Sociaal economische situatieschets editie 2015

Page 1

2015

Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen


Colofon

Inhoudsopgave

De Sociaal-economische situatieschets van OostVlaanderen (editie 2015) is een uitgave van de economische studiedienst van de provincie Oost-Vlaanderen.

Voorwoord

1

Deel 1 : Oost-Vlaanderen in de kijker

3

De conjunctuurindicatoren in 2014

5

Provincie Oost-Vlaanderen PAC Het Zuid Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent

Provinciale dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking tel. +32 9 267 86 86 economie@oost-vlaanderen.be www.oost-vlaanderen.be

Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 00 info@pomov.be www.pomov.be

Economische Raad voor Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 10 erov@oost-vlaanderen.be www.erov.be

Voedingsindustrie in Oost-Vlaanderen 23 Een slimme specialisatiestrategie voor onze provincie

31

Deel 2 : Oost-Vlaanderen doorgelicht

37

Overzichtskaart gemeenten Overzichtstabel gemeenten per arrondissement Bevolking Inkomen Werkgelegenheid Ondernemingsweefsel Werkloosheid Onderwijs Toegevoegde waarde Zeehavens

38 39 40 44 46 50 53 56 59 62

Dataverzameling en –verwerking, redactie Pascal de Meyer Karin Dossche Kathy Gillis Jos Saerens

Secretariaat Sabina De Roeck

Ontwerp Karakters

Verantwoordelijke uitgever Geert Versnick, gedeputeerde p/a Gouvernementstraat 1 9000 Gent Wettelijk depotnummer: D/2015/5139/10 Gedrukt op gerecycleerd papier (1 000 ex.)

Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.


Voorwoord Met een groei van het Belgische BBP van 1,0% was 2014 niet echt een economisch topjaar, maar 2012 en 2013 waren nog zwakker, met groeicijfers van amper 0,1 % en 0,3 %. Voor dit jaar wordt een groei voorzien van 0,9 tot 1,4 %. Deze groeicijfers kunnen wijzen op wat onder meer Harvard-econoom Lawrence Summers ‘secular stagnation’ noemt, een periode zonder noemenswaardige economische groei in markteconomieën, samenhangend met uitstel van consumptie, spaaroverschotten en gebrek aan publieke investeringen. Peter Vanden Houte, hoofdeconoom ING België, wijdde er een artikel aan in De Standaard (18-19/4/2015): “Als een situatie maar lang genoeg duurt, is het altijd verleidelijk om te denken dat de toestand permanent zo zal blijven”. Vanden Houte pleit voor overheidsmaatregelen om innovatie en ondernemerschap aan te moedigen, om op die manier het status quo te doorbreken.

Een van de sectoren waarop de Provincie in de slimme specialisatiestrategie wil inzetten, is de voedingsnijverheid. Ook hieraan wordt verder in deze publicatie een artikel gewijd. De Provincie organiseert binnen enkele maanden de ‘OostVlaamse dagen’ tijdens de Wereldtentoonstelling van Milaan, in samenwerking met de stad Gent, de Universiteit Gent en het Havenbedrijf Gent. Thema van deze Wereldtentoonstelling is ‘Voedsel voor de planeet, energie voor het leven’. Met bijna 15.000 werknemers in 900 bedrijven zorgt de Oost-Vlaamse voedingsnijverheid voor 20 % van de industriële toegevoegde waarde in onze provincie. Milaan biedt een ideale gelegenheid om deze sector internationaal in de schijnwerper te zetten.

De Provincie wil een bijdrage leveren aan de bevordering van de economische groei, en werkt daartoe een slimme specialisatiestrategie uit, een beleid gericht op het linken van wetenschap, innovatie en bedrijven. Daartoe zijn acht sectoren met elk een niche naar voren geschoven waarop de slimme specialisatiestrategie zal focussen. U vindt dit uitgebreider toegelicht in een artikel in deze editie van de Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen.

Geert Versnick

gedeputeerde bevoegd voor economie

Jozef Dauwe

gedeputeerde bevoegd voor middenstand

1



deel 1

Oost-Vlaanderen in de kijker



De conjunctuur­ Titel indicatoren in 2014 Analyse van de conjunctuur en enkele sleutelindicatoren in Oost-Vlaanderen in 2014 De economische groei bedroeg in 2013 amper 0,3 %, maar 2014 gaf een hoopgevende groei van het BBP van ongeveer 1 % en voor 2015 wordt - al naargelang de bron - tussen 1 % (Europese Commissie ) en 1,4 % (OESO) voorzien. Uiteraard heeft een betere internationale context ook zijn invloed op de lokale economische parameters. Zo zien we in de internationaal gerichte regio Vlaanderen onder meer een daling van het aantal faillissementen en het aantal verloren gegane arbeidsplaatsen. De toegevoegde waarde nam in de diensten met 0,7 % toe, evenveel als in 2013. In de industrie daarentegen steeg de toegevoegde waarde met 1,8 % na een daling met 0,7 % in 2013. Een gelijkaardige omslag is waarneembaar in de bouw­ nijverheid: een stijging van 3,2 % in 2014 na een daling van 1,3 % het jaar voordien. De toename in die bedrijfstak is voornamelijk toe te schrijven aan de stijging in het eerste kwartaal van 2014 waar omwille van de goede weersomstandig­ heden de toegevoegde waarde er toenam met 2,8 % in vergelijking met het voorgaande kwartaal. De binnenlandse bestedingen werden in 2014 gekenmerkt door een stijging van de bruto-investeringen in vaste activa met 4,8 %. Voornamelijk de bedrijfsinvesteringen, met een toename van 6,7 %, droegen bij tot deze groei. De aankoop van een belangrijke licentie en een grote aankoop van schepen in het buitenland verklaren grosso modo twee derden van deze groei. De investeringen van de huishoudens in woongebouwen alsook de overheidsinvesteringen namen toe met 0,9 %, respectievelijk 0,6 %. De consumptieve bestedingen van de huishoudens hadden een positieve

invloed op de economische bedrijvigheid in 2014, aangezien ze met 1,0 % toenamen, ietwat sneller dan in 2013 (+0,3 %). Ook de overheidsconsumptie vertoonde in 2014 een stijging (+0,4 %). Door deze positieve groeicijfers steeg de binnenlandse vraag (uitgezonderd voorraden) met 1,7 %. Over het hele jaar 2014 was de stijging van het uitvoervolume (+3,3 %) groter dan die van de invoer (+2,9 %). Bijgevolg leverde de netto-uitvoer van goederen en diensten een positieve bijdrage aan de groei van 0,4 procentpunt. De werkgelegenheid nam in 2014 met gemiddeld 15.500 personen toe, terwijl ze in 2013 nog met ongeveer 12.500 eenheden was gedaald. Omdat de traditionele gedetailleerde reeksen over bruto binnenlands product, bruto toegevoegde waarde, investeringen, export en dergelijke op dit moment nog niet beschikbaar zijn voor 2014 wordt hier in eerste instantie gebruik gemaakt van conjunctuurenquêtes langs de aanbodzijde (producentenvertrouwen) en vraagzijde (consumentenvertrouwen). De conjunctuurindicator langs de aanbodzijde is de conjunctuurenquête van de Nationale Bank van België (NBB) die gebaseerd is op een maandelijkse enquête bij meer dan 5.000 bedrijfsleiders over België en het producentenvertrouwen meet. Een negatief cijfer wil zeggen dat het aantal pessimistische ondernemers groter is dan het aantal optimistische, en omgekeerd. Maar aan­ gezien er een systematische pessimistische vertekening is – het gemiddelde bedraagt ongeveer 10 – is de evolutie van de indicator belang­ rijker dan de precieze stand. De conjunctuurindicator van de NBB wordt een maand na de enquête bekendgemaakt. Hij is een licht voorlopende indicator – maximaal drie maanden – die het vertrouwen van de onder­ nemers weergeeft. Het meest wordt de synthetische conjunctuurindicator gevolgd, die de evolutie en verwachte

5


GEZAMENLIJKE SYNTHETISCHE CURVE ² 10 5 0 -5

evolutie van de productie, bestellingen, werk­ gelegenheid, voorraden en prijzen van de hele -10 economie weerspiegelt. Daarnaast berekent -15 de NBB ook een afgevlakte indicator die de fun­ damentele economische tendens weergeeft. -20

Voorts berekent de NBB ook deelindicatoren voor de verwerkende nijverheid, handel en bouwnijverheid en de dienstverlening aan bedrijven. De gezamenlijke conjunctuurcurve is een synthese van de vier genoemde deelindicatoren (figuur A.1)

-25 CSP41 -30 Figuur A.1  : Conjunctuurindicatoren (2010 – 2015) 2006 2007 2008 2009 2010

2011

2012

2013

2014

2015

DIENSTVERLENING AAN BEDRIJVEN

VERWERKENDE NIJVERHEID 0

10 8

-2

6 -4 4 -6

2

-8

0

-10

-2 -4

-12 -6 -14

-8

RS975P41

RS296P41

-16

-10 2010

2011

2012

2013

2014

2015

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2014

2015

HANDEL

BOUWNIJVERHEID 0

5

-5 0 -10 -5

-15 -20

-10

-25 -15 -30 RS707P41

RS916P41 -35

-20 2010

2011

2012

2013

2014

2015

2010

2011

2012

2013

¹ De regionale synthetische curven worden volgens eenzelfde methode berekend als de nationale synthetische curven. De basis wordt gevormd door de individuele antwoorden van de ondernemingen die in deze regio gevestigd zijn, maar ze worden ongewogen in de berekeningen opgenomen. ² De conjunctuurbarometer is een synthese van de conjunctuurcurven van de verwerkende nijverheid, de ruwbouw, de handel en de dienstverlening aan bedrijven. Vertrouwelijk Figuur A.1, die de deelconjunctuurcurves weerHet ondernemersvertrouwen Seizoengezuiverde en afgevlakte reeks Seizoengezuiverde brutoreeks in de bouwnijverG_MROVLN

Bron: NBB

geeft voor Oost-Vlaanderen in maart 2015 toont dat het ondernemersvertrouwen verstevigde in de verwerkende nijverheid en de bouwsector. Maar de handel daarentegen tekent een waarde van -33 op wat de laagste waarde is sinds midden 2013. In de verwerkende nijverheid is de verbetering van het bedrijfsklimaat toe te schrijven aan een verdere opwaartse bijstelling van de werk­ gelegenheids- en vraagvooruitzichten en aan een gunstiger beoordeling van het peil van de voor­raden. De bedrijfsleiders in de dienstverlening aan bedrijven beoordeelden het activiteitsverloop voor de tweede opeenvolgende keer als negatiever.

6

heid herstelt zich verder sinds de lente van 2014 hoofdzakelijk als gevolg van een sterke opleving van de vraagvooruitzichten en een duidelijk minder ongunstige beoordeling van het order­ bestand. De gezamenlijke synthetische curve die de onderliggende conjunctuurtrend weergeeft blijft voor Oost-Vlaanderen licht positief evolueren, in tegen­ stelling tot deze voor België die licht negatief georiënteerd verloopt. Langs de vraagzijde wordt de economie gemeten via het consumentenvertrouwen.


MAART 2015 INDICATOR VAN HET CONSUMENTENVERTROUWEN

De index van het consumentenvertrouwen is een was op vooruitgegaan, is in maart licht gedaald. instrument Op macro-economisch vlak ziet de Belgische con15 waarmee men de particuliere consumptie probeert te voorspellen aan de hand van sument de toekomst wat minder rooskleurig in. enquêtes. De vragen uit de enquête van de Tegelijk is voor het eerst in zes maanden de vrees 5 Europese Commissie zijn onderverdeeld in vijf voor een toename van de werkloosheid enigszins categorieën: (1) de financiële situatie van huisopgeflakkerd. houdens; (2) vooruitzichten voor de financiële Wat hun persoonlijke situatie betreft, blijven de -5 situatie van de huishoudens; (3) de huidige algegezinnen van oordeel dat hun spaarvermogen zal mene economische situatie; (4) vooruitzichten toenemen, ondanks een verwachte verslechtering -15algemene economische situatie; (5) de voor de van hun financiële situatie. lange-termijn wenselijkheid om duurzame aankopen te doen. gemiddelde Onderstaande figuur A.2 geeft de evolutie van de sinds 1990 samenstellende indicatoren van het consumenten­ De vragen slaan op een periode van één jaar. -25 De indicator van het consumentenvertrouwen, vertrouwen voor België van 2010 tot maart 2015. die er in de drie voorgaande maanden duidelijk -35

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Figuur A.2 : Indicatoren consumentenvertrouwen (2010 – 2015) Vooruitzichten voor de volgende 12 maanden Economische situatie in België

Werkloosheid in België¹

40

80

20

60

0

40

-20

20

-40

0

-60

2010

2011

2012

2013

2014

2015

-20

Financiële situatie van de gezinnen 20

10

10

0

0

-10

-10

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2011

2012

2013

2014

2015

Spaarvermogen van de gezinnen

20

-20

2010

-20

2010

2011

2012

2013

2014

2015

¹ Wat de vraag over de werkloosheidsvooruitzichten betreft, wijst een stijging op een minder gunstige ontwikkeling en een daling op een gunstiger ontwikkeling. Bron: NBB

Communicatie Nationale Bank van België n.v.

de Berlaimontlaan 14 BE-1000 BRUSSEL

Naast de conjunctuurcurves, die de globale economische toestand weergeven, worden ook de inflatie (op niveau België), die het (on)evenwicht op de goederenmarkt weergeeft en de werkloosheidsgraad (op niveau Oost-Vlaanderen), die het (on)evenwicht op de arbeidsmarkt weergeeft, geanalyseerd.

tel + 32 2 221 46 28 www.nbb.be

Ondernemingsnummer: 0203.201.340 - RPR Brussel

De inflatie is de monetaire waardevermindering door de loon- en prijsspiraal tengevolge van het voortdurend toenemen van lonen en prijzen door hun wederzijdse beïnvloeding. De gemiddelde inflatie in België is in 2014 uitgekomen op 0,34 procent (figuur A.3). Het gaat om

7


het laagste jaargemiddelde voor de inflatie sinds 2009, toen er een gemiddelde jaarinflatie van -0,05 procent was. Dat meldt de federale overheidsdienst (FOD) Economie. In december kwam de inflatie met -0,38 procent opnieuw negatief uit. De maand voordien was er al een negatieve inflatie met -0,11 procent. De consumptieprijs­index komt in december zo uit op 99,98 punten, een daling met 0,11 punt tegen­over de 100,09 in november.”

Figuur A.3 : Inflatie (2007-2015)

De indexdaling van deze maand kan vooral toe­ geschreven worden aan prijsdalingen voor motorbrandstoffen en huisbrandolie”, aldus de FOD. Motorbrandstoffen werden 5,4 procent goedkoper ten opzichte van vorige maand. Huisbrandolie daalde gemiddeld met 2,7 procent in prijs. “Deze prijsdalingen werden gedeeltelijk gecompenseerd door prijsstijgingen voor vliegtuigtickets en groenten” vermeldt de FOD.

4/11

Inflatie

6% 5%

4.49%

Inflatie (%)

4%

3.53%

3% 2%

2.84%

1.82%

2.19% 1.11%

1% 0%

0.26%

-0.05%

0.01% -0.65%

-1%

Consumptieprijsindex (CPI)

Gezondheidsindex

01/2015

09/2014

05/2014

01/2014

09/2013

05/2013

01/2013

09/2012

05/2012

01/2012

09/2011

05/2011

01/2011

09/2010

05/2010

01/2010

09/2009

05/2009

01/2009

09/2008

05/2008

01/2008

09/2007

05/2007

01/2007

-2%

Jaargemiddelde CPI

Bron: FOD Economie

Onderstaande inflatievooruitzichten (Figuur A.4November ) die wordt om de consumptieprijsindex 2013 = 100 Oktober 2014 2014gebruikt December 2014 Januari 2015 zijn gebaseerd op observaties tot maart 2015. Die observaties zijn afkomstig van100,22 de FOD Economie. Consumptieprijsindex De vooruitzichten vanaf april 2015 werden opgeInflatie steld door het Federaal Planbureau. 0,09%Deze vooruitzichten houden rekening met termijnmarktnoteGezondheidsindex 100,28 ringen van 30 maart 2015. De olieprijs zou Afgevlakte index 100,23 in 2015 en gemid­ deld 58 dollar per vat bedragen 64 dollar per vat in 2016. De wisselkoers van de euro zou uitkomen op gemiddeld 1,10 dollar per euro in 2015 en 1,10 dollar per euro in 2016. Op basis van deze maandvooruitzichten zou de gemiddelde jaarinflatie (nationaal indexcijfer der consumptieprijzen, NICP) in 2015 op 0,2 % en in 2016 op 1,2 % uitkomen, tegenover 0,34 % in 2014 en 1,11 % in 2013. De groeivoet van de zgn. “gezondheidsindex”, waarbij 4 types producten (tabak, alcohol, benzine en diesel) worden geschrapt uit de korf van goederen en diensten

8

(CPI) te bepalen en die onder meer gebruikt wordt bij de berekening van de indexering van lonen, 100,09 99,98 99,85 sociale uitkeringen en huurprijzen, zou in 2015 -0,11% gemiddeld 0,5 % en in-0,38% 2016 1,0 % bedragen,-0,65% tegenover 0,40 % in 2014 en 1,24 % in 2013. 100,28 100,40 100,61 In november 2012 werd de spilindex voor de overheids­ 100,19 100,26 voor het laatst over100,39 wedden en sociale uitkeringen schreden. Overeenkomstig onze maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex zou de volgende overschrij­ ding van de spilindex (momenteel 101,02) plaatsvinden in januari 2016. Rekening houdend met de indexsprong zouden de sociale uitkeringen en de wedden van het overheidspersoneel als gevolg daarvan niet verhoogd worden. Door de voorziene evolutie van de inflatie en het eerder stabiel verloop van de gezondheidsindex tijdens de tweede helft van 2015, is de maand van overschrijding van de spilindex zeer gevoelig voor een opwaartse aanpassing van de prijzen.


wat databanken ter beschikking. Die databanken kunnen zowel historische data als vooruitzichten bevatten.

Figuur A.4 : Inflatievooruitzichten (2015-2016)

chten [07/04/2015]

art 2015. Die observaties 15 werden opgesteld door jnmarktnoteringen van 30 5 en 64 dollar per vat in per euro in 2015 en 1,10

Maandelijkse evolutie van de inflatie jaar-op-jaargroei in %, waarden in de grijze zone zijn vooruitzichten 1.5

0.5

0

nigvuldig de startwaarde

D 16

N 16

S 16

O 16

J 16

A 16

J 16

A 16

M 16

M 16

J 16

Consumptieprijzen : alle categorieën

F 16

D 15

N 15

S 15

O 15

J 15

A 15

J 15

A 15

M 15

J 15

-1

M 15

-0.5

F 15

uitkeringen overschreden. u de volgende ri 2016. Rekening houdend overheidspersoneel als inflatie en het eerder 5, is de maand van sing van de prijzen.

nigvuldig de startwaarde

2016

1

ationaal indexcijfer der tegenover 0,34% in 2014 er meer gebruikt wordt bij ijzen, zou in 2015 1,24% in 2013.

en de inflatievooruitzichten pdate: 5 mei 2015.

