Jaarprogramma 2013
december 2012
Postbus 30833, 2500 GV Den Haag
www.platform31.nl
twitter: @platform31
Platform31 is de fusieorganisatie van KEI, Nicis Institute, Nirov en SEV
Jaarprogramma 2013
december 2012
uitgave: Platform31 Den Haag, december 2012 Redactie: Platform31 Postbus 30833, 2500 GV Den Haag www.platform31.nl
Platform31 is de fusieorganisatie van KEI, Nicis Institute, Nirov en SEV
Inhoud Voorwoord 5 1 Inleiding: stad en regio in onzekere tijden
7
2 Goed wonen: uit de systeemcrisis
13
3 Goed werken: de economie van stad en regio
19
4 Goed leven: uitdagingen in het sociale domein
25
5 Ruimte
31
6 Duurzaamheid
37
7 Sturing: naar nieuwe arrangementen
43
Bijlage 1: Platform31 - de hele kennisketen
49
Bijlage 2: Governance Platform31
52
Voorwoord Voor u ligt het eerste jaarprogramma van Platform31. We hebben geprobeerd om goed te luisteren naar onze partners: steden, provincies, woningcorporaties, projectontwikkelaars, advies- en ontwerpbureaus, maatschappelijke organisaties, ministeries en onze contacten in Europa. En we hebben ons georiënteerd op studies en rapporten die belangrijke trends en ontwikkelingen signaleren en die afkomstig zijn van kennisinstellingen in binnen- en buitenland. In dit jaarprogramma geven wij aan wat ons voor ogen staat en wat wij van plan zijn. Wij werken graag vóór, maar vooral ook mèt onze partners. Dat past bij onze ambitie om een organisatie te zijn die verbindt: vraagstukken, partijen en gebieden.
Advies Programmaraad We plaatsen dit jaarprogramma nadrukkelijk in een ontwikkeling. Alom is er een besef dat de samenleving fundamenteel aan het veranderen is. Oude perspectieven, klassieke manieren van probleemoplossing passen daar niet langer bij. Er is grote behoefte aan nieuwe invalshoeken, aan een nieuw begrip van wat er in steden en regio’s gebeurt. Onze Programmaraad heeft ons daar indringend op gewezen. De Programmaraad (zie bijlage2), die het bestuur van Platform31 adviseert over de inhoudelijke koers, heeft zich in november over het conceptjaarprogramma gebogen. −− De Programmaraad moedigt ons aan om creatieve verbindingen te leggen tussen traditionele thema’s en
5
domeinen, en om bij het benoemen van de vraagstukken nadrukkelijk de menselijke schaal in acht te nemen: wat betekenen de vraagstukken voor hoe mensen in Nederland wonen, werken en samenleven? Wat zijn de motieven, drijfveren en idealen op basis waarvan mensen, in hun rol als burger, inwoner, ondernemer en gebruiker, keuzes maken? Het gaat hier om keuzes in de levensloop (en de behoeften die daarbij horen), maar ook om de sociale en de mentale mobiliteit van mensen (naast de fysieke mobiliteit). −− De Programmaraad adviseert ons om beleidsinnovaties en nieuwe arrangementen die zich in de praktijk aan het ontwikkelen zijn, nauwgezet te volgen en de betekenis ervan te duiden. Platform31 moet vooral tegendraads zijn daar waar partijen al te snel terugvallen op traditionele oplossingen en indelingen (zoals sociaal-fysiek-economie) of juist te gemakkelijk meegaan met nieuwe beleidsconcepten (eigen verantwoordelijkheid, civil society, organische gebiedsontwikkeling, enzovoort). In die zin kan ook het nu voorliggende jaarprogramma van Platform31 nog innovatiever (wat betreft de verbindingen) en kritischer. −− Hoewel we bij de totstandkoming van dit jaarprogramma veel partijen hebben gesproken, kan dat in de toekomst nog opener, met actieve gebruikmaking van de kennis in ons netwerk. Nieuwe aanpakken (crowdsourcing?) en vormen van interactie (inzet van sociale media?) kunnen bijdragen aan een spannend programma en om echte innovaties in de praktijk van stad en regio te volgen en te helpen ontstaan. −− De Programmaraad adviseert om in het jaarprogramma 20-30% vrije ruimte te laten, zodat gedurende het jaar op actuele ontwikkelingen en regimeveranderingen ingespeeld kan worden. Dat is verstandig, omdat op tal van terreinen in stad en regio (in het bijzonder vanwege de vier grote decentralisaties van sociaal beleid naar de gemeenten) van turbulente ontwikkelingen sprake is en de nieuwe arrangementen, aanpakken, rolverdelingen en systeeminnovaties volop in ontwikkeling zijn.
Platform31: Jaarplan 2013
Uitnodiging aan onze partners Dit jaarprogramma is een start. Het programma is belangrijk omdat het onze ambitie duidelijk maakt en richting geeft. Maar uiteindelijk gaat het om wat we concreet gaan doen. Steeds blijven we in overleg met onze partners over de vormgeving van onze activiteiten. Wij nodigen onze partners graag uit, maar vragen partijen uitdrukkelijk ook om ons uit te nodigen als het gaat om kennis, inzicht, aanpak, innovatie en professionalisering rond maatschappelijke vraagstukken in stad en regio. Als we krachten bundelen - kennis, kunde, middelen - kunnen we de opgaven in stad en regio aanzienlijk beter aan. Vanaf begin 2013 kunt u Platform31 vinden in ons nieuwe kantoor boven Den Haag Centraal. Wij volgen daar de principes van Het Nieuwe Werken, wat betekent dat wij vooral veel in het land bij onze partners zullen zijn. Ondertussen zijn we druk bezig uit de vier oude fusiepartners een energieke nieuwe eenheid te smeden. In de bijlage treft u een korte beschrijving van onze interne organisatie. En uiteraard zien wij uit naar de komst van Adriaan Visser, de nieuwe algemeen directeur die de kar van Platform31 vanaf 2013 met ons gaat trekken. Mede namens het managementteam van Platform31 (Agaath Grootjans, Jos Koffijberg, Christine Oude Veldhuis, Anne-Jo Visser en Olof van de Wal),
mr. Lex van den Ham algemeen directeur a.i. 6
Den Haag/Rotterdam, november 2012
Platform31: Jaarplan 2013
1 Inleiding: stad en regio in onzekere tijden De vraagstukken voor stad en regio komen voort uit een aantal structurele veranderingen in de Nederlandse samenleving en economie. Die veranderingen zijn groot en dwingen ons vernieuwend te denken, zaken anders aan te pakken en nieuwe coalities te sluiten. De crises zetten letterlijk alles onder druk: van de financiering van publieke en private opgaven tot het vertrouwen in de politiek. Tegelijkertijd leggen ze bloot dat Nederland steeds meer een land wordt van verschillen, waarin blauwdrukken en generieke maatregelen niet meer passen. In deze onzekere omstandigheden ontstaat ruimte om anders te denken en doen. Er zijn tal van initiatieven die duiden op vernieuwing van onze systemen. Platform31 sluit hierop aan als aanjager, begeleider, facilitator en/of verspreider van vernieuwingen. Partijen kunnen bij ons terecht om samen te werken aan nieuwe en duurzame oplossingen. Oplossingen waarin kleinschaligheid, ruimte voor lokale overheden en eigen initiatief van burgers steeds belangrijker worden.
Naar een systeemverandering? Net als andere Europese landen ondergaat Nederland een fundamentele verandering. Wat begon als een crisis in de financiële sector heeft zich ontwikkeld tot een kettingreactie van crises op vele fronten. Door de stagnatie op financieel en economisch gebied staan de vanzelfsprekende geldstromen van vroeger zwaar onder druk. Pu-
7
blieke partijen reageren door te bezuinigingen, private partijen door in te krimpen. De hiermee gepaard gaande ontslagrondes leiden tot het vertrek van kennis en expertise, waardoor talent en ervaring verloren gaan. Over de nationale landsgrenzen wordt gesproken over de crisis van de euro, die ook een machtscrisis lijkt te zijn (wie heeft het uiteindelijk voor het zeggen: ‘Brussel’, Merkel of de nationale regering?). Steeds vaker wordt ook gerefereerd aan een nationale politieke crisis, die zich onder meer uit in de gemiddelde zittingsduur van de laatste regeringen (rond de twee jaar) en in de veelheid van partijen. In samenhang met dit alles kunnen we bovendien regelmatig lezen over een vertrouwenscrisis: tussen financiële instellingen, tussen overheden en individuen, bij bedrijven en consumenten. Het zijn allemaal signalen die duiden op een aanstaande systeemverandering waarvan de uitkomsten nog onbekend zijn. Een verandering die tot veel onzekerheid leidt en de vraag oproept of de bestaande instituties (zoals de lokale representatieve democratie, de woningcorporaties, het bankwezen, de enorm gegroeide onderwijsinstellingen voor MBO en HBO) nog voldoende aanspreken om goed te kunnen functioneren. De veelvuldig gehoorde boodschap dat zij terug moeten naar hun kerntaken toont vooral aan dat hun legitimiteit onder druk staat. Ook is aan de orde of maatschappelijke vraagstukken nog wel effectief kunnen worden opgelost. Het leidt ons tot de vraag of wij in staat zijn de cascade aan crises te duiden, en de verandering die zij aankondigen te signaleren.
Aan de andere kant… Dat brengt ons bij de andere kant van de medaille. Als een crisis een tijd is van creatieve destructie, dan is het niet louter somberheid wat de klok slaat. De inventiviteit waarmee uitdagingen door veel partijen worden op-
Platform31: Jaarplan 2013
gepakt is opmerkelijk, en het optimisme dat daaruit spreekt bemoedigend. De vier organisaties die het akkoord rond Wonen 4.0 sloten, zijn een mooi voorbeeld. Hetzelfde geldt voor de vernieuwende concepten die ontstaan rond wonen en zorg. Ze bieden uitzicht op systeemwijzigingen die ons mogelijk kunnen helpen. Systeemwijzigingen waarbij de nog steeds beschikbare financiële middelen op een andere manier worden gemobiliseerd dan vroeger. Want laten we de zaak niet erger voorspiegelen dan ze is: het geld is door de crisis niet verdwenen, maar moet wel weer gaan stromen. Een tweede relativering is dat voor veel zaken die verloren dreigen te gaan iets anders in de plaats komt. Iets nieuws dat nieuwe kansen biedt. Burgers die zich afkeren van globalisering? Oké, maar daardoor ontstaat ook meer belangstelling voor hun directe omgeving en betrokkenheid bij de eigen stad of streek. De moderne burger die als consument zijn rechten opeist en snelle oplossingen wil? Natuurlijk, maar hij is ook mondiger en ondernemender geworden, wat zich onder meer uit in vernieuwende sociale en kleinschalige economische activiteiten in wijken. Moderne media die het mogelijk maken sneller en gemakkelijker het (maatschappelijk) onbehagen te mobiliseren en uiten? Akkoord, maar diezelfde media bieden onverwachte nieuwe perspectieven, zoals online communities en de snelle verspreiding van innovaties. Traditionele verbanden die uit elkaar vallen? Inderdaad, maar daar komen nieuwe coalities voor in de plaats, coalities die volop gebruik maken van de sociale media en misschien geen lang leven beschoren zijn, maar wel duiden op een nieuw soort publieke betrokkenheid. En zo zijn er meer voorbeelden te noemen.
Een grote kennisvraag 8
Onbehagen en optimisme dus. Vast staat dat er sprake is van grote veranderingen in rollen en verwachtingen, van verschuivingen van publieke taak naar private verantwoordelijkheid en van verworven recht naar meer onzekerheid (zie de discussies over de pensioenen, zorg, waterveiligheid en verantwoordelijkheid voor het leefklimaat). Die veranderingen zijn uitdrukkelijk te vinden in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte II, vergezeld van een ongekend grote bezuinigingsopdracht. De veranderingen vinden ook plaats binnen en tussen de verschillende overheidslagen. De decentralisatie van overheidstaken leidt tot een verschuiving van verantwoordelijkheden en bevoegdheden (in het ruimtelijke en het sociale domein). Gemeenten komen steeds meer in zicht als de eerste overheid. Het is in de steden waar het meeste geld wordt verdiend en het economisch herstel kan inzetten, maar waar zich in sommige buurten en wijken ook de grootste sociale problemen opeenstapelen. En het is op het platteland waar de demografische transitie tot nog ongekende problemen leidt als leegloop, waardeverlies en uiteenvallen van gemeenschappen. Nu de gemeenten in toenemende mate aan zet zijn, ontstaan nieuwe kansen om maatschappelijke vraagstukken – van werkgelegenheid tot wonen, zorg, (samen)leven, onderwijs en mobiliteit – in hun onderlinge samenhang aan te pakken. Niet voor niets vragen steden en gemeenten hiervoor de ruimte: geen decentralisatie met dichtgeregelde voorwaarden en protocollen, maar handelingsvrijheid om vraagstukken op een nieuwe en creatieve manier aan te pakken. Een soort ‘New Deal’ om een systeemdoorbraak te bewerkstelligen of forceren. Een deal waarbij steden c.q. gemeenten een sterkere regierol op zich nemen op belangrijke gebieden als economie, arbeidsparticipatie, (jeugd)zorg, gezondheid en woningbouw. En waarin ze gewoon praktisch aan de slag gaan, in een goede samenwerking op regionaal niveau, zonder dat dit meteen wordt vervat in overambitieuze en tegelijkertijd verstikkende nieuwe structuren. De taak- en rolveranderingen en de uitdagingen van deze tijd hebben één ding gemeen: ze leiden bij alle partijen die ermee te maken hebben tot grote kennisvragen. Het moet anders, maar hoe? Wat weten we al? Hoe pakken ze het buiten Nederland aan? Wie heeft de goede ideeën? Van welke inspirerende (nationale en internationale) voorbeelden kunnen we iets leren? Waar kunnen we al mee aan de slag? Wie hebben we nodig? Wat kan ik zelf doen om het verschil te gaan maken? Wat werkt en wat werkt niet? Het zijn vragen naar kennis en kunde en het is bij al deze vragen dat Platform31 om de hoek komt kijken.
Platform31: Jaarplan 2013
De focus van Platform31 Platform31 is een nieuwe organisatie die maatschappelijke vraagstukken in stad en regio helpt op te lossen door partijen en kennisdomeinen die daar cruciaal voor zijn te verbinden. Wij nodigen onze partners daar graag toe uit, maar het initiatief kan uiteraard net zo goed andersom liggen. Het platform is in 2012 ontstaan door een fusie van vier kennisinstellingen in het domein van stad en regio: KEI, Nicis Institute, Nirov en SEV. In de nieuwe bundeling legt Platform31 de kennis en kunde bloot van de publieke en private partijen waarmee het samenwerkt en voor wie het opdrachten verricht. Samen met hen bepalen wij onze thema’s en activiteiten, in de wetenschap dat we zo steeds de meest actuele en urgente thema’s bij de horens vatten. Het platform ontwikkelt zelf kennis en kunde, haalt deze op uit het veld en maakt ze bruikbaar, door de inzet van onderzoeken, experimenten, netwerken en professionalisering. Ook vormt het allianties met andere (kennis)instellingen om hun kennis beter te laten landen in politiek, bestuur en samenleving. Nationaal, maar ook Europees. Platform31 richt zich in het bijzonder op de maatschappelijke vraagstukken in het economische, het sociale en het woondomein. Goed wonen, goed werken en goed leven in stad en regio: die uitkomsten staan ons voor ogen, daaraan willen wij bijdragen. Maar de kracht ligt vooral ook in de verbinding van deze domeinen. De programma’s rond bijvoorbeeld krimp en de wijkaanpak laten zien dat Platform31 in staat is om, samen met de partijen met en voor wie ze werkt, de maatschappelijke vraagstukken van deze tijd in hun onderlinge samenhang aan te pakken. Zodat een creatief antwoord op bijvoorbeeld het verlies aan voorzieningen in een krimpgebied ook bijdraagt aan het behoud van vastgoedwaarde en versterking van de gemeenschapszin. Of een klusproject voor jongeren in een wijk dat hun kansen op de arbeidsmarkt vergroot en tegelijkertijd de jeugdoverlast terugdringt en bijdraagt aan het langer zelfstandig wonen van de ouderen in de wijk.
