Verschillende gelu iden Niet alle buizen mak en hetzelfde geluid. Wat voor geluid er ui de lengte van de bu tkomt, ligt aan is. Uit lange buizen ko mt een lage toon. En buizen komt een ho uit korte ge toon. Ook de bree dte van de buis is be smalle buis klinkt ho la ngrijk. Een ger dan een brede.

9


INFORMATIEKAART

5

ek o z r e d n ek en o

ontd

Percussie-instrume nten

Percussie-instrume nten

Wat is het? In bijna elk muziekstu k hoor je percussie-in strumenten. Met een instrument kun je he percussiet ritme van de muzie k aa ngeven. Een voorbe een percussie-instru eld van ment is een trommel . Andere percussie-in zijn schudders, ratels strumenten en raspen.

Schudder

Ratel

Rasp

Hoe werkt het? Schudders zijn een so ort dichte kokers. Er zitten kleine losse vo De koker moet je sc orwerpen in. hudden. De voorwer pen gaan dan op en gen in de kleine ruim neer. Ze bewete van de koker. Daa rdoor gaat de lucht dan muziek. trillen. Je hoort Een ratel is een soor t stokje. Er zitten klei ne voorwerpen aan werpen kunnen bew vast. Die vooregen. Als je de ratel schudt, bewegen de Ze bewegen tegen el voorwerpen. kaar. En tegen het st okje. Dan krijg je gelu id. Verschillende gelu iden Niet alle schudders en ratels maken hetzelfd e geluid. Wat voor ge uitkomt, ligt aan twee luid er dingen. Het ligt eraa n hoeveel lucht er ga wat voor soort voor at trillen. En werpen er langs elka ar wrijven.

Feest - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 5

Trommel

10


INFORMATIEKAART

6

ek o z r e d n ek en o

ontd

Trommels

Trommels

Hoe werkt het? Een trommel is het ou dste muziekinstrum ent op de wereld. Het simpel instrument. Er is een heel is een ruimte met lu cht. Daarover is een nen. Als je op het ve vel gespanl slaat, gaat het trillen . Dan komt er geluid uit.

Verschillende soorten tro

Verschillende gelu iden Alle trommels werke n op dezelfde manie r. Maar ze hebben ni hetzelfde geluid. Wat et allemaal voor geluid er uitkom t, ligt aan twee ding eraan hoe groot de en. Het ligt trommel is. Een grot e trommel klinkt zw kleine trommel. En he aarder dan een t ligt aan het tromm elvel. Een strak vel ge toon. Een slap vel ge eft een hoge eft een lagere toon. In sommige trommel s zitten snaren. Die ku n je spannen. Het ge trommel wordt dan luid van de hoger. Percussie-instrumen t Een trommel is een percussie-instrumen t. Met een percussiekun je het ritme van instrument de muziek aangeven . In bijna elk muzieks percussie-instrumen tuk hoor je ten. Andere percussi e-instrumenten zijn ratels en raspen. schudders,

Feest - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 6

mmels

11


TAALKAART 1

n e k e ontd

k e o z r onde

Stappenplan lezen en Woordhulp

1

Voor het lezen

Kijk naar de tekst. Let op: • de titel • opvallende woorden • de kopjes (vet, schuingedrukt, onderstreept, …) • de illustraties • getallen Doe een voorspelling: De tekst gaat over… Wat weet je er al van? Wat heb je gezien, gehoord of gelezen?

2

3

Tijdens het lezen

Lees de tekst. • Denk aan wat je al weet. • Let op de plaatjes, kopjes en opvallende woorden. • Je begrijpt een woord niet.

Gebruik de woordhulp.

• Je begrijpt een klein stukje tekst niet.

Lees het moeilijke stukje nog een keer.

Na het lezen

Klopte je voorspelling? Begrijp je de tekst? Vertel in een paar zinnen waar de tekst over gaat.

Je ziet een woord dat je niet begrijpt. Je wilt weten wat het woord betekent. Wat kun je doen? Lees een stukje terug of verder: • daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent • daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent • daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent Kijk naar de illustratie bij de tekst. Misschien heeft het plaatje iets met het woord te maken. Kijk naar het woord. Soms ken je al een stukje van het woord. Soms kom je zelf niet achter de betekenis. Vraag het dan aan iemand anders of zoek het op in het woordenboek. Controleer altijd of de betekenis klopt!

Feest - groep5/6 - TAALKAART 1

Woordhulp

12


OPDRACHTKAART 1

k a a m n twerp e

on

Maak een gitaar

Je hebt nodig: 1 schoenendoos 6 lange elastiekjes 1 stukje dik karton 1 stukje gekleurd papi er 1 latje of 1 lang stuk dik karton 1 schaar 1 pot lijm

Feest - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 1

Je maakt de gitaar zo: 1. Knip een gat in he t deksel van de scho enendoos. 2. Span de elastiekj es over de schoenen doos, over het gat. 3. Maak een brug. Ee n brug is een soort dr iehoekje. Maak de brug van di k karton. Doe er gekleurd papi er omheen. 4. Stop de brug onde r de snaren, naast he t gat. 5. Maak een steel va n dik karton. Maak de ze aan de gitaar vast met lijm.

13


OPDRACHTKAART 2

k a a m n twerp e

on

Maak een panfluit

Je hebt nodig: 1 lang stuk plastic sla ng 1 schaar 1 rol sterk plakband 1 muziekinstrument, bijvoorbeeld een xylo foon

Feest - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 2

Je maakt de panflu it zo: 1. Knip de lange slan g in acht stukken. D e acht stukken hebb een andere lengte. en allemaal 2. Leg de stukken sl ang van groot naar klein naast elkaar. 3. Maak de stukken slang aan elkaar vast met plakband. 4. Test de panfluit. Bl aas zachtjes over de bovenkant van elke 5. Probeer met je pa pijp. nfluit een octaaf te m aken: - speel op het echte muziekinstrument de eerste noot van het - fluit op het eerste octaaf; stukje slang en luiste r of dit lijkt op de ee - doe dit bij elk stuk rste noot; je slang; - knip stukjes slang die niet goed klinke n korter.

14


OPDRACHTKAART 3

k a a m n twerp e

on

Maak een flesseno

Je hebt nodig: 8 flessen van dezelfd e vorm en grootte 1 lange spijker 1 kan water 1 muziekinstrument, bijvoorbeeld een xylo foon 7 flesjes voedselkleur stof

rgel

Feest - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 3

Je maakt het flessen orgel zo: 1. Zet acht dezelfde flessen op een rij. 2. Tik met een spijker tegen elke fles. Ze moeten allemaal hetzelfde geluid mak en. 3. Neem een kan wat er en giet een klein be etje water in de eers Maak de eerste noot te fles. van het octaaf : - speel op het echte muziekinstrument de eerste noot van het - tik met de spijker te octaaf; gen de bovenkant va n de fles en luister of op de eerste noot; dit lijkt - pas de hoeveelhei d water aan; doe dit net zolang tot de fle instrument dezelfde s en het noot laten horen. 4. Doe bij de andere flessen hetzelfde vo or de noten 2 tot en Dan heb je een octa met 8. af. 5. Doe in elke fles ee n paar druppels voed selkleurstof. Doe in el andere kleur. Zo kun ke fles een je de verschillende no ten ook zien.

15


OPDRACHTKAART 4

k a a m n twerp e

on

Maak een blokfluit

Je hebt nodig: 1 koker van dik karton 1 kurk 1 priem 1 mes 1 beugelzaagjes of 1 figuurzaagje 1 stukje schuurpapier

Feest - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 4

Je maakt de blokflu it zo: 1. Pak de kartonnen koker. Laat aan ĂŠĂŠn kant wat ruimte. Maak in de rest van de koker met een pr iem gaten. De gaten moeten op gelijke afstand van el kaar zijn. 2. Zaag bovenaan de buis een blaasgat. 3. Snij de kurk tot hi j een platte kant heef t. 4. Schuur de kurk to tdat hij precies bove nin de buis van de bl De platte kant moet okfluit past. boven. Het mondstu k is nu klaar. 5. Blaas zachtjes in he t mondstuk. De kurk en het blaasgat hebb speciale vorm. Daard en een oor gaat de lucht in de blokfluit trillen. Als de blokfluit niet goed werkt, kijk dan nog eens goed naar het blaasgat. Misschi de kurk en en moet je het nog aanpassen.

16


OPDRACHTKAART 5

k a a m n twerp e

on

Maak een schudde

r en een ratel

Voor de schudder he b je nodig: 2 papieren bekertjes 1 rol sterk plakband kleine voorwerpen: rij st, linzen, kralen of ki

ezels

Je maakt de schudd er zo: 1. Doe een handvol kleine voorwerpen in een beker. 2. Keer de andere be ker om. Zet de twee be kers op elkaar. 3. Plak de randen va n de twee bekers aa n elkaar met plakba nd.

Je maakt de ratel zo : 1. Sla met de hamer en de grote spijker ee n gat in het midden kroonkurk. Leg bij he van elke t slaan altijd een stuk je hout onder de kroo 2. Doe vier kroonkur nkurk. ken aan elke dunne spijker. 3. Timmer de spijker s aan het stokje. Zorg dat de kroonkurken bewegen. vrij kunnen

Feest - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 5

Voor de ratel heb je nodig: 1 houten latje 1 stukje hout kroonkurken lange dunne spijkers 1 grote dikke spijker 1 hamer

17


OPDRACHTKAART 6

k a a m n twerp e

on

Je hebt nodig: 3 verschillende blikke n 1 blikopener 6 ballonnen 6 elastiekjes 2 dunne houten stok jes

Maak een trommel

Feest - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 6

Je maakt de tromm el zo: 1. Maak een blik aan de onderkant en aa n de bovenkant open blikopener. met een 2. Was het blik. Pas op dat je je niet snijdt aa n de scherpe randen 3. Knip het onderstu . k van twee ballonnen af. 4. Span het bovenstu k van ĂŠĂŠn ballon over de bovenkant van he Maak het vast met ee t blik. n elastiekje. Span de andere ballon over de onderkant van het bl ik. Maak weer vast m et een elastiekje. 5. Doe hetzelfde met twee andere blikken. Nu heb je drie trom 6. Speel met je hand mels. en of met dunne stok jes op de trommels.