2015

Gezondheidsindex

Bron: Federaal Planbureau

DeGezondheidsindex arbeidsmarkt in Vlaanderen in 2014 De arbeidsmarkt als belangrijke conjunctuurindicator vertaalt zich in cijfers naar werkloosheid enerOm een index met basis 2013 om te zetten naar basis 2004, vermenigvuldig de startwaarde zijds en tewerkstelling anderzijds. De werkloosheid in Oost-Vlaanderen steeg gemiddeld over 2014 met met 1.2077. 6,6 %,Omwat het met hoogste cijfer in Vlaanderen is (Vlaamsde Gewest een index basis 2004 om te zetten naar basis 2013, vermenigvuldig startwaarde +5,2 %). Specifiek voor Oost-Vlaanderen 0.8280. geeft met onderstaande tabel A.1 de kengetallen van de werkloosheid 2012-2014. Tabel A.1: Kengetallen van de Oost-Vlaamse werkloosheid 2012-2014

NWWZ

2014

%

2013

verschil

2012

verschil

53.270

100,0

49.963

+6,6%

45.709

+16,5%

24/04/15 10:55

Werkloosheidsgraad Totaal

7,69%

7,20%

+0,49

6,59%

+1,10

Mannen

7,73%

7,21%

+0,52

6,46%

+1,27

Vrouwen

7,64%

7,18%

+0,46

6,75%

+0,89

+15,8%

Kenmerken van de niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) Categorie

Geslacht

Leeftijd

Studieniveau

WZUA

39.242

73,7%

36.924

+6,3%

33.881

BIT

4.363

8,2%

4.198

+3,9%

3.845

+13,5%

Vrij ingeschreven

5.291

9,9%

4.653

+13,7%

3.923

+34,9%

Andere

4.375

8,2%

4.189

+4,4%

4.060

+7,7% +18,7%

Mannen

28.727

53,9%

26.934

+6,7%

24.202

Vrouwen

24.544

46,1%

23.029

+6,6%

21.507

+14,1%

< 25 jaar

11.345

21,3%

11.289

+0,5%

10.286

+10,3%

25 tot 50 jaar

29.208

54,8%

27.375

+6,7%

24.655

+18,5%

>= 50 jaar

12.717

23,9%

11.299

+12,6%

10.768

+18,1%

Laaggeschoold

25.015

47,0%

24.143

+3,6%

22.989

+8,8%

Middengeschoold

18.466

34,7%

16.958

+8,9%

15.027

+22,9%

9.789

18,4%

8.862

+10,5%

7.693

+27,2%

29.729

55,8%

28.785

+3,3%

26.168

+13,6%

9.690

18,2%

8.796

+10,2%

7.467

+29,8%

13.852

26,0%

12.383

+11,9%

12.074

+14,7%

Hooggeschoold Werkloosheidsduur

< 1 jaar 1 tot 2 jaar >= 2 jaar

Nationaliteit

Niet-EU

Origine

Allochtonen

4.957

9,3%

4.515

+10,0%

4.221

+17,8%

12.805

24,0%

12.041

+6,4%

10.873

+17,8%

Arbeidsgehandicapten

7.229

13,6%

6.740

+7,3%

6.155

+17,5%

WZ in een kansengroep

37.463

70,3%

35.500

+5,5%

33.157

+13,0%

Bron: Arvastat

9


De financieel-economische crisis trof de voorbije jaren vooral de mannelijke werkgelegenheid, maar sinds 2013 ligt zowel voor de vrouwen als voor de mannen de werkloosheidsgraad (het percentage werklozen in de beroepsbevolking van 15 tot 65 jaar) op ongeveer 7,7 %. Ook het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) die langer

dan 2 jaar in werkloosheid zijn, bedraagt nog steeds 1 op 4 of 13.852 van de 53.270 NWWZ’s hetgeen een stijging van 11,9 % is tegenover 2013. Verontrustend is evenwel de stijging van de werkloosheid bij 50 plussers met 12,6 % in de periode 2013-2014.

Figuur A.5 : Werkloosheidsevolutie (2013 – 2014)

Bron: Arvastat

Het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in Vlaanderen piekte een eerste maal in 2010, (208.242 NWWZ ) en daalde vervolgens tot december 2011. Sinds begin 2012 kent het aantal werkzoekenden in Vlaanderen echter opnieuw een stijging die hardnekkig blijft aanhouden. De werkloosheid staat nu op een recordhoogte sinds de start van de economische crisis in 2008, namelijk 233.349 NWWZ gemiddeld in 2014. Maken we het onderscheid naar scholingsniveau, dan valt op dat het aantal hooggeschoolde nietwerkende werkzoekenden in Oost-Vlaanderen met 10,5 % stijgt in 2014 tegenover 2013 en zelfs met 27,2 % tegenover 2012. Een analyse over de periode 2010-2014 toont trouwens aan dat de relatief sterke stijging voor Oost-Vlaanderen ( +16,2 % ) tegenover Vlaanderen ( +13 % ) grotendeels te wijten is aan

10

de categorie hooggeschoolden die voor deze periode in Oost-Vlaanderen 33,2 % bedraagt tegen slechts 22,7 % in het Vlaams Gewest, zoals onderstaande grafiek illustreert. De tewerkstelling in Oost-Vlaanderen in 2013 wordt in tabel A.2 weergegeven aan de hand van 3 indicatoren: de activiteitsgraad, de werkge­ legenheidsgraad en de werkzaamheidsgraad. Vroeger werd in het kader van de in 2000 aangenomen Lissabon-strategie de leeftijdscategorie 15-64 jaar gebruikt om de bevolking op arbeidsleeftijd te definiëren maar sinds de in 2010 goedgekeurde Europa 2020-strategie is dit nu de leeftijdscategorie 20-64 jaar; temeer daar er in België schoolplicht is tot 18 jaar was dit relevanter. De activiteitsgraad, die uitdrukt in welke mate de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) zich aanbiedt op de arbeidsmarkt (als werkende of


% evolutie '10 -­‐ '14 NWWZ

Figuur A.6 : Evolutie werkloosheid naar studieniveau Oost-Vlaanderen (2010 – 2014)

35,0%

33,2%

30,0%

28,4%

25,0% 22,7%

20,6%

20,0% 15,0%

16,2%

Oost-Vlaanderen

13,0%

Vlaanderen

10,0% 5,0%

3,7% 3,1%

0,0% Laaggeschoold

Middengeschoold

Hooggeschoold

TOTAAL

Bron: Arvastat, eigen verwerking

werkzoekende), ligt met 72 % in Oost-Vlaanderen in 2013 lager dan die voor Vlaanderen (76 %). Enkel het arrondissement Gent scoort hoog met 89 %, maar daar is het aandeel werkzoekenden het hoogst. De lage activiteitsgraad valt grotendeels te verklaren door het feit dat Vlamingen de

arbeidsmarkt vroeg verlaten. Dit lage percentage houdt de globale Vlaamse werkzaamheidsgraad (41 %) relatief laag. De vrouwelijke arbeidsdeelname (37 %) klom de voorbije jaren immers relatief sterk, al bedraagt de kloof met de mannelijke werkzaamheidsgraad nog steeds om en bij de 6 procentpunten in Oost-vlaanderen.

Tabel A.2: Evolutie indicatoren tewerkstelling Oost-Vlaanderen Activiteitsgraad

Werkgelegenheidsgraad

Werkzaamheidsgraad

totaal

totaal

mannen

vrouwen

totaal

30 %

Arrondissementen Aalst

55 %

49 %

30 %

29 %

Dendermonde

58 %

53 %

35 %

28 %

32 %

Eeklo

63 %

57 %

35 %

32 %

34 %

Gent

89 %

82 %

53 %

46 %

50 %

Oudenaarde

65 %

60 %

38 %

32 %

35 %

Sint-Niklaas

71 %

65 %

42 %

34 %

38 %

Oost-Vlaanderen

72 %

66 %

42 %

36 %

39 %

Vlaams Gewest

76 %

70 %

45 %

37 %

41 %

België

77 %

69 %

45 %

37 %

41 %

Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar Werkgelegenheidsgraad (jobratio) = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / bevolking 20-64 jaar Werkzaamheidsgraad = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / totale bevolking Bron: FOD Economie - Directie Statistiek, RSZ, RSVZ, VDAB, ACTIRIS, le FOREM, eigen berekeningen

11


In Vlaanderen daalde het aantal faillissementen op jaarbasis met -7,5 %. Op provinciaal vlak stellen we in relatieve cijfers de sterkste daling vast in Oost-Vlaanderen (-20,4 %) met 1.070 faillissementen tegenover 1.344 vorig jaar. Limburg volgt op de tweede plaats met -8,8 % faillissementen (790 tegenover 866). Enkel deze 2 provincies doen relatief beter dan het Vlaamse gemiddelde. In Antwerpen zijn de meeste bedrijven actief en wordt het hoogst aantal faillissementen genoteerd, maar ook daar was sprake van een daling op jaarbasis van -4,5 %: 2.177 tegenover 2.279 vorig jaar. In de provincie Vlaams-Brabant werden 632 vonnissen uitgesproken (-4,2 %), een ver­

betering tegenover de 660 uitspraken in 2013. Enkel in West-Vlaanderen legden 19 bedrijven meer de boeken neer (1.030 tegenover 1.011 vorig jaar, +1,9 %). De significante daling van het aantal faillissementen het afgelopen jaar, procentueel de grootste daling sinds begin deze eeuw, belet niet dat we in 2014 nog steeds werden geconfronteerd met het op jaarbasis tweede hoogste cijfer ooit. De faillisse­ mentenstorm is hoogstens enigszins getemperd maar blijkt nog verre van geluwd. Onder­staande tabel geeft de evolutie van het aantal falingen voor de Oost-Vlaamse arrondissementen.

Tabel A.3 : Arrondissementele evolutie falingen Oost-Vlaanderen Overzicht faillissementen Periode : jaarbasis

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

% versus 2013

Oost-Vlaanderen Aalst

94

103

114

114

156

145

137

204

172

168

-2,33 %

Dendermonde

126

96

118

117

136

153

183

192

198

138

-30,30 %

Gent

-19,93 %

398

374

367

432

407

480

418

482

557

446

Oudenaarde

80

81

94

93

90

108

105

117

134

124

-7,46 %

Sint-Niklaas

148

135

158

184

208

208

228

262

283

194

-31,45 %

Totaal

846

789

851

940

997

1.094

1.071

1.257

1.344

1.070

-20,39 %

Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor

In 2014 gingen, in vergelijking met voorgaande jaren, verhoudingsgewijs heel wat meer grotere en oudere bedrijven, zeg maar gevestigde waarden, failliet. Zo bijvoorbeeld was 18,79 % van de failliete bedrijven ouder dan 20 jaar: een nooit eerder gezien cijfer. Binnen het Vlaamse gewest liep dit zelfs op naar 22,3 % van het aantal ondernemingen. Diepere analyse leert ons dat 2014 een duidelijk overgangsjaar is: het faillissement van oudere en ‘gevestigde’ bedrijven is een duidelijk gevolg van de crisis waar net die bedrijven, die zich vaak kenmerkten door een tanende innovatiekracht, lang en tot uitputting konden blijven teren op reserves. Daarnaast toont bijvoorbeeld een duidelijke vermindering van het aantal faillissementen binnen de transportwereld, alsook een gevoelige daling van het aantal jobs die binnen die sector aangetast werden, aan dat onze economie voorzichtig aansluiting vindt bij de even voor­ zichtige internationale economische revival die het afgelopen jaar ook ons land binnen sijpelde. De daling van het aantal faillissementen binnen de kleinhandel doet vermoeden dat de consument iets minder zuinig is geworden.

12

De daling zet zich in de drie regio’s door, zij het met belangrijke verschillen. Binnen het Brusselse gewest daalt het aantal faillissementen met -16,8 % of met 447 eenheden. Anders gesteld: Brussel is verantwoordelijk voor bijna 44 % van de totale daling. Geen onbelangrijke vaststelling. In 2013 kenmerkten de Brusselse handelsrechtbanken zich door een sterk verhoogde activiteit inzake handelsonderzoek en in het bijzonder inzake het opdoeken van een hele reeks horeca- en kleine nutsbedrijven (in het bijzonder kleinhandels die zich oriënteerden in de telefonie) met minder frisse kenmerken. In 2013 noteerden we trouwens onder meer op de handelsrechtbank van Turnhout een vergelijkbare activiteit, zij het gericht op andere sectoren. Nu deze grote kuis achter de rug is zijn de gevolgen ook voelbaar: in 2014 gingen er in Brussel bijvoorbeeld 20,8 % (of -94) minder horecazaken failliet terwijl in de regio’s Vlaanderen (-72) en Wallonië (-38) de daling binnen de horeca slechts -6,7 % bedroeg.


Tabel A.4 : Aantal falingen naar sectoren (2005 – 2014) Aantal faillissementen Oost-Vlaanderen

2005

2006

Totaal

846

Horeca

159

Reparatie van computers en consumentenartikelen Overige persoonlijke diensten Bouw

Δ % ’13-’14 ’13-’14

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

789

851

940

997

1.094

1.071

1.257

1.344

1.070

-274

-20,4 %

175

178

173

177

183

206

213

238

192

-46

-19,3 %

2

1

2

3

1

4

1

4

6

2

-4

-66,7 %

22

6

15

15

18

35

18

36

32

28

-4

-12,5 %

135

106

130

159

182

191

187

249

281

230

-51

-18,1 %

Transport

48

54

52

59

73

66

65

71

49

40

-9

-18,4 %

Kleinhandel

88

84

87

87

99

134

111

122

118

99

-19

-16,1 %

Groothandel

92

63

69

76

65

62

74

83

72

61

-11

-15,3 %

Handelsbemiddeling

26

29

24

25

27

39

18

33

45

17

-28

-62,2 %

Garagehouders & aanverwante sectoren

12

21

21

30

20

22

21

28

26

21

-5

-19,2 %

Dienstverlening aan bedrijven

96

90

108

123

125

144

160

166

172

156

-16

-9,3 %

Verzekeringen en vermogensbeheer

1

0

1

2

1

1

2

0

2

1

-1

-50,0 %

Sport & recreatie

7

10

7

10

9

11

13

4

12

10

-2

-16,7 %

Immo

8

9

12

13

18

15

13

15

13

16

3

23,1 %

Land- en bosbouw

6

18

13

14

13

9

9

12

16

6

-10

-62,5 %

Visserij en aquacultuur Voedingsindustrie Textiel- en lederindustrie

0

0

0

0

0

0

1

0

1

0

-1

-100,0 %

13

22

9

21

16

23

18

14

34

14

-20

-58,8 %

8

5

9

8

8

6

4

5

8

4

-4

-50,0 %

Houtindustrie

2

2

0

4

3

3

1

2

5

6

1

20,0 %

Papierindustrie

2

0

1

0

4

1

1

3

1

1

0

0,0 %

12

10

14

14

7

11

15

11

15

8

-7

-46,7 %

2

0

4

5

4

5

3

5

8

6

-2

-25,0 %

Drukkerijen, uitgeverijen en media Chemische- & kunststofindustrie

2

0

4

1

4

1

2

2

2

0

-2

-100,0 %

Metaalindustrie

Bouwmaterialen­industrie

11

8

9

7

11

6

11

16

17

8

-9

-52,9 %

Elektrotechniek, elektronica & computers

5

2

0

0

2

2

1

5

3

3

0

0,0 % 200,0 %

Machinebouw

6

0

3

4

4

2

3

3

2

6

4

Bouw van vervoerstuigen en componenten

0

0

0

1

2

1

0

2

0

0

0

Meubelindustrie

2

3

4

2

0

7

4

8

2

4

2

100,0 %

Andere industrie

3

1

1

3

0

4

3

2

1

0

-1

-100,0 % 66,7 %

Reparatie en onderhoud

2

0

3

2

1

2

2

2

3

5

2

Energieproductie

0

1

0

0

0

0

0

0

0

1

1

Water- en afvalbehandeling, sanering

0

3

1

1

4

4

0

0

2

0

-2

Andere activiteiten Onbekende activiteit

-100,0 %

5

14

14

11

11

12

8

13

13

18

5

38,5 %

69

52

56

67

88

88

96

128

145

107

-38

-26,2 %

Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor

Op federaal niveau kwamen er minder jobs op de tocht (-6,4 % of een daling van 27.172 jobs naar 26.172) als direct gevolg van het faillissement van de werkgever. Toch blijkt dit bij verdere analyse een uitsluitend Vlaams fenomeen (-15,81 % of een daling van 13.849 jobs in 2013 naar 11.668 jobs in 2014). In zowel Brussel (+5,2 %) als Wallonië (+0,5 %) noteerden we, ondanks de in Brussel scherpe faillissementsdaling, een verdere stijging van het aantal verloren jobs.

