kunstkwartet
DOCENTENHANDLEIDING
IK ZIE, IK ZIE…
4
kunstkwartet
DOCENTENHANDLEIDING
IK ZIE, IK ZIE… Deze mini-tentoonstelling is een van de acht kleine tentoonstellingen bestemd voor het primair onderwijs
4
INHOUD IK ZIE, IK ZIE‌ 1 Inleiding
5
2 Kunstkwartet in cultuuronderwijs
6
3 Verantwoording
9
4 Gedicht
10
5 Filosofisch startgesprek
11
6 Kunstwerken en opdrachten:
14
Toon de Haas Elske Neus
19
Diederik Klomberg
24
7 Hoe kijk je naar kunst
30
8 Algemene informatie
32
9 Inhoud koffer met lesmateriaal
33
10 Colofon
34
Bijlage 1 Gezichtsuitdrukkingen
36
Bijlage 2 S tripverhaal: clown en spin
37
Bijlage 3 Gedichtschema Elf
38
kunstkwartet
4
3
KUNSTKWARTETTEN
1 INLEIDING Er bestaan in totaal acht Kunstkwartetten of mini-tentoonstellingen. Iedere mini-tentoonstelling is opgebouwd rondom een thema en bevat drie unieke kunstwerken en een koffertje met lesmateriaal. Samen vormen zij een (Kunst) kwartet. De mini-tentoonstelling kan in de klas of elders in de school neergezet worden. De koffers waarin de kunstwerken verpakt zijn, dienen tevens als sokkel of paneel. Het lesmateriaal bevat een docentenhandleiding, een lesopzet, en aanvullende materialen zoals een cd-rom, boeken en gedichten. De lesopzet biedt een kort en duidelijk overzicht van de inhoud van ieder Kunstkwartet. Het Kunstkwartet is geschikt voor de gehele school; er zijn aparte opdrachten voor onder-, midden- en bovenbouw. Indien wenselijk - bijvoorbeeld omdat het niveau van een groep boven of onder gemiddeld ligt - kan een leerkracht ervoor kiezen een opdracht uit een andere bouw te doen. De docentenhandleiding bevat suggesties voor inleidende activiteiten, en kijk-, doe- en denkopdrachten om de leerlingen meer gericht te laten kijken.
De Kunstkwartetten zijn 1
Eureka!
5
de kunstenaar als uitvinder, bedenker en onderzoeker
2
Wie ben ik?
verhalen en dromen
6
identiteit
3
Puur Natuur
Ik zie, ik zie… kijken en nog eens kijken
Home sweet home thuis en geborgenheid
7
over verbeelde natuur
4
Fantastische verhalen
Nutteloze noodzaak ‘ontregelende’ kunst
8
Veren, vacht en dierenvrienden dieren
kunstkwartet
4
5
2 KUNSTKWARTET IN CULTUURONDERWIJS Deze kleine tentoonstelling maakt deel uit van cultuuronderwijs op uw school. De opzet van de Kunstkwartetten is geïnspireerd door verschillende denk- en werkwijzen: het *Filosoferen met kinderen, **Reggio Piccolo en op de theorieën van ***Cultuur in de Spiegel (CiS). De lessuggesties in deze handleiding zijn vertalingen hiervan en kunnen het kijken naar-, het verbeelden van- en denken over de kunstwerken verrijken.
EEN KLEINE TOELICHTING Wat verstaan we onder cultuur? Cultuur is een voortdurend proces van omgaan met wat je waarneemt: we geven als mens betekenis aan onze omgeving. Dat doen we door onze herinnering in te zetten en zo te begrijpen wat we zien, horen, voelen etc. Deze herkenning door eerdere ervaringen biedt aanknopingspunten om nieuwe ervaringen te begrijpen. Ieder mens ontwikkelt zo zijn eigen innerlijke wereld, zijn eigen cultureel bewustzijn. Het geven van betekenis aan onze omgeving, dat wat mensen denken en doen, noemen we cultuur. Wat verstaan we onder cultuuronderwijs? Onder cultuuronderwijs verstaan we onderwijs dat cultuur centraal stelt en dat het vermogen van leerlingen ontwikkelt om te reflecteren op cultuur. Kunstkwartetten is onderdeel van uw cultuuronderwijs en sluit aan bij de leefwereld, de herinneringen en cultuur van de leerlingen. Iets nieuws kan alleen begrepen worden in het licht van het bekende. Kunst gaat over de verbeelding van het leven en gaat over wie we zijn. Het kijken naar en reflecteren op kunst vergroot het bewustzijn bij leerlingen en leerkrachten. Onze kernvraag was: wat zetten we in om het cultureel geheugen van het kind uit te breiden en te ontwikkelen? In Kunstkwartetten is de ontwikkeling van de vier basisvaardigheden en de beheersing van verschillende media gecombineerd in actieve, receptieve en reflectieve opdrachten. Vier basisvaardigheden: 1 Waarnemen: kijk-opdrachten (kijken, herkennen, horen, zien, voelen) 2 Verbeelden: doe-opdrachten (uiten, bedenken + maken van situaties) 3 Conceptualiseren: denk-opdrachten; waarnemingen worden omgezet in taal/symbolen (praten, schrijven, categoriseren, filosoferen) 4 Analyseren: wat zijn de onderliggende oorzaken, patronen, structuren, relaties? (om er greep op te krijgen) Omdat bij de basisschoolleerling sprake is van een zekere dominantie voor de eerste drie vaardigheden, hebben wij vooral deze als uitgangspunt gebruikt bij de opdrachten. Uiteraard zijn de vier vaardigheden niet strikt te scheiden. Eén zal overheersen, maar de overige kunnen ook een rol spelen.
kunstkwartet
4
6
Vier media Zonder medium geen verbeelding. De kijk-, doe- en denkopdrachten - te vinden bij elk kunstwerk - zijn bedoeld om uitdrukking te geven aan de ervaringen van de leerlingen. De media zijn instrumenten om dat te kunnen doen: 1 Lichaam (waarnemen): beweging, dans, klank, stem, gebaar 2 Voorwerpen (verbeelden): drie-dimensionaal, beeldhouwen, installaties maken, 3 Taal (conceptualiseren): poëzie, proza, zang, drama, verhalen 4 Grafische tekens (analyseren): platte vlak, notenschrift, schilderen, tekenen, schrijven (of een combinatie van 1, 2, 3 en 4) Wat leren de kinderen 1C ultureel (zelf ) bewust te zijn (= bewust zijn van eigen ervaringen en die van anderen) 2 Te verbeelden (= vermogen je in te leven) 3M ediabeheersing (= wil je een ervaring uitdrukken, moet je een medium beheersen) De leerlijn We spreken van een doorlopende leerlijn als de leerervaringen cumulatief zijn en dus op elkaar voortbouwen. De thema’s van Kunstkwartetten sluiten aan bij de actualiteit en herinnering van leerlingen. In de lessuggesties heeft u de mogelijkheid gebruik te maken van de vragen en opdrachten uit de bouw die voorafgaat aan de bouw waaraan u lesgeeft. We gaan er van uit dat leerlingen en leerkrachten ervaring hebben met technieken uit de beeldende vorming, muziek, dans, drama, literaire en audiovisuele vorming. Het is aan de leerkracht om de suggesties zo toe- of aan te passen dat ze voortbouwen op de mogelijkheden en uitdagingen van hun leerlingen.