18


n e d j i t e rg

Th

a /6 a 5 J p e : o gr a m e

groep

1/2

groep

3/4

groep

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

n e d j i t e g ma: Jaar

the

Karren in de wind

OMSCHRIJVING: De leerlingen ontwer pen en maken een sc haalmodel

van een windkar voor

op het strand.

Lesduur

Voorbereiding: 20'

Uitvoering: 60'

Nabespreking: 20'

Doelen

Specifieke talige do elen. De leerlingen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De leerlingen kunnen . vertellen over gebeur tenissen, ervaringen De leerlingen kunnen of hobby’s. goed meedoen in ee n interactieve situatie De leerlingen kunnen . de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen. De leerlingen kunnen een modelconstructie op drie wielen maken De leerlingen kunnen . een onderdeel ontw erpen en maken dat De leerlingen kunnen goed wind kan opva een object laten draa ngen. ien door een as te lat en bewegen.

bedienen; de bestuur der; de constructie; ge stroomlijnd; de keuz het materiaal; de po e; de ligstoel; sitie; de romp; het sc haalmodel; het zeil

Materiaal

- tekenpapier; - eventueel een aant - constructiemateriaa al ventilatoren en/of l: Lego of Constructor ; haardrogers. (Indien - kosteloos materiaa voorhanden kunt l: kralen, touw, u een tuinpadblower wasknijpers, rietjes, pi gebruiken.); epschuim, dun hout , - 1 bolletje touw. dozen, karton, ronde stokjes, rietjes, ...; - materiaal voor het zeil van de windkar: plastic folie, stof, ...;

g

in Voorbereid

Maak van te voren ee n demonstratiemod el van de windkar. Vo op opdrachtkaart 2a lg hiervoor de instruc en 2b in het werkschr ties ift van de leerlingen - Kopieer kopieerblad . 1 op een groot form aat papier (minimaa zo mogelijk in kleur. l A3),

Jaargetijden - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 1

Begrippen

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

n e d j i t e g ma: Jaar

the

Barst maar

los!

Karren in de wind

1. Vertel de leerlingen dat u van de directie va K n de school een opdr U gaat vanaf volgend acht heeft gekregen. jaar mee op kamp met groep 8. De locatie va U moet het programm n het kamp is aan het a opstellen van de str strand. andactiviteiten op de Vertel de leerlingen da laa tste dag. t u al een heel eind be nt gekomen met het het aanplakbiljet met programma. U heeft ze de aankondiging van lfs de ‘stranddag’ al af! Laat kopieerblad 1 zien. Ve de poster gemaakt va rtel de leerlingen dat n u all ee n nog twijfelt over ee het middagprogramm n bepaald deel van a. U heeft bedacht da t he t leuk zou zijn om een met zelfgemaakte wind wedstrijd te houden karren. Maar... u geeft toe dat u dat eigenlijk gedaan. U weet dus he nog nooit eerder heeft lemaal niet of dat wel leuk is! Het liefst prob 2. Vraag de leerlingen eert u het eerst een ke of ze weten wat een wi er uit. ndkar precies is. Laat ee windkar is en hoe het n leerling vertellen wa eruit ziet. Laat hem ee t een n model van een wind teken er zelf één. kar op het bord teken en of 3. Vraag vervolgens of de leerlingen samen m et u willen testen of he te maken en een weds t leuk is om zelf windka trijd te houden met de rren windkarren. U kunt, ind ‘testen aan het strand’ ien mogelijk, een dagje in het vooruitzicht ste llen om de leerlingen te enthousiasmeren!

1. Laat de leerlingen ee 2 rst in tweetallen nade nken wat volgens hen en testen van een wind belangrijk is bij het m kar. Het is belangrijk da aken t u daarbij de volgend - Welke constructie he e vragen stelt: eft een windkar? Hoe maak je hem gestroo - Welke vorm geef je de mlijnd? romp? - Welk materiaal is he t handigst voor de wi ndkar? - Welk materiaal kan he t beste gebruikt word en voor het zeil? - Hoe zorg je ervoor da t het zeil de meeste wi nd vangt? - Hoe maak je de cons tructie stevig (ondanks alle wind die ertegen - Welke keuze maak je aan geblazen wordt?) over het aantal wielen? - Op welke manier wo rdt het zeil bediend? - Wat is de beste posit ie voor de stoel van de bestuurder? 2. Laat de leerlingen informatiekaart 01 vo or zich nemen en inv Denk-twee-vier in. ullen. Zet hierbij de we rkvorm 3. Laat enkele leerlinge n klassikaal vertellen wa t ze hebben bedacht. Laat van de antwoorden aa tijdens het bespreken n bod komen waarom het belangrijk is dat de mogelijk is. Hierdoor windkar zo gestroom zal hij sneller vooruitga lijnd an. Constructietips om te maken zijn o.a.: een windkar gestroom lijnd - een smalle romp; - drie wielen in plaats van vier wielen; - een ligstoel voor de bestuurder; - een puntige voorka nt in plaats van een bo tte. Daarnaast heeft licht materiaal voor de rom p, de wielen en het ze il natuurlijk de voorke ur.

Jaargetijden - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2a

nderzoek o n e k e d t n O

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

n e d j i t e g ma: Jaar

the

erp en On1.tw La

maak

Karren in de wind

at de leerlingen het m 2 ateriaal pakken dat ze nodig hebben voor he windkar. Vertel de lee t maken van hun rlingen dat ze, omda t het om een test gaat windkar gaan maken , een schaalmodel va . n een 2. Laat de leerlingen aan de hand van de op dr achtkaarten 1, 2a en Laat ook het door u ge 2b een windkar mak maakte demonstratiem en. 3. Begeleid de tweeta odel zien. llen bij het ontwerpe n van de windkar. Stel volgende: hierbij vragen als de - Hoe beweegt het ze il om zoveel mogelijk wind op te vangen? - Hoe zit het voorwiel vast? - Hoe zorgen jullie er voor de windkar zo sn el mogelijk vooruit ga 4. De leerlingen kunn at? en een poppetje als bestuurder gebruiken .

n!

op een winderige da K g met de leerlingen en hun windkarren het Het is nog leuker om schoolplein op. , indien mogelijk, met de leerlingen naar he windkarrenrace. t strand te gaan voor de Mocht u niet in de ge legenheid zijn om de windkarrenrace buite binnen doen met be n te houden, kunt he hulp van ventilator(e t n) of haardroger(s) (o tuinpadblower). f eventueel een 2. Maak een parcour s voor de windkarrenr ace met een start- en zich naast elkaar opste finishlijn. Laat alle wi llen en houd de weds ndkarren trijd. Laat eventueel nu keer tegen elkaar str mmer 1, 2 en 3 nog ee ijden om de eerste pl n aa ts. 3. Bespreek met de lee rlingen na welke wind kar de snelste was. Be die van invloed ware spreek mogelijke fac n: de constructie, de toren positie van het zeil, de van de wielen, ... vorm van de romp, de stand 4. Bespreek tenslotte met de leerlingen of zij het een goed idee groep 8 een windkarre vinden dat u volgend nrace houdt op kam jaar met p. Laat ze vertellen wa leuke activiteit vinde arom ze dat wel of ge n. en

Jaargetijden - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2b

t maar zie La1.aGa

3


10.00u – 12.00u:

Schatgraven in de duinen

12.00u – 12.30u:

Stevige kost in restaurant ‘Het Golvengat’

12.30u – 14.30u:

Ontwerp je eigen windkar

14.45u – 15.45u:

Windkar-race!

16.00u – 18.00u:

Nat pak halen (Zwemmen dus!)

18.00u – 20.00u:

Barbecue

20.00u – 22.00u:

Spookverhalen vertellen rond het kampvuur

22.00u – …

Zzzzzzzzz (Slapen dus)

Jaargetijden - groep 5/6 -KOPIEERBLAD 1

Programma Stranddag

4


OPDRACHTKAART 1

ek o z r e d n ek en o

ontd

Hoe maak je een g

oede windkar?

1. Om een snelle win

dkar te maken vinden

we het belangrijk da t

de vorm

2. Onze windkar is va

n het volgende mat eriaal gemaakt

3. We vinden het bela

4. Van het zeil vinden

5. Voor de stoel van

we dat

de bestuurder hebb

6. Onze windkar wor dt de allersnelste om

en we bedacht dat

dat:

Jaargetijden - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 1

ngrijk dat de wielen

5


OPDRACHTKAART 2

a

k a a m n twerp e

on

Jaargetijden - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 2a

Een windkar make n

6


OPDRACHTKAART 2

b

k a a m n twerp e

on

Jaargetijden - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 2b

Een windkar make n

7


u t a N

k e i n h c e T /6 n 5 p e e o ur gr

groep

1/2

groep

groep

3/4

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

k e i n h c e tuur en t

Na

OMSCHRIJVING: De leerlingen ontdek ken hoe

Help! Brand! je een stabiele toren

kunt bouwen.

Lesduur

Voorbereiding: 30'

Uitvoering: 120'

Nabespreking: 10'

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen vertellen over gebeur tenissen of ervaringe De leerlingen kunnen n (met bosbranden). een beschrijving geve n (van hun ontwerp) De leerlingen kunnen . zich op een duidelijk e manier uitdrukken De leerlingen kunnen in een interactieve sit elkaar positieve feedb uatie. ack geven. De leerlingen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen weten hoe bestaande hoge constructies in elkaa De leerlingen weten r zitten. wat verbindingen zij n. De leerlingen kunnen een constructie stabi eler maken (ondergr De leerlingen weten ond). dat de stevigheid van co nstructies bevorderd sen van driehoeksve wordt door het toep rbindingen en profiel asvormen.

Begrippen

de balk; de bosbrand ; de boswachter; de co nstructie; de onderg stabiel; de uitkijktore rond; opsporen; de sta n; de verbinding; de af; vuurtoren

Materiaal

- demonstratiemater iaal (zie voorbereiding); - 8 platen piepschuim ; - 30 vellen papier; - assortiment witte en gekleurde stroken papier van verschille nde breedtes: 6 cm breed en 10 cm breed;

- 15 vellen stevig ka rton; - 10 rollen plakband ; - 10 potten lijm; - 15 scharen.

g

in Voorbereid

- Kopieer kopieerblad 1 voor elke leerling. - Maak demonstratiem ateriaal met behulp van informatiekaart de leerlingen): 2 (in het werkschrift van • Maak de papieren to ren; • Vouw stevige vorm en zoals de hoekvorm , U-balkvorm, de rond • Maak ook de constru e vorm en de balkvor cties met de verbindi m. ngen: inknippen, drieh lijm- of plakbandverb oeksversteviging en inding. - Snijd of knip van te voren voldoende str oken papier. De stroken moeten twee verschillende br eedtes hebben: van - Verzamel illustraties 6 cm en van 10 cm. van hoge constructies , zoals uitkijktorens, vu bouwsteigers, ... urtorens,

Natuur en techniek - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 1

Doelen

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

k e i n h c e tuur en t

Na

los!

