E E N LE E R Z AME SE RIE VOOR IE DE RE E N DIE ME E R WIL WETE N O V E R S U C C E S V O L L E , V R O E G S C H O O L S E E D U C AT I E Vroegschoolse educatie is belangrijk om taalachterstanden bij kinderen al op jonge leeftijd zoveel mogelijk te voorkomen. Het goed organiseren ervan is alleen zo makkelijk niet. De PO-Raad neemt maandelijks een kijkje achter de schermen bij scholen en hun besturen die voortvarend werken aan het voorkomen van achterstanden en spreekt met andere betrokkenen. Hun verhalen zijn verwerkt in de serie ‘Het jonge kind’.
Het jonge kind De rol van het schoolbestuur bij vroegschoolse educatie Verhalen uit de praktijk
Een portret van Stichting Ronduit in Alkmaar Ronduit is een openbaar bestuur met 13 basisscholen waarvan 1 AZC-school, daarnaast 1 sbo-school en een REC 4 school met 10 afdelingen in de kop van Noord-Holland. Van de 13 basisscholen zijn er 7 scholen (8 locaties) die sinds jaar en dag meedoen in een VVE-traject. Hiervan zijn er op dit moment 2 geen gewichtenschool meer. Toch worden ze nog zo behandeld door het schoolbestuur en de gemeente. De VVE-structuur werkt nog steeds, wel is het werken met programma’s veranderd. MariÍlle Moll, beleidsmedewerker onderwijs en kwaliteitszorg, vertelt over de organisatie van het vroegschools aanbod.
PO-Raad Special
Het jonge kind
In 2006 is men in Alkmaar begonnen met een groep besturen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf en gemeente om gemeentelijke afspraken te maken. Er is toen gekozen om met de KO-totaal programma’s te gaan werken. Toen zijn de 8 scholen van Ronduit gestart. “Het was toen echt wel een verbetering, er kwam een methode in de onderbouw en tot dan toe werd alleen met projecten gewerkt.” In de afgelopen 6 jaar is de doelgroeppopulatie veranderd en merkt men dat Ik&Ko niet meer voldoende biedt. Het schoolbestuur heeft aangegeven dat het programma niet als keurslijf geldt en dat een school iets kan toevoegen of weglaten van het aanbod naar gelang de populatie dat nodig heeft. Het programma Ik&KO geldt dus als basis mits de school het aanbod goed in de gaten houdt. Er wordt door het bestuur nog vastgehouden aan dit programma vanwege de doorgaande lijn met de peuterspeelzaal. Echter in de invulling van het vroegschools aanbod bewandelen de scholen hun eigen weg. De doorgaande lijn wordt versterkt doordat alle scholen een peuterspeelzaal in huis hebben, ook daar wordt nog steeds het programma Puk & KO van Ko-totaal gebruikt. Het bestuur is tevreden over de goede samenwerking die peuterspeelzalen en VVE-basisscholen hebben, “dit hebben we goed voor elkaar met elkaar” elkaar”, aldus Mariëlle Moll. Vanuit de bestuursafspraken komt er geen geld voor VVE richting de scholen. Vanuit de bestuursafspraken maar ook
PO-Raad Special
de gemeentelijke OAB middelen hebben 4 scholen een Kleutergroep plus. Hier is er 8 uur extra ondersteuning in groep 1 en 2 voor kinderen die dat nodig hebben.
