podium platform voor schoolbestuurders in het primair onderwijs
4 jaargang 2 april 2013
Op weg naar een nieuwe cao Interview Rinda den Besten Naar een genuanceerder inspectieoordeel Start nĂş de lobby Selectie aan de poort
inhoud
april 2013
Op weg naar een nieuwe cao De tijd is rijp voor een cao die ruimte biedt voor afspraken op maat. Bij het totstandkomen van de nieuwe onderwijscao voor het po hebben bestuurders, schoolleiders, leerkrachten en ondersteunend personeel dan ook een grote inbreng.
Pagina 6
‘We moeten onze krachten bundelen’ Rinda den Besten, de nieuwe voorzitter van de PO-Raad, wil zich hard maken voor eigen governanceregels voor het po. ‘Als kleine schoolbesturen dezelfde weten regelgeving over zich uitgestort krijgen als grote onderwijsinstellingen, is dat niet te behappen.’ Verder pleit ze voor meer eendracht in de sector.
Pagina 14 Naar een genuanceerder inspectieoordeel Geregeld krijgt de Inspectie van het Onderwijs vanuit het veld kritische opmerkingen over de beoordeling van de opbrengsten van basisscholen. De PO-Raad en zijn leden zitten regelmatig met de Inspectie rond de tafel om te kijken hoe het toezicht verbeterd kan worden. Schoolbesturen spelen zelf in dit overleg een cruciale rol.
Pagina 20 2
podium april 2013
Start nú de lobby Het lijkt nog ver weg, 19 maart 2014. Dan worden de gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Voor veel schoolbestuurders betekent dit dat er juist nu werk aan de winkel is.
Pagina 28
Selectie aan de poort van lerarenopleidingen De maatschappij vraagt om betere leraren. Maar over de zin van selectie aan de poort van de pabo zijn de meningen verdeeld. Een betere voorlichting aan de poort kan een goed alternatief zijn. En zijn leerkrachten eenmaal aan het werk, dan moet hun ontwikkeling dóórgaan.
Pagina 34
Verder in dit nummer 4 Voorwoord Rinda den Besten: ‘Mensen in het po mogen best wat trotser zijn’
42 Webpoll
‘De cao moet naast goede arbeidsvoorwaarden vooral ook verbetering van de onderwijskwaliteit dienen’. Lees hoe de bezoekers van onze website stemden. Een onderwijsbestuurder en een directeur lichten hun standpunt toe.
46 Column
In elk nummer van podium reageert een politicus op een actueel onderwerp. Nu: Roelof Bisschop van de SGP over de cao.
podium is een platform van en voor leden van de PO-Raad waar meningen, ideeën, problemen en oplossingen uit de onderwijspraktijk aan bod komen. De PO-Raad onderschrijft niet noodzakelijk de in het blad verkondigde meningen. Overname van artikelen alleen na overleg met de hoofdredactie. Hoofdredacteur: Marc Mathies. Eindredacteur: Marijke Nijboer. Redactieraad: Elise van Bockhorst, Corine van Helvoirt, Onika Pinkus, Gitta Snijders, Pien Verwilligen. Grafische vormgeving: Thoben Offset Nijmegen. Foto cover: Hans Roggen. Redactieadres: podium@poraad.nl
podium april 2013
3
Trots Ik kende podium, dit digitale blad van de PO-Raad, globaal, maar nu heb ik een paar nummers nog eens aandachtig doorgekeken. Dat bevestigde weer mijn beeld dat er veel gebeurt in het primair onderwijs en dat er met veel passie en inzet gewerkt wordt. In het blad komen veel verschillende onderwerpen en inspirerende oplossingen voorbij. Schoolbestuurders kunnen daar hun voordeel mee doen, maar ik vind de artikelen ook een inspiratiebron voor mij als voorzitter.
4
podium april 2013
De eerste weken bij de PO-Raad voelen als een warm bad. Ik heb veel met vicevoorzitter Simone Walvisch gesproken, we hebben het eerste overleg gehad met het algemeen bestuur en ik heb kennisgemaakt met de mensen van het bureau van de PO-Raad. Ik heb ook al een aantal kennismakings- en werkbezoeken afgelegd (de ‘kopjes koffie’ in het veld) en ben me verder aan het inlezen en inwerken. Ik merk dat ik de meeste onderwerpen wel ken vanuit mijn werk als wethouder, maar ik ken niet altijd de invalshoek van de PO-Raad en in een aantal onderwerpen moet ik me nog verder verdiepen. Want er speelt genoeg in de sector! De vraag hoe we kwaliteit definiëren, meten en borgen. Thema’s als krimp, goed bestuur en Passend onderwijs zullen de agenda van de komende tijd behoorlijk bepalen. Maar ik ga me ook bezighouden met de vraag hoe de vereniging en de sector primair onderwijs als geheel kunnen worden versterkt. Daar wil ik graag al onze leden – van klein tot groot, van Noord-Groningen tot Zuid-Limburg en van regulier, bijzonder, sbo en (v)so over horen. Onze sector is buitengewoon divers. Dat merk ik in de netwerken en bijeenkomsten die ik heb bijgewoond. Alle 878 leden spreken (en het liefst ook een aantal niet-leden) kost me nog wel een aantal jaren, dus moet ik tot die tijd spreken aan de hand van de informatie en signalen die ik wel heb. Een weerslag van deze eerste gesprekken vindt u in het interview met mij in dit nummer van podium. In het interview zeg ik onder andere dat de mensen in het primair onderwijs veel trotser mogen zijn. De afgelopen jaren was er veel aandacht voor wat er niet goed ging: zeer zwakke scholen, onderpresterende leerlingen, slechte leraren. Mede door die aandacht is er waarschijnlijk al veel verbeterd. Daarom mogen we best wat minder bescheiden zijn. Het primair onderwijs geeft immers dagelijks de basis mee voor 1,6 miljoen leerlingen en is de plek waar talent wordt ontwikkeld. Voorlopig ga ik me verder inwerken en dat doe ik ook met de gevarieerde onderwerpen in deze podium. In dit nummer: de noodzaak van een moderne cao, de dialoog met de inspectie, de kwaliteit van de pabo-instroom en de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Ik wens u veel leesplezier met het blad en hoop u gauw tegen te komen. ■ Rinda den Besten, Voorzitter PO-Raad
podium april 2013
5
6
podium april 2013
Op weg naar een nieuwe cao
Ruimte voor afspraken op maat De tijd is rijp voor een cao die ruimte biedt voor afspraken op maat. Bij het totstandkomen van de nieuwe onderwijscao voor het po hebben bestuurders, schoolleiders, leerkrachten en ondersteunend personeel dan ook een grote inbreng. TEKST SUSAN DE BOER
podium april 2013
7
Een nog betere onderwijskwaliteit: dat is het belangrijkste doel van een onderwijscao. Om dit doel te realiseren is er volgens de werkgevers en werknemers meer ruimte en vrijheid nodig om naar eigen inzicht en op maat afspraken te kunnen maken binnen de organisaties. Een nieuwe cao die aansluit bij de ontwikkelingen in de maatschappij en in het onderwijs, vraagt dan ook om een ander wordingsproces. ‘Vorig jaar al hebben de bestuurders met elkaar gesproken over het vernieuwen van de cao en hoe je daarbij betrokkenheid van
‘Doordat we nu met elkaar in gesprek zijn over de inhoud zullen de onderhandelingen na de zomer soepeler verlopen’
de werkvloer kunt organiseren,’ vertelt beleidsadviseur arbeidsvoorwaarden van de PO-Raad Edwin van Bokhoven. ‘Ook het Regeerakkoord1 verwoordt de ambitie om de arbeidsvoorwaarden te moderniseren. Dit staat hoog op de politieke agenda, maar het is aan de sociale partners om dit verder uit te werken. Aan de onderhandelingstafel kun je kleine stapjes zetten, maar voor grotere veranderingen heb je een ander traject nodig. Met die boodschap zijn we naar de bonden gegaan.’ Ook de werknemersorganisaties vinden dat de huidige cao niet past bij de ontwikkelingen in de sector. Liesbeth Verheggen, bestuurder bij de Algemene Onderwijsbond AOb: ‘Knelpunten zijn bijvoorbeeld de experimenten met het flexibiliseren van de onderwijstijd. Als je 52 weken per jaar open bent, vergt dat aanpassing van de werktijden- en verlofregelingen. We gaan onder meer daarover het gesprek aan met bestuurders en werkgevers.’ Verheggen vindt echter dat er grenzen zitten aan de rek in een cao: ‘Een cao is volgens ons een document met rechten en plichten tussen werkgevers en werknemers; geen flexibel HRM-instrument.’