Opnieuw valt in Brussel de verschuiving op van vele kleine faillissementen naar een kleiner aantal maar jobgevoeligere bedrijven. Zo gingen er in Brussel minder, zij het belangrijkere, restaurants failliet. Hetzelfde geldt trouwens voor de kleinhandel. Bijgaande tabellen A.4 en A.5 geven voor OostVlaanderen een evolutieve sectorale verdeling van het aantal falingen en het rechtstreekse banenverlies daardoor. In 2013 gingen nog 3.066 jobs

13


Tabel A.5 : Falingen naar sectoren – jobverlies (2005 – 2014) Jobverlies Oost-Vlaanderen

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Δ % ’13-’14 ’13-’14

Totaal

1.727

1.539

1.394

2.013

2.218

2.295

2.165

3.001

3.066

1.986

-1.080

-35,2 %

159

164

209

201

342

243

237

234

383

243

-140

-36,6 %

0

0

3

92

0

4

0

36

1

0

-1

-100,0 %

11

40

9

68

21

40

88

145

31

102

71

229,0 %

Horeca Reparatie van computers en consumentenartikelen Overige persoonlijke diensten Bouw

436

252

262

424

584

368

375

591

811

630

-181

-22,3 %

Transport

117

212

62

180

228

306

233

144

338

94

-244

-72,2 % -70,0 %

Kleinhandel

103

40

97

116

133

188

160

182

397

119

-278

Groothandel

183

191

81

234

92

127

170

159

190

148

-42

-22,1 %

10

183

10

22

26

47

5

28

33

13

-20

-60,6 %

6

8

27

27

39

27

27

34

30

24

-6

-20,0 %

Handelsbemiddeling Garagehouders & aanverwante sectoren Dienstverlening aan bedrijven

158

95

119

163

216

335

276

457

253

172

-81

-32,0 %

Verzekeringen en vermogensbeheer

0

0

0

2

2

1

0

0

1

4

3

300,0 %

Sport & recreatie

1

4

6

18

9

15

15

4

18

1

-17

-94,4 %

Immo

1

2

11

6

17

13

9

25

9

15

6

22

19

40

21

10

21

20

33

85

0

-85

-100,0 %

Land- en bosbouw Visserij en aquacultuur

66,7 %

0

0

0

0

0

0

2

0

2

0

-2

-100,0 %

43

105

33

105

62

141

86

56

159

124

-35

-22,0 %

Textiel- en lederindustrie

154

49

68

81

71

44

182

500

95

11

-84

-88,4 %

Houtindustrie

2

0

0

12

2

0

0

3

24

6

-18

-75,0 %

Papierindustrie

2

0

22

0

32

0

4

2

2

2

0

0,0 %

111

18

69

79

47

13

22

64

47

43

-4

-8,5 %

3

0

18

30

170

187

114

45

26

27

1

3,8 %

Voedingsindustrie

Drukkerijen, uitgeverijen en media Chemische- & kunststofindustrie

2

0

15

2

4

2

4

11

2

0

-2

-100,0 %

Metaalindustrie

Bouwmaterialen­industrie

41

47

121

23

18

53

22

92

59

36

-23

-39,0 %

Elektrotechniek, elektronica & computers

13

3

0

0

2

20

0

5

0

3

3

Machinebouw

66

0

5

8

31

2

0

56

1

73

72

0

0

0

6

3

2

0

3

0

0

0

Meubelindustrie

9

62

15

0

0

64

16

41

2

10

8

400,0 %

Andere industrie

24

0

0

5

0

2

1

7

1

0

-1

-100,0 %

Reparatie en onderhoud

8

0

15

3

12

9

1

2

4

37

33

825,0 %

Energieproductie

0

2

0

0

0

0

0

0

0

1

1

Water- en afvalbehandeling, sanering

0

7

0

2

16

3

0

0

0

0

0

9

20

67

40

4

10

6

14

36

34

-2

-5,56 %

33

16

10

43

25

8

90

28

26

14

-12

-46,15 %

Bouw van vervoerstuigen en componenten

Andere activiteiten Onbekende activiteit

7.200,0 %

Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor

rechtstreeks verloren, in 2014 waren dat er 1.986, een daling van 35,2  %. De daling van het aantal faillissementen lijkt een goede zaak maar houdt tegelijk een waarschuwing in. Analyse van de meer gedetailleerde cijfers gecom­bineerd met waar­ nemingen op het terrein tonen aan dat de daling minder het gevolg is van een economische revival, maar wel en vooral het gevolg van maatregelen die, al dan niet gewild, het zuiverende effect van de handelsrechtbanken heeft getemperd.

14

Het verhoogde aantal faillissementen van oudere ondernemingen binnen de Vlaamse regio verdient bijzondere aandacht. Verder onderzoek moet aantonen of binnen deze regio een aantal vroeger succesvolle bedrijven die kinderen waren van de DIRV-tijd (Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen) erin slagen blijvend innoverend te zijn of ter zake een nieuwe stimulans kunnen gebruiken. Uiteraard is er een lichtpunt: de eerste effecten van het iets betere internationale


economische klimaat geeft positieve effecten, vooral binnen de meer internationaal gerichte regio Vlaanderen waar zowel aantal faillissementen als het aantal hierdoor verloren gegane jobs daalt. De volgende tabel A.5 geeft de 50 bedrijven met het grootste banenvelies in 2014. De NV

Retrain met 186 verloren jobs was de NV achter de Belgische tak van de modeketen Mexx. In Oost-Vlaanderen tellen we maar 2 bedrijven in deze top 50: A.O.I.B. uit Kluisbergen met 124 verloren banen en Certeas uit Mariakerke met 75 verloren jobs.

Tabel A.6 : Falingen België – de 50 grootste bedrijven naar jobverlies (2014) Top 50

Naam bedrijf

PC

Gemeente

Verloren jobs 186

1

RETRAIN

2000

Antwerpen

2

THERMIC DISTRIBUTION EUROPE

5660

Couvin

159

3

IDEAL-SERVICES

7330

Saint-Ghislain

157 156

4

FLORDIENNE-CHIMIE S.A.

7800

Ath

5

FACILITY SERVICES

1060

Sint-Gillis

153

6

YOURCALL STORE CONCEPTS

2018

Antwerpen

150

7

CARAT DUCHATELET

4020

Liège

140

8

STARMAN BRUXELLES HOTEL

1000

Brussel

138

9

EUPHONY BENELUX

2030

Antwerpen

136

10

VECARI

8980

Zonnebeke

132

11

3 D SERVICES

4460

Grace-Hollogne

131

12

A.O.I.B

9690

Kluisbergen

124

13

RSB TRANSMISSIONS BELGIUM

3980

Tessenderlo

122

14

WIN SYSTEM

6040

Jumet (Charleroi)

122

15

SERVICE INNOVATION GROUP BELGIUM

7503

Froyennes

120

16

HANDELSMAATSCHAPPIJ EUGENE HUYGHEBAERT

2800

Mechelen

118

17

ASAP MAINTENANCE & SHIPPING

2030

Antwerpen

112

18

MULTI-MEDIA SERVICES

2270

Herenthout

109 103

19

LOUIS DE POORTERE

7700

Moeskroen

20

1 AIDE A LA MAISON

1090

Jette

102

21

FRASI

3800

Sint-Truiden

100

22

DELICATESSE CATERING

3600

Genk

100

23

FULL PARTNER

1150

Sint-Pieters-Woluwe

98

24

MER DU NORD

1040

Etterbeek

97

25

PROOST

2300

Turnhout

93 88

26

SIGNATURE VERMEULEN

8760

Meulebeke

27

CEGEAC

1030

Schaarbeek

85

28

DIENSTENBEDRIJF DE KUST

8400

Oostende

83

29

SUNSWITCH

1348

Louvain-La-Neuve

82

30

E.S - TRANSPORT

1040

Etterbeek

82

31

FULL PRODUCTIONS

1080

Sint-Jans-Molenbeek

78

32

MEISTER COORDINATION CENTER

4141

Louveigne

77

33

CD BATI

9999

0

75

34

CERTEAS

9030

Mariakerke (Gent)

75

35

ABLUO

1860

Meise

75

36

VIRGIL

1180

Ukkel

75

37

HELIBORNE INTERNATIONAL

1000

Brussel

75

38

BRUSELLE ENTERPRISES

8620

Nieuwpoort

72 71

39

DEVILCA BELGIUM

6041

Gosselies

40

MTC MAINTENANCE

6560

Erquelinnes

67

41

ATCOMEX-COMPANY

8560

Wevelgem

66

42

UBIQUITY

1640

Sint-Genesius-Rode

65

43

PRODUCTIE RENDERS

2340

Beerse

65

44

PRISMA DIENSTVERLENING

3640

Kinrooi

63

45

F.M.

1020

Brussel

63

46

ANDENNE SERVICES A DOMICILE

5300

Andenne

62

47

ME-CONSTRUCT

3960

Bree

59

48

A TITRES SERVICES

1060

Sint-Gillis

58

49

S.A.T.I.

2030

Antwerpen

58

50

LINOPAN

8710

Wielsbeke

57

Opm. : potentieel verloren jobs worden berekend op basis van de laatst gepubliceerde jaarrekening of RSZ-gegevens van de failliete entiteit. Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor

15


Naast falingen zijn er evenwel tal van andere redenen om de onderneming stop te zetten, zoals overlijden van de zaakvoerder, geen opvolger of andere vormen van ongedwongen vereffening. Uiteindelijk maken de falingen in 2014 slechts 13,5 % van het totaal aantal stopzettingen uit. In 2014 betrof het 36.406 bedrijven en eenmans­

zaken in Vlaanderen volgens het Handels­ informatiekantoor Graydon. In Oost-Vlaanderen waren er 7.777 stopzettingen in 2014, een daling met 13,8 % tegenover het voorgaande jaar. Onderstaande tabel geeft een evolutie van stopzettingen en starters over de tienjarige periode 2005-2014.

Tabel A.7: Evolutie oprichtingen – stopzettingen 2005 - 2014 Starters

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Oost-Vlaanderen

8.809

10.014

10.502

10.316

9.676

10.474

10.716

10.032

10.214

10.829

13,68 %

4,87 %

-1,77 %

-6,20 %

8,25 %

2,31 %

-6,38 %

1,81 %

6,02 % 48.909

evolutie vs vorig jaar Vlaanderen

39.469

evolutie vs vorig jaar België

69.349

evolutie vs vorig jaar

47.341

46.306

43.984

47.473

48.610

45.316

45.180

6,67 %

-2,19 %

-5,01%

7,93 %

2,40 %

-6,78 %

-0,30 %

8,25 %

78.030

83.555

81.020

78.764

86.072

89.217

84.836

85.585

-90.116

12,52 %

7,08%

-3,03 %

-2,78 %

9,28 %

3,65 %

-4,91 %

0,88 %

5,29 %

2014

Stopzettingen

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Oost-Vlaanderen

6.351

5.726

6.625

6.796

7.187

7.766

8.114

8.807

9.021

7.777

-9,84 %

15,70 %

2,58 %

5,75 %

8,06 %

4,48 %

8,54 %

2,43 %

-13,79 %

25.6612

28.423

29.085

31.310

34.021

35.033

38.259

39.364

36.406

-7,34 %

10,76 %

2,33 %

7,65%

8,66 %

2,97 %

9,21 %

2,89 %

-7,51 %

45.442

49.888

52.352

55.567

60.642

62.856

67.850

70.197

62.466

-6,09 %

9,78%

4,94 %

6,14 %

9,13 %

3,65 %

7,95 %

3,46 %

-11,01 %

evolutie vs vorig jaar Vlaanderen

27.695

evolutie vs vorig jaar België

48.390

evolutie vs vorig jaar Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor

16

44.379 12,44 %


Onderstaande figuur A.7 toont de evolutie voor Oost-Vlaanderen van de oprichtingen en stop­ zettingen. In 2014 wordt voor het eerst sinds 2008 het saldo tussen beide terug groter dan

3.000 entiteiten en met 10.829 oprichtingen is dat ook het hoogste aantal in de beschouwde periode van acht jaar.

Figuur A.7 : Oprichtingen en stopzettingen van ondernemingen Oost-Vlaanderen (2007 - 2014) Figuur 7 : Oprichtingen en stopzettingen van ondernemingen Oost-­‐Vlaanderen (2007 -­‐ 2014) 12 0 00

9 0 00

6 0 00

3 0 00

0 2007

2008

2009

2010

oprichtingen

stopzettingen

2011

2012

2013

2014

verschil oprichtingen-­‐stopzettingen

Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor De bouwsector is door zijn multiplicatoreffect vaak de motor van de economie. In het kader van een conjunctuur­analyse is het dan ook belangrijk de evolutie ervan nader te bekijken. 2014 was opnieuw een bewogen jaar voor de bouw. De buitenlandse concurrentie zette de concurrentiekracht van de bedrijven onder zware druk en bracht de werkgelegenheid ernstig in gevaar. Sinds eind 2011 gingen in de bouw zowel de productie als de werkgelegenheid achteruit, wat een vrij ongewone situatie was. De activiteit kende sinds 2013 een zekere heropleving die zich

ook in 2014 heeft doorgezet. Maar die groei werd vooral ondersteund door de gunstige weersomstandigheden in de eerste jaarhelft. Wanneer we dit klimatologische effect neutraliseren in de cijfers zal blijken dat de trend op het vlak van de activiteit er helemaal anders uitziet en eerder stagneert of licht daalt. Voor de werkgelegenheid is de trend helaas sterker dalend. Voor OostVlaanderen gingen er in de periode 2011-2014 ongeveer 3.300 jobs voor bouwvakarbeiders verloren, vooral dan in de ruwbouw en de wegenbouw.

Tabel A.8: Evolutie aantal arbeiders Oost-vlaanderen per bouwsubsector Subsector

2009

2010

2011

2012

2013

Bagger

54

49

54

70

97

2014 102

Handel/Verhuur

709

675

724

709

698

672

Overige afwerking

2.957

3.018

3.157

3.396

3.199

3.120

Ruwbouw

12.562

12.547

12.709

12.508

11.580

11.024 1.770

Ruwbouwafwerking

1.761

1.754

1.728

1.925

1.814

Sanitair en CV

1.550

1.644

1.698

1.703

1.680

1.705

Schrijnwerk

2.925

2.903

2.952

3.724

3.477

3.432

Wegenbouw

2.727

2.387

2.606

1.868

1.863

1.820

Andere

1.199

1.567

1.560

1.488

1.443

1.398

184

711

1.195

53

82

45

26.628

27.255

28.383

27.444

25.933

25.088

Niet bekend Alle subsectoren Bron: Confederatie Bouw

17


Ook de bouwbarometer die Bouwunie elk kwartaal publiceert, blijft slabakken. Dit betekent dat de bouwondernemers te weinig vertrouwen hebben in het economische en politieke klimaat. De berichten over besparingen, hervormingen en stakingen doen daar uiteraard hun werk. Maar er is sprake van verbetering. De vooruitzichten voor 2015 voor bepaalde subsectoren van de bouwsector zijn dan ook voorzichtig optimistischer. Dit optimisme slaat vooral op het aantal renovatieopdrachten. Het optimisme is voorzichtig omdat een aantal bouw- en verbouwstimuli wegvallen waardoor het zwartwerk opnieuw kan toenemen. En ook omdat de overheidsinvesteringen op een erg laag pitje branden. Het is nochtans een uitstekend moment om te investeren. De rente staat laag, infrastructuurwerken zijn meer dan nuttig, vastgoedinvesteringen blijven interessant – ook met een lagere woonbonus – en het comfortabeler en vooral ook energiezuiniger maken van onze woningen en gebouwen levert geld en milieuwinst op.

De woonbonus is een systeem van hypotheekrenteaftrek dat in 2005 is ingevoerd. Met de bonus kunnen de kapitaalaflossingen, de betaalde interesten en de schuldsaldoverzekering tot een bepaald bedrag van het belastbaar inkomen worden afgetrokken. Het bedrag van de bonus wordt afgetrokken van het netto belastbaar inkomen, wat resulteert in lagere personenbelasting. Afhankelijk van het netto belastbaar inkomen bedroeg het voordeel tot 50 % hiervan. Vanaf 1 januari 2015 geldt echter een vast tarief van 45 procent. De enorme toename van bouwvergunningen eind 2013 en begin 2014 (figuur A.8) zegt – volgens de Confederatie Bouw – niet alles over de werkelijke vraag. Er was immers een anticipatie-effect in Vlaanderen. Door de strengere energievereisten sinds 1 januari 2014 hebben veel kandidaatbouwers hun aanvraag vervroegd ingediend. De bouwvergunningen werden dus afgeleverd in de maanden die daarop volgden.

9 663 5 568 4 095

8 546 3 688 4 858

7 655 3 755 3 900

6 859

3 338 3 521

8 164 4 265 3 899

6 701 3 742 2 959

7 056

7 828 3 717 4 111

5 599 4 136

3 708 3 402

3 410 2 992

3 303 2 530

4 000

3 566 2 456

6 000

4 449 4 858

7 110

6 402

5 833

8 000

6 022

10 000

3 598 3 458

9 307

12 000

9 735

Figuur A.8 : Afgeleverde stedenbouwkundige vergunningen voor nieuwe woningen Afgeleverde stedenbouwkundige vergunningen voor nieuwe woningen eerste 11 maandeneerste – Oost-Vlaanderen 11 maanden - Oost-Vlaanderen

2 000 0

1-11/2001 1-11/2002 1-11/2003 1-11/2004 1-11/2005 1-11/2006 1-11/2007 1-11/2008 1-11/2009 1-11/2010 1-11/2011 1-11/2012 1-11/2013 1-11/2014 eengezinswoningen

appartementen

totaal woningen

Bron: Bouwunie op basis van cijfers FOD Economie Afd.StatistiekBron: d.d.13/03/2015 Bouwunie op basis van cijfers FOD Economie Afd.Statistiek d.d.13/03/2015

Wanneer de achterliggende vraag wordt geanalyseerd, is de trend ontegensprekelijk negatief. De randvoorwaarden zijn helemaal niet gunstig: een hoge werkloosheid, een actieve beroeps­ bevolking die minder sterk groeit dan enkele jaren geleden, begrotingsmaatregelen die ongunstig zijn voor de bouw en een beschikbaar inkomen dat onder druk staat. Het enige positieve element is de lage rente, die normaal gezien zou

18

moeten leiden tot een vlottere toegang tot hypothecair krediet, maar helaas is ook dat niet het geval. De meest recente Bank Lending Survey gaat nog altijd uit van een verstrenging van de kredietvoorwaarden. Hypothecair krediet blijft nochtans het middel bij uitstek van de gezinnen om eigenaar te worden van hun eigen woning. Het is in België een


Evolutie van de kredietvoorwaarden Figuur A.9: Kredietvoorwaarden hypothecair krediet

Kwalitatieve appreciatie

Versoepeling

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Verstrakking Bron: Bank Lending Survey Bron: Bank Lending Survey

populair en veilig product. Zo blijkt dat maar 1,1 % van de uitstaande contracten het voorwerp uitmaakt van wanbetaling. En toch is het gemiddelde ontleende bedrag gestopt in 2006 terwijl de vastgoedprijzen wel bleven stijgen. Het gevolg is dat gezinnen steeds meer eigen middelen moeten voorzien voor een woonproject. Voor de burgerlijke bouwkunde gaat het Federaal Planbureau uit van een daling van de activiteit met 4,8 % in 2014. De investeringen van lokale overheden gingen met 10 % achteruit, wat voor

een stuk werd gecompenseerd door investeringen in het spoor (+9,4 %). De wegenbouw ging wel opnieuw fors achteruit in 2014 (-7 %) na een reeds eerdere daling (-10 %) in 2013. De spoorwegen zullen de burgerlijke bouwkunde niet meer ondersteunen in 2015 gezien de besparingsplannen van de NMBS. Samen met een nieuwe daling van de investeringen in wegenbouw (-7 %) zijn de vooruitzichten negatief voor de burgerlijke bouwkunde. In 2015 spreken we van een daling van de burgerlijke bouwkunde met opnieuw 5 %.

