Sociaal economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2013

Page 1

2013 Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen


De Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen (editie 2013) is een uitgave van de studiedienst van het Huis van de economie. Huis van de economie Seminariestraat 2 9000 Gent

Provinciale Dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking tel. +32 9 267 86 86 economie@oost-vlaanderen.be www.oost-vlaanderen.be Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij tel. +32 9 267 86 00 info@pomov.be www.pomov.be Economische Raad voor Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 10 erov@oost-vlaanderen.be www.erov.be

Redactie Pascal de Meyer Kathy Gillis Jos Saerens Dataverzameling en -verwerking Pascal de Meyer Kathy Gillis Jos Saerens

Inhoudsopgave Voorwoord

1

Deel 1 : Oost-Vlaanderen in de kijker

3

De conjunctuurindicatoren in 2012

5

De bouwsector: analyse en evolutie

17

Sectorale analyse van de economie

23

Deel 2 : Oost-Vlaanderen doorgelicht

33 34

Overzichtskaart gemeenten Overzichtstabel gemeenten per arrondissement Bevolking Inkomen Werkgelegenheid Ondernemingsweefsel Werkloosheid Onderwijs Toegevoegde waarde Export Zeehavens Bedrijventerreinen

35 36 40 42 46 49 52 55 56 57 63

Secretariaat Sabina De Roeck Ontwerp Karakters

Verantwoordelijke uitgever Geert Versnick, gedeputeerde p/a Gouvernementstraat 1 9000 Gent Wettelijk depotnummer D/2013/5139/9 Gedrukt op gerecycleerd papier (1 500 ex.)

Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.


Voorwoord

Dit voorwoord is reeds het vijfde op rij in de Sociaal-economische situatieschetsen van Oost-Vlaanderen waar we niet om de gevolgen van economische crisis heen kunnen. Binnen de 27 landen van de Europese Unie blijft België een middenmoter qua groei van het bruto binnenlands product, met een groei van -0,2%, +0,2% en +1,5% gemeten of voorspeld voor 2012, 2013 en 2014. Nederland, een land waaraan we ons graag spiegelen, doet het heel wat minder goed, met cijfers van -1,0%, -0,6% en +1,1%. Maar onze economie vertoont nog altijd alle tekenen van een recessie, met onder meer stijgende werkloosheid maar ook dalende consumptie en de daarmee gepaard gaande oppotting van spaargeld en de vrees voor deflatie. Momenteel telt België zowat 475 000 niet-werkende werkzoekenden. Daarnaast zijn er ook nog 254 000 personen ingeschreven als tijdelijk werkloos en 185 000 bruggepensioneerde werklozen die niet meer ingeschreven zijn als werkzoekende. Tel daarbij nog de werklozen op die wegens het volgen van een activeringstraject tijdelijk niet ingeschreven zijn als werkzoekende en we komen

uit op zo’n miljoen personen op de arbeidsmarkt die niet werken. Dit staat tegenover zo’n 4,5 miljoen werknemers en zelfstandigen. Oost-Vlaanderen doet het onder meer op het vlak van werkloosheid beter dan Vlaanderen en België. De stijging was iets minder uitgesproken in onze provincie. Wat vooral opvalt in de werkloosheidscijfers, is de omkering van de genderverhouding. Waar tot zowat tien jaar geleden de vrouwen de meerderheid uitmaakten bij de werkzoekenden, zijn dit nu de mannen. Dit heeft wellicht te maken met het feit dat de crisis harder heeft toegeslagen in de industrie en de bouw, met een overwegend mannelijke tewerkstelling. Daarnaast zorgt het dienstenchequesysteem er voor dat werkzoekende vrouwen makkelijker een job vinden. De desindustrialisering van onze economie is een van de aandachtspunten van de Vlaamse overheid, waarbij een ‘nieuw industrieel beleid’ wordt uitgewerkt. In deze publicatie wordt hieraan aandacht besteed. De provincie zal waar mogelijk meewerken in het kader van dit nieuw industrieel beleid.

Geert Versnick

gedeputeerde bevoegd voor economie

Jozef Dauwe

gedeputeerde bevoegd voor middenstand

1



deel 1

Oost-Vlaanderen in de kijker



De Oost-Vlaamse conjunctuurindicatoren in 2012

De conjunctuurindicator langs de aanbodzijde is de conjunctuurenquête van de Nationale Bank van België (NBB) die gebaseerd is op een maandelijkse enquête bij meer dan 5.000 bedrijfsleiders uit België. Een negatief cijfer wil zeggen dat het aantal pessimistische ondernemers groter is dan het aantal optimistische, en omgekeerd. Maar aangezien er een systematische pessimis­ tische vertekening is – die bedraagt gemiddeld ongeveer 10 punten – is de evolutie van de indicator belangrijker dan de precieze stand. De conjunctuurindicator van de NBB wordt een maand na de enquête bekendgemaakt. Hij is een licht voorlopende indicator – maximaal drie maanden – die het vertrouwen van de onder­ nemers weergeeft. Dit vertrouwen is van belang met betrekking tot beslissingen omtrent toekomstige investeringen en aanwervingen.

Het meest wordt de synthetische conjunctuur­ indicator gevolgd, die de toestand en verwachte evolutie van de productie, bestellingen, werk­ gelegenheid, voorraden en prijzen van de hele economie weerspiegelt. Daarnaast berekent de NBB ook een afgevlakte indicator die de fundamentele economische tendens weergeeft. Voorts berekent de NBB ook deelindicatoren voor de verwerkende nijverheid, handel, bouw­ nijverheid en dienstverlening aan bedrijven. De gezamenlijke conjunctuurcurve (figuur A.1) is een synthese van de vier genoemde deelindicatoren.

Figuur A.1: Synthetische conjunctuurcurve Oost-Vlaanderen (2004-2013)

10

CSP41

5 0 -5 -10 -15 -20 -25 -30

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

bron: Nationale Bank van België

5


De brutowaarde van de synthetische conjunctuur­ curve voor Oost-Vlaanderen, die sinds begin 2008 geen positieve waarde meer heeft vertoond, bereikte in 2012 waarden die schommelden tussen -10,3 en -15,2 in december 2012. De afgevlakte curve is minder uitgesproken en situeert zich rond de -12. Wanneer de deelcurven voor Oost-Vlaanderen bekeken worden, dan blijkt het grootste pessimisme in de “handel” te noteren. Vanaf begin 2011 (waarde -10) naar begin 2012 (waarde -24) daalde het ondernemersvertrouwen in deze sector het sterkst en dit bleef zo over gans het jaar 2012. De sectoren “bouw” en “verwerkende nijverheid” kenden een even grote spanwijdte. Onge­ veer -2 begin 2011 naar ongeveer -14 eind 2012, maar blijven daarmee duidelijk minder pessimistisch dan de “handel”.

Langs de vraagzijde wordt de economie gemeten via het consumentenvertrouwen. De index van het consumentenvertrouwen is een begrip waarmee men de particuliere consumptie probeert te voorspellen aan de hand van enquêtes. De vragen uit de enquête zijn onderverdeeld in vijf categorieën: (1) de financiële situatie van huishoudens; (2) vooruitzichten voor de financiële situatie van de huishoudens; (3) de huidige algemene economische situatie; (4) vooruitzichten voor de algemene economische situatie; (5) de wenselijkheid om duurzame aankopen te doen. De vragen slaan op een periode van één jaar.

Tabel A.1: Indicatoren van het consumentenvertrouwen in België (2012-2013) Vooruitzichten voor de volgende twaalf maanden

2012

2013

Indicator van het consumenten­ vertrouwen

Economische situatie in België

Werkloosheid in België1

Financiële situatie van de gezinnen

Spaarvermogen van de gezinnen

maart

-10

33

-4

-1

-12

april

-8

35

-3

-1

-12

mei

-9

31

-3

3

-10

juni

-5

35

-1

2

-10

juli

-7

39

-2

-4

-13

augustus

-11

46

-3

-3

-16

september

-11

40

-3

-1

-14

oktober

-16

50

-3

3

-17

november

-28

62

-5

-2

-24

december

-27

57

-5

-10

-25

januari

-23

59

-3

-7

-23

februari

-10

52

-3

-4

-17

maart

-22

63

-3

-7

-24

bron: Nationale Bank van België 1

6

Wat de vraag over de werkloosheidsvooruitzichten betreft, wijst een stijging op een minder gunstige ontwikkeling en een daling op een gunstiger ontwikkeling.


In navolging van het ongunstige bedrijfsnieuws vertoonde de indicator van het consumenten­ vertrouwen eenzelfde pessimisme naar het einde van 2012 in België. Vooral omtrent de macroeconomische ontwikkelingen was er een sterke pessimistische inschatting. De verwachtingen ten aanzien van de economische situatie ver­ anderden na de zomer 2012 van ongeveer -10 naar -27 in december 2012. Eenzelfde negatieve inschatting gaven de huishouden ten aanzien van de vooruitzichten van de werkloosheid. De micro-economische vooruitzichten met betrek­­ king tot de financiële situatie en het spaarvermogen van de huishoudens vertoonden ook negatieve waarden, maar minder pessimistisch dan de macro-economische.

Naast de conjunctuurcurves, die de globale econo­ mische toestand weergeven, worden ook de inflatie (op niveau België) , die het (on)evenwicht op de goe­ derenmarkt weergeeft en de werkloosheidsgraad (op niveau Oost-Vlaanderen), die het (on)evenwicht op de arbeidsmarkt weergeeft, geanalyseerd. De inflatie is de monetaire waardevermindering door de loon- en prijsspiraal tengevolge van het voordurend toenemen van lonen en prijzen door hun wederzijdse beïnvloeding. De inflatie in België bedroeg 2,85% in 2012 tegenover 3,53% in 2011 en 2,19% in 2010. In januari 2013 bedroeg ze 1,46%. De consumptieprijsindex van de maand januari 2013 bedraagt 121,63 punten. De index daalt deze maand met 0,03 punt. De inflatie bedraagt

7


nu 1,46% tegenover 2,23% vorige maand. De inflatie berekend op basis van de gezondheids­ index daalt van 2,16% naar 1,48%. Er werden vooral prijsdalingen genoteerd voor kleding en schoeisel, vakantiedorpen, aardgas, buitenlandse reizen, motorbrandstoffen en vers fruit. Deze dalingen werden echter nagenoeg volledig gecompenseerd door prijsstijgingen voor verse groente, huisbrandolie, alcoholhoudende dranken, brood en granen, sociale huur, medische en paramedische diensten en brandverzekeringen.

en doorgerekend in het indexcijfer. Het gemeten prijseffect van de wintersolden wordt in de consumptieprijsindex evenredig gespreid over de maanden januari tot juni. Het prijseffect van de zomersolden wordt analoog gespreid over de maanden juli tot december. De spreiding gebeurt omwille van de sociale gelijkheid en rechtvaardigheid. Zonder deze spreiding is er immers een groot onevenwicht inzake de impact op de indexeringen, louter op basis van de maand waarin de indexering plaatsvindt.

Het indexcijfer onderging twee methodologische aanpassingen om het beter te laten aan­ sluiten bij het werkelijk koopgedrag van de consument. Vanaf januari 2013 wordt rekening gehouden met het prijseffect van de solden. Bovendien wordt overgestapt op een twaalf­ maandelijks voortschrijdend gemiddelde bij de berekening van de consumptieprijsindexen voor huisbrandolie.

Bovendien wordt vanaf januari 2013 overgestapt op een gewogen twaalfmaandelijks voortschrijdend gemiddelde bij de berekening van de consumptieprijsindexen voor huisbrandolie. Voor de bepaling van het voortschrijdend gemiddelde worden de maandprijzen gewogen aan de hand van de laatst beschikbare cijfers inzake aankoopvolumes. Hier­­door wordt rekening gehouden met het seizoenspatroon in de aankoop van huisbrandolie.

Tot nu toe werd in de consumptieprijsindex geen rekening gehouden met de solden, terwijl de soldenmaanden belangrijke bestedingsmaanden zijn voor de consument. Vanaf januari 2013 worden echter ook koopjesprijzen genoteerd

8

Zonder de twee maatregelen zou de inflatie in januari teruggevallen zijn tot 1,65% in plaats van 1,46%. De maatregel in verband met de solden heeft een verlagend effect van 0,24 procentpunt.


Figuur A.2: De consumptieprijsindexen in BelgiĂŤ (2012-2013)

Spilindex 122,01

bron: Nationale Bank van BelgiĂŤ

De gewijzigde methodologie voor de huisbrandolie heeft een verhogend effect van 0,05 procentpunt. De gezondheidsindex waarbij 4 types producten (tabak, alcohol, benzine en diesel) worden geschrapt uit de korf van goederen en diensten die wordt gebruikt om de consumptieprijsindex (CPI) te bepalen bedroeg 120 punten in januari 2013. Het gemiddelde van de gezondheidsindexen van de laatste 4 maanden geeft de afgevlakte index weer die gebruikt wordt om te bepalen of de spilindex overschreden is. In januari 2013 bedroeg deze 119,97 punten. De spilindex, die gebruikt wordt om de indexering van lonen, sociale uitkeringen en huur te bepalen, bedraagt 122,01 punten en werd dus niet overschreden. De spilindex werd in 2012 twee maal overschreden, namelijk in januari en november.

9


Ook de arbeidsmarkt is een belangrijke con­ junctuurindicator. De Vlaamse werkloosheid steeg tussen januari 2012 en januari 2013 met 11.608 werkzoekenden, een toename met 5,7%. Voor Oost-Vlaanderen betrof de stijging over dezelfde periode 6,8% of een absolute toename met 3.060 werkzoekenden, zodat Oost-Vlaanderen 48.233 werkzoekenden heeft in januari 2013. Het stijgingsritme dat in januari 2012 slechts +0,2% en in februari, maart en april +1,7% bedroeg in Vlaanderen, liep slechts gestaag op

vanaf de herfst 2012. Zo gaven oktober (+9,9%), november (+11,2%) en december (+9,4%) heel hoge stijgingsritmes die het grote jaarverschil verklaren. In de analyse van de arbeidsmarkt die volgt, zal dan ook telkens het gemiddelde over 2012 gehanteerd worden. Gemiddeld over 2012 waren er in Oost-Vlaanderen 45.709 niet-werkende werkzoekenden, wat 3,9% meer was dan in 2011 – tegenover +4,8% voor het Vlaams Gewest – en -3,8% tegenover 2010.

Tabel A.2: Kengetallen werkloosheid in Oost-Vlaanderen (gemiddelden 2012)

NWWZ

2012

%

2011

verschil

2010

verschil

45.709

100,0%

43.980

+3,9%

47.512

-3,8%

Werkloosheidsgraad Totaal

6,59%

6,39%

+0,20

6,98%

-0,39

Mannen

6,46%

6,08%

+,038

6,72%

-0,26

Vrouwen

6,75%

6,75%

-

7,30%

-0,55

36.343

-6,8%

Kenmerken van de niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) Categorie

33.881

74,1%

33.138

+2,2%

BIT

3.845

8,4%

3.352

+14,7%

3.611

+6,5%

Vrij ingeschreven

3.923

8,6%

3.514

+11,6%

3.785

+3,6%

Andere

4.060

8,9%

3.976

+2,1%

3.773

+7,6%

Mannen

24.202

52,9%

22.702

+6,6%

24.877

-2,7%

Vrouwen

21.507

47,1%

21.278

+1,1%

22.635

-5,0%

< 25 jaar

10.286

22,5%

9.441

+9,0%

10.332

-0,4%

25 tot 50 jaar

24.655

53,9%

23.334

+5,7%

25.496

-3,3%

>= 50 jaar

10.768

23,6%

11.205

-3,9%

11.684

-7,8%

Laaggeschoold

22.989

50,3%

22.757

+1,0%

24.885

-7,6%

Middengeschoold

15.027

32,9%

14.028

+7,1%

14.951

+0,5%

7.693

16,8%

7.195

+6,9%

7.676

+0,2%

26.168

57,2%

24.104

+8,6%

25.937

+0,9%

7.467

16,3%

7.232

+3,3%

8.752

-14,7%

>= 2 jaar

12.074

26,4%

12.644

-4,5%

12.823

-5,8%

Nationaliteit

Niet-EU

4.221

9,2%

3.761

+12,2%

3.855

+9,5%

Origine

Allochtonen

10.873

23,8%

9.926

+9,5%

10.205

+6,5%

Arbeidsgehandicapten

6.155

13,5%

6.919

-11,0%

7.760

-20,7%

WZ in een kansengroep

33.157

72,5%

32.432

+2,2%

34.360

-3,5%

Geslacht

Leeftijd

Studieniveau

WZUA

Hooggeschoold Werkloosheidsduur

< 1 jaar 1 tot 2 jaar

bron: Arvastat-VDAB

10


Oost-Vlaanderen telt meer mannelijke (24.202) dan vrouwelijke werkzoekenden (21.507). Het snellere stijgingsritme van de mannelijke werkloosheid vergroot de genderkloof: mannen staan nu voor 52,9% van de Vlaamse werkzoekenden. Een decennium terug waren er steevast meer vrouwen dan mannen werkzoekend. De crisis zorgde voor een snelle ommekeer, onder andere doordat mannen vaker werken in de

conjunctuur­­gevoelige industrie. Deze ommekeer kondigde zich al vroeger aan: veel ‘mannelijke’ banen gingen de voorbije decennia verloren door de desindustrialisering terwijl vooral vrouwen profiteerden van de groei van de dienstensector en het succes van de dienstencheques.De stijging van de werkloosheid tegenover 2011 bedroeg 6,6% bij de mannen tegenover slechts 1,1% bij de vrouwen.

Figuur A.3: Evolutie van de werkloosheid naar leeftijd (2011-2012)

bron: Arvastat-VDAB

De evolutie verschilt sterk naar leeftijd: De jeugdwerkloosheid (minder dan 25 jaar ) groeit met 9%; 9,4% in Vlaanderen . De neergaande conjunctuur remt de jongeren af in het vinden van een (eerste) baan. Ook de krimpende uitzendmarkt is slecht nieuws voor de arbeidsmarktintrede van jongeren. De middenleeftijdsgroep kent een beperktere stijging (+5,7%) en de werkzoekende 50-plussers

tekenen zelfs een daling op tegenover 2011 (-3,9% tegenover -1,7% in Vlaanderen). Het aandeel van de 50-plussers komt uit op 23,6%. Het aandeel van de 50-plussers schoot de voorbije jaren omhoog door hun zwakke uitstroom uit de werkloosheid, de voortschrijdende ver­grijzing en de stijgende vrouwelijke arbeidsmarkt­­deelname.