ROLOPVATTING VAN HET BESTUUR Kaders en beleid… Ronduit heeft een strategisch beleidsplan waarin actielijnen en indicatoren voor VVE zijn geformuleerd. Een van de indicatoren is dat 75% van de doelgroepleerlingen eind groep 2 minimaal op C-niveau scoort op de toets Taal voor Kleuters. Het strategisch beleidsplan wordt jaarlijks vertaald in een jaarplan. …maar ook loslaten Het VVE-programma en de Cito-toetsen vormen een basis voor het vroegschools aanbod. VVE is volgens mevr. Moll meer dan dat. “Het gaat erom dat je als school zicht hebt op wat de peuters aan aanbod hebben gehad. Dan kun je een doorgaande lijn creëren. Eigenlijk gaat het om vroegtijdig achterstanden in taal signaleren en ervoor zorgen dat met extra onderwijsaanbod deze kinderen een goede start kunnen maken in het basisonderwijs.” De invulling die de scholen maken, gaat langs een eigen weg. “De doelgroep is nu anders dan 6 jaar geleden, dus je moet je blijven aanpassen”. Zicht houden, ondersteunen en sturen op inhoud Een van de indicator voor VVE die genoemd wordt in het strategisch beleidskader is het hebben van een taalbeleidsplan is. In oktober 2012 is vanuit
Het jonge kind
het bestuur een inventarisatie gehouden naar het taalbeleid en de doorlopende leerlijnen in taal. Vaak bleek deze er niet te zijn. Het is wel de bedoeling dat elke school dit jaar een taalbeleidsplan maakt. Er is een format voor het taalbeleidsplan aangereikt. Het gebruik van het format is niet verplicht. Op deze manier ondersteunt en stuurt het bestuur. De VVEscholen en de scholen met meer dan 20% gewichten leerlingen moeten per einde schooljaar een taalbeleidsplan hebben. Daarin moet specifieke aandacht zijn voor groep 1 en 2 en voor de aansluiting met de voorscholen.
Dialoog Er is een monitor opgesteld voor VVE. Het bestuur heeft over 20082011 gegevens van de Taaltoets voor Kleuters opgevraagd bij de scholen. Op basis daarvan is de 75% -doelstelling opgesteld. De gegevens over 2012 worden weer gemonitord met als doel vast te stellen of de zelf opgestelde doelen gehaald worden. Het bestuur doet hier analyses op en de algemeen directeur van het bestuur bespreekt deze in het directeurenoverleg met de
schooldirecteur. Hierbij krijgen directeuren ook terugkoppeling op regelgeving en bijvoorbeeld de bestandsopname. Het bestuur heeft van de VVE-bestandsopname van de Inspectie een bovenschoolse analyse gemaakt, en de scholen bespreken de aandachtspunten met elkaar. Er is recentelijk een werkgroep VVE ingericht.
Samenwerking met peuterspeelzalen Vanaf het begin is gezamenlijk opgetrokken met andere besturen, de peuterspeelzalen en de gemeente. Er was tot 2010 een stuurgroep VVE onder begeleiding van de OBD, daarna is de gezamenlijkheid wat ingezakt. Met de bestuursafspraken is de werkgroep weer leven in geblazen. Het bestuur Ronduit is wel altijd nauw betrokken gebleven bij ontwikkelingen en heeft altijd een goede relatie met de peuterspeelzalen gehouden. Ook doet het bestuur actief mee in werkgroepen, zoals de sollicitatieprocedure voor de HBO-er als coach op de peuterspeelzalen, vanuit het idee dat een van de taken van deze persoon het versterken van de samenwerking met de basisscholen is.
Marielle Moll: “Door dingen als de bestandsopname bovenschools en centraal op te pakken blijft het niet liggen en blijf je in ontwikkeling. Het is namelijk niet zo dat scholen ontwikkeling op dit soort punten automatisch oppakken�.
PO-Raad Special
Het jonge kind
Betrokken zijn bij de scholen Mevr. Moll zoekt de samenwerking met de scholen en stimuleert de samenwerking tussen de scholen. “Als je laat merken dat je als bestuurder betrokken bent, wordt je ook een intermediair tussen scholen. Bijvoorbeeld een school had een soort placemat met woorden gemaakt; die mail ik dan rond.” Ze benadrukt het belang om aan te sluiten bij de ontwikkeling van de scholen op het moment. Een voorbeeld is dat er nog niet op alle scholen Cito Taal voor Kleuters werd afgenomen. Er wordt dan aangesloten op de mogelijkheden van de school maar tegelijk worden er piketpaaltjes geslagen, waardoor op dit moment alle scholen werken met de Cito-toets Taal voor Kleuters
AANPAK VAN VERBETERPUNTEN De VVE-bestandsopname is geanalyseerd en hier zijn bovenschoolse actiepunten uitgekomen.
Kwaliteitszorg en opbrengstgericht werken Een van de verbeterpunten is kwaliteitszorg en dan met name de borging. Door middel van het taalbeleidsplan moet hier meer richting aan gegeven worden. Verder is er vanuit OGW veel aandacht voor de resultaten van leerlingen en groep 1 en 2 doet daar vanzelfsprekend aan mee. Vanuit OGW is er een Beleidsevaluatie-document Opbrengsten opgesteld waarin expliciet groep 1 en 2 zijn benoemd. Dit is een verantwoordingsdocument dat de directeur bespreekt met de algemeen directeur
PO-Raad Special
van het bestuur. Hierin zit een analyse van toetsresultaten, een verklaring en een koppeling aan acties. Eenmaal per jaar wordt dit besproken, bij gesignaleerde risico’s wordt dit tweemaal besproken.