Bouwstenen De huidige onderwijscao is grotendeels gebaseerd op de versie van 2009. In januari 2013 zijn enkele wijzigingen aangebracht. De werk-
Edwin van Bokhoven, beleidsadviseur arbeidsvoorwaarden van de PO-Raad
8
podium april 2013
1 Zie: www.poraad.nl/content/ lobby-update-het-regeerakkoord-ende-lobby-van-de-po-raad
Algemene Vereniging Schoolleiders AVS, CNV Onderwijs en de Federatie van Onderwijsvakorganisaties samen een traject georganiseerd waarin alle betrokkenen kunnen meepraten over de bouwstenen van de cao 2014. Deze bouwstenen zijn: · Tijd: werktijden, lesroosters en verlof · Ontwikkeling: loopbanen, professionalisering en levensfases · Prestaties: kwaliteit van onderwijs en kwaliteit van werken · Rollen en taken: afspraken op de werkvloer, rolverdeling. Liesbeth Verheggen, bestuurder bij de Algemene Onderwijsbond AOb
‘Een cao is volgens ons een document met rechten en plichten tussen werkgevers en werknemers; geen flexibel HRM-instrument’ gevers en werknemers zijn het erover eens dat er nu aanpassingen nodig zijn om de cao te laten aansluiten bij de ontwikkelingen in de maatschappij en in het onderwijs. Daarom is in de cao PO 2014 – naast wijzigingen in regelgeving, zoals de aanpassing van de pensioenleeftijd – vastgelegd dat er wordt toegewerkt naar modernisering van de onderwijscao in 2014. Om een breed draagvlak te realiseren hebben de PO-Raad, de AOb, de
Het traject kent drie fases. In de eerste, al afgeronde fase zijn in zogenoemde funderingssessies de knelpunten en innovatiewensen van bestuurders, schoolleiders, leerkrachten en ondersteunend personeel geïnventariseerd. In de tweede fase komen de medewerkers zelf aan het woord. In de ‘TweeWeekse’, die deze maand plaatsvond, zijn onder het motto Mijn werk Onze scholen bijeenkomsten georganiseerd waarop mensen in het onderwijs zich konden uitspreken over wat er in hun ogen nodig is om plezierig en professioneel te werken en de school goed te laten draaien. In mei komt hierop een online vervolg (zie pagina 12). De uitkomsten van de gesprekken worden verzameld en zo nodig aangevuld in ‘oogst- en verdiepingssessies’ en vormen uiteindelijk input voor de onderhandelingsgesprekken die na de zomer plaatsvinden. Van Bokhoven verwacht dat de discussie over de inhoud meer zal opleveren dan standpunten voor podium april 2013
9
Elly Marwitz, unitdirecteur van Leerplein055
‘Ik wil personeel flexibel kunnen inzetten, zonder dat er meteen rechtspositionele gevolgen aan kleven’ de cao-tafel. ‘Het gaat om de kern van de problemen die we willen oplossen. Wanneer heb je bijvoorbeeld flexibilisering nodig en wat houdt dat volgens werkgevers precies in? Doordat we nu met elkaar in gesprek zijn over de inhoud zullen de onderhandelingen na de zomer soepeler verlopen. We zullen eerder begrip hebben voor elkaars belangen en praktische oplossingen vinden.’
Flexibilisering Unitdirecteur Elly Marwitz van 10
podium april 2013
Leerplein055, die onder meer twee ‘sterrenscholen’ in haar portefeuille heeft, legt uit op welke punten zij behoefte heeft aan meer flexibilisering. ‘De sterrenscholen bieden het hele jaar door onderwijs, ook in de reguliere schoolvakanties. In de cao is sprake van een normjaartaak van 1659 uur, waarvan 930 uur bestaat uit lestijd. Dat is niet in te delen als je het hele jaar open bent. Wat we ook steeds meer zien is dat ouders kiezen voor een vierdaagse schoolweek. Dat betekent dat de medewerkers maandag tot en met donderdag een volle bak hebben, terwijl het op vrijdag rustig is. Ik wil personeel daarom flexibel kunnen inzetten, zonder dat er meteen rechtspositionele gevolgen aan kleven.’ Een hiermee samenhangend aandachtspunt is dat de sterrenscholen Integrale Kindcentra zijn, die van 7 uur ’s morgens tot 7 uur ’s avonds onderwijs en kinderopvang bieden. Maar de onderwijscao verschilt op een aantal belangrijke punten van de welzijnscao van de kinderopvang en dat knelt. ‘Mensen werken in een gedifferentieerd team. Leerkrachten geven instructie en houden zich bezig met het uitzetten van leerlijnen en het analyseren van resultaten. Daarnaast hebben we onderwijsassistenten en leraarondersteuners die vaak zowel op school als in de kinderopvang werken. Dan heb je te maken met twee cao’s. In het onderwijs heb je bijvoorbeeld vakantie wanneer de kinderen vakantie hebben; in de kinderopvang is het anders geregeld. Dat maakt roosteren ingewikkeld. Ik zou graag meer armslag hebben om dat te kunnen oplossen.’
Twee cao’s Aukje Nauta is bijzonder hoogleraar Employability in Werkrelaties aan de Universiteit van Amsterdam en adviseur bij Factor Vijf. Zij is een voorstander van het maken van afspraken op maat. ‘Als iets in een cao is vastgelegd, lijkt het opgelost. Maar dat is niet waar. Want als mensen er last van hebben, gaan ze toch weer proberen andere afspraken te maken. Diversiteit vraagt erom iedereen naar behoefte te behandelen, gelijkheid is niet altijd rechtvaardig.
‘Scholen worden sterker als ze zelf kunnen kijken wat nodig is en binnen eigen kaders afspraken kunnen maken’
Elke school wordt sterker als ze binnen eigen kaders afspraken kunnen maken, zelf kunnen kijken wat nodig is.’ Dat betekent niet dat er voor iedere school een aparte set afspraken moet komen. ‘De cao bevat een visie op basis van de huidige tijdgeest. Daarom is het belangrijk te formuleren wat je voor iedereen regelt, en wat je regelt in individueel overleg. De kwaliteit van het onderwijs en het ontwikkelen van vakmanschap moeten voor iedereen gelden. De vraag is vervolgens: wat regel je op bestuurs -, school- en leerkrachtniveau? Daarnaast zijn mensen niet allemaal gelijk: sommigen zijn ondernemend, anderen zijn bang dat ze straks geen baan meer hebben. In een cao zou je beide perspectieven terug kunnen laten komen: een cao met een standaardpakket, waarin je kunt opnemen dat het verstandig is op onderdelen af te wijken van de standaard, bijvoorbeeld bij vakantietijden. Daar kun je dan op maat afspraken over maken. Er moet wel een basis zijn, maar er is ook ruimte voor innovatie.’
Professionaliteit
Aukje Nauta, bijzonder hoogleraar Employability in Werkrelaties aan de Universiteit van Amsterdam
Simon van der Wal, directeur en bestuurder van VPCO Noord Groningen, is namens de werkgevers betrokken bij de inrichting van het traject. ‘De dynamiek die tot stand komt doordat alle betrokkenen rechtstreeks meepraten over zaken die hen aangaan, is een andere dan wanneer werkgevers en werknemers los van elkaar wensenlijstjes maken en aan de cao-tafel stellingen uitwisselen. Je ziet bij veel speerpunten gezamenlijke wensen. Het podium april 2013
11
DISCUSSIEER MEE OP 22 OF 29 MEI
Discussie cao PO 2014 krijgt vervolg op internet
Simon van der Wal, directeur en bestuurder van VPCO Noord Groningen
Het is goed dat scholen zich van elkaar onderscheiden. Daar hoort ook bij dat je de verantwoordelijkheid meer bij een school neerlegt’ is ook goed dat scholen zich van elkaar onderscheiden. Daar hoort ook bij dat je de verantwoordelijkheid meer bij een school neerlegt.’ Hij zet echter wel vraagtekens bij cao’s op maat per school. ‘Alle medewerkers zijn in dienst van het bestuur. Ze moeten wel een gelijke rechtspositie en dezelfde mogelijkheden hebben.’ ■
12
podium april 2013
De afgelopen weken vonden overal in het land gesprekken plaats tussen bestuurders, leerkrachten, schoolleiders en onderwijsonder steuners, om met elkaar te onder zoeken wat werkgevers en werknemers in het onderwijs nodig hebben om het werk goed te kunnen doen. Deze gesprekken krijgen een vervolg. Discussieer mee: • online • op 22 of 29 mei Inschrijven is nodig, om u de juiste inlogdetails te kunnen sturen: https://www.surveymonkey.com/s/ caopo_online De opbrengst van de gesprekken wordt gebruikt als start voor de nieuwe cao onderhandelingen en moet uiteindelijk leiden tot een moderne en toekomstbestendige cao. U kunt alvast kennismaken met deze software op www.synthetron.com/ demo/nl.
Professionalisering van schoolleiders in de cao PO 2013 Door de afspraak in de nieuwe cao PO hebben schoolleiders van basisscholen vanaf 2013 jaarlijks recht op een professionaliseringsbudget van 2000 euro. Dit geld wordt opgenomen in de lumpsum. In totaal is er dit jaar 22 miljoen euro beschikbaar voor de professionalisering van schoolleiders. Dat bedrag loopt tot 2015 op tot 29,5 miljoen euro structureel per jaar.
