podium platform voor schoolbestuurders in het primair onderwijs
1 jaargang 2 î &#x; oktober 2012
De ouder als pedagogische partner Klein maakt kwetsbaar Medezeggenschap in de praktijk Wat gaat het nieuwe kabinet doen?
inhoud
oktober 2012
De ouder als pedagogische partner Ouderbetrokkenheid heeft een duidelijk positief effect op de leerprestaties en het welbevinden van kinderen. Ouders kunnen effectieve pedagogische partners zijn. Het is dan ook belangrijk dat onderwijsbestuurders scholen meer bewust maken van het belang van ouderbetrokkenheid.
Pagina 6 Klein maakt kwetsbaar Kleine scholen (tot 200 leerlingen) zijn kwetsbaarder dan grotere: met weinig leerkrachten is het moeilijker ziekte en andere tegenslag op te vangen. De school is ook duurder per leerling. Opheffen dan maar?
Pagina 14
podium is een platform van en voor leden van de PO-Raad waar meningen, ideeën, problemen en oplossingen uit de onderwijspraktijk aan bod komen. De PO-Raad onderschrijft niet noodzakelijk de in het blad verkondigde meningen. Hoofdredacteur: Marc Mathies. Eindredacteur: Marijke Nijboer. Redactieraad: Elise van Bockhorst, Corine van Helvoirt, Gertjan van Midden, Onika Pinkus. Grafische vormgeving: Thoben Offset Nijmegen. Foto omslag: André Ruigrok. Redactieadres: podium@poraad.nl
2
podium oktober 2012
Medezeggenschap in de praktijk
Wat gaat het nieuwe kabinet doen?
Medezeggenschap is als vorm van georganiseerde tegenspraak zeer nuttig voor een onder wijsorganisatie, en belangrijk bij het creëren van draagvlak. Toch krijgt medezeggenschap lang niet altijd voldoende aandacht.
Een combinatie van PvdA en VVD maakt het lastig om de nabije toekomst te voorspellen voor het primair onderwijs. Zelfs opiniepeiler en trendwatcher Maurice de Hond, die bezig is met de oprichting van een ‘iPadschool’, waagt zich er niet aan. De PO-Raad hoopt op structurele keuzes over onderwerpen als krimp, brede kindcentra en Passend onderwijs. Beide formerende partijen willen investeren in het onderwijs. Maar aangezien ze inhoudelijk ver uit elkaar liggen, gaan ze mogelijk elk eigen doelen najagen, die het onderwijs niet echt verder brengen. Het geld daarvoor zal moeten worden opgebracht door bezuinigingen.
Pagina 20
Pagina 26
verder in deze editie 4 Voorwoord Kete Kervezee over de waarde uw inbreng vanuit de praktijk.
32 Webpoll ‘Het primair onderwijs doet veel te weinig voor de beste leerlingen’
35 Column Een politicus reageert op de stelling van de webpoll. In dit nummer: Mohammed Mohandis, Tweede Kamerlid voor de PvdA.
podium oktober 2012
3
Praktijk Een van de leden van de PO-Raad vertelde tijdens het politieke debat aan het eind van het congres in Lunteren wat de problemen van een krimpende school zijn met de fusietoets. Tweede Kamerlid Dijsselbloem, die bij de discussie aanwezig was, heeft dit meteen opgepakt door Kamervragen te stellen over de uitwerking van de fusietoets in krimpgebieden. Daarmee is de fusietoets niet van de baan, maar de politici zijn zich wel bewust van de nadelige kanten van deze wetgeving en gaan daar hopelijk wat aan doen.
4
podium î &#x; oktober 2012
Dit voorbeeld geeft aan hoe belangrijk het voor het werk van de PO-Raad is om gebruik te kunnen maken van de ervaringen uit de praktijk. Juist die verhalen spreken veel meer tot de verbeelding dan gemiddelden of theoretische verhalen. Het is daarom belangrijk dat we in de nieuwe structuur van de vereniging de ledenbetrokkenheid en ledenbinding gaan versterken. De Algemene Ledenvergadering blijft binnen de PO-Raad het belangrijkste orgaan en een algemeen bestuur, bestaande uit leden, zorgt voor nog meer directe verbinding van de schoolbesturen met de vereniging. De leden van het algemeen bestuur vormen samen een team, waarin uiteenlopende expertise aanwezig is. Samen met het dagelijks bestuur (voorzitter en vice-voorzitter) bepalen ze het beleid van de PO-Raad op basis van het strategisch kader dat door de ledenvergadering is vastgesteld. Ik nodig u graag uit zich kandidaat te stellen voor het algemeen bestuur (klik hier voor meer informatie). U kunt tot en met vrijdag 26 oktober 2012 solliciteren. Op dit moment zijn we natuurlijk allemaal in spanning over de kabinetsformatie: gaan VVD en PvdA er samen uitkomen? En wat worden hun plannen voor het primair onderwijs? Zoals wij steeds aangeven, is de rek er uit in het primair onderwijs. Nieuwe bezuinigingen gaan zonder twijfel ten koste van de kwaliteit van het onderwijs. Dit zal echter niet van de ene op de andere dag aantoonbaar zijn. De effecten op het onderwijs worden pas over een paar jaar duidelijk. Het primair onderwijs werkt immers acht jaar aan haar ‘eindproduct’. Dan zijn bezuinigingen niet direct zichtbaar. Laten we hopen dat de politieke partijen hun verkiezingsbeloften nakomen en investeren in het onderwijs. De PO-Raad blijft de politici in ieder geval benaderen met uw ervaringen uit de praktijk, zodat ze weten wat er nodig is in krimpgebieden, hoe ze kunnen zorgen dat leraren, schoolleiders en schoolbestuurders zich verder professionaliseren en hoe we het onderwijs in Nederland verder kunnen versterken. Ik hoop dat u zich laat inspireren door de artikelen in dit nummer van podium. En vraag u om uw ervaringen uit de praktijk met ons te blijven delen. Dat helpt ons als PO-Raad om ons werk zo effectief mogelijk te doen. Kete Kervezee, Voorzitter PO-Raad podium oktober 2012
5
Bestuurder kan aanjager zijn van ouderb et
De ouder als peda
Ouderbetrokkenheid heeft een duidelijk positief effect op de leerprestaties en het welbevinden van kinderen. Ouders kunnen effectieve pedagogische partners zijn. Het is dan ook belangrijk dat onderwijsbestuurders scholen meer bewust maken van het belang van ouderbetrokkenheid. TEKST IRENE HEMELS 6
podium î &#x; oktober 2012
trokkenheid
agogische partner
Intern begeleider Magda Tigelaar van basisschool De Ark leidt ouders rond. Foto AndrĂŠ Ruigrok podium î &#x; oktober 2012
7
Uit meerdere Britse en Amerikaanse onderzoeken blijkt dat ouderbetrokkenheid een significant positief effect heeft op het functioneren van leerlingen binnen school, op hun cognitief functioneren, hun schoolprestaties en hun werkhouding, zegt auteur en CPSadviseur Peter de Vries. ‘De thuissituatie en de rol van ouders is daarbij een van de belangrijkste succesfactoren. Voor 49 procent is dat van invloed op leren lezen en rekenen, de kwaliteit van de leerkracht is voor 43 procent relevant en de grootte van de klas is slechts voor acht procent van invloed op de leerprestaties.’ Ouderbetrokkenheid staat al decennia lang op de agenda, maar de switch naar de term pedagogisch partnerschap is relatief recent. Beleidsmedewerker Onderwijskwaliteit bij de PO-Raad Esmee Hornstra: ‘Pedagogisch partnerschap is ouderbetrokkenheid met als onderliggend doel de versterking van het leerproces van het kind. Het is een ingewikkelde term die, meer dan ouderbetrokkenheid, aangeeft dat het gaat om een gelijkwaardige, wederkerige relatie tussen ouders en school als partners in de ontwikkeling en het leren van kinderen.’ De Vries prefereert de term ouderbetrokkenheid. ‘Ouders zijn in de eerste plaats ouders van hun kind. In die hoedanigheid komen ze op school en niet omdat ze partner van een school zijn. De gelijkwaardige relatie tussen school en ouders wordt in de term ouderbetrokkenheid net iets beter tot uitdrukking gebracht, vindt De Vries.