Ouderbetrokkenheid en doorgaande lijn Twee andere verbeterpunten die uit de bestandsopname kwamen zijn ouderbetrokkenheid en de doorgaande lijn. Er gebeurt van alles op de scholen op het vlak van ouderbetrokkenheid maar dit moet nog in beleid gevat en van een visie voorzien. Het werken aan de doorgaande lijn is door de gemeente opgepakt. In de werkgroep Stadsbrede afspraken is er helder beleid voor gemaakt. Inmiddels is er sprake van een warme overdracht. Het bestuur heeft de ervaring dat de verbetering van de doorgaande lijn meer op schoolniveau moet plaatsvinden. Het formuleren van acties en deze in een plan zetten moet daarom op dat niveau gebeuren. Mevr. Moll benadrukt dat het voor een bestuur belangrijk is om te blijven prikkelen en stimuleren als het gaat om VVE. “Anders wordt het een vergeten groep. Je moet zelf wel de drijfveer achter ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld door in het format taalbeleidsplan groep 1 en 2 expliciet te benoemen.” Daarnaast is het volgens haar van belang dat een bestuur betrokken blijft bij het gemeentelijk beleid. “Je moet in gesprek blijven met de peuterspeelzalen en kinderopvangorganisatie. Uit gezamenlijkheid is winst te behalen.” ■
Het jonge kind
Een portret van PCBO Amersfoort in Amersfoort PCBO Amersfoort is een stichting voor Protestants Christelijk Basisonderwijs in Amersfoort en omgeving en omvat 12 basisscholen en 1 school voor speciaal basisonderwijs voor circa 3300 leerlingen. Er werken ongeveer 300 medewerkers bij PCBO Amersfoort. Het bestuursbureau bestaat uit 7 medewerkers. Er is 1 directeur-bestuurder, een adjunct-directeur, een beleidsmedewerker onderwijs, een financiĂŤle controller en een aantal personen die zich bezig houden met P&O en administratieve zaken. Elke stafmedewerker heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Lieuwe Medema, beleidsmedewerker onderwijs, vertelt me over de manier waarop het bestuur het vroegschools aanbod aanstuurt.
PO-Raad Special
Het jonge kind
Twee van de dertien scholen heeft een schoolgewicht en werkt met een VVE programma. Ze werken met Piramide en Ik en Co. Eén school heeft ook een schoolgewicht, maar gebruikt geen VVEprogramma. Op deze school is sprake van een beredeneerd aanbod. In het convenant voor- en vroegschoolse educatie dat in de gemeente Amersfoort is opgesteld, is de afspraak vastgelegd dat scholen met een schoolgewicht een beredeneerd aanbod in de groepen 1 en 2 moeten bieden. Dit hoeft niet per se een VVE methode te zijn. Er moet sprake zijn van handelingsgericht werken waarbij de SLO doelen als richtlijnen worden gebruikt. Met behulp van een observatie en registratie methode moet nagegaan worden of de SLO doelen behaald worden. In het convenant is verder uitgewerkt aan welke kenmerken het beredeneerd aanbod moet voldoen. De scholen van PCBO Amersfoort zonder schoolgewicht hebben ervoor gekozen om het convenant ook uit te voeren voor hun VVE-leerlingen. Vroegschoolse educatie wordt dus bij de scholen van PCBO Amersfoort op verschillende manieren ingevuld, doordat voor vroegschoolse educatie een brede definitie wordt gehanteerd.
ROLOPVATTING VAN HET BESTUUR Meepraten op gemeentelijk niveau PCBO Amersfoort is één van de partijen die het convenant in Amersfoort in november 2012 heeft ondertekend. Aan het moment van ondertekening is een periode voorafgegaan waarin het convenant in overleg tussen de
PO-Raad Special
betrokken partijen is voorbereid. Hierbij zijn vertegenwoordigers van de drie grote schoolbesturen, vertegenwoordigers van de grote voorschoolse partijen, de GGD en de gemeente betrokken geweest. Er zijn werkgroepen gevormd waarin nu de verschillende afspraken nader worden uitgewerkt. Dhr. Medema is de vertegenwoordiger namens PCBO Amersfoort en houdt zich dus onder andere bezig met de uitwerking van het VVE beleid op gemeentelijk niveau.