Faillissementen bouw

2005 België Bron Bouwunie

2006 Vlaanderen

2008

2009

2010

2011

2030

2087 2013

227

272

242 2012

1018

1043

1746 183

183

752

906

1639

1528 175

155

122 2007

789

1494 743

1223 569

1042 501 100

129

470

543

969

1044

Figuur A.10: Faillissementen bouw (2005-2014)

2014

Oost-­‐Vlaanderen Bouwunie-­‐grafiek | Bron: Graydon Belgium NV | 1 2/01/2015

19


Na de spectaculaire stijgingen van het aantal falingen in de bouwsector de laatste jaren, doet ook hier zich eindelijk een kentering voor met een daling van ongeveer 2,5 % in België en in Vlaanderen maar in Oost-Vlaanderen zelfs met 16 %. Om de omvang van de Oost-Vlaamse economie te beoordelen wordt aan de hand van het bruto binnenlands product, de toegevoegde waarde die in een jaar tijd wordt geproduceerd, gekeken hoe deze zich verhoudt tot andere provincies en hoe deze wordt geproduceerd in de verschillende sectoren. Het economisch zwaartepunt van België ligt in het noorden van het land. Vlaanderen is goed voor 58,1 procent van het Belgisch bbp, Wallonië voor 23,6 procent en Brussel voor 18,3 procent. De sterkste provincie is Antwerpen. Dat heeft natuurlijk te maken met de haven en de industrie eromheen. De zwakste provincie is Luxemburg. Die rurale en dunbevolkte provincie heeft weinig industrie en weinig dienstencentra. Ze moet het vooral hebben van de landbouw en de bosbouw. Na Antwerpen scoort Oost-Vlaanderen sterkst met 12 % van het Belgisch bbp. Binnen OostVlaanderen nam over de vijfjarige periode 2009 – 2013 trouwens de toegevoegde waarde

20

toe met 5.866 miljoen euro wat het grootst is na de provincie Antwerpen ( + 9.742 miljoen euro). Door het grote aandeel van de dienstensector in het Belgische bbp kunnen we stellen dat de Belgische economie hoofdzakelijk een diensteneconomie is. De industrie staat nog in voor ongeveer twintig procent van het bbp. Het gaat dan hoofdzakelijk om verwerkende industrie, want mijnbouw is er haast niet meer. De belangrijkste industrietakken zijn de metaalverwerkende nijverheid, de chemiesector en de voedingsindustrie. De bouwsector vertegenwoordigt een kleine acht procent. De activiteiten van de zogeheten non-profitsector (onderwijs, gezondheidszorgen, sociaal-culturele diensten) maken bijna 22 % uit van het bbp, in Oost-Vlaanderen, dit grotendeels door de sterke aanwezigheid van universiteit, hogescholen en ziekenhuizen. Het grote aandeel van de dienstensector is een kenmerk van een sterk ontwikkelde economie. Een economie evolueert gewoonlijk van een landbouweconomie over een industriële economie naar een diensteneconomie.


Figuur A.11: Regionale verdeling BBP 2013 18 %

24 %

Brussel Vlaams Gewest Waals Gewest 58 %

Bron: NBB, eigen verwerking

Figuur A.12: Toename BBP 2009 – 2013 (miljoen EUR) 9.742 5.866

re n de

an t

Vl a

t-V la W es

am

s-B

an

ra b

de

Oo

st -V la

an

Lim

bu

re n

rg

n pe An tw er

5.055

4.499

3.513

Bron: NBB, eigen verwerking

Figuur A.13: Provinciale verdeling BBP % – 2013 3,1 %

Namen Luxemburg Luik Henegouwen Waals-Brabant West-Vlaanderen Vlaams-Brabant Oost-Vlaanderen Limburg Antwerpen Brussel

1,6 % 7,3 % 7,8 % 3,8 % 10,1 % 10,5 % 12,0 % 6,4 % 19,1 % 18,2 %

0,0 %

5,0 %

10,0 %

15,0 %

20,0 %

Bron: NBB, eigen verwerking

Figuur A.14: Sectorale verdeling bruto toegevoegde waarde (%) Oost-Vlaanderen 2013 Cultuur Overh.,onderw.,gezondh. Zakelijke diensten Onroerend goed Fin. diensten Communicatie Handel Bouw Nijverheid Landbouw

1,8 % 21,7 % 13,3 % 9,1 % 3,3 % 2,3 % 19,8 % 8,0 % 19,8 % 0,9 %

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

Bron: NBB, eigen verwerking

21



Voedingsindustrie Titel in Oost-Vlaanderen Inleiding De voedingssector is een diverse sector. Alleen al het ruime aanbod aan voedingswaren die we doordeweeks consumeren, illustreert deze verscheidenheid. De voedingsindustrie wordt omschreven als de industriële sector die voedingsmiddelen voor mens en dier produceert, inclusief dranken en genotsmiddelen. Met dit laatste worden onder andere tabaks­producten bedoeld. De voedingssector wordt binnen de NACE-BEL indeling versie 2008 nomenclatuur aangeduid met de codes 10, 11 en 12. Nace-code 10 omvat de vervaardiging van voedingsmiddelen. Nacecode 11 omvat de vervaardiging van dranken. De economische impact van de tabaksindustrie (nace-code 12), zeker tot de vervaardiging van voedingsmiddelen en vervaardiging van dranken, is verwaarloosbaar. De tabaksnijverheid is dus uit de berekeningen geweerd.

Informatie over de voedingsindustrie werd gehaald bij: de beroepsfederatie van de voedingsindustrie FEVIA, de Centrale Raad voor het bedrijfsleven (CRB) , de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), de BTW-statistieken en de VDAB.

Sectoren De herkomst van grondstoffen die gebruikt worden in de voedingssector maakt dat de acti­ viteiten zeer heterogeen zijn. Bepaalde sectoren halen hun grondstoffen direct in de landbouw­ sector (zoals vlees, zuivel, verwerking van groenten en aardappelen, …) of visvangst (visverwerking), anderen bevoorraden zich van input uit de voedingssector zelf (zoals bakkerij, pasta, …).

Tabel B.1: Schema en deelsectoren voeding Input Landbouw Voedingsindustrie Groothandel Diensten Transport Visvangst Verpakkingsmaterialen Water, energie

Voeding (nace-code 10 en 11 en hun deelsectoren) 10.00 Voedingsmiddelen • 10.1 Vleesindustrie • 10.2 Verwerking en conservering van vis en van schaal- en weekdieren • 10.3 Verwerking en conservering van fruit en groenten • 10.4 Vervaardiging van oliën en vetten (plantaardig en dierlijk) • 10.5 Melk- en zuivelindustrie • 10.6 Industrie van granen en zetmeel • 10.7 Vervaardiging van bakkerijproducten en deegwaren • 10.8 Andere voedingsindustrieën • 10.9 Industrie van dierenvoeding 11.00 Dranken O.a. Vervaardiging van bier, mout, frisdrank, mineraal water, gebotteld water, wijn, cider, alcohol

Output Voeding Hotel-restaurants Landbouw Gezondheidszorg Groothandel Chemische industrie

Bron: documentatienota CRB 2010, eigen bewerking.

23


Tabel B.2: Vlaamse voedingsindustrie; vergelijking provincies – 2012

Toegevoegde waarde Jobs Bedrijven

West-Vlaanderen

Oost-Vlaanderen

Antwerpen

Vlaams Brabant

Limburg

€ 1,199 mrd

€ 1,094 mrd

€ 1,226 mrd

€ 900 mln

€ 405 mln

16.327

14.392

17. 673

8.542

6.428

925

868

906

412

374

Bron: economisch jaarverslag Vlaamse voedingsindustrie 04-09-2014 FEVIA.

Omzet

De voedingsnijverheid vormt in ons land, in het Vlaams Gewest en in de provincie OostVlaanderen in het bijzonder, een belangrijke bedrijfstak. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van enkele economische indicatoren, het aantal voedingsbedrijven en de werkgelegenheid.

Volgens de voorlopige BTW-statistieken 2013 realiseerde de Oost-Vlaamse voedingssector een omzet van ongeveer 11,7 miljard euro. Dit maakt 35 % uit van de omzet die gerealiseerd wordt door voedingsondernemingen in Vlaanderen. Naar omzet toe kunnen volgende sectoren reeds aangeduid worden als grote deelsectoren in OostVlaanderen: de vleesverwerkende nijverheid en de zuivelsector.

Volgens de voorlopige kwartaalcijfers van de BTW-statistieken 2013 kon enkel voor de nace-code 10 (vervaardiging van voedings­ middelen) een voor­lopige vergelijking opgemaakt worden van de verschillende Vlaamse provincies voor enkele economische parameters. Op basis van deze voorlopige cijfers blijkt dat OostVlaanderen een belangrijke provincie is in de Vlaamse voedingsindustrie.

Volgens de beroepsfederatie FEVIA groeide de Vlaamse voedingsindustrie sinds 2005 met 57,7 % en doet de sector het algemeen beter dan de voedingsindustrie in de buurlanden van de Eurozone. De gemiddelde groei van de Eurozone was 28,2 %. De sterke omzetgroei van de Vlaamse voedingsindustrie wordt vooral verklaard door toename van het productievolume tegenover de buurlanden.

Figuur B.1: Aandeel van Vlaamse provincies in de Vlaamse voedingsindustrie (nace-code 10) Oost-Vlaanderen

Toegevoegde waarde

Investeringen

Export

Omzet

27%

West-Vlaanderen

Antwerpen

26%

31%

26%

41%

35%

Bron: voorlopige kwartaalcijfers BTW-statistieken 2013, eigen berekeningen

24

Limburg

23%

17%

22%

22%

25%

Vlaams-Brabant

8%

14%

24%

26%

7%

6%

9%

6%

6%



Figuur B.2: Aandeel omzet voedingsindustrie t.o.v. andere industriesectoren in Oost-Vlaanderen – 2013 40 % 35 %

36 %

30 %

27 %

25 % 20 % 15 % 10 %

10 % 6%

4%

5% 0% Voedingsindustrie

Textiel

Hout en kurk

4%

4%

2%

1% Papierindustrie

Drukke- Chemische rijen nijverheid

1%

2%

2%

2%

Verwerking Vervaar- Vervaar- VervaarNietRubber diging metaal diging diging metaalen informatica- elekmachines, kunststof houdende producten tr(on)ische apparaten, minerale producten apparatuur werktuigen

Vervaardiging auto’s

Bron: voorlopige kwartaalcijfers BTW-statistieken 2013, eigen bewerking

De Oost-Vlaamse voedingssector behaalt tegenover andere industriële sectoren meer omzet en staat in voor 33 % van de omzet die gehaald wordt in de totale Oost-Vlaamse industriële omzet.

Investeringen In de Belgische voedingsindustrie vindt 76,1 % van de investeringen in materiële vaste activa plaats in Vlaanderen. Volgens de BTW-statistieken werd er in de Vlaamse voedingsindustrie voor ongeveer 746,2 miljoen euro geïnvesteerd. Dit is goed voor 18 % van de investeringen in de Vlaamse Industrie. Van deze Vlaamse investeringen vindt 31 % plaats in Oost-Vlaanderen. De Oost-Vlaamse investeringen in de voedingsindustrie maken 33 % uit van de Oost-Vlaamse industrie. Op Vlaams niveau was er een groei in investeringen tot 2008. De financiële en economische crisis zorgde in 2009 en 2010 voor een terugval. Vanaf 2011 kende de voedingsindustrie terug een sterke groei, wel met een terugval in 2013. Ondanks de terugval lagen de investeringen in materiële vaste activa in de voedingsindustrie nog altijd hoger dan in 2010 en 2011. (bron: FEVIA)

26

Toegevoegde waarde Volgens de voorlopige cijfers realiseerde de provincie Oost-Vlaanderen in de voedingsindustrie een toegevoegde waarde van ongeveer 1 miljard euro in 2013. Dit maakt 27 % uit van de toevoegde waarde die de Vlaamse voedingsnijverheid realiseerde. De Oost-Vlaamse voedingsindustrie zorgt voor 20 % van de toegevoegde waarde die gerealiseerd wordt in de Oost-Vlaamse industrie. Dit is meer dan de 14 % verhouding van de Vlaamse voedings­ nijverheid t.o.v. de Vlaamse industrie.

Export Binnen de Belgische voedingsindustrie neemt Vlaanderen 80 % van de export voor haar rekening. Volgens de BTW-statistieken heeft Vlaanderen een exportstroom van ongeveer 17,7 miljard euro in de voedingsindustrie. OostVlaanderen neemt hiervan 41 % voor haar rekening. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de provincie Oost-Vlaanderen een belangrijk aandeel heeft in de export van de Vlaamse en van de Belgische voedingsproducten.


Meer dan de helft van de Vlaamse uitvoer (58,4 %) gaat naar de directe buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland. Volgens FEVIA neemt de export naar Oost-Europa en buiten Europa sterk toe. In 2013 ging 13,6 % naar landen buiten de EU-28.

van de indicatoren omzet, export, investering en toegevoegde waarde.

Volgens de beroepsfederatie FEVIA is de Vlaamse uitvoer divers en niet afhankelijk van de befaamde Belgische producten zoals bier en chocolade. Belangrijke exportproducten zijn – in volgorde van grootteorde – vlees, bereidingen op basis van graan (vooral koekjes), cacao en bereidingen ervan, dranken (vooral bier), groenten (vooral diepvriesgroenten), zuivelproducten, groenten en vruchtenbereidingen en vetten en oliën.

Een vestigingseenheid is het adres waar ten minste één activiteit van de onderneming wordt uitgeoefend of van waaruit de activiteit wordt uitgeoefend (RSZ-definitie). Het kan dus gaan om de exploitatiezetel, maar ook om een productie-eenheid, een werkplaats, een verkooppunt of een kantoor. Gemakshalve wordt in wat volgt van een ‘bedrijf’ gesproken.

Voedingsbedrijven

De ‘typische Belgische sterproducten’ zoals chocolade en bier overheersen de Vlaamse voedingsuitvoer niet maar behoren wel tot de sterkste groeiers. De befaamde Belgische producten overheersen wel de verre uitvoer (zoals Verenigde Staten en Japan) en kunnen een belangrijke rol spelen in het aanboren van verre markten voor andere Vlaamse voedingsproducten.

In 2009 telde Oost-Vlaanderen 909 voedings­ bedrijven. In 2013 is dit aantal gedaald naar 840 bedrijven. De Vlaamse voedingsindustrie telt 3.192 bedrijven waarvan er dus 26,3 % in OostVlaanderen gevestigd zijn. Het arrondissement Gent telt 305 voedingsbedrijven (36,3 %). Het arrondissement Sint-Niklaas komt op de tweede plaats met 161 bedrijven of 19,2 % van het OostVlaams totaal.

Volgens figuur B.3 draagt de Oost-Vlaamse voedingsindustrie meer bij in de Oost-Vlaamse industrie in vergelijking met de bijdrage van de Vlaamse voedingssector in de Vlaamse industrie op basis

De voedingsindustrie is uitgesproken een sector van kleine ondernemingen: zo stellen 92,9 % van de Oost-Vlaamse voedingsbedrijven minder dan 50 personeelsleden te werk. De bedrijven

Figuur B.3: A andeel voedingsindustrie t.o.v. totale industrie in Oost-Vlaanderen en Vlaanderen – 2013

aandeel Oost-Vlaanderen voeding/ Oost-Vlaanderen industrie

ar de de

st er To e

ge

vo

eg

ve In

aandeel Vlaanderen voeding/ Vlaanderen industrie

wa

in ge

n

rt po Ex

Om ze t

aandeel Oost-Vlaanderen voeding/ Vlaanderen industrie

Bron: voorlopige kwartaalcijfers BTW-statistieken 2013, eigen berekeningen

27


Tabel B.3: Verdeling tewerkstelling en vestigingseenheden naar subsector in Oost-Vlaanderern gemiddeld aantal % vestigings­ arbeids­ eenheid plaatsen per vestiging

arbeids­ plaatsen totaal

% verdeling arbeids­ plaatsen

aantal vestigings­ eenheden

3.822

26,0 %

492

58,6 %

Vleesindustrie

3.382

23,0 %

141

18,8 %

24,0

Andere voedingsindustrieën (chocolade, suikerwerk, …)

2.899

19,8 %

94

11,2 %

30,8

Oost-Vlaamse voedingsindustrie

Vervaardiging van bakkerijproducten en deegwaren

7,8

Melk- en zuivelindustrie

1.455

9,9 %

23

2,7 %

63,3

Dranken

1.003

6,8 %

25

3,0 %

40,1

841

5,7 %

33

3,9 %

25,5

Industrie van dierenvoeding Industrie van granen en zetmeel

523

3,6 %

6

0,7 %

87,2

Verwerking en conservering van fruit en groenten

390

2,7 %

12

1,4 %

32,5

Vervaardiging van oliën en vetten (plantaardig en dierlijk)

327

2,2 %

10

1,2 %

32,7

Verwerking en conservering van vis, schaal- en weekdieren

31

0,2 %

4

0,5 %

7,8

• 14.637

100,0 %

840

100,0 %

17,5

Totaal Bron: eigen berekening op basis van cijfers RSZ.

behouden zo hun eigenheid en gebondenheid aan de regio. Kwaliteit en kwantiteit gaan daarbij hand in hand. Oost-Vlaamse bedrijven in de voedings­industrie met meer dan 400 personeelsleden situeren zich in de deelsectoren vervaardiging van bakkerij­ producten en deegwaren en de vervaar­diging van cacao, chocolade en suikerwerk.

Schaalvergroting In de Oost-Vlaamse voedingsindustrie treedt er een trend op van langzame schaalvergroting. In 2009 waren er 15,8 arbeidsplaatsen per bedrijf. In 2013 telde de Oost-Vlaamse voedingsindustrie 17,5 arbeidsplaatsen per bedrijf. Deze trend wordt ook vastgesteld in de Vlaamse voedingsindustrie. In 2009 telde de Vlaamse voedings­industrie gemiddeld 17,2 arbeids­ plaatsen per vestigingseenheid, in 2013 is dit opgelopen tot 19.

Werkgelegenheid De voedingsindustrie is een belangrijke werkgever. De Vlaamse voedingsindustrie telt 59.995 arbeidsplaatsen. In de Oost-Vlaamse voedings­ industrie werken 14.673 loon- en weddetrekkenden of 24,5 % van de Vlaamse voedingsindustrie.

28

Over alle sectoren heen waren er in OostVlaanderen 471.979 werknemers actief. De OostVlaamse voedingsnijverheid is dus goed voor een aandeel van 3,1 % van de tewerkstelling in Oost-Vlaanderen. Binnen Oost-Vlaanderen tekenden de arrondissementen Gent, Aalst en Sint-Niklaas het grootste aantal werknemers binnen de voedingsnijverheid op met respectievelijk 5.543, 2.978 en 2.071 werknemers. De haven van Gent speelt een belangrijke rol in het aantal vestigingen en werknemers in de voedingssector. Algemeen spelen havenfaciliteiten een bepalende rol: niet alleen voor de uitvoer van bewerkte levensmiddelen, ook voor de vlotte aanvoer van voedingsgrondstoffen. Het aantal arbeidsplaatsen in de Oost-Vlaamse voedingsnijverheid daalde met 1,1 % over de periode 2006–2013. Volgens FEVIA daalt eveneens de Belgische en de Vlaamse tewerkstelling in de voedingsindustrie. FEVIA verklaart de daling in tewerkstelling door de vaststelling dat in de Belgische voedingsindustrie er overgeschakeld wordt van deeltijdse contracten naar voltijdse contracten.