1. Vertel de leerlingen 4+K dat u in de krant iets he eft gelezen over een gr geschrokken van de sc ote bosbrand. U bent hade die zo’n bosbran d kan aanrichten! Vraa weten over bosbrande g de leerlingen wat zij n. 2. Lees het artikel 'Bo sbrand bij Oklahoma City' voor (kopieerblad Bespreek de onbekend 1). Laat de leerlingen e woorden uit de tekst meelezen. met de leerlingen. 3. De bosbrand bij Ok lahoma City heeft veel hu ize n verwoest. Laat de lee voorkomen kan word rlingen nadenken hoe en dat een bosbrand zo groot wordt dat de Vraag of ze weten wa ze zoveel huizen verw t de functie van een bo oest. swachter is en bespree 4. Laat de leerlingen k deze. bedenken welke hulpm iddelen een boswacht opsporen van een bo er kunnen helpen bij sbrand. Deel de leerlin het snel gen hiervoor in groepje werkvorm Koppen bij s van vier in en zet de elkaar in. Bespreek de oplossingen van de lee 5. Noem zelf de uitkij rlingen klassikaal. ktoren als één van de m og elijke oplossingen, ind genoemd door de lee ien deze niet wordt rlingen. Wie heeft er we l eens een uitkijktoren 6. Bespreek de functie gezien? Waar was dat? van een uitkijktoren en vraag de leerlingen of kennen van uitkijktoren zij meerdere toepassin s. Een voorbeeld is ee gen n vuurtoren; een vuur schepen op zee en we toren was een baken rd ook gebruikt om uit vo or te kijken naar schepe wachten hebben uitkij n in nood. Ook strandktorens op het strand, om te kijken of er geen 7. Vertel de leerlingen zwemmers in nood zij dat zij vandaag zelf ga n. an onderzoeken hoe maken en dat ze na hu je ee n stevige toren kunt n onderzoek zelf een toren gaan bouwen.

rzoek dek en onde On1.tLa at

informatiekaart 1 aan K de leerlingen zien. Be spreek de bouwwerke hand van de volgend n klassikaal aan de e aandachtspunten: - de diverse ondergro nden waar de gebouw en normaal gesproke - het materiaal waar de n op staan; gebouwen van gemaa kt zijn; - de manier waarop de verbindingen zijn gem aakt; Verwijs ook naar ande re bouwwerken en op en constructies die de bijvoorbeeld de Eiffel leerlingen kennen, toren of bouwsteigers die rondom huizen in Het gaat erom dat de de buurt staan. ze constructies van m etalen balken en stave 2. Vertel de leerlingen n zijn gebouwd. dat zij deze les dezelfd e soort constructies ga stroken papier. De lee an maken, maar dan m rlingen moeten prob et ere n om hun toren hoog Een ander woord daar en stevig te maken. voor is stabiel. 3. Laat de leerlingen aan de hand van infor matiekaart 2 en uw de hoe ze van stroken pa monstratiemateriaal pier een toren kunnen zien bouwen.

Natuur en techniek - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2a

Barst maar

Help! Brand!

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

k e i n h c e tuur en t

Na

erp en On1.tw Ge

maak

Help! Brand!

n!

t maar zie La1.aBe

spreek klassikaal de ge K bouwde torens. Ook hier is het geven van belangrijk. Laat de lee positieve feedback rlingen vertellen welke toren het stevigst is en Gebruik bij deze besp waarom dat zo is. reking ook de ontwer pe n van de leerlingen. M kunt noemen voor he ogelijke oorzaken die t steviger zijn van be u paalde constructies zij van profielen en versc n onder andere het ge hillende verbindingen br uik zoals lijmen en de dr 2. Bespreek tenslotte iehoeksverbinding. welk groepje de hoog ste en meest stabiele toren heeft gebouwd.

Natuur en techniek - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2b

ef de leerlingen de op K dracht om een stabiele , hoge toren te maken - minstens 75 cm hoog die: is; - minstens 1 uur blijft staan. Ga in op het wedstrijd element: het groepje dat de hoogste toren een uur is blijven sta heeft gemaakt die oo an, heeft gewonnen. k 2. Om te beginnen m aken de leerlingen ee n ontwerp van hun to werkvorm Team Teke ren. Zet hierbij de ning in. Schrijf de volge nde vragen op het bo dat ze hiermee rekenin rd en vertel de leerlin g moeten houden bi gen j het ontwerpen en bo - Hoe is de verbinding uwen van hun toren: van de toren met de on de - Hoe maak je de cons rgrond? tructie sterker? - Hoe versterk je de zw akke punten in je cons tructie? - Hoe zorg je ervoor dat je toren stabiel is? - Hoe zorg je ervoor dat je toren blijft staan ? 3. Bespreek de ontw erpen klassikaal. Stim uleer de leerlingen om te geven. Geef de lee elkaar positieve feedb rlingen de kans om hu ack n ontwerp na deze be 4. Laat de groepjes hu spreking te herzien. n toren bouwen. Bege lei d de groepjes tijdens hu Stel daarbij vragen als n bouwproces. hierboven. Verwijs ind ien nodig naar het de en informatiekaart 2. monstratiemateriaal

3


KOPIEERBLAD 1

k e i n h c e tuur en t

Na

Krantenartikel

Bij de Amerikaanse stad Okla- Sinds no vember zijn er al homa City zijn grote bosbran- enorme stukken land verbra den. In sommige de nd. len van de Er zijn in totaal ook al 200 stad moesten mense n hun huizen verbrand. In huis uit. Het vuur kw Oklahoma am toen te is de af ge lo pe n drie maanden dicht bij de grens va n de stad. amper re ge n gevallen. De Enkele huizen in Okl ahoma ha rd e w in d zo rgt ervoor dat de City zijn verbrand. br an de n no g groter worden. In de buurt van Oklah oma City In Oklah om a City wonen een en omstreken komen al maan- half miljoe n m ensen. den lang bosbranden voor.

(Naar: www.nu.nl)

Natuur en techniek - groep 5/6 -KOPIEERBLAD 1

Bosbrand bij Oklahoma City

4


INFORMATIEKAART

1

ek o z r e d n ek en o

ontd

Natuur en techniek - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 1

Hoge bouwwerken

5


INFORMATIEKAART

2a

ek o z r e d n ek en o

ontd

rond

driehoek

hoekprofiel

vierkant, balkvorm

u-profiel

Natuur en techniek - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 2a

Constructies

6


INFORMATIEKAART

2b

ek o z r e d n ek en o

ontd

(Foto’s: Peter Hollinga

)

Natuur en techniek - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 2b

Constructies

7


: a m e h T groep

1/2

n e z i Re p 5/6

3/4 groep

groe

groep

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

en z i e R : a them Hoe neem ik dát nu

mee?

OMSCHRIJVING: De leerlingen ontwer pen de ideale verpak king voor een breekb aar souvenir.

Lesduur

Voorbereiding: 5'

Uitvoering: 60'

Nabespreking: 10'

Doelen

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De leerlingen kunnen . goed naar anderen lui steren. De leerlingen kunnen een presentatie houd en met de opbouw: inl De leerlingen kunnen eiding – kern – slot. zich houden aan het onderwerp. De leerlingen kunnen elkaar positieve feedb ack geven. De leerlingen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen weten dat bepaalde material en breekbaar zijn. De leerlingen weten dat verpakkingen va n verschillende mater De leerlingen kunnen ialen kunnen zijn gem inschatten welke verp aakt. akkingen geschikt zij breekbare materialen n voor het vervoeren . van

de bagage; breekbaa r; bescherming bied en; de eigenschap; he ideaal; het materiaal; t gewicht; heel; hoek het souvenir; de verp ig; akking

Materiaal

- 7 grote vellen papi er (om een tabel op te maken); - verschillende soorte - 7 grote vellen papi n verpakkingen en er voor de placemat ; verpakkingsmateriaa - verschillende typisc l, bijvoorbeeld h Hollandse souvenirs , kartonnen dozen, van verschillend mat inpakpapier, houten eriaal: breekbaar en kratjes, noppenfolie, niet-breekbaar (zie vo blikken, watten, orbereiding); piepschuim, ... - 7 kopieën van kopi eerblad 1; - een reiskoffertje of reistrolley

g

in Voorbereid

Maak zeven kopieën van kopieerblad 1. - Verzamel de verschi llende typisch Holland se souvenirs en de ve verpakkingen. De so rschillende soorten uvenirs hoeven niet ec ht authentiek Holland alsof. U kunt bijvoorbe s te zijn; u kunt doen eld een oud schoteltj e meenemen en de dit een Delftsblauw leerlingen vertellen bordje is. Een flesje ge dat vuld met water word enzovoorts. t jonge jenever, - Stop de souvenirs in een koffertje of tro lley.

Reizen - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 1

Begrippen

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

en z i e R : a them Barst maar

los!

mee?

