Sociaal economische situatieschets editie 2017

Page 1

2017

Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen


Colofon

Inhoudsopgave

De Sociaal-economische situatieschets van OostVlaanderen (editie 2017) is een uitgave van de economische studiedienst van de provincie Oost-Vlaanderen.

Voorwoord

PAC Het Zuid

Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent

Provinciale Dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking tel. +32 9 267 86 86 economie@oost-vlaanderen.be www.oost-vlaanderen.be

Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 00 info@pomov.be www.pomov.be

Economische Raad voor Oost-Vlaanderen tel. +32 9 267 86 10 erov@oost-vlaanderen.be www.erov.be

Deel 1 : Oost-Vlaanderen in de kijker De conjunctuurindicatoren in 2016-2017 De energiesector in Oost-Vlaanderen en het Waasland

Overzichtskaart gemeenten Overzichtstabel gemeenten per arrondissement Bevolking Inkomen Werkgelegenheid Ondernemingsweefsel Werkloosheid Onderwijs Toegevoegde waarde Zeehavens

Pascal de Meyer Kathy Gillis Jos Saerens

Ontwerp cover en binnenwerk Karakters, Gent

Verantwoordelijke uitgever Geert Versnick, gedeputeerde p/a Gouvernementstraat 1 9000 Gent

Gedrukt op gerecycleerd papier (1.200 ex.)

5 23

Deel 2 : Oost-Vlaanderen doorgelicht

Dataverzameling en –verwerking, redactie

Wettelijk depotnummer D/2017/5139/9

1

Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.

36 37 38 42 44 48 51 54 57 60


Voorwoord 2017 kondigt zich voor België en Oost-Vlaanderen positief aan. Het bruto binnenlands product zal groeien met 1,3 tot 1,4%. Voor de werkgelegenheid wordt de toename geschat op 1%. In maart 2017 lag de Oost-Vlaamse werkloosheid 5% lager dan in dezelfde maand het jaar voordien. In 2016 liep de werkloosheid terug met 2,2% tegenover 2015. Na het recordjaar 2016 ziet de Gentse haven de trafiek verder toenemen. Het eerste kwartaal van 2017 was met voorsprong het beste ooit, zowel voor de totale goederenoverslag (+ 10%) als voor de zeevaart (+ 20%). De Provincie Oost-Vlaanderen zal een participatie van 13 miljoen euro nemen in het Havenbedrijf Gent, als kapitaalversterking met het oog op de realisatie van de nieuwe zeesluis (start constructie voorzien eind 2017, oplevering gepland in 2022).

Deze editie van de Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen is inmiddels al de negentiende in deze vorm. De publicatie is voor gemeentebesturen, sociaal-economische organisaties, studenten,… een vaak geraadpleegd naslagwerk. Vanaf dit jaar kunt u voor al uw sociaaleconomische data ook terecht op een website (provincies.incijfers.be). Deze interprovinciale website biedt, tot op gemeentelijk niveau, de meest recente cijfers aan voor de vijf Vlaamse provincies. De website is nog niet volledig ingevuld maar wel reeds online. U hoort er later in 2017 meer van.

In deze editie van de Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen is een hoofdstuk gewijd aan de energiesector. De energieproblematiek in al haar economische en maatschappelijke aspecten is de voorbij twee decennia een ‘hot item’ geworden. In het hoofdstuk wordt het economisch belang van de sector belicht. Er wordt tevens ingegaan op de uitdagingen die zich nu en in de nabije toekomst stellen. De Provincie is hierin betrokken partij, met onder meer het OostVlaams Energielandschap. Naar aanleiding van het Vlaamse project ‘Windkracht 2020’ engageert de Provincie Oost-Vlaanderen zich bijvoorbeeld om – buiten de havens – de nodige inspanningen te doen om tegen 2020 de ontwikkeling van 80 bijkomende grootschalige windturbines te faciliteren.

Geert Versnick

gedeputeerde bevoegd voor economie

Jozef Dauwe

gedeputeerde bevoegd voor middenstand

3


Terranova @ luchtfoto september 2015


deel 1

Oost-Vlaanderen in de kijker


@ Shutterstock


De conjunctuur­ Titel indicatoren in 2016-2017 Aggregaten voor het jaar 2016 Het bbp naar volume nam in 2016, na een stijging met 1,5 % in 2015, verder toe. Over het jaar als geheel kwam de groei op 1,2 % uit. In de diensten nam de toegevoegde waarde met 1,0 % toe, na een stijging met 0,8 % in 2015. Ook in de bouwnijverheid werd een groeiversnelling opgetekend: 3,6 % in 2016, tegen 3,2 % het jaar voordien. In de industrie daarentegen vertraagde het groeitempo van 4,0 % in 2015 tot 1,6 % in 2016. Wat de binnenlandse bestedingen betreft, stegen de bruto-investeringen in vaste activa in 2016 met 2,1 %. Deze toename is toe te schrijven aan de hogere investeringen van zowel de ondernemingen (+0,9 %), de overheid (+2,6 %) als de huishoudens (+5,4 %). De consumptieve bestedingen van de huishoudens hadden in 2016 een positieve invloed op de economische bedrijvigheid, aangezien ze met 0,7 % toenamen. Ook de overheidsconsumptie liet in 2016 een stijging optekenen (+0,2 %). Door deze positieve groeicijfers steeg de binnenlandse vraag (zonder de voorraden) met 0,9 %. Over het hele jaar 2016 viel de stijging van het uitvoervolume (+6,1 %) groter uit dan die van de invoer (+5,3 %). Bijgevolg leverde de netto-uitvoer van goederen en diensten een positieve bijdrage van 0,8 procentpunt aan de groei. Tabel A.1: Evolutie bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak (België, 2012-2016) Rekening Prijstype en eenheid Periode Indicator

Bedrijfstak

Bruto binnenlands product

Totale economie

Totale economie

Landbouw en bosbouw en visserij

Bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak

Bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak

In miljoenen kettingeuro’s (referentiejaar 2014)

Veranderingspercentage tov vorige jaar

2012

2013

2014

2015

2016

394.552 394.287 400.805 406.818 411.859 3.046

2.603

2.565

2.912

2012

2013

2014

2015

2016

0,1

-0,1

1,7

1,5

1,2

2.886

-0,8

-14,6

-1,4

13,5

-0,9

Nijverheid en energie

56.560

56.912

59.107

61.471

62.465

-1,5

0,6

3,9

4

1,6

Bouwnijverheid

19.760

19.431

19.716

20.343

21.086

0,8

-1,7

1,5

3,2

3,6

Handel en vervoer en horeca

71.685

70.146

70.711

71.124

71.537

-0,8

-2,1

0,8

0,6

0,6

Informatie en communicatie

15.163

14.588

14.606

15.084

15.677

1,8

-3,8

0,1

3,3

3,9

Financiële dienstverlening

22.909

22.774

22.883

22.834

22.582

4,7

-0,6

0,5

-0,2

-1,1

Verhuur en handel van onroerend goed

30.684

30.448

30.442

30.707

31.047

0,3

-0,8

0

0,9

1,1

Zakelijke dienstverlening

45.545

47.326

48.937

50.288

52.072

-3,1

3,9

3,4

2,8

3,5

Overheid en onderwijs

51.944

52.661

53.845

53.841

53.912

1,1

1,4

2,2

0

0,1

Gezondheids- en welzijnszorg

27.751

27.593

27.464

27.285

27.153

3,7

-0,6

-0,5

-0,7

-0,5

8.171

8.186

8.201

8.190

8.091

2

0,2

0,2

-0,1

-1,2

41.457

41.702

42.328

42.741

43.382

0,6

0,6

1,5

1

1,5

Cultuur en recreatie/ overige diensten Productgebonden Totale economie belastingen min subsidies Bron: NBB, eigen berekeningen

7


De werkgelegenheid nam in 2016 met gemiddeld 59.500 personen toe, terwijl ze in 2015 met ongeveer 42.100 personen was gestegen. De matige groei van de twee voorgaande jaren verzwakte in 2016 nog licht als gevolg van een relatief krachteloos jaarbegin. Op jaarbasis steeg het bbp met 1,2% naar volume. Niettemin bleek de economische expansie, die de twee voorgaande jaren rond 1,5% had geschommeld, vrij robuust te zijn. De groei blijkt ook steeds meer banen te creëren. Het gaat daarbij om een normaal patroon tijdens een rijpere fase van economisch herstel. De stijgende arbeidsintensiteit van de groei kan evenwel niet los worden gezien van het beleid inzake loonmatiging en lastenverminderingen dat tijdens de afgelopen jaren werd gelanceerd en recentelijk is aangescherpt, en van de structurele hervormingen van de laatste jaren. Daardoor werd zowel de vraag naar als het effectieve aanbod van arbeid ondersteund. De sterke werkgelegenheidscreatie maakt de economie weerbaarder want ze verbreedt de fundamenten van de binnenlandse vraag. Die weerbaarheid werd in 2016 op de proef gesteld, om te beginnen door de terroristische aanslagen. Na de eerste aanslagen in het najaar van 2015 in Parijs, werden ook in België strenge veiligheidsmaatregelen genomen. Op 22  maart

2016 werd België zelf getroffen. De weerslag van die aanslagen was vooral voelbaar in het toerisme en bij de zakenreizen, en in de horeca. In juni deed de onverwachte uitslag van het zogenoemde brexit-referendum in het Verenigd Koninkrijk de beleidsonzekerheid sterk toenemen. Vervolgens kwam er in het najaar een golf van negatief bedrijfseconomisch nieuws dat in de media uitvoerig werd belicht. Dit leidde in de herfst tot een aanzienlijke, weliswaar tijdelijke inzinking van het consumentenvertrouwen, vooral door de forse toename van de werkloosheidsverwachtingen en de verzwakking van de algemene economische vooruitzichten. Het economisch herstel bleek echter stevig verankerd. De diverse schokken hebben kennelijk slechts beperkte gevolgen gehad voor de groei. Omdat de traditionele gedetailleerde reeksen over bruto binnenlands product, bruto toegevoegde waarde, investeringen, export en dergelijke op dit moment nog niet beschikbaar zijn voor 2016 wordt hier in eerste instantie gebruik gemaakt van conjunctuurenquêtes langs de aanbodzijde (producentenvertrouwen) en vraagzijde (consumentenvertrouwen).

Figuur A.1: Evolutie bbp en werkgelegenheid (België, 2000-2016)

2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 2000-2007

2008-2013

bbp werkgelegenheid (r = raming)

Bronnen: INR, NBB.

8

2014

2015

2016 r


De aanbodzijde De conjunctuurindicator langs de aanbodzijde is de conjunctuurenquête van de Nationale Bank van België (NBB) die gebaseerd is op een maandelijkse enquête bij meer dan 5.000 bedrijfsleiders over België en het producentenvertrouwen meet. Een negatief cijfer wil zeggen dat het aantal pessimistische ondernemers groter is dan het aantal optimistische, en omgekeerd. Maar aangezien er een systematische pessimistische vertekening is, is de evolutie van de indicator belangrijker dan de precieze stand. De conjunctuurindicator van de NBB wordt een maand na de enquête bekendgemaakt. Hij is een licht voorlopende indicator – maximaal drie maanden – die het vertrouwen van de ondernemers weergeeft. Het meest wordt de synthetische conjunctuurindicator gevolgd, die de evolutie en verwachte evolutie van de productie, bestellingen, werkgelegenheid, voorraden en prijzen van de hele economie weerspiegelt. Daarnaast berekent de NBB ook een afgevlakte indicator die de fundamentele economische tendens weergeeft.

Voorts berekent de NBB ook deelindicatoren voor de verwerkende nijverheid, handel en bouwnijverheid en de dienstverlening aan bedrijven. De gezamenlijke conjunctuurcurve is een synthese van de vier genoemde deelindicatoren. Onderstaande figuur A.2 geeft de deelconjunctuurcurves weer voor Oost-Vlaanderen tot februari 2017.   Verwerkende nijverheid In de verwerkende nijverheid is het ondernemersvertrouwen, na twee opeenvolgende stijgingen, in februari 2017 opnieuw verslechterd. Die achteruitgang is vooral te wijten aan een ongunstiger beoordeling van de gezamenlijke orderpositie en van het voorraadniveau. Voor deze laatste werd de positievere beoordeling in de vorige maand volledig ongedaan werd gemaakt. In tegenstelling hiermee werden de vraagverwachtingen voor de tweede maand op rij positiever ingeschat.

Figuur A.2: Conjunctuurcurves Oost-Vlaanderen (2012-2017) VERWERKENDE NIJVERHEID 0

DIENSTVERLENING AAN BEDRIJVEN 20

RS975P41

-2

RS296P41

15

-4 10

-6 -8

5

-10

0

-12 -5

-14 -16

2012

2013

2014

2015

2016

2017

-10

2012

2013

BOUWNIJVERHEID 20

2014

2015

2016

2017

2016

2017

HANDEL 0

RS707P41

15

RS916P41

-5

10

-10

5

-15

0 -20

-5

-25

-10

-30

-15 -20

2012

2013

2014

2015

2016

2017

-35

2012

2013

2014

2015

Bron: NBB

9


De werkgelegenheidsvooruitzichten tenslotte zijn, na de optimistischere prognose vorige maand, opnieuw enigszins neerwaarts georiënteerd. Het ondernemersklimaat is aanzienlijk verslechterd in de ijzer- en staalnijverheid en verder ook, zij het in mindere mate, in de productie van bouwmaterialen, de textielnijverheid, de papier- en kartonnijverheid, de non-ferronijverheid, de technologische nijverheid en de chemische nijverheid. Daartegenover verbeterde de conjunctuur beduidend in de houtverwerkende nijverheid en, op beperkte schaal, in de voedingsindustrie, de kunststofnijverheid en de grafische bedrijven. De positieve vraagvooruitzichten weerspiegelen zich in de tendens van de investeringsvooruitzichten (+24,8 % verandering voor 2017) en in de bezettingsgraad (81%) in bovenstaande figuur A.3. Dit is evenwel een synthetische curve en dus een samenvatting voor de verschillende subbedrijfstakken .   Dienstverlening aan bedrijven In de dienstverlening aan bedrijven is het ondernemersvertrouwen, na vier opeenvolgende verbeteringen, in februari 2017 gestabiliseerd. De gunstigere beoordeling van de recente bedrijfsactiviteit werd grotendeels tenietgedaan

door pessimistischere vooruitzichten. Daarnaast werden ook de marktvooruitzichten opnieuw ietwat minder rooskleurig ingeschat zij het in zeer geringe mate. De bedrijfsactiviteit zou toenemen in de verhuurdiensten, het vervoer en aanverwante activiteiten, de informaticabranche en, in geringe mate, in de overige zakelijke diensten. De werkgelegenheid zou globaal genomen afnemen. In de overige zakelijke diensten en de informaticabranche zou minder personeel worden ingezet; in de verhuurdiensten en, in beperkte mate; in het vervoer en aanverwante diensten wordt daarentegen een stijging van de werkgelegenheid voorzien.  Handel Na twee merkelijke dalingen op rij leefde het handelsklimaat in februari 2017 op. Dit herstel werd vrijwel integraal geschraagd door aanzienlijk optimistischere verwachtingen met betrekking tot de werkgelegenheid. De vraagvooruitzichten zijn quasi ongewijzigd gebleven terwijl de intenties tot het plaatsen van bestellingen bij de leveranciers in dalende lijn blijven gaan. De werkgelegenheidsperspectieven zijn, na de scherpe terugval in januari 2017, sterk opwaarts gericht. De vraagvooruitzichten zijn zeer licht verbeterd.

Figuur A.3: V erwerkende nijverheid in Oost-Vlaanderen: productiecapaciteit en investeringen (2007-2017) 30

87 85

20

83 81

10

79

0

+4,8

+24,0

-10

71 69 2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Bezettingsgraad van het productievermogen in percent (rechterschaal) Jaarlijks veranderingspercentage investeringen in lopende prijzen (linkerschaal) Vooruitzichten, procentuele verandering (linkerschaal) Bron: NBB.

10

75 73

-20 -30

77

67


Bouw In de bouwnijverheid is het ondernemingsklimaat voor de derde keer op rij verbeterd. Na drie opeenvolgende stijgingen is het aantal nieuwe orders afgelopen maand gedaald. Het totale orderbestand werd niettemin licht positiever beoordeeld voor deze periode van het jaar.  Woongebouwen In de sector van de woongebouwen is de indicator licht gestegen. De activiteit nam af en er werd minder personeel ingezet. Het beschikbare materieel werd evenwel meer benut dan in januari 2017. Hoewel het aantal nieuw ontvangen orders afnam, werd het gezamenlijke orderbestand toch gunstiger beschouwd voor het seizoen. De werkgelegenheidsperspectieven zijn verder verbeterd. Daarnaast zijn de vraagvooruitzichten sterk opwaarts gericht.  Niet-woongebouwen In de sector van de niet-woongebouwen is de indicator licht gedaald. De activiteit wijzigde nauwelijks maar er werd meer materieel aangewend. Er werd echter beduidend minder mankracht ingezet. Het aantal ontvangen orders nam licht af; het totale orderbestand werd ietwat slechter beoordeeld. De werkgelegenheidsvooruitzichten en de vooruitzichten met betrekking tot de prijsoffertes zijn neerwaarts georiënteerd.

Tot slot toont figuur A.4 de vooruitzichten van de werkgelegenheid in drie grote sectoren.

Trimestriële enquête bij de ondernemingen naar de kredietvoorwaarden Sedert februari 2014 publiceert de Nationale Bank van België (NBB) een indicator in het kader van de driemaandelijkse enquête naar de kredietvoorwaarden die ze houdt bij de ondernemingen. Deze indicator inzake de ‘perceptie van de kredietbelemmering’ geeft het percentage ongunstige interpretaties van de huidige kredietvoorwaarden door de ondernemingen weer. Wat zijn statistische eigenschappen betreft, blijkt deze indicator interessanter dan een indicator die het percentage gunstige interpretaties of het saldo tussen gunstige en ongunstige beoordelingen zou weergeven. De indicator is bovendien gemakkelijk te interpreteren, want een stijging ervan impliceert dat de ondernemingen oordelen dat de kredietvoorwaarden zijn verstrakt, en omgekeerd. Tot slot volgt de indicator dezelfde benadering als die van de ‘credit constraint indicator’ die sinds 2003 maandelijks door het Duitse instituut voor economisch onderzoek IFO wordt gepubliceerd. De perceptie van de kredietbelemmering is in januari verbeterd. Uit de in januari 2017 gehouden kwartaalenquête naar de beoordeling van de kredietvoorwaarden blijkt dat de algemene voorwaarden voor de toegang tot bankkrediet volgens

Figuur A.4: Vooruitzichten van de werkgelegenheid per sector (2007-2017) brutogegevens

40 30 20 10 0 -10 -20 -30 -40

2007

2008

2009

2010

Verwerkende nijverheid

2011

2012

2013

Bouwnijverheid

2014

2015

2016

2017

Diensten aan bedrijven

Bron: NBB.