*FILOSOFEREN MET KINDEREN Rob Bartels en Marja van Rossum hebben onder de titel: Filosoferen doe je zo (leidraad voor de basisschool) twee boeken. Band 1 voor groep 1 t/m 4 en Band 2 groep 5 t/m 8. Zij stellen dat je, door te filosoferen met kinderen, als school bijdraagt aan burgerschaps vorming. Daarnaast is Marja van Rossum betrokken bij de ontwikkeling van het filosoferen rondom kunstwerken met kinderen, in samenwerking met het KröllerMüller museum. Voor meer informatie ga naar: www.grootdenkraam.nl
**REGGIO PICCOLO Reggio Piccolo wil scholen bekend maken met de werkwijze van Reggio Emilia en Toeval Gezocht en deze op een kleinschalige manier inzetten. De werkgroep ontwikkelt in samenspraak met kunstenaars en leerkrachten een door Reggio geïnspireerd format en ondersteunt leerkrachten bij het integreren van deze werkwijze in hun dagelijkse lespraktijk. Voor meer informatie ga naar: www.reggiopiccolo.nl ***CULTUUR IN DE SPIEGEL Cultuur in de Spiegel is een onderzoeksproject van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) onder leiding van prof. dr. Barend van Heusden. Voor meer informatie, volg de website: www.cultuurindespiegel.nl
kunstkwartet
4
7
AAN DE SLAG!
3 VERANTWOORDING IK ZIE, IK ZIE… Een educatieve tentoonstelling over kijken en nog eens kijken Het kinderspelletje ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en de kleur is ….’ ligt ten grondslag aan dit thema. Het op zoek gaan met je ogen naar een voorwerp, betekent intensief kijken. De kunstenaars in dit Kunstkwartet spelen met wat je weet en wat er werkelijk te zien is. In de renaissance (1450-1550) probeerden kunstenaars via het vers uitgevonden lijnperspectief de ruimtelijkheid zo realistisch mogelijk te verbeelden op het platte vlak. In de barok (vanaf 1600) werd het trompe-l’oeil-effect veelvuldig gebruikt in plafondschilderingen waarbij de indruk werd gewekt dat er geen plafond meer was. Twee voorbeelden die aansluiten bij het thema van deze mini-tentoonstelling want ergens klopt iets niet in wat de kunstenaar mij voorschotelt. Als ik er achter wil komen wat dat is, dan moet ik kijken en nog eens kijken. De drie kunstenaars in deze tentoonstelling doen dat op een geheel eigen wijze. Het schilderij van Toon de Haas ziet er uit als een portret van een vrolijke clown, inclusief rode neus. Bij een nauwkeuriger beschouwing blijkt het tegendeel waar: de blik van de persoon is treurig en naar binnen gericht. Wat is het verhaal achter deze clown?
Elske Neus laat in haar videofilm een typisch huishoudelijk klusje zien: de was opvouwen. Een regelmatig terugkerende bezigheid waar je niet bij na hoeft te denken. Voor het bekijken van de film is het raadzaam dat wel te doen om er achter te komen wat er werkelijk te zien is. Diederik Klomberg maakt op een andere manier de kijker naar zijn foto bepalend voor wat er te zien is. Door je te bewegen langs het werk, verandert het beeld en kun je vier verschillende foto’s zien.
Als ik er achter wil komen wat dat is, dan moet ik kijken en nog eens kijken. Juist kinderen zijn in staat om buiten de kaders te denken en met onverwachte, creatieve combinaties te komen. Zij zitten nog niet zo vast aan de regels en routines die ons als volwassenen zo vaak blokkeren. Kunst ontwikkelt creativiteit; spreek het kind aan op z’n fantasie, z’n verbeelding en hij wordt uitgedaagd z’n hersenen op een andere manier te gebruiken. In de opdrachten zitten vooral suggesties om die creatieve kraan bij de kinderen wijd open te zetten. Het creatieve proces is het proces van bedenken, sorteren en verbinden van ideeën in allerlei categorieën zonder oordeel te vellen.
kunstkwartet
4
9
4 GEDICHT Als introductie van de tentoonstelling kun je dit gedicht voordragen. Het gedicht brengt het thema van de tentoonstelling op een andere manier onder de aandacht. Aansluitend kan een gesprek volgen over de relatie van de tekst met de kunstwerken. Hiervoor kan het filosofisch startgesprek (zie hoofdstuk 5) een handvat bieden.
Ik zie Ik zie de zee De zee ziet mij Dag zee Hoe gaat het? Ik eb, zegt de zee Wat heb je?, zeg ik Ik heb eb. Doet dat zeer? Nee, zegt de zee Een zee heeft geen zeer
Frank Eerhart
kunstkwartet
4
10
5 FILOSOFISCH STARTGESPREK Concept: Hoe nodig je de leerlingen uit om na te denken over het thema van de tentoonstelling. Het onderzoeken van het thema is structuur aanbrengen. Hieronder een werkwijze voor een filosofisch startgesprek rond het thema van de tentoonstelling.
Lesopzet in 1 Ga om het
kunstwerk zitten liefst dicht bij elkaar
4 Vraag regelmatig
of iemand uit de groep het antwoord van de ander herhaalt
7
Met de (gedestilleerde) startvraag beginnen
9 stappen
2 Stel de startvraag
3 Noteer de reacties die
moet het onderzoek dragen
5 Iedereen
honoreren
8 In groepjes
n.a.v. de startvraag gesteld worden (1e inventarisatie)
6 Goed luisteren,
van twee de vraag
samenvatten en doorvragen
9 Weer
inventariseren
laten bespreken
kunstkwartet
4
11
TIPS Het gespreksonderwerp is het thema van de tentoonstelling. Zoek raakvlakken met de eigen ervaringen
Bekijk de verschillende werken van de tentoonstelling vanuit de volgende vragen • Wat zie je, wat valt je op? • Wat vind je bijzonder, grappig, vreemd?
Functie • Maakt duidelijk dat het kijken naar de tentoonstelling serieus genomen wordt. • De lln. weten dat er iets van hen verwacht wordt • Het gesprek kan beginnen vanuit de interesse van de groep
Inventariseer de eerste reacties • Schrijf alle (verschillende) reacties op. • Stel verhelderende vragen. • Bepaal het onderwerp waar je verder mee gaat.