Figuur A.4: Evolutie van de werkloosheid naar doelgroepen (2011-2012)

bron: Arvastat-VDAB

11


Qua studieniveau tekenen de laaggeschoolde werkzoekenden voor 50,3% van de Oost-Vlaamse werkzoekenden. Op jaarbasis groeien de laag­ geschoolden met slechts 1%. Dat is trager dan de middengeschoolden (+7,1%) en de hoog­ geschoolde werkzoekenden (+6,9%). De tragere toename van de laaggeschoolde werkzoekenden is onder andere het gevolg van de wisseling van de gene­raties: de oudere leeftijdsgroepen die de arbeidsmarkt verlaten hadden toendertijd minder studiekansen dan de generaties die hun volgden. 57,2% van de Vlaamse werkzoekenden is kort­durig – minder dan 1 jaar – werkzoekend, 16,3% is langdurig – tussen 1 en 2 jaar – werk­ zoekend en 24,3% is zeer langdurig – meer dan 2 jaar – werkzoekend, hetgeen toch 12.074 werkzoekenden betreft in Oost-Vlaanderen. De kortdurige werkloosheid (+8,6%) en de werkloosheidsduur van 1 tot 2 jaar (+3,3%) stijgt door de conjuncturele verzwakking. De zeer langdurige werkloosheid (-4,5%) daarentegen noteert eindelijk lager. De evolutie van het ondernemingslandschap werd in 2012 gekenmerkt door een record aantal falingen. In Vlaanderen noteerde men 5.411 faillissementen wat een stijging met 11,4% is in vergelijking met

12

2011. Oost-Vlaanderen telde 1.257 falingen hetgeen 17,4 % meer was dan in 2011. Het arrondissement Aalst kende zelfs een toename met 50% ,van 136 naar 204falings­­uitspraken. Een groot deel van deze toename aan falingen kan toegeschreven worden aan de gevolgen van de crisis die onze economie sinds 2008 overheerst en die als een katalysator werkte voor de ondergang van ondernemingen die reeds structurele moeilijkheden, zoals een zwakke solvabiliteit, vertoonden. Het handelsinformatiekantoor Graydon stelt vast dat veel bedrijven voor de crisis systematisch hun schuldgraad verhoogden. Er werd uiterst goed­koop geleend, waardoor met het geleende geld gemakkelijk mooie winsten konden worden gerea­liseerd (effect van de financiële hefboom). Een ontstellend groot aantal bedrijven bereikte zo een schuldgraad van meer dan 95 %. Hierbij valt op dat vooral kortetermijnschulden werden aangegaan die op korte termijn moeten worden heronder­handeld. Vele bedrijven worden geconfronteerd met hogere schuldenlasten of zelfs met een intrek­ken van de kredietlijnen. Er ontstaan hierdoor acute rentabiliteits- en zelfs liquiditeitsproblemen, waardoor de boeken moeten worden neergelegd.


Ook wijst Graydon ze op de hausse aan falingen sinds midden 2007 als gevolg van de oprichting van vele jonge ondernemingen van zwakke kwaliteit. De ‘boom’ van jonge starters is in 2004 ingezet en vertoont een scherp stijgende curve sedert 2006. Hoewel we in 2009 een knik in deze curve waarnamen, bleef ook toen het aantal nieuw opgerichte ondernemingen bijzonder hoog en dit tot in 2011. Bijna 30 % van de starters stopt binnen de eerste vijf jaren van hun bestaan. Tevens is meer dan 36 % van alle failliete ondernemingen jonger dan vijf jaar met een piek voor het derde en vierde levensjaar. Het hoge aantal falingen is ook het gevolg van het feit dat een hoger aantal bedrijven gebruik maakt van de Wet betreffende de Continuïteit van Ondernemingen en dan na verloop van tijd, toch failliet gaat. Bovendien is er de vaststelling dat meer en meer bedrijven die in WCO gaan kettingreacties veroorzaken, waarbij ze – door de ver­kregen opschorting van betaling en door soms extreme schuldherschikkingen – leveranciers op hun beurt in moeilijkheden brengen. Tevens was er een nieuwe hausse binnen de consu­mentgevoelige sectoren als gevolg van de koopkracht- en grondstofprijsproblematiek die zich vanaf begin 2011 opnieuw manifesteerde. Door het record aantal falingen in 2012 gingen in België direct toewijsbaar 22.008 arbeidsplaatsen verloren. Voor Vlaanderen gaat het over 10.617 jobs en voor Oost-Vlaanderen 2.916. Het merendeel van de verloren tewerkstelling werd in de kmo’s genoteerd. In Oost-Vlaanderen waren er vier falingen met meer dan 50 werk­ nemers: JLF (ex-Santens) in Oudenaarde (-422 jobs), Toodo Food in Gent (-161 jobs) , Trition in Wette­ ren (-108 jobs) en Aknar in Wondelgem (-75 werk­­ nemers). Naast falingen zijn er evenwel tal van andere redenen om de onderneming stop te zetten, zoals overlijden van de zaakvoerder, geen opvolger of andere vormen van “ongedwongen” ver­­effening. Jaar na jaar verhoogt het aantal bedrijven dat de activiteiten stopzet. In 2006 telden we nog 46.902 bedrijven die hun activiteiten beëindigden, in 2009 totaliseerde zich dat op 58.656 ge­­ vallen, in 2010 op 62.145 cases. Op enkele jaren tijd (van 2006 tot 2010) steeg dus op federaal niveau het aantal stopzettingen met ruim 32,5%. Voor het Vlaams Gewest is dat +32,6%.

13


De waarnemingen tot eind november tonen dat deze trend zich ook in 2012 zowel op federaal als op de verschillende regionale niveaus verderzet. Ten opzichte van het aantal bedrijven dat in 2011 hun activiteiten stopzette, verwacht Graydon voor het bijna afgelopen jaar 2012 een verdere stijging met nog eens ruim 5%. Hoewel in absolute getallen het netto-aantal ondernemingen verder stijgt, neemt verhoudingsgewijs het aantal stopzettingen sneller toe dan het aantal oprichtingen. Bij de top-5 stopgezette activiteiten vinden we uiteraard dezelfde sectoren die jaar na jaar ook de meeste starters leveren. De sector van de cafés en de bars neemt met 4,3% van het totaal aantal stopzettingen het grootste aantal op zijn actief. De sector voert al jaren het peloton aan van ondernemers die hun activiteiten staken. De sector van de eetgelegenheid met beperkte bediening staat op een derde

plaats met 3,1% van het totaal aantal stopzettingen. De eetgelegenheden met een volledige bediening staan op een vierde plaats met 2,0%. De sector van de adviesbureaus op vlak van bedrijfsbeheer vinden we terug op een tweede plaats met 3,5% van alle stopzettingen - de aan­­ verwante sector overige zakelijke dienstverlening vinden we op een 18de plaats met 1,2%. De top-5 wordt afgesloten door de gemengde bedrij­­ven die vooral in de agrarische sector actief zijn. Met 1,94% van alle in 2012 stopgezette bedrijven doet de sector wel nadrukkelijker beter dan de vorige jaren waar het percentage toch wel wat hoger uitviel (in 2011 nog 2,56%, in 2010 was dat 2,90% ). Ondanks de hausse van falingen en stopzettingen steeg het aantal actieve ondernemingen met een handelsactiviteit in Oost-Vlaanderen eind 2012 met 1.819 entiteiten zodanig dat er volgens de BTW-statistieken 112.587 bedrijven en eenmanszaken waren.

Tabel A.3: Evolutie van het aantal ondernemingen in Oost-Vlaanderen (2011-2012) Act. Onder­ nemingen Einde T-1

Primoonder­ werpingen

Weder­­­onder­ werpingen

Schrap­ pingen / Stop­ zettingen

Immigratie

Emigratie

Act. Stop­ Onder- Oprichtingszettingsgraad nemingen graad Einde T

Turbu­lentie

2011 dec

110858

416

55

589

95

67

110768

januari

110768

1378

143

februari

111201

777

103

0,43%

0,53%

1087

149

150

630

128

103

0,96%

111201

1,37%

0,98%

2,35%

111476

0,79%

0,57%

1,36%

2012

maart

111476

621

83

738

132

147

111427

0,63%

0,66%

1,29%

april

111427

898

139

800

97

115

111646

0,93%

0,72%

1,65%

mei

111646

611

83

516

96

93

111827

0,62%

0,46%

1,08%

juni

111827

410

58

492

91

129

111764

0,42%

0,44%

0,86%

juli

111764

862

120

699

94

133

112008

0,88%

0,62%

1,50%

augustus

112008

501

46

379

113

122

112167

0,49%

0,34%

0,83%

september

112167

406

59

452

117

116

112181

0,41%

0,40%

0,82% 1,64%

oktober

112181

1062

141

637

118

118

112747

1,07%

0,57%

november

112747

591

69

407

125

115

113010

0,58%

0,36%

0,95%

december

113010

289

49

740

53

74

112587

0,30%

0,33%

0,96%

8406

1093

7577

1313

1415

-

7,70%

6,70%

14,40%

2012 bron: FOD Economie

Tabel A.3 geeft aan dat volgens de BTW-admini­ stratie het totaal aantal schrappingen en stop­ zettingen, waarvan de falingen slechts een deel zijn, 7.577 bedroeg in 2012. Daartegenover staan de eerste- en wederonderwerpingen aan het BTW-statuut, namelijk 9.499 in 2011.

14

Over 2012 geeft dit een oprichtingsgraad (procentueel het aantal onderwerpingen tegenover het aantal actieve ondernemingen) van 7,7%. De stopzettingsgraad bedroeg echter 6,7%, waardoor de nettogroei net geen 1% haalde.




De bouwsector: analyse en evolutie

Na de uitstekende resultaten in 2011 met een groei van meer dan 4% eindigt de bouw in 2012 met een quasi-nulgroei (0,8%). Ook de volgende jaren ziet het ernaar uit dat de stagnatie niet doorbroken wordt. Het echte herstel zou pas vanaf 2015 tot de mogelijkheden behoren. Toch houdt de bouw redelijk goed stand in deze crisistijden. Zo bleef de werkgelegenheid in de bouw relatief stabiel, dit in tegenstelling tot andere sectoren waar er massale ontslagen te betreuren vielen. De toenemende werkloosheid in België en even­­ tuele nieuwe budgettaire overheidsmaat­regelen vormen ernstige toekomstige gevaren voor de sector. De striktere voorwaarden die de banken hanteren voor hypothecaire kredieten wegen op de investeringen. Vanaf 2013 is een bijkomende factor van belang: er komt dan een aanzienlijke terugval van de

overheidsinvesteringen. Het Federaal Planbureau gaat uit van een daling met 8 à 9% in 2013 en nog eens 5 à 6% in 2014.Dat is het gevolg van de steeds terugkerende cyclus, met een stijging van overheidsinvesteringen in de aanloop naar verkiezingen (2012 was een ver­kiezingsjaar) en een abrupte daling na de stembusslag. Gelukkig zijn er ook ondersteunende ele­men­ ten. De federale regering slaagde erin om het budget binnen de Europese normen te houden, wat een positief effect heeft op het vertrouwen van de markten in ons land. België is zo een van de weinige landen die geld kunnen ophalen tegen een negatieve interestvoet. Het spaarbedrag van de Belgen zit nog altijd op een recordniveau. De regering nam ook een aantal maatregelen om de concurrentiekracht in ons land te versterken. Het valt af te wachten wat de werkelijke impact daarvan is.

Tabel B.1.: Bouwvergunningen in Oost-Vlaanderen (1996-2012) RESIDENTIEEL

NIET-RESIDENTIEEL

NIEUWBOUW

1996

RENOVATIE

Aantal gebouwen

Aantal woningen

Aantal flats

Aantal gebouwen met één woning

5.647

8.208

2.955

5.253

1.048.532

3.941

NIEUWBOUW

RENOVATIE

Bewoonbare oppervlakte (m2)

Aantal gebouwen

Aantal gebouwen

Volume (m2)

Aantal gebouwen

1.338

8.492.514

1.058

1997

5.563

7.659

2.455

5.204

991.563

3.426

984

6.307.764

914

1998

3.987

5.635

1.944

3.691

751.280

4.128

1.126

9.614.395

957

1999

4.529

6.769

2.518

4.251

907.467

4.046

1.156

8.243.440

1.111

2000

4.261

6.285

2.300

3.985

810.697

4.692

977

7.987.387

1.141

2001

4.139

6.567

2.742

3.825

792.084

4.659

924

10.676.124

1.073

2002

3.979

6.486

2.873

3.613

753.968

4.939

742

6.210.643

1.155

2003

4.213

7.326

3.551

3.775

865.018

5.064

606

5.393.381

1.262

2004

4.590

8.080

4.000

4.080

928.005

4.805

797

7.854.471

1.193

2005

5.635

10.495

5.515

4.980

1.130.142

4.633

836

8.244.227

1.142

2006

5.164

10.566

6.082

4.484

1.130.141

4.882

950

7.595.712

1.122

2007

4.608

8.547

4.527

4.020

960.601

4.524

997

14.467.824

1.166

2008

4.459

7.870

3.908

3.962

908.622

4.754

1.060

12.969.277

1.061

2009

4.444

7.278

3.245

4.033

892.919

4.648

982

10.942.835

928

2010

5.042

8.755

4.179

4.576

999.964

4.808

1.068

11.251.821

871

2011

4.132

7.542

3.832

3.710

823.830

4.218

978

9.122.724

851

2012

4.562

8.201

4.148

4.053

888.163

4.254

949

8.767.516

841

bron: FOD Economie - Directie Statistiek

17


de burgerlijke bouwkunde de echte sterkhouder geweest.

Driemaandelijks gemiddelde

1

Nieuwbouwwoningen

04/11

07/11

ng na de stem-

steunende elede erin om het ese normen te effect heeft op markten in ons de weinige lanalen tegen een et spaarbedrag op een recordam een aantal rentiekracht in et valt natuurrkelijke impact

wbouw-

woningmarkt. nieuwbouw de sche groei niet eraanbod van land gespaard dalingen. Ter n 2012 zijn de ningen met 9% n met 12% toearen zullen de nlijk beperkter m de inflatie te

land voldoende gestimuleerd werd. Het aantal vergunde woningen daalde in de periode 2010-2011 met 10% in vergelijking met 2008. Met slechts 44.115 vergunningen werden we in 2011 geconfronteerd met het laagste peil in 10 jaar tijd. En de vooruitzichten zijn al niet veel beter.

België heeft een stabiele woningmarkt. Doordat de productie van nieuwbouw de laatste jaren de demografische kan volgen, 10/11 01/12 groei 04/12 niet 07/12 10/12 is er geen overaanbod aan woningen. Ter illustratie: tussen 2008 en 2012 zijn de prijzen van eengezinswoBron: Confederatie Bouw ningen met 9% en die van appartementen met 12% toegenomen. Bovendien geven prognoses aan dat de Belgische bevolking in de komende volgen, maar de grote crash waar sommitwintig jaar sterk zal blijven toenemen. In 2030 gen van spreken is in België dus heel zou het aantal inwoners in België 12,2 miljoen onwaarschijnlijk. bedragen. Dat is 12,6 procent meer dan in 2010. Ook het aantal personen per gezin daalt. Die Bovendien geven prognoses aangaat datinde steeds groter wordende groep mensen deBelgische komende twintig jaar op naar een twinbevolking in zoek de komende woning. vraagzal zalblijven dus ook zeker hoogInblijven, tig jaarDesterk toenemen. 2030 wat de waardevastheid van investeringen zal het aantal inwoners in België 12,2inmilvastgoed verzekert. Dat is 12,6 procent meer joen bedragen. Toch hebben de reële prijsstijgingen en dan in 2010. Ook het aantal personen per de demografische evolutie er niet voor kunnen gezin daalt. Die steeds groter wordende zorgen dat de nieuwbouw in ons land voldoende groep mensen in de vergunde komendewonintwingestimuleerd werd.gaat Het aantal tigdaalde jaar op naar een woning. De10% vraag gen inzoek de periode 2010-2011 met in zal dus ook hoog blijven, wat vergelijking met zeker 2008. Met slechts 44.115 ver-de gunningen werden we in investeringen 2011 geconfronteerd waardevastheid van in vastmet het laagste peil in 10 jaar tijd. En de voor­ goed verzekert. uitzichten zijn al niet veel beter. De gezinnen

De gezinnen stellen duidelijk hun bouwplannen uit door een gebrek aan vertrouwen en de striktere voorwaarden voor het bekomen van een hypothecair krediet. De banken geven zelf toe dat ze strenger toezien op het ontleenbaar bedrag en de looptijd van een lening. Dat was met name in België het geval. Gelukkig worden niet alle projecten 100% gefinancierd door een lening en staat er een recordbedrag op de Belgische spaarrekeningen. Van groot belang in dat opzicht wordt de continuïteit van de woonbonus. Vanaf 2014 zullen de gewesten hiervoor bevoegd zijn. Maar voorlopig blijft het koffiedik kijken hoe die overgang zal gebeuren. Onzekerheid is nooit goed, zeker niet voor de vastgoedmarkt. Gelukkig wordt de fiscale onzekerheid nog voor een stuk gecom-

Toch hebben de reële prijsstijgingen en de demografische evolutie er niet voor kunnen zorgen dat de nieuwbouw in ons

Figuur B.1: Nieuwe niet-woongebouwen in België (2010-2015)

Nieuwe niet-woongebouwen Jaarlijkse variatie in %

2010-12

l pas vanaf nknopen .