8
podium oktober 2012
Peter de Vries: ‘Het belangrijkste is dat ouders hun eigen kind thuis ondersteunen’ Verwarring In het onderwijsveld leiden de begrippen ouderparticipatie en ouderbetrokkenheid/pedagogisch partnerschap wel eens tot verwarring. Dat bleek bijvoorbeeld bij de discussie die in november vorig jaar ontstond na een opmerking van minister Van Bijsterveldt over ouderbetrokkenheid. De Vries: ‘Scholen hebben de neiging om de mate van ouderbetrokkenheid te meten aan het aantal leesmoeders, luizen- en schoonmaakmoeders dat zichtbaar is in de school. Daarvan is het effect nooit bewezen. Je kunt ook niet zeg-
gen: die ouders komen nooit op school dus ze zijn moeilijk bereikbaar. Als scholen zeggen dat ouders nauwelijks betrokken zijn, bedoelen ze dat ouders nauwelijks participeren. Deze standaard zienswijze kom ik nog regelmatig tegen.’ De Zwolse schoolleider Albert Kamphuis meent dat ouderbetrokkenheid vaak geen leidraad is in het handelen van een school. ‘Sommige collegadirecteuren hebben het over een hype die wel weer overwaait. Het is mijn
oprechte overtuiging dat de school er niet alleen voor leerlingen en leraren is, maar ook voor ouders. De school is van ons allemaal. Dat moeten we beter beseffen. Ouders mogen vragen hoe een school denkt een bepaald doel te bereiken en hoe zij dat als ouder kunnen ondersteunen.’
De deur open zetten Kamphuis is schoolleider van basisschool De Wendakker. Toen hij ruim vier jaar geleden aantrad op zijn vorige school, de Ark, trof hij daar weinig
De Zwolse schoolleider Albert Kamphuis (rechts) en Henk ter Wee (voorzitter CvB Vivente, tegenover hem) overleggen met twee directeuren uit het voortgezet onderwijs.
podium oktober 2012
9
Uit onderzoek blijkt dat ouderbetrokkenheid een positief effect heeft op de schoolprestaties en werkhouding van kinderen. betrokken ouders aan. ‘Hen was nooit gevraagd naar hun mening. Op het moment dat je de deur openzet voor ouders gebeurt er van alles. Toen ik vroeg wie er een bijdrage wilde leve-
ren, kwamen zij met allerlei ideeën. Blijkbaar hadden zij nooit de ruimte gevoeld om bij de school aan te kloppen. Ik zie nog vaak dat er een muurtje staat tussen leerkrachten en ouders. Leerkrachten willen wel in gesprek met ouders, maar zijn bang dat ouders te veel verwachten. Als een leerkracht zich openstelt, een gelijkwaardige houding aanneemt naar de ouder toe en bijvoorbeeld vertelt waar hij tegenaan loopt in de klas, leidt dat tot betrokkenheid van ouders en een kind dat prettiger in zijn vel komt te zitten.’ Kamphuis somt manieren op om de betrokkenheid van ouders bij het
Leerkracht Ingrid Witteveen van De Ark (rechts) overlegt met moeder Diana van der Sluis. Foto André Ruigrok
10
podium oktober 2012
leren van het kind te vergroten: het schooljaar starten met een oudergesprek, huisbezoeken, ouderpanels die over thema’s discussiëren en advies uitbrengen, enquêtes, leessuggesties. Het begint al bij de ochtendbegroeting, zegt hij. ‘Zorg dat je altijd aanspreekbaar bent en laat merken dat je meedenkende ouders op prijs stelt. Ik stimuleer leerkrachten om ouders ook te bellen als het goed gaat. Er gaat een enorme stimulans vanuit als je hoort van de leerkracht dat zij iets leuks heeft meegemaakt met jouw kind. Wij hebben ouders die zich buigen over een betere invulling van de ouderavond. Dat levert waardevolle gesprekken op. Het verschil tussen toen en nu is dat er een ontspannen sfeer heerst op de school. De contacten tussen ouders en leerkrachten zijn losser en er wordt positief gesproken over school. Daar plukken de leerlingen de vruchten van.’
Albert Kamphuis: ‘De school is van ons allemaal, dat moeten we beter beseffen’
Ondersteuning thuis Er is nog weinig bekend over welke vormen van ouderbetrokkenheid invloed hebben op welke ontwikkelingsaspecten. Wel is helder dat het er niet zozeer om gaat ouders in de school te krijgen. Het belangrijkste is dat ouders hun eigen kind thuis ondersteunen, benadrukt De Vries. ‘Je kunt onderwijsondersteunend gedrag van ouders stimuleren door als school of leerkracht aan te geven waar je mee bezig bent, bijvoorbeeld in de nieuwsbrief. Ouders kunnen dan uit zichzelf daarbij aansluiten. Zo is het belangrijk om ouders te laten weten wanneer je met klokkijken de kwartieren aanleert. Ouders kunnen dan thuis
op een natuurlijke manier de kwartieren oefenen met hun kind. Of vertel in groep 8 aan ouders wanneer je met geschiedenis de Tweede Wereldoorlog behandelt en welke websites zij met hun kinderen kunnen bekijken. Maak ouders duidelijk dat vrijwel ieder pakje hagelslag in Nederland een leuk spelletje bevat dat kinderen zelf kunnen lezen.’ Esmee Hornstra van de PO-Raad wijst op het belang van goede communicatie tussen ouder en school. ‘Voor het realiseren van een partnerschap tussen podium oktober 2012
11
Het is ook belangrijk dat ouders meedenken over het schoolbeleid. De enkele ouder in de medezeggenschapsraad is daarvoor te beperkt, vinden alle betrokkenen. De Vries: ‘In de beleidsvoorbereiding zie je dat ouders nog een ondergeschikte rol spelen. Dat kan anders. Neem het pestprotocol: bij de ontwikkeling daarvan kun je gerust de mening van ouders betrekken. Of de keuze voor een nieuwe rekenmethode. Misschien hebben ouders daar geen verstand van, maar ze kunnen wel aangeven dat hun kind stapelgek wordt van die drukke bladzijdes. Ook dat is een waardevolle inbreng.’