1. Zet uw koffertje of trolley goed in het zic K ht van de leerlingen. Ve binnenkort op reis ga rtel de leerlingen dat at. U gaat uw Nederla u ndse familie bezoeken uw familie het altijd he in het buitenland. Verte el erg leuk vindt om typ l dat isch Hollandse spullen een heleboel souvenirs van u te krijgen. U heeft verzameld. al 2. Doe uw koffer open en laat uw souvenirs zie n. La at heeft meegenomen. De de leerlingen benoem en wat u allemaal el de souvenirs uit aan een aantal leerlingen van welk materiaal de en laat ze beschrijven souvenirs zijn gemaakt. Vraag de leerlingen ve souvenirs volgens hu rvolgens welke n breekbaar zijn. 3. Vertel de leerlingen dat u met een problee m zit: u gaat met het vli meenemen, maar u be egtuig en u wilt alle so nt bang dat sommige uvenirs souvenirs onderweg zu kunnen de leerlingen llen breken. Misschien u helpen? Hebben zij wel eens iets breekbaa meegenomen? Wat wa rs van vakantie s dat? Hoe hebben ze het vervoerd? 4. Vertel de leerlingen dat toen u de souven irs kocht er helemaal Dat is heel onhandig, geen verpakking omhe want z贸 kunt u de souv en zat. enirs niet meenemen leerlingen of ze voor u ! Vraag de een goede verpakkin g willen ontwerpen vo Zo weet u zeker dat u or de breekbare souv ze straks heel bij uw fam enirs. ilie krijgt. 5. Vraag de leerlingen of ze weten welke soor t verpakkingen er allem kunnen verpakkingen aal zijn. Van welk mate allemaal gemaakt zijn? riaal Laat de leerlingen hie aan de hand van opdr r eerst zelf over nadenk achtkaart 1. Zet hierb en ij de we lingen hiervoor in heter rkvorm Koppen bij elkaa ogene viertallen in. r in. Deel de leerAls de leerlingen moe ite hebben met het be denken van verpakkin kopieerblad 1 laten zie gen, kunt u ze n om ze op gang te he lpen. 6. Bespreek de tabellen van de groepjes na. Mo gelijke verpakkingen noemen zijn: dozen, tas die de leerlingen kunn sen, kisten, potten, en en veloppen, pakjes en bli kunnen van verschillen kken. Deze verpakkin de materialen gemaa gen kt zijn: karton, papier, noppenfolie, ijzer, hout aluminium, plastic, , ... 7. Haal de verschillen de verpakkingen en ve rpakkingsmaterialen meegenomen. Vertel tevoorschijn die u heeft de leerlingen dat ze pe r groepje van vier een Ze gaan onderzoeken breekbaar souvenir kri welke verpakkingen all jgen. emaal geschikt zouden heel op de vakantiebes zijn om hun souvenir temming aan te laten komen.

nderzoek o n e k e d t n O 1. Laat

de viertallen verschillen 4 de verpakkingen uitpr moeten hierbij op ve oberen op hun souven rschillende eigenscha ir. De lee rlin gen ppen van de verpakkin - Wat is beter: als het g letten: souvenir los zit of als he t va st zit in de verpakking? - Moet de verpakking van zacht materiaal zij n gemaakt of juist van (hard aan de buitenk hard materiaal? Of all ant maar zacht van bin ebei nen)? - Is de vorm van de ve rpakking belangrijk? Is rond beter dan hoek 2. Het gaat er uiteinde ig? lijk om dat de leerlinge n ontdekken welk mate biedt. Daarnaast is he riaal de beste besche t ook belangrijk dat he rming t uiteindelijke pakket op het vliegveld imm nie t te zwaar wordt. Je be ers voor het gewicht taalt van je bagage! 3. Bespreek met de lee rlingen wat ze ontdek t he bb en. Laat hierbij alle be mogelijk aan de orde grippen zoveel komen. Bespreek welke eigenschappen belan van bescherming aan grijk zijn bij het biede de verschillende souv n enirs.

Reizen - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2a

Hoe neem ik d谩t nu

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

en z i e R : a them Hoe neem ik dát nu

maak

werp en On1.tBe

mee?

spreek met de leerlin 4 gen dat ze nu al veel weten over verpakkin waarvan ze gemaakt gen en de materialen zijn. Ze weten nu geno eg om de ideale verp voor hun souvenir. akking te ontwerpen Geef ieder viertal een groot vel papier en ee n dikke stift. De leerlin placemat aan de hand gen tekenen een van opdrachtkaart 2 en voeren de opdrac Zet hierbij de werkvor hten uit. m Placemat in. 2. Laat de leerlingen een schriftelijke toeli chting geven op hun ontwerp op opdracht kaart 3.

n!

t maar zie La1.aDe

Reizen - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2b

leerlingen bereiden m 4+K et hun groepsgenote n een korte presenta aan de hand van opdr tie voor van hun ontw achtkaart 4 en de taalk erp aarten 1 en 2. De pres minuten. Omdat het entatie duurt 2 tot 4 om zo’n korte tijd ga at , kunnen de leerlingen groepsgenoten aanw één of twee ijzen om de presenta tie te houden. Let erop 2. De leerlingen houd dat dat eerlijk gebeur en hun presentaties t. klassikaal. De rest van Na iedere presentatie de klas luistert goed. is er korte tijd voor re acties. Wat vinden de ontwerp? Hebben ze andere leerlingen va nog suggesties voor n het verbetering? 3. Na hun presentatie blikt u met de leerlin ge n te ru en het ontwerp dat ze g op het proces dat ze gemaakt hebben. Op doorlopen hebben basis van de presenta medeleerlingen beslu tie en de opmerkinge iten de leerlingen of n van ze tevreden zijn over nog zouden willen aa hun ontwerp of dat ze npassen. dit 4. Maak ook een teru gkoppeling naar het verhaal: de reis en he Kunt u de souvenirs t doel van de verpak nu veilig meenemen kingen. op reis? Bieden de ve bescherming? rpakkingen voldoende

3


KOPIEERBLAD 1

! s o l r a a barst m

Reizen - groep 5/6 -KOPIEERBLAD 1

Verpakkingen

4


OPDRACHTKAART 1

! s o l r a a barst m Schema

Werk in een groepj em Eerst zelf:

et drie andere leerlin

gen.

1

Wat voor soorten ve rpakkingen ken je? En van welk materiaal zi ze gemaakt? Schrijf jn ze hieronder in de ta bel. Er staan al een pa voorbeelden. ar Soorten verpakk ing Materialen

tas

karton

papier

plastic

plastic

papier

katoen

karton met noppenfolie kunststof

Dan samen:

2

Pak een groot vel pa pier. Maak nu met je groep ĂŠĂŠn tabel. Ove met elkaar welke ding rleg en jullie opschrijven . Welke verpakkingen zijn geschikt om bree kbare spullen in mee te ne men? Zet een streep onder deze verpakki ngen.

Dan met de klas:

3

Luister naar je juf of

meester.

Reizen - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 1

doos

5


OPDRACHTKAART 2

k a a m n twerp e

on

Ontwerp de ideale

Werk in een groepje m

verpakking

et drie andere leerlin

1

gen.

Teken op een vel pa

pier een placemat.

Elke leerling heeft ee n vak aan de rand va n de placemat. Het middelste vak is van jullie samen. Schrijf je naam in je eigen vak.

2

In deze les heb je va n alles gedaan en on tdekt. Denk eerst alle Hoe ziet volgens jou en na. de ideale verpakking voor jullie souvenir er Schrijf je ideeën in je uit? eigen vak.

Dan samen:

3

Praat samen over julli e ideeën. Bekijk elk va k. Welke ideeën zijn belangrijkste voor he het t ontwerp van jullie ve rpakking? Die nemen jullie mee in je ontw erp. Teken in het mid den van de placemat ideale verpakking. Sc jullie hrijf op taalkaart 1 w elke eigenschappen verpakking heeft. de

Reizen - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 2

Eerst alleen:

6


OPDRACHTKAART 3

k a a m n twerp e

on

Schrijfkader ontwe

rp

De verpakking Namen:

Wij ontwerpen een ve

rpakking voor een

De verpakking is gem

aakt van

En verder willen we

en over het gewicht

voor dat

nog zeggen over de

vorm dat

dat

Dankzij ons ontwerp bl

ijft ons souvenir heel

in de bagage.

Reizen - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 3

Dit materiaal zorgt er

7


OPDRACHTKAART 4

! n e i z r a laat ma Een presentatie ge ven

Werk samen met de andere leerlingen ui t jouw groepje. Jullie presentatie houden gaan een over jullie ontwerp. In de presentatie vertel verpakking die jullie je over de hebben ontworpen. Hoe ziet het eruit? W gemaakt? Waarom he aarvan is het bben jullie juist dít on twerp gemaakt? Werk als volgt:

2

Lees samen de stappe n op Taalkaart 1. Dit is een hulpkaart voor het geven van een presentatie. Kijk eerst bij ‘Voorber eiden’. Voer de stappe n één voor één uit. Gebruik Taalkaart 2. Dit is het spreekplan dat je gaat invullen. Schrijf niet de hele pr esentatie op. Gebru ik alleen steekwoord en!

3

Kijk bij ‘Uitvoeren’. Le

4

Jullie houden de pres

5

es de tips goed door .

entatie voor de klas.

Daarna kijk je nog ee ns goed naar je ontw erp. Ben je er tevreden over? Zou je er no g iets aan willen vera nderen?

Reizen - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 4

1

8


TAALKAART 1

! n e i z r a laat ma STAP

1

Hulpkaart presenta tie Voorber

eiden A Publiek: voor wie houd je de presenta tie? o Klas o Een groepje uit de klas o anders: B Waarover ga je ie ts vertellen? C Verdeel de taken. Wie

gaat wat vertellen? W

ie gaat wat laten zien

? D Bedenk wat je w ilt vertellen over je on derwerp. Je kunt niet vertellen! Bedenk wat รกlles je wilt laten zien. Vu l het spreekplan in Taalkaart 2. Schrijf ni op et je hele presentatie op. Schrijf alleen de belangrijke woorden op. Het spreekplan w ordt een soort spiekbriefje dat je kunt ge bruiken als je het niet meer weet. Elke presentatie heef t drie onderdelen: - Inleiding. Dit is he t begin van je presen tatie. In de inleiding wat het onderwerp vertel je van de presentatie is. - Kern. In de kern va n de presentatie vert el je de belangrijkste - Slot. Dit is het eind informatie. e van je presentatie. E Oefen je presenta tie.

2

Houd je presentatie.

Uitvoeren

- Zorg dat je alle sp ullen in de buurt hebt . - Spreek duidelijk. Pr aat niet te snel, maa r ook niet te langzaam Praat niet te zacht, m . aar ook niet te hard. - Lees je presentatie niet voor, maar vertel het verhaal uit je hoofd. Je mag wel sp ieken op je spreekpl an. - Kijk naar de mense n tegen wie je praat. (Naar: Etappe)

Reizen - groep 5/6 - TAALKAART 1

STAP

9


TAALKAART 2

! n e i z r a laat ma Spreekplan presen tatie

Schrijf kort op wat je gaat vertellen in je in leiding, kern en slot. Schrijf in steekwoord en.