OCW wilde dit geld in de vorm van een subsidie uitkeren. Op aandringen van de PO-Raad wordt het geld echter onderdeel van de lumpsum. Simone Walvisch, bestuurslid van de PO-Raad: ‘Bij een subsidieregeling worden er vooraf en achteraf eisen gesteld; dan wordt het een potje en beslist OCW waar het geld aan besteed moet worden. Nu hebben de schoolbesturen de beschikking over het aan hun organisatie toegewezen geld. Er is meer ruimte om in te springen op de organisatiedoelen. En men kan in een grote organisatie bijvoorbeeld afspreken in welke volgorde er geschoold gaat worden, gekoppeld aan het personeelsbeleid van de werkgever.’ De besteding van het professionaliseringsbudget is gekoppeld aan het HRMbeleid van het schoolbestuur. Walvisch: ‘De werkgever en schoolleider maken onderling afspraken over de scholing. Doordat de scholing ook een vast onderwerp wordt binnen de gesprekkencyclus, is er geen sprake van vrijblijvendheid.’ In de cao PO 2013 zijn ook afspraken gemaakt over de verplichte registratie van schoolleiders. Alle directieleden worden verplicht zich in dat register te registreren en elke vier jaar te herregistreren. Wie niet voldoet aan de bekwaamheidseisen, komt niet in aanmerking voor herregistratie. Het niet geregistreerd zijn heeft rechtspositionele gevolgen. Ook worden afspraken gemaakt over het tijdsbestek waarbinnen de schoolleider de mogelijkheid krijgt om zich alsnog te bekwamen en aan de bekwaamheidseisen te voldoen. Deze afspraken worden verder uitgewerkt en opgenomen in de cao PO 2014. Er is op 1 januari 2013 een nieuwe registerorganisatie voor schoolleiders opgericht: Schoolleidersregister PO. Deze bouwt voort op het register van de Nederlandse Schoolleiders Academie. Schoolleidersregister PO wordt gedragen door de AVS, CNV Onderwijs, AOb en de PO-Raad. Ook de Schoolleiderskamer van de PO-Raad staat achter de verplichte registratie.
podium april 2013
13
Rinda den Besten wil zich hard maken voor meer autonomie en erkenning van de unieke positie van het po
‘We moeten onze krachten bundelen’ Rinda den Besten is begonnen aan haar nieuwe baan als voorzitter van de PO-Raad. Zij wil zich hard maken voor eigen governanceregels voor het po. ‘Als kleine schoolbesturen dezelfde wet-en regelgeving over zich uitgestort krijgen als grote universiteiten, is dat niet te behappen.’ Verder pleit ze voor meer eendracht in de sector: ‘Laten we vooral benadrukken waar we het over eens zijn, en onze krachten bundelen.’ TEKST MARIJKE NIJBOER
14
podium april 2013
podium april 2013
15
16
Ze is zich nog aan het inwerken en in haar werkkamer wachten diverse in folie ingepakte foto’s op een plek. Maar er hangt al een poster van de Vreedzame School, een project dat even later nadrukkelijk ter sprake komt. Rinda den Besten ontvangt hartelijk. Ze praat gemakkelijk en schakelt soepel tussen onderwijsthema’s en de schoolgang van haar eigen dochters.
kwaad. Den Besten ziet grote verschillen tussen de besturen. ‘Sommige besturen zijn heel vernieuwend bezig, hebben de interne processen en kwaliteit op orde, doen aan collegiale intervisie, hebben de oudercontacten goed geregeld. Maar dat is niet overal zo. Sommige kinderen en hun ouders voelen zich bijvoorbeeld rondom pesten enorm in de steek gelaten.’
U heeft al een aantal schoolbesturen bezocht. Wat is u opgevallen? ‘Er werken heel leuke mensen in het po die met liefde en passie over hun vak praten. De schoolbesturen voor primair onderwijs staan veel dichter bij kinderen en ouders dan die van het vo, mbo en hbo. Dat maakt hun werk leuk, maar ook lastig. Scholen voor po staan midden in de samenleving en zijn met ingewikkelde thema’s bezig. Daarnaast zijn de financiën soms krap.’
Krachten bundelen
Wat wilt u als voorzitter in elk geval tot stand brengen? ‘Een sterkere sector po. Ik vind de slogan ‘Goed onderwijs voor ieder kind’ heel mooi, daar houd ik graag aan vast. Een sterke sector stáát en is trots. We mogen soms best wat minder bescheiden zijn. Wij zijn de grootste sector, hier gaat het meeste geld naar toe. Een goede basisschool is enorm belangrijk in een kinderleven. We hebben flinke stappen gezet, onder andere op het punt van onderwijskwaliteit. Zodra er een probleem is, wordt dat opgepakt. Dat is heel goed. Maar misschien moeten we onze successen ook meer vieren en uitdragen.’ Wat meer zelfkritiek kan ook geen
Wat gaan de vakbonden, andere sectorraden en OCW van u merken? ‘Vergeet de gemeenten niet! Ik hoop iemand te zijn die pal voor de sector staat, maar ik ben wel bereid tot samenwerken. Er mag over alles gepraat worden, maar ik sta wel voor autonomie van de sector. We hebben de vrijheid nodig om dingen zelf te regelen. Ik wil laten zien dat de po-sector anders is dan de andere sectoren. Als het gaat om governance, worden alle onderwijsbestuurders over één kam geschoren. Ik ga ervoor pleiten dat er op de sector gerichte afspraken komen. Iets minder dan de helft van onze besturen is eenpitter. Aan hen kun je niet dezelfde
podium april 2013
Als Utrechts onderwijswethouder kreeg ze een ‘heel positieve’ indruk van het po. ‘Maar ik merkte wel dat onderwijsmensen het onderling zelden eens zijn. Daar schuilt een gevaar in. Als je het over veel dingen oneens bent, ben je gemakkelijker uit elkaar te spelen. Het is voor een minister heerlijk om te werken met een verdeeld veld. Je kunt beter uitzoeken waar je het wél over eens bent en je krachten bundelen.’
‘Krimp, de onderwijskwaliteit, professionalisering van leraren, Passend onderwijs. Voor al die thema’s geldt dat wij als sectorraad bij uitstek de partij zijn die de hele breedte van het onderwerp ziet. Wij bestrijken niet alleen het hele land, maar hebben ook alle deelsectoren in huis: regulier onderwijs, sbo, so en vso. De PO-Raad kan al die belangen verenigen en afwegen.’
Brede opdracht
‘Een sterke sector stáát en is trots. We mogen soms best wat minder bescheiden zijn’ eisen stellen als aan grote universiteiten. Als wij dezelfde wet-en regelgeving over ons uitgestort krijgen als de grote onderwijsinstellingen, is dat voor een klein bestuur niet te behappen. Dan dwing je via een omweg tot fusie. De hele sector heeft onder onze aanvoering z’n handtekening gezet onder de Code Goed Bestuur. Dat laat zien dat onze sector voldoende kritisch is op zichzelf.’ Wat zijn voor u de belangrijkste onderwijsthema’s op dit moment?
Beter Presteren legt grote nadruk op taal en rekenen. De school heeft echter ook een bredere opdracht. Waar ligt volgens u de juiste balans? ‘De basis moet goed op orde zijn. En daarnaast heeft de school een brede opdracht. Je moet kinderen ook vormen. Je moet talenten ontwikkelen; kinderen de kans geven om te worden wie zij zijn. Je moet ze waarden en normen meegeven, sociale veiligheid, wereldoriëntatie, natuur en cultuur, burgerschap, sport. Taal en rekenen vormen de ondergrond, maar daarnaast moet de school ruimte hebben om naar keuze aandacht te besteden aan die andere zaken.’ Obesitas, met geld omgaan: er komt veel op een school af. Wat doe je wel, wat niet? Ze wijst naar de poster van de Vreedzame School. ‘Ik ben een enorme fan van deze aanpak. Op de Vreedzame School leren kinderen samen met ouders wat gewenst gedrag is. Daarover worden afspraken gemaakt met de sportclub, speeltuin en welzijn. Zo leren kinderen hoe je met elkaar een samenleving vormt. De belangrijke thema’s podium april 2013
17
komen vanzelf voorbij: burgerschap, pesten, seksualiteit. En niet opgelegd vanuit Den Haag, maar vanuit de omgeving zelf, met de ouders voorop.’
opzoeken. ‘Als het gaat om de zorg zullen de gemeenten en het onderwijs véél meer samen moeten gaan optrekken.’