9
Platform31 vliegt het denken over de drie domeinen en hun verbinding altijd aan vanuit een ruimtelijk, duurzaamheids- en sturingsperspectief. Deze indeling in domeinen en perspectieven is deels historisch bepaald en zoals iedere indeling arbitrair en onvolmaakt, maar ze zorgt als kapstok wel voor focus in onze projecten en activiteiten.
Platform31: Jaarplan 2013
De positionering van Platform31 Platform31 neemt een bijzondere positie in. Hoewel we nauw verbonden zijn aan praktijk, politiek en wetenschap horen we niet bij een van deze drie: we verbinden ze. Als hybride organisatie zoeken we publieke en private financiering voor onze programma’s en nemen we opdrachten aan, eveneens van publieke en private partijen. We nodigen partners – in eigen projecten of in opdracht – uit in wat wij een third space noemen: een onafhankelijke, neutrale ruimte waar (belangen)partijen elkaar ontmoeten en samenwerken en waar nieuwe ideeën ontstaan en kunnen worden verspreid. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) constateerde al in 2008 in zijn rapport ‘Innovatie vernieuwd. Opening in viervoud’ dat third spaces bij uitstek de plekken zijn waar innovaties ontstaan. Dat is de rol die ook Platform31 wil vervullen. Zonder winstoogmerk en vanuit een ‘meervoudige partijdigheid’ verbindt het partijen met het oog op innovatie, door aan te jagen, te bemiddelen en te conceptualiseren. En door daarin altijd een kritisch duidende rol te vervullen. Als onafhankelijke derde kan het daarbij openingen tot stand brengen: −− voor samenwerking: door het ontbreken van een duidelijk eigenbelang kan Platform31 zich concentreren op het proces en daarin bouwen aan vertrouwen, complementariteit en gelijkheid tussen partijen; −− voor extern gericht werken: Platform31 zoekt nieuwe verbindingen en ideeën en kan daarbij grenzen overschrijden (publiek-privaat, nationaal-internationaal); −− voor ideeën: Platform31 biedt een bonus aan het werken aan ondernemende en kansrijke nieuwe ideeën; omdat het gevestigde belangen doorbreekt, kan het ook ‘onbelast’ pleiten voor het doen landen van ideeën in wet- en regelgeving (op lokaal, nationaal en Europees niveau); −− voor verrassing: door te kunnen experimenteren is er ruimte voor falen en kunnen veel meer potentiële oplossingen worden beproefd. 10
Praktijk
Politiek
Platform31: Jaarplan 2013
Wetenschap
Innovatie: van idee tot algemeen gebruik Elke innovatie start met een idee, dat vervolgens wordt uitgewerkt en beproefd, om daarna – bij gebleken succes – verder te worden verspreid. Platform31 besteedt aandacht aan het hele groeiproces (van ontwikkeling tot verspreiding), omdat innovaties anders onvoldoende kans maken te landen in de samenleving. Alle stappen in dat proces zijn in onze organisatie ondergebracht: ontwikkeling van ideeën, onderzoek, experimenteren, leren, zorgen voor voldoende schaal en het verspreiden van innovatie. Verbinden is bij dit alles een sleutelwoord. Het gaat dan om het verbinden van: −− inhoud (domeinen en perspectieven); −− mensen en partijen (publiek en privaat, regio’s, lokaal, nationaal en internationaal); −− praktijk en onderzoek (ervaringskennis, best practices en wetenschappelijk inzicht); −− de volledige kennisketen: onderzoek, experimenten, kennisveredeling, verspreiding en toepassing (training); −− koplopers en peloton.
11
Leeswijzer In dit jaarplan beschrijven wij voor onze zes domeinen en perspectieven de ontwikkelingen, de urgente vraagstukken en opgaven, en de bijdragen die wij als Platform 31 willen leveren om in 2013 en 2014 het verschil te maken. Eerst behandelen we de domeinen, daarna de perspectieven van waaruit we deze benaderen. Aan het eind van ieder hoofdstuk vindt u een kort overzicht van enkele concrete activiteiten c.q. projecten die we in het betreffende domein of perspectief ondernemen. Voor een volledig beeld verwijzen we naar het afzonderlijke Activiteitenoverzicht. Bij hoofdstukken worden gelardeerd met korte kaderteksten van medewerkers van Platform31, waarin zij vertellen over lopende of net afgeronde projecten waar ze trots op zijn en die vaak de kracht van verbinding duidelijk maken.
Platform31: Jaarplan 2013
2 Goed wonen: uit de systeemcrisis In het woondomein is er in Nederland sprake van een systeemcrisis. De woningmarkt is nagenoeg vastgelopen, de bouwproductie is historisch laag en de financiering ervan verloopt steeds moeizamer. De stijgende energielasten drukken des te zwaarder nu blijkt dat een groot deel van de Nederlandse woningvoorraad energetisch gezien onder de maat is en de energieprijzen blijven stijgen. De aanstaande scheiding van wonen en zorg in de AWBZ roept nieuwe vragen op over de manier waarop mensen met een grote zorgbehoefte langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Het is de vraag of in deze systeemcrisis het goed wonen voor iedereen nog wel haalbaar is. Er zullen grote veranderingen nodig zijn, waarvan er een aantal al in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte II zijn aangekondigd. Zij zullen de komende jaren ongetwijfeld leiden tot intensieve politieke discussies. Platform31 kan de discussie ondersteunen in zijn netwerken, voeden vanuit onderzoek en experimenten, en professionals helpen mogelijke oplossingen in hun eigen praktijk toe te passen.
Doorstroming en nieuw woningaanbod Met een nagenoeg vastzittende woningmarkt is het altijd prettig om te merken dat praktijkexperimenten er wel degelijk beweging in kunnen brengen. In het experiment ‘Verlengde verhuisketens’ kregen ouderen die een grote (eengezins) huurwoning achterlieten een financiële bijdrage als zij met voorrang naar een kleinere huurwoning verhuisden. Corporaties uit onder meer Apeldoorn, Leiden en omgeving en de Betuwe
13
werkten mee. In een tijd waar nauwelijks iemand verhuist, bleek de prijsprikkel te werken. De verhuizing uit een grote woning bracht een hele verhuisketen op gang. Niet alleen voor een nieuw gezin, maar ook voor een starter aan het begin van de verhuisketen. In sommige gebieden werkte het experiment zo goed, dat er onvoldoende aanbod van ouderenhuisvesting aanwezig was. In het experiment ‘Wonen buiten kantoortijd’ gingen Studentenstichtingen aan de slag met aannemers om in leegstaande kantoren tijdelijke studentenkamers te realiseren. Dat gebeurde onder meer in Utrecht en Amsterdam, met zelfwerkzaamheid van studenten en met steun van gemeenten en provincies. We hadden niet verwacht dat het mogelijk was om op deze manier en in vijf jaar tijd rendabele studentenhuisvesting te realiseren. De ervaringen die we op vier plekken in het land opdeden, hebben we vastgelegd in een Handleiding Wonen buiten kantoortijd. Het is goed om te merken dat je kennis ontwikkelt waar professionals en bestuurders op zitten te wachten. De handleiding was met ruim 2500 downloads een ware downloadhit! Anne-Jo Visser en Marrit van der Schaar
Niet conjunctureel maar structureel De ontwikkeling van de Nederlandse woningvoorraad stagneert doordat de potentieel nog altijd grote vraag zich momenteel door allerlei omstandigheden niet manifesteert. De verkoop van bestaande en nieuwe woningen verloopt daardoor moeizaam. De bouwproductie is gehalveerd en ook de bouwprognoses zijn ronduit somber. Architectenbureaus, ontwikkelaars en bouwbedrijven gaan failliet. Woningcorporaties beperken zich tot hun kerntaken en houden de hand op de knip. Financiers van vastgoed zijn voorzichtig. Tegelijkertijd is het vertrouwen in de woningcorporaties als hoeder van de positie van de minst redzamen op de woningmarkt
Platform31: Jaarplan 2013
laag. Het legitimiteitsvraagstuk wil maar niet worden opgelost; affaires die te maken hebben met zelfoverschatting en slecht management ondermijnen de goodwill die het werk van corporaties in het algemeen nog steeds opwekt. Het regeerakkoord kondigt nu aan dat corporaties ‘weer dienstbaar moeten worden aan het publiek belang in hun werkgebied’, op de schaal van de regionale woningmarkt en onder aansturing van gemeenten. Ook houdt de verduurzaming van de gebouwde omgeving geen gelijke tred met bijvoorbeeld die van vervoer en industrie en loopt Nederland achter op vergelijkbare EU-lidstaten. De toon in zowel het politieke, het wetenschappelijke als het praktijkdebat krijgt steeds meer die van urgentie. Het is niet overdreven om van een systeemcrisis te spreken. De oorzaken van deze verschijnselen gaan dieper dan de conjuncturele effecten van de economische en eurocrisis. Ze hebben een veel structureler karakter en zijn daardoor niet binnen de bestaande kaders op te lossen.
Opgaven 1
Doorbreken stagnatie woningbouw. De enorme teruggang in de bouwproductie heeft meer oorzaken dan alleen het (al dan niet tijdelijke) gebrek aan vraag op de woningmarkt. Ook de financiering van investeringen in vastgoed (zowel in de woon- als utiliteitssector) blijkt steeds moeilijker tot stand te komen. Door de aangescherpte normen en het strengere toezicht stellen banken zich terughoudend op bij de hypothecaire financiering van koopwoningen en de niet door het WSW (Waarborgfonds Sociale Woningbouw) geborgde financiering van nieuwbouwprojecten van woningverhuurders (corporaties en private beleggers). De heffing op extra huurinkomsten die in het
14
regeerakkoord is aangekondigd kan het investerend vermogen van bepaalde categorieĂŤn woningcorporaties danig beperken. Door de teruglopende publieke budgetten is er van de overheid steeds minder te verwachten. Hoe houden we vastgoedinvesteringen in wonen en zorg financierbaar? Welke nieuwe geldstromen kunnen daarvoor worden gemobiliseerd? 2
Nieuwe marktevenwichten. Ondanks het stagneren van de bouw komt de Nederlandse woningmarkt, over een langere periode bezien, langzaam maar zeker in evenwicht. Er staat nog steeds stevige druk op de Randstad, maar in de grensgebieden gaat het aantal huishoudens dalen. Gewend als we zijn aan een markt die tegen een (statistisch) woningtekort opbouwt, zien we het aantal toevoegingen als percentage van de totale woningvoorraad dalen van 3% in de jaren tachtig naar 2% in de jaren negentig, 1% in de jaren nul en minder dan een half procent nu. Woningzoekenden hebben in meer ontspannen gebieden echt een keuze en niet alles wat wordt gebouwd of te koop gezet, wordt automatisch afgenomen. Ons hele instrumentarium op het gebied van wonen is echter gebouwd op het bestrijden van schaarste en voorkomen van de negatieve effecten daarvan op prijzen, kwaliteit en ruimte. Hoe gaan we om met een situatie waarin van schaarste geen sprake is en hoe dempen we de negatieve effecten die daarvan uit kunnen gaan op het functioneren van onze economie en de leefbaarheid van wijken?
3
Greep houden op de voorraad en woonomgeving. Na de Tweede Wereldoorlog was minder dan 30% van onze woningvoorraad eigendom van de bewoner zelf. Op dit moment is dat ruim 60% en ondanks de problemen op de woningmarkt valt te verwachten dat de voorraad binnen tien jaar nog maar voor 30% uit huurwoningen bestaat. Particulieren maken andere keuzes bij het beheer van hun woning dan partijen met een lange termijn strategie voor hun vastgoedportefeuille. De negatieve effecten daarvan op de kwaliteit van stad en regio zijn in zwakkere markten als Parkstad Limburg, Oost-Groningen en Rotterdam-Zuid al voelbaar en zichtbaar. Hier bestaat het risico van
Platform31: Jaarplan 2013
een negatieve spiraal. Hoe houden we greep op de voorraad en woonomgeving en het beheer daarvan? Met zes woningcorporaties om de tafel zitten om de problemen op de Amsterdamse woningmarkt op te lossen, gaat nog wel; met 200.000 al dan niet in VVE-verband georganiseerde eigenaar-bewoners lukt dat echt niet. Hoe kunnen we processen van beheer en onderhoud nog (enigszins) sturen? Welke kansen zijn er voor ontwikkelend beheer en een meer organische ontwikkeling van de woonomgeving? 4
Zorgen voor voldoende (energetische) kwaliteit. De Nederlandse woningvoorraad is voor een groot deel in de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen. De toen gebouwde woningen worden de komende jaren ouder dan vijftig jaar. Kwalitatief bestaan er grote verschillen tussen de verschillende series die in Nederland zijn gebouwd. Eén ding hebben ze echter gemeen. Energetisch presteren de woningen buitengewoon slecht. De effecten daarvan op de woonlasten nemen al jaren snel toe. Het moment waarop de energielasten de kosten van huur of hypotheek overtreffen, is voor sommige woningen al gepasseerd en zal voor een steeds groter deel van de woningvoorraad aanbreken. Hoe houden we de totale woonlasten in toom? Hoe zorgen we voor een verduurzaming van de voorraad, zodanig dat ook de economie daarvan profiteert (bijvoorbeeld door een toename van de werkgelegenheid in de bouw)? Welke financiële arrangementen kunnen een massale energiebesparing door huishoudens mogelijk maken?
Kennisvragen Bovengenoemde opgaven brengen tal van kennisvragen met zich mee. Platform 31 speelt daar nu al via tal van projecten, met vele samenwerkingspartners, op in. Wij zijn betrokken bij experimenten en pilotprojecten op het
15
gebied van het omgaan met krimp. We werken aan de contouren van een nieuwe uitnodigende planologie, die in een situatie van marktevenwicht voldoende ruimte laat voor nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld via flexibele bestemmingsplannen). Via netwerken, experimenten, allianties en ons opleidingsaanbod kunnen we helpen bij het operationaliseren van Wonen 4.0. Om greep te houden op de voorraad, ondersteunen we partijen in de markt met onderzoek, experimenten en netwerken om de problemen aan de onderkant van de koopsector aan te pakken. We zoeken naar nieuwe arrangementen voor de corporatiesector (bijvoorbeeld via coöperaties, prestatiesturing en aanspreekbare commissarissen) en kunnen een follow up geven aan de aanstaande parlementaire enquête over de corporaties. Met het programma Energiesprong bevorderen we het verduurzamen van woning, kantoor, winkel en omgeving en het versterken van het conceptueel bouwen en de ketensamenwerking. En om de zelfredzaamheid en integratie in wijken te behouden, werken we onder meer aan een actieprogramma ouderenhuisvesting, met aandacht voor zaken als woonservicezones en de huisvesting van dementerenden. Van zeker twee initiatieven verwachten wij dat er echt sprake kan zijn van een systeemdoorbraak. −− Nieuwe arrangementen wonen, zorg en pensioenen. De domeinen van wonen, zorg en pensioenen raken elkaar steeds sterker. Op systeemniveau gaat de scheiding van wonen en zorg in de AWBZ nieuwe vragen oproepen over de verantwoordelijkheid voor investeringen in woonzorgvoorzieningen en de betaalbaarheid van onze wensen op het gebied van wonen, zorg en besteedbaar inkomen in de laatste levensfase. Die betaalbaarheid staat door de stijgende kosten onder druk, en daarmee ook de solidariteitsarrangementen tussen jong en oud en tussen ziek en gezond. Samen met verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen en woningcorporaties zoeken we naar nieuwe instrumenten en arrangementen die wel houdbaar zijn; vaak dichter bij huis in nieuwe netwerken, met de grote
Platform31: Jaarplan 2013
instituties eerder in een ondersteunende rol voor lokale initiatieven dan in een bepalende rol. Daarbij staan de traditionele grenzen tussen de drie domeinen ter discussie. −− Combineren energie- en woonlasten. De gemeenten uit de G32 zoeken samen met Platform31 naar een aanpak waarin de eindgebruiker te maken krijgt met één rekening voor de kosten van de woning en daarin gebruikte energie. Aanleiding is dat de energiekosten steeds bepalender worden voor de woonquote van huurders en woningeigenaren. Die toenemende kosten kunnen echter ook juist als middel worden gebruikt om investeringen te plegen die de ongewenste effecten van fossiele brandstofprijsstijgingen teniet doen. We zoeken naar slimme investeringen die tegelijkertijd kunnen bijdragen aan aantrekkelijker wijken, de werkgelegenheid in de bouwsector, de volksgezondheid (door betere binnenmilieus), het terugdringen van de kosten van minimabeleid en schuldsanering en energiezuiniger gedrag van bewoners. In vier fysieke projecten willen we de belemmeringen op weg naar beheersbare woonkosten opsporen en opruimen. In deze projecten worden de woningen op een dusdanig niveau gebracht dat het sturen op woonlasten daadwerkelijk gerealiseerd kan worden.