Inleiding

Slot

(Naar: Etappe)

Reizen - groep 5/6 - TAALKAART 2

Kern

10


a m e Th

t r o : Sp ep 5/6

groep

1/2

3/4 groep

gro

groep

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

t r o p S : a them Naar benee met de b

OMSCHRIJVING: De leerlingen maken een knikkerbaan als model voor een

obslee! bobsleebaan.

Lesduur

Voorbereiding: 10'

Uitvoering: 80' (inclu

sief film: 170’)

Nabespreking: 30'

Doelen

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De leerlingen kunnen . aantekeningen maken . De leerlingen kunnen een standpunt innem en en dat standpunt De leerlingen kunnen verdedigen. goed meedoen in ee n interactieve situatie De leerlingen kunnen . zich houden aan het onderwerp. De leerlingen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen kunnen een constructie mak en die stevig en stabi De leerlingen kunnen el is. een constructie ontw erpen en maken die transporteren. geschikt is om knikker s te De leerlingen kunnen een hellingconstructie maken.

Begrippen

Materiaal

- foto's van bobsleeba nen; - stapel stroken stevig papier van 7 cm x 30 cm; - 15 margarinekuipj es; - 1 doos paperclips (1 00 stuks); - 3 dozen nietjes; - 10 rollen schildersta pe; - verzameling wc-ro llen of andere kokers; - potloden;

- scharen; - lijm; - 15 grote stukken ka rton of piepschuim (als ondergrond voor de knikkerbanen); - eventueel: videoba nd of dvd van de film Cool Runnings of gedo wnloade fragmenten van de film Cool Runnings.

g

in Voorbereid

- Kopieer kopieerblad 1 in kleur op een groo t formaat papier (min - Leen eventueel de imaal A3). videoband of dvd va n de film Cool Runnings (sp minuten) of schaf de eelduur: 94 ze aan. U kunt ook en kele fragmenten van via bijvoorbeeld ww deze film download w.youtube.com. en

Sport - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 1

de bocht; de goot; ha lfrond; de hindernis; de looping; omhoog versnellen; vertragen lopend; rollen; de U; de V-goot goot;

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

t r o p S : a them Barst maar

los!

obslee!

1. Laat de leerlingen de filmposter van de film K Cool Runnings zien (g en vertel waar deze film emaakt van kopieerb over gaat: lad 1) Cool Runnings Cool Runnings is een wa ar gebeurd verhaal. Vie r sporters uit Jamaica Spelen meedoen. Ze be willen aan de Olympis sluiten om het eerste che Ja maicaanse bobsleetea hebben geen geld. Én m te worden. Maar ze ze hebben geen idee wa t winter en wintersport Amerikaanse ex-bobsle zijn. Ze vragen een m eÍr om hulp. Hij gaat islukte hen trainen. Niemand team succes zal hebb verwacht dat het Jam en. Maar de vier sporter aic aa nse s zetten door en ze bli doel: ze mogen meedo jven lachen. En ze berei en aan de Olympische ke n hun Winterspelen. Dan is het zover. De Ol ympische Spelen begin nen. De hele wereld lac slee klaarzetten. Hun ht als de Jamaicanen eerste bobsleerit is ee hun n ramp; niets lukt. Ma Als ze een goede derd ar de tweede rit gaat fantas e rit rijden, kunnen ze tisch. ee n m edaille halen! Maar in net voor de finish gaat de derde rit gaat het m de bobslee helemaal ka is: po t. Maar de Jamaicanen nen. Ze nemen de sle e op hun schouders en geven zich niet gewo ndr agen deze over de fin medaille, maar de hele ishlijn. Ze winnen geen wereld is trots op hen. De sporters besluiten Olympische Spelen m om vier jaar later weer ee te doen. met de 2. Bekijk dan zo mog elijk de film Cool Runn ings of een aantal fragm 3. Bespreek (de opze enten daarvan. t van) de film na. Vraa g de leerlingen te verte winter, wintersport, sn lle n over eigen ervaringe eeuw, ... Wie is er wel ee n met ns op wintersport gewe leukste aan sneeuw? est? Wat vind je het 4. Ga dan in op het fei t dat Jamaica geen wi ntersportland is. Er is geen bobsleebanen. Om geen sneeuw of ijs en toch te kunnen traine er zijn n, heeft het Jamaicaans kunstbobsleebaan no e bobsleeteam een dig. Besluit het Jamaic aanse team te helpen. 5. Vertel de leerlingen dat zij een model voor ee n bobsleebaan gaan m knikkerbaan. aken, namelijk een 6. Laat de leerlingen aangeven hoe een bo bsleebaan eruit ziet: m omhooglopende delen et bochten, rechte stu , enzovoorts. Laat de lee kken, rlingen daarbij kijken bobsleebanen, onder naar foto's van andere op informatiek aart 1.

nderzoek o n e k e d t n O 1. Verd

eel de groep leerlinge 2 n in tweetallen. Laat ze opdrachtkaart 1a en 1b Deel alle materialen uit . voor zich nemen. 2. De tweetallen berei den het maken van de knikkerbaan voor. Ze en 1b en proberen ve bestuderen opdracht rschillende dingen die kaart 1a daarop getoond word beeld verschillende go en, uit. Ze maken bijvo ten, poten, een bocht oren/of een hindernis. Oo onderdelen ze in hun k denken ze na over we eigen knikkerbaan ga lke an toepassen. 3. Loop rond in de kla s, geef de tweetallen uitleg en doe voor ho knikkerbaan gemaakt e onderdelen van de moeten worden. De lee rlingen maken aantek als de volgende: eningen. Stel hierbij vra gen - Wat is het verschil tu ssen een U-goot, een Vgo ot en een halfronde go jullie gebruiken? ot? Welke vorm gaan - Hoe gaan jullie de po ten maken? - Komt er in jullie baan een omhooglopende goot? - Maak eens een boch t. Moet je grote stukk en uit het papier knipp - Wat voor hindernis en, of juist niet? gaan jullie in de baan maken? Een looping? proberen te maken? Zullen we die samen

Sport - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2a

Naar benee met de b

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

t r o p S : a them Hoe neem ik dรกt nu

erp en On1.tw La

maak

mee?

at de tweetallen op ee 2 n los blaadje een sche ts maken van de knikk maken. Ze verwerken erbaan die zij willen daarin de onderdele n die ze bij 'Ontdek en hebben. onderzoek' bedacht 2. De leerlingen mak en de knikkerbaan op hun tafels. De onderg een stuk karton of pi rond van de knikkerba epschuim. Vertel de lee an is rlingen dat het begin hoger dan 60 cm mag punt van de baan nie zijn, omdat de knikker t anders te hard rolt. 3. Begeleid de tweeta llen bij het maken va n de knikkerbanen. La baan ook tussentijds at ze onderdelen van testen. Stel hierbij vrag de en als de volgende: - Rolt de knikker goed door? Zijn er geen ho bb els of uitsteeksels wa kan rollen? ardoor de knikker nie t - Op welke plaatsen versnelt of vertraagt de knikker? Hoe komt da - Wordt de knikker er t? gens te veel of te we inig afgeremd? Of kr Wat kun je daaraan do ijg t hij te veel vaart? en? - Werkt de hindernis goed? Hoe komt dat? - Hang het margarin ebakje aan de tafel. Aa n het einde van de ba bakje terecht komen an moet de knikker in . Lukt dat? Hoe kun je dit ervoor zorgen dat he goot in V-vorm te mak t wel lukt? (door de laa en of het kuipje van tste een opvangscherm te voorzien)

at de tweetallen om K de beurt hun knikker baan voor de klas de leerlingen vullen voor m on streren. De overige elke knikkerbaan op drachtkaart 2 in. 2. Op basis van de ing evulde opdrachtkaar t 2 bepalen de leerlin werkt. Zou dit ook ee gen welke baan het be n goede bobsleebaan ste zijn voor het Jamaicaa Waarom wel of niet? nse bobsleeteam? 3. Evalueer dan de he le les. Laat de leerlinge n aangeven welke be hebben geleerd en ge grippen en activiteite daan. Zet hiervoor de n ze werkvorm Beurtgooi in.

Sport - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2b

! t maar zien La1.aLa

3


INFORMATIEKAART

1

! s o l r a a barst m

Sport - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 1

Bobsleebanen

4


OPDRACHTKAART 1

a

ek o z r e d n ek en o

ontd

Hoe maak je een kn

Hoe maak je een kn Er zijn verschillende

ikkerbaan? Kijk en

ikkerbaan?

probeer!

goten. Welke goot ki

es je?

Maak de goten aan el

kaar met schildertape , paperclips of nietje

s.

Zo maak je poten. W elke poot lijkt jou ha

ndig?

Zo maak je bochten.

Sport - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 1a

De knikker kan alleen rollen als er verschil in hoogte is. Maak da korte en langere pote arom n.

5


OPDRACHTKAART 1

b

ek o z r e d n ek en o

ontd

Hoe maak je een kn

ikkerbaan? (vervolg

Een knikkerbaan is le

ikkerbaan? Kijk en

probeer!

uker als er hinderniss

Aan het einde valt de

knikker in een bakje.

)

en in zitten. Welke ki

Dat ziet er zo uit.

es jij?

Sport - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 1b

Hoe maak je een kn

6


OPDRACHTKAART 2

ek o z r e d n ek en o

ontd

De beste knikkerba

an

Wat is de beste knik ke

rbaan?

Vul steeds in: 'ja' of 'n ee'. De nummers staan vo or

de knikkerbanen.

Is de baan stevig ge

1

1

1

1

2

3

4

5

Rolt de knikker goed

2

3

4

5

Rolt de knikker goed

2

3

4

5

3

4

6

7

9

10

11

12

13

14

15

ukken?

7

8

9

10

11

12

13

14

15

door in de bochten?

6

5

8

door op de rechte st

6

Werkt de hindernis go

2

r?

7

8

9

10

11

12

13

14

15

ed?

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Komt de knikker in he

2

3

4

5

t bakje terecht?

