2016
Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen
Colofon
Inhoudsopgave
De Sociaal-economische situatieschets van OostVlaanderen (editie 2016) is een uitgave van de economische studiedienst van de provincie Oost-Vlaanderen.
Voorwoord
PAC Het Zuid Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent
Provinciale Dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking tel. +32 9 267 86 86 economie@oost-vlaanderen.be www.oost-vlaanderen.be
Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij tel. +32 9 267 86 00 info@pomov.be www.pomov.be
Economische Raad voor Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 10 erov@oost-vlaanderen.be www.erov.be
1
Deel 1 : Oost-Vlaanderen in de kijker De conjunctuurindicatoren in 2015-2016 De sierteelt in Oost-Vlaanderen Sociale economie
5 21 33
Deel 2 : Oost-Vlaanderen doorgelicht Overzichtskaart gemeenten Overzichtstabel gemeenten per arrondissement Bevolking Inkomen Werkgelegenheid Ondernemingsweefsel Werkloosheid Onderwijs Toegevoegde waarde Zeehavens
42 43 44 48 50 54 57 60 63 66
Redactie + dataverzameling en -verwerking Pascal de Meyer Karin Dossche Kathy Gillis Jos Saerens
Secretariaat Sabina De Roeck
Ontwerp cover en binnenwerk Karakters, Gent Coverbeeld : © VIB
Verantwoordelijke uitgever Geert Versnick, gedeputeerde p/a Gouvernementstraat 1 9000 Gent Wettelijk depotnummer D/2016/5139/6 Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.
Gedrukt op gerecycleerd papier (750 ex.)
Voorwoord ‘Ondernemen is weer hip’ was recent de voor paginakop in een van de Vlaamse kwaliteits kranten. Het aantal Belgen dat een nieuwe zaak startte, is het hoogste cijfer in 10 jaar. Ook in onze provincie tekenen we recordcijfers op. Niet minder dan 11.000 ondernemingen werden er opgericht in 2015. Dat zijn er een kwart meer dan in 2005. Op dit vlak liggen de crisisjaren duidelijk achter ons. Het beleid van de federale en Vlaamse regeringen, die het bevorderen van het ondernemerschap hoog in het vaandel voeren, werpt duidelijk vruchten af. Ook de Provincie draagt haar steentje bij, onder meer via de ondersteuning van het sociaal-economisch middenveld en de activiteiten van de Economische Raad voor Oost-Vlaanderen.
In deze editie van de Sociaal-economische situatie schets van Oost-Vlaanderen besteden we aandacht aan twee heel specifieke sectoren, met name de sierteelt en de sociale economie. We belichten de sierteelt naar aanleiding van de Floraliën, de hoogmis van de bloemen- en plantentelers in Vlaanderen. De sociale economie wordt nader bekeken omdat de Provincie een specifiek beleid voor de sector ontwikkelt. Beide capita selecta geven een intrigerende kijk op activiteiten die vaak onderbelicht blijven in traditionele economische analyses.
De verbeterende economische omstandigheden zorgen natuurlijk ook voor een boost van het aantal starters. Mooi voorbeeld is de nieuwe indicator van de Nationale Bank van België omtrent de perceptie van de kredietbelemmering. Daaruit blijkt dat bedrijven soepeler toegang krijgen tot krediet, wat er op wijst dat onze banken vertrouwen hebben in hun afbetalingscapaciteit, en dus in de bedrijfseconomische toekomst van de ondernemingen. De verwachte groei van het Belgische bruto binnen lands product bedraagt 1,5%, weliswaar geen hoog cijfer maar toch voldoende om het economisch potentieel op peil te houden. De werkloosheid zal naar verwachting dalen met 3%, terwijl de werkgelegenheid zal stijgen met zowat 1% hetgeen resulteert in een positieve arbeidsmarktevolutie van 4%.
Geert Versnick
gedeputeerde bevoegd voor economie
Jozef Dauwe
gedeputeerde bevoegd voor middenstand
1
deel 1
Oost-Vlaanderen in de kijker
De conjunctuur Titel indicatoren in 2015-2016 Analyse van de conjunctuur en enkele sleutelindicatoren in Oost-Vlaanderen in 2015 De voorbije periode werd gekenmerkt door een aantal ingrijpende gebeurtenissen voor de evolutie van de conjunctuurontwikkelingen: de kwantitatieve monetaire versoepeling van de ECB om de inflatie, de investeringen en het verbruik te bevorderen, de depreciatie van de euro (tegenover de dollar), de forse daling van de olieprijzen en de beleidsmaatregelen van de Europese Commissie. De kwantitatieve versoepeling van de ECB heeft de rente verlaagd. Dat moest leiden tot lagere kredietkosten en bijgevolg verbruik en investeringen bevorderen. De daling van de euro, vooral dan tegenover de dollar, versterkt de Europese slagkracht inzake export, wat de groei in Europa mee moet aanzwengelen. De daling van de olieprijzen maakt enerzijds een kostenvermindering voor de ondernemingen mogelijk en geeft anderzijds de huishoudens bijkomende budgetruimte, dit laatste heeft een gunstige weerslag op het particulier verbruik. In zijn middellange vooruitzichten maant het Federaal Planbureau aan tot enige voorzichtigheid: historisch werden forse dalingen van de olieprijzen vaak gevolgd door sterke toenames.
Tabel A.1: Groei bbp Veranderingspercentage tov vorige jaar in kettingeuro’s (referentiejaar 2013) Periode
2011
2012
2013
2014
2015
1,8
0,2
0
1,3
1,4
Landbouw en bosbouw en visserij
0,8
-0,8
-11,7
1,8
-0,4
Nijverheid en energie
1,4
-1,5
0,9
1,7
0,8
Bouwnijverheid
6
0,8
-1,5
3,3
1,9
Diensten
2
0,4
0
1,1
1,5
Totale economie
1,8
0,2
0
1,3
1,4
Consumptieve particuliere bestedingen
0,3
0,6
0,9
0,4
1,3
Consumptieve bestedingen van de overheid
1,3
1,5
-0,1
0,6
0,3
Bruto investeringen in vast kapitaal
4,2
0,2
-1,7
7
2
Bruto investeringen van de ondernemingen, zelfstandigen en IZW's
6,5
0
-0,5
8
2,2
Bruto investeringen in woongebouwen
-2,5
-0,1
-4,1
5,7
-0,1
Bruto investeringen van de overheid
5,9
2,1
-3,7
4
5,4
Uitvoer van goederen en diensten
6,7
1,8
1,6
5,4
3,4
Invoer van goederen en diensten
7,3
1,4
0,8
5,9
3,8
Rekening Totale economie Bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak aan basisprijzen
BestedingscategoriĂŤn
Bruto investeringen in vast kapitaal
Bron: NBB
5
De daling van de olieprijzen sleurt in haar kielzog ook andere grondstoffenprijzen naar beneden, wat groeivertragend uitpakt voor de grondstof producerende landen. In België heeft het economisch herstel zich tijdens de eerste helft van 2015 in een gematigd tempo doorgezet. Vanaf de zomer is het enigszins verzwakt als gevolg van de verslechtering van het vertrouwen. Het bbp naar volume nam in 2015, na een stijging met 1,3% in 2014, verder toe: over het jaar als geheel kwam de stijging op 1,4% uit. Volgens de voorspellingen zou de bbp-groei 1,3% in 2016 en 1,6% bedragen in 2017. In de periode 2015 – 2017 zouden (in gecumuleerde termen) zowat 114.000 extra banen worden gecreëerd. Tabel A.1 geeft een analyse weer van de samenstellende delen van de groei van het bbp en van de bestedingscategorieën. In de diensten nam de toegevoegde waarde met 1,5% toe, na een stijging met 1,1% in 2014. In de industrie vertraagde het groeitempo van 1,7% in 2014 tot 0,8% in 2015. Ook in de bouwnijverheid werd een achteruitgang opgetekend: een stijging met 1,9% in 2015, tegenover 3,3% het jaar voordien. De geringe toename in die laatste bedrijfstak was vooral toe te schrijven aan de stijging in het derde en het vierde kwartaal van 2015. Toen nam de toegevoegde waarde met respectievelijk 3,0% en 3,3% toe in vergelijking met de overeenstemmende kwartalen van het voorgaande jaar. Wat de binnenlandse bestedingen betreft stegen de bruto-investeringen in vaste activa in 2015 met 2,0%. Voornamelijk de investeringen van de ondernemingen, die met 2,2% toenamen, droegen bij aan die groei. De overheidsinvesteringen stegen met 5,4%, terwijl de investeringen van de huishoudens in woongebouwen licht daalden, namelijk met 0,1%. De consumptieve bestedingen van de huishoudens hadden in 2015 een positieve invloed op de economische bedrijvigheid aangezien ze met 1,3% toenamen, wat sneller was dan in 2014 (+0,4%). Ook de overheidsconsumptie liet in 2015 een stijging optekenen (+0,3%). Door deze positieve groeicijfers steeg de binnenlandse vraag (zonder de voorraden) met 1,2%. Over het hele jaar 2015 viel de stijging van het uitvoervolume (3,4%) geringer uit dan die van de invoer (3,8%). Bijgevolg leverde de nettouitvoer van goederen en diensten een negatieve
6
0,3 procentpunt belopende bijdrage aan de groei. De werkgelegenheid nam in 2015 met gemiddeld 37.800 personen toe, terwijl ze in 2014 met ongeveer 15.600 eenheden was gestegen. Omdat de traditionele gedetailleerde reeksen over bruto binnenlands product, bruto toegevoegde waarde, investeringen, export en dergelijke op dit moment nog niet beschikbaar zijn voor 2015 wordt hier in eerste instantie gebruik gemaakt van conjunctuurenquêtes langs de aanbodzijde (producentenvertrouwen) en vraagzijde (consumentenvertrouwen). De conjunctuurindicator langs de aanbodzijde is de conjunctuurenquête van de Nationale Bank van België (NBB) die gebaseerd is op een maandelijkse enquête bij meer dan 5.000 bedrijfs leiders over België en het producentenvertrouwen meet. Een negatief cijfer wil zeggen dat het aantal pessimistische ondernemers groter is dan het aantal optimistische, en omgekeerd. Aangezien er een systematische pessimistische vertekening is, is de evolutie van de indicator belangrijker dan de precieze stand. De conjunctuurindicator van de NBB wordt een maand na de enquête bekend gemaakt. Het is een licht voorlopende indicator – maximaal drie maanden – die het vertrouwen van de ondernemers weergeeft. Het meest wordt de synthetische conjunctuurindicator gevolgd, die de evolutie en verwachte evolutie van de productie, bestellingen, werkgelegenheid, voorraden en prijzen van de hele economie weerspiegelt. Daarnaast berekent de NBB ook een afgevlakte indicator die de fundamentele economische tendens weergeeft. Voorts berekent de NBB ook deelindicatoren voor de verwerkende nijverheid, handel en bouwnijverheid en de dienstverlening aan bedrijven. De gezamenlijke conjunctuurcurve is een synthese van de vier genoemde deelindicatoren.
-10 -15 -20 -25 CSP41 -30 Figuur A.1 : Conjunctuurcurves Oost-Vlaanderen 2007 2008 2009 2010 2011
2012
2013
2014
2015
2016
DIENSTVERLENING AAN BEDRIJVEN
VERWERKENDE NIJVERHEID 0
12 10
-2
8 -4
6 4
-6
2 -8 0 -10
-2
-12
-4 -6
-14 -8
RS975P41 -16
RS296P41
-10 2011
2012
2013
2014
2015
2016
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2015
2016
HANDEL
BOUWNIJVERHEID 15
0
10
-5
5
-10
0
-15
-5
-20
-10
-25 -30
-15 RS707P41
RS916P41 -35
-20 2011
2012
2013
2014
2015
2016
2011
2012
2013
2014
¹ De regionale synthetische curven worden volgens eenzelfde methode berekend als de nationale synthetische curven.
Bron: NBB wordt gevormd door de individuele antwoorden van de ondernemingen die in deze regio gevestigd zijn, maar ze worden De basis ongewogen in de berekeningen opgenomen. ² De conjunctuurbarometer is een synthese van de conjunctuurcurven van de verwerkende nijverheid, de ruwbouw, de handel en de dienstverleningfiguur aan bedrijven. Bovenstaande A.1 geeft de synthetische de textielnijverheid, de ijzer- en staalnijverheid Vertrouwelijk deelconjunctuurcurves weer voor Oostmeer gematigd in de technologische nijverheid, Seizoengezuiverde en afgevlakte reeks Seizoengezuiverde brutoreeks G_MROVLN
Vlaanderen in januari 2016.
Verwerkende nijverheid Het bedrijfsklimaat in de verwerkende nijverheid verslechterde in januari 2016. De bedrijfsleiders blijven aarzelingen vertonen door de ene maand van meer optimisme te getuigen, de andere maand van meer pessimisme. Nadat ze zich aldus de maand voordien nog positiever hadden uitgelaten over alle vier de componenten van de indicator, hebben ze hun visie in januari neerwaarts bijgesteld. Het betreft vooral de beoordeling van de huidige situatie, zijnde voorraadpeil en orderboekje. Het vertrouwen verzwakte vooral in de productie van halffabricaten, waarmee de forse vooruitgang van vorige maand grotendeels teniet werd gedaan. De achteruitgang was zeer uitgesproken in de non-ferronijverheid. De conjunctuur verzwakte voorts ook in de productie van bouwmaterialen,
en de papier- en kartonnijverheid evenals in de grafische nijverheid. Het ondernemersvertrouwen verstevigde daarentegen in de plastieknijverheid, de chemische nijverheid en de houtverwerkende nijverheid, respectievelijk voor de derde, de vierde en de vijfde maand op rij. In de voedingsnijverheid ten slotte was de verbetering zeer bescheiden. Ondanks het aarzelend verloop opgetekend de afgelopen maanden in de verwerkende nijverheid, maken de resultaten van de driemaandelijkse enquête met betrekking tot het productievermogen gewag van een lichte stijging van de bezettingsgraad. Seizoengezuiverd bedroeg de bezettingsgraad van het productievermogen in de verwerkende nijverheid aldus 79,5% in januari, tegenover 78,7% in oktober 2015.
7
Dienstverlening aan bedrijven In de dienstverlening aan bedrijven is het ondernemersvertrouwen, na drie opeenvolgende verbeteringen, in januari verslechterd. Het activiteits verloop werd in vergelijking met voorgaande maand door de bedrijfsleiders als minder gunstig gepercipieerd. Daarnaast werden de marktvraag vooruitzichten nog meer uitgesproken neerwaarts herzien. Voor wat betreft de eigen activiteit verwachten de ondernemingen voor de volgende drie maanden echter geen wijzigingen. Op sectoraal vlak werd voor verhuurdiensten een derde – en zeer uitgesproken – teruggang op rij genoteerd. Voor vervoer en aanverwante activiteiten en in lichte mate voor overige zakelijke dienstverlening verzwakte het bedrijfsklimaat eveneens, en dit na drie achtereenvolgende maanden van vooruitgang. Voor informaticadiensten ten slotte kwam, na een daling vorige maand, een beduidende heropleving tot uiting. Handel In de handel werd in de afgelopen maanden een volatiel verloop waargenomen met afwisselend periodes van toenemend en afnemend optimisme. Zo werd in januari opnieuw een daling genoteerd nadat in december een nog merkelijk herstel was opgetekend. Globaal wordt voor de volgende drie maanden een sterke afname van de vraag verwacht en de handelaars voorzien een inkrimping van de bestellingen bij hun leveranciers. De werk gelegenheidsvooruitzichten blijven evenwel relatief positief. Op sectoraal vlak is het handelsklimaat aanzienlijk verslechterd in de distributie van personenwagens, de handel in elektrische en elektronische toestellen en ook, zij het in beperkte mate, in de handel in schoenen. Daartegenover boekte de meubelhandel een fors herstel en gingen daarnaast ook de handel in voedingsmiddelen en de handel in textielartikelen er in geringe mate op vooruit. Bouw In de bouwnijverheid is het ondernemersvertrouwen in versneld tempo verder verbeterd. Het aantal nieuwe opdrachten is in sterke mate blijven toenemen waardoor de aannemers hun gezamenlijke orderbestand nog ietwat gunstiger beoordeelden dan een maand geleden. De activiteit won aan vaart, wat gepaard ging met een hogere benutting van het beschikbare materieel. Voor de komende drie maanden wordt voorts een beduidende toename van de vraag in het vooruitzicht gesteld. De opleving van het ondernemersklimaat in de bouw is volledig toe te schrijven aan de sector van de niet-woongebouwen, waar een uitzonderlijk
8
sterke vooruitgang werd opgetekend. In de sector van de woongebouwen is het vertrouwen vrijwel gestabiliseerd nadat de indicator tijdens de vier voorgaande maanden gestaag gestegen was tot zijn hoogste peil sinds februari 2011.
Perceptie van de kredietbelemmering Sedert februari 2014 publiceert de Nationale Bank van België (NBB) een nieuwe indicator in het kader van de driemaandelijkse enquête naar de kredietvoorwaarden die ze houdt bij de ondernemingen. Deze nieuwe indicator inzake de “perceptie van de kredietbelemmering” geeft het percentage ongunstige interpretaties van de huidige kredietvoorwaarden door de ondernemingen weer. De nieuwe indicator is gemakkelijk te interpreteren, want een stijging ervan impliceert dat de ondernemingen oordelen dat de kredietvoorwaarden zijn verstrakt, en omgekeerd. De indicator inzake de perceptie van de kredietbelemmering opgesteld door de NBB is, op driemaandelijkse basis, beschikbaar sinds januari 2009. Figuur A.2 toont de gunstige evolutie. Uit de in januari 2016 gehouden kwartaalenquête naar de beoordeling van de kredietvoorwaarden door de ondernemingen blijkt dat de algemene voorwaarden voor de toegang tot bankkrediet andermaal zijn versoepeld. De gezamenlijke indicator betreffende de perceptie van krediet belemmering is gedaald van 9,8% in oktober tot 8,8% in januari. Uit de resultaten naar bedrijfstak blijkt dat de kredietvoorwaarden tegenover de vorige enquête in alle sectoren als minder belemmerend werden beschouwd. De versoepeling was het meest uitgesproken in de bouwnijverheid (van 13,0% naar 11,3%) en in de diensten aan bedrijven (van 12,4% naar 10,8%). In de verwerkende nijverheid, waar een lichtere verbetering werd opgetekend (van 6,5% naar 6,2%), is de indicator gedaald tot zijn laagste waarde ooit. Langs de vraagzijde wordt de economie gemeten via het consumentenvertrouwen. De index van het consumentenvertrouwen is een instrument waarmee men de particuliere consumptie probeert te voorspellen aan de hand van enquêtes. De vragen uit de enquête van de Europese Commissie zijn onderverdeeld in vijf categorieën: (1) de financiële situatie van huishoudens; (2) vooruitzichten voor de financiële situatie van de huishoudens; (3) de huidige algemene economische situatie; (4) vooruitzichten voor de algemene economische situatie; (5) de wenselijkheid om duurzame aankopen te doen. De vragen slaan op een periode van één jaar.
3
-40 2014
2006
2015
2007
ebouwen
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Retail trade confidence indicator - eurozone
Figuur A.2 : Perceptie van de kredietbelemmering
Perceptie van de kredietbelemmering - gezamenlijke indicator
brutogegevens
50 40 30 20
10
2015
2005 2006 2007 2008
0
2016
2009
nsten aan bedrijven
4
2009
Synthetische curve handel - België
ctor
4
2008
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Bron: NBB
II. CONSUMENTEN Consumentenvertrouwen en private Het consumentenvertrouwen (figuur A.3) blijft licht afnemen in maart consumptie 2016. De indicator van het consumenten v ertrouwen is in februari opnieuw enigszins gedaald. Vooral de vooruitzichten inzake 20 4 de algemene economische situatie in België zijn verslechterd. De vrees voor een stijging van de werkloosheid in de volgende twaalf maanden is eveneens licht toegenomen, maar de waarde van die indicator3 blijft op 10 een historisch laag peil. In verband met hun persoonlijke situatie hebben de gezinnen hun verwachtingen 0
2
-10
1
-30
-1
Figuur A.3 : Consumentenenquête van maart 2016 (verschil % positieve antwoorden versus % negatieve antwoorden en status-quo)0 -20
-40
2015
2016
-2 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Veranderingspercentages private consumptie in volume t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar (rechterschaal) Indicator consumentenvertrouwen - België
en, Europese Commissie, DG-ECFIN
1
Wat de werkloosheidsvooruitzichten betreft, wijst een stijging op een minder gunstige ontwikkeling en een daling op een gunsterige ontwikkeling.