Op het schoolplein De jeugdzorg komt onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Hoe vindt u dat deze decentralisatie tot nu toe verloopt? ‘Niet goed genoeg. Er zijn sterke dwarsverbanden tussen jeugdzorg en Passend onderwijs, maar helaas zit er een jaar tussen de decentralisatie van de jeugdzorg en de invoering van Passend onderwijs. De samenwerkingsverbanden moeten vanaf 1 januari 2014 afspraken maken met de gemeenten over het ondersteuningsplan. Maar de gemeenten zijn nog niet zover. Die weten nog niet in welke schaalgrootte ze zichzelf gaan organiseren en ze hebben in 2014 ook het geld nog niet. Scholen weten ondertussen niet wie ze moeten aanspreken.’ Den Besten: ‘Het reguliere onderwijs realiseert zich nog onvoldoende hoeveel impact de decentralisatie van de jeugdzorg gaat hebben op hun werk. Elke school heeft een zorg- en adviesteam. De maatschappelijk werker die daarin participeert, wordt nu grotendeels betaald door de gemeente. Dat wordt anders. Je komt in andere rollen ten opzichte van elkaar en moet de zorgplannen samen gaan afstemmen.’ Het zou handig zijn, zegt ze, als de buitengrenzen van de jeugdzorg dezelfde worden als die van het samenwerkingsverband. ‘Maar daar dreigt het juist mis te lopen.’ Ze wil als voorzitter van de PO-Raad vaker de gemeenten gaan 18
podium april 2013
De nieuwe voorzitter vindt het caovernieuwingstraject dat samen met de vakbonden wordt uitgevoerd ‘heel inspirerend’. ‘De vraag is positief: wat heb je nodig? Ik proef ook dat schoolleiders de arbeidsvoorwaarden graag willen moderniseren. De insteek is goed: wat moet de leerkracht kunnen, en welke
‘Er mag over alles gepraat worden, maar ik sta wel voor autonomie van de sector’
voorwaarden heeft de leerkracht nodig om goed onderwijs te kunnen geven?’ U heeft twee dochters op de basisschool. Biedt dat ook inzichten? ‘Het is ontzettend leuk om op deze plek te zitten en dagelijks ook op het schoolplein te staan. Dan kun je de verbanden ook leggen. Alles wat ik hier op macroniveau meemaak, maak ik daar mee op microniveau: discussies over de invoering van een continurooster, nieuwbouw, ouderbetrokkenheid… . Ik organiseer jaarlijks de Avondvierdaagse voor de school. Ze weten daar waar ik werk, en ik krijg regelmatig tips mee. Ik heb ook leuke discussies met mijn eigen meiden; die zijn nu 9 en 5 jaar. Ik vertelde laatst dat ik naar een bijeenkomst ging over pesten op school. Waarop zij zeiden: dat gebeurt niet in de klas, hoor mama. Het gebeurt op de gang, op de bso, op het plein en op straat. Jij bent van het onderwijs, dus daar hoef jij niet naar toe!’ Voor uw start bij de PO-Raad haalde u al de media met een opiniestuk dat u schreef in 2009 over artikel 23, en het wachtgeld dat u zou krijgen van de gemeente Utrecht. Hoe kijkt u daar op terug? ‘Wat artikel 23 betreft: ik denk dat het goed is geweest dat ik voorafgaand aan onze ALV op de website heb uitgelegd waarom ik als onderwijswethouder dat
opiniestuk schreef. Ik heb daar bij m’n kennismaking met een aantal schoolbesturen ook goed over doorgepraat. Ik heb gezegd dat ik besef dat iemand in deze positie de diversiteit en verscheidenheid van de sector moet respecteren. Ik vind dat ook een groot goed, en daar mogen de besturen me aan houden. Wat dat wachtgeld betreft: dat was heel vervelend, ook privé. Gelukkig heb ik het op tijd kunnen keren. Ik heb een inschattingsfout gemaakt. Uiteindelijk heb ik veel waardering gekregen door af te zien van het wachtgeld.’ Met elke nieuwe minister waait er een nieuwe wind door onderwijsland. Wat is in dit tochtige landschap de rol van de PO-Raad? ‘Er is afgesproken met het veld dat er beleidsrust zou komen. Maar ondertussen speelt er genoeg: de nieuwe cao, krimp, de invoering van Passend onderwijs. Er kunnen altijd dingen gebeuren waar het onderwijs iets mee moet. Maar het is onze taak om iedereen eraan te herinneren dat wij van het ‘hoe’ zijn. Het beroep dat op ons wordt gedaan moet redelijk blijven. En als er toch extra eisen worden gesteld, hoort daar ook extra geld bij. Het vorige Bestuursakkoord geldt totdat er een nieuwe ligt. Daar houden wij ons aan, en dat vraag ik ook van de overheid. Dat vind ik behoorlijk bestuur, ook van hun kant.’ ■
podium april 2013
19
Naar een genuanceerder inspectieoordeel
‘Professionele dialoog’ met inspecteur biedt ruimte voor oordeel op maat Geregeld krijgt de Inspectie van het Onderwijs vanuit het veld kritische vragen en opmerkingen over de beoordeling van de opbrengsten van basisscholen. Gebeurt dit wel eerlijk genoeg? Wordt er voldoende rekening gehouden met de achtergrond van leerlingen? Moet de beoordelingssystematiek niet aangepast worden? De PO-Raad en zijn leden zitten regelmatig met de inspectie rond de tafel om te kijken hoe het toezicht verbeterd kan worden. Schoolbesturen spelen in dit overleg een cruciale rol. TEKST MARLIEKE VAN DER SIJDE
20
podium april 2013
Het afgelopen jaar boog een werkgroep vanuit de PO-Raad, met vertegenwoordigers van verschillende schoolbesturen, zich over de manier waarop de opbrengsten worden gemeten. Samen met de inspectie hielden zij alternatieve modellen voor beoordeling tegen het licht. Het ging om modellen die op een meer gedifferentieerde manier rekening zouden houden met de opleiding van ouders. Na afloop was de conclusie eensluidend: door de beoordelingssystematiek aan te passen kun je een iets betere schatting maken van de bijdrage van basisscholen aan prestaties. Maar dat weegt niet op tegen de administratieve lasten en het verlies aan transparantie dat dit met zich meebrengt. Het ministerie van OCW nam deze conclusie over. De huidige werkwijze blijft daarom gehandhaafd.
Toch denkt de werkgroep dat het toezicht kan worden verbeterd. De onvolkomenheden van de huidige beoordelingssystematiek zouden voor een groot deel kunnen worden ondervangen door goed en open te communiceren tijdens de bestuursgesprekken met de inspectie. Als schoolbesturen zich niet kunnen vinden in de risicoanalyse omdat ze vinden dat er sprake is van bijzondere omstandigheden in de leerlingpopulatie, kunnen zij hun beargumenteerde visie tijdens dit gesprek naar voren brengen. Als daar goede redenen voor zijn, kunnen inspecteurs de professionele vrijheid nemen om af te wijken van de regels. De PO-Raad en de inspectie zetten zich gezamenlijk in voor het professionaliseren van deze dialoog.
podium april 2013
21
Het verhaal achter de cijfers ‘Het toezichtkader zoals dat er nu ligt is duidelijk, maar het kan niet alles vatten. Je kunt nu eenmaal niet alles dichtregelen,’ vindt Franciska Loth, lid van de algemene directie van Tabijn en van de werkgroep. ‘Cijfers zeggen vaak wel wat, maar er zit vaak een verhaal achter. Via het ‘‘pas toe of leg uit’’-principe komt er in de bestuursgesprekken met de inspectie ruimte voor dit verhaal.’ Naast het opleidingsniveau van de ouders zijn er meer factoren die invloed kunnen hebben op de prestaties van leerlingen. Een ouder die in de gevangenis zit bijvoorbeeld, of een ernstig ziek broertje of zusje. Dat heeft zonder meer invloed op de taal- en rekenprestaties van kinderen. Zeker op een kleine school drukt dat zwaar op de opbrengsten. In het bestuurgesprek kunnen schoolbesturen dit soort factoren voorleggen aan de Inspectie. ‘Als je goede argumenten hebt op grond waarvan je vindt dat de resultaten negatief zijn beïnvloed, kun je altijd met elkaar in overleg,’ zegt Hennie Biemond, voorzitter van het College van Bestuur van Samenwerkingsstichting Kans & Kleur en voorzitter van de werkgroep. ‘Als we dat vanuit wederzijds vertrouwen doen, wordt het toezicht een stuk effectiever.’ Ze is ervan overtuigd dat dat vertrouwen aanwezig is. ‘Op een van onze scholen werd in de week van de Citotoets de vader van een leerling begraven; een goed presterend meisje. Ik denk dat de inspectie het een pedagogisch verantwoorde beslissing zal vinden dat wij haar niet hebben laten meedoen aan de toets. En dat de inspectie haar niet klakkeloos een score van 517 zal toekennen.’ 22
podium april 2013
Franciska Loth, lid van de algemene directie van Tabijn
‘Achter de cijfers zit vaak een verhaal’ Goede voorbereiding Natuurlijk is niet iedere bijzondere omstandigheid meteen een reden om de alarmbel te luiden. Biemond: ‘Op elke school zitten kinderen van gescheiden ouders. Je zult gegronde redenen moeten hebben wanneer je de inspectie vraagt om een uitzondering te maken. Daarvoor is het nodig dat de schoolbesturen goed op de hoogte zijn van wat er op de scholen speelt. Je moet dossiers opbouwen en op orde hebben. En kinderen bij naam en toenaam kennen.’ De professionele dialoog is ook niet onfeilbaar. Per geval zal de inspectie moeten bekijken of een afwijking van de regels gerechtvaardigd is. Dat zal wel eens discussie opleveren. Psychiatrische problematiek bij ouders heeft bijvoorbeeld ongetwijfeld zijn weerslag op de leerprestaties van kin-
deren. Maar hoe uitzonderlijk is dat? De inspectie kan redeneren dat dit probleem op meerdere scholen speelt. En dat is precies wat er volgens werkgroeplid Lotte de Goeij, bestuursadviseur bij Lucas Onderwijs in Den Haag, nog (te) vaak gebeurt. De Goeij vindt dat de Inspectie meer rekening zou moeten houden met het ontwikkelingsperspectief van kinderen en de leerwinst. ‘Als de systematiek blijft zoals die nu is, dan kan dat betekenen dat scholen terughoudend zijn in het aannemen van kinderen met bijvoorbeeld meervoudige problematiek. Deze leerlingen hebben een negatief effect op het groepsgemiddelde, zeker als de school wat kleiner is. Daar worden scholen op afgerekend. Scholen worden nu nog te veel in de verdediging gedrukt in plaats van dat ze erkenning krijgen voor hun inspanningen. Dat kan leiden tot selectie aan de poort en staat op gespannen voet met de ontwikkelingen rond Passend onderwijs. Er zou tijdens het bestuursgesprek nog meer ruimte moeten komen om het over deze kinderen te hebben, bijvoorbeeld aan de hand van ontwikkelingsperspectieven.’