Handreiking herprogrammering woningbouw Veel gemeenten worden geconfronteerd met grote problemen rond hun gebieds- en locatieontwikkeling. De inkomsten uit het actieve grondbeleid zijn teruggelopen, er moeten grote verliezen genomen worden in het grondbedrijf. Investeringen in infrastructuur, voorzieningen, openbaar groen, de binnenstad, stadsvernieuwing, krachtwijken e.d. komen daardoor in het gedrang. Platform31 heeft in opdracht van en samen 16
met de G32-steden een handreiking opgesteld, waarin we aangegeven op welke wijze het roer om moet en kan. We beschrijven daarin de ontwikkelingen, de kansrijke interventies en de nieuwe rol van partijen om de woningprogrammering en gebiedsontwikkeling weer op gang te krijgen. Met behulp van het Kadaster hebben we in kaart gebracht welke (theoretisch) financieel risico de G32-steden lopen als aangekochte, nog niet-ontwikkelde gronden nooit meer tot ontwikkeling komen. De handreiking is actief verspreid en besproken en heeft inmiddels een vervolg gekregen in een leergroep die we samen met de G32 en het ministerie van BZK hebben opgezet. Daaraan nemen inmiddels twintig steden en BZK deel. De toepassing en doorontwikkeling van de handreiking in de dagelijkse praktijk van de steden staat hierin centraal. We zoeken naar manieren waarop steden samen met lokale partners (marktpartijen, corporaties) kunnen werken aan het terugbrengen van hun plancapaciteit en aan het creëren van nieuwe kaders en kansen gericht op het versterken van de stedelijke ontwikkeling. Steden, BZK en Platform31 werken hierbij samen volgens het principe ‘leren van elkaar – verdiepen op gedeelde vraagstukken – inspelen op de actualiteit’. Het is geweldig om te zien dat de leergroep intussen is uitgegroeid tot een inspirerende vakgemeenschap waarin deelnemers elkaar – ook buiten de bijeenkomsten – voeden met concrete ervaringen en slimme aanpakken. Koos van Dijken en Henk-Jan Bierling
Platform31: Jaarplan 2013
Activiteiten van Platform31 in 2013 op het gebied van wonen – een selectie Experimenten rondom wonen van dementerende ouderen
Onderzoeken dynamiek huishoudens en woonmilieus, sociale stijging en wat bewoners zelf kunnen
Tweede fase pilots in krimp- en anticipeergebieden: hoe om te gaan met investeringen in wonen bij bevolkingsafname
G32 werkgroepen
Kenniskring particuliere woningverbetering; onderzoek kwaliteit particuliere woningvoorraad
Cursus volkshuisvesting
Leergroep Herprogrammering
17
Platform31: Jaarplan 2013
3 Goed werken: de economie van stad en regio Nederland blijft stijgen op de mondiale concurrentie-index van het World Economic Forum (naar plaats 5 in 2012). Dat mag geen reden zijn tevreden achterover te leunen. De sterke positie kan in gevaar komen door onder meer het gebrek aan agglomeratiekracht van de Nederlandse regio’s, de toenemende mismatch op de arbeidsmarkt en het overaanbod aan vastgoed en werklocaties. Steeds duidelijker wordt dat economisch beleid meer is dan het stimuleren van topsectoren. Economische ontwikkelingen concentreren zich in steden en regio’s. Daar zijn agglomeratievoordelen te behalen door de bundeling of nabijheid van arbeid, toeleveranciers en kennis. Daar kan ook de zo belangrijke participatie in de arbeidsmarkt van kwetsbare groepen worden gestimuleerd. Platform31 wil bijdragen aan het versterken van de concurrentiepositie van steden en regio’s. Op de grote schaal, ook Europees, zoeken wij met onze partners naar de mogelijkheden van smart specialisation. Op de kleine schaal gaan we aan de slag met de potenties van de wijkeconomie nieuwe stijl.
Globalisering en stedelijke arbeidsmarkten Soms werken wij aan projecten die niet zoveel publiciteit halen, maar die wel impact hebben. Daarom ben ik bijvoorbeeld content met het onderzoek ‘Globalisering en stedelijke arbeidsmarkten’ onder leiding van
19
hoogleraar Henri de Groot van de Vrije Universiteit. In dit project wordt niet alleen samengewerkt met belangrijke kennis- en dataorganisaties als het CBS en CPB, maar het onderzoek wordt ook gebruikt voor de economische verkenningen van Rotterdam en Amsterdam. Deze verkenningen laten zien dat juist nu een goede economische analyse nodig is als basis voor lokaal en regionaal economisch beleid. Ik ben er trots op dat dit mede mogelijk is gemaakt door Platform31. We hebben onderzoek in gang gezet waar partners enthousiast over zijn en waar ze echt iets aan hebben. Een deel van ons economische onderzoek wordt gebruikt in vernieuwende studies zoals het Stad en Land-rapport van het CPB uit 2010. De auteurs bevelen aan dat de financiering van lagere overheden een grondslag krijgt in grondprijsverschillen, omdat deze een weergave zijn van het gebruikersvoordeel van lokale publieke voorzieningen: ‘wie geniet, betaalt’. Cees-Jan Pen
De tekortschietende concurrentiekracht van steden en regio’s Uit allerlei studies (Centraal Planbureau, Planbureau voor de Leefomgeving, Atlas Nederlandse Gemeenten) blijkt dat de regionale economische verschillen in Nederland gaan toenemen en dat juist deze differentiatie een potentiële kracht is. Differentiatie biedt immers de mogelijkheid van regionale specialisatie: door specialisatie ontstaan topregio’s waarin topsectoren door bundeling van kennis en arbeid optimaal kunnen gedijen. In Nederland worden de eerste stappen richting topregio’s gezet, maar er is nog veel kopieergedrag: iedere stad en regio heeft haar Health Valley, Brainpark en focus op kenniswerkers en de creatieve industrie. Het ontbreekt nog aan
Platform31: Jaarplan 2013
duidelijke keuzes, selectiviteit en krachtige bestuurlijke arrangementen. Die keuzes en nieuwe arrangementen zijn hard nodig. De in het kader van het European Metropolitan network Institute ontwikkelde Europese kennis- en onderzoeksagenda ‘Economic Vitality: towards smart specialisation’ onderbouwt deze noodzaak. Een noodzaak die ook in ons land evident aanwezig is. Het Planbureau voor de Leefomgeving vergeleek in 2011 zo’n 250 Europese regio’s. Hieruit bleek dat de Nederlandse regio’s agglomeratie- en daardoor concurrentiekracht missen. Om deze te vergroten, zouden regio’s zich op een slimme manier kunnen specialiseren, maar hoe doe je dat? Hoe kunnen wij in het versnipperde bestuurlijke landschap tot afspraken en samenwerking komen die regio’s krachtiger maken? Wat maakt je echt onderscheidend van andere regio’s, valt er met specialisatie voldoende brood te verdienen en maak je je met specialisatie niet te kwetsbaar? Krachtige steden en regio’s hebben echter meer nodig dan ‘alleen’ gespecialiseerde topsectoren. De arbeidsmarkt zal in de volle breedte gezond moeten zijn. Zonder een goed arbeidspotentieel geen goede economie. Een beroepsbevolking met voldoende kwalificaties, van hoog tot laag, is daarom essentieel om de stedelijke en regionale economie te laten bloeien, maar ook om de stad op sociaal gebied gezond te maken en houden. Sociale problemen hangen vaak nauw samen met het niet participeren op de arbeidsmarkt. Niet voor niets zijn werk en scholing de belangrijkste manieren voor mensen om sociaal te stijgen. Hoe kunnen de nauw met elkaar verbonden uitdagingen op economisch en sociaal gebied hier het best worden verknoopt?
Bedreigingen Bovengenoemde vragen worden extra indringend en urgent doordat steden en regio’s worden geconfronteerd 20
met een aantal bedreigingen. −− Lage economische groei De OECD voorspelt voor de komende vijftien jaar voor Nederland een zeer lage economische groei, mede door de vergrijzing, de kleiner wordende beroepsbevolking en de geringe productiviteitsontwikkeling. Intussen neemt de internationale concurrentiestrijd toe en stokken de traditionele geldstromen. −− Mismatch op de arbeidsmarkt Aan de onderkant van de arbeidsmarkt en ook in hogere segmenten van de arbeidsmarkt neemt de werkloosheid toe. Tegelijkertijd blijven er tekorten in specifieke sectoren en beroepen, en zorgen de vergrijzing en de ontgroening binnen afzienbare tijd voor een structureel tekort aan arbeidskrachten. Door de krimpende beroepsbevolking, de grote omvang van deeltijdarbeid in Nederland, de stagnerende grotere arbeidsparticipatie van vrouwen en de slechts beperkte toename van de arbeidsproductiviteit dreigt de zwakke economische ontwikkeling nog verder te worden afgeknepen. De oplossing moet komen van onder meer een hogere arbeidsparticipatie, méér ondernemerschap, méér innovatiekracht en een betere aansluiting van (beroeps)onderwijs en arbeidsmarkt, en vooral door iets of iemand verantwoordelijk te maken voor een betere regionale werking van de arbeidsmarkt. −− Overaanbod aan vastgoed en werklocaties Het overschot aan kantoren, bedrijventerreinen en winkels is een urgent ruimtelijk-economisch probleem voor steden en regio’s. Wat nodig is, zijn nieuwe financieringsvormen, saneringen, transformaties, tijdelijk gebruik en het herstel van vertrouwen van ondernemers en investeerders in de bedrijfsomgeving van werklocaties.
Platform31: Jaarplan 2013
Kans: wijkeconomie nieuwe stijl (‘bedrijvige wijken’) In de huidige financieel-economische crisis staat het ondernemerschap onder druk. Ondernemingen gaan failliet of krijgen moeilijk financiering. Door de vergrijzende en krimpende (beroeps)bevolking neemt het aantal potentiële ondernemers en bedrijfsopvolgers af. Juist in krimpregio’s is ondernemerschap echter de enige variabele die nog voor economische groei kan zorgen. De wijkeconomie nieuwe stijl biedt in dit opzicht grote kansen. Er is veel kleinschalig, soms marginaal ondernemerschap in onze steden, woonwijken en regio’s. Dit uit zich onder meer in de grote groei van het aantal zzp’ers en het feit dat inmiddels één op de acht Nederlanders zijn geld verdient als ondernemer. Daarmee is Nederland ondernemender dan bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Er ontstaat een nieuw perspectief voor bedrijvige wijken als de traditionele ‘kleine economie’ – midden- en kleinbedrijf, zzp’ers, functiemenging, informele economie - verbonden wordt met de actuele sociale uitdagingen van vernieuwend welzijn, burgermacht, meer zelforganisatie, het beter benutten van de eigen kracht en meer zelfbestuur. Er is een beweging gaande van ondernemers en burgers die op lokaal niveau nieuwe vormen van sociale economie ontwikkelen. Deze civic economy, deels gefaciliteerd door ICT, en gericht op co-productie, duurzaamheid, kleinschaligheid en rechtvaardigheid, ontstaat van onderop en zou wel eens van groot belang kunnen zijn voor nieuwe vormen van ondernemerschap en ‘bedrijvige wijken’. Wijken waarin de verbinding tussen het sociale en economische domein daadwerkelijk en concreet vorm krijgt, en mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt nieuwe kansen krijgen om te participeren. Wijken ook waarin kansen ontstaan voor waardecreatie in vastgoed en nieuwe proposities daartoe aan belanghebbende partijen als bewoners, ondernemers en corporaties, maar ook banken en verzekeraars. Bedrijvige wijken kunnen zo hun eigen bijdrage leveren aan het lostrekken van de nu vastgelopen financieringsstromen.
21
EUKN: ‘making cities smarter’ Vanuit Platform31 voeren we het secretariaat van een Europees stedelijk netwerk: het European Urban Knowledge Network, EUKN. Dit netwerk ondersteunt collega-instituten van Platform31 in andere landen. Via het netwerk wisselen beleidsmakers en praktijkmensen kennis uit en delen ze ervaringen om steden slimmer te maken, leefbaar, economisch veerkrachtig en duurzaam. Ik ben trots op de rol van het netwerk in Europa, op de schat aan kennis die dankzij EUKN beschikbaar is gekomen, op de ondersteuning van de voorzitterschappen. Met steun van ministeries, waaronder BZK, zijn we erin geslaagd kennisvragen op de Europese agenda te plaatsen, bijvoorbeeld over duurzame stedelijke ontwikkeling of multilevel urban governance. Het gaat het om uiteenlopende vraagstukken die Nederlandse steden en regio’s direct raken, zeker ook op economisch gebied. Denk aan de internationalisering van de arbeidsmarkt: kunnen Europese fondsen worden gebruikt om arbeidsmigranten uit Oost-Europa op te vangen? Hoe voorkomen we een ‘brain drain’ van talentvolle jongeren die in hun eigen land geen perspectief hebben? Kunnen nieuwe migratielanden leren van oude fouten? Wat bepaalt de economische vitaliteit van een stedelijke gebied en hoe kan smart specialisation daaraan bijdragen? Deze vragen maken deel uit een Europese kennisagenda waaraan Europese landen met steun van EUKN werken om gemeenschappelijke oplossingen te zoeken. Nu, en tijdens de voorzitterschappen in 2013. En dat is iets waarop we allemaal een beetje trots mogen zijn. Mart Grisel
Platform31: Jaarplan 2013
Rol Platform31 Platform31 wil steden en regio’s ondersteunen bij het bepalen en vormgeven van hun regionaal-economisch beleid. Het gaat dan om het begrijpen van de economische en ruimtelijk-economische dynamiek, het krijgen van inzicht in de arbeidsmarkt en de mogelijkheden die te sturen, het vertalen van trends en economische analyses naar de eigen regio, het bepalen van sterke kanten en het omzetten in aangrijpingspunten voor beleid. Steden en regio’s doen er goed aan zowel met sleutelpartijen in het eigen gebied (met name ondernemers) als met elkaar te overleggen en allianties aan te gaan. Als neutrale, faciliterende partij kan Platform31 hierbij behulpzaam zijn en kennis van zaken inbrengen. Platform31 investeert daarom in onderzoek, gezamenlijke kennisontwikkeling met partners (onderzoekers en praktijkmensen) en experimenten met nieuwe aanpakken. Twee zaken krijgen van ons extra aandacht. −− De binnen- en achterkant van ‘smart specialisation’. Smart specialisation is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Alle steden en regio’s – in Nederland maar ook elders in Europa – worstelen ermee en de kennis is allesbehalve eenduidig. Uit analyses van Philip McCann blijkt dat in de jaren nul de middelgrote steden het in Europa beter deden dan de metropolen. In de jaren negentig was het omgekeerd. Tegelijkertijd zijn er grote verschillen tussen landen en tussen de diverse steden en regio’s in de landen. Wat deze verschillen verklaart, is nog onduidelijk. Goede en minder goede vormen van smart specialisation, historisch gegroeide structuren, nieuwe ruimtelijke patronen, toeval? Diverse onderzoeken van Platform31 – steeds uitgevoerd samen met stedelijke partijen, zowel in Nederland als in Europees verband – dragen bij om tot antwoorden te komen. Daarnaast ondersteunen wij de G4 (hoofden economie) en de economische pijler van de G32. Platform31 heeft de bouwstenen aangedragen voor een systematische dialoog tussen de wethouders economie van de G32 en het Rijk langs vier strategische lijnen: 22
1) een effectieve en regionale inbedding van het topsectorenbeleid; 2) het maximaal benutten van lokaal ondernemerschap; 3) de vernieuwing van de regionale human capital agenda en 4) het maximaliseren van groene groei. Regio’s en landen die vanaf 2014 in aanmerking willen komen voor een bijdrage uit de EU-subsidiefondsen dienen een smart specialisation-strategie op te stellen. De eenheid Europa van Platform31 heeft inmiddels een consortium van Europese steden en onderzoeksinstellingen gemobiliseerd om de uitdaging van smart specialisation effectief aan te pakken. −− Bedrijvige wijken. Het ondernemerschap in wijken wordt bevorderd door nationale maatregelen (fiscaliteit, lasten, financiering, regelgeving, voorlichting) én door lokaal te zorgen voor een ondernemend klimaat
(vergunningen,
voorlichting,
coaching,
financiering,
functiemenging,
gevarieerde
be-
drijfshuisvesting en eigen inkoopbeleid). Zzp’ers en potentiële, startende en bestaande kleine ondernemingen ondervinden op dit vlak momenteel nog te veel knelpunten. Hoe kunnen we deze knelpunten verkleinen en het lokale ondernemerschap in regio, stad en wijk bevorderen en faciliteren? Onder ‘bedrijvige wijken’ scharen wij ook initiatieven als buurt- of wijkontwikkelbedrijven, franchiseformules, wiki-economics, coöperaties, duurzame energiedienstenbedrijven, trusts, stadslandbouw, buurtrestaurants, huiskamerverkopen, crowdfunding, lokale munteenheden, LETS en allerlei vormen van ruilhandel, collaborative consumption en shared economy (zoals swapstyle, spullendelen, mywheels, WeGo en huizenruil). Allerlei formele en informele vormen van ondernemerschap gaan mengen en de traditionele economie wordt verbreed met nieuwe vormen van ‘sociale economie’. Deze nieuwe vormen kunnen niet van bovenaf worden gestimuleerd. Het gaat erom de ontwikkeling te zien, te duiden, te faciliteren en niet te belemmeren met traditionele instituties, procedures en regels. Lokaal ondernemerschap is een van de onderwerpen in de bovengenoemde dialoog tussen de G32 en het
Platform31: Jaarplan 2013
Rijk. Verder zijn we betrokken bij de conferentie ‘de business case economie van de wijken’ en de disseminatie van de MKB-pilots wijkeconomie.