Voorbeelden van verhelderende vragen • Wat bedoel je met…? • Wat vond je mooi, saai etc.?
START-VRAAG
Een vraag die direct uitnodigt tot reactie Als er een startvraag is, kan het gesprek beginnen. (kan in 2-tallen besproken worden of plenair) • Schrijf antwoorden op groot vel/bord. • Vraag om verheldering (wat bedoelt de ander). • Als meningen worden gegeven, denk dan na wat achterliggende redenen kunnen zijn; doorvragen dus!
Kenmerken goede startvraag • Herkenbaar (voor de groep) • Nodigt uit tot onderzoek (heeft meerdere invalshoeken) • Meerdere antwoorden zijn mogelijk • Creëert betrokkenheid • Zet lln. aan tot denken (gooit vanzelfsprekendheden door elkaar)
VERVOLG
Ga dieper in op een of twee punten die op het bord geschreven zijn • Probeer zoveel mogelijk ideeën boven tafel te krijgen. • Probeer hier een stelling uit te destilleren. Deze moet voldoen aan kenmerken startvraag.
VERDIEPING
Bekijk samen met de leerlingen op welk punt je nog iets dieper in wil gaan. In deze fase ga je verder dan een persoonlijke mening: – We onderzoeken wat we er nu van begrijpen – Wat de betekenis is in meer algemene zin – Veel meningen zijn vanzelfsprekend vanuit het eigen perspectief: bevraag die vanzelfsprekendheid maar eens Ieder gesprek behoeft afronding. Soms gaat dat vanzelf, soms dirigeert de gespreksleider het gesprek daar naar toe, bv. door: – Te kijken wat we besproken hebben – Te kijken of de startvraag/stelling beantwoord is
3 typen stellingen TYPE 1: het gedachte experiment Wat zou er kunnen gebeuren als er nooit meer iets uitgevonden zou worden? Hoe zou het zijn als je niet zou kunnen denken? (bv: kun je langzaam gelukkig zijn of kun je een worm iets leren?) TYPE 2: twee posities naast of tegenover elkaar bv. is een uitvinder een creatievere denker dan een tandarts? of Breng een rangorde aan: wat is de mooiste, beste uitvinding die ooit is gedaan. TYPE 3: vraag naar voorbeeld uit eigen ervaring bv. wie heeft wel eens meegemaakt dat een goed idee van jou, ook door iemand anders was bedacht? wie heeft zelf wel eens wat uitgevonden? Hierna volgt de vervolgvraag bv; is het altijd zo dat ….. (zoek een probleem in het antwoord en ga er op verder bv: waarom is er maar ….) Hoe Door beweringen te onderzoeken op hun geldigheid door: – Een ander perspectief te kiezen – Te zoeken naar wat tegengesteld is – Verbanden te leggen tussen uitspraken
AFRONDING
VOORAF
OPENING
SCENARIO Het gesprek start vanuit een collectieve ervaring de tentoonstelling die we nu bekijken, het gedicht dat is voorgedragen.
Belangrijk De afronding komt altijd uit de groep (de gespreksleider komt niet met eigen conclusies ter afronding).
BRON: ‘GROOT DENKRAAM’ / M. VAN ROSSUM, WWW.GROOTDENKRAAM.NL
kunstkwartet
4
12
KUNSTWERKEN EN OPDRACHTEN
6 KUNSTWERKEN EN OPDRACHTEN 1 Toon de Haas 1929 ‘Zelfportret als clown’, 1993 Olieverf, 21,5 x 27,5 cm
Toon de Haas heeft zichzelf als clown afgebeeld. Een doorwerkt olieverfschilderijtje is opgesierd met een opgeplakte, vrolijk gekleurde oranjerode dopneus. Een helderblauwe lijst verleent extra diepte aan het werkje. Het vrolijke rood en blauw van neus en lijst lijkt in tegenspraak met de gelaatsuitdrukking van de sombere, bebrilde man. Zijn ogen staren ons aan. De huid en het haar zijn bijna gemodelleerd met dikke olieverf. De kwaststreek is duidelijk zichtbaar. Het schilderij lijkt een reliëfkaart. Eerst zien we slechts een kop in sterk lichtdonker contrast. Maar bij nadere beschouwing ontrolt zich een heel scala aan kleurnuances voor onze ogen: paarsblauwen, roestbruinen, vleeskleuren, okers, aardekleuren, grijzen. ‘Zelfportret als clown’ is alledaags en herkenbaar, net als zijn gebruikelijk onderwerpen: een interieur, bloemen, een landschap. Eenvoudig van opzet en bekwaam geschilderd.
kunstkwartet
4
14
1 Toon de Haas
kunstkwartet
4
15
1 Toon de Haas
OPDRACHTEN ONDERBOUW
1 Kijken Toon de Haas heeft zichzelf geschilderd, met olieverf. Niet gewoon, maar als clown.. 1 Wat valt je het eerst op? 2 Zou je deze clown op je verjaardag willen? 3 Hoe komt het dat de neus je het eerst opvalt? 0 de neus steekt uit 0 de neus is rond 0 de neus is rood 0 de neus is echt
3
Denken
De clown in het kunstwerk is niet echt een vrolijke clown. Hij lijk wel een beetje verdrietig. 1 Ken jij iemand die nooit verdrietig, boos, chagrijnig is? 2 Kan je eigenlijk altijd vrolijk zijn? 3 Kan jij deze stemmingen met je gezicht nadoen? (zie bijlage 1)
2
Doen
Opdracht (individueel): beeldend MAAK DE STRIP AF. Deze clown kijkt eerst vrolijk, maar als het spinnetje dichterbij komt lijkt de vrolijkheid iets minder te worden. STAP 1 Bekijk de strip en bespreek de eerste twee plaatjes. Het derde vakje is nog leeg. Wat zou daar kunnen gebeuren? Inventariseer samen met de leerlingen de verschillende mogelijkheden om het verhaaltje af te maken. STAP 2 De leerlingen bedenken een origineel derde plaatje. STAP 3 Ze tekenen eerst met potlood en trekken de lijnen daarna over met fineliner of stift. Inkleuren mag uiteraard ook. STAP 4 P resenteer de strips of maak er perklas een boek van. Belangrijk: zorg dat de leerlingen tot een eigen slotplaatje komen. Zo ontstaat een verzameling eigen oplossingen waar je heerlijk naar kunt kijken en nog eens kijken. BIJLAGE 3: Strip : De clown en de spin NODIG – gekopieerde strip – potlood, gum – viltstiften
kunstkwartet
4
16
1 Toon de Haas
OPDRACHTEN MIDDENBOUW 1 Kijken Toon de Haas heeft zichzelf geschilderd, met olieverf. Niet gewoon, maar als clown. 1 Hoe komt het dat de neus je het eerst opvalt? 0 de neus steekt uit 0 de neus is rond 0 de neus is rood 0 de neus is echt 2 Welke twee kleuren zie je het meest op het schilderij? 3 De clown kijkt: 0 vrolijk 0 bang 0 boos 0 verdrietig 0 verlegen 4 Wat vind jij van het portret? Omdat?
