Lesmateriaal Tica groep7-8

Page 1

groep

Taalgerichte technieklessen voor groep 1 tot en met 8

1/2

groep

3/4

groep

5/6

groep

7/8

Algemene Handleiding - Tica | Taalgerichte technieklessen voor groep 1 tot en met 8

Tica |


ALGEMENE HANDLEIDING

Colofon Tica is ontwikkeld door de CED-Groep op initiatief van het Programmabureau VTB (Verbreding Techniek Basisonderwijs)

Ontwikkeling lessen Colette Mathijssen Giselle Alders Astrid Kraal Technische input & adviezen Hein van den Bemt Peter Hollinga Eindredactie Petrelle Tomassen Vormgeving Xavier Troost, Pixel:ID, Rotterdam

Ofschoon iedere poging is ondernomen om de volgens de auteurswet rechthebbenden van de in dit boek opgenomen teksten en illustraties te traceren, is dit in enkele gevallen niet mogelijk gebleken. In het onderhavige geval verzoekt de CED-Groep rechthebbende met hem contact op te nemen.

Š CED-Groep Rotterdam, Unit Onderzoek en Ontwikkeling

Algemene Handleiding - COLOFON Colofon

Met dank aan leerlingen en leerkrachten van Het Spectrum, Passe-Partout en De Valentijnschool te Rotterdam voor hun adviezen en het uitproberen van de lessen

1


ALGEMENE HANDLEIDING

Inhoudsopgave Hoofdstuk Bladzijde 1 Inleiding 3

2 Doelstelling en doelgroep

3

3 Opzet 3 3.1 Evaluatie van de les 5 4 Inzet 6

5 Talige techniekopdrachten en technische taalopdrachten 7 5.1 Taal en techniek in de verschillende fasen 7 5.2 Opdrachtkaarten, taalkaarten en informatiekaarten 8

6 Vier techniekdomeinen

7 Kerndoelen, tussendoelen en lesdoelen 11

8 Samenwerkend leren 11

Literatuur 12

Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8:

Overzicht thema’s, lessen en inzet Kalender voor inzet lessen Begrippenlijst Interactief voorlezen Rolwisselend lezen Techniekdomeinen Kerndoelen en Tussendoelen Werkvormen voor samenwerkend leren

14 15 16 20 21 23 26 29

Algemene Handleiding - INHOUDSOPGAVE

9

2


ALGEMENE HANDLEIDING

1. Inleiding In 2010 moet techniek op eenderde Techniek coördinator proefschool: van alle Nederlandse basisscholen zijn opgenomen in het onderwijsprogramma, “Aan de leerlingen zal het niet liggen, die vinden de organisatie en het beleid van de het allemaal erg interessant. Het zijn eerder de school. Voor de scholen vormt tijdgebrek leerkrachten die door onbekendheid en tijdgebrek wat huiverig zijn om techniek op het rooster te een knelpunt om techniek in te voeren; zetten. Maar met een kant-en-klare lessenserie er is geen tijd om techniek als apart vak zoals nu ontwikkeld is, is die stap al een stuk op het rooster te zetten. Daarom heeft minder groot.” het Programmabureau VTB (Verbreding Techniek Basisonderwijs) aan vijf didactische instellingen (CED-Groep, APS, KPC-Groep, SLO en ECN) de opdracht gegeven om techniek te verbinden met taal. De lessenreeks Tica is een uitwerking van de CED-Groep.

2. Doelstelling en doelgroep De hoofddoelstelling van Tica is dat leerlingen taal leren door techniek én vice versa. Subdoelstellingen zijn dat leerlingen beter presteren op het gebied van taal, techniek en samenwerkend leren en dat leerlingen in een Noëlla uit groep 3: zo vroeg mogelijk stadium geënthousiasmeerd raken voor techniek. Tica is ontwikkeld voor leerlingen van groep 1 tot “Techniek is leuk en cool.” en met 8 van het basisonderwijs.

Tica bestaat uit 28 lessen verspreid over zeven thema’s. Elk thema bevat een les voor groep 1/2, 3/4, 5/6 en 7/8. De duur van een les varieert van één tot drie lesuren. De lessen van Tica hebben over het algemeen allemaal dezelfde opbouw. De lesbeschrijvingen van alle lessen beginnen met algemene informatie over de les, zoals het thema, de talige en de technische doelen waar in die les aan gewerkt wordt, de begrippen, de benodigde materialen - uitgaande van 30 leerlingen per groep - en de voorbereiding. Daarna volgt de beschrijving van de verschillende lesfasen: Barst maar los!, Ontdek en onderzoek, Ontwerp en maak, Laat maar zien! Met de verschillende fasen wordt in Tica flexibel omgegaan. In sommige lessen worden alle fasen doorlopen. Op die manier doorlopen de leerlingen een compleet technisch ontwerpproces van begin tot einde. In andere lessen worden slechts twee of drie fasen doorlopen. Ook de volgorde waarin de verschillende fasen doorlopen worden, varieert.

Algemene Handleiding - Tica

3. Opzet

3


ALGEMENE HANDLEIDING

3. Opzet (vervolg) ar los!

a Barst m

r Lesduu

In de fase Barst maar los! wordt het (technische) onderwerp van de les op een speelse manier geïntroduceerd zodat de nieuwsgierigheid en het enthousiasme van de los! r a a m uur de leerlingen uitgedaagd t worden geprikkeld. In sommige lessen ars Lesdworden Bleerlingen l e k voeren en brainstormen Do enze over de opdracht en over om een opdracht uit teegaan o ! z s r o e l d r n a nrolos! ur ka anrtsdttem Lesdu Bmogelijke aeaoplossingen. O m uur

Lesd Doerliepnpen ek o z r e d n Beg en o Ontdek oelleen Dvoeren ek o z r In deze fase o doen de leerlingen onderzoek. Ze e d n k azoek Doe nexperimenten uit en er komen a n e m r k e n e d e d n en on over het betreffende onderwerp. in deze fase pa Oteksten epn bod rirpopdrachten ntttdweekraan l egtDe O B n a i Ovormen e een voorbereiding op het ontwerpenM enaontwikkelen van een technisch pen product. ak egrriip a B m n p e g pen p r e e B w t n l O ateriaraeiding M k a a enzim Voorbe al erap ena!ak m r n a e Oanatttw p r m e riaavan tebasis LOInndewOntwerp l de onderzoeksresultaten Ma en maak-fase maken de leerlingen op ateria M g een ontwerp. Dit ontwerp moet bijdragen aan een oplossing ereidinvoor het gestelde b r o ! o n V e probleem.aHet wordt uitgewerkt tot een concreet (deel)product. r ziontwerp g Laat ma ng diin eerreeiid b r o o b g r V n o i ! o d i n V re zien! e r b r a o a o V t m ar zie Laa Laat ma ng c 14,9ze dat in Als de leerlingen een concreet product ontwikkeld bereoidldipresenteren rhebben, o o Itali V B ! d n a e i i deze fase. ennde hele les worden ook yr r z houden ze een wedstrijdje. DeMproducten aSoms i g d i e aat ma in deze fase. Als er geen product isogemaakt, r Lgeëvalueerd e b g r wordt in alleen de les V o ! rbereid 9 n o e i o z V r geëvalueerd. a alic 14, a ! t I m n d t e l i a o z a B r L at maa Myriad La 4,9 talliicc 1 I d l 4,9 o 1 B d oldIta Myyrriia B M ad

Algemene Handleiding - Tica

Bars

4


ALGEMENE HANDLEIDING

3.1 Evaluatie van de les Een les kan op allerlei manieren eindigen, bijvoorbeeld met een presentatie, of een wedstrijd, of een liedje. Het is belangrijk om de les te evalueren met de leerlingen. Het doel van zo’n evaluatie is het verzamelen van bewijs van het leren en het reflecteren op het leerproces. De meest gangbare vormen van evaluatie, zoals proefwerken, doen niet altijd recht aan het Leerling uit groep 4: genoemde doel. Themafolders, portfolio’s en werkstukken doen dat wel. Daarom kan na een “Ik vond de les van techniek heel leuk les - naar eigen keuze - één van deze vormen van en ik wil meer van techniek leren”. evaluatie worden ingezet.

Portfolio Een portfolio lijkt op een themafolder, met het verschil dat een leerling in een portfolio zijn beste werk stopt dat hij kiest uit wat hij gedurende de les heeft gedaan. In tegenstelling tot bij de themafolder, worden er voor het portfolio geen nieuwe dingen meer gemaakt. Spullen die de leerling erin stopt, kunnen door hem ook weer vervangen worden, totdat de leerkracht aangeeft dat de leerling zijn portfolio definitief moet maken. Dan beoordeelt de leerkracht het werk dat de leerling in het portfolio heeft gestopt. Werkstuk Na een les kan de leerkracht de leerlingen ook een ‘werkstuk’ laten maken, bijvoorbeeld een schrijfproduct. Daarin verwoordt een leerling hoe hij de les ervaren heeft. Een werkstuk wordt altijd gemaakt op basis van criteria die voorafgaand aan het werkstuk zijn gesteld. Deze criteria moeten voor alle leerlingen bereikbaar zijn en ze hebben betrekking op de inhoud en de vorm van het werkstuk. Het werkstuk is een proces: de leerkracht of een medeleerling beoordeelt het werkstuk, waarna de leerling het nog kan bijstellen. In bijlage 1 is een overzicht van alle thema’s en lestitels opgenomen. Dit overzicht geeft ook aan op welk moment in het schooljaar de lessen ingezet kunnen worden (zie ook 4. Inzet).

Algemene Handleiding - Tica

Themafolder Een themafolder is een insteekfolder waarin een leerling alles opneemt wat hij relevant vindt met betrekking tot een uitgevoerde les. De themafolder geeft een overzicht van de les. De leerling bepaalt zelf wat in de themafolder terecht komt. Het is zijn reflectie op wat hij heeft gedaan. In de themafolder worden tekeningen gemaakt, korte verslagen getypt, digitale foto’s van gemaakte producten geplakt enzovoorts. Na afronding kan een leerkracht de leerling vragen zijn themafolder te presenteren. Daarbij komt ook aan bod wat hij heeft geleerd. De themafolder wordt vervolgens beoordeeld door de leerkracht, eventueel samen met de klas. Na deze beoordeling krijgt de leerling tijd om zijn themafolder definitief te maken. Op die manier is een themafolder een proces. De leerlingen kunnen het leerlingenmateriaal als leidraad gebruiken bij het maken van hun themafolder.

5


ALGEMENE HANDLEIDING

4. Inzet Er zit een doorgaande leerlijn in de lessen, maar de lessen zijn ook los van elkaar in te zetten. Per leerjaar kunnen drie à vier lessen ingezet worden. De lessen kunnen het beste worden ingezet op een moment dat het onderwerp van de les in de actualiteit is. In bijlage 2 is een kalender opgenomen waarin staat aangegeven wanneer een les het beste behandeld kan worden. Hieruit blijkt dat de meeste lessen op verschillende momenten in het schooljaar ingezet kunnen worden. Slechts voor een paar thema’s geldt dat het moment van inzet heel specifiek is. Bijvoorbeeld groep Leerkracht groep 3: 1/2, thema Feest moet in november ingezet worden, na de aankomst van Sinterklaas in “Dit kan prima in plaats van een taalles”. Nederland. De activiteiten die de leerlingen uitvoeren zijn vakgebiedoverstijgend, gevarieerd en sluiten aan bij de gangbare taal- een wereldoriëntatiemethodes.

De activiteiten die de leerlingen tijdens de lessen uitvoeren, zijn gebaseerd op bestaande techniekactiviteiten. Deze bestaande techniekactiviteiten blijven vaak beperkt tot het uitvoeren van een experiment of het namaken van een bestaand ontwerp. In Tica zijn de bestaande activiteiten uitgebreid. Hierdoor krijgen de opdrachten een steviger context en is er meer ruimte voor talige impulsen. Bij de jongste leerlingen ligt de talige nadruk op mondelinge taal, begrijpend luisteren en woordenschat. De leerlingen voeren al pratend, overleggend, denkend, handelend en spelend activiteiten uit in een Leerling uit groep 6: betekenisvolle situatie. Ze worden aangezet tot zelfontdekkend leren in kleine groepen. Vanaf “Ik vind het leuk om zulke lessen te groep 4 wordt er meer met schriftelijke taal krijgen en ik hoop dat er meer van zulke gedaan. In de hoogste groepen zijn de lessen komen want techniek is leuk. opdrachten omvangrijker. Begrippen In iedere les wordt een aantal begrippen aangeboden. Deze begrippen staan vermeld in de leshandleidingen, bij het lesoverzicht. Ze komen per les meerdere keren voor, in verschillende contexten. De eerste keer dat ze voorkomen, staan ze onderstreept in de handleiding. In bijlage 3 is een begrippenlijst opgenomen.

Algemene Handleiding - Tica

5. Talige techniekopdrachten en technische taalopdrachten

6


ALGEMENE HANDLEIDING

In elke fase is er aandacht voor taal. Soms ligt de nadruk meer op techniek (talige of taalgerichte techniekopdrachten), soms ligt de nadruk meer op taal (technische taalopdrachten). Leerkracht groep 3: Tijdens de brainstormfase Barst maar los! brainstormen en discussiëren de leerlingen met “Ik mark dat deze manier van werken elkaar. Op gestructureerde wijze, bijvoorbeeld inderdaad taal uitlokt bij de kinderen”. met behulp van een woordenweb, formuleren “Laat de hamers en soldeerbouten maar de leerlingen in interactie met elkaar komen!”. mogelijke oplossingen voor gestelde problemen. Ze bedenken daarbij wat ze al van het onderwerp weten. Bij groep 1/2 wordt er in deze fase soms een verhaal voorgelezen op een interactieve manier. In bijlage 4 is (beknopte) informatie opgenomen over interactief voorlezen. In de Ontdek en onderzoek-fase bestaat de talige impuls vooral uit het lezen van informatieve teksten over het onderwerp (met behulp van een stappenplan), het verwerven, oefenen en toepassen van nieuwe woorden (gerelateerd aan de opdracht) en het overleggen met elkaar. In de Ontwerp en maak-fase gaan de leerlingen aan de slag met het ontwerpen en ontwikkelen van een (deel)product. In deze fase ligt de nadruk vooral op techniek en minder op taal. Wel schrijven de leerlingen met behulp van een schrijfkader (een hulp voor het schrijven van een goed gestructureerde tekst) een korte tekst over het ontwikkelde product. De leerlingen werken veel samen en dus in interactie met elkaar. Bij het ontwerpen en maken van hun product maken ze gebruik van de in de Ontdek en onderzoek-fase verworven informatie. Tevens hanteren ze actief de begrippen die in deze fase geleerd zijn. In de laatste fase, Laat maar zien!, staat de presentatie van de ontwikkelde producten en de evaluatie van de les centraal. Dit is een voorbeeld van een technische taalactiviteit. In sommige lessen bereiden de leerlingen in groepjes een korte presentatie voor. In deze presentatie komen verschillende aspecten van het product aan de orde: de aanleiding voor het ontwikkelen van het product, de resultaten van de experimenten en de informatieverzameling, de manier waarop die gegevens zijn toegepast in het ontwerp en de ontwikkeling van het product, het gebruik van het product, enzovoorts. De leerlingen beoordelen aan de hand van een eenvoudig evaluatieformulier elkaars presentaties. In deze fase ligt de nadruk op taal. De inhoud is echter technisch van aard. Als de leerlingen in de les geen technisch product hebben ontwikkeld, evalueren ze de les (zie ook 3.1).

Algemene Handleiding - Tica

5.1 Taal en techniek in de verschillende fasen

7


ALGEMENE HANDLEIDING

5.2 Opdrachtkaarten, taalkaarten en informatiekaarten Om de leerlingen te ondersteunen bij het uitvoeren van de activiteiten en de taalgerichte opdrachten, wordt gebruik gemaakt van opdrachtkaarten, taalkaarten en informatiekaarten. Opdrachtkaarten Opdrachtkaarten komen bij de verschillende lesfasen voor. Op zo’n kaart staat een concrete opdracht: het maken van een woordenweb, het uitvoeren van een experiment, het maken van een model, het geven van een presentatie. Taalkaarten De taalkaarten bieden de leerlingen ondersteuning bij het uitvoeren van de talige aspecten van een opdracht. Een taalkaart bevat bijvoorbeeld een stappenplan voor het lezen van informatieve teksten, tips voor het houden van een presentatie, een hulpmiddel voor het opstellen van een spreekplan, een schrijfkader voor het schrijven van een goed gestructureerde tekst, een evaluatieformulier voor het beoordelen van een presentatie, enzovoorts.

Het stappenplan lezen en Woordhulp Eén van de taalkaarten die herhaaldelijk aan bod komt in het leerlingmateriaal is het ‘Stappenplan lezen en Woordhulp’. Om de leerlingen te ondersteunen bij het lezen van teksten (bijvoorbeeld op de informatiekaarten), maken ze gebruik van het stappenplan. Dit stappenplan is in het leerlingenmateriaal opgenomen. De leerkracht doet eerst een aantal keren voor hoe het stappenplan gebruikt wordt (‘modelen’). De strategieën van ‘rolwisselend lezen’ zijn verwerkt in het stappenplan. In eerste instantie doet de leerkracht, door hardop te denken, voor hoe hij het lezen aanpakt. Geleidelijk kan de expertrol door leerlingen worden overgenomen. Het stappenplan sluit aan bij gangbare stappenplannen in methodes voor strategisch begrijpend leesonderwijs. In bijlage 5 (rolwisselend lezen) is extra informatie opgenomen over het strategisch lezen van informatieve teksten.

Algemene Handleiding - Tica

Informatiekaarten De informatiekaarten bevatten informatie over een bepaald onderwerp. Deze informatie kan in woord en beeld zijn, of alleen in beeld. De leerlingen kunnen de informatiekaarten raadplegen tijdens de Ontdek en onderzoek-fase.

8


ALGEMENE HANDLEIDING

6. Vier techniekdomeinen De lessen sluiten aan bij de vier domeinbeschrijvingen, die voor techniek zijn geformuleerd: constructies, overbrengingen, energieomzettingen en besturingen.

Overbrengingen In het techniekdomein ‘overbrengingen’ gaat het erom dat leerlingen overbrengingen in een ontwerp opnemen en deze overbrengingen toepassen bij het maken van een product. Zij moeten toegepaste overbrengingen kunnen herkennen en kunnen beoordelen of de gekozen overbrengingen adequaat zijn in het licht van de gestelde doelen (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002). Binnen het domein ‘overbrengingen’ wordt gebruik gemaakt van twee basisinzichten (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002): - (Tand)wielen en hefbomen zorgen voor de overbrenging van een beweging of een kracht van het ene onderdeel van een apparaat of machine op het andere. - Een overbrenging kan een kracht vergroten, verkleinen of van richting veranderen, of een beweging versnellen, vertragen of van richting doen veranderen.

Algemene Handleiding - Tica

Constructies In het techniekdomein ‘constructies’ gaat het erom dat leerlingen constructieprincipes in een ontwerp opnemen en deze principes toepassen bij het maken van een product. Zij moeten toegepaste constructieprincipes kunnen herkennen en kunnen beoordelen of de gekozen constructieprincipes adequaat zijn in het licht van de gestelde doelen (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002). Bij constructie en het construeren als activiteit gaat het om het maken en onderzoeken van structuren. Elk product heeft een structuur (een omhulsel): een unieke combinatie van vormen en materialen in relatie tot een functie. Bij het construeren van bijvoorbeeld een bouwwerk gaat het om de functie ‘onderdak geven’, een combinatie van rechthoekige en ronde vormen (een bouwstijl) en een selectie van (bewerkte) materialen (hout, steen, beton, maar ook rietjes, papierstroken en legosteentjes) (Bouwmeester, 1997). Binnen het domein ‘constructies’ wordt gebruik gemaakt van drie basisinzichten (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002): - Met profielen kunnen sterke en toch lichte constructies gemaakt worden. - Constructies worden steviger met driehoeken, bogen, door in verband te bouwen en door de basis breder te maken dan de top. - Door verbindingen worden onderdelen aan elkaar bevestigd tot een groter geheel. Er zijn verbindingen waarbij de onderdelen weer gemakkelijk ontkoppeld kunnen worden en andere die permanent zijn.

9


ALGEMENE HANDLEIDING

Besturingen In het techniekdomein ‘besturingen’ gaat het erom dat leerlingen een besturingssysteem in een ontwerp opnemen en dit besturingssysteem toepassen bij het maken van een product. Zij moeten vaststellen of er sprake is van een besturingssysteem en de functionaliteit van het besturingssysteem kunnen beoordelen (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002). Binnen het domein ‘besturingen’ wordt gebruik gemaakt van één basisinzicht (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002): - Een besturingssysteem maakt met mogelijk een apparaat of machine te laten werken zonder tussenkomst van mensen. Bijlage 6 laat zien aan welke domeinen er in de lessen gewerkt wordt.

Algemene Handleiding - Tica

Energieomzettingen In het techniekdomein ‘energie(omzettingen)’ gaat het erom dat leerlingen in een ontwerp aangeven welke energievormen gebruikt worden en van welke energieomzetting sprake is. Zij kunnen een energievorm omzetten in een andere energievorm. Zij moeten kunnen vaststellen welke energievorm voor het maken en eventueel voor de werking van ene product van belang is en of energievormen in elkaar omgezet worden; beoordelen of de gekozen energievorm adequaat is in het licht van de gestelde doelen (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002). Binnen het domein ‘energieomzettingen’ wordt gebruik gemaakt van drie basisinzichten (Schimmel, Thijssen & Wagenaar, 2002): - Brandstoffen, stromend water, wind en zon zijn energiebronnen. De mens gebruikt deze energiebronnen voor het opwekken van verschillende vormen van energie: beweging, licht, warmte en elektrische energie. Deze energievormen kunnen in elkaar omgezet worden. - Elektrische energie wordt opgewekt in elektriciteitscentrales. Accu’s en batterijen leveren ook elektrische energie. - Als een spanningsbron wordt aangesloten op een geleidende kring gaat er een elektrische stroom lopen; hoe groter de spanning, des te groter de elektrische stroom in de kring.