Hectiek van alle dag
Esmee Hornstra: ‘Het gaat om een gelijkwaardige, wederkerige relatie tussen ouders en school als partners in de ontwikkeling en het leren van kinderen’
ouders en school is het van belang dat school en ouders wederzijdse verwachtingen uitspreken en daar ook op teruggrijpen gedurende de tijd dat een leerling op die school zit. Wat kan en mag een ouder van de school verwachten? Wat kan en mag een school van de ouder verwachten?’
12
podium oktober 2012
De bestuurder is een belangrijke stimulator van ouderbetrokkenheid. De Vries : ‘Hij of zij is essentieel om te voorkomen dat scholen blijven hangen in onbewuste onbekwaamheid als het om ouderbetrokkenheid gaat. Er wordt al te snel gezegd dat de school het op dat terrein goed doet, want er zijn toch nauwelijks klachten?’ Schoolleider Kamphuis beaamt: ‘Ons bestuur zet ouderbetrokkenheid steeds weer op de agenda. Dat heeft ervoor gezorgd dat onze scholen gezamenlijk werken aan standaarden. We hebben ook afgesproken om het keurmerk van de Stichting Leraar Leerling Ouder (LLO) te verkrijgen.’ Henk ter Wee, bestuurslid van de Stichting LLO en voorzitter van het College van Bestuur van Vivente, zegt dat er op dit terrein nog veel werk valt
te doen. ‘In de bewustwording op scholen dat ouders gelijkwaardige partners zijn is nog veel te winnen. Ouders worden nog wel eens als lastig ervaren. Wij moeten duidelijk maken wat het doel is van ouderbetrokkenheid. Als het besef van het belang ervan groeit, denk ik dat scholen zich openhartiger, gelijkwaardiger en eerlijker naar ouders durven opstellen. Als bestuurder kun je daarvoor de aanjager zijn. Scholen bepalen vervolgens zelf hoe ze het pedagogisch partnerschap concreet invullen.’ ■
Henk ter Wee: ‘Wij moeten als onderwijsbestuurders duidelijk maken wat het doel is van ouderbetrokkenheid’
Meer lezen: • ‘Ouders en School. Succesfactoren voor betrokkenheid’. Frederik Smit (2012). Uitgeverij SWP • ‘Handboek Ouders in de school’. Peter de Vries (4e druk 2012). Uitgeverij CPS • ‘Ouderbetrokkenheid voor elkaar’ (2012). Uitgeverij CPS.
podium oktober 2012
13
Wat te doen met krimpende scholen?
Klein is kwetsbaar 14
podium î &#x; oktober 2012
Kleine scholen (tot 200 leerlingen) zijn kwetsbaarder dan grotere: met weinig leerkrachten is het moeilijker ziekte en andere tegenslag op te vangen. De school is ook duurder per leerling. Opheffen dan maar? TEKST SUSAN DE BOER
Kleine scholen zijn niet per definitie zwak, maar ze lopen wel meer risico. In 2011 was 4,2 procent van de kleine scholen (100-200 leerlingen) en 6 procent van de zeer kleine scholen (tot 100 leerlingen) zwak, 0,9 respectievelijk 0,5 procent was zeer zwak. Dat zijn er verhoudingsgewijs veel. Van de grotere scholen (meer dan 200 leerlingen) was ongeveer 3 procent zwak en ongeveer 0,3 procent zeer zwak. Arnold Jonk, hoofdinspecteur PO van de Inspectie van het Onderwijs, wijst erop dat kleine scholen maar een kwart uitmaken van het totaal. Hij benadrukt dat bij de meeste kleine en zeer kleine scholen de basiskwaliteit op orde is. Maar Jonk zegt ook: ’De noodzaak combinatieklassen te vormen is volgens ons de belangrijkste risicofactor. Dat vraagt meer vaardigheden van de leerkracht en gaat daarom sneller niet goed.’
Overvragen De kwaliteit van een school hangt rechtstreeks samen met de kennis en vaardigheden van de leraren. Op een kleine school zijn dat er maar een paar. Dat betekent niet alleen dat er maar één lerares met zwangerschapsverlof hoeft te gaan of de hele school voelt het effect, maar het betekent ook dat leraren op een (zeer) kleine school zich veel meer moeten inspannen voor een goede kwaliteit dan op een grotere school. ‘We overvragen de leraren van kleine scholen. Ze moeten heel flexibel zijn en heel goed kunnen organiseren,’ zegt Johan Heddema, bestuurder van Penta Primair in Groningen. ‘Er kunnen situaties voorkomen waar niemand iets aan kan doen maar die het heel moeilijk maken de kwaliteit op peil te houden. Dat is kwetsbaar. En dat is een lastige boodschap, want de leraren werken hard en hebben op zichzelf goede resultaten. Dat het op den duur niet houdbaar is, willen ze eigenlijk niet horen.’ Van de 25 scholen van Penta Primair hebben er elf minder dan 100 leerlingen. Per 1 augustus zijn er samen met Stichting Westerwijs (openbaar onderwijs) twee samenwerkingsscholen ingericht. Binnen Penta Primair zullen twee scholen volgend jaar fuseren met twee grotere scholen. Met nog drie scholen wordt gesproken over de toekomst. In sommige dorpen zal daardoor de enige school verdwijnen. Dit stuit op grote weerstand bij dorpsbewoners, die hierin een aantasting zien van de leefbaarheid. Heddema: ‘Een school is niet bedoeld voor de leefbaarheid van het dorp. Een school is bedoeld voor goed onderwijs. Natuurlijk zijn podium oktober 2012
15
veiligheid, bereikbaarheid en vervoer aspecten die je moet meenemen. We overleggen daarom zo tijdig mogelijk met leerkrachten, ouders en andere betrokkenen. Maar het leerlingenaantal in deze regio zal nog verder teruglopen. Daarom hebben we in het plan Minder kwetsbaar, meer kwaliteit vastgelegd hoe we daarop willen inspelen.’ Een van de manieren waarop Heddema de kwaliteit wil behouden is door leeftijdsbewust personeelsbeleid te voeren. ‘We hebben veel oudere leerkrachten. Wanneer die ertoe te bewegen zijn eerder dan met 65, 66 of 67 uit het werkzame leven te
Simone Walvisch: ‘Schoolbesturen moeten de ruimte krijgen om te werken aan een duurzame oplossing’ 16
podium oktober 2012
stappen, hebben we ook plaats voor jongere mensen die nieuwe perspectieven meebrengen. Dat is goed voor de kwaliteit.’
