Een portret van De Haagse Scholen in Den Haag De Haagse Scholen is een openbaar schoolbestuur in Den Haag met 54 scholen. Er zijn 45 basisscholen waarvan 36 locaties met VVE. Voorts omvat de stichting nog 9 scholen voor sbo en (v)so. In de periode dat het openbaar onderwijs nog deel uitmaakte van de gemeente, werd het onderwijsbeleid altijd sterk door de gemeente Den Haag gestuurd. Sinds 5 jaar is het openbaar onderwijs verzelfstandigd. Het bestuur en de scholen van De Haagse Scholen worden ondersteund door het bestuurskantoor. Het bestuurskantoor biedt onder andere ondersteuning op het vlak van financiën, facilitaire diensten, personeelszaken en onderwijs inhoudelijke zaken. Marianne Wolters, beleidsmedewerker onderwijs, vertelt over de invulling van het vroegschoolse aanbod binnen De Haagse Scholen en de rol van het bestuur daarbinnen.
PO-Raad Special
Het jonge kind
Sinds de verzelfstandiging is een proces van beleidsontwikkeling op gang gekomen en is op allerlei thema’s de eigen identiteit en vorm gedefinieerd. Een van de recente thema’s daarbij is VVE. Hier is in maart 2013 een nota over verschenen, “VVE en kwaliteitszorg”. Hierin is een koppeling gemaakt van het onderwijsbeleid, het kwaliteitsbeleid en de doelstellingen van de bestuursafspraken G4/33. Het is bedoeld om het nieuwe beleid van de gemeente Den Haag rond VVE en ouderbetrokkenheid te verbinden met het beleid van de stichting. De Haagse voorscholen worden gesubsidieerd door de gemeente Den Haag. Dat geldt voor het voorschoolse deel. Het vroegschoolse aandeel wordt gefinancierd vanuit de rijksbekostiging. Er is een vaste groep van VVE-scholen, met name in de centrumgebieden in de stad met een hoog aandeel doelgroepkinderen. In andere wijken kan het voorkomen dat de schoolpopulatie in de loop van de jaren verandert. Daardoor ontstaat er op de ene plek een nieuwe noodzaak tot het inrichten van een voorschool, en soms op een andere locatie is het verstandig om de voorschool af te bouwen. Sommige scholen doen aan VVE-light. Dat wordt gedaan op die plaatsen waar het aandeel doelgroepkinderen minder zwaar is een minder intensieve vorm van VVE volstaat. Voor de zogeheten incidentele doelgroepkinderen die in een school zitten met een laag aandeel doelgroepkinderen is een intensieve aanpak niet noodzakelijk. Deze leerlingen leren snel bij. Hoe scholen dat aanpakken is aan henzelf. Het bestuur stuurt daar niet actief op.
PO-Raad Special
Rolopvatting Sturend en verbindend De rol van het bestuur verandert de laatste tijd. Het bestuur had voorheen op onderwijsgebied vooral een informerende rol, maar treedt, sinds het een andere rol heeft gekregen via de Code Goed Bestuur, wetgeving en het inspectiekader, sterker toezichthoudend en steeds meer sturend op. Een voorbeeld is de kwaliteitsnota VVE. De nota is informerend, maar zeker ook sturend bedoeld, er zijn streefcijfers in opgenomen bijvoorbeeld. Omdat op papier staat wat het bestuur wil en kan ondersteunen en wat van de scholen verwacht wordt kunnen bestuur en school met elkaar in gesprek over het onderwijs en VVE. “Er is nu meer het gevoel dat we een rol hebben” aldus Marianne Wolters. De verandering in rol komt zeker ook door de grotere gerichtheid op taal en rekenen en een groeiend besef dat het beter kan. Voorheen had de gemeente de leiding in de uitwerking van het VVE-beleid. Er was een sterk procesmatige en programmatische insteek. De indruk kon daardoor ontstaan dat als je een programma uitvoerde de kwaliteit goed was. Door kennis van onderzoek is er verandering gekomen in deze opvatting, het gaat om veel meer dan het programma. Ook in de beleving van de scholen is er een groeiend besef dat VVE beter kan. Scholen willen ook dat het voorschoolse aanbod verbetert en spannen zich daarvoor in. Sommige scholen zouden liever zelf de regie hebben over ook het voorschoolse aanbod. Er is een school met een start-
Het jonge kind
Verbeterplannen VVE De verbeterplannen van de scholen zijn opgesteld in een matrixvorm, dit vinden scholen prettig omdat het handvatten geeft. Marianne Wolters vindt de matrices soms erg gedetailleerd en ze vraagt zich ook wel eens af of het gaat werken om met veel verschillende indicatoren aan de slag te gaan. Het bestuur heeft bewust besloten om geen eigen hogere eisen te stellen aan de scholen dan in de doelstellingen uit de bestuursafspraken wordt gedaan. Deze zijn hoog genoeg. Om de verbeterplannen te evalueren hanteert het bestuur de PDCA-cyclus. Marianne Wolters: “Zo hebben we ook de andere verbetertrajecten met de scholen geëvalueerd. In de verbeterplannen zitten ook checkmomenten, als er iets mis is dan volgt een aangepaste gesprekscyclus met deze school.”