10


ALGEMENE HANDLEIDING

7. Kerndoelen, tussendoelen en lesdoelen Er wordt binnen Tica gewerkt aan kerndoelen van verschillende leergebieden. Naast doelen op het gebied van natuur en techniek wordt er gewerkt aan kerndoelen Nederlands. Er wordt niet alleen aan kerndoelen gewerkt, maar ook aan tussendoelen. Voor groep 1 tot en met 3 zijn dat tussendoelen beginnende geletterdheid en voor groep 4 tot en met 8 tussendoelen gevorderde geletterdheid. In bijlage 7 staan alle kern- en tussendoelen opgenomen, waaraan binnen Tica gewerkt wordt. Naast kerndoelen heeft iedere les specifieke talige en technische doelen. Deze doelen staan vermeld in de handleidingen per les.

Binnen de lessen werken de leerlingen vaak samen. Samenwerkend leren dient verschillende doelen. Binnen Tica wordt gewerkt aan de volgende doelstellingen van samenwerkend leren (naar: Bontekoe e.a. 1994). Ten eerste werken de leerlingen samen om de prestaties van alle leerlingen te verbeteren, dus van de goede, de middelmatige en de zwakke leerlingen. Een tweede doel is om de vaardigheid van leerlingen in het samenwerken en in het zelfstandig leren te vergroten, vaardigheden die ze niet alleen op school maar ook in het dagelijkse leven goed kunnen gebruiken. Een derde doel van samenwerkend leren is de onderlinge relaties tussen leerlingen verbeteren, oftewel de leerlingen positieve waardering voor elkaar op laten brengen. Een vierde relevante doel is het verbeteren van de taalvaardigheid van de leerling. Betekenisvolle interactie tijdens het samenwerken bevordert immers de taalvaardigheid. Verschillende werkvormen stimuleren de Leerling uit groep 8: samenwerking en interactie tussen de leerlingen. De leerlingen werken altijd in tweetallen of kleine “Ik hoop dat we meer van deze lessen groepjes, waarbij ze elkaar helpen en uitdagen, krijgen en samenwerken�. informatie uitwisselen, enzovoorts. De verschillende werkvormen met bijbehorende instructies zijn opgenomen in bijlage 8. In de handleidingen van de lessen wordt regelmatig verwezen naar deze werkvormen.

Algemene Handleiding - Tica

8. Samenwerkend leren

11


ALGEMENE HANDLEIDING

Literatuur Aarnoutse, C. & Verhoeven, L. (red.), Zandt, R. van het, Biemond, H. (in voorbereiding), Tussendoelen Gevorderde Geletterdheid. Een leerlijn voor groep 4 tot en met 8. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. Boer, B. e.a. Leefwereld. Natuuronderwijs voor de basisschool. Groningen: Jacob Dijkstra, 1988. Bontekoe, H. e.a., Samen werken, samen leren. Samenwerkend leren in het basisonderwijs. Hoevelaken, CPS, 1994. Bots, R. e.a., Cursus taalgericht vakonderwijs en samenwerkend leren. Rotterdam: CED-Groep/ Het Projectbureau, 2003. Bouwmeester, T., Maak ’t maar. Bronnenboek techniek voor het primair onderwijs. Amsterdam: Meulenhoff Educatief, 1997. Cooke, S., Collaborative Learning Activities in the Classroom: designing inclusive materials for learning and language development. Leicester: Recource Centre for Multicultural Education, 1998. Croon, K. de, M. Coenen en M. van der Ploeg-Feenstra, Ik & Ko, algemene handleiding. Tilburg: Uitgeverij Zwijsen Educatief B.V., 2001. Dekker, B. & P. Krooneman, Basis voor techniek. VTB-auditrapport 2005. Den Haag: Programmabureau VTB, 2005.

Greven, J. & J. Letschert, Kerndoelen primair onderwijs Den Haag: DeltaHage, 1996. High, J. Contact! Actief Tweede Taal Leren. Bewerking voor het Nederlandse onderwijs door Copper, J. e.a. Middelburg: Drukkerij Meulenberg, 2003. Jansen, A. & H. Pronk, Aardrijkskunde & didactiek. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1993. Mommers, C. e.a. Veilig leren lezen. Tilburg: Uitgeverij Zwijsen Educatief B.V., 2003. Nulft, D. van der & M. Verhallen Met woorden in de weer. Bussum: Coutinho, 2002.

Algemene Handleiding - Tica

Greven, J. & A. Kraal, Storyline: leren (lezen) door verhalen. Hoe storyline leerlingen stimuleert om bij wereldoriĂŤntatie teksten te lezen. Enschede: SLO, 2002.

12


ALGEMENE HANDLEIDING

Literatuur (vervolg) Programmabureau VTB, Verbreding Techniek Basisonderwijs. Achtergrondinformatie voor basisscholen. Den Haag: Programmabureau VTB, 2005. Schimmel, J., J. Thijssen & H. Wagenaar, Techniek voor de basisschool. Een domeinbeschrijving als resultaat van een cultuurpedagogische discussie. Arnhem: Citogroep, 2002. Snow, M. & D. Brinton (red.), The Content-based classroom. Perspectives on integrating language and content. New York: Addison Wesley Longman, 1997. Tulder, M. van, De herziene kerndoelen techniek in het basisonderwijs: een quick-scan onder VTB-scholen. Den Haag: Programmabureau VTB, 2006. Veen, M. & R. Bots, Taalspellen in alle vakken. Sociale en communicatieve vaardigheden voor samenwerkend leren. Rotterdam: Uitgeverij Partners, 2000. Verhoeven, L. & C. Aarnoutse (red.) Tussendoelen beginnende geletterdheid. Een leerlijn voor groep 1 t/m 3. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands, 1999. Vos, E. & P. Dekkers, Verhalend ontwerpen. Een draaiboek. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1994.

Algemene Handleiding - Tica

Websites www.programmabureauvtb.nl www.schoolvoorbeelden.nl www.techniekbasisonderwijs.nl/ervaringen01 www.meesterhoewerkthet.nl www.educatievespellen.nl www.ontdeknet.nl www.bredeschool.nl

13


BIJLAGE 1

groep 7/8

groep 5/6

groep 3/4

groep 1/2

Groep

Themalijn Lestitel

Inzet

FEEST

De boot van Sinterklaas

NOVEMBER

JAARGETIJDEN

De kaboutertoren

SEPTEMBER / OKTOBER

NATUUR

In de bonen

MAART / APRIL

REIZEN

Een tent voor muis Miep

JUNI

SPORT

Op de wip

KAN HELE JAAR

VERVOER

Een tas voor je lievelingsboek

OKTOBER

WATER

Een brug voor Hendrika de koe

MAART / APRIL / MEI

FEEST

Pakjes hijsen

NOVEMBER

JAARGETIJDEN

Het waait!

SEPTEMBER / OKTOBER

NATUUR / TECHNIEK

Een hok voor een struisvogel

MEI / KAN HELE JAAR

REIZEN

Zweven door de lucht

JUNI

SPORT

Wie helpt Pieter Pluimstaart?

MAART / APRIL / MEI

VERVOER

Het feest kan beginnen

FEBRUARI of SEPTEMBER

WATER

De botenrace

MAART / APRIL / MEI

FEEST

Dat klinkt als muziek...

DECEMBER

JAARGETIJDEN

Karren in de wind

SEPTEMBER / OKTOBER

NATUUR / TECHNIEK

Help! Brand!

JUNI

REIZEN

Hoe neem ik dát nu mee?

MEI

SPORT

Naar benee met de bobslee!

JANUARI

VERVOER

Alles draait om tandwielen

JANUARI / FEBRUARI

WATER

Wie ontwerpt de mooist brug?

MAART / APRIL / KAN HELE JAAR

FEEST

Feestverlichting

DECEMBER

JAARGETIJDEN

Zo gaat de molen

SEPTEMBER / OKTOBER

NATUUR / TECHNIEK

De aarde beeft!

KAN HELE JAAR

REIZEN

Hoger en hoger!

MAART / APRIL / MEI / SEPTEMBER

SPORT

Reclame voor je club

SEPTEMBER / KAN HELE JAAR

VERVOER

Als de zon maar schijnt!

SEPTEMBER / OKTOBER

WATER

De kracht van water

MAART / APRIL / MEI / JUNI / SEPTEMBER

Algemene Handleiding - BIJLAGE 1

Overzicht thema’s, lessen en inzet

14


BIJLAGE 2

Kalender voor inzet lessen januari

Sport

Natuur

Sport Vervoer Water

Sport Natuur

februari

Sport

Natuur Vervoer 1

Vervoer Water

Sport Natuur

maart

Sport Natuur Water 2

Sport Natuur Water

Water

Sport Natuur Water Reizen

april

Sport Natuur Water

Sport Natuur Water

Water

Sport Natuur Water Reizen

mei

Sport Water

Sport Natuur Water

Water Reizen

Sport Natuur Water Reizen

juni

Sport Reizen

Reizen Natuur

Water Natuur

Sport Natuur Water

Sport Jaargetijden

Jaargetijden Natuur Vervoer 3

Water Jaargetijden

Sport Natuur Water Reizen Jaargetijden Vervoer 4

Sport Vervoer 5 Jaargetijden

Jaargetijden Natuur

Water Jaargetijden

Sport Natuur Jaargetijden Vervoer 6

november

Sport Feest 7

Natuur Feest 8

Water

Natuur Sport

december

Sport

Natuur

Feest Water

Sport Natuur Feest

juli augustus september

oktober

1

groep 1/2 groep 3/4 groep 5/6 groep 7/8

Inzet van dit thema in februari wanneer een carnavalswagen wordt gemaakt. Inzet van dit thema als de koeien buiten lopen. 3 Inzet van dit thema in maart wanneer een fruitcorso- of bloemencorsowagen wordt gemaakt. 4 De race met de zonneauto is om het jaar. 5 Rond kinderboekenweek. 6 De race met de zonneauto is om het jaar. 7 Na aankomst Sinterklaas in Nederland. 8 Na aankomst Sinterklaas in Nederland. 2

Algemene Handleiding - BIJLAGE 2

MAAND

15


BIJLAGE 3a

Begrippenlijst Groep 1/2 Thema Reizen dicht de haring krom open recht de rits de scheerlijn stevig de tent de tentdoek de tentstok

Thema Jaargetijden het dak de deur de hoek los metselen het raam de schoorsteen stevig de toren vast de vloer de vorm

Thema Sport even (even zwaar/even licht) licht omhoog omlaag het onderzoek onderzoeken wippen zwaar

Thema Natuur & Techniek de boon donker droog groeien de grond koud licht nat vochtig de warmte het water

Thema Vervoer groot de handtas het hengsel klein het leer het plastic de rugtas stevig de stof de vorm versieren waterdicht

Thema Water de afstap breed de brug de leuning de oever onderdoor de opstap overheen de overkant de plank de sloot smal sterk het weiland

Algemene Handleiding - BIJLAGE 3a

Thema Feest de achterkant de boeg de bovenkant het dek drijven de mast de onderkant het roer de voorkant de zijkant zinken

16


BIJLAGE 3b

Begrippenlijst Groep 3/4 Thema Reizen dalen gestroomlijnd landen lichtgewicht de neus (van een vliegtuig) de propeller de romp spits de staart stijgen de vleugel het vliegtuig zweven

Thema Jaargetijden draaien het draaipunt hard het jaargetijde het seizoen de storm waaien de wind de windkracht de windrichting zacht

Thema Sport het gewicht de parachute vallen de vorm uitvinden de uitvinding de zwaartekracht zweven

Thema Natuur & Techniek de eigenaar de struisvogel het verblijf het onderkomen stevig veilig het verband de hoek de loopvogel

Thema Vervoer de as het model het onderstel de optocht de organisator de praalwagen de ruimte de wagen het wiel

Thema Water het dek drijven de kiel de mast omslaan het roer voortbewegen de wind het zeil zinken het zwaard

Algemene Handleiding - BIJLAGE 3b

Thema Feest de katrol de haak hijsen de hijskraan neerlaten ophijsen de schijf de stellage de takel(wagen)

17


BIJLAGE 3c

Begrippenlijst Groep 5/6 Thema Reizen de bagage breekbaar bescherming bieden de eigenschap het gewicht heel hoekig ideaal het materiaal het souvenir de verpakking

Thema Jaargetijden bedienen de bestuurder de constructie gestroomlijnd de keuze de ligstoel het materiaal de positie de romp het schaalmodel het zeil

Thema Sport de bocht de goot halfrond de hindernis de looping omhooglopend rollen de U-goot versnellen vertragen de V-goot

Thema Natuur & Techniek de balk de bosbrand de boswachter de constructie de ondergrond opsporen de staaf stabiel de uitkijktoren de verbinding de vuurtoren

Thema Vervoer de ketting (van een fiets) de handrem de kettingaandrijving de kettingkast loodrecht de overbrenging het pedaal het tandwiel de versnelling versnellen vertragen

Thema Water de boogbrug de draaibrug de hangbrug de hefbrug de kade de katrol de ophaalbrug sterk stevig

Algemene Handleiding - BIJLAGE 3c

Thema Feest de klank de koker de (muziek)noot het ritme de snaar spannen de toon de toonhoogte de toonladder trillen/de trilling het (trommel)vel het voorwerp

18


BIJLAGE 3d

Begrippenlijst Groep 7/8 Thema Reizen afkoelen de ballonvaart bedienen de brandstof dalen de gasbrander de opening (op)stijgen verwarmen

Thema Jaargetijden de wieken de poldermolen het tandwiel de constructie de polder droogmalen het gemaal

Thema Sport de as (een sport) beoefenen individueel overlappend de reclame het reclamebord de teamsport de uitslag het Venn-diagram de windkracht

Thema Natuur & Techniek de architect bestand zijn tegen de beving de constructie de eis het kenmerk de trilling de uitdaging

Thema Vervoer de elektriciteit de elektromotor de overbrenging het voertuig de zonne-auto de zonnecel de zonne-energie het zonnepaneel

Thema Water de hydrauliek indrukken de injectiespuit de kracht persen de pneumatiek het scharnier de slang verbinden de zuiger

Algemene Handleiding - BIJLAGE 3d

Thema Feest de batterij de elektriciteit/elektrisch het elektron de fitting de minpool parallel de parallelschakeling de pluspool de schakelaar de serie de serieschakeling de stroom het snoertje de stroomkring

19


BIJLAGE 4

Interactief voorlezen Voorlezen op een interactieve manier stimuleert leerlingen om actief mee te denken, te fantaseren en te vertellen. Daarbij is het de taak van de leerkracht om, in interactie met de leerlingen, woorden en gebeurtenissen in het verhaal toe te lichten. Op die manier krijgen de leerlingen grip op de betekenis en de structuur van het verhaal. Hieronder wordt beknopt uitgelegd wat interactief voorlezen inhoudt. Voorafgaand aan het voorlezen In de introductie legt u een link met eventuele voorkennis en eerder opgedane ervaringen van de leerlingen. Eventuele moeilijke woorden worden toegelicht en de leerlingen worden nieuwsgierig gemaakt naar de inhoud van het verhaal. U noemt de titel van het verhaal en laat een van her verhaal plaatje zien. De leerlingen bedenken waar het verhaal over zou kunnen gaan.

Na het voorlezen De leerlingen reconstrueren het verhaal: ze vertellen het nog een keer, ze geven de juiste volgorde van de gebeurtenissen weer, ze geven de motieven van de personen weer of ze gaan na wat de oorzaak-gevolg relaties in het verhaal zijn. Daarbij worden ze gestimuleerd om met elkaar te overleggen, elkaar aan te vullen of de verschillende rollen in het verhaal na te spelen.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 4

Tijdens het voorlezen U zorgt ervoor dat de leerlingen actief bij het verhaal betrokken worden door bij voorkeur open vragen te stellen. Gesloten vragen die met een enkel woord beantwoord kunnen worden, lokken weinig interactie uit. Stel de vragen gespreid over het verhaal (dus steeds na een voorgelezen passage) en zorg ervoor dat ze betrekking hebben op een essentieel aspect van het verhaal. Het is vaak nodig om vervolgvragen te stellen op een open vraag. U waardeert de eigen inbreng van leerlingen en reageert hierop. In interactie met de leerlingen zorgt u ervoor dat de betekenissen van moeilijke woorden duidelijk worden (door uitleggen, voordoen, aanwijzen en laten zien). Om de leerlingen niet te veel af te leiden moet de interactie tijdens het voorlezen zoveel mogelijk beperkt blijven tot de inhoud van het verhaal. Als het verhaal te vaak onderbroken wordt, kan dat het verhaalbegrip storen.

20


BIJLAGE 5a

Rolwisselend lezen Werken met het stappenplan lezen en de woordhulp Bij Tica kunnen de teksten gelezen worden op een manier die rolwisselend lezen heet. Rolwisselend lezen is een uitwerking van het meester-gezelonderwijs voor begrijpend lezen. Vroeger werden ambachtelijke beroepen geleerd doordat de meester aan zijn gezel voordeed wat hij moest doen. De meester liet zien hoe hij een bepaalde vaardigheid uitvoerde en zijn leerling deed hem stap voor stap na. Bij begrijpend lezen is het voor de leerling niet duidelijk of niet zichtbaar hoe de expert het lezen aanpakt. Veel speelt zich namelijk af in het hoofd van de expert. Door hardop te denken kan de expert duidelijk maken hoe hij bijvoorbeeld een bepaalde strategie toepast. Bij ‘rolwisselend lezen’ wordt er in groepjes gelezen. Een expert denkt hardop, zodat de leerlingen kunnen zien en horen hoe hij het lezen aanpakt. In het begin is de leerkracht de expert, hij staat model voor de leerlingen. En geleidelijk aan nemen de leerlingen de rol van de expert over. Het is de bedoeling dat leerlingen door het gebruik van de leesaanpak bepaalde strategieën en vaardigheden van begrijpend lezen toepassen bij het lezen van informatieve teksten. Hierdoor begrijpen ze de teksten beter. De strategieën bij rolwisselend lezen zijn:

Om de leerlingen te ondersteunen bij het lezen van teksten, maken ze gebruik van het stappenplan. Dit stappenplan is in het leerlingenmateriaal opgenomen. De leerkracht doet eerst een aantal keren voor hoe het stappenplan gebruikt wordt (‘modelen’). De strategieën van ‘rolwisselend lezen’ zijn verwerkt in het stappenplan. In eerste instantie doet de leerkracht, door hardop te denken, voor hoe hij het lezen aanpakt. Geleidelijk kan de expertrol door leerlingen worden overgenomen. Het stappenplan sluit aan bij gangbare stappenplannen in methodes voor strategisch begrijpend leesonderwijs. Bij ‘Voor het lezen’ wordt de tekst geïntroduceerd en de leerlingen oriënteren zich op de tekst. Ze kijken naar de uiterlijke kenmerken (titel, kopjes, plaatjes) en doen aan de hand daarvan een voorspelling (strategie ‘voorspellen’) over het onderwerp van de tekst. Ze gaan na wat ze zelf al weten over dat onderwerp. Bij ‘Tijdens het lezen’ wordt de tekst hardop gelezen. Als er een moeilijk woord of fragment in staat, wordt er een strategie toegepast om de moeilijkheid op te lossen (strategie ‘ophelderen’). Bij een moeilijk woord wordt de woordhulp ingezet. De woordhulp biedt woordenschatstrategieën waarmee leerlingen achter de betekenis van het moeilijke woord kunnen komen. Het gaat hierbij om de strategieën: een omschrijving, synoniem of antoniem in de tekst zoeken, naar de illustratie kijken en het woord analyseren. Wanneer deze strategieën niet werken, kan aan een ander de betekenis worden gevraagd of wordt het woordenboek gebruikt.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 5a

• Ophelderen • Voorspellen • Vragen stellen • Samenvatten

21


BIJLAGE 5b

Rolwisselend lezen (vervolg) Bij ‘Na het lezen’ kijken de leerlingen terug op het leesproces. Ze controleren of hun voorspelling over de tekst (die ze gedaan hebben bij ‘Voor het lezen’) klopt en gaan na of ze de tekst begrepen hebben. Vervolgens vatten ze de tekst samen in een paar zinnen (strategie ‘samenvatten’). Het modelen wordt opgebouwd. Er zijn vier verschillende fasen. In het begin is de leerkracht de expert en leest hardop denkend de tekst voor. Na verloop van tijd neemt een leerling de rol van expert over. De leerkracht kan zelf bepalen hoe ver de leerlingen al zijn (hoe vaak de leesaanpak al aan bod is gekomen) en volgens die fase werken. De leesaanpak: Onderdeel rolwisselend lezen

Fase 1: Klassikaal: u bent de expert.

Fase 2: Klassikaal: een leerling is expert.

Fase 3: Viertallen met ondersteuning: in groepjes lezen.

Fase 4: Viertallen zelfstandig: in groepjes lezen.

Lees de tekst hardop voor. Model door voor, tijdens en na het lezen en achteraf hardop alle stappen van het stappenplan bij de tekst te doorlopen. Overleg met de leerlingen: - bij het achterhalen van de betekenis van een moeilijk bij het vinden van oplossingen van problemen bij het lezen van een tekst; - bij het bedenken van het belangrijkste van een alinea; - bij het samenvatten van de tekst.

