Podium 3, jaargang 3

Page 1

podium platform voor schoolbestuurders in het primair onderwijs

3 jaargang 3 _ februari 2014

Meer lucht voor onderwijs in krimpregio’s Toetsen in de schijnwerpers Functiemix hoort bij de HRM Ruimte voor de couleur locale


inhoud

februari 2014

Meer lucht voor onderwijs in krimpregio’s In 2013 nam niet alleen het aantal basis­ schoolleerlingen flink af; er verdwenen ook honderd kleine scholen. Een verruimde fusietoets en een stimuleringsmaatregel moeten het onderwijs in krimpregio’s meer lucht geven. Samenwerking, binnen en buiten het eigen schoolbestuur, vergroot de levensvatbaarheid.

Pagina 6

Toetsen in de schijnwerpers Vanaf 2015 maken alle leerlingen in groep 8 een eindtoets. Het basisschooladvies wordt leidend voor de overstap naar het vo. Maar wordt de eindtoets ook gebruikt om de kwaliteit van de school te meten? Voor- en tegenstanders van (veel) toetsen roeren zich.

Pagina 12

podium is een platform van en voor leden van de PO-Raad waar meningen, ideeën, problemen en oplos­ singen uit de onderwijspraktijk aan bod komen. De PO-Raad onderschrijft niet noodzakelijk de in het blad verkondigde meningen. Overname van artikelen alleen na overleg met de hoofdredactie. Hoofdredacteur: Marc Mathies. Eindredacteur: Marijke Nijboer. Redactieraad: Elise van Bockhorst, Corine van Helvoirt, Gertjan van Midden, Onika Pinkus, Gitta Snijders, Pien Verwilligen. Foto cover: Hans Roggen. Grafische vormgeving: Thoben Offset Nijmegen. Redactieadres: podium@poraad.nl

2

podium _ februari 2014


Functiemix hoort bij de HRM Het onderwijs is zo goed als de leerkracht die voor de klas staat. Functiedifferentiatie en functiemix stimuleren de professionele ontwikkeling van leraren en daarmee de schoolontwikkeling.

Pagina 18

Ruimte voor couleur locale Het ziet er naar uit dat er dit jaar een professioneel statuut komt. Dit moet de professionele ruimte van leerkrachten versterken, en het team meer zeggenschap geven over het beleid van de eigen school.

Pagina 24

verder in deze editie 4 Voorwoord Rinda den Besten over de beleidsagenda 2014 – 2018 ‘Om de leerling’.

30 Webpoll ‘Het is goed dat wettelijk wordt vastgelegd dat een school pesten tegengaat, en met welke methode dat moet gebeuren’. Lees hoe de bezoekers van onze site stemden. Twee onderwijsbestuurders lichten hun standpunt toe.

33 Column

Jasper van Dijk (SP) over wetgeving voor het tegengaan van pesten.

podium _ februari 2014

3


Om de leerling Eind 2013 heeft de algemene ledenvergadering (alv) van de PO-Raad de beleidsagenda voor de vereniging voor de komende vier jaar vast­ gesteld. De titel is: ‘Om de leerling’, verwijzend naar de maatschappelijke opdracht voor het primair onderwijs: kinderen laten leren. De beleidsagenda geeft richting aan het werk van de PO-Raad. Op welke thema’s kunnen we de komende jaren het verschil maken, het verschil voor de kinderen.

Na veel gesprekken met leden van de PO-Raad en deskundigen buiten de vereniging, hebben we uiteindelijk gekozen voor vier thema’s in de beleidsagenda: de verbin­ ding tussen alle voorzieningen om de leerling, de mogelijkheden van innovatie en ICT, het gebruik van kennis en onderzoek voor goed onderwijs en goede leraren en de professionalisering van schoolbesturen als motor van de onderwijsorganisatie. In het laatste thema, het bestuur als motor, zit een duidelijke samenhang met het advies van de commissie-Meurs, dat ook eind 2013 is gepresenteerd in de alv. Het rapport is echter ook relevant voor de andere thema’s van de beleidsagenda. De commissie-Meurs heeft geadviseerd over de verdere professionalisering van de schoolbesturen in het primair onderwijs. Dat is ook nodig bij het leggen van 4

podium _ februari 2014


v­ erbindingen, bij het benutten van innovatie en ICT en bij het toepassen van kennis en onderzoek. Misschien vraagt u zich af wat we nu precies gaan doen met de beleidsagenda en het rapport-Meurs. Op de eerste plaats gebruiken we beide documenten nu al voor onze inzet bij onderhandelingen over het sectorakkoord en de cao. We moeten in het sectorakkoord, waarover we met het ministerie van OCW onderhandelen, voldoende ruimte en middelen krijgen om de verdere professionalisering van de schoolbesturen mogelijk te maken. En afspraken in de cao, waarover we met de vakbonden onder­ handelen, zullen de urgentie van het professionaliseren versterken. In de tien maanden dat ik nu bij de PO-Raad werk, zie ik de professionalisering in onze sector een steeds prominentere plaats innemen. Met het rapport-Meurs in de hand kunnen we die beweging sturen en versterken. Professionaliseren is een conti­ nu proces en daarover voeren we steeds vaker met elkaar het goede gesprek. Dat zie ik ook aan de belangstelling voor netwerkbijeenkomsten en workshops. De PO-Raad is al bezig om – eventueel met andere partijen - meer aanbod op dit gebied voor de leden te ontwikkelen, zodat we u daarbij kunnen ondersteunen. Bij mijn bezoeken aan scholen en schoolbesturen in het hele land zie ik echter dat nog niet iedereen bezig is met hoe ze het ‘morgen’ beter kunnen doen. Dat is ook logisch. Vaak is er ‘vandaag’ nog zoveel te doen om het onderwijs nu te kun­ nen garanderen. Dan denk ik aan de negatieve gevolgen van krimp, de invoering van Passend onderwijs, de veranderingen in het stelsel van onderwijshuisvesting, et cetera. We kunnen die dingen niet stop zetten, omdat we ons voorbereiden op 2018. De PO-Raad werkt daarom ook aan die lopende zaken, zodat u zoveel mogelijk ondersteuning krijgt om uw werk te blijven doen. Een van de zaken, die we voor u doen, is u op de hoogte houden van allerlei ont­ wikkelingen. Via de website en nieuwsbrief krijgt u actuele informatie, via het digitale blad podium krijgt u achtergrondinformatie. In het nieuwe nummer dat u nu voor zich heeft, vindt u toch ook veel actualiteiten. U leest over krimp en de kleinescholen­toeslag, over de eindtoets en het advies van de basisschool, over func­ tiedifferentiatie en HRM-beleid, over professionele ruimte voor leerkrachten en zeg­ genschap van het team en over pesten en de wetgeving om pesten tegen te gaan. Ik wens u veel leesplezier. Rinda den Besten voorzitter PO-Raad

podium _ februari 2014

5


‘Grijp krimp aan om de kwaliteit te verbeteren’