Meenemen in voorbereiding en uitvoering Tijdens de voorbereidingsfase van het convenant is dhr. Medema op een aantal scholen langs gegaan om directie en leerkrachten te informeren en om hun mening te vragen. Nu het convenant is vastgelegd en verder wordt uitgewerkt bespreekt hij regelmatig in het directieberaad de voorstellen die uit de gemeentelijke werkgroepen naar voren komen. Om mensen mee te nemen in de voorbereiding en uitvoering van besluiten is het van belang hen tijdig te informeren en aan te haken bij ontwikkelingen die al gaande zijn in de scholen. Kaders stellen Alle afspraken die binnen het convenant gemaakt zijn, passen bij het bestaande beleid van het bestuur. De afspraken sluiten aan bij de algemene lijnen omtrent een goede doorgaande lijn, handelingsgericht werken, goede resultaten, passend onderwijs etc. Het algemene beleid van het bestuur en de afspraken van het convenant zijn kaderstellend. De scholen
Het jonge kind
moeten deze kaders zelf vertalen naar de dagelijkse praktijk in school.
Ondersteunen vs. controleren Dhr. Medema ondersteunt als beleidsmedewerker onderwijs scholen bij het vertalen van de kaders naar de dagelijkse praktijk. Hij wordt bijvoorbeeld uitgenodigd voor studiedagen om een team te informeren of om mee te denken. Wanneer scholen niet tegemoet komen aan de afspraken van het convenant, is de directeur-bestuurder degene die de scholen aan afspraken kan houden. “Dit is de rolverdeling zoals we die hier hanteren.” De ontwikkeling van het convenant VVE was de aanleiding voor het bestuur om het onderwijsaanbod in de groepen 1 en 2 hoog op de agenda te zetten en om er actief mee aan de slag te gaan. Naast de ontwikkeling van het convenant hebben ook andere ontwikkelingen binnen de
gemeente invloed gehad op de toenemende aandacht van het bestuur voor vroegschoolse educatie. Er is bijvoorbeeld subsidie aangevraagd voor de pilotstartgroepen. De ervaringen met de startgroep hebben invloed gehad op de afspraken binnen het convenant. Verder moest de gemeente bezuinigen op de voorscholen. Scholen hebben toen ruimte geboden aan peuterspeelzalen, waardoor verschillende scholen nu een peutergroep in school hebben. “Zo’n noodzaak is een uitkomst voor een school.” Het zijn verschillende ontwikkelingen die de afgelopen jaren ervoor hebben gezorgd dat voor- en vroegschoolse educatie meer aandacht heeft gekregen.
AANPAK VAN VERBETERPUNTEN Dhr. Medema is tevreden over het vroegschoolse aanbod op de drie scholen met
Goede afstemming zowel op gemeentelijk niveau áls op de werkvloer Voor een bestuur is het belangrijk om betrokken te zijn bij overleg over voor- en vroegschoolse educatie op gemeentelijk niveau en daar met andere partijen afspraken te maken. De goede afstemming op gemeentelijk niveau beïnvloedt de afstemming op de werkvloer. Doordat bijvoorbeeld is afgesproken dat er met een observatie-registratie systeem gewerkt gaat worden, kan informatie van kinderen gemakkelijker overgedragen kan worden. Daarnaast is goede voeling met de praktijk van groot belang. Lieuwe Medema: “Je moet ervoor zorgen dat de uitvoerders invloed hebben op ontwikkelingen en dat ze zich eigenaar voelen van de ontwikkeling. Verder werkt het goed om ervoor te zorgen dat nieuwe afspraken en ontwikkelingen rondom VVE niet ervaren worden als een apart iets, maar dat ze aansluiten bij ontwikkelingen die al in school gaande zijn.”
PO-Raad Special
Het jonge kind
Lieuwe Medema: “Het gaat echter om wat er op de scholen verandert. Daar hebben we als bestuur een belangrijke rol in”. een schoolgewicht. Echter zijn er volgens hem voor de voorliggende periode nog voldoende verbeterpunten. Deze verbeterpunten komen overeen met de opmerkingen van de Onderwijsinspectie naar aanleiding van de bestandsopnamen. De drie VVE-scholen kwamen overigens positief uit de bestandsopname naar voren.