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Sport - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 2

1

noeg voor de knikke

7


Tica |

Taalgerichte technieklessen voor groep 1 tot en met 8

r e o v r e /6 5 V p e : o gr a m e

groep

Th

groep

1/2

groep

3/4

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

r e o v r e V thema: Alles draait om tan d

OMSCHRIJVING: De leerlingen ontwer pen een

wielen

snelle skelter in het kader van een prijsvr aag.

Lesduur

Voorbereiding: 5'

Uitvoering: 150'

Nabespreking: 20'

Doelen

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De leerlingen kunnen . aantekeningen maken van belangrijke infor De leerlingen kunnen matie. vertellen over eigen ervaringen. De leerlingen kunnen informatie, hulp of uit leg vragen. De leerlingen kunnen een beschrijving geve n van een door hun on De leerlingen kunnen tworpen skelter. de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen kunnen verschillende onderd elen van een fiets he De leerlingen weten rkennen. wat de betekenis van de tandwielen bij ee De leerlingen weten n fiets is. wat overbrenging, ve rsnelling en vertraging De leerlingen kunnen bij een fiets is. een skelter ontwerpe n.

de ketting (van een fiets); de handrem; de kettingaandrijving; de de overbrenging; he kettingkast; loodrech t pedaal; het tandwi t; el; de versnelling; ve rsnellen; vertragen

Materiaal

- fiets met open ketti ngkast; - bronnenboeken m et betrekking tot fietsen, skelters en ta ndwielen; - verzameling deksels en flessendoppen van verschillende gr ootte; - stroken ribkarton va n ongeveer 1 cm breed;

- stukken zachtboard ; - doosje spelden; - korte stokjes; - lijm; - papier.

g

in Voorbereid

- Maak voor iedere lee rling een kopie van ko pieerblad 1. - Zorg voor een echt e fiets met open ketti ngkast. Indien dit niet voor elke leerling ee haalbaar is, maakt u n kopie van kopieerb lad 2. - Maak de drie proefo pstellingen van tand wielen die in deze les Zie daarvoor de opdr aan bod komen. achtkaarten 1a tot en met 1c.

Vervoer - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 1

Begrippen

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

r e o v r e V thema: Alles draait om tan d Barst maar

wielen

los!

1. Vertel de leerlingen dat er een brief is binne K ngekomen van het Pr in de krant gelezen he ojectteam FietsVAK. Ze eft dat er binnenkort g dat u een grote fietsvakantie leerlingen wat een fie beurs is in de RAI. Weten tsvakantiebeurs is? Ke de nn en ze de RAI? In welke pla (Amsterdam) Bespree ats ligt de RAI? k dat in de RAI altijd gr ot e evenementen word 2. Deel kopieerblad 1 en gehouden. uit en lees de brief met de leerlingen. 3. Besluit met de leerlin gen om mee te doen. Om een snelle skelter leerlingen eerst onde te kunnen maken, gaan rzoeken welke onderd de elen er in een skelter naar een fiets. Een fiets zit ten. Daarvoor kijken ze en een skelter lijken ve el op elkaar, maar bij ee onderdelen beter zien. n fiets kun je de 4. Zet de fiets voorin de klas of deel kopieerb lad 2 uit. Laat de leerlingen zove el mogelijk onderdele n van de fiets opnoem Welke onderdelen zijn en en aanwijzen. belangrijk voor de snelh eid van een fiets? (trap versnellingen, handrem pers/pedalen, men, ketting(kast), tan dwielen)

Leg de leerlingen uit dat in bijna iedere mac 2 hine tandwielen zitte horloges en fietsen. La n, bijvoorbeeld in klo at daarbij informatiek kken, aart 1 zien. 2. De leerlingen gaan nu in tweetallen ontd ek ken hoe tandwielen we te maken. Laat ze daar rken door een raderwe voor in tweetallen de rk experimenten van op uitvoeren. Geef elk tw drachtkaart 1a, 1b en eetal de benodigde m 1c aterialen. Bespreek bi loodrecht is. j experiment 1 wat 3. Vertel voor experim ent 3 dat in sommige machines de tandwiel worden met elkaar ve en kettingwielen hete rbonden door een ke n. Ze tting. Als het ene ketti andere ook. De ketting ngwiel beweegt, bewe brengt de beweging egt het va n het ene naar het an kettingaandrijving. dere kettingwiel. Dit he et 4. Loop rond in de kla s en begeleid de twee tallen bij het uitvoere tussentijds en achtera n van de experimente f vragen aan de leerlin n. Stel gen, zoals: - Vind je het moeilijk om de tandwielen te maken? Waar moet je op lette n als je de tandwielen maakt? - Hoe werken tandwiel en? Bespreek hierbij wa t overbrenging is: de tandwielen grijpen in tanden van twee elkaar. Als het ene tan dwiel draait, draait he De beweging gaat du t andere tandwiel mee s van het ene naar he . t andere tandwiel. Da - Maakt het voor de sn t heet overbrenging. elheid uit hoe groot ee n tandwiel is? - Stel je voor: je hebt ee n tandwiel met 20 tan den en een tandwiel Je draait het tandwiel met 10 tanden. met 20 tanden ĂŠĂŠn ke er rond. Hoe vaak draa dan rond? it het wiel met 10 tan den - Hoe werkt een ketti ngaandrijving? 5. Laat de leerlingen vervolgens de tekst op informatiekaart 2 lezen van het stappenplan . Ze maken daarbij ge op taalkaart 1. bruik 6. Bespreek de tekst ko rt na. Hoe kun je op ee n racefiets versnellen op de opdracht om ee of vertragen? Kom oo n snelle skelter te ontw k terug erpen. Vraag de leerlingen wa t daarvoor nodig is: ee n reeks van tandwielen van verschillende groo tte.

Vervoer - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2a

nderzoek o n e k e d t n O 1.

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

r e o v r e V thema: Alles draait om tan d erp en On1.tw La

maak

wielen

at de tweetallen denk 2 en aan wat ze in deze les geleerd hebben, m skelteronderdelen en et name aan de tandwielen. Welke va n deze dingen zijn va van een skelter? De lee n belang voor het on rlingen maken op ee twerp n blaadje een inventa werkvorm Tafelrondje risatie. Zet hierbij de per tweetal in. 2. De tweetallen mak en op een los blaadje een ontwerp voor ee ze gebruik van de zo n snelle skelter. Hierbi juist gemaakte inven j maken tarisatie. Het ontwerp een korte schriftelijke bestaat uit een tekenin toelichting. g en 3. Begeleid de tweeta llen bij het ontwerpe n va n de - Hoeveel tandwielen skelter. Stel hierbij vr agen als de volgende: zitten er op je skelter ? En hoeveel versnell - Kun je uitleggen ho ingen? e de overbrenging we rkt? Heb je daarvoor - Wat schrijf je in de to pedalen nodig? elichting? Leg je uit we lke onderdelen de sk kettingaandrijving we elter heeft? En hoe de rkt? En schrijf je ook op hoe de skelter kan versnellen en vertrag en?

at de tweetallen om K de beurt hun ontwer p aan de klas tonen. lezen de toelichting Ze laten de tekening voor. zien en 2. Blik samen met de leerlingen terug op de oorspronkelijke opdr snelle skelter voor he acht: het ontwerpen t Projectteam FietsVAK van een . Bespreek klassikaal ontwerp graag willen welke groepjes hun insturen voor de ontw erpwedstrijd. Stuur de per post op naar het uitgekozen ontwerpe Projectteam FietsVAK n . 3. Evalueer dan de he le les. Wat vonden de lee rlin gen ervan? Wat hebb Wat vonden ze moeilij en ze geleerd? k of makkelijk? Wat vo nden ze leuk? 4. Kom op een later moment nog terug op de ingezonden ontw Projectteam FietsVAK erpen. Laat namens he weten wat er met de t ontwerpen van de sk elters is gedaan.

Tip U kunt de leerlingen ook

een model van de sk elter laten maken, op basis van hun ontwer p.

Vervoer - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2b

! t maar zien La1.aLa

3


KOPIEERBLAD 1

! s o l r a a barst m Brief Projectteam FietsVAK Postbus 77777 1070 MS Amsterdam

Aan de leerlingen va

n groep 5 en 6,

De FietsVAK heeft ie der jaar een prijsvraa g. De winnaar krijgt Innovatie Award. Dat de is een prijs voor een goed technisch idee doen altijd veel volw . Er assenen mee aan de prijsvraag. Maar we hopen dat er dit jaar ook veel kinderen m eedoen. Doen jullie mee aa n de prijsvraag? Ont werp dan een snelle skelter. Stuur je teke ning met toelichtin g naar: Projectteam FietsV AK Postbus 77777 1070 MS Amsterda m We zijn benieuwd na ar

jullie skelters. Doe je

Vriendelijke groeten, Het Projectteam Fiet

sVAK

best!

Vervoer - groep 5/6 -KOPIEERBLAD 1

Deze maand organi seren wij een grote fietsvakantiebeurs in RAI, in Amsterdam. O de p de FietsVAK zijn fie tsen natuurlijk heel belangrijk. Maar dit jaar hebben we ook aandacht voor skates skeelers en scooters , . Er is dus al veel, maa r er is nog niets met skelters. En dat willen we wel graag, want skelters zijn heel po lair. Daarom schrijven puwe jullie.

4


Vervoer - groep 5/6 -KOPIEERBLAD 2

KOPIEERBLAD 2

! s o l r a a barst m Fiets

5


INFORMATIEKAART

1

ek o z r e d n ek en o

ontd

Vervoer - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 1

Klok, horloge, fiets

6


OPDRACHTKAART 1

a

ek o z r e d n ek en o

ontd

Experimenten tand w

Experiment 1: Tand

1 2 4 5 6 7 8 9

wielen maken

Neem stroken ribbe lkarton, deksels en fle ssendoppen, spelde stokje, lijm, papier en n, een een stuk zachtboard . Vouw een strook kart on rond de rand van een dekseltje. Trek de strook strak. Knip de strook precies goed af en lijm hem vast. Je hebt nu een tand wiel. Maak een klein gaat je in het midden van het tandwiel. Prik het tandwiel op het zachtboard. Maak nog een paar ta ndwielen. De tandw ielen moeten niet al even groot zijn. Prik lemaal de tandwielen op he t zachtboard. Geef elk tandwiel ee n nummer. Lijm het stokje loodre

cht op een tandwiel. D

it is een slinger.