Activiteiten van Platform31 in 2013 in het domein economie – een selectie Onderzoeken invloed globalisering op stedelijke arbeidsmarkt; economische positie laagopgeleiden
Experiment met wijkinvesteringszones, waarin bewoners en bedrijven door inspanningen en investeringen hun wijk economisch aan de praat krijgen
Onderzoeken economie stedelijke netwerken; agglomeratievoordelen metropolitane gebieden
Onderzoek Duurzame bereikbaarheid Randstad (VerDuS) en economische betekenis openbaar vervoercorridors
Onderzoeken gebiedsontwikkeling werklocaties
Cursus leegstands- en transformatiemanagement
Dialoog G4/G5 regionaal economisch beleid
Kennis- en onderzoeksagenda ‘Economic Vitality: towards smart specialisation’
23
Platform31: Jaarplan 2013
4 Goed leven: uitdagingen in het sociale domein De grootste opgave in het sociale domein ligt in het vinden van nieuwe duurzame evenwichten in de sociale infrastructuur. Met nieuwe arrangementen, met nieuwe rolverdelingen, meer samenhang en tegen veel lagere kosten moeten zorg en welzijn opnieuw georganiseerd worden. Een herinrichting van de verzorgingsstaat, die vooral op lokaal niveau vorm zal moeten krijgen. Door de decentralisaties in het sociale domein hebben gemeenten hierbij een sleutelrol. Is er ruimte voor integraal en ontkokerd sociaal beleid, welke vormen van frontlijnsturing kunnen ontwikkeld worden en hoe kan er ruimte komen voor maatschappelijke initiatieven? We zoeken een andere verhouding tussen de formele wereld van instituties, procedures en indicatiestellingen en de informele wereld van spontaniteit, burgerkracht en eigen initiatief. Hoe kan de sociale infrastructuur zo worden ingericht dat mensen niet definitief aan de kant staan? En hoe moeten we omgaan met de groeiende sociale verschillen in Nederland? Platform31 levert een bijdrage door samen met zijn partners te zoeken naar strategieën en aanpakken waarbij overheden, maatschappelijke partijen, ondernemers en burgers elkaar uitnodigen om samen te werken.
Werkateliers Wijkaanpak Bij Platform31 hebben we een formule van kennisontwikkeling en -overdracht ontwikkeld waar we erg enthousiast over zijn. Het gaat om een drieslag: 1. een publicatie met best practices of bewezen interventies; 2. train the trainers; 3. trainingen of werkateliers met lokale professionals. We passen deze aanpak onder meer toe in de ‘Werkateliers Wijkaanpak’, in opdracht van het ministerie van BZK. Vorig jaar hebben wij sa-
25
men met het ministerie de Wijkengids ontwikkeld, met daarin de lessen uit de publicaties die de afgelopen jaren over de wijkaanpak zijn verschenen. Lessen gebaseerd op onderzoek, maar ook op praktijkervaringen (zie www.wijkengids.nl). Nu, als vervolg hierop, leiden wij trainers op. En die trainers verzorgen op hun beurt de Werkateliers Wijkaanpak. In vier dagdelen, verspreid over twee dagen waar minimaal twee weken tussen liggen, wordt de kennis uit de wijkengids toepasbaar gemaakt voor de lokale praktijk. In elk atelier staat de opgave van een specifieke wijk centraal, zoals het optimaliseren van een wijkbedrijf of het toeleiden naar werk. Alle betrokken professionals (maximaal twintig) zijn aanwezig, zodat zij meteen samenhangende afspraken kunnen maken om de wijk vitaler te maken. Elk werkatelier wordt uitgevoerd door een trainer van ons en een praktijktrainer die zelf relevante ervaring heeft, bijvoorbeeld als stedelijk projectleider in een van de aandachtswijken. De formule stáát wat ons betreft voor Platform31: kennis over hoe het zit verzamelen, wegen en selecteren, en die kennis samen met onze partners in de praktijk opnieuw toepasbaar maken. Dat geeft ons en onze partners energie! Femke Bax en Merel Quekel
Meerdere snelheden Nederland wordt een land van meerdere snelheden. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) schrijft over sociale stijging én daling: voor het eerst sinds lange tijd is er een generatie die qua opleiding, inkomen en status wel eens slechter af zou kunnen zijn dan de vorige. Intussen ontstaan er verschillen met aan de ene
Platform31: Jaarplan 2013
kant van het spectrum mensen die willen en kansen zien, en aan de andere kant hen die ontevreden zijn en bedreigingen zien. Verschillen die samenvallen met opleidingsniveau, gezondheid en geluk, aldus het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Naast de bekende risicogroepen dreigen in toenemende mate ook mensen uit de middengroepen aan de verkeerde kant van de streep te belanden. De verschillen hebben grote gevolgen voor de mogelijkheden van mensen om goed te leven. Aan de ene kant zijn er de burgers en ondernemers die de ruimte krijgen die ze eerst niet hadden. Begrippen als zelfsturing, burgerschap, eigen verantwoordelijkheid, eigen krachten civil society worden met enthousiasme en optimisme begroet, als bronnen van nieuwe vitaliteit en tegenhangers van de ouderwetse praktijk van paternalisme en pamperen. Aan de andere kant zijn er veel mensen die niet kunnen en willen. Wie de vaardigheden dan wel mogelijkheden mist, heeft weinig in handen om de verantwoordelijkheid voor het eigen geluk te nemen. Het SCP spreekt in dit geval over mensen die ‘aan de kant staan’, zij zijn tot stilstand gekomen. Een stagnatie die haaks staat op de wens samenleving en economie een nieuwe en duurzame dynamiek te geven. Daarbij hebben de verschillen ook een ruimtelijke weerslag. De laagste snelheden vinden we in krimpgebieden en aandachtswijken, de hoogste daarbuiten. Dat een geïntegreerde aanpak in de verschillende domeinen en de verbinding daartussen (sociaal, fysiek, economisch) hier noodzakelijk zijn, is evident.
Verouderd en inefficiënt Het besef groeit dat Nederland niet goed is toegerust voor verschillende snelheden. De sociale infrastructuur is die van de naoorlogse verzorgingsstaat, waarin maatschappelijke verschillen worden gedempt en solidariteit geïnstitutionaliseerd. Ze wordt in toenemende mate gezien als inefficiënt en onbetaalbaar. Als antwoord vindt een beweging plaats van bezuinigen en grote decentralisaties in het sociale domein. De gemeente krijgt een zwaardere verantwoordelijkheid toebedeeld, maar ook een efficiencykorting. Het is een ingewikkelde zoektocht naar de invulling hiervan. Gemeenten kunnen de nieuwe verantwoordelijkheden niet altijd nemen zonder zelf meer over te laten aan andere partijen; soms de bekende partijen (de formele structuur), maar steeds vaker initiatieven rond mantelzorg, kerken, etc. (de informele structuren). Intussen trekken andere partijen uit de formele structuur (corporaties, politie) zich terug op hun kerntaken: het geld is ook hier niet meer direct beschikbaar. Ook zij werken steeds meer langs informele structuren. Zie de ‘buurt bestuurt’ in Rotterdam als goed voorbeeld. Zo klinken overal in Nederland signalen dat het sociale domein anders moet worden georganiseerd: creatiever, meer gebruikmakend van initiatieven uit de samenleving en meer gebaseerd op praktische samenwerking in plaats van op formele structuren. Een aanpak die vooral in de gemeenten en de wijken en buurten daarin vorm moet krijgen. Zij moeten daarvoor de benodigde ruimte krijgen. Van bovenaf opgelegde blauwdrukken zijn hier de dood in de pot. Van de nieuwe aanpak is nu al duidelijk dat ze natuurlijk niet louter kan bestaan uit informele componenten. Die kunnen het ontstane gat niet vullen. De informele initiatieven streven immers hun eigen doelen na en laten zich moeilijk sturen. Ze vormen een ‘zooitje ongeregeld’, aldus Klaas Mulder in het essay N18 van KEI. De grote vraag is dus hoe een nieuwe balans kan worden gevonden tussen de formele en informele componenten van de sociale infrastructuur. Het is een vraag die tot vele andere leidt. Hoe kunnen de formele en informele componenten zowel afzonderlijk als samen een nieuwe vitaliteit ontwikkelen? Welke strategie kan de overheid volgen om andere partijen uit te nodigen daarin een rol te vervullen? Hoe kan de sociale infrastructuur licht worden georganiseerd, met een minimum aan noodzakelijke regelgeving? Hoe kan de wens naar meer diversiteit en eigen verantwoordelijkheid in een nieuw evenwicht komen met de noodzaak om de achterstand van kwetsbare
groepen niet te groot te laten worden? Hoe kan de sociale infrastructuur goed aansluiten bij de eigen woon- en leefomgeving? En hoe kan zij bijdragen aan een stabiele samenleving, waarin de kosten op korte en lange termijn laag worden gehouden en niet zozeer het oplossen maar het voorkomen van problemen centraal komt te staan?
Arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa Een project waarover ik erg tevreden ben is het onderzoek naar de arbeidsmarktpositie en sociale positie van migranten uit Midden- en Oost-Europese landen. Polen, Roemenen en Bulgaren komen als EU-burgers steeds vaker naar Nederland om te werken en dit brengt niet alleen nieuwe vormen van migratie met zich mee, maar ook nieuwe maatschappelijke vraagstukken. Onder leiding van hoogleraar sociologie Godfried Engbersen van de Erasmus Universiteit Rotterdam is een onderzoek uitgevoerd in samenwerking met tien Nederlandse gemeenten – van Den Haag tot Zundert – en Platform31. Het onderzoek leverde directe beleidsinformatie op voor diverse stedelijke partijen zoals gemeenten, woningcorporaties en organisaties van uitzendbureaus. In lokale bijeenkomsten met steeds weer nieuwe lokale partijen werden de resultaten gepresenteerd en bediscussieerd. Voor elk van de gemeenten verschenen korte rapporten en ter afsluiting werd een beleidsconferentie gehouden over het totale project, waar het onderzoek op zijn merites voor de stedelijke praktijk werd bediscussieerd. Behalve deze directe beleidsinformatie op lokaal niveau leverde het onderzoek ook kennis voor het Tweede Kamer-onderzoek naar recente arbeidsmigratie. Dit project resulteerde in belangrijke nieuwe wetenschappelijke inzichten over internationale migratie, maar kreeg ook een praktisch vervolg in een experiment opgezet door Platform31 over vormen van permanente tijdelijke 27
bewoning voor nieuwe arbeidsmigranten. Mies van Niekerk
Vier speerpunten Platform31 wil op verschillende terreinen een bijdrage leveren aan een nieuwe invulling van de sociale infrastructuur. We lichten er hier vier uit. −− Daadkrachtige uitvoering van de decentralisaties in het sociale domein. De grote decentralisaties (jeugdzorg, begeleiding AWBZ, verzorging AWBZ, werk en inkomen (Participatiewet)) en de langjarige bezuinigingen maken het noodzakelijk om het sociale domein opnieuw in te richten, nieuwe aanpakken te ontwikkelen en de prioriteiten in het sociale beleid grondig te heroverwegen. Daarbij komt dat het beroep op de jeugdzorg en de begeleiding AWBZ de afgelopen jaren met 5 tot 10% per jaar is gegroeid en dat een eventuele doorgaande sterke groei in de toekomst niet door het Rijk bekostigd zal worden. In principe moet het eigen netwerk van mensen voor begeleiding, hulp in de huishouding en informele zorg gaan zorgen. Tegelijkertijd mag verwacht worden dat door de forse bezuinigingen, de pakketverkleiningen, de hogere eigen bijdragen, de nieuwe verantwoordelijkheid van de gemeenten voor complexe doelgroepen (Wajongers, zorgbehoeftige jeugdigen, de afgrendeling van de intramurale zorg voor groepen zorgbehoeftigen en de instroombeperking in de sociale werkvoorziening) de problemen in de gemeenten groter en zichtbaarder zullen worden (verstandelijk gehandicapten op straat, problematische zorgmijders).