Gebouwen voor onderwijs

5%

Gebouwen voor gezondheid

2%

Industriële gebouwen

31%

Gebouwen voor stockage

0%

Kantoorgebouwen

18%

Commerciële gebouwen

24%

Landbouwgebouwen

15%

Divers

6%

-6

bron: Confederatie Bouw

18

% (Gemiddelde van 2010-12)

2013-15

-4

-2

0

2

4

6

8

10


op de tegemoetkoming van het “ecopack”.

in de komende twintig jaar op zoek naar een woning.

stagneren of zelfs l 2013-2014.

Zelfs wanneer duidelijk is dat dit soort investeringen zichzelf nog steeds op vrij Burgerlijke bouw korte termijn terugbetalen, zal het schrap- na verkiezingen pen van fiscale stimuli er dus toe leiden dat renovatiesector het van in 2012 penseerd door historisch lage rentetastellen duidelijk hunde bouwplannen uit door een Terde herinnering: op het einde 2011een beslisteSinds het uitbreken gebrek aan vertrouwen en de striktere voorwaarde regering dat de federale belastingverminderieven, maar het is van groot belang dat er stuk slechter zal doen. De daling van acti- sis is de burgerlijke den zo voor hetmogelijk bekomenduidelijkheid van een hypothecair ring voor energiebesparende maatregelen zal zich voordoen gedurende twee werd snel komt kreover viteit sterkhouder gewe diet.de Desituatie. banken geven zelf toe dat ze strenger afgebouwd voor de isolatie van daken en vollejaar en de renovatie zal pas vanaf 2014 Onder impuls van d toezien op het ontleenbaar bedrag en de looptijd opnieuw dig afgeschaft voor alle andere investeringen. aanknopen met de groei. er – zoals altijd – ee van Renovatie een lening. Gelukkig worden niet alle projecOok de groene lening verdween eind 2011. Het teerd van investerin valt terug ten 100% gefinancierd door een lening en staat gevolg was dat heel wat mensen nog snel die de gemeenteraadsv Niet-woningbouw: minder vraag er een recordbedrag op de Belgische spaar­ werken lieten uitvoeren in 2011. ber 2012. Die cyclu naar gebouwen met hoge waarde Het segment van de renovatie zal het in rekeningen. Gelukkig hebben de gewesten, in meer of 2012 een pak slechter gedaan hebben dan Specifiek voor Oost-Vlaanderen (zie tabel B.1) mindere mate, de schok van het verdwijnen vanpunt in het verkie is het bouwvergunningen gevolg van het ver- Dat deed het iets beter in 2012. opinvesteringen zeer wasin het2011. aantalDat verleende de segment federale belastingvermindering proberen dwijnen van de toen nog aanwezige fisHet aantal bouwvergunningen kende relatief goed in 2010, maar was 2011 zeer slecht te vangen. In Vlaanderen werden de premies voor energiebesparende gedurende het eerste halfjaar zelfs een De terugval is in gr (metcale namestimuli -18,9% tegenover 2010) zodat 2012 verhoogd, in Brussel zelfs meer dan verdubbeld Ter herinnering: openhet stijgende trend.kunnen Ook het volumerekenen kan weer iets maatregelen. betere cijfers toonde: +8,3% voor flats en in Wallonië gezinnen op de de investeringen in w +9,3% voorvan het aantal gebouwen een woning tegemoetkoming van het ‘ecopack’. einde 2011 besliste demet regering dat positieve cijfers voorleggen, maar zoals de daling tijdens de j tegenover 2011. belastingvermindering voor vaakZelfs wanneer duidelijk is dat in ditde soort de federale ligt de verklaring hiervoor ver- ging in 2012 bijna v investeringen zichzelf nog steeds op vrij korte Andere transportin energiebesparende maatregelen werd gunning van een paar gebouwen van zeer termijn terugbetalen, zal het schrappen van afgebouwd voor de isolatie van daken en grote omvang. Toch is er geen reden om transportgerelateerd fiscale stimuli er toeteleiden datlijkt de renovatiesector volledig afgeschaft voor alle andere zeer pessimistisch zijn en de niet- der onderhevig aan het in 2013 een stuk slechter zal doen. De daling investeringen. Ook de groene lening ver- woningbouw sinds 2011 uit de moeilijkRenovatie van van activiteit zal zich voordoen gedurende twee De totale cijfers vo dween eind 2011. Het gevolg was dat heel heden te geraken. jaar en de renovatie zal pas vanaf 2014 opnieuw residentiële bouw wel erg mooi: met e wat mensen nog snel die werken lieten aanknopen met de groei. de burgerlijke bou uitvoeren, wat in 2011 een extra boost Natuurlijk zijn er verschillen voor wat Het segment van de renovatie heeft het in 2012 Oost-Vlaanderen (tabel B.1, zie blz. 17) kende betekende voor het segment van de renobetreft het soort gebouwen. We zien een even goed gedaan als in 2011 maar behoorlijk een gelijkaardig verloop: een belangrijke dalingop een puik jaar. S vatie, datdehet al goed deed. duidelijke toename van industriële agra-in deelsector wel reke slechter dan jaren daarvoor. Dat is het gevolg in 2011, -12,3% tegenover 2010 enen +0,9% daling van meer da rische gebouwen en een daling in de vraag van het verdwijnen van de toen nog aan­wezige fis2012 tegenover 2011. de gewesten, in meer naar commerciële gebouwen en bureaus. 2013-2014 en zal ze caleGelukkig stimuli voorhebben energiebesparende maatregelen. of mindere mate, de schok van het ver- In het algemeen is er een verschuiving van met de groei in 201 dwijnen van de federale belastingver- de vraag naar gebouwen met een hoge van de gemeentera mindering proberen op te vangen. In waarde naar gebouwen met een kleinere 2018 in het vizier k Vlaanderen werden de premies verhoogd, waarde per volume-eenheid. Globaal Figuur B.2: Burgerlijke bouwkunde in België (2010-2015) Statuut arbeider als zwaard van D Burgerlijke bouwkunde Jaarlijkse variatie in %

2010-12

% (Gemiddelde van 2010-12)

2013-15

Wegen

40%

Spoorwegen

19%

Ander vervoer

Transport-gerelateerde infrastructuur

13%

Niet transport-gerelateerde infrastructuur

Telecommunicatie

0%

Energie en waterwerken

22%

Andere

7%

-6 bron: Confederatie Bouw

-4

-2

0

2

4

6

8

10

Bron: Confederatie Bouw

Zonder twijfel is h zer voor 2013 het s ders-bedienden. V het Grondwettelijk schillen tussen de t

Een een zonder com de inspan regering op h het concurre tenie

19


Niet-residentiële woningbouw: Dat segment deed het iets beter in 2012 in België. Het aantal bouwvergunningen kende gedurende het jaar zelfs een stijgende trend. Ook het volume kan weer groeicijfers voorleggen, maar zoals vaak ligt de verklaring hiervoor in de vergunning van een paar gebouwen van zeer grote omvang. Natuurlijk zijn er verschillen voor wat betreft het soort gebouwen. Er is een duidelijke toename van industriële en

20

agrarische gebouwen en een daling in de vraag naar commerciële gebouwen en bureaus. In het algemeen is er een verschuiving van de vraag naar gebouwen met een hoge waarde naar gebouwen met een kleinere waarde per volumeeenheid (figuur B.1). Voor Oost-Vlaanderen liggen de cijfers echter minder positief (tabel B.1): na een daling met 8.4% van 2010 naar 2011 , tekenden we in 2012 nog­­ maals een daling op van 3% in 2012 tegenover 2011 in het aantal vergunde gebouwen.


Burgerlijke bouwkunde Sinds het uitbreken van de financiële crisis is de burgerlijke bouwkunde de echte sterkhouder geweest binnen de bouw. Onder impuls van de lokale besturen werd er een grote toename genoteerd van de investeringen in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2012. Die cyclus bereikt zijn hoogtepunt in het verkiezingsjaar, waarna de investeringen zeer sterk terugvallen. De terugval is in grote mate te wijten aan de investeringen in wegenwerken, waarbij de daling tijdens de jaren 2013-2014 de stijging in 2012 bijna volledig zal wegvegen.

Andere transportinfrastructuur en niet transport gerelateerde infrastructuur, zoals energieen waterwerken zijn minder onderhevig aan het forse verkiezingseffect. De totale cijfers voor 2012 in België zijn natuurlijk wel erg mooi: met een groei van 7,2% mag de burgerlijke bouwkunde terugblikken op een mooi jaar. Spijtig genoeg moet de deelsector wel rekening houden met een daling van meer dan 3% tijdens de jaren 2013-2014 en zal ze pas weer aanknopen met de groei in 2015, wanneer de invloed van de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 weer zal spelen.

Tabel B.2.: Falingen in de bouwsector in Oost-Vlaanderen (2005-2012) Soort bouwwerkzaamheden

Jaren

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Bouw van gebouwen

29

23

28

40

25

41

40

39

Weg- en waterbouw

7

8

10

9

13

3

8

8

106

74

89

101

133

150

139

206

6

6

7

12

14

11

4

19

Elektrische installatie,loodgieterswerk

25

17

19

17

28

33

27

45

Afwerking van gebouwen

47

34

34

39

50

60

48

86

Overige gespecialiseerde bouwactiviteiten

28

17

29

33

41

46

60

56

Bouw totaal Oost-Vlaanderen

142

105

127

150

171

194

187

253

Bouw totaal Vlaams Gewest

587

502

553

594

762

806

774

949

Gespecialiseerde bouwwerkzaamheden Slopen en bouwrijp maken

bron: FOD Economie - Directie Statistiek

Wat de falingen betreft in de bouwsector, werden zowel in Oost-Vlaanderen als in Vlaanderen alle records van de voorgaande jaren gebroken. In Vlaanderen steeg het aantal falingen met 22,6%; in Oost-Vlaanderen zelfs met 35,3%. Vooral in de deelsector ‘gespecialiseerde bouwwerkzaamheden’ was de evolutie spectaculair: 206 falingen in 2012 tegenover 139 in 2011, wat een relatieve toename van 48% betekende. Daarbij waren in hoofdzaak ‘elek­ trische installatie en loodgieterswerk’ (+66,7%) en ‘afwerking van gebouwen’(+79,2%) de grote verliezers.

Tot slot Het energiezuinige bouwen en renoveren biedt een potentieel dat ons de toekomst met vertrouwen tegemoet kan doen zien. Bouwbedrijven zijn vandaag al bezig met het ontwikkelen van innovatieve technieken die nodig zullen zijn om deze uitdagingen aan te gaan. De demografische groei zal van die aard zijn dat de nood aan woningen alleen maar groter zal worden. Er zal compacter gebouwd moeten worden, maar er moeten vooral meer wooneen­ heden komen om de mensen ook in de toekomst te kunnen huisvesten.

21



Sectorale analyse en evolutie van de Oost-Vlaamse economie (2003 – 2011)

De gegevens beslaan de voorbije negen jaar, namelijk de periode 2003 tot en met 2011. In wat volgt worden telkens de gebruikte statistieken omschreven (definities op basis van de metadatabank van de Studiedienst van de Vlaamse Regering).

Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen, in lopende prijzen De bruto toegevoegde waarde is een courante indicator om het economisch belang van een regio of een bedrijfstak aan te duiden.  De bruto toegevoegde waarde is het bedrag dat de drie productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal aan de waarde van de verbruikte goederen en diensten toevoegen. Het is gelijk aan het verschil tussen de waarde van de geproduceerde goederen en diensten en de waarde van de in het productieproces verbruikte goederen en diensten.

Het gaat om “bruto” toegevoegde waarde, wat wil zeggen dat het verbruik van vaste activa (i.e. afschrijvingen) inbegrepen is. De waardering gebeurt tegen basisprijzen: niet-productgebonden belastingen (belastingen op gebruik van de grond, gebouwen, milieubelasting, ...) zijn niet inbegrepen. Wel zijn product­ gebonden subsidies (importsubsidies, andere subsidies) inbegrepen. De gegevens worden in lopende prijzen opgemaakt, dit is niet gecorrigeerd voor inflatie. Oost-Vlaanderen kent een beduidend sterkere groei (+ 37%) dan het Vlaams Gewest (+ 33,3%) over de negenjarige periode. Dit is vooral te danken aan een relatief sterkere stijging van de tertiaire sector - 2,6 procentpunt meer in Oost-Vlaanderen dan in Vlaanderen – en de bouwsector – 3,6 pro­­ centpunt meer in Oost-Vlaanderen. Anderzijds is de tertiaire sector met 46% minder sterk aanwezig in de totale Oost-Vlaamse bruto toegevoegde waarde dan de relatieve aanwezigheid (52,2%) in de totale Vlaamse bruto toegevoegde waarde.

Tabel C.1: Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen, in lopende prijzen (in miljoen EUR) (2003-2011) OOST-VLAANDEREN bruto toegevoegde waarde Primaire sector Industrie Bouwnijverheid Tertiaire sector Quartaire sector Totaal

verschil

%

2003

%

2011

absoluut

1,3 24,6 7,4 44,1 22,6

380 7.123 2.143 12.788 6.566

0,8 21,4 8,4 46,3 23,1

326 8.481 3.316 18.357 9.164

-54 1.358 1.173 5.569 2.598

-14,1 19,1 54,7 43,6 39,6

%

100

29.000

100

39.645

10.646

37

VLAAMS GEWEST bruto toegevoegde waarde Primaire sector Industrie Bouwnijverheid Tertiaire sector Quartaire sector Totaal

verschil

%

2003

%

2011

absoluut

%

1,3 23,7 5,8 49,3 19,9

1.799 33.635 8.231 69.833 28.173

0,8 19,5 6,6 52,2 20,9

1.565 36.871 12.476 98.491 39.434

-235 3.237 4.246 28.658 11.262

-13,0 9,6 51,6 41,0 40,0

100

141.670

100

188.837

47.168

33,3

bron: INR, eigen berekeningen

23


verrichten voor een andere ingezeten institutionele eenheid en daarvoor loon ontvangen (geen dubbeltellingen voor meerdere jobs). Personen in loondienst worden alleen bij de werknemers ingedeeld indien ze niet in hoofdzaak als zelfstandige werkzaam zijn.  Een zelfstandige is ieder natuurlijk persoon die in België een beroepsbezigheid uitoefent, zonder hiervoor door een arbeidsovereenkomst of een statuut verbonden te zijn. Tot de zelfstandigen behoren ook de nietbetaalde meewerkende gezinsleden, de thuis­ werkers van wie het inkomen afhangt van de output van het productieproces waarvoor zij verantwoordelijk zijn en de werkenden die enkel voor eigen consumptie of eigen investeringen produceren.

Werkzame personen Het aantal werkzame personen, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, is de som van het aantal werknemers en het aantal zelfstandigen naar werkplaats.  Het aantal werknemers of de personen die werken in dienstverband zijn: de bezoldigde arbeiders, bedienden en ambtenaren. Het gaat om aantal personen, niet om aantal jobs. Werknemers zijn personen die op grond van een arbeidsovereenkomst, al dan niet formeel, werk

Het aantal werkzame personen steeg met 10,9% in Oost-Vlaanderen – 55.869 personen – sterker dan in het Vlaams Gewest (+ 9,6%). Dit is andermaal in hoofdzaak door de sterke toename van het aantal werkzame personen in de tertiaire sector (+19,6%) die in 2011 in Oost-Vlaanderen tekent voor bijna 42% van de tewerkstelling. Alhoewel er in Oost-Vlaanderen 1,3 procentpunt meer zelfstandigen zijn dan in Vlaanderen was de stijging over de beschouwde periode relatief zwakker: 4,2% tegenover 6,6% in Vlaanderen.

Tabel C.2: Aantal werkzame personen (x 1.000) (2003-2011) OOST-VLAANDEREN aantal werkzame personen Primaire sector Industrie Bouwnijverheid Tertiaire sector Quartaire sector Totaal Werknemers Zelfstandigen

verschil

%

2003

%

2011

absoluut

%

2,4 19,3 7,4 38,8 32,0

12.527 98.999 38.041 198.853 164.245

1,7 15,7 7,8 41,8 33,0

9.497 89.461 44.186 237.781 187.609

-3.030 -9.538 6.145 38.928 23.364

-24,2 -9,6 16,2 19,6 14,2

100,0

512.665

100,0

568.534

55.869

10,9

80,3% 19,7%

411879 100786

81,5% 18,5%

463558 104976

51679 4190

12,5% 4,2%

VLAAMS GEWEST aantal werkzame personen Primaire sector Industrie Bouwnijverheid Tertiaire sector Quartaire sector Totaal Werknemers Zelfstandigen

bron: INR, eigen berekeningen

24

verschil

%

2003

%

2011

absoluut

%

2,2 19,1 6,2 43,2 29,2

53584 457386 148907 1033911 699647

1,6 15,4 6,5 45,9 30,5

42842 404382 171602 1204679 800789

-10742 -53004 22695 170768 101142

-20,0 -11,6 15,2 16,5 14,5

100,0

2393435

100,0

2624294

230859

9,6

82,3% 17,7%

1970531 422904

82,8% 17,2%

2173308 450986

202777 28082

10,3% 6,6%


Arbeidsproductiviteit De arbeidsproductiviteit meet de economische performantie van een land of regio.  De arbeidsproductiviteit is in dit geval de verhouding tussen de bruto toegevoegde waarde en het aantal werkzame personen. Alhoewel het verschil over de periode 2003-2011 kleiner is geworden ligt de arbeidsproductiviteit in Oost-Vlaanderen toch nog 2.225 euro lager dan die van het Vlaams Gewest. Dit verschil heeft te maken met de tertiaire sector waar 4.554 euro minder bruto toegevoegde waarde per werkzame persoon wordt gerealiseerd in Oost-Vlaanderen. Dit heeft dan weer te maken met de over- of onderaanwezigheid van bepaalde beroepscategorieën in de regio.