Verdeling arbeidsplaatsen en vestigingseenheden Bij de verdeling van tewerkstelling en de vestigingseenheden per deelsector zijn er 3 sectoren in Oost-Vlaanderen die boven de rest uitsteken: de sector van de vervaardiging van bakkerij­ producten en deegwaren, de sector van de vleesindustrie en de sector van de andere voedings­ industrieën (oa vervaardiging van chocolade, suikerwerk, chocoladeproducten, …) (zie tabel B.3).

De Oost-Vlaamse voedingsnijverheid is goed voor een aandeel van 3,1 % van alle loontrekkenden in Oost-Vlaanderen.

Zowel in de Oost-Vlaamse als de Vlaamse voedingsindustrie is er een trend van langzame schaalvergroting qua aantal arbeidsplaatsen per vestigingseenheid vast te stellen.

Tot slot •

Oost-Vlaanderen is een belangrijke provincie binnen de Vlaamse voedingsindustrie.

Op vlak van omzet, investeringen, toegevoegde waarde en export heeft de provincie Oost-Vlaanderen een belangrijk aandeel binnen de Vlaamse voedingsindustrie. Op basis van deze indicatoren draagt de OostVlaamse voedingsindustrie meer bij in de Oost-Vlaamse industrie in vergelijking met de bijdrage van de Vlaamse voedingssector in de Vlaamse industrie.

Oost-Vlaanderen heeft een belangrijk aandeel in de Vlaamse voedingsexport. Belangrijke Vlaamse exportproducten zijn – in volgorde van grootteorde – vlees, bereidingen op basis van graan (vooral koekjes), cacao en bereidingen ervan, dranken (vooral bier), groenten (vooral diepvriesgroenten), zuivelproducten, groenten en vruchtenbereidingen en vetten en oliën.

Volgens de tewerkstelling en het aantal vestigingseenheden zijn er 3 deelsectoren in Oost-Vlaanderen die boven de rest uitsteken binnen de Oost-Vlaamse voedingsindustrie: de vervaardiging van bakkerijproducten en deegwaren, de vleesverwerkende nijverheid en de vervaardiging van andere voedings­ middelen (o.a. vervaardiging van chocolade, suikerwerk, chocoladeproducten, …).

De voedingsindustrie is een uitgesproken sector van kleine ondernemingen: het merendeel van de Oost-Vlaamse voedingsbedrijven stelt minder dan 50 personeelsleden te werk.

29



Een slimme specialisatiestrategie Titel onze provincie voor De Provincie ontwikkelt momenteel een slimme specialisatiestrategie (in de literatuur gebruikelijk afgekort als S3) die moet fungeren als basis voor de verdere uitwerking en implementatie van haar economisch beleid. Bovendien wordt het een cruciaal instrument om in te spelen op de mogelijkheden die de Europese subsidiefondsen – de structuur- en investeringsfondsen – bieden in de nieuwe programmeringsperiode (2014–2020). De Europese Unie beschouwt slimme specialisatie als de stuwende kracht achter de toekomstige economische groei in de Europese regio’s.

Wat is slimme specialisatie? Slimme specialisatie is een recent beleidsconcept, ontwikkeld in 2008 door een groep academische experts.1 Waar het concept aanvankelijk opbotste tegen de dogmatische aanpak van het innovatiebeleid, waarin specialisatie taboe was, kwam het door de economische crisis van de voorbije jaren als voor de hand liggend naar voor. Regio’s ondervonden dat ze niet op alle vlakken van wetenschap, innovatie en technologie actief kunnen zijn. Ze moeten zich toespitsen op wat hun kennisbasis uniek en superieur maakt. Eerder dan na te gaan of een regio een ‘sterkte’ heeft in bepaalde sectoren, zoekt slimme specialisatie naar het antwoord op de cruciale vraag of de regio er baat zou bij hebben om zich te

1

Zie onder meer: FORAY, Dominique et al., Smart specialization. From academic idea to political instrument, the surprising career of a concept and the difficulties involved in its implementation, Working paper 2011–001, École Polytechnique Fédérale de Lausanne, Management of Technology & Entrepreneurship Institute (MTEI), 2011. DEBACKERE, Koenraad, ‘Slimme specialisatie als link tussen innovatie- en industrieel beleid’, Over.werk. Tijdschrift van het Steunpunt WSE, vol. 2, nr. 23, p. 21–29, 2013.

specialiseren in O&O (onderzoek en ontwikkeling) en innovatie voor die sectoren. Slimme specialisatie betekent: “uitgaan van de uniciteit en specificiteit van de bestaande regionaal-economische structuur, en verder bouwen op de aanwezige lokale technologische, indus­ triële en andere competenties en productieve en institutionele kenmerken” (Idea Consult – zie verder). De triple helix of zelfs quadruple helix wordt benadrukt, de samenwerking tussen bedrijven, overheid, kennisinstellingen (triple) en gebruikers (quadruple) waarvan het resultaat meer is dan de som van de delen. Debackere (zie de studie in voetnoot 1) noemt slimme specialisatie “de nieuwe link tussen wetenschap, innovatie en bedrijven”. Een slimme specialisatiestrategie heeft gelijkenissen met clusterbeleid, door de focus te leggen op productiviteit en innovatie als sleutelelementen voor competitiviteit. Bovendien benadrukken ze beide regionale inbedding van activiteiten om op die manier agglomeratievoordelen te maximaliseren.2 S3 en clustering verschillen evenwel van elkaar op onder meer volgende vlakken: 1. S3 focust op specifieke, innovatie-intensieve sectoren, terwijl clusterbeleid veel breder mikt. 2. S3 wil ontwikkelende links exploiteren tussen economische activiteiten die dwars door traditionele clusters kunnen snijden. 3. Het doel van S3 is de transformatie van regionale economieën op basis van nieuwe kennisgebaseerde activiteiten, terwijl clusterbeleid vaak focust op de bevordering van de performantie van bestaande clusters.

2

European Commission-DG Research & Innovation, The role of clusters in smart specialisation strategies, 2013.

31


Tabel C.1: De slimme specialisatie sectoren en niches in Oost-Vlaanderen Groep

Clusters

Mature speerpuntsectoren

» Biogebaseerde economie » Materialen

› Industriële en milieubiotechnologie › Metalen

Transversale (horizontale) thema’s

» ICT » Slimme logistiek » Eco-innovatie

› (Nieuwe) media › Stedelijke distributie › Duurzaam (ver)bouwen en duurzame energie

Groeisectoren

» Zorgeconomie en –innovatie » Voeding » Creatieve economie

› ICT-gebaseerde toepassingen › Voedingsverpakking › Design

Het spreekt evenwel voor zich dat voor vele regio’s clusters en clusterbeleid belangrijke bouwblokken zullen zijn voor de ontwikkeling en implementatie van S3. In de Engelstalige literatuur hanteert men het concept van de “4 C’s” op het vlak van slimme specialisatie.3 Deze worden hieronder illustratief opgesomd, zonder verdere toelichting: 1. Choices and critical mass (keuzes en kritische massa). 2. Competitive advantage (competitief voordeel). 3. Connectivity and clusters (connectiviteit en clusters). 4. Collaborative leadership (leiderschap op basis van samenwerking).

Slimme specialisatie in Oost-Vlaanderen De provincie is in 2014 met een proces gestart voor het uittekenen van een eigen slimme specialisatiestrategie. Idea Consult, samen met de Vlerick Business School, kreeg daartoe een verkennende studieopdracht toegewezen.4 Het belangrijkste resultaat van deze studieopdracht is volgende matrix met de aanduiding van de S3-sectoren en de niche binnen elk van deze sectoren.

32

Niches

3

FORAY, Dominique en Alessandro RAINOLDI, Smart specialisation programmes and implementation, 53 Policy Brief Series, nr. 2/2013, mei 2013.

4

Idea Consult & Vlerick Business School, Slimme specialisatiestrategie Oost-Vlaanderen, niet gepubliceerd, 2014.

De acht S3-sectoren werden geselecteerd op basis van: • aanwezige technologische, industriële en andere competenties; • een provinciale SWOT-analyse via analyse van de bestaande sociaal-economische studies en interviews met sleutelactoren. Daarna werd binnen elk van de acht S3-sectoren een niche geïdentificeerd op basis van volgende criteria: • minimale kritische massa bij zowel kennisinstellingen als industriële actoren; • interessante initiatieven zoals specifieke netwerken, projecten waarin een voortrekkersrol wordt opgenomen, unieke clusteractiviteiten; • unieke infrastructuur; • complementair. Deze niches, diepgaand geanalyseerd in workshops met stakeholders, geven aan welke de sectoren zijn waarop het beleid in het bijzonder, maar niet uitsluitend, kan inzetten.

Een kijk op de Oost-Vlaamse sectoren Biogebaseerde economie De biogebaseerde economie heeft een sterke positie in Oost-Vlaanderen, zowel op het vlak van kennisinstellingen, gespecialiseerde infrastructuur voor bedrijven als economische activiteiten.


Als niche is de industriĂŤle en milieubiotechnologie aangeduid, met onder meer wereldvermaard onderzoek aan de UGent waar al meerdere spinoffs zijn opgericht om de opgebouwde kennis te valoriseren.

Materialen Met de Materials Research Cluster Gent heeft de provincie een unieke cluster rond materiaaltechnologie die de integrale keten dekt van productie tot aanwending. De metaalsector heeft een groot belang voor de provinciale tewerkstelling, met ruim 12.000 werknemers en zelfstandigen. Binnen de materialen wordt dan ook gekozen voor de niche metalen, met het onderzoekscentrum OCAS als cruciale speler.

33


ICT De transversale sector ICT kent toepassingen in zowat alle sociaal-economische domeinen. Voor Oost-Vlaanderen lijkt vooral de link met (nieuwe) media een relevante opportuniteit. Vooral in het Gentse is een interessante mix aanwezig van kennisinstellingen (bijvoorbeeld iMinds), ondernemersweefsel en ondersteunende platformen om deze sector verder te ontwikkelen.

Slimme logistiek Logistiek is de voorbije jaren steeds een van de speerpunten geweest van het Oost-Vlaams economisch beleid. Stedelijke distributie wordt hierin naar voor geschoven als niche, omwille van de unieke variëteit aan spelers die hieromtrent actief zijn en de voortrekkersrol van de stad Gent.

Zorgeconomie en –innovatie Uit de editie 2014 van de Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen bleek dat zowat een op zes jobs in de provincie in de zorgsector (enkel de verstrekking van zorg) is gesitueerd. De cluster zorgeconomie bestaat eigenlijk uit de toeleveranciers van de zorgverstrekkers. Diverse actoren in deze cluster zijn bezig met de ontwikkeling van innovatieve duurzame zorgtechnologieën en -concepten. Voor de provincie liggen in de zorgeconomie vooral opportuniteiten in de ontwikkeling van ICT-gebaseerde toepassingen om te kunnen “zelfstandig ouder worden in de eigen woning en leefomgeving” (zelf- of telemonitoring met behulp van sensoren, e-health, domotica, …), het zogenaamde AAL (ambient assisted living).

Eco-innovatie Eco-innovatie omvat innovatie-activiteiten die resulteren in of streven naar efficiënter en verantwoordelijker omgaan met natuurlijke hulpbronnen. In de provincie Oost-Vlaanderen zijn er een aantal interessante initiatieven rond duurzaam (ver)bouwen en duurzame energie. Zowel de Stad Gent als de Provincie heeft de ambitie geformuleerd om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn.

34


Voeding De voedingsindustrie is een belangrijke indus­ triële sector in Oost-Vlaanderen (zie het artikel hiervoor). De provincie huisvest een aantal onderzoeksinstellingen (ILVO, HoGent, UGent en Odisee) die onderzoek verrichten in diverse domeinen van voeding. De unieke combinatie aan kennis, initiatieven en sterke voedingsbedrijven in diverse schakels van het voedingssysteem, hebben ertoe geleid om binnen voeding de niche voedingsverpakking verder te exploreren.

Creatieve economie De creatieve economie is een diverse sector die zowel audiovisuele en beeldende kunsten; design, mode en diamant; creatieve diensten; en andere omhelst. De provincie Oost-Vlaanderen en

vooral de stad Gent huisvesten verschillende hogescholen die kunstopleidingen en creatieve opleidingen aanbieden. Gezien de kracht van design in niet-technologische innovatie als antwoord op nieuwe maatschappelijke en economische uitdagingen die geen oplossing vinden in louter technologische innovatie en de aanwezige cluster van designers in Oost-Vlaanderen, werd gekozen om te focussen op design.

Verdere stappen in het beleidsproces De afbakening van de S3-sectoren voor de provincie Oost-Vlaanderen ligt nu vast. Het spreekt vanzelf dat dit een fluïde gegeven is. Competitieve voordelen evolueren, kritische massa wordt bereikt, clusters worden gevormd… dit alles beïnvloedt de keuze van de sectoren voor een slimme specialisatiestrategie. De Provincie is nu bezig met de beleidsmatige vertaling van de slimme specialisatiestrategie, in overleg met de POM Oost-Vlaanderen en het Innovatiecentrum Oost-Vlaanderen. Bedoeling is om in het najaar dit beleid te presenteren.

35



deel 2

Oost-Vlaanderen doorgelicht


Overzichtskaart Overzichtskaart van Oost-Vlaanderen (gemeenten en arrondissementen)

WAARSCHOOT

WAASMUNSTER

SINTMARTENSLATEM

BUGGENHOUT WICHELEN

MELLE

SINTLIEVENSHOUTEM ZINGEM

HOREBEKE

38


Overzichtstabel: gemeenten per arrondissement Arrondissement Gent

Arrondissement Aalst

Aalter

Aalst

Deinze

Denderleeuw

De Pinte

Erpe-Mere

Destelbergen

Geraardsbergen

Evergem

Haaltert

Gavere

Herzele

Gent

Lede

Knesselare

Ninove

Lochristi

Sint-Lievens-Houtem

Lovendegem

Zottegem

Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Oosterzele Sint-Martens-Latem Waarschoot Wachtebeke Zomergem Zulte

Arrondissement Dendermonde Berlare Buggenhout Dendermonde Hamme Laarne Lebbeke Waasmunster Wetteren Wichelen Zele

Arrondissement Oudenaarde

Arrondissement Eeklo

Brakel Horebeke Kluisbergen Kruishoutem Lierde Maarkedal Oudenaarde

Assenede Eeklo Kaprijke Maldegem Sint-Laureins Zelzate

Ronse Wortegem-Petegem Zingem Zwalm

Arrondissement Sint-Niklaas Beveren Kruibeke Lokeren Sint-Gillis-Waas Sint-Niklaas Stekene Temse

39


Bevolking

40

Verouderingscoëfficiënt = bevolking +65 jaar / bevolking -20 jaar

Vervangingscoëfficiënt = bevolking 20-39 jaar / bevolking 40-59 jaar

De verouderingscoëfficiënt is een demografische indicator die de verhouding weergeeft van het aantal ouderen (65+) ten opzichte van het aantal jongeren (-20) en is een aanduiding van de bevolkingsvergrijzing. Het aantal jongeren zal een weerslag hebben op onder meer de behoefte aan kinderopvang en schoolinfrastructuur. Ouderen vormen dan weer de groep van gepensioneerden, en dit aandeel heeft onder meer gevolgen voor de behoefte aan woon- en gezondheidsinfra­structuur. Een verouderingsgraad van meer dan 100 betekent dat het aandeel van de bevolking boven de 65 groter is dan de groep onder de 20 jaar. Omgekeerd betekent een waarde kleiner dan 100 dat de groep 65-plussers kleiner is dan de groep onder de 20 jaar. Bij een indicator 100 zijn beide groepen even groot.

De vervangingscoëfficiënt is een indicator van de arbeidsmarkt en meet de verhouding tussen de groep van jong actieven (20-39) tegenover de groep van ouder actieven (40-59). Dit cijfer duidt aan in welke mate vervanging plaatsvindt binnen de actieve bevolking: de jong volwassenen bepalen de instroom op de arbeidsmarkt, terwijl de ouder actieven de groep uitmaken van diegenen die hun pensioen naderen.


Tabel 1: Bevolkingsaantal en -dichtheid, bevolkingsvergrijzing (01.01.2014) aantal inwoners

dichtheid inwoners/km2

oppervlakte km2

verouderingscoëff. 65+ jaar / -20 jaar

vervangingscoëff. 20-39 jaar / 40-59 jaar

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

83.535 20.000 13.981 14.823 47.226 14.498 14.402 10.326 30.024 19.344 44.830 17.868 20.615 19.585 34.213 12.603 251.287 33.065 17.899 24.698 17.439 2.066 6.317 6.405 8.250 16.341 8.149 12.328 18.631 18.092 6.588 21.932 40.386 9.645 6.342 23.374 11.157 23.763 6.238 11.471 11.966 37.709 13.470 30.708 25.667 19.115 6.659 10.084 8.473 74.172 17.607 29.110 7.888 10.661 7.359 24.779 11.450 6.345 20.721 12.516 7.458 8.320 25.720 15.625 8.083

1.069 244 160 392 314 257 570 574 397 1.404 805 673 686 575 456 402 1.609 415 591 614 368 185 187 211 221 489 174 384 692 609 252 363 598 495 139 247 733 648 165 326 231 520 312 451 744 348 89 378 591 885 393 729 360 334 213 676 501 151 627 913 312 215 454 480 239

78,1 81,9 87,2 37,8 150,2 56,5 25,3 18,0 75,5 13,8 55,7 26,6 30,0 34,0 75,0 31,3 156,2 79,7 30,3 40,2 47,4 11,2 33,7 30,4 37,3 33,4 46,8 32,1 26,9 29,7 26,1 60,3 67,5 19,5 45,6 94,6 15,2 36,6 37,8 35,2 51,9 72,6 43,1 68,1 34,5 55,0 74,5 26,7 14,3 83,8 44,8 39,9 21,9 31,9 34,5 36,7 22,9 42,0 33,1 13,7 23,9 38,8 56,7 32,5 33,8

0,90 0,88 1,00 0,83 0,90 1,00 0,86 0,96 0,91 0,73 0,92 0,96 1,04 1,00 0,91 0,85 0,79 0,90 0,97 0,80 0,86 1,14 0,97 0,85 0,92 0,81 0,82 0,95 0,86 0,92 0,88 0,76 0,70 1,10 1,04 0,95 0,87 0,85 0,80 0,97 0,80 0,87 0,80 0,93 0,70 0,78 1,05 0,89 1,19 0,86 0,87 0,75 1,06 0,88 0,96 0,93 0,87 0,81 0,74 1,01 0,77 1,02 1,08 0,75 0,82

0,85 0,80 0,77 0,77 0,80 0,76 0,74 0,73 0,86 0,83 0,81 0,77 0,87 0,74 0,79 0,76 1,29 0,78 0,78 0,93 0,79 0,66 0,76 0,91 0,82 0,83 0,79 0,79 0,85 0,81 0,80 0,76 0,92 0,72 0,69 0,81 0,88 0,80 0,86 0,79 0,79 0,79 0,76 0,86 0,93 0,83 0,76 0,82 0,66 0,94 0,79 0,83 0,77 0,75 0,81 0,85 0,81 0,78 0,89 0,83 0,87 0,78 0,79 0,86 0,71