Bron: NBB
9
over hun eigen financiële situatie in geringe mate neerwaarts bijgesteld. Niettemin verwachten ze dat hun spaarvermogen licht zal toenemen. De inflatie is de monetaire waardevermindering door de loon- en prijsspiraal als gevolg van het voortdurend toenemen van lonen en prijzen door hun wederzijdse beïnvloeding. Een inflatie van twee of drie procent heet een normale inflatie. Als de lonen gelijk met de inflatie stijgen dan blijft de koopkracht dezelfde. De inflatie wordt gemeten aan de hand van het indexcijfer der consumptieprijzen. Het indexcijfer van de consumptieprijzen geeft het verloop weer van het prijspeil van een goederenen dienstenpakket dat representatief is voor de uitgaven van de gezinnen. Het indexcijfer van de consumptieprijzen - beter gekend als ‘de index’ - meet de prijsevolutie van de goederen en diensten die de gezinnen consumeren. Dit indexcijfer wordt
rekening met de prijs van tabaksproducten, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel. De gemiddelde inflatie in België is in 2015 uit gekomen op 0,56 procent tegenover 0,34 procent in 2014. Op jaarbasis ging ze van -0,65% januari 2015 versus januari 2014 naar 1,52% voor december 2015 versus december 2014. De inflatie bedraagt in februari 2016 1,39%, tegenover 1,74% in januari en 1,50% in december. De inflatie op basis van de gezondheidsindex daalt deze maand eveneens en bedraagt nu 1,63% tegenover 1,80% in januari en 1,82% in december. De inflatie zonder energieproducten daalt in februari tot 1,86% tegenover 1,99% vorige maand en 1,88% in december. De kern inflatie, die geen rekening houdt met de prijs evolutie van de energieproducten en de onbewerkte voedingsmiddelen, bedraagt 1,85%
Figuur A.4 : Inflatie (2007-2016) 6% 5%
4.49%
Inflatie (%)
4%
3.53%
3%
2.84%
1.82%
2.19%
2%
1.11%
1% 0%
0.71%
1.63% 1.39%
0.34%
-0.05%
-2%
01/2007 05/2007 09/2007 01/2008 05/2008 09/2008 01/2009 05/2009 09/2009 01/2010 05/2010 09/2010 01/2011 05/2011 09/2011 01/2012 05/2012 09/2012 01/2013 05/2013 09/2013 01/2014 05/2014 09/2014 01/2015 05/2015 09/2015 01/2016
-1%
Consumptieprijsindex (CPI)
Gezondheidsindex
Jaargemiddelde CPI
Bron: FOD Economie
maandelijks bepaald aan de hand van de waarde van een ‘korf’ met de belangrijkste consumptiegoederen en diensten. Het verloop van de indexcijfers toont de evolutie van de levensduurte voor de gezinnen. Uit het indexcijfer van de consumptie prijzen, dat rekening houdt met het prijsverloop van alle goederen en diensten, wordt nog een ander indexcijfer afgeleid, het zogenaamde gezondheidsindexcijfer. Dit cijfer houdt geen
10
in februari, tegenover 1,99% in januari en 1,79% in december. Voor voeding bedraagt de inflatie 2,59% tegenover 2,62% vorige maand en 2,46% in december. Ten opzichte van vorig jaar in februari liggen de prijzen van groenten 1,8% hoger. Voor energie blijft de inflatie negatief, ze daalt van -0,41% in januari naar -2,93% deze maand. Aardgas is 9,9% goedkoper dan vorig jaar in februari. Elektriciteit
is 25,2% duurder ten opzichte van februari 2015. Voor petroleumproducten is er een sterke prijsdaling tegenover vorig jaar. Afgevlakt met een 12-maands voortschrijdend gemiddelde, is huisbrandolie 26,5% goedkoper dan een jaar geleden. Motorbrandstoffen zijn 11,1% goedkoper dan vorig jaar in februari. De inflatie voor de diensten daalt van 2,51% naar 2,30%. De inflatie voor de huur stijgt en gaat van 0,82% naar 0,90%.
de FOD Economie. De vooruitzichten vanaf maart 2016 werden opgesteld door het Federaal Plan bureau. Deze vooruitzichten houden rekening met termijnmarktnoteringen van 24 februari 2016. De olieprijs zou gemiddeld 36 dollar per vat bedragen in 2016 en 42 dollar per vat in 2017. De wisselkoers van de euro zou uitkomen op gemiddeld 1,11 dollar per euro in 2016 en 1,12 dollar per euro in 2017.
Onderstaande grafiek A.5 toont de evolutie van de geharmoniseerde consumptieprijsindex van maart 2015 tot februari 2016 voor België en de Europese Unie. De geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) is een maatstaf die een correcte vergelijking mogelijk maakt tussen de inflatiegraden van de lidstaten van de Europese Unie. De index wordt berekend op basis van een methodologie die geharmoniseerd is over de lidstaten heen. Tevens wordt de HICP gebruikt door de Europese Centrale Bank voor haar monetair beleid. Verder wordt de HICP gebruikt om te bepalen in hoeverre een lidstaat voldoet aan de inflatiecriteria bepaald in het Verdrag van Maastricht betreffende de Europese Unie (1992). Het maand na maand veranderingspercentage geeft 1% voor België en -0,2% voor de EU in februari 2016. Daarmee verzet België zich tegen de Europese deflatoire trend. De belangrijkste redenen zijn de belastingverhogingen van de verschillende overheden, zoals de btw-verhoging op elektriciteit, de suikertaks en de verhoging van de accijnzen op alcohol. Onderstaande inflatievooruitzichten zijn gebaseerd op observaties tot februari 2016 afkomstig van
Op basis van deze maandvooruitzichten (figuur A.6, op de volgende bladzijde) zou de gemiddelde jaarinflatie (nationaal indexcijfer der consumptieprijzen, NICP) in 2016 op 1,3% en in 2017 op 1,5% uitkomen, tegenover 0,56% in 2015. De groeivoet van de zgn. “gezondheidsindex”, die onder meer gebruikt wordt bij de berekening van de indexering van lonen, sociale uitkeringen en huurprijzen, zou in 2016 gemiddeld 1,5% en in 2017 1,3% bedragen, tegenover 1,05% in 2015 en 0,40% in 2014. In november 2012 werd de spilindex voor de overheidswedden en sociale uitkeringen een laatste keer overschreden. Overeenkomstig de maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex zou de volgende overschrijding van de spilindex (momenteel 101,02) door de afgevlakte gezondheidsindex (zoals gedefinieerd in de wet van 23.04.2015 tot verbetering van de werkgelegenheid) plaatsvinden in juli 2016. Als gevolg daarvan zouden de sociale uitkeringen in augustus 2016 en de wedden van het overheidspersoneel in september 2016 met 2% aangepast worden aan de gestegen levensduurte. De volgende spilindex (103,04) zou niet overschreden worden in 2017.
Figuur A.5 : Geharmoniseerde consumptieprijsindex van maart 2015 tot februari 2016 voor België en de Europese Unie
Bron: Eurostat (download data)
11
Figuur A.6 : Inflatievooruitzichten (2016-2017)
Bron: Federaal Planbureau
Falingen, stopzettingen en oprichtingen Voor het volledige jaar 2015 waren er in België 10.605 faillissementen. Dat zijn er 684 minder dan in 2014 (-6,05%). De daling zet zich ook door in alle sectoren. Nadat in 2014 de bouwsector voor het eerst meer faillissementen telde dan die van de horeca, zien we in 2015 opnieuw een omgekeerde beweging. In 2015 kenden we dus voor het tweede jaar op rij een, zij het beperkte, daling van het aantal faillissementen. Die was begin 2014 al ingezet binnen het Vlaamse Gewest en bestendigde zich in 2015 (-5,85%). Ze zette zich naderhand door in zowel Brussel (voor 2015 -2,03%) en Wallonië (voor 2015 -9,27%). Op provinciaal niveau noteren we voor 2015 een daling in alle provincies behalve Limburg, waar net iets meer (+8) faillissementen werden uitgesproken dan in 2014. Binnen de provincie West-Vlaanderen noteren we met -16,21% de scherpste daling, gevolgd door de provincie Antwerpen waar we een daling noteren met -6,58%. In Vlaams-Brabant noteren we een daling met 3,8% terwijl we in Oost-Vlaanderen moeten gewag maken van een minimale daling (-0,68%). De voorzichtige economische groei die de NBB waarnam (1,3%) is hier ongetwijfeld de belangrijkste verklaring. Uiteindelijk heeft België de crisis vanaf 2008 beter doorstaan dan de meeste buurlanden. De invoering van de notionele intrestaftrek – een zegen voor vele kmo’s – had zijn effect. Vele bedrijven, in het bijzonder kmo’s, werden net
12
voor de crisis gemotiveerd hun kapitaal op te krikken waardoor ze beter bestand waren tegen de crisisperikelen. De crisis toonde vooral aan dat die bedrijven die ondergekapitaliseerd waren en vaak gokten op financiering op basis van lage intrestvoeten over de kop gingen. Hierdoor bleef ook het jobverlies binnen de perken. Ook de automatische loonindexering, wat ervoor zorgde dat het gezinsinkomen en dus het uitgaven patroon minder onderuit ging tijdens de recessie, speelde hierin mee. Verder heeft de politieke crisis van 2010 en 2011 ervoor gezorgd dat de overheidsuitgaven minder werden gereduceerd, wat een positief effect had op de economische evolutie. Nu weer wordt aangeknoopt met voorzichtige groei geven zowel de loonbevriezing als ook de indexsprong en de lastenverlaging die de regering doorvoert extra zuurstof aan het bedrijfsleven. Voor 2016 voorziet men opnieuw een verdere groei tot 1,6%. We mogen ons met andere woorden aan een geleidelijk verder dalend patroon in het faillissementenlandschap verwachten. Toch blijft ook dan het aantal faillissementen bijzonder hoog. Inderdaad stelt de literatuur in die materie, bevestigd door waarnemingen in betere tijden, een groei van 2% van het bbp voorop om van een echt structurele daling van het aantal faillissementen te kunnen dromen. Zowel voor de horecasector (veranderend consumentenpatroon én invoering van de witte kassa) als de transportsector (invoering van de kilometerheffing) verwachten we een jaar op het scherp van de snee.
Nog altijd zorgen de jongere bedrijven voor een grote stroom aan faillissementen. Met betrekking tot 2015 was 34,47% van de failliet verklaarde ondernemingen opgericht na 2010 en dus jonger dan 4 jaar. 25,93% van de failliete ondernemingen was tussen de 5 en 9 jaar oud. De grote toevloed van starters die niet altijd even bezonnen begonnen, is hier een sterk bepalende factor. Toch valt op dat ook steeds meer oude bedrijven over de kop gaan. Zo noteerde Graydon met betrekking tot 2015 13,66% van de failliete ondernemingen met een oprichtingsdatum voor 1990. Ten opzichte van 2014 is dat opnieuw een stijging met +1,41%. Deze tendens sterkt zich verder aan. Deze tendens werd duidelijk vanaf 2012 waar genomen en komt het sterkst tot uiting binnen het Vlaamse Gewest waar maar liefst 16,74% van de failliet verklaarde ondernemingen ouder zijn dan 25 jaar. Het gaat veelal over kleine tot middelgrote kmo’s waarbij Graydon in de meeste gevallen al meerdere jaren knipperlichten noteerde waarbij hoge schuld graden niet konden worden getemperd. Hierbij valt bovendien op dat het vaak gaat om bedrijven die kort na de derde industriële revolu-
833 faillissementen, of -16,7% minder dan in 2014. Wel kenmerkte de sector zich de afgelopen jaren door een sterke consolidatiebeweging én een uitvlagging naar het buitenland. Hierdoor moet de daling enigszins worden genuanceerd. Ook binnen de bouwnijverheid is de daling structureel ingezet. Hier noteren we voor 2015 1.868 bedrijven die de boeken neerlegden. Een daling met -8,25%. Bovendien zien we, nadat het aantal faillissementen binnen de bouwsector zelfs die van de horeca inhaalden, opnieuw dat de sector een tweede plaats inneemt in het faillissementenaandeel. Binnen de sector van de kleinhandel noteren we met 1.342 faillissementen een daling met -5,82%. De zeer beperkte daling van het aantal faillissementen binnen de vervoersector (-0,89%) vindt zijn verklaring in het sterke overaanbod van vervoerdiensten over de weg (binnen deze deelsector nemen we zelfs een stijging waar), gekoppeld met de sterke concurrentie uit het buitenland. Voor de vervoersector mag een bijzonder moeilijk jaar 2016 verwacht worden, in het bijzonder indien de sector er niet in slaagt de nakende kilometerheffing door te rekenen aan haar cliënteel.
Tabel A.2 : Falingen in Oost-Vlaanderen
AALST
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
% versus 2014
94
103
114
114
156
145
137
204
172
168
151
-10,12%
DENDERMONDE
126
96
118
117
136
153
183
192
198
138
110
-20,29%
GENT
398
374
367
432
407
480
418
482
557
446
512
14,80%
80
81
94
93
90
108
105
117
134
124
97
-21,77%
OUDENAARDE SINT-NIKLAAS
148
135
158
184
206
208
228
262
283
194
193
-0,52%
Totaal
846
789
851
940
997
1.094
1.071
1.257
1.344
1.070
1.063
-0,65%
Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor
tie opkwamen en floreerden om nadien op het toen verworven elan verder te gaan. Vaak zijn ze er niet in geslaagd de toen nagelnieuwe concepten te boosten naar verdere vernieuwing. De daling van het aantal faillissementen zet zich door in alle belangrijke sectoren. Nadat de horeca in 2014 werd ingehaald door de bouwsector, neemt de horeca in 2015 opnieuw het belangrijkste deel van de faillissementen voor zijn rekening. Zo noteerde men in 2015 inderdaad 1.914 horeca-faillissementen: een daling met -4,16%. De beperktere daling, waarbij steeds meer ‘betere restaurants’ de boeken neerleggen, heeft hier vooral te maken met zowel een wijzigend consumentenpatroon en een gebrek aan creatief vermogen om hierop antwoord te bieden, als met de nakende invoering van de witte kassa. Binnen de sector van de groothandel kennen we
Faillissementen en potentieel banenverlies In 2015 kwamen er 23.050 banen op de tocht te staan in België als rechtstreeks gevolg van het faillissement van de werkgever. Dit is het laagste cijfer sedert 2008 én een daling ten opzichte van dezelfde periode verleden jaar met 3.024 jobs of -11,6%. We blijven dus cijfers vaststellen die liggen onder het niveau van voor de crisis in 2008. Hiervan waren er 9.959 jobs in Vlaanderen (-14,64%). In Wallonië tellen we 8.371 jobs op de tocht (-5,88%) en in Brussel 4.720 (-14,37%). Voor Oost-Vlaanderen ging het om 1.973 jobs gerelateerd aan een faling, waarvan 625 jobs in de bouwsector, 241 in de horeca en 200 jobs in de metaalindustrie, zoals tabel A.3 weergeeft. Naast falingen zijn er evenwel tal van andere redenen om de onderneming stop te zetten, zoals
13
Tabel A.3 : Falingen en jobverlies 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Totaal
1.539
1.394
2.013
2.218
2.295
2.165
3.001
3.066
1.986
1973
-13
-0,7%
164
209
201
342
243
237
234
383
243
241
-2
-0,8%
0
3
92
0
4
0
36
1
0
4
4
-
40
9
68
21
40
88
145
31
102
29
-73
Bouw
252
262
424
584
368
375
591
811
630
625
-5
-0,8%
Transport
212
62
180
228
306
233
144
338
94
130
36
38,3%
Horeca Reparatie van computers en consumentenartikelen Overige persoonlijke diensten
-71,6%
Kleinhandel
40
97
116
133
188
160
182
397
119
128
9
Groothandel
191
81
234
92
127
170
159
190
148
104
-44
Handelsbemiddeling
183
10
22
26
47
5
28
33
13
13
0
8
27
27
39
27
27
34
30
24
48
24
100,0%
95
119
163
216
335
276
457
253
172
127
-17
-11,8%
Verzekeringen en vermogensbeheer
0
0
2
2
1
0
0
1
4
0
-4
-100,0%
Sport & recreatie
4
6
18
9
15
15
4
18
1
3
2
200,0%
Immo
2
11
6
17
13
9
25
9
15
50
35
233,3%
19
40
21
10
21
20
33
85
0
53
53
Garagehouders & aanverwante sectoren Dienstverlening aan bedrijven
Land- en bosbouw
7,6% -29,7%
0
0
0
0
0
2
0
2
0
0
0
105
33
105
62
141
86
56
159
124
46
-76
-62,9%
Textiel- en lederindustrie
49
68
81
71
44
182
500
95
11
46
35
318,2%
Houtindustrie
0
0
12
2
0
0
3
24
6
3
-3
-50,0%
Papierindustrie
0
22
0
32
0
4
2
2
2
0
-2
-100,0%
18
69
79
47
13
22
64
47
43
5
-38
-88,4%
0
18
30
170
187
114
45
26
27
2
-25
-92,6%
Visserij en aquacultuur Voedingsindustrie
Drukkerijen, uitgeverijen en media Chemische- & kunststofindustrie
0
15
2
4
2
4
11
2
0
32
32
Metaalindustrie
47
121
23
18
53
22
92
59
36
200
164
455,6%
Elektrotec h niek, elektronica & computers
3
0
0
2
20
0
5
0
3
0
-3
-100,0%
Machinebouw
0
5
8
31
2
0
56
1
73
1
-72
-98,6%
Bouw van vervoerstuigen en componenten
0
0
6
3
2
0
3
0
0
0
0
Meubelindustrie
62
15
0
0
64
16
41
2
10
6
-4
Andere industrie
0
0
5
0
2
1
7
1
0
2
2
Reparatie en onderhoud
0
15
3
12
9
1
2
4
37
2
-35
Energieproductie
2
0
0
0
0
0
0
0
1
1
0
Water- en afvalbehandeling, sanering
7
0
2
16
3
0
0
0
0
2
2
Vrije beroepen (totaal)
3
16
21
15
10
36
0
3
32
23
-9
-28,1%
Medische beroepen
0
5
10
2
0
4
0
0
2
0
-2
-100,0%
Bouwmaterialenindustrie
-40,0% -94,6% 0,0%
Juridische beroepen
0
2
0
0
0
2
0
0
0
0
0
Economische beroepen
3
6
4
2
1
7
4
0
2
0
-2
-100,0%
Bouwtech nische beroepen
0
3
7
11
17
23
4
3
28
23
-5
-17,9%
Overheid & onderwijs
1
18
0
0
0
0
2
4
2
0
-2
-100,0%
Verenigingen (vakverenigingen, religieuze organisaties … )
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
ANDERE
19
29
11
2
10
2
7
4
28
2
-26
Andere activiteiten
20
67
40
4
10
6
14
36
34
23
0
Onbekende activiteit
16
10
43
25
8
90
28
26
14
0
31
Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor
14
Δ % ’14-’15 ’14-’15
Jobverlies Oost-Vlaanderen
-92,9 221,4%
overlijden van de zaakvoerder, geen opvolger of andere vormen van ongedwongen vereffening. Uiteindelijk maken de falingen in 2015 slechts 12,3% van het totaal aantal stopzettingen uit in Oost-Vlaanderen. Voor Vlaanderen ligt dit op 14% en voor België op 15,1%. In Oost-Vlaanderen waren er 8.536 stopzettingen in 2015, een stijging met 9,7% tegenover het voorgaande jaar. Onderstaande tabel A.4 geeft een evolutie van stopzettingen en starters over de tienjarige periode 2005-2015. Vanaf november 2014 werd de belasting op de liquidatiebonus – de meerwaarde die een bedrijf gedurende zijn bestaan heeft opgebouwd – opgetrokken van 10 naar 25 procent. Dit leidde tot verontwaardiging bij veel ondernemers, die de liquidatiebonus als hun pensioenspaarpot beschouwden. Uitgaande van cijfers van Graydon blijkt dat de aankondiging en de invoering van de hogere liquidatieheffing grote gevolgen heeft gehad op het aantal stopzettingen van bedrijven in ons land. Helemaal onverwacht is die toename niet. Onder die stopzettingen bevinden zich immers veel zogenaamde ‘slapende’ bedrijven, vennootschappen die er de afgelopen jaren sowieso weinig of geen activiteiten op nahielden. Ook talrijk aanwezig: bedrijfsleiders op leeftijd die van plan waren op korte termijn te stoppen en bedrijven met financiële problemen. Om begrijpelijke redenen hebben ze besloten hun activiteiten iets vroeger te staken om zo een hogere belasting te vermijden. Een klein deel van de firma’s die ophielden te bestaan, stopten alleen juridisch.