Feiten en argumenten De onderwijskwaliteit en de weerstand bij ouders en leraren zijn twee van de factoren waar schoolbesturen in krimpsituaties zicht op moeten hebben, willen ze goed de dialoog kunnen voeren met belanghebbenden. Om zoveel mogelijk relevante aspecten in kaart te brengen laat de PO-Raad een ‘Feitenkaart’ en een ‘Argumentenkaart’ ontwikkelen door de Argumentenfabriek. De feiten zijn afkomstig van bronnen als het Ministerie van Onderwijs, de ledenadministratie van de PO-Raad en DUO. Samen met het onderwijsveld (zie kader op pagina 19) zijn elementen bijeengebracht op basis waarvan argumenten voor en tegen kleine scholen kunnen worden geformuleerd. ‘De Argumentenfabriek doet niets anders dan zo eerlijk en neutraal mogelijk de voor- en nadelen op een rijtje zetten,’ vertelt Frank Kalshoven, econoom en directeur van de Argumentenfabriek. ‘De bestuurders moeten zelf de voor hun situatie relevante argumenten selecteren. Vervolgens gaan zij het gesprek aan en formuleren ze alternatieven.’ Die alternatieven worden in de loop van het jaar verzameld en zullen samen een ‘Optiekaart’ vormen. Kalshoven: ‘Een optie is bijvoorbeeld het oprichten van kindcentra. Je zou in ieder dorp een kindcentrum voor kinderen van 0 – 8 jaar kunnen inrichten, en één school in een van de kernen waar oudere kinderen naartoe gaan. Op die manier krijg je
meer massa.’ Heddema vindt dat geen goed idee: ‘Dan krijg ik bij de school van veertig leerlingen zeven baby’s en peuters erbij. Dat aantal zet niet echt zoden aan de dijk. Bovendien vind ik die leeftijdsscheiding slecht voor het onderwijs.’ Heddema vreest dat de kindcentra ‘veredelde kleuterscholen’ worden en ziet liever kinderen van 4 tot 12 jaar op dezelfde locatie onderwijs krijgen. Inspecteur Jonk is minder pessimistisch: ‘Het lijkt me goed om de creativiteit maximaal aan te wenden. Wel is van belang dat het onderwijs goed is. Vanuit die invalshoek en met de huidige weten regelgeving in de hand kijken we naar dergelijke experimenten.’
Betaalbaar? Voor Kalshoven is de betaalbaarheid een belangrijk argument. ‘Is het logisch dat een leerling op het platteland 11.000 euro kost en in een grote stad, waar flinke problemen kunnen zijn, 4.000?’ Heddema vindt dat niet de verantwoordelijkheid van bestuurders: ‘Dat is een zaak van de politiek. Blijkbaar hebben we dat in Nederland voor scholen in kleine kernen over.’ Wel spelen naast de bekostiging per leerling ook kosten voor materiële instandhouding een rol: als een schoolgebouw half leeg staat, wie bekostigt dan die leegstaande helft? Zou een kabinetsbesluit dat iedere school nog maar 4.000 euro per leerling krijgt, een oplossing zijn? Dan vallen kleine scholen meteen om. Kalshoven is daar geen voorstander van: ‘Het is beter het hele proces rustig te doorlopen. De krimp is onontkoombaar, maar verloopt geleidelijk. In ongeveer zeven jaar daalt
Frank Kalshoven: ‘Je zou in ieder dorp een kindcentrum voor kinderen tot acht jaar kunnen inrichten, en in een van de kernen een school voor de oudere kinderen’ het totale leerlingenaantal met 100.000. Dat tempo kan het onderwijsveld wel bijbenen.’
Permanente bezuiniging Door het dalende leerlingenaantal komen scholen in een staat van permanente bezuiniging terecht, omdat ook de financiën krimpen, voorziet Simone Walvisch, bestuurder van de PO-Raad. ‘Maar als er minder leerlingen komen en podium oktober 2012
17
Arnold Jonk: ‘’De noodzaak combinatieklassen te vormen is de belangrijkste risicofactor’
er scholen samengaan, scheelt dat geld op de rijksbegroting. Wij pleiten ervoor dat de uitgespaarde middelen voorlopig, in de transitiefase, ten goede komen aan de sector. Schoolbesturen kunnen dan toewerken naar een duurzame oplossing. De ChristenUnie heeft hierover vlak voor de zomervakantie een motie ingediend. Die heeft geen meerderheid gekregen, maar het staat nu wel op de politieke agenda.’ Daarnaast kan belemmerende regelgeving worden opgeheven. Zo wil de PO-Raad samen met de politiek een oplossing zoeken voor de wettelijke fusietoets. ‘Die is bedoeld om ongewenste schaalvergroting tegen te gaan, maar houdt in het primair onderwijs nu goede oplossingen tegen.’ Ook hierover zijn onlangs Kamervragen gesteld, deze keer door de PvdA. (Bij de totstandkoming van deze podium waren de betreffende vragen nog niet beantwoord. We houden u hiervan op de hoogte via de website van de PO-Raad -red.)
Feiten en cijfers • Van de 6965 scholen voor basisonderwijs hebben er 1389 minder dan 100 leerlingen. 29 hebben minder dan 23 leerlingen. • Kleine en zeer kleine scholen komen vooralsnog vooral voor in Groningen (59 procent van de scholen), Friesland (65 procent), Drenthe (57 procent) en Zeeland (60 procent) • Het aantal basisschoolleerlingen zal de komende jaren teruglopen van 1.541.000 in 2010-2011 naar 1.439.700 in 2017-2018
18
podium oktober 2012
Johan Heddema: ‘Kleine scholen moeten heel flexibel zijn en heel goed kunnen organiseren’
Daarnaast wil de PO-Raad de besturen ondersteunen: met de Feiten-, Argumenten- en Optiekaarten en door het organiseren van netwerkbijeenkomsten waarin besturen ervaringen kunnen uitwisselen en elkaar behoeden voor valkuilen. Walvisch: ‘Het is overal anders. In Groningen is de provincie actief, daar zijn ze bezig met integrale centra, samen met samen met buitenschoolse opvang en andere organisaties. In Gelderland houdt het provinciale bestuur zich juist erg op afstand. We gaan een spannende tijd tegemoet met veel kansen om opnieuw te bedenken wat we willen met het onderwijs. De plek die de school heeft in zijn omgeving kan verschillende invullingen gaan krijgen.’ ■ Een boekje met de Feitenkaart en de Argumentenkaart wordt tijdens de Algemene Ledenvergadering op 27 november aan de leden van de PO-Raad uitgereikt.
Discussie over so en vso later De ‘Feitenkaart’ en ‘Argumentenkaart’ die de Argumentenfabriek in opdracht van de PO-Raad ontwikkelt, richten zich op het reguliere onderwijs. Het (voortgezet) speciaal onderwijs is hier vooralsnog buiten gehouden omdat krimp hier, net als in het vo, pas over een aantal jaren goed merkbaar zal optreden. Het speciaal onderwijs zal gevolgen gaan ondervinden van de invoering van Passend onderwijs. Het effect hiervan op de leerlingaantallen is nog onduidelijk. Mede vanwege deze complexiteit is het (v)so niet meegenomen in de Feitenkaart en Argumentenkaart. Wanneer dit noodzakelijk blijkt, zal de PO-Raad de discussie over de effecten van kleine scholen ook voor het (v)so oppakken.