Tabel C.3: Arbeidsproductiviteit of Btw/werkzame personen (in 1.000 EUR) (2003-2011) OOST-VLAANDEREN

VLAAMS GEWEST verschil

2003

2011

absoluut

verschil

2003

2011

absoluut

Primaire sector

30.303

34.327

4.024

33.581

36.525

2.944

Industrie

71.948

94.803

22.855

73.536

91.179

17.643

Bouwnijverheid

56.339

75.051

18.712

55.273

72.704

17.431

Tertiaire sector

64.309

77.203

12.894

67.542

81.757

14.215

Quartaire sector

39.977

48.848

8.871

40.267

49.244

8.977

Totaal

56.567

69.732

13.166

59.191

71.957

12.766

bron: INR, eigen berekeningen

Arbeidsproductiviteit en werkgelegenheid De groei van de bruto toegevoegde waarde kan opgesplitst worden in de groei van de arbeids­ productiviteit, de groei van de werkgelegenheid en een interactiefactor. De groei van de arbeidsproductiviteit geeft aan welke de groei is van de bruto toegevoegde waarde per werknemer. Aldus wordt de toename van de bruto toegevoegde waarde voorgesteld als de som van de toename van de werkgelegenheid en de efficiëntiewinst. Deze laatste stijgt als er meer toegevoegde waarde wordt gerealiseerd met hetzelfde aantal werknemers of als dezelfde productie met minder werknemers wordt gerealiseerd. Het interactie-effect tussen de arbeidsproduc­ tiviteitsverandering en de verandering in de werk­ gelegenheid is het gevolg van het samenspel

tussen de verandering in de productiviteit, in de werkgelegenheid, in de productiewaarde en in de investeringen in materiële vaste activa, dat niet verklaard wordt in de drie andere factoren van de gelijkheid:  (btw) =  (btw/wg) +  (wg) +  (btw/wg)  (wg) Of: de groei van de bruto toegevoegde waarde = arbeidsproductiviteit + de groei van de tewerkstelling + de interactiefactor. Waarbij btw = bruto toegevoegde waarde wg = tewerkstelling

25


Analyse over de negenjarige periode 2003-2011 Arbeidsproductiviteit in het Vlaams Gewest Figuur C.1 geeft de evolutie voor het Vlaams Gewest over de periode 2003-2011 voor de drie variabelen: bruto toegevoegde waarde op de x-as, tewerkstelling op de y-as en de arbeidsproductiviteit die weergegeven wordt door de grootte van de bellen. Vooral de sterke positie en evolutie van de bouwnijverheid valt op. Een toename van de tewerkstelling met 15,2%, wat 22.695 werkzame personen meer betekent, en een toename van de bruto toegevoegde waarde met 51,6% resulteerde dan ook nog in een efficiëntietoename van 31,5%. Ook de cijfers van de tertiaire en de quartaire sector overtreffen die van het Vlaams Gewest in zijn geheel. Vooral de tertiaire sector scoort hoog.

Deze realiseert 52% van de totale bruto toegevoegde waarde van Vlaanderen in 2011 wat in absolute cijfers 98.491 miljoen euro betekent. Binnen deze sector springt de subsector “Exploitatie van en handel in onroerend goed” eruit. Deze realiseert met slechts 0,45% van het aantal werkzame personen in Vlaanderen – 11.684 personen – zelfs 9,1% van de Vlaamse bruto toegevoegde waarde, hetgeen in een bruto toegevoegde waarde per werkzame persoon resulteert van 1.468.000 euro tegenover 71.960 euro voor het ganse Vlaams Gewest in 2011. In de sector “industrie” daalde het aantal werkzame personen over de periode ‘03-’11 met 53.000 eenheden (-11%), met uitschieters zoals de textiel en kledingsector, -15.537 werkzame personen, en de “vervaardiging van transportmiddelen” (-13.360 personen). Anderzijds is de industriële sector met 36 870 miljoen euro nog steeds goed voor een ruime 19% van de Vlaamse bruto toegevoegde waarde. De effi­ ciëntie is groot, wat de 91.180 euro per werk­ zame persoon bewijst.

Figuur C.1: Evolutie arbeidsproductiviteit in het Vlaamse Gewest (2003-2011)

25,00 21,05

Tertiaire sector

20,00 22,29

15,00

Quartaire sector

toename tewerkstelling (%)

10,00

Bouwnijverheid

21,57

Vlaams Gewest 5,00

0,00 -20,00

-10,00

0,00

10,00

20,00

-5,00

-10,00

Industrie 23,99

-15,00 8,77 -20,00

Landbouw -25,00

toename bruto toegevoegde waarde (%)

bron: INR, eigen berekeningen

26

31,54

30,00

40,00

50,00

60,00


Arbeidsproductiviteit in Oost-Vlaanderen Oost-Vlaanderen tekent voor de drie parameters betere cijfers op dan het Vlaams Gewest. Een toename van het aantal werkzame personen met 10,9% - 1,3 procentpunt meer dan Vlaanderen – of 55.870 meer dan in 2003. Een toename van de bruto toegevoegde waarde met 36,7% - 3 procentpunt meer dan in Vlaanderen – hetgeen 39.645 miljoen euro betekent in 2011 of 21% van de Vlaamse bruto toegevoegde waarde. Ook de arbeidsproduc­tiviteit lag met 23,2% 1,6 procentpunt hoger dan die in Vlaanderen. Alhoewel figuur C.2 op het eerste zicht eenzelfde beeld geeft als figuur C.1 zijn die betere cijfers – behalve in de primaire sector – ook voor de deelsectoren terug te vinden. Zo tekende de industrie voor een lichtere terugval qua tewerkstelling (- 9,6%) maar een beduidend sterkere toename van de bruto toegevoegde waarde. Deze nam over de periode ‘03-’11 toe met 19,1% tegenover +9,6 % in Vlaanderen.

Ook de in Vlaanderen reeds sterke bouwsector wordt door de Oost-Vlaamse bouwsector qua cijfers overtroffen. De groei van de bruto toe­ gevoegde waarde overtreft met 54,7% deze van Vlaanderen met 3,1 procentpunt. Deze bedraagt in 2011 zelfs 75.050 euro per werkzame persoon tegenover 72.700 euro in Vlaan­ deren; De tewerkstelling nam met 16,2% toe (+6.145 werknemers en zelfstandigen) tegen­­ over +15,2% in Vlaanderen. Ook de arbeids­ productiviteit (+33,2%) scoorde hoger dan in Vlaanderen (+31,5%). Ook in Oost-Vlaanderen is er het fenomeen in de sub­sector “Handel in Onroerend goed”: 0,45% van de werkzame personen in Oost-Vlaanderen realiseren er 9,2% van de Oost-Vlaamse bruto toegevoegde waarde in 2011, hetgeen 1.428.755 euro per werkzame persoon betekent.

Figuur C.2: Evolutie arbeidsproductiviteit in Oost-Vlaanderen (2003-2011)

30

Tertiaire sector

20,05 33,21

20

Quartaire sector 22,19

toename tewerkstelling (%)

Vlaams Gewest 10

21,57

23,17

Bouwnijverheid

Oost-Vlaanderen

0 -20

-10

0

10

20

-10

30

40

50

60

31,77

Industrie

13,28

-20

Landbouw -30

toename bruto toegevoegde waarde(%)

bron: INR, eigen berekeningen

27


Arbeidsproductiviteit in de Oost-Vlaamse industrie

De sector industrie tekent in totaal hier zelf ook voor 94.800 euro bruto toegevoegde waarde per werkzame persoon. De werkgelegenheid in de industrie nam over de periode af met 9,6%. Enkel de “vervaardiging van transportmiddelen” kende een positieve waarde, namelijk 8,4%. Nadat vroeger de sector “textiel, kleding” de belangrijkste werkverschaffer was, worden dit nu de voedingssector – 15.384 werknemers en zelfstandigen – en de sector “ vervaardiging van metalen”, met 13.888 werkzame personen in 2011. Maar voor de industriële sector dient wel rekening gehouden te worden met de opmerking van de sectorfederatie Agoria: “Outsourcing: een deel van de niet-kernactiviteiten (gaande van het uitbaten van bedrijfsrestaurants over onderzoek tot onderhoud) van de industriële bedrijven werd uitbesteed aan de dienstensectoren. Deze jobs gingen niet verloren, maar worden nu in andere sectoren meegerekend. In 1995 vertegenwoordigden de aangekochte ondersteunde diensten 10% van de loonmassa. In 2008 was dit opgelopen tot 24%. Industrie schept dus steeds meer jobs buiten de eigen bedrijfsmuren.”

Figuur C3 geeft een visueel overzicht van de subsectoren binnen de sector industrie, maar geeft 2 deelsectoren niet weer omwille van hun extreme waarden. De subsector “kleding, textiel” heeft extreme waarden in negatieve zin. De afname van de tewerkstelling bedraagt 40% of in absolute cijfers - 6.196 eenheden ten opzichte van de 15.480 werkzame personen in 2003. Ook de bruto toegevoegde waarde daalde over de periode van 607 miljoen euro in 2003 naar 450 miljoen euro in 2011, een daling van 25,7%. De subsector “productie en distributie van elektriciteit, gas en water” is omwille van positieve extreme waarden niet in de figuur opge­nomen. De toename van de tewerkstelling bedroeg immers 37% wat een stijging van 1.310 werk­­ zame personen betekent. De toename van de bruto toegevoegde waarde was spectaculair, 66,4%. Dit betekent in 2011 een arbeids­­pro­­­­ duc­tiviteit van 343.120 euro per werkzame persoon, tegenover 69.730 euro voor de totale Oost-Vlaamse economie.

Figuur C.3: Arbeidsproductiviteit in de Oost-Vlaamse industrie (2003-2011)

10,0

Prod.transportmiddelen +12.5% 5,0

Meubelsector +30.3% Voeding +22.6%

toename tewerkstelling (%)

0,0 -5,0

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

-5,0

30,0

35,0

Prod. Machines +37.7%

Metaal +13,0%

Kunststoffen +26.4%

-10,0

Industrie +31.8% Chemische prod. +40.8%

-15,0

Hout, Papier +20,5% Electronische prod. + 34.9%

-20,0

Electr. apparatuur +26,0% -25,0

toename bruto toegevoegde waarde(%)

bron: INR, eigen berekeningen

28

25,0

40,0


Het nieuw industrieel beleid Sinds 2000 is de industriële werkgelegenheid (inclusief de bouwnijverheid) volgens de meest recente cijfers met 7% gedaald. Zowat 9.000 werkplaatsen verdwenen. En dit terwijl de totale werkgelegenheid toenam met 15%, of ongeveer 60.000 personen. Het aandeel van de industriële productie in het BBP daalde van 32% tot 30% tussen 2003 en 2011. Over langere termijnen zijn de verschuivingen enorm.1 De groei van de tertiaire en quartaire sector, begonnen in de jaren zestig, is overduidelijk een gevolg van de toenemende welvaart van onze bevolking, en economisch gezien dus een gunstig teken. Naarmate België rijker werd, bleef er meer over van het netto-inkomen na het bevredigen van de basisbehoeften (voeding, gezondheid, mobiliteit, huisvesting, kleding). In eerste instantie werd dit geïnvesteerd in meer duurzame goederen zoals wasmachines, televisies, auto’s, meubels… die aanvankelijk nog lokaal werden geproduceerd of geassembleerd. In

tweede instantie schakelde men over naar goederen die ingevoerd werden uit landen waar de productie goedkoper was, zodat er nog meer netto-inkomen overbleef. De verdere toename van de consumptie verschoof grotendeels naar de tertiaire en quartaire sector, zoals naar uitgaven voor toerisme en vrije tijd. Ook de financiële sector deed gouden zaken. Het spaargeld van de gezinnen nam toe, en de sector zocht naar steeds spitsvondiger manier om het “zo rendabel mogelijk maar toch veilig” te beleggen (met alle gevolgen van dien…). Zoals eerder al opgemerkt heeft ook ‘outsourcing’ – waarbij industriële bedrijven alles wat voor hen geen kerntaak is, afstoten, zoals personeels­ beleid, ICT en poetsdiensten – voor een daling van de industriële werkgelegenheid gezorgd. De ‘gedesindustrialiseerde’ banen kwamen dan terecht in bedrijven geklasseerd onder de tertiaire sector. Het toenemend overheidsbeslag maar ook demografisch evoluties (vergrijzing maar tegelijk een extra nood aan onderwijs­ aanbod) hebben de quartaire sector een enorme boost gegeven.

29


Met de recente faillissementen, inkrimpingen en (aangekondigde) sluitingen van een aantal belangrijke industriële spelers in België (JLF = exSantens, Bekaert, Ford Gent, ArcelorMittal Luik, Caterpillar) werd de discussie over de desindustrialisering de voorbije jaren verder op de spits gedreven. Vaak wordt er gewezen op de produc­ tiviteitsverhoging die aan de basis ligt van de desindustrialisering, een productiviteitsver­ hoging die onze hoge lonen zou relativeren. Anderen waarschuwen voor het ondergraven van onze welvaartsbasis door het verdwijnen van de industrie, ten gevolge van onder meer die hoge lonen. De tewerkstelling in (vooral) de ter­ tiaire sector wordt door hen gezien als een afgeleid effect van de industriële tewerkstelling. Het ‘definitieve rapport’ hieromtrent is zeker nog niet geschreven. De desindustrialisering is geen eenduidig, eindig fenomeen en kan niet vergeleken worden met de overgang van een agra­ rische economie naar een industriële, zoals België die meemaakte in de 19e eeuw en de eerste helft van de 20e eeuw. Wat er ook van zij, zowel de Europese Unie als de Vlaamse overheid besteedden de voorbije jaren volop aandacht aan de industrie als welvaartsmotor. De Europese Unie heeft ‘industriebeleid in een tijd van globalisering’ als een van zijn ‘kerninitiatieven’ voor het Europa 2020 beleid aangeduid: “Industry must be placed centre stage if Europa is to remain a global economic leader”. Dit is de essentie van de boodschap, met als belangrijke beleidsinstrumenten het bevorderen van de creatie en de groei van KMO’s en de overgang naar een duurzame economie.2 De Vlaamse Regering heeft haar eigen EU 2020 vertaling in het Vlaams Hervormingsprogramma, op zich gebaseerd op Vlaanderen in Actie (VIA) en het Pact 2020. Het ‘nieuw economisch beleid’ (NIB) is een van instrumentenpakketten die uit dit alles voortvloeit, waarbij de Vlaamse overheid hierbij de essentie van het Europese industrie­ beleid vertaalt als volgt: “Om een topregio te zijn in de wereld van morgen is industriele activiteit essentieel”.

30

Het NIB steunt op vier pijlers: 1. Economische pijler: de fabriek van de toekomst. De fabrieken van de toekomst worden onder meer gekenmerkt door minder energie- en materiaalverbruik en emissies; een productieapparaat dat tweemaal zo flexibel is; een drie keer hogere kennisinhoud van de jobs; producten en diensten met een twee keer hogere toegevoegde waarde.3 2. Innovatiepijler: transformatie door innovatie. Hierbij denkt de Vlaamse overheid onder meer aan de vergroeningseconomie, de omschakeling van de huidige economie in de richting van de groene economie. Daaromtrent stelde het departement EWI onlangs een studie voor over mogelijke beleidsinstrumenten.4 3. Sociale pijler: competentie-ontwikkeling en arbeidsorganisatie. Levenslang leren en werk- of loopbaanzekerheid staan hier centraal. 4. Infrastructuurpijler: ondersteunend infra­ structuurbeleid. In deze ietwat misleidend benoemde pijler focust Vlaanderen op op de rol van de financiele overheidsinstrumenten voor het stimuleren van een lange termijnaanpak voor transformaties. In het kader van het bestuursakkoord werkt de Provincie Oost-Vlaanderen aan een klimaatplan, met als finaal doel een klimaatneutrale provincie tegen 2050. De vergroeningseconomie, zijnde het pad naar een groene economie, zal hierin een cruciale rol moeten spelen. Het spreekt voor zich dat de Provincie zal onderzoeken op welke manier het nieuw industrieel beleid zich kan vertalen op het provinciaal niveau. 1 2

3

4

Cijfers: RSZ, NBB. An Integrated Industrial Policy for the Globalisation Era. Putting Competitiveness and Sustainability at Centre Stage: http://ec.europa.eu/enterprise/policies/industrial-competitiveness/ industrial-policy/files/communication_on_industrial_policy_en.pdf Zie bijvoorbeeld: DERACHE, Herman, “De transformatie van onze industrie tot fabrieken van de toekomst: belang en kritische succesfactoren voor West-Vlaanderen”, WestVlaanderen Werkt, 2.2012, blz. 14-17. Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI), Internationale vergelijkende analyse – Economisch beleids­ instrumentarium gericht op vergroening van de economie, 2012, Brussel




deel 2

Oost-Vlaanderen doorgelicht


Overzichtskaart Overzichtskaart van Oost-Vlaanderen (gemeenten en arrondissementen)

WAARSCHOOT

WAASMUNSTER

SINTMARTENSLATEM

BUGGENHOUT WICHELEN

MELLE

SINTLIEVENSHOUTEM ZINGEM

HOREBEKE

34


Overzichtstabel: gemeenten per arrondissement Arrondissement Gent

Arrondissement Aalst

Aalter

Aalst

Deinze

Denderleeuw

De Pinte

Erpe-Mere

Destelbergen

Geraardsbergen

Evergem

Haaltert

Gavere

Herzele

Gent

Lede

Knesselare

Ninove

Lochristi

Sint-Lievens-Houtem

Lovendegem

Zottegem

Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Oosterzele Sint-Martens-Latem Waarschoot Wachtebeke Zomergem Zulte

Arrondissement Dendermonde Berlare Buggenhout Dendermonde Hamme Laarne Lebbeke Waasmunster Wetteren Wichelen Zele

Arrondissement Oudenaarde Brakel Horebeke Kluisbergen Kruishoutem Lierde Maarkedal Oudenaarde

Arrondissement Eeklo Assenede Eeklo Kaprijke Maldegem Sint-Laureins Zelzate

Ronse Wortegem-Petegem Zingem Zwalm

Arrondissement Sint-Niklaas Beveren Kruibeke Lokeren Sint-Gillis-Waas Sint-Niklaas Stekene Temse

35


Bevolking Typologie van de gemeenten Elke gemeente heeft haar eigen sociaal-econo­ mische context die vooral wordt bepaald door de samenstelling en evolutie van de bevolking, het inkomensniveau van de inwoners en de economische bedrijvigheid. Om diverse aspecten van de gemeenten te kunnen vergelijken, heeft Dexia Bank, op basis van een sociaal-­economische database, een referentiekader uitgewerkt. De gemeenten worden ondergebracht in clusters, waarbinnen ze gelijkaardige kenmerken vertonen op het gebied van levensstandaard en socio-professionele positie van de bevolking, demografische evolutie, samenstelling van het grondgebied, verstedelijkingsgraad of het belang van economische sectoren: •

36

woongemeenten: woongemeenten in landelijke zones (Buggenhout, Destelbergen, Erpe-Mere, Gavere, Lovendegem, Nevele, Oosterzele, Sint-Lievens-Houtem, Waasmunster, Zingem); woongemeenten in de stadsrand (Melle, Merelbeke, Nazareth); agglomeratiegemeenten met tertiaire activiteit; residentiële randgemeenten met hoge inkomens (De Pinte, Sint-Martens-Latem); landelijke gemeenten (of verstedelijkte plattelandsgemeenten): kleine agrarische gemeenten (Horebeke, Lierde, Maarkedal, Sint-Laureins, Wortegem-Petegem, Zwalm); erg landelijke gemeenten met sterke vergrijzing (Assenede, Kaprijke, Knesselare, Laarne, Maldegem, Moerbeke, Zomergem); landelijke gemeenten met sterke demo­grafische groei (Lochristi, Stekene); gemeenten met een concentratie van economische activiteit: landelijke en agrarische gemeenten met industriële activiteit (Kluisbergen, Kruishoutem, Zulte); verstedelijkte plattelandsgemeenten met industriële activiteit en demo­grafische groei (Aalter, Deinze); steden en agglomeratiegemeenten met een industriële activiteit (Beveren); semistedelijke gemeenten of agglomeratiegemeenten: weinig verstedelijkte gemeenten met demografische achteruitgang (Berlare, Brakel, Denderleeuw, Haaltert, Herzele, Kruibeke, Lebbeke, Lede, Sint-Gillis-Waas, Waarschoot, Wachtebeke, Wichelen); sterk

verstedelijkte gemeenten met lage inkomens (Evergem, Hamme, Lokeren, Ronse, Temse, Zele, Zelzate); centrumgemeenten: middelgrote steden (Dendermonde, Eeklo, Geraardsbergen, Ninove, Oudenaarde, Wetteren, Zottegem); regionale steden (Aalst, Sint-Niklaas); grote steden (Gent).