Ze zetten hun activiteiten in België verder, maar richtten daarvoor een nieuwe, buitenlandse vennootschap op. Vooral in de transport- en de bouwsector en de sector van de groot-en kleinhandel zien we dit fenomeen opduiken. Als we kijken naar het eerste kwartaal van 2015 zien we een verdere daling van het aantal Belgische vennootschapsvormen (- 2,89%). Tegelijkertijd is er een opvallende stijging van het aantal oprichtingen van buitenlandse vennootschapsvormen met activiteiten in ons land (+12,13%). Zoals tabellen A.5 en A.6 weergeven, zijn na vijf jaar nog 69,1% van de opgestarte ondernemingen actief. Concreet betekent dit dat van de 77.712 opgestarte bedrijven in 2010 er begin 2015 nog 53.677 actief zijn. 31% of 24.035 ondernemingen overleefden de eerste 5 jaren dus niet. Als we nog verder teruggaan tot de starters opgericht in 2005, stellen we vast dat vandaag nog 55,1% actief is. Het overlevingspercentage in Vlaanderen ligt met 70,3% iets hoger ten opzichte van Wallonië en Brussel waar het overlevingspercentage na 5 jaar 65% bedraagt. Een stopzetting kan het gevolg zijn van een faillissement of een schrapping bij de btw-administratie. Andere mogelijkheden zijn een ontbinding, een splitsing, een vereffening, het overlijden van de zaakvoerder of een vrijwillige stopzetting van de activiteiten. Let wel: wanneer een eenmanszaak wordt omgevormd naar een vennootschap, wordt de eenmanszaak als stopgezet beschouwd. Er wordt dan ook een nieuwe onderneming (een vennootschap) opgericht. Deze omvorming wordt niet geregistreerd in de Kruispuntbank Ondernemingen. Het bedrijf wordt dus als
Tabel A.4: Evolutie oprichtingen – stopzettingen 2005 - 2015 Starters Oost-Vlaanderen
2005 8809
evolutie vs vorig jaar Vlaanderen
39.469
evolutie vs vorig jaar België
69.349
evolutie vs vorig jaar
Stopzettingen Oost-Vlaanderen
2005 6.351
evolutie vs vorig jaar Vlaanderen
evolutie vs vorig jaar
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
10.014
10.502
10.316
9.676
10.474
10.716
10.032
10.214
10.829
11.119
13,68%
4,87%
-1,77%
-6,20%
8,25%
2,31%
-6,38%
1,81%
6,02%
2,68%
44.379
47.341
46.306
43.984
47.473
48.610
45.316
45.180
48.909
50.170
12,44%
6,67%
-2,19%
-5,01%
7,93%
2,40%
-6,78%
-0,30%
8,25%
2,58%
78.030
83.555
81.020
78.764
86.072
89.217
84.836
85.585
90.116
90.899
12,52%
7,08%
-3,03%
-2,78%
9,28%
3,65%
-4,91%
0,88%
5,29%
0,87%
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
5.726
6.625
6.796
7.187
7.766
8.114
8.807
9.021
7.777
8.536
-9,84%
15,70%
2,58%
5,75%
8,06%
4,48%
8,54%
2,43% -13,79%
27.695
25.662
28.423
29.085
31.310
34.021
35.033
38.259
39.364
-7,34%
10,76%
2,33%
7,65%
8,66%
2,97%
9,21%
2,89%
-7,51%
3,84%
48.390
45.442
49.888
52.352
55.567
60.642
62.856
67.850
70.197
62.466
68.858
-6,09%
9,78%
4,94%
6,14%
9,13%
3,65%
7,95%
3,46% -11,01%
10,23%
evolutie vs vorig jaar België
2006
36.406
9,76% 37.804
Bron : Graydon
15
16
76.976
77.471
81.107
2011
2012
2013
2014
139
636
1.527
2.844
3.917
4.369
7
31
75
192
260
318
399
499
434
430
Ontbonden
Gesplitst
0
0
0
0
1
0
1
1
0
0
136
458
959
1.703
1.838
1/964
2.375
2.307
2.247
2.197
Sluiting van vereffing
2.536
4.974
4.803
5.560
4.067
4.693
3.944
4.076
3.005
2.692
Stopzetting activiteit
299
5.984
7.093
3.248
7.007
Limburg
Vlaams Brabant
Waals Brabant
Henegouwen
77.712
Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor
Federaal
9.744
21.406
1.969
43.515
Vlaams Gewest
Brussels Gewest
Waals Gewest
49
1.392
Luxemburg
159
Luik
104 260
3.917
37
119
1
26
4
62
11
14
20
39
26
20
Ontbonden
1.148
798
393
2.947
6.812
Namen
429
118
207
730
390
343
Failliet
12.672
Antwerpen
8.117
9.649
West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
Provincie
Aantal starters
4
7
10
11
9
23
21
15
18
26
Uitbater overleden
1
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
Gesplitst
1.838
336
278
1.224
20
112
38
94
72
197
137
420
290
180
6.067
1.855
745
3.191
94
639
226
690
206
499
390
938
794
570
Sluiting Stopzetting van vereffing activiteit
9
1
2
6
1
0
0
0
0
2
1
1
1
1
Uitbater overleden
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Schrapping handelsregister door stopzetting
1.907
4.139
4.304
7.137
9.951
11.075
13.803
16.532
17.397
15.021
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1.992
625
238
1.125
49
176
93
214
93
170
162
357
233
203
919
9.951
3.359
1.272
5.310
261
1.078
465
1.159
396
913
752
1.553
1.173
24.035
7.428
3.370
12.945
475
2.424
985
2.648
896
2.002
1.761
4.038
2.908
2.236
Totaal stopzettingen
4.729
11.421
15.135
20.399
24.035
24.020
27.293
30.836
30.142
26.843
Totaal stopzettingen
Btw adres is Niet meer Geschrapt bij dat van het onderworpen de btwplaatselijke aan de btwadministratie btw-kantoor administratie
0
1.206
3.457
2.952
1.992
1.578
1.471
1.472
1.270
963
Niet meer Geschrapt bij de onderworpen aan btwde btwadministratie administratie
Overlevingsgraad van starters na vijf jaar opgesplitst per provincie (basis = oprichting 2010)
Tabel A.6 : Stopzettingen en overlevingsgraad van starters naar jaar van oprichting - provincies
Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor
77.712
81.220
2010
70.075
2009
5.279
5.934
74.118
71.678
2007
2008
5.514
5.771
59.794
68.571
Failliet
2006
Aantal starters
2005
Jaar van oprichting
Stopzettingen en overlevingsgraad van starters naar jaar van oprichting - federaal
Tabel A.5 : Stopzettingen en overlevingsgraad van starters naar jaar van oprichting - totaal voor België
69,07%
65,30%
65,41%
70,25%
65,88%
64,42%
66,58%
62,21%
72,41%
71,77%
70,57%
68,13%
69,86%
72,45%
Overlevingsgraad
94,17%
85,22%
80,34%
74,88%
69,07%
65,72%
61,92%
58,40%
56,04%
55,11%
Overlevingsgraad
stopgezet beschouwd, hoewel het in werkelijkheid blijft voortbestaan onder een andere juridische vorm. De reële slaagkansen van een startende onderneming liggen in werkelijkheid dus iets hoger dan onderstaande statistieken aangeven. In Vlaanderen is de overlevingsgraad in alle provincies min of meer gelijkaardig met een cijfer van ongeveer 70%. West-Vlaanderen en VlaamsBrabant halen de hoogste overlevingsgraad met respectievelijk 72,5% en 71,8%. In Antwerpen is de overlevingsgraad het laagst met 68,1%. In Wallonië ligt de overlevingsgraad met 65% iets lager in vergelijking met Vlaanderen. Enkel de provincie Waals-Brabant scoort beduidend hoger met 72,4%. De provincie waar de overlevings graad het laagst is in Wallonië, is Henegouwen met een cijfer van 62,2%. De hoogste overlevingsgraad sectoraal vinden we bij de vrije beroepen. Van alle starters die in deze sector 5 jaar geleden werden opgericht, is vandaag nog 90% actief. Ook de industrie haalt een hoge overlevingsgraad met 78%. Van de starters in de groothandel, bouw en automobielsector overleven er tussen 71% en 75% na 5 jaar. De laagste waarden inzake overlevingsgraad
vinden we bij de horeca. Daar overleeft slechts de helft (53%) van de starters de eerste 5 jaar. Als we de tijdshorizon verlengen tot 10 jaar overleeft maar 36,3%. Ook de transportsector en de detailhandel zitten onderaan met een overlevingsgraad van respectievelijk 60,1% en 65,4%. Als we op het niveau van de hoofdgroepen blijven voor Oost-Vlaanderen (tabel A.7), zien we dat de meeste bedrijven starten in de subsector van de vrije beroepen. 15,7% van de starters in 2015 beginnen als adviesbureau qua bedrijfsbeheer, of als rechtskundig en boekhoudkundige adviseurs of als architecten- en ingenieursbureaus. Daarnaast blijven horeca (659 starters in 2015) en detailhandel (851 starters in 2015) belangrijke vernieuwers. Maar – specifiek ook voor OostVlaanderen – blijft de bouwnijverheid een belangrijke motor voor het economisch weefsel: 1 op 10 van de oprichtingen in Oost-Vlaanderen situeert zich in de infrastructuurwerken of de burgerlijke bouwactiviteiten. Voor Oost-Vlaanderen is het ook interessant het belang van de gezondheidszorg – 9,7% van de starters in 2015 – en de creatieve sector
Tabel A.7: Starters in Oost-Vlaanderen 2010 – 2015 Starters Landbouw, bosbouw en visserij Winning van delfstoffen Industrie
2010
2011
2012
2013
2014
2015
% totaal
248
218
245
203
236
226
2,0%
0
0
2
1
2
2
0,0%
367
437
447
449
437
426
3,8%
Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht
21
17
11
5
6
14
0,1%
Distributie van water; afval- en afval-waterbeheer en sanering
11
11
25
7
13
11
0,1%
Bouwnijverheid
1.212
1.241
1.124
1.050
1.124
1.169
10,5%
Groot- en detailhandel; reparatie van auto's en motorfietsen
1.270
1.338
1.215
1.260
1.376
1.428
12,8%
Vervoer en opslag
202
212
166
187
168
200
1,8%
Verschaffen van accommodatie en maaltijden
567
585
527
565
592
700
6,3%
Informatie en communicatie
625
694
622
636
569
668
6,0%
Financiële activiteiten en verzekeringen
365
374
305
309
352
371
3,3%
Exploitatie van en handel in onroerend goed
228
252
222
228
258
287
2,6%
1.612
1.709
1.493
1.540
1.876
1.750
15,7%
697
627
576
581
647
680
6,1%
7
7
5
1
1
3
0,0%
Onderwijs
208
228
290
252
264
345
3,1%
Menselijke gezondheidszorg en maatschap-pelijke dienstverlening
792
878
946
885
989
1.084
9,7% 5,6%
Vrije beroepen en wetenschappelijke en tech nische activiteiten Administratieve en ondersteunende diensten Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen
Kunst, amusement en recreatie
414
421
443
504
568
621
Overige diensten
638
638
626
644
704
780
7,0%
9.515
9.919
9.323
9.352
10.250
10.819
97,3%
TOTAAL Nace code (nog) niet gespecifieerd TOTAAL INCL. ONBEKENDEN
959
797
709
862
579
300
2,7%
10.474
10.716
10.032
10.214
10.829
11.119
100,0%
Bron: Graydon
17
(creatieve activiteiten, kunst en amusement) – 9,7% van de starters in 2015 – te benadrukken. De bouwsector is door zijn multiplicatoreffect vaak de motor van de economie. In het kader van een conjunctuuranalyse is het dan ook belangrijk de evolutie ervan nader te bekijken, vooral omdat de sector in Oost-Vlaanderen relatief sterk vertegenwoordigd is. Tussen juni 2011 en december 2014 zien we continu hoge, doch dalende cijfers van de afgeleverde bouwvergunningen (op jaarbasis). Daarna volgt tot april een spectaculaire afname van het aantal maandelijks afgeleverde bouw vergunningen. Aan de spectaculaire terugval van het aantal verleende bouwvergunningen ging een spectaculaire toename vooraf. De sterke toename begin 2014 was bijna helemaal toe te schrijven aan de vergunningsaanvragen in Vlaanderen. Deze toename in de eerste maanden van 2014 werd vooral veroorzaakt door het in voege treden op 1 januari 2014 van strengere energievereisten voor nieuwbouw in Vlaanderen. Alle vergunningen die werden aangevraagd voor 1 januari 2014 moesten nog niet voldoen aan de strengere energievereisten. Deze vergunningen werden afgeleverd in de twee eerste trimesters van 2014 en zijn dus pas dan zichtbaar in de statistieken. Zoals reeds gezegd blijkt uit de conjunctuur enquêtes dat het ondernemersvertrouwen in positieve richting gaat eind 2015 en begin 2016. In tegenstelling tot het verloop van de vergunningen voor nieuwe woningen in figuur A.7 zegt 29% van de Vlaamse bouwkmo’s meer werk te hebben dan eind 2015. 22% heeft minder opdrachten. 22% verwacht een stijging van het werkvolume in de eerstvolgende maanden terwijl 16% zich
minder opdrachten ziet uitvoeren. Dit is een algemeen beeld en de situatie verschilt enorm naargelang het marktsegment waarin de bouwfirma actief is. De orderboekjes zijn ongeveer even ver in de tijd gevuld als in het vorige kwartaal. 39% heeft nog voor maximum 3 maanden werk en 42% zit nog goed voor 3 tot 6 maanden. Ten opzichte van dezelfde periode van vorig jaar is dat een verbetering. De meeste bouwbedrijven verwachten in de bouw en de afwerking van nieuwe gebouwen voor 2016 een status quo of daling van het aantal opdrachten. Voor de woningbouw loopt het percentage dat een daling verwacht zelfs op tot 36%. De renovatiemarkt heeft net zoals de voorbije jaren betere vooruitzichten. De meeste bouwbedrijven verwachten een status quo. Voor de renovatie aan of in woningen verwacht 27% zelfs een stijging van het werkvolume. Voor het eerst sinds bijna 2 jaar buigt de conjunctuurcurve voor de infrastructuurwerken om in positieve zin na oktober 2014 (fundamenteel dalend vanaf september 2012). Vanaf januari 2015 nestelt deze curve zich op een niveau dat, bekeken over de langere periode 2006-2015, nog steeds als historisch laag mag worden beschreven. De enige licht opverende factor is het verloop van het orderbestand. De bouwsector heeft al meermaals gewezen op het belang van overheidsinvesteringen voor de activiteit en de werkgelegenheid in de sector en ook het World Economic Forum wees er reeds op dat inspanningen inzake wegen en spoorwegen zeer gewenst zijn. In haar laatste verslag wordt bevestigd dat België op de 21ste plaats eindigt inzake infrastructuur, fors lager dan de buurlanden Frankrijk (8e ), Duitsland (7e ) en Nederland (3e ).
Figuur A.7 : Afgeleverde stedenbouwkundige vergunningen voor nieuwe woningen (eerste 11 maanden, 2001-2015 – Oost-Vlaanderen)
Bron: FOD Economie AD Statistiek d.d. 29/02/2016
18
-25
-50 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2006
2016
2007
Synthetische curve gezamenlijke bouwnijverheid - België
2
Bu
Construction confidence indicator - eurozone
Figuur A.8: Vooruitzichten qua opdrachten bij de architecten
Vooruitzichten opdrachten bij de architecten 30
40
30
20
20
10
10
0
0
-10
-10
-20
-20
-30
-30 -40
-40 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Woongebouwen
2012
2013
2014
2006
2015
2007
Niet-woongebouwen
Synt
Reta Bron: NBB
Vooruitzichten werkgelegenheid per sector
Perceptie van
Figuur A.8 die de vooruitzichten qua opdrachten bij de architecten weergeeft, weerspiegelt het brutogegevens 40 positieve vertrouwen. 50 gegevens Na de spectaculaire stijgingen van het aantal falingenafgevlakte in de bouwsector de laatste jaren, doet ook hier 30 zich eindelijk een kentering voor met een daling van ongeveer 9% in België en 10,7% in Vlaanderen 40 20 maar in Oost-Vlaanderen slechts met 1%. Dit evenwel omdat de daling in Oost-Vlaanderen zich reeds 10met 16% in 2014 tegenover toen slechts 2% voor de andere populaties. 30 had ingezet Concreet betekent dit voor Oost-Vlaanderen 225 falingen in 2015. 0 Die moeten echter tegenover het aantal nieuw opgerichte bedrijven gesteld worden – 1.096 in 2015 – in20 -10 Oost-Vlaanderen. 10
-20 -30
0
2006
2007
2008
2009
2010
Verwerkende nijverheid
2011
2012
2013
Bouwnijverheid
2014
2015
2005 2006 2007 2008
-40
2016
20
Diensten aan bedrijven
II. CONSUMENTEN Consumentenvertrouwen
Consu
Figuur 20 A.9 : Oprichtingen in de bouwnijverheid
20
10
10
0
0
-10
-10
-20
-20
-30
-30
-40
-40
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2006
2007
2
Veranderings kwartaal van Indicator con
Indicator consumentenvertrouwen - België Consumer confidence indicator - eurozone Bron: Graydon Belgium NV
Bronnen: NBB - Conjunctuuronderzoekingen - Nationale Rekeningen, Europese Commissie, DG-ECFIN 19
De sierteelt Titel in Oost-Vlaanderen Inleiding
zijn veelzijdigheid, traditie, vakmanschap en kwaliteit.
Oost-Vlaanderen staat al van oudsher bekend om zijn sierteeltbedrijven. Vooral in de 19e eeuw ontwikkelde de sierteelt zich in de provincie Oost-Vlaanderen. De ontwikkelingen vonden plaats in het arrondissement Gent voor de bloemen teelt, kasplanten, azalea’s en knolbegonia’s. Voor de boomkwekerij vonden de ontwikkelingen plaats rond Wetteren. De totale sierteelt in Vlaanderen beslaat een oppervlakte van 5.738 ha en is verantwoordelijk voor 90% van de totale Belgische areaal sierteelt. Oost-Vlaanderen is de belangrijkste provincie qua areaal met 2.302 ha (43%). De provincie Antwerpen komt op een tweede plaats met 1.666 ha (29%) en West-Vlaanderen op de derde plaats met 1.024 ha (18%).
De totale sierteelt – ook wel de niet-eetbare tuinbouw genoemd – wordt verder opgesplitst in twee grote subgroepen: boomkwekerij en sierteelt. Beide deelsectoren worden nog eens opgesplitst, met name in open lucht en in serres. In deze tekst wordt de subsector sierteelt, dus exclusief de boomkwekerij, benoemd als ‘de sierteelt’.
Oost-Vlaanderen munt uit in sierteelt en boomkwekerij
Oost-Vlaanderen heeft in vergelijking met de andere provincies het grootste areaal aan sierteelt. Het neemt de helft van de Vlaamse oppervlakte voor zijn rekening (582 ha). 58% van het Vlaams areaal aan sierteelt in serres en 45% van het Oost-Vlaanderen is de belangrijkste productieregio Vlaams areaal in open lucht ligt in OostOost-‐Vlaanderen Antwerpen West-‐Vlaanderen Vlaams-‐Brabant Limburg voor de Belgische sierteelt en staat bekend om Vlaanderen. Oost-‐Vlaanderen Antwerpen West-‐Vlaanderen Vlaams-‐Brabant Limburg
akte sierteelt in open lucht ppervlakte sierteelt akte sierteelt in serrein open lucht ppervlakte p sierteelt sierteelt in serre otaal opp sierteelt
45% 58% 50%
45% 58% 50%
14% 15% 14%
14% 15% 14%
33% 20% 29%
33% 20% 29%
3% 5% 4%
3% 5% 4%
4% 1% 3%
4% 1% 3%
Figuur B.1: Verdeling arealen sierteelt, excl boomkwekerij - Vlaamse provincies, 2014 Verdeling arealen s ierteelt, e xcl boomkwekerij -‐ Vlaamse provincies, 2 014 Verdeling e xcl boomkwekerij -‐ Vlaamse provincies, 2 014 Oppervlakte sierteelt open lucht arealen s ierteelt, Oppervlakte sierteelt serre Totaal oppervlakte sierteelt Oppervlakte sierteelt inin open lucht Oppervlakte sierteelt inin serre totaal opp sierteelt Oppervlakte sierteelt 50% in open lucht Oppervlakte sierteelt in serre totaal opp sierteelt 58% 50% 58% 29% 45% 14% 29% 45% 14% 15% 20% 4% 15% 20% 3% 4% 14% 5% 3% 14% 1% 5% 33% 3% 1% 33% 4% 3% 4%
Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen
en berekeningen op basis van FOD economie -‐ADSEI ron: eigen berekeningen op basis van FOD economie -‐ADSEI
21
Oost-‐Vlaanderen ervlakte sierteelt in open lucht ervlakte sierteelt Oppervlakte in serre boomkwekerijen in open lucht al opp sierteelt Oppervlakte boomkwekerijen in serre
totaal opp boomkwekerij
Antwerpen West-‐Vlaanderen Vlaams-‐Brabant Limburg 45% 14% 3%West-‐Vlaanderen Vlaams-‐Brabant 4% Oost-‐Vlaanderen Antwerpen33% Limburg 58% 15% 38% 20% 5% 33% 15% 1% 4% 50% 14% 43% 29% 4% 21% 25% 3% 2% 38% 33% 16% 4%
Figuur B.2: Verdeling arealen boomkwekerij - Vlaamse provincies, 2014 Verdeling arealen s ierteelt, e xcl boomkwekerij -‐ Vlaamse provincies, 2 014 Verdeling arealen boomkwekerij -‐ Vlaamse provincies, 2 014 Oppervlakte Totaal oppervlakte boomkwekerij Oppervlakte boomkwekerijen sierteelt in serrein serre totaal opp sierteelt
Oppervlakte boomkwekerijgen in open lucht Oppervlakte sierteelt in open lucht
58%
50% 38%
43%
45% 38%
33%
14% 15%21% 14% 33%
33%
29%
25% 16% 20% 5%
15%
3%
2% 4%
4% 4%
3% 10% 4%
1% 9%
10%
n: eigen berekeningen op basis van FOD economie -‐ADSEI Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen
Bron: eigen berekeningen op basis van FOD economie -‐ADSEI
Samenstelling areaal sierteelt
Oost-Vlaanderen beschikt ook over het grootste areaal boomkwekerij, in totaal 1.721 ha of 38% van de Vlaamse boomkwekerij. De provincie heeft 43% van de boomkwekerijteelten in serres en 38% van de kwekerijen in open lucht (38%).
De verschillende teelten in de categorie sierteelt zijn de azalea’s, snijbloemen, perk- en balkonplanten, bloembollen en -knollen, potplanten. Het grootste deel van de teeltoppervlakte voor sierteelt wordt ingenomen door de azaleateelt: 251 ha waarvan 108 ha in open lucht en 143 ha in serres. Daarmee heeft de azaleateelt een aandeel van 43% in het Oost-Vlaams sierteeltareaal. De tweede grootste teelt is die van potplanten met een totale oppervlakte van 158 ha, met een aandeel van 27% in het Oost-Vlaamse sierteel tareaal. Op de derde plaats staan de bloembollen en- knollen met 84 ha (14%).
De verhouding areaal aan open lucht/serres voor de Oost-Vlaamse sierteelt en boomkwekerij is verschillend. Het areaalaandeel van de OostVlaamse sierteelt wordt voor 41% geteeld in serres (238 ha) en 59% in de openlucht (344 ha). Voor Oost-Vlaanderen neemt de boomkwekerij in open lucht een areaalaandeel in van 98% (of 1.679 ha). Het aandeel aan serres is verwaarloosbaar klein (2%; 42 ha).