Geef een leerling de rol van expert. De leerling leest de tekst hardop voor, modelt de stappen van het stappenplan en overlegt met de overige leerlingen. Geef de leerling daarbij ondersteuning en positieve feedback.

Verdeel de klas in heterogene viertallen. Eén leerling in het groepje is de expert die de stappen van het stappenplan modelt en overlegt met de overige leerlingen. Ondersteun de groepjes.

De leerlingen werken zelfstandig in heterogene groepjes. Eén leerling in het groepjes is de expert die de stappen van het stappenplan modelt en overlegt met de overige leerlingen.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 5b

Bepaal of de leerlingen aan fase 1, 2, 3 of 4 toe zijn. In fase 1 hebben de leerlingen geen of weinig ervaring met rolwisselend lezen, in fase 4 veel. Gebruik in elke fase het stappenplan. Werk volgens de bepaalde fase bij het lezen van teksten:

22


BIJLAGE 6a

Techniekdomeinen - Constructies

Feest Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water Natuur / Techniek Sport Water

Profielen

Feest Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Vervoer Water

Driehoek

Feest Jaargetijden Reizen Sport Jaargetijden Reizen Vervoer

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Water Natuur / Techniek

Feest Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Feest Jaargetijden Reizen Vervoer Water

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Vervoer Water

Natuur / Techniek Reizen Sport Water

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Vervoer Water

Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Reizen Water

Boog

Verbanden

Vaste verbinding

Los - vaste verbinding

Feest Reizen Sport Water

Jaargetijden Vervoer Water

Bewegende verbinding

Feest Reizen Sport

Jaargetijden Vervoer Water

Feest Sport Water

Jaargetijden Reizen Vervoer Water

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 7/8 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 5/6 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 3/4

Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water

Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Natuur / Techniek Reizen Sport Water Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Feest Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water

Algemene Handleiding - BIJLAGE 6a

constructies

Barst maar los!

groep 1/2

23


BIJLAGE 6b

Techniekdomeinen - Overbrengingen

Wielen

Jaargetijden Sport Vervoer Vervoer Vervoer

Feest Feest Feest Sport

Water

Kracht vergroten

Feest Sport Water

Feest Jaargetijden Reizen Water

Jaargetijden Sport Vervoer

Kracht verkleinen

Feest Sport

Jaargetijden Reizen Water

Jaargetijden Sport Vervoer

Richting veranderen

Feest Vervoer

Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water

Jaargetijden Sport Vervoer

Versnellen

Feest Sport Vervoer

Jaargetijden Sport Vervoer

Vertragen

Sport Vervoer

Krachtbron

Sport Vervoer

Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Feest Jaargetijden Sport Vervoer Water

Jaargetijden Sport Vervoer

Jaargetijden Sport Vervoer

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 7/8 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 5/6 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

Barst maar los!

ontdek en onderzoek

Jaargetijden Vervoer Feest

Tandwielen Kettingwiel Riem Snaar Hefboom

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

Vervoer

groep 3/4

Jaargetijden Sport Vervoer Jaargetijden Vervoer Vervoer Vervoer Vervoer Jaargetijden Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Reizen Sport Vervoer Water Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Water

Algemene Handleiding - BIJLAGE 6b

overbrengingen

Barst maar los!

groep 1/2

24


BIJLAGE 6c

Techniekdomeinen - Energieomzettingen

Brandstof Stromend water Windenergie

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 7/8 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 5/6 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 3/4

Jaargetijden Jaargetijden Reizen Sport Water

Feest

Pneumatisch ZonneNatuur / Techniek energie BewegingsFeest energie Sport Vervoer

Licht

Natuur / Techniek

Warmte Geluid Elektriciteit

Natuur / Techniek

Jaargetijden Sport

Jaargetijden

Water Vervoer Feest Jaargetijden Natuur / Techniek Reizen Sport Vervoer Feest Vervoer

Jaargetijden Sport Vervoer

Jaargetijden Sport Vervoer Water

Feest Feest Vervoer Feest Vervoer Feest Vervoer Feest Vervoer

Accu’s Stroomkring Spanning

Techniekdomeinen - Besturingen

besturingen

Machines Lichtsensor Temperatuursensor Magneetsensor Druksensor Tijdschakelaar Computer

Feest

Vervoer Vervoer

Reizen

Vervoer Water

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 7/8 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 5/6 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

groep 3/4 Barst maar los!

laat maar zien!

ontwerp en maak

ontdek en onderzoek

Barst maar los!

groep 1/2

Algemene Handleiding - BIJLAGE 6c

energieomzettingen

Barst maar los!

groep 1/2

25


BIJLAGE 7a

Bijlage 7 Kerndoelen en tussendoelen Kerndoelen Nederlands > Mondeling taalonderwijs 2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. Nederlands > Schriftelijk taalonderwijs 4. De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen. 6. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen.

Oriëntatie op jezelf en de wereld > Natuur en techniek 42. De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. 43. De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind. 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. 45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 7a

Nederlands > Taalbeschouwing, waaronder strategieën 12. De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.

26


BIJLAGE 7b

Tussendoelen beginnende geletterdheid (groep 1 t/m 3) 1 Boekoriëntatie 1.1 Kinderen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen. 1.3 Ze weten dat verhalen een opbouw hebben. 1.4 Ze kunnen aan de hand van de omslag van een boek de inhoud van het boek al enigszins voorspellen. 1.5 Kinderen weten dat je vragen over een boek kunt stellen. Deze vragen helpen je om goed naar het verhaal te luisteren en te letten op de illustraties. 2 Verhaalbegrip 2.1 Kinderen begrijpen de taal van voorleesboeken. Ze zijn in staat om conclusies te trekken naar aanleiding van een voorgelezen verhaal. Halverwege kunnen ze voorspellingen doen over het verdere verloop van het verhaal. 2.3 Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal naspelen terwijl de leerkracht vertelt. 2.4 Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal navertellen, aanvankelijk met steun van illustraties. 2.5 Kinderen kunnen een verhaal navertellen zonder gebruik te hoeven maken van illustraties.

4 Relatie tussen gesproken en geschreven taal 4.3 Kinderen kunnen woorden als globale eenheden lezen en schrijven. Voorbeelden: de eigen naam en namen van voor het kind belangrijke personen/dingen, logo’s en merknamen. 7 functioneel ‘schrijven’ en ‘lezen’ 7.1 Kinderen schrijven functionele teksten, zoals lijsten, briefjes, opschriften en verhaaltjes. 7.2 Kinderen lezen zelfstandig prentenboeken en eigen en andermans teksten. 10 Begrijpend lezen en schrijven 10.1 Kinderen tonen belangstelling voor verhalende en informatieve teksten en boeken en zijn ook gemotiveerd die zelfstandig te lezen. 10.2 Kinderen begrijpen eenvoudige verhalende en informatieve teksten. 10.3 Kinderen gebruiken geschreven taal als een communicatiemiddel.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 7b

3 Functies van geschreven taal 3.1 Kinderen weten dat geschreven taalproducten zoals briefjes, brieven, boeken en tijdschriften een communicatief doel hebben. 3.4 Kinderen weten dat tekenen en tekens produceren mogelijkheden bieden tot communicatie. 3.5 Kinderen weten wanneer er sprake is van de taalhandelingen ‘lezen’ en ‘schrijven’. Ze kennen het onderscheid tussen ‘lezen’ en ‘schrijven’.

27


BIJLAGE 7c

Tussendoelen gevorderde geletterdheid (groep 4 t/m 8) 4 Begrijpend lezen: de leerlingen lezen eenvoudige teksten die verhalend, informatief, directief, beschouwend en argumentatief van aard zijn met begrip en voeren daarbij de volgende leesstrategieën uit: 4.1 Ze bepalen het thema van de tekst en activeren hun voorkennis over het thema. 4.2 Ze koppelen verwijswoorden aan antecedenten. 4.3 Ze lossen het probleem van moeilijke woorden of zinnen op. 4.4 Ze voorspellen de volgende informatie in een tekst. 4.5 Ze leiden informatie af uit een tekst.

7 Leeswoordenschat 7.1 Ze breiden hun conceptuele netwerken uit, zodat diepe woordbetekenissen ontstaan. 7.4 Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het afleiden van de betekenis van woorden uit de tekst. 7.5 Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het onthouden van nieuwe woorden. 7.10 Ze weten hoe ze woorden kunnen opzoeken in naslagwerken (woordenboek, encyclopedie).

Algemene Handleiding - BIJLAGE 7c

6 Informatieverwerving 6.3 Ze zoeken de gewenste informatie op in verschillende informatiebronnen zoals woordenboeken, telefoonboeken, jeugdtijdschriften, schoolkranten en internet. 6.4 Ze zoeken in een documentatiecentrum of schoolbibliotheek een boek of ander materiaal op een efficiënte wijze op met behulp van een trefwoordenlijst of de computer. 6.5 Ze herlezen een tekst of delen van een tekst als dat nodig is. 6.6 Ze stellen zichzelf relevante vragen voor en na het lezen van een tekst. 6.10 Ze maken een schema, uittreksel of samenvatting van een verhalende of informatieve tekst.

28


BIJLAGE 8a

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Denk-Tweetal-Vertel 1. Klassikale start: bedenk in welke heterogene tweetallen de leerlingen later kunnen gaan werken. Stel klassikaal ĂŠĂŠn of meerdere vragen of schrijf vragen op het bord en laat de leerlingen die lezen. 2. Individueel denken: alle leerlingen denken voor zichzelf na over de antwoorden op de vragen. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor krijgen. 3. In tweetallen delen: op uw teken gaan de leerlingen in de heterogene tweetallen zitten. De leerlingen bespreken in tweetallen de antwoorden die ze ieder voor zich bedacht hebben. Het is de bedoeling dat ze het met elkaar eens worden over de antwoorden. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor krijgen. 4. Klassikaal uitwisselen: vraag enkele tweetallen welke antwoorden ze hebben gevonden. Andere leerlingen kunnen daarop reageren.

Samenwerkend leren: Denk-Twee-Vier

Samenwerkend leren: Vier en twee 1. Geef de leerlingen een opdracht (die uit meerdere vragen bestaat) en deel ze in heterogene groepjes van vier in. Binnen de groepjes vormen de leerlingen tweetallen (op uw aanwijzing). 2. De leerlingen werken in tweetallen aan de opdracht. Ze spreken af wie begint, dat is leerling 1. 3. Geef aan welk deel van de opdracht de leerlingen eerst moeten doen. 4. Geef aan dat leerling 1 begint: leerling 1 denkt hardop, leerling 2 denkt mee. 5. Na elke twee of drie vragen draaien de rollen om: leerling 2 denkt hardop, leerling 1 denkt mee. Geef hiervoor een teken. 6. Uitwisselen: op uw teken wisselen de twee tweetallen die samen een groepje vormen hun antwoorden uit. Het is de bedoeling dat ze het met elkaar eens worden over de antwoorden. De opdracht kan dan bijvoorbeeld aan de hand van een antwoordblad worden nabesproken.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8a

Dit is een variatie op Denk-Tweetal-Vertel. Alleen wisselen de tweetallen hun antwoorden uit met een ander tweetal en niet met de hele klas.

29


BIJLAGE 8b

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Woordenweb 1. Deel de leerlingen in heterogene groepjes van drie of vier in. 2. Geef ieder groepje een groot vel papier en stiften in verschillende kleuren. 3. Noem een woord (kernbegrip) en laat van ieder groepje één leerling dat woord midden op het vel papier schrijven. 4. Geef de leerlingen de opdracht om de beurt iets bij het woord te schrijven of te tekenen (met hun eigen kleur stift). Dit moet iets met het woord te maken hebben (bijvoorbeeld een uitleg van het centrale begrip of een verklarende tekening). De leerlingen moeten door middel van pijlen of lijnen een relatie aangeven met wat er al staat. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 5. Klassikaal uitwisselen: op uw teken leggen de groepjes om de beurt aan de rest van de klas uit wat ze hebben opgeschreven. De vellen worden zodanig opgehangen dat iedereen ze goed kan zien.

1. Klassikale start: nummer de leerlingen zodanig dat later groepjes van vier kunnen ontstaan. Wijs ze daarvoor een getal toe van 1 tot en met 4 (5, 6, ..). Stel één of meerdere vragen of problemen aan de orde of schrijf ze op het bord en laat de leerlingen deze lezen. 2. Individueel denken: laat alle leerlingen voor zichzelf nadenken over de antwoorden of de oplossingen. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 3. In viertallen delen: de leerlingen met dezelfde nummers gaan in (willekeurige) viertallen bij elkaar zitten en bespreken de antwoorden of oplossingen die ze bedacht hebben. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 4. Klassikaal uitwisselen: wijs van ieder nummer (1 t/m 4 (5, 6, ..)) één willekeurige leerling aan en vraag naar de antwoorden of oplossingen. Andere leerlingen kunnen hierop reageren. 5. Stel eventueel nog meer vragen of problemen aan de orde of schrijf deze op het bord en herhaal stap 1 tot en met 4.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8b

Samenwerkend leren: Koppen bij elkaar

30


BIJLAGE 8c

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Tafelrondje 1. Deel de leerlingen in heterogene groepjes van vier in. 2. Geef iedere leerling een blaadje. Geef elk viertal een groot vel papier en vier verschillende kleuren stiften. 3. Klassikale start: geef de leerlingen de opdracht (de opdracht heeft verschillende antwoordmogelijkheden). 4. Individueel denken: de leerlingen denken voor zichzelf na en schrijven voor zichzelf een antwoord of oplossing op. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 5. In viertallen delen: op uw teken schrijven de leerlingen één voor één hun bijdrage op een vel papier dat in hun groep rondgaat (met hun eigen kleur stift). De leerlingen moeten schriftelijk op elkaars bijdrage reageren of een aanvulling maken. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 6. Klassikaal uitwisselen: op uw teken leggen de groepjes om de beurt aan de klas uit wat ze opgeschreven hebben. De vellen worden zodanig opgehangen dat iedereen ze goed kan zien. De opdracht kan ook nabesproken worden aan de hand van een groepsgesprek of een individuele opdracht.

1. Deel de leerlingen in heterogene tweetallen in. 2. Geef ieder tweetal één blaadje en twee verschillende kleuren pennen of stiften. 3. Klassikale start: geef de leerlingen de opdracht (de opdracht heeft verschillende antwoordmogelijkheden). 4. In tweetallen werken: de leerlingen schrijven om de beurt hun bijdrage op het blaadje (met hun eigen kleur stift). De leerlingen moeten schriftelijk op elkaars bijdrage reageren of een aanvulling maken. Geef aan hoeveel tijd ze hiervoor hebben. 5. Klassikaal uitwisselen: op uw teken leggen de tweetallen om de beurt aan de klas uit wat ze opgeschreven hebben. De blaadjes worden zodanig opgehangen dat iedereen ze goed kan zien. De opdracht kan ook nabesproken worden aan de hand van een groepsgesprek of een individuele opdracht.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8c

Samenwerkend leren: Tafelrondje per tweetal

31


BIJLAGE 8d

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Rollen 1. Deel de leerlingen in groepjes van twee, drie, vier of vijf in. 2. Geef elke leerling een rol (groepsleider, materiaalbaas, tijdbewaker, verslaggever, aanmoediger). De rollen van groepsleider en materiaalbaas zijn altijd vertegenwoordigd. 3. Geef elke leerling de betreffende rollenkaart. Bespreek zonodig het aantal taken van de groepsleider. 4. Geef de leerlingen een opdracht (waar overleg/taakverdeling in zit), die eventueel gemaakt kan worden volgens een werkvorm voor samenwerkend leren. 5. Laat de leerlingen de opdracht uitvoeren met gebruikmaking van de rollen en de eventuele werkvorm voor samenwerkend leren.

1. Deel de leerlingen in heterogene groepjes van vier, vijf of zes in en geef elke leerling een nummer. Geef iedere leerling een specifiek soort informatie. Elke leerling 1 uit elke groep krijgt dezelfde informatie. Zo ook elke leerling 2, 3 et cetera. De leerlingen bestuderen hun informatie maar werken inhoudelijk nog niet samen. 2. Alle leerlingen 1 worden bij elkaar geplaatst in een deskundigengroep. Zo ook alle leerlingen 2 et cetera. Elke deskundigengroep wisselt informatie uit over de bestudeerde informatie. 3. De leerlingen gaan terug naar hun oorspronkelijke groep. Iedere leerling presenteert zijn informatie aan de andere leerlingen in de groep. 4. Alle leerlingen maken een toets over of een verslag van het onderwerp. Iedere leerling van de groep wordt geacht alle informatie verworven te hebben. Samenwerkend leren: Mix en Koppel 1. Maak per tweetal bijpassende kaartjes, of gebruik kaartjes van een memoryspel. 2. Geef iedere leerling een willekeurig kaartje. 3. Mixen: vertel de leerlingen dat ze rond mogen lopen door de klas en dat ze hun kaartje steeds moeten ruilen totdat u ‘Sta stil!’ roept. 4. Roep ‘Sta stil!’. De kaartje mogen nu niet meer geruild worden. 5. Koppel: laat de leerlingen op zoek gaan naar de leerling met het bijpassende kaartje. Ze gaan bij elkaar zitten op een afgesproken plek.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8d

Samenwerkend leren: Legpuzzel

32


BIJLAGE 8e

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: BeurtGooi 1. Gebruik een zacht balletje of maak een balletje van een prop papier. 2. Stel een vraag en gooi de bal naar een leerling. Deze heeft nu de beurt en moet antwoord geven. 3. De leerling met de bal mag naar een ander gooien en zo de beurt doorgeven. U stelt weer een vraag. Enzovoort. Samenwerkend leren: TeamKreet 1. Deel de leerlingen in teams in. 2. Laat de leerlingen woorden en zinnen bedenken die iets met de les te maken hebben. 3. Laat de leerlingen de woorden en zinnen gebruiken om een teamkreet te bedenken. 4. Laat de leerlingen een ritme bedenken, waarbij de belangrijkste zinnen of woorden worden benadrukt. 5. Laat de leerlingen geluiden toevoegen aan hun ritme: klappen, bonzen, stampen et cetera. 6. Vervolgens kunnen ze er nog bewegingen aan toevoegen. 7. Laat de teams hun teamkreet voordragen.

1. Deel de leerlingen in tweetallen in. De ene leerling is de interviewer, de andere wordt geïnterviewd. 2. De interviewers stellen vragen en de maken aantekeningen van de antwoorden die ze krijgen. Deze gebruiken ze bij stap 5. 4. De leerlingen ruilen van rol. 5. De leerlingen vertellen in groepen of klassikaal in hun eigen woorden wat ze van hun teamgenoot hebben geleerd. Samenwerkend leren: Team Tekening 1. Deel de leerlingen in teams in (bijvoorbeeld viertallen). Geef ieder team een groot vel papier en stiften in verschillende kleuren. 2. Stel met de leerlingen een woordenlijst rond het thema van de les samen. 3. Laat de teams samen een tekening maken: ieder teamlid kiest een andere kleur stift. Dat blijft zíjn kleur en kan door niemand anders gebruikt worden. 4. De teams presenteren hun tekening aan de klas. Ieder teamlid draagt één of meer zinnen bij aan de presentatie.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8e

Samenwerkend leren: Drie Stappen Interview

33


BIJLAGE 8f

Werkvormen voor samenwerkend leren Samenwerkend leren: Placemat

2. Geef de leerlingen een vraag, opdracht of probleem. 3. Iedere leerling denkt voor zichzelf na en schrijft zijn antwoord of oplossing in zijn eigen vak. 3. Per viertal worden de antwoorden of oplossingen besproken. 4. De zaken waar iedereen het over eens is, worden in het midden opgeschreven. 5. De opdracht wordt klassikaal nabesproken.

Algemene Handleiding - BIJLAGE 8f

1. Deel de leerlingen in heterogene viertallen in. Geef ieder viertal een groot vel papier en vier pennen. Laat een leerling van ieder viertal een placemat tekenen:

34


m e h T

7/8 t p s e o e r g e F : a

groep

1/2

groep

3/4

groep

5/6

groep

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

t s e e F : a them Feestverlichting

OMSCHRIJVING: De leerlingen onderz oeken hoe elektricit eit werkt en maken schakeling en seriesc een eenvoudige para hakeling. llel-

Lesduur

Voorbereiding: 15'

Uitvoering: 70'

Nabespreking: 20'

Doelen

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De leerlingen kunnen . hulp en uitleg vragen . De leerlingen kunnen een beschrijving geve n van experimenten. De leerlingen kunnen goed naar anderen lui steren. De leerlingen kunnen elkaar positieve feedb ack geven. De leerlingen kunnen een presentatie houd en . De leerlingen kunnen rekening houden met andere leerlingen. De leerlingen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen weten wat elektriciteit is. De leerlingen weten hoe batterijen werken . De leerlingen kunnen een stroomkring mak en. De leerlingen kunnen een parallelschakelin g maken. De leerlingen kunnen een serieschakeling m aken.

de batterij; de elektric iteit/elektrisch; het ele ktron; de fitting; de m de parallelschakelin inpool; parallel; g; de pluspool; de sc ha ke laar; de serie; de serie het snoertje; de stroo schakeling; de stroo mkring m;

Materiaal

- 30 staafbatterijen of 30 platte batterijen (4,5 volt); - 60 losse snoertjes of 60 snoertjes met krokodillenbek (leng te 20 cm);

g

in Voorbereid

- 15 rollen plakband ; - 30 lampjes (3,5 volt) ; - extra snoertjes; - extra (gekleurde) lam pjes; - eventueel: fittingen, schakelaars.