11


de ondernemingen versoepeld zijn ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Zo is de globale indicator betreffende de perceptie van de kredietbelemmering teruggelopen van 7,2% in oktober 2016 tot 6,1% in januari 2017, een historisch laag peil. De kredietvoorwaarden werden als minder restrictief beoordeeld in de drie bevraagde bedrijfstakken, maar vooral in de diensten aan ondernemingen (van 9,1 tot 7,1%). De daling was gematigder in de bouwnijverheid (van 7 tot 6,5%) en in de verwerkende nijverheid (van 5,2 tot 4,9%), waar de indicator zich sinds het tweede kwartaal van 2016 lijkt te stabiliseren. De opsplitsing naar ondernemingsgrootte wijst uit dat de voorwaarden voor het verstrekken van bancair krediet versoepeld zijn voor kleine ondernemingen, na een verstrakking tijdens het voorgaande kwartaal. Voorts maakten de middelgrote en grote ondernemingen opnieuw gewag van minder strakke kredietvoorwaarden. Alleen de zeer grote ondernemingen waren van oordeel dat de kredietvoorwaarden werden aangescherpt.

De vraagzijde Langs de vraagzijde wordt de economie gemeten via het consumentenvertrouwen. De index van het consumentenvertrouwen is een instrument waarmee men de particuliere consumptie probeert te voorspellen aan de hand van enquêtes. De vragen uit de enquête zijn onderverdeeld in vijf categorieën: (1) de financiële situatie van huishoudens; (2) vooruitzichten voor de financiële situatie van de huishoudens; (3) de huidige algemene economische

situatie; (4) vooruitzichten voor de algemene economische situatie; (5) de neiging om duurzame aankopen te doen. De vragen slaan op een periode van een jaar. Voor elke vraag berekent men tegenover het totaal van het aantal deelnemers het percentage van consumenten dat een verbetering heeft vermeld (positieve antwoorden), het percentage van consumenten dat een verslechting heeft gemeld (negatieve antwoorden) en het percentage van consumenten dat een status-quo heeft opgegeven. Voor de berekening van die percentages worden de antwoorden niet gewogen en het verschil tussen de percentages “positieve” en “negatieve” vormt het saldo (het antwoord) op de vraag. De consumptie van de huishoudens steeg in 2016 in reële termen met 0,7%, dat is 0,4 procentpunt minder dan in 2015, maar wel vergelijkbaar met de jaren tevoren. Deze relatief zwakke consumptiecijfers worden weerspiegeld in onder meer de omzet in de kleinhandel die, na de historische piek omstreeks medio 2015, snel terugliep tot het niveau van 2010, in de nasleep van de grote recessie. Ook het tegenvallende toerisme en de geringe uitgaven voor recreatie en horeca na de aanslagen in Parijs en Brussel hadden daar ongetwijfeld een impact op. Ondanks de weinig dynamische consumptiecijfers wijzen de vertrouwensindicatoren mogelijk op een vrij standvastig onderliggend vertrouwen in de langetermijnvooruitzichten ten aanzien van het gezinsinkomen. De maandelijkse indicator van het consumentenvertrouwen vertoonde in de loop

Figuur A.5: Perceptie van de kredietbelemmering (2005-2017)

60 50 40 30 20 10

2005

2006 2007 2008

0

Klein 1 2

Bron: NBB.

12

2009

2010 Middelgroot

2011

2012 Groot

2013

2014

Zeer groot

Percentage bedrijven dat de huidige kredietvoorwaarden als belemmerend percipieert. Klein = 1-49 werknemers; middelgroot = 50-249 werknemers; groot = 250-499 werknemers; zeer groot = 500 werknemers of meer.

2015

2016

2017


Figuur A.6: Consumentenvertrouwen en private consumptie (2007-2017) 20

4

10

3

0

2

-10

1

-20

0

-30

-1

-40

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

-2

2017

Veranderingspercentages private consumptie in volume t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar (rechterschaal) Indicator consumentenvertrouwen – België Bron: NBB.

van 2016 immers een vrij volatiel verloop, maar na iedere daling werd ook telkens weer een krachtig herstel opgetekend. Een opvallend voorbeeld daarvan was de deelindicator betreffende de werkloosheidsverwachtingen, die in het najaar piekte, meer bepaald toen een golf negatief

bedrijfseconomisch nieuws uitvoerig in de media kwam. De weerbaarheid van het vertrouwen komt ook tot uiting in de deelindicator die de geschiktheid beoordeelt van het huidige tijdstip om duurzame aankopen te verrichten. Sinds de grote recessie heeft die indicator zich gestaag hersteld.

Figuur A.7: Consumentenvertrouwen (meting februari 2017) Economische situatie in België

Werkloosheid in België¹

40

80

20

60

0

40

-20

20

-40

0

-60

2012

2013

2014

2015

2016

2017

-20

2012

Financiële situatie van de gezinnen 20

10

10

0

0

-10

-10

1

2012

2013

2014

2015

2016

2014

2015

2016

2017

Sparen door de gezinnen

20

-20

2013

2017

-20

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Wat de werkloosheidsvooruitzichten betreft, wijst een stijging op een minder gunstige ontwikkeling en een daling op een gunsterige ontwikkeling.

Bron: NBB

13


In de eerste helft van 2016 bereikte hij een voorlopige piek. Dat zoiets eveneens tot een effectieve toename van de consumptie leidt, blijkt bijvoorbeeld uit de in 2016 oplopende inschrijvingen van nieuwe wagens.

Inflatie De inflatie is de monetaire waardevermindering door de loon- en prijsspiraal ten gevolge van het voortdurend toenemen van lonen en prijzen door hun wederzijdse beïnvloeding. Een inflatie van twee of drie procent is een normale inflatie. Als de lonen gelijk met de inflatie stijgen dan blijft de koopkracht dezelfde. De inflatie wordt gemeten aan de hand van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het indexcijfer van de consumptieprijzen geeft het verloop weer van het prijspeil van een goederen- en dienstenpakket dat representatief is voor de uitgaven van de gezinnen. Dit indexcijfer wordt maandelijks bepaald aan de hand van de waarde van een ‘korf’ met de belangrijkste consumptiegoederen en diensten. Het verloop van de indexcijfers toont de evolutie van de levensduurte voor de gezinnen. Uit het indexcijfer van de consumptieprijzen, dat rekening houdt met het prijsverloop van alle goederen en diensten, wordt nog een ander indexcijfer afgeleid, het zogenaamde gezondheidsindexcijfer. Dit cijfer houdt geen rekening met de prijs van tabaksproducten, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel.

Restaurant- en cafébezoek, telecom en culturele diensten zorgen er in grote mate voor dat de prijsstijging van diensten in België hoger ligt dan in de belangrijkste buurlanden. Die diensteninflatie verklaart voor bijna de helft het totale inflatieverschil met Nederland, Frankrijk en Duitsland. In de periode 2008-2016 kwam de totale inflatie in België uit op 1,5% tegenover 1,1% in de drie grote buurlanden. Het verschil kan volgens een studie uitgevoerd door een werkgroep met de NBB, het Planbureau, het Prijsobservatorium en de FOD Economie voor 45 procent verklaard worden door de diensteninflatie. Het verschil in diensteninflatie wordt voor twee derde verklaard door een snellere prijsstijging bij de restaurants en cafés (39%), door de telecom (16%) – waar de prijzen minder snel daalden dan in de buurlanden – en door culturele diensten (12%). Maar ook overheidsmaatregelen hadden een aanzienlijke impact op de diensteninflatie. In 2016 leverde de stijging van het inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs in Vlaanderen (0,6% van de consumptiekorf van de gezinnen) tot en met september een belangrijke bijdrage van 0,4 procentpunt tot de diensteninflatie. De accijnsverhogingen op alcohol en de invoering van de zogenoemde gezondheidstaks op frisdranken,

Figuur A.8: Inflatie (2007-2017)

6% 5%

Inflatie (%)

4%

4.49% 3,53%

3% 2%

1.82%

2,09%

2,19%

-0.05%

2.47%

1,03%

1,11%

1% 0%

2.97%

2,84%

0,34%

-1% 01/2007 05/2007 09/2007 01/2008 05/2008 09/2008 01/2009 05/2009 09/2009 01/2010 05/2010 09/2010 01/2011 05/2011 09/2011 01/2012 05/2012 09/2012 01/2013 05/2013 09/2013 01/2014 05/2014 09/2014 01/2015 05/2015 09/2015 01/2016 05/2016 09/2016 01/2017

-2%

Consumptieprijsindex (CPI) Bron: NBB.

14

Gezondheidsindex

Jaargemiddelde CPI


Figuur A.9: Diensteninflatie (2010-2016)

3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

België p.m. België – diensteninflatie ongerekend overheidsbeslissingen Eurogebied Drie buurlanden (NL – F – D) Bron: NBB.

maatregelen die werden genomen in het kader van de taxshift, hebben de prijsstijgingen in cafés en restaurants nog verder opgevoerd tot 3,2%, tegen 2,7% in 2015. Hoogstwaarschijnlijk stegen de prijzen in de horeca ook door de verplichting om vanaf januari 2016 een witte kassa te gebruiken, maar de impact van deze laatste maatregel kan moeilijk worden afgezonderd van andere prijsaanpassingen. Ook andere componenten dan de diensteninflatie werden beïnvloed door maatregelen. Om de nadelige gevolgen van de taxshift voor de overheidsbegroting op te vangen, werden een aantal compenserende maatregelen getroffen. Deze hebben sinds eind 2015 bijgedragen aan de opflakkering van de inflatie. Ten eerste werden in november 2015 de accijnzen op alcohol aanzienlijk opgetrokken. Vanaf diezelfde maand werden via het kliksysteem ook de accijnzen op diesel geleidelijk aan verhoogd. Tegelijkertijd werden de accijnzen op benzine verlaagd, zij het in mindere mate. In januari 2016 werden de accijnzen op tabak opgetrokken en werd de gezondheidstaks ingevoerd. Tot slot werd de btw op elektriciteit in september 2015 opnieuw op 21% gebracht, nadat deze in april 2014 tot 6% was verlaagd. Andere maatregelen deden de energieprijzen, en meer bepaald de prijs van elektriciteit, sterk toenemen. Zo werden alle intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, ook deze verantwoordelijk voor de distributie van elektriciteit en gas, vanaf medio 2015 onderworpen aan de

vennootschapsbelasting, wat in grote mate tot uiting kwam in de energieprijzen. Toen werd in Vlaanderen ook het ‘prosumententarief’ ingevoerd, waardoor consumenten die zelf een deel van hun eigen (groene) elektriciteit produceren, een vergoeding moeten betalen voor het gebruik van het elektriciteitsnetwerk. Vervolgens werd in maart 2016 de energiebijdrage in Vlaanderen aanzienlijk verhoogd, van ongeveer 3 tot 100 euro per jaar voor een gemiddeld gezin. Tot slot werd in Vlaanderen het gratis basispakket elektriciteit afgeschaft, wat vanaf mei 2016 zichtbaar werd in de index. De onderstaande inflatievooruitzichten van maart 2017 tot december 2017 die door het Federaal Planbureau werden opgesteld, zijn gebaseerd op observaties tot februari 2017 van de FOD Economie. Die vooruitzichten houden rekening met termijnmarktnoteringen van 1 maart 2017. De olieprijs zou gemiddeld 56 dollar per vat bedragen in 2017. De wisselkoers van de euro zou uitkomen op gemiddeld 1,06 dollar per euro in 2017. Op basis van die maandvooruitzichten zou de gemiddelde jaarinflatie (nationaal indexcijfer der consumptieprijzen, NICP) in 2017 op 2,2% uitkomen, tegenover 1,97% in 2016 en 0,56% in 2015. De groeivoet van de zogenaamde gezondheidsindex – die onder meer gebruikt wordt bij de berekening van de indexering van lonen, sociale uitkeringen en

15


Figuur A.10: Inflatievooruitzichten (2017-2018)

Bron: NBB.

huurprijzen – zou in 2017 gemiddeld 1,9% bedragen, tegenover 2,09% in 2016 en 1,05% in 2015. In mei 2016 werd de spilindex voor de overheidswedden en sociale uitkeringen het laatst overschreden. Overeenkomstig de maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex zou de volgende overschrijding van de spilindex door de afgevlakte gezondheidsindex plaatsvinden in mei 2017. Als gevolg daarvan zouden de sociale uitkeringen in juni 2017 en de wedden van het overheidspersoneel in juli 2017 met 2% aangepast worden aan de gestegen levensduurte.

Falingen, stopzettingen en oprichtingen Over het hele jaar 2016 telt Graydon 10.066 bedrijven die de boeken neerlegden, of 5,1% minder dan in 2015 waar werd geëindigd met 10.605 falingen. Op die manier noteerde men het laagste aantal faillissementen sinds zes jaar: we moeten inderdaad naar het jaar 2010 terug (9.939 uitspraken) om een kleiner jaartotaal terug te vinden. Toch moet het dalende jaarcijfer sterk worden genuanceerd. De daling in 2016 is vooral op conto te schrijven van de eerste zeven maanden van het jaar. Tot einde juli noteerde men – op de meimaand na – systematisch en maand na maand belangrijke dalingen ten opzichte van dezelfde maanden in 2015. Vanaf augustus (+20,1%) echter wijzigde de trend fundamenteel en werden we systematisch geconfronteerd met nieuwe stijgingen in de faillissementscijfers. In september noteerden we een stijging ten opzichte van september 2015 met +16,6%, in oktober werd die +16,8%, in november +3,3%. In december zien we opnieuw een daling.

16

Evolutie op regionaal niveau Bekijken we de jaartotalen dan zien we binnen het Vlaamse Gewest een stijging van het aantal faillissementen met +0,5% (van 5.363 in 2015 naar 5.389 in 2016). Opvallend hierbij is de sterke stijging van het aantal faillissementen binnen OostVlaanderen (+16,0%), de lichte stijging binnen de provincie Antwerpen (+0,3%) maar eveneens de sterke daling van het aantal faillissementen binnen de provincie Limburg (-14,0%).   Evolutie faillissementen naar leeftijd Zeker sedert de bancaire crisis van 2011 zien we naar verhouding steeds meer oudere bedrijven over de kop gaan. Daar waar we voor de crisisjaren nog ongeveer 7% à 8% faillissementen noteerden bij bedrijven die meer dan 25 jaar oud waren, is dit percentage systematisch gestegen. In 2015 noteerden we hier binnen het totale aantal faillissementen een groep van ruim 13% die meer dan een kwarteeuw oud is bij faillissement. Dit cijfer is tijdens 2016 nog verder toegenomen tot iets meer dan 14%. Hoewel deze tendens in de drie regio’s licht stijgend is, zien we vooral in Vlaanderen een belangrijke evolutie terzake: 17,4% van de sinds januari failliet verklaarde ondernemingen is er ouder dan 25 jaar tegen 12,1% in Wallonië. In Brussel is het aandeel van oude ondernemingen beduidend kleiner met 7,6%. De startende ondernemingen (jonger dan 5 jaar) bereiken een aandeel van ongeveer een derde van het aantal faillissementen. In crisisjaren 2009-2010 moest bijna 4 op 10 van de nieuwe ondernemingen binnen de 5 jaar opnieuw de deuren sluiten, dat cijfer is de laatste jaren teruggelopen tot ongeveer 34% of ruim 1 op 3 in 2015 en 2016.


Tabel A.2: Falingen in provincies en gewesten (2005-2016) PROVINCIES

2005

2006

2007

West-Vlaanderen

682

606

649

711

879

821

832

Oost-Vlaanderen

846

789

851

940

997

1.094

1.071

Antwerpen

2008

2009

2010

2011

2012

2015

2016

vs 2015

% vs 2015

2013

2014

902

1.011

1.030

863

836

-27

-3,13%

1.257

1.344

1.070

1.063

1.233

170

15,99%

1.618

1.473

1.658

1.557

1.860

2.020

1.915

2.154

2.279

2.174

2.031

2.036

5

0,25%

Limburg

461

497

448

499

578

696

749

777

866

790

798

686

-112

-14,04%

Vlaams-Brabant

488

473

405

513

605

564

586

675

660

632

608

598

-10

-1,64%

Waals-Brabant

332

268

274

299

340

345

359

408

452

416

380

331

-49

-12,89%

Henegouwen

749

700

830

915

1.030

994

1.106

1.072

1.182

1.161

1.029

813

-216

-20,99%

Luik

803

766

704

787

872

901

953

995

1.175

1.128

1.041

930

-111

-10,66%

Luxemburg

137

136

117

110

120

144

161

146

199

172

157

147

-10

-6,37%

Namen

304

329

300

305

368

379

428

374

401

447

407

373

-34

-8,35%

TOTAAL

6.420

603

6.146

6.636

7.649

7.958

8.160

8.760

9.569

9.020

8.377

7.983

-394

-4,70%

GEWESTEN Vlaanderen

4.095

3.038

3.921

4.220

4.919

5.195

5.153

5.765

6.160

5.696

5.363

5.389

26

0,48%

Wallonië

2.325

2.199

2.225

2.416

2.730

2.763

3.007

2.995

3.409

3.324

3.014

2.594

-420

-13,93%

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

1.481

1.615

1.546

1.879

1.846

1.971

2.336

2.266

2.666

2.219

2.172

2.012

-160

-7,37%

TOTAAL

7.901

7.652

7.692

8.515

9.495

9.929 10.496 11.026 12.235 11.239 10.549

9.995

-554

-5,25%

1

5

5

3

9

71

19

36,54%

7.902

7.657

7.697

8.518

9.504

9.939 10.519 11.052 12.279 11.289 10.601 10.066

-535

-5,05%

Buitenlands of zonder gekend adres in België TOTAAL

10

23

26

44

50

52

Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor

Evolutie faillissementen sectoraal Daar waar nochtans in de meeste sectoren het aantal faillissementen daalt, zien we stijgingen van het aantal faillissementen binnen de horeca. Op federaal niveau gingen in 2016 1.988 horecazaken over de kop, dat zijn er 74 meer (+4,3%) dan in 2015. Verhoudingsgewijs zien we dat nu 19,8% van alle faillissementen horecazaken zijn: het hoogste cijfer ooit. In 2016 gingen er binnen de horeca 3.627 jobs verloren als direct gevolg van het faillissement: een stijging ten opzichte van 2015 met +12,9%. Opvallend hierbij is de bijzonder grote toename van het aantal failliete horecazaken in West-Vlaanderen. Binnen deze provincie noteerden we het afgelopen jaar 224 horecazaken die over de kop gingen: ten opzichte van 2015 betekent dit een stijging met 42,7%. Van alle faillissementen in West-Vlaanderen was in 2016 26,8% een horecazaak (in 2015 was dat slechts 17,6%). Deze evolutie is duidelijk sedert april 2016 ingezet en kan begrepen worden als een direct gevolg van het invoeren van de witte kassa. Bovendien gaat het om beduidend grotere zaken: het jobverlies als gevolg van het faillissement van de horecazaak steeg van 250 jobs in 2015 naar 445 in 2016 (+78%). In Oost-Vlaanderen was die stijging iets minder spectaculair: 213 horecabedrijven gingen in faling met een verlies van 377 jobs, wat toch ook op falingen van grotere zaken wijst.