dan nog steeds goed? En andersom geldt ook: een school met lage opbrengsten kan nog steeds alle processen uitstekend voor elkaar hebben. Daarom moet de inspectie naar mijn idee veel meer focussen op de processen. Nog steeds is het oordeel te afhankelijk van opbrengstcijfers.’ De PO-Raad krijgt van veel leden signalen dat het voor scholen met een ‘lastige populatie’ moeilijker is om aan de minimumeisen van de inspectie te voldoen. Dat geldt zeker ook voor de speciale scholen met complexe populaties. Over dit onderwerp is de PO-Raad continu met de
‘Als je goed kunt onderbouwen dat de resultaten negatief zijn beïnvloed, kun je altijd met elkaar in overleg’
Goede school, slechte processen Bovendien, vindt De Goeij, zijn opbrengsten niet alleen afhankelijk van leerlingprestaties. Het gesprek zou volgens haar veel meer moeten gaan over de kwaliteit van het onderwijsproces. ‘Er zijn scholen die altijd voldoende opbrengsten hebben, bijvoorbeeld omdat ze een leerlingpopulatie hebben met veel hoogopgeleide ouders. Maar als ze hun processen niet op orde hebben, is die school
Hennie Biemond, voorzitter van het College van Bestuur van Samenwerkingsstichting Kans & Kleur
podium april 2013
23
Bestuurlijk Netwerk Inspectietoezicht Zowel de schoolbesturen als de Inspectie van het Onderwijs hadden behoefte aan een betere afstemming tussen de sector en de inspectie. In september 2012 is het Bestuurlijk Netwerk Inspectietoezicht ingericht. Hier wordt op bestuurlijk niveau afgestemd over het toezicht. Het netwerk bestaat uit ongeveer 15 leden en het bestuur van de PO-Raad. Omdat het soms moeilijk is een stevige gesprekspartner te zijn voor de inspectie bij heel specifieke inhoudelijke onderwerpen van het toezicht, worden deze gesprekken altijd eerst door het netwerk en het bureau van de PO-Raad voorbereid. Als er daarnaast onderwerpen zijn die meer uitwerking behoeven wordt er een tijdelijke kleine werkgroep samengesteld die een en ander kan voorbereiden. Het netwerk overlegt minimaal vier keer per jaar met de hoofdinspecteur po over ontwikkelingen in het toezichtkader. De komende maanden worden in ieder geval de volgende onderwerpen besproken: naar een nieuw toezichtkader po, toezicht op de samenwerkingsverbanden, toezicht op sociale kwaliteit en het Onderwijsverslag 2014.
24
podium april 2013
Lotte de Goeij, bestuursadviseur bij Lucas Onderwijs in Den Haag
‘Scholen worden nu nog te veel in de verdediging gedrukt in plaats van dat ze erkenning krijgen voor hun inspanningen’ inspectie in gesprek. Maar dat neemt niet weg dat een goed voorbereid bestuursgesprek met de inspectie een belangrijke rol kan spelen in het optimaliseren van het toezicht. Soms zijn schoolbesturen verrast wanneer ze de resultaten van een bepaalde school onder ogen zien. Dat moet je zien te voorkomen, vinden ook de leden van de werkgroep. ‘Je moet goed gedocumenteerd zijn en alles in kaart hebben,’ vindt Franciska Loth. ‘Daarom spreken wij aan het begin en halverwege ieder schooljaar met al onze scholen. Zo weet je altijd wat er speelt en houd je je doelgroepen in beeld. Bovendien kun je op tijd ingrijpen als dat nodig is.’
Voorwaarde voor het slagen van de professionele dialoog is dat hier draagvlak voor is, zegt Biemond: zowel onder de schoolbesturen als bij de inspectie. ‘Hoe meer draagvlak er is, hoe effectiever het systeem werkt. Je kunt niet je eigen vlees
keuren. Het is goed dat daar een externe partij voor is. Maar het moet natuurlijk wel op een eerlijke manier gebeuren. De professionele dialoog tussen inspectie en besturen kan daar absoluut een bijdrage aan leveren.’ ■
Inspectie ziet nut dialoog De Inspectie van het Onderwijs spreekt regelmatig met haar inspecteurs over de dialoog met schoolbesturen, zegt Herman Bijsterbosch, coördinerend inspecteur primair onderwijs. ‘Wij zijn daar al een paar jaar mee bezig en die dialoog wordt steeds belangrijker.’ Eén van de positieve effecten van die dialoog, zegt hij, is dat scholen steeds scherper gaan zien wat de inspectie verstaat onder onderwijskwaliteit. ‘Ze zijn steeds beter op de hoogte van onze criteria en gaan daarover met ons in discussie. Dat vinden wij positief.’ Natuurlijk houdt de inspectie al op verschillende manieren rekening met de kenmerken van de school. Zo zijn er verschillende categorieën scholen, gebaseerd op het opleidingsniveau van de ouders. Een ander voorbeeld is dat leerlingen die korter dan vier jaar in Nederland zijn, niet mee hoeven te doen aan de eindtoets. Maar soms vinden scholen dat nog te weinig rekening met hun specifieke situatie wordt gehouden en dragen zij andeHerman Bijsterbosch: re factoren aan waarmee de inspectie naar hun oordeel óók ‘Scholen zijn steeds rekening zou moeten houden. Bijsterbosch: ‘Vaak gaat die beter op de hoogte van discussie over welke leerlingen mogen worden uitgesloten onze criteria en gaan van de eindtoets. Daar hebben wij criteria voor, maar schodaarover met ons in len zijn het daar soms niet mee eens en laten ook andere discussie. Dat vinden leerlingen buiten de eindtoets.’ wij positief’ Anders ligt het voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften. Scholen geven aan dat er steeds meer van deze leerlingen in het reguliere basisonderwijs worden opgevangen. Bijsterbosch: ‘Als een school goed kan verantwoorden dat bepaalde leerlingen de einddoelen van groep 8 niet kunnen halen, mogen ze zich over de resultaten van deze kinderen op een andere manier verantwoorden.’ Het ligt voor de hand dat door Passend onderwijs de professionele dialoog tussen school en inspectie alleen maar belangrijker zal worden. ■ podium april 2013
25
Start nú de lobby
Volgend jaar verkiezingen: nu tijd voor actie! Het lijkt nog ver weg, 19 maart 2014. Dan worden de gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Voor veel schoolbestuurders betekent dit dat er juist nu werk aan de winkel is. TEKST LISET TE BLANKESTIJN
Gemeentelijke lobby. Het ene schoolbestuur is er intensief mee bezig, het andere niet of minder. Ook voor de jonge PO-Raad is dit een relatief nieuw onderwerp, vertelt Onika Pinkus, adviseur public affairs. ‘Schoolbesturen hebben veel te maken met de gemeente, met name met de wethouder van onderwijs. Er moet over vele terreinen onderhandeld worden: huisvesting, de VVE, sportaccommodaties, maar ook over jeugdzorg.’ Ook al is er nog een 26
podium april 2013
klein jaar te gaan, voor schoolbestuurders is het juist nu tijd voor actie, zegt Pinkus: ‘Op dit moment schrijven de leden van politieke partijen de verkiezingsprogramma’s, en deze mensen – vaak vrijwilligers – snakken naar teksten. Daar ligt voor het onderwijs een kans, omdat die verkiezingsprogramma’s de basis zullen vormen van de onderhandeling over het college-akkoord. De verkiezingstijd is hét moment om te netwerken. De kiezers, dat zijn de ouders
Foto: Nationale Beeldbank
podium april 2013
27
van school. Iedere partij wil met hen in contact komen. Veel politici zoeken in de campagnetijd toenadering, dus probeer dan toezeggingen te krijgen.’
Parels en problemen Schoolbestuurder Albert Helder (tot 1 juni werkzaam voor onderwijsgroep FIER, twintig scholen in Friesland) pakt de timing anders aan. ‘In verkiezingstijd zetten we geen tandje bij in de lobby, maar we houden doorlopend contact. We zitten hier met de herindeling, dus we kiezen maar voor twee jaar. Ik ken de wetmatigheden van de politiek en weet dat er geen grote besluiten genomen worden. We doen als FIER zaken met vier gemeenteraden en vier toezichthouders. We zitten in een krimpregio en hebben te maken met afnemende budgetten. Wij willen spreidingsplannen voor de scholen, conform het advies van de Onderwijsraad, en werken bijvoorbeeld aan een samenwerkingsschool in Oudebildtzijl. Om in een dorp van
twee scholen naar één te gaan, heb je politieke steun nodig. Ikzelf lobby als bestuurder, maar de schooldirecteuren lobbyen op wijk- en dorpsniveau. Dat vraagt een zekere mate van professionaliteit en ondernemerschap van hen. Twee keer per jaar nodigen we alle raadsleden uit, dan praten we hen bij over de parels en problemen. Dat doen we al zes jaar zo. We houden geen gladde presentaties, maar gaan echt met hen in gesprek. Daar gebruiken we verschillende werkvormen voor. Van de 60 raadsleden komen er meestal zo’n twintig tot dertig, een mooie opkomst. Die bijeenkomsten geven ons een goede bodem om de regie te behouden. Veel raadsleden zijn van middelbare leeftijd, die hebben misschien twintig jaar geleden toen ze zelf schoolgaande kinderen hadden voor het laatst een school van binnen gezien. Om te voorkomen dat ze met die oude beelden achter de vergadertafel zitten, moet je hun laten zien hoe er tegenwoordig wordt lesgegeven.