- In deze les kunt u werken met staafbat terijen of platte batte batterijen worden de rijen. Aan de staafsnoertjes met plakba nd bevestigd. Het ka met platte batterijen n praktischer zijn om te werken. Daaraan ku nnen eenvoudig snoe dillenbek worden be rtjes met een krokovestigd. Bij een platte batterij bevinden de pool zich allebei aan pluspool en de minde bovenkant. Leg di t op voorkomende m - Probeer de leerling omenten in de les ui experimenten van op t. drachtkaart 1a,1b en Experimenteer zelf oo 1c van tevoren uit. k met fittingen en sc hakelaars die de leerli hun ontwerp kunnen ngen eventueel aan toevoegen.

Feest - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 1

Begrippen

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

t s e e F : a them Ba1.rsVet maar

los!

Feestverlichting

rtel de leerlingen dat 4+K de directeur van de sc hool bij u is geweest. Toen ze de kerstversieri Er is een groot problee ngen op wilden gaan m! hangen, bleek dat de En in alle winkels is de feestverlichting kapo feestverlichting uitverko t is. cht! Vraag de leerlinge om de directeur te he n wat ze kunnen doen lpen. Zet hierbij de we rkvorm Tafelrondje in. 2. Laat de viertallen ve rtellen wat zij hebben bedacht. Besluit dan ge zelf feestverlichting ga zamenlijk dat de leerlin an maken. Daarvoor ga gen an ze onderzoeken wa schakelingen werken. t elektriciteit is en hoe 3. Activeer dan kort de voorkennis van de lee rlingen rondom elektr Wie weet wat elektrici iciteit en batterijen. teit is? Waar haal je ele ktriciteit vandaan? Wa ar gebruik je batterije n voor?

Deel de leerlingen in 2 tweetallen in en geef elk tweetal een batte twee snoertjes en een rij, ee n rol plakband, lampje. 2. Laat de leerlingen zelf onderzoeken en uitproberen hoe ze m kunnen laten brande et de materialen het lam n. Wiens lampje brandt pje het eerst? Laat de lee vertellen wat zij hebb rlingen bij wie het ge en gedaan. lukt is, 3. De leerlingen lezen vervolgens de tekst op informatiekaart 1. Ze het stappenplan op taa maken daarbij gebruik lkaart 1. van 4. Bespreek de tekst na . Weten de leerlingen nu hoe een batterij we minpool en de pluspoo rkt? Hoe zit het met de l? Waarom hebben ele ktrische apparaten str Wat zijn elektronen? En oom of elektriciteit no wat is een stroomkring dig? ? 5. Laat de leerlingen in tweetallen de opdr ac ht en en experimenten van 1c uitvoeren. Deel da opdrachtkaart 1a, 1b arvoor de benodigde en materialen uit. 6. Geef de leerlingen tijdens het maken va n de opdrachten mondelin waarop de snoertjes g uitleg over de manier aan de lampjes vastg emaakt moeten word aan de schroefdraad en. Eén draad moet ste van de lamp, de ande eds re aan de onderkant. de onderkant zit nog Tussen de schroefdraa een schuin kantje met d en isolerend materiaal; als gemaakt wordt, gebe daar een draad aan urt er niets. Wanneer m ee rd ere lampen aan elkaa blijft hetzelfde principe r gemaakt worden, van kracht: één snoertj e aan de schroefdraad snoertje aan de onde van de lamp, het ande rkant. re 7. Loop rond in de kla s als de leerlingen de op drachten maken en ge tussentijds vragen aa ef zonodig hulp. Stel n de leerlingen als de volgende: - Lukt het om het lam pje te laten branden? Hoe komt dat? Leg uit - Hoe maak je een we wat je gedaan hebt. rkende stroomkring m et twee batterijen? - Wat is parallel? En wa t is een serie? - Wat is het verschil tu ssen een parallelscha keling en een seriescha - Welke lampjes bran keling? den feller? Die in de pa rallelschakeling of die Hoe zou dat komen? in de serieschakeling?

Feest - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2a

nderzoek On1.tdek en o

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

t s e e F : a them erp en On1.tw Vr

maak

Feestverlichting

aag de leerlingen we 10 lke schakeling je het beste kunt gebruiken een parallelschakelin voor feestverlichting g of een serieschake : ling. Kom tot de conc serieschakeling daar lusie dat een voor het meest geschik t is. Deze kun je op ee zo lang maken als no n eenvoudige manier dig. 2. Verdeel de leerlinge n in drie groepen (va n tien). Elke groep m sliert feestverlichting aak een zo lang mog . Ze maken daarbij ge elijke bruik van de seriescha gemaakt hebben. Ze kelingen die ze al verbinden deze aan elkaar en breiden de 3. Bij het maken van ze uit. de feestverlichting ka n ook gebruik gemaakt schakelaars. Als de lam worden van fittingen pjes in fittingen word en en gedraaid, blijven ze De snoertjes kunnen beter 'staan'. eenvoudig aan de fit tin gen worden gemaakt. een schakelaar aan tw Het is ook mogelijk ee snoertjes van de sli ert feestverlichting va De feestverlichting ka st te maken. n dan aan- en uitgeda an worden. Laat de leerlingen hie rmee experimentere n.

n!

leerlingen bereiden m 10 + K et hun groepsgenote n een presentatie vo gemaakte feestverlic or over de door hun hting aan de hand va n opdrachtkaart 2. De minuten. De leerlinge presentatie duurt 5 to n wijzen ĂŠĂŠn of twee t7 groepsgenoten aan houden. De voorbere die de presentatie ga iding wordt gedaan an door alle leerlingen va 2. Bij de voorbereiding n de groep. maken de leerlingen gebruik van taalkaart kaarten staan concre 2 en taalkaart 3. Op de te tips voor het voorbe ze reiden en houden va 3. De leerlingen houd n een presentatie. en hun presentaties klassikaal. De rest van Na iedere presentatie de klas luistert goed. is er korte tijd voor re acties. Wat vindt de re gemaakte feestverlic st van de klas van de hting? Hebben de lee rlingen nog suggestie Let erop dat de leerlin s voor verbetering? gen positief op elkaa r reageren. 4. Hang ten slotte de feestverlichting op in de school. De directe ur is natuurlijk blij ve rrast.

Feest - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2b

t maar zie La1.aDe

3


INFORMATIEKAART

1

ek o z r e d n ek en o

ontd

Batterijen

Batterijen

Feest - groep7/8 - INFORMATIEKAART 1

Kleine elektriciteits centrale Elektrische apparate n, zoals een mp3-spe ler, een zaklamp of ee hebben stroom nodi n klok, g. Anders hoor je ge en muziek, of zie je ge werkt de klok niet. en licht of Een batterij is een kl eine, draagbare elek triciteitscentrale. Het stroomfabriekje dat is een je overal mee naarto e kunt nemen. Een ba stroom waarmee je tterij maakt elektrische apparate n kunt laten werken. batterij in een appara Als je een at doet, gebruikt dat apparaat die elektric iteit. Hoe werkt een batt erij? Elektriciteit bestaat ui t heel kleine onzichtb are deeltjes: elektron batterij bestaat uit ee en. Een n staafje kool, een om hulsel van zink en no andere stof : salmiak. g een Deze stoffen zorgen er samen voor dat er gemaakt worden. De el ek tronen koolstaaf wordt de pl uspool genoemd. H omhulsel heet de m et zi nken inpool. Bijna alle elek tronen bevinden zich pool. In de pluspool in de minzitten bijna geen elek tronen. De polen kunnen m et elkaar verbonden worden. Dan stromen nen van de minpool de elektronaar de pluspool. Je kunt bijvoorbeeld ee tussen de polen aans n lampje luiten. Dan stromen er heel veel elektron lampje; het lampje ga en door het at dan branden. Dit w ordt een stroomkrin g genoemd.

4


TAALKAART 1

n e k e ontd

k e o z r onde

Stappenplan lezen en Woordhulp

1

Voor het lezen

Kijk naar de tekst. Let op: • de titel • opvallende woorden • de kopjes (vet, schuingedrukt, onderstreept, …) • de illustraties • getallen Doe een voorspelling: De tekst gaat over… Wat weet je er al van? Wat heb je gezien, gehoord of gelezen?

2

3

Tijdens het lezen

Lees de tekst. • Denk aan wat je al weet. • Let op de plaatjes, kopjes en opvallende woorden. • Je begrijpt een woord niet.

Gebruik de woordhulp.

• Je begrijpt een klein stukje tekst niet.

Lees het moeilijke stukje nog een keer.

Na het lezen

Klopte je voorspelling? Begrijp je de tekst? Vertel in een paar zinnen waar de tekst over gaat.

Je ziet een woord dat je niet begrijpt. Je wilt weten wat het woord betekent. Wat kun je doen? Lees een stukje terug of verder: • daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent • daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent • daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent Kijk naar de illustratie bij de tekst. Misschien heeft het plaatje iets met het woord te maken. Kijk naar het woord. Soms ken je al een stukje van het woord. Soms kom je zelf niet achter de betekenis. Vraag het dan aan iemand anders of zoek het op in het woordenboek. Controleer altijd of de betekenis klopt!

Feest - groep7/8 - TAALKAART 1

Woordhulp

5


OPDRACHTKAART 1

a

ek o z r e d n ek en o

ontd 1

Lampjes en batteri

jen

1. Je hebt een tekst over batterijen geleze n. Kijk naar het plaatje vul in: en - In het plaatje staan pijlen met de cijfers 1 en 2. Waar wijzen de pijlen naar?

1

1 = ....................................

...................

2 = ....................................

...................

- Zet een + (voor de pluspool) en een – (voor de minpo ol) op de juiste plaats in de ba tterij. - Geef met pijlen aan hoe de elektronen door de stroomkring gaan.

2

2

1. Pak een extra batt erij. Kijk naar plaatje A. Leg de batterijen zoals ze bij A geteke neer nd zijn. Maak de twee draden en het lampj eraan vast. Brandt he e t lampje? Kleur dan het lampje bij plaatje geel. Als het niet bran A dt, laat je het lampje wit.

A

Feest - groep7/8 - OPDRACHTKAART 1a

2. Pak de batterij, de twee snoertjes, de lamp en het plak band. Je weet nu ho e je het lampje kunt la ten branden. Dus: laat het lampje branden!

6


OPDRACHTKAART 1

b

ek o z r e d n ek en o

ontd 2

Lampjes en batteri

jen

2. Kijk naar plaatje B en doe het na. Brandt het lampje? Kl eur het dan geel in he t plaatje.

B

3. Doe hetzelfde bij plaatje C.

4. Wat heb je nu ontd

ekt?

Feest - groep7/8 - OPDRACHTKAART 1b

C

7


OPDRACHTKAART 1

c

ek o z r e d n ek en o

ontd 3

Lampjes en batteri

jen

1. Stel je voor: je wilt twee lampjes laten br anden met maar één batterij. Dat kun je op twee manieren doen : met een parallelschakeling of met ee n serieschakeling. Hie ro nder zie je hoe je die schakelingen ku nt maken. 2. Kijk naar plaatje A. Dit is een parallelscha keling. Elk lampje staa een eigen stroomkrin t in g. Maak de schakelin g na. Je hebt de volgende materialen nodig: één batterij, tw ee lampjes, vier snoertjes, plakband.

3. Kijk naar plaatje B. Dit is een serieschake ling. De lampjes staa één stroomkring. Maa n in k de schakeling na. Je hebt de volgende materialen nodig: éé n batterij, twee lampj es, drie snoertjes, plakband.

B

Feest - groep7/8 - OPDRACHTKAART 1c

A

8


OPDRACHTKAART 2

! n e i z r a laat ma Een presentatie ge ven

Werk samen met de andere leerlingen ui t je groep. Jullie gaan presentatie houden een over de feestverlicht ing die jullie hebben de presentatie vertel gemaakt. In je over de sliert fees tverlichting. Hoe hebb feestverlichting gem en jullie de aakt? Hoe werkt het? Werk als volgt:

2

Lees samen de stappe n op Taalkaart 2. Dit is een hulpkaart voor het geven van een presentatie.

3

Kijk eerst bij ‘Voorber eiden’. Voer de stappen één voor één uit. Gebruik Taalkaart 3. Dit is het spreekplan dat je gaat invullen. Schrijf niet de hele pr esentatie op. Gebruik alleen steekwoorden ! Kijk bij ‘Uitvoeren’. Le es de tips goed door .

4

Jullie houden de pres

entatie voor de klas.

Feest - groep 7/8 - OPDRACHTKAART 2

1

9


TAALKAART 2

! n e i z r a laat ma STAP

1

Hulpkaart presenta tie Voorber

eiden A Publiek: voor wie houd je de presenta tie? o Klas o Een groepje uit de klas o anders: B Waarover ga je ie ts vertellen? C Verdeel de taken. Wie

gaat wat vertellen? W

ie gaat wat laten zien

? D Bedenk wat je w ilt vertellen over je on derwerp. Je kunt niet vertellen! Bedenk wat รกlles je wilt laten zien. Vu l het spreekplan in Taalkaart 3. Schrijf ni op et je hele presentatie op. Schrijf alleen de belangrijke woorden op. Het spreekplan w ordt een soort spiekbriefje dat je kunt ge bruiken als je het niet meer weet. Elke presentatie heef t drie onderdelen: - Inleiding. Dit is he t begin van je presen tatie. In de inleiding wat het onderwerp vertel je van de presentatie is. - Kern. In de kern va n de presentatie vert el je de belangrijkste - Slot. Dit is het eind informatie. e van je presentatie. E Oefen je presenta tie.

2

Houd je presentatie.

Uitvoeren

- Zorg dat je alle sp ullen in de buurt hebt . - Spreek duidelijk. Pr aat niet te snel, maa r ook niet te langzaam Praat niet te zacht, m . aar ook niet te hard. - Lees je presentatie niet voor, maar vertel het verhaal uit je hoofd. Je mag wel sp ieken op je spreekpl an. - Kijk naar de mense n tegen wie je praat. (Naar: Etapp e)

Feest - groep 7/8 - TAALKAART 2

STAP

10


TAALKAART 3

! n e i z r a laat ma Spreekplan presen tatie

Schrijf kort op wat je gaat vertellen in je in leiding, kern en slot. Schrijf in steekwoord en.

Inleiding

Slot

(Naar: Etappe)

Feest - groep 7/8 - TAALKAART 3

Kern

11


m e h T

a a J a:

groep

1/2

n e d j i t e rg oep 7/8

groep

3/4

groep

5/6

groep

gr

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

n e d j i t e g ma: Jaar

the

Zo gaat de molen

OMSCHRIJVING: De leerlingen maken een molen waarbij be weging wordt overge wielen van verschillen bracht via twee tand de grootte. -

Lesduur

Voorbereiding: 15'

Uitvoering: 45'

Nabespreking: 30'

Doelen

Begrippen

de wieken; de polder molen; het tandwiel; de constructie; de po het gemaal lder; droo

gmalen;

Materiaal

- 14 gebruiksvoorwe rpen met tandwielen, - grote kiezelstenen waarvan minimaal vie , knikkers of zand; r verschillende, - verzameling karto bijvoorbeeld handbo n, hout, stokjes en ren, handmixers, kosteloos materiaal wekkers, fietsbellen; (plastic); - 1 priem; - 30 grote tandwiele n van Duplo Toolo, - 10 potten lijm; of technisch Lego, of K’nex, of Meccano; - 10 rollen plakband - 15 kleine tandwiele ; n van Duplo Toolo, - nietmachine; of technisch Lego, of K’nex, of Meccano; - 15 vellen tekenpap - 15 lege melkpakk ier; en van 1 liter; - kralen; - 15 assen van 13 cm ; - 15 potloden - 15 zwarte viltstift en (niet watervast); - (digitale) camera

g

in Voorbereid

- Maak een eenvoudi ge molen van papier of karton op minimaa Bevestig de wieken l A3-formaat (plat vla met een splitpen aa k). n de molen, zodat ze kunnen draaien.

Jaargetijden - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 1

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De leerlingen kunnen . informatie, uitleg of hu lp vragen. De leerlingen kunnen een beschrijving geve n. De leerlingen kunnen goed meedoen in ee n interactieve situatie. De leerlingen kunnen goed naar anderen lui steren. De leerlingen kunnen rekening houden met andere leerlingen. De leerlingen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen weten hoe tandwielen bewe ging kunnen overbren De leerlingen weten gen. hoe tandwielen een be weging kunnen versn De leerlingen kunnen ellen of vertragen. een eenvoudige mole n met tandwielen bo uwen.

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

n e d j i t e g ma: Jaar

the

Ba1.rsVet maar

los!

Zo gaat de molen

rtel dat u een telefoon 4+K tje heeft gekregen va n de plaatselijke VVV. verwachten binnenkor De medewerkers t een grote groep leerlin gen uit het buitenland met iets typisch Nede die kennis willen mak rlands. De VVV heeft u en en u leerlingen gevraagd informatie te verzamele om mee te denken en n. 2. Vraag de leerlingen waar Nederland beke nd om is in andere lan opnoemen, totdat iem den. Laat de leerlinge and ‘molens’ opnoem n dingen t. Laat uw zelfgemaakte zien en vraag of ze we molen aan de leerlinge ten dat molens vroeg n er gebruikt werden om Hoe? De molenaar maa berichten door te geve kte een bericht met de n. stand van de wieken. standen betekenden. Iedereen wist wat de Ook in de Tweede We reldoorlog werden m berichten door te geve olens gebruikt om ge n. heime 3. Speel een spelletje met de wieken van de m ole n. Laat de leerlingen inf zich nemen. Zet de wi ormatiekaart 1 voor eken in een bepaalde stand (zie bijlage 1) en viertallen bespreken we laa t de leerlingen in lk bericht wordt door gegeven. 4. Bespreek met de lee rlingen dat u de wiek en steeds gedraaid he molen eigenlijk? Waard eft. Maar hoe werkt ee oor draaien de wieken n echte van een echte molen? alleen gebruikt om te En molens werden nie communiceren, waarvo t or werden ze nog mee Laat de leerlingen verte r gebruikt? llen wat zij weten en ge ef aan dat ze deze din uitzoeken in de les. gen verder gaan

Leg een aantal voorwe 4+K rpen met tandwielen in een kring. Bijvoorbe handmixer, een wekk eld: een handboor, ee er en een fietsbel. Vraa n g of de leerlingen de Vraag ook wat je erm voorwerpen kennen. ee kunt doen en hoe je ze 2. Laat de leerlingen gebruikt. de tekst op informati ekaart 2 lezen met be taalkaart 1. Bespreek hulp van het stappen naar aanleiding van de plan op tekst de begrippen dr de poldermolen, het oogmalen (van polde gemaal en de constru rs), ctie. 3. Deel de leerlingen in viertallen in. Geef ied er viertal twee voorwe Laat de leerlingen op rpen met tandwielen drachtkaart 1 voor zic . h nemen en de opdrac de werkvorm Vier en Tw hten uitvoeren. Zet hie ee in. Als ze klaar zijn, rbij be sp reken de tweetallen hu met een ander tweetal n antwoorden eerst en vervolgens klassika al. In de nabespreking m dat er in de voorwerp oet naar voren komen en twee of meer tandw ielen zitten, dat de tan grootte, dat de tandw dwielen verschillen in ielen tegen elkaar zitte n of met een ketting 4. Laat de leerlingen aan elkaar zitten. vervolgens experimen teren met tandwielen opdrachtkaart 2a en 2b . Ze doen dit aan de hand . van 5. Bespreek de experim enten klassikaal. Stel in ieder geval de volgend - de tandwielen draaien e punten vast: in tegengestelde richt ing; - een klein tandwiel m oet vaker ronddraaien om een groot tandwiel laten draaien; één keer rond te - als een groot tandw iel één keer rondgaat, gaat een klein tandw - als je drie tandwielen iel meerdere keren ro combineert, kan een nd; grotere snelheid berei - bij drie tandwielen dr kt worden; aaien het eerste en he t derde tandwiel in de zelfde richting.

Jaargetijden - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2a

nderzoek On1.tdek en o

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

n e d j i t e g ma: Jaar

the

Zo gaat de molen k

erp en maa On1.tw Le

g de materialen klaar. 2 Laat de leerlingen op drachtkaart 3a en 3b leerlingen werken in voor zich nemen. De tweetallen. Ze bedenk en eerst zelf hoe ze de Eventueel maken ze molen gaan maken. hier een schets van. 2. De tweetallen besp reken hun ontwerpe n met u. Tweetallen m kunnen aan de slag: et een goedgekeurd u prikt met een priem ontwerp gaten voor de assen 3. De tweetallen mak in de melkpakken. en hun molens af. Ze ku nn en eventueel een kraal tu en de wieken bevesti gen om aanlopen va ssen het melkpak n de wieken te verhind Laat maar zien! word eren. Bij het onderdee en de ontwerpen ge l presenteerd en besp klaar zijn, kunnen no roken. Leerlingen die g iets maken om de as sn el mee rond te draaien , bijvoorbeeld een sli nger.

n!

ie La1.aLat maar z

Tip Organiseer een excursi e naar een molen, bijvo orbeeld in het kader va Gemalendag die ieder n de Nationale Molen jaar op de tweede zater - en dag in mei wordt geho de algemene handleidin ud en (zie voor meer infor g). In bijlage 1 is een op matie tionele excursieopdra cht opgenomen.