podium oktober 2012
19
Tijdrovend maar essentieel voor goed funct
Medezegge in de prakt Sinds 1 januari 2007 kent het funderend onderwijs de Wet medezeggenschap op scholen (WMS). Medezeggenschap is als vorm van georganiseerde tegenspraak zeer nuttig voor een onderwijsorganisatie, en belangrijk bij het creĂŤren van draagvlak. Toch krijgt medezeggenschap lang niet altijd voldoende aandacht. TEKST LISETTE BLANKESTIJN
20
podium î &#x; oktober 2012
tionerende onderwijsinstelling
Foto: Nationale Beeldbank/Hugo Vermonde
genschap tijk
podium î &#x; oktober 2012
21
Harry Lamberink werkte voorheen voor het Landelijk Verband voor Gereformeerde Schoolverenigingen (LVGS) en is nu algemeen directeur van de Vereniging voor Gereformeerd Primair Onderwijs Noordoost-Nederland. ‘Ik word wel eens betrokken bij conflicten van directies en besturen met medezeggenschapsraden,’ vertelt hij. ‘Ik zie altijd bepaalde patronen als het misgaat. Schoolbesturen laten soms na om onderwerpen waarin de MR een rol speelt zo te plannen dat de GMR ook echt tijd heeft om ernaar te kijken. Als dat gebeurt voelt de GMR zich onder druk gezet; herhaling van dit patroon kan dan tot een conflict leiden. Meestal is de oorzaak van zo’n nalatigheid heel praktisch: de meeste schoolbesturen hebben maar een kleine staf en locatiedirecteuren moeten bijna alles zelf doen. En ook (G)MR’en handelen niet altijd zoals dat zou moeten. Jammer, medezeggenschap is als vorm van georganiseerde tegenspraak belangrijk voor de organisatie. Die heb je nodig om belangen en argumenten tegen elkaar af te wegen. Zo kunnen zwaktes aan het licht komen. Het is een manier om de kwaliteit van het beleid omhoog te krijgen en om aan alle belangen in de organisatie recht te doen.’
Draagvlak De medezeggenschapsraad is ook belangrijk bij het creëren van draagvlak, vindt Lamberink. ‘Als de belangen van medewerkers systematisch worden meegenomen in de afwegingen, vergroot dat het vertrouwen in een organisatie. De WMS benoemt de onderwerpen waar de MR in betrokken moet worden voor 22
podium oktober 2012
Harry Lamberink: ‘Georganiseerde tegenspraak is belangrijk om zwakheden aan het licht te brengen’ instemming of advies. Ik raad schoolbesturen aan om de MR in verschillende fasen bij deze onderwerpen te betrekken. Dus: voorgenomen besluiten al in een vroeg stadium aan de orde stellen en later blijven peilen hoe het ervoor staat. Op die manier kun je al in een vroeg stadium eventuele hobbels wegnemen. Als alles is dichtgetimmerd op het moment dat de (G)MR inzage krijgt, is het vaak al te laat.’
Landelijke geschillencommissie De WMS kent een regeling voor geschillen tussen medezeggenschapsorganen
en het bevoegd gezag. Hierbij gaat het vooral om instemmingsgeschillen, adviesgeschillen en interpretatiegeschillen. Sinds 2008 is er de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS waaraan deze geschillen kunnen worden voorgelegd. Niet nodig, vond Lamberink destijds: ‘Vóór de WMS had iedere richting (katholiek, protestants-christelijk, openbaar) een eigen geschillencommissie. Met de WMS moesten de kosten omlaag en de kwaliteit van de geschillenbehandeling omhoog. Al die afzonderlijke geschillencommissies zouden te weinig vlieguren
maken. Ik ga ervan uit dat de Landelijke Geschillencommissie goed werk levert, maar de kwaliteit van de geschillenbehandeling was al prima en die kostenreductie heb ik nog niet kunnen vaststellen.’ Erg druk lijkt de geschillencommissie het niet te hebben; volgens het jaarverslag deed ze voor het primair onderwijs in 2011 uitspraak in negen medezeggenschapsgeschillen. De meeste conflicten kunnen worden bijgelegd voordat ze een geschil worden, vertelt Lamberink: ‘Als een MR het gevoel heeft niet verder te komen belt men me soms, bijvoorbeeld om te checken of de schooldirectie werkelijk niet de beschikking had over bepaalde informatie. Zo’n MR voelt zich niet serieus genomen. Ik adviseer dan: spreek je ongenoegen uit zodat de zaken rechtgezet kunnen worden.’
Meningsverschil bonden/minister
Edwin van Bokhoven: ‘Ook zonder wettelijke verankering willen we als PO-Raad de medezeggenschap versterken‘
Op moment van schrijven speelt er wel een conflict tussen de bonden en minister Van Bijsterveldt. Aanleiding is de evaluatie van de Wet Medezeggenschap op scholen (WMS). De minister verschilt van mening met vooral de Algemene Onderwijsbond (AOb) over het opnemen van het recht op rechtsbijstand in de WMS. Marcel Koning, beleidsmedewerker van de AOb: ‘Als een medezeggenschapsraad zich genoodzaakt ziet om bij de Ondernemingskamer de naleving van de wet door het bevoegd gezag te vorderen, dan is bijstand door een advocaat een wettelijke voorwaarde. Maar als je als raad een conflict hebt met het bestuur, dan is dat geen goed moment om bij datzelfde bestuur om geld te moeten vragen voor juridische bijstand. Driekwart van de scholen heeft podium oktober 2012
23
hier geen regeling voor getroffen, dus dat recht op bijstand hoort in de wet thuis.’ De PO-Raad en VO-raad schreven dit voorjaar samen met de AOb, CNV Onderwijs, CMHF, landelijke ouderorganisaties en scholierenbond een brief met het verzoek om de wet op dit punt aan te passen. Daarnaast vroegen de onderwijsorganisaties om twee andere wetswijzigingen: de geschillencommissie bevoegd maken voor nalevingsgeschillen, en de medezeggenschapsraad het recht geven om de nietigheid van een besluit in te roepen als een directie of bestuur het instemmingsrecht negeert.
Campagne Van Bijsterveldt vindt dat het veld deze knelpunten zelf kan oplossen, via een gezamenlijke campagne. De PO-Raad kan zich hierin vinden. Beleidsmedewerker Edwin van Bokhoven: ‘Ook zonder wettelijke verankering van een aantal zaken willen we als PO-Raad de medezeggenschap versterken. Ik denk dat we daarmee
Rob Schuur: ‘Onze ondernemingsraad is een volwassen sparringpartner, die uitstijgt boven de afdeling Klein Leed’
Mbo: ondernemingsraad speelt cruciale rol Binnen het mbo is de medezeggenschap geregeld via de Wet op de ondernemingsraden. De OR kent in tegenstelling tot de MR geen oudergeleding. Rob Schuur is voorzitter van het college van bestuur van ROC Noorderpoort én bestuurslid van de MBO Raad. Hij heeft de portefeuille werkgeverszaken (en daarmee ook medezeggenschap). ‘Welk formeel kader er is maakt mij eigenlijk niet zoveel uit,’ zegt hij. ‘Het gaat om de 24
podium oktober 2012
attitude: hoe kun je op een volwassen manier de medezeggenschap invullen? De OR kijkt daarbij op een meer strategisch, abstract niveau naar het functioneren van de instelling, terwijl de MR meer op microniveau werkt.’ Dit komt onder meer doordat het mbo in aanvulling op de Ondernemingsraad het Professioneel Statuut kent. Dit richt zich op de verbetering van de professionaliteit van het personeel in de mbo-sector en concretiseert
wel aan de slag kunnen; misschien maakt dit nog meer inzichtelijk of een wettelijke aanpassing echt noodzakelijk is. De PO-Raad en VO-raad willen voor schoolbestuurders een handreiking ‘goede medezeggenschap primair en voortgezet onderwijs’ maken. Die zal zich richten op het verbeteren van de communicatie tussen (G)MR en schoolbestuur, het tijdig aanleveren van documenten, duidelijk maken wie de gesprekspartner is voor de (G)MR, aangeven dat er afspraken gemaakt kunnen worden over scholing van de (G)MR, en dat daar faciliteiten voor zijn.’ Ook de AOb ziet kansen in een gezamenlijke campagne. Koning: ‘Ikzelf voel wel voor een vliegende brigade. Medewerkers van de vakbond en de PO-Raad kunnen samen langsgaan bij scholen waar een conflict is, om met een groepsgesprek de communicatie vlot te trekken.’ De minister stelt desgevraagd dat de onderwijsorganisaties aan zet zijn en onthoudt zich van commentaar. ■
onder meer de afspraken uit het Actieplan Leerkracht om de professionele ruimte van de docent te waarborgen. Schuur: ‘Het professioneel statuut is heel waardevol, het regelt de zeggenschap van de docent over hoe die zijn onderwijs vormgeeft. Het mbo plukt hiervan steeds meer de vruchten. Daarnaast regelt de CAO de werkgevers- en werknemerszaken. Door deze structuur kan de ondernemingsraad zich bezighouden met strategische zaken. De OR is een volwassen sparringpartner, die uitstijgt boven de afdeling Klein Leed.