Platform31: Jaarplan 2013
Dit kan ook leiden tot een toenemende druk op de Wmo, de bijstand, de bijzondere bijstand en het armoedebeleid. Hierop moet elke gemeente een duurzaam antwoord zien te formuleren, met nieuwe vormen van samenwerking (binnen de gemeenten maar ook regionaal), een andere inrichting van werkprocessen, vormen van frontlijnsturing (zoals sociale wijkteams), nieuwe financieringsconstructies én veel scherpere keuzes wie men nog kan en wil ondersteunen. ait is echter makkelijker gezegd dan gedaan. En de uitdaging gaat verder dan een recht op zorg om te zetten naar een ‘voorziening’. −− Vitale buurten en wijken. Buurten en wijken zijn altijd een belangrijk werkterrein geweest van de organisaties die nu zijn opgegaan in Platform31. Het is ook op dit niveau dat zich tal van maatschappelijke vraagstukken manifesteren, zoals (on) leefbaarheid en (on)veiligheid, gebrek aan participatie van kwetsbare groepen en segregatie. Hier komt de verbinding tussen de verschillende domeinen het meest duidelijk aan de oppervlakte. Zo heeft de onvermijdelijke toename van de marktwerking op de woningmarkt even onvermijdelijke effecten op de samenstelling van buurten. Migratie is niet neutraal. In sommige buurten zullen de economisch kansrijken vertrekken; sommige centrumgebieden zullen onbetaalbaar worden voor mensen met lage inkomens. De aankomende scheiding van wonen en zorg zal de kwetsbaren voor nieuwe keuzes stellen over hun woonsituatie. Een groeiend aantal dementerenden en mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking of psychische stoornis zal zelfstandig of met een partner wonen. Ook dat zal effecten hebben op de samenstelling van wijken en buurten. Hoe houden we de integratie van kwetsbaren in stand? Hoe bevorderen we dat ook zij goed kunnen blijven wonen en leven? Hoe bevorderen we in het algemeen dat mensen aan de onderkant meer kansen krijgen op de arbeidsmarkt, zodat ze sociaal kunnen stijgen en de hele buurt of wijk vitaler wordt? En hoe gaan we om met discussies rond het sturen van de bevolkingssamenstelling van wijken via woningtoewijzing (zie de Rotterdamwet)? 28
Platform31 nodigt partijen uit samen verder te werken aan een geïntegreerde aanpak van buurten en wijken, waarin de maatregelen op fysiek, sociaal en economisch gebied in samenhang voor vitaliteit zorgen. Het werken aan ‘bedrijvige wijken’ kwam al aan bod in het vorige hoofdstuk. We willen daarnaast op zoek naar nieuwe en dienstbare vormen en modellen in het maatschappelijk middenveld, die de burgers in buurten en wijken in een veel vroeger stadium kunnen helpen bij het al dan niet zelf oplossen van hun hulpvragen. De bureaus voor collectief particulier opdrachtgeverschap in de woningsector kunnen hierbij wellicht als voorbeeld dienen voor de ‘Wegenwacht voor de wijk’, het facilitair bedrijf voor burgerkracht of de sociale huisarts. We zoeken ook naar nieuwe manieren om de netwerken in de buurten en wijken te versterken, zodat meer mensen meedoen en mogelijk samen als co-producent van hun eigen omgeving kunnen fungeren. Kan bijvoorbeeld het oude buurt- of dorpshuis in een nieuwe gedaante als ‘productiehuis’, ‘Kulturhus’ of ‘buurthuis in zelfbeheer’ hierin een katalyserende rol vervullen? −− Inrichting van een veilige leefomgeving. Leefbare en veilige wijken, buurten en dorpen zijn gebieden die door hun opzet relatief resistent zijn voor processen van verval en neergang. Ze dragen bij aan het goed leven van de bewoners en nodigen hen uit te participeren. Veilige, goed ingerichte publieke ruimten zijn dan ook van groot belang, juist in ‘gewone’ woonwijken. Denk alleen al aan de bijdrage aan de gezondheid die groene en beweegvriendelijke ruimten in de woonomgeving hebben. In deze tijd van krimpende publieke budgetten zijn nieuwe ontwikkelmodellen en geldstromen nodig om op basis van lokaal initiatief de kwaliteit van het publieke domein te verbeteren. Hierbij is ook aandacht nodig voor het versterken van het veiligheidsgevoel. De ontwikkelingen in de ICT kunnen hier zeker een rol in spelen, getuige voorbeelden als ‘verbeteruwbuurt.nl’. ‘Open data’-initiatieven zijn mogelijk van grote waarde om bewoners en ondernemers meer te betrekken bij het creëren van een betere veiligheidsbeleving, maar ze staan nog in de kinderschoenen. Een leefbare en veilige omgeving ontstaat pas als ze samen met bewoners wordt vormgegeven, toegesne-
Platform31: Jaarplan 2013
den op de plek. Welke vormen van lokaal organiseren kunnen helpen het gevoelde belang van het publieke domein te verbinden aan een gedeelde verantwoordelijkheid? Zou een Wijkinvesteringszone (WIZ) hier het speelveld duurzaam kunnen veranderen? Hoe kunnen naast bewoners en ondernemers ook partijen uit het maatschappelijk middenveld een stimulerende rol vervullen? Platform31 roept partijen op om hiervoor ideeën aan te dragen waarmee in experimenten kan worden proefgedraaid. −− Stimulerend stedelijk integratie- en migratiebeleid. Op het terrein van de integratie van migranten manifesteren de verschillende snelheden zich zeer duidelijk. Tegenover de noodzakelijk geachte toename van kenniswerkers en expats staat de wens tot beperking van de toestroom van kansarme niet-westerse migranten en ‘gastarbeiders nieuwe stijl’ uit Midden- en OostEuropa (MOE). Tegenover een goed opgeleide en succesvolle categorie uit klassieke immigrantengroepen als Turken en Marokkanen staat een categorie kansarme jongeren. Gemeenten voeren geen integraal beleid ten aanzien van de verschillende migrantengroepen. Er worden voor expats en kennismigranten wel helpdesks ingericht, maar bij de ‘MOE-landers’ richt de gemeente zich eerder op de problematiek van leefbaarheid en werkloosheid. Onderzoek door Platform31, de Erasmus Universiteit Rotterdam en zestien gemeenten en laat intussen zien dat er een grote variatie is in de mate waarin de nieuwe arbeidsmigranten in Nederland zullen blijven. Hoe kunnen gemeenten en ondernemers de kwaliteiten van aanwezige migrantengroepen beter benutten? Hoe zorgen we ervoor dat buitenlandse (universitaire) studenten na hun studie blijven en hier een toekomst opbouwen? Hoe spelen we in op de kwaliteiten van de opkomende allochtone middenklasse? En hoe zorgen we voor een effectieve ondersteuning van de migrantenkinderen die niet goed meekomen? Platform31 gaat samen met maatschappelijke partners op zoek naar antwoorden. 29 Activiteiten van Platform31 in 2013 in het sociale domein – een selectie Leerkring sociale wijkteams
Onderzoeken sociale mobiliteit in stedelijke wijken en buurten; buurten, spanningen en conflict (bundeling resultaten)
Onderzoeken Wmo, professionals en vrijwilligers (ketens, participatie, effecten) (conferentie, bundel)
Onderzoek Duurzame bereikbaarheid Randstad (VerDuS) en economische betekenis openbaar vervoercorridors
Experimenten met actief burgerschap in New Towns en met (transnationale) huisvesting en meerhuizigheid (VROM-raadadvies ‘Wonen in ruimte en tijd’)
Integrale Veiligheidsmonitor (Platform31, CBS en ministerie V&J): maatwerk voor gemeenten en politieregio’s
Website Wat werkt in de wijk?
Inspiratiesessies burgemeesters op domein veiligheid (overlast en verloedering)
Platform31: Jaarplan 2013
5 Ruimte De ruimtelijke ordening in Nederland staat voor nieuwe uitdagingen. Er is vernieuwing nodig nu de tijd van blauwdrukken en maakbaarheid voorbij is. Groei is niet langer vanzelfsprekend en op steeds meer plekken in ons land is sprake van overaanbod. Dit vraagt om nieuwe investerings- en beslismodellen met meer ruimte voor organische ontwikkeling en betrokkenheid van gebruikers. De gedetailleerde ruimtelijke regelgeving begint hierbij steeds meer te knellen. Intussen zijn er ook inhoudelijk nieuwe opgaven: hoe spelen we in op de demografische transitie, hoe maken we de ruimtelijke inrichting van Nederland duurzaam en klimaatbestendig en hoe maken we optimaal gebruik van de nog niet goed gekende dynamiek van het hogere schaalniveau van het metropolitane gebied? Platform31 zoekt, met en voor zijn netwerkpartners, en met bestaande en nieuwe kennis, naar antwoorden.
Naar een nieuwe aanpak voor ruimtelijke ontwikkeling Organische gebiedsontwikkeling, natuurlijke wijkvernieuwing, de spontane stad – allemaal etiketten die de verwachting uitdrukken dat het werken aan de stad in veel gebiedsopgaven een andere richting op moet. ‘Van stad maken naar stad zijn’, zo omschreef Platform31 deze transitie in maart 2012 in het essay ‘Stedelijke vernieuwing op uitnodiging’, gebaseerd op de inbreng van diverse experts. We benoemden daarin de uitgangspunten van een nieuwe strategie die flink verschilt van de tot nu toe dominante werkwijze: van grootschalig naar kleinschalig, van aanbodgestuurd naar vraaggericht, van sturen naar mogelijk maken en kaders stellen.
31
Maar hoe werkt dat nu in de praktijk? Op zoek naar antwoorden organiseerde Platform31, samen met het Planbureau voor de Leefomgeving, Urhahn Urban Design en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, dit voorjaar een reeks werksessies organische stedelijke ontwikkeling, getiteld ‘Ruimte voor initiatief’. Hierin lieten lokale professionals, bewoners en ondernemers zien hoe organisch werken op lokaal niveau in zijn werk gaat, wat het oplevert en welke vragen het oproept. We bezochten Amstel III in Amsterdam, Havenkwartier in Deventer, Emmerhout in Emmen en Coolhaveneiland in Rotterdam. Zeer diverse gebiedsopgaven, initiatiefnemers en ontwikkelingsstrategieën, met één gemene deler: de aanpak is als ‘organisch’ te kenmerken. Andere aanknopingspunten voor de concrete invulling van de deze strategie zijn bijvoorbeeld te vinden in het experiment ‘flexibele bestemmingsplannen’, maar ook in het onderzoek naar burgerkracht en de kennismakelaar actief burgerschap. Op deze manier werken we binnen Platform31 graag en met enthousiasme verder aan de verdere inkleuring van het begrip organische stedelijke ontwikkeling. Arjan Raatgever en Jeroen Niemans
De groei voorbij In de afgelopen tien jaar is in Nederland het besef doorgedrongen dat de ruimtevraag minder groeit en in grote delen van ons land zelfs krimpt. Deze tendens zet zich naar de toekomst onverminderd voort, blijkt uit de toekomstscenario’s van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in ‘Nederland in 2040; gebiedsontwikkeling in onzekere tijden’. Er zullen (nog enkele) regio’s zijn die groeien of stabiliseren, regio’s die krimpen en regio’s
Platform31: Jaarplan 2013
waar het beide kanten op kan. De opgave verschuift van het (overal) ruimtelijk accommoderen van groei naar transformatie en beheer, dan wel naar het faciliteren en begeleiden van beperkte groei, afhankelijk van de regio. Voorzover er groei is zal die vooral in stedelijke gebieden plaatsvinden. De verstedelijking van Nederland gaat nog steeds door, waarbij processen zich meer en meer op het hogere schaalniveau van het metropolitane gebied afspelen. In dit grotere gebied van stad en regio ontstaat een nieuwe dynamiek waarvan de werking nog onvoldoende bekend is. Waar de onzekerheden toenemen, komen de vastgoedinvesteringen onder druk te staan. Hoe trekken we deze weer los? Het herstellen van de verstoorde balans tussen aanbod en vraag is daarvoor een eerste vereiste; een pijnlijk, kostbaar maar noodzakelijk proces. Tegelijkertijd zijn er nieuwe verdien- en beslismodellen nodig. Naar verwachting gaan die meer uit van individuele in plaats van institutionele investeringen, van meer ruimte voor ruimtelijk maatwerk van de gemeenten als ‘eerste overheid’, van lange termijn waardecreatie in plaats van korte termijn rendement en van een verschuiving van taken en verantwoordelijkheden naar het private domein. Dit vraagt om een andere en grotere betrokkenheid van gebruikers van ruimte en om meer mogelijkheden bij het proces van (her)ontwikkeling. Naast nieuwe verdienmodellen is ook nieuw instrumentarium nodig. De ruimtelijke regelgeving is, zo wordt alom gezegd, doorgeschoten in detaillering, overregulering en stapeling van normen en eisen. Dit leidt tot stroperigheid, tijdverlies en ongewenste uitkomsten. Vraag is echter waar de schoen precies wringt. Is de regelgeving te complex of wordt deze te weinig flexibel toegepast? Vast staat dat de wijze van toepassen van regels minstens zo belangrijk is als de regels zelf. Het vereenvoudigen van de regelgeving is daarom niet genoeg. Er is ook een andere risicoattitude nodig bij de overheid, private partijen en de burger/gebruiker. Dat is lastig in een samenleving die in toenemende mate juridiseert. 32
Uitdagingen Inhoudelijk staat de ruimtelijke ordening voor nieuwe uitdagingen. −− Keuzes maken. De eerder genoemde lange termijnscenario’s van het PBL maken duidelijk dat een andere betrokkenheid van de overheid nodig is. Die betrokkenheid kan variëren, afhankelijk van de mate van dynamiek, de potentie en de kansen die een gebied en de gebruikers daarvan kenmerken. Soms is een organische ontwikkeling met veel ruimte voor gebiedsinitiatieven, particulieren en marktpartijen de beste aanpak. En soms zijn een gerichte sturing en stevige overheidsregie wenselijk. Beide situaties vragen om het maken van keuzes over de eigen rol, taak en sturing. Die keuzes zijn niet eenvoudig. Hoe krijg je grip op voortgaande verstedelijking in voldoende tempo, zonder kansen te missen of initiatieven kapot te reguleren? En hoe kunnen taken en verantwoordelijkheden worden gedeeld met bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties? −− Onderdruk en overdruk. Nederland wordt een land waarin groei en krimp naast elkaar bestaan. Er is sprake van re-urbanisatie, die ten koste gaat van perifere regio’s, suburbane kernen en voormalige groeisteden. De toenemende verschillen doen zowel in steden als in regio’s nieuwe uitdagingen ontstaan. Hoe houden we stedelijke centra aantrekkelijk? Hoe gaan we om met de overmaat aan kantoren en de te verwachten leegstand van een substantieel deel van het winkeloppervlak? Overdruk en onderdruk vragen om meer maatwerk in regelgeving en meer ruimte voor nieuwe oplossingen en innovatieve kennis. Speciale aandacht is vereist voor leegstaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen.
Platform31: Jaarplan 2013
−− Klimaatadaptatie en waterveiligheid. Het aanpassen van de ruimtelijke inrichting van Nederland aan de klimaatverandering leidt tot nieuwe opgaves op het gebied van wateroverlast, hittestress in steden en waterveiligheid. In het Deltaprogramma en het Deltafonds worden keuzen gemaakt die ruimtelijke consequenties hebben. −− Duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling is meer dan het omgaan met de eindigheid van grondstoffen en (ruimtelijk) aanpassen aan de effecten van klimaatverandering. Hoe ontwikkel je gebieden die voor lange tijd hun waarde vasthouden en die duurzaam bereikbaar blijven door ruimtelijke investeringen beter aan te sluiten op vervoersstromen en netwerken? Hoe speel je in op de energietransitie door het ruimtelijk inpassen van nieuwe vormen van duurzame energieopwekking of duurzame lokale energiedienstenbedrijven? −− Betere ondergrondse ordening. Het besef groeit dat de ruimtelijke ordening ook ondergronds moet. Functies in de bovengrond kunnen bijvoorbeeld de drinkwaterwinning beïnvloeden. Grondwater speelt steeds vaker een rol als duurzame energiebron. Door klimaatverandering kan de grondwateroverlast en verzilting in sommige gebieden toenemen. Het belang van een goede ondergrondse ordening is daarmee evident. Als de ondergrond niet wordt betrokken bij bovengrondse ingrepen, kan dat leiden tot vertraging van projecten en onnodig hoge kosten.
De inzet van Platform31 De bovengenoemde uitdagingen in het ruimtelijk domein hebben een dominante plek in de activiteiten van
33
Platform31. De demografische transitie krijgt al jaren aandacht in onder meer de ‘krimpexperimenten’ op het gebied van wonen, ruimte en voorzieningen en het onlangs opgerichte Kennisplatform Demografische Transitie. In het samenwerkingsverband Verbinden van Duurzame Steden doen wij samen met het Rijk en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) onderzoek naar onder meer de gevolgen van de voortgaande verstedelijking en de klimaatadaptatie. Met diverse natuurorganisaties werken wij aan de klimaatbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Zo zijn er nog meer ‘ruimtelijke’ activiteiten waarin wij werken aan de nieuwe opgaves in de ruimtelijke ordening (zie de website). Twee zaken springen daarbij in het oog. −− Vernieuwing van het ruimtelijk domein. De toekomstige ruimtelijke investeringen vragen om vernieuwing van de procesgang, verdienmodellen en regelgeving. Platform31 nodigt maatschappelijke partijen en overheden uit verder te gaan met het uitwerken van de concepten van uitnodigingsplanologie en organische ontwikkeling. In de uitnodigingsplanologie geven overheden op hoofdlijnen aan waar wel en geen ruimtelijke veranderingen gewenst zijn. Welke die veranderingen zijn, wordt niet dichtgeregeld. In plaats daarvan probeert de overheid andere partijen te verleiden om ruimtelijke ontwikkelingen in te vullen. Niet loslaten dus, maar faciliteren. Een procedurele onderlegger hiervoor is het flexibele bestemmingsplan. Platform31 organiseert en begeleidt werksessies op locatie, masterclasses, experimenten, cursussen en trainingen om inhoud te geven aan deze nieuwe manier van werken. Een tweede spoor van vernieuwing is het Watertorenberaad. Dit is een publiek-privaat gezelschap van belangrijke partijen in gebiedsontwikkeling, waarmee Platform31 samenwerkt. Het Watertorenberaad werkt via onder meer pilotprojecten en leertrajecten aan nieuwe investeringsmodellen, procesinrichtingen, planvormen, manieren van samenwerking en instrumenten.