3
Denken
2
Doen
Opdracht (individueel): beeldend MAAK DE STRIP AF. Deze clown kijkt eerst vrolijk, maar als het spinnetje dichterbij komt lijkt de vrolijkheid iets minder te worden. STAP 1 Bekijk de strip en bespreek de eerste twee plaatjes. Het derde vakje is nog leeg. Wat zou daar kunnen gebeuren? Inventariseer samen met de leerlingen de verschillende mogelijkheden om het verhaaltje af te maken. STAP 2 De leerlingen bedenken een origineel derde plaatje. STAP 3 Ze tekenen eerst met potlood en trekken de lijnen daarna over met fineliner of stift. STAP 4 De leerlingen kunnen de ruimte onder de vakjes gebruiken voor een korte tekst. BIJLAGE 3: Strip : De clown en de spin NODIG – gekopieerde strip – potlood, gum – viltstiften
Deze tentoonstelling gaat eigenlijk over dat de dingen vaak anders zijn dan je op het eerste gezicht zou denken. Soms zie je dat iemand vrolijk doet, maar blijkt dat die persoon eigenlijk iets anders voelt, zoals bv. de clown. Dan is er een verschil tussen de binnen- en de buitenkant. 1 Wanneer laat je aan de buitenkant iets anders zien dan wat je van binnen voelt? Bedenk 3 situaties. 2 Vertellen kleren wie je bent? 3 Welke kleren heb je graag aan? Omdat: 0 ik me daarin op m’n gemak voel 0 die in de mode zijn 0 ze duur zijn 0 die mij heel erg goed staan 0 ze weergeven wie ik ben 0 mijn moeder of vader of … dat graag wil 4 Horen bepaalde kleren bij een bepaalde stemming? 5K un je je stemming veranderen door bepaalde kleren aan te doen?
kunstkwartet
4
17
1 Toon de Haas
OPDRACHTEN BOVENBOUW 2 Doen 1
Kijken
Toon de Haas heeft zichzelf geschilderd, met olieverf. Niet gewoon, maar als clown. 1 Wat valt je het eerst op? 2 Hoe is het portret geschilderd? (glad/ruw/ precies /wild/ dik/dun) 3 Vind je het een vrolijk portret? Licht je antwoord toe. 4 Welke rol speelt de kleurkeuze daarin? 5 Welke kleuren gebruikt Toon de Haas het meest? 6 Van welke kant komt het licht: links of rechts? 7 Waar zie je dat aan? 8 J e ziet dat de oppervlakte van het schilderij niet glad, maar ruw is. Hoe komt dat? Hij schildert met: 0 olieverf 0 waterverf 0 brede kwast 0 klein kwastje 0 weinig verf 0 veel verf
Opdracht (tweetallen): beeldend MAAK DE STRIP AF. Deze clown kijkt eerst vrolijk, maar als het spinnetje dichterbij komt lijkt de vrolijkheid iets minder te worden. STAP 1 Bekijk de strip en bespreek de eerste twee plaatjes. Het derde vakje is nog leeg. Wat zou daar kunnen gebeuren? Inventariseer samen met de leerlingen de verschillende mogelijkheden om het verhaaltje af te maken. STAP 2 De leerlingen bedenken een origineel derde plaatje. STAP 3 Ze tekenen eerst met potlood en trekken de lijnen daarna over met fineliner of stift. STAP 4 De leerlingen kunnen de ruimte onder de vakjes gebruiken voor een korte tekst. Ook kunnen ze in de eerste twee tekeningetjes extra dingen toevoegen. BIJLAGE 3: Strip : De clown en de spin NODIG – gekopieerde strip – potlood, gum – viltstiften
3 Denken Deze tentoonstelling gaat eigenlijk over dat de dingen vaak anders zijn dan je op het eerste gezicht zou denken. Soms zie je dat iemand vrolijk doet, maar blijkt dat die persoon eigenlijk iets anders voelt, zoals bv. de clown. Dan is er een verschil tussen de binnen- en de buitenkant 1 Wanneer laat je aan de buitenkant iets anders zien dan wat je van binnen voelt? Bedenk 3 situaties. 2 Vertellen kleren wie je bent? 3 Welke kleren heb je graag aan? Omdat: 0 ik me daarin op m’n gemak voel 0 die in de mode zijn 0 ze duur zijn 0 die mij heel erg goed staan 0 ze weergeven wie ik ben 0 mijn moeder of vader of … dat graag wil 4 Horen bepaalde kleren bij een bepaalde stemming? 5 Kun je je stemming veranderen door bepaalde kleren aan te doen? Extra suggestie: Aan de binnenkant van je kleding vind je verschillende ‘labeltjes’: sommigen geven de maat aan, anderen hoe het gewassen moet worden en / of het gestreken kan worden. Kijk eens of je die vindt en teken ze hieronder na met de verklaring er bij.
kunstkwartet
4
18
6 KUNSTWERKEN EN OPDRACHTEN 2 Elske Neus 1971, Utrecht ‘Was-vouw-vrouw’, 1998 video, 12, 40 minuuten
De Amsterdamse kunstenares Elske Neus maakt ingetogen video-installaties, waarin ze minimale, repeterende handelingen en bewegingen laat zien.
Door alledaagse acties te stileren als een choreografie en te presenteren in bijzondere opstelling, ontstaat er een vervreemding van een bijzondere schoonheid. Zoals in ‘Dans’, de trage rondedans van huisjesslakken in een cirkel van piepkleine LCD-schermpjes. Of ‘Moeder schilt appel’, een verstild monument voor tijdloze huisvlijt. De video ‘Was-vouw-vrouw’ is ontstaan uit deze fascinatie voor rituele handelingen in het dagelijks leven. Vanuit een vast standpunt zien we een vrouw de was opvouwen. Iedereen kent de verrichtingen maar al te goed. En je weet hoe makkelijk je bij dit werk kunt wegdromen. In dit geval wordt zo’n droom ook in beeld gebracht. Af en toe lijkt de vrouw een stuk wasgoed te laten vallen. En dan zweeft het eventjes. Kijken we beter, dan zien we dat de film wordt teruggedraaid! En daarmee wordt de dagelijkse sleur een sprookje en krijgt een herhaalde handeling de allure van een gracieuze dans.