Marcel Koning: ‘Als je als MR een conflict hebt met het bestuur, is dat geen goed moment om bij datzelfde bestuur geld te moeten vragen voor juridische bijstand’
Door de OR ben ik scherper in de voorbereiding van voorgenomen besluiten. Ik heb zelf als CvB-voorzitter nog nooit een conflict gehad. Vroeger gaf ik de medezeggenschapsraad al meer bevoegdheden dan vereist was. Als je moet terugvallen op de regels en reglementen ben je al te laat. Vanuit de MBO Raad hoor ik soms wel dat er geschillen zijn. Meestal wortelen die in onduidelijkheid over de rollen: wat hoort thuis in de OR, en wat speelt zich af op het niveau van professioneel statuut of CAO.’ podium oktober 2012
25
Scoren op eigen speerpunten of samen structurele keuzes maken?
Wat gaat het nieuwe kabinet doen? 26
podium î &#x; oktober 2012
Een combinatie van PvdA en VVD maakt het lastig om de nabije toekomst te voorspellen voor het primair onderwijs. Zelfs opiniepeiler en trendwatcher Maurice de Hond, die bezig is met de oprichting van een ‘iPadschool’, waagt zich er niet aan. De PO-Raad hoopt dat Den Haag structurele keuzes maakt over onderwerpen als krimp, brede kindcentra en Passend onderwijs, en de sector verder ‘beleidsrust’ gunt. Gelukkig willen beide formerende partijen investeren in het onderwijs. Maar aangezien ze inhoudelijk ver uit elkaar liggen, gaan ze mogelijk elk eigen doelen najagen waarmee ze kunnen scoren, maar die het onderwijs niet structureel verder brengen. Het geld daarvoor zal moeten worden opgebracht door bezuinigingen. TEKST JOËLLE POORTVLIET
De partijprogramma’s lieten hoge ambities zien voor het onderwijs. ‘We gaan voor een 8’, was de teneur. Maar Onika Pinkus, adviseur Public Affairs voor de PO-Raad, is teleurgesteld na Prinsjesdag. ‘Het onderwijs wordt slechts voor een zesje bekostigd. In het primair onderwijs wordt nog geen 4% van de begroting besteed aan overhead. De sector kampt al jaren met stille bezuinigingen. De kosten per leerling stijgen al enige jaren harder dan de
bekostiging per leerling. Scholen belanden hierdoor in de rode cijfers. De rek is eruit.’ De vraag is of de nullijn voor onderwijspersoneel tijdens de formatie nog een rol gaat spelen. De PvdA maakte er in campagnetijd een behoorlijk punt van dat deze eraf moest, mede om het werken in de sector aantrekkelijk te houden. Pinkus legt nog een keer uit waar ze als lobbyist ook telkens op heeft gehamerd: ‘Het begint in het primair onderwijs. Als podium oktober 2012
27
je daar geen goede basis legt, komen er ook geen kinderen in het hoger onderwijs terecht.’ Tijdens het schrijven van dit artikel zijn twee scenario’s mogelijk. Het eerste en meest waarschijnlijke is dat VVD en PvdA er samen uitkomen. De tweede mogelijkheid is dat dat niet lukt. Dan zou de PvdA met de linkse partijen een regering kunnen vormen.
Teaching to the test Er zijn overeenkomsten in de plannen van PvdA en VVD, zoals de nadruk op taal, rekenen en lezen. Pinkus kan zich daarbij aansluiten, maar waarschuwt wel voor ‘teaching to the test’. Verder benadrukken beide politieke partijen het belang van structurele scholing, moedigen ze het lerarenregister aan en wil de VVD zelfs dat basisscholen deels op basis van kwaliteit worden bekostigd. Laatstgenoemde partij is overigens wel het zuinigst: Passend onderwijs zou volgens de VVD met minder geld toekunnen. Een gevaarlijk standpunt, stelt de PO-Raad, aangezien de sector elke euro nodig heeft om de kwaliteit van onderwijs hoog te houden. Bij het vormen van een regeerakkoord gaan de formerende partijen niet overal het midden zoeken, maar de knikkers verdelen. Dat kan tot versnippering leiden. Pinkus: ‘Er worden geen generieke maatregelen genomen. Een trend die al een tijdje zichtbaar is in het onderwijsbeleid. Ze willen allemaal ‘‘investeren in onderwijs’’, maar nieuw beleid gaat in de praktijk vaak ten koste van bestaand beleid. In de praktijk blijft er waarschijnlijk net genoeg budget over voor kleine eigen wensen die de sector dan mag 28
podium oktober 2012
gaan uitvoeren. Denk aan de prestatiebeloning van de VVD of de begeleiding van startende leerkrachten van de PvdA. Hoe je inhoudelijk ook over deze onderwerpen denkt, ze zullen worden bekostigd met ‘lossepotjesgeld’, waar ook verantwoording aan vast zit.’ De PO-Raad ziet liever dat een nieuw kabinet algemene doelen en eisen stelt op de terreinen: krimp, brede kindcentra, kwaliteit, professionalisering en innovatie, Passend onderwijs en bestuurlijke kracht en bekostiging. De uitvoering moet dan vervolgens bij het veld liggen.