Tabel B.1: Samenstelling Oost-Vlaamse sierteelt areaal, teelten in serres en open lucht, 2014 Oppervlakte sierteelt
totaal, ha
%
Azalea
251,1
43%
Snijbloemen
10,0
2%
Perk- en balkonplanten
17,0
3%
Bloembollen en -knollen
84,1
14%
Potplanten => potchrysanten
25,0
4%
Potplanten => overige potplanten
116,0
20%
Potplanten => kamerplanten
17,0
3%
Andere sierplanten voor bloem en/of blad
51,0
9%
Jongplanten en zaden voor de sierteelt Totaal Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen
22
10,0
2%
581,8
100%
10% 9% 10%
100 100 100
Oost-‐Vlaanderen Azalea Snijbloemen Perk-‐ en balkonplanten Bloembollen en -‐knollen Potplanten => potchrysanten Potplanten => overige potplanten (OL) Potplanten => kamerplanten (S) Andere sierplanten voor bloem en/of blad Jongplanten en zaden voor de sierteelt totaal sierteelt
Antwerpen 98% 20% 31% 98% 9% 41% 52% 43% 84% 50%
2% 39% 19% 2% 13% 23% 26% 19% 10% 14%
West-‐Vlaanderen Vlaams-‐Brabant Limburg 0% 0% 18% 22% 29% 16% 0% 0% 71% 4% 25% 4% 21% 0% 32% 4% 6% 0% 29% 4%
0% 0% 5% 0% 3% 8% 0% 1% 0% 3%
Figuur B.3: Areaal sierteelt – Vlaamse provincies, 2014 Areaal sierteelt -‐ vergelijking Vlaamse provincies, 2 014
Oost-‐V laanderen totaal sierteelt
Antwerpen
West-‐V laanderen
Vlaams-‐Brabant
Limburg 29%
14%
50%
Jongplanten en zaden voor de sierteelt
4%
Andere sierplanten voor bloem en/of blad
8% 4%
71%
13%
9%
4%
25%
23%
41%
Potplanten => potchrysanten
21%
26%
52%
Potplanten => overige potplanten (OL)
4% 1%
32%
19%
43%
Potplanten => k amerplanten (S)
6%
10%
84%
3%
3%
Bron: eigen berekeningen op basis van FOD economie -‐ADSEI Bloembollen en -‐k nollen
2%
98%
Perk-‐ en balkonplanten Snijbloemen
5%
22%
18%
39%
20%
Azalea
16%
29%
19%
31%
2%
98%
Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen.
Samenstelling areaal boomkwekerij
De azaleateelt blijft belangrijk en is een paradepaardje. In vergelijking met de andere Vlaamse provincies is te zien dat de azalea een typisch Oost-Vlaamse teelt is. 98% van de Vlaamse maar ook van de Belgische azaleateelt komt uit de regio rond Gent. De Gentse azalea is erkend als BGA (Beschermde Geografische Aanduiding). Om een azalea als Gentse azalea te mogen aanbieden, moeten zowel de plant als de teelttechniek aan strenge kwaliteitseisen voldoen en in OostVlaanderen geteeld zijn. Dankzij talrijk onderzoek en veredeling is het aanbod enorm. De OostVlaamse teler speelt hierbij een cruciale rol.
De boomkwekerij in open lucht omvat drie deel categorieën: sierplanten, bosbomen en struiken en fruitplanten. De Oost-Vlaamse teelt van de sierplanten, waartoe de sierheesters en- struiken behoren, neemt de belangrijkste plaats in en beslaat 1.288 ha of 75% van de Oost-Vlaamse oppervlakte boomkwekerij. Op de tweede plaats staan bosplanten (176 ha, 10%), met daarna de fruitplanten (114 ha, 7%).
In vergelijking met de andere provincies constateren we dat de areaalgrootte aan sierplanten in OostVlaanderen en in Antwerpen dicht bij elkaar liggen. In Antwerpen is het areaal aan vaste planten beduidend groter (208 ha of 48% van het Vlaamse areaal aan vaste planten). OostVlaanderen teelt duidelijk de rozelaars (73 ha) en
Een tweede belangrijke Oost-Vlaamse exclusieve teelt is de niche bloembollen en -knollen (o.a. knolbegonia), met een aandeel van 98% van het Vlaamse areaal.
Tabel B.2: Samenstelling Oost-Vlaamse boomkwekerij, teelten in serres en open lucht, 2014 Oppervlakte boomkwekerij Oppervlakte boomkwekerijen in open lucht
totaal, ha 1.678,7
98%
Sierplanten – rozenlaars
73,2
4%
Sierplanten – sierbomen
1.204,2
70%
sierplanten – vaste planten
11,3
1%
Bosplanten
176,2
10%
Fruitplanten Oppervlakte boomkwekerijen in serre totaal opp boomkwekerij Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen.
24
%
113,9
7%
41,8
2%
1.720,5
100%
Oost-‐Vlaanderen Sierplanten Bosplanten Fruitplanten
Antwerpen 35,2% 35,8% 47,2%
36% 29% 7%
West-‐Vlaanderen Vlaams-‐Brabant Limburg 14% 4% 33% 1% 8% 11%
Figuur B.4: Boomkwekerij in open lucht – Vlaamse provincies, 2014 Boomkwekerij in open lucht -‐ vergelijking Vlaamse provincies, 2 014
Oost-‐V laanderen
Antwerpen
West-‐V laanderen
47,2%
Fruitplanten
7%
Vlaams-‐Brabant
8%
11%
Limburg
28% 1%
35,8%
Bosplanten
29%
33% 1%
35,2%
Sierplanten
36%
14%
4%
10%
Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen.
Bron: eigen berekeningen op basis van FOD economie -‐ADSEI
heeft een aandeel van 78% in de Vlaamse teelt van rozelaars.
aantal) in serres. De provincie telt 231 OostVlaamse boomkwekerijbedrijven in open lucht (37% van het Vlaamse aantal). In vergelijking met de andere provincies telt OostVlaanderen naast de boomkwekerijbedrijven ook de meeste sierteeltbedrijven in Vlaanderen (51%). Binnen het aantal bedrijven met sierteelt zijn er in Vlaanderen 78 bedrijven die azalea telen (99% in Oost-Vlaanderen) en 29 bedrijven die bloembollen en –knollen telen (86% in Oost-Vlaanderen). Zoals algeheel wordt vastgesteld in de landbouwsector neemt ook het aantal bedrijven in de sierteelt en boomkwekerij af in Oost-Vlaanderen. In Vlaanderen is een gelijkaardige trend waarneembaar.
In 2015 werd de Vlaamse laurier erkend als Europese BGA. De laurier is daarmee het tweede niet-eetbare product uit Vlaanderen dat een Europese erkenning ontvangt, na de Gentse azalea in 2010. Tot het teeltgebied van de Vlaamse laurier behoren naast de West-Vlaamse arrondissementen Roeselare, Tielt en Brugge ook de OostVlaamse arrondissementen Eeklo en Gent.
Bedrijven
In 2014 telde Oost-Vlaanderen 436 bedrijven in de gehele sierteeltsector van de 1.035 sierteeltbedrijven in Vlaanderen (42%): 236 boom Het merendeel van de Oost-Vlaamse sierteelt kwekerijen en 234 sierteeltbedrijven. Bepaalde bedrijven en boomkwekerijbedrijven in serres bedrijven hebben zowel productie in de sierteelt beschikken over een bedrijfsgrootte tussen de als in de boomkwekerij. Van de 234 sierteelt 0,5 en 5 ha. Voor de boomkwekerij in openlucht bedrijven telen er 189 in open lucht (51% van het heeft de meerderheid van de Oost-Vlaamse Oppervlakte boomkwekerijen in open lucht Oost-‐Vlaanderen Antwerpen West-‐Vlaanderen Vlaams-‐Brabant Limburg Vlaamse aantal) en 184 (57% van het Vlaamse bedrijven een oppervlakte van 5-7100% ha. Sierplanten -‐ rozenlaars 78% 0% 19% 3% 0% Sierplanten -‐ sierbomen sierplanten -‐ vaste planten Bosplanten Fruitplanten
38% 3% 36% 47%
35% 48% 29% 7%
11% 34% 33% 8%
Figuur B.5: Sierplanten in open lucht – Vlaamse provincies, 2014
4% 4% 1% 11%
10% 11% 1% 28%
100% 100% 100% 100%
Boomkwekerij in open lucht -‐ vergelijking Vlaamse provincies, 2 014
Oost-‐V laanderen
sierplanten -‐ vaste planten
Sierplanten -‐ sierbomen
3%
Antwerpen
West-‐V laanderen
Vlaams-‐Brabant
48%
34%
38%
Sierplanten -‐ rozenlaars
Limburg
35%
78%
11%
4%
11%
4%
10%
19%
3%
Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen.
Bron: eigen berekeningen op basis van FOD economie -‐ADSEI
25
10% 1% 28%
Tabel B.3 : Aantal sierteeltbedrijven in open lucht en in serres, Oost-Vlaanderen en Vlaanderen, 2014
Vlaanderen Bedrijven met sierteelt in open lucht (*)
Oost-Vlaanderen
Ovl/Vl (%)
369
189
51%
Bedrijven met azalea
78
77
99%
Bedrijven met snijbloemen
21
6
29%
Bedrijven met perk- en balkonplanten
9
3
33%
Bedrijven met bloembollen en -knollen
29
25
86%
Bedrijven met potplanten Bedrijven met sierteelt in serres
245
86
35%
321
184
57%
Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen. (*) Opgelet: een bedrijf kan meerdere teeltgroepen op zijn areaal hebben. De sommatie van “sierteelt in open lucht” haalt die dubbeltellingen er uit en is dan ook niet de som van de vijf onderliggende teeltgroepen.
Voor de openluchtteelten zijn er 21 Oost-Vlaamse bedrijven met meer dan 50 ha cultuurgrond. Zoals in de gehele landbouwsector zet schaalvergroting zich ook door in de sierteelt en boomkwekerij (figuur B.6). Er zijn minder bedrijven die een areaal bewerken dat trager afneemt zodat overblijvende bedrijven steeds groter worden. Het gemiddeld aantal ha per bedrijf stijgt in drie van de vier teeltgroepen. In de teeltgroep sierteelt in open lucht wordt gemiddeld een minieme daling van 0,13 ha per bedrijf genoteerd. De boomkwekerij in open lucht maakt dat goed met een sterkere stijging van gemiddeld 1,42 ha per bedrijf.
Tabel B.4: Bedrijfsgrootte sierteeltbedrijven en boomkwekerij bedrijven in Oost-Vlaanderen, 2014
bedrijfsgrootte Van 0,01 tot minder dan 5 ha Van 0,01 tot minder dan 0,5 ha Van 0,5 tot minder dan 1 ha
Bedrijven met Bedrijven met Bedrijven met Bedrijven met sierteelt in boomkwekerijen sierteelt in boomkwekerijen openlucht in openlucht serres in serres 121
76
137
35
:
0
:
0
8
4
18
3
Van 1 tot minder dan 2 ha
28
11
37
8
Van 2 tot minder dan 3 ha
33
20
38
9
Van 3 tot minder dan 4 ha
26
21
23
8
Van 4 tot minder dan 5 ha
26
20
21
7
38
50
33
8
Van 5 tot minder dan 7 ha
20
20
19
:
Van 7 tot minder dan 10 ha
Van 5 tot minder dan 10 ha
18
30
14
:
Van 10 tot minder dan 15 ha
6
36
7
7
Van 15 tot minder dan 20 ha
4
20
3
3
Van 20 tot minder dan 30 ha
6
20
:
:
Van 30 tot minder dan 50 ha
10
12
4
:
4
17
:
:
Van 50 ha en meer
De categorieën met minder dan 3 bedrijven worden als vertrouwelijk beschouwd en zijn samen genomen met de onderliggende of bovenliggende categorie. De vertrouwelijke categorie is aangeduid met “ : “ Bron: FOD Economie - Directie statistiek.
26
2011 3,80 3,16 1,92 1,03 6,85 0,43
kerij (V) kerij (OVl) t
openlucht erres
2014 3,96 3,48 1,79 1,27 7,27 0,79
Figuur B.6 : Gemiddeld aantal ha per Oost-Vlaams bedrijf
Gemiddeld aantal ha per Oost-‐Vlaams bedrijf
2011
2014 6,85
3,96
3,16
7,27
3,48 1,92
elt + sierteelt + kerij (V) boomkwekerij (OVl)
1,79
sierteelt in openlucht
1,03
1,27
0,43
0,79
sierteelt in serres boomkwekerijen in boomkwekerijen in openlucht serres
Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen.
ingen op basis van FOD economie -‐ADSEI
Tewerkstelling in Oost-Vlaanderen In 2013 zijn 3.079 personen tewerkgesteld in de sierteelt- en de boomkwekerijsector in OostVlaanderen (voltijds, deeltijds en seizoenarbeid inbegrepen). Bijna 40% (38,5%) van de Vlaamse tewerkstelling in de sierteeltsector bevindt zich in Oost-Vlaanderen (tabel B.5 – volgende bladzijde). Van de totale arbeidskrachten werkt 20% in familiaal verband. Hieronder behoren 307 bedrijfshoofden, 176 echtgenotes of echtgenoten en 131 andere familieleden. 2.465 of 80 % van de werknemers zijn niet-familiale werkkrachten. Van hen werken er 1.259 als seizoens- en gelegenheidsarbeiders. Het familiaal karakter van de sierteeltsector is minder kenmerkend in tegenstelling tot de totale Oost-Vlaamse land- en tuinbouw. Per bedrijfshoofd is het aantal meewerkende echtgenotes of echtgenoten in Oost-Vlaanderen gelijk aan 0,6. Voor Vlaanderen is de situatie identiek. Per hoofd wordt er gemiddeld beroep gedaan op 3,9 nietfamiliale arbeidskrachten en 4,1 seizoens- en gelegenheidsarbeiders. Voor de verdeling van de tewerkstelling over het grondgebied van OostVlaanderen (figuur B.7 – volgende bladzijde) werd er gekeken naar de RSZ-cijfers 2014 en gewerkt op basis van de NACE-BEL indeling versie 2008. NACE-code 01.191 omvat de teelt van bloemen en NACE-code 01.301 omvat de boomkwekerij, met uitzondering van bosboomkwekerij. Binnen OostVlaanderen tekenen de arrondissementen Gent en Dendermonde voor het grootste aantal werknemers in de sierteeltsector in 2014. Specifiek voor de teelt van bloemen telt het arrondissement Gent (82%) het meeste loon- en weddetrekkenden.
De tewerkstelling in de Oost-Vlaamse boomkwekerij is vooral te vinden in het arrondissement Dendermonde (52%).
Productiewaarde Naar schatting bedraagt de totale Oost-Vlaamse productiewaarde 205 miljoen euro, 50/50 verdeeld over de boomkwekerij en de sierteelt. De Oost-Vlaamse productiewaarde is goed voor 41% van de Vlaamse geraamde productiewaarde. Die schatting is een raming op basis van de respectievelijke geraamde productiewaarden voor Vlaanderen en het percentage aan areaal dat een deelsector in Oost-Vlaanderen beslaat in ver gelijking met Vlaanderen. De geraamde productie cijfers gebruikt men best met de nodige omzichtigheid.
Import, export en handelssaldo Voor de import-, exportwaarden en het handelssaldo voor de niet-eetbare tuinbouwsector zijn er enkel cijfers beschikbaar op niveau van België. Het is niet mogelijk om uitspraken te doen over Vlaanderen of over de afzonderlijke provincies.
Belgische import In 2014 importeerde België voor 548 miljoen euro aan sierteeltproducten, waarvan 246 miljoen euro aan snijbloemen (in hoofdzaak rozen) en 64 miljoen euro aan kamerplanten. De invoer van snijbloemen en kamerplanten is goed voor bijna 57% van de totale invoerwaarde. Snijbloemen apart zijn goed voor 45%. Jaarlijks neemt de invoer van snijbloemen toe. Tussen 2005 en 2014 stijgt de import aan snijbloemen in totaal met 18%.
27
Tabel B.5: Oost-Vlaamse tewerkstelling in de sierteelt en boomkwekerij, 2013 voltijds aantal
seizoens arbeid
deeltijds
per hoofd
aantal
per hoofd
totaal
aantal
aantal
per hoofd
Personen in Vlaanderen
3.506
601
3.900
8.007
Personen in Oost -Vlaanderen
1.567
253
1.259
3.079
Aandeel tewerkstelling Oost-Vlaanderen/ Vlaanderen
44,7%
42,1%
32,3%
38,5%
Familiale arbeidskrachten
463
151
Bedrijfshoofd
277
1,0
30
1,0
307
1,0
Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd
124
0,4
52
1,7
176
0,6
Andere familieleden
62
0,2
69
2,3
131
0,4
1.104
4,0
102
3,4
1.206
3,9
1.259
4,1
Niet-familiale arbeidskrachten
614
Seizoens- of gelegenheidsarbeidskrachten
1.259
Bron: eigen berekeningen op basis van de FOD Economie - Directie Statistiek
Meer dan de helft (54%) van alle sierteelt van sierteeltproducten stijgt met 35% in 10 jaar producten die België inkoopt, komen uit Nederland. tijd, van 505 naar 682 miljoen euro. Daarnaast voert België vooral sierteeltproducten De export van snijbloemen (32%) en boom in uit Ethiopië (23%) en Israël (6%). Ethiopië voert kwekerijproducten (19%) vertegenwoordigt vooral snijbloemen, rozen en stekken uit naar samen de helft van de exportwaarde in 2014. België; de Nederlanders vooral snijbloemen en De export van kamerplanten levert 14% van de n Teelt van bloemen waarde op. arbeidsplaatsen Verder exporteert België tnog 014 L kamerplanten. Arrond VE arbeidsplaatsen totaalvestigingseenheden 2014 totaal % L aA rbeidsplaatsen rrond VE totaalvestigingseenheden otaal perk% arbeidsplaatsen L Arrond VE tarbeidsplaatsen otaalvestigingseenheden totaal % atrbeidsplaatsen 14 L AAALST rrond arbeidsplaatsen VE totaal15 vestigingseenheden otaal % 6arbeidsplaatsen AALST planten 1%(10%), zaaigoed 15 (8%), stekken (5%), 6 1% AALST 15 6 AALST 15110 6 241% DENDERMONDE 1% 11% DENDERMONDE 110 24 11% De Belgische 110 importwaarde stijgt en rododendron22(5%) en bollen en knollen DENDERMONDE DENDERMONDE 24 110 22 voor sierteelt 24 11% 11% 2% EEKLO 5in EEKLO azalea 5 2% EEKLO 22 5 EEKLO 22831 5 1312% GENT 2% 82% GENT 831 131 82% de periode 2005-2014. In 2004 bedroeg de totale (3%). GENT 831 131 82% GENT 831 131 82% OUDENAARDE 2 2 OUDENAARDE 0,20% 2 2 0,20% Belgische importwaarde de sierteelt 2 0,20% OUDENAARDE OUDENAARDE 2 2 2voor 0,20% 4% SINT-‐NIKLAAS 39 11 SINT-‐NIKLAAS 39 11 4% SINT-‐NIKLAAS SINT-‐NIKLAAS 39 11 39 11 1794% Totaal 4%100% Totaal 1019 1019 179 100% 39 miljoen euro en 548 miljoen euro in 2014. Het valt op dat de exportwaarde aan snijbloemen % vestigingsplaatsen -‐ teelt van bloemen Totaal 1019 179 Totaal 1019 179 100% 100% % vestigingsplaatsen van bloemen -‐ teelt van bloemen % -‐ vteelt estigingsplaatsen Op tien jaar tijd is dat een procentuele stijging sinds 2008 verdrievoudigd is, van 69EEKLO naarGENT 215 OUDENAARDE SINT-‐NIKLAAS AALST DENDERMONDE AALST DENDERMONDE EEKLO GENT EEKLO OUDENAARDE SINT-‐ NIKLAAS AALST DENDERMONDE GENT OUDENAARDE SINT-‐NIKLAAS van bijna 40%. miljoen euro. Binnen de categorie snijbloemen uv bosboomkwekerij Boomkwekerij, muv bosboomkwekerij v rijbosboomkwekerij 014 L Arrond VE arbeidsplaatsen totaalvestigingseenheden 2014 totaal % L aA rbeidsplaatsen rrond VE arbeidsplaatsen totaalvestigingseenheden totaal % arbeidsplaatsen vertoont de exportwaarde van rozen sinds 2008 L Arrond VE tarbeidsplaatsen otaalvestigingseenheden totaal % atrbeidsplaatsen 14 L Arrond arbeidsplaatsen VE totaalvestigingseenheden otaal % arbeidsplaatsen AALST 10 7 AALST 4% 10 7 4% AALST 10 7 4% AALST 10 7 4% Belgische export een explosieve toename DENDERMONDE 116 42 DENDERMONDE 52% 116 met een factor x10. 42 52% DENDERMONDE DENDERMONDE 116 42 116 42 52% 52% EEKLO 21 miljoen euro aan niet7 EEKLO De belangrijke 9% 21 7 9% België exporteert voor 682 exportbestemmingen van België EEKLO 21 7 9% EEKLO 21 7 9% GENT 60 20 GENT 27% 60 20 27% GENT 60 20 GENT 60 20 27% 27% eetbare tuinbouwproducten. voor sierteeltproducten OUDENAARDE 13 De exportwaarde 2 OUDENAARDE 6% 13 zijn Nederland (46%) 2 en 6% OUDENAARDE SINT-‐NIKLAAS Totaal
13 4 224
OUDENAARDE SINT-‐NIKLAAS SINT-‐NIKLAAS Totaal Totaal
13 4 4 224224
2 4 82
6% 2 6% 4 42% SINT-‐NIKLAAS2% 2% 82 Totaal 82 100% 100%100%
4 224
4 82
2% 100%
Figuur B.7 : Verdeling tewerkstelling naar arrondissementen arbeidsplaatsen parrondissement er arrondissement rrondissement -‐ teelt an bloemen, arbeidsplaatsen per -van teelt van bloemen, % arbeidsplaatsen % p% er rrondissement teelt vaan bloemen, -‐2teelt 014 aa% rbeidsplaatsen p-‐ er bvloemen, 2 014 2 014 2014
AALST
% er rrondissement teelt loemen, 22014 014 -‐ boomkwekerij, % arbeidsplaatsen per arrondissement - aboomkwekerij, % arbeidsplaatsen pvan er abrrondissement 2 014 % aarbeidsplaatsen rbeidsplaatsen pp% er rrondissement boomkwekerij, 2 014 aaarbeidsplaatsen p-‐-‐er rrondissement -‐ boomkwekerij, 2 014
AALST DENDERMONDE DENDERMONDE EEKLO GENT GENTSINT-‐ OUDENAARDE NIKLAAS DENDERMONDE EEKLO GENT EEKLO OUDENAARDE NIKLAAS AALST OUDENAARDE SINT-‐SINT-‐ NIKLAAS 0,2%
AALST AALST
DENDERMONDE EEKLO GENT EEKLO OUDENAARDE SINT-‐ NIKLAAS SINT-‐NIKLAAS DENDERMONDE EEKLO OUDENAARDE SINT-‐NIKLAAS DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-‐ NIKLAAS AALSTAALST DENDERMONDE GENT GENT OUDENAARDE
4% 4% 1% 1% 0,2%0,2%
4% 1% 11%
2%
11%11%
4% 1% 0,2% 2%
2%
27%
27%
27%
52% 82%
9%
82%82%
82%
2%
2% 4%6% 4% 6%
6% 4% 11%
2% 2%
AALST
9%
52%
52%
9%
Bron: eigen berekeningen op basis cijfers RSZ. Bron: egen berekeningen p bberekeningen asis cijfers RSZ Bron: egen op obp asis cijfers RSZRSZ Bron: eogen berekeningen basis cijfers
28
Bron: e eigen erekeningen o asis Bron: Bron: eigen erekeningen oSZ p basis SZ RSZ Bron: gen bberekeningen op p ebbbigen asis bccijfers erekeningen ijfers RRSZ op cbijfers asis R cijfers
Bron: eigen be
Tabel B.6 : Raming Oost-Vlaamse productiewaarden sierteelt (in miljoen euro)
2014
productiewaarden Vlaanderen
geraamde productiewaarde Oost-Vlaanderen
areaal Ovl/VL (%)
boomkwekerij
287
102,39
sierbomen
241
35,2
84,83
bosbomen
32
35,7
11,42
fruitbomen
13
47,2
6,14
sierteelt
214
102,75
bloembollen en -knollen
3
97,9
2,94
snijbloemen
24
20,3
4,87
zaden en plantgoed
20
83,9
16,78
sierplanten
167
46,8
78,16
totaal
502
205,14
Bron: VLAM, sierteeltbarometer 2015 en eigen berekeningen
Frankrijk (32%). Daarnaast exporteert België ook naar het Verenigd Koninkrijk (6%), Duitsland (4%), overige landen in de EU (5%), overige derde landen (3%) en China (bijna 1%).