OM VOOR TE LEZEN “Kun je even helpen lakens vouwen?” roept je moeder van boven. Net nu je wat leuks aan het doen bent. “Ik kom eraan…” brom je en je loopt zo langzaam mogelijk de trap op. Ondertussen denk je, ik zou wel willen dat er machines waren om de was te vouwen. Waarom zijn er wel wasmachines en droogtrommels, maar moet je vouwen en in de kast leggen nog steeds zelf doen? Zo raak je er nooit vanaf. De ene was is nog niet opgeruimd of de volgende zit al weer in de machine. Voelbalshirtjes, sokken, onderbroeken, handdoeken, lakens… Ach je moet maar zo denken: was vouwen is echt zo’n klusje om bij weg te dromen. Nadenken hoeft niet. Theedoek pakken, uitslaan, dubbelvouwen, nog een keer vouwen en wegleggen. Maar, ho eens. Gaat dat ook zo op deze video van Elke Neus? Kijk eens goed
naar de bewegingen die de vrouw maakt. En doe eens net of je zelf een handdoek vouwt. Zie je wat er aan de hand is? De film wordt teruggedraaid! Het wasgoed wordt niet opgevouwen maar ‘afgevouwen’! Pas als je wat langer kijkt zie je dat duidelijk. De bewegingen die de vrouw maakt hebben geen enkel nut. Want wie haalt nou zijn keurig gevouwen wasgoed uit elkaar! Het grappige is dat je door dat terugdraaien van de film beter ziet dat zoiets simpels als was vouwen eigenlijk een soort ballet is van telkens dezelfde bewegingen. Elske Neus maakt vaker zulke video’s. Meestal van eindeloze of herhaalde bewegingen die we allemaal zo goed kennen. Traag kruipende slakken, een vrouw die een appel schilt, kauwende monden. Doordat ze iets aan die beweging verandert ziet het er plotseling heel anders uit. Vertrouwd en toch nieuw.
kunstkwartet
4
19
2 Elske Neus
kunstkwartet
4
20
2 Elske Neus
OPDRACHTEN ONDERBOUW 1
Kijken
1 Wat is deze mevrouw aan het doen? 2 In welke kamer vouwt de mevrouw de was op? 3 Hoe kun je dat zien? 4 Vind je dat ze de was goed op kan vouwen? 5 Valt je iets op aan het filmpje?
3
Denken
De kunstenaar vouwt de was op, maar door het filmpje terug te draaien, lijkt het als of ze de was weer ‘ontvouwt’ en weer rommelig maakt. 1 Waarom vouw je de was eigenlijk op? (om op te ruimen of rommel te maken?) 2 Als je iets opvouwt, wordt het dan groter of kleiner? 3 Probeer jezelf eens op te vouwen: zo klein mogelijk te maken. Kun je daar verschillende manieren voor bedenken? 4 Wat kun je nog meer vouwen? 0 papier/een krant 0 kleren 0 jezelf 0 ijzer 0 plastic 0 stenen
2
Doen
Opdracht (individueel): beeldend TEKENEN MET NIETS Als je goed naar het filmpje hebt gekeken, zie je dat de mevrouw alles achterstevoren doet, in omgekeerde volgorde dus. Dat is ongewoon. Wat ook ongewoon is, is tekenen met een gum. Normaal teken je met zwart en als je iets fout doet, gum je dat weg. Nu maken we een vel eerst zwart met houtskool en tekenen daarna op dat zwarte vel met een gum. Voor kinderen een fascinerend techniek. STAP 1 Elke leerling krijgt een A4 tekenvel en een houtskooltje. Met de brede kant van het houtskool, ‘kleuren’ ze het vel in. Als alles een grijs/zwarte kleur heeft, verspreiden de leerlingen met een papieren doekje het houtskool tot er geen wit meer te zien is. STAP 2 Daarna tekenen ze met een gummetje een dagelijkse handeling (tanden poetsen, naar school lopen, met de pop spelen, eten etc.) STAP 3 Dit is een snelle techniek; de vlugge leerlingen kunnen nog een tekening maken van een andere handeling. STAP 4 Nabespreken en evt. fixeren met haarspray of een fixeerspuitje. NODIG – A4 tekenpapier – houtskool en papieren doekje – gum
kunstkwartet
4
21
2 Elske Neus
OPDRACHTEN MIDDENBOUW 1
Kijken
1 Beschrijf wat je ziet. 2 Hoe zag je dat er iets niet klopte? 3 Hoe heeft de kunstenaar dat gedaan? 4 Wat denk je dat de kunstenaar wil vertellen? 5 De film is: 0 een reclamefilmpje 0 een actiefilm 0 een korte kunstfilm 0 een grappige film 0 een sprookje
3
Denken
De kunstenaar hoeft niet na te denken als zij de was opvouwt. Dat is een automatische handeling die je al zo vaak hebt gedaan, dat je dat kunt doen zonder er bij na te denken. Bij sommige dingen moet je eerst wel nadenken, in de fase dat je het bewust moet leren, bijvoorbeeld schoenen strikken, later doe je dat gedachteloos. Een liedje neuriën doe je ook wel eens gedachteloos, het ‘zit in je hoofd’ 1 Bij welke handelingen hoef je niet na te denken: 0 fietsen 0 rekensommen maken 0 schoenveters strikken 0 met bouwstenen een kasteel maken 0 de trap op lopen 0 een liedje zingen 2 Kun je nog een paar dingen bedenken waarbij je wel of niet hoeft na te denken. (Zet ze in twee kolommen) 3 Wat is het verschil tussen nadenken en bedenken? 4 Wat doe je eerder: nadenken of bedenken?
2
Doen
Opdracht (kring): drama Als je goed naar het filmpje hebt gekeken, zie je dat de mevrouw alles achterstevoren doet, in omgekeerde volgorde dus. STAP 1 Ga met de leerlingen in een kring zitten. Laat een paar leerlingen een opgevouwen kledingstuk ontvouwen zoals in het filmpje. STAP 2 Geef nu een paar kinderen de beurt om iets anders achterste voren te bedenken in groepjes van 4 of 5. STAP 3 Elk groepje mag een eigen toneelstukje bedenken over een dagelijkse handeling. Bijvoorbeeld de afwas, winkelen, een cadeautje inpakken/uitpakken, een bezoek aan oma, sporten. 1 Eerst dagelijkse handelingen bedenken en opschrijven. 2 Een keuze maken: welke handeling willen we spelen? 3 Wat hebben we daar voor nodig? STAP 4 Elk groepje zijn voert het toneelstukje op voor de klas. TIP Begin de les met een kort fysiek spelletje, bijvoorbeeld stoelendans of zakdoekje leggen. Door te beginnen met een ‘warmmakertje’ vinden kinderen het minder eng om te acteren. NODIG Een stapeltje opgevouwen textiel (theedoeken, kleren enz.)