‘De schrijvers van de verkiezingsprogramma’s snakken naar teksten. Daar ligt een kans’ Onika Pinkus, adviseur public affairs PO-Raad
28
podium april 2013
‘Twee keer per jaar nodigen we alle raadsleden uit en praten hen bij’ Albert Helder, schoolbestuurder bij onderwijsgroep FIER
Ze krijgen 1001 dossiers onder hun neus, dus moet je hen in korte tijd kunnen bijpraten. En vooral: blijmoedig van aard zijn, en kleine successen vieren.’
Daarbij is ook de volgorde van belang! Voorkom dat je iets kleins binnenhaalt, maar daardoor iets groters moet laten liggen.’
Draagvlak creëren
Dubbele petten
Frans van Drimmelen van public affairsbureau Bureau Dröge & Van Drimmelen adviseert bedrijven en andere organisaties bij hun strategie richting politiek, overheid en maatschappelijke omgeving. Hij heeft volop tips voor schoolbestuurders. ‘Je moet goed nadenken over de manier waarop je wilt samenwerken met de gemeente en wat je wil bereiken. Een lobby dient niet alleen om iets voor elkaar te krijgen, maar ook om draagvlak te creëren. Daarbij is het ook belangrijk om de juiste personen te benaderen. Onderschat het belang van ambtenaren niet. Zij bereiden immers de stukken voor. Natuurlijk is de wethouder ook belangrijk; die kan helpen om de zichtbaarheid van de school te vergroten. Zorg ook dat je politici niet overvraagt.
Sommige schoolbestuurders zitten dicht bij het vuur: ze zijn – naast hun werk als bestuurder – wethouder of raadslid. Theo Segers bijvoorbeeld: hij is directeur-bestuurder van PCPO Krimpenerwaard, een fusieorganisatie van acht protestants-christelijke basisscholen in vier gemeenten én wethouder in de gemeente Ouderkerk. ‘Ik heb een verantwoordelijkheid naar onze scholen én naar de gemeente. Onderwijs zit niet in mijn portefeuille, maar welzijn en jeugdwerk wel. Om mijn werk zuiver te houden, bemoei ik me niet met bepaalde onderwerpen. Bijvoorbeeld als het over nieuwbouw voor scholen gaat: dan loop ik weg uit de vergadering. Soms word ik pas samen met de bewoners geïnformeerd over podium april 2013
29
‘Een lobby dient niet alleen om iets voor elkaar te krijgen, maar ook om draagvlak te creëren‘ Frans van Drimmelen, adviseur public affairs Bureau Dröge & Van Drimmelen
bepaalde bouwplannen. Zelfs praktisch houd ik mijn agenda’s strikt gescheiden; op mijn PCPO-dagen doe ik geen gemeentewerk en andersom.’ De beelden die scholen en gemeenten van het werkveld hebben zijn niet altijd op elkaar afgestemd, vindt Segers. ‘Neem Passend onderwijs. Het onderwijsveld denkt: de gemeente laat het liggen, terwijl de gemeente denkt: we horen niks van de scholen. Er zijn soms hoge muren tussen beide werelden. Ik maak altijd duidelijk welke pet ik op heb. Soms spreek ik als PCPO-bestuurder een collega-wethouder aan. Die moet weten wie hij voor zich heeft.’ De twee petten hebben ook voordelen, vindt hij. ‘Mijn kennisniveau is hoog, waardoor ik als bruggenbouwer kan fungeren. Neem het leerlingenvervoer: een flinke kostenpost voor de gemeente. Daar gebruik ik mijn onderwijsexpertise om ervoor te zorgen dat het goedkoper kan.’ In zijn algemeenheid vindt Segers dat 30
podium april 2013
de meeste schoolbestuurders hun weg naar de gemeente goed weten te vinden. ‘Dat moet ook: waar we eerst te maken hadden met een terugtrekkende gemeentelijke overheid, zien we nu een tendens andersom. Door herverdeling van middelen, Passend onderwijs en de VVE-discussie is nu de gemeente weer meer aan zet. Ik denk dat zowel schoolbestuurders als –directeuren de politiek nog meer bij hun werk kunnen betrekken. Heb je een voorleeswedstrijd? Nodig dan eens een wethouder uit voor de jury.’
Opschalen Adviseur Van Drimmelen zit op dezelfde lijn als bestuurder Segers. ‘Politici zijn afhankelijk van het nieuws als ze willen verkopen waar ze voor staan. Dus ze komen graag een boom planten op de boomplantdag, of het lintje van de nieuwbouw doorknippen. Het gaat niet alleen om lobby, maar ook om netwerken, borrels, het onderhouden van
contacten. Kijk daarbij verder dan het gemeentelijk apparaat, dus ook naar het maatschappelijk veld om de school heen. Sportverenigingen, scouting, jeugdwerk, noem maar op. En kijk naar wat er in buurgemeenten gebeurt. Zowel schoolleiders als -bestuurders kunnen de lobby doen. Vaak kun je elkaar versterken. Als het gaat om een verkeerssituatie rondom de school, neem dan als bestuurder je schoolleider mee om de situatie te verduidelijken. Zoek uit wie waarvoor verantwoordelijk is. Soms kun je beter een medewerker of locatiedirecteur het voorwerk laten doen door met een ambtenaar te praten. Daarna schaal je als schoolbestuurder op naar het wethoudersniveau. Zorg dat je als bestuurder weet wat er speelt, en wees er op tijd bij. In ieder geval moet je zo vroeg mogelijk beginnen. Is er een informatieavond? Zorg dat je je stem laat horen. Als je pas in de gemeenteraad ageert, ben je te laat.’ ■
Handleiding De PO-Raad werkt aan een handreiking voor gemeentelijke lobby. Deze bevat thematisch geordende informatie, maar ook procedurele gegevens en conceptbrieven waarmee u als schoolbestuur de verkiezingsprogrammacommissies kunt voeden met informatie. De handreiking wordt gepresenteerd op ons congres Bevlogen Besturen, op 6 en 7 juni. Dit congres wordt afgesloten met een debat (met onder anderen lokale politici) over de vraag: hoe kan onderwijs invloed uitoefenen op de (lokale) politiek? Politici geven daarbij tips en tricks. Kijk voor meer informatie over het congres en aanmelding op: http://www.poraad.nl/node/4973/
Het onderwijsveld denkt: de gemeente laat dingen liggen, terwijl de gemeente denkt: we horen niks van de scholen. Er zijn soms hoge muren tussen beide werelden’ Theo Segers, directeur-bestuurder van PCPO Krimpenerwaard
podium april 2013
31
Selectie aan de poort van lerarenopleidingen
Noodzakelijk kwaad of zinvolle kwaliteitsimpuls?
32
podium april 2013
De maatschappij vraagt om betere leraren. Regelmatig wordt dan ook geopperd om aankomende leraren te selecteren. Na het kabinet pleit ook de Onderwijsraad voor een sterkere sturing op kwaliteit. Over de zin van selectie aan de poort zijn de meningen verdeeld. Zo ontwikkelt menige student pas gedurende de studie kwaliteit en een echte beroepsmotivatie. Een betere voorlichting aan de poort kan een goed alternatief zijn. En zijn leerkrachten eenmaal aan het werk, dan moet hun ontwikkeling d贸贸rgaan. Daarbij spelen schoolbestuurders een cruciale rol. TEKST IRENE HEMELS
podium april 2013
33
‘De bomen groeien niet tot in de hemel. We kunnen geen geld meer verspillen aan verkeerde studiekeuzes’, vindt Theo Wubbels, hoogleraar Didactiek en Onderwijskunde aan de Universiteit Utrecht en initiatiefnemer van de academische pabo. Matching en selectie zijn volgens hem onvermijdelijk geworden. Het behalen van het juiste vo-diploma betekent nog niet dat je geschikt bent voor elke studie in het hoger onderwijs. Zo luidt ook ongeveer de boodschap van het wetsvoorstel Kwaliteit in Verscheidenheid Hoger Onderwijs, dat het kabinet op 18 januari bij de Tweede Kamer indiende. Lerarenopleidingen krijgen van de overheid de mogelijkheid aankomende studenten te toetsen op hun geschiktheid voor de opleiding, waarbij selectie uitsluitend op grond van kwalitatieve criteria mag plaatsvinden. Enkele dagen na indiening van het wets-
Theo Wubbels, hoogleraar Didactiek en Onderwijskunde aan de Universiteit Utrecht: ‘We kunnen geen geld meer verspillen aan verkeerde studiekeuzes’
34
podium april 2013
voorstel – dat vermoedelijk vóór de zomer in de Tweede Kamer wordt behandeld – verscheen het advies van de Onderwijsraad met een pleidooi voor een sterkere sturing op kwaliteit. De Onderwijsraad vindt dat lerarenopleidingen actief goede studenten moeten werven, speciale trajecten moeten opzetten voor excellente studenten en opleidingen op hoog niveau moeten aanbieden. De afgelopen jaren heeft de nadruk teveel gelegen op het wegwerken van het lerarentekort, en te weinig op kwaliteit, aldus de Onderwijsraad. Door een betere kwaliteit van leraren professionaliseert het onderwijs en wordt het beroep aantrekkelijker voor andere (aankomende) hoogopgeleiden, meent de raad.