Azalea en rododendron exporteert België vooral naar Nederland (27%), Frankrijk (26%) en Italië (15%). Belgische kamerplanten worden vooral geëxporteerd naar Frankrijk (63%), Nederland en het Verenigd Koninkrijk (12%). 68% van de Belgische export van perkplanten wordt uitgevoerd naar Frankrijk en Nederland.
Nederland is de grootste afnemer van de exportcategorie snijbloemen. België exporteert 86% Belgische export van niet-‐eetbare tuinbouwproducten (%) per productgroep van de exportwaarde Nederland; 12% ervan BoomkwekerijproductenSnijbloemen Azalea enaar n rhododendron Kamerplanten Perkplanten 2005 8% 20% gaat naar Frankrijk. Frankrijk neemt de 28% helft van10% 2006 6% 28% 9% 20% de exportwaarde aan boomkwekerijproducten 2007 6% 24% 10% 22% 2008 6% 23% 10% 22% voor zijn rekening. 2009 2010 2011 2012 2013 2014
5% 4% 5% 5% 5% 5%
20% 18% 17% 15% 15% 14%
10% 9% 9% 10% 10% 10%
Snijgroen 11% 12% 12% 13% 21% 29% 28% 28% 28% 32%
20% 19% 20% 20% 19% 19%
7% 9% 10% 10% 8% 7% 6% 7% 7% 5%
Bollen en knollenStekken 4% 5% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 3%
Figuur B.8 : Verdeling Belgische export van sierteeltproducten per productgroep, 2014 (in% van de exportwaarde)
8% 7% 6% 7% 6% 5% 5% 5% 6% 5%
Zaaigoed TOTAAL 6% 100% 5% 100% 5% 100% 6% 100% 6% 100% 6% 100% 6% 100% 6% 100% 9% 100% 8% 100%
Verdeling Belgische e xport van s ierteeltproducten per productgorep in % van de e xportwaarde
100% 90% 80%
6%
5%
5%
6%
6%
6%
6%
6%
8%
7%
6%
7%
6%
4%
5%
4%
4%
4%
5% 4%
5% 4%
5% 4%
7%
9%
10%
10%
8%
7%
6%
7%
12%
12%
13%
11%
70%
50%
8%
6% 4%
5% 3% 5%
7%
Zaaigoed 21%
60% 20%
9%
20%
22%
29%
28%
28%
28%
32%
9%
Snijbloemen 19%
10%
30% 28%
20%
28%
24%
10%
23%
10%
20%
10% 0%
Bollen en k nollen Snijgroen
22% 20%
10%
40%
Stekken
20%
20%
19%
19%
9%
10%
10%
10%
18%
17%
15%
15%
14%
5%
5%
5%
2012
2013
2014
6%
6%
6%
5%
4%
5%
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Perkplanten Kamerplanten
9%
8%
Boomkwekerijproducten
Azalea en rhododendron
Bron: VLAM. Bron: VLAM
29
nollen
-‐5.405 6.331 1.612
d
Figuur B.9 : Belgische handelssaldo voor sierteeltproducten 2014, in1 000 waarde Belgische handelssaldo voor s ierteeltproducten in 2 014, in in w aarde (in e uro) (in 1.000 euro) 134.286 69.978 24.961
6.779
6.331 -‐5.405
n ol le kn
Bo lle
n
ijg ro en Sn
Bo om
Pe rk pl kw an ek te er n ijp ro du ct en Sn ijb lo em en
ro n Ka m er pl an te n
nd
a
en
ro do de
To ta al
-‐31.065
Az al e
1.612
Za ai go ed
30.293
St ek ke n
30.801
Bron: VLAM.
Bron VLAM
Belgische handelssaldo Het Belgische positieve handelssaldo voor nieteetbare tuinbouwproducten bedraagt 134 miljoen euro in 2014. De grootste handelsoverschotten worden gerealiseerd op boomkwekerijproducten (70 miljoen euro), azalea en rododendron (31 miljoen euro) en kamerplanten (30 miljoen euro). De deelsectoren snijbloemen en bollen en knollen hebben een negatief handelssaldo.
Tot slot De provincie Oost-Vlaanderen munt uit in de sierteelt-en boomkwekerijsector. De OostVlaamse sierteelt neemt 50% van het Vlaamse sierteeltareaal voor zijn rekening. De OostVlaamse boomkwekerij vertegenwoordigt 38% van het Vlaamse boomkwekerijareaal. De azaleateelt is exclusief voor Oost-Vlaanderen, 98% van de Belgische azalea wordt in OostVlaanderen geteeld en is overal bekend als de Gentse azalea. Ook de sector van de bloembollen en -knollen is een nagenoeg exclusieve OostVlaamse aangelegenheid met een aandeel van 95% van de Belgische teeltoppervlakte. Zoals in de gehele landbouwsector zet schaal vergroting zich ook door in de sierteelt en boomkwekerij. Bijna 40% van de Vlaamse tewerkstelling in de sierteeltsector bevindt zich in Oost-Vlaanderen. De sector kenmerkt zich door een eerder nietfamiliaal karakter: 80 % van de arbeidskrachten
30
werkt in niet-familiaal verband. Binnen OostVlaanderen tekenen de arrondissementen Gent en Dendermonde voor het grootst aantal werk nemers in de sierteeltsector. Specifiek voor de teelt van bloemen telt het arrondissement Gent de meeste werknemers. De tewerkstelling in de Oost-Vlaamse boomkwekerij is vooral te vinden in het arrondissement Dendermonde. Naar schatting bedraagt de Oost-Vlaamse productiewaarde 205 miljoen euro, waarvan de helft voor de boomkwekerij en de helft voor de sierteelt. De productiewaarde is goed voor 41% van de Vlaamse geraamde productiewaarde. Het Belgisch handelssaldo voor niet-eetbare tuinbouwproducten bedraagt 134 miljoen euro in 2014. De Belgische sierteelt kent een positief handelssaldo, mede dankzij het vakmanschap van de hardwerkende Oost-Vlaamse sierteler en boomkweker die zich dagelijks inzet om kwalitatieve producten op de markt te brengen.
31
Titel economie Sociale Met gerichte opleidings- en tewerkstellings maatregelen en de verdere uitbouw van de sociale economie beoogt de Vlaamse overheid de inschakeling van kansengroepen op de arbeidsmarkt te verhogen. Het provinciale economisch beleid van OostVlaanderen geeft mee invulling om de sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen via sensibilisering, versterking van het draagvlak, ontwikkeling en ondersteuning indien het ondernemingsoverschrijdende en regionale initiatieven betreft. In wat volgt wordt het Vlaams beleid inzake sociale economie geschetst. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de werkloosheid in de provincie Oost-Vlaanderen. Voor die werk zoekenden die het verst van de arbeidsmarkt staan, biedt sociale economie de meeste kansen op een passende job. Het luik ‘Oost-Vlaanderen en sociale economie’ geeft de hoofdlijnen van de provinciale beleidsacties. Ten slotte wordt ingezoomd op een aantal werkvormen uit de sociale economie: sociale en beschutte werkplaatsen, invoegbedrijven en lokale diensten economie in Oost-Vlaanderen.
In het kader van de sociale economie is het Vlaams Gewest bevoegd voor: • de uitbouw van de sociale economie in Vlaanderen; • een aantal Vlaamse tewerkstellingsprogramma’s, namelijk de beschutte werkplaatsen, sociale werkplaatsen, de invoegmaatregel, maatregel sociale inschakelingseconomie SINE (van het federale naar het Vlaamse niveau in de zesde staatshervorming) en de lokale diensteneconomie.
Hervorming in de sociale economie Het Vlaamse Regeerakkoord 2009-2014 stelde de hervorming voor van de sociale economie in twee pijlers: maatwerken vanuit de sociale economie en lokale diensteneconomie. De Vlaamse Regering heeft hiertoe decreten voor collectief maatwerk en lokale diensteneconomie gestemd.
Maatwerkdecreet Het ‘Maatwerkdecreet collectieve inschakeling’ werd in juli 2013 bekrachtigd door de Vlaamse Regering. Via collectieve professionele inschakeling en op basis van de individuele noden van de werknemer wordt een ondersteuning op maat bepaald.
Regelgeving en beleid De sociale economie bestaat uit een veelheid aan bedrijven en initiatieven, ook binnen de reguliere sector, met als gemeenschappelijk doel de tewerkstelling van kansengroepen. Hierbij worden bepaalde maatschappelijke meerwaarden vooropgesteld en de volgende basisprincipes gerespecteerd: voorrang van arbeid op kapitaal; democratische beslissingsprocedures; maatschappelijke inbedding; transparantie; kwaliteit en duurzaamheid.
33
Vernieuwend is dat maatwerk één kader beoogt voor de huidige beschutte werkplaatsen, sociale werkplaatsen en invoegbedrijven. In de nieuwe regelgeving is er daarnaast ook bijzondere aandacht voor doorgroei naar het normaal economisch circuit (NEC), waarbij er rekening gehouden wordt met de talenten van elke individuele werknemer, zodat die op de juiste plaats terecht komt. In dit kader onderzoekt de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, kortweg VDAB, het functioneren van personen aan de hand van een goed uitgebouwd indicerings instrument 1. Op deze manier wordt nagegaan of iemand kan erkend worden als persoon met een arbeidsbeperking en op basis daarvan rechten op maatregelen kan krijgen. Op 26 januari 2016 heeft de Raad van State het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve in schakeling geschorst. Dit betekent concreet dat voorlopig de oude regelgeving sociale en beschutte werkplaatsen opnieuw van kracht wordt. Later dit jaar beoordeelt de Raad van State het dossier ten gronde.
Maatwerkbedrijven Maatwerkbedrijven hebben één doel: werk en begeleiding op maat voorzien voor personen met een arbeidshandicap. Om deze doelstelling te realiseren ontwikkelen maatwerkbedrijven, net als reguliere bedrijven, economische activiteiten. Daarbij moeten ook zij, ondanks het vzw of vso statuut (vereniging zonder winstoogmerk/vennootschap met sociaal oogmerk), rendabel zijn en een kwaliteitsvolle bedrijfsvoering voeren. De subsidies die maatwerkbedrijven ontvangen dienen om de begeleidingsnood en het rendements verlies van hun werknemers te compenseren. Een maatwerkbedrijf dient aan een aantal subsidievoorwaarden te voldoen. De tewerkstelling bedraagt minstens 20 VTE (voltijdse eenheden) doelgroepwerknemers en 65% van het totale personeelsbestand zijn personen met een arbeids beperking (arbeidshandicap of psychosociale problematiek). De verschillen tussen een maatwerkbedrijf en een regulier bedrijf zijn vooreerst dat een regulier bedrijf werknemers zoekt in functie van het werk; een maatwerkbedrijf zoekt werk in functie van haar werknemers. Ten tweede beoogt een regulier bedrijf winstmaximalisatie, terwijl een maatwerkbedrijf streeft naar een maximale tewerk stelling van personen met een arbeidsbeperking (tewerkstelling op maat).
Lokale diensteneconomie Het nieuwe decreet betreffende de lokale diensten economie is in juli 2013 door de Vlaamse Regering bekrachtigd. Het decreet organiseert een vangnet voor doelgroepwerknemers die niet terecht kunnen in maatwerk maar wel nood hebben aan ondersteuning en begeleiding.
1
34
Indiceringsinstrument op basis van ‘International classification of functioning, disability and health’ (ICF). Het ICF brengt stoornissen, beperkingen en participatieproblemen in kaart en dit zowel persoonsgebonden als ingegeven door externe factoren.
Organisaties uit de lokale diensteneconomie bieden een individueel passend en competentieversterkend inschakelingstraject met kwaliteitsvolle begeleiding op de werkvloer. Deze stellen op jaarbasis minimum 5 VTE doelgroepmedewerkers tewerk, die het potentieel hebben om via een inschakelingstraject (van maximum 5 jaar) terug aansluiting te vinden in de reguliere economie. De gerealiseerde dienstverlening speelt in op lokale, maatschappelijke noden op individueel (bijvoorbeeld thuiszorg en strijkateliers) of collectief niveau (bijvoorbeeld kinderopvang, sociale restaurants en groenonderhoud).
Doelgroepwerknemers Zoals eerder vermeld, screent de VDAB werkzoekenden op basis van hun competenties en beperkingen, om te beslissen of zij al dan niet worden gerekend tot de doelgroepwerknemers die via sociale economie kunnen worden opgevangen en begeleid. Eind maart 2016 waren er 52.176 niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in Oost-Vlaanderen of een aandeel van 23,2% in de Vlaamse werkloosheid. Ten opzichte van maart 2015, een jaar geleden, is het aantal werkzoekenden in Oost-Vlaanderen lichtjes gedaald met 1,4%. Een positieve evolutie die zich ook in de andere provincies voordoet; alleen in Vlaams-Brabant wordt een status quo van het aantal werklozen geregistreerd. Een groep van werkzoekenden vindt, om diverse redenen, moeilijk of geen passende job in de reguliere economie. De VDAB onderscheidt vier kansengroepen: personen met een arbeidshandicap; personen van allochtone origine; kortgeschoolden (geen getuigeschrift secundair onderwijs); ouderen (50-plussers). Enkele vaststellingen voor Oost-Vlaanderen: •
• • •
•
Bijna de helft (49,2%) van de werkzoekenden in Oost-Vlaanderen is laaggeschoold. Zij hebben het hoogst behaalde diploma lager onderwijs, eerste of tweede graad ASO/TSO/KSO/BSO/BuSO, deeltijds BSO, middenstandsopleiding. Doordat een kwalitatieve vorming en opleiding vandaag bijzonder belangrijk zijn op de Vlaamse arbeidsmarkt, hebben deze kortgeschoolden of personen zonder een diploma het steeds moeilijker om een job te vinden of te behouden. 26,1% zijn oudere werklozen en 20,3% zijn jonge werklozen. Een kwart (25,2%) van de werkzoekenden is allochtoon. Zij hebben nationaliteit of herkomst van buiten de EU, IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland. Ruim 7.500 werkzoekenden (14,4%) hebben een arbeidshandicap. Dit betekent dat zij door een aandoening van psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard het moeilijk hebben om werk te vinden of om hun job uit te voeren. 11,7% van de Oost-Vlaamse werkzoekenden heeft na 5 jaar nog geen passende job gevonden.
Figuur C.1: Kansengroepen in Oost-Vlaanderen, aantal en aandeel in % totaal NWWZ (maart 2016)
Bron: VDAB – Arvastat, eigen berekeningen
35
De daling van het aantal werkzoekenden in Oost-Vlaanderen met bijna 1,5% ten opzichte van maart 2015 doet zich niet bij alle kansengroepen voor (zie tabel C.1.). Het aantal werkzoekenden jonger dan 25 jaar is namelijk gestegen met 3,4% tot bijna 10.600 personen. Meer opvallend is de toename van het aantal langdurig werklozen gedurende het voorbije jaar: het aantal personen langer dan twee jaar werkloos is met 7,8% gestegen tot 16.386 werkzoekenden.
Tabel C.1: Evolutie van het aantal NWWZ in Oost-Vlaanderen, maart 2015-maart 2016 Niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in de provincie Oost-Vlaanderen, maart 2016 maart 2016 Totaal
∆ vorig jaar
∆ vorige maand
52.176
-1,4%
-1,4%
Mannen
28.554
-1,3%
-1,4%
Vrouwen
23.622
-1,4%
-1,5%
Geslacht
Leeftijd < 25 jaar
10.599
3,4%
-4,2%
25 tot 50 jaar
27.939
-2,8%
-0,9%
>= 50 jaar
13.638
-1,9%
-0,2%
Studieniveau Laaggeschoold
25.666
0,7%
-0,6%
Middengeschoold
17.559
-2,4%
-1,7%
Hooggeschoold
8.951
-5,0%
-3,3%
< 1 jaar
26.665
-3,8%
-2,2%
1 - 2 jaar
9.125
-8,5%
-0,9%
2 - 5 jaar
10.273
7,6%
-0,7%
>= 5 jaar
6.113
7,9%
0,1%
Werkloosheidsduur
Origine Autochtonen
39.005
-2,2%
-1,8%
Allochtonen
13.171
1,1%
-0,4%
Arbeidsgehandicapten
7.538
0,6%
-0,6%
Bron: VDAB – Arvastat
36
Oost-Vlaanderen en SZ sociale economie De sociale economie vervult een bijzondere rol in de economische ontwikkeling van de provincie. Binnen het economisch beleid van OostVlaanderen wordt de sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen bevorderd. Dit gebeurt via sensibilisering, ver sterking van het draagvlak en ontwikkeling en ondersteuning van ondernemingsoverschrijdende en regionale initiatieven binnen de sociale economie. Aan het sociaal economie beleid wordt vorm gegeven door:
1. Collectieve ondersteuning sociale economie De Provincie Oost-Vlaanderen ondersteunt en versterkt als facilitator – en in afstemming met – het collectieve ondersteuningsorgaan (In|C) de aangeboden diensten. De Provincie kan regionale accenten leggen in het kader van de samenwerking. 2. Individuele ondersteuning sociale economie Het provinciebestuur kan ondersteuning bieden aan sociale economieondernemingen als deze complementair is aan het Vlaamse beleid. De Provincie kan op het vlak van sensibilisering, uitbouw van het draagvlak en de tijdelijke en experimentele ontwikkeling en ondersteuning, acties ontwikkelen als deze ondernemings overschrijdend en regionaal van aard zijn.
5. Sociale economie is een meerwaarde economie De monitoring van tewerkstellingscijfers is een kerntaak van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. Dataverzameling over sociale economieondernemingen, producten en diensten, tewerkstelling via sociale economie in reguliere bedrijven, enz. wordt voor OostVlaanderen verfijnd. 6. Voorbeeldfunctie binnen eigen beleid De diensten van het provinciebestuur hebben via sociale clausules in haar eigen aanbestedingen een voorbeeldfunctie. Het betreft onderhoud van kleinere gebouwen niet in het centrum gelegen, sommige drukwerkopdrachten, groenonderhoud van een aantal domeinen/scholen/instellingen. Blijvend kennis opbouwen rond het gebruik van de sociale clausule kan deze voorbeeldfunctie verder en blijvend uitdragen. 7. Communicatie en promotie van de sociale economie Via samenwerking wordt kennis delen nagestreefd. Daarnaast organiseert of ondersteunt de Provincie fora sociale economie, uitwerksessie, ...
3. Bevorderen van de sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen Hiervoor werkt het provinciebestuur reeds lang samen met bedrijvencentrum nv De Punt. De Punt oefent een brugfunctie tussen de sociale en de reguliere economie uit, ondersteunt innovatieve vormen van maatschappelijk verantwoord en sociaal ondernemerschap en sociale economie voor het gehele grondgebied van de provincie. De Punt heeft tevens een sensibiliserende en vertegenwoordigende rol met betrekking tot het maatschappelijk verantwoord en sociaal ondernemerschap. 4. Ondersteuning van de gemeenten in het uitbouwen van de regierol op het vlak van lokale sociale economie De dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking faciliteert de samenwerking met de Oost-Vlaamse regisseurs van de sociale economie en betrekt gemeenten die niet tot de regie sociale economie behoren bij activiteiten. 37
Sociale economiebedrijven in Oost-Vlaanderen Binnen de provincie Oost-Vlaanderen zijn tal van actoren, organisaties en bedrijven actief op het vlak van sociale economie. Naar aanleiding van de hervormingen, wordt hierna bekeken: sociale en beschutte werkplaatsen, invoegbedrijven en lokale diensteneconomie. Oost-Vlaanderen telt 165 sociale economieondernemingen, die samen zorgen voor meer dan 5.500 voltijdse jobs. Op kaart C.1. is de geografische spreiding binnen de provincie te zien. Kaart C.1: Geografische spreiding van de sociale economiebedrijven in Oost-Vlaanderen
Gemeente Gemeente (17) beschutte werkplaats (17) beschutte werkplaats beschutte werkplaats (17) invoegbedrijf (58) invoegbedrijf (58) invoegbedrijf (58) lokale (46) lokale diensteneconomie diensteneconomie (46) lokale diensteneconomie (46) sociale (44) sociale werkplaats werkplaats (44) sociale werkplaats (44) Bron: Databank sociale economiebedrijven, via www.socialeeconomie.be
Zowel de beschutte als sociale werkplaatsen (maatwerkbedrijven) zijn organisaties of ondernemingen met als kerntaak de inschakeling van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en ontwikkelingen van economische activiteiten om deze doelstelling te realiseren. Het aandeel doelgroepwerknemers binnen de organisatie bedraagt minstens 65%. Invoegbedrijven zijn reguliere ondernemingen die maatschappelijk verantwoord ondernemen hoog in het vaandel dragen en minstens 5 VTE doelgroepwerknemers tewerkstellen.