Platform31: Jaarplan 2013
−− Meerlaagsveiligheid De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk benoemt ‘ruimte voor waterveiligheid’ tot een van de nationale belangen. In het Deltaprogramma werkt het Rijk samen met gemeenten, provincies, waterschappen, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten aan maatregelen om Nederland te beschermen tegen hoog water en te garanderen dat ons land voldoende zoet water blijft houden. De ruimtelijke vakwereld is zich nog onvoldoende bewust van de ruimtelijke effecten van de opgaven uit het Deltaprogramma. Platform31 werkt op diverse fronten mee om de samenhang tussen ruimtelijke ordening en waterbeleid te vergroten. Zo voeren wij onder meer samen met Curnet het driejaarlijkse Actieprogramma Water en Ruimte uit. In de komende jaren gaat het concept van de ‘meerlaagsveiligheid’ een steeds belangrijker rol spelen. Volgens dit concept kunnen overstromingsrisico’s worden beheerst door: 1. het beperken van overstromingskansen (preventie); 2. het voorkomen van overlast en schade door ruimtelijke planning; 3. effectieve hulpverlening en zelfredzaamheid bij rampen en 34
snelle wederopbouw daarna. Meerlaagsveiligheid is een integrale denkwijze die een goede samenwerking vergt tussen waterbeheerders en bodem- en RO-experts bij gemeenten en provincies. Platform31 wil de komende jaren een prominente bijdrage leveren aan de verdere uitwerking van dit concept. Ook bieden wij een platform waarin de genoemde experts elkaar kunnen ontmoeten en kunnen gaan samenwerken.
Activiteiten van Platform31 in 2013 op het gebied van ruimte – een selectie Training gebiedsontwikkeling nieuwe stijl
Experiment nieuwe open ruimten
Cursussen voor provincieacademie
Onderzoeken economische waarde(ring) van cultureel erfgoed (MKBA)
Landelijke Kennisfaciliteit Bevolkingsdaling
Kennis- en onderzoeksagenda ‘Polycentric Metropolitan areas’
Actieprogramma Water en Ruimte: excursies en cursussen
Bereikbaarheid en mobiliteit: DBR, doorwerking resultaten Transumo Footprint
Bijeenkomsten meerlaagsveiligheid
Kennis- en onderzoeksagenda ‘Sustainable Urban Mobility’’
Netwerk Erfgoed en Ruimte (met RCE)
Tijdschriften S&RO, Nova Terra
Experiment flexibele bestemmingsplannen
Platform31: Jaarplan 2013
Lerend Netwerk Water en Ruimte In het najaar van 2011 zijn de regionale Leergemeenschappen Water en Ruimte ontstaan: lerende netwerken van professionals op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling met speciale aandacht voor waterbeheervraagstukken. Zij werken bij gemeenten, waterschappen, adviesbureaus, ontwikkelaars, provincies en het Rijk. Het doel is om kennis en praktijkervaring van partijen in de regio te delen, zodat betere ruimtelijke visies en plannen worden gemaakt. Tweede doel is het versterken van regionale netwerken en daardoor de regionale samenwerking. Als facilitator zorg ik ervoor dat we niet alleen partijen bĂnnen een regio met elkaar verbinden, maar dat er ook kennisuitwisseling plaatsvindt tĂşssen regio’s. Zo kon bijvoorbeeld een vraagstuk in Zuid Nederland worden vlotgetrokken door inbreng van kennis van een waterschap uit Oost Nederland. Verder gebruiken onder anderen de Unie van Waterschappen en het Deltaprogramma de leergemeenschappen als klankbord bij de ontwikkeling van nieuw beleid. De rol van facilitator is heel boeiend omdat ik inzicht krijg in de essentie van vraagstukken en leerdoelen waaraan onze regionale partners werken. Bovendien levert het een geweldig netwerk op van personen waarmee we intensief en langdurig samenwerken. De leergemeenschappen zijn een typisch voorbeeld van de kracht van Platform31: inhoud x netwerk x organisatie. In 2013 gaat Platform31 de leergemeenschappen helpen zich verder te ontwikkelen. Van kennisdeling naar resultaten boeken op lopende projecten en misschien zelfs ontwikkeling van producten. Ik zie ernaar uit die volgende stap te gaan zetten. 35
Fleur Schilt
Platform31: Jaarplan 2013
6 Duurzaamheid Duurzaamheid is een blijver. Het is stevig verankerd in het denken en doen van overheden, maatschappelijke organisaties, private ondernemingen en burgers. De crisis heeft het besef doen groeien dat het goedkoper en minder verspillend moet. Eveneens is duidelijk dat een echte duurzame toekomst pas ontstaat als de oplossingen niet langer op sectoraal niveau worden gezocht maar op het hogere schaalniveau van ons totale systeem. Duurzaamheid moet een vast onderdeel worden van onze besluitvormingsprocessen, waarbij de focus vanzelfsprekend op de lange termijn ligt. Er zijn steeds meer plaatsen waar ‘het’ gebeurt, waar er voldoende schaal en innovatiekracht en bestuurlijke capaciteit aanwezig is om oplossingen te ontwikkelen en beproeven. Oplossingen die een grote bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van de nationale en Europese klimaat- en energiedoelen. Platform31 kan als ‘third space’ bij uitstek bijdragen aan het overstijgen van de nu nog vaak te sectorale, specialistische en thematische insteek. Wij leggen verbindingen tussen partijen, thema’s en dilemma’s en ondersteunen steden bij het vinden van oplossingen die elkaar versterken in plaats van tegen werken.
Bredere insteek Hoe voorzien we in de huidige behoeften zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen
37
behoeften te voorzien in gevaar te brengen? Dat is nog steeds de centrale vraag in het streven naar duurzaamheid. Aanvankelijk waren het hoofdzakelijk de (semi-)overheden die naar antwoorden zochten. Dat gebeurde veelal door lijstjes en normstellingen, gericht op het ‘verbeteren van milieu en leefomgeving’. De oplossingen waren vaak eenzijdig en te veel gebonden aan slechts één sector of thema. Tegenwoordig is de insteek breder. Langs de lijnen van people, planet, profit werken publieke en private partijen aan een duurzame ontwikkeling van de hele stad en regio, van de hele domeinen wonen, werken en leven. Dat gebeurt vanuit het besef dat duurzame ruimtelijke ontwikkeling vraagt om een optimalisatie op verschillende of, beter nog, álle relevante schaalniveaus. Het heeft weinig zin geïsoleerd te kijken naar bijvoorbeeld alleen de energie- of afvalstroom in een stad. De kunst is alle kringlopen in samenhang te bekijken en ook de hogere schaalniveaus mee te nemen in de beschouwing. Op regionaal niveau zijn energie-, water-, afval-, en financieringskringlopen soms eenvoudiger te sluiten dan op gebouw- of locatieniveau. Het gaat met andere woorden om het verduurzamen van het totale stedelijke systeem (zie de figuur). Steden pakken de handschoen steeds vaker op. Het aantal gemeenten dat uitspreekt over een x-aantal jaren energie- of klimaatneutraal te willen zijn, groeit gestaag. Dat de focus in het klimaat- en energiebeleid daarmee (ook of vooral) naar het lokale dan wel regionale niveau verschuift, is winst. De opgave om klimaat- en energieneutraal te worden, is hier veel beter te behappen dan op nationaal niveau. De vernieuwing lijkt vooral te vinden in de door Platform31 geformuleerde trits ‘big, smart & green’: −− ‘Big City’ (als variant op ‘Big Society’): hoe benut je de creativiteit van de (energieke) stedelijke samenleving? Bedrijven en groepen burgers zijn op het gebied van duurzaamheid vaak verder dan overheden. Hoe breng je dat samen? −− Smart cities: hoe kunnen steden en regio’s informatietechnologie en sociale media slim benutten? −− Green cities: hoe kan een stad of regio haar eigen metabolisme begrijpen en beïnvloeden, ook als onderdeel van een groter ecologisch systeem (groen, blauw, kringlopen).
Platform31: Jaarplan 2013
Positie Platform31 38
De randvoorwaarden om aan duurzaamheid te werken, zijn momenteel gunstig. De crisis heeft het streven naar duurzaamheid versterkt. Het kostenbewustzijn is gegroeid, evenals het besef van schaarste, verspilling en uitputting. Iedereen is zich ervan bewust dat het regionaal aanwezig kapitaal - zoals historie, bestaand vastgoed, grondstoffen, vruchtbare grond en cultuur - beter moet worden ingezet om te voorzien in de behoeften van de gebruikers van een gebied. Overheden kunnen deze maatschappelijke beweging aangrijpen door als regisseur lokale en regionale randvoorwaarden te creĂŤren en belemmeringen weg te nemen. Kennis, informatie en aandacht voor de specifieke lokale en regionale context zijn hierbij van groot belang. Duurzame vooruitgang zal uiteindelijk immers op lokaal en regionaal niveau vorm krijgen. Niet alleen door de overheid, maar ook door burgers en bedrijven. Het komt dus aan op nieuwe lokale verbindingen en slimme en creatieve partnerschappen. Op het mobiliseren van de creativiteit, flexibiliteit en innovativiteit van de samenleving, bijvoorbeeld door frontlijnsturing. Op het slim gebruiken van technologische ontwikkelingen. En op nieuwe investeringsmodellen, waarin private partijen mee-investeren omdat dat op lange termijn tot besparingen leidt. Platform31 kan met zijn specifieke positie de vele partijen verbinden die werken aan duurzaamheid. Juist door deze verbinding kan er meer worden bereikt. In de voorgaande hoofdstukken zijn al diverse activiteiten beschreven waarmee Platform31 werkt aan vraagstukken op het gebied van duurzaamheid, bijvoorbeeld de meerlaagsveiligheid in hoofdstuk 5 en het combineren van energie- en woonlasten in hoofdstuk 2. We werken nu al mee aan de voor de concurrentiekracht van de Nederlandse industrie belangrijke verduurzaming van de economie en richten ons in verschillende samenwerkingsprojecten op het bevorderen van duurzame bereikbaarheid en mobiliteit. In dit hoofdstuk belichten we twee specifieke en bijzondere projecten van Platform 31. Het eerste is een Europees project ter ondersteuning van duurzame steden.
Platform31: Jaarplan 2013
State of the art Duurzame Gebiedsontwikkeling ‘Hoe is duurzame gebiedsontwikkeling te organiseren, te financieren en juridisch te regelen?’ Over deze vragen hebben we in de zomer van 2011 tijdens drie bijeenkomsten het gesprek gevoerd met onze partners, met inbreng van kennis van experts. De opbrengsten zijn vastgelegd in publicatie ‘State of the art Duurzame Gebiedsontwikkeling. Van niche naar common ground’. Ze biedt ook een overzicht van het denken over duurzame gebiedsontwikkeling in Nederland. Het schrijven van deze publicatie was voor mij een flinke uitdaging. Want hoe formuleer je ‘the state of the art’ over een containerbegrip als duurzame gebiedsontwikkeling? Ons netwerk bood uitkomst. Door de koplopers uit bedrijfsleven, kennisorganisaties en overheidsinstanties te bevragen over hun visie en hun voorbeeldprojecten is er een prachtig overzicht ontstaan van hoe er over duurzame gebiedsontwikkeling wordt gedacht. De publicatie is verspreid onder de partners in ons netwerk. Ook is ze gebruikt in diverse cursussen, zoals de masterclass Gebiedsontwikkeling van de Provincieacademie en de masterclass Duurzaam ontwikkelen van de Neprom. De provincie Zuid-Holland heeft de publicatie benut voor een leerkringbijeenkomst over duurzame gebiedsontwikkeling. Ik vind dit de kracht van Platform31: dankzij zijn netwerk beschikt het over een schat aan kennis en ervaring. Door die te bundelen kunnen we professionals die werken aan de ontwikkeling van stad en regio met elkaar verbinden en voorzien van kennis en kunde. Marjon Bosman 39
Internationale opdracht: duurzame steden Platform31 heeft van de Europese Commissie de opdracht gekregen om de komende twee jaar te zorgen voor de verspreiding van het Reference Framework for Sustainable Cities (RFSC). Wij voeren deze opdracht uit samen met ICLEI (een internationaal verband van lokale en stedelijke overheden die zich wijden aan duurzame ontwikkeling) en CEMR (de Europese koepelorganisatie van nationale verenigingen van gemeenten en regio’s). RFSC is een self-assessment instrument dat steden, gemeenten en regio’s via internet kunnen gebruiken om een meer duurzame en integrale stedelijke ontwikkeling te bevorderen. Door middel van een aantal vragen en aandachtspunten over de economische, sociale, milieutechnische en bestuurlijke aspecten van een duurzame stedelijke ontwikkeling kunnen lokale overheden hun beleid en hun projecten toetsen, evalueren en verbeteren. Het is ook mogelijk om met het RFSC een monitorsysteem te bouwen of om de eigen monitorsystemen te verbeteren. Lokale overheden kunnen zo hun beleid en projecten vergelijken en hun ervaringen uitwisselen. Op deze wijze wordt een internationaal leerproces rond duurzame en integrale stedelijke ontwikkeling bevorderd. De opdracht tot verspreiding van het RFSC is een vervolg op een eerdere opdracht voor Nicis uit 2010 om het prototype van het systeem in 66 Europese steden in 23 landen te testen.
Platform31: Jaarplan 2013
Energietransitie gebouwde omgeving De Energiesprong is een omvangrijk experimentenprogramma dat gericht is op het tot stand brengen van een energietransitie in de gebouwde omgeving. Het wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van BZK. Achtergrond is dat het Nederlandse energiegebruik voor 41% direct is verbonden met de gebouwde omgeving. De regeringsambities met betrekking tot het terugdringen van het energiegebruik en de daarmee samenhangende CO2-emissies kunnen daarom onmogelijk worden gerealiseerd zonder een ingrijpende verandering van het energiegebruik in de gebouwde omgeving. Deze opgave is ingrijpend en gecompliceerd. De gebouwde omgeving is een langzaam transformerende massa waar elk jaar maar een klein percentage aan of van wordt toegevoegd, gesloopt of gerenoveerd. Beslissingen hierover worden genomen door eigenaren met uiteenlopende doelstellingen en soms tegengestelde belangen. Om de ambities in de gebouwde omgeving waar te maken, zouden ingrepen daarom een zeer hoge ambitie moeten hebben. Een ambitie die nooit door kleine stappen van afzonderlijke actoren is waar te maken. Het lukt alleen als alle partijen het ook daadwerkelijk willen. Er moet een vraag zijn en een aanbod dat daarop aansluit. En vraag en aanbod moeten elkaar weten te vinden in een marktomgeving die innovatieve gebouwconcepten stimuleert. Zowel de vraag als het aanbod ontbreekt momenteel. Aanbieders zijn goed in staat tot massaproductie, maar veel minder tot de gecompliceerde onderlinge samenwerking in kleine series die nodig is. Of tot het bedenken van integrale slimme concepten die in grote series aan de markt kunnen worden aangeboden. Bij opdrachtgevers is de vraag naar ambitieuze energieconcepten nog zeer gering. Niet alleen de onzekerheid over vernieuwing werpt een drempel op. Ook nieuwe vormen van opdrachtgeverschap die zich meer richten op gebouwprestaties achteraf in plaats van het ontwerp vooraf worden nog maar weinig toegepast. Daarnaast zijn 40
de huidige financiële kaders waarbinnen opdrachtgevers werken niet geoutilleerd om de hogere initiële kosten van ambitieuze energierenovaties op een langere termijn juist te kunnen verrekenen. Vraag en aanbod zijn kortom nog niet in staat de gewenste Energiesprong te maken. Uit de reeds zichtbare ontwikkelingen in de markt zien we dat de koplopers tegen belemmeringen aanlopen die demotiveren. Deze belemmeringen kunnen vaak via kleine veranderingen in regelgeving, andere samenwerkingsvormen of toegang tot de juiste kennis worden omgezet in stimulansen voor innovatieve gebouwconcepten. Door deze ontwikkelingen van de koplopers te ondersteunen en hun ervaringen te delen met het ‘peloton’, komen de op langere termijn beschreven doelstellingen binnen bereik. Daarbij gaat het om meer dan alleen CO2-reductie. De Energiesprong zet aan tot de ontwikkeling van intelligente, innovatieve renovatie- en nieuwbouwsystemen. Dit zorgt voor nieuwe werkgelegenheid en biedt de bouwsector de kans zich te vernieuwen en internationaal te positioneren als koplopers. Voor bewoners en exploitanten van de gebouwen betekent de transitie een verregaande onafhankelijkheid van de grillige energieprijzen. Dit leidt tot zekere, en op termijn lagere, woon- en exploitatielasten (zie ook hoofdstuk 2).