Verouderingscoëfficiënt = bevolking +65 jaar / bevolking -20 jaar De verouderingscoëfficiënt is een demografische indicator die de verhouding weergeeft van het aantal ouderen (65+) ten opzichte van het aantal jongeren (-20) en is een aanduiding van de bevolkingsvergrijzing. Het aantal jongeren zal een weerslag hebben op onder meer de behoefte aan kinderopvang en schoolinfrastructuur. Ouderen vormen dan weer de groep van gepensioneerden, en dit aandeel heeft onder meer gevolgen voor de behoefte aan woon- en gezondheidsinfra­structuur. Een verouderingsgraad van meer dan 100 betekent dat het aandeel van de bevolking boven de 65 groter is dan de groep onder de 20 jaar. Omgekeerd betekent een waarde kleiner dan 100 dat de groep 65-plussers kleiner is dan de groep onder de 20 jaar. Bij een indicator 100 zijn beide groepen even groot.

Vervangingscoëfficiënt = bevolking 20-39 jaar / bevolking 40-59 jaar De vervangingscoëfficiënt is een indicator van de arbeidsmarkt en meet de verhouding tussen de groep van jong actieven (20-39) tegenover de groep van ouder actieven (40-59). Dit cijfer duidt aan in welke mate vervanging plaatsvindt binnen de actieve bevolking: de jong volwassenen bepalen de instroom op de arbeidsmarkt, terwijl de ouder actieven de groep uitmaken van diegenen die hun pensioen naderen.


Tabel 1: bevolkingsaantal en -dichtheid, bevolkingsvergrijzing (01.01.2012) 01.01.2012

dichtheid inwoners/km2

oppervlakte km2

typologie gemeente (*)

verouderingscoëff. vervangingscoëff. 65+ j. / -20 j. 20-39 j. / 40-59 j.

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

81.853 19.860 13.942 14.690 46.752 14.330 14.237 10.204 29.724 19.069 44.484 17.685 20.274 19.475 33.692 12.529 248.242 32.629 17.709 24.436 17.224 2.058 6.318 6.446 8.216 16.028 8.117 12.290 18.397 18.030 6.542 21.779 39.882 9.469 6.428 23.126 11.016 23.505 6.162 11.351 11.908 37.295 13.420 30.248 25.403 18.876 6.640 9.985 8.378 72.883 17.487 28.889 7.980 10.558 7.282 24.130 11.374 6.275 20.762 12.491 7.307 8.214 25.398 15.288 8.045

1.048 242 160 389 311 254 563 567 394 1.382 799 665 676 573 449 400 1.589 409 584 608 363 184 187 212 220 480 173 383 684 607 251 361 591 486 141 244 725 642 163 322 229 514 311 444 736 343 89 374 586 870 390 724 364 331 211 657 497 149 627 912 306 212 448 470 238

78,1 81,9 87,2 37,8 150,2 56,5 25,3 18,0 75,5 13,8 55,7 26,6 30,0 34,0 75,0 31,3 156,2 79,7 30,3 40,2 47,4 11,2 33,7 30,4 37,3 33,4 46,8 32,1 26,9 29,7 26,1 60,3 67,5 19,5 45,6 94,6 15,2 36,6 37,8 35,2 51,9 72,6 43,1 68,1 34,5 55,0 74,5 26,7 14,3 83,8 44,8 39,9 21,9 31,9 34,5 36,7 22,9 42,0 33,1 13,7 23,9 38,8 56,7 32,5 33,8

V14 V13 V3 V6 V8 V6 V2 V11 V13 V6 V5 V2 V5 V2 V7 V2 V15 V5 V6 V7 V6 V9 V3 V4 V3 V6 V4 V3 V6 V6 V9 V12 V7 V2 V9 V3 V1 V1 V3 V1 V2 V5 V2 V5 V7 V6 V9 V2 V11 V14 V12 V7 V6 V2 V6 V5 V6 V9 V7 V7 V2 V3 V5 V4 V9

0,92 0,81 0,94 0,79 0,84 0,98 0,83 0,92 0,86 0,73 0,89 0,94 0,99 0,96 0,87 0,80 0,79 0,87 0,93 0,78 0,84 1,06 0,93 0,80 0,90 0,79 0,79 0,90 0,82 0,88 0,88 0,71 0,67 1,04 0,97 0,90 0,84 0,81 0,78 0,87 0,78 0,85 0,76 0,92 0,70 0,74 1,02 0,87 1,07 0,86 0,81 0,69 0,99 0,83 0,90 0,90 0,85 0,75 0,70 0,97 0,74 0,98 1,06 0,73 0,79

0,84 0,82 0,76 0,80 0,79 0,78 0,75 0,70 0,86 0,85 0,81 0,75 0,88 0,75 0,79 0,76 1,26 0,78 0,78 0,94 0,81 0,66 0,79 0,93 0,87 0,83 0,77 0,80 0,84 0,82 0,80 0,81 0,94 0,69 0,71 0,83 0,87 0,82 0,84 0,78 0,81 0,80 0,75 0,87 0,96 0,83 0,77 0,86 0,66 0,93 0,79 0,86 0,77 0,75 0,78 0,85 0,81 0,76 0,91 0,84 0,86 0,76 0,79 0,88 0,73

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

278.667 195.358 82.791 535.904 121.199 240.797

594 570 248 568 289 507

468,9 342,5 333,8 943,6 418,8 474,6

-

0,89 0,83 0,95 0,82 0,83 0,78

0,81 0,83 0,82 0,99 0,84 0,87

Oost-Vlaanderen

1.454.716

488

2.982,2

-

0,84

0,89

Vlaams Gewest

6.350.765

470

13.522,3

-

0,85

0,85

11.035.948

362

30.527,9

-

0,77

0,91

België

(*) Typologie gemeenten: V1 = woongemeenten in de stadsrand; V2 = woongemeenten in landelijke zones; V3 = landelijke gemeenten met sterke vergrijzing; V4 = landelijke en agrarische gemeenten met industriële activiteit; V5 = middelgrote steden; V6 = weinig verstedelijkte gemeenten met demografische achteruitgang; V7 = sterk verstedelijkte gemeenten met lage inkomens; V8 = steden en agglomeratiegemeenten met industrieel karakter; V9 = kleine agrarische gemeenten; V11 = residentiële randgemeenten met hoge inkomens; V12 = landelijke gemeenten of verstedelijkte plattelandsgemeenten met sterke demografische groei; V13 = verstedelijkte plattelandsgemeenten met industriële activiteit en demografische groei; V14 = regionale steden; V15 = grote steden en regionale steden bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, Dexia Bank, eigen berekeningen

37


Tabel 2: bevolkingsevolutie tussen 2000 en 2012 (1995 = 100) 2000

2005

2006

2007

2008

2009

Arr. Aalst

100,7

Arr. Dendermonde

101,0

Arr. Eeklo

2010

2011

101,3

102,0

102,6

103,4

101,7

102,3

102,7

103,1

100,1

100,3

101,0

101,4

101,8

Arr. Gent

100,9

102,9

103,7

104,4

105,3

Arr. Oudenaarde

100,6

101,5

102,1

103,0

103,9

Arr. Sint-Niklaas

101,6

103,6

104,2

105,0

105,8

Oost-Vlaanderen

100,9

102,3

103,0

103,6

Vlaams Gewest

101,3

103,0

103,6

België

101,1

103,1

103,8

104,2

105,0

106,1

107,0

103,7

104,2

105,0

105,8

102,5

103,1

103,8

104,2

106,3

107,4

108,6

109,2

104,8

105,5

106,0

106,6

106,7

107,7

108,6

109,3

104,4

105,3

106,1

107,1

107,8

104,3

105,0

105,8

106,6

107,5

108,3

104,5

105,3

106,1

107,0

108,1

108,9

bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, Dexia Bank, eigen berekeningen

Figuur 1: leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2012)

bron: Rijksregister – bevolkingskubus, Dexia Bank, eigen bewerking

38

2012


Kaart 1 ! " bevolkingsdichtheid 01.01.2012 (inw./km2) " ! 89 – 339 340 – ! " 589 ! " 590 – " 839 840 – 1.089 ! 1.090 – 1.339 – 1.589 1.340 ! "

39


Inkomen Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaan Een belangrijk gegeven is de spreiding van de inkomens over de bevolking, met andere woorden hoe groot is het verschil tussen het hoogste en laagste inkomen. Om de inkomensspreiding weer te geven, worden een aantal indicatoren berekend waarbij de inkomens eerst worden gerangschikt van laag naar hoog: • laagste inkomen • Q1 = inkomen dat centrale plaats inneemt tussen het laagste inkomen en het mediaaninkomen • mediaan = middelste inkomen in de reeks • Q3 = inkomen dat centrale plaats inneemt tussen het mediaaninkomen en het hoogste inkomen • hoogste inkomen

Het verschil tussen Q3 en Q1, ook wel het interkwartiel verschil genoemd, geeft een idee van de inkomensspreiding rond de mediaan. Hoe kleiner het interkwartiel verschil, hoe dichter de inkomens rond de mediaan liggen; hoe groter het verschil, hoe groter de spreiding tussen de inkomens. Door het interkwartiel verschil te delen door de mediaan, wordt de spreidingsmaat niet beïnvloed door de hoogte van het mediaan­inkomen. Dit is van belang wil men opeenvolgende jaren (i.e. evolutie van het inkomen) met elkaar ver­ gelijken. Deze verhouding noemt men de inter­ kwartiele coëfficiënt. Hoe hoger deze coëfficiënt, hoe groter de inkomens­ongelijkheid.

Kaart 2 Gemiddeld inkomen 2010 (EUR) 13.000 – 15.000 15.001 – 16.000 16.001 – 17.000 17.001 – 18.000 18.001 – 20.000 20.001 – 24.000

40


Tabel 3: inkomen (2010) Gemiddeld inkomen per inwoner 2009 (aanslagjaar 2010) In EUR

Peil (Vlaanderen = 100)

Interkwartiele coëfficiënt (*) Per aangifte

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

17.154 17.154 16.461 16.983 17.566 16.941 17.759 21.566 17.094 16.881 16.831 19.147 15.675 18.298 17.208 18.120 15.930 16.246 17.943 15.484 17.240 16.608 16.998 15.713 15.620 16.637 17.000 18.105 16.553 17.466 17.050 17.936 15.954 18.433 17.072 15.598 18.336 19.182 16.687 18.160 16.931 16.518 17.944 16.987 13.493 16.735 15.729 17.052 23.511 15.840 16.253 16.303 16.505 18.657 16.537 16.952 17.181 17.964 15.065 15.699 16.723 16.533 18.044 16.301 17.787

103,3 103,3 99,2 102,3 105,8 102,1 107,0 129,9 103,0 101,7 101,4 115,4 94,4 110,2 103,7 109,2 96,0 97,9 108,1 93,3 103,9 100,1 102,4 94,7 94,1 100,2 102,4 109,1 99,7 105,2 102,7 108,1 96,1 111,0 102,8 94,0 110,5 115,6 100,5 109,4 102,0 99,5 108,1 102,3 81,3 100,8 94,8 102,7 141,6 95,4 97,9 98,2 99,4 112,4 99,6 102,1 103,5 108,2 90,8 94,6 100,7 99,6 108,7 98,2 107,2

98 109 104 102 103 96 103 134 106 97 97 108 93 103 101 108 99 97 98 90 101 114 105 101 95 101 113 104 99 103 106 115 99 115 112 98 110 116 105 118 120 98 113 101 87 108 102 101 144 95 100 100 97 113 104 95 97 121 92 95 100 103 103 100 107

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

17.177 16.741 15.895 16.983 16.275 16.403

103,5 100,9 95,8 102,3 98,0 98,8

100 98 98 105 100 100

Oost-Vlaanderen

16.770

101,0

101

Vlaams Gewest

16.599

100,0

101

België

15.598

94,0

102

(*) Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaaninkomen bron: FOD Economie – Directie Statistiek, eigen berekeningen

41


Werkgelegenheid Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak De concentratiecoëfficiënt geeft aan of een bedrijfstak over- dan wel ondervertegenwoordigd is, en in welke mate. De globale Vlaamse situatie geldt als referentiebasis. Voor Oost-Vlaanderen wordt de concentratiecoëfficiënt dus berekend door het Oost-Vlaamse procentuele tewerkstellingsaandeel van een bedrijfstak te delen door het Vlaamse aandeel van diezelfde bedrijfstak. Een concentratiecoëfficiënt groter dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen meer vertegenwoordigd is dan in Vlaanderen; een concentratiecoëfficiënt kleiner dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen ondervertegenwoordigd is ten opzichte van Vlaanderen.

Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar De activiteitsgraad is de verhouding tussen de actieve beroepsbevolking (werkenden en werkzoekenden) en de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar). De ratio is een weergave van de mate waarin de bevolking bereid is te werken, dus een baan heeft of zoekt.

42

Werkgelegenheidsgraad = werkenden / bevolking 20-64 jaar De werkgelegenheidsgraad is het totaal aantal arbeidsplaatsen (loon- en weddetrekkenden plus zelfstandigen) in een bepaalde regio gedeeld door het aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar in die regio. Deze indicator verwijst naar de tewerkstelling volgens de plaats van creatie en is dus een indicator in hoeverre een gemeente, arrondissement, provincie of gewest erin slaagt werk te verschaffen. Deze indicator wordt veelal als streefcijfer gebruikt in het werkgelegenheidsbeleid, bij de vooropstelling om meer mensen aan het werk te krijgen.

Werkzaamheidsgraad = werkenden / totale bevolking De werkzaamheidsgraad is het percentage werkenden ten opzichte van de totale bevolking.