Onika Pinkus: ‘Iedereen wil ‘‘investeren in onderwijs’’, maar nieuw beleid gaat vaak ten koste van bestaand beleid’
Pinkus ziet wel de investering van de afgelopen maanden in de lobby terug: ‘De PO-Raad is agendabepalend geweest. In verschillende partijprogramma’s zie je letterlijk elementen die wij veelvuldig bij politici onder de aandacht hebben gebracht, zoals krimp en ICT.’ Maar vanwege de verschillende visies en belangen zal toch er altijd een zekere afstand blijven tussen zullen politiek en onderwijsveld. Begin september organiseerde de PO-Raad met vijf Friese schoolbesturen een debat met kandidaat-Kamerleden over de toekomst van het primair onderwijs, gekoppeld aan specifieke problematiek in het noorden. Die avond ontstond uiteindelijk wel een vruchtbare discussie over schaalgrootte, maar aanvankelijk waren de politici vooral bezig om hun programma in de volle breedte voor het voetlicht te brengen. Of ze maakten vergelijkingen die mank gingen, zoals met bestuurlijke excessen bij de woningcorporaties. Dat leidde tot kritiek uit de zaal: ‘Er wordt niet naar ons geluisterd’. Het verbaast opiniepeiler Maurice de Hond niet. Met name vanwege de timing: ‘Vlak voor de verkiezing durft geen politicus meer iets buiten de lijnen van het partijprogramma te kleuren.’
Lippendiensten De Hond hecht niet zoveel waarde aan wat er wordt gezegd in de aanloop naar verkiezingen, en ook niet aan partijprogramma’s. ‘Lippendiensten’, noemt hij ze: ‘Als het gaat om het nieuwe kabinet, zal de lijn die het laatste kabinet heeft ingezet herkenbaar worden: strakker
Maurice de Hond: ‘Politici zijn ook ontevreden en hebben tegelijk een groter vertrouwen in de sector’ sturen op kwaliteit.’ Maar als het gaat om de werkelijke toekomst voor het primair onderwijs, baseert De Hond zich liever op gesprekken die hij de afgelopen maanden voerde met politici. Daarin signaleert hij een bewustzijnsverandering. ‘Politici zijn ook ontevreden en hebben tegelijk een groter vertrouwen in de sector.’ In het voorjaar van 2012 kwam De Hond uitgebreid in de media met het idee voor een Steve Jobsschool. Deze maakt onderdeel uit van het initiatief “Onderwijs voor een nieuwe tijd” (04nt) dat hij ontplooide met onderpodium oktober 2012
29
wijsbestuurder Luc de Vries, leerkracht Irene Felix en Erik Verhulp (De Digitale School). De term iPadschool doet zijn plannen tekort, vindt De Hond. ‘In hun eerste vier levensjaren ontwikkelen kinderen zich interactief, multi-taskend en multimediaal. Ik zie het bij mijn dochtertje van drie. Daar moet de school op in gaan spelen. Een iPad voor elke leerling is dan een hulpmiddel. Zo kun je de school anders inrichten. Je krijgt meer kwaliteit tegen lagere kosten.’
Maurice de Hond: ‘Ondertussen zien ook politici wel in dat nog meer centrale sturing ongewenst is’ De PO-Raad zag haar pleidooi voor meer ICT-toepassingen terug in de partijprogramma’s van VVD en D66. Volgens De Hond is het niet zozeer de hardware die vernieuwend onderwijs in de weg zit, maar de focus op Citoscores. Terwijl we elkaar spreken is hij onderweg naar Emmen om scholen te bezoeken die al met iPads werken. ‘Scholen voelen zich klemgezet. Als ze een moderne vorm van onderwijs willen geven, zegt ook hun eigen bestuur: ‘als je maar hoge Cito-scores haalt’. Die twee dingen zijn niet te
30
podium oktober 2012
rijmen. Cito is veel te veel een pseudobeheersinstrument geworden.’ Wat hem betreft mag de eindtoets weg en komt de verantwoordelijkheid voor het leerproces te liggen bij de leerkracht, leerling en ouder. De opiniepeiler: ‘Ik kan niet voorspellen welke kant het op gaat onder een volgend kabinet. Wat ik wel kan zeggen is dat de toekomstige samenleving er anders uitziet dan waar de basisschoolkinderen nu op worden voorbereid. Leerlingen hoeven niet meer op hetzelfde moment hetzelfde te kunnen. Hiaten in kennis of vaardigheden kun je later met behulp van de beschikbare technologie gemakkelijk bijspijkeren.’ Toch is de verplichte eindtoets van zowel VVD als PvdA niet te negeren. De Hond: ‘Een ministerie werkt nu eenmaal topdown. Ze creëren papieren werkelijkheden zoals accreditaties en centrale toetsen. Maar ondertussen zien ook politici wel in dat nog meer centrale sturing ongewenst is.’ Als positief punt wijst De Hond op de Experimenteerwet (2012) die in ieder geval in krimpregio’s ruimte biedt voor vernieuwende onderwijsconcepten vanuit samenwerking. ‘De meest interessante dingen in het onderwijs gebeuren nu aan de randen van de wet.’ Maar tot het moment dat Den Haag de veranderende bewustwording, die De Hond signaleert, omzet in andere kwaliteitseisen voor primair onderwijs, zal het ook voor hem bij experimenteren blijven. ■
Woensdag 31 oktober 2012 NBC Nieuwegein
Conferentie (Be)sturend Leiderschap Hoe kun je als schoolbestuur sturen op de onderwijskwaliteit van je scholen? Op die vraag richt zich de conferentie (Be)sturend leiderschap.
regelgeving verantwoording opbrengstgericht werken extern toezicht visitatie strategie intern toezicht ouders leerlingen stakeholders bestuur
duurzaamheid financiën samenwerking management
Het complete programma van de conferentie vindt u op: www.poraad.nl/content/conferentie-besturend-leiderschap-0 Voor direct aanmelden surft u naar: http://www.poraad.nl/node/4332/ Neemt uw schoolbestuur deel aan het project Opbrengstgericht Leiderschap? Word dan lid van de gelijknamige groep op LinkedIn.
podium oktober 2012
31
web poll
‘Het primair onderwijs doet veel te weinig voor de beste leerlingen’ Van de ruim 300 reageerders onderschrijft 58% de stelling. Sommigen vinden dat de kwaliteit van onderwijsinitiatieven, gericht op hoogbegaafden, te wensen overlaat. ‘Op veel scholen is het aanbod fragmentarisch en/of te veel losstaand van het reguliere aanbod,’ schrijft iemand. Een ander: ‘Men blijft te veel op zoek naar materialen om de tijd mee te doden, in plaats van dat men doelgericht aan de ontwikkeling van de leerling werkt.’ Er is behoefte aan goede voorbeelden. ‘Die zou ik graag eens extra uitgelicht zien,’ aldus een reageerder. ‘Ik doel dan op voorbeelden waarin aangetoond wordt dat er in de reguliere klas doelgericht met de betere leerling gewerkt wordt.’ Een ander oppert: ‘Laat leerkrachten alleen die vakken verzorgen waarin ze zelf schitteren. Dan worden alle leerlingen veel beter bediend.’