kunstkwartet
4
22
2 Elske Neus
OPDRACHTEN BOVENBOUW 1
Kijken
1 Beschrijf wat je ziet. 2 Hoe zag je dat er iets niet klopte? 3 Hoe heeft de kunstenaar dat gedaan? 4 Wat denk je dat de kunstenaar wil vertellen? 5 Wat betekent de titel? 6 Het kunstwerk is de videofilm; wat is voor jou het meest kunstzinnige aan de film? 0 er is maar 1 acteur te zien 0 er wordt niet in gesproken 0 de film wordt terug gedraaid 0 de filmcamera filmt alles vanaf een (stand)punt 0 er is geen muziek te horen 0 …… (er zijn meerdere antwoorden mogelijk)
3
Denken
Als je bij dagelijks terugkerende zaken elke keer weer moet bedenken hoe je dat gaat aanpakken, is dat niet handig. Soms weet je wat je gaat doen, zonder daarover na te denken. Een soort afspraak met jezelf. Ook voor een grote groep mensen is dat handig. We spreken dan af dat ‘als dit gebeurt, dan doen we dat’. Dus, als je bijvoorbeeld door rood licht rijdt, dan krijg je een bekeuring. Of als je examen hebt gedaan, dan krijg je een diploma overhandigd en zet je je handtekening. Deze afspraken noemen we soms rituelen, maar ook wel ceremonies of procedures. Als de regering een afspraak maakt voor iedereen in Nederland noemen we dat een wet. 1 Hoe ziet jouw ochtend‘ritueel’ er door de week uit? 0 ik sta op…. 0 dan ga ik … 0 ik eet … 0 …. 0 …. 2K en je plekken waar je wel eens komt waar ook vaste afspraken (rituelen/ ceremonies /procedures) gemaakt zijn? (kerk, school, gemeentehuis, voetbalveld, etc.) 3 Kun je een voorbeeld geven van een vaste afspraak bij jou op school? 4 Wat is het voordeel van zo’n afspraak? 5 Wat denk je dat er gebeurt als we met elkaar geen afspraken maken?
2
Doen
Opdracht (groepjes): fotografie Als je goed naar het filmpje hebt gekeken, zie je dat de mevrouw alles achterstevoren doet, in omgekeerde volgorde dus. STAP 1 Ga met de leerlingen in een kring zitten. Laat een paar leerlingen een opgevouwen kledingstuk ontvouwen zoals in het filmpje. STAP 2 V erdeel de klas in groepjes van 4 STAP 3 OPDRACHT: Bedenk een alledaagse handeling. Maak daar 10 foto’s van en druk die af. STAP 4 L eg de foto’s in omgekeerde volgorde en plak ze op een groot vel. STAP 5 S chrijf onder elke foto kort wat er te zien is. STAP 6 H et storyboard is af; nu kunnen de leerlingen hun verhaal presenteren. NODIG – voor elk groepje van 4/5 leerlingen een camera – een computer – een printer – een groot vel – pennen – lijm
kunstkwartet
4
23
6 KUNSTWERKEN EN OPDRACHTEN 3 Diederik Klomberg 1963, Oisterwijk Seizoenen, 1999, Lenticulair object, 20,5x 39 cm
Hoe nemen mensen waar? Deze vraag vormt het uitgangspunt voor het werk van Diederik Klomberg. De algemene veronderstelling is dat je meer ziet als je meer weet. Diederik speelt met dit gegeven. Hij schept illusies. Hij manipuleert spiegelbeelden en werkt met contrastkleuren om de kijker te prikkelen. Steeds weer duiken vragen bij hem op: zie je echt wat er is, zie je wat er echt is, zie je wat je weet of weet je wat je ziet? ‘Seizoenen’ past helemaal in zijn onderzoek naar het waarnemen. In het rechthoekig beeld zie je een park in lentegroen. Of nee, toch niet. Als je je hoofd wat beweegt maakt het lentegroen plaats voor volle boomkruinen en diepe schaduwen. Zomer. Maar als je weer verder kijkt doet de herfst met zijn gekleurde bladeren al intrede. Zo schuiven alle seizoenen in beeld door steeds een andere kijkrichting te kiezen. Voor ‘Seizoenen’ heeft Diederik, verspreid over het jaar, op precies dezelfde plek vijf foto’s van het park gemaakt. Deze foto’s heeft hij verwerkt in een zogenaamde lenticulaire cel. Zo’n cel ziet eruit als een stuk geribbeld plastic, opgebouwd uit een reeks bolle lensjes. Daarmee kun je twee tot maximaal acht foto’s of plaatjes laten zien. Die worden in dunne reepjes gesneden en naast elkaar een paar millimeter onder de lensjes geplakt. Door de bolling van de lens wordt het beeld gebroken. Zo zie je – als je beweegt – de vijf verschillende foto’s achter elkaar binnen een beeldraam opdoemen. Diederik speelt in ‘Seizoenen’ op twee verschillende manieren met het begrip beweging. Je moet als toeschouwer zelf in beweging komen om het kunstwerk in zijn geheel te kunnen ervaren. Wat je dan ziet veranderen, heeft te maken met het voortgaan van de tijd. Je kijkt naar de veranderingen die de seizoenen in de natuur veroorzaken. ‘Seizoenen’ is een studie voor een groot werk dat Diederik heeft gemaakt voor de penitentiaire inrichting Hoogvliet in Rotterdam, de stad waar hij woont en werkt.