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

282.472 197.323 83.462 541.878 122.309 243.957

602 576 250 574 292 514

468,9 342,5 333,8 943,6 418,8 474,6

0,91 0,87 1,00 0,85 0,86 0,82

0,81 0,83 0,81 1,00 0,83 0,87

Oost-Vlaanderen

1.471.401

493

2.982,2

0,86

0,89

Vlaams Gewest

6.410.705

474

13.522,3

0,88

0,86

11.150.516

365

30.527,9

0,79

0,91

België

Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen

41


Tabel 2: Bevolkingsevolutie tussen 2000 en 2014 (2000 = 100) 2000 aantal Arr. Aalst

262.294

Arr. Dendermonde

2007 index

2008 index

2009 index

2010 index

2011 index

2012 index

2013 index

2014 index

101,9

102,7

103,5

104,3

105,4

106,2

107,1

107,7

186.484

101,7

102,1

102,7

103,2

104,0

104,7

105,3

105,8

Arr. Eeklo

79.484

101,3

101,7

102,4

103,0

103,7

104,1

104,9

105,0

Arr. Gent

495.368

103,5

104,4

105,4

106,4

107,7

108,2

108,8

109,4

Arr. Oudenaarde

114.345

102,4

103,3

104,2

104,9

105,4

106,0

106,6

107,0

Arr. Sint-Niklaas

223.648

103,4

104,1

105,0

106,0

106,9

107,6

108,6

109,1

Oost-Vlaanderen

1.361.623

102,7

103,5

104,4

105,2

106,2

106,8

107,6

108,1

Vlaams Gewest

5.940.251

102,9

103,7

104,4

105,2

106,1

106,9

107,4

107,9

10.239.085

103,4

104,2

104,9

105,8

106,9

107,8

108,4

108,9

België

Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen

Figuur 1: Leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2014) Figuur 1: Leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2014) 95+ jaar 90-94 jaar 85-89 jaar 80-84 jaar 75-79 jaar 70-74 jaar 65-69 jaar 60-64 jaar 55-59 jaar 50-54 jaar 45-49 jaar 40-44 jaar 35-39 jaar 30-34 jaar 25-29 jaar 20-24 jaar 15-19 jaar 10-14 jaar 5-9 jaar 0-4 jaar 60.000

40.000

20.000

0 Mannen

20.000

40.000

Vrouwen

Bron: FOD Economie - Directie Statistiek - bevolkingskubus, eigen berekeningen

Bron: FOD Economie - Directie Statistiek - bevolkingskubus, eigen berekeningen

42


Wachtebeke

SintLievensHoutem Denderleeuw WortegemPetegem

Kaart 1

Kaart 11 Kaart

2 (inw./km²) bevolkingsdichtheid 01.01.2014 (inw./km )

bevolkingsdichtheid 01.01.2014 (inw./km²) 89 – 343 89 - 343 89 - 343 343 – 596 343 343 - - 596596 596 – 849 596 596 - - 849849 849 – 1.102 849 - 1.102 849 - 1.102 11.102 .102 - 1.356 – - 1.356 1.356 1.102 1.356 1.609 11.356 .356 – - 1.609 1.609

43


Inkomen Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaan Een belangrijk gegeven is de spreiding van de inkomens over de bevolking, met andere woorden hoe groot is het verschil tussen het hoogste en laagste inkomen. Om de inkomensspreiding weer te geven, worden een aantal indicatoren berekend waarbij de inkomens eerst worden gerangschikt van laag naar hoog: • laagste inkomen • Q1 = inkomen dat centrale plaats inneemt tussen het laagste inkomen en het mediaaninkomen • mediaan = middelste inkomen in de reeks • Q3 = inkomen dat centrale plaats inneemt tussen het mediaaninkomen en het hoogste inkomen • hoogste inkomen

Het verschil tussen Q3 en Q1, ook wel het interkwartiel verschil genoemd, geeft een idee van de inkomensspreiding rond de mediaan. Hoe kleiner het interkwartiel verschil, hoe dichter de inkomens rond de mediaan liggen; hoe groter het verschil, hoe groter de spreiding tussen de inkomens. Door het interkwartiel verschil te delen door de mediaan, wordt de spreidingsmaat niet beïnvloed door de hoogte van het mediaan­inkomen. Dit is van belang wil men opeenvolgende jaren (i.e. evolutie van het inkomen) met elkaar ver­ gelijken. Deze verhouding noemt men de inter­ kwartiele coëfficiënt. Hoe hoger deze coëfficiënt, hoe groter de inkomens­ongelijkheid.

Wachtebeke

SintLievensHoutem Denderleeuw

Kaart 2 Kaart 2 gemiddeld inkomen gemiddeld inkomen 2012 2012 (EUR)

WortegemPetegem

14.300 14.300– 16.200 - 16.200 16.201 16.201– 18.000 - 18.000 18.001 18.001– 19.900 - 19.900 19.901 19.901– 21.700 - 21.700 21.701 21.701– 23.600 - 23.600 23.601 23.601– 25.400 - 25.400

44

Kaart 2

(EUR)


Tabel 3: Inkomen (2012) Gemiddeld inkomen per inwoner 2012 (aanslagjaar 2013) In EUR

Peil (Vlaanderen = 100)

Interkwartiele coëfficiënt (*) Per aangifte

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

18.194 18.928 17.642 18.013 18.856 18.147 19.280 23.611 18.274 17.983 18.048 20.890 16.886 19.872 18.438 19.610 17.189 17.229 19.012 16.604 18.843 18.429 18.615 17.797 16.946 18.015 18.358 19.357 17.846 18.616 18.107 19.584 17.088 20.495 18.900 16.734 19.558 20.509 18.031 19.322 18.367 17.857 19.360 18.442 14.311 17.955 17.014 18.464 25.375 16.792 17.534 17.559 17.590 19.578 17.702 18.059 18.561 19.512 16.062 16.624 18.371 17.980 19.497 17.529 19.117

102,4 106,5 99,3 101,4 106,1 102,2 108,5 132,9 102,9 101,2 101,6 117,6 95,1 111,9 103,8 110,4 96,8 97,0 107,0 93,5 106,1 103,7 104,8 100,2 95,4 101,4 103,3 109,0 100,5 104,8 101,9 110,2 96,2 115,4 106,4 94,2 110,1 115,4 101,5 108,8 103,4 100,5 109,0 103,8 80,6 101,1 95,8 103,9 142,8 94,5 98,7 98,8 99,0 110,2 99,6 101,7 104,5 109,8 90,4 93,6 103,4 101,2 109,7 98,7 107,6

97 107 100 99 101 98 104 129 105 97 96 107 91 100 99 106 98 97 96 90 103 111 101 98 95 101 110 104 97 100 105 112 97 109 111 96 107 113 105 115 116 96 111 98 86 104 103 103 143 94 97 98 95 111 100 95 98 118 91 92 97 98 103 99 107

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

18.386 17.922 17.074 18.339 17.601 17.560

103,5 100,9 96,1 103,2 99,1 98,8

98 97 96 103 100 98

Oost-Vlaanderen

18.030

101,5

100

Vlaams Gewest

17.765

100,0

100

België

16.651

93,7

102

(*) Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaaninkomen Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, eigen berekeningen

45


Werkgelegenheid Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak De concentratiecoëfficiënt geeft aan of een bedrijfstak over- dan wel ondervertegenwoordigd is, en in welke mate. De globale Vlaamse situatie geldt als referentiebasis. Voor Oost-Vlaanderen wordt de concentratiecoëfficiënt dus berekend door het Oost-Vlaamse procentuele tewerkstellingsaandeel van een bedrijfstak te delen door het Vlaamse aandeel van diezelfde bedrijfstak. Een concentratiecoëfficiënt groter dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen meer vertegenwoordigd is dan in Vlaanderen; een concentratiecoëfficiënt kleiner dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen ondervertegenwoordigd is ten opzichte van Vlaanderen.

Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar De activiteitsgraad is de verhouding tussen de actieve beroepsbevolking (werkenden en werkzoekenden) en de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar). De ratio is een weergave van de mate waarin de bevolking bereid is te werken, dus een baan heeft of zoekt.

46

Werkgelegenheidsgraad = werkenden / bevolking 20-64 jaar De werkgelegenheidsgraad (jobratio) is het totaal aantal arbeidsplaatsen (loon- en weddetrekkenden plus zelfstandigen) in een bepaalde regio gedeeld door het aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar in die regio. Deze indicator verwijst naar de tewerkstelling volgens de plaats van creatie en is dus een indicator in hoeverre een gemeente, arrondissement, provincie of gewest erin slaagt werk te verschaffen. Deze indicator wordt veelal als streefcijfer gebruikt in het werkgelegenheidsbeleid, bij de vooropstelling om meer mensen aan het werk te krijgen.

Werkzaamheidsgraad = werkenden / totale bevolking De werkzaamheidsgraad is het percentage werkenden ten opzichte van de totale bevolking.


Tabel 4: Aantal beschikbare arbeidsplaatsen (werknemers en zelfstandigen) per gemeente (31.12.2013) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen) De werkgelegenheid in de Oost-Vlaamse gemeenten Gemeente / regio

Sectorale werkgelegenheid

Werknemers Zelfstandigen(*) Totaal Absoluut % Prov. Absoluut % Prov. Absoluut % Prov.

Primaire sector

Secundaire sector

Tertiaire Quartaire sector sector

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

30.622 6.405 2.461 1.610 16.727 1.813 3.141 1.249 10.858 2.275 15.180 3.386 8.668 3.714 7.949 2.529 156.864 6.328 1.994 4.788 1.919 205 972 1.540 1.013 2.726 2.704 1.676 3.467 2.273 543 4.650 14.215 1.572 705 5.273 4.521 7.898 592 5.694 1.567 8.812 1.821 14.295 7.307 2.753 673 1.490 2.524 28.804 2.301 8.644 1.189 1.303 1.007 8.950 1.722 1.434 6.336 3.308 1.218 1.079 6.221 3.442 1.060

6,5 1,4 0,5 0,3 3,5 0,4 0,7 0,3 2,3 0,5 3,2 0,7 1,8 0,8 1,7 0,5 33,2 1,3 0,4 1,0 0,4 0,0 0,2 0,3 0,2 0,6 0,6 0,4 0,7 0,5 0,1 1,0 3,0 0,3 0,1 1,1 1,0 1,7 0,1 1,2 0,3 1,9 0,4 3,0 1,5 0,6 0,1 0,3 0,5 6,1 0,5 1,8 0,3 0,3 0,2 1,9 0,4 0,3 1,3 0,7 0,3 0,2 1,3 0,7 0,2

4.930 1.930 1.137 1.202 3.222 1.016 935 909 2.550 852 2.717 1.572 1.210 1.315 2.186 965 15.639 2.059 1.098 1.624 1.189 205 704 533 809 1.025 1.067 1.082 1.173 1.179 489 2.049 2.641 842 700 2.240 782 1.720 443 1.041 1.200 2.568 1.138 2.209 1.330 1.476 769 755 1.486 4.464 1.255 1.972 560 1.252 421 1.681 824 711 1.423 465 626 812 1.659 1.327 680

4,7 1,9 1,1 1,2 3,1 1,0 0,9 0,9 2,5 0,8 2,6 1,5 1,2 1,3 2,1 0,9 15,0 2,0 1,1 1,6 1,1 0,2 0,7 0,5 0,8 1,0 1,0 1,0 1,1 1,1 0,5 2,0 2,5 0,8 0,7 2,2 0,8 1,7 0,4 1,0 1,2 2,5 1,1 2,1 1,3 1,4 0,7 0,7 1,4 4,3 1,2 1,9 0,5 1,2 0,4 1,6 0,8 0,7 1,4 0,4 0,6 0,8 1,6 1,3 0,7

35.552 8.335 3.598 2.812 19.949 2.829 4.076 2.158 13.408 3.127 17.897 4.958 9.878 5.029 10.135 3.494 172.503 8.387 3.092 6.412 3.108 410 1.676 2.073 1.822 3.751 3.771 2.758 4.640 3.452 1.032 6.699 16.856 2.414 1.405 7.513 5.303 9.618 1.035 6.735 2.767 11.380 2.959 16.504 8.637 4.229 1.442 2.245 4.010 33.268 3.556 10.616 1.749 2.555 1.428 10.631 2.546 2.145 7.759 3.773 1.844 1.891 7.880 4.769 1.740

6,2 1,4 0,6 0,5 3,5 0,5 0,7 0,4 2,3 0,5 3,1 0,9 1,7 0,9 1,8 0,6 29,9 1,5 0,5 1,1 0,5 0,1 0,3 0,4 0,3 0,7 0,7 0,5 0,8 0,6 0,2 1,2 2,9 0,4 0,2 1,3 0,9 1,7 0,2 1,2 0,5 2,0 0,5 2,9 1,5 0,7 0,3 0,4 0,7 5,8 0,6 1,8 0,3 0,4 0,2 1,8 0,4 0,4 1,3 0,7 0,3 0,3 1,4 0,8 0,3

0,7% 4,3% 10,1% 3,7% 2,8% 5,6% 2,3% 2,9% 2,9% 1,0% 1,0% 3,4% 1,4% 2,5% 4,6% 3,1% 0,3% 1,8% 2,6% 2,4% 4,8% 9,3% 12,7% 3,5% 8,5% 3,7% 5,5% 7,5% 2,5% 3,4% 6,5% 15,1% 2,0% 4,1% 11,0% 5,9% 1,0% 1,6% 15,7% 2,3% 12,2% 1,7% 9,7% 1,4% 0,8% 6,6% 19,1% 4,5% 1,3% 0,9% 4,1% 1,6% 6,2% 3,2% 7,1% 2,5% 5,3% 5,6% 2,0% 1,0% 2,8% 9,5% 1,9% 3,5% 5,6%

19,5% 37,4% 37,7% 26,8% 34,6% 15,4% 34,3% 8,1% 20,3% 18,6% 23,5% 22,8% 25,8% 30,4% 25,5% 23,1% 19,5% 15,5% 21,1% 27,7% 16,7% 14,6% 32,0% 43,8% 32,5% 33,2% 42,5% 24,2% 33,6% 12,3% 22,0% 16,2% 27,9% 17,6% 15,0% 31,6% 30,4% 22,0% 12,9% 21,5% 16,8% 22,8% 20,3% 27,8% 30,8% 23,3% 17,8% 35,9% 16,4% 16,8% 17,5% 28,4% 26,9% 18,6% 7,1% 28,3% 33,8% 37,9% 46,8% 13,7% 37,3% 15,5% 16,2% 36,1% 11,7%

39,5% 38,0% 28,7% 42,0% 41,6% 37,1% 32,6% 56,6% 42,7% 44,2% 35,6% 50,9% 30,8% 42,1% 36,0% 37,3% 39,1% 42,0% 45,6% 35,8% 44,1% 40,5% 33,2% 28,7% 37,9% 38,8% 38,1% 44,6% 40,2% 44,4% 42,1% 45,4% 36,8% 38,0% 35,8% 39,7% 40,6% 48,7% 39,8% 54,0% 36,0% 50,9% 39,2% 36,9% 32,8% 42,8% 37,4% 36,5% 64,0% 43,5% 49,9% 48,0% 37,2% 49,3% 44,6% 37,7% 40,2% 40,2% 29,6% 43,1% 36,4% 38,1% 37,8% 43,9% 45,7%

40,3% 20,3% 23,5% 27,5% 21,0% 41,9% 30,8% 32,4% 34,1% 36,2% 39,9% 22,9% 42,0% 25,0% 33,9% 36,5% 41,0% 40,7% 30,7% 34,1% 34,3% 35,6% 22,0% 24,1% 21,1% 24,3% 13,9% 23,7% 23,7% 40,0% 29,5% 23,4% 33,4% 40,2% 38,2% 22,8% 27,9% 27,8% 31,6% 22,3% 35,0% 24,6% 30,8% 34,0% 35,7% 27,4% 25,8% 23,1% 18,3% 38,8% 28,4% 22,0% 29,7% 28,9% 41,2% 31,4% 20,7% 16,3% 21,5% 42,2% 23,4% 36,9% 44,2% 16,5% 37,0%

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

65.648 48.173 21.355 227.809 32.824 76.170

13,9 10,2 4,5 48,3 7,0 16,1

17.604 13.913 6.525 40.381 9.566 16.055

16,9 13,4 6,3 38,8 9,2 15,4

83.252 62.086 27.880 268.190 42.390 92.225

14,5 10,8 4,8 46,6 7,4 16,0

1,6% 2,4% 5,3% 1,9% 3,0% 2,1%

19,9% 29,5% 27,2% 20,9% 29,2% 25,0%

42,0% 36,8% 35,1% 40,8% 36,4% 42,4%

36,4% 31,2% 32,4% 36,4% 31,4% 30,5% 34,3%

471.979

100,0

104.044

100,0

576.023

100,0

2,2%

23,3%

40,2%

Vlaams Gewest

Oost-Vlaanderen

2.181.218

-

471.971

-

2.653.189

-

2,0%

22,9%

45,8%

29,3%

BelgiĂŤ

3.813.212

-

763.009

-

4.576.221

-

1,7%

20,0%

45,3%

32,9%

(*) Z elfstandigen van wie niet gekend is tot welke sector zij behoren, zijn niet in deze statistieken opgenomen. Voor Oost-Vlaanderen gaat het om 3.743 zelfstandigen en helpers Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

47


Tabel 5: D e totale werkgelegenheid naar bedrijfstakken (31.12.2013) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen) Aantal Aantal werknemers zelfstandigen Primaire sector Secundaire sector Energie en water Winning van delfstoffen

Totale werk­ Provinciaal Concentratiegelegenheid aandeel coëfficiënt (*)

2.170

10.436

12.606

2,2%

1,09

117.181

16.747

133.928

23,3%

1,07

4.717

207

4.924

0,9%

1,59

21

8

29

0,0%

0,30 1,01

78.630

5.030

83.660

14,5%

Basismetaal en metaalverwerking

12.122

253

12.375

2,1%

1,02

Chemie en kunststoffen, overig niet-metaal

13.702

612

14.314

2,5%

0,84

Voeding, drank en tabak

14.745

1.544

16.289

2,8%

1,08

Textiel, leer en kleding

7.199

549

7.748

1,3%

1,57

Hout en meubelen, papier en drukkerij

8.705

1.431

10.136

1,8%

0,95 0,99

Industrie

22.157

641

22.798

4,0%

Bouw

33.813

11.502

45.315

7,9%

1,17

Tertiaire sector

170.474

61.161

231.635

40,2%

0,91

Handel en reparatie

59.098

28.123

87.221

15,1%

0,93

Horeca

10.638

9.756

20.394

3,5%

0,85

Transport, verkeer en communicatie

25.925

3.969

29.894

5,2%

0,83

Diverse

Financiële instellingen

6.297

398

6.695

1,2%

1,00

Diensten en huur

68.516

18.915

87.431

15,2%

0,92

182.154

15.700

197.854

34,3%

1,08

32.596

33

32.629

5,7%

0,98 1,16

Quartaire sector Overheid Onderwijs

55.730

585

56.315

9,8%

Gezondheid en sociale diensten

79.884

6.555

86.439

15,0%

1,10

Overige

13.944

8.527

22.471

3,9%

0,97

471.979

104.044

576.023

100,0%

1,00

Totaal

(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak

Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

Figuur 2: De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2013) Figuur 2: De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2013) 100.000