Faillissementen en banenverlies Tijdens 2016 is het jobverlies als gevolg van het faillissement van de werkgever voor het vierde jaar op rij afgenomen. Afgelopen jaar kwamen 20.708 jobs op de tocht te staan door problemen bij de werkgever. Vorig jaar werden er nog 23.050 geteld. Het is zelfs al van 2008 geleden dat er nog minder dan 23.000 banen op jaarbasis rechtstreeks verloren gingen door het in faling gaan van ondernemingen. De sterkste absolute toename van bedreigde jobs liet zich voelen binnen de horeca waar afgelopen jaar 3.627 vaste betrekkingen in gevaar kwamen, een stijging van 406 eenheden of +12,6%. Ook binnen de sectoren van handelsbemiddeling, sport en recreatie maar ook de drukkerijen, media en uitgeverijen kwamen naar verhouding meer jobs op de tocht ten opzichte van 2015. De bouwsector, als een van de grootste sectoren en belangrijkste werkverschaffers in het land, blijft met 4.053 jobs de rangschikking aanvoeren. Belangrijk om vast te stellen is de consequente daling, voor het 4e jaar op rij, dit jaar nam het aantal bedreigde jobs af met bijna -15%. Op 4 jaar tijd gaat het om bijna -28% minder verloren jobs. Voor Oost-Vlaanderen is de situatie identiek: de horeca telt een banenverlies van 377, de bouwsector zelfs 680 en de detailhandel noteert een verlies van 200 jobs. In totaal gaat het in Oost-Vlaanderen om een verlies van 2.557 jobs wat 584 of 29% meer was dan in 2015.

17


Tabel A.3 : Falingen en jobverlies Jobverlies Oost-Vlaanderen

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2014

2015

2016

’16 vs ’17

Totaal

1.727

1.539

1.394

2.013

2.218

2.295

2.165

3.001 3.066 1.986

1.973

2.557

584

29,6%

159

164

209

201

342

243

237

234

383

243

241

377

136

56,4%

0

0

3

92

0

4

0

36

1

0

4

0

-4

-100,0%

11

40

9

68

21

40

88

145

31

102

29

114

85

293,1%

Horeca Reparatie van computers en consumentenartikelen Overige persoonlijke diensten

%

Bouw

436

525

262

424

584

368

375

591

811

630

625

680

55

8,8%

Transport

117

212

62

180

228

306

233

144

338

94

130

56

-74

-56,9% 56,3%

Kleinhandel

103

40

97

116

133

188

160

182

397

119

128

200

72

Groothandel

183

191

81

234

92

127

170

159

190

148

104

199

95

91,3%

10

183

10

22

26

47

5

28

33

13

13

99

86

661,5%

6

8

27

27

39

27

27

34

30

24

48

26

-22

-45,8%

155

92

123

163

216

335

276

457

253

172

127

340

213

167,7%

0

0

0

2

2

1

0

0

1

4

0

0

0

Handelsbemiddeling Garagehouders & aanverwante sectoren Dienstverlening aan bedrijven Verzekeringen en vermogensbeheer Sport & recreatie

1

4

6

18

9

15

15

4

18

1

3

2

-1

33,3%

Immo

1

2

11

6

17

13

9

25

9

15

50

165

115

230,0%

22

19

40

21

10

21

20

33

85

0

53

7

-46

-86,8%

0

0

0

0

0

0

2

0

2

0

0

0

0 63

Land- en bosbouw Visserij en aquacultuur Voedingsindustrie

43

105

33

105

62

141

86

56

159

124

46

109

Textiel- en lederindustrie

154

49

68

81

71

44

182

500

95

11

46

52

6

13,0%

Houtindustrie

2

0

0

12

2

0

0

3

24

6

3

0

-3

-100,0%

Papierindustrie

2

0

22

0

32

0

4

2

2

2

0

21

21

111

18

69

79

47

13

22

64

47

43

5

9

4

Drukkerijen, uitgeverijen en media

137,0%

80,0%

Chemische & kunststofindustrie

3

0

18

30

170

187

114

45

26

27

2

0

-2

-100,0%

Bouwmaterialen­industrie

2

0

15

2

4

2

4

11

2

0

32

0

-32

-100,0%

Metaalindustrie

41

47

121

23

18

53

22

92

59

36

200

57

-143

71,5%

Elektrotec h niek, elektronica & computers

13

3

0

0

2

20

0

5

0

3

0

0

0

Machinebouw

66

0

5

8

31

2

0

56

1

73

1

3

2

0

0

0

6

3

2

0

3

0

0

0

0

0

Meubelindustrie

9

62

15

0

0

64

16

41

2

10

6

20

14

233,3%

Andere industrie

24

0

0

5

0

2

1

7

1

0

2

0

-2

-100,0%

Reparatie en onderhoud

8

0

15

3

12

9

1

2

4

37

2

3

1

50,0%

Energieproductie

0

2

0

0

0

0

0

0

0

1

1

0

-1

-100,0%

Water- en afvalbehandeling, sanering

0

7

0

2

16

3

0

0

0

0

2

0

-2

-100,0% -78,3%

Bouw van vervoerstuigen en componenten

Vrije beroepen (totaal)

3

3

16

21

15

10

36

0

3

32

23

5

-18

Medische beroepen

0

0

5

10

2

0

4

0

0

2

0

4

4

Juridische beroepen

0

0

2

0

0

0

2

0

0

0

0

0

0

Economische beroepen

2

3

6

4

2

1

7

4

0

2

0

0

0

Bouwtech nische beroepen

1

0

3

7

11

17

23

4

3

28

23

1

-22

Overheid & onderwijs

0

1

18

0

0

0

0

2

4

2

0

0

0

Verenigingen (vakvereni­ gingen, religieuze organisaties … )

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Andere

9

19

29

11

2

10

2

7

4

28

2

9

7

Andere activiteiten

0

0

0

40

4

10

6

14

36

34

23

0

0

33

16

10

43

25

8

90

28

26

14

0

4

-41

Onbekende activiteit

Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor

18

2013

200,0%

-95,7%

350,0% 91,1%


Bedrijven met het grootste banenverlies (top-50) 15 bedrijven die meer dan 100 personen tewerkstelden vroegen in 2016 het faillissement aan. 11 bedrijven van de top-50 bevonden zich in OostVlaanderen. Twee bedrijven hadden een banenverlies

groter dan 100, namelijk Optima Bank uit Gent (150 jobs) en Imtech Traffic uit Drongen (105 jobs). Naast falingen zijn er evenwel tal van andere redenen om de onderneming stop te zetten, zoals

Tabel A.4: Top-50 bedrijven met het grootste verlies aan jobs (België, 2016) TOP 50

NAAM BEDRIJF

DATUM

PC

GEMEENTE

VERLOREN JOBS

1

TRUVO BELGIUM

29/6/2016

2600

BERCHEM (ANTWERPEN)

540

2

ALL EVENTS

02/5/2016

4121

NEUVILLE-EN-CONDROZ

241

3

DOD

01/7/2016

1210

SINT-JOOST-TEN-NODE

229

4

MS MODE BELGIË

16/9/2016

1932

SINT-STEVENS-WOLUWE

218

5

SBH

13/12/2016

1210

SINT-JOOST-TEN-NODE

215

6

DIENSTENBEDRIJF ZUID-WEST

29/2/2016

1300

WAVRE

179

7

CHARLES VOGELE (BELGIUM)

29/11/2016

2170

MERKSEM (ANTWERPEN)

171

8

SOS CLEAN SERVICE

23/12/2016

1060

SINT-GILLIS

160

9

PROMOMED

20/10/2016

5380

FERNELMONT

157

10

KARLIE FLAMINGO

08/11/2016

2200

HERENTALS

153

11

OPTIMA BANK – OPTIMA BANQUE

15/6/2016

9000

GENT

150

12

RAAMFABRIEK VLIEGHE

04/4/2106

8500

KORTRIJK

131

13

VLM AIRLINES

22/6/2016

2100

DEURNE (ANTWERPEN)

127

14

ENGINEERING STEEL BELGIUM

27/4/2106

4100

SERAING

122

15

IMTEC TRAFFIC & INFRA

01/2/2016

9031

DRONGEN

105

16

BOUWCENTRALE MODERN

12/1/2016

9900

EEKLO

97

17

BODART ET GONAY

12/12/2016

4920

AYWAILLE

86

18

MICROFIBRES EUROPE

16/3/2016

9270

LAARNE

83

19

BESCUITS BOFIN

27/6/2016

2580

PUTTE

82

20

PROJECTWISE

22/3/2016

1831

DIEGEM

79

20

WELDIMO

11/10/2016

3960

BREE

79

22

WERKHUIZEN ROMAIN SOENEN

22/11/2016

8800

ROESELARE

78

23

NOUAD

31/10/2016

1090

JETTE

75

23

INTER PLUS BATIR

20/5/2016

6040

JUMET (CHARLEROI)

75

23

Z & Z CONSTRUCT

16/2/2016

ONBEKEND

75

23

DE WERKBRUG

29/11/2016

9000

GENT

75

23

CHAMPIGNONCULTUUR JAGERSBORG

17/3/2016

3680

MAASEIK

75

23

AUXILIUM SERVICES

02/5/2016

1050

ELSENE

75

29

MODIWEL

11/10/2016

3690

ZUTENDAAL

73

30

ALC TOURNAI

04/10/2016

7500

TOURNAI

71

31

ASTERID

15/11/2016

9810

NAZARETH

64

32

TISSAGE DE KALKEN

05/7/2016

9270

LAARNE

63

33

P.P.Z.

30/5/2016

8540

DEERLIJK

62

33

WASTE OIL SERVICES

14/1/2016

7334

SAINT-GHISLAIN

62

35

UNIFED MARKETING GROUP

18/10/2016

9880

AALTER

58

36

BAB CONSTRUCTION

24/10/2016

1190

VORST

57

37

SUNNYLAND DISTRIBUTION

21/6/2016

2300

TURNHOUT

56

37

PETILLION

06/5/2016

8900

IEPER

56

38

BE-SERVICES

09/5/2016

4031

ANGLEUR

56

40

ARO

10/6/2016

2390

MALLE

53

40

CLEAN SPACE

10/11/2016

2018

ANTWERPEN

53

40

CASTERMAN PRIN TING

13/12/2016

7500

TOURNAI

53

43

PRIMERO

24/6/2016

9080

LOCHRISTI

51

44

BOUW-AFDICHTINGSSYSTEEM

06/12/2016

2200

HERENTALS

48

45

MEFIL

30/3/2016

3680

MAASEIK

46

46

INALCO

12/1/2016

9160

LOKEREN

44

47

SD R & L

06/6/2016

1190

VORST

43

47

DH-GROUP

12/12/2016

9160

LOKEREN

43

47

TUINEN DESCAMPS

08/7/2016

8510

KORTRIJK

43

50

GATEWAY

07/4/2016

3550

HEUSDEN-ZOLDER

42

Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor

19


overlijden van de zaakvoerder, geen opvolger of andere vormen van ongedwongen vereffening. Uiteindelijk maken de falingen in 2016 slechts 13,6 % van het totaal aantal stopzettingen uit in Oost-Vlaanderen. Voor Vlaanderen ligt dit op 13,7% en voor België op 14,4%. In Oost-Vlaanderen waren er 9.029 stopzettingen in 2016, een stijging met 5,78 % tegenover het voorgaande jaar.

Een klein deel van de firma’s die ophielden met bestaan, stopten alleen juridisch. Ze zetten hun activiteiten in België verder, maar richtten daarvoor een nieuwe, buitenlandse vennootschap op. Vooral in de transport- en de bouwsector en de sector van de groot- en kleinhandel zien we dit fenomeen.

Onderstaande tabel A.5 geeft een evolutie van stopzettingen en starters over de periode 2005-2016. Vanaf november 2014 werd de belasting op de liquidatiebonus – de meerwaarde die een bedrijf gedurende zijn bestaan heeft opgebouwd – opgetrokken van 10 naar 25 procent, een belastingsverhoging van 150 procent dus. Dit zorgde voor verontwaardiging bij veel ondernemers, die de liquidatiebonus als hun pensioenspaarpot beschouwden. Uitgaande van cijfers van Graydon blijkt dat de aankondiging en de invoering van de hogere liquidatieheffing grote gevolgen heeft gehad op het aantal stopzettingen van bedrijven in ons land. Helemaal onverwacht is die toename niet. Onder die stopzettingen bevinden zich immers veel zogenaamde ‘slapende’ bedrijven, bedrijven die er de afgelopen jaren sowieso weinig of geen activiteiten op nahielden. Ook talrijk aanwezig zijn oudere bedrijfsleiders die van plan waren op korte termijn te stoppen en bedrijven met financiële problemen. Zij besloten hun activiteiten iets vroeger te staken om zo een hogere belasting te vermijden.

Na vijf jaar is nog 69,1% van de opgestarte ondernemingen actief. Concreet betekent dit dat van de 81.220 opgestarte bedrijven in 2011 er begin 2016 nog 56.587 actief zijn. 30,3% of 24.633 ondernemingen overleefden de eerste 5 jaren dus niet. Als we nog verder teruggaan tot de starters opgericht in 2005, stellen we vast dat vandaag nog 53,1% actief is. Het overlevingspercentage in Vlaanderen ligt met 70,7% iets hoger ten opzichte van Wallonië en Brussel waar het overlevingspercentage na 5 jaar voor beide 66,5% bedraagt. Een stopzetting kan het gevolg zijn van een faillissement of een schrapping bij de btw-administratie. Andere mogelijkheden zijn een ontbinding, een splitsing, een vereffening, het overlijden van de zaakvoerder of een vrijwillige stopzetting van de activiteiten. Let wel: wanneer een eenmanszaak wordt omgevormd naar een vennootschap, wordt de eenmanszaak als stopgezet beschouwd. Er wordt dan ook een nieuwe onderneming (een vennootschap) opgericht. Deze omvorming wordt niet geregistreerd in de Kruispuntbank Ondernemingen.

Tabel A.5: Evolutie oprichtingen – stopzettingen (2005 – 2016) Starters Oost-Vlaanderen

2005 8.809

evolutie vs vorig jaar Vlaanderen

39.469

evolutie vs vorig jaar België

69.349

evolutie vs vorig jaar

Stopzettingen Oost-Vlaanderen

2005 6.351

evolutie vs vorig jaar Vlaanderen

27.695

evolutie vs vorig jaar België

48.390

evolutie vs vorig jaar Bron: Graydon, eigen berekeningen

20

2006

2007

2008

2009

10.014

10.502

10.316

9.676

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

10.474

10.716

10.032

10.214

10.829

11.119

12.039

13,68%

4,87%

-1,77%

-6,20%

8,25%

2,31%

-6,38%

1,81%

6,02%

2,68%

8,27%

44.379

47.341

46.306

43.984

47.473

48.610

45.316

45.180

48.909

50.170

53.999

12,44%

6,67%

-2,19%

-5,01%

7,93%

2,40%

-6,78%

-0,30%

8,25%

2,58%

7,63%

78.030

83.555

81.020

78.764

86.072

89.217

84.836

85.585

90.116

90.899

98.863

12,52%

7,08%

-3,03%

-2,78%

9,28%

3,65%

-4,91%

0,88%

5,29%

0,87%

8,76%

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2006

6.625

6.796

7.187

7.766

8.114

8.807

7.777

8.536

9.029

-9,84% 15,70%

5.726

2,58%

5,75%

8,06%

4,48%

8,54%

2,43% -13,79%

9.021

9,76%

5,78%

25.662

28.423

29.085

31.310

34.021

35.033

38.259

39.364

36.406

37.804

39.193

-7,34%

10,76%

2,33%

7,65%

8,66%

2,97%

9,21%

2,89%

-7,51%

3,84%

3,67%

45.442

49.888

52.352

55.567

60.642

62.856

67.850

70.197

62.466

68.858

69.755

-6,09%

9,78%

4,94%

6,14%

9,13%

3,65%

7,95%

3,46% -11,01% 10,23%

1,30%


21

126

71.678

70.075

77.712

81.220

76.976

77.471

81.107

82.571

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

1.413

2.452

3.717

4.647

4.947

5.770

6.377

6

31

84

133

262

324

365

449

537

456

427

Ontbonden

Gesplitst

0

0

0

0

0

1

0

1

1

0

0

115

395

852

1.334

2.110

2.218

2.318

2.711

2.603

2.518

2.445

Sluiting van vereffing

1.946

4.834

6.879

6.556

6.908

6.931

5.416

4.421

4.550

3.503

3.280

Stopzetting activiteit

10.576

22.610

81.220

Waals Gewest

Federaal

Bronnen: Graydon, Unizo

44.879

1.603

Luxemburg

Brussels Gewest

6.985

Luik

Vlaams Gewest

7.421

3.202

Henegouwen

Namen

7.347

3.399

Vlaams-Brabant

Waals-Brabant

6.038

13.201

Limburg

Antwerpen

8.355

9.938

Oost-Vlaanderen

Aantal starters

West-Vlaanderen

Provincie

3.717

1.151

789

1.774

65

404

148

387

147

181

277

666

368

282

Failliet

262

121

40

101

2

21

9

82

7

14

13

37

21

16

Ontbonden

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Gesplitst

2.110

340

338

1.432

18

95

37

105

85

228

173

493

313

225

Sluiting van vereffing

6.908

2.160

862

3.573

118

705

305

783

249

556

487

1.026

823

681

Stopzetting activiteit

Tabel A.7: Overlevingsgraad van starters na vijf jaar (per provincie, basis = oprichting 2011)

Bron: Graydon, Unizo

2015

638

74.118

2007

6.127

5.807

59.794

68.571

Failliet

2006

Aantal starters

2005

Jaar van oprichting

Tabel A.6 : Stopzettingen en overlevingsgraad van starters naar jaar van oprichting (2005-2015)

12

5

0

7

0

3

0

0

2

1

3

3

0

0

Uitbater overleden

3

2

5

8

12

9

23

20

18

17

24

Uitbater overleden

3.654

6.616

7.851

6.674

8.787

11.250

12.099

14.617

17.265

17.898

15.129

Geschrapt bij de btwadministratie

2.837

916

346

1.566

70

271

139

330

106

269

192

518

342

245

8.787

2.903

1.158

4.705

229

964

390

991

329

783

623

1.414

1.051

834

Niet meer Geschrapt bij de onderworpen btwaan de btwadministratie administratie

0

0

1.147

3.303

2.837

1.917

1.521

1.400

1.422

1.224

930

Niet meer onderworpen aan de btwadministratie

24.633

7.596

3.533

13.158

502

2.463

1.028

2.678

925

2.032

1.768

4.157

2.918

2.283

Totaal stopzettingen

5.850

12.516

18.231

20.460

24.633

27.297

26.689

29.389

32.773

31.743

28.042

Totaal stopzettingen

69,67%

66,40%

66,59%

70,68%

68,68%

64,74%

67,90%

63,91%

72,79%

72,34%

70,72%

68,51%

70,64%

72,68%

Overlevingsgraad

92,92%

84,57%

76,47%

73,42%

69,67%

64,87%

61,91%

59,00%

55,78%

53,71%

53,10%

Overlevingsgraad


Het bedrijf wordt dus als stopgezet beschouwd, hoewel het in werkelijkheid blijft voortbestaan onder een andere juridische vorm. De reële slaagkansen van een startende onderneming liggen in werkelijkheid iets hoger dan onderstaande statistieken aangeven.

groothandel, bouw en dienstensector overleven er tussen 72% en 73,6% na 5 jaar. De laagste waarden inzake overlevingsgraad vinden we bij de horeca. Daar overleeft slechts de helft (55%) van de starters de eerste 5 jaar. Als we de tijdshorizon verlengen tot 10 jaar overleeft maar 35,7%.