Jaargetijden - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2b

at de leerlingen hun 2+K presentatie in tweeta llen voorbereiden. Ze opdrachtkaart 4 en ta gebruiken hierbij alkaarten 2, 3 en 4. 2. Stel groepjes samen van twee tweetallen. De tweetallen presen aan elkaar. Aan de ha teren om de beurt hu nd van taalkaart 4 be n molen oordelen ze elkaars pr 3. Bespreek de opdrac esentatie. ht kort, klassikaal na. Maak foto’s van de ein foto's aan de medew dproducten. Zeg dat erkers van de VVV zu u de lt opsturen. Vinden de goed geholpen hebb leerlingen dat ze de VV en? Zullen de buitenla V ndse leerlingen de m olens interessant vin den?

3


BIJLAGE 1

! s o l r a a barst m De stand van de wie

ken

de wieken?

De wieken staan niet recht en niet schuin. Ze staan er tu ssenin. De onderste wiek staat rechtsonder. Wat is het bericht? Er is iets ergs gebeur d. Er is bijvoorbeeld een fam ilielid overleden. De molen staat “in de rouw ”.

Hoe is de stand van

de wieken?

Hoe is de stand van

De wieken staan niet recht en niet schuin. Ze staan er tu ssenin. De onderste wiek staat linksonder. Wat is het bericht? Er is iets leuks gebeur d. Er is bijvoorbeeld ee n kindje geboren. De molen st aat in de “vreugdestand”.

Hoe is de stand van

de wieken?

De wieken staan schu in. Dat heet overkruis.

De wieken staan rech t.

Wat is het bericht?

Wat is het bericht?

De molen werkt een hele tijd niet. Hij is een hele tijd bu iten bedrijf. De molen staat in de “lange ruststand”.

de wieken?

De molenaar houdt een korte pauze. De molen is ko rte tijd buiten bedrijf. De molen staa t in de “korte ruststand”.

Jaargetijden - groep7/8 - BIJLAGE 1

Hoe is de stand van

4


INFORMATIEKAART

1

! s o l r a a barst m De stand van de wie

ken

de wieken?

De wieken staan niet recht en niet schuin. Ze staan er tu ssenin. De onderste wiek staat rechtsonder. Wat is het bericht? Er is iets ergs gebeur d. Er is bijvoorbeeld een fam ilielid overleden. De molen staat “in de rouw ”.

Hoe is de stand van

de wieken?

Hoe is de stand van

De wieken staan niet recht en niet schuin. Ze staan er tu ssenin. De onderste wiek staat linksonder. Wat is het bericht? Er is iets leuks gebeur d. Er is bijvoorbeeld ee n kindje geboren. De molen staat in de “vreugdestand”.

Hoe is de stand van

de wieken?

De wieken staan schu in. Dat heet overkruis.

De wieken staan rech t.

Wat is het bericht?

Wat is het bericht?

De molen werkt een hele tijd niet. Hij is een hele tijd bu iten bedrijf. De molen staat in de “lange ruststand”.

(Naar: www.molenedu

catief.nl)

de wieken?

De molenaar houdt een korte pauze. De molen is ko rte tijd buiten bedrijf. De molen staat in de “korte ruststand”.

Jaargetijden - groep7/8 -INFORMATIEKAART 1

Hoe is de stand van

5


INFORMATIEKAART

2

ek o z r e d n ek en o

ontd

Een fascinerend ap p

Een fascinerend ap p

araat

araat

Molens horen bij he t Nederlandse land schap. Je komt ze overal in Nederland tegen. Sommige zijn nog helemaal goed, ande re zijn vervallen.

Bijzondere construc tie Johan van Kaam is m olenaar van molen W indlust in Goudswaa “Kinderen kunnen op rd. Hij zegt: de molen zien hoe he t vroeger is geweest dat je met simpele m . Ze zien iddelen, namelijk win d en houten tandwie kunt maken.” Van Ka len, iets am vindt de construc tie van molens heel “Molens zijn zonder bijzonder. grote hijskranen ge bouwd. Dat is een he want sommige onde le prestatie, rdelen wegen duizen den kilo’s.” De Rooij de indruk van de co is ook onder nstructie. “Het is een fascinerend apparaat Als molenaar heb je . een brok techniek in de hand.”

Jaargetijden - groep7/8 -INFORMATIEKAART 2

Belangrijk in geschi edenis Fred de Rooij is mol enaar van de Oostm olen in Mijnsherenland. Hij zegt: “De molen heef t Nederland groot gemaakt . Molens hebben po ld ers droog gemalen. Ze he bben meel gemalen om brood van te maken . Maar molens hebb en ook hout gezaagd. En va n dat hout zijn sche pe n gebouwd. Die gingen de hele wereld over . De molen is heel belang rijk in onze geschied enis.” Toch staan veel mol ens er niet goed bij. Vo lgens De Rooij moe molens goed worde ten de n onderhouden. Som mige molens worde nog gebruikt als po n namelijk ldermolen. Ze pompe n het water weg als “Die molens zijn bete dat nodig is. r dan de moderne ge malen. Ze pompen pe water weg”, zegt De r uur meer Rooij.

6


TAALKAART 1

n e k e d ont

k e o z r onde

Stappenplan lezen en Woordhulp

1

Voor het lezen

Kijk naar de tekst. Let op: • de titel • opvallende woorden • de kopjes (vet, schuingedrukt, onderstreept, …) • de illustraties • getallen Doe een voorspelling: De tekst gaat over… Wat weet je er al van? Wat heb je gezien, gehoord of gelezen?

3

Tijdens het lezen

Lees de tekst. • Denk aan wat je al weet. • Let op de plaatjes, kopjes en opvallende woorden. • Je begrijpt een woord niet.

Gebruik de woordhulp.

• Je begrijpt een klein stukje tekst niet.

Lees het moeilijke stukje nog een keer.

Na het lezen

Klopte je voorspelling? Begrijp je de tekst? Vertel in een paar zinnen waar de tekst over gaat.

Woordhulp Je ziet een woord dat je niet begrijpt. Je wilt weten wat het woord betekent. Wat kun je doen? Lees een stukje terug of verder: • daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent • daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent • daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent Kijk naar de illustratie bij de tekst. Misschien heeft het plaatje iets met het woord te maken. Kijk naar het woord. Soms ken je al een stukje van het woord. Soms kom je zelf niet achter de betekenis. Vraag het dan aan iemand anders of zoek het op in het woordenboek. Controleer altijd of de betekenis klopt!

Jaargetijden - groep7/8 - TAALKAART 1

2

7


OPDRACHTKAART 1

ek o z r e d n ek en o

ontd

Voorwerpen met ta n

dwielen

Tandwielen

Werk samen met een kl

1

asgenoot.

Je werkt samen met drie andere leerlinge n. Jullie krijgen voor werpen van je meest er of juf.

Eerst samen: Bespreek de vragen

hieronder met ĂŠĂŠn an

der kind van je groe

a. Wat hebben deze voorwerpen allemaa l? Of wat is de overeenk omst tussen de voor werpen?

b. Hoeveel tandwie len

zitten erin?

c. Hebben de tandw ie

len dezelfde grootte?

d. Kennen jullie nog an

dere voorwerpen m

et tandwielen?

Dan met het hele gr oe

3 4

pje:

pje:

Bespreek jullie antw oorden met het hele Luister naar je meest er of juf.

groepje.

Jaargetijden - groep7/8 -OPDRACHTKAART 1

2

8


OPDRACHTKAART 2

a

ek o z r e d n ek en o

ontd

Experimenten met ta

Werk samen met een an

1

experimenten.

Bouw de opstelling van dit plaatje na.

Draai tandwiel A rond (kijk naar de pijl op he t plaatje). In welke richting draa it tandwiel B? A

3 4

Draai tandwiel A één keer rond. Hoeveel ke er is tandwiel B rondgedraaid? Vervang het grote ta ndwiel B door het kl eine tandwiel B (kijk naar het plaatje hieronder). A

5 6

B

B

Draai tandwiel A rond (kijk naar de pijl op he t plaatje). In welke richting draait tandw iel B? Draai tandwiel A één keer rond. Hoeveel keer is tand wiel B rondgedraaid ?

Jaargetijden - groep7/8 -OPDRACHTKAART 2a

2

dere leerling. Doe de

ndwielen

9


OPDRACHTKAART 2

b

ek o z r e d n ek en o

ontd

Experimenten met ta

Werk samen met een an

7

dere leerling. Doe de

Kijk naar het plaatje

ndwielen

experimenten.

hieronder. Doe het tw eede grote tandwiel erbij. A

9 10

Draai tandwiel A rond En in welke richting

(zie pijl). In welke ric

hting draait tandwie

l B?

draait tandwiel C?

Bouw nu de opstellin g hieronder na. Geb ruik de lange as voor grote tandwiel A en het het kleine tandwiel B. B

A

11

Draai tandwiel A rond

12

En in welke richting

13

C

(zie pijl). In welke ric

C

hting draait tandwie

l B?

draait tandwiel C?

Draai tandwiel A ĂŠĂŠn keer rond. Hoeveel ke er is tandwiel B rond draaid? En hoeveel ke geer is tandwiel C rond gedraaid? Tandwiel B: Tandwiel C:

Jaargetijden - groep7/8 -OPDRACHTKAART 2b

8

B

10


OPDRACHTKAART 3

a

k a a m n twerp e

on

Je gaat nu een molen

Maak een molen maken. Werk samen

met een andere leer

Wat hebben jullie no dig? - een leeg melkpak; - twee tandwielen va n verschillende groo tte; - twee assen; - zand, knikkers of ki ezelstenen; - karton of hout voor de wieken; - lijm, plakband of ee n nietmachine; - eventueel een vel te kenpapier en potlode n.

1

ling.

Ontwerpen

a. Bedenk hoe je de molen gaat maken. Ki jk ook naar het plaatje opdrachtkaart 3b. M op aak eventueel een sc hets van je molen. b. Bespreek je ontwer p met je meester of juf.

d. Pak een melkpak. Maak het melkpak zw aarder. Vul het met knikkers, zand of kiez elstenen. Zo valt het niet zo snel om. Daa kun je de bovenkant rna van het melkpak dich tplakken of nieten. e. Bedenk hoe je de assen door het melkp ak gaat doen. Aan ĂŠĂŠ de assen moeten de n van wieken van de molen komen. De tandwiele moeten de wieken la n ten draaien.

2

f. Laat je meester op juf gaten in je melkp ak prikken. Steek hier assen met de tandw de ielen doorheen.

Maken

a. Maak nu de wieke n voor de molen. Be denk samen hoe julli gaan doen. Gebruik e dat karton of hout. Beve stig de wieken aan ee as. n b. Test de molen. Late

n de tandwielen de

wieken draaien?

Jaargetijden - groep7/8 -OPDRACHTKAART 3a

c. Pak twee tandwie len van verschillende grootte. Bevestig aan tandwiel een as. ieder

11


OPDRACHTKAART 3

b

k a a m n twerp e

on

Voorbeeld van een m

Jaargetijden - groep7/8 -OPDRACHTKAART 3b

olen

12


OPDRACHTKAART 4

! n e i z r a laat ma Een presentatie ho u

den

Jullie gaan samen ee n presentatie houden over jullie molen. In de presentatie vert ellen jullie over de m olen. Hoe werkt hij? hebben jullie juist dé Waarom ze molen gemaakt? Werk als volgt:

1

a. Lees samen de stap pen op Taalkaart 2. D it is een hulpkaart vo geven van een presen or het tatie. b. Kijk eerst bij ‘Voorb ereiden’. Voer de stap pen één voor één ui Vul het spreekplan in t. op Taalkaart 3. Schrijf niet de hele presenta op. Gebruik alleen st tie eekwoorden!

3

kaart 2. Lees de tips

a. Jullie houden de pr es

goed door.

entatie voor een ande r tweetal.

b. Jullie luisteren na ar de presentatie van het andere tweetal. a. Hoe ging de presen tatie? Kijk op Taalkaar t 4. b. Vul Taalkaart 4 in. c. Geef de ingevulde Taalkaart aan het an dere tweetal. a. Kijk bij ‘Terugkijken ’. In je eigen groepje bespreek je hoe de presentatie ging. Wat ging goed? Wat kan de volgende keer be Gebruik taalkaart 4. ter? Het andere groepje heeft Taalkaart 4 inge vuld. b. Daarna kijk je nog eens goed naar jullie molen. Ben je er tevr over? Zou je er nog m eden eer over willen weten ?

Jaargetijden - groep7/8 -OPDRACHTKAART 4

2

c. Kijk bij ‘Uitvoeren’ op Taal

13


TAALKAART 2

! n e i z r a laat ma STAP

1

Hulpkaart presenta tie Voorber

eiden A Publiek: voor wie houd je de presenta tie? o Klas o Een groepje uit de klas o anders: B Waarover ga je ie ts vertellen? C Verdeel de taken. Wie

gaat wat vertellen? W

ie gaat wat laten zien

STAP

2

Houd je presentatie.

Uitvoeren

- Zorg dat je alle sp ullen in de buurt hebt . - Spreek duidelijk. Pr aat niet te snel, maa r ook niet te langzaam Praat niet te zacht, m . aar ook niet te hard. - Lees je presentatie niet voor, maar vertel het verhaal uit je hoofd. Je mag wel sp ieken op je spreekpl an. - Kijk naar de mense n tegen wie je praat. STAP

3

(Naar: Etappe)

Kijk terug op je pres

Terugkijken

entatie.

Jaargetijden - groep7/8 - TAALKAART 2

? D Bedenk wat je w ilt vertellen over je on derwerp. Je kunt niet vertellen! Bedenk wat รกlles je wilt laten zien. Vu l het spreekplan in Taalkaart 2. Schrijf ni op et je hele presentatie op. Schrijf alleen de belangrijke woorden op. Het spreekplan w ordt een soort spiekbriefje dat je kunt ge bruiken als je het niet meer weet. Elke presentatie heef t drie onderdelen: - Inleiding. Dit is he t begin van je presen tatie. In de inleiding wat het onderwerp vertel je van de presentatie is. - Kern. In de kern va n de presentatie vert el je de belangrijkste - Slot. Dit is het eind informatie. e van je presentatie. E Oefen je presenta tie.

14


TAALKAART 3

! n e i z r a laat ma Spreekplan presen tatie Schrijf kort op wat

je gaat vertellen in je inleiding, kern en slot Schrijf in steekwoord . en. Onderwerp Ik ga vertellen over Gebruik je Inleiding een hulpmiddel?

Slot

Jaargetijden - groep7/8 - TAALKAART 2

Kern

15


TAALKAART 4

! n e i z r a laat ma Inleiding

Hoe ging de presen tatie?

Er wordt duidelijk ve

rteld wat het onderw erp is. Het begin van de pr esentatie maakt me nieuwsgierig. Kern De informatie is volle

dig.

Er worden belangrij

ke dingen verteld.

Er worden dingen ve

rteld die ik nog niet w

Ik begrijp de presen tatie goed. Plaatjes worden goed uitgelegd. Het product wordt ge demonstreerd. De sprekers doen al lemaal even veel.

ist.

Slot Er is een duidelijk sl Spreektempo te snel te langzaam precies goed

Verstaanbaarheid te hard te zacht precies goed

Lengte van de pres entatie te hard te zacht precies goed

Pluim

Dit kan beter

Tip!

(Naar: Activerend taa lon

derwijs met Taalleesla

nd (proefmateriaal gro

ep 6).)

Jaargetijden - groep7/8 - TAALKAART 4

ot.

16


BIJLAGE 2

! s o l r a a barst m Excursieopdracht

Naam: Klas: Datum: Beantwoord de vrag

en hieronder.

1. In welk jaar is de m 2. Werkt de molen nu 3. Hoe vaak draait de

olen gebouwd? nog?

molen? en?

4. Waar staat de mol 5. Denk je dat het er

hier altijd zo heeft ui

6. Staan er nog meer

tgezien?

molens in de buurt? n de wieken van de

8. Wat betekent deze

molen? Teken de stan

d hieronder.

stand?

9. Waar wordt de mol

en voor gebruikt?

10. Heb je nog vragen

voor de molenaar? Zo

ja, schrijf ze op.

Jaargetijden - groep7/8 - BIJLAGE 2

7. In welke stand staa

17


u t a N

k e i n h c 7/8 p e e o T r g n e ur

groep

1/2

groep

3/4

groep

5/6

groep

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

k e i n h c e tuur en t

Na

OMSCHRIJVING:

De aarde beeft!

De leerlingen ontw erpen en maken ee n

huis op schaal dat be

stand is tegen aard

bevingen.

Lesduur

Voorbereiding: 30'

Uitvoering: 120'

Nabespreking: 20'

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De leerlingen kunnen . goed meedoen in ee n int eractieve situatie. De leerlingen kunnen goed naar anderen lui steren. De leerlingen kunnen rekening houden met andere leerlingen. De leerlingen kunnen elkaar positieve feedb ack geven. De leerlingen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen kunnen constructies maken m et diverse soorten m De leerlingen kunnen aterialen. verschillende soorte n m aterialen met elkaar De leerlingen kunnen verbinden. materialen vormen en vervormen. De leerlingen weten welke constructies ste vig zijn.

Begrippen

de architect; bestand zijn tegen; de beving; de constructie; de eis de uitdaging ; he

t kenmerk; de trilling;

Materiaal

- 15 kartonnen doze n; - kosteloos materiaa l: chenilledraad, stroken papier, wc-ro lletjes, kurken, satĂŠprikkers, karton, aluminiumfolie, draadjes wol, ...;

- teken- en schrijfpap ier; - kleurpotloden; - 30 scharen - 30 potjes lijm.

g

in Voorbereid

- Kopieer kopieerblad 1 voor alle leerlingen . - Zorg ervoor dat er veel verschillend mat eriaal voorhanden is huis mee kunnen bo waar de leerlingen hu uwen. n - Maak vooraf uw eig en huis op schaal da t be ste ndig is tegen aardbe Bedenk gerust fanta vingen. sievolle oplossingen voor het interieur, bi stoelen die automat jvoorbeeld tafels en isch inklappen en in de vloer opgeborgen aardbeving of servies worden bij een goed gemaakt van ee n nieuw, onbreekbaa r materiaal.

Natuur en techniek - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 1

Doelen

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

k e i n h c e tuur en t

Na

Ba1.rsVet maar

los!

De aarde beeft!

rtel de leerlingen dat 2+K u gisteravond een verra ssende e-mail hebt ge afkomstig van een vri kregen. De e-mail is end van u die architec t is. En hij is eigenlijk nie voor de leerlingen! De t voor u bestemd, maa el de e-mail (kopieerb r lad 1) uit en les hem vo 2. Bespreek de volgend or. De leerlingen lezen e begrippen uit de e-m m ee. ail : de beving, de trilling, uitdaging. Bespreek oo bestand zijn tegen en k andere woorden die de de leerlingen niet kenn 3. Ga dan in op de inh en. oud van de e-mail. We ten de leerlingen wat de verwoesting van ee ee n aa rdbeving is? Hebben n aardbeving wel eens ze op de televisie gezien? meeste op? Hebben de Wa t viel daarbij het leerlingen de vraag va n architect Bob Maas van zijn verzoek? Verte begrepen? Wat vinde l de leerlingen dat zij n ze tijdens de les zelf een aardbevingen gaan on huis dat bestand is teg twerpen en maken. en

maak

Leg de leerlingen uit dat ze, voordat ze hun 2 huis gaan maken, eerst moeten nadenken. Ze over een aantal zaken t hierbij de werkvorm Denk-tweetal-vertel in. Bespreek klassikaal m et de leerlingen aan we lke eisen een constru bestand te zijn tegen ctie moet voldoen om een aardbeving. Welk e kenmerken heeft zo Inventariseer de eerst ’n huis? e drie antwoorden en schrijf ze op het bord te helpen. Laat de lee , om de leerlingen op weg rlingen hier vervolgens in tweetallen op door opdrachtkaart 1. De lee gaan, aan de hand va rlingen maken uitein n delijk een ontwerp va Stimuleer de leerlinge n hun huis. n om hun fantasie te ge bruiken bij het bedenk van hun huis en bij he en van de kenmerken t ontwerpen ervan. Te denken valt aan de vo lgende kenmerken: - het huis moet stevig zijn: dikke muren die stevig op of in de gron - de vorm van de basis d (gemetseld) zijn; /onderkant moet bree d zijn; hoge smalle to een aardbeving, omda rens vallen sneller om t ze minder stabiel zij bij n en meer gaan wieb - het huis moet niet te elen; hoog zijn; lage (brede) constructies zijn stevig constructies, omdat de er dan hoge (smalle) ze de trillingen beter kunnen opvangen; - er moeten niet tevee l (losse) elementen aa n het huis zitten die era benodigde losse elem f kunnen vallen; enten zoals (schotel)a ntennes, dakpannen goed vastzitten aan he en schoorstenen moeten t huis; - het huis moet het lie fst worden gemaakt va n materiaal dat trillinge steen doet dat bijvoor n goed opvangt: beeld beter dan glas; - met betrekking tot de binnenkant van het hu is moeten spullen zijn onbreekbaar materia gemaakt van al, of ze moeten stevig staan of vastgezet wo schilderijen stevig aan rden: glas goed vastzet de muur, servies van pla ten, stic, ... 2. Laat enkele tweetal len hun ontwerp kort toelichten. 3. Vertel de leerlinge n dat ze nu aan de sla g ga an met het maken va Geef aan dat u gisterav n hun huis. ond, na het lezen van de e-mail, zó enthousia was begonnen met he st was geworden dat t ontwerpen en maken u al van een huis. Laat uw als voorbeeld en licht zelfontworpen huis zie het toe. n 4. Laat de leerlingen aan de slag gaan. Ze rea liseren het ontwerp da gemaakt met behulp t ze op papier hebben van het knutselmateria al. Benadruk nogmaa stevigheid van hun co ls dat het draait om de nstructie. Wanneer de huizen af zijn, zullen de blootgesteld en word ze aan trillingen word t getest hoe bestendig en ze zijn tegen aardbevin gen.