Platform31: Jaarplan 2013
Energieneutraal: het kán! In 2009 zei iedereen: energieneutraal bouwen? Dat kan niet. Nu, 2,5 jaar verder, zeggen veel partijen: het kan wèl! Er wordt anders tegenaan gekeken. En daar kunnen wij echt enthousiast over worden. De Energiesprong is niet zomaar gericht op innovatie, maar op een transitie: hoe kan de gebouwde omgeving energieneutraal worden? Dat vraagt om gedragsverandering: van consumenten, bouwers, financiers, makelaars, taxateurs en adviseurs. Al die partijen hebben we in beeld gebracht, voor woningen, kantoren en winkels. Door de experimenten die we hebben uitgevoerd, weten we nu dat energieneutraal (ver)bouwen technisch kan, en hóe dat kan. Maar hoe krijg je partijen nu zover dat ze ‘energieneutraal’ gaan internaliseren en niet alleen maar gaan voor een A-label? Voor alle verschillende partijen hebben we aantrekkelijke perspectieven gecreëerd. Van elke groep brengen we een voorhoede bijeen. We kennen bijvoorbeeld een community van bouwers, van corporaties, maar ook van particuliere woningeigenaren. Themagroepen daarbinnen ontwikkelen een propositie of business case die voor een bepaalde klant-productgroep aantrekkelijk, financierbaar en dus te vermarkten is. Denk aan het energieneutraal maken van een jaren ’60-portiekflat voor starters. De resultaten zijn concreet en direct bruikbaar. Je moet het kostenplaatje vaak anders opstellen, maar het klópt wel. Kortom: koplopers bijeenbrengen, met hen vermarktbare proposities ontwikkelen en daar dan bekendheid aan geven. Zelfs met een diffuse groep als de 4,5 mln eigenaar-bewoners weten we zo resultaat te boeken. Er is echt wat aan het gebeuren in de markt; dat maakt dit werk erg spannend! Jan Kamphuis en Jasper van den Munckhof
41 Activiteiten van Platform31 in 2013 op het gebied van duurzaamheid – een selectie Experimentenprogramma Energiesprong, waaronder concepten voor energieneutrale woningrenovatie, winkels en kantoren
Uitwerking gemeentelijke regie op MKBA groen in de stad
Onderzoeksprogramma Urban Regions in the Delta (VerDuS)
Onderzoeksprogramma Duurzame Bereikbaarheid Randstad (VerDuS)
Cursussen Professionaliseren
Doorwerking resultaten Transumo Footprint (transitie naar duurzame mobiliteit)
Reference Framework Sustainable Cities
Kennis- en onderzoeksagenda ‘Sustainable Urban Mobility’
Bestuurlijk platform duurzaamheid (grote steden; onder meer organiseren leerkringen)
Platform31: Jaarplan 2013
7 Sturing: naar nieuwe arrangementen Bestuurders in steden en regio’s, zowel in de publieke als private sfeer, zoeken naar nieuw houvast. De maatschappelijke vraagstukken waarvoor ze staan, zijn talrijk, indringend en complex. Ze vragen steeds meer om een intensieve samenwerking met alle betrokken partijen. Intussen vragen burgers om meer ruimte voor eigen initiatieven en zelfsturing. In deze complexe omgeving staan bestuurders onder druk om daadkrachtig snel tot resultaten te komen. Formele samenwerkingsverbanden werken dan eerder belemmerend dan bevorderend. Er is dan ook een grote behoefte aan nieuwe arrangementen en nieuwe vormen van sturing. Het regeerakkoord van het kabinet-Rutte II (decentralisaties, forse bezuinigingen) heeft die behoefte nog eens versterkt. Platform31 biedt een plek waar partijen worden uitgenodigd om te experimenteren, ervaringen uit te wisselen en kennis op te doen. We richten ons met name op de vraag hoe meer ruimte kan worden geboden voor zelfsturing en burgerbetrokkenheid, en hoe je in een omgeving met minder publiek geld toch tot een vorm van regie of sturing kunt komen.
Het moet samen In deze tijd van financiële verstopping dan wel krapte, economische recessie, politieke schommelingen en afnemend vertrouwen bekruipt bestuurders soms een gevoel van machteloosheid. Valt er nog iets te sturen en zo
43
ja, waar te beginnen en aan welke knoppen te draaien? Toch is er de afgelopen jaren wel degelijk vooruitgang geboekt. We krijgen steeds beter inzicht in nieuwe vormen van stedelijke en regionale governance, of het nu gaat om PPS-achtige constructies op ruimtelijk en economisch gebied, een grotere rol van maatschappelijke organisaties of burgerbetrokkenheid. Er is veel ervaring opgedaan met nieuwe samenwerkingspraktijken, vormen van aanbesteding, visitatie en toezicht, frontlijnsturing en een grotere vrijheid voor excellente professionals (best persons). De voorgangers van Platform31 hebben hieraan bijgedragen met experimenten, leergroepen en (actie-)onderzoek. Een belangrijke les daaruit: grootschalige structuurveranderingen blijken vaak niet (meer) te werken, maar het investeren in het langdurig opdoen van leerervaringen, die pas in tweede instantie hoeven neer te slaan in structuurwijzigingen, loont wel. In die zin is het spannend wat het kabinet in het regeerakkoord als perspectief schetst: gemeenten met een minimale omvang van 100.000 inwoners, noodzakelijk geacht om voldoende kracht te hebben om het groeiende takenpakket aan te kunnen. De weg daarnaartoe is minstens even spannend: via opgelegde fusie van bovenaf, via een centrumgemeente-constructie of door groeiende vrijwillige samenwerking van onderop? Structureel wordt de sturingsuitdaging sterk bepaald door toenemende afhankelijkheden op economisch, sociaal en politiek gebied. Wereldwijd, Europees, maar ook binnen en tussen steden en regio’s. Partijen kúnnen niet zonder elkaar. De invloed van Europa op steden en regio’s neemt toe, terwijl steden en regio’s omgekeerd steeds actiever de weg naar Europa bewandelen. Overheid, professionals en wetenschappers hebben bovendien te maken met een samenleving die geëmancipeerd, geïndividualiseerd en gesegmenteerd is en daardoor minder geneigd ‘feiten’ en waarheidsclaims te accepteren. Legitimiteit spreekt niet langer voor zich en er is geen duidelijke overeenstemming meer over waarden, over wat goed en juist is. We hebben daarom behoefte aan arrangementen die groepen en partijen betrekken, grens- en domeinoverschrijdend zijn en tot meer consensus leiden. Die kunnen ontstaan in processen van waardevorming, kennisuitwisseling en innovatie. Die kunnen helpen het hoofd te bieden aan de crises en de vertrouwensbreuk tussen overheid en samenleving. Die de
Platform31: Jaarplan 2013
kansen van de nieuwe dynamiek op economisch en ruimtelijk gebied kunnen grijpen. En waarmee partijen op een pragmatische in plaats van een geïnstitutionaliseerde manier met elkaar kunnen samenwerken. Allemaal processen waarin Platform31 als verbinder van partijen en domeinen een grote rol kan spelen.
Actief burgerschap We hebben bij Platform31 een breed programma over ‘actief burgerschap’, met drie sporen: experimenten, wetenschappelijk onderzoek en de kennismakelaar, die de verbinding legt tussen beschikbare wetenschappelijke kennis en de praktijk. In het experimentenprogramma hebben we de afgelopen jaren op tal van plekken in Nederland proefgedraaid met meer invloed van bewoners en burgers. Eén van onze conclusies was bijvoorbeeld dat de invloed van huurders bij woningcorporaties kan worden vergroot door de formele participatiestructuren te vervangen door eigentijdse, door meer gebruik te maken van moderne middelen en door de professionaliteit van corporatiemedewerkers te verhogen. Het nog lopende experimentenprogramma ‘Zelforganisatie in new towns’ maakt duidelijk dat zelforganisatie van bewoners geen sinecure is en zowel van de kant van de gemeente als van betrokken professionals/ experts intelligente vormen van facilitering vraagt. Uit het evaluatieonderzoek van twee pilots rond Publieke Ruimte (Gillisbuurt in Delft en de Kleine Wereld in stadsdeel Noord in Amsterdam) leren we dat het organiseren van mede-beheer wel degelijk mogelijk is, zelfs in ‘moeilijke’ buurten. Platform31 gaat door met experimenteren met vormen van actief burgerschap. Met Movisie zoeken we naar de kansen van zelforganisatie op het gebied van informele zorg, activering en volkshuisvesting. Essentieel is 44
daar het vergroten van de zelfredzaamheid van (jonge) burgers in hun sociale en familie-netwerken. Verder zijn we betrokken bij wijkinvesteringszones. Alle programma’s ademen de typische aanpak van Platform31: we doen het samen met een brede waaier van organisaties, kennis wordt gehaald en gebracht en theorie en praktijk gaan gelijk op. Radboud Engbersen
Op je handen zitten Sturingsvraagstukken krijgen ook een nieuwe dimensie omdat de ontwikkeling van regio’s, steden en gemeenten in Nederland steeds gevarieerder wordt. De bevolkingsontwikkeling loopt sterk uiteen (groei en krimp), de economische ontwikkeling is verre van uniform en de oriëntatie van grensregio’s is een andere dan die van niet-grensregio’s. Hoe om te gaan met deze verschillen en ze te benutten? Zal krimp nieuwe vormen van (sociaal) ondernemerschap uitlokken? Welke ruimte is er voor taakdifferentiatie tussen en eigen handelen van gemeenten? Durft de rijksoverheid afstand te nemen van de verdelende rechtvaardigheid en economische (en sociale) verschillen toe te laten? Vergt deze ontwikkeling nieuwe bekostigingssystemen, nieuwe vormen van lokale belastingheffing en nieuwe vormen van solidariteit? De nieuwe arrangementen bieden ruimte voor de verschillen, maar moeten tegelijkertijd op voldoende (democratische) legitimiteit kunnen rekenen. De oplossingen worden anders niet gedragen, met als risico dat de beruchte kloof tussen bestuurders (overheid, maatschappelijke organisaties én bedrijven) en burgers groeit. En in
Platform31: Jaarplan 2013
deze tijd van krapte dienen arrangementen vooral ook betaalbaar te zijn (‘sturen met minder of ander geld’). De combinatie van een toenemende behoefte aan zeggenschap en zelfsturing, de communicatiemogelijkheden van internet en sociale media, het structurele tekort aan publieke middelen en de noodzaak van meer ruimte voor spontane en organische ontwikkelingen zal leiden tot nieuwe vormen van maatschappelijke probleemoplossing, met een grotere rol voor initiatieven van marktpartijen, bedrijven en burgers zelf. Voor overheden en bestaande instituties is dit een enorme uitdaging, een oefening in terughoudendheid. Het vergt loslaten, ‘op je handen gaan zitten’, nieuw vakmanschap en inspiratie bij professionals, het faciliteren van ontwikkelingen en het vaststellen van spelregels, zodat de kracht en het probleemoplossend vermogen van de civil society (burgers, maatschappelijke organisaties, ondernemers) de ruimte krijgen. Wij zijn ervan overtuigd dat deze ontwikkeling nu al, maar zeker op termijn van groot belang is (ook internationaal, zie de ideeën over ‘Big Society’), en besteden er daarom bijzondere aandacht aan.
Best persons Best persons zijn er in soorten en maten, maar wat hen verbindt is een ondernemende houding én hart voor de zaak. Best persons zoeken manieren om te bereiken wat ze voor ogen hebben. Ze laten zich niet van de wijs brengen door regels en verkokering, en weten vaak uitstekend verbindingen te leggen. Je vindt ze overal: in buurten en wijken, in organisaties, binnen en buiten de overheid. Samen met vijf steden en Platform31 hebben onderzoekers van de Universiteit van Tilburg onder leiding van hoogleraar Gabriël van den Brink dit slag mensen nader onderzocht. De afgelopen drie jaar hebben ze bijna vijftig personen gevolgd die in de aandachtswijken, maar ook bijvoorbeeld binnen de gemeentelijke organisatie, echt ‘een verschil maakten’. Het is interessant te zien hoe sterk het best persons-verhaal nu resoneert binnen Platform31 en daarbuiten.
45
Ik denk dat het komt door de ‘tijdgeest’. Nu al vragen collega’s mij dan ook om resultaten, om die te gebruiken in cursussen op allerlei terreinen. Maar met het onderzoek is het verhaal niet af. Uit de eerste discussies in de meefinancierende consortiumsteden (Den Haag, Amsterdam, Leeuwarden, Zwolle, Utrecht) komt de vraag naar voren hoe je deze best persons nu herkent en of je mensen tot best person kunt opleiden (de HRM kant). En minstens zo belangrijk is wat dit van bestuurders vraagt. Best persons zijn niet de types die je makkelijk aan een lijntje houdt. Hoeveel ruimte kun je hun geven in onze samenleving die als er iets mis gaat meteen de bestuurder op het matje roept? Lydia Sterrenberg
De ontwerptafel voorbij De behoefte aan nieuwe arrangementen en nieuwe vormen van sturing doet zich voor op alle inhoudelijke domeinen waarop Platform31 actief is. Ze zullen niet ontstaan vanaf de ontwerptafel. De nieuwe arrangementen vragen om experimenteren, om uitproberen, om monitoring en reflectie daarop, om het bijeenbrengen van partijen uit verschillende domeinen en bestuurslagen, en om het uitwisselen van ervaringen. Het gaat om leerprocessen, vaak meerjarig, waarin onherroepelijk ook fouten worden gemaakt. Perfecte arrangementen bestaan niet, de maatschappelijke dynamiek is daarvoor te groot. Platform31 kan dergelijke leerprocessen faciliteren (via actie-onderzoek, leerkringen of communities of practice) en stedelijke en regionale partijen daarbij ondersteunen. We kunnen overheden adviseren over de inrichting en toepassing van nieuwe arrangementen.
Platform31: Jaarplan 2013
We zullen kennis over goede praktijken verspreiden, uiteraard met voldoende oog voor de context, om copy paste te voorkomen. En waar nieuwe vormen van samenwerking andere vaardigheden vereisen, ontwikkelt Platform31 daarvoor een passend opleidingsaanbod.