Zorg dat de tandwie len in elkaar vallen. Al s je ĂŠĂŠn tandwiel draa draait het tandwiel er it, naast ook. Dat draait de andere kant op. Welke tandwielen dr aaien snel? Zijn dat de grotere of de kleinere tandwielen?

Welke tandwielen dr aaien langzaam? Zijn dat de grotere of de nere tandwielen? klei-

Welke kant draaien de

verschillende tandw

ielen op?

Vervoer - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 1a

3

ielen 1

7


OPDRACHTKAART 1

b

ek o z r e d n ek en o

ontd

Experimenten tand w

Experiment 2: Draai

en aan tandwielen

3

Maak een rij tandwie

len, zoals op het plaa tje.

Draai aan het grote ta ndwiel. Wat gebeurt er met de kleinere? W kant draaien ze op? elke Welk tandwiel draait als eerste een hele sla g? Draai aan het kleine tandwiel. Draaien de grotere tandwielen langzamer of sneller?

Vervoer - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 1b

1 2

ielen, vervolg

8


OPDRACHTKAART 1

c

ek o z r e d n ek en o

ontd

Experimenten tand w

Experiment 3: Een

3 4 5 6 7

ielen, vervolg

maken

Neem een lange stro ok ribbelkarton, twee grote tandwielen en kleine tandwielen. twee Plak met plakband de eindes van de strook ribbelkarton aan elka De ribbels zitten aan ar. de binnenkant. Dit is de ketting. Prik op het zachtboa rd een groot en een klein tandwiel. Laat de ketting van rib belkarton rond de tw ee tandwielen lopen. Draai aan het kleine tandwiel. Wat gebeur t er met het grote ta wiel? nd-

Draai aan het grote ta ndwiel. Wat gebeurt er met het kleine tand wiel? -

Maak een reeks. Maa k vier tandwielen aa n elkaar met een kett Gebruik twee grote ing. en twee kleine tand w ielen. Draai aan de ta wielen en kijk wat er ndgebeurt. Maak versch illende reeksen. Welke reeks is het snelste?

Vervoer - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 1c

1 2

kettingaandrijving

9


INFORMATIEKAART

2

ek o z r e d n ek en o

ontd

Een fiets met tandw

Een fiets met tandw

ielen

ielen

Fietsketting Aan een fiets zitten tw ee tandwielen. Bij de trappers zit een groo De trappers zitten aa t tandwiel. n dit tandwiel vast. In het achterwiel zit ee wiel. Het grote tandw n klein tandiel is met een ketting verbonden aan het kl wiel. Als je fietst trap eine tandje de pedalen rond. D an draait het grote ta ook het kleine tandw ndwiel, maar iel in het achterwiel. Dat komt door de fie tsketting.

Gewone fiets

Versnellingen Sommige fietsen he bben versnellingen. Een fiets met versne verschillende tandw llingen heeft ielen. Bij de trappers zitten grote tandwie achterwiel zitten klei len. In het ne tandwielen. Tussen de grote en de kleine loopt een ketting. tandwielen Racefietsen hebben veel versnellingen. Ze hebben dus ook veel Als een wielrenner he tandwielen. el hard wil sprinten, kiest hij de zwaarste Bij de trappers ligt de versnelling. ketting dan op het gr ootste tandwiel. In he wiel ligt de ketting op t achterhet kleinste tandwie l. Elke keer als het gr draait, daait het kleine ote tandwiel tandwiel meer keren rond. En dus draait he wiel mee. Dat gaat pa t achters snel!

Racefiets

Vervoer - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 2

Hoe vaak draaien de tandwielen? Als je de trappers va n je fiets ĂŠĂŠn keer ro nddraait, gaat het ac paar keer rond. Hoe hterwiel een vaak precies? Dat lig t aan het aantal tand grote tandwiel en he en van het t kleine tandwiel. Als je trapt, draait het gr rond. Als het grote ta ote tandwiel ndwiel ronddraait, dr aait ook het kleine ta Telkens als het kleine ndwiel rond. tandwiel een keer ro nddraait, draait ook een keer rond. Je ge het achterwiel bruikt dus de spiere n in je benen om he rond te draaien. t achterwiel

10


TAALKAART 1

! s o l r t maa

bars

Stappenplan lezen en Woordhulp

1

Voor het lezen

Kijk naar de tekst. Let op: • de titel • opvallende woorden • de kopjes (vet, schuingedrukt, onderstreept, …) • de illustraties • getallen Doe een voorspelling: De tekst gaat over… Wat weet je er al van? Wat heb je gezien, gehoord of gelezen?

2

3

Tijdens het lezen

Lees de tekst. • Denk aan wat je al weet. • Let op de plaatjes, kopjes en opvallende woorden. • Je begrijpt een woord niet.

Gebruik de woordhulp.

• Je begrijpt een klein stukje tekst niet.

Lees het moeilijke stukje nog een keer.

Na het lezen

Klopte je voorspelling? Begrijp je de tekst? Vertel in een paar zinnen waar de tekst over gaat.

Je ziet een woord dat je niet begrijpt. Je wilt weten wat het woord betekent. Wat kun je doen? Lees een stukje terug of verder: • daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent • daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent • daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent Kijk naar de illustratie bij de tekst. Misschien heeft het plaatje iets met het woord te maken. Kijk naar het woord. Soms ken je al een stukje van het woord. Soms kom je zelf niet achter de betekenis. Vraag het dan aan iemand anders of zoek het op in het woordenboek. Controleer altijd of de betekenis klopt!

Vervoer - groep5/6 - TAALKAART 1

Woordhulp

11


: a m e h T groep

1/2

r e t Wa p 5/6

3/4 groep

groe

groep

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

r e t a W : a them Wie ontwerpt de m o

oiste brug?

OMSCHRIJVING: De leerlingen ontwer pen en bouwen een beweegbare brug ov voetgangers en fiets er water voor ers.

Lesduur

Voorbereiding: 10'

Uitvoering: 75'

Nabespreking: 30'

Doelen

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De leerlingen kunnen . goed naar anderen lui ste ren. De leerlingen kunnen een presentatie houd en met de opbouw: inl De leerlingen kunnen eiding – kern – slot. informatie, hulp of uit leg vragen. De leerlingen kunnen goed naar anderen lui steren. De leerlingen kunnen zich houden aan het onderwerp. De leerlingen kunnen elkaar positieve feedb ack geven. De leerlingen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen weten wat het doel van brug gen is. De leerlingen kunnen verschillende soorte n bruggen ondersche De leerlingen kunnen iden. een beweegbare brug bouwen, eventueel m katrollen. et gebruikmaking va n

de boogbrug; de draa ibrug; de hangbrug; de hefbrug; de kade sterk; stevig ; de katrol; de ophaalb rug;

Materiaal

- 1 boormachine; (bijvoorbeeld Lego Da - 1 digitale camera; cta, doos katrollen 9624 + klass - 30 boeken of blokke enset 9644) of K'nex n; ; - 1 pak met vellen pa - 15 plankjes dun ho pier (A4); ut of 30 stukjes stevig - 15 doosjes; karton (20 cm x 7 cm ); - 1 doos rietjes; - 7 rondhoutjes (hoo gte 4 à 5 cm, - 5 bollen touw; diameter 3 cm); - 15 potten lijm; - 7 'duvels' (houtverbi ndingen); - 15 rollen plakband - 1 doosje splitpenn ; en; diverse potjes verf; - constructiemateriaa l met katrollen: Lego - 15 kwasten.

g

in Voorbereid

Pas kopieerblad 1 ev entueel aan. Vervang de genoemde plaats de leerlingen of een door de woonplaats woonplaats in de bu van ur t daarvan. - Maak voor iedere lee rling een kopie van ko pieerblad 1.

Water - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 1

Begrippen

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

r e t a W : a them Wie ontwerpt de m o Barst maar

los!

oiste brug?

1. Vertel de leerlingen 2+K dat u een bericht uit de krant heeft geknipt. De het bericht met de lee el kopieerblad 1 uit en rlingen. lees

2. Besluit met de leerlin gen om mee te doen. De leerlingen gaan du de haven. s een brug ontwerpen voor 3. Bespreek met de lee rlingen welke soorten bruggen ze al kennen Welke soorten brugge . Waar hebben ze die ge n zijn er? Hoe zien ze zien? eruit? Welk soort brug de haven? Laat de lee is eventueel geschikt rlingen de bruggen ev vo or entueel op het bord tek soort brug het is, mog enen. Als ze weten we en ze dat erbij schrijven lk . Aan de orde kunnen een hefbrug, een boog onder andere komen brug, een draaibrug, ee : n hangbrug en een op haalbrug. 4. Laat de leerlingen vervolgens opdrachtka art 1 voor zich nemen bruggen met soortnam . Ze moeten illustraties en combineren. Ze do van en dit in tweetallen. Zet hierbij de werkvor m Denk-tweetal-vertel in. (Antwoorden: 1 = opha albrug, 2 = draaibrug, 3 = hefbrug, 4 = boog brug, 5 = hangbrug.)

1. Bespreek de opdrac 2+K ht van opdrachtkaart 1 kort na. Leg uit dat br vaste bruggen en bewe uggen te verdelen zij egbare bruggen. Laat n in de leerlingen aangev beweegbare bruggen en welke van de brug zijn (hefbrug, draaibrug gen , ophaalbrug). Bespree leerlingen gaan ontw k dat de brug die de erpen zo'n beweegba re brug moet zijn. Er m in de haven kunnen va oeten immers nog bo ren. Met een vaste brug ten zou dat niet kunnen. 2. Verdeel de groep lee rlingen in tweetallen. Aan de hand van opdr informatiekaart 3 mak achtkaart 2 en en ze een ontwerp vo or de brug en probere de brug uit. Leg uit da n ze de beweging van t het mogelijk is om ka trollen te gebruiken, m handmatig bewogen aar dat de brug ook mag worden. 3. Loop rond in de kla s en help de tweetallen zonodig. Stel daarbij vra - Wat voor soort brug gen als de volgende: gaan jullie maken? - Wat is een verschil tu ssen een draaibrug en een hefbrug? (een dr gaat omhoog) aaibrug draait, een he fbrug En tussen een draaibr ug en een ophaalbru g? (ee n draaibrug draait, ee omhoog) n ophaalbrug gaat En wat is een overeen komst tussen een hefb rug en een ophaalbru omhoog) g? (de bruggen gaan beide - Hoe kun je de brug sterk en stevig maken ? - Gaan jullie katrollen gebruiken bij je brug ? Waarom (niet)? Waa r dienen katrollen voor ?