Natuur en techniek - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2a

On1.twerp en

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

k e i n h c e tuur en t

Na

De aarde beeft!

nderzoek o n e k e d t n O 1. De

leerlingen gaan ontdek 2+K ken hoe stevig hun hu izen zijn tijdens een ‘aa Laat de leerlingen eerst rdbeving’. zelf bedenken hoe de huizen getest zouden 2. Zet dan telkens een kunnen worden. huis op een losse tafel of een ander plat oppe leerlingen het oppervl rvlak. Laat drie of vier ak optillen en heen en weer schudden, alsof plaatsvindt. U kunt ev er een aardbeving entueel de ‘schaal van Richter’ introduceren van verschillende zwaa en de huizen aardbevin rtes laten ondergaan. gen 3. Laat de ontwerpers van het huis aan de ha nd van opdrachtkaart ‘de aardbeving’ zien ge 2 opschrijven wat ze tijd beuren met hun huis. ens 4. Bespreek de observa ties van de leerlingen kla ssi ka al na. Laat enkele leerlin ze hebben geobserve erd en welke oplossin gen vertellen wat gen ze hebben bedach huis bestand te maken t in hun ontwerp om tegen aardbevingen. hun

n!

Zet alle huizen op een 2+K rij en leg de ingevuld e opdrachtkaarten 2 bij horen. naast de huizen waar ze 2. Alle tweetallen mak en een rondje langs de huizen. Aan de hand op opdrachtkaarten 3a van het evaluatieform en 3b kiezen ze twee ulier huizen met volgens hu Let op! Het is belangr n het beste ontwerp. ijk dat de leerlingen va n all e huizen ook positieve bijvoorbeeld op één sp reacties krijgen, ecifiek kenmerk. Dit ku nnen ze ook aangeven 3. Bespreek de evalu aties klassikaal. Geef ru op het evaluatieform ulier. ime aandacht aan he feedback op elkaar. t geven van positieve 4. Bespreek met de lee rlingen hoe zij aan arc hitect Bob Maas kunn ontwerpen voor stevig en vertellen over hun e constructies. Denk hie goede rbij aan het opsturen het maken van foto's. van de tekeningen of

Natuur en techniek - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2b

ie La1.at maar z

3


KOPIEERBLAD 1

! s o l r a a barst m E-mail van een arch

itect

Van: B. Maas Verzonden: 20:3 0u Aan: de leerkr acht en leerli ngen van deze klas

Mijn naam is Bo b Maas en ik be n architect. Ik een vriend van ben jullie leerkrac ht. Ik heb een weldige opdrac geht gekregen ui t Japan! Zoals misschien wete ju llie n, zijn er vaak aardbevingen in Japan. En dat zijn geen lich te bevingen, wa je een paar tr arbij illingen voelt onder je voeten zijn echt zwar . Het e aardbevingen ! Vaak worden gebouwen verwoe hierbij st, ook veel hu izen. Daarom he de Japanse rege eft ring mij gevraa gd om een huis ontwerpen dat te bestand is tege n aardbevingen vind ik een ge . Dat weldige uitdag ing! Alleen... jullie hulp ha ik heb rd nodig! Ik be n na mijn laat bezoek aan Japa st e n ziek geworden en nu moet ik de dokter veel van rust houden. Ik hoor altijd ve len van jullie rh aleerkracht dat jullie zo goed in techniek! Da zi jn arom wil ik ju llie vragen of jullie voor mi j een onderzoe k willen uitvoe Kunnen jullie ren. voor mij een hu is ontwerpen da bestand is tege t n aardbevingen ? Dat zou fant tisch zijn! Ju asllie leerkracht weet wat jullie allemaal nodig hebben. Laten jullie me gauw jullie ontwerpe n zien? Vriendelijke gr oeten van Bob Maas

Natuur en techniek - groep7/8 -KOPIEERBLAD 1

Onderwerp: onde rzoek over aard bevingen Hoi allemaal,

4


OPDRACHTKAART 1

k a a m n twerp e

on

Kenmerken van ee n

Werk samen met een kl

asgenoot.

stevige constructie

Eerst zelf:

1

Aan welke eisen moe t de binnenkant va n zo'n gebouw voldoe (Hoe zit het bijvoorb n? eeld met meubels, sc hilderijen aan de muu theekopjes in de keuk r, enkastjes, ‌)

Dan samen:

1 2 3

Pak een vel papier. Ve rgelijk met elkaar wel ke dingen jullie hebb opgeschreven. en Maak een gezamenlij ke lijst van kenmerke n waar het huis dat ju straks gaan maken aa llie n moet voldoen. Maak daarna het on twerp van jullie huis en teken het op een vel papier. ander

En ten slotte met de kl

1

as:

Luister naar je juf of

meester.

Natuur en techniek - groep7/8 -OPDRACHTKAART 1

2

Welke kenmerken he bben constructies di e bestand zijn tegen aardbevingen aan de buitenkant? (Hoe zi t het bijvoorbeeld m vorm, ramen, muren et de , dak, (schotel)anten nes, ‌)

5


OPDRACHTKAART 2

ek o z r e d n ek en o

ontd

Huis tijdens aardbe ving

Wat gebeurt er met ju

llie huis tijdens een

2 3

4

Is jullie huis bestand tegen de bevingen en trillingen? ja nee Zo ja/zo nee: ligt dat aan de stevigheid va n jullie constructie? ja nee Welke kenmerken va n

het huis zorgen voor

stevigheid?

Welke kenmerken va n het huis zorgen ni et voor stevigheid? Waarom niet? Aan w elke kenmerken en ei sen van opdrachtkaar 1 voldoen ze niet? Le t g uit.

Natuur en techniek - groep7/8 -OPDRACHTKAART 2

1

aardbeving?

6


OPDRACHTKAART 3

a

! n e i z r a laat ma Het beste huis vinden

Dat komt doordat he t

2

Op de tweede plaats

a. Dit vinden we goed

huis de volgende ke

is van

huis de volgende ke

nmerken heeft:

aan de andere huizen

Het huis van Heeft als goed(e) ke

nmerk(en):

b. Het huis van Heeft als goed(e) ke

nmerken heeft:

komt voor ons het hu

Dat komt doordat he t

3

we het huis van

nmerk(en):

:

Natuur en techniek - groep7/8 -OPDRACHTKAART 3a

1

Evaluatieformulier

7


OPDRACHTKAART 3

b

! n e i z r a laat ma c. Het huis van

Heeft als goed(e) ke

nmerk(en):

d. Het huis van Heeft als goed(e) ke

nmerk(en):

e. Het huis van Heeft als goed(e) ke

nmerk(en):

Natuur en techniek - groep7/8 -OPDRACHTKAART 3b

3

Evaluatieformulier

8


m e h T

n /8 7 e p e z o i gr e R : a

groep

1/2

groep

3/4

groep

5/6

groep

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

en z i e R : a them Hoger en hoger!

OMSCHRIJVING: De leerlingen ontdek ken de werking van een heteluchtballon door er zelf een te

maken.

Lesduur

Voorbereiding: 20'

Uitvoering: 60'

Nabespreking: 30'

Doelen

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De leerlingen kunnen . informatie, uitleg of hu lp vragen. De leerlingen kunnen een beschrijving geve n. De leerlingen kunnen goed meedoen in ee n interactieve situatie De leerlingen kunnen . goed naar anderen lui steren. De leerlingen kunnen rekening houden met andere leerlingen. De leerlingen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen weten dat warme lucht stijg t. De leerlingen weten hoe een heteluchtba llon werkt.

Begrippen

; de opening;

Materiaal

- 15 wierookstokjes; - 15 houdertjes voor de wierookstokjes of een stukje klei om ze in te prikken; - 15 aanstekers of do osjes lucifers; - 15 lege ballonnen; - 42 stukken zijdepa pier van 50 x 75 cm;

- 7 potloden; - 7 linialen; - 7 scharen; - 7 potten lijm; - enkele fรถhns.

g

in Voorbereid

Maak vooraf voor uz elf de luchtballon di e de leerlingen in de opdrachtkaart 2). les moeten

maken (zie

Reizen - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 1

afkoelen; de ballonv aart; bedienen; de br andstof; dalen; de ga (op)stijgen; verwarm sbrander en

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2

en z i e R : a them Hoger en hoger!

nderzoek o n e k e d t n O 1. Schr

ijf op het bord de naam 2+K ‘Montgolfier’. Vraag de dat het de achternaam leerlingen of ze deze naam kennen. Vertel is van twee Franse broe rs die een belangrijke De leerlingen moeten uitvinding hebben ge aan de hand van een daan. klein experiment prob uitvinding de gebroe eren te achterhalen we ders Montgolfier hebb lke en gedaan. (de hetelucht 2. Deel de leerlingen in ballon) tweetallen in en laat ze het experiment uitvo De leerlingen schrijven eren van opdrachtkaart op de opdrachtkaart 1. wat ze ontdekken bij experiment. (De leerlin het uitvoeren van het gen ontdekken dat op gewarmde lucht stijgt Bespreek het experim en koude lucht niet). ent en het antwoord van de leerlingen op de dat warme lucht stijgt op drachtkaart na. Leg uit omdat deze lichter is dan koude lucht. 3. Herinner de leerlin gen aan het thema va n deze les: reizen. Kenn van reizen waarbij ge en de leerlingen een m bruik wordt gemaakt anier van opgewarmde luc van de leerlingen. Verte ht? Bespreek de antw l dat de gebroeders Mo oo rden ntgolfier (het reizen m hebben uitgevonden et) de heteluchtballon .

los! Ba1.rsLat maar

k

a werp en ma On1.tVe

rdeel de klas in vierta llen. Aan de hand van 4 opdrachtkaart 2 mak eigen heteluchtballo en de leerlingen hun n. 2. Laat de leerlingen hun luchtballon zelfs tandig maken. Ze mog elkaar en met andere en tijdens het maken groepjes overleggen. met

n!

t maar zie La1.aDe

laatste stap van opdr 4+K achtkaart 2 is het blaz en van de lucht in de ballonnen van de lee ballonnen. Als de rlingen aan de buitenk ant heel warm aanvoe ballonnen los te laten len, is het tijd om de . 2. Ga met de leerlinge n buiten op het scho olplein staan. Laat de ballonnen loslaten op viertallen één voor éé dezelfde plek en mee n hun t welke ballon het ho grootste afstand heef ogst is opgestegen en t afgelegd voordat hij /of de weer ging dalen. 3. Bespreek klassikaal de vluchten van de luc htballonnen na met daarbij welke elemen de leerlingen. Bespre ten van invloed zijn op ek hoe hoog en hoe ver men. Denk aan facto de ballonnen zijn ge ren als: de wind, de ho koev ee lheid lucht die in de ba tuur (warmte) van de llon zit en de tempera lucht. Besteed extra aa ndacht aan de werking lucht. van stijgende warme 4. Evalueer dan de he le les. Laat de leerlinge n aangeven welke be hebben geleerd en ge grippen en activiteite daan. Zet hiervoor de n ze werkvorm Beurtgooi in.

Reizen - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2

at de leerlingen inform 1+K atiekaart 1 en taalkaar t 1 voor zich nemen. De individueel de tekst op leerlingen lezen de informatiekaart aa n de hand van het sta Bespreek met de leerlin ppenplan op de taalka gen de volgende begr art. ippen uit de tekst: verw ballonvaart, de gasbran armen, opstijgen, de der, de opening, dalen , afkoelen, bedienen, de 2. Bespreek naar aanle brandstof. iding van de tekst de eigen ervaringen van heteluchtballonnen. W de leerlingen met ie heeft er wel eens ee n heteluchtballon ge voor het lezen van de zien? Wisten de leerlin tekst al hoe zo’n grote gen ballon met passagiers 3. Vertel de leerlingen in de lucht kon blijven? dat ze zelf gaan uitprob eren hoe hoog en ho met hete lucht kan ko e ver een ballon gevu men. Ze gaan er zelf éé ld n maken!

2


OPDRACHTKAART 1

ek o z r e d n ek en o

ontd

Experiment: Warm e

en koude lucht

Lucht is niet altijd he tzelfde. Als je lucht op warmt, doet het bijvoorbeeld an dere dingen dan wan neer de lucht kouder is. Dat ga je ontdekken aan de ha nd van de volgende proefjes:

1

Wierook Je hebt nodig:

- een wierookstokje - een houdertje voor het wierookstokje - een aansteker of lu cifers

a. Steek een wierook stokje aan zodat het gaat branden of gloeien. b. Kijk goed naar de

rook. Wat zie je?

2

Ballon Je hebt nodig:

- een lege ballon

a. Blaas de ballon op

en knoop hem dicht.

b. Laat de opgeblazen

ballon los. Wat zie je

c. Waardoor komt da t, denk je?

?

Reizen - groep7/8 -OPDRACHTKAART 1

c. Waardoor komt da t, denk je?

3


INFORMATIEKAART

1

! s o l r a a barst m Luchtballonnen

Luchtballonnen

Wanneer lucht verw armd wordt, dan st ijgt deze op. Dat ku zien bij bijvoorbee n je goed ld rook: die zie je m ee stal recht omhoog warme lucht die je gaan. Ook niet ziet gaat omho og, zoals lucht die do warming verwarmd or de verwordt. Bij een hete luchtballon wordt er lucht gebruikt om in warme de lucht te kunnen reizen.

Een zak met lucht De eerste heteluchtb allon was van papier . Tegenwoordig is een heteluchtballon eige nlijk een hele grote za k van nylon. Nylon is een hele lichte maar hele sterke stof. De zak is aan de onderkant open. Er hangt meestal ee n mand met een gasb rander onder de open ing van de ballon. Die bl aast vuur door de op ening naar binnen, w aardoor de lucht in de ballon warm wordt. lucht warm genoeg Zodra die is, kan de ballon opst ijgen. De ballon blijf zolang de lucht in de t zweven ballon warm blijft. D e ballon zal dalen wan lucht in de ballon af neer de koelt. Piloot en passagiers In een heteluchtballo n zit altijd iemand di e ervoor zorgt dat de ballon stijgt of daalt. D at is de piloot, die bedi ent de gasbrander. Er kunnen ook passag iers mee. De piloot en passagiers zitten in de mand die onder de hete luchtballon hang t. Er zitten meestal oo k gasflessen in de m and. Daarin zit de brands tof voor de gasbrand er. (naar: Varen in een ba

llon, De Ruiter (1996);

Kidsweek, 13 april 20

Reizen - groep7/8 -INFORMATIEKAART 1

Eerste ballonvaard ers De luchtballon werd in 1783 uitgevonden door de Franse broe fier, de eigenaren va rs Montgoln een papierfabriek. Ze vonden de ballon naar nieuwe dingen ui t toen ze zochten die je met pa pier kon doen. Omda den of het hoog in de t ze twijfellucht veilig was, zijn er geen mensen maa meegegaan met de r dieren eerste ballonvaart! D at waren een haan, ee een schaap. De ballo n eend en n legde in acht minut en ruim drie kilomet dieren hebben de va er af. En de art overleefd!

07)

4


TAALKAART 1

n e k e ontd

k e o z r onde

Stappenplan lezen en Woordhulp

1

Voor het lezen

Kijk naar de tekst. Let op: • de titel • opvallende woorden • de kopjes (vet, schuingedrukt, onderstreept, …) • de illustraties • getallen Doe een voorspelling: De tekst gaat over… Wat weet je er al van? Wat heb je gezien, gehoord of gelezen?

2

3

Tijdens het lezen

Lees de tekst. • Denk aan wat je al weet. • Let op de plaatjes, kopjes en opvallende woorden. • Je begrijpt een woord niet.

Gebruik de woordhulp.

• Je begrijpt een klein stukje tekst niet.

Lees het moeilijke stukje nog een keer.

Na het lezen

Klopte je voorspelling? Begrijp je de tekst? Vertel in een paar zinnen waar de tekst over gaat.

Je ziet een woord dat je niet begrijpt. Je wilt weten wat het woord betekent. Wat kun je doen? Lees een stukje terug of verder: • daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent • daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent • daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent Kijk naar de illustratie bij de tekst. Misschien heeft het plaatje iets met het woord te maken. Kijk naar het woord. Soms ken je al een stukje van het woord. Soms kom je zelf niet achter de betekenis. Vraag het dan aan iemand anders of zoek het op in het woordenboek. Controleer altijd of de betekenis klopt!

Reizen - groep7/8 - TAALKAART 1

Woordhulp

5


OPDRACHTKAART 2

k a a m n twerp e

on

Een heteluchtballo n

Zo maak je een hetel

STAP

1

STAP

2

STAP

3

STAP

STAP

5

STAP

6

Vouw een stuk zijdep apier dubbel. Vouw dat nog een ke er dubbel en dan nog eens. Vouw het stuk papier weer uit. Er zijn nu al lemaal lijnen in gevouwen. Gebruik deze lijnen om het vel zo te knippen als op de tekening. Knip nog drie vellen papier op dezelfde manier. Dit worden de zijwanden van je ba llon. Pak een vijfde vel pa pier. Knip hier een vi erkant uit van 50cm x 50 cm. D it wordt de bovenkan t van je ballon.

Plak de vier zijwande n die je eerder had uitgeknipt aan de randen van het vierkant. Plak de zijwanden aa n elkaar vast met lijm.

STAP

7

STAP

8

Pak een nieuw stuk zi jdepapier. Knip een vi erkant uit van 25 cm x 25 cm. Knip in het m idden een gat. Lijm het vier kant aan de onderkan t van de ballon vast. Stop de fรถhn in het ga t aan de onderkant va n de ballon en blaas zo hete lucht in de ballon. Doe dit ee n paar minuten lang totdat je de ballon vo , elt bewegen.

Reizen - groep7/8 -OPDRACHTKAART 2

4

uchtballon:

maken

6


m e h T

t 7/8 r p e o o r g p S : a

groep

1/2

groep

3/4

groep

5/6

groep

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

t r o p S : a them Reclame voor je clu

OMSCHRIJVING: De leerlingen maken een reclamebord da t door wind kan

b

bewegen voor een sp ortclub.

Lesduur

Voorbereiding: 30'

Uitvoering: 60'

Nabespreking: 30'

Doelen

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De leerlingen kunnen . informatie, uitleg of hu lp vragen. De leerlingen kunnen hun mening geven ov er een bepaald objec De leerlingen kunnen t. een beschrijving geve n. De leerlingen kunnen goed meedoen in ee n interactieve situatie De leerlingen kunnen . goed naar anderen lui steren. De leerlingen kunnen rekening houden met andere leerlingen. De leerlingen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen weten op welke manieren je een boodschap duide reclamebord kunt ov lijk en opvallend via erbrengen. een De leerlingen kunnen een bewegend recla mebord ontwerpen en maken.

de as; (een sport) be oefenen; individueel; overlappend; de recla teamsport; de uitslag me; het reclamebord; ; het Venn-diagram; de de windkracht

Materiaal

- verschillende soor ten tekenmateriaal: viltstiften, verf, kleur potloden, pandakrijtjes; - 2 fรถhns; - 1 pak A4-vellen; - 30 stuks rondhout van 40 cm, diameter 5mm;

- 30 stukjes PVC-bu is van 15 cm, diameter groter dan 5mm; - 30 bolletjes klei, di ameter ongeveer 6 cm ; - 30 ijzerdraadjes va n 30 cm, diameter 1mm; - 15 scharen; - 10 potten lijm; - 2 rollen schildersta pe.

ing Voorbereid

Maak van te voren ee

n reclamebord (zie op

drachtkaart 3 en info rm

atiekaart 1).

Sport - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 1

Begrippen

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

t r o p S : a them Barst maar

los!

Reclame voor je clu

b

1. Laat de leerlingen de sporttest van opdr 1+K achtkaart 1a en 1b m een individuele spele aken. Uit de test blijkt r bent, of meer een te of je meer amspeler. Let op: de te serieuze doeleinden en st is niet bedoeld voor de uitslag is slechts ind icatief. Bespreek samen teamsporten en wat met de leerlingen wa individuele sporten zij t n. Bespreek zonodig oo individuele speler uit k da t leerlingen die als de test komen, best ee n teamsport kunnen en andersom. (gaan) beoefenen, 2. Inventariseer welke sporten de leerlingen beoefenen. Maak hiervo Zet daarbij de individu or een Venn-diagram ele sporten aan de en . e kant en de teamspor Schrijf de naam van de ten aan de andere ka leerling plus de sport nt. in het Venn-diagram. voetbalt en aan judo Als de leerling bijvoor doet, dan komt dit in be eld het overlappende ge hieronder). Komt het deelte (zie voorbeeld beeld enigszins overe en met de uitslagen op de test? Jesper: karate Mert: voetbal

Asha: turnen

Thara: judo en voetbal

3. Vertel dan dat uw sportclub (noem de sp ort en de naam van de nieuwe leden nodig he sportclub, eventueel fic eft. Zouden de leerlin tief) gen misschien kunnen 4. Vraag de leerlingen helpen? hoe zij enthousiast zij n geworden voor de Heeft iemand reclam sporten die zij beoefen e gemaakt voor de sp en. ort(club) waar ze bij sp leerlingen op hun be orten? En hebben de urt weer andere men sen enthousiast gem reclame voor te maken aakt voor hun sport do ? Bespreek op welke m or er anieren je reclame ku de leerlingen op uit da nt maken en kom er m t een reclamebord ee et n ge makkelijke en goedko Vertel de leerlingen da pe manier is. t ze deze les dan ook ee n reclamebord gaan m maken voor uw sportcl aken om reclame te ub. 5. Bespreek hoe je ee n reclamebord op ku nt laten vallen. (door op afbeeldingen, grote let vallende kleuren, grot ters, ...) Met beweging e kun je ook iets op laten ook reclameborden die vallen. Daarom zijn er bewegen. Vraag de lee rlingen of ze wel eens reclameborden hebb bewegende en gezien en zo ja, wa ar. Hoe werden die bo (door elektriciteit en do rden in beweging ge or windkracht) Bespree bracht? k met de leerlingen da maken die bewegen t zij reclameborden ga door de wind. an

rzoek dek en onde On1.tLa

at de leerlingen in tw 2+K eetallen de opdrachten van opdrachtkaart 2 m Het is de bedoeling da ak en. t ze met elkaar overleg gen. Zet hierbij de we 2. Bespreek de antwoo rkvorm Denk-tweetal-v rden klassikaal. ertel in. Antwoorden 1. Je ziet dit soort bo rden op straat, bij wink els, op het station, ... 2. Bord 1 werkt door elektriciteit. Het bord be weegt via een soort ro afbeeldingen op. Bord lsysteem. Er staan mee 2 beweegt door wind rdere kracht om zijn as. Het achterkant. Als het bo heeft een voor- en ee rd heel snel beweegt, n lijken de afbeeldingen ĂŠĂŠn afbeelding te zijn. op de voor- en achterk ant 3. Mogelijk antwoord : als je een bord opha ng t in ee n frame, beweegt het en weer. Een bord dat door de wind heen op een veer staat, kan ook bewegen door wi nd.