Interne kwaliteitszorg en doorgaande lijn Allereerst valt er het nodige te verbeteren aan de interne kwaliteitszorg en het opbrengstgericht werken in groepen 1
PO-Raad Special
en 2. De (toets-)resultaten van groep 1 en 2 worden nog niet meegenomen bij de kwaliteitszorg. De verbetering van de doorgaande lijn wordt al ingezet vanuit de afspraken van het convenant. Er wordt tijd vrijgemaakt voor warme overdracht en ook de inhoud van de overdracht wordt verder uitgewerkt. Op dit moment wordt gebruik gemaakt van de POOA-lijst (PeuterObservatie- en Overdrachtslijst Amersfoort). Daarop worden wel zaken aangevinkt over de ontwikkeling van een kind, maar een school heeft meer aan informatie over wat
Het jonge kind
werkt wel en wat werkt niet bij een kind. De inhoud van de overdracht zal verbeterd worden.
Vakbekwaamheid leerkrachten De vakbekwaamheid van leerkrachten is ook een verbeterpunt. De mate waarin mensen competent zijn is heel divers. Een belangrijke vraag die het bestuur zichzelf en de directeuren stelt is: ‘In hoeverre maken wij duidelijk wat we van leerkrachten verwachten?’ Een belangrijk uitgangspunt is dat elk niveau binnen een schoolorganisatie voorbeeldgedrag laat zien. “Als ik in het directieberaad een activiteit ga doen, moet ik dat heel goed voorbereiden. Ik moet werkvormen vinden die de directeuren actief maakt en aanzet tot leren. Een bestuur moet eigenlijk ook een goede leraar zijn. Als wij het goede voorbeeld geven, stel je leerkrachten in staat dat te volgen.” In het kader van de afspraken van het convenant zal de gemeente uitwisseling en scholing faciliteren voor de professionalisering van leerkrachten op het vlak van vroegschoolse educatie. Vroegschools aanbod op scholen zonder gewicht Een ander aandachtspunt voor het bestuur is het aanbod in de groepen 1 en 2 op de scholen zonder schoolgewicht. In principe gelden voor deze scholen de afspraken uit het convenant niet. De scholen krijgen echter ook doelgroepleerlingen van voorscholen. Lieuwe Medema: “Deze scholen hebben ongeveer net zoveel leerlingen met een gewicht als een school met 200 leerlingen dat wel een
PO-Raad Special
schoolgewicht heeft. Door de grootte van de school verschilt de verhouding tussen wel en geen gewichtenleerlingen, een schoolgewicht is dus maar relatief. Scholen zonder schoolgewicht krijgen ook leerlingen van voorscholen die VVE hebben genoten. Deze scholen zouden hun leerlingen ook een beredeneerd aanbod moeten bieden, hun leerlingen moeten volgen en gegevens van gewichtenleerlingen overdragen aan de gemeente, zodat alle gewichtenleerlingen in de gemeente gevolgd kunnen blijven worden.”
Inhoudelijk betrokken – activerend – analyserend Bij de verbetering van vroegschoolse educatie vindt dhr. Medema het belangrijk om inhoudelijk betrokken te zijn, door aan te schuiven bij teams en mee te praten. “Je wilt als bestuur dat een school actief aan de slag gaat met verbetering van vroegschoolse educatie. We zijn nog aan het zoeken hoe we teams kunnen activeren zonder echt te sturen of een negatieve sfeer op te roepen. Dat is nog best lastig. Door inhoudelijke betrokkenheid te tonen, door te laten zien dat we het onderwerp belangrijk vinden, door de juiste vragen te stellen proberen we teams te prikkelen om actief ermee aan de slag te gaan.” Om de juiste vragen te kunnen stellen is het van belang om goed op de hoogte te zijn van de ontwikkelingen rondom vroegschoolse educatie en verwachtingen van de inspectie en het beleid vanuit de overheid. “Daarnaast moet je goed op de hoogte zijn van hoe het gaat op de scholen en scherp zijn op waar het naar toe moet.” ■
Het jonge kind
PO-Raad Special
Het jonge kind
goed onderwijs voor elk kind