Water - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2a

nderzoek Ontdek en o

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

r e t a W : a them Wie ontwerpt de m o erp en On1.tw Ied

maak

oiste brug?

er tweetal maakt de 2 door hen ontworpen brug voor de haven aa opdrachtkaart 3. Ze m n de hand van aken gebruik van de tekening en de geko opdrachtkaart 2 en va zen materialen op n informatiekaart 1. Al s kades van de haven blokken of boeken. Da gebruiken ze twee artussen wordt de br ug gemaakt. Wanneer gemaakt, boort u zelf een draaibrug wordt gaten in de plankjes en de stukken rondho ut. 2. Begeleid de tweeta llen op verzoek tijden s het maken van de br Stel daarbij vragen als uggen. de volgende: - Wat voor brug mak en jullie? - Hoe beweegt de br ug? Werkt de bewegin g goed? - Is de brug geschikt voor wandelaars en fie tsers? Is het niet geva lopen of te fietsen? arlijk om over de brug te - Werkt de beweging van de brug goed? Ku nnen de boten door - Welke kleur gaan jul varen in de haven? lie de brug verven? W aarom?

n!

rtel de leerlingen dat K ze een presentatie va n twee minuten gaan die ze gemaakt hebb houden over de brug en. De presentaties wo rden voorbereid aan opdrachtkaart 4. Besp de hand van reek kort met de leerlin gen hoe een goede pr De leerlingen kunnen esentatie eruit ziet. gebruik maken van ta alkaart 1 en 2. 2. De leerlingen houd en per tweetal hun pr esentatie voor een an De leerlingen beoord der tweetal. elen elkaar met behu lp van taalkaart 3. Op voor zowel het inhou deze kaart is aandacht delijke (technische) als het talige aspect van Bespreek de taalkaart de presentatie. de eerste keer dat de leerlingen hem gebr uiken. 3. Laat de leerlingen na de presentaties re flecteren op hun brug Zijn er punten die ze gen. Zijn ze tevreden nog willen aanpasse ? n? 4. Blik vervolgens sam en met de leerlingen terug op de oorspronk ontwerpen voor de ha elijke opdracht: een br ven. Welke tweetalle ug n willen hun ontwerp Deze leerlingen mak inzenden? en met een digitale ca mera foto's van hun ontwerp. 5. De tweetallen die hun ontwerp willen inz enden, mailen hun on naar de gemeente. Be twerp met een toelich geleid de leerlingen ting bij het opstellen van Sein de gemeente in de e-mail. over deze actie, of m aak zelf een e-mailad res aan. 6. Kom op een later m oment terug op de email en de wedstrijd. blij was met de ontw Vertel dat de gemee erpen van de leerlinge nte heel n. De gemeente zal onde rdelen van de ontwer pen gaan gebruiken bij de nieuwe brug.

Water - groep 5/6 - LEERKRACHTENKAART 2b

ie La1.aVet maar z

3


KOPIEERBLAD 1

! s o l r a a barst m Krantenbericht

Ontwerpwedstrijd nieuwe brug Ontwerp een mooie brug voor de haven De brug: - is voor wandelaars en fietsers; - moet passen bij de gebouwen van het oude centru m; - moet omhoog kunn en of kunnen draaien, wan t er moeten boten in de haven kunnen blijven vare n. Maak een ontwerp voor de nieuwe brug! Bedenk ook de kleu ren voor de brug. Stuur je ontwerp na ar de gemeente.

Water - groep 5/6 - KOPIEERBLAD 1

Binnenkort bestaat O udBeijerland 450 jaar. In die 450 jaar is het dorp een gezelli ge plaats geworden. Er komen veel mensen en er is van alles te do en. Dit wil de gemeenter aad vieren! De gemeenteraad ge eft daarom een bijzonder cadeau aan de inwoners: een brug. De brug gaat van de ene kant van de haven naar de ande re kant. Het wordt een brug voor wandelaars en fietsers. De gemeenteraad heeft hulp nodi g. Wie wil de gemeenteraad he lpen? Doe mee aan de wedstrij d:

4


OPDRACHTKAART 1

! s o l r a a barst m Trek een lijn

Soorten bruggen

Hieronder zie je plaa tjes van bruggen en namen van soorten bruggen. Welk plaatje hoort bij welke naam ? Trek een lijn.

Boogbrug

Ophaalbrug Hefbrug

Draaibrug

Water - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 1

Hangbrug

5


OPDRACHTKAART 2

ek o z r e d n ek en o

ontd Opdracht

Een brug ontwerpe n

3. Pak de materialen die je nodig hebt. Pr obeer de beweging de brug uit. Wat heb van je ontdekt? Ik heb ontdekt dat

Water - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 2

1. Ontwerp een bew eegbare brug voor de haven. 2. Maak een tekening van jullie brug. Kijk vo or voorbeelden naar opdrachtkaart 1 en in formatiekaart 1. - Schrijf in de tekening van welke materiale n de brug wordt gem - Laat in de tekening aakt. zien hoe de brug be weegt. Maak hier de tekening :

6


INFORMATIEKAART

1

ek o z r e d n ek en o

ontd

Beweegbare brugg

en

1. De draaibrug

3. De ophaalbrug

Water - groep 5/6 - INFORMATIEKAART 1

2. De hefbrug

7


OPDRACHTKAART 3

k a a m n twerp e

on

Een brug maken

Dit is een foto van he

t deel van de haven

waar de brug moet ko

men. 2. Leg twee blokken of boeken neer. Dat zijn de kades van de Daartussen is het wat haven. er. Maak je brug over het water. Gebruik opdrachtkaart 2 en in formatiekaart 1. Daa rop staat hoe je de br maken en met welke ug gaat materialen.

Water - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 3

1. Kijk naar het plaatje hieronder. Het is een plattegrond van de ha De witte lijn onder in ven. de haven is de plaats waar de brug moet ko men.

8


OPDRACHTKAART 4

! n e i z r a laat ma Een presentatie ge ven Werk samen met

een andere leerling. Jullie gaan een pres houden over jullie entatie brug. In de presenta tie vertel je over je ziet hij eruit? Hoe w brug. Hoe erkt hij? Waarom he bben jullie juist dít gemaakt? ontwerp

STAP

1

STAP

2

STAP

STAP

4

STAP

5

STAP

6

STAP

7

Kijk eerst bij ‘Voorber eiden’. Voer de stappe n één voor één uit. Gebruik Taalkaart 2. Dit is het spreekplan dat je gaat invullen. Schrijf niet de hele pr esentatie op. Gebru ik alleen steekwoorden! Kijk bij ‘Uitvoeren’. Le

es de tips goed door .

Jullie houden de pres

entatie voor een ande r tweetal.

Jullie luisteren naar

de presentatie van he

t andere tweetal.

a. Hoe ging de presen tatie? Kijk op Taalkaar t 3. b. Vul Taalkaart 3 in. c. Geef de ingevulde Taalkaart aan het an dere tweetal.

Kijk bij ‘Terugkijken’. In je eigen tweetal be spreek je hoe de presentatie ging. Wat ging goed? Wat kan de volgende keer beter? Gebruik taalka art 3. Het andere twee tal heeft Taalkaart 3 ingevuld. Daarna kijk je nog ee ns goed naar je ontw erp. Ben je er tevreden over? Zou je er nog meer over willen weten?

Water - groep 5/6 - OPDRACHTKAART 4

3

Lees samen de stappe n op Taalkaart 1. Dit is een hulpkaart voor het geven van een presentatie.

9


TAALKAART 1

! n e i z r a laat ma STAP

1

Hulpkaart presenta tie Voorber

eiden A Publiek: voor wie houd je de presenta tie? o Klas o Een groepje uit de klas o anders: B Waarover ga je ie ts vertellen? C Verdeel de taken. Wie

gaat wat vertellen? W

ie gaat wat laten zien

? D Bedenk wat je w ilt vertellen over je on derwerp. Je kunt niet vertellen! Bedenk wat รกlles je wilt laten zien. Vu l het spreekplan in Taalkaart 2 . Schrijf op niet je hele presenta tie op. Schrijf alleen belangrijke woorden de op. Het spreekplan w ordt een soort spiekbriefje dat je kunt ge bruiken als je het niet meer weet. Elke presentatie heef t drie onderdelen: - Inleiding. Dit is he t begin van je presen tatie. In de inleiding wat het onderwerp vertel je van de presentatie is. - Kern. In de kern va n de presentatie vert el je de belangrijkste - Slot. Dit is het eind informatie. e van je presentatie. E Oefen je presenta tie.

2

Houd je presentatie.

Uitvoeren

- Zorg dat je alle sp ullen in de buurt hebt . - Spreek duidelijk. Pr aat niet te snel, maa r ook niet te langzaam Praat niet te zacht, m . aar ook niet te hard. - Lees je presentatie niet voor, maar vertel het verhaal uit je hoofd. Je mag wel sp ieken op je spreekpl an. - Kijk naar de mense n tegen wie je praat. (Naar: Etapp e)

Water - groep 5/6 - TAALKAART 1

STAP

10


TAALKAART 2

! n e i z r a laat ma Spreekplan presen tatie

Schrijf kort op wat je gaat vertellen in je in leiding, kern en slot. Schrijf in steekwoord en.

Inleiding

Slot

(Naar: Etappe)

Water - groep 5/6 - TAALKAART 2

Kern

11


TAALKAART 3

! n e i z r a laat ma Inleiding

Hoe ging de presen tatie?

Er wordt duidelijk

verteld wat het on

derwerp is.

Het begin van de pr esentatie maakt m e nieuwsgierig. Kern Het ontwerp wordt

goed uitgelegd.

Ik begrijp de presen tatie goed. Er worden dingen

verteld die ik nog

niet wist.

Slot Er is een duidelijk

einde.

Spreektempo te snel te langzaam precies goed

Verstaanbaarheid te hard te zacht precies goed

Water - groep 5/6 - TAALKAART 3

Dit was goed

Tip

(Naar: Activerend taa lon

derwijs met Taalleesla

nd (proefmateriaal gro

ep 6).)

12


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.