Meer lucht voor onderwijs in krimpregio’s 6

podium _ februari 2014

Foto’s Hans Roggen


In 2013 nam niet alleen het aantal basisschoolleerlingen af (met maar liefst 22.000 leerlingen); er verdwenen ook honderd kleine scholen. Een verruimde fusietoets en een stimuleringsmaatregel moeten het onderwijs in krimpregio’s meer lucht geven. Samenwerking, binnen en buiten het eigen schoolbestuur, vergroot de levensvatbaarheid. TEKST IRENE HEMELS

Eerder deze maand ontstond verwar­ ring over de kleinescholentoeslag en de maatregelen waarmee staatssecretaris Dekker zou komen. Mei 2013 kondigde Dekker aan de kleinescholentoeslag af te gaan schaffen, om het hiermee gemoeide budget vervolgens terug te geven als de betreffende besturen zouden gaan samenwerken. Een aantal oppositiepartijen vatte dit op als een bijna dwingende stimulans tot ­f useren en maakte zich sterk voor behoud van de kleinescholentoeslag. In april zal de staatssecretaris hierover een brief aan de Kamer sturen. Op dit moment ziet het ernaar uit dat de toeslag blijft bestaan, maar dat ook scholen die fuse­ ren hun kleinescholentoeslag voort­ aan mogen behouden. Nu nog vervalt deze toeslag bij een fusie van twee

kleine scholen, waardoor fuseren feitelijk ontmoedigd werd. Daarnaast heeft de staatssecretaris aangekondigd dat er een ‘niet vrijblijvende verplichting’ komt om samen te werken. Nadere invulling hier­ van zal hij in april in zijn brief geven. Gertjan van Midden, beleidsmedewer­ ker van de PO-Raad: ‘Het geld blijft dus beschikbaar voor de sector. Er is toege­ zegd dat landelijk niet wordt voorge­ schreven hoe een samenwerking er exact moet uitzien, of hoe groot een regio moet zijn. Zolang het er niet toe leidt dat schoolbesturen gedwongen worden tot fusies, vinden wij dit een goede zaak.’ De maatregelen moeten meer vormen van samenwerking mogelijk maken. Van Midden: ‘De krimp in landelijke gebie­ den in Friesland ziet er anders uit dan in meer verstedelijkt Limburg. Elke situatie podium _ februari 2014

7


Dick Henderikse: ‘Wij grijpen de krimp aan om de onderwijskwaliteit te verstevigen’ is uniek. Nu heb je óf twee afzonder­ lijke scholen, óf je fuseert. Andere mogelijkheden zijn er nauwelijks. Door straks experimenten toe te laten, creëert de overheid ruimte voor andere oplossingen.’

Groningen Het platteland in het noorden en oos­ ten van Groningen is een van de groot­

ste krimpgebieden van Nederland. Het gaat hier heel hard: in sommige gebieden daalt het aantal leerlingen de komende twintig jaar zelfs met vijftig procent. Neem de Stichting Openbaar Onderwijs Marenland: deze heeft 28 scholen en nog geen 3000 leerlingen. Gemiddeld zijn er per school maar 107 leerlingen. Negen scholen hebben minder dan 50 leerlingen en slechts vier scholen hebben meer dan 250 leerlingen. In 2009 formuleerde Marenland een toekomstvisie. Het bestuur streeft naar scholen met minimaal 80 leerlingen. Algemeen directeur Dick Henderikse: ‘Veel van onze kleine scholen zijn zwak en zeer zwak geweest. Wij grijpen de

De Regenboog in Everdingen heeft 56 leerlingen, verdeeld over drie combiklassen.

8

podium _ februari 2014


krimp aan om de onderwijskwaliteit te verstevigen. Pappen en nathouden is geen optie meer. Het landschap van kleine schooltjes met een kwetsbare kwaliteit gaan we samen met kinder­ opvang, peuterspeelzalen en buiten­ schoolse opvang veranderen in sterke kindvoorzieningen voor kinderen van nul tot twaalf jaar, waar de kwaliteit gegarandeerd is.’ Die visie leidt ertoe dat meer dan de helft van de scholen van Marenland zich in een vernieuwingsproces bevindt. Henderikse: ‘We hebben scho­ len die fuseren met een andere school binnen ons bestuur, maar ook scholen die een samenwerking aangaan met scholen van christelijke schoolbestu­ ren. Daarnaast hebben we een school met minder dan 40 leerlingen zonder samenwerkingsverband gesloten. In een ander dorp staan een kleine openbare en een kleine christelijke school. Omdat samenwerking tussen de besturen niet mogelijk bleek, moeten we binnenkort besluiten onze school te sluiten. Ouders kunnen dan kiezen tussen een overstap naar de openbare school in een dorp verderop of de chris­ telijke school.’

Niet concurreren Van Midden vindt het positief dat schoolbesturen over hun eigen belan­ gen heen stappen en in gesprek gaan met andere besturen. ‘Aan het begin van de krimpproblematiek, een paar jaar geleden, zag je scholen met een sterke positie in een bepaalde regio nog wel eens achteroverleunen. Vanuit de gedachte: ik wacht wel tot het

Gertjan van Midden: ‘Nu heb je óf twee afzonderlijke scholen, óf je fuseert. Door experimenten toe te laten, creëert de overheid ruimte voor andere oplossingen’ andere schoolbestuur omvalt. Maar concurrentie draagt doorgaans niet bij aan een goede oplossing.’ Maar zo’n goede oplossing vraagt wel wat van de betrokkenen. Een visie neerzetten is één ding; deze uitwerken op schoolniveau is een echte uitdaging. Henderikse: ‘Vertel een school maar eens dat er moet worden gefuseerd of samengegaan met een andere school. podium _ februari 2014

9


Dat leidt tot veel verzet, en werkt dus niet. Met het uitdragen van onze visie is echter een ontwikkeling in het denken in gang gezet. Niets doen is geen optie, dat voelen onze mensen ook. Inmiddels komen scholen zelf met de mededeling dat ze willen fuseren.’