groep en andere scholen gaan daar kijken voor inspiratie. Het bestuur vond het belangrijk om aan het experiment mee te doen en te bezien of meer tijd, en een sterkere sturing vanuit onderwijs een beter resultaat kan opleveren.
Ondersteunend Het bestuur stuurt niet alleen, het stopt ook veel energie in de ondersteuning van scholen om de kwaliteit te verbeteren. Volgens de nieuwe normen van de inspectie hadden veel scholen een verbeteropdracht. Het bestuur helpt scholen bijvoorbeeld met kwaliteitszorg, opbrengstgericht werken en gebruikt daarvoor professionele leergemeenschappen als middel voor samen leren. Ook worden brede deskundigheidstrajecten, samen met externe en landelijk erkende experts, aan de scholen aangeboden.
PO-Raad Special
Bij de verbetering van de kwaliteit door middel van opbrengstgericht werken wordt het aanbod in de groepen 1 en 2 ook aangepakt.
Toezichthoudend Uiteraard heeft het bestuur ook een toezichthoudende rol. Er is toezicht via College van bestuur en twee bovenschoolse directeuren. Hier wordt ook VVE in meegenomen. Het systeem van toezicht is gericht op risicodetectie en daarnaast is er ondersteuning. Er zijn binnen De Haagse Scholen 5 resultaatgebieden gedefinieerd waarop de sturingsfocus van de bovenschools directeuren is gericht. Dit zijn onderwijsopbrengsten, leerlingaantallen, ouder- en medewerkertevredenheid alsmede financiën. Hierbij zijn indicatoren gedefinieerd waarnaar wordt gekeken. In de praktijk komt er meer aan bod als de boven-
Het jonge kind
Marianne Wolters: “We helpen scholen met de analyse van resultaten en hoe die te gebruiken: ‘wat zie ik, hoe kan ik het interpreteren, wat leer ik eruit en wat is er goed gegaan en wat is er minder goed gegaan’. Dit gebeurt in groepen of, als het nodig is, een op een in de school. Inmiddels zijn we goed op streek, maar we zijn er nog niet. Wat voldoende is kan ook goed worden of excellent. We leggen de lat hoog.” PO-Raad Special
Het jonge kind
schools directeur met de schooldirecteur spreekt, maar de hoofdlijn zit hem in de resultaatgebieden.
Rol van de gemeente Al het achterstandbeleid wordt door de gemeente gemonitord. Daar is immers veel geld mee gemoeid. Het schoolbestuur kijkt hier op hoofdlijnen bij mee, mede op basis van de terugkoppeling die ze krijgt van de gemeente. De gemeente doet dus in hoofdzaak de controle en sturing hierop in plaats van het schoolbestuur. Het ambtelijk overleg rond VVE is geregeld via het OOGO, daar hangen adviesgroepen onder, waaronder de adviesgroep die zich richt op de peuterleeftijd en de adviesgroep PRIMO (voor het onderwijs). Een aantal jaren geleden is er een splitsing gemaakt waardoor het onderwijs niet meer in de adviesgroep 0-6 jarigen participeert. Daarin zitten nu alleen nog welzijn en kinderopvang. Vanwege de bestuursafspraken en de verbetertrajecten is er nu wel weer overleg, “eigenlijk een soort hersteloperatie” Binnenkort is er een studiemiddag over VVE waarin de resultaatafspraken centraal staan. De Haagse schoolbesturen wordt gevraagd samen met de gemeente het eens te worden over deze resultaatafspraken met betrekking tot VVE. Schoolbesturen kunnen hierover van mening verschillen, maar op hoofdlijnen heeft men geen moeite met het meten en inzichtelijk maken. Op voorwaarde dat het een waardevolle meting is en het doel blijft om het peuterwerk en het onderwijs te verbeteren.