In Vlaanderen is de overlevingsgraad in alle provincies min of meer gelijkaardig met een cijfer van ongeveer 70%. West-Vlaanderen en VlaamsBrabant halen de hoogste overlevingsgraad met respectievelijk 72,7% en 72,3%. In Antwerpen is de overlevingsgraad het laagst met 68,5%. In Wallonië ligt de overlevingsgraad met 66,4% iets lager in vergelijking met Vlaanderen. Enkel de provincie Waals-Brabant scoort beduidend hoger met 72,8%. De provincie waar de overlevingsgraad het laagst is in Wallonië, is Henegouwen met een cijfer van 63,9 %.

Als we op het niveau van de hoofdgroepen blijven voor Oost-Vlaanderen, zien we dat de meeste bedrijven starten in de subsector van de vrije beroepen. 16,1% van de starters in 2016 beginnen als adviesbureau qua bedrijfsbeheer, of als rechtskundig en boekhoudkundige adviseurs of als architecten- en ingenieursbureaus. Daarnaast blijven horeca (635 starters in 2016) en detailhandel (956 starters in 2016) belangrijke vernieuwers. Maar – specifiek ook voor OostVlaanderen – blijft de bouwnijverheid een belangrijke motor voor het economisch weefsel: 954 van de 1.223 oprichtingen van bouwbedrijven in Oost-Vlaanderen situeren zich in de infrastructuurwerken of in de burgerlijke bouwactiviteiten.

De hoogste overlevingsgraad sectoraal vinden we bij de vrije beroepen. Van alle starters die in deze sector 5 jaar geleden werden opgericht, is vandaag nog 85,3% actief. Ook de industrie haalt een hoge overlevingsgraad met 75,9%. Van de starters in de

Tabel A.8: Starters in Oost-Vlaanderen naar bedrijfstak (2010–2016) Starters Landbouw, bosbouw en visserij

2011

2012

2013

2014

2015

2016

% totaal

248

218

245

203

236

226

207

0

0

2

1

2

2

0

0,0%

367

437

447

449

437

426

520

4,3%

Productie en distributie van elektrici­ teit, gas, stoom en gekoelde lucht

21

17

11

5

6

14

13

0,1%

Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering

11

11

25

7

13

11

8

0,1%

Bouwnijverheid

1.212

1.241

1.124

1.050

1.124

1.169

1.223

10,2%

Groot- en detailhandel; reparatie van auto's en motorfietsen

Winning van delfstoffen Industrie

1,7%

1.270

1.338

1.215

1.260

1.376

1.428

1.580

13,1%

Vervoer en opslag

202

212

166

187

168

200

230

1,9%

Verschaffen van accommodatie en maaltijden

567

585

527

565

592

700

668

5,5%

Informatie en communicatie

625

694

622

636

569

668

726

6,0%

Financiële activiteiten en verzekeringen

365

374

305

309

352

371

510

4,2%

Exploitatie van en handel in onroerend goed

228

252

222

228

258

287

352

2,9%

1.612

1.709

1.493

1.540

1.876

1.750

1.937

16,1%

697

627

576

581

647

680

750

6,2%

7

7

5

1

1

3

7

0,1%

Onderwijs

208

228

290

252

264

345

372

3,1%

Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening

792

878

946

885

989

1.084

1.143

9,5%

Kunst, amusement en recreatie

414

421

443

504

568

621

592

4,9%

Vrije beroepen en wetenschappelijke en tech nische activiteiten Administratieve en ondersteunende diensten Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen

Overige diensten TOTAAL Nace code (nog) niet gespecifieerd TOTAAL INCL. ONBEKENDEN Bron: Graydon, eigen berekeningen

22

2010

638

638

626

644

704

780

832

6,9%

9.515

9.919

9.323

9.352

10.250

10.819

11.706

97,2%

959

797

709

862

579

300

333

2,8%

10.474

10.716

10.032

10.214

10.829

11.119

12.039

100,0%


Voor Oost-Vlaanderen is het ook interessant het belang van de gezondheidszorg – 9,5% van de starters in 2016 – te benadrukken. Onderstaande tabel die starters en stopzettingen tegenover elkaar stelt en de absolute aangroeicijfers geeft, toont duidelijk het Schumpeteriaans idee van ‘creatieve destructie’ (het proces van voortdurende

innovatie, waarbij nieuwe technologieën de oude verdringen). Hierbij is het positieve aangroeisaldo het grootst in de eerder genoemde sectoren vrije beroepen en gezondheidszorg en is er of een terugval of stagnatie in landbouw, horeca en transport.

Tabel A.9: Vergelijking starters-stoppers per bedrijfstak (2016) Aangroei starters – stoppers in 2016 naar bedrijfstak

starters 2016

stoppers

% totaal

2016

evolutie

% totaal

t.o. 2015 -107

Landbouw, bosbouw en visserij

207

1,7%

314

3,5%

Industrie

520

4,3%

355

3,9%

165

Bouwnijverheid

1.223

10,2%

1.026

11,4%

197

Groot- en detailhandel; reparatie

133

1.580

13,1%

1.447

16,0%

Vervoer en opslag

230

1,9%

200

2,2%

30

Verschaffen van accommodatie en maaltijden

668

5,5%

735

8,1%

-67

Informatie en communicatie

726

6,0%

447

5,0%

279

Financiële activiteiten en verzekeringen

510

4,2%

131

1,5%

379

Exploitatie van en handel in onroerend goed

352

2,9%

203

2,2%

149

1.937

16,1%

1.225

13,6%

712

Administratieve en ondersteunende diensten

750

6,2%

498

5,5%

252

Onderwijs

372

3,1%

147

1,6%

225 864

Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten

Menselijke gezondheidszorg en maatsch. dienstverlening

1.143

9,5%

279

3,1%

Kunst, amusement en recreatie

592

4,9%

307

3,4%

285

Overige diensten

832

6,9%

545

6,0%

287

11.706

97,2%

7.859

87,0%

3.847

333

2,8%

1.142

12,6%

-809

12.039

100,0%

9.029

100,0%

3.010

TOTAAL Nace code (nog) niet gespecifieerd TOTAAL INCL. ONBEKENDEN Bron: Graydon, eigen berekeningen

@ Shutterstock

23


@ Shutterstock


De energiesector in Oost-Vlaanderen en TitelWaasland het Inleiding – economisch belang

Energie in al haar aspecten is de voorbije twee decennia een hot item geworden. Aspecten zoals kostprijs, milieu en klimaat, internationalisering maar ook (nationale) veiligheid zorgen voor controverse en soms ingrijpende beleids­adaptatie. Volgende cijfers voor de Europese Unie stellen een aantal uitdagingen op scherp: Tabel B.1: Energie-uitdagingen voor de Europese Unie 400 miljard euro

betaalt Europa jaarlijks aan geïmporteerde energie.

94%

van al het vervoer in Europa is afhankelijk van olieproducten, waarvan 90% wordt ingevoerd.

40 miljard euro per jaar

zouden de Europese consumenten kunnen besparen met een goed geïnterconnecteerd energienet.

1.000 miljard euro

moet tussen nu en 2020 in de EU-energiesector geïnvesteerd worden.

6 EU-lidstaten

zijn afhankelijk van een enkele leverancier voor al hun gasinvoer.

129 miljard euro omzet

genereren alle Europese bedrijven die zich met hernieuwbare energie bezighouden samen.

75%

van onze huizenvoorraad is energie-inefficiënt.

Bron: Overgenomen uit MBlad, november 2016, blz.14.

Uit Eurostat-data blijkt verder dat de Belgische energie-dependentie, de mate waarin de economie afhangt van import voor het voldoen van de energievraag, ruim boven het gemiddelde ligt van de EU-28: 84,3% versus 54,1% (2015). Het economisch en maatschappelijk belang van energie kan duidelijk niet onderschat worden, zowel macroeconomisch als meso- en micro-economisch.

25


Macro-economisch Voor 2020 wordt de totale kostprijs van het Belgische energiesysteem geraamd op 16,4% van het bbp (som van investerings­uitgaven en uitgaven verbonden aan energie-aankoop).1 In Oost-Vlaanderen resulteert de productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht in 1,8% van de totale bruto toegevoegde waarde van de provinciale economie. De sector staat daarmee op de vijfde plaats van de (semi-)industriële sectoren in de provincie. In de Vlaamse context is Oost-Vlaanderen trouwens een belangrijke provincie voor de energiesector: de concentratiecoëfficiënt van de toegevoegde waarde bedraagt 1,38. Dat betekent dat het aandeel van de energieproductie in de toegevoegde waarde voor Oost-Vlaanderen 38% hoger ligt dan globaal in het Vlaams Gewest.2 De sector telt volgens de meest recente cijfers 3.700 werknemers.3 Meso-economisch Het energiegebruik per (economische) sector is onderling sterk verschillend. Op Europese en Belgische schaal bekeken stellen we voor 2015 vast dat industrie in België een opvallend hoger aandeel heeft dan in de EU-28 (figuur B.1). Dit heeft te maken met de aanwezigheid van energie-intensieve bedrijvigheid (bijvoorbeeld metaal­productie, chemie, betoncentrales). 1

Federaal Planbureau, Het Belgisch energiesysteem in 2050: Waar naartoe?, oktober 2014, blz. 65

2

Zie verder in voorliggende publicatie: tabel 14 in deel 2 (blz. 57).

3

Bron: RSZ.

Het aandeel van de transportsector ligt dan weer beduidend lager in België dan in de EU-28. Niettegenstaande België een land is met een hoge transportintensiteit, vooral als doorvoerland, blijken de hier gelokaliseerde transportbedrijven energieefficiënt te werken. Als we het energieverbruik van de Belgische industrie wat diepgaander analyseren, dan krijgen we als resultaat volgend figuur (B.2), op volgende bladzijde. De vier grootste industriële energieverbuikers hebben een gezamenlijk aandeel van ruim driekwart van het totale industrieel verbruik. Van die vier zijn de staalnijverheid en de voedingsindustrie sterk aanwezig in Oost-Vlaanderen. De vier sectoren samen creëren in onze provincie een werkgelegenheid (werknemers en zelfstandigen) van 42.000 personen. Op provinciaal niveau zijn geen globale cijfers omtrent het energieverbruik beschikbaar. Eandis en Elia, de elektriciteitsnetwerkbeheerders voor respectievelijk laagspanning en hoogspanning, stellen evenwel heel wat data omtrent het verbruik van elektriciteit open. Dat betekent dat energie die rechtstreeks (dus niet via de ‘omweg’ van elektriciteit) geproduceerd wordt met aardgas, aardolie, vaste brandstoffen en hernieuwbare bronnen niet in deze statistieken opgenomen is. Zelfs met deze beperkingen leren we toch heel wat over het energieverbruik in onze provincie. 4

4

Voor de gegevens van Eandis is dit exclusief de gemeente Zelzate. Daar is Infrax de distributienetbeheerder voor laagspanning.

Figuur B.1: Energieconsumptie in België naar grote sectoren (% totale energie­consumptie) (2015)

13%

14% 23%

25%

2% 29%

33%

Bron: Eurostat + eigen berekeningen

26

2%

34%

25%


Figuur B.2: E nergieconsumptie van de Belgische industrie (% totale energieconsumptie van de industrie) (2015)

34,9%

18,6%

12,2%

11,5%

6,0% 2,4%

2,2%

1,9%

1,8%

1,6%

Bron: Eurostat + eigen berekeningen

Uit deze figuur blijkt dat de industrie meer dan de helft van de elektriciteitsconsumptie voor haar rekening neemt (53,7%). Diensten en huishoudens verbruiken elk een vijfde van de totale consumptie. Wanneer we binnen de economische activiteiten de subsectoren analyseren, dan krijgen we

volgend beeld. De analyse beperkt zich tot de secundaire, tertiaire en quartaire sector. De ijzer- en staalnijverheid steekt torenhoog uit boven de andere bedrijfstakken: bijna een derde van het totale elektrciteitsverbruik situeert zich in deze sector. De sector beperkt zich in onze provincie tot

Figuur B.3: E lektriciteitsconsumptie naar grote sectoren in Oost-Vlaanderen (% totale elektriciteitsconsumptie) (2015) 1,3% 0,9% 20,0%

20,3%

1,2% 0,7%

1,8%

Bron: Eandis + eigen berekeningen

53,7%

27


Figuur B.4: F iguur B.4: Top-10 elektriciteitsconsumptie secundaire, tertiaire en quartiaire sector in Oost-Vlaanderen (% totale elektriciteitsconsumptie van industrie en diensten) (2015)

31,8%

12,6% 10,6%

9,8%

9,2%

8,2% 3,8%

Micro-economisch Wanneer we qua analyse afdalen tot op het niveau van een individueel bedrijf, worden de verschillen in energieverbruik en energie-efficiëntie merkelijk groter. De kloof tussen KMO’s en grote ondernemingen is daarbij opvallend. Uit onderzoek blijkt dat gemiddeld zes op de tien KMO’s geen beleid voeren op het vlak van energiebesparingen.5 Dit heeft natuurlijk te maken met het feit dat het gepercipieerde verbruik laag lijkt te liggen. Bovendien ontbreken financiële prikkels en praktische mogelijkheden voor energie-efficiëntie dikwijls, zeker in vergelijking met grote ondernemingen die beschikken over een specifiek departement. Het management van kmo’s spitst zich meestal uitsluitend toe op het produceren en verkopen van goederen of diensten. Voor de

28

3,1%

2,7%

2,7%

2,2%

Bron: Eandis + eigen berekeningen

een groot siderurgisch complex, met name ArcelorMittal in de Gentse Kanaalzone. ArcelorMittal verbruikt jaarlijks 2 miljoen MWh, zowat de helft van de hoogspanningsconsumptie in Oost-Vlaanderen. Papierfabricatie, de chemische nijverheid, handel en voeding en drank hebben elk een aandeel van ongeveer 10%.

5

3,2%

THOLLANDER, Patrick en Jenny PALM, Improving energy efficiency in industrial energy systems, Springer-Verlag, Londen, 2013, blz. 136.

overheid is het ook niet eenvoudig een kmo-gericht beleid voor stimulering van energie-efficiëntie op te zetten, gelet op de enorme diversiteit in het kmo-landschap.6 Vanuit de Europese Unie en door de Vlaamse Regering wordt recent evenwel sterk ingezet op het stimuleren van verbeteringstrajecten voor de energie-efficiëntie van kmo’s. Ook in OostVlaanderen zien we daarvan de projectmatige uitrol.   Energie-productie naar bron Wanneer we de productie bekijken achter de Vlaamse energieconsumptie, dan valt onmiddellijk op dat meer dan 70% van de energie voortkomt uit fossiele brandstoffen. Omtrent hernieuwbare energie is er voor Vlaanderen gedetailleerde informatie beschikbaar dankzij een zeer recente studie.7 In 2015 werd 6,0% van het totale energieverbruik geproduceerd uit hernieuwbare bronnen. We komen van 1,9% in 2005 (x3 dus).

6

BRÖCKL, Marika et. al., Energy efficiency in small and medium sized enterprises, Nordic Council Of Ministers, s.l., 2014, blz. 9.

7

JESPERS, Kaat et. al., Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2015, VITO, Mol, 2016, XVII + 79 blz.


Figuur B.5: E nergiedragers van het Vlaamse energiegebruik (% bruto binnenlands energiegebruik) (2014)

39,9%

24,5%

11,1% 8,0% 6,2%

6,1%

4,2%

Bron: MIRA (VMM) op basis van Energiebalans Vlaanderen (VITO) Andere = voornamelijk restbrandstoffen van de chemische industrie en het niet-hernieuwbaar deel van restafval Elektriciteit = zowel netto invoer als primair in Vlaanderen geproduceerde elektriciteit door middel van wind-, water- en zonne-energie

Vooral voor elektriciteitsproductie worden hernieuwbare bronnen ingezet. In totaal leveren die 12,7% van het elektriciteitsverbruik. Ten opzichte van 2005 is de groene stroomproductie bijna verzevenvoudigd. Zon, biomassa en in mindere mate wind zijn de belangrijkste producenten, samen goed voor ruim 80%. De totale groene stroomproductie in 2015 in Vlaanderen is voldoende om meer dan 2,1 miljoen gezinnen van groene stroom te voorzien (gemiddeld 3.500 kWh/gezin).8 Naast elektriciteitsproductie worden hernieuwbare energiebronnen ook ingezet voor verwarming en koeling (4,9% van het totale verbruik hiervoor, bijna volledig uit biomassa) en voor transport (4,0%, vooral biobrandstoffen).

Uitdagingen

De energievoorziening staat voor zware uitdagingen. De grootste is overduidelijk de noodzakelijke overstap naar hernieuwbare energiebronnen. Cruciaal daaraan is niet waar en hoe de hernieuwbare energie wordt geproduceerd, maar wel het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod. In dit hoofdstuk wordt gefocust op de hernieuwbare productie van elektriciteit, aangezien dit gezien

8

Ibidem, blz. VII.

wordt als het alternatief voor de energie uit niethernieuwbare en/of toxische bronnen (aardolie, aardgas, steenkool, splijtstoffen). Er wordt niet ingegaan op de mogelijkheden van kernfusie aangezien deze technologie nog geen bewezen economisch rendement heeft aangetoond.