Emoties Krimp maakt emoties los, zegt Van Midden. ‘Als een school moet sluiten, blijft dat een moeilijke boodschap.’ Hij adviseert om iedereen er vanaf het begin bij te betrekken. Henderikse vult aan: ‘Dat beperkt zich niet alleen tot ouders en personeel; je moet de hele gemeenschap erbij betrekken. Zelfs de plaatselijke politiek kijkt over je schou­

der mee. Het gaat niet alleen om een schooltje, maar om de leefbaarheid van het dorp.’ Het helpt zeker wanneer de overheid financiële en organisatorische obsta­ kels wegneemt. Maar de belangrijkste hobbel die moet worden genomen bij krimp is misschien wel de bereidheid tot samenwerking, zegt Henderikse. ‘Een goed antwoord op de krimp krijg je alleen door samen te werken. Dat is onze overtuiging. Als je niet bereid bent om samen te werken of samen te gaan met andere schoolbesturen, krijg je een kille kaalslag van kleine scholen. Je houdt dan qua grootte misschien wel gezonde scholen over, maar je zult

Kleine scholen: de feiten op een rij Een kleine school is een school met minder dan 145 leerlingen. Zo’n school krijgt een kleinescholentoeslag. Van de bijna 7000 basisscholen in Nederland hebben ruim 2300 scholen minder dan 145 leerlingen. Er zijn 29 hele kleine scholen met minder dan 23 leerlingen, 320 scholen met tussen 23 tot 50 leerlingen, 1040 scholen met minder dan 100 leerlingen en 932 scholen hebben tussen de 100 en 145 leerlingen. Veertien procent van alle basisschoolleerlingen zit op een kleine school. Met name in de drie noordelijke provincies en in Zeeland is dit het geval; meer dan de helft van alle basisscholen is hier een kleine basisschool. In deze provincies zit meer dan 30 procent van de basisschoolleerlingen op een kleine school, in Friesland is dat zelfs 40 procent. De meeste kleine scholen zijn onderdeel van een middelgroot bestuur (met 6 tot 20 scholen). Zie ook de Denkhulp krimp voor Schoolbesturen.

10

podium _ februari 2014


Dick Henderikse, algemeen directeur van de Stichting Openbaar Onderwijs Marenland: ‘Een goed antwoord op de krimp krijg je alleen door samen te werken met andere schoolbesturen.’

geen blije gezichten zien in de dorpen.’ Zijn ervaring is dat verdergaande samenwerking met andere schoolbe­ sturen voor alle partijen prettiger is dan het laten opgaan van kleine scholen in andere scholen binnen het eigen bestuur. ‘Wij zijn al heel ver met een besturenfusie. Het voordeel daarvan is dat personeel en ouders het gevoel hebben bij de club te blijven horen. Het is meer een gelijkwaardig optrekken, waarbij je samen keuzes maakt. Samen optrekken voelt heel anders dan het sluiten van een school. In die laatste situatie is de weerstand groter.’ n

‘Niets doen is geen optie, dat voelen onze mensen ook. Inmiddels komen scholen zelf met de mededeling dat ze willen fuseren’

podium _ februari 2014

11


Middel voor onderwijsverbetering of afrekeninstrument?

12 

podium _ februari 2014


Toetsen: volop in de schijnwerpers Sst, wij maken de Citotoets. Rond deze tijd hangen veel scholen dit soort briefjes weer op de deur van groep 8. Vanaf 2015 maken alle basisscholieren in groep 8 een eindtoets. De Eerste Kamer keurde afgelopen december de wet goed die dat voorschrijft. De toets schuift op naar het voorjaar. Voordeel daarvan is dat het basisschooladvies leidend wordt voor de overstap naar het vo. Tegelijk is een discussie losgebarsten over de vraag waar de eindtoets dan voor dient. Om de leerling te toetsen, of om de kwaliteit van de school te meten? Voor- en tegenstanders van (veel) toetsen roeren zich. Over één ding zijn ze het eens: op basis van alleen toetsresultaten kun je geen uitspraken doen over de kwaliteit van het onderwijs. TEKST LISET TE BLANKESTIJN

podium _ februari 2014

13


en klasniveau kan de school op basis van data uit het leerlingvolgsysteem (lvs) controleren of de doelen van de school worden bereikt. Op klasniveau vindt het assessment for learning plaats: op basis van toetsresultaten (maar ook bijvoorbeeld observaties) kunnen leerkrachten continu hun instructie aanpassen aan de behoeftes van leer­ lingen, en dan vervolgens aan nieuwe resultaten aflezen of dit heeft gewerkt. Op individueel niveau brengen diagnos­ tische toetsen gedetailleerd in kaart wat een leerling beheerst, en waar zijn leren stagneert. De uitkomsten van deze drie niveaus kunnen helpen om opbrengst­ gericht te werken en zo het onderwijs te verbeteren.’

Kim Schildkamp: ‘Formatief toetsen kan belangrijke data opleveren die de leerkracht helpen om zijn onderwijs aan te passen’ Onderwijs verbeteren Toetsen kunnen bijdragen aan het verbeteren van het onderwijs in de klas. Formatief toetsen, waarbij de leerkracht peilt hoe de leerlingen ervoor staan, kan belangrijke data opleveren die de leerkracht helpen om zijn onderwijs aan te passen, stelt dr. Kim Schildkamp. Zij is universitair hoofddocent bij de Universiteit Twente en oprichter en pro­ jectleider van het project Datateams. Ze onderscheidt drie niveaus. ‘Op school14

podium _ februari 2014

Gevaarlijk spelletje Jelmer Evers is leraar geschiedenis aan vo-school UniC en co-auteur van het recent verschenen boek ‘Het alterna­ tief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!’ Hij ziet wel degelijk het nut van toetsen: ‘Af en toe toetsen wat een kind geleerd heeft, is heel zinvol voor het leerproces. Maar als je toetsen gebruikt voor iets anders dan het meten van de individuele voortgang van een leerling, kom je terecht in een gevaar­ lijk spelletje. Je kunt uit een Citoscore geen conclusies trekken voor de hele school. Als je op die manier waarde aan zo’n toets toekent, wordt die toets voor docenten het einddoel om naartoe te werken. Ze zullen hun pedagogiek en didactiek aanpassen om met hun klas zo hoog mogelijk te scoren. Bijvoorbeeld door leerlingen vooral te laten oefenen op dat wat er gevraagd zal worden.’


Evers wijst ook op de autonomie van leerkrachten. ‘Voor hen is het vaak ondoorzichtig hoe een toets tot stand komt. Het systeem, de overheid bepaalt de regels. Dat tast de beroepseer van de leerkracht aan.’