Sport - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2a

Yenthe: hockey

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

t r o p S : a them Reclame voor je clu

b

k

erp en maa On1.tw La

at de leerlingen indivi 1 dueel een ontwerp m aken voor het reclam hiervoor opdrachtka ebord. Ze gebruiken art 3. Geef alvast de be nodigde materialen idee te brengen. In ee om de leerlingen op rste instantie denken een ze zelf na over de cons hebben, mogen ze ee tructie. Als ze hulp no n andere leerling raad dig plegen, of ze mogen informatiekaart 1. De gebruik maken van leerlingen tekenen hu n ontwerp op een los viltstiften, pandakrijt blaadje. Ze mogen hie jes, verf en/of kleurpo rbij tloden gebruiken. 2. Bespreek de ontw erpen globaal. Laat en ke le lee rlingen hun ontwerp De ontwerpen hoeven toelichten. nog niet technisch pe rfect te zijn. Tijdens he leerlingen hun ontw t maken kunnen de erp nog bijstellen. 3. Laat de leerlingen een schaalmodel mak en van hun ontwerp. Laat de leerlingen oo Ondersteun waar no k bij elkaar kijken en dig. toelichting vragen en weer gebruik maken geven. Ze kunnen oo van informatiekaart 1. k Op deze informatiek benodigde informat aart vindt u zelf ook ie. de

n!

at de leerlingen hun K reclameborden op ee n rij zetten. Laat ze be een föhn. wegen door middel van 2. Bespreek de borden met de leerlingen. Vo ldoen ze aan de eisen Draaien ze goed? Valle die op opdrachtkaar n ze goed op? Staan t 3 staan: er afbeeldingen op? gebruikt? Zijn de teks Zij n er goede kleuren ten goed leesbaar? Is er iets gedaan met ee één geheel lijken als n voor- en achterkant het bord snel draait? die Denken de leerlinge enthousiast worden n da t mensen door de bo voor de sport(club)? rden Sc he nk borden: Bewegen de ook aandacht aan de borden allemaal even constructie van de sn el? Hoe komt dat? W leerlingen in het echt elke borden zouden willen maken? de

Sport - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2b

ie La1.aLat maar z

3


OPDRACHTKAART 1

a

! s o l r a a barst m Doe de sporttest

1. Welk sporttype be n jij? Doe de test. Kruis steeds aan wat het beste bij jou pa st. Maak altijd een ke je twijfelt. uze! Ook als Ik vind het leuk om het middelpunt te zijn

.

Ik doe graag dingen in mijn eentje. Ik kijk graag naar komische films. Ik heb moeite me dingen voor te st ellen. Ik doe dingen op mijn manier. Ik ben meestal ontspannen.

Ik heb een levendige fantasie. Ik denk eerst aan anderen.

Ik loop graag op een drukke boulev ard. samenwerken dapper

trainer

Sport - groep7/8 -OPDRACHTKAART 1a

nd.

scheidsrechter

Ik kijk graag naar vechtfilms.

Ik laat mensen zich op hun gemak voelen .

Ik loop graag op een verlaten stra

zelfverzekerd

Ik doe graag dingen samen met anderen.

Ik ben meestal tevreden.

Ik raak snel ge誰rriteerd.

tegenwerken

Ik vind het niet leuk om veel aandacht te krijgen.

4


OPDRACHTKAART 1

b

! s o l r a a barst m Doe de sporttest

2. Ben jij meer een te amsporter of meer een individuele spor Tel de bolletjes. Aan ter? welke kant heb je de meeste bolletjes aa Links of rechts? ngekruist? 3. De uitslag:

Kernwoorden: krachtig, aardig, st an

dvastig

Je bent iemand met een sterke persoonlijkheid. Je wilt hard werken om je doelen te bereiken. Je kunt goed omga an met anderen, maar je doet di ngen graag op j贸uw manier. Je bent een goede individuele speler

individuele sporte n passen goed bij jo u.

Meeste bolletjes aa n de rechterkant aangekruis t: Kernwoorden: tolerant, attent, aa rd

ig

Je bent iemand die opkomt voor zijn eigen belang, m aar ook voor de belangen van an deren. Je vind het leuk om andere n te helpen. Je weet wat je wilt. Je kunt goed omgaan met tegens lagen. Je bent een goede teamspel er

teamsporten passen goed bij jo u.

Sport - groep7/8 -OPDRACHTKAART 1b

Meeste bolletjes aa n de linkerkant aangekruist:

5


OPDRACHTKAART 2

ek o z r e d n ek en o

ontd

reclameborden die

bewegen

Bord 1 Bord 2

Sport - groep7/8 -OPDRACHTKAART 2

Opdracht 1. Denk eerst zelf na en werk dan samen met een andere leer reclameborden. Waa ling. Bekijk de r staan dit soort bord en? 2. Hoe werken reclam ebord 1 en reclameb ord 2? 3. Bedenk nog een m anier om een reclam ebord door wind te bewegen. Hieronder laten kun je tekenen.

6


OPDRACHTKAART 3

k a a m n twerp e

on

Opdracht

2

ord

Ontwerp een reclam ebord voor de sport(c lub). Teken je ontwer een los blaadje. p op Let op: - Het bord moet ku nnen bewegen door wind. - Het moet de aand acht trekken. - Het moet twee ka nten hebben. - Er moeten grote af beeldingen op staan. - Er moet weinig teks t op staan. - De tekst moet goed leesbaar zijn. - Mensen moeten en thousiast worden vo or de sport(club). Maak nu een schaalm odel van het bord. D at is een echt reclam bord, maar dan in he et klein.

Sport - groep7/8 -OPDRACHTKAART 3

1

Maak een reclameb

7


INFORMATIEKAART

1

k a a m n twerp e

on

Voorbeeld reclame b

ord

Sport - groep7/8 -INFORMATIEKAART 1

Lukt het met je reclam ebord? Of heb je no g ideeĂŤn nodig voor structie? Kijk dan na de conar de tekeningen hier onder.

8


m e h T

r e o 7/8 p v e o r r g e V : a

groep

1/2

groep

3/4

groep

5/6

groep

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

r e o v r e V thema: Als de zon maar sch ij

OMSCHRIJVING: De leerlingen maken een auto

nt!

die op zonne-energi e

kan rijden.

Lesduur

Voorbereiding: 30'

Uitvoering: 120'

Doelen

Nabespreking: 15'

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen hun eigen kennis activ eren en verwoorden De leerlingen kunnen . informatie, uitleg of hu lp vragen. De leerlingen kunnen een beschrijving geve n. De leerlingen kunnen goed meedoen in ee n interactieve situatie De leerlingen kunnen . goed naar anderen lui steren. De leerlingen kunnen rekening houden met andere leerlingen. De leerlingen kunnen de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen kunnen zonnecellen toepasse n als energiebron vo De leerlingen kunnen or een elektromotor. experimenteren met zonnecellen in een ze lfgebouwd voertuig.

Begrippen Materiaal

- 1 rekenmachine m et zonnecellen; - 1 rekenmachine di e met batterijen werk t; - bouwpakketten pe r tweetal, daarvoor zij n de volgende material en benodigd: • 15 zonnecellen met bijbehorend elektrisch motortje; • verzameling elektric iteitsdraad; • 15 scharen; • 15 nietmachines;

g

in Voorbereid

• • • •

15 potten lijm; 15 rollen plakband; 15 schakelaars; verzameling technisc h Lego met tandwielen; • verzameling ‘gewo ne’ Lego; • verzameling elasti ekjes; • verzameling bouw materialen: papier, karton, licht stevig pl aatmateriaal.

- Elke twee jaar (in de oneven jaren) wordt in september/oktob Solar Challenge geho er in Australië de Wor uden. Dat is een inte ld rnationale wedstrijd doen ook teams uit voor zonne-auto’s. Er Nederland mee. Kijk voor de actualiteit op www.solarteam.nl, of www.delta.tudelft.nl zoek zelf naar inform en atie (onder andere film Plan de les indien m pjes) op het internet ogelijk in de periode . dat de race in Australi - Kopieer kopieerblad ë gehouden wordt. 1a en 1b ieder zes ke er en - Zet voor elk tweeta knip de teksten los. l alvast een ‘bouwpa kket’ klaar met het be later in de les een zo nodigde materiaal om nne-auto te maken. Zie hiervoor de mater materialen over de bo iaallijst. Verdeel de uwpakketten. - Maak zelf een dem onstratieset van de zo nne-auto. Zie inform werkwijze. atiekaart 2 voor de

Vervoer - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 1

de elektriciteit; de ele ktromotor; de overbr enging; het voertuig de zonnecel; de zonn ; de zonne-auto; e-energie; het zonnep aneel

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

r e o v r e V thema: ! st maar los Ba1.rVe

Als de zon maar sch ij

nt!

rtel de leerlingen dat 1+2+K u gisteren Christijan Al bers op de televisie he een interessante test eft gezien. Hij vertelde die hij had gedaan. We over ten de leerlingen wie 2. Laat de leerlingen de Christijan Albers is? tekst op informatiekaa rt 1 en het stappenpla zich nemen. Doe stap n lezen op taalkaart 1 1 ‘Voor het lezen’ van voor de taalkaart: de leerlin ‘Formule 1-coureur tes gen voorspellen waar t zonnewagen’ over zo de tekst u kunnen gaan. 3. Wat weten de leerlin gen al over dit onderw erp? Zet de werkvorm om ze hier in tweetallen Drie-stappen-interview over na te laten denken in 4. Laat de leerlingen ve . rvolgens individueel de eerste en de tweede ko invullen. lom van opdrachtkaart 1 5. Daarna lezen de lee rlingen de tekst op inf ormatiekaart 1. Ze mak stappenplan en de wo en daarbij gebruik va ordhulp op taalkaart n het 1. 6. Na het lezen vullen ze de derde kolom in van opdrachtkaart 1. Ze want ze doen dit aan moeten nog ruimte ov het einde van de les no erlaten, g een keer. Bespreek de leerlingen klassikaal. La antwoorden van de at hierbij de voor- en nadelen van zonne-ene 7. Vertel de leerlingen rgie aan de orde kom dat ze zelf een zonne-a en. uto gaan maken en da gaan komen. Op dit m arbij nog van alles te we oment hoeven ze dus ten no g niet alle antwoorden tweede kolom van op op hun vragen uit de drachtkaart 1 te hebb en.

1. Deel de teksten uit 5+2+K van kopieerblad 1a en 1b. Nummer de leerlin ze dan in groepjes. Ze gen van 1 tot en met 5 t de werkvorm Legpuz en verdeel zel in voor het lezen va van de informatie. n de teksten en het uit wisselen 2. De leerlingen werke n vervolgens in tweetal len om de vragen van opdr 3. Als ze klaar zijn, besp achtkaart 2 te beantw reken de tweetallen hu oorden. n antwoorden met ee 4. Bespreek de antwoo n ander tweetal. rden tenslotte klassika al. Bespreek ook eventu de teksten. ele onduidelijkheden uit Antwoorden 1. Energiebronnen zo als olie, steenkool en aa rdgas zullen op een da slecht voor het milieu. g op zijn. Bovendien zij We hebben dus energ n ze iebronnen nodig die nie voor het milieu. t opraken en niet slech t zijn 2. Zonnecellen zetten het licht van de zon om in elektriciteit. Die elektr om apparaten te laten iciteit kun je gebruiken werken, bijvoorbeeld een lichtboei of een rek In een zonnepaneel wo enmachine. rden zonnecellen aan elkaar gekoppeld. Op zonnecellen meer stroo die manier leveren de m, en worden ze ook be 3. Voordelen van zonn schermd tegen weer en e-energie zijn: wind. - het is goed voor het milieu; - het is een energiebro n die niet opraakt; - zonnecellen maken ee n elektrische aansluitin g overbodig. Zonnecell op moeilijk bereikbare en zijn dus heel handig plaatsen. 4. Nadelen van zonne-e nergie zijn: - zonnecellen zijn vrij kle in en leveren niet veel stroom. Je hebt er heel genoeg stroom op te veel nodig om wekken; ook zonnepan elen wekken niet zove - zonnecellen en zonn el elektriciteit op; epanelen zijn heel du ur om te maken. 5. Omdat het (nog) te duur is.

Vervoer - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2a

nderzoek o n e k e d t n O

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

r e o v r e V thema: Als de zon maar sch ij

nt!

6. Er zijn verschillende factoren die zorgen vo or een snelle zonne-aut - de vorm: o: - als de auto een spec iale kromming heeft aa n de bovenkant, dan ku zoveel mogelijk zonnec nnen er ellen op worden gepla kt; - als de auto brede pa nelen aan de zijkant he eft, dan kan er gebruik gemaakt van zijwind om worden vooruit te komen, zoals met het zeil van een zeilboot. - het gewicht: - ho e lichter de auto, hoe sn eller je vooruit komt. - de zonnecellen: - ho e beter de zonnecellen , hoe sneller de auto. - de motor, de accu en de elektronica zijn ook belangrijk. Naast deze auto-spec ifieke factoren is het he bben van een goed tea belangrijke factor. m ook een heel

k

de demonstratieset zie 2+K n die u van te voren he eft gemaakt. Bespreek onderdelen die van be klassikaal de lang zijn en de werking ervan. Bespreek de wi opgewekt door de zo jze waarop energie wo nnecellen en let op de rdt ve rbinding met de elekro relaties met eerdere les motor. Leg eventueel sen waarin overbrengin g naar voren komt. 2. De leerlingen werke n in tweetallen. Laat de leerlingen opdrachtka hebben nu voldoende art 3 voor zich nemen achtergrondinformati . Ze e om zelf een zonne-a tweetallen maken ge uto te ontwerpen. De zamenlijk een ontwerp van een zonne-auto. 3. Bespreek de ontwerp en van de voertuigen m et de tweetallen. Let hie vorm van de zonne-a rbij onder andere op uto, het materiaal waar de va n het gemaakt is en de de zonnecellen en de plaats van de motor, tandwielen. Belangrijk is dat de auto vooruit de zonnecellen groot komt. (Dat kan alleen genoeg zijn en als er ve als el zon is.) 4. De leerlingen met een goedgekeurd on tw erp kunnen aan de sla maken aan de hand va g. Ze gaan een zonne-a n hun eigen ontwerp uto of van uw demonstrati eset en informatiekaa rt 2.

n!

ie La1.at maar z

Laat de tweetallen om 2 de beurt hun zonne-a uto presenteren. Ze de (rijdt) en vertellen in he monstreren dat hij we t kort over de bijzond rkt erheden van hun auto aandacht vestigen op . Laat ze daarbij de een aantal belangrijk e criteria die van de zo maken (zie hiervoor vra nne-auto een snelle au ag 6 van opdrachtkaar to t 2). Schrijf deze criteria bijvoorbeeld: de vorm op het bord, van de auto, het gewi ch t en auto geplaatst zijn), de de zonnepanelen (waa aandrijving in de vorm r en hoe ze op de van tandwielen en de tandwielen (grote wiele diameter van de n rollen gemakkelijker dan kleine). 2. Kijk of de beloftes van de leerlingen waar worden gemaakt: laa op een glad oppervlak t de auto’s tegen elkaa . Bespreek de wedstri r racen jd na. Laat de leerlinge voor snelle auto's de n uitleggen welke cri winnende auto bezit. teria Welke kenmerken he juist deze auto heeft bben ervoor gezorgd gewonnen? dat 3. Bekijk eventueel to t slot filmpjes (via inter net) over de World So lar Challenge met de lee rlingen.

Vervoer- groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2b

maa On1.tLawaterp en

3


INFORMATIEKAART

1

! s o l r a a barst m Formule 1-coureur te

st zonnewagen

Formule 1-coureur test zonnewagen

Christijan Albers test te de Nuna voor de W orld Solar Challenge; het wereldkam pioenschap voor race auto's op zonneenergie dat om de tw ee jaar wordt gehoud en. De drieduizend kilometer lang e race loopt dwars do or de woestijn van Australië. Dus aan zo n geen gebrek. Voor het grootste gedeelte gaat de race gewoon over de snel weg, waar ook ander verkeer rijdt. Ee n erg drukke weg is het niet, want als je één keer per half uu r een tegenligger ziet , is het veel. Toch moet de zonnewagen , net als alle gewone auto's, gekeurd worden en krijgt de Nuna een Australisch kenteken. Ook moet de raceauto zi ch aan de maximum sn elheid houden. De test is belangrijk. De Nuna wordt nu kl aargemaakt voor de volgende World So lar Challenge.

Vervoer- groep7/8 -INFORMATIEKAART 1

Een snelheid van ho nderd kilometer pe r uur is natuurlijk niets voor een echt e Formule 1-coureu r. Christijan Albers racete dan ook niet in een supersnelle Formule-1-wagen maar in de zonnew agen Nuna. Hij was onder de in druk van de raceau to maar miste wel de ronkende motor en.

4


TAALKAART 1

s! o l r a st ma

bar

Stappenplan lezen en Woordhulp

1

Voor het lezen

Kijk naar de tekst. Let op: • de titel • opvallende woorden • de kopjes (vet, schuingedrukt, onderstreept, …) • de illustraties • getallen Doe een voorspelling: De tekst gaat over… Wat weet je er al van? Wat heb je gezien, gehoord of gelezen?

2

3

Tijdens het lezen

Lees de tekst. • Denk aan wat je al weet. • Let op de plaatjes, kopjes en opvallende woorden. • Je begrijpt een woord niet.

Gebruik de woordhulp.

• Je begrijpt een klein stukje tekst niet.

Lees het moeilijke stukje nog een keer.

Na het lezen

Klopte je voorspelling? Begrijp je de tekst? Vertel in een paar zinnen waar de tekst over gaat.

Je ziet een woord dat je niet begrijpt. Je wilt weten wat het woord betekent. Wat kun je doen? Lees een stukje terug of verder: • daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent • daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent • daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent Kijk naar de illustratie bij de tekst. Misschien heeft het plaatje iets met het woord te maken. Kijk naar het woord. Soms ken je al een stukje van het woord. Soms kom je zelf niet achter de betekenis. Vraag het dan aan iemand anders of zoek het op in het woordenboek. Controleer altijd of de betekenis klopt!

Vervoer - groep7/8 - TAALKAART 1

Woordhulp

5


OPDRACHTKAART 1

! s o l r t maa

bars

Schema Wat wil ik ervan weten?

Wat heb ik geleerd?

Vervoer - groep7/8 - OPDRACHTKAART 1

Wat weet ik er al van?

6


KOPIEERBLAD 1a

ek o z r e d n ek en o

ontd

Zonne-energie en z o

nne-auto's

1. Schone energie

Je kunt de grootste za k chips van de werel d hebben, op een dag zal die zak een ke er leeg zijn. Dit is ook het geval met onze energiebronnen. De energiebronnen zoal s olie, steenkool en aardgas zullen niet ee uwig in de grond zitt en. We kunnen ze dus niet eeuwig gebr uiken. We hebben dus ener giebronnen nodig di e niet opraken en ni voor het milieu. De zo et slecht zijn n is zo’n energiebron. De zon blijft altijd sc vervuilt de aarde niet hijnen en . De zon is de groots te energiebron die w zonlicht dat op de aa e kennen. Het rde valt, bevat meer energie dan alle men hebben. sen nodig

2. Energie uit zon: zo

3. Duur

Er worden nog niet zo veel zonnepanelen ge bruikt. Dit komt doordat de productie van een zonnepanee l erg duur is. Bovendien levert een pane el ook niet zo erg ve el el ektriciteit. Toch geeft een paar vierka nte meter zonnepan eel voldoende energie voor een klein hu ishouden. Met een kl één vierkante meter ein zonnepaneel van kun je bijvoorbeeld twee uur gratis televi uur naar de radio luist sie kijken, twee eren en al die tijd tw ee spaarlampen late Een zonne-auto is ee n branden. n auto waarvan de m otor wordt aangedre zonne-energie. Zonn ven door e-auto’s zijn veel bete r voor het milieu dan auto’s. Uitlaatgassen gewone van auto’s op gas, be nzine en diesel zijn na erg milieuvervuilend melijk heel ! Dat we nog niet alle maal in een zonne-au komt onder andere to rijden, doordat ze nog te du ur zijn. (Naar: Schone energ ie Informatie N 165, ww

w.scholieren.com)

Vervoer- groep7/8 -KOPIEERBLAD 1a

nnecellen

Zonnecellen zetten het licht van de zon niet om in warmte, maar in elektriciteit. Die elektriciteit is da n voor van alles te gebruiken. Bijvoorbee ld voor een rekenmac hine of voor een lichtboei op zee. Zo nnecellen maken ee n elektrische aansluiting of batterijen ov erbodig. Dit is een gr oo t voordeel. Vooral op moeilijk bereikba re plaatsen is zo’n zo Bijvoorbeeld bij afge nn ecel dus handig. legen huizen of op bo ten. Zonnecellen zijn vrij klein. Ze leveren niet zoveel stroom. Daaro gekoppeld in een zo m worden ze nnepaneel. Dat is ee n groot bord met ee cellen erop. Via zo’n n hoop zonnezonnepaneel leveren de zonnecellen wel elektriciteit. Bovendie vo ldoende n zijn ze zo bescherm d tegen weer en win De elektriciteit kan be d. waard worden in ee n accu. Van de elektr overdag gemaakt w iciteit die ordt, kan ’s avonds bi jvoorbeeld een lamp branden.