Tabel 4: Aantal beschikbare arbeidsplaatsen (werknemers en zelfstandigen) per gemeente (31.12.2010) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen) De werkgelegenheid in de Oost-Vlaamse gemeenten

Sectorale werkgelegenheid

Werknemers Zelfstandigen(*) Totaal Absoluut % Prov. Absoluut % Prov. Absoluut % Prov. Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

Primaire sector

Secundaire sector

Tertiaire Quartaire sector sector

29.881 6.198 2.460 1.804 16.633 1.966 3.110 1.201 11.466 2.401 14.944 4.513 8.324 3.543 7.251 2.473 149.105 6.259 1.758 4.637 1.981 207 1.015 1.726 1.086 2.871 2.671 1.695 3.284 2.285 586 4.290 13.763 1.701 751 5.080 4.073 8.370 586 5.977 2.041 8.894 1.816 14.231 7.458 2.775 694 1.807 2.179 29.629 2.192 7.991 1.264 1.482 922 8.436 1.682 1.444 6.204 3.449 1.277 1.236 6.135 3.656 975

6,4 1,3 0,5 0,4 3,6 0,4 0,7 0,3 2,5 0,5 3,2 1,0 1,8 0,8 1,6 0,5 32,1 1,3 0,4 1,0 0,4 0,0 0,2 0,4 0,2 0,6 0,6 0,4 0,7 0,5 0,1 0,9 3,0 0,4 0,2 1,1 0,9 1,8 0,1 1,3 0,4 1,9 0,4 3,1 1,6 0,6 0,1 0,4 0,5 6,4 0,5 1,7 0,3 0,3 0,2 1,8 0,4 0,3 1,3 0,7 0,3 0,3 1,3 0,8 0,2

4.930 1.869 1.163 1.215 3.281 1.002 938 881 2.561 831 2.690 1.583 1.229 1.326 2.186 968 15.607 2.101 1.099 1.674 1.172 205 712 542 816 1.056 1.055 1.098 1.214 1.196 466 2.061 2.589 799 737 2.254 738 1.722 444 1.020 1.227 2.615 1.121 2.177 1.371 1.436 733 744 1.430 4.519 1.204 1.956 566 1.225 417 1.723 792 714 1.477 504 607 817 1.674 1.305 678

4,7 1,8 1,1 1,2 3,2 1,0 0,9 0,8 2,5 0,8 2,6 1,5 1,2 1,3 2,1 0,9 15,0 2,0 1,1 1,6 1,1 0,2 0,7 0,5 0,8 1,0 1,0 1,1 1,2 1,1 0,4 2,0 2,5 0,8 0,7 2,2 0,7 1,7 0,4 1,0 1,2 2,5 1,1 2,1 1,3 1,4 0,7 0,7 1,4 4,3 1,2 1,9 0,5 1,2 0,4 1,7 0,8 0,7 1,4 0,5 0,6 0,8 1,6 1,3 0,7

34.811 8.067 3.623 3.019 19.914 2.968 4.048 2.082 14.027 3.232 17.634 6.096 9.553 4.869 9.437 3.441 164.712 8.360 2.857 6.311 3.153 412 1.727 2.268 1.902 3.927 3.726 2.793 4.498 3.481 1.052 6.351 16.352 2.500 1.488 7.334 4.811 10.092 1.030 6.997 3.268 11.509 2.937 16.408 8.829 4.211 1.427 2.551 3.609 34.148 3.396 9.947 1.830 2.707 1.339 10.159 2.474 2.158 7.681 3.953 1.884 2.053 7.809 4.961 1.653

6,1 1,4 0,6 0,5 3,5 0,5 0,7 0,4 2,5 0,6 3,1 1,1 1,7 0,9 1,7 0,6 29,0 1,5 0,5 1,1 0,6 0,1 0,3 0,4 0,3 0,7 0,7 0,5 0,8 0,6 0,2 1,1 2,9 0,4 0,3 1,3 0,8 1,8 0,2 1,2 0,6 2,0 0,5 2,9 1,6 0,7 0,3 0,4 0,6 6,0 0,6 1,8 0,3 0,5 0,2 1,8 0,4 0,4 1,4 0,7 0,3 0,4 1,4 0,9 0,3

0,7% 4,6% 10,7% 3,8% 3,1% 5,5% 2,5% 3,1% 2,5% 1,0% 1,0% 3,1% 1,6% 2,8% 5,4% 3,1% 0,3% 1,9% 3,1% 3,1% 4,7% 11,7% 12,2% 3,5% 8,4% 3,9% 5,8% 7,6% 3,0% 3,0% 6,6% 16,9% 2,1% 4,3% 11,0% 6,2% 1,6% 2,1% 15,8% 2,2% 11,2% 1,7% 9,9% 1,4% 0,8% 6,8% 20,4% 4,4% 1,6% 0,9% 4,4% 1,5% 8,1% 3,4% 7,4% 2,9% 6,1% 6,2% 2,3% 0,9% 3,2% 9,3% 2,0% 3,5% 5,7%

19,9% 42,0% 36,0% 29,7% 36,9% 16,1% 34,7% 8,1% 21,4% 20,5% 23,7% 17,1% 24,0% 33,2% 26,1% 22,9% 20,2% 15,6% 22,8% 28,8% 17,9% 12,6% 33,4% 45,9% 30,2% 32,5% 43,0% 26,3% 32,8% 12,0% 22,9% 16,9% 28,1% 20,9% 16,9% 32,7% 29,4% 22,7% 13,6% 26,4% 24,2% 23,4% 20,0% 30,9% 32,1% 23,9% 19,6% 32,9% 14,0% 17,5% 17,8% 30,8% 26,4% 17,6% 6,6% 28,2% 34,2% 36,9% 49,1% 13,2% 35,5% 18,8% 17,0% 38,6% 14,5%

38,5% 33,8% 30,1% 41,3% 39,8% 35,2% 32,5% 54,5% 39,4% 41,0% 36,0% 59,9% 28,5% 38,5% 34,9% 36,9% 38,9% 39,5% 47,2% 35,6% 42,4% 44,9% 33,9% 28,7% 39,9% 38,8% 36,0% 45,7% 42,3% 45,7% 40,8% 42,7% 35,5% 35,7% 37,7% 37,8% 34,8% 49,4% 40,8% 50,1% 31,7% 50,6% 40,1% 33,0% 30,9% 42,7% 35,6% 42,7% 66,6% 41,7% 48,5% 45,7% 38,3% 50,1% 39,3% 35,7% 32,6% 41,4% 27,3% 45,5% 38,1% 36,9% 36,4% 42,1% 38,4%

41,0% 19,6% 23,1% 25,1% 20,1% 43,2% 30,3% 34,3% 36,6% 37,5% 39,3% 19,9% 46,0% 25,5% 33,6% 37,1% 40,6% 43,0% 27,0% 32,4% 34,9% 30,8% 20,6% 21,9% 21,6% 24,8% 15,2% 20,4% 21,9% 39,2% 29,8% 23,6% 34,3% 39,1% 34,4% 23,3% 34,2% 25,8% 29,8% 21,3% 32,9% 24,3% 29,9% 34,7% 36,3% 26,6% 24,4% 20,0% 17,8% 40,0% 29,2% 22,0% 27,2% 29,0% 46,7% 33,2% 27,2% 15,5% 21,3% 40,5% 23,2% 35,1% 44,5% 15,8% 41,4%

64.944 47.278 21.022 221.404 33.292 75.854

14,0 10,2 4,5 47,7 7,2 16,4

17.688 14.046 6.595 40.138 9.554 16.041

17,0 13,5 6,3 38,6 9,2 15,4

82.632 61.324 27.617 261.542 42.846 91.895

14,6 10,8 4,9 46,1 7,5 16,2

1,7% 2,7% 5,5% 2,1% 3,1% 2,2%

20,6% 30,1% 26,7% 21,7% 31,0% 26,0%

41,1% 36,2% 34,3% 40,2% 34,1% 40,8%

36,7% 31,0% 33,5% 36,0% 31,8% 31,0%

463.794

100,0

104.062

100,0

567.856

100,0

2,3%

24,1%

39,3%

34,3%

Vlaams Gewest

2.146.956

-

451.184

-

2.598.140

-

2,1%

22,3%

43,7%

31,9%

BelgiĂŤ

3.761.016

-

724.479

-

4.485.495

-

1,8%

19,6%

42,9%

35,7%

Oost-Vlaanderen

(*) (*) zelfstandigen van wie niet gekend is tot welke sector zij behoren, zijn niet in deze statistieken opgenomen. Voor Oost-Vlaanderen gaat het om 1Â 377 zelfstandigen en helpers bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

43


Tabel 5: de totale werkgelegenheid naar bedrijfstakken (31.12.2010) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen) Aantal Aantal werknemers zelfstandigen

Totale werk­ Provinciaal Concentratiegelegenheid aandeel coëfficiënt (*)

2.227

11.102

13.329

2,35%

1,13

120.144

16.656

136.800

24,1%

1,08

4.994

232

5.226

0,9%

0,91

16

7

23

0,0%

0,25

80.626

5.301

85.927

15,1%

1,05

Basismetaal en metaalverwerking

29.309

438

29.747

5,2%

0,99

Chemie en kunststoffen

14.220

570

14.790

2,6%

0,86

Voeding, drank en tabak

14.758

1.733

16.491

2,9%

1,09

Textiel, leer en kleding

8.746

621

9.367

1,6%

1,63

Hout en meubelen, papier en drukkerij

9.129

1.423

10.552

1,9%

1,51 0,71

Primaire sector Secundaire sector

Energie en water Winning van delfstoffen Industrie

4.464

516

4.980

0,9%

34.508

11.116

45.624

8,0%

1,17

161.598

61.336

222.934

39,3%

0,90

Handel en reparatie

58.117

29.551

87.668

15,4%

0,94

Horeca

10.690

9.614

20.304

3,6%

0,87

Transport, verkeer en communicatie

26.929

3.989

30.918

5,4%

0,70

6.655

447

7.102

1,3%

0,65

59.207

17.735

76.942

13,5%

1,01

Diverse Bouw Tertiaire sector

Financiële instellingen Diensten en huur

179.825

14.968

194.793

34,3%

1,07

Overheid

33.172

35

33.207

5,8%

0,99

Onderwijs

55.044

502

55.546

9,8%

1,13

Gezondheid en sociale diensten

77.899

6.501

84.400

14,9%

1,11

Overige

13.710

7.930

21.640

3,8%

0,97

463.794

104.062

567.856

100,0%

1,00

Quartaire sector

Totaal

(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak

bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

Figuur 2: de grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2010) 100.000

90.000

80.000

aantal werknemers + zelfstandigen

70.000

60.000

50.000

40.000

30.000

20.000

10.000

0

Handel en reparatie

Gezondheid en Diensten en huur sociale diensten

bron: RSZ, RSVZ, eigen bewerking

44

Onderwijs

Bouw

Overheid

Transport en verkeer

Basismetaal en metaalverwerking

Horeca

Voeding, drank en tabak

Chemie en kunststoffen, overig niet-metaal

Land- en tuinbouw

Hout en meubelen; papier en drukkerij


Tabel 6: activiteits- , werkgelegenheids- en werkzaamheidsgraad (31.12.2010) Activiteitsgraad (*)

Werkgelegenheidsgraad (**)

Werkzaamheidsgraad (***)

totaal

totaal

mannen

vrouwen

totaal

77,6 72,1 48,3 38,1 75,9 39,6 51,2 37,0 83,7 33,5 71,1 62,4 87,9 45,5 51,7 48,4 116,5 48,6 30,5 48,9 33,9 39,1 49,3 64,3 42,8 46,9 80,7 40,8 44,8 36,5 30,8 52,1 74,1 48,6 44,1 58,2 79,6 76,1 32,5 107,7 50,1 56,4 40,6 96,5 71,3 42,0 41,3 47,1 77,9 88,0 36,6 64,4 43,4 46,2 37,0 75,0 39,5 59,8 66,7 59,5 47,5 46,2 55,7 57,3 37,5

71,3 69,1 44,0 34,0 71,5 35,7 47,7 34,5 80,4 28,3 66,2 58,3 81,3 41,3 48,0 45,0 107,9 43,5 26,4 44,0 30,1 36,4 46,0 60,8 39,0 42,1 77,6 37,7 41,4 32,3 27,7 49,0 68,8 45,1 40,9 54,0 75,6 72,6 28,5 104,5 47,1 51,6 37,2 92,1 62,3 38,2 37,4 43,5 75,0 81,6 32,3 58,7 39,0 42,8 32,3 70,3 35,6 57,1 61,9 53,3 44,2 43,0 52,2 54,1 34,1

42,4 51,4 26,2 24,4 55,4 20,6 32,8 22,6 50,5 18,9 41,7 32,7 46,1 28,7 30,0 32,8 71,1 25,4 18,0 31,3 20,7 20,7 29,2 46,0 27,7 29,7 60,5 27,9 28,6 18,8 16,4 32,4 44,4 25,4 24,2 37,2 45,7 50,5 17,6 69,8 31,6 36,0 24,4 57,7 36,6 25,5 24,1 34,7 50,6 45,1 21,1 42,8 23,0 28,6 5,3 98,4 19,7 48,0 48,6 29,7 30,1 26,9 29,1 40,6 19,3

43,5 30,4 26,0 17,1 30,4 21,3 24,4 18,0 44,8 15,5 38,1 36,4 48,5 21,6 26,8 22,6 62,2 26,2 14,4 20,9 16,0 19,0 25,7 24,2 18,6 19,6 30,7 18,0 20,8 20,1 16,0 26,4 38,4 27,3 22,0 26,6 42,9 36,1 16,6 54,8 23,3 26,2 19,6 51,9 33,6 19,4 19,5 17,3 35,9 49,1 17,9 27,2 23,1 23,0 5,9 81,9 24,1 20,7 25,3 33,2 22,3 23,5 33,1 25,0 21,6

42,9 40,9 26,1 20,7 42,8 20,9 28,6 20,3 47,6 17,1 39,8 34,6 47,3 25,1 28,4 27,6 66,6 25,8 16,2 26,1 18,3 19,8 27,4 35,0 23,2 24,6 45,8 22,9 24,7 19,5 16,2 29,4 41,3 26,3 23,1 31,9 44,2 43,1 17,1 62,2 27,4 31,0 22,0 54,8 35,1 22,4 21,8 25,9 43,1 47,2 19,5 34,9 23,1 25,8 5,6 90,0 21,9 34,4 37,0 31,4 26,2 25,2 31,1 32,8 20,4

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

54,6 56,8 61,9 87,1 65,7 70,3

49,7 52,5 56,9 81,2 60,9 65,1

31,0 35,8 34,7 53,1 39,2 42,4

28,8 27,6 32,3 45,2 32,0 34,6

29,9 31,6 33,5 49,1 35,5 38,4

Oost-Vlaanderen

70,9

65,6

42,6

36,1

39,3

Vlaams Gewest

74,8

69,5

46,1

37,1

41,6

BelgiĂŤ

75,3

69,1

45,8

37,3

41,5

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

(*) Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar (**) Werkgelegenheidsgraad = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / bevolking 20-64 jaar (***) Werkzaamheidsgraad = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / totale bevolking bron: FOD Economie - Directie Statistiek, RSZ, RSVZ, VDAB, ACTIRIS, FOREM, eigen berekeningen

45


Ondernemingsweefsel

Figuur 3: ondernemingen (exclusief eenpersoonszaken) opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2010) 2% 11 %

> 99 wkn

20–99 wkn

< 20 wkn

87 %

bron: RSZ, eigen bewerking

Figuur 4: werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2010) 26 % 41 %

< 20 wkn

> 99 wkn

20–99 wkn

33 %

bron: RSZ, eigen bewerking

46


Tabel 7: aantal ondernemingen en werknemers naar dimensieklassen (31.12.2010) (exclusief eenpersoonszaken) van 1 tot 19 werknemers

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

van 20 tot 99 werknemers

onder­ nemingen

werknemers

onder­ nemingen

1.730 466 240 284 936 219 261 173 773 190 948 345 480 335 552 240 6.106 551 255 441 254 32 115 149 169 265 257 223 300 242 107 491 833 163 100 591 252 492 107 318 251 730 247 788 453 391 141 169 346 1.752 319 670 147 223 105 535 185 110 439 234 134 147 485 357 128

6.887 1.666 717 1.014 3.728 785 1.148 587 3.093 696 3.948 1.258 1.915 1.165 2.097 853 25.532 2.152 881 1.684 896 107 387 593 532 1.034 1.110 755 1.081 806 349 1.913 3.556 611 300 2.231 1.031 1.969 386 1.494 796 3.035 915 3.488 1.816 1.321 424 590 1.151 7.506 1.231 3.117 499 879 426 2.049 667 440 1.803 972 454 613 1.843 1.342 466

188 65 13 12 145 25 31 11 92 28 118 33 87 40 70 23 870 66 26 49 23 2 7 16 15 31 26 22 32 22 5 51 149 14 10 50 37 68 4 60 21 73 22 117 68 33 7 16 24 221 22 82 13 16 11 83 11 16 59 36 16 14 61 48 8

7.642 2.538 662 568 5.889 997 1.217 480 3.901 1.279 4.770 1.180 3.845 1.690 3.095 718 37.336 2.899 877 2.314 962 100 312 601 554 1.168 957 787 1.337 934 237 1.797 6.426 422 331 2.003 1.708 2.510 200 2.541 817 3.226 901 5.312 2.695 1.272 270 576 895 8.840 844 3.101 515 603 378 3.560 464 595 2.605 1.646 532 457 2.364 2.028 326

4.941 3.839 1.801 12.247 2.477 5.166

18.951 15.028 6.646 48.764 9.908 21.493

543 433 200 1.566 309 683

22.449 18.225 8.738 64.971 12.683 27.540

werknemers

meer dan 99 werknemers onder­ nemingen

totaal

werknemers

onder­ nemingen

62 8 4 2 32 1 3 1 20 3 29 7 12 5 13 5 268 7 0 5 1 0 1 4 0 5 3 1 2 2 0 5 21 2 1 5 3 19 0 7 2 14 0 24 14 1 0 2 1 55 1 9 2 0 1 13 2 2 13 4 2 1 8 2 1

15.352 1.994 1.081 222 7.016 184 745 134 4.472 426 6.226 2.075 2.564 688 2.059 902 86.237 1.208 0 639 123 0 316 532 0 669 604 153 866 545 0 580 3.781 668 120 846 1.334 3.891 0 1.942 428 2.633 0 5.431 2.947 182 0 641 133 13.283 117 1.773 250 0 118 2.827 551 409 1.796 831 291 166 1.928 286 183

1.980 539 257 298 1.113 245 295 185 885 221 1.095 385 579 380 635 268 7.244 624 281 495 278 34 123 169 184 301 286 246 334 266 112 547 1.003 179 111 646 292 579 111 385 274 817 269 929 535 425 148 187 371 2.028 342 761 162 239 117 631 198 128 511 274 152 162 554 407 137

29.881 6.198 2.460 1.804 16.633 1.966 3.110 1.201 11.466 2.401 14.944 4.513 8.324 3.543 7.251 2.473 149.105 6.259 1.758 4.637 1.981 207 1.015 1.726 1.086 2.871 2.671 1.695 3.284 2.285 586 4.290 13.763 1.701 751 5.080 4.073 8.370 586 5.977 2.041 8.894 1.816 14.231 7.458 2.775 694 1.807 2.179 29.629 2.192 7.991 1.264 1.482 922 8.436 1.682 1.444 6.204 3.449 1.277 1.236 6.135 3.656 975

104 70 26 367 52 124

23.544 14.025 5.638 107.669 10.701 26.821

5.588 4.342 2.027 14.180 2.838 5.973

64.944 47.278 21.022 221.404 33.292 75.854

werknemers

30.471

120.790

3.734

154.606

743

188.398

34.948

463.794

Vlaams Gewest

138.900

552.664

16.996

706.688

3.460

910.745

159.356

2.170.097

België

239.797

948.105

28.585

1.175.065

6.054

1.693.265

274.436

3.816.435

Oost-Vlaanderen

bron: RSZ

47



Werkloosheid Werkloosheidscoëfficiënt = niet-werkende werkzoekenden / bevolking 20-64 jaar De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) definieert een werkloze als iemand die niet werkt, onmiddellijk beschikbaar is voor een passende betrekking en er actief naar zoekt. In Vlaanderen wordt het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De niet-werkende werk­ zoekenden (NWWZ) bestaan uit: werkzoekenden met recht op werkloosheidsuitkering, school­ verlaters, vrij ingeschrevenen (hebben geen recht op een uitkering, zoals bijvoorbeeld werknemers in vooropzeg) en andere verplicht ingeschrevenen

(werkzoekenden ten laste van het OCMW, werkzoekenden geregistreerd bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, werkzoekenden in deeltijds onderwijs, van het recht op uitkering uitgesloten werkzoekenden).