Uitsluiting Een ander risico is volgens Evers dat scholen leerlingen uitsluiten, omdat ze niet voldoen aan de standaard. ‘Dan dreigen Amerikaanse toestanden.’ Van dat gevaar is ook Schildkamp zich bewust: ‘Scholen in de VS moeten

Vooral als toetsen meewegen bij grote beslissingen is het belangrijk dat de toets van hoge kwaliteit is voldoen aan bepaalde benchmarks. Als ze daar niet aan voldoen, worden ze in sommige staten financieel gestraft. Dat leidt ertoe dat scholen gaan bekijken welke leerlingen net onder de bench­ mark scoren; daar gaat alle aandacht naar uit. Leerlingen die boven de bench­ mark zitten of er flink onder (“the lost causes”) krijgen geen aandacht meer.’

Kwaliteit

Jelmer Evers: ‘Je kunt uit een Citoscore geen conclusies trekken voor de hele school’

Schildkamp wijst op het belang van de kwaliteit van de afgenomen toetsen: ‘Er worden veel toetsen en andere data gebruikt die niet voldoen aan eisen rond validiteit en betrouwbaarheid. Vooral als toetsen meewegen bij grote beslissingen is het belangrijk dat de toets van hoge kwaliteit is. Bij toetsen in het kader van assessment for learning ligt die kwaliteitslat iets minder hoog, omdat je dan cyclisch en zeer snel werkt. Het gaat hier om differentiatie en onderwijs op maat: op basis van data je onderwijs continu aanpassen aan de behoeften van leerlingen.’ Evers vertelt hoe hijzelf te werk gaat: ‘Ik toets zelf heel veel formatief, maar niet altijd in een klassieke toets-setting. Je kunt leerlingen ook een debat laten voeren, of een simulatie laten maken. podium _ februari 2014

15


Als je hen kennis laat uitdrukken in info­ graphics, wordt ook snel duidelijk wat ze begrepen hebben. Met analytische evaluatie-instrumenten zoals rubrics kun je daar goed op sturen en de uitkomsten beoordelen. Ik vind dat de Cito-eindtoets onterecht op de schiet­ stoel zit; die lijkt het symbool van de afrekencultuur te zijn geworden. Terwijl het een handig instrument is, met veel expertise gemaakt, een nuttige aanvul­ ling op het oordeel van de leerkracht. Want laten we eerlijk zijn: slechte

Jelmer Evers: ‘Het stuit me tegen de borst wanneer de Cito-eindtoets wordt gepresenteerd als het eindexamen van de basisschool’ leraren heb je ook genoeg. Maar het stuit me wel tegen de borst wanneer de Cito-eindtoets wordt gepresenteerd als het eindexamen van de basisschool. De ontwikkeling van een kind verloopt zo grillig en divers, dat je die toets niet als selectiemethode mag gebruiken voor het vo. Kinderen hebben bovendien de neiging om zich te vereenzelvigen met de uitslag van een toets.’

PO-Raad: toetsen horen erbij

Rinda den Besten: ‘Wij keuren af dat scholen op basis van Citoscores tegenover elkaar worden gezet’ 16

podium _ februari 2014

Voorzitter Rinda den Besten van de PO-Raad vindt dat toetsen horen bij het onderwijs. ‘Iedereen ziet in dat het voor het leerproces belangrijk is om te weten waar een kind staat, waar hij misschien een tikkie harder kan en waar het beter is om nog even ergens bij stil te staan. De toets is dan een hulpmid­ del om het onderwijsleerproces bij te stellen. Dat is belangrijk voor de leer­ ling. Maar we zien ook dat toetsresul­ taten voor andere doeleinden worden gebruikt, waarbij scholen op basis van bijvoorbeeld Citoscores tegenover elkaar worden gezet zoals RTL dat doet. Dát keuren wij af. Dan kom je terecht in de sfeer van ranking en ligt een afre­ kencultuur op de loer. Daar zijn toetsen


niet voor bedoeld. Zo komt het gebruik van toetsen om het onderwijsproces bij te stellen, onder druk te staan.’ De PO-Raad vindt het nuttig dat er vanaf 2015 een verplichte eindtoets is voor groep 8. Den Besten: ‘Zo’n toets levert onafhankelijke gegevens over een kind. Het is een foto, een nuttige momentopname. De leerkracht, die het kind heeft geobserveerd, kan daarmee zijn eigen oordeel staven. Het is een plus bovenop het leerlingvolgsysteem. Dat levert informatie over hoe het kind zich in de loop der tijd heeft ontwik­

keld. Ik zie dat als een film, die veel vertelt over de capaciteiten van een kind. Tegelijkertijd is het goed dat de centrale eindtoets voortaan in april wordt afgenomen. Daardoor komt het advies van de leerkracht centraal te staan bij de toelating tot het voort­gezet onderwijs. Daar heeft de PO-Raad hevig voor gepleit bij de politiek. De film is belangrijker dan de foto. Het is boven­ dien belangrijk dat de toets niet als eindoordeel wordt gezien. De toets markeert juist een nieuwe fase in het leerproces van een kind.’ n

Toetsen bij opbrengstgericht werken Om opbrengstgericht werken vorm te geven heeft de Universiteit Twente de DATATEAM®-methode ontwikkeld. Daarbij zoeken lerarenteams en schoolleiding naar oplossingen voor concrete vraagstukken, met behulp van de data die op school verzameld zijn. Kim Schildkamp: ‘We hebben een achtstappenplan ontwikkeld, dat begint bij de vraag: wat is het probleem? Bijvoorbeeld: onze leerlingen scoren gemiddeld slecht op spelling. Vervolgens kom je tot een hypothese: wat zou de oorzaak kunnen zijn? Daarover verzamel je data, bijvoorbeeld met een formatieve toets en observaties in de klas. Vervolgens controleer je de kwaliteit van die data, je analyseert en interpreteert de uitkomsten en neemt maatregelen. Daarna evalueer je of die maatregelen succes opleveren. Niet of niet voldoende? Dan begint de cyclus weer opnieuw. Sinds 2009 hebben we met deze methode ervaring opgedaan in het voortgezet onderwijs. De eerste (voorzichtige) resultaten laten een verhoging van het leerrendement zien. We hopen ons onderzoek vanaf september uit te breiden naar het primair onderwijs.’ Zie: www.utwente.nl/elan/datateams

podium _ februari 2014

17


18 

podium _ februari 2014


Belangrijk onderdeel van het HRM-beleid

Functiemix stimuleert professionele ontwikkeling Het onderwijs is zo goed als de leerkracht die voor de klas staat. Functiedifferentiatie en functiemix stimuleren de professionele ontwikkeling van leraren en daarmee de schoolontwikkeling. TEKST SUSAN DE BOER

podium _ februari 2014

19 


‘We kiezen voor kwaliteit, niet voor kwantiteit. Een leerkracht in een LB-functie moet bij ons een bepaalde expertise hebben – en dan bedoel ik een opleiding, bijvoorbeeld Master SEN (Special Educational Needs), of een opgebouwde ervaring op hboplusniveau. Die expertise moet inzetbaar zijn voor de hele school.’ Aan het woord is Wil Ellenbroek, voorzitter van het College van Bestuur van de Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort e.o. KPOA. KPOA is het bestuur van zeventien scholen. Toen vier jaar geleden de functiedifferentiatie werd ingevoerd, zag Ellenbroek daar meteen de voordelen van. KPOA orga­ niseerde een voorlichtingscampagne en een scholingsaanbod. ‘Dat leidde tot positieve resultaten. Al onze scholen hebben inmiddels LB- en LC-leraren.’