90.000

80.000

aantal werknemers

70.000

60.000

50.000

40.000

30.000

20.000

10.000

0

Diensten en huur

Handel en reparatie

Gezondheid en sociale diensten

Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

48

Onderwijs

Bouw

Overheid

Transport en verkeer

Horeca

Voeding, drank en tabak

Chemie en Land- en tuinbouw Basismetaal en kunststoffen, metaalverwerking overig niet-metaal


Tabel 6: Activiteits, werkgelegenheids- en werkzaamheidsgraad (31.12.2013) Activiteitsgraad

Werkgelegenheidsgraad

Werkzaamheidsgraad

totaal

totaal

mannen

vrouwen

totaal

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

0,78 0,74 0,48 0,36 0,76 0,38 0,52 0,39 0,79 0,33 0,72 0,52 0,91 0,47 0,54 0,49 1,20 0,49 0,33 0,49 0,34 0,41 0,49 0,60 0,42 0,45 0,80 0,41 0,47 0,37 0,30 0,55 0,77 0,48 0,43 0,59 0,86 0,73 0,32 1,03 0,43 0,56 0,40 0,96 0,69 0,42 0,41 0,41 0,89 0,86 0,39 0,68 0,42 0,45 0,39 0,78 0,41 0,59 0,69 0,58 0,46 0,43 0,56 0,54 0,40

0,71 0,71 0,44 0,32 0,72 0,33 0,48 0,36 0,75 0,27 0,67 0,48 0,84 0,43 0,50 0,45 1,11 0,43 0,29 0,44 0,30 0,38 0,45 0,56 0,38 0,40 0,77 0,37 0,42 0,32 0,26 0,52 0,71 0,44 0,39 0,55 0,81 0,69 0,28 0,99 0,40 0,51 0,37 0,91 0,60 0,38 0,37 0,38 0,86 0,79 0,34 0,62 0,38 0,41 0,34 0,72 0,36 0,57 0,63 0,52 0,42 0,39 0,52 0,51 0,37

0,42 0,51 0,26 0,21 0,54 0,20 0,32 0,24 0,47 0,18 0,41 0,32 0,48 0,30 0,32 0,32 0,72 0,25 0,19 0,30 0,20 0,20 0,26 0,41 0,26 0,28 0,63 0,26 0,29 0,19 0,15 0,33 0,46 0,23 0,22 0,37 0,50 0,46 0,17 0,64 0,25 0,34 0,24 0,56 0,35 0,25 0,24 0,28 0,57 0,43 0,22 0,44 0,22 0,27 0,18 0,47 0,19 0,48 0,48 0,28 0,29 0,24 0,28 0,37 0,19

0,43 0,32 0,25 0,17 0,31 0,20 0,24 0,18 0,42 0,15 0,39 0,24 0,49 0,21 0,28 0,24 0,66 0,26 0,16 0,22 0,16 0,20 0,27 0,24 0,18 0,18 0,30 0,19 0,21 0,19 0,16 0,28 0,38 0,27 0,22 0,28 0,45 0,35 0,16 0,54 0,22 0,26 0,20 0,52 0,33 0,20 0,19 0,17 0,38 0,47 0,18 0,29 0,22 0,21 0,20 0,39 0,26 0,20 0,27 0,33 0,21 0,22 0,34 0,24 0,24

0,43 0,42 0,26 0,19 0,42 0,20 0,28 0,21 0,45 0,16 0,40 0,28 0,48 0,26 0,30 0,28 0,69 0,25 0,17 0,26 0,18 0,20 0,27 0,32 0,22 0,23 0,46 0,22 0,25 0,19 0,16 0,31 0,42 0,25 0,22 0,32 0,48 0,40 0,17 0,59 0,23 0,30 0,22 0,54 0,34 0,22 0,22 0,22 0,48 0,45 0,20 0,37 0,22 0,24 0,19 0,43 0,22 0,34 0,37 0,30 0,25 0,23 0,31 0,31 0,22

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

0,55 0,58 0,63 0,89 0,65 0,71

0,49 0,53 0,57 0,82 0,60 0,65

0,30 0,35 0,35 0,53 0,38 0,42

0,29 0,28 0,32 0,46 0,32 0,34

0,30 0,32 0,34 0,50 0,35 0,38

Oost-Vlaanderen

0,72

0,66

0,42

0,36

0,39

Vlaams Gewest

0,76

0,70

0,45

0,37

0,41

BelgiĂŤ

0,77

0,69

0,45

0,37

0,41

Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar Werkgelegenheidsgraad (jobratio) = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / bevolking 20-64 jaar Werkzaamheidsgraad = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / totale bevolking Bron: FOD Economie - Directie Statistiek, RSZ, RSVZ, VDAB, ACTIRIS, le FOREM, eigen berekeningen

49


Ondernemingsweefsel

Figuur 3: Ondernemingen (exclusief eenpersoonszaken) naar dimensieklassen Figuur 4: Ondernemingen (exclusief eenpersoonzaken) opgedeeldopgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2013) (31.12.2013) > 99 WKN > 99 wkn., 2,2%

20-99 wkn., 10,8%

< 20 wkn., 87,0%

Bron: RSZ, eigen bewerking

Figuur 4: werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2013)

Figuur 4: Werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2013)

< 20 wkn., 25,8% > 99 wkn., 41,2%

20-99 wkn., 33,0%

Bron: RSZ, eigen bewerking

50


Tabel 7: Aantal ondernemingen en werknemers naar dimensieklassen (31.12.2013) (exclusief eenpersoonszaken) Van 1 tot 19 werknemers Onder­ nemingen Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

Werknemers

Van 20 tot 99 werknemers Onder­ nemingen

Werknemers

Meer dan 99 werknemers Onder­ nemingen

Werknemers

Totaal Onder­ nemingen

Werknemers

1.685 481 233 251 926 213 266 177 764 185 915 358 471 333 567 234 6.138 536 258 440 248 31 109 127 162 240 243 228 265 252 95 521 905 163 97 575 250 484 100 315 239 708 243 835 463 378 139 180 358 1.753 331 646 133 235 102 546 168 113 463 233 128 135 513 339 125

6.832 1.731 727 832 3.743 726 1.033 562 3.046 742 3.825 1.312 1.891 1.160 2.369 906 25.926 2.183 891 1.731 909 116 349 529 561 907 1.028 851 1.050 859 239 2.113 3.903 532 325 2.241 1.148 1.936 349 1.513 824 3.006 857 3.751 1.848 1.332 440 650 1.240 7.509 1.266 2.872 422 825 448 2.185 580 435 1.817 980 428 543 1.989 1.351 434

187 66 9 11 152 22 32 11 97 22 124 34 88 37 76 23 900 58 26 51 21 2 7 18 12 34 27 20 33 23 8 51 156 14 7 53 38 63 7 59 16 73 23 129 71 31 6 13 29 214 23 95 13 13 12 79 12 14 59 37 15 14 56 38 8

8.022 2.630 432 560 6.157 928 1.240 415 4.180 988 5.148 1.293 3.731 1.439 3.246 749 37.577 2.621 1.103 2.336 900 89 274 773 452 1.107 974 825 1.336 972 304 1.947 6.520 415 251 2.157 1.687 2.423 243 2.363 623 3.318 964 5.589 3.095 1.232 233 512 990 8.728 817 3.873 528 478 559 3.277 548 594 2.590 1.519 497 369 2.234 1.598 334

61 12 4 2 31 1 4 2 17 4 26 5 15 7 14 5 273 9 0 5 1 0 1 2 0 5 4 0 3 2 0 5 21 2 1 5 6 17 0 8 1 12 0 22 8 1 0 1 2 60 2 10 2 0 0 18 2 2 14 4 2 1 8 3 2

15.768 2.044 1.302 218 6.827 159 868 272 3.632 545 6.207 781 3.046 1.115 2.334 874 93.361 1.524 0 721 110 0 349 238 0 712 702 0 1.081 442 0 590 3.792 625 129 875 1.686 3.539 0 1.818 120 2.488 0 4.955 2.364 189 0 328 294 12.567 218 1.899 239 0 0 3.488 594 405 1.929 809 293 167 1.998 493 292

1.933 559 246 264 1.109 236 302 190 878 211 1.065 397 574 377 657 262 7.311 603 284 496 270 33 117 147 174 279 274 248 301 277 103 577 1.082 179 105 633 294 564 107 382 256 793 266 986 542 410 145 194 389 2.027 356 751 148 248 114 643 182 129 536 274 145 150 577 380 135

30.622 6.405 2.461 1.610 16.727 1.813 3.141 1.249 10.858 2.275 15.180 3.386 8.668 3.714 7.949 2.529 156.864 6.328 1.994 4.788 1.919 205 972 1.540 1.013 2.726 2.704 1.676 3.467 2.273 543 4.650 14.215 1.572 705 5.273 4.521 7.898 592 5.694 1.567 8.812 1.821 14.295 7.307 2.753 673 1.490 2.524 28.804 2.301 8.644 1.189 1.303 1.007 8.950 1.722 1.434 6.336 3.308 1.218 1.079 6.221 3.442 1.060

4.898 3.777 1.760 12.263 2.470 5.179

19.221 14.729 6.628 49.689 9.859 21.532

516 434 200 1.596 321 705

22.109 18.338 8.346 65.251 13.428 28.434

105 74 29 375 44 130

24.318 15.106 6.381 112.869 9.537 26.204

5.519 4.285 1.989 14.234 2.835 6.014

65.648 48.173 21.355 227.809 32.824 76.170

Oost-Vlaanderen

30.347

121.658

3.772

155.906

757

194.415

34.876

471.979

Vlaams Gewest (*)

136.678

552.268

17.168

711.711

3.495

926.797

157.341

2.190.776

België (*)

237.373

947.971

28.553

1.172.101

6.042

1.691.132

271.968

3.811.204

Bron: RSZ (*) gegevens per 30/06/2013

51



Werkloosheid Werkloosheidsgraad = niet-werkende werkzoekenden (18-65 jaar) / beroepsbevolking (18-65 jaar) De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) defi­ nieert een werkloze als iemand die niet werkt, onmiddellijk beschikbaar is voor een passende betrekking en er actief naar zoekt. In Vlaanderen wordt het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De niet-werkende werk­ zoekenden (NWWZ) bestaan uit: werkzoekenden met recht op werkloosheidsuitkering, school­ verlaters, vrij ingeschrevenen (hebben geen recht op een uitkering, zoals bijvoorbeeld werknemers in vooropzeg) en andere verplicht ingeschrevenen

(werkzoekenden ten laste van het OCMW, werkzoekenden geregistreerd bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, werkzoekenden in deeltijds onderwijs, van het recht op uitkering uitgesloten werkzoekenden).

Spanningsindicator = werkzoekenden / beschikbare vacatures Deze ratio meet de spanning op de arbeidsmarkt door het aantal werkzoekenden per vacature (zonder interim) weer te geven. Afhankelijk van de hoogte van deze ratio is er sprake van arbeidsreserve, dan wel arbeidskrapte.

Wachtebeke

SintLievensHoutem Denderleeuw WortegemPetegem

Kaart 3

Kaart 3 Werkloosheidsgraad Werkloosheidsgraad31.03.2015 31.03.2015 2,9 – 4,9 2,9 - 4,9 5,0 – 7,0 5,0 - 7,0 7,17,1 – 9,0 - 9,0 9,19,1 – 11,1 - 11,1 11,1 11,1–-13,1 13,1

Kaart 3 Werkloosheidsgraad 31.03.2015 2,9 - 4,9

53


Tabel 8: Werkloosheid en vacatures (31.03.2015)

Niet-werkende werkzoekenden Gemeente/regio

Mannen

Vrouwen

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

1.960 186 193 219 802 205 146 79 414 381 849 228 469 315 434 121 8.956 684 279 418 223 16 79 82 86 273 74 147 283 289 75 261 768 111 56 336 141 339 78 118 107 673 150 541 808 246 91 124 76 1.689 236 575 97 149 102 511 174 52 365 253 84 84 329 158 90 5.257 3.261 1.421 12.326 2.083 4.589

1.651 163 213 189 678 171 147 97 320 363 586 208 365 287 406 132 6.690 503 240 332 204 10 63 72 91 228 78 142 224 258 64 230 674 107 62 311 154 280 86 115 98 574 126 411 603 246 65 100 79 1.404 250 540 93 144 107 389 142 64 339 244 94 92 318 170 79 4.498 2.634 1.261 9.844 1.708 4.020

Oost-Vlaanderen

Werkloosheidsgraad (*)

Totaal

Mannen

Vrouwen

Totaal

3.611 349 406 408 1.480 376 293 176 734 744 1.435 436 834 602 840 253 15.646 1.187 519 750 427 26 142 154 177 501 152 289 507 547 139 491 1.442 218 118 647 295 619 164 233 205 1.247 276 952 1.411 492 156 224 155 3.093 486 1.115 190 293 209 900 316 116 704 497 178 176 647 328 169 9.755 5.895 2.682 22.170 3.791 8.609

9,3 3,6 5,4 5,7 6,7 5,6 3,9 3,3 5,4 7,8 7,6 5,2 9,5 6,3 5,0 3,8 13,8 8,4 6,0 6,7 4,9 3,5 4,8 5,0 4,0 6,7 3,4 4,6 6,0 6,4 4,3 4,6 7,6 4,8 3,6 5,6 5,2 5,7 4,8 4,1 3,5 7,2 4,3 6,9 13,6 5,0 5,2 4,7 4,0 9,5 5,4 7,7 4,9 5,7 5,9 8,2 5,8 3,2 6,8 8,4 4,3 4,2 5,1 3,7 4,3 7,4 6,5 6,8 8,9 6,8 7,6

9,0 3,6 7,1 5,7 6,7 5,4 4,6 4,2 4,7 8,1 5,8 5,3 8,3 6,4 5,2 4,4 12,1 6,9 5,8 6,3 5,0 2,4 4,5 5,1 5,0 6,4 4,3 4,9 5,4 6,4 4,3 4,6 7,7 5,1 4,5 6,0 6,0 5,1 6,4 4,4 3,5 6,7 4,0 6,0 12,6 5,9 4,6 4,4 4,7 9,2 6,4 8,7 5,2 6,3 7,1 7,0 5,3 4,5 8,1 9,8 5,5 5,0 5,4 4,8 4,4 7,1 6,0 7,0 8,1 6,5 7,7

9,2 3,6 6,2 5,7 6,7 5,5 4,2 3,8 5,1 8,0 6,8 5,3 8,9 6,3 5,1 4,1 13,0 7,7 5,9 6,5 5,0 3,0 4,7 5,1 4,5 6,6 3,8 4,8 5,7 6,4 4,3 4,6 7,7 4,9 4,1 5,8 5,6 5,4 5,5 4,2 3,5 7,0 4,2 6,4 13,1 5,4 4,9 4,6 4,3 9,3 5,8 8,2 5,0 6,0 6,4 7,6 5,5 3,8 7,3 9,0 4,9 4,6 5,2 4,2 4,4 7,2 6,3 6,9 8,6 6,7 7,6

Openstaande vacatures Totaal 198 152 15 31 80 17 26 15 231 15 122 64 75 246 73 21 1.884 61 24 21 9 0 9 11 30 32 49 27 15 20 2 57 135 17 9 59 78 212 8 47 29 73 24 155 145 24 4 15 36 304 19 108 7 60 9 97 19 67 51 15 8 27 94 13 12 755 469 177 3.034 475 702

Spanningsindicator (**) Totaal 18,2 2,3 27,1 13,2 18,5 22,1 11,3 11,7 3,2 49,6 11,8 6,8 11,1 2,4 11,5 12,0 8,3 19,5 21,6 35,7 47,4 15,8 14,0 5,9 15,7 3,1 10,7 33,8 27,4 69,5 8,6 10,7 12,8 13,1 11,0 3,8 2,9 20,5 5,0 7,1 17,1 11,5 6,1 9,7 20,5 39,0 14,9 4,3 10,2 25,6 10,3 27,1 4,9 23,2 9,3 16,6 1,7 13,8 33,1 22,3 6,5 6,9 25,2 14,1 12,9 12,6 15,2 7,3 8,0 12,3

28.937

23.965

52.902

7,8

7,4

7,6

5.612

9,4

Vlaams Gewest

127.668

105.496

233.164

8,0

7,7

7,8

27.052

8,6

België

315.126

271.832

586.958

9,1

8,6

8,1

n.b.

n.b.