38
Sociale werkplaatsen
Invoegbedrijven (maatwerkafdelingen)
Sociale werkplaatsen beogen permanent gesubsidieerde tewerkstelling voor de meest achtergestelde werkzoekenden. De sociale dimensie van de onderneming primeert boven de economische opdracht; er is een zeer intensieve begeleiding op de werkvloer. De doelgroep zijn werkzoekenden die laaggeschoold en minstens 5 jaar inactief zijn, fysieke, psychische of sociale beperkingen hebben. Het uiteindelijke doel is via tewerkstelling een verbeterde integratie van kansengroepen in de maatschappij bekomen. Oost-Vlaanderen telt 44 sociale werkplaatsen, met een tewerkstelling van meer dan 1.100 personen. Een vierde van de sociale werkplaatsen zijn in Gent gevestigd.
Een maatwerkafdeling wordt opgericht binnen een onderneming die haar kerntaak legt bij haar activiteit, maar wel bereid is kansengroepen een duurzame tewerkstelling te garanderen. Een beperkte groep van mensen (minstens 5 VTE) wordt opgeleid en begeleid. De Vlaamse overheid ondersteunt invoegbedrijven met een loonsubsidie voor de tewerkgestelde personen. Invoegbedrijven zijn in Oost-Vlaanderen een belangrijke deelsector van de sociale economie. De provincie telt 58 invoegbedrijven, waarvan 16 in Gent. Het betreft zowel kleine en middelgrote ondernemingen, actief in uiteenlopende sectoren.
Beschutte werkplaatsen Beschutte werkplaatsen stellen personen met een arbeidshandicap tewerk die tijdelijk of Âdefinitief niet op de gewone arbeidsmarkt terecht kunnen. Zij hebben nood aan een bijna permanente ondersteuning op de werkvloer. Meer en meer beschutte werkplaatsen voeren activiteiten uit op verplaatsing (enclavewerking), waarbij een groep werknemers uit de beschutte werkplaats het werk uitvoert bij de klant. Oost-Vlaanderen telt 17 beschutte werkplaatsen, waarvan 10 met meer dan 100 werknemers. In totaal worden ruim 2.600 personen tewerkgesteld, inclusief omkaderingspersoneel.
Lokale diensteneconomie De basisidee van de lokale diensteneconomie is het voorzien in een aanvullend dienstenaanbod vanuit de overheid. Deze dienstverlening sluit nauw aan bij de maatschappelijke noden en trends en creĂŤert tegelijk kansen op tewerkstelling voor doelgroepwerknemers. In Oost-Vlaanderen zijn 46 organisaties actief in de lokale diensteneconomie. OCMWâ&#x20AC;&#x2122;s en fietspunten zijn typevoorbeelden. Ook hier is Gent absolute koploper met 15 vestigingen, gevolgd door Aalst (6 vestigingen) en Ronse (4 vestigingen).
39
deel 2
Oost-Vlaanderen doorgelicht
Overzichtskaart Overzichtskaart van Oost-Vlaanderen (gemeenten en arrondissementen)
WAARSCHOOT
WAASMUNSTER
SINTMARTENSLATEM
BUGGENHOUT WICHELEN
MELLE
SINTLIEVENSHOUTEM ZINGEM
HOREBEKE
42
Overzichtstabel: gemeenten per arrondissement Arrondissement Gent
Arrondissement Aalst
Aalter
Aalst
Deinze
Denderleeuw
De Pinte
Erpe-Mere
Destelbergen
Geraardsbergen
Evergem
Haaltert
Gavere
Herzele
Gent
Lede
Knesselare
Ninove
Lochristi
Sint-Lievens-Houtem
Lovendegem
Zottegem
Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Oosterzele Sint-Martens-Latem Waarschoot Wachtebeke Zomergem Zulte
Arrondissement Dendermonde Berlare Buggenhout Dendermonde Hamme Laarne Lebbeke Waasmunster Wetteren Wichelen Zele
Arrondissement Oudenaarde
Arrondissement Eeklo
Brakel Horebeke Kluisbergen Kruishoutem Lierde Maarkedal Oudenaarde
Assenede Eeklo Kaprijke Maldegem Sint-Laureins Zelzate
Ronse Wortegem-Petegem Zingem Zwalm
Arrondissement Sint-Niklaas Beveren Kruibeke Lokeren Sint-Gillis-Waas Sint-Niklaas Stekene Temse
43
Bevolking
44
Verouderingscoëfficiënt = bevolking +65 jaar / bevolking -20 jaar
Vervangingscoëfficiënt = bevolking 20-39 jaar / bevolking 40-59 jaar
De verouderingscoëfficiënt is een demografische indicator die de verhouding weergeeft van het aantal ouderen (65+) ten opzichte van het aantal jongeren (-20) en is een aanduiding van de bevolkingsvergrijzing. Het aantal jongeren zal een weerslag hebben op onder meer de behoefte aan kinderopvang en schoolinfrastructuur. Ouderen vormen dan weer de groep van gepensioneerden, en dit aandeel heeft onder meer gevolgen voor de behoefte aan woon- en gezondheidsinfrastructuur. Een verouderingsgraad van meer dan 100 betekent dat het aandeel van de bevolking boven de 65 groter is dan de groep onder de 20 jaar. Omgekeerd betekent een waarde kleiner dan 100 dat de groep 65-plussers kleiner is dan de groep onder de 20 jaar. Bij een indicator 100 zijn beide groepen even groot.
De vervangingscoëfficiënt is een indicator van de arbeidsmarkt en meet de verhouding tussen de groep van jong actieven (20-39) tegenover de groep van ouder actieven (40-59). Dit cijfer duidt aan in welke mate vervanging plaatsvindt binnen de actieve bevolking: de jong volwassenen bepalen de instroom op de arbeidsmarkt, terwijl de ouder actieven de groep uitmaken van diegenen die hun pensioen naderen.
Tabel 1: Bevolkingsaantal en -dichtheid, bevolkingsvergrijzing (01.01.2015) aantal inwoners
dichtheid inwoners/km2
oppervlakte km2
verouderingscoëff. 65+ jaar / -20 jaar
vervangingscoëff. 20-39 jaar / 40-59 jaar
Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm
83.756 20.053 14.053 14.839 47.439 14.651 14.532 10.325 30.426 19.587 44.969 17.897 20.675 19.727 34.461 12.562 252.962 33.051 17.919 24.610 17.493 2.043 6.362 6.464 8.186 16.449 8.172 12.370 18.729 18.272 6.564 22.107 40.544 9.530 6.352 23.467 11.129 24.114 6.273 11.535 12.061 37.950 13.508 30.809 25.775 19.252 6.679 10.168 8.504 74.738 17.786 29.193 7.891 10.690 7.460 24.835 11.510 6.353 20.833 12.472 7.551 8.380 25.841 15.551 8.070
1.072 245 161 392 316 259 575 574 403 1.422 808 674 688 580 459 401 1.620 415 591 612 369 182 189 213 220 492 175 386 696 616 251 366 601 489 139 248 732 658 166 328 232 523 313 453 747 350 90 381 593 892 397 731 360 335 216 677 503 151 630 910 315 216 456 478 239
78,1 81,9 87,2 37,8 150,2 56,5 25,3 18,0 75,5 13,8 55,7 26,6 30,0 34,0 75,0 31,3 156,2 79,7 30,3 40,2 47,4 11,2 33,7 30,4 37,3 33,4 46,8 32,1 26,9 29,7 26,1 60,3 67,5 19,5 45,6 94,6 15,2 36,6 37,8 35,2 51,9 72,6 43,1 68,1 34,5 55,0 74,5 26,7 14,3 83,8 44,8 39,9 21,9 31,9 34,5 36,7 22,9 42,0 33,1 13,7 23,9 38,8 56,7 32,5 33,8
0,91 0,91 1,01 0,86 0,92 1,01 0,89 0,99 0,93 0,72 0,94 0,99 1,06 1,01 0,92 0,89 0,79 0,92 0,98 0,82 0,88 1,22 0,99 0,86 0,94 0,82 0,84 0,98 0,87 0,91 0,88 0,79 0,72 1,15 1,06 0,98 0,87 0,88 0,85 1,01 0,82 0,89 0,82 0,95 0,71 0,80 1,04 0,88 1,24 0,86 0,87 0,77 1,09 0,90 1,00 0,94 0,90 0,83 0,77 1,03 0,77 1,02 1,08 0,78 0,83
0,84 0,81 0,78 0,76 0,81 0,77 0,77 0,71 0,87 0,82 0,82 0,79 0,84 0,75 0,79 0,74 1,30 0,77 0,78 0,91 0,78 0,63 0,77 0,91 0,80 0,82 0,80 0,77 0,84 0,81 0,78 0,74 0,91 0,69 0,72 0,81 0,87 0,82 0,87 0,78 0,82 0,79 0,77 0,84 0,93 0,82 0,77 0,79 0,68 0,94 0,80 0,83 0,80 0,75 0,82 0,85 0,83 0,79 0,89 0,82 0,87 0,79 0,78 0,87 0,69
Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas
283.764 197.917 83.708 544.915 122.804 245.401
605 578 251 577 293 517
468,9 342,5 333,8 943,6 418,8 474,6
0,92 0,89 1,02 0,86 0,87 0,83
0,80 0,83 0,81 1,01 0,82 0,87
Oost-Vlaanderen
1.478.509
496
2.982,2
0,88
0,89
Vlaams Gewest
6.444.127
477
13.522,3
0,89
0,86
11.209.044
367
30.527,9
0,80
0,91
België
Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen
45
Tabel 2: Bevolkingsevolutie tussen 2000 en 2015 (2000 = 100) 2000 aantal Arr. Aalst
262.294
Arr. Dendermonde
2008 index
2009 index
2010 index
2011 index
2012 index
2013 index
2014 index
2015 index
102,7
103,5
104,3
105,4
106,2
107,1
107,7
108,2
186.484
102,1
102,7
103,2
104,0
104,7
105,3
105,8
106,1
Arr. Eeklo
79.484
101,7
102,4
103,0
103,7
104,1
104,9
105,0
105,3
Arr. Gent
495.368
104,4
105,4
106,4
107,7
108,2
108,8
109,4
110,0
Arr. Oudenaarde
114.345
103,3
104,2
104,9
105,4
106,0
106,6
107,0
107,4
Arr. Sint-Niklaas
223.648
104,1
105,0
106,0
106,9
107,6
108,6
109,1
109,7
Oost-Vlaanderen
1.361.623
103,5
104,4
105,2
106,2
106,8
107,6
108,1
108,6
Vlaams Gewest
5.940.251
103,7
104,4
105,2
106,1
106,9
107,4
107,9
108,5
10.239.085
104,2
104,9
105,8
106,9
107,8
108,4
108,9
109,5
België
Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen
Figuur 1: Leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2015)
Figuur 1: Leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2015)
95+ jaar 90-94 jaar 85-89 jaar 80-84 jaar 75-79 jaar 70-74 jaar 65-69 jaar 60-64 jaar 55-59 jaar 50-54 jaar 45-49 jaar 40-44 jaar 35-39 jaar 30-34 jaar 25-29 jaar 20-24 jaar 15-19 jaar 10-14 jaar 5-9 jaar 0-4 jaar 60.000
40.000
20.000
0 Mannen
20.000
40.000
60.000
Vrouwen
Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen
Bron: FOD Economie - Directie Statistiek - bevolkingskubus, eigen berekeningen
46
SintLievensHoutem
Kaart 1 Kaart 1 bevolkingsdichtheid01.01.2015 01.01.2015 (inw./km²) 2 bevolkingsdichtheid (inw./km )
- 259259 90 90 – 260 - 415415 260 – - 523523 416 416 – 524 - 696696 524 – 697 – 1.072 697 - 1.072 1.073 – 1.620 1.073 - 1.620
47
Inkomen Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaan Een belangrijk gegeven is de spreiding van de inkomens over de bevolking, met andere woorden hoe groot is het verschil tussen het hoogste en laagste inkomen. Om de inkomensspreiding weer te geven, worden een aantal indicatoren berekend waarbij de inkomens eerst worden gerangschikt van laag naar hoog: • laagste inkomen • Q1 = inkomen dat centrale plaats inneemt tussen het laagste inkomen en het mediaaninkomen • mediaan = middelste inkomen in de reeks • Q3 = inkomen dat centrale plaats inneemt tussen het mediaaninkomen en het hoogste inkomen • hoogste inkomen
Het verschil tussen Q3 en Q1, ook wel het interkwartiel verschil genoemd, geeft een idee van de inkomensspreiding rond de mediaan. Hoe kleiner het interkwartiel verschil, hoe dichter de inkomens rond de mediaan liggen; hoe groter het verschil, hoe groter de spreiding tussen de inkomens. Door het interkwartiel verschil te delen door de mediaan, wordt de spreidingsmaat niet beïnvloed door de hoogte van het mediaaninkomen. Dit is van belang wil men opeenvolgende jaren (i.e. evolutie van het inkomen) met elkaar ver gelijken. Deze verhouding noemt men de inter kwartiele coëfficiënt. Hoe hoger deze coëfficiënt, hoe groter de inkomensongelijkheid.
SintLievensHoutem
Kaart 2 Kaart 2 gemiddeld inkomen gemiddeld inkomen 20132013 (EUR)(EUR)
14.000–- 17.800 17.800 14.000 17.801–-18.400 18.400 17.801 18.401 18.401–- 18.700 18.700 18.700 18.700–- 19.300 19.300 19.300 19.300–-20.000 20.000 20.000 20.000–- 26.000 26.000
Kaart 2 48
gemiddeld inkomen 2013 (EUR) 14.000 - 17.800 17.801 - 18.400
Tabel 3: Inkomen (2013) Gemiddeld inkomen per inwoner 2013 (aanslagjaar 2014) In EUR
Peil (Vlaanderen = 100)
Interkwartiele coëfficiënt (*) Per aangifte
Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm
18.412 19.280 18.176 18.398 19.221 18.564 19.386 24.058 18.869 18.325 18.464 21.454 17.224 20.280 18.932 19.975 17.477 17.762 19.580 17.033 19.288 19.912 18.648 18.038 17.335 18.358 19.063 19.955 18.392 19.212 18.759 19.825 17.391 20.225 19.216 17.247 20.141 21.278 18.537 19.804 19.165 18.115 20.003 18.763 14.663 18.301 17.686 19.014 25.663 17.016 18.092 17.892 17.980 20.564 18.327 18.547 18.997 19.856 16.472 16.983 18.646 18.357 20.138 17.789 19.742
101,4 106,1 100,1 101,3 105,8 102,2 106,7 132,5 103,9 100,9 101,7 118,1 94,8 111,7 104,2 110,0 96,2 97,8 107,8 93,8 106,2 109,6 102,7 99,3 95,4 101,1 105,0 109,9 101,3 105,8 103,3 109,2 95,7 111,4 105,8 95,0 110,9 117,2 102,1 109,0 105,5 99,7 110,1 103,3 80,7 100,8 97,4 104,7 141,3 93,7 99,6 98,5 99,0 113,2 100,9 102,1 104,6 109,3 90,7 93,5 102,7 101,1 110,9 97,9 108,7
98 107 97 99 102 99 103 132 106 97 97 106 92 100 100 104 98 98 99 91 101 113 101 100 94 101 111 103 94 100 107 112 98 108 111 95 108 115 105 113 117 96 111 99 87 103 99 103 138 93 97 96 92 110 98 95 100 113 92 87 99 99 103 99 108
Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas
18.778 18.379 17.499 18.721 18.018 17.879
103,4 101,2 96,3 103,1 99,2 98,4
99 97 95 103 100 98
Oost-Vlaanderen
18.419
101,4
100
Vlaams Gewest
18.163
100,0
100
België
17.019
93,7
102
(*) Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaaninkomen Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, eigen berekeningen
49
Werkgelegenheid Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak De concentratiecoëfficiënt geeft aan of een bedrijfstak over- dan wel ondervertegenwoordigd is, en in welke mate. De globale Vlaamse situatie geldt als referentiebasis. Voor Oost-Vlaanderen wordt de concentratiecoëfficiënt dus berekend door het Oost-Vlaamse procentuele tewerkstellingsaandeel van een bedrijfstak te delen door het Vlaamse aandeel van diezelfde bedrijfstak. Een concentratiecoëfficiënt groter dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen meer vertegenwoordigd is dan in Vlaanderen; een concentratiecoëfficiënt kleiner dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen ondervertegenwoordigd is ten opzichte van Vlaanderen.
Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar De activiteitsgraad is de verhouding tussen de actieve beroepsbevolking (werkenden en werkzoekenden) en de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar). De ratio is een weergave van de mate waarin de bevolking bereid is te werken, dus een baan heeft of zoekt.
50
Werkgelegenheidsgraad = werkenden / bevolking 20-64 jaar De werkgelegenheidsgraad (jobratio) is het totaal aantal arbeidsplaatsen (loon- en weddetrekkenden plus zelfstandigen) in een bepaalde regio gedeeld door het aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar in die regio. Deze indicator verwijst naar de tewerkstelling volgens de plaats van creatie en is dus een indicator in hoeverre een gemeente, arrondissement, provincie of gewest erin slaagt werk te verschaffen. Deze indicator wordt veelal als streefcijfer gebruikt in het werkgelegenheidsbeleid, bij de vooropstelling om meer mensen aan het werk te krijgen.
Werkzaamheidsgraad = werkenden / totale bevolking De werkzaamheidsgraad is het percentage werkenden ten opzichte van de totale bevolking.
Tabel 4: Aantal beschikbare arbeidsplaatsen (werknemers en zelfstandigen) per gemeente (31.12.2014) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen) De werkgelegenheid in de Oost-Vlaamse gemeenten Gemeente / regio
Sectorale werkgelegenheid
Zelfstandigen (1) Werknemers Totaal Absoluut % Prov. Absoluut % Prov. Absoluut % Prov.