Hernieuwbare energie, nu en in de nabije toekomst De keuze voor hernieuwbare energiebronnen lijkt nu zo vanzelfsprekend dat de origine van die keuze soms uit het oog wordt verloren. Die origine is dubbel, ten eerste de eindigheid van de ‘klassieke’ niet-hernieuwbare bronnen en ten tweede de klimaatwijziging. Wat de eindigheid van de klassieke energiebronnen betreft, zijn peak oil en peak gas ingeburgerde begrippen. De combinatie van een toegenomen vraag en afnemende, eindige voorraden zou leiden tot een sterke stijging van brandstofprijzen en extreme prijsvolatiliteit, met alle daaraan verbonden economische en maatschappelijke gevolgen. De dreiging van peak oil, met alle complicaties verbonden aan de voorspellingen daaromtrent, vervalt echter in het niets tegenover de harde realiteit van de klimaatwijziging. Het gebruik van fossiele brandstoffen produceert broeikasgassen (vooral CO2  ) die een ongeziene globale

29


temperatuurstijging veroorzaken. Het zou ons in de context van deze tekst te ver leiden om hier dieper op in te gaan. Illustratief kan hier vermeld worden dat de World Meteorological Organization (WMO) zeer recent heeft vastgesteld dat in 2016 opnieuw een reeks klimaatrecords zijn gebroken, met globale gevolgen.9 Op diverse beleidsniveaus zijn plannen uitgewerkt voor de strijd tegen de klimaatwijziging. Zo heeft de Oost-Vlaamse Provincieraad in het najaar van 2015 het klimaatplan goedgekeurd, ‘Naar een klimaatgezond Oost-Vlaanderen’. De Provincie wil tegen 2050 kilmaatneutraliteit (netto nul-uitstoot van broeikasgassen) bereiken. Als tussentijdse doelstelling wordt een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen vooropgesteld met 20% tegen 2020, in vergelijking met 2011. De Provincie streeft ook naar klimaatbestendigheid tegen 2050 en wil ervoor zorgen dat de negatieve effecten van de klimaatwijziging op het grondgebied van de Provincie maximaal worden getemperd. Om dit alles te bereiken, zet de Provincie in op vijf speerpunten.10 Een daarvan is ‘groene energie, van eigen bodem’. De Provincie wil op lange termijn zelfvoorzienend worden op het vlak van energie. Concreet betekent dat dat we onafhankelijk worden van fossiele brandstoffen door minder energie te verbruiken en de overblijvende behoefte maximaal in te vullen met groene energie, geproduceerd op eigen bodem. Tussentijdse doelstellingen zijn 40% groene energie in 2020 en 60% tegen 2030.

9

Op het terrein blijkt Oost-Vlaanderen in ieder geval koploper te zijn. Het geïnstalleerd vermogen aan groene energie bedraagt 1.149.195 kW en daarmee is onze provincie met voorsprong de grootste producent van groene energie. Het grootste deel daarvan (meer dan een derde) komt van zonneenergie (Tabel B.2). Onze provincie is afgetekend de grootste producent van energie uit biomassa. Van het totale elektriciteitsverbruik in OostVlaanderen wordt al 40% geproduceerd met hernieuwbare bronnen. Maar het elektriciteitsverbruik is natuurlijk slechts een deel van het totale energieverbruik. Ook het verbruik van fossiele brandstoffen voor bijvoorbeeld verwarming en transport moet worden gedekt door eigen hernieuwbare energieproductie. Daartoe ontwikkelt de Provincie een meersporenbeleid, waarin een verregaande elektrificatie van de maatschappij centraal staat, samen met een vermindering van het energieverbruik (Oost-Vlaanderen Energielandschap). Het is namelijk makkelijker de elektriciteitsproductie te vergroenen en bijvoorbeeld over te schakelen op elektrische transportmiddelen en elektrische verwarming dan in te zetten op respectievelijk 100% biobrandstoffen en 100% biomassa.

“Climate breaks multiple records in 2016, with global impacts.”, https://public.wmo.int/en/media/press-release/climate-breaksmultiple-records-2016-global-impacts (persbericht gepubliceerd op 21 maart 2017)

10 Voor meer informatie: zie http://www.klimaatgezond.be/

Tabel B.2: Geïnstalleerd vermogen aan groene energie (kW, november 2016) Geïnstalleerd elektrisch vermogen (kW) biogas – GFT compostering biogas –hoofdzakelijk agrarische stromen biogas – overig

OostVlaanderen

Limburg

VlaamsBrabant

WestVlaanderen

Totaal

2.353

0

0

0

1.400

3.753

30.302

23.827

16.804

4.658

26.919

102.509 20.366

0

600

8.706

0

11.060

biogas – RWZI

1.692

1.287

2.431

1.756

2.795

9.961

biogas – stortgas

7.211

3.185

1.666

1.262

2.006

15.330

0

65.520

65.553

0

70.526

201.599

biomassa uit huishoudelijk afval

5.500

3.100

28.655

0

14.583

51838

biomassa uit land- of bosbouw

9.282

716

280.372

1.196

112

291.688

biomassa gesorteerd of selectief ingezameld afval

waterkracht

2.730

2.560

16

255

0

5.562

windenergie op land

181.371

189.277

256.913

32.469

154.949

814.979

zonne-energie

506.893

468.546

488.079

255.731

485.495

2.204.743

TOTAAL

747.333

758.618

1.149.195

297.327

769.855

3.722.329

Bron: VREG.

30

Antwerpen


@ Provincie Oost-Vlaanderen


Figuur B.6: Insolatiewaarden Europa, Midden-Oosten en Noord-Afrika (jaarlijks gemiddelde, kWh/m²)

Bron: Qinetic/Michael Robinson (Hard Rain Picture Library) (hardrainproject.co.uk)

Verregaande elektrificatie en groene elektriciteitsproductie Dit klinkt als een wonderoplossing voor de klimaatwijziging. Onderzoek wijst uit dat de optie zeker haalbaar is.11 Cruciaal daarbij is de afstemming van vraag en aanbod. Het hoeft geen betoog dat zonne-energie en windkracht, samen goed voor 2/3 van de Oost-Vlaamse productiecapaciteit aan groene elektriciteit, verre van stabiele producenten van elektriciteit zijn. Nu worden pieken in de vraag op ogenblikken dat er onvoldoende zon en wind is, nog opgevangen door klassieke elektriciteitscentrales (steenkool, gas, stookolie), door nucleaire capaciteit of door invoer van elektriciteit uit de buurlanden. Pieken in het aanbod, op zonnige, winderige dagen, zijn moeilijker op te vangen. Voor beide problemen moeten bij de verdere vergroening van de elektrische capaciteit structurele oplossingen bedacht worden.  Supergrid Gelet op het rendement is het aangewezen om zonne-energie en windkracht maximaal te laten produceren op plaatsen waar deze natuurlijke

11

32

POLFLIET, Alex, Naar 100% hernieuwbare energie in 2050! Visietekst hernieuwbare energie klimaatplan Oost-Vlaanderen, 2014.

energiebronnen rijkelijk aanwezig zijn. Zo zijn bijvoorbeeld windkrachtcentrales veel efficiënter op zee en is de insolatie (de totale hoeveelheid zonnestraling die een bepaald gebied over een bepaalde periode ontvangt) veel groter in zuidelijker regio’s. Ter illustratie hierbij een kaart met de insolatiewaarden (figuur B.6). Om die opgewekte energie op de plaats van verbruik te krijgen, zijn belangrijke investeringen in het hoogspanningsnetwerk noodzakelijk. Uiteindelijk moet op pan-Europees vlak een ‘supergrid’ gerealiseerd worden. In het kader van het EU-beleid wordt hier al in diverse programma’s aan gewerkt. Figuur B.7 geeft een beeld van hoe zo’n supergrid er zou kunnen uitzien.   Opslag van energie Om pieken in vraag en aanbod uit te evenen, is opslag van groene energie een voor de hand liggende oplossing. In eerste instantie denken we daarbij aan batterijen (zoals de Tesla Powerwall). De vervuilende productie van batterijen en het gebrek aan economisch haalbare technologische doorbraken belemmert voorlopig een toepassing op grote schaal. Andere opslagmogelijkheden zijn veelbelovender en milieuvriendelijker. Zo kan gedacht worden aan ‘valmeren’, de techniek achter


Figuur B.7: E en pan-Europees supergrid

Bron: GeoModel Solar (solargis.info)

de energie-atol voor de Belgische kust waarvan ooit sprake was.12 Ook vliegwielen kunnen op een milieuvriendelijke manier energie opslaan. Op de Zonneberg in de Gentse haven, het grootste aaneensluitende park voor zonne-energie in de Benelux (mede-ontwikkeld door de Provincie OostVlaanderen), wordt gedacht aan waterstofproductie voor energieopslag, in combinatie met batterijen. Met piekelektriciteit aangemaakt door de 55.000 zonnepanelen wordt waterstofgas geproduceerd. Dit kan dan gebruikt worden voor de CO2 -neutrale aandrijving van voertuigen. Het project op de Zonneberg is een experiment in functie van de Vlaamse ‘Power-to-Gas’ cluster.   Smart grid Via een ‘slim’ elektriciteitsnetwerk, een ‘smart grid’, kan de vraag naar en het aanbod van elektriciteit gestuurd worden. De installatie van ‘slimme’

elektriciteitsmeters bij de verbruiker is daartoe cruciaal. Een smart grid is een elektriciteitsnetwerk dat op een kosten-efficiënte manier het gedrag en de acties van alle gebruikers aangesloten op dit net integreert: producenten, consumenten en netgebruikers die zowel produceren als consumeren (= prosumenten). Een voorbeeld. Wanneer er veel zonne-energie beschikbaar is en de energieprijs kan dalen, kan de slimme meter bij de consument apparaten opstarten zoals wasmachines, droogkasten, vaatwas, … die dan op dat goedkoop moment hun cyclus doorlopen. Bij te beperkte productie van groene energie wordt de werking van deze machines uitgesteld. Niet enkel bij huishoudens maar ook in bedrijven kan de slimme meter de vraag naar stroom reguleren. In combinatie met opslagtechnieken kan tevens het aanbod van de prosumenten gereguleerd worden.

12 Via een combinatie van pompen en een kunstmatige waterval (vandaar: valmeer) wordt elektriciteit opgeslagen of gegenereerd.

33


Het Waasland, een energieke regio Tot slot van dit hoofdstuk over energie wordt ingezoomd op het Waasland, dat op een aantal vlakken een bijzondere positie inneemt in het Oost-Vlaamse energie-landschap.

Kerncentrale van Doel13 Eind jaren zestig van de vorige eeuw koos de Belgische overheid voor de inzet van kerncentrales voor de productie van elektriciteit. Het verbruik kende een aanhoudende en significante groei en fossiele brandstoffen konden niet langer als de enige optie worden beschouwd om aan de vraag naar elektriciteit te beantwoorden. Deze beleidskeuze leidde tot de bouw van vier kernreactoren in Doel en drie in Tihange. Alle kerncentrales zijn eigendom van Electrabel (Engie), EDF Luminus (10% van Doel 3 en 4 en 10% van Tihange 2 en 3) en EDF Belgium (50% van Tihange 1). In 1968 werd de bouw van Doel 1 en 2 aanbesteed. De keuze voor de locatie viel op het Scheldedorp Doel (deelgemeente van Beveren) omdat er voldoende ruimte was (80 ha) en koelwater in grote hoeveelheden beschikbaar was. Doel 1 en 2 werden in werking gesteld in 1975, Doel 3 in 1982, Doel 4 in 1985. Het totale vermogen bedraagt 2.900 MW. Ter vergelijking: dit is 2,5x de volledige groene productiecapaciteit van Oost-Vlaanderen (zie hiervoor). Jaarlijks kunnen de vier reactoren 21 miljard kWh produceren, zowat 30% van de elektriciteitsproductie van België. Hoe controversieel kernenergie ook is, het staat buiten kijf dat de kerncentrale van Doel een belangrijke economische factor is in het Waasland. Er is een directe tewerkstelling van 900 personen, daarmee is het een van de grootste werkgevers van de regio. Daarenboven werken er gemiddeld 665 werknemers voor onderaannemers. De belasting op motoren (vroeger ‘drijfkracht’ genoemd) die de gemeente Beveren ontvangt, bedraagt ongeveer 13 miljoen euro, iets minder dan een kwart van de totale belastingsinkomsten. Een groot deel daarvan is afkomstig van de kerncentrale, want het belastingsreglement voorziet in een specifieke regeling voor ‘nucleaire energieproduktiebedrijven’ (sic).14 13 Bron: corporate.engie-electrabel.be/wp-content/ uploads/2016/04/160420_engie_centrales_doel_nl_web.pdf 14 Bron: www.beveren.be/sites/default/files/bijlage/boekje%20 rekening%202014%20PDF.pdf

34

Wase Wind15 Wase Wind is een coöperatie van lokale inwoners die samen investeren in windenergie in eigen streek. De slogan ‘Samen Wase Wind oogsten’ vat de essentie van de coöperatie samen. Wase Wind levert vandaag aan meer dan 3.700 aansluitpunten stroom die voor 100% wordt geproduceerd door Wase windmolens. Die aansluitpunten zijn gezinnen, kleine en grotere bedrijven en acht gemeenten en steden in het leveringsgebied. Alle straatverlichting en gemeentelijke gebouwen in de volgende gemeenten worden van elektriciteit voorzien door Wase Wind: Beveren, Berlare, Kruibeke, Moerbeke, Sint-Niklaas, Sint-Gillis-Waas, Stekene en Zele. De elektriciteit wordt geproduceerd door 12 windturbines. Met een gezamenlijk vermogen van 24 MW produceren ze jaarlijks 60.000 MWh aan elektriciteit. Dat is het equivalent van het gezinsverbruik van meer dan 17.000 gezinnen. Dit jaar zal Wase Wind twee bijkomende windturbines bijbouwen ten zuiden van de E17 in Zele, in dezelfde lijn van het windpark BredeKop. Ecluse – warmtenet in de Waaslandhaven16 Ecluse is een grootschalig warmtenet dat vijf bedrijven in de Waaslandhaven van stoom en warm water zal voorzien. Met een capaciteit van 250 MW is het een van de de grootste stoomnetwerken in Europa. Ecluse is een initiatief van Indaver en SLECO, twee afvalbeheerders die op een gezamenlijke site in de Waaslandhaven zes verbrandingsovens uitbaten. De bedrijven die bevoorraad worden door het warmtenet kunnen hun gasboilers uitschakelen, wat zorgt voor een verlaging van de CO2-uitstoot met 100.000 ton per jaar. Ecluse is niet alleen ecologisch interessant maar ook economisch. De betrokken bedrijven krijgen energie aan een concurrentieel tarief. Ze hebben bovendien een overeenkomst getekend voor tien jaar, wat bijdraagt tot de verankering van de industrie. Het warmtenet is bovendien voorzien voor een capaciteit die het dubbele bedraagt van de huidige vraag. Op die manier kan de Waaslandhaven een aantrekkingspool zijn voor nieuwe energieintensieve activiteiten. Die economische meerwaarde is cruciaal geweest in het samenbrengen van de vijf partners die Ecluse mogelijk gemaakt hebben. Dat zijn Indaver, SLECO, Infrax, FINEG en Maatschappij Linkerscheldeoever.

15 Bron: www.wasewind.be 16 Bron: www.essenscia.be/nl/innovationaward2016_ecluse


Het project kan ook een beroep doen op strategische ecologiesteun ter waarde van 10 miljoen euro. Wanneer alles verloopt zoals gepland, zal het net, met een lengte van 5 kilometer, tegen eind 2017 operationeel zijn.

Waasland Klimaatland17 Waasland Klimaatland is een samenwerking tussen de Provincie Oost-Vlaanderen en Interwaas (het intergemeentelijk samenwerkingsverband met Beveren, Kruibeke, Lokeren, Moerbeke, Sint-GillisWaas, Sint-Niklaas, Stekene, Temse en Waasmunster). Doel van de samenwerking, gestart in het najaar van 2015, is een vermindering van de

17 Bron: www.waaslandklimaatland.be

CO2-uitstoot in het Waasland met 20% tegen 2020. Een vierkoppig projectteam begeleidt een vijftiental reductieprojecten, waarvan sommige al langer liepen. Volgens een ruwe berekening is de uitstoot van CO2 sinds 2011 gereduceerd met ruim 70.000 ton.

Tot slot

Het energievraagstuk, met al zijn onderdelen en de daaraan verbonden technologische en maatschappelijke aspecten, zal niet snel volledig opgelost geraken. Het provinciaal beleid zet de komende jaren alle zeilen bij voor een klimaatgezond Oost-Vlaanderen. De vergroening van de energieproductie is daarin een cruciaal element. Het Waasland is een van de regio’s die duidelijk ‘mee’ is met het provinciaal beleid.

@ Shutterstock

35


@ Provincie Oost-Vlaanderen


deel 2

Oost-Vlaanderen doorgelicht


Overzichtskaart Overzichtskaart van Oost-Vlaanderen (gemeenten en arrondissementen)

WAARSCHOOT

WAASMUNSTER

SINTMARTENSLATEM

BUGGENHOUT WICHELEN

MELLE

SINTLIEVENSHOUTEM ZINGEM

HOREBEKE

38


Overzichtstabel: gemeenten per arrondissement Arrondissement Gent

Arrondissement Aalst

Aalter

Aalst

Deinze

Denderleeuw

De Pinte

Erpe-Mere

Destelbergen

Geraardsbergen

Evergem

Haaltert

Gavere

Herzele

Gent

Lede

Knesselare

Ninove

Lochristi

Sint-Lievens-Houtem

Lovendegem

Zottegem

Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Oosterzele Sint-Martens-Latem Waarschoot Wachtebeke Zomergem Zulte

Arrondissement Dendermonde Berlare Buggenhout Dendermonde Hamme Laarne Lebbeke Waasmunster Wetteren Wichelen Zele

Arrondissement Oudenaarde Brakel Horebeke Kluisbergen Kruishoutem Lierde Maarkedal Oudenaarde

Arrondissement Eeklo Assenede Eeklo Kaprijke Maldegem Sint-Laureins Zelzate

Ronse Wortegem-Petegem Zingem Zwalm

Arrondissement Sint-Niklaas Beveren Kruibeke Lokeren Sint-Gillis-Waas Sint-Niklaas Stekene Temse

39


Bevolking Verouderingscoëfficiënt = bevolking +65 jaar / bevolking -20 jaar

Vervangingscoëfficiënt = bevolking 20-39 jaar / bevolking 40-59 jaar

De verouderingscoëfficiënt is een demografische indicator die de verhouding weergeeft van het aantal ouderen (65+) ten opzichte van het aantal jongeren (-20) en is een aanduiding van de bevolkingsvergrijzing. Het aantal jongeren zal een weerslag hebben op onder meer de behoefte aan kinderopvang en schoolinfrastructuur. Ouderen vormen dan weer de groep van gepensioneerden, en dit aandeel heeft onder meer gevolgen voor de behoefte aan woon- en gezondheidsinfra­structuur. Een verouderingsgraad van meer dan 100 betekent dat het aandeel van de bevolking boven de 65 groter is dan de groep onder de 20 jaar. Omgekeerd betekent een waarde kleiner dan 100 dat de groep 65-plussers kleiner is dan de groep onder de 20 jaar. Bij een indicator 100 zijn beide groepen even groot.