Onderwijskundige meerwaarde De huidige jonge leerkrachten zijn niet opgewassen tegen hun taak, zegt Lex Polman, lid van het College van Bestuur van De Eenbes. Maar dat is van alle tijden, voegt hij eraan toe. ‘Pas afgestudeerde leerkrachten zijn niet voor niets startbekwaam. Zij staan aan het begin van hun vak. De eerste jaren is er gerichte begeleiding en scholing nodig vanuit de praktijk.’ Net als Polman is ook Stan Hofkes, algemeen directeur van Het Driespan Koraalgroep, het eens met de analyse van de Onderwijsraad. Hij is initiatiefnemer van het traject TOPClass Gedragsspecialist voor in de praktijk, een programma voor pabostudenten die in het speciaal onderwijs willen werken. Studenten met talenten worden geselecteerd voor deze opleiding en krijgen zo de kans zich kwalitatief te onderscheiden. ‘Studenten die van de pabo komen missen een aantal kwaliteiten die ik nodig heb hier in huis. Het opzetten
Lex Polman, lid van het College van Bestuur van De Eenbes: ‘Ik ben voor selectie op basis van een assessment met diepte-interviews, psychologische testen en rollenspellen’
van dit programma was daarom een logische stap. Studenten die dit traject hebben doorlopen zijn absoluut beter toegerust om in het speciaal onderwijs te werken. Ze zijn een meerwaarde voor onze school in het directe werken met de kinderen, maar ze helpen ook een nieuwe slag te maken in het kijken naar kinderen door het team.’ Van selectie aan de poort gaat volgens hem een heilzaam effect uit. ‘Daarvan ben ik overtuigd omdat een kwalitatief betere leraar ook het beroep beter op de kaart zet, mits we daarnaast niet vergeten naar andere zaken te kijken, zoals beloning.’
studie, zegt Dick de Wolff, directeur van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht. ‘Bij selectie op harde criteria laat je mensen met andere vaardigheden lopen. Kennis is uitermate belangrijk, maar daarmee ben je nog geen goede leraar. Je hebt ook andere vaardigheden nodig, zoals pedagogische en psychologische inzichten en het goed laten verlopen van groepsprocessen. Omdat de meeste aankomende studenten deze vaardigheden nog niet hebben gehad in hun vooropleiding, kun je hierop niet selecteren.’ De Wolff mist de nuance in de discussie. ‘In de beeldvorming is de kwaliteit van het huidige onderwijs slecht en wijst men daarvoor naar de kwaliteit van de leraren. Met selectie aan de poort van lerarenopleidingen doe je niets aan het zittende personeel dat in een hele andere tijd is afgestudeerd. Bovendien ga je bij het
‘Kwaliteit ontwikkelt zich pas later’ Niet iedereen is gecharmeerd van selectie aan de poort. Tegenstanders wijzen erop dat het lastig is om vooraf te bepalen of een student geschikt is. Motivatie en kwaliteit ontwikkelen zich vaak tijdens de
Stan Hofkes, algemeen directeur van Het Driespan Koraalgroep: ‘Studenten die van de pabo komen missen een aantal kwaliteiten die wij nodig hebben in het speciaal onderwijs’
podium april 2013
35
de problemen die De Wolff schetst. ‘We moeten niet alleen maar met de vinger naar de pabo’s wijzen. Maar het is wel zo dat basisscholen goede en gemotiveerde leraren verdienen. Selectie aan de poort kan daarbij helpen. Deze selectie moet wel transparant zijn en aan de hand van vooraf gestelde doelen gebeuren. Geen selectie alleen op basis van examencijfers bijvoorbeeld. Dat heeft volgens mij minder voorspellende waarde voor de uitoefening van het beroep van leraar.’
Aantrekkingskracht neemt toe Dick de Wolff, directeur van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht: ‘Je kunt niet selecteren op pedagogische en psychologische inzichten omdat de meeste aankomende studenten deze vaardigheden nog niet hebben gehad in hun vooropleiding’
selecteren van aankomende studenten uit van dezelfde basisinstroom. Die is er niet. Wij krijgen mbo’ers en havisten binnen; zij hebben een totaal verschillende vooropleiding. In de lerarenopleiding is te weinig tijd om die verschillen te compenseren. Om een klein voorbeeld te geven: we hebben mbo’ers die nooit geschiedenis hebben gehad en havisten die geschiedenis als examenvak hadden.’ Een kwaliteitsslag is volgens hem ook te maken door het instroomniveau van aankomende studenten op een hoger en gelijker plan te brengen. ‘Er moet een inhaalslag in het voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs gemaakt worden om de vooropleidingen op niveau te brengen.’ Simone Walvisch van de PO-Raad herkent 36
podium april 2013
In plaats van selectie aan de poort is ook matching aan de poort een mogelijkheid. Studenten kunnen vooraf beter worden voorgelicht over de studie en gemotiveerde studenten moeten worden vastgehouden. Mohammed Mohandis, onderwijswoordvoerder van de PvdA, riep in januari als een van de eersten in de Kamer op tot het strenger selecteren van studenten voor de lerarenopleidingen. Mohandis: ‘Als het kan met matching is dat mooi. Als dat er niet in zit, ben ik absoluut voor selectie aan de poort. Het is helemaal niet verkeerd om aankomende studenten te selecteren. Je krijgt er betere leraren van en dus ook meer kwaliteit voor de klas. We moeten echt voorkomen dat iemand die lesgeeft de taal niet goed beheerst.’ Ook Polman is voor selectie, maar hij waarschuwt net als anderen voor overspannen verwachtingen. ‘Het is een verkeerde vooronderstelling dat als je taal en wiskunde goed beheerst je een betere leraar zou worden. Ik zou het graag breder willen zien en vind dat dit tot uitdrukking moet komen in de selectie als opleidingen daartoe overgaan. Selecteren op basis van transparante
kwalitatieve criteria is wel het minste. Het mag van mij veel drastischer om daarmee het beroep exclusiever te maken. Ik zou graag selectie op basis van een vorm van assessment zien door diepte-interviews, psychologische testen, rollenspellen. Voor een tekort aan leerkrachten ben ik niet bang, ik vermoed dat de aantrekkingskracht dan alleen maar groter wordt en op lange termijn tot een ander type student leidt.’
Partnerschap Er zijn meer manieren om het beroep van leraar extra kwaliteit te geven. Daarbij spelen schoolbestuurders een belangrijke rol. Polman: ‘Onderwijsbestuurders moeten aangeven wat zij verwachten van de professionals en hen ruimte geven om zich te ontwikkelen binnen de schoolorganisatie. Naast vervolgopleidingen en trainingen moet het leren op en vanuit het werk veel
Mohammed Mohandis, onderwijswoordvoerder van de PvdA: ‘Als matching er niet in zit, ben ik absoluut voor selectie aan de poort’
Simone Walvisch: ‘Basisscholen verdienen goede en gemotiveerde leraren. Selectie aan de poort kan daarbij helpen’
meer aandacht gaan krijgen. Zaken als intercollegiale visitaties, intervisie en kleine leernetwerken hebben een grote positieve impact op de leraar zelf.’ Walvisch bepleit meer samenwerking tussen schoolbesturen en lerarenopleidingen gericht op onderwijsverbetering. ‘Dan weten de pabo’s beter wat voor leraren er nu en in de toekomst nodig zijn.’ Bij selectie kunnen schoolbesturen en pabo’s samen optrekken, spreekt Hofkes uit ervaring. ‘Bij onze TOPClass is de kracht dat we met een aantal schoolbesturen samen met de pabo de selectiecriteria hebben opgesteld. De een formuleert criteria vanuit zijn opleidingservaring, de ander vanuit de vraag: wat voor collega heb ik graag naast me? Zo’n partnerschap is heel belangrijk. Dat maakt je samen verantwoordelijk en leidt tot een betere aansluiting bij de praktijk. Dit is wat mij betreft de manier om te komen tot nieuwe leerkrachten met de juiste competenties en vaardigheden.’ ■ podium april 2013
37
web poll
‘De cao moet naast het vastleggen van goede arbeidsvoorwaarden vooral ook verbetering van onderwijskwaliteit dienen’ Wat vinden onderwijsmensen van het idee om de onderwijskwaliteit als uitgangspunt te nemen voor de cao? Naast echte voorstemmers (55%) en tegenstemmers (45%) leverde deze stelling een aantal nuancerende opmerkingen op. Er reageerden ruim 100 mensen.
38
podium april 2013
Eens ‘Ik merk dat veel personeelsleden zich al jaren niet of onvoldoende geschoold hebben,’ schrijft een bestuurder die eerder werkte als bovenschools- en interim directeur. ‘Zij zijn erg op de interne organisatie gericht, ver van de buitenwereld. Een koppeling lijkt mij dus zeer wenselijk om tot een cultuurverandering te komen.’ Een ander: ‘De cao regelt de afspraken die we met elkaar maken over de voorwaarden waarvoor er een bepaalde inspanning wordt geleverd. Dat ‘bepaalde’ moet ook gaan over de inhoudelijke kwaliteit. Maar wanneer de kwaliteit structureel wordt beperkt door rechtsbescherming ten aanzien van uren en geld, doen wij veel kinderen tekort. Op zoek naar de juiste balans!’