32
podium oktober 2012
Jan Aarts, lid College van Bestuur van de Stichting INOS in Breda:
‘Het kost wat, maar deze kinderen moeten worden uitgedaagd’ ‘Vijf jaar geleden zou ik hebben gezegd: die stelling klopt. Voor het Nederlandse onderwijs in het algemeen gaat die stelling denk ik nog wel op. Maar wij als INOS doen steeds meer voor deze groep leerlingen. Wij hebben een ‘drietrapsraket’ ontwikkeld voor al onze 31 scholen. Ten eerste krijgen alle leerlingen onder schooltijd verrijkingsmateriaal op hun eigen niveau. Wie klaar is met de reguliere stof, mag hiermee door. Dit wordt gecombineerd met zelfstandig werken. Leerlingen die daar te weinig uitdaging in vinden, gaan een aantal uren per week naar een Plusklas op hun eigen school. Daar werken ze thematisch aan allerlei opdrachten, projecten en presentaties voor elkaar of voor hun eigen klas. De onderwerpen vallen meestal binnen het vak van de wereldoriëntatie. Kinderen die dan nog te weinig worden uitgedaagd, doen mee aan het Eurekaprogramma. Een halve dag per week werken meer- en hoogbegaafde leerlingen op een van onze scholen aan opdrachten op het terrein van wetenschap, techniek, Spaans of Engels. Eureka bestaat nu drie jaar en verandert van een pilot in een regulier programma. We gaan het eerst goed evalueren, want het kost nogal wat aan innovatie- en beleidsgeld. Wij kiezen bewust niet voor het Leonardo-concept, waarbij je kinderen uit de eigen groep en uit hun eigen omgeving haalt. Met het speciaal onderwijs komen we daar toch ook van terug? De uitdaging die wij deze leerlingen nu bieden, is naar ons idee voldoende. Je moet kinderen in hun eigen wijk houden, waar ze wonen en spelen. Elk kind heeft recht op Passend onderwijs. In de tijd van Weer Samen Naar School dachten we dat vooral zorgleerlingen extra aandacht nodig hadden, maar het gaat echt om élk kind. Op een bepaalde manier zijn meerbegaafde kinderen ook zorgleerlingen. Wat wij absoluut willen voorkomen is dat zij eraan wennen dat ze niet uitgedaagd worden. We moeten hen blijven prikkelen en eruit halen wat erin zit. Dat is goed voor die kinderen, maar ook voor ons land. Het is eigenlijk raar dat we juist kinderen met veel mogelijkheden onvoldoende bieden.’
podium oktober 2012
33
Gert Nijmeijer, voorzitter Raad van Bestuur PCBO Apeldoorn:
‘Dit onderwerp staat inmiddels echt op de agenda’ ‘Een aantal jaren geleden klopte die stelling zeker. Maar inmiddels staat dit onderwerp echt op de agenda en komt er steeds meer specifiek aanbod voor hoogbegaafde leerlingen. Jaren geleden was de gedachte: die slimme kinderen redden zich wel. Maar wij hebben ontdekt dat dat vaak niet het geval is. Een van onze leerkrachten heeft zich bekwaamd in hoogbegaafdheid. Zij deed naar aanleiding van een prijsvraag die wij hebben uitgeschreven, samen met een moeder een projectvoorstel. Dat leidde tot ons Plusprogramma. Leerkrachten worden ondersteund om meer onderwijs op maat te realiseren in hun eigen klas. We hebben een eigen expertisecentrum hoogbegaafdheid dat onze 28 scholen ondersteunt. Van 2007 tot 2011 hadden we zelfs een eigen Plusschool voor hoogbegaafde leerlingen. We zijn daarmee gestopt omdat we het niet meer konden bekostigen. We gaan wel door met onze bovenschoolse Plusklassen. Daar krijgen kinderen een dagdeel per week les van gespecialiseerde leerkrachten. Op de basisschool waait alles deze leerlingen aan en hebben ze niet leren leren. Vervolgens lopen ze vast op het voortgezet onderwijs. Een paar jaar geleden deden wij tevergeefs een aanvraag voor een subsidie van OCW. We wilden samen met de Radboud Universiteit de effecten van de Plusschool vergelijken met die van onze andere vormen van ondersteuning. OCW vond dat het feit dat wij al langer bezig waren met hoogbegaafden, het experiment ‘vervuilde’. De subsidie ging naar besturen die nog geen aanbod voor hoogbegaafden hadden. Die kwamen vervolgens ons om informatie vragen. Dat was heel zuur. Maar wij gaan gewoon verder. We pleiten overal in het land en bij OCW voor meer specifieke aandacht voor hoogbegaafden. We geven workshops, informeren besturen en hebben samen met Kennisnet materiaal ontwikkeld. Er zijn goede argumenten voor en tegen een aparte school voor hoogbegaafden. Kinderen groeien daar enorm. Daar staat tegenover dat je veel kinderen aantrekt die op de basisschool geen extra aanbod hebben gehad en beschadigd zijn. Hun emotionele problemen hebben invloed op hun leerproces én het groepsproces. Dat betekent dat de leerkracht voor een enorme opgave staat.’ 34
podium oktober 2012
politiek
In elk nummer van podium reageert een politicus op de stelling van onze webpoll. Mohammed Mohandis, Tweede Kamerlid voor de PvdA, reageert op de stelling: ‘Het primair onderwijs doet veel te weinig voor de beste leerlingen’
Maatwerk voor elke leerling Het primair onderwijs vormt de basis voor elke leerling. Je hebt de vlotte leerling die het allemaal snel begrijpt en snel kan leren. Maar bij de ‘besten’ zitten ook leerlingen die daarvoor meer tijd nodig hadden. En leerlingen die voor het ene vak tot de allerbesten behoren, maar voor de andere vakken niet meer dan gemiddeld presteren. Daartegenover staat de leerling die meer tijd nodig heeft om te leren en die extra begeleiding nodig heeft. De focus ligt meestal op diegenen die extra aandacht nodig hebben. Dit kan ten koste gaan van de gemiddelde leerling. Het signaleren van (hoog)begaafdheid gebeurt wel in de praktijk, maar dit kan beter. Diverse scholen bieden voor de beste leerlingen lessen aan op maat. Het is belangrijk dat scholen dit maatwerk goed weten te organiseren. Op sommige scholen kan dat beter. Er moet meer aandacht komen voor de groep leerlingen die meer tijd nodig heeft om het beste uit zichzelf te halen. In de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs is het ook belangrijk dat leerlingen naar het niveau gaan dat ze aankunnen en waar ze nog beter kunnen worden. Dat klinkt eenvoudig, maar bij dit proces worden fouten gemaakt. Ikzelf heb als leerling niet alleen ervaren hoe belangrijk het is om op school maatwerk geleverd te krijgen, maar ik maakte als basisschoolleerling ook mee dat het niveau dat door docenten werd geadviseerd niet goed aansloot bij wat ik daadwerkelijk kon. Een leerling die zich verveelt doordat hij onder zijn niveau les krijgt, kan daardoor verder afglijden of zelfs uiteindelijk voortijdig de school verlaten. Het primair onderwijs moet maatwerk leveren om het beste uit leerlingen te halen. De Cito Eindtoets levert ons naast het schooladvies een beeld van het niveau van leerlingen. Deze toets is richtinggevend, maar zegt niet alles over wat een leerling aankan. Sommige leerlingen hebben een langere aanloop nodig en andere moeten extra worden uitgedaagd. Dat is maatwerk. Als nieuw Kamerlid wil ik me de komende tijd focussen op de overgang van het primairnaar het voortgezet onderwijs en alles wat daarbij hoort. Laat ieder talent tot zijn recht komen. Mohammed Mohandis podium oktober 2012
35
goed onderwijs voor elk kind