PO-Raad Special
Contacten met voorscholen Het bestuur heeft op beleidsniveau contacten met de verschillende welzijnsorganisaties in de stad, die in de meerderheid van de gevallen de voorschoolse educatie aanbieden. De Haagse Scholen heeft met 6 verschillende organisaties te maken die peuterwerk aanbieden bij hun scholen. Met de kinderopvang, die in een aantal gevallen ook VVE aanbiedt, is weinig contact ten aanzien van VVE. Dat komt doordat deze centra verspreid zijn over de stad en niet aan een specifieke school zijn gekoppeld.
Aanpak van verbeterpunten Subsidie uit de bestuursafspraken Vanwege de extra middelen bij de bestuursafspraken heeft de gemeente subsidie beschikbaar gesteld voor de verbetering van voor- en vroegschoolse educatie. Hier hebben vrijwel alle scholen zich op ingeschreven. De taak van Marianne Wolters is onder meer het beoordelen van subsidieaanvragen en verbeterplannen, dit gebeurt op hoofdlijnen. Als een plan te mager is dan wordt dat teruggekoppeld of de bovenschools directeur ingeseind. Als een plan goed is dan wordt dit ten voorbeeld gesteld aan andere scholen ter stimulering. De gemeente biedt de mogelijkheid aan de voorscholen waarbij met onderwijsadviesorganisatie HCO verbeterplannen worden opgesteld aan de hand van een VVE kwaliteitsscan, gebaseerd op VVEkwaliteitskaarten die in Den Haag in overleg met scholen zijn ontwikkeld. Veel van wat er op scholen gebeurt, is niet in
Het jonge kind
Professionele leergemeenschap (PLG) Het leren van elkaar is op veel plaatsen ingericht in de vorm van professionele leergemeenschappen. Dit concept is door het schoolbestuur geïnitieerd en draait nu voor het tweede jaar. De PLG ‘kwaliteitszorg’ is door de schooldirecteuren zelf geïnitieerd. Het schoolbestuur zorgt voor ondersteuning en faciliteert begeleiding. De PLG werkt met onderlinge visitaties en maakt hier een systeem van dat breder uitgerold kan worden. Er wordt aan deelgenomen op verschillende niveaus (directeuren, IB-ers, leerkrachten). Er zijn meerdere PLG’s (o.a. op de gebieden opbrengstgericht werken, kwaliteitszorg, excellentie, onderwijsachterstanden, en binnen het sbo en het (v)so). Het schoolbestuur treedt hierin stimulerend op. Dat betekent dat het bevordert dat elke directeur aan een van de PLG’s deelneemt. Niet elke groep die samen iets doet is een PLG en om te voorkomen dat er verwarring ontstaat over de functie van de groep is er een kaderomschrijving gemaakt. Zo moet een PLG aan bepaalde eisen voldoen en een doel hebben dat ook gevolgd wordt en een specifieke werkwijze. Het bestuur volgt de voortgang ook door op bezoek te gaan bij de PLG’s. Aan de PLG die gericht is op het opbrengstgericht werken in de keten neemt de bovenschools directeur ook deel.
beleidsplannen vastgelegd. Op initiatief van Marianne Wolters is er een kaderbeleidsplan VVE opgesteld, onder meer in afstemming met datzelfde HCO. De scholen waren hier blij mee. Ze kunnen zo concreter met verbeteracties aan de slag omdat er al een beleidsstuk ligt. En de scholen kunnen hun eigen speerpunten meer nadruk geven, het algemene kader is immers geschetst.
Samen doen en van elkaar leren De middelen uit de prestatiebox worden deels gebundeld ingezet voor bredere trajecten deskundigheidsbevordering, gericht op bijvoorbeeld taal of rekenen.
PO-Raad Special
De groepen 1 en 2 worden hierin meegenomen. Als scholen dit nodig hebben, wordt op deelname actief gestuurd. De deskundigheidsbevordering is opgezet volgens een tweeledig systeem: leren van elkaar en leren van expertise. Scholen kunnen externe expertise inschakelen door zich bijvoorbeeld aan te melden voor het aanbod van School Aan Zet. Het bestuur heeft de scholen op dit aanbod gewezen. Het is aan de scholen zelf om hier gebruik van te maken. In die gevallen waarin het bestuur de verwachting heeft dat het goed is voor de school wordt deelname actief gestimuleerd. n
Het jonge kind