7


KOPIEERBLAD 1b

ek o z r e d n ek en o

ontd

Zonne-energie en z o

nne-auto's

4. Record

Het team van de Tech nische Universiteit D elft was de grote favorie t van de World Solar Challenge. Bij de twee vo rige races kwamen zi j ook al als eerste over de streep. De Nederland er s wisten niet alleen vo or de derde keer het wereldkampioensch ap binnen te halen, ze hebben ook nog een persoonlijk record ne ergezet. Nuna 3 haal gemiddelde snelheid de een van 103 kilometer pe r uur. En dat is gemid kilometer sneller da deld zes n in de vorige race. Hoe kan het dat de zo nnewagen van de TU Delft zoveel beter is dan de rest? Wubbo Ockels, ex-astronaut en hoogleraar aan de TU Delft begeleidt het te am. Ockels: ‘Het nieu we van de eerste Nuna was de vorm: de bove nkant van de auto had een speciale kromming. Daardoor konden er zove el mogelijk zonnecel len op worden geplakt. Dit is ook bij de Nun a 2 en 3 gedaan. De daarnaast brede pane Nuna heeft len aan de zijkant, w aardoor zijwind gebr worden om vooruit uikt kan te komen. Zoals het zeil van een zeilboot. Verder worden de zo nnecellen steeds be ter en was de Nuna 3 dan Nuna 2. Om te w veel lichter innen is eigenlijk he t volgende belangrij team, het gewicht va k: een goed n de auto, de kwalite it van de zonnecelle de accu en de elektr n, de motor, onica.’ (Naar: www.nrc.nl, ww w.kids

week.nl)

Vervoer- groep7/8 -KOPIEERBLAD 1b

5. Beter dan de rest

8


OPDRACHTKAART 2

ek o z r e d n ek en o

ontd

Zonne -energie

Werk samen met ee n andere leerling. Beantwoord de vrag en hieronder. Waarom is het nodig 1 om andere energieb ronnen (zonne-energ te gaan gebruiken? ie)

3

4

5

6

Hoe werken zonnec ellen en zonnepanel

en?

Wat zijn de voordele n

van zonne-energie?

Wat zijn de nadelen va

n zonne-energie?

Waarom rijdt nog ni et

iedereen in een zonn

e-auto?

Hoe zorg je ervoor da t je de World Solar Ch allenge wint met je zonne-auto?

Vervoer - groep7/8 -OPDRACHTKAART 2

2

9


OPDRACHTKAART 3

k a a m n twerp e

on

Een zonne-auto on twerpen en maken

Deze opdracht doe

2 3 4

Ontwerp een zonne-

auto. Teken jullie ontw erp hieronder.

Laat zien op je tekeni ng: • waar zit de elektrom otor? • waar zitten de tand wielen? • waar zitten de zonn ecellen? Schrijf op welke mat erialen je gaat gebrui ken:

Bespreek jullie ontw erp met de meester of juf. Daarna gaan ju het ontwerp uitvoere llie n: jullie gaan een zonn e-auto maken.

Vervoer - groep7/8 -OPDRACHTKAART 3

1

je samen:

10


INFORMATIEKAART

2

k a a m n twerp e

on

Onderdelen van ee

n zonne-auto

Hele zonne-auto

Stroomdraadjes

Elektromotor

Om een rijdend prod uct te krijgen, wordt het Technisch lego ve met de zonnecellen rbonden met bijbehorend elek trisch motortje. Er m dan een onderstel va oet n Lego gebouwd wor den, waarop de celle en het motortje vast n gezet worden. Het ‘g ewone’ Lego en het Technisch Lego wor den met elkaar verb inden met behulp va n elastieken.

Vervoer - groep7/8 -INFORMATIEKAART 2

Zonnepaneel

11


m e h T

r /8 7 e p t e o r a g W : a

groep

1/2

groep

3/4

groep

5/6

groep

7/8


LEERKRACHTENKAA

RT 1

r e t a W : a them De kracht van wate

OMSCHRIJVING: De leerlingen maken een (gedeeltelijk) hy draulische brug

r

voor de wereldtentoo nstelling.

Lesduur

Voorbereiding: 20'

Uitvoering: 120'

Nabespreking: 30'

Doelen

Specifieke talige do elen De leerlingen kunnen goed meedoen in ee n interactieve situatie De leerlingen kunnen . goed naar anderen lui steren. De leerlingen kunnen zich op een duidelijk e manier uitdrukken De leerlingen kunnen in een interactieve sit zich houden aan het uatie. onderwerp. De leerlingen kunnen een beschrijving geve n in de vorm van een De leerlingen kunnen toelichting. de betekenis van nie uwe woorden verwer ven. Specifieke technisc he doelen De leerlingen weten wat pneumatiek en hy drauliek is en kennen De leerlingen weten het verschil daartusse waar pneumatiek en n. hy drauliek voor gebruik De leerlingen kunnen t kunnen worden. experimenten uitvoer en met pneumatiek en De leerlingen kunnen hydrauliek. een hydraulisch bewe egbare brug ontwerpe n en maken.

Begrippen Materiaal

- 1 luchtbedpomp; - 1 (keuken)weegsch aal; - 2 ronde plastic fless en met vlakke bodem : de ene fles net iets di kker dan de andere; - 1 stukje schuurpapi er; - 5 ballonnen; - 20 injectiespuiten 10 ml; - 20 injectiespuiten 20 ml; - 10 meter slang met binnenmaat 3 mm: daarvan al 10 stukje s van 25 cm geknipt; - 1 pak A4-papier;

ing Voorbereid

- 15 platen karton va n 20 cm x 30 cm; - 15 kartonnen doze n; - 1 grote plaat piepsc huim; - verzameling doosjes en houten latjes; - 50 splitpennen; - 30 knijpers; - 15 potten lijm; - 15 rollen tape; - 15 scharen; - 1 envelop.

- Maak een demonstr atiemodel om de we rking van pneumatiek Zie hiervoor bijlage duidelijk te maken. 1. - Maak voor alle leerli ngen een kopie van kopieerblad 1 plus éé kopieerblad de brief n extra. Knip van één uit en stop deze in ee n envelop. Plak de en Adresseer de envelo velop niet dicht. p aan de leerlingen uit uw klas. - Probeer de leerling experimenten van op drachtkaart 1a en 1b - Kopieer kopieerblad van tevoren uit. 2 voor alle leerlingen .

Water - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 1

de hydrauliek; indruk ken; de injectiespuit; de kracht; persen; de het scharnier; de slang pneumatiek; ; verbinden; de zuiger

1


LEERKRACHTENKAA

RT 2a

r e t a W : a them De kracht van wate

r

maar los! Ba1.rsVetrte

l de leerlingen dat u ee K n brief ontvangen heeft envelop en de brief zie die aan hen geadresse n. De brief is van het m erd is. La at de inisterie van onderwijs 2. Open de envelop en , cultuur en wetenscha haal de brief eruit. De p. el kopieerblad 1 uit en leerlingen. Bespreek de lee s de brief met de vraag van het ministe rie met de leerlingen. 3. Besluit met de leerlin gen om mee te doen. De leerlingen gaan du (gedeeltelijk) hydraulis s een model maken va che brug voor de werel n een dtentoonstelling in Ne ze eerst onderzoeken derland. Daarvoor gaan wat pneumatiek en hy drauliek is.

erzoek

1. Laat de leerlingen 2+3+6+K met behulp van het de monstratiemodel zien bewegen. Vertel wat u da t je met lucht iets kunt gedaan hebt en laat zie n dat u een paar schr iften kunt optillen. 2. Laat de leerlingen de experimenten van opdrachtkaart 1a en 1b werkvorm Legpuzzel in. uitvoeren. Zet hierbij Maak daarvoor eerst de groepjes van zes leerlin groepje krijgt een nu gen. Elke leerling van mmer van 1 tot en m een et 6. 3. Vervolgens gaan all e leerlingen met hetze lfde nummer bij elkaa Alle leerlingen met nu r zitten. mmer 1 voeren experim ent 1 van opdrachtka alle leerlingen met nu art 02 uit, mmer 2 voeren experim ent 2 uit, enzovoorts. De leerlingen voeren het experiment in tw ee- of drietallen uit. De nummers worden du leerlingen met dezelfd s verdeeld in tweetallen e en drietallen. 4. Geef elk tweetal en drietal de benodigde materialen. Ze voeren experiment van opdr het aan hen toegewez achtkaart 1a of 1b uit en . Begeleid de leerlinge experimenten. Doe ev n tijdens het uitvoere entueel enkele stapp n van de en vo or. aan het andere twee-o De leerlingen mogen f drietal dat hetzelfde ook advies vragen experiment uitvoert. 5. Laat de leerlingen na het uitvoeren van de experimenten weer plaatsnemen. Daar wi in de oorspronkelijke sselen ze de informati groep e uit die ze hebben op Ze vullen de nog ontb gedaan bij de experim rekende informatie op enten. opdrachtkaart 1a en 1b in. 6. Bespreek de experim enten klassikaal na. Ste l daarbij onder andere - Vond je het moeilijk de volgende vragen: om de injectiespuiten m et elkaar te verbinden Waar moest je op lette met een stukje slang? n toen je het slangetje om de injectiespuiten - Wat kon je met de zu deed? iger van de injectiesp uit doen? Hoever kon - Hoe kon je de meeste je de zuiger indrukken kracht uitoefenen? M ? et lucht of met water? - De lucht of het wate r werd geperst. Wat ge beurde er toen met de - Je hebt nu geoefend zuiger van de andere met pneumatiek en hy spuit? drauliek. Pneumatiek Hoe werkt hydrauliek? we rkt met luchtdruk. (met water) 7. Vraag de leerlinge n waar je hydrauliek vo or zou kunnen gebruik waar de leerlingen vo en. Deel kopieerblad orbeelden van hydrau 03 uit lische toepassingen ku Andere toepassingen nnen zien. zijn: brug, vuilniswagen , bulldozer.

Water - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2a

ond Ontdek en

2


LEERKRACHTENKAA

RT 2b

r e t a W : a them De kracht van wate

k

a werp en ma On1.tLa

r

at de leerlingen in tw 2 eetallen een ontwerp voor de hydraulische Ze gebruiken hiervoo br ug r opdrachtkaart 2. Da maken. arop is te zien en te lez brug gemaakt kan wo en hoe een hydraulis rden. De leerlingen m che ogen afwijken van dit Ze kunnen bijvoorbe voorbeeldontwerp. eld meerdere spuiten gebruiken of een ande re vorm van het brug dek. 2. Begeleid de tweeta llen op verzoek tijden s he t maken van de brug als de volgende: gen. Stel daarbij vrag en - Zijn de spuiten op de juiste manier met elk aar verbonden? - Hoe hebben jullie he t scharnier van de br ug gemaakt? Werkt he - Kun je genoeg krac t goed? ht uitoefenen om de brug omhoog te bewe Hoe beweegt de brug ge n? omhoog? - Is deze brug hydrau lisch? Waarom?

n!

ie La1.aHet maar z

rinner de leerlingen 2+K aan de brief van het ministerie van OCW. hydraulische brug zij De modellen van de n nu klaar. Leg uit da t het voor het ministe de bruggen gemaakt rie handig is om te we zijn en hoe de brugge ten hoe n werken. Vertel de lee toelichting gaan schr rlingen dat ze daarom ijven over hun brug. een Ze maken daarbij ge opdrachtkaart 3. bruik van het schrijfk ader op

3. Laat de leerlingen reflecteren op hun br uggen en de toelichtin brug? Zijn er punten g. Zijn ze tevreden ov die ze nog willen aanp er de assen? Laat de leerlin toelichting lezen. Vind gen van een tweetal en ze de toelichting elkaars van de ander duidelijk ? Is er niets vergeten ? 4. Blik vervolgens sam en met de leerlingen terug op de oorspronk hydraulische brug on elijke opdracht: een twerpen voor de were ldtentoonstelling. La bepalen welke modell at de leerlingen geza en naar het ministerie menlijk gestuurd worden. De worden meegestuur betreffende toelichtin d. Vertel dat u de mod gen ell en en de toelichtinge ministerie zult opstu n per post naar het ren. 5. Laat op een later m oment weten dat de minister positief heef van de hydraulische t gereageerd op de brug.

modellen

Tips - Deze les kan een aa nleiding zijn om in de buurt van de school hydraulische brug of (wanneer dit mogeli andere hydraulische jk is) een toepassingen te gaan - U kunt de leerlinge bekijken. n een maquette laten maken met hun hydr aulische brug erin ve rwerkt.

Water - groep 7/8 - LEERKRACHTENKAART 2b

2. Iedere leerling schr ijft een eigen toelich ting. De leerlingen va elkaar overleggen. n een tweetal mogen met

3


BIJLAGE 1

ek o z r e d n ek en o

ontd

Demonstratiemod

el werking pneuma tiek

Het volgende dem onstratiemodel maa kt de werking van pneumatiek duidel ijk. Maak het model va n twee ronde plast ic flessen (de een iets dikker dan de ander), een ballon en een luchtbedpom p.

1. Knip of snijd bei de flessen op 7 cm van onderen door. Maa k de snijranden gla d met schuurpapier.

2. Maak in de dunst e fles zo laag mog elijk (bij de bodem) een rond gat waar de slang van de pomp door kan.

4. Doe de dikste fle sbodem omgekee rd over de dunste. Als u de ballon opblaast, w ordt de omgekeerde fle sbodem omhoogg etild. 5. Leg een voorwer p (bijvoorbeeld ee n stapeltje schriften ) op de omgekeerd e bodem en til dit op .

Water - groep7/8 -BIJLAGE 1

3. Steek de slang d oor de opening en schuif de ballon op het ui teinde van de slan g.

4


KOPIEERBLAD 1

! s o l r a a barst m Brief Beste leerlingen, Elke paar jaar wordt er ergens in de wereld ee n wereldtentoonstellin gehouden: de Expo. W g ereldtentoonstellinge n zijn grote internationa tentoonstellingen. Ze le worden sinds 1851 in verschillende landen gehouden. Het land w aar de wereldtentoon stelling wordt gehoud kan dan laten zien ho en, e goed het is. Op econ omisch, sociaal, cultu en technisch gebied. reel Vaak blijft er een gebo uw of kunstwerk over een wereldtentoonst van elling. Voorbeelden zi jn de Eiffeltoren in Pa het Atomium in Brusse rij s en l.

We willen graag versch illende ontwerpen vo or een hydraulische br hebben. De beste daar ug van sturen we naar BI E. Daarom nodigen we leerlingen van de groe alle pen 7 en 8 uit om een model te maken van hydraulische brug. De een hele brug of een deel van de brug moet hy lisch omhoog gebrac drauht kunnen worden. W e hebben jullie hulp ha nodig! Doen jullie mee rd ? Stuur je model – met een goede uitleg erbi dan zo snel mogelijk j– naar het ministerie va n OCW. Met vriendelijke groe ten,

De minister en medewerkers van het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap 1

Bureau International

des Expositions

Het Atomium

Water - groep7/8 -KOPIEERBLAD 1

Voor de komende jare n staat al vast welke la nden de wereldtento stelling mogen organi onseren. Maar Nederland wil ook weer eens aa beurt komen. Daarvoo n de r moet er een ontwer p ingediend worden BIE1. Dat is het bureau bij dat de Expo's organise ert. Omdat Nederland een waterland is, ligt het voor de hand een brug te maken. We de aan een hydraulische nken brug. Daar zijn we in Nederland technisch ver mee. heel

De Eiffeltoren

5


OPDRACHTKAART 1

a

ek o z r e d n ek en o

ontd

Experimenten pne u Experiment 1: bo

matiek en hydrauli

ek

eken optillen

1. Neem een ballon en een plastic slan getje. 2. Doe het slangetje in de opening van de ballon. 3. Maak de openin g met plakband lu chtdicht. 4. Leg een boek op de ballon. 5. Blaas de ballon ee n beetje op (niet la ten knappen). 6. Leg er telkens ee n boek bij. 7. Als de ballon ge knapt is, weeg je de stapel boeken. Wij hebben ........ gr am boeken opgetil d. Experiment 2: luch t 1. Neem een inject iespuit van 10 ml. 2. Trek de zuiger ui t tot de zuiger bij 6 ml staat. 3. Sluit de opening af met je duim. 4. Hoever kun je m et je andere hand de zuiger indrukken zonder je duim weg te hale n? ........ ml.

Experiment 3: wat er 1. Neem een inject iespuit van 10 ml. 2. Houd de injectie spuit onder water en vul hem met 8 ml water. 3. Druk de zuiger in tot die bij 6 ml. Staa t, zodat alle lucht eruit is. 4. Sluit de opening af met je duim. 5. Hoever kun je m et je andere hand de zuiger indrukken zonder je duim weg te hale n? De zuiger staat op ........ ml.

8 ml

Water - groep7/8 -OPDRACHTKAART 1a

De zuiger staat op

6 ml

6


OPDRACHTKAART 1

b

ek o z r e d n ek en o

ontd

Experimenten pne u

matiek en hydrauli

Experiment 4: acti

ek

e = reactie 1

1. Neem twee inject iespuiten van 10 m l en een plastic slangetje. 2. Druk beide zuiger s voor de helft in (d us tot 5 ml) en verbind ze met het slangetje. 3. Druk nu één van de beide zuigers in tot 2 ml. 4. Wat gebeurt er m et de andere zuiger ? De andere zuiger st aat nu op ........ ml.

5 ml

Experiment 5: acti

e = reactie 2

1. Neem twee inject iespuiten: één van 10 ml en één van 20 ml, en een pl astic slangetje. 2. Druk beide zuiger s voor de helft in en verbind ze met het plastic slangetje. 3. Druk nu de zuiger van de spuit van 10 ml naar 2 m l. 4. Wat gebeurt er m et de andere zuiger ? De andere zuiger st Experiment 6: acti

5 ml

e = reactie 3

1. Neem twee inject iespuiten: één van 10 ml en één van 20 ml, en een pl astic slangetje. 2. Doe in beide spui ten voor de helft w ater. Doe ook water in het sl angetje. Verbind de twee spuiten met het slan getje. 3. Druk nu de zuiger van de spuit van 10 ml naar 2 m l. 4. Wat gebeurt er m et de andere zuiger ? De andere zuiger st

aat nu op ........ ml. 5 ml

Water - groep7/8 -OPDRACHTKAART 1b

aat nu op ........ ml.

7


KOPIEERBLAD 2

ek o z r e d n ek en o

ontd

Toepassingen hydra

uliek

Autobrug

Vuilniswagen

Graafmachine

Water - groep7/8 -KOPIEERBLAD 2

Kiepauto

8


OPDRACHTKAART 2

k a a m n twerp e

on

OPDRACHT

2

g maken

Kijk naar het plaatje hieronder. Daarop zie je een m odel van een hydraulisch e brug.

Lees de toelichting vo

or het maken van de

hydraulische brug:

Toelichting 1 Neem een blok piep schuim of een karton nen doos als oever. 2 Plak daar als brug een stevig stuk karton op. Maak aan de rand vouwsnede, zodat de een brug open kan. 3 Plak een strook piep schuim of een doosje tegen de oever aan. 4 Maak hieraan met tape spuit 1 vast. 5 Maak de verbinding sslang vast. 6 Laat de slang en sp uit 1 vollopen met w ater. 7 Vul spuit 2 met wat er en maak deze aan de slang vast. 8 Nu kun je de brug oppompen.

3

Maak de hydraulisch e brug. Je mag ook ee n iets andere brug m dan op het plaatje. Zo aken rg wel dat de brug oo k echt hydraulisch w erkt.

Water - groep7/8 -OPDRACHTKAART 2

1

Een hydraulische b ru

9


OPDRACHTKAART 3

k a a m n twerp e

on

Een toelichting sch ri

jven

Schrijf een toelicht ing bij het model va n jullie brug. In de to vertel je hoe je de br elichting ug gemaakt hebt en hoe hij werkt. Gebru voor het volgende ik daarschrijfkader.

Een hydraulische b ru

g bouwen

Voor onze brug hebb

Onze brug ziet er nu

aterialen gebruikt:

zo uit:

volgende manier:

We hebben juist dĂ­t ontwerp gemaakt, om dat

Water - groep7/8 -OPDRACHTKAART 3

De brug werkt op de

en we de volgende m

10


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.