De vervangingscoëfficiënt is een indicator van de arbeidsmarkt en meet de verhouding tussen de groep van jong actieven (20-39) tegenover de groep van ouder actieven (40-59). Dit cijfer duidt aan in welke mate vervanging plaatsvindt binnen de actieve bevolking: de jong volwassenen bepalen de instroom op de arbeidsmarkt, terwijl de oudere actieven de groep uitmaken van diegenen die hun pensioen naderen.

@ Provincie Oost-Vlaanderen

40


Tabel 1: Bevolkingsaantal en -dichtheid, bevolkingsvergrijzing (01.01.2016) aantal inwoners

dichtheid inwoners/km2

oppervlakte km2

verouderingscoëff. 65+ jaar / -20 jaar

vervangingscoëff. 20-39 jaar / 40-59 jaar

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

84.447 20.234 14.112 14.756 47.627 14.798 14.488 10.390 30.675 19.736 45.492 17.935 20.739 19.724 34.750 12.682 256.879 33.162 18.101 24.705 17.580 2.004 6.337 6.460 8.222 16.588 8.160 12.510 18.856 18.414 6.556 22.155 40.670 9.502 6.286 23.532 11.202 24.326 6.332 11.580 12.112 38.064 13.540 31.059 25.936 19.252 6.669 10.161 8.528 75.967 17.873 29.223 7.878 10.776 7.604 24.932 11.507 6.347 20.801 12.492 7.542 8.485 25.931 15.629 8.046

1.081 247 162 390 317 262 574 578 406 1.433 817 675 690 580 463 405 1.645 416 597 614 371 179 188 213 221 496 175 390 701 620 251 367 603 488 138 249 736 664 168 329 233 524 314 456 752 350 90 381 595 907 399 732 360 338 220 680 503 151 629 911 315 219 458 481 238

78,1 81,9 87,2 37,8 150,2 56,5 25,3 18,0 75,5 13,8 55,7 26,6 30,0 34,0 75,0 31,3 156,2 79,7 30,3 40,2 47,4 11,2 33,7 30,4 37,3 33,4 46,8 32,1 26,9 29,7 26,1 60,3 67,5 19,5 45,6 94,6 15,2 36,6 37,8 35,2 51,9 72,6 43,1 68,1 34,5 55,0 74,5 26,7 14,3 83,8 44,8 39,9 21,9 31,9 34,5 36,7 22,9 42,0 33,1 13,7 23,9 38,8 56,7 32,5 33,8

0,90 0,93 1,01 0,88 0,93 1,03 0,92 1,01 0,95 0,72 0,95 1,02 1,09 1,03 0,93 0,93 0,78 0,93 0,99 0,84 0,88 1,25 1,02 0,87 0,97 0,83 0,85 1,00 0,86 0,92 0,90 0,82 0,73 1,17 1,10 1,00 0,87 0,90 0,84 1,01 0,83 0,91 0,82 0,96 0,70 0,83 1,06 0,90 1,21 0,85 0,90 0,79 1,09 0,93 1,00 0,96 0,93 0,86 0,79 1,02 0,77 1,00 1,08 0,79 0,84

0,86 0,81 0,80 0,75 0,82 0,78 0,77 0,71 0,87 0,82 0,83 0,80 0,83 0,76 0,79 0,75 1,32 0,77 0,78 0,91 0,79 0,64 0,78 0,87 0,80 0,83 0,81 0,78 0,85 0,80 0,75 0,72 0,91 0,69 0,69 0,83 0,89 0,82 0,86 0,79 0,83 0,79 0,77 0,84 0,92 0,81 0,77 0,78 0,68 0,97 0,80 0,84 0,79 0,78 0,82 0,86 0,83 0,80 0,90 0,84 0,87 0,85 0,79 0,86 0,69

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

285.320 198.823 83.881 550.640 123.194 247.200

608 581 251 584 294 521

468,9 342,5 333,8 943,6 418,8 474,6

0,92 0,90 1,03 0,86 0,87 0,84

0,81 0,84 0,82 1,02 0,82 0,88

Oost-Vlaanderen

1.489.058

499

2.982,2

0,88

0,90

Vlaams Gewest

6.477.804

477

13.522,3

0,90

0,88

11.267.910

367

30.527,9

0,81

0,92

België

Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen

41


Tabel 2: Bevolkingsevolutie tussen 2000 en 2016 (2000 = 100) 2000 (aantal) Arr. Aalst

262.294

Arr. Dendermonde

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

103,5

104,3

105,4

106,2

107,1

107,7

108,2

108,8

186.484

102,7

103,2

104,0

104,7

105,3

105,8

106,1

106,6

Arr. Eeklo

79.484

102,4

103,0

103,7

104,1

104,9

105,0

105,3

105,5

Arr. Gent

495.368

105,4

106,4

107,7

108,2

108,8

109,4

110,0

111,2

Arr. Oudenaarde

114.345

104,2

104,9

105,4

106,0

106,6

107,0

107,4

107,7

Arr. Sint-Niklaas

223.648

105,0

106,0

106,9

107,6

108,6

109,1

109,7

110,5

Oost-Vlaanderen

1.361.623

104,4

105,2

106,2

106,8

107,6

108,1

108,6

109,4

Vlaams Gewest

5.940.251

104,4

105,2

106,1

106,9

107,4

107,9

108,5

109,0

10.239.085

104,9

105,8

106,9

107,8

108,4

108,9

109,5

110,0

België

Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen

Figuur 1: Leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2016)

Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen

42


SintLievensHoutem

Denderleeuw WortegemPetegem

Kaart 1 Kaart 1 bevolkingsdichtheid01.01.2016 01.01.2015 (inw./km²) 2 bevolkingsdichtheid (inw./km )

- 259 9090 – 219 - 415 331 260 220 – - 523 405 416 332 – 524 406 – - 696 575 697 576 – - 1.072 682 683 – 1.073 - 1.620 1.645

Kaart 1 bevolkingsdichtheid 01.01.2016 (inw./km²) 90 220 332 406 576 -

219 331 405 575 682

43


Inkomen Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaan Een belangrijk gegeven is de spreiding van de inkomens over de bevolking, met andere woorden hoe groot is het verschil tussen het hoogste en laagste inkomen. Om de inkomensspreiding weer te geven, worden een aantal indicatoren berekend waarbij de inkomens eerst worden gerangschikt van laag naar hoog: • laagste inkomen • Q1 = inkomen dat centrale plaats inneemt tussen het laagste inkomen en het mediaaninkomen • mediaan = middelste inkomen in de reeks • Q3 = inkomen dat centrale plaats inneemt tussen het mediaaninkomen en het hoogste inkomen • hoogste inkomen

Het verschil tussen Q3 en Q1, ook wel het interkwartiel verschil genoemd, geeft een idee van de inkomensspreiding rond de mediaan. Hoe kleiner het interkwartiel verschil, hoe dichter de inkomens rond de mediaan liggen; hoe groter het verschil, hoe groter de spreiding tussen de inkomens. Door het interkwartiel verschil te delen door de mediaan, wordt de spreidingsmaat niet beïnvloed door de hoogte van het mediaan­inkomen. Dit is van belang wil men opeenvolgende jaren (i.e. evolutie van het inkomen) met elkaar ver­gelijken. Deze verhouding noemt men de inter­k wartiele coëfficiënt. Hoe hoger deze coëfficiënt, hoe groter de inkomens­ongelijkheid.

SintLievensHoutem Denderleeuw

Kaart 2

Kaart 2 gemiddeldinkomen inkomen gemiddeld 20142013 (EUR)(EUR)

WortegemPetegem

14.000 -–17.800 15.000 18.500 17.801 –- 18.400 18.501 19.000 19.001 20.000 18.401 –- 18.700 20.001 20.500 18.700 -–19.300 20.501 21.000 19.300 –- 20.000 21.001 28.000 20.000 –- 26.000

Kaart 2 44

gemiddeld inkomen 2014 (EUR) 15.000 - 18.500 18.501 - 19.000


Tabel 3: Inkomen (2014) Gemiddeld inkomen per inwoner 2014 (aanslagjaar 2015) In EUR

Peil (Vlaanderen = 100)

Interkwartiele coëfficiënt (*) Per aangifte

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

19.212 20.159 18.849 19.324 20.033 19.245 20.356 24.755 19.630 18.888 19.085 22.182 17.846 20.982 19.658 20.892 18.013 18.500 20.946 17.872 20.092 20.511 19.491 18.835 18.293 19.365 20.597 20.916 19.353 19.955 19.684 20.822 18.214 20.918 19.981 18.025 20.869 21.769 19.208 20.539 19.810 18.963 21.074 19.540 15.078 19.228 18.061 19.750 27.679 17.853 18.700 18.575 18.600 21.284 19.124 19.083 19.733 20.612 17.155 17.741 19.632 19.192 20.839 18.723 20.545

101,4 106,4 99,5 102,0 105,7 101,6 107,4 130,6 103,6 99,7 100,7 117,1 94,2 110,7 103,7 110,3 95,1 97,6 110,5 94,3 106,0 108,2 102,9 99,4 96,5 102,2 108,7 110,4 102,1 105,3 103,9 109,9 96,1 110,4 105,4 95,1 110,1 114,9 101,4 108,4 104,5 100,1 111,2 103,1 79,6 101,5 95,3 104,2 146,1 94,2 98,7 98,0 98,2 112,3 100,9 100,7 104,1 108,8 90,5 93,6 103,6 101,3 110,0 98,8 108,4

100 110 101 102 105 100 106 131 106 97 99 109 94 104 103 107 100 100 100 95 103 116 106 102 97 104 113 104 98 101 109 116 99 110 111 98 112 118 109 114 119 98 113 101 88 108 104 104 142 96 98 99 96 114 103 97 100 117 95 90 102 104 106 102 115

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

19.576 19.138 18.191 19.405 18.774 18.692

103,3 101,0 96,0 102,4 99,1 98,6

101 100 98 105 103 100

Oost-Vlaanderen

19.163

101,1

102

Vlaams Gewest

18.949

100,0

103

België

17.684

93,3

104

(*) Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaaninkomen Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, eigen berekeningen

45


Werkgelegenheid Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak De concentratiecoëfficiënt geeft aan of een bedrijfstak over- dan wel ondervertegenwoordigd is, en in welke mate. De globale Vlaamse situatie geldt als referentiebasis. Voor Oost-Vlaanderen wordt de concentratiecoëfficiënt dus berekend door het Oost-Vlaamse procentuele tewerkstellingsaandeel van een bedrijfstak te delen door het Vlaamse aandeel van diezelfde bedrijfstak. Een concentratiecoëfficiënt groter dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen meer vertegenwoordigd is dan in Vlaanderen; een concentratiecoëfficiënt kleiner dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen ondervertegenwoordigd is ten opzichte van Vlaanderen.

Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar De activiteitsgraad is de verhouding tussen de actieve beroepsbevolking (werkenden en werkzoekenden) en de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar). De ratio is een weergave van de mate waarin de bevolking bereid is te werken, dus een baan heeft of zoekt.

@ Shutterstock

46

Werkgelegenheidsgraad = werkenden / bevolking 20-64 jaar De werkgelegenheidsgraad (jobratio) is het totaal aantal arbeidsplaatsen (loon- en weddetrekkenden plus zelfstandigen) in een bepaalde regio gedeeld door het aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar in die regio. Deze indicator verwijst naar de tewerkstelling volgens de plaats van creatie en is dus een indicator in hoeverre een gemeente, arrondissement, provincie of gewest erin slaagt werk te verschaffen. Deze indicator wordt veelal als streefcijfer gebruikt in het werkgelegenheidsbeleid, bij de vooropstelling om meer mensen aan het werk te krijgen.

Werkzaamheidsgraad = werkenden / totale bevolking De werkzaamheidsgraad is het percentage werkenden ten opzichte van de totale bevolking.


Tabel 4: Aantal beschikbare arbeidsplaatsen (werknemers en zelfstandigen) per gemeente (31.12.2015) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen) De werkgelegenheid in de Oost-Vlaamse gemeenten Gemeente / regio

Sectorale werkgelegenheid

Werknemers Zelfstandigen (1) Totaal Absoluut % Prov. Absoluut % Prov. Absoluut % Prov.

Primaire sector

Secundaire sector

Tertiaire Quartaire sector sector

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

30.898 6.824 2.338 1.557 18.633 1.846 3.163 1.290 11.105 2.243 14.618 3.373 8.964 4.267 8.057 2.575 163.324 6.269 2.038 4.649 1.904 218 1.005 1.269 1.114 3.006 2.667 1.590 3.521 2.234 493 4.706 14.672 1.643 702 5.279 4.658 8.357 608 6.013 1.692 8.960 1.767 14.276 7.523 2.642 712 1.351 2.703 28.594 2.431 9.146 1.184 1.419 936 9.113 1.904 1.443 6.464 3.434 1.189 1.176 6.631 3.516 1.150

6,4% 1,4% 0,5% 0,3% 3,8% 0,4% 0,7% 0,3% 2,3% 0,5% 3,0% 0,7% 1,8% 0,9% 1,7% 0,5% 33,7% 1,3% 0,4% 1,0% 0,4% 0,0% 0,2% 0,3% 0,2% 0,6% 0,5% 0,3% 0,7% 0,5% 0,1% 1,0% 3,0% 0,3% 0,1% 1,1% 1,0% 1,7% 0,1% 1,2% 0,3% 1,8% 0,4% 2,9% 1,6% 0,5% 0,1% 0,3% 0,6% 5,9% 0,5% 1,9% 0,2% 0,3% 0,2% 1,9% 0,4% 0,3% 1,3% 0,7% 0,2% 0,2% 1,4% 0,7% 0,2%

5.090 1.980 1.157 1.182 3.208 1.034 987 945 2.669 866 2.709 1.663 1.143 1.366 2.240 1.009 16.574 2.081 1.126 1.670 1.186 208 705 549 819 1.062 1.071 1.088 1.195 1.203 492 2.026 2.675 812 725 2.258 789 1.813 457 1.048 1.220 2.608 1.149 2.254 1.372 1.500 739 775 1.543 4.567 1.289 2.018 563 1.300 475 1.696 815 741 1.376 473 644 826 1.701 1.353 682

4,8% 1,9% 1,1% 1,1% 3,0% 1,0% 0,9% 0,9% 2,5% 0,8% 2,5% 1,6% 1,1% 1,3% 2,1% 0,9% 15,6% 2,0% 1,1% 1,6% 1,1% 0,2% 0,7% 0,5% 0,8% 1,0% 1,0% 1,0% 1,1% 1,1% 0,5% 1,9% 2,5% 0,8% 0,7% 2,1% 0,7% 1,7% 0,4% 1,0% 1,1% 2,4% 1,1% 2,1% 1,3% 1,4% 0,7% 0,7% 1,4% 4,3% 1,2% 1,9% 0,5% 1,2% 0,4% 1,6% 0,8% 0,7% 1,3% 0,4% 0,6% 0,8% 1,6% 1,3% 0,6%

35.988 8.804 3.495 2.739 21.841 2.880 4.150 2.235 13.774 3.109 17.327 5.036 10.107 5.633 10.297 3.584 179.898 8.350 3.164 6.319 3.090 426 1.710 1.818 1.933 4.068 3.738 2.678 4.716 3.437 985 6.732 17.347 2.455 1.427 7.537 5.447 10.170 1.065 7.061 2.912 11.568 2.916 16.530 8.895 4.142 1.451 2.126 4.246 33.161 3.720 11.164 1.747 2.719 1.411 10.809 2.719 2.184 7.840 3.907 1.833 2.002 8.332 4.869 1.832

6,1% 1,5% 0,6% 0,5% 3,7% 0,5% 0,7% 0,4% 2,3% 0,5% 2,9% 0,9% 1,7% 1,0% 1,7% 0,6% 30,4% 1,4% 0,5% 1,1% 0,5% 0,1% 0,3% 0,3% 0,3% 0,7% 0,6% 0,5% 0,8% 0,6% 0,2% 1,1% 2,9% 0,4% 0,2% 1,3% 0,9% 1,7% 0,2% 1,2% 0,5% 2,0% 0,5% 2,8% 1,5% 0,7% 0,2% 0,4% 0,7% 5,6% 0,6% 1,9% 0,3% 0,5% 0,2% 1,8% 0,5% 0,4% 1,3% 0,7% 0,3% 0,3% 1,4% 0,8% 0,3%

0,7% 4,1% 10,3% 3,7% 2,7% 5,3% 2,5% 3,0% 2,9% 1,0% 1,0% 3,7% 1,4% 2,0% 4,3% 2,9% 0,4% 2,0% 2,6% 2,5% 4,7% 10,1% 12,0% 4,1% 7,8% 3,7% 5,4% 7,8% 2,5% 3,5% 6,6% 14,9% 1,9% 3,9% 10,4% 5,6% 1,0% 1,5% 13,9% 2,3% 11,6% 1,7% 9,4% 1,4% 0,7% 6,9% 18,9% 4,7% 1,3% 1,0% 4,5% 1,5% 5,9% 3,6% 7,2% 2,7% 4,5% 5,5% 2,0% 0,9% 2,9% 8,6% 1,9% 3,1% 4,9%

18,9% 34,6% 33,1% 25,6% 32,3% 15,2% 34,5% 7,6% 19,9% 21,9% 23,1% 25,3% 25,5% 27,9% 23,4% 23,2% 19,2% 16,4% 20,4% 27,3% 17,6% 15,7% 32,3% 37,3% 31,5% 28,9% 42,4% 24,8% 36,1% 11,8% 24,3% 16,1% 28,0% 17,8% 14,9% 31,7% 30,0% 21,0% 12,5% 22,1% 17,3% 22,0% 19,9% 27,3% 31,0% 23,2% 16,8% 36,1% 15,9% 16,6% 17,4% 28,5% 27,7% 18,9% 7,6% 27,2% 31,8% 35,3% 43,0% 13,4% 36,1% 15,6% 16,2% 35,3% 10,7%

41,1% 39,9% 31,4% 44,7% 43,6% 36,3% 31,2% 54,9% 43,8% 39,8% 35,4% 49,4% 31,5% 43,6% 38,2% 38,9% 39,9% 41,0% 42,4% 39,6% 42,0% 39,4% 34,6% 33,2% 39,3% 43,6% 38,9% 43,3% 37,5% 43,8% 37,1% 44,5% 38,6% 37,6% 36,4% 40,4% 40,0% 50,6% 41,4% 54,0% 34,4% 51,5% 39,7% 37,4% 32,8% 43,3% 38,4% 37,0% 65,6% 43,0% 50,1% 49,1% 37,8% 50,6% 40,5% 38,1% 42,4% 41,7% 30,8% 45,5% 36,6% 41,0% 39,1% 44,7% 50,1%