kunstkwartet
4
24
3 Diederik Klomberg
kunstkwartet
4
25
3 Diederik Klomberg
OPDRACHTEN ONDERBOUW 1 Kijken Diederik Klomberg heeft vier foto’s gemaakt van dezelfde plek in het park: zomer, herfst, winter en lente. Van die foto’s heeft hij één kunstwerk gemaakt. 1G a recht voor de foto staan: beschrijf wat je ziet. 2 Beweeg je hoofd. Wat zie je? 3 Hoeveel verschillende beelden zie je? Welke verschillen zie je? 4 Wat hoort er bij de lente? 5 Wat komt er na de lente? NODIG – 4 foto’s van de seizoenen Diederik Blomberg – 2 ansichtkaarten om de lenticulaire techniek te verduidelijken: 0 mond 0 teckels
3 Denken De fotograaf heeft de vier seizoenen in beeld gebracht: lente, zomer, herfst en winter. 1 Leg de vier foto’s (zie leskoffer) van de seizoenen voor een groepje en bespreek wat er te zien is. 2 Welke kleren trek je aan in welk jaargetijde? De leerlingen wijzen bij een kledingstuk de juiste foto aan. 0 zwembroek 0 ijsmuts 0 regenlaarzen 0 dikke sokken 0 zonnehoed 0 wanten 0 t-shirt 0 lange broek 0 ski-jack 0 slippers 0 korte broek 3 Wie is er in de lente jarig? (zomer, herfst, winter?) BIJLAGE 2: De seizoenen: 4 foto’s van Diederik Klomberg
2 Doen Opdracht (individueel): beeldend WE MAKEN REGEN OF SNEEUW In elk seizoen komt er wel iets uit de lucht vallen: regen, sneeuw, hagel, maar ook bladeren en uitgebloeide bloesem die in het voorjaar na een week en een flinke wind als gekleurde neerslag naar beneden komt dwarrelen. STAP 1 Ga met de klas naar buiten als het regent, sneeuwt of ‘bloesemt’. STAP 2 T erug in de klas knippen of scheuren de kinderen bladen papier tot kleine snippers en verzamelen die in een doosje. STAP 3 De leerlingen smeren het grote blad papier of karton in met behangerslijm. Ze maken hun handen schoon. STAP 4 Leg het ingesmeerde vel op de grond en laat de kinderen de papiersnippers in de lucht gooien (fantastisch om te zien; houd fotocamera bij de hand). Kinderen vinden dit geweldig en er ontstaan fraaie neerslagwerkstukken. NODIG – papiersnippers – behangerslijm – behangerskwasten – grote tekenvellen (karton/behang) – A4 tekenpapier – scharen
kunstkwartet
4
26
3 Diederik Klomberg
OPDRACHTEN MIDDENBOUW 1 Kijken Diederik Klomberg heeft vier foto’s gemaakt van dezelfde plek in het park: zomer, herfst, winter en lente. Van die foto’s heeft hij één kunstwerk gemaakt. 1 Ga recht voor de foto staan: beschrijf wat je ziet. 2 Beweeg je hoofd. Wat zie je? 3 Hoeveel verschillende beelden zie je? Welke verschillen zie je? 4 Welke seizoenen zie je? 5 Waarom is het oppervlak van deze foto geribbeld? 6 Waar gaat het de kunstenaar vooral om? 0 om een nieuwe fototechniek te laten zien 0 om in één foto vier jaargetijden te laten zien 0 om de kijker ook aan het werk te zetten
3 Denken
2 Doen Opdracht (individueel): literair Gedicht schrijven met het dichtschema van de elf Luister naar ‘De Vier Jaargetijden’ van Vivaldi . Kies het seizoen van dat moment. STAP 1 De kinderen luisteren en zoeken naar ‘aanwijzingen’ in de muziek die verwijzen naar het betreffende seizoen. De gevonden aanwijzingen schrijven ze op. (harde, zachte stukken; lieflijke sfeer of onheilspellend, stormachtig ritme of rustig, kalm zomerweer.) STAP 2 Ze schrijven hierna nog meer associaties en woorden die met het seizoen te maken hebben op. STAP 3 Ze krijgen de opdracht om een gedicht m.b.v. het ELF-schema te schrijven en beginnen met de naam van het seizoen. STAP 4 De gedichten worden voorgelezen en bewaard. BIJLAGE 4: Gedichtschema:ELF NODIG – pen en papier – cd ‘De Vier Jaargetijden’ van Vivaldi – kopieervel: ELF-schema
De fotograaf heeft de vier seizoenen in beeld gebracht: lente, zomer, herfst en winter. 1 Welk is jouw favoriete jaargetijde? Waarom? (noem 5 dingen die je prettig vindt aan jouw favoriete seizoen / wat doe je in de verschillende seizoenen?) 2 Welk seizoen vind je het minst prettig? 3 In welk jaargetijde ben je geboren? 4 Wat betekent dat voor hoe je je verjaar dag viert? 5 Je kunt zien dat het zomer is aan verschillende dingen. Kun je ook waarnemen met je andere zintuigen? 0 zien: 0 ruiken: 0 voelen: 0 horen: 0 proeven:
kunstkwartet
4
27
3 Diederik Klomberg
OPDRACHTEN BOVENBOUW 1 Kijken Diederik Klomberg heeft vier foto’s gemaakt van dezelfde plek in het park: zomer, herfst, winter en lente. Van die foto’s heeft hij één kunstwerk gemaakt. 1 Ga recht voor de foto staan: beschrijf wat je ziet. 2 Beweeg je hoofd. Wat zie je? 3 Hoeveel verschillende beelden zie je? Welke verschillen zie je? 4 Welke seizoenen zie je? 5 Waarom is het oppervlak van deze foto geribbeld? 6 Waar gaat het de kunstenaar vooral om? 0 om een nieuwe fototechniek te laten zien 0 om in één foto vier jaargetijden te laten zien 0 om de kijker ook aan het werk te zetten 7 De foto komt op groot formaat in een gevangenis te hangen. Wat zou de kunstenaar daarmee willen zeggen/bereiken/ bedoelen?
3 Denken De fotograaf heeft de vier seizoenen in beeld gebracht: lente, zomer, herfst en winter. 1 Welk is jouw favoriete jaargetijde? Waarom? (noem 5 dingen die je prettig vindt aan jouw favoriete seizoen/ wat doe je in de verschillende seizoenen?) 2 Welk seizoen vind je het minst prettig? 3 In welk jaargetijde ben je geboren? 4 Wat betekent dat voor hoe je je verjaardag viert? 5M aak een staafdiagram van wie in jouw klas in welke maand jarig is. EXTRA In het kunstwerk van Diederik veranderd het beeld als je van standpunt verandert. De kunstenaar Escher speelde op een ander manier met het standpunt. Hij verzon onmogelijke bouwwerken waarbij het moeilijk is om te zien wat voor of achter is, of wat boven of onder is. Dat deed hij met behulp van deze driehoek. – Kun je die natekenen? Bekijk ook de powerpoint Escher Zie cd in leskoffer
2 Doen Opdracht (individueel): beeldend TWEE AFBEELDINGEN OP ÉÉN PAPIER. De techniek die Diederik gebruikt, lijkt veel op de volgende opdracht. STAP 1 Zoek twee foto’s uit tijdschriften (liefst een beetje verschillend van kleur) op A5 (staand)formaat. STAP 2 Snijd (met afbreekmesjes of snijmachine) de foto’s in gelijke repen van maximaal 1 cm breed. Dit is een nauwkeurig werkje. STAP 3 Vouw een A4 blaadje (printpapier) zigzag. Elk zigzag strookje is 1 cm. STAP 4 Plak de stroken van foto 1 op het zigzag blaadje, en hou telkens 1 zigzagstrook open. STAP 5 Plak de stroken van foto 2 op de opengehouden stukjes op het zigzagvel. Als je nu het zigzag-vel kijkt, zie je, afhankelijk van waar je staat, twee verschillende foto’s. NODIG – tijdschriften, reclameblaadjes – A4 kopieerpapier – scharen, afbreekmesjes, snijmachine – lijm
kunstkwartet
4
28
MEER WETEN?