(*)  Werkloosheidsgraad = aantal niet-werkende werkzoekenden (18-65 jaar) tegenover beroepsbevolking (18-65 jaar), in procent. Opgelet: deze indicator verschilt van de werkloosheidscoëfficiënt die in de edities van de Sociaal-economische situatieschets van voor 2014 werd gebruikt. Voor België als geheel zijn het cijfers van februari 2015. (**)  Spanningsindicator = aantal beschikbare werkzoekenden tegenover aantal beschikbare vacatures Bron: VDAB, NBB, Eurostat, eigen berekeningen

54


Tabel 9: Kwalitatieve beschrijving van de niet-werkende werkzoekenden (31.03.2015) 1. Naar studieniveau Aantal provincie

Aandeel provincie

Aandeel Vlaams Gewest

Lager onderwijs + 1ste graad secundair 2de graad secundair 3de en 4de graad secundair Hoger beroepsonderwijs Professionele bachelor Academische bachelor Master Leertijd (Syntra) Deeltijds beroepssecundair

12.067 11.040 17.986 478 4.151 537 4.254 1.149 1.240

22,8 20,9 34,0 0,9 7,8 1,0 8,0 2,2 2,3

21,7 20,9 36,1 1,1 8,1 1,1 7,0 2,0 2,0

Totaal

52.902

100

100

2. Naar leeftijd Aantal provincie

Aandeel provincie

Aandeel Vlaams Gewest

Jonger dan 25 jaar 25 - 50 jaar Ouder dan 50 jaar

10.251 28.750 13.901

19,4 54,3 26,3

18,4 53,7 28,0

Totaal

52.902

100

100

Aantal provincie

Aandeel provincie

Aandeel Vlaams Gewest

27.721 9.975 9.543 5.663

52,4 18,9 18,0 10,7

53,5 18,3 17,7 10,5

52.902

100

100

3. Naar werkloosheidsduur Minder dan 1 jaar 1 - 2 jaren 2 - 5 jaren Meer dan 5 jaren Totaal Bron: VDAB, eigen berekeningen

55


Onderwijs

Tabel 10: S choolbevolking (2013-2014) Schoolbevolking in het voltijds onderwijs per onderwijsniveau, schooljaar/academiejaar 2013-2014 arr. Aalst

arr. Dendermonde

arr. Eeklo

arr. arr. Oudenaarde Sint-Niklaas

arr. Gent

prov. Oost-­ Vlaanderen Vlaanderen

Totaal basisonderwijs (1)+(2)

29.328

20.096

8.271

59.960

13.126

28.154

158.935

699.275

Kleuteronderwijs (1) Gewoon Buitengewoon Lager onderwijs (2) Gewoon Buitengewoon

11.253 11.201 52 18.075 17.021 1.054

7.671 7.616 55 12.425 11.645 780

3.226 3.226 0 5.045 4.783 262

23.469 23.235 234 36.491 34.033 2.458

5.092 5.062 30 8.034 7.532 502

10.835 10.756 79 17.319 16.118 1.201

61.546 61.096 450 97.389 91.132 6.257

271.239 269.197 2.042 428.036 399.729 28.307

Secundair onderwijs Gewoon Buitengewoon

21.299 20.498 801

11.093 10.691 402

6.315 6.315 0

35.337 33.113 2.224

7.254 6.996 258

18.320 17.316 1.004

99.618 94.929 4.689

437.964 417.469 20.495

-

-

-

-

-

-

68.668

260.029

Hogescholenonderwijs (3) (*)

-

-

-

-

-

-

34.851

115.897

Arteveldehogeschool (Gent)

-

-

-

-

-

-

11.842

-

Hogeschool Gent (Gent)

-

-

-

-

-

-

12.862

-

Katholieke Hogeschool Sint-Lieven (Gent, Aalst, Sint-Niklaas)

-

-

-

-

-

-

10.147

-

Universitair onderwijs (4) Universiteit Gent

-

-

-

-

-

-

33.817 33.817

144.132 -

Hoger onderwijs – BAMA en basisopleidingen (3) + (4) (exclusief gezamenlijke opleidingen)

(*) De Hogeschool voor Wetenschap en Kunst (Wenk) is niet opgenomen in de cijfers voor Oost-Vlaanderen, gezien de school naast een campus in Gent, ook campussen heeft in Brussel, Leuven en Sint-Katelijne-Waver. Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 11: Aantal leerlingen in het gewoon secundair onderwijs, schooljaar 2013-2014 onderwijsvorm onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers

Vlaams Gewest

514

2.333

30.181

132.329

2de en 3de graad ASO

27.531

113.879

2de en 3de graad BSO (incl. 4de graad + modulair)

15.549

73.697

1ste graad secundair onderwijs

2de en 3de graad KSO

1.495

6.256

2de en 3de graad TSO

19.659

88.975

totaal

94.929

417.469

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

56

Oost-Vlaanderen


Tabel 12: Aantal studenten ingeschreven in het hoger onderwijs naar Oost-Vlaamse inrichting, academiejaar 2013-2014 Professioneel gerichte opleidingen

Academisch gerichte opleidingen

Totaal

HUB-KAHO (nu: Odisee)

10.147

0

Associatie KU Leuven

10.147

0

10.147

Arteveldehogeschool

11.842

0

11.842

Hogeschool Gent

11.547

1.315

12.862

Universiteit Gent

0

33.817

33.817

23.389

35.132

58.521

Associatie Universiteit Gent

10.147

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 13: Aantal studenten ingeschreven in de Universiteit Gent per studiegebied, academiejaar 2013-2014

Totaal academische basisopleidingen (BAMA) (1)

Mannen

Vrouwen

Totaal 33.817

15.512

18.055

Archeologie en kunstwetenschappen

212

458

670

Bewegings- en revalidatiewetenschappen

808

1.087

1.895

Biomedische wetenschappen, biotechniek

345

559

904

Diergeneeskunde

391

1.246

1.637 2.740

Economische en toegepaste economische wetenschappen

1.689

1.051

Farmaceutische wetenschappen

193

705

898

Geneeskunde

729

1.036

1.765

Geschiedenis

538

268

806

Geschiedenis; Taal- en letterkunde

164

327

491

Handelswetenschappen en bedrijfskunde

1.465

1.003

2.468

IndustriĂŤle wetenschappen en technologie

1.717

294

2.011

798

910

1.708

535

2.900

3.435

1.367

2.034

3.401

Politieke en sociale wetenschappen Psychologie en pedagogische wetenschappen Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen Sociale gezondheidswetenschappen Taal- en letterkunde Tandheelkunde Toegepaste biologische wetenschappen Toegepaste taalkunde

59

510

569

364

955

1.319

81

142

223

749

632

1.381

242

690

932

Toegepaste wetenschappen

1.695

446

2.141

Wetenschappen

1.155

700

1.855

216

102

318

48

202

250

Wijsbegeerte en moraalwetenschappen Master na professionele bachelor

6.479

6.840

13.319

Master na master

Bijkomende opleidingen (2)

518

791

1.309

Specifieke lerarenopleiding na master

159

355

514

Academische graad van doctor

2.322

2.148

4.470

Doctoraatsopleiding

4.415

2.293

2.122

Voorbereidingsprogramma

368

258

626

Schakelprogramma

819

1.166

1.985

21.991

24.895

47.136

Totaal Universiteit Gent (1) + (2) Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

57


58


Toegevoegde waarde Tabel 14: Economische structuur op grond van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs, in lopende prijzen (2013) – aandeel per bedrijfstak OostVlaanderen Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Energetische en industrie­ producten, m.i.v. bouw - winning van delfstoffen - industrie - voeding, drank en tabak - textiel en kleding, schoenen en leer -h out en artikelen van hout, papier en karton, uitgeverijen en drukkerijen - cokes en aardolieproducten - chemie en synthetische producten - farmaceutische grondstoffen en producten - rubber en kunststof, overig niet-metaal - metallurgie en producten van metaal - informaticaproducten, elektronische en optische instrumenten - elektrische apparatuur - machines, apparaten en werktuigen - transportmiddelen - overige industrie - productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht - distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer/sanering - bouwnijverheid

Vlaams Gewest

Concentratie­ coëfficiënt (*)

0,9

1,1

0,82

27,7

26,4

1,05

0,0 15,8 2,8 1,2

0,0 17,7 2,6 0,7

0,89 1,08 1,71

1,4

1,0

1,40

0,0 2,4 0,2 1,7 2,0

0,7 3,0 1,7 1,3 1,9

0,80 0,12 1,31 1,05

0,5

0,7

0,71

0,5 0,7 1,8 0,6

0,5 1,4 1,3 0,9

1,00 0,50 1,38 0,67

2,9

1,5

1,93

1,0

0,9

1,11

8,0

6,3

1,27

Diensten

71,4

72,6

0,98

- groothandel en kleinhandel - hotels en restaurants - vervoer en communicatie - uitgeverijen en audiovisuele diensten - informaticadiensten - financiële instellingen

13,2 5,7 1,6

14,1 6,8 1,8

0,94 0,84 0,89

0,3

0,6

0,50

1,4 3,3

1,7 3,4

0,82 0,97

- e xploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening

9,1

8,7

1,05

- rechts- en boekhoudkundige dienstverlening, architecten en ingenieurs, technische testen

8,6

8,7

0,99

- wetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk

0,1

0,3

0,33

- reclame en onderzoek; overige wetenschappelijke en technische activiteiten

0,5

0,7

0,71

4,0

4,7

0,85

5,3 7,8 5,7 3,0 0,5

5,3 6,5 4,9 2,7 0,5

1,00 1,20 1,16 1,11 1,00

- overige gemeenschapsvoorzieningen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten

1,2

1,1

1,09

- particuliere huishoudens met werknemers

0,1

0,1

1,35

100,0

100,0

-

- administratieve en ondersteunende diensten - openbaar bestuur en defensie - onderwijs - gezondheidszorg - maatschappelijke dienstverlening - kunst, amusement en recreatie

Totaal

(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak Bron: NBB, eigen berekeningen

59


Tabel 15: Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs ­â€“ in lopende prijzen (2013) Arrondissementen

Provinciaal aandeel %

Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR 21.338

Aalst

6.028

14,2

Dendermonde

4.403

10,3

22.314

Eeklo

2.003

4,7

23.999

Gent

36.503

19.780

46,5

Oudenaarde

3.397

8,0

27.770

Sint-Niklaas

6.959

16,3

28.525

42.569

100

28.931

Absolute cijfers in miljoen EUR

Aandeel in Vlaams Gewest %

Antwerpen

67.472

32,8

37.428

Limburg

22.595

11,0

26.387

Oost-Vlaanderen

42.569

20,7

28.931

Vlaams-Brabant

37.266

18,1

31.844

35.794

17,4

30.450

205.696

100

30.313

Oost-Vlaanderen

Provincies

West-Vlaanderen Vlaams Gewest Bron: NBB, eigen berekeningen

60

Absolute cijfers in miljoen EUR

Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR



Zeehavens Tabel 16: Toegevoegde waarde haven van Gent (2012) 2012

2012/2011

2012

Ă— 1.000.000 EUR

Procentuele evolutie

Aandeel

Maritieme cluster Directe effecten Scheepsagenten en expediteurs Goederenbehandeling Rederijen

46,9

3,0

1,4

175,3

-0,9

5,4 0,6

18,2

46,9

Scheepsbouw en herstelling

3,8

-15,3

0,1

Havenaanleg en baggerwerken

0,5

-

0,0

Visserij

0,0

-

0,0

Maritieme handel

3,1

-5,7

0,1

23,6

-4,5

0,7

Havenbedrijf

20,5

8,3

0,6

Totaal directe effecten

Openbare sector

291,9

1,8

8,4

Totaal indirecte effecten

240,7

0,0

Totaal maritieme cluster

532,6

1,1

Handel

807,4

-4,3

Energiebedrijven

113,4

-9,7

3,5

59,1

52,0

1,8

Chemische bedrijven

299,6

-21,2

9,2

Automobielnijverheid

647,8

-0,7

20,0

Niet-maritieme cluster Directe effecten

Brandstofproductie

Elektronica

66,4

0,5

2,0

Metaalverwerkende nijverheid

418,1

-19,2

12,9

Bouw

108,4

10,1

3,3

74,0

-10,1

2,3

Voedingsnijverheid Andere industrieĂŤn

181,7

6,8

5,6

1.968,5

-5,0

60,6

Wegtransport

45,2

-12,0

1,4

Ander vervoer over land

12,7

-11,7

0,4 1,8

Totaal industrie

Totaal transport over land Andere logistieke diensten Totaal directe effecten

24,9

57,9

-11,9

120,2

43,1

3,7

2.954,0

-5,5

91,0

Totaal indirecte effecten

2.776,1

-3,5

Totaal niet-maritieme cluster

5.730,1

-4,5 -4,8

Directe effecten

3.245,9

Indirecte effecten

3.016,8

-3,2

Totaal toegevoegde waarde

6.262,7

-4,1

Bron: NBB, eigen berekeningen Er worden twee clusters onderscheiden: een maritieme en niet-maritieme cluster. De maritieme cluster omvat alle havengebonden bedrijfstakken die van essentieel belang zijn voor de haven (beheer en onderhoud, scheepvaart, overslag, bevrachting, loodsdienst, sluizen, goederenopslag, baggerwerken, visserij, maritieme diensten, enz.). De segmenten uit de niet-maritieme cluster hebben geen directe economische band met de havenactiviteiten, maar zijn er nauw en wederzijds van afhankelijk. Het gaat om industrie, groothandel, transport en logistiek.

62


Tabel 17: Maritiem goederenverkeer haven van Gent (2014) Goederencategorie

Aanvoer (in ton)

Afvoer (in ton)

Totaal (in ton)

2014/2013

Landbouwproducten

1.490.238

29.854

1.520.092

Voedingsproducten en veevoeder

3.387.518

834.668

4.222.186

69,2% 5,1%

Vaste minerale brandstoffen

2.664.370

119.289

2.783.659

1,4%

Petroleumproducten

1.485.557

717.333

2.202.890

-16,9%

Ertsen en metaalresiduen

4.181.918

1.661.648

5.843.566

9,8%

Producten van de metaalindustrie

1.736.945

1.311.541

3.048.486

0,7%

Ruwe mineralen en bouwmaterialen

-15,3%

1.628.709

162.685

1.791.394

Meststoffen

899.515

590.997

1.490.512

-2,7%

Chemische producten

326.141

86.095

412.236

50,5%

Overige goederen Totaal maritiem goederenverkeer

1.151.866

1.422.370

2.574.236

-1,6%

18.952.777

6.936.480

25.889.257

-0,3%

Bron: Havenbedrijf Gent agh

Tabel 18: Binnenvaart haven van Gent (2014) Goederencategorie Landbouwproducten

Aanvoer (in ton)

Afvoer (in ton)

Totaal (in ton)

2014/2013

418.121

737.302

1.155.423

-1,9%

Voedingsproducten en veevoeder

1.144.566

1.819.077

2.963.643

-6,2%

Vaste minerale brandstoffen

1.462.572

668.115

2.130.687

-10,5%

Petroleumproducten

2.207.244

1.545.875

3.753.119

5,3%

Ertsen en metaalresiduen

3.885.493

811.371

4.696.864

0,1%

200.995

730.896

931.891

-13,5%

Producten van de metaalindustrie Ruwe mineralen en bouwmaterialen

2.920.777

1.039.569

3.960.346

2,5%

Meststoffen

875.144

452.626

1.327.770

-9,5%

Chemische producten

549.613

183.078

732.691

10,2%

Overige goederen

107.996

63.184

171.180

-4,7%

13.772.521

8.051.093

21.823.614

-1,8%

Totaal maritiem goederenverkeer Bron: Havenbedrijf Gent agh

63


Tabel 19: Werkgelegenheid haven van Gent (2012) 2012

2012/2011

2012

Absolute cijfers

Procentuele evolutie

Aandeel

Maritieme cluster Directe werkgelegenheid Scheepsagenten en expediteurs

530

-1,1

1,9

1.839

3,4

6,8

Rederijen

73

14,7

0,3

Scheepsbouw en herstelling

65

-7,6

0,2

Havenaanleg en baggerwerken

0

-

0,0

Visserij

0

-

0,0

29

5,1

0,1

156

0,1

0,6

Goederenbehandeling

Maritieme handel Havenbedrijf

245

-1,5

0,9

Totaal directe werkgelegenheid

Openbare sector

2.937

3,1

10,8

Totaal indirecte werkgelegenheid

3.227

3,5

Totaal maritieme cluster

6.164

2,7

2.200

-0,6

8,1

282

2,9

1,0 0,4

Niet-maritieme cluster Directe werkgelegenheid Handel Energiebedrijven

95

3,1

Chemische bedrijven

Brandstofproductie

1.995

0,0

7,3

Automobielnijverheid

8.726

5,4

32,1

622

-1,8

2,3

Metaalverwerkende nijverheid

Elektronica

5.687

0,0

20,9

Bouw

4,5

1.224

3,8

Voedingsnijverheid

585

0,6

2,1

Andere industrieĂŤn

1.038

3,3

3,8 74,4

Totaal industrie

20.254

2,7

Wegtransport

564

-9,5

2,1

Ander vervoer over land

200

-14,0

0,7

Totaal transport over land

764

-10,7

3,2

1.046

3,0

3,8

Totaal directe werkgelegenheid

24.264

1,9

89,5

Totaal indirecte werkgelegenheid

29.332

-0,3

Totaal niet-maritieme cluster

53.596

0,7

Andere logistieke diensten

Directe werkgelegenheid

27.201

1,9

Indirecte werkgelegenheid

32.559

0,1

Totale werkgelegenheid

59.760

0,9

Bron: NBB, eigen berekeningen

64


Tabel 20: Investeringen haven van Gent (2012) 2012

2012/2011

2012

Ă— 1.000.000 EUR

Procentuele evolutie

Aandeel

Maritieme cluster Scheepsagenten en expediteurs Goederenbehandeling

2,8

-41,9

0,7

35,8

33,6

8,5 0,6

Rederijen

2,7

-53,0

Scheepsbouw en herstelling

0,4

-55,4

0,1

Havenaanleg en baggerwerken

0,2

-66,8

0,0

Visserij

0,0

-

0,0

Maritieme handel

0,0

-

0,0

Havenbedrijf

6,7

-31,8

1,6

Openbare sector

7,8

-19,0

1,9

56,4

-3,1

13,4

Totaal maritieme cluster Niet-maritieme cluster Handel

37,4

12,1

8,9

Energiebedrijven

20,4

-47,2

4,9

5,7

34,5

1,4

Chemische bedrijven

58,1

10,6

13,8

Automobielnijverheid

72,5

-16,4

17,3

2,8

-33,0

0,7

Metaalverwerkende nijverheid

71,3

11,4

17,0

Bouw

23,8

-21,1

5,7

Voedingsnijverheid

16,1

7,4

3,8

Brandstofproductie

Elektronica

Andere industrieĂŤn Totaal industrie Wegtransport

19,6

34,3

4,7

290,3

-13,4

69,3 0,9

3,6

-21,1

Ander vervoer over land

23,9

109,0

5,7

Totaal transport over land

27,5

70,5

6,6

8,2

-58,7

2,0

Totaal niet-maritieme cluster

Andere logistieke diensten

363,4

-4,2

86,8

Totale investeringen

419,8

-4,1

100,0

Bron: NBB, eigen berekeningen

65


Tabel 21: Maritiem goederenverkeer en scheepvaartbewegingen Waaslandhaven (2013) Goederencategorie ChemicaliĂŤn en gassen Ertsen, zand en grind Metaalproducten

Aanvoer (in ton)

Afvoer (in ton)

Totaal (in ton)

2013/2012

3.147.814

1.102.267

4.250.081

6%

711.590

1.022

712.612

-27% -6%

1.155.108

667.661

1.822.769

Hout

155.013

1.331

156.344

-4%

Houtcellulose

178.555

3.552

182.107

85% 9%

Papier

771.148

1.850

772.998

Rollend materieel

976.047

2.253.508

3.229.555

4%

9.954.826

18.235.516

28.190.342

17%

Containers Diverse goederen Totaal maritiem goederenverkeer

746.984

1.254.618

2.001.602

9%

17.797.085

23.521.325

41.318.410

12%

Scheepvaartbewegingen

Totaal (in ton)

2013/2012

Vrasenedok

-

-

7.303.329

Verrebroekdok

-

-

4.850.716

10% -1%

Scheldesteigers

-

-

544.894

12%

Zuidelijk Insteekdok

-

-

2.512.585

1%

Deurganckdok

-

-

24.692.354

17%

Andere dokken

-

-

1.414.532

6%

Totaal scheepvaartbewegingen

-

-

41.318.410

12%

Bron: Maatschappij Linkerscheldeoever

Tabel 22: Evolutie van de werkgelegenheid in de Waaslandhaven (2000-2013) 2000

2013

Grondgebied Beveren

5.685

7.995

9.709

Grondgebied Zwijndrecht

3.282

3.895

6.079

Totaal

8.967

11.890

15.788

Bron: Maatschappij Linkerscheldeoever

66

2005



Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Gent tel. 09 267 80 00 | fax 09 267 82 97


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.