39,2% 21,5% 25,1% 26,0% 21,4% 43,2% 31,9% 34,5% 33,4% 37,3% 40,5% 21,6% 41,6% 26,6% 34,2% 35,0% 40,5% 40,6% 34,6% 30,7% 35,6% 34,7% 21,1% 25,4% 21,5% 23,8% 13,3% 24,1% 23,8% 41,0% 32,1% 24,5% 31,5% 40,7% 38,2% 22,3% 29,0% 26,9% 32,2% 21,5% 36,7% 24,9% 31,0% 34,0% 35,5% 26,5% 25,9% 22,2% 17,1% 39,3% 28,0% 20,9% 28,6% 26,8% 44,6% 32,1% 21,3% 17,4% 24,2% 40,2% 24,4% 34,8% 42,7% 16,8% 34,4%

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

66.795 47.998 21.732 236.621 32.776 79.124

13,8% 9,9% 4,5% 48,8% 6,8% 16,3%

18.002 14.018 6.475 41.973 9.772 16.319

16,9% 13,2% 6,1% 39,4% 9,2% 15,3%

84.797 62.016 28.207 278.594 42.548 95.443

14,3% 10,5% 4,8% 47,1% 7,2% 16,1%

1,6% 2,5% 5,1% 1,9% 2,9% 2,1%

19,7% 28,9% 26,4% 20,5% 28,5% 24,5%

42,5% 37,3% 36,3% 41,6% 37,0% 43,4%

36,2% 31,3% 32,2% 36,1% 31,6% 30,0%

Oost-Vlaanderen

106.559

100,0%

591.605

-

2,2%

22,7%

41,0%

34,1%

Vlaams Gewest

2.222.548

485.046 100,0% -

468.479

-

2.691.027

-

2,0%

20,9%

45,3%

31,8%

BelgiĂŤ (2)

3.869.876

-

763.921

-

4.633.797

-

2,0%

18,3%

44,4%

35,4%

(1) Z elfstandigen van wie niet gekend is tot welke sector zij behoren, zijn niet in deze statistieken opgenomen. Voor Oost-Vlaanderen gaat het om 4.134 zelfstandigen en helpers (2) Cijfers werknemers per 30 juni 2015 Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

47


Tabel 5: D e totale werkgelegenheid naar bedrijfstakken (31.12.2015) Aantal Aantal werknemers zelfstandigen Primaire sector Secundaire sector Energie en water Winning van delfstoffen

Totale Provinciaal Concentratiewerk­ aandeel coëfficiënt (*) gelegenheid

2.180

10.674

12.854

2,2%

1,07

117.481

17.089

134.570

22,7%

1,09

4.628

193

4.821

0,8%

1,62

13

8

21

0,0%

0,21 1,04

79.707

4.947

84.654

14,3%

Basismetaal en metaalverwerking

30.068

359

30.427

5,1%

1,12

Chemie en kunststoffen, overig niet-metaal

13.508

625

14.133

2,4%

0,83

Voeding, drank en tabak

Industrie

15.209

1.488

16.697

2,8%

1,10

Textiel, leer en kleding

7.134

510

7.644

1,3%

1,59

Hout en meubelen, papier en drukkerij

8.808

1.456

10.264

1,7%

0,98

4.980

509

5.489

0,9%

0,82

Bouw

33.133

11.941

45.074

7,6%

1,15

Tertiaire sector

180.325

62.072

242.397

59.128

27.646

86.774

14,7%

0,91

Horeca

11.773

10.112

21.885

3,7%

0,87

Transport, verkeer en communicatie

26.021

4.032

30.053

5,1%

0,84

Diverse

Handel en reparatie

Financiële instellingen

6.284

365

6.649

1,1%

1,00

Diensten en verhuur

77.119

19.917

97.036

16,4%

0,92

Quartaire sector

185.060

16.724

201.784

34,1%

1,07

Overheid

32.419

28

32.447

5,5%

0,97

Onderwijs

56.082

713

56.795

9,6%

1,13

Gezondheid en sociale diensten

82.671

6.669

89.340

15,1%

1,10

Overige

13.888

9.314

23.202

3,9%

0,98

485.046

106.559

591.605

100,0%

1,00

Totaal

(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak

Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

Figuur 2: De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2015)

Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

48

0,91


Tabel 6: Activiteits, werkgelegenheids- en werkzaamheidsgraad (31.12.2015) Activiteitsgraad

Werkgelegen­ heidsgraad

Werkzaamheidsgraad

totaal

totaal

mannen

vrouwen

totaal

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

0,79 0,77 0,47 0,35 0,84 0,38 0,53 0,42 0,80 0,33 0,70 0,53 0,93 0,53 0,55 0,50 1,22 0,49 0,34 0,49 0,33 0,43 0,51 0,53 0,44 0,48 0,79 0,40 0,47 0,37 0,29 0,56 0,79 0,51 0,44 0,59 0,87 0,75 0,32 1,08 0,44 0,57 0,40 0,95 0,71 0,41 0,41 0,39 0,94 0,86 0,40 0,72 0,42 0,48 0,38 0,79 0,43 0,61 0,70 0,61 0,46 0,44 0,59 0,55 0,41

0,72 0,74 0,42 0,31 0,79 0,34 0,49 0,38 0,76 0,27 0,64 0,49 0,86 0,48 0,51 0,47 1,13 0,43 0,29 0,44 0,29 0,40 0,47 0,49 0,41 0,43 0,76 0,36 0,43 0,32 0,25 0,52 0,73 0,47 0,40 0,55 0,83 0,71 0,29 1,04 0,41 0,52 0,36 0,90 0,62 0,37 0,37 0,36 0,91 0,78 0,35 0,65 0,38 0,43 0,33 0,73 0,39 0,58 0,64 0,54 0,42 0,41 0,55 0,51 0,38

0,42 0,52 0,26 0,20 0,59 0,19 0,33 0,25 0,48 0,17 0,39 0,33 0,49 0,35 0,32 0,32 0,72 0,25 0,18 0,30 0,20 0,22 0,26 0,34 0,27 0,30 0,62 0,25 0,29 0,19 0,16 0,32 0,46 0,24 0,23 0,37 0,52 0,48 0,17 0,68 0,25 0,34 0,24 0,56 0,35 0,23 0,24 0,27 0,57 0,41 0,23 0,46 0,22 0,28 0,17 0,48 0,19 0,48 0,48 0,29 0,28 0,24 0,30 0,38 0,19

0,43 0,35 0,24 0,17 0,33 0,20 0,25 0,19 0,42 0,15 0,38 0,24 0,50 0,23 0,28 0,24 0,68 0,26 0,17 0,21 0,16 0,21 0,28 0,23 0,20 0,20 0,30 0,18 0,21 0,19 0,14 0,29 0,39 0,28 0,22 0,28 0,46 0,36 0,17 0,54 0,23 0,27 0,19 0,51 0,34 0,20 0,19 0,15 0,43 0,47 0,19 0,30 0,23 0,23 0,20 0,39 0,28 0,21 0,27 0,33 0,21 0,23 0,35 0,25 0,27

0,43 0,44 0,25 0,19 0,46 0,19 0,29 0,22 0,45 0,16 0,38 0,28 0,49 0,29 0,30 0,28 0,70 0,25 0,17 0,26 0,18 0,21 0,27 0,28 0,24 0,25 0,46 0,21 0,25 0,19 0,15 0,30 0,43 0,26 0,23 0,32 0,49 0,42 0,17 0,61 0,24 0,30 0,22 0,53 0,34 0,22 0,22 0,21 0,50 0,44 0,21 0,38 0,22 0,25 0,19 0,44 0,24 0,35 0,38 0,31 0,24 0,24 0,32 0,31 0,23

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

0,56 0,58 0,63 0,91 0,65 0,73

0,50 0,53 0,58 0,84 0,60 0,67

0,31 0,35 0,35 0,53 0,37 0,43

0,29 0,28 0,33 0,48 0,32 0,35

0,30 0,31 0,34 0,51 0,35 0,39

Oost-Vlaanderen

0,73

0,67

0,42

0,37

0,40

Vlaams Gewest

0,77

0,71

0,45

0,38

0,42

BelgiĂŤ

0,75

0,70

0,45

0,38

0,41

Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar Werkgelegenheidsgraad (jobratio) = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / bevolking 20-64 jaar Werkzaamheidsgraad = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / totale bevolking Bron: FOD Economie - Directie Statistiek, RSZ, RSVZ, VDAB, ACTIRIS, le FOREM, eigen berekeningen

49


Ondernemingsweefsel

Figuur 3: Ondernemingen (exclusief eenpersoonszaken) opgedeeld naar dimensieklassen Figuur 4: Ondernemingen (exclusief eenpersoonzaken) opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2014) (31.12.2015) > 99 wkn. 2,2% 20-99 wkn. 10,8%

< 20 wkn. 87,0%

Bron: RSZ, eigen bewerking

Figuur 4: werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2014)

Figuur 4: Werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2015)

< 20 wkn. 25,5% >9 9 wkn. 41,9%

20-99 wkn. 32,5%

Bron: RSZ, eigen bewerking

50


Tabel 7: A antal ondernemingen en werknemers naar dimensieklassen (31.12.2015) (exclusief eenpersoonszaken) Van 1 tot 19 werknemers Onder­ nemingen Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

Werknemers

Van 20 tot 99 werknemers Onder­ nemingen

Werknemers

Meer dan 99 werknemers Onder­ nemingen

Werknemers

Totaal Onder­ nemingen

Werknemers

1.721 485 227 239 973 208 252 163 796 190 923 330 470 322 553 249 6.388 518 252 393 250 32 109 125 177 260 258 224 252 242 88 540 915 173 95 572 249 493 98 314 252 718 233 857 489 386 135 169 337 1.773 323 650 140 249 105 561 173 108 455 222 139 141 508 339 126

6.787 1.826 791 827 4.051 675 1.038 555 3.125 713 3.928 1.274 1.991 1.192 2.298 848 27.427 1.973 894 1.534 873 104 337 509 572 1.081 1.004 884 921 879 288 2.073 3.969 608 308 2.186 1.088 2.042 304 1.405 869 2.976 856 3.680 1.911 1.339 436 612 1.266 7.354 1.285 3.080 455 901 462 2.252 630 440 1.948 974 473 570 1.967 1.345 456

189 70 9 11 154 22 31 12 105 21 117 34 89 39 82 26 883 64 27 57 22 3 7 17 11 39 26 18 35 19 6 57 152 13 8 52 42 61 9 65 17 73 20 138 76 28 7 9 31 219 26 94 12 14 9 81 10 12 57 39 12 14 59 41 6

7.848 2.777 391 613 6.370 879 1.241 482 4.428 976 4.827 1.208 3.852 1.692 3.387 832 36.950 2.789 1.144 2.553 924 114 281 660 440 1.457 1.037 706 1.499 909 205 2.145 6.315 419 274 2.117 1.781 2.775 304 2.662 696 3.038 911 5.650 3.251 1.103 276 321 1.137 9.144 1.021 4.004 475 518 370 3.516 422 499 2.446 1.507 431 439 2.400 1.783 232

61 12 5 1 38 2 4 2 17 4 24 6 12 8 14 5 294 9 0 4 1 0 1 1 1 3 3 0 2 2 0 4 24 2 1 5 6 16 0 9 1 15 0 22 7 1 0 2 2 57 1 11 2 0 1 16 6 3 14 5 2 1 9 2 3

16.263 2.221 1.156 117 8.212 292 884 253 3.552 554 5.863 891 3.121 1.383 2.372 895 98.947 1.507 0 562 107 0 387 100 102 468 626 0 1.101 446 0 488 4.388 616 120 976 1.789 3.540 0 1.946 127 2.946 0 4.946 2.361 200 0 418 300 12.096 125 2.062 254 0 104 3.345 852 504 2.070 953 285 167 2.264 388 462

1.971 567 241 251 1.165 232 287 177 918 215 1.064 370 571 369 649 280 7.565 591 279 454 273 35 117 143 189 302 287 242 289 263 94 601 1.091 188 104 629 297 570 107 388 270 806 253 1.017 572 415 142 180 370 2.049 350 755 154 263 115 658 189 123 526 266 153 156 576 382 135

30.898 6.824 2.338 1.557 18.633 1.846 3.163 1.290 11.105 2.243 14.618 3.373 8.964 4.267 8.057 2.575 163.324 6.269 2.038 4.649 1.904 218 1.005 1.269 1.114 3.006 2.667 1.590 3.521 2.234 493 4.706 14.672 1.643 702 5.279 4.658 8.357 608 6.013 1.692 8.960 1.767 14.276 7.523 2.642 712 1.351 2.703 28.594 2.431 9.146 1.184 1.419 936 9.113 1.904 1.443 6.464 3.434 1.189 1.176 6.631 3.516 1.150

4.890 3.721 1.735 12.555 2.525 5.280

18.866 14.863 6.715 51.268 9.848 22.159

522 431 203 1.614 326 712

22.041 18.341 8.424 66.401 13.232 29.414

111 71 28 397 44 135

25.888 14.794 6.593 118.952 9.696 27.551

5.523 4.223 1.966 14.566 2.895 6.127

66.795 47.998 21.732 236.621 32.776 79.124

Oost-Vlaanderen

30.706

123.719

3.808

157.853

786

203.474

35.300

485.046

Vlaams Gewest (*)

141.346

569.200

17.225

711.502

3.631

949.656

162.202

2.230.358

België (*)

246.154

979.194

28.752

1.178.653

6.164

1.712.029

281.070

3.869.876

(*) gegevens per 30 juni 2015 Bron: RSZ

51


@ Shutterstock


Werkloosheid Werkloosheidsgraad = niet-werkende werkzoekenden (18-65 jaar) / beroepsbevolking (18-65 jaar) De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) defi­nieert een werkloze als iemand die niet werkt, onmiddellijk beschikbaar is voor een passende betrekking en er actief naar zoekt. In Vlaanderen wordt het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De niet-werkende werk­ zoekenden (NWWZ) bestaan uit: werkzoekenden met recht op werkloosheidsuitkering, school­ verlaters, vrij ingeschrevenen (hebben geen recht op een uitkering, zoals bijvoorbeeld werknemers in vooropzeg) en andere verplicht ingeschrevenen

(werkzoekenden ten laste van het OCMW, werkzoekenden geregistreerd bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, werkzoekenden in deeltijds onderwijs, van het recht op uitkering uitgesloten werkzoekenden).

Spanningsindicator = werkzoekenden / beschikbare vacatures Deze ratio meet de spanning op de arbeidsmarkt door het aantal werkzoekenden per vacature (zonder interim) weer te geven. Afhankelijk van de hoogte van deze ratio is er sprake van arbeidsreserve, dan wel arbeidskrapte.

SintLievensHoutem Denderleeuw WortegemPetegem

Kaart 3 Kaart 3

Werkloosheidsgraad(gemiddelde (gemiddelde 2016) werkloosheidsgraad 2015) 3,5 –  4,5 3,5 - 4,7 4,6 –  5,8 4,8 - 5,8 5,9 –  7,1 5,9 - 7,3 7,2 –  9,8 7,4 - 9,5 9,6 - 13,0 9,9 – 12,4

Kaart 3 Werkloosheidsgraad (gemiddelde 2016)

53


Tabel 8: Werkloosheid en vacatures (gemiddelde 2016; vacatures december 2016) Niet-werkende werkzoeken­ den Gemeente/regio Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas Oost-Vlaanderen

Mannen

Vrouwen

1.919 183 187 198 780 193 159 91 376 381 817 227 467 292 407 112 8.661 666 252 401 216 19 67 74 86 257 72 143 263 268 81 243 798 107 56 303 141 284 73 125 100 659 145 530 756 224 89 112 70 1.803 236 566 94 145 101 442 151 43 367 262 87 75 334 154 82 5.099 3.086 1.375 11.855 1.993 4.664

1.668 156 194 176 702 158 142 112 318 370 681 202 397 251 379 136 6.548 523 229 366 213 13 66 68 84 248 74 138 251 252 62 229 678 101 63 295 136 268 70 125 96 589 122 446 572 258 74 106 84 1.521 256 527 103 142 100 404 140 61 328 258 76 87 279 154 69 4.480 2.768 1.284 9.610 1.662 4.190

Werkloosheidsgraad (*)

Totaal

Mannen

Vrouwen

Totaal

3.587 339 381 374 1.482 351 301 203 694 751 1.498 429 864 543 786 248 15.209 1.189 481 767 429 32 133 142 170 505 146 281 514 520 143 472 1.476 208 119 598 277 552 143 250 196 1.248 267 976 1.328 482 163 218 154 3.324 492 1.093 197 287 201 846 291 104 695 520 163 162 613 308 151 9.579 5.854 2.659 21.465 3.655 8.854

9,1 3,5 5,1 5,0 6,5 5,2 4,3 3,8 4,9 7,7 7,2 5,2 9,4 5,7 4,6 3,4 13,1 8,2 5,4 6,4 4,7 3,9 4,1 4,5 4,0 6,0 3,3 4,4 5,5 5,8 4,7 4,2 7,8 4,8 3,5 5,0 5,1 4,7 4,5 4,3 3,3 7,0 4,1 6,6 12,3 4,4 5,0 4,2 3,6 10,0 5,2 7,5 4,7 5,4 5,6 7,0 5,1 2,6 6,7 8,5 4,4 3,6 5,1 3,6 3,9 7,1 6,1 6,5 8,5 6,4 7,6

8,9 3,3 6,2 5,2 6,8 4,9 4,4 4,8 4,6 8,1 6,7 5,1 8,8 5,5 4,7 4,5 11,5 7,1 5,4 6,8 5,2 3,2 4,7 4,7 4,6 6,9 3,9 4,7 5,8 6,1 4,1 4,4 7,7 4,7 4,5 5,6 5,3 4,8 5,0 4,7 3,5 6,9 3,9 6,3 11,8 6,0 5,0 4,5 4,9 9,7 6,5 8,5 5,7 6,0 6,4 7,0 5,1 4,2 7,6 10,4 4,3 4,7 4,7 4,2 3,8 6,9 6,2 7,0 7,8 6,2 7,9

9,0 3,4 5,6 5,1 6,6 5,0 4,3 4,3 4,7 7,9 7,0 5,2 9,1 5,6 4,6 4,0 12,4 7,7 5,4 6,5 5,0 3,6 4,3 4,6 4,2 6,4 3,5 4,6 5,7 5,9 4,4 4,3 7,8 4,7 4,0 5,3 5,2 4,7 4,7 4,5 3,4 6,9 4,0 6,5 12,1 5,1 5,0 4,3 4,2 9,9 5,8 8,0 5,2 5,7 6,0 7,0 5,1 3,3 7,1 9,3 4,4 4,1 4,9 3,9 3,9 7,0 6,1 6,7 8,1 6,3 7,7

Open­ staande vacatures Totaal

Spannings­ indicator (**) Totaal

250 291 19 26 193 46 27 16 177 27 719 55 100 71 91 26 2.577 82 28 60 15 7 18 11 22 55 34 21 34 39 4 119 179 37 8 111 96 182 38 87 43 132 37 266 75 37 6 31 72 314 43 98 7 75 19 105 14 63 86 34 47 35 111 32 23 786 1.167 288 4.059 584 919

14,3 1,2 20,1 14,4 7,7 7,6 11,1 12,7 3,9 27,8 2,1 7,8 8,6 7,6 8,6 9,5 5,9 14,5 17,2 12,8 28,6 4,6 7,4 12,9 7,7 9,2 4,3 13,4 15,1 13,3 35,8 4,0 8,2 5,6 14,9 5,4 2,9 3,0 3,8 2,9 4,6 9,5 7,2 3,7 17,7 13,0 27,2 7,0 2,1 10,6 11,4 11,2 28,1 3,8 10,6 8,1 20,8 1,7 8,1 15,3 3,5 4,6 5,5 9,6 6,6 12,2 5,0 9,2 5,3 6,3 9,6 6,7

28.070

23.991

52.061

7,4

7,3

7,4

7.803

Vlaams Gewest

120.406

104.373

224.779

7,2

7,1

7,2

34.258

6,6

België

215.721

173.108

388.829

8,1

7,6

7,9

n.b.

n.b.