Drie kansen voor vernieuwing Wij verwachten vooral vernieuwing op drie fronten. −− Meer ruimte voor initiatieven van burgers en ondernemers. In veel steden en regio’s wordt gezocht naar mogelijkheden om initiatieven van burgers en ondernemers de ruimte te geven. Onze goed opgeleide, goed geïnformeerde en welvarende samenleving heeft het talent, de creativiteit en vaak ook het geld om veel maatschappelijke problemen zelf op te lossen. Burgers en ondernemers eisen die ruimte ook op. Er zijn tal van voorbeelden op het gebied van het wonen, de zorg, in wijken, de openbare ruimte, energie, natuur en milieu, etc. Het gaat hier om vergaande vormen van burgerparticipatie (meebeslissen, meefinancieren, mee-uitvoeren en mee-evalueren) en meer vrijheid voor ondernemers. Het gaat op sociaal gebied om zelfredzaamheid, maar net zo goed om ‘samenredzaamheid’. Soms ook zijn burgers op eigen kracht aangewezen omdat overheden taken niet goed of niet langer uitvoeren. En het gaat op economisch gebied om het faciliteren van ondernemerschap, bijvoorbeeld via nieuwe ruimtelijke instrumenten zoals het flexibele bestemmingsplan. Van gevestigde instituties – overheid, maatschappelijke organisaties, bedrijven – vraagt dit alles een andere 46
instelling: het geven van ruimte, faciliteren, het initiatief niet overnemen en het vaststellen van spelregels. Burger- en ondernemerparticipatie maakt plaats voor overheidsparticipatie. Vaak blijken deze initiatieven te gedijen in enige vorm van samenwerking tussen burgers, ondernemers en instituties (blended social action). Maar hoe dan precies? Er is dringend behoefte aan kennis en inzicht, aan kennisdeling en aan nieuwe vaardigheden van bestuurders en professionals om burgerinitiatieven, samenredzaamheid en nieuwe vormen van ondernemerschap en maatschappelijke probleemoplossing te faciliteren. Het gaat hier om een langjarige ontwikkeling, een transitieproces. Platform31 onderneemt hiervoor, met en voor zijn partners, diverse activiteiten. −− Pragmatisch sturen en samenwerken met minder of ander geld. Nu publieke budgetten fors gekrompen zijn en overheden meer dan ooit zijn aangewezen op samenwerking met en geldstromen van andere partijen, blíjft de vraag hoe je dat effectief doet. En nu steeds meer overheidstaken worden gedecentraliseerd, hoe krijg je de sturing op het niveau waar ze thuishoort? Hoe stuur je als je niet meer kunt terugvallen op nationale generieke maatregelen? Hoe ga je om met de sturingsimpulsen uit Europa? Hoe speel je in op de dynamiek van de nieuwe metropolitane gebieden? Hoe faciliteer je die op economisch en ruimtelijk gebied? Overal valt de term ‘regie’ om de nieuwe rol van de gemeente en provincie te duiden, maar vaak is dat verlegenheidstaal. Concepten als netwerksturing, interactief beleid, cocreatie, coproductie, integraal beleid en multilevel governance geven wel richting, maar krijgen pas echt betekenis als ze worden gekoppeld aan inhoudelijke vraagstukken. Die vraagstukken vragen steeds meer om een samenwerking op regionaal niveau. Dat is immers het niveau waar de problemen op de arbeidsmarkt, economie, woningmarkt, de markt van bedrijfsterreinen, winkels en kantoren en de bereikbaarheid tegenwoordig het best kunnen worden aangepakt. Maar hoe moet die samenwerking vorm krijgen? Hoe kunnen gemeenten gewoon praktisch aan de slag, niet gehinderd door formele structuren, van bovenaf opgelegde regels, protocollen en voorwaarden en
Platform31: Jaarplan 2013
zonder zich te verliezen in concurrentie of territoriale strijd? En wat gaan ze dan precies doen? Wat betekent in dit verband het kabinetsvoornemen om toe te werken naar gemeenten van minimaal 100.000 inwoners en daarop ook de decentralisaties en de financiële arrangementen toe te spitsen? En wat is op het regionale niveau de rol van provincies, die eveneens rekening moeten houden met een kabinetsperspectief van schaalvergroting (vijf landsdelen, integratie van waterschappen)? Platform31 ondersteunt partijen bij het anders en vernieuwend vormgeven van samenwerking, op sociaal, economisch en ruimtelijk gebied. Welke samenwerkingsvormen zijn effectief, zowel in publiek-publieke samenwerking als in de publiek-private lijn? Hoe worden risico’s, kosten en baten gedeeld? Welke (nieuwe) financieringsvormen bevorderen of belemmeren samenwerking? Wie neemt de regie? En welke vorm van regie en sturing is daarbij nodig? −− Frontlijnsturing: professionals en hun instituties. Vooral in de aandachtswijken is veel ervaring opgedaan met de inzet van krachtige professionals met een ruim mandaat, die over de grenzen van hun eigen ‘koker’ heenkijken, verbindingen leggen en doordringen tot in de haarvaten van de wijk (‘achter de voordeur’). Het gaat hier om ‘frontlijnsturing’, op de grens van instituties en samenleving. Maatschappelijke problemen zijn soms zo verknoopt (denk aan ‘multiprobleemgezinnen’) dat de standaardaanpak door verschillende gespecialiseerde organisaties of afdelingen niet werkt. Dankzij onderzoek van Platform31 en zijn voorgangers zijn we veel te weten gekomen over de werkwijze van deze professionals, maar ook van hun dilemma’s en die van hun bestuurders. Kan en moet deze werkwijze van stevige professionals met grote beslisvrijheid een structurele inbedding krijgen in het handelingsrepertoire van gemeenten of maatschappelijke organisaties, naast de klassieke aanpak? Hoe verhoudt een grotere rol van professionals zich tot de behoefte om op meetbare prestaties te sturen en bestuurders én professionals daar ook op af te rekenen? Het té eenzijdig gebruiken van prestatie- en outputsturing is contraproductief. Het leidt immers tot geïnstitutionaliseerd wantrouwen, middelmatigheid, stagnatie en te wei-
47
nig innovativiteit. Platform31 heeft een forse bagage op dit terrein en zal daar ook in 2013 op voortbouwen.
Activiteiten van Platform31 in 2013 op het gebied van sturing – een selectie Toekomst woningcorporaties
Masterclasses provincie/gemeente als regisseur
Experimenten met prestatiesturing door corporaties en de coöperatie als alternatief voor corporaties én VVE
Forum stedelijke regio’s
Onderzoeken actief burgerschap, sturingsarrangementen sociaal, ruimtelijk
Handreiking regionale samenwerking G32
Kennismakelaar actief burgerschap
Verspreiding/doorontwikkeling best persons
Platform31: Jaarplan 2013
Bijlage 1: Platform31 - de hele kennisketen Platform31 draagt met kennis bij aan het begrijpen en aanpakken van maatschappelijke vraagstukken in steden en regio’s. De inhoudelijke domeinen en de invalshoeken die we daarbij kiezen, zijn in het voorafgaande volop aan bod gekomen. In dit slothoofdstuk stellen we de organisatie en de specifieke kennisfuncties nader voor, en benoemen we voor elk kort de speerpunten voor 2013.
Platform31 bestrijkt de volledige kennisketen Platform31 combineert alle functies uit de kenniscyclus: kennisontwikkeling (onderzoek, experimenten), kennisveredeling (duiding, bijeenbrengen en verrijking praktijkkennis) en kennisverspreiding (inclusief opleiding en toepassing). We hebben deze functies organisatorisch vertaald in vier units: Onderzoek, Experimenten, Netwerken en Professionaliseren. Daarnaast is er een unit Europa en een unit Bedrijfsvoering.
Raad van toezicht
49
Bestuur Europa
Bedrijfsvoering
Onderzoek
Experimenten
Netwerken
Professionaliseren
Vakgroep Vakgroep Vakgroep
Onze diensten in de kenniscyclus zijn sterk met elkaar verbonden. De uitkomsten van onderzoek zijn input voor een kennisatelier en de verrijkte kennis vanuit de praktijk is weer de basis voor een masterclass. Ons productaanbod of repertoire voor stad en regio (onderzoek, experimenten, ateliers, Kennisbank, bijeenkomsten, kenniskringen, masterclasses, nieuwsbrieven, publicaties, tijdschriften, opleiding, serious gaming, websites) versterkt elkaar en wordt synergetisch ontwikkeld. Dat gebeurt onder meer in interne vakgroepen op elk van de drie domeinen – wonen, economie, het sociale domein – waarop Platform31 actief is.
Platform31: Jaarplan 2013
Onderzoek In 2013 worden van een groot aantal onderzoeken uit het FES-gefinancierde programma Kennis voor Krachtige Steden (KKS) de eindresultaten gepresenteerd. Dit programma richt zich op de versterking van de economische en sociale kracht van steden. Elk onderzoeksproject is ontwikkeld en wordt uitgevoerd door een consortium van universitaire onderzoekers en zo’n drie tot soms twaalf steden en stedelijke partijen. Wij doen onze uiterste best om de resultaten van het onderzoek in 2013 en 2014 maximaal te laten ‘landen’ en doorwerken in de stedelijke en regionale praktijk; dat vergt samenwerking en inzet van alle units. In ‘VerDuS’ (Verbinden van Duurzame Steden) hebben Rijk (ministeries I&M, EL&I en BZK), NWO en Platform31 hun krachten gebundeld. Drie grote onderzoeksprogramma’s (naast Kennis voor Krachtige Steden ook Duurzame Bereikbaarheid Randstad en Urban Regions in the Delta) bieden in 2013 en 2014 nieuwe inzichten die onder meer via Platform 31 actief worden verspreid. In overleg met externe partijen (steden, provincies, marktpartijen) werken we in 2013 aan de ontwikkeling van een nieuw, krachtig programma voor de periode na 2014, waarvoor ook Europese gelden kunnen worden gemobiliseerd.
Experimenten De experimenten van Platform31 zijn gericht op innovatie. We maken ruimte voor vernieuwing en ontwikkelen samen met experimentpartners nieuwe toepasbare concepten voor schijnbaar onoplosbare maatschappelijke problemen, toekomstige vraagstukken en met taboes omgeven oplossingen. De onderwerpen worden in overleg met het veld bepaald. Er vindt vooronderzoek plaats, er wordt gezocht naar partijen die mee willen doen en financieren, het experiment wordt uitgevoerd en achteraf geëvalueerd. Uiteraard worden de opgedane 50
inzichten daarna actief verspreid en zo mogelijk voorzien van tools waarmee andere partijen de innovatie zelf kunnen toepassen. Tot nu toe richten de experimenten zich voornamelijk op (de randen van) het domein wonen. In 2013 zal Platform31 actief verkennen of het instrument ‘experimenten’ – als krachtige methode om tot doorbraken en beleidsvernieuwing te komen – kan worden verbreed naar het economische en sociale domein. Het programma Energiesprong wordt intussen stevig voortgezet.
Netwerken De kernactiviteit van de unit Netwerken is het verzamelen en verdelen van kennis ten behoeve van netwerken van partners in stad en regio. Het uitgangspunt is de reeds aanwezige kennis bij professionals en bestuurders (de ‘vakgemeenschap’), en de behoefte aan verbinding en ontwikkeling van meerwaarde. Het gaat om het scherp krijgen van de actuele en toekomstige vraag en het verbinden van partijen en personen om kennis uit te wisselen, aan te vullen, te verdiepen en toepasbaar te maken (‘verdelen’). De activiteiten zijn gericht op de Partners van Platfom31 en omvatten expertmeetings, stadslabs, kennisateliers, debatsessies, kenniskringen, communities of practice, het opstellen van dossiers en handreikingen en het duiden van beleids-, advies- en onderzoeksdocumenten (Kennisbank).
Professionaliseren De unit Professionaliseren wil bijdragen aan het versterken van het vakmanschap, de vaardigheden en de professionaliteit van de professionals werkzaam in het domein van stad en regio. De projecten, producten en diensten richten zich op het verspreiden van kennis, gedragsverandering, het aanleren van competenties, het inspireren door voorbeelden te laten zien en het vertalen van kennis in maatwerkdienstverlening. Dat gebeurt door trainingen, cursussen, congressen, debatten en het uitgeven van tijdschriften met onafhankelijke redacties (S&RO, Tijdschrift Volkshuisvesting). Ook voert de unit Professionaliseren het secretariaat voor een aantal
Platform31: Jaarplan 2013
andere platforms (zoals de EO Wijersstichting en het Forum voor stedelijke vernieuwing). Een speerpunt voor 2013 is om het huidige brede en veelzijdige palet aan publicaties en nieuwsbrieven te stroomlijnen naar een nieuw, herkenbaar en eigentijds aanbod. Op het gebied van opleidingen is de ambitie om een samenhangend pakket te bieden aan publieke en private partijen, bestuurders en ambtenaren, directies en medewerkers in stad en regio, op de terreinen die Platform31 bestrijkt.
Europa Platform31 oriënteert zich internationaal en kent daarvoor een (staf)eenheid Europa. Deze onderneemt een groot aantal activiteiten in Europees verband, zoals het: −− voeren van het secretariaat van het European Urban Knowledge Network (EUKN), een netwerk van vijftien Europese landen, gericht op de uitwisseling van kennis en ervaring over de volle breedte van duurzame stedelijke ontwikkeling; −− vormgeven, in samenwerking met de gemeente Den Haag, aan het European Metropolitan network Institute (EMI); −− uitvoeren van diverse Europese opdrachten en programma’s voor de EU (EC en voorzitterschappen); −− voeren van het programmabureau voor het Europese Joint Programming Initiative (JPI) Urban Europe, waarin zestien Europese lidstaten onderzoeksgelden bundelen ten behoeve van kwalitatief hoogwaardig onderzoek.
De eenheid werkt verder intensief samen met het Europees Parlement, UN Habitat, Eurocities en andere Euro-
51
pese organisaties. Er is een zeer groot netwerk van Europese steden, regio’s en kennisinstellingen voorhanden. Speerpunten voor 2013 zijn de overgang van EUKN naar een Europese rechtsvorm (EGTS), een stevige positionering in Europese programma’s (Urbact, JPI Urban Europe, FP7), consortium-building rond het thema metropoolvorming en gerichte activiteiten op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling, energie-efficiëntie en lokale werkgelegenheid.
Bedrijfsvoering Vanaf 1 januari 2013 zal Platform31 gehuisvest zijn op één centrale locatie in Den Haag. Het Nieuwe Werken is uitgangspunt, ondersteund door goede ICT. Een belangrijke klus voor de unit Bedrijfsvoering, die al in 2012 is begonnen met alle ondersteunende activiteiten die nodig zijn om vier oude organisaties tot een geoliede nieuwe organisatie te maken. De verdere integratie en professionalisering van financiën, administratieve organisatie en P&O zijn de aandachtspunten voor 2013.
Platform31: Jaarplan 2013
Bijlage 2: Governance Platform31 De governance-structuur van Stichting Platform31 kent drie organen: 1. een Bestuur 2. een Raad van Toezicht 3. een Programmaraad.
Bestuur Het Bestuur van Platform31 wordt gevormd door de algemeen directeur. Tot en met 31 december 2012 wordt deze functie ad interim vervuld door mr. A.R.A. van den Ham. Op 1 januari 2013 treedt de heer drs. A.L.H. Visser aan als algemeen directeur.
Raad van Toezicht Prof. dr. P. Winsemius, lid Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (voorzitter) 52
Mw. mr. drs. A.W.H. Bertram, gemeentesecretaris Den Haag Drs. F.J.M. Crone, burgemeester Leeuwarden Mw. M. Drijver, directeur Wonen BAM Woningbouw Mr. C.G.J.W. Martens, algemeen directeur Ballast Nedam ontwikkelingsmaatschappij Ir. J. van der Vlist, vml. secretaris-generaal ministerie van VROM
Programmaraad Drs. M.M. Frequin, directeur-generaal Wonen, Bouwen en Integratie, ministerie BZK (voorzitter) Drs. G.P. Anderiessen, woningstichting Stadgenoot, Amsterdam Mw. M. Besselink MBA, gedeputeerde provincie Groningen Drs. ing. R.A.J. van den Boom, directeur woningstichting Brabantse Waard, Zevenbergen Prof. dr. G.J.M. van den Brink, hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde, Universiteit Tilburg Drs. F.G. Licher, directeur Kennis en Verkenningen, DG WBI, ministerie BZK Mw. C.M.M. Noom, wethouder Zaanstad Prof. dr. F.G. van Oort, hoogleraar stedelijke economie, Universiteit Utrecht
Platform31: Jaarplan 2013
Drs. M.R. Schurink, gemeentesecretaris Utrecht Ing. J.P. van Zomeren, directeur Era Contour PM, directeur-generaal Ruimte en Water, ministerie I&M
53
Platform31: Jaarplan 2013
Jaarprogramma 2013
december 2012
Postbus 30833, 2500 GV Den Haag
www.platform31.nl
twitter: @platform31
Platform31 is de fusieorganisatie van KEI, Nicis Institute, Nirov en SEV