Spanningsindicator = beschikbare werkzoekenden / beschikbare vacatures Deze ratio meet de spanning op de arbeidsmarkt door het aantal werkzoekenden per vacature (zonder interim) weer te geven. Afhankelijk van de hoogte van deze ratio is er sprake van arbeidsreserve, dan wel arbeidskrapte.

Kaart 3 Werkloosheidscoëfficiënt 31.01.2013 2,4 – 2,8 2,9 – 3,5 3,6 – 5,0 5,1 – 7,5 7,6 – 9,3

49


Tabel 8: Werkloosheid en vacatures (31.01.2013) Niet-werkende werkzoekenden

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

Mannen

Vrouwen

1.786 213 178 190 628 191 138 73 296 348 793 189 435 264 419 98 8.300 585 215 389 221 15 51 70 108 252 72 107 234 239 75 207 768 103 53 319 139 263 69 108 100 646 123 481 736 209 77 126 65 1.662 211 591 103 108 96 459 149 49 335 253 83 87 314 149 75 4.744 2.902 1.313 11.308 1.900 4.321

Werkloosheidscoëfficiënt (*)

Totaal

Mannen

1.375 154 177 175 596 156 149 69 276 306 580 189 366 212 367 115 6.043 441 189 328 202 17 63 64 80 226 66 114 194 215 57 194 685 100 64 280 131 227 73 92 108 547 109 353 594 246 70 97 79 1.296 240 497 110 132 85 347 148 57 340 227 89 88 252 159 68

3.161 367 355 365 1.224 347 287 142 572 654 1.373 378 801 476 786 213 14.343 1.026 404 717 423 32 114 134 188 478 138 221 428 454 132 401 1.453 203 117 599 270 490 142 200 208 1.193 232 834 1.330 455 147 223 144 2.958 451 1.088 213 240 181 806 297 106 675 480 172 175 566 308 143

7,2 3,6 4,3 4,2 4,5 4,5 3,2 2,5 3,3 6,0 5,9 3,7 7,3 4,4 4,2 2,5 10,6 5,9 3,9 5,4 4,2 2,7 2,7 3,6 4,4 5,4 2,9 2,9 4,3 4,4 3,8 3,2 6,4 3,8 2,9 4,6 4,4 3,8 3,7 3,2 2,9 5,7 3,1 5,2 10,2 3,8 3,7 4,1 2,8 7,8 4,0 6,9 4,3 3,4 4,4 6,3 4,2 2,6 5,3 6,6 3,9 3,6 4,1 3,1 3,1

3.836 2.507 1.183 8.848 1.585 3.786

8.580 5.409 2.496 20.156 3.485 8.107

Vrouwen

Openstaande vacatures

Spanningsindicator (**)

Totaal

Totaal

Totaal

5,6 2,7 4,3 3,9 4,3 3,8 3,6 2,3 3,1 5,3 4,3 3,6 6,2 3,7 3,7 3,0 8,0 4,6 3,5 4,6 3,9 3,1 3,4 3,6 3,4 4,9 2,8 3,1 3,6 4,0 3,0 3,0 5,7 3,6 3,6 4,2 4,0 3,2 4,0 2,8 3,1 4,9 2,8 4,0 8,4 4,5 3,8 3,4 3,3 6,1 4,6 5,8 4,7 4,1 4,1 4,8 4,2 3,1 5,7 6,4 4,2 3,7 3,3 3,5 2,9

6,4 3,1 4,3 4,1 4,4 4,1 3,4 2,4 3,2 5,6 5,1 3,6 6,8 4,0 3,9 2,8 9,3 5,3 3,7 5,0 4,0 2,9 3,0 3,6 3,9 5,1 2,9 3,0 3,9 4,2 3,4 3,1 6,1 3,7 3,2 4,4 4,2 3,5 3,8 3,0 3,0 5,3 2,9 4,6 9,3 4,1 3,8 3,8 3,0 7,0 4,3 6,3 4,5 3,8 4,3 5,5 4,2 2,8 5,5 6,5 4,0 3,7 3,7 3,3 3,0

384 290 35 24 185 18 43 19 488 15 284 103 155 151 98 40 2.911 79 71 194 22 2 18 11 23 24 49 30 15 54 5 89 277 16 9 69 224 321 12 82 31 102 51 385 109 67 8 14 125 658 37 229 11 39 12 353 14 68 63 49 30 41 110 25 20

8,2 1,3 10,1 15,2 6,6 19,3 6,7 7,5 1,2 43,6 4,8 3,7 5,2 3,2 8,0 5,3 4,9 13,0 5,7 3,7 19,2 16,0 6,3 12,2 8,2 19,9 2,8 7,4 28,5 8,4 26,4 4,5 5,2 12,7 13,0 8,7 1,2 1,5 11,8 2,4 6,7 11,7 4,5 2,2 12,2 6,8 18,4 15,9 1,2 4,5 12,2 4,8 19,4 6,2 15,1 2,3 21,2 1,6 10,7 9,8 5,7 4,3 5,1 12,3 7,2

5,6 6,4 5,2 6,9 5,3 6,1

4,6 5,6 4,9 5,5 4,5 5,3

5,1 6,0 5,1 6,2 4,9 5,7

1.002 1.059 334 5.012 706 1.477

8,6 5,1 7,5 4,0 4,9 5,5

26.488

21.745

48.233

6,2

5,2

5,7

9.590

5,0

117.277

97.914

215.191

6,1

5,2

5,7

44.371

4,8

305.708 271.829 577.537 9,2 8,3 8,8 n.b. België (*) Werkloosheidscoëfficiënt = aantal niet-werkende werkzoekenden tegenover bevolking tussen 20 en 64 jaar, in procent (**) Spanningsindicator = aantal beschikbare werkzoekenden tegenover aantal beschikbare vacatures

n.b.

Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest

bron: VDAB, RVA, eigen berekeningen

50


Tabel 9: Kwalitatieve beschrijving van de niet-werkende werkzoekenden (31.01.2013) 1. Naar studieniveau Aantal provincie

Aandeel provincie

Aandeel Vlaams Gewest

Lager onderwijs + 1ste graad secundair 2de graad secundair 3de en 4de graad secundair Hoger beroepsonderwijs Professionele bachelor Academische bachelor Master Leertijd (Syntra) Deeltijds beroepssecundair

11.530 10.119 15.760 353 3.609 503 3.828 1.227 1.304

23,9 21,0 32,7 0,7 7,5 1,0 7,9 2,5 2,7

23,2 21,0 34,8 0,8 7,6 1,1 6,8 2,4 2,3

Totaal

48.233

100

100

2. Naar leeftijd Aantal provincie

Aandeel provincie

Aandeel Vlaams Gewest

Jonger dan 25 jaar 25 - 40 jaar Ouder dan 40 jaar

10.739 17.582 19.912

22,3 36,5 41,3

21,7 35,6 42,7

Totaal

48.233

100

100

Aantal provincie

Aandeel provincie

Aandeel Vlaams Gewest

27.982 8.363 7.513 4.375

58,0 17,3 15,6 9,1

58,4 17,3 16,0 8,4

48.233

100

100

3. Naar werkloosheidsduur Minder dan 1 jaar 1 - 2 jaren 2 - 5 jaren Meer dan 5 jaren Totaal bron: VDAB. eigen berekeningen

51


Onderwijs Tabel 10: schoolbevolking (2011–2012) Schoolbevolking in het voltijds onderwijs per onderwijsniveau, schooljaar/academiejaar 2011-2012 arr. Aalst Totaal basisonderwijs (1)+(2)

arr. Dendermonde

28.260

19.718

Kleuteronderwijs (1)

10.938

Gewoon

10.889

arr. Eeklo

arr. Gent

arr. Oudenaarde

arr. Sint-Niklaas

prov. OostVlaanderen

12.894

27.246

154.500

Vlaams Gewest

8.057

58.325

652.402

7.687

3.151

22.772

5.151

10.751

60.450

252.661

7.633

3.151

22.528

5.120

10.667

59.988

250.796

49

54

0

244

31

84

462

1.865

Lager onderwijs (2)

17.322

12.031

4.906

35.553

7.743

16.495

94.050

399.741

Gewoon

16.233

11.248

4.625

33.063

7.260

15.309

87.738

371.808

1.089

783

281

2.490

483

1.186

6.312

27.933

Buitengewoon

Buitengewoon Secundair onderwijs

21.122

11.195

6.513

35.208

7.341

18.096

99.475

426.722

Gewoon

20.352

10.804

6.513

33.015

7.097

17.106

94.887

407.565

770

391

0

2.193

244

990

4.588

19.157

Hoger onderwijs – BAMA en basisopleidingen (3) + (4) (exclusief gezamenlijke opleidingen)

-

-

-

-

-

-

61.033

210.121

Hogescholenonderwijs (3) (*)

-

-

-

-

-

-

34.609

128.045

Arteveldehogeschool (Gent)

-

-

-

-

-

-

10.589

-

Hogeschool Gent (Gent)

-

-

-

-

-

-

17.002

-

Katholieke Hogeschool Sint-Lieven (Gent, Aalst, Sint-Niklaas)

-

-

-

-

-

-

7.018

-

Universitair onderwijs (4)

-

-

-

-

-

-

26.424

82.076

Universiteit Gent

-

-

-

-

-

-

26.424

-

Buitengewoon

(*) De Hogeschool voor Wetenschap en Kunst (Wenk) is niet opgenomen in de cijfers voor Oost-Vlaanderen, gezien de school naast een campus in Gent, ook campussen heeft in Brussel, Leuven en Sint-Katelijne-Waver. bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 11: aantal leerlingen in het gewoon secundair onderwijs, schooljaar 2011-2012 onderwijsvorm

Oost-Vlaanderen

Vlaams Gewest

669

2.956

30.404

128.724

2de en 3de graad ASO

27.585

109.781

2de en 3de graad BSO (incl. 4de graad + modulair)

15.521

73.033

onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers 1ste graad secundair onderwijs

2de en 3de graad KSO

1.496

5.741

2de en 3de graad TSO

19.212

87.330

totaal

94.887

407.565

bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

52


Tabel 12: aantal studenten ingeschreven in de Associatie Universiteit Gent naar inrichting, academiejaar 2011-2012 Professioneel gerichte opleidingen

Academisch gerichte opleidingen

Totaal

Arteveldehogeschool

10.589

0

10.589

Hogeschool Gent

11.044

5.958

17.002

4.948

531

5.479

0

26.424

26.424

26.581

32.913

59.494

Hogeschool West-Vlaanderen Universiteit Gent Associatie Universiteit Gent

bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 13: aantal studenten ingeschreven in de Associatie Universiteit Gent per studiegebied, academiejaar 2011-2012 Mannen

Vrouwen

Totaal

Archeologie en kunstwetenschappen

193

471

664

Architectuur

497

431

928

Audiovisuele en beeldende kunst

354

481

835

Bewegings- en revalidatiewetenschappen

317

164

481

Biomedische wetenschappen

129

386

515

Biotechniek

465

515

980

346

1.088

1.434

1.558

1.000

2.558

Farmaceutische wetenschappen

224

687

911

Geneeskunde

663

960

1.623

Diergeneeskunde Economische en toegepaste economische wetenschappen

Geschiedenis

564

281

845

Geschiedenis; Taal- en letterkunde

192

310

502

Gezondheidszorg

701

3.467

4.168

84

21

105

4

125

129

Handelswetenschappen en bedrijfskunde

5.719

4.605

10.324

IndustriĂŤle wetenschappen en technologie

4.464

995

5.459

302

186

488

1.605

3.414

5.019 2.039

Gezondheidszorg; Onderwijs Gezondheidszorg; Onderwijs; Sociaal-agogisch werk

Muziek en podiumkunsten Onderwijs Politieke en sociale wetenschappen

915

1.124

Psychologische en pedagogische wetenschappen

572

2.950

3.522

1.429

2.033

3.462

868

2.761

3.629

49

468

517

395

989

1.384

Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen Sociaal-agogisch werk Sociale gezondheidswetenschappen Taal- en letterkunde

87

151

238

751

615

1.366

Tandheelkunde Toegepaste biologische wetenschappen

239

767

1.006

Toegepaste wetenschappen

1.754

478

2.232

Wetenschappen

1.142

693

1.835

195

101

296

26.777

32.717

59.494

Toegepaste taalkunde

Wijsbegeerte en moraalwetenschappen Totaal (BAMA en basisopleidingen)

bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming , eigen berekeningen

53


Tabel 14: aantal studenten ingeschreven in de Universiteit Gent per studiegebied, academiejaar 2011–2012 Mannen

Vrouwen

Totaal

11.475

14.949

26.424

Archeologie en kunstwetenschappen

193

471

664

Bewegings- en revalidatiewetenschappen

317

164

481

Biomedische wetenschappen

129

386

515

Diergeneeskunde

346

1.088

1.434

1.558

1.000

2.558

Totaal academische basisopleidingen (1)

Economische en toegepaste economische wetenschappen Farmaceutische wetenschappen

224

687

911

Geneeskunde

663

960

1.623

Geschiedenis

564

281

845

Geschiedenis; Taal- en letterkunde

192

310

502 2.039

Politieke en sociale wetenschappen

915

1.124

Psychologische en pedagogische wetenschappen

572

2.950

3.522

1.429

2.033

3.462

49

468

517

395

989

1.384

Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen Sociale gezondheidswetenschappen Taal- en letterkunde Tandheelkunde Toegepaste biologische wetenschappen

87

151

238

751

615

1.366

Toegepaste wetenschappen

1.754

478

2.232

Wetenschappen

1.142

693

1.835

195

101

296

Wijsbegeerte en moraalwetenschappen

5.240

5.909

11.149

Master na master

431

664

1.095

Specifieke lerarenopleiding na master

148

393

541

Academische graad van doctor

2.106

1.959

4.065

Doctoraatsopleiding

3.704

Bijkomende opleidingen (2)

1.911

1.793

Voorbereidingsprogramma

239

205

444

Schakelprogramma

405

895

1.300

16.715

20.858

37.573

Totaal Universiteit Gent (1) + (2)

bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

54


Toegevoegde waarde Tabel 15: economische structuur op grond van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs, in lopende prijzen (2011) – aandeel per bedrijfstak Vlaams Gewest

OostVlaanderen

Concentratie­ coëfficiënt

Landbouw, jacht, bosbouw en visserij

0,8

0,8

0,99

Energetische en industrie­ producten, m.i.v. bouw

26,1

29,8

1,14

winning van delfstoffen industrie

0,1 16,8 2,6 0,7 1,1 0,5

0,0 16,6 2,8 1,1 1,2 0,0

0,52 0,99 1,08 1,73 1,11 0,05

apier en karton, uitgeverijen p en drukkerijen

2,9

2,3

0,81

cokes en aardolieproducten c hemie, rubber en kunststof rubber en kunststof overig niet-metaal metallurgie en producten van metaal machines, apparaten en werktuigen

0,6 1,5 2,8 0,5 0,5 1,2

0,1 1,9 3,3 0,4 0,5 0,6

0,25 1,29 1,20 0,69 0,86 0,53

lektrische en elektronische apparaten, e precisie-instrumenten

1,2

1,8

1,47

transportmiddelen overige industrie

0,8 1,8

0,5 3,7

0,67 2,01

productie en distributie van elektriciteit, gas en water

0,9

1,1

1,24

bouwnijverheid

6,6

8,4

1,27

voeding, drank en tabak textiel en kleding schoenen en leer hout en artikelen van hout

Diensten

73,0

69,4

0,95

groothandel en kleinhandel hotels en restaurants vervoer en communicatie

14,1 1,7 7,6

12,4 1,4 6,2

0,88 0,84 0,82

uitgeverijen en audiovisuele diensten

0,7

0,2

0,31

informaticadiensten financiële instellingen exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening rechts- en boekhoudkundige dienstverlening, architecten en ingenieurs, technische testen wetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk reclame en onderzoek; overige wetenschappelijke en technische activiteiten administratieve en ondersteunende diensten

1,7 3,4

1,3 3,1

0,77 0,91

9,1

9,2

1,02

8,0

7,4

0,93

0,2

0,2

0,95

0,7

0,6

0,91

4,9

4,2

0,85

openbaar bestuur en defensie onderwijs gezondheidszorg maatschappelijke dienstverlening kunst, amusement en recreatie

5,2 6,5 4,9 2,6 0,5

5,3 7,6 5,7 2,9 0,5

1,01 1,18 1,16 1,11 0,86

overige gemeenschapsvoorzieningen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten

1,0

1,0

1,06

particuliere huishoudens met werknemers

0,1

0,1

0,95

100,0

100,0

-

Totaal

bron: INR, eigen berekeningen

55


Tabel 16: bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs – in lopende prijzen (2011) Arrondissementen

Absolute cijfers in miljoen EUR

Provinciaal aandeel %

Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR

Aalst

5.429

13,7

19.482

Dendermonde

4.084

10,3

20.905

Eeklo Gent

1.770

4,5

21.379

18.589

46,9

34.687

Oudenaarde

3.099

7,8

25.570

Sint-Niklaas

6.675

16,8

27.720

39.645

100

27.253

Oost-Vlaanderen

Provincies

Absolute cijfers in miljoen EUR

Aandeel in Vlaams Gewest %

Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR

Antwerpen

60.753

32,2

34.094

Limburg

20.950

11,1

24.664

Oost-Vlaanderen

39.645

21,0

27.253

Vlaams-Brabant

34.306

18,2

31.337

West-Vlaanderen

33.183

17,6

28.362

188.837

100

29.735

Vlaams Gewest

bron: INR

Export Tabel 17: export (2011) Arrondissementen

Totaal exportbedrag in miljoen EUR

Provinciaal aandeel %

Export per inwoner in EUR

Exportquote (*) 0,30

Aalst

3.867

11,4

13.876

Dendermonde

5.492

16,2

28.115

0,45

861

2,5

10.400

0,23 0,36

Eeklo

17.409

51,2

32.485

Oudenaarde

2.097

6,2

17.304

0,33

Sint-Niklaas

4.263

12,5

17.703

0,23

33.989

100,0

23.365

0,34

Gent

Oost-Vlaanderen

Provincies

Totaal exportbedrag Aandeel in Vlaams Gewest Export per inwoner in miljoen EUR % in EUR