Tweesporenbeleid Per 1 augustus 2014 moet op alle scholen voor primair onderwijs de laatste tranche van de functiemix zijn ingevoerd. Dat betekent dat in het basisonderwijs veertig procent van de leerkrachten is benoemd in schaal LB en twee procent in LC. In het spe­ ciaal (basis)onderwijs moet 14% zijn benoemd in LC. Zo moeten leerkrachten de kans krijgen om carrière te maken en toch voor de klas te blijven staan. Daarnaast is het goed voor de kwaliteit van het onderwijs als leerkrachten zich professioneel ontwikkelen. Ellenbroek ziet functiedifferentiatie en functiemix dan ook als een onderdeel van het HRM-beleid. ‘Hoogopgeleide leerkrachten leveren 20

podium _ februari 2014

een positieve bijdrage aan de resultaten van de school. We voeren een tweespo­ renbeleid: we kijken naar wat de ambitie is van de leerkracht, en wat de school nodig heeft aan expertise. Het is uitdruk­ kelijk de bedoeling dat de LB-leerkracht zich schoolbreed inzet. Naast de lesgevende taken kan de LB-leerkracht bijvoorbeeld een werkgroep rond een onderwijskundig thema leiden.’ Maar ook de LA-leerkracht moet zich blijven ontwikkelen om de ambities van de school waar te maken. Ellenbroek: ‘We sturen op de ontwikkeling van leerkrachten met het oog op hun eigen

‘Hoogopgeleide leerkrachten leveren een positieve bijdrage aan de resultaten van de school’ loopbaan en op schoolontwikkeling. In het kader van de gesprekkencyclus bespreken directeuren met leerkrachten hun ambities, hun toekomstplannen, hun talenten. Die onderwerpen komen gemakkelijker op tafel nu we functiedif­ ferentiatie hebben.’

Aanzetten tot leren De functiedifferentiatie is een stimulans om leerkrachten aan te zetten tot verder leren. Ellenbroek: ‘In het onderwijs lopen ook nog steeds mensen rond die vinden dat ze na de initiële opleiding


eigenlijk niet meer hoeven te leren. Dat kan niet, de samenleving verandert. Nieuwe maatregelen zoals Passend onderwijs vragen om aanpassing van de school. Functiedifferentiatie en functie­ mix zijn impulsen om kritisch te kijken naar jezelf als leerkracht en naar de ontwikkeling van de school. De directeu­ ren én de leerkrachten kijken nu op een andere manier naar de schoolcarrière. Dat is positief.’ Een ander positief gevolg van de func­ tiedifferentiatie is volgens Ellenbroek dat het verschil in beloning is geaccep­ teerd. ‘In het begin was men huiverig voor verschillen in salaris. We werken toch allemaal hard, hoorde je dan. Dat

geluid is verstomd; men is eraan gewend geraakt dat leerkrachten niet allemaal hetzelfde zijn en niet allemaal hetzelfde doen, en dat daar een verschil in waar­ dering bij hoort.’ Aan de andere kant is de salarisverhoging ook weer niet zo groot. Een leerkracht die net is begon­ nen in LB verdient ongeveer 100 euro in de maand bruto meer dan een startende A-leerkracht. ‘De verdiensten stijgen niet meteen veel,’ zegt Ellenbroek. ’Mensen zijn soms wel teleurgesteld dat hun inzet niet meer oplevert.’

Implementatie Ongeveer tweevijfde van de scholen zal in augustus inderdaad veertig procent

Wil Ellenbroek is voorzitter CvB van de Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort e.o. KPOA. Al ‘zijn’ zeventien scholen hebben inmiddels LB- en LC-leraren.

podium _ februari 2014

21


Per 1 augustus 2014 moet in het basisonderwijs veertig procent van de leerkrachten zijn benoemd in schaal LB en twee procent in LC.

van de leerkrachten in een LB-functie hebben geplaatst, blijkt uit onderzoek dat DUO Market Research in opdracht van de PO-Raad uitvoerde naar het beleid van schoolbesturen rond de functiemix. Ook heeft ruim de helft van de schoolbesturen een professio­ naliseringsprogramma ingericht om de bevordering van leerkrachten naar een LB- of LC-functie te stimuleren. Maar het is de vraag of dat betekent dat de func­ tiemix op deze scholen ook daadwerke­ lijk doorwerkt in de school. Bestuurs- en organisatiedeskundige Ulrike Weske van Universiteit Utrecht deed vorig jaar haar afstudeeronderzoek naar de kwaliteit van de implementatie van de functie­ mix op zes scholen in drie middelgrote schoolbesturen. Implementatie van een 22

podium _ februari 2014

‘Men is eraan gewend geraakt dat leerkrachten niet allemaal hetzelfde zijn en doen en dat daar een verschil in waardering bij hoort’ maatregel vindt op drie niveaus plaats: bij het bestuur, bij de schoolleider en bij de leerkracht. De belangrijkste conclu­ sie van Weske is dat implementatie op schoolniveau sterk afhangt van de kwali­ teit van de implementatie op bestuursni­ veau. Twee van de onderzochte besturen beperkten zich tot het communiceren


van de gewenste percentages naar de school. De schoolleiders voerden de opdracht uit door de intern begeleiders in LB-functies te benoemen en dat was dat. Het derde bestuur voerde wel actief beleid. Dit bestuur ontwikkelde bijvoor­ beeld een scan voor leraren om te testen of ze in aanmerking kwamen voor een LB-functie en stelde een procedure op voor het verkrijgen van een hogere func­ tie. Daarnaast organiseert dit bestuur ook informatieavonden waar leraren uit verschillende schalen elkaar kun­ nen ontmoeten. De schoolleiders van dit bestuur zijn persoonlijk overtuigd van de waarde van functiedifferentiatie en veel gemotiveerder om op de eigen school hieraan een passende invulling te geven. De functiemix wordt in deze scholen gezien als een mogelijkheid voor leraren om hun vakbekwaamheid te tonen en carrière te maken.