Oneens Een tegenstander van deze stelling vindt dat een cao uitsluitend is bedoeld voor de arbeidsvoorwaarden. ‘Schoenmaker blijf bij je leest! Kwaliteit is een vanzelfsprekendheid, een goed salaris is dat (al lang) niet meer.’ Hij krijgt bijval: ‘Dat de cao zo uitgebreid is geworden, komt onder meer doordat leidinggevenden de randen opzoeken van wat ze denken te kunnen vragen. Ooit, zonder cao, waren de werknemers vogelvrij. Voor je dit soort zaken wenst, zou je er goed aan doen eens iets te lezen over de geschiedenis van de strijd voor behoorlijke arbeidsvoorwaarden.’ Hij voegt toe: ‘De onderwijskwaliteit ontstaat uit de opleidingen en opleidingseisen. De inrichting daarvan is een taak van de overheid en die heeft dus de instrumenten om daar iets aan te doen.’ Een ander: ‘Laat de cao niet nog betuttelender worden; zo zullen bestuurders nooit hun verantwoordelijkheden nemen. Bestuurders hebben een verantwoordelijkheid voor het sturen op kwaliteit. Daar hebben ze geen cao voor nodig, wel visie op korte en langere termijn.’
Nuance Een cao moet een raamwerk zijn dat op hoofdlijnen een aantal zaken regelt voor het personeel, vindt een reageerder. ‘Binnen deze kaders zou er wat mij betreft ruimte moeten zijn voor werknemers en werkgever om op de specifieke situatie eigen afspraken te maken. Nu zijn de regels uit de cao in bepaalde situaties juist vaak belemmerend voor de verbetering van de onderwijskwaliteit.’ Hij noemt een voorbeeld: ‘Het maximaal aantal te geven lesuren wordt gesteld op een aantal lesuren dat lager is dan de meeste kinderen dienen te ontvangen. Dit komt de onderwijskwaliteit meestal niet ten goede. Laat de scholen/besturen dit toch zelf met haar medewerkers afspreken.’
podium april 2013
39
Wiely Hendricks, voorzitter van het College van Bestuur van De Haagse Scholen:
‘Alles moet in dienst staan van onderwijskwaliteit, ook de cao’ ‘Ik ben het met de stelling eens. Ik ben van mening dat alles wat wij doen als werk nemers en werkgevers in dienst moet staan van de onderwijskwaliteit. Dat is het product dat we leveren, en alle instrumenten die tot je beschikking staan moet je daarvoor inzetten. De cao is ook zo’n instrument. In de cao maak je enerzijds afspraken tussen werkgevers en werknemers over de rechten en zekerheden van de werknemer, en anderzijds moet de cao ook afspraken bevatten over datgene wat een werk nemer moet leveren. Dat laatste staat altijd in dienst van de onderwijskwaliteit. De huidige cao staat onvoldoende in het teken van onderwijskwaliteit. Hoe het beter kan, laat zich goed illustreren aan de hand van de professionalisering van medewerkers. Die moet altijd in dienst staan van het product onderwijskwaliteit. Daarover moet je andere afspraken maken in de cao dan tot nu toe gebruikelijk was. De nieuwe afspraken moeten niet alleen de voorwaarden behelsen die de werkgever stelt aan medewerkers om opleidingen te volgen, zoals de hiervoor beschikbare tijd en financiële condities. De afspraken moeten ook gaan over de plicht van werk nemers om zich te scholen en professionaliseren. Er zitten dus twee kanten aan deze medaille. Ik heb het idee dat ook de vakbonden het belang zien van deze vernieuwing. Als de kwaliteit van het onderwijs niet verbetert of zelfs achteruit gaat, gaat dat ten kosten van de beeldvorming over de sector. Daardoor worden de banen minder aantrekkelijk. Het is voor werknemers prettig om te werken in een sector die gewaardeerd wordt.’
40
podium april 2013
Hans Eisink, directeur van De Bolster in Voorst en de Tarcisiusschool in Nijmegen:
‘Cao moet ruimte geven om excellentie te belonen’ ‘De cao is voorwaardelijk voor het primaire proces. Goede arbeidsvoorwaarden ondersteunen het onderwijsproces. Ik ben ervan overtuigd dat goede, moderne en liefst ook flexibele arbeidsvoorwaarden het enthousiasme en werkplezier van medewerkers zeer ten goede zullen komen. En daarmee ook de onderwijskwaliteit. Ik zou graag willen dat de cao ook modernere middelen onderkent om de onderwijskwaliteit te stimuleren. Wat mij betreft wordt het scholingsbudget een integraal onderdeel van de arbeidsvoorwaarden. Het zou goed zijn als leerkrachten een eigen scholingsbudget kregen, gekoppeld aan een persoonlijk ontwikkelingsplan. Dat is mijns inziens een middel waarmee je leerkrachten echt kunt stimuleren om de kwaliteit van het onderwijs te versterken. De huidige cao laat weinig differentiatie toe. We kennen maar beperkte mogelijkheden om mensen te stimuleren of te belonen voor buitengewoon goede prestaties. Je kan hen een extra periodiek geven, maar dan houdt het ongeveer op. Je zou de cao sterker kunnen koppelen aan de competenties uit de wet BIO. Dan kun je extra mogelijk heden creëren voor degenen die voldoen, en wanneer niet wordt voldaan aan die competenties, kun je mensen bepaalde mogelijkheden onthouden. We hebben in het verleden kort de senior leerkracht gehad. Als iemand voldeed aan bepaalde eisen kon hij doorstromen naar een hogere salarisschaal. Die mogelijkheid heeft men weer snel laten varen. De cao zou mijns inziens een basis moeten bevatten die per school in overleg met de mr nader wordt ingevuld. Als een cao teveel spelregels oplegt, gaat het niet werken. Neem de functiemix: die verloopt moeizaam, want het is in onderwijsland nog steeds not done om mensen die goede onderwijskwaliteit leveren, waardering te geven. De huidige cao voorziet in een middelmaat. Ik zou graag meer mogelijkheden hebben om leerkrachten te stimuleren die zich onderscheiden door het geven van excellent onderwijs. Daar hebben we nu nog te weinig mogelijkheden voor.’ ■
podium april 2013
41
politiek
In elk nummer van podium reageert een politicus op een stelling. Roelof Bisschop, Tweede Kamerlid voor de SGP, reageert op de stelling: ‘Een nieuwe cao moet gebaseerd zijn op input van de medewerkers en voornamelijk in dienst staan van kwaliteitsverbetering van het onderwijs’
De cao moet een waakhond zijn Politiek is positie bepalen. Soms kun je worstelen met een stelling. Wat dan vaak helpt is het omdraaien van de voorgeschotelde stelling. Dan krijg je in dit geval iets als: een onderwijs-cao moet inbreng van leraren negeren en de kwaliteit van het onderwijs zoveel mogelijk verwaarlozen. De SGP is niet geneigd daar voor te stemmen. Probleem is bij nieuwe plannen en cao’s vooral dat kwaliteit en professionaliteit containerbegrippen zijn die naar willekeur misbruikt kunnen worden. De SGP vindt mooie woorden belangrijk, maar de waarde ervan moet vooral uit de daden blijken. Dat betekent dus geen mooie protocollen en statuten, maar concrete maatregelen en waarborgen die de ruimte voor leraren en kwaliteit vergroten. De inbreng daarvoor hoeft niet zozeer te berusten op peilingen en draagvlakonderzoekjes. Het is vooral broodnodig dat er mensen aan tafel zitten die weten hoe een leraar werkt. Er wordt in het onderwijsbeleid teveel aan de knoppen gedraaid door mensen die het onderwijs vooral als een fabriek benaderen. Het is duidelijk dat er in deze jaren veel op het onderwijs afkomt. Om de kwaliteit te bevorderen zijn twee kernpunten van belang. Allereerst meer ruimte voor leraren om hun echte werk te doen. Er wordt – onder druk van verschillende spelers – teveel geleefd in papier en te weinig in praktijk. Daarnaast moet het onderwijs zich meer kunnen concentreren op de kern, het normale onderwijs. Dat wordt een hele uitdaging. Met de operatie Passend onderwijs hebben scholen tot 2020 eigenlijk al hun handen vol. Extra plannen voor techniek en gym moeten dus toch maar in de koelkast. De nieuwe cao moet vooral uitademen dat het onderwijs geen slaaf is van politieke en maatschappelijke wensen. De cao moet een waakhond zijn. ■ Roelof Bisschop 42
podium april 2013
PO-RAAD CONGRES • 6 EN 7 JUNI 2013 CONGRESCENTRUM DE WERELT, LUNTEREN
Bevlogen Besturen maken het verschil Donderdag 6 en vrijdag 7 juni organiseert de PO-Raad, voor de tweede keer, het tweedaagse congres: ‘Bevlogen besturen maken het verschil’. Een inspirerende bijeenkomst waar u, met collega’s onder elkaar, stilstaat bij de vraag: hoe richten wij vandaag het onderwijs in, zodat wij onze leerlingen opleiden voor de maatschappij van morgen. Het congres biedt een inhoudelijk stevig programma, boeiende sprekers van binnen en buiten de sector en de gelegenheid in een ontspannen omgeving met collega’s te reflecteren op uw bestuurlijke verant woordelijkheden, taken en mogelijkheden: netwerken en kennis vergaren, ontspannen en nieuwe ideeën opdoen!
Ontmoeten, reflecteren en inspireren
Meer informatie en inschrijven: http://www.poraad.nl/content/ congres-bevlogen-besturen
goed onderwijs voor elk kind