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire Quartaire sector sector
Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm
30.889 6.628 2.283 1.551 17.461 1.831 3.193 1.259 10.824 2.249 14.691 3.329 9.087 4.055 8.108 2.528 159.016 6.338 2.015 4.640 1.781 218 976 1.358 1.079 2.962 2.650 1.606 3.483 2.213 507 4.530 14.565 1.584 705 5.280 4.600 8.220 583 6.005 1.631 8.822 1.810 14.411 7.397 2.693 679 1.329 2.527 28.568 2.361 8.929 1.138 1.366 969 8.814 1.868 1.447 6.220 3.471 1.194 1.121 6.650 3.409 1.092
6,5 1,4 0,5 0,3 3,7 0,4 0,7 0,3 2,3 0,5 3,1 0,7 1,9 0,9 1,7 0,5 33,4 1,3 0,4 1,0 0,4 0,0 0,2 0,3 0,2 0,6 0,6 0,3 0,7 0,5 0,1 1,0 3,1 0,3 0,1 1,1 1,0 1,7 0,1 1,3 0,3 1,9 0,4 3,0 1,6 0,6 0,1 0,3 0,5 6,0 0,5 1,9 0,2 0,3 0,2 1,8 0,4 0,3 1,3 0,7 0,3 0,2 1,4 0,7 0,2
4.971 1.927 1.150 1.201 3.208 1.014 970 928 2.613 859 2.700 1.620 1.191 1.335 2.223 985 16.036 2.076 1.104 1.623 1.183 205 708 551 813 1.043 1.070 1.074 1.181 1.183 488 2.035 2.639 810 697 2.247 780 1.765 457 1.049 1.209 2.595 1.135 2.240 1.373 1.490 746 765 1.513 4.496 1.277 1.957 562 1.287 452 1.678 815 723 1.383 465 632 816 1.673 1.323 679
4,7 1,8 1,1 1,1 3,1 1,0 0,9 0,9 2,5 0,8 2,6 1,5 1,1 1,3 2,1 0,9 15,3 2,0 1,1 1,5 1,1 0,2 0,7 0,5 0,8 1,0 1,0 1,0 1,1 1,1 0,5 1,9 2,5 0,8 0,7 2,1 0,7 1,7 0,4 1,0 1,2 2,5 1,1 2,1 1,3 1,4 0,7 0,7 1,4 4,3 1,2 1,9 0,5 1,2 0,4 1,6 0,8 0,7 1,3 0,4 0,6 0,8 1,6 1,3 0,6
35.860 8.555 3.433 2.752 20.669 2.845 4.163 2.187 13.437 3.108 17.391 4.949 10.278 5.390 10.331 3.513 175.052 8.414 3.119 6.263 2.964 423 1.684 1.909 1.892 4.005 3.720 2.680 4.664 3.396 995 6.565 17.204 2.394 1.402 7.527 5.380 9.985 1.040 7.054 2.840 11.417 2.945 16.651 8.770 4.183 1.425 2.094 4.040 33.064 3.638 10.886 1.700 2.653 1.421 10.492 2.683 2.170 7.603 3.936 1.826 1.937 8.323 4.732 1.771
6,2 1,5 0,6 0,5 3,6 0,5 0,7 0,4 2,3 0,5 3,0 0,9 1,8 0,9 1,8 0,6 30,1 1,4 0,5 1,1 0,5 0,1 0,3 0,3 0,3 0,7 0,6 0,5 0,8 0,6 0,2 1,1 3,0 0,4 0,2 1,3 0,9 1,7 0,2 1,2 0,5 2,0 0,5 2,9 1,5 0,7 0,2 0,4 0,7 5,7 0,6 1,9 0,3 0,5 0,2 1,8 0,5 0,4 1,3 0,7 0,3 0,3 1,4 0,8 0,3
0,7% 4,1% 10,7% 3,6% 2,7% 5,4% 2,1% 2,9% 3,0% 1,0% 1,0% 3,5% 1,3% 2,1% 4,4% 2,8% 0,4% 1,8% 2,5% 2,6% 5,0% 10,2% 12,5% 3,8% 8,0% 3,5% 5,6% 7,8% 2,5% 3,6% 6,7% 15,3% 1,8% 4,0% 11,3% 5,8% 1,1% 1,4% 14,5% 2,3% 12,3% 1,8% 9,3% 1,4% 0,8% 6,8% 19,9% 4,7% 1,2% 1,0% 4,3% 1,5% 6,2% 3,4% 6,8% 2,6% 4,8% 5,4% 2,1% 0,9% 3,0% 9,3% 1,8% 3,4% 5,5%
19,1% 34,8% 34,3% 25,2% 33,4% 15,3% 35,0% 8,1% 19,8% 21,8% 23,3% 24,9% 25,3% 29,2% 24,4% 23,1% 19,3% 16,5% 21,1% 27,5% 17,3% 15,1% 30,9% 39,1% 31,6% 30,9% 43,5% 23,5% 35,3% 11,8% 23,3% 16,1% 28,4% 16,7% 14,3% 31,4% 30,0% 21,3% 13,0% 22,8% 15,6% 22,4% 20,3% 27,1% 31,0% 23,0% 17,8% 36,4% 16,4% 16,4% 17,4% 27,9% 27,8% 18,4% 8,2% 28,2% 33,2% 37,2% 45,7% 12,7% 36,1% 16,2% 15,5% 35,7% 11,1%
40,6% 39,7% 30,4% 44,6% 42,4% 35,9% 31,4% 54,4% 43,1% 40,4% 35,5% 49,5% 31,8% 42,1% 37,8% 37,5% 39,1% 42,0% 44,1% 39,4% 44,6% 39,5% 35,2% 31,9% 39,2% 42,4% 37,6% 44,2% 38,2% 43,7% 37,5% 43,9% 37,0% 38,3% 36,4% 40,0% 41,7% 50,2% 41,2% 54,1% 35,8% 50,7% 39,9% 37,6% 32,4% 42,7% 36,0% 37,0% 64,4% 43,0% 50,4% 49,4% 38,3% 49,8% 41,1% 36,3% 41,0% 40,6% 29,4% 45,2% 37,3% 38,8% 38,7% 44,0% 48,1%
39,6% 21,3% 24,6% 26,6% 21,5% 43,4% 31,5% 34,5% 34,1% 36,7% 40,3% 22,1% 41,6% 26,5% 33,5% 36,6% 41,3% 39,6% 32,4% 30,6% 33,2% 35,2% 21,4% 25,2% 21,2% 23,1% 13,3% 24,5% 24,1% 40,9% 32,5% 24,8% 32,7% 41,1% 37,9% 22,8% 27,2% 27,1% 31,3% 20,9% 36,3% 25,1% 30,5% 33,9% 35,8% 27,5% 26,3% 21,9% 18,0% 39,5% 27,9% 21,2% 27,8% 28,3% 43,9% 32,9% 21,0% 16,8% 22,8% 41,2% 23,6% 35,8% 44,1% 16,9% 35,4%
Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas
66.341 47.432 21.776 230.898 32.810 77.539
13,9 9,9 4,6 48,4 6,9 16,3
17.744 13.912 6.507 41.051 9.672 16.110
16,9 13,3 6,2 39,1 9,2 15,3
84.085 61.344 28.283 271.949 42.482 93.649
14,5 10,5 4,9 46,7 7,3 16,1
1,6% 2,4% 5,2% 1,9% 3,0% 2,1%
19,8% 29,3% 26,2% 20,6% 28,7% 24,7%
42,3% 36,9% 36,1% 40,9% 36,7% 42,8%
36,3% 31,4% 32,5% 36,6% 31,6% 30,5%
476.796
100,0
104.996
100,0
581.792
100,0
2,2%
22,9%
40,5%
34,4%
Vlaams Gewest
2.202.641
-
461.156
-
2.663.797
-
2,0%
21,3%
44,8%
32,0%
BelgiĂŤ (2)
3.836.904
-
750.135
-
4.587.039
-
1,9%
18,7%
44,0%
35,3%
Oost-Vlaanderen
(1) Z elfstandigen van wie niet gekend is tot welke sector zij behoren, zijn niet in deze statistieken opgenomen. Voor Oost-Vlaanderen gaat het om 3.971 zelfstandigen en helpers (2) Gegevens per 30 juni 2014 Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen
51
Tabel 5: D e totale werkgelegenheid naar bedrijfstakken (31.12.2014) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen) Aantal Aantal werknemers zelfstandigen Primaire sector Secundaire sector Energie en water Winning van delfstoffen Industrie Basismetaal en metaalverwerking
Totale werk Provinciaal Concentratiegelegenheid aandeel coëfficiënt (*)
2.178
10.503
12.681
2,2%
1,09
116.552
16.815
133.367
22,9%
1,08
4.580
201
4.781
0,8%
1,60 0,31
23
8
31
0,0%
78.617
4.945
83.562
14,4%
1,02
29.291
370
29.661
5,1%
1,06
Chemie en kunststoffen, overig niet-metaal
10.584
20
10.604
1,8%
0,81
Voeding, drank en tabak
14.990
1.499
16.489
2,8%
1,09
Textiel, leer en kleding
7.131
519
7.650
1,3%
1,59
Hout en meubelen, papier en drukkerij
8.884
1.425
10.309
1,8%
0,99 0,84
7.737
1.112
8.849
1,5%
Bouw
33.332
11.661
44.993
7,7%
1,16
Tertiaire sector
173.897
61.482
235.379
40,5%
0,90
Handel en reparatie
59.152
27.828
86.980
15,0%
0,92
Horeca
11.147
9.934
21.081
3,6%
0,86
Transport, verkeer en communicatie
25.954
4.003
29.957
5,1%
0,84
Financiële instellingen
6.293
375
6.668
1,1%
1,00
Diensten en huur
71.351
19.342
90.693
15,6%
0,91
Diverse
Quartaire sector
184.169
16.196
200.365
34,4%
1,08
Overheid
32.288
32
32.320
5,6%
0,98
Onderwijs
56.260
662
56.922
9,8%
1,15
Gezondheid en sociale diensten
91.245
8.679
99.924
17,2%
1,09
Overige
4.376
6.823
11.199
1,9%
0,98
476.796
104.996
581.792
100,0%
1,00
Totaal
(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak
Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen
Figuur 2: De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2014) Figuur 2: De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2014) 120.000
100.000
aantal werknemers
80.000
60.000
40.000
20.000
0
Gezondheid en Diensten en huur sociale diensten
Handel en reparatie
Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen
52
Onderwijs
Bouw
Overheid
Transport en verkeer
Basismetaal en metaalverwerking
Horeca
Voeding, drank en Land- en tuinbouw tabak
Chemie en kunststoffen, overig niet-metaal
Tabel 6: Activiteits-, werkgelegenheids- en werkzaamheidsgraad (31.12.2014 ) Activiteitsgraad
Werkgelegenheidsgraad
Werkzaamheidsgraad
totaal
totaal
mannen
vrouwen
totaal
Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm
0,79 0,75 0,46 0,35 0,80 0,37 0,52 0,40 0,79 0,33 0,70 0,52 0,94 0,50 0,55 0,49 1,21 0,49 0,33 0,49 0,33 0,43 0,50 0,55 0,44 0,48 0,79 0,40 0,47 0,37 0,29 0,54 0,78 0,49 0,42 0,59 0,87 0,74 0,32 1,07 0,43 0,57 0,40 0,97 0,70 0,42 0,41 0,39 0,89 0,86 0,39 0,70 0,41 0,47 0,38 0,77 0,42 0,61 0,67 0,61 0,45 0,43 0,59 0,53 0,40
0,72 0,73 0,41 0,31 0,74 0,33 0,49 0,37 0,75 0,27 0,65 0,48 0,87 0,46 0,51 0,46 1,12 0,43 0,29 0,44 0,28 0,40 0,46 0,51 0,40 0,42 0,76 0,36 0,43 0,32 0,26 0,51 0,72 0,45 0,39 0,55 0,83 0,70 0,28 1,04 0,40 0,51 0,37 0,91 0,61 0,37 0,36 0,35 0,86 0,78 0,35 0,64 0,37 0,42 0,34 0,71 0,38 0,58 0,62 0,54 0,41 0,40 0,54 0,50 0,37
0,42 0,51 0,26 0,20 0,56 0,19 0,33 0,24 0,47 0,17 0,40 0,32 0,49 0,32 0,32 0,32 0,72 0,25 0,18 0,30 0,19 0,21 0,26 0,36 0,27 0,30 0,62 0,25 0,28 0,19 0,16 0,32 0,46 0,23 0,22 0,37 0,52 0,47 0,17 0,69 0,24 0,34 0,24 0,56 0,35 0,24 0,24 0,26 0,56 0,42 0,23 0,45 0,21 0,27 0,18 0,47 0,19 0,48 0,47 0,29 0,28 0,24 0,29 0,37 0,19
0,43 0,34 0,23 0,17 0,31 0,20 0,24 0,19 0,42 0,15 0,38 0,24 0,51 0,23 0,28 0,24 0,67 0,26 0,16 0,21 0,15 0,21 0,27 0,23 0,19 0,19 0,29 0,18 0,22 0,19 0,14 0,27 0,39 0,27 0,22 0,27 0,45 0,36 0,16 0,54 0,23 0,26 0,20 0,52 0,33 0,19 0,19 0,15 0,40 0,47 0,18 0,30 0,22 0,23 0,20 0,38 0,28 0,20 0,26 0,34 0,20 0,22 0,35 0,24 0,25
0,43 0,43 0,24 0,19 0,44 0,19 0,29 0,21 0,44 0,16 0,39 0,28 0,50 0,27 0,30 0,28 0,69 0,26 0,17 0,25 0,17 0,21 0,27 0,30 0,23 0,24 0,46 0,22 0,25 0,19 0,15 0,30 0,42 0,25 0,22 0,32 0,48 0,42 0,17 0,61 0,24 0,30 0,22 0,54 0,34 0,22 0,21 0,21 0,48 0,45 0,20 0,37 0,22 0,25 0,19 0,42 0,23 0,34 0,36 0,32 0,24 0,23 0,32 0,31 0,22
Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas
0,56 0,57 0,64 0,90 0,65 0,72
0,50 0,52 0,58 0,83 0,60 0,66
0,30 0,34 0,35 0,53 0,38 0,42
0,29 0,28 0,33 0,47 0,32 0,35
0,30 0,31 0,34 0,50 0,35 0,38 0,39
Oost-Vlaanderen
0,72
0,66
0,42
0,37
Vlaams Gewest
0,76
0,70
0,45
0,38
0,41
BelgiĂŤ
0,78
0,69
0,45
0,37
0,41
Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar Werkgelegenheidsgraad (jobratio) = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / bevolking 20-64 jaar Werkzaamheidsgraad = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / totale bevolking Bron: FOD Economie - Directie Statistiek, RSZ, RSVZ, VDAB, ACTIRIS, le FOREM, eigen berekeningen
53
Ondernemingsweefsel
Figuur 3: Ondernemingen (exclusief eenpersoonszaken) naar dimensieklassen Figuur 4: Ondernemingen (exclusief eenpersoonzaken) opgedeeldopgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2014) (31.12.2014) > 99 wkn. 2,2%
20-99 wkn. 10,8%
<2 0 wkn. 87,0%
Bron: RSZ, eigen bewerking
Figuur 4: werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2014)
Figuur 4: Werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2014)
<2 0 wkn. 25,7% >9 9 wkn. 41,4%
20-99 wkn. 33,0%
Bron: RSZ, eigen bewerking
54
Tabel 7: Aantal ondernemingen en werknemers naar dimensieklassen (31.12.2014 ) (exclusief eenpersoonszaken) Van 1 tot 19 werknemers Onder nemingen Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm
Werknemers
Van 20 tot 99 werknemers Onder nemingen
Werknemers
Meer dan 99 werknemers Onder nemingen
Werknemers
Totaal Onder nemingen
Werknemers
1.736 491 223 241 940 206 264 175 781 186 934 345 479 340 572 234 6.244 534 252 409 260 31 106 127 169 254 243 221 258 246 97 529 930 170 103 591 251 491 95 311 247 725 233 849 496 378 139 163 352 1.783 320 644 139 243 109 553 166 107 471 228 136 141 529 339 123
6.837 1.815 699 856 3.764 662 1.042 539 3.115 735 3.809 1.275 1.868 1.221 2.419 856 26.712 2.071 911 1.580 915 103 332 502 578 1.087 979 800 963 862 295 2.065 3.865 608 330 2.213 1.126 1.932 313 1.451 833 3.047 837 3.703 1.995 1.312 424 595 1.264 7.483 1.320 2.989 450 847 463 2.160 596 446 1.880 946 440 602 1.975 1.330 462
191 68 11 10 167 22 32 12 93 20 117 35 100 42 74 24 901 64 25 55 20 3 8 17 13 35 27 21 35 20 6 53 156 12 7 52 40 65 8 66 16 73 24 131 68 30 7 11 25 219 22 92 11 16 12 83 14 13 56 40 14 13 60 38 6
8.020 2.818 509 580 6.964 883 1.257 465 3.991 961 4.649 1.362 4.318 1.611 3.220 782 37.196 2.879 1.104 2.510 866 115 298 538 501 1.289 1.059 806 1.382 908 212 1.981 6.270 369 252 2.059 1.705 2.823 270 2.603 671 3.221 973 5.512 3.135 1.182 255 419 963 9.020 931 3.571 450 519 506 3.301 634 498 2.320 1.570 469 352 2.468 1.595 215
61 11 4 1 30 2 4 2 18 4 27 4 11 7 15 5 289 8 0 4 0 0 1 3 0 4 3 0 3 2 0 4 27 2 1 6 6 16 0 9 1 12 0 24 7 1 0 1 2 57 1 14 2 0 0 17 4 3 14 5 2 1 10 3 3
16.032 1.995 1.075 115 6.733 286 894 255 3.718 553 6.233 692 2.901 1.223 2.469 890 95.108 1.388 0 550 0 0 346 318 0 586 612 0 1.138 443 0 484 4.430 607 123 1.008 1.769 3.465 0 1.951 127 2.554 0 5.196 2.267 199 0 315 300 12.065 110 2.369 238 0 0 3.353 638 503 2.020 955 285 167 2.207 484 415
1.988 570 238 252 1.137 230 300 189 892 210 1.078 384 590 389 661 263 7.434 606 277 468 280 34 115 147 182 293 273 242 296 268 103 586 1.113 184 111 649 297 572 103 386 264 810 257 1.004 571 409 146 175 379 2.059 343 750 152 259 121 653 184 123 541 273 152 155 599 380 132
30.889 6.628 2.283 1.551 17.461 1.831 3.193 1.259 10.824 2.249 14.691 3.329 9.087 4.055 8.108 2.528 159.016 6.338 2.015 4.640 1.781 218 976 1.358 1.079 2.962 2.650 1.606 3.483 2.213 507 4.530 14.565 1.584 705 5.280 4.600 8.220 583 6.005 1.631 8.822 1.810 14.411 7.397 2.693 679 1.329 2.527 28.568 2.361 8.929 1.138 1.366 969 8.814 1.868 1.447 6.220 3.471 1.194 1.121 6.650 3.409 1.092
4.971 3.760 1.766 12.418 2.518 5.249
19.169 14.533 6.482 50.583 9.917 21.820
526 439 218 1.603 314 721
22.457 17.958 9.009 65.596 12.888 29.227
105 74 27 390 48 134
24.715 14.941 6.285 114.719 10.005 26.492
5.602 4.273 2.011 14.411 2.880 6.104
66.341 47.432 21.776 230.898 32.810 77.539
Oost-Vlaanderen
30.682
122.504
3.821
157.135
778
197.157
35.281
476.796
Vlaams Gewest (*)
139.872
567.511
16.942
699.111
3.604
939.300
160.418
2.205.922
België (*)
242.495
970.241
28.233
1.156.152
6.190
1.710.511
276.918
3.836.904
Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas
Bron: RSZ (*) gegevens per 30/06/2014
55
Werkloosheid Werkloosheidsgraad = niet-werkende werkzoekenden (18-65 jaar) / beroepsbevolking (18-65 jaar) De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) defi nieert een werkloze als iemand die niet werkt, onmiddellijk beschikbaar is voor een passende betrekking en er actief naar zoekt. In Vlaanderen wordt het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De niet-werkende werk zoekenden (NWWZ) bestaan uit: werkzoekenden met recht op werkloosheidsuitkering, school verlaters, vrij ingeschrevenen (hebben geen recht op een uitkering, zoals bijvoorbeeld werknemers in vooropzeg) en andere verplicht ingeschrevenen
(werkzoekenden ten laste van het OCMW, werkzoekenden geregistreerd bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, werkzoekenden in deeltijds onderwijs, van het recht op uitkering uitgesloten werkzoekenden).
Spanningsindicator = werkzoekenden / beschikbare vacatures Deze ratio meet de spanning op de arbeidsmarkt door het aantal werkzoekenden per vacature (zonder interim) weer te geven. Afhankelijk van de hoogte van deze ratio is er sprake van arbeidsreserve, dan wel arbeidskrapte.
SintLievensHoutem
Kaart 3 Kaart 3
Werkloosheidsgraad(gemiddelde (gemiddelde2015) 2015) werkloosheidsgraad 3,5 – 4,7 3,5 - 4,7 4,8 – 4,8 - 5,85,8 5,9 – 5,9 - 7,37,3 7,4 – 9,5 7,4 - 9,5 9,6 - 13,0 9,6 – 13,0
Kaart 3 werkloosheidsgraad (gemiddelde 2015) 3,5 - 4,7 4,8 - 5,8
57
Tabel 8: Werkloosheid en vacatures (gemiddelde 2015; vacatures januari 2016)
Niet-werkende werkzoekenden
Werkloosheidsgraad (*)
Gemeente/regio
Mannen
Vrouwen
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas
1.919 196 188 215 799 198 162 91 408 373 825 241 476 301 428 121 8.785 673 271 417 228 17 68 78 94 273 79 143 268 278 79 254 796 114 61 332 143 328 78 127 109 661 154 554 802 252 91 115 72 1.701 235 598 96 153 99 482 176 49 364 252 90 87 341 160 90 5.160 3.205 1.407 12.185 2.097 4.654
1.655 174 207 183 699 174 159 100 344 367 650 219 379 279 411 142 6.759 522 241 353 218 14 65 73 90 249 78 144 229 260 66 225 686 106 72 318 152 284 74 131 104 598 129 465 600 250 73 102 84 1.464 266 549 100 153 106 388 146 62 343 234 93 98 323 173 83 4.565 2.748 1.276 10.005 1.780 4.163
3.574 370 395 398 1.498 372 321 191 752 740 1.475 460 855 580 839 263 15.544 1.195 512 770 446 31 133 151 184 522 157 287 497 538 145 479 1.482 220 133 650 295 612 152 258 213 1.259 283 1.019 1.402 502 164 217 156 3.165 501 1.147 196 306 205 870 322 111 707 486 183 185 664 333 173 9.725 5.953 2.683 22.190 3.877 8.817
9,1 3,8 5,2 5,5 6,7 5,4 4,4 3,8 5,3 7,7 7,3 5,5 9,6 6,0 4,9 3,7 13,5 8,3 5,8 6,7 5,0 3,7 4,1 4,7 4,4 6,6 3,7 4,5 5,6 6,1 4,6 4,4 7,9 4,9 3,9 5,5 5,3 5,5 4,8 4,4 3,6 7,0 4,4 7,0 13,4 5,1 5,1 4,3 3,8 9,5 5,3 8,0 4,8 5,8 5,7 7,7 5,8 3,0 6,7 8,3 4,6 4,3 5,2 3,7 4,3 7,2 6,4 6,7 8,8 6,8 7,6
9,0 3,8 6,9 5,5 6,9 5,5 4,9 4,4 5,0 8,2 6,5 5,6 8,5 6,2 5,3 4,7 12,2 7,2 5,8 6,6 5,4 3,3 4,6 5,1 4,9 7,1 4,3 5,0 5,5 6,4 4,4 4,4 7,8 5,0 5,2 6,2 6,0 5,1 5,5 5,0 3,8 7,0 4,1 6,7 12,5 6,0 5,1 4,5 5,0 9,5 6,8 8,8 5,6 6,6 7,0 7,0 5,4 4,3 8,1 9,4 5,4 5,4 5,5 4,8 4,5 7,1 6,0 7,0 8,1 6,5 7,7
9,0 3,8 6,0 5,5 6,8 5,4 4,6 4,1 5,2 7,9 6,9 5,6 9,1 6,1 5,1 4,2 12,9 7,8 5,8 6,7 5,2 3,5 4,3 5,0 4,6 6,8 3,9 4,7 5,6 6,3 4,5 4,4 7,9 5,0 4,5 5,8 5,6 5,3 5,1 4,7 3,7 7,0 4,3 6,9 13,0 5,5 5,1 4,4 4,3 9,5 6,0 8,4 5,2 6,2 6,3 7,3 5,6 3,6 7,3 8,8 5,0 4,8 5,3 4,2 4,5 7,2 6,3 6,9 8,6 6,7 7,6
Oost-Vlaanderen
Openstaande vacatures Totaal 225 287 36 14 137 29 33 9 195 14 119 67 65 63 60 33 1.832 149 24 23 9 3 5 0 26 36 34 11 19 29 6 87 126 16 5 45 250 142 24 65 51 102 43 148 105 41 7 21 30 214 20 88 4 74 9 86 37 27 55 27 28 21 100 13 19 736 471 185 3.264 404 662
Spanningsindicator (**) Totaal 15,9 1,3 11,0 28,4 10,9 12,8 9,7 21,2 3,9 52,9 12,4 6,9 13,2 9,2 14,0 8,0 8,5 8,0 21,3 33,5 49,6 10,3 26,6 7,1 14,5 4,6 26,1 26,2 18,6 24,2 5,5 11,8 13,8 26,6 14,4 1,2 4,3 6,3 4,0 4,2 12,3 6,6 6,9 13,4 12,2 23,4 10,3 5,2 14,8 25,1 13,0 49,0 4,1 22,8 10,1 8,7 4,1 12,9 18,0 6,5 8,8 6,6 25,6 9,1 13,2 12,6 14,5 6,8 9,6 13,3
28.708
24.537
53.245
7,7
7,5
7,6
5.722
9,3
Vlaams Gewest
125.318
107.609
232.927
7,8
7,8
7,8
26.210
8,9
België
306.295
272.231
578.526
8,8
7,6
8,3
n.b.
n.b.