Ambitie Uit het onderzoek van DUO Market Research blijkt ook, dat drievijfde van de schoolbesturen verwacht de percen­ tages in augustus 2014 niet gehaald te

hebben. Dat heeft deels met het budget te maken. Ellenbroek: ‘Scholen hebben een beperkt budget en moeten keuzes maken. LB-leraren zijn duurder dan LA-leraren. En wij kunnen als bestuur niet onbeperkt faciliteren.’ Zowel Ellenbroek als sommige school­ leiders uit het onderzoek van Weske noemen nog een andere mogelijke reden voor de trage invoering van de func­ tiemix: het niveau van de ambities van leerkrachten. Ellenbroek: ‘Mensen moet het wel zelf willen. Sommige leerkrachten staan niet zomaar in de ‘‘ontwikkelstand’’. Dat kan bijvoorbeeld te maken hebben met de levensfase. Het vinden van vol­ doende mensen met ambitie is moeilijk.’ Hij onderstreept nog maar eens: ‘Differentiatie is echt belangrijk voor het op een hoger plan brengen van de scholen.’ n Bekijk hoe per schoolbestuur de percentages LA, LB en LC zijn verdeeld. Zie de handleiding invoering functiemix en brochure functiemix po. Vind meer informatie over de functiemix.

Ondersteuning door de PO-Raad De PO-Raad ondersteunt schoolbesturen die belemmeringen ervaren bij de invoering van de functiemix. Dat gebeurde op 11 februari bijvoorbeeld met een bijeenkomst voor schoolbesturen die de functiemix-doelstellingen nog niet hebben gehaald. In workshops werden handvatten aangereikt om deze belemme­ ringen aan te pakken en snel en goed aan de slag te gaan met de functiemix.

podium _ februari 2014

23


24 

podium _ februari 2014


Professioneel statuut:

Ruimte voor couleur locale Het ziet er naar uit dat er dit jaar een professioneel statuut komt. Dit moet de professionele ruimte van leerkrachten versterken, en het team meer zeggenschap geven over het beleid van de eigen school. TEKST EMMANUEL NAAIJKENS

podium _ februari 2014

25 


In de nieuwe cao komt er meer beleidsruimte om op schoolniveau en in teamverband eigen keuzes te maken Het is al weer bijna zeven jaar geleden dat de optie van een professioneel sta­ tuut werd gelanceerd door het minis­ terie van Onderwijs in het Actieplan Leerkracht van Nederland. Het Nationaal Onderwijsakkoord onderstreept het voornemen om zo’n statuut in te voe­ ren. Het ziet er naar uit dat het primair onderwijs daadwerkelijk aan de slag gaat met dit statuut: het is een van de onderwerpen in de onderhandelingen over een nieuwe cao. Een professioneel statuut bevat een set afspraken over de zeggenschap van lerarenteams en schoolleider over het onderwijs en over de organisatie hier­ van, binnen de kaders van bestuurlijke afspraken. Doel is dat lerarenteams zich meer eigenaar weten van het onderwijs dat ze geven, waardoor hun betrokken­ heid en motivatie toenemen. Kevin Basari, beleidsadviseur van de PO-Raad: ‘Werkgevers en werknemers zien het belang van een statuut en hebben het dus in hun cao-inzetbrieven staan. De PO-Raad vindt de huidige cao erg dichtgeregeld. Het is een dik boek waarin het vooral gaat om regels. In de nieuwe cao – dat is onze inzet – komt er meer beleidsruimte om op schoolniveau en in teamverband eigen keuzes te 26

podium _ februari 2014

maken. Keuzes die bijvoorbeeld passen bij schoolgrootte, populatie of visie op onderwijs. Het gaat dan niet alleen over de pedagogisch-didactische aanpak in de school, maar ook over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden in het team.’ Mensen kunnen flexibeler worden ingezet, daar waar hun kwali­ teiten liggen. Dat kan bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat er een andere verde­ ling komt in de uren die leerkrachten voor de klas staan. Basari: ‘Scholen krij­

Lia Vermeulen: ‘Als je een professional serieus neemt, moet deze ook kunnen meedenken over de invulling van zijn vak in de praktijk’


gen dan mogelijkheden om iets te doen aan de beheersing van de werkdruk en de vormgeving van een professionelere organisatie.’

Cruciale rol De komst van het professioneel sta­ tuut zou een ingrijpende verandering betekenen, vinden de schooldirecteuren Lia Vermeulen (cbs De Grebbe in Bergen op Zoom) en Margriet Kouwenhoven (obs Waterrijk in Utrecht). De schoollei­ der krijgt (nog) meer autonomie; hij/zij speelt een cruciale rol bij het geven van invulling aan het professioneel statuut. De directeuren, die beiden lid zijn van de Schoolleiderskamer (zie pagina 29), juichen het idee toe om scholen naar eigen inzicht vorm te laten geven aan de realisatie van door het bestuur geformu­ leerde kwaliteitsdoelen. Dat biedt kan­ sen, maar het is ook een grote uitdaging. Vermeulen: ‘Als je een professional serieus neemt in zijn vak, moet deze ook kunnen meedenken over de invulling van het vak in de praktijk. Daar ligt een grote verantwoordelijkheid voor ons als schoolleiders.’ Maar, waarschuwt ze, besturen moeten dan op hun beurt ook ruimte geven aan schoolleiders. ‘Nu is in de cao veel centraal geregeld. Het kan niet zo zijn dat straks op bestuursniveau de zaak wordt dichtgetimmerd.’ Haar collega Kouwenhoven is het daarmee eens. ‘Een bestuur moet de kaders aangeven, de lijnen uitzetten. Binnen dat speelveld bepalen wij, de directeur en het team, het spel en we leggen daar uiteraard verantwoording over af. Het gaat erom dat je mensen in hun kracht zet.’