7 KIJKEN NAAR KUNST ‘KORTE CURSUS’ KIJKEN NAAR KUNST De hier onderstaande informatie is bedoeld voor de leerkracht die iets meer wil weten over hoe naar kunst te kijken. Het pretendeert niet volledig te zijn, maar geeft de nodige structuur bij het kijken. Er wordt verondersteld dat kunst mooi moet zijn. Dit is een misverstand, omdat ‘mooi’ een eigenschap kan zijn van veel dingen (een auto, een boeket, een theorie etc.). Maar mensen houden van mooie dingen; we kijken liever naar iets moois dan naar iets lelijks. Ook van kunst willen we graag dat die mooi is. Maar mooi hoeft niet per sé kunst te zijn, en omgekeerd, kunst kan ook lelijk zijn. De vraag is welk verhaal kunst ons te vertellen heeft. Normaal kijk je in het dagelijks leven vrij oppervlakkig om je heen: probeer maar eens uit je hoofd de weg naar school voor te stellen! Deze manier van kijken is vaak niet geschikt om kunst te ervaren. Je kunt het beste met een bepaalde bedoeling en wat gedetailleerder kijken. Bijvoorbeeld naar het materiaal, de structuur, het gebruik van kleuren en de werking ervan, de vormen en hun ordening of de werking van licht. Het leren kijken naar kunst is als het leren van een andere taal, in dit geval de taal van het waarnemen. We zien in eerste instantie de dingen die we kennen en baseren daarop ons oordeel. Wanneer je bij het kijken naar kunst het oordeel zo lang mogelijk uitstelt en op zoek gaat naar wat er nog meer te zien is, valt er veel te ontdekken. Door jezelf vragen te stellen (wat zie ik, wat wil de kunstenaar vertellen en hoe heeft hij dat gedaan?) en daardoor intensiever te kijken, helpt kunst je inzicht te krijgen in onszelf. Door die inzichten te delen, ontstaat er een rijke interpretatie van dat ene kunstwerk.
kunstkwartet
4
30
DE ‘GRAMMATICA’ VAN DE KIJK-TAAL IS IN DRIEËN TE DELEN: DE VOORSTELLING Wat zie ik? (het beschrijven van het kunstwerk, het verhaal, de idee, de functie) DE VORMGEVING Welke beeldende middelen zijn gebruikt om het kunstwerk vorm te geven: vorm, kleur, licht, ruimte, compositie; zie schema hieronder. DE INTERPRETATIE Wat is voor jou het verhaal van het kunstwerk? Waar zou je het kunstwerk willen ophangen? Wat zou je er aan willen toevoegen? Vind je het mooi? Etc.
VORMGEVINGSBEGRIPPEN BEELDENDE ASPECTEN MIDDELEN VORM Vorm Vormsoort
KLEUR
Kleursoort Kleurverzadiging Kleurintensiteit Kleurcontrast
AANVULLINGEN Hoekig
rond
vierkant kegel
symmetrisch asymmetrisch
tweedimensionaal geometrisch grillig (plat) driedimensionaal organisch strak (ruimtelijk) Primair: rood – geel – blauw (de hoofdkleuren) Secundair: oranje – groen – paars (de mengkleuren) Zuiver (primaire kleuren mengen zonder zwart of wit) Onzuiver (vermenging kleuren met zwart of wit) Licht / donker Licht-donker Koude kleuren: blauw, paars, groen Warm kleuren: rood, geel, oranje Complementair contrasten: rood < - > groen, oranje < - > blauw, geel < - > paars
LICHT
Lichtrichting Lichtcontrast Schaduw
dynamiek
Meelicht / tegenlicht / zijlicht Klein-groot / zacht-hard / licht-donker (clair obscure) Eigen schaduw (schaduw op het object) Slagschaduw (schaduw van het object op haar omgeving) Hoogte / breedte / diepte Groot-klein / overlapping / afsnijding / perspectief / atmosferisch perspectief / verkorting / standpunt horizontaal / verticaal / diagonaal / driehoek / overall statisch – dynamisch
RUIMTE
Dimensie Ruimtesuggestie
COMPOSITIE
grondvorm
symmetrie
symmetrisch / asymmetrisch
ritme
herhaling
SYMMETRISCH
CENTRAAL
DRIEHOEK
OVER-ALL
GEOMETRISCH
kunstkwartet
4
31
8 ALGEMENE INFORMATIE KUNSTENAARS OP SCHOOL Wanneer u rond het thema van deze mini-tentoonstelling de hulp in wilt roepen van een kunstenaar, vindt u op www.kunstenaarsindeklas.nl een keur aan bik-kunstenaars. Dit zijn professionele kunstenaars die samen met groepsleerkrachten projecten uitvoeren op basisscholen.
LITERATUURLIJST FIANNE E.M. KONINGS Culturele instellingen en een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs 2011 BAREND VAN HEUSDEN Cultuur in de spiegel; naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs 2010 MARIËT LEMS Weten waar de woorden zijn 2010 TINEKE HAANDRIKMAN Nulmeting cultuuronderwijs V.O. i.h.k.v. Cultuur in de Spiegel 2011 ROB BARTELS, MARJA VAN ROSSUM Filosoferen doe je zo 2009 CAROLIEN EUSER, MADELINDE HAGEMAN Hoor de zon 2011 PIET MEEUSE Ex Nihilo – De kunstenaar Mister Motley 2009 FOLKERT HAANSTRA Leren zien als doel en effect van kunsteducatie 1995
kunstkwartet
4
32
9 INHOUD KOFFER MET LESMATERIAAL CD met interactieve PowerPoint presentatie
BOEKEN Waar is Wally? De fantastische minibox, Martin Handford In het museum: Ik zie ik zie wat jij niet ziet, K. Couprie & A. Louchard Een kist vol gezichtsbedrog, J. Sacks – 2 ansichtkaarten: – teckels – mond 1 gelamineerd gedicht: Als niemand kijkt – 9 werkbladen – schema lesopzet Ik zie, ik zie….
kunstkwartet
4
33
10 COLOFON Idee – Ellie van den Bomen Samenstelling docentenhandleiding: – Kees Admiraal Samenstelling lesmateriaal: – Kees Admiraal, Marjorie van Beekum, Evelien Andree Wiltens (stagiaire) Redactie en coördinatie – Marjorie van Beekum, Vormgeving lesmateriaal – Curve Fotografie – Ton Voermans Vormgeving koffers – Willem Bakkum Met dank aan – Marjo Berendsen – Rein Ory - Maartje van Ewijk
Dit Kunstkwartet is tot stand gekomen met steun van de Provincie Noord-Holland. Alkmaar, augustus 2012 Cultuurcompagnie Noord-Holland Bergerweg 1 1815 AC Alkmaar 072 850 28 00
kunstkwartet
4
34
BIJLAGE
BIJLAGE 1 (BEHOREND BIJ DENKOPDRACHT-1)
BLIJ
BOOS
BANG
BEDROEFD
kunstkwartet
4
36
BIJLAGE 3 (BEHOREND BIJ DOE-OB-2)
kunstkwartet
4
37
BIJLAGE 4 (BEHOREND BIJ DOE-MB-3) NAAM: MIJN ELF:
kunstkwartet
4
38