(*) Werkloosheidsgraad = aantal niet-werkende werkzoekenden (18-65 jaar) tegenover beroepsbevolking (18-65 jaar), in procent. Opgelet: deze indicator verschilt van de werkloosheidscoëfficiënt die in de edities van de Sociaal-economische situatieschets van voor 2014 werd gebruikt. (**) Spanningsindicator = aantal beschikbare werkzoekenden tegenover aantal beschikbare vacatures Bron: VDAB, NBB, eigen berekeningen
58
Tabel 9: Kwalitatieve beschrijving van de niet-werkende werkzoekenden (gemiddelde 2015) 1. Naar studieniveau Aantal provincie
Aandeel provincie
Aandeel Vlaams Gewest
Lager onderwijs + 1ste graad secundair 2de graad secundair 3de en 4de graad secundair Hoger beroepsonderwijs Professionele bachelor Academische bachelor Master Leertijd (Syntra) Deeltijds beroepssecundair
11.882 10.953 17.942 506 4.550 564 4.495 1.083 1.270
22,3 20,6 33,7 1,0 8,5 1,1 8,4 2,0 2,4
21,2 20,5 35,7 1,1 8,9 1,1 7,5 1,9 2,0
Totaal
53.245
100
100
2. Naar leeftijd Aantal provincie
Aandeel provincie
Aandeel Vlaams Gewest
Jonger dan 25 jaar 25 - 50 jaar Ouder dan 50 jaar
11.032 28.440 13.773
20,7 53,4 25,9
19,8 52,7 27,5
Totaal
53.245
100
100
Aantal provincie
Aandeel provincie
Aandeel Vlaams Gewest
28.026 9.651 9.734
52,6 18,1 18,3
53,7 17,6 17,9
53.245
100
100
3. Naar werkloosheidsduur Minder dan 1 jaar 1 - 2 jaren 2 - 5 jaren Totaal Bron: VDAB, eigen berekeningen
59
Onderwijs
Tabel 10: S choolbevolking (2014-2015) Schoolbevolking in het voltijds onderwijs per onderwijsniveau, schooljaar/academiejaar 2014-2015 arr. Aalst
arr. Dendermonde
arr. Eeklo
arr. arr. Oudenaarde Sint-Niklaas
arr. Gent
prov. Oost-Â Vlaanderen Vlaanderen
Totaal basisonderwijs (1)+(2)
29.789
20.233
8.282
60.886
13.284
28.604
161.078
709.033
Kleuteronderwijs (1) Gewoon Buitengewoon Lager onderwijs (2) Gewoon Buitengewoon
11.181 11.124 57 18.608 17.621 987
7.506 7.459 47 12.727 11.953 774
3.159 3.159
23.430 23.212 218 37.456 35.128 2.328
4.967 4.946 21 8.317 7.825 492
10.836 10.764 72 17.768 16.577 1.191
61.079 60.664 415 99.999 93.968 6.031
270.453 268.453 2.000 438.580 411.097 27.483
Secundair onderwijs Gewoon Buitengewoon
21.352 20.564 788
11.114 10.697 417
6.262 6.262
35.302 33.050 2.252
7.057 6.809 248
18.507 17.498 1.009
99.594 94.880 4.714
437.508 416.847 20.661
-
-
-
-
-
-
71.812
223.836
Hogescholenonderwijs (3)
-
-
-
-
-
-
Arteveldehogeschool
-
-
-
-
-
-
38.037
117.460
Hogeschool Gent
-
-
-
-
-
-
12.134
-
LUCA School of Arts (*)
-
-
-
-
-
-
13.228
-
Odisee (*)
-
-
-
-
-
-
2.559
-
Universitair onderwijs (4)
-
-
-
-
-
-
10.116
-
Universiteit Gent
-
-
-
-
-
-
33.775 33.775
106.376 -
Hoger onderwijs â&#x20AC;&#x201C; BAMA en basisopleidingen (3) + (4)
5.123 4.864 259
(exclusief gezamenlijke opleidingen)
(*) Inclusief campussen buiten Oost-Vlaanderen Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Tabel 11: Aantal leerlingen in het gewoon secundair onderwijs, schooljaar 2014-2015 onderwijsvorm onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers
Vlaams Gewest
556
2.508
30.078
131.203
2de en 3de graad ASO
27.447
113.772
2de en 3de graad BSO (incl. 4de graad + modulair)
15.856
74.100
1ste graad secundair onderwijs
2de en 3de graad KSO
1.421
6.145
2de en 3de graad TSO
19.522
89.119
totaal
94.880
416.847
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
60
Oost-Vlaanderen
Tabel 12: A antal studenten ingeschreven in het hoger onderwijs naar Oost-Vlaamse inrichting, academiejaar 2014-2015 Professioneel gerichte opleidingen Odisee (*)
Academisch gerichte opleidingen
Totaal
10.116
0
LUCA School of Arts (*)
1.069
1.490
10.116 2.559
Associatie KU Leuven
10.116
0
10.116
Arteveldehogeschool
12.134
0
11.842
Hogeschool Gent
11.889
1.339
13.228
0
33.775
33.775
24.023
35.114
58.845
Universiteit Gent Associatie Universiteit Gent (*) Inclusief campussen buiten Oost-Vlaanderen Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Tabel 13: Aantal studenten ingeschreven in de Universiteit Gent per studiegebied, academiejaar 2014-2015
Totaal academische basisopleidingen (BAMA) (1)
Mannen
Vrouwen
Totaal 33.775
15.518
18.257
Archeologie en kunstwetenschappen
193
441
634
Bewegings- en revalidatiewetenschappen
893
1.177
2.070
Biomedische wetenschappen, biotechniek
371
575
946
Diergeneeskunde
404
1.255
1.659 2.669
Economische en toegepaste economische wetenschappen
1.670
999
Farmaceutische wetenschappen
199
656
855
Geneeskunde
780
1.101
1.881
Geschiedenis
512
251
763
Geschiedenis; Taal- en letterkunde
170
305
475
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
1.578
1.204
2.782
IndustriĂŤle wetenschappen en technologie
1.695
279
1.974
711
860
1.571
531
2.843
3.374
1.349
2.057
3.406
Politieke en sociale wetenschappen Psychologie en pedagogische wetenschappen Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen Sociale gezondheidswetenschappen Taal- en letterkunde Tandheelkunde Toegepaste biologische wetenschappen Toegepaste taalkunde
67
516
583
363
925
1.288
71
131
202
703
614
1.317
234
668
902
Toegepaste wetenschappen
1.669
479
2.148
Wetenschappen
1.122
638
1.760
194
92
286
39
191
230
6.964
7.215
14.179
Master na master
526
843
1.369
Specifieke lerarenopleiding na master
158
302
460
Academische graad van doctor
2.505
2.305
4.810
Doctoraatsopleiding
4.835
Wijsbegeerte en moraalwetenschappen Master na professionele bachelor Bijkomende opleidingen (2)
2.515
2.320
Voorbereidingsprogramma
380
285
665
Schakelprogramma
880
1.160
2.040
22.482
25.472
47.954
Totaal Universiteit Gent (1) + (2) Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
61
62
Toegevoegde waarde Tabel 14: Economische structuur op grond van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs, in lopende prijzen (2014) – aandeel per bedrijfstak OostVlaanderen Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Energetische en industrie producten, m.i.v. bouw - winning van delfstoffen - industrie - voeding, drank en tabak - textiel en kleding, schoenen en leer - hout en artikelen van hout, papier en karton, uitgeverijen en drukkerijen - cokes en aardolieproducten - chemie en synthetische producten - farmaceutische grondstoffen en producten - rubber en kunststof, overig niet-metaal - metallurgie en producten van metaal - informaticaproducten, elektronische en optische instrumenten - elektrische apparatuur - machines, apparaten en werktuigen - transportmiddelen - overige industrie - productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht - distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer/sanering - bouwnijverheid
Vlaams Gewest
Concentratie coëfficiënt (*)
0,8
0,9
0,89
28,3
25,7
1,10
0,0 16,3 3,0 1,2
0,0 16,9 2,6 0,6
0,96 1,15 2,00
1,5
1,0
1,50
0,0 2,6 0,1 1,6 2,4
0,5 3,0 1,5 1,4 2,1
0,87 0,07 1,14 1,14
0,5
0,4
1,25
0,4 0,6 1,8 0,6
0,4 1,2 1,3 0,9
1,00 0,50 1,38 0,67
2,6
1,4
1,86
1,1
0,9
1,22
8,3
6,5
1,28
Diensten
70,2
72,3
0,97
- groothandel en kleinhandel - hotels en restaurants - vervoer en communicatie - uitgeverijen en audiovisuele diensten - informaticadiensten - financiële instellingen
12,5 1,6 5,3
14,1 1,9 5,6
0,89 0,84 0,95
0,2
0,7
0,29
1,8 3,2
2,1 3,6
0,86 0,89
- e xploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening
8,7
8,5
1,02
- rechts- en boekhoudkundige dienstverlening, architecten en ingenieurs, technische testen
8,1
8,9
0,91
- wetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
0,3
0,3
1,00
- reclame en onderzoek; overige wetenschappelijke en technische activiteiten
0,5
0,6
0,83
4,1
4,9
0,84
5,5 7,8 5,6 3,1 0,6
5,4 6,4 4,8 2,7 0,6
1,02 1,22 1,17 1,15 1,00
- overige gemeenschapsvoorzieningen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten
1,2
1,1
1,09
- particuliere huishoudens met werknemers
0,1
0,1
1,35
100,0
100,0
-
- administratieve en ondersteunende diensten - openbaar bestuur en defensie - onderwijs - gezondheidszorg - maatschappelijke dienstverlening - kunst, amusement en recreatie
Totaal
(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak Bron: NBB, eigen berekeningen
63
Tabel 15: Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs Ââ&#x20AC;&#x201C; in lopende prijzen (2014) Arrondissementen
Provinciaal aandeel %
Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR
Aalst
6.089
14,1
21.528
Dendermonde
4.434
10,3
22.458
Eeklo
1.928
4,5
23.139
Gent
20.469
47,5
37.687
Oudenaarde
3.336
7,7
27.265
Sint-Niklaas
6.872
15,9
28.157
43.128
100
29.276
Absolute cijfers in miljoen EUR
Aandeel in Vlaams Gewest %
Antwerpen
67.468
32,3
37.316
Limburg
22.818
10,9
26.587
Oost-Vlaanderen
43.128
20,7
29.276
Vlaams-Brabant
38.673
18,5
34.816
36.738
17,6
31.207
208.825
100
32.257
Oost-Vlaanderen
Provincies
West-Vlaanderen Vlaams Gewest Bron: NBB, eigen berekeningen
64
Absolute cijfers in miljoen EUR
Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR
Zeehavens Tabel 16: Toegevoegde waarde haven van Gent (2013) 2013
2013/2012
2013
Ă&#x2014; 1.000.000 EUR
Procentuele evolutie
Aandeel
Maritieme cluster Directe effecten Scheepsagenten en expediteurs Goederenbehandeling Rederijen
45,3
-3,5
1,3
211,4
-3,5
6,2 0,5
15,5
6,2
Scheepsbouw en herstelling
3,3
-9,6
0,1
Havenaanleg en baggerwerken
1,0
85,1
0,0 0,0
Visserij
0,0
-
Maritieme handel
3,9
10,0
0,1
23,4
-0,6
0,7
Havenbedrijf
22,7
0,9
0,7
Totaal directe effecten
Openbare sector
326,5
-2,4
9,6
Totaal indirecte effecten
270,8
-1,7
-
Totaal maritieme cluster
597,3
-2,1
-
23,0
Niet-maritieme cluster Directe effecten Handel
785,0
-0,2
Energiebedrijven
54,0
-19,0
1,6
Brandstofproductie
63,9
8,0
1,9
Chemische bedrijven
294,8
-1,6
8,6
Automobielnijverheid
734,0
13,2
21,5
Elektronica
29,8
5,3
0,9
Metaalverwerkende nijverheid
552,3
30,9
16,2
Bouw
108,9
-2,7
3,2
Voedingsnijverheid
91,7
24,0
2,7
Andere industrieĂŤn
173,1
-4,9
5,1
2.102,5
11,1
61,7
Totaal industrie Wegtransport
58,7
0,8
1,7
Ander vervoer over land
11,3
-11,6
0,3
Totaal transport over land
70,0
-1,5
2,0
Andere logistieke diensten
134,0
11,7
3,9
3.091,5
7,7
90,6
Totaal indirecte effecten
3.015,1
6,8
-
Totaal niet-maritieme cluster
6.106,6
7,3
-
Totaal directe effecten
Directe effecten
3.418,0
6,7
Indirecte effecten
3.285,9
6,0
-
Totaal toegevoegde waarde
6.703,9
6,4
-
Bron: NBB, eigen berekeningen Er worden twee clusters onderscheiden: een maritieme en niet-maritieme cluster. De maritieme cluster omvat alle havengebonden bedrijfstakken die van essentieel belang zijn voor de haven (beheer en onderhoud, scheepvaart, overslag, bevrachting, loodsdienst, sluizen, goederenopslag, baggerwerken, visserij, maritieme diensten, enz.). De segmenten uit de niet-maritieme cluster hebben geen directe economische band met de havenactiviteiten, maar zijn er nauw en wederzijds van afhankelijk. Het gaat om industrie, groothandel, transport en logistiek.
66
Tabel 17: Maritiem goederenverkeer haven van Gent (2015) Goederencategorie
Aanvoer (in ton)
Afvoer (in ton)
Totaal (in ton)
2015/2014
Landbouwproducten
1.777.936
146.276
1.924.212
Voedingsproducten en veevoeder
3.426.391
872.698
4.299.089
26,6% 1,8%
Vaste minerale brandstoffen
2.395.252
188.420
2.583.672
-7,2%
Petroleumproducten
1.514.408
788.790
2.303.198
4,6%
Ertsen en metaalresiduen
4.334.475
1.345.841
5.680.316
-2,8%
Producten van de metaalindustrie
2.228.728
1.316.161
3.544.889
16,3%
Ruwe mineralen en bouwmaterialen
1.464.804
226.033
1.690.837
-5,6%
Meststoffen
996.444
569.030
1.565.474
5,0%
Chemische producten
344.552
81.244
425.796
3,3%
1.174.878
1.169.969
2.344.847
-8,9%
19.657.868
6.704.462
26.362.330
1,8%
Overige goederen Totaal maritiem goederenverkeer Bron: Havenbedrijf Gent agh
Tabel 18: Binnenvaart haven van Gent (2015) Goederencategorie
Aanvoer (in ton)
Afvoer (in ton)
Totaal (in ton)
2015/2014
Landbouwproducten
457.194
579.701
1.036.895
-10,3%
Voedingsproducten en veevoeder
975.596
1.446.816
2.422.412
-18,3%
Vaste minerale brandstoffen
1.684.920
611.932
2.296.852
7,8%
Petroleumproducten
1.866.290
1.404.805
3.271.095
-12,8%
Ertsen en metaalresiduen
3.436.789
507.329
3.944.118
-16,0%
329.940
1.004.042
1.333.982
43,1%
2.743.740
708.465
3.452.205
-12,8%
Producten van de metaalindustrie Ruwe mineralen en bouwmaterialen Meststoffen
866.167
418.719
1.284.886
-3,2%
Chemische producten
619.008
261.724
880.732
20,2%
Overige goederen Totaal maritiem goederenverkeer
118.087
61.684
179.771
5,0%
13.097.731
7.005.217
20.102.948
-7,9%
Bron: Havenbedrijf Gent agh
67
Tabel 19: Werkgelegenheid haven van Gent (2013) 2013
2013/2012
2013
Absolute cijfers
Procentuele evolutie
Aandeel
Maritieme cluster Directe werkgelegenheid Scheepsagenten en expediteurs Goederenbehandeling
563
6,2
2,1
1.896
-1,1
6,9
Rederijen
67
0,9
0,2
Scheepsbouw en herstelling
53
-9,0
0,2
Havenaanleg en baggerwerken
0
-
0,0
Visserij
0
-
0,0
36
-2,4
0,1
156
0,1
0,6
Maritieme handel Havenbedrijf
243
-3,2
0,9
Totaal directe werkgelegenheid
Openbare sector
3.014
1,3
11,0
Totaal indirecte werkgelegenheid
3.447
3,7
-
Totaal maritieme cluster
6.461
1,9
-
2.104
-3,4
7,7
170
2,5
0,6 0,4
Niet-maritieme cluster Directe werkgelegenheid Handel Energiebedrijven
100
4,5
Chemische bedrijven
Brandstofproductie
1.971
-1,2
7,2
Automobielnijverheid
9.000
3,0
32,9
Elektronica
249
-3,2
0,9
Metaalverwerkende nijverheid
5.878
2,4
21,5
Bouw
1.306
-0,2
4,8
Voedingsnijverheid
597
2,0
2,2
Andere industrieĂŤn
1.056
1,5
3,9
20.327
2,0
74,4
Totaal industrie Wegtransport
674
-0,5
2,5
Ander vervoer over land
169
-15,4
0,6
Totaal transport over land
843
-3,9
3,1
1.080
5,0
3,9
Totaal directe werkgelegenheid
24.354
1,5
89,1
Totaal indirecte werkgelegenheid
29.905
3,2
-
Totaal niet-maritieme cluster
54.259
2,4
-
Andere logistieke diensten
Directe werkgelegenheid
27.368
1,3
-
Indirecte werkgelegenheid
33.352
3,3
-
Totale werkgelegenheid
60.720
2,4
-
Bron: NBB, eigen berekeningen
68
Tabel 20: Investeringen haven van Gent (2013) 2013
2013/2012
2013
Ă&#x2014; 1.000.000 EUR
Procentuele evolutie
Aandeel
Maritieme cluster Scheepsagenten en expediteurs
4,7
47,0
1,1
53,3
7,5
12,5
Rederijen
8,0
286,8
1,9
Scheepsbouw en herstelling
0,3
-19,6
0,1
Havenaanleg en baggerwerken
0,1
-14,8
0,0
Visserij
0,0
-
0,0
Maritieme handel
0,1
-83,2
0,0
Havenbedrijf
6,4
-5,6
1,5
11,0
41,6
2,6
83,9
19,4
19,7
Goederenbehandeling
Openbare sector Totaal maritieme cluster Niet-maritieme cluster Handel
42,6
28,3
10,0
Energiebedrijven
27,2
-23,7
6,4
7,2
27,1
1,7
Chemische bedrijven
53,2
-18,7
12,5
Automobielnijverheid
34,0
-52,2
8,0
0,9
-17,2
0,2
Metaalverwerkende nijverheid
70,8
-1,3
16,7
Bouw
15,5
-30,2
3,6
Voedingsnijverheid
17,3
7,4
4,1
Andere industrieĂŤn
25,6
23,5
6,0
Brandstofproductie
Elektronica
Totaal industrie
251,7
-18,7
59,2
Wegtransport
10,4
49,7
2,5
Ander vervoer over land
17,3
-27,6
4,1
Totaal transport over land
27,7
-10,2
6,6
18,7
26,4
4,4
Totaal niet-maritieme cluster
Andere logistieke diensten
340,7
-12,3
80,2
Totale investeringen
424,6
-7,4
100,0
Bron: NBB, eigen berekeningen
69
Tabel 21: Maritiem goederenverkeer en scheepvaartbewegingen Waaslandhaven (2014) Goederencategorie
Aanvoer (in ton)
Afvoer (in ton)
Totaal (in ton)
2014/2013
ChemicaliĂŤn en gassen
2.834.438
1.112.773
3.947.211
Ertsen, zand en grind
1.002.291
8.022
1.010.313
4%
Metaalproducten
1.258.606
610.150
1.868.756
-4%
-1%
Hout
178.572
971
179.543
11%
Houtcellulose
189.775
2.610
192.385
95% 12%
Papier
789.900
5.262
795.162
Rollend materieel
1.010.638
2.025.796
3.036.434
-2%
Containers
9.781.999
18.748.559
28.530.558
18%
Diverse goederen Totaal maritiem goederenverkeer
400.470
1.341.681
1.742.151
-5%
17.446.689
23.855.824
41.302.513
12%
Scheepvaartbewegingen
Totaal (in ton)
2014/2013
Vrasenedok
-
-
6.981.610
-4%
Verrebroekdok
-
-
4.306.689
-11%
Scheldesteigers
-
-
607.464
11%
Zuidelijk Insteekdok
-
-
2.284.101
-9%
Deurganckdok
-
-
25.739.506
4%
Andere dokken
-
-
1.383.143
-2%
Totaal scheepvaartbewegingen
-
-
41.302.513
12%
Bron: Maatschappij Linkerscheldeoever
Tabel 22: Evolutie van de werkgelegenheid in de Waaslandhaven (2000-2014) 2000
2014
Grondgebied Beveren
5.685
7.995
10.187
Grondgebied Zwijndrecht
3.282
3.895
6.140
Totaal
8.967
11.890
16.327
Bron: Maatschappij Linkerscheldeoever
70
2005
Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Gent tel. 09 267 82 15 | fax 09 267 82 97