Margriet Kouwenhoven: ‘Een bestuur moet de lijnen uitzetten. Binnen dat speelveld bepalen de directeur en het team het spel’ Kwaliteitsslag Beleidsadviseur Basari onderstreept dat het professioneel statuut betrek­ king heeft op het schoolniveau. Door leerkrachten en directeur in staat te stellen gezamenlijk hun kennis en kunde optimaal in te zetten, neemt de kwa­ liteit van het onderwijs toe. ‘Nu hoor je wel zeggen dat een leerkracht zich een instrument voelt van het systeem.’ De huidige cao beperkt scholen in hun mogelijkheid om een beleid te voe­ podium _ februari 2014

27


Kevin Basari: ‘We hopen dat er meer mobiliteit ontstaat omdat leerkrachten op zoek gaan naar een school die bij hen past’ ren dat is gebaseerd op de specifieke omstandigheden van die school. De cao is teveel een keurslijf, een ‘one size fits all’. Lia Vermeulen: ‘Wij hebben een populatie die voor honderd pro­ cent bestaat uit allochtone leerlingen. Daarom hebben wij onderwijstijdver­ lenging, onze kinderen gaan meer uren naar school. Wij leggen veel nadruk op taal. Maar onze buren met witte kinde­ ren van hoogopgeleide ouders leggen hun prioriteiten heel anders.’ 28

podium _ februari 2014

Kouwenhoven geeft als voorbeeld de urennormen die nu in de cao geformu­ leerd zijn voor de verschillende taken van een leerkracht: zoveel uur voor de klas, zoveel voor nakijkwerk, zoveel des­ kundigheidsbevordering, enzovoort. ‘Maar die normen passen niet altijd bij de specifieke rollen die mensen in je team hebben en de schoolontwikke­ ling die je voorstaat. Een statuut kan de ruimte geven om als directeur samen met de leraren meer te sturen. Je zoekt naar een balans tussen de wens van een leerkracht om zich individueel te ontwikkelen en wat je op schoolniveau en bestuursniveau wilt bereiken. Het belangrijkste is dat er een professionele dialoog ontstaat.’ Dat er verschillen ontstaan tussen leerkrachten onderling is in haar ogen geen bezwaar, ze is juist voorstander van ‘erkende ongelijkheid’. Het gaat erom ieders kwaliteiten maxi­ maal te benutten.

Meer onderscheid Adviseur Basari en de twee directeuren voorzien dat scholen zich meer dan voorheen van elkaar zullen onder­ scheiden. Er ontstaat meer ruimte voor eigenheid, meer couleur locale, ook voor scholen onder hetzelfde bestuur. Basari ziet dat als winst. ‘Er valt straks ook voor leerkrachten meer te kiezen. We hopen dat er meer mobiliteit ontstaat omdat leerkrachten op zoek gaan naar een school die bij hen past. En ook voor ouders is er meer keuze.’ Hoezeer een professioneel statuut de leerkrachten ook raakt, op de werk­ vloer leeft het onderwerp nog niet. Dat blijkt onder meer uit een pilot in


opdracht van het Arbeidsmarktplatfom PO. De directeuren Kouwenhoven en Vermeulen begrijpen dat wel. Leerkrachten zijn toch vooral gefocust op hun werk van alledag, op het reilen en zeilen van hun groep. Vermeulen: ‘Maar we moeten natuurlijk zorgen voor draagvlak. We moeten er met zijn allen goed op letten dat een statuut ook echt iets van de teams wordt.’ Basari vindt dat moet worden voor­ komen dat scholen alles bij het oude laten en verzuimen om de beschikbare ruimte te benutten. ‘Het statuut beoogt om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Het is een natuurlijke ontwikkeling van een sector die steeds professioneler wordt. Daar ligt voor ons als PO-Raad een taak.’ Men moet zich ook realiseren dat het vormgeven van

Wet of cao Er ligt een voorstel bij de Tweede Kamer om de versterking van de positie van de leerkracht in de wet vast te leggen. De AOb is daar een voorstander van. De PO-Raad vindt dat op cao-niveau goede afspraken zijn te maken en dat een wettelijke regeling dus overbodig is.

een statuut in de school krachtig leider­ schap vergt, stelt Basari. ‘De belangen van de individuele leerkracht en van de school zullen niet altijd samenvallen.’ n

Schoolleiderskamer De Schoolleiderskamer geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de PO-Raad over zaken die het primair onderwijs betreffen. Er maken ongeveer dertig schoolleiders deel van uit, die een afspiegeling vormen van het werkveld qua regio, schoolgrootte en denominatie. De kamer is ingesteld op voorstel van de algemene ledenvergadering van de PO-Raad, om de inbreng van de schoolleiders te kunnen borgen. In de Schoolleiderskamer spitste de discussie over het professioneel statuut zich onder meer toe op de vraag of schoolleiders zoveel mogelijk ruimte moeten krijgen bij de uitvoering van het statuut, of dat er een algemene handreiking zou moeten komen. De strekking van het advies is dat wel vast moet staan waarover in het professioneel statuut afspraken gemaakt moeten worden, maar dat scholen en besturen het wat en het hoe bepalen.

podium _ februari 2014

29


web poll

Pesten bestrijden is goed, maar is daar wetgeving voor nodig?

‘Het is goed dat wettelijk wordt vastgelegd dat een school pesten tegengaat, en met welke methode dat moet gebeuren’ Op bovenstaande stelling op de website van de PO-Raad kwamen 185 reacties binnen. Van deze mensen stemde 28% voor, en 72% tegen de stelling. Elke school zal onderschrijven dat er niet mag worden gepest. Maar in hoeverre is het nodig om in de wet vast te leggen dat scholen dit verschijnsel actief bestrijden, en met welke methodes? Een van de voorstemmers waardeert de selectie door OCW van geschikte methodes: ‘Er is teveel kaf onder het koren én het is de hoogste tijd dat er iets gebeurt!’ Maar anderen dragen verschillende argumenten aan waarom zij tegen de stelling stemden. Zo vindt iemand dat het verschijnsel pesten teveel uit z’n context wordt gelicht. ‘Steeds pesten noemen, leidt tot pestgedrag. Heb aandacht voor gehele ontwikkeling van kinderen en train leraren in het signaleren in groepsprocessen. Een protocol is een doekje. En... welke voorbeelden krijgen kinderen in het dagelijks leven?’ Een ander vindt dat hoewel het belangrijk is dat pesten moet worden aangepakt, het verplichten hiervan geen goed idee is. ‘Want wat volgt er dan allemaal nog meer? Verplichte alcoholvoorlichting? Elkaar verplicht goedemorgen wensen? Verplicht handen wassen na het naar de wc gaan? Onderwijspersoneel moet gewoon zelf het goede voorbeeld geven en kinderen meenemen in gezond gedrag. Intrinsiek gezond gedrag lijkt mij de enige oplossing voor dergelijke problemen.’