Exportquote (*)

150.760

59,7

84.606

0,53

Limburg

13.792

5,5

16.237

0,29

Oost-Vlaanderen

33.989

13,5

23.365

0,34

Vlaams-Brabant

29.170

11,5

26.645

0,29

West-Vlaanderen

24.985

9,9

21.355

0,30

Vlaams Gewest

252.696

100,0

39.790

0,41

België

589.843

-

53.447

0,46

Antwerpen

(*) de exportquote geeft de verhouding weer tussen de export en de omzet vóór aftrek creditnota’s bron: FOD Economie - Directie Statistiek, eigen berekeningen

56


Zeehavens Tabel 18: toegevoegde waarde haven van Gent (2010) 2010

2010/2009

2010

Ă— 1 000 000 EUR

procentuele evolutie

aandeel

Maritieme cluster Directe effecten

Scheepsagenten en expediteurs Goederenbehandeling Rederijen Scheepsbouw en herstelling Havenaanleg en baggerwerken

50,8

-0,5

1,5

167,0

13,8

4,9

13,7

-1,7

0,4

5,1

6,1

0,1

-0,7

-37,6

0,0 0,0

Visserij

0,0

-

Maritieme handel

3,1

-9,0

0,1

25,5

7,8

0,7

Havenbedrijf

19,9

1,0

0,6

Totaal directe effecten

Openbare sector

284,5

8,4

8,3

Totaal indirecte effecten

340,9

-0,2

Totaal maritieme cluster

625,4

Niet-maritieme cluster Directe effecten

Handel

804,5

2,1

Energiebedrijven

106,4

7,5

3,1

52,2

58,7

1,5

Brandstofproductie

23,4

Chemische bedrijven

336,0

32,2

9,8

Automobielnijverheid

674,4

18,4

19,6

Elektronica

70,9

12,8

2,1

Metaalverwerkende nijverheid

652,4

5,4

19,0

Bouw

101,7

17,4

3,0

88,2

38,8

2,6

Voedingsnijverheid Andere industrieĂŤn

126,2

-22,0

3,7

2.208,4

13,3

64,3

Wegtransport

46,0

-8,6

1,3

Ander vervoer

17,9

-2,4

0,5

Totaal transport

63,9

-7,0

1,9

Totaal industrie

73,5

4,4

2,1

Totaal directe effecten

Andere logistieke diensten

3.150,4

9,5

91,7

Totaal indirecte effecten

3.626,6

-1,6

Totaal niet-maritieme cluster

6.777,0

Directe effecten

3.434,9

Indirecte effecten

3.967,5

Totaal toegevoegde waarde

7.402,4

bron: NBB Er worden twee clusters onderscheiden: een maritieme en niet-maritieme cluster. De maritieme cluster omvat alle havengebonden bedrijfstakken die van essentieel belang zijn voor de haven (beheer en onderhoud, scheepvaart, overslag, bevrachting, loodsdienst, sluizen, goederenopslag, baggerwerken, visserij, maritieme diensten, enz.). De segmenten uit de niet-maritieme cluster hebben geen directe economische band met de havenactiviteiten, maar zijn er nauw en wederzijds van afhankelijk. Het gaat om industrie, groothandel, transport en logistiek.

57


58


Tabel 19: maritiem goederenverkeer haven van Gent (2012) Goederencategorie

Aanvoer (in ton)

Afvoer (in ton)

Totaal (in ton)

2012/2011

Landbouwproducten

2.433.720

106.850

2.540.570

45,2%

Voedingsproducten en veevoeder

3.592.133

705.849

4.297.982

16,9%

Vaste minerale brandstoffen

2.623.111

258.471

2.881.582

-5,9%

Petroleumproducten

1.693.244

932.291

2.625.535

-28,6%

Ertsen en metaalresiduen

3.504.015

1.418.802

4.922.817

-3,2%

Producten van de metaalindustrie

1.721.693

1.332.323

3.054.016

-5,6%

Ruwe mineralen en bouwmaterialen

-32,3%

1.579.706

152.710

1.732.416

Meststoffen

733.489

535.646

1.269.135

-0,1%

Chemische producten

308.451

150.511

458.962

12,0%

Overige goederen Totaal maritiem goederenverkeer

1.227.254

1.293.134

2.520.388

2,4%

19.416.816

6.886.587

26.303.403

-3,3%

bron: Havenbedrijf Gent agh

Tabel 20: binnenvaart haven van Gent (2012) Goederencategorie

Aanvoer (in ton)

Afvoer (in ton)

Totaal (in ton)

2011/2010

Landbouwproducten

366.100

1.074.930

1.441.030

27,5%

Voedingsproducten en veevoeder

945.368

1.754.626

2.699.994

-8,0%

Vaste minerale brandstoffen

1.948.800

1.116.145

3.064.945

-2,3%

Petroleumproducten

2.792.335

1.290.293

4.082.628

-3,5%

Ertsen en metaalresiduen

3.976.021

625.898

4.601.919

15,0%

175.207

900.125

1.075.332

7,0%

2.801.038

1.048.901

3.849.939

-9,9%

Meststoffen

954.822

446.156

1.400.978

38,4%

Chemische producten

523.502

198.959

722.461

-22,9%

Producten van de metaalindustrie Ruwe mineralen en bouwmaterialen

Overige goederen Totaal maritiem goederenverkeer

134.142

73.009

207.151

6,1%

14.617.335

8.529.042

23.146.377

1,3%

bron: Havenbedrijf Gent agh

59


Tabel 21: werkgelegenheid haven van Gent (2010) 2010

2010/2009

2010

absolute cijfers

procentuele evolutie

aandeel

Maritieme cluster Directe werkgelegenheid

Scheepsagenten en expediteurs

551

-0,2

1.841

-4,1

7,0

Rederijen

78

6,5

0,3

Scheepsbouw en herstelling

Goederenbehandeling

2,1

79

2,9

0,3

Havenaanleg en baggerwerken

0

-

0,0

Visserij

0

-

0,0

31

-16,6

0,1

160

3,0

0,6

Maritieme handel Havenbedrijf

262

-1,9

1,0

Totaal directe werkgelegenheid

Openbare sector

3.001

-2,6

11,5

Totaal indirecte werkgelegenheid

3.732

0,6

Totaal maritieme cluster

6.733

Niet-maritieme cluster Directe werkgelegenheid

Handel Energiebedrijven Brandstofproductie

2.354

1,3

9,0

285

0,6

1,1 0,3

91

4,3

Chemische bedrijven

1.953

0,4

7,5

Automobielnijverheid

7.711

-4,6

29,4

Elektronica

614

-5,2

2,3

Metaalverwerkende nijverheid

5.575

-4,5

21,3

Bouw

4,9

1.272

3,7

Voedingsnijverheid

600

-0,6

2,3

Andere industrieĂŤn

989

-4,3

3,8

Totaal industrie

19.090

-3,3

72,9

Wegtransport

620

-8,7

2,4

Ander vervoer

295

-1,0

1,1

Totaal transport

915

-6,3

3,5 3,1

825

-10,1

Totaal directe werkgelegenheid

Andere logistieke diensten

23.183

-3,2

Totaal indirecte werkgelegenheid

38.424

3,4

Totaal niet-maritieme cluster

61.607

Directe werkgelegenheid

26.185

Indirecte werkgelegenheid

42.155

3,1

Totale werkgelegenheid

68.340

0,6

bron: NBB

60

-3,2


Tabel 22: investeringen haven van Gent (2010) 2010 absolute cijfers (Ă— 1 000 000 EUR)

2010/2009 procentuele evolutie

2010 aandeel (%)

Maritieme cluster

Scheepsagenten en expediteurs

10,3

236,1

2,0

Goederenbehandeling

53,5

-22,5

10,5

Rederijen

11,5

-1,2

2,3

Scheepsbouw en herstelling

3,5

328,3

0,7

Havenaanleg en baggerwerken

0,0

-

0,0

Visserij

0,0

-

0,0

Maritieme handel

0,0

-

0,0

Havenbedrijf

15,2

-29,4

3,0

Openbare sector

11,2

45,7

2,2

105,2

-7,6

20,6

Totaal maritieme cluster Niet-maritieme cluster

Handel Energiebedrijven Brandstofproductie

34,5

-17,4

6,8

115,4

-30,8

22,6

3,0

-74,6

0,6

Chemische bedrijven

33,6

-5,3

6,6

Automobielnijverheid

52,7

-3,6

10,3

5,1

69,4

1,0

Metaalverwerkende nijverheid

58,8

7,3

11,5

Bouw

2,2

Elektronica

11,5

-44,7

Voedingsnijverheid

9,6

-54,3

1,9

Andere industrieĂŤn

54,8

-10,4

10,7

344,5

-19,8

67,4

Wegtransport

Totaal industrie

3,7

-62,8

0,7

Ander vervoer

5,7

398,2

1,1

Totaal transport

9,4

-15,0

1,8

Andere diensten

17,0

7,5

3,3

Openbare sector

405,4

-19,0

79,4

29,4

-16,5

4,9

Totaal niet-maritieme cluster

Andere logistieke diensten

514,8

-17,2

86,4

Totale investeringen

510,7

-16,9

100,0

bron: NBB

61


Tabel 23: maritiem goederenverkeer en scheepvaartbewegingen Waaslandhaven (2011) Goederencategorie

Aanvoer (in ton)

Afvoer (in ton)

ChemicaliĂŤn en gassen

3.104.059

1.027.902

4.131.961

13%

Ertsen, zand en grind

1.011.089

24.391

1.035.480

-53%

Metaalproducten

1.692.379

875.279

2.567.658

82%

137.830

2.575

140.405

144%

Hout

Totaal (in ton)

2011/2010

Houtcellulose

125.328

1.562

126.890

-73%

Papier

584.808

3.260

588.068

18%

Rollend materieel

880.919

2.078.723

2.959.642

15%

8.895.978

14.240.649

23.136.627

39%

Containers Diverse goederen Totaal maritiem goederenverkeer

625.356

1.252.006

1.877.362

125%

17.057.746

19.506.347

36.564.093

29%

Scheepvaartbewegingen

Totaal (in ton)

2011/2010

Vrasenedok

-

-

7.113.521

15%

Verrebroekdok

-

-

4.822.941

13%

Scheldesteigers

-

-

735.683

3%

Zuidelijk Insteekdok

-

-

2.577.739

10%

Deurganckdok

-

-

20.183.527

46%

Andere dokken

-

-

1.130.682

6%

Totaal scheepvaartbewegingen

-

-

36.564.093

29%

bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen

Tabel 24: evolutie van de werkgelegenheid in de Waaslandhaven (1990-2011) 1990

1995

2000

2005

2010

2011

3.534

4.691

5.685

7.995

9.122

9.425

Grondgebied Zwijndrecht

3.184

2.992

3.282

3.895

4.922

5.170

Totaal

6.718

7.683

8.967

11.890

14.044

14.595

Grondgebied Beveren

bron: Maatschappij Linkerscheldeoever

62


Bedrijventerreinen per gemeente Tabel 25: invulling van de bedrijventerreinen buiten de havengebieden (01.01.2013) (ha) Gemeente

Infrastructuur

Bebouwd Bezet Econo足 mische functie

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

Totaal

Leeg足stand

Afwijkende functie

Onbebouwd In (her) ontwik足 keling

Totaal

Actief aanbod

Totaal

Andere (*)

Totaal

47,0 35,9 4,9 0,4 69,5 1,5 3,0 1,6 41,5 11,0 34,9 6,4 25,9 9,5 71,3 7,9 209,7 17,5 0,6 6,6 1,1 0,1 0,3 19,9 0,2 5,8 9,9 5,5 3,6 0,7 1,7 3,5 88,6 0,0 0,2 17,4 13,2 12,5 0,8 14,9 2,4 20,8 1,5 37,0 21,0 2,6 0,0 0,1 0,3 81,4 3,8 46,9 1,8 3,1 0,7 26,8 2,2 3,6 22,7 6,5 0,8 3,2 7,7 10,2 0,1

266,7 147,8 27,1 10,9 146,6 25,3 55,6 5,8 163,9 23,9 243,6 24,9 136,5 64,9 125,7 41,1 567,5 106,1 15,7 99,0 13,7 3,1 8,8 36,7 18,1 50,3 129,9 29,9 50,9 14,3 4,1 64,8 248,9 16,6 2,3 115,7 33,4 46,1 12,7 107,5 20,5 123,3 11,4 228,8 136,1 45,5 9,3 25,1 9,0 357,1 35,7 223,8 25,6 19,6 10,7 150,4 18,6 30,4 128,1 32,0 13,2 17,6 68,3 74,6 2,5

29,7 12,5 1,4 2,0 10,5 2,1 4,1 0,9 30,0 2,6 25,8 2,2 16,0 5,5 7,9 8,3 133,6 7,6 3,0 6,7 1,2 0,8 0,2 46,2 0,3 3,7 12,6 1,9 9,1 3,1 1,9 7,5 16,2 1,3 1,2 12,4 9,4 10,2 5,9 2,8 0,3 13,0 1,0 17,4 8,6 5,0 1,0 0,8 0,3 26,8 1,4 15,2 3,2 3,3 0,0 12,7 2,6 0,8 11,2 3,2 0,0 5,4 13,7 9,8 0,4

27,9 6,6 0,9 1,4 7,2 0,2 4,7 0,9 4,7 1,5 14,3 6,3 10,1 1,1 10,1 2,9 39,7 6,6 2,5 4,2 0,6 0,5 0,0 2,1 0,1 3,5 3,9 0,1 2,9 0,1 0,6 2,8 18,4 1,3 0,0 4,6 0,0 1,1 0,6 3,8 1,0 8,5 0,9 9,2 6,6 11,0 1,9 0,5 0,5 11,9 4,9 14,6 3,0 1,1 0,0 8,0 0,8 0,5 3,2 4,3 0,0 3,4 6,0 7,3 1,5

0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 9,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 5,3 0,0 0,3 1,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0

324,2 166,9 29,4 14,2 164,3 27,6 64,4 7,7 198,6 28,0 283,7 33,3 162,6 71,5 143,7 52,2 750,4 120,3 21,1 110,0 15,5 4,3 9,0 85,0 18,5 57,5 146,3 31,9 62,9 17,5 6,6 75,1 283,5 19,3 3,5 132,7 42,9 57,4 19,1 114,1 21,8 144,8 13,2 255,4 151,3 61,5 12,2 26,4 9,9 401,2 42,0 253,9 33,0 24,1 10,7 171,1 22,0 31,7 142,5 39,5 13,2 26,5 88,0 91,6 4,3

13,9 23,8 3,7 0,0 5,8 1,2 1,9 0,0 0,6 0,0 12,0 0,0 0,0 0,3 58,0 1,1 16,9 1,6 0,0 0,6 1,0 0,0 0,0 3,1 0,0 0,0 0,0 4,2 0,0 0,9 0,0 0,3 6,1 0,1 0,0 0,0 0,0 2,0 0,0 1,4 0,0 7,5 0,0 4,7 2,6 0,0 0,0 0,0 0,0 23,6 1,3 4,3 0,0 0,0 0,0 4,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,6 2,9 1,7 0,0

147,2 16,4 4,1 8,3 49,5 10,1 15,8 9,7 33,5 12,0 47,9 4,3 30,4 10,2 62,0 16,3 258,9 26,2 9,8 9,3 7,7 0,6 5,2 50,4 8,0 60,2 36,3 1,2 10,4 16,4 4,5 13,0 33,7 2,8 0,4 69,8 8,3 8,8 0,5 10,8 1,0 20,8 1,2 48,8 14,5 23,3 5,8 9,8 0,4 125,0 11,2 30,8 17,1 5,7 0,3 16,2 2,0 5,1 44,1 9,0 2,6 3,8 31,6 18,4 0,7

161,0 40,3 7,8 8,3 55,3 11,3 17,7 9,7 34,1 12,0 59,9 4,3 30,4 10,5 120,0 17,3 275,8 27,9 9,8 10,0 8,6 0,6 5,2 53,5 8,0 60,2 36,3 5,4 10,4 17,4 4,5 13,3 39,9 2,9 0,4 69,8 8,3 10,8 0,5 12,2 1,0 28,3 1,2 53,6 17,1 23,3 5,8 9,8 0,4 148,6 12,5 35,1 17,1 5,7 0,3 20,5 2,0 5,1 44,1 9,0 2,6 4,4 34,5 20,1 0,7

1.114,0

5.123,6

617,4

311,2

16,4

6.068,5

214,1

1.580,2

1.794,3

532,2 243,0 42,1 23,0 289,1 40,4 85,1 19,0 274,2 51,0 378,6 44,0 218,9 91,4 335,1 77,5 1.235,9 165,7 31,5 126,5 25,3 5,0 14,5 158,4 26,7 123,5 192,5 42,8 77,0 35,5 12,7 91,9 412,0 22,2 4,2 219,8 64,3 80,7 20,4 141,2 25,1 194,0 16,0 345,9 189,4 87,4 18,0 36,4 10,6 631,2 58,3 335,9 52,0 32,8 11,8 218,4 26,2 40,3 209,3 55,0 16,5 34,1 130,1 121,9 5,2 8.976,9

(*) Andere = onder meer reservegrond bedrijf; in ontwikkeling; tijdelijk niet realiseerbaar bron: Agentschap Ondernemen, bewerking Studiedienst Huis van de economie

63



Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Gent tel. 09 267 82 15 • fax 09 267 82 97


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.