30

podium _ februari 2014


JAN SIJTSEMA, VOORZITTER CVB PCBO TYTSJERKSTERADIEL:

‘Wij bepalen zelf wat werkt’ ‘Tegen het eerste deel van de stelling heb ik geen bezwaar. Maar hoe een school pesten gaat aanpak­ ken, moet volgens mij afhangen van de situatie. Ik heb te maken met dertien scholen. Er zitten grote verschillen in hoe er gepest wordt, en welke impact dat heeft. Daar moet een school op inspelen. Wij hebben binnen ons directieberaad besproken of er een uniforme aanpak moet komen. We hebben besloten om dat niet te doen, want in het ene geval zijn er maar twee betrokkenen en in het andere geval gaat het om de hele groep. Het is heel belangrijk dat je een goed signalerings­ instrument hebt. Dat zien wij bevestigd door ons tevredenheidsonderzoek: daaruit blijkt dat ouders over pesten soms een ander beeld hebben dan de school. Het komt voor dat er volgens een leerkracht niet wordt gepest, terwijl ouders aangeven van wel. Al onze scholen gaan gebruikma­ ken van M5, een nieuw digitaal signaleringsprogramma. Ouders en leerlingen kun­ nen ook digitaal aangeven dat er gepest wordt. Daar kunnen scholen vervolgens op inspelen. Ik vind niet dat je wettelijk moet vastleggen welke methodes mogen worden gebruikt om pesten tegen te gaan. Wij gebruiken op dit moment verschillende methodes die heel goed bevallen. We gebruiken dat lijstje van de overheid wel om te checken of we alle methodes in beeld hebben, maar verder doen we er niets mee. Een aantal van onze methodes, zoals Kiva, staat op dat lijstje. Maar daarnaast hanteren wij ook andere methodes, en trainingen zoals Rots en Water. Pesten is een heel gevoelig onderwerp. Dan ga je niet af op landelijke lijstjes, maar kijk je naar jouw situatie: wat is er nodig? En hebben scholen in vergelijkbare situaties goede ervaringen met een bepaalde methode? Wij moeten nog wel meer onze weg vinden in het tegengaan van digitaal pesten. Op dat punt verwachten wij veel van de digitale methode M5. Maar over het algemeen constateer ik dat onze aanpak werkt. We zien dat het pesten is afgenomen.’

podium _ februari 2014

31


PAUL APPEL, VOORZITTER CVB MARKANT ONDERWIJS, BREDA:

‘Van bovenaf opleggen werkt niet’ ‘Mijn antwoord is: nee. Pesten past in geen enkel pedagogisch klimaat. Dus het is vanzelfsprekend dat je pesten tegengaat. De manier waarop je dat doet, is echter aan de school of aan het bestuur. Er is een grote diversiteit aan scholen. Je moet echt per school kijken welke methode of protocol het beste past. Ik heb negen scholen die in heel verschillende omgevingen staan. Dáár moet je naar kijken en daar zoek je een methode bij; die leg je niet van bovenaf op. Daarbij teken ik aan dat methodes natuurlijk ook maar zo goed zijn als de mensen die ze toepassen. Het belangrijkste is dat je pesten probeert te voorkomen. Loopt het toch een keer fout, dan ga je dat herstellen. Ook voor de preventie zijn allerlei methodes ontwikkeld. Daarnaast leveren concepten als de Vreedzame School of Kanjertrainingen ook een bijdrage aan het tegengaan van pesten. Er zijn genoeg methodes op de markt en wij hebben OCW echt niet nodig om de goede eruit te filteren. Ik vind het prima dat OCW zegt dat er niet gepest dient te worden op scholen. Maar hoe wij daarvoor zorgen, dat vind ik echt een taak van de school. Er is een begrijpelijke ongerustheid over dit onderwerp, maar het is wel een beetje een hype op het moment. Omdat pesten zo vaak in het nieuws was vorig jaar, kregen we daar vragen over in de mr en gmr. Uiteraard houden onze directeuren zicht op wat wij op dit terrein doen. Zelf heb ik de indruk dat pesten bij ons niet zo heel veel voorkomt. Ik ben als bestuurder minder dan eens per jaar bij dit onderwerp betrokken. Pesten is van alle tijden. Je krijgt wel nieuwe verschijningsvormen, zoals via de social media. Aan het omgaan met de social media besteden wij dan ook expliciet aandacht.‘ n

Ook reageren? De redactie interviewt voor het artikel over de stelling telkens twee onderwijs­­ bestuurders. Wilt u een keer uw mening geven? U kunt zich hiervoor melden via podium@poraad.nl

32

podium _ februari 2014


politiek

Jasper van Dijk, Tweede Kamerlid voor de SP, reageert op de stelling: ‘Het is goed dat wettelijk wordt vastgelegd dat een school pesten tegengaat, en met welke methode dat moet gebeuren’

De staatssecretaris slaat te ver door Pesten is afschuwelijk voor slachtoffers; je moet er zoveel mogelijk aan doen om het te bestrijden. Eén op de drie kinde­ ren wordt gepest en de laatste jaren is daar een nieuwe vorm bijgekomen: het digitaal pesten. De afgelopen jaren werden we opgeschrikt door jongeren die zelfmoord pleegden, mede als gevolg van pesten. Het is dan ook terecht dat er landelijk aandacht wordt besteed aan pesten. Een veilige school is van groot belang voor leerling en leraar. Wat ons betreft is die school kleinschalig, zodat leerlingen niet verzuipen in anonimiteit. Daarmee voorkom je niet dat er gepest wordt, maar het vergroot wel de sociale cohesie op een school. De verleiding is groot om landelijk pestbeleid aan alle scholen op te leggen. Dat kan echter meer kwaad doen dan goed. Er is veel discussie onder deskundigen over de juiste aanpak van pesten. Bovendien hebben veruit de meeste scholen al beleid tegen pesten; vaak succesvol en afgestemd op de omgeving en de leerlingen. De overheid kan scholen met zo’n aanpak ten voorbeeld stellen aan scholen die nog niet zover zijn. Met het verplicht stellen van antipestprogramma’s slaat staatssecretaris Dekker te ver door. Hij zet lokale initiatieven op een zijspoor en ontneemt scholen de vrijheid om in te spelen op de specifieke achtergrond en behoeften van hun leerlingen. Pesten is ver­ schrikkelijk en scholen moeten zich inspannen om het tot een minimum te beperken. Maar het gaat te ver om wettelijk beleid voor te schrijven. Het draagvlak binnen het onderwijs voor landelijk antipestbeleid is klein. Alleen dat zou Dekker al aan het denken moeten zetten. Den Haag meende het wel vaker beter te weten dan de scholen, en dat heeft niet zelden tot rampzalig beleid geleid. Het zou goed zijn om dat een keer te voorkomen. Jasper van Dijk

podium _ februari 2014

33


goed onderwijs voor elk kind


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.