(*)  Werkloosheidsgraad = aantal niet-werkende werkzoekenden (18-65 jaar) tegenover beroepsbevolking (18-65 jaar), in procent. Opgelet: deze indicator verschilt van de werkloosheidscoëfficiënt die in de edities van de Sociaal-economische situatieschets van voor 2014 werd gebruikt. (**)  Spanningsindicator = aantal beschikbare werkzoekenden tegenover aantal beschikbare vacatures Bron: VDAB, FOD Economie, eigen berekeningen

54


Tabel 9: Kwalitatieve beschrijving van de niet-werkende werkzoekenden (gemiddelde 2016) 1. Naar studieniveau Aantal provincie

Aandeel provincie

Aandeel Vlaams Gewest

Lager onderwijs + 1ste graad secundair

11.636

22,4

21,5

2de graad secundair

11.123

21,4

21,0

3de en 4de graad secundair

17.320

33,3

35,1

508

1,0

1,2

4.265

8,2

8,7 1,2

Hoger beroepsonderwijs Professionele bachelor Academische bachelor

594

1,1

Master

4.238

8,1

7,3

Leertijd (Syntra)

1.005

1,9

1,8

Deeltijds beroepssecundair

1.371

2,6

2,2

52.061

100

100

Totaal

2. Naar leeftijd Aantal provincie

Aandeel provincie

Aandeel Vlaams Gewest

Jonger dan 25 jaar

11.255

21,6

20,2

25 – 50 jaar

27.440

52,7

52,1

Ouder dan 50 jaar

13.366

25,7

27,7

Totaal

52.061

100

100

Aantal provincie

Aandeel provincie

Aandeel Vlaams Gewest 52,0

3. Naar werkloosheidsduur Minder dan 1 jaar

26.741

51,4

1 – 2 jaren

9.090

17,5

17,7

2 – 5 jaren

10.138

19,5

18,7

6.091

11,7

11,6

52.061

100

100

Meer dan 5 jaren Totaal Bron: VDAB, eigen berekeningen

@ Provincie Oost-Vlaanderen

55


Onderwijs

Tabel 10: S choolbevolking (2015-2016) Schoolbevolking in het voltijds onderwijs per onderwijsniveau, schooljaar/academiejaar 2015-2016 arr. Aalst Totaal basisonderwijs (1)+(2)

arr. Dender­ monde

arr. Eeklo

30.276

20.392

8.305

Kleuteronderwijs (1)

11.153

7.469

Gewoon

11.098

7.422

55

Lager onderwijs (2) Gewoon

arr. arr. Oudenaarde Sint-Niklaas

arr. Gent

prov. Oost-­ Vlaanderen Vlaanderen

61.492

13.377

28.997

162.839

718.229

3.041

23.162

4.893

10.730

60.448

269.740

3.041

22.965

4.867

10.658

60.051

267.756

47

-

197

26

72

397

1.984

19.123

12.923

5.264

38.330

8.484

18.267

102.391

448.489

18.209

12.209

5.013

36.197

8.058

17.154

96.840

422.911

914

714

251

2.133

426

1.113

5.551

25.578

Secundair onderwijs

21.544

11.188

6.275

35.268

7.009

18.754

100.038

438.561

Gewoon

20.759

10.800

6.275

33.070

6.781

17.773

95.458

418.228

785

388

2.198

228

981

4.580

20.333

Hoger onderwijs – BAMA en basisopleidingen (3) + (4)

-

-

-

-

-

-

71.976

226.075

Hogescholenonderwijs (3)

-

-

-

-

-

-

38.201

120.692

Arteveldehogeschool

-

-

-

-

-

-

12.238

-

Hogeschool Gent

-

-

-

-

-

-

13.507

-

LUCA School of Arts (*)

-

-

-

-

-

-

2.648

-

Odisee (*)

-

-

-

-

-

-

9.808

-

Universitair onderwijs (4)

-

-

-

-

-

-

33.775

105.383

Universiteit Gent

-

-

-

-

-

-

33.868

-

Buitengewoon

Buitengewoon

Buitengewoon

(exclusief gezamenlijke opleidingen)

(*) Inclusief campussen buiten Oost-Vlaanderen Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 11: Aantal leerlingen in het gewoon secundair onderwijs (schooljaar 2015-2016) onderwijsvorm onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers

Vlaams Gewest

949

4.113

30.147

131.665

2de en 3de graad ASO

27.641

114.415

2de en 3de graad BSO (incl. 4de graad + modulair)

16.036

73.720

1ste graad secundair onderwijs

2de en 3de graad KSO

1.353

6.006

2de en 3de graad TSO

19.332

88.309

totaal

95.458

418.228

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

56

Oost-Vlaanderen


Tabel 12: A antal studenten ingeschreven in het hoger onderwijs naar Oost-Vlaamse inrichting (academiejaar 2015-2016) Professioneel gerichte opleidingen

Academisch gerichte opleidingen

Totaal

Odisee (*)

9.808

0

9.808

LUCA School of Arts (*)

1.159

1.489

2.648

Associatie KU Leuven

10.967

1.489

10.116

Arteveldehogeschool

12.238

0

12.238

Hogeschool Gent

12.194

1.313

13.507

0

33.868

33.868

24.023

35.181

59.613

Universiteit Gent Associatie Universiteit Gent (*) Inclusief campussen buiten Oost-Vlaanderen Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 13: A antal studenten ingeschreven in de Universiteit Gent per studiegebied, (academiejaar 2015-2016)

Totaal academische basisopleidingen (BAMA) (1)

Mannen

Vrouwen

Totaal 33.868

15.539

18.329

Archeologie en kunstwetenschappen

170

407

577

Bewegings- en revalidatiewetenschappen

887

1.219

2.106

Biomedische wetenschappen, biotechniek

406

579

985

Diergeneeskunde

408

1.265

1.673 2.607

Economische en toegepaste economische wetenschappen

1.594

1.013

Farmaceutische wetenschappen

190

699

889

Geneeskunde

805

1.147

1.952

Geschiedenis

478

216

694

Geschiedenis; taal- en letterkunde

147

318

465

Handelswetenschappen en bedrijfskunde

1.637

1.306

2.943

IndustriĂŤle wetenschappen en technologie

1.868

306

2.174

645

771

1.416

548

2.777

3.325

1.289

2.075

3.364

Politieke en sociale wetenschappen Psychologie en pedagogische wetenschappen Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen Sociale gezondheidswetenschappen Taal- en letterkunde Tandheelkunde Toegepaste biologische wetenschappen Toegepaste taalkunde

74

541

615

333

858

1.191

76

129

205

679

640

1.319

210

617

827

Toegepaste wetenschappen

1.740

533

2.273

Wetenschappen

1.162

651

1.813

169

92

261

24

170

194

Wijsbegeerte en moraalwetenschappen Master na professionele bachelor Bijkomende opleidingen (2)

6.934

7.096

14.030

Master na master

588

880

1.468

Specifieke lerarenopleiding na master

133

249

382

Academische graad van doctor

2.499

2.270

4.769

Doctoraatsopleiding

4.803

2.513

2.290

Voorbereidingsprogramma

368

282

650

Schakelprogramma

833

1.125

1.958

22.473

25.425

47.898

Totaal Universiteit Gent (1) + (2) Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

57


58

@ Provincie Oost-Vlaanderen

@ Shutterstock


Toegevoegde waarde Tabel 14: Economische structuur op grond van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs, in lopende prijzen (2015) – aandeel per bedrijfstak OostVlaanderen

Vlaams Gewest

Concentratie­ coëfficiënt (*)

0,9

0,9

1,00

27,9

26,2

1,06

0,0 17,1 3,3 1,2

17,7 2,7 0,6

0,97 1,22 2,00

1,7

1,0

1,70

0,0 2,6 0,0 1,6 2,5

0,8 3,4 1,5 1,4 2,1

0,76 0,00 1,14 1,19

0,4

0,4

1,00

0,4 0,7 2,1 0,6

0,4 1,3 1,2 0,9

1,00 0,54 1,75 0,67

1,8

1,3

1,38

1,2

1,0

1,20

7,8

6,2

1,26

Diensten

70,9

73,0

0,97

- groothandel en kleinhandel - hotels en restaurants - vervoer en communicatie - uitgeverijen en audiovisuele diensten - informaticadiensten - financiële instellingen

12,1 1,6 5,8

13,8 1,9 6,6

0,88 0,84 0,88

0,3

0,6

0,50

1,9 3,5

2,2 3,8

0,86 0,92

- e xploitatie van en handel in onroe­ rend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening

8,6

8,4

1,02

- rechts- en boekhoudkundige dienstverlening, architecten en ingenieurs, technische testen

8,4

9,0

0,93

- wetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk

0,2

0,2

1,00

- reclame en onderzoek; overige wetenschappelijke en technische activiteiten

0,6

0,6

1,00

4,2

5,0

0,84

5,3 7,6 5,7 3,1 0,6

5,2 6,4 4,8 2,7 0,6

1,02 1,19 1,19 1,15 1,00

- overige gemeenschapsvoorzienin­ gen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten

1,3

1,1

1,18

- particuliere huishoudens met werknemers

0,1

0,1

1,00

100,0

100,0

-

Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Energetische en industrie­ producten, m.i.v. bouw - winning van delfstoffen - industrie - voeding, drank en tabak - textiel en kleding, schoenen en leer -h out en artikelen van hout, papier en karton, uitgeverijen en drukkerijen - cokes en aardolieproducten - chemie en synthetische producten - farmaceutische grondstoffen en producten - rubber en kunststof, overig niet-metaal - metallurgie en producten van metaal - i nformaticaproducten, elektronische en optische instrumenten - elektrische apparatuur - machines, apparaten en werktuigen - transportmiddelen - overige industrie -p roductie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht - distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer/sanering - bouwnijverheid

- administratieve en ondersteu­ nende diensten - openbaar bestuur en defensie - onderwijs - gezondheidszorg - maatschappelijke dienstverlening - kunst, amusement en recreatie

Totaal

(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak Bron: NBB, eigen berekeningen

59


Tabel 15: Bruto toegevoegde waarde per inwoner (2014) Gemeenten

Bruto TW/inwoner (EUR)

Aalst Aalter Assenede Berlare Beveren Brakel Buggenhout De Pinte Deinze Denderleeuw Dendermonde Destelbergen Eeklo Erpe-Mere Evergem Gavere Gent Geraardsbergen Haaltert Hamme Herzele Horebeke Kaprijke Kluisbergen Knesselare Kruibeke Kruishoutem Laarne Lebbeke Lede Lierde Lochristi Lokeren Lovendegem Maarkedal Maldegem Melle Merelbeke Moerbeke Nazareth Nevele Ninove Oosterzele Oudenaarde Ronse Sint-Gillis-Waas Sint-Laureins Sint-Lievens-Houtem Sint-Martens-Latem Sint-Niklaas Stekene Temse Waarschoot Waasmunster Wachtebeke Wetteren Wichelen Wortegem-Petegem Zele Zelzate Zingem Zomergem Zottegem Zulte Zwalm

31.051 31.366 17.294 13.069 31.862 14.440 20.633 15.217 33.293 11.893 28.429 20.578 33.972 19.559 22.599 20.714 52.761 18.493 12.757 18.480 12.785 15.172 17.670 24.487 16.244 17.583 36.111 15.499 18.209 13.637 11.406 22.117 31.235 18.490 16.067 22.067 36.379 31.450 12.119 45.276 16.923 21.826 16.089 43.207 27.134 15.976 14.112 15.683 33.480 32.953 14.883 27.702 16.280 16.539 13.762 30.927 16.239 26.143 26.617 21.492 18.903 16.461 22.765 22.472 16.839

95,6 96,5 53,2 40,2 98,1 44,4 63,5 46,8 102,5 36,6 87,5 63,3 104,6 60,2 69,6 63,8 162,4 56,9 39,3 56,9 39,4 46,7 54,4 75,4 50,0 54,1 111,1 47,7 56,0 42,0 35,1 68,1 96,1 56,9 49,5 67,9 112,0 96,8 37,3 139,4 52,1 67,2 49,5 133,0 83,5 49,2 43,4 48,3 103,0 101,4 45,8 85,3 50,1 50,9 42,4 95,2 50,0 80,5 81,9 66,2 58,2 50,7 70,1 69,2 51,8

Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas

21.528 22.458 23.139 37.688 27.265 28.157

66,3 69,1 71,2 116,0 83,9 86,7

Oost-Vlaanderen

29.276

90,1

Vlaams Gewest

32.490

100,0

BelgiĂŤ

32.059

98,7

Bron: Studiedienst Vlaamse Regering, NBB, eigen berekeningen

60

Peil (Vlaanderen = 100)


@ Shutterstock


Zeehavens Tabel 16: Toegevoegde waarde haven van Gent (2014) 2014

2014/2013

2014

Ă— 1.000.000 EUR

Procentuele evolutie

Aandeel

Maritieme cluster Directe effecten Scheepsagenten en expediteurs Goederenbehandeling Rederijen

35,6

4,9

1,0

236,4

-3,3

6,6 0,4

13,3

67,7

Scheepsbouw en herstelling

5,4

10,7

0,1

Havenaanleg en baggerwerken

0,0

-

0,0 0,0

Visserij

0,0

-

Maritieme handel

0,2

15,6

0,0

24,8

5,9

0,7

Havenbedrijf

21,5

2,7

0,6

Totaal directe effecten

Openbare sector

337,2

5,4

9,4

Totaal indirecte effecten

248,7

-0,8

-

Totaal maritieme cluster

585,9

-1,9

-

22,5

Niet-maritieme cluster Directe effecten Handel

802,7

4,0

Energiebedrijven

23,0

-57,2

0,6

Brandstofproductie

41,4

-24,3

1,2

Chemische bedrijven

388,4

19,1

10,9

Automobielnijverheid

713,6

-2,9

20,0

Elektronica

34,1

19,6

1,0

Metaalverwerkende nijverheid

629,0

19,8

17,6

Bouw

106,9

0,4

3,0

Voedingsnijverheid

104,4

13,5

2,9

Andere industrieĂŤn Totaal industrie

177,4

9,4

5,0

2.218,2

6,5

62,2

Wegtransport

66,8

4,7

1,9

Ander vervoer over land

10,0

-12,8

0,3

Totaal transport over land

76,8

2,0

2,1

Andere logistieke diensten

140,5

0,2

3,9

Totaal directe effecten

3.238,2

5,4

90,7

Totaal indirecte effecten

3.649,5

7,4

-

Totaal niet-maritieme cluster

6.887,7

12,8

-

Directe effecten

3.575,4

4,9

-

Indirecte effecten

3.898,2

6,8

-

Totaal toegevoegde waarde

7.473,6

5,9

100,0

Bron: NBB, eigen berekeningen Er worden twee clusters onderscheiden: een maritieme en niet-maritieme cluster. De maritieme cluster omvat alle havengebonden bedrijfstakken die van essentieel belang zijn voor de haven (beheer en onderhoud, scheepvaart, overslag, bevrachting, loodsdienst, sluizen, goederenopslag, baggerwerken, visserij, maritieme diensten, enz.). De segmenten uit de niet-maritieme cluster hebben geen directe economische band met de havenactiviteiten, maar zijn er nauw en wederzijds van afhankelijk. Het gaat om industrie, groothandel, transport en logistiek.

62


Tabel 17: Maritiem goederenverkeer haven van Gent (2016) Goederencategorie

Aanvoer (in ton)

Afvoer (in ton)

Totaal (in ton)

2016/2015

Landbouwproducten

1.858.347

31.252

1.889.599

Voedingsproducten en veevoeder

3.646.789

475.093

4.121.882

-4,1%

Vaste minerale brandstoffen

2.302.090

172.592

2.474.682

-4,2%

Petroleumproducten

2.731.241

1.660.969

4.392.210

90,7%

Ertsen en metaalresiduen

5.411.130

1.627.738

7.038.868

23,9%

Producten van de metaalindustrie

2.110.461

1.460.207

3.570.668

0,7%

Ruwe mineralen en bouwmaterialen

1.085.049

143.773

1.228.822

-27,3%

Meststoffen

879.537

766.566

1.646.103

5,2%

Chemische producten

385.784

78.737

464.521

9,1%

1.217.875

1.042.044

2.259.919

-3,6%

21.628.303

7.458.971

29.087.274

10,3%

Overige goederen Totaal maritiem goederenverkeer

-1,8%

Bron: Havenbedrijf Gent

Tabel 18: Binnenvaart haven van Gent (2016) Goederencategorie

Aanvoer (in ton)

Afvoer (in ton)

Totaal (in ton)

2016/2015 -31,1%

Landbouwproducten

171.056

542.850

713.906

Voedingsproducten en veevoeder

796.265

1.747.070

2.543.335

5,0%

1.793.314

741.138

2.534.452

10,3%

Petroleumproducten

2.217.184

2.337.415

4.554.599

39,2%

Ertsen en metaalresiduen

2.944.464

597.072

3.541.536

-10,2% -14,5%

Vaste minerale brandstoffen

Producten van de metaalindustrie

187.527

952.636

1.140.163

Ruwe mineralen en bouwmaterialen

3.237.625

805.969

4.043.594

17,1%

Meststoffen

1.251.679

620.032

1.871.711

45,7%

Chemische producten

490.734

168.385

659.119

-25,2%

Overige goederen

175.049

150.697

325.746

81,2%

13.264.897

8.663.264

21.928.161

9,1%

Totaal maritiem goederenverkeer

Š Havenbedrijf Gent

Bron: Havenbedrijf Gent

63


Tabel 19: Werkgelegenheid haven van Gent (2014) 2014

2014/2013

2014

Absolute cijfers

Procentuele evolutie

Aandeel

Maritieme cluster Directe werkgelegenheid Scheepsagenten en expediteurs

389

4,2

2.169

-2,0

7,9

Rederijen

40

15,7

0,1

Scheepsbouw en herstelling

Goederenbehandeling

1,4

67

-11,3

0,2

Havenaanleg en baggerwerken

0

-

0,0

Visserij

0

-

0,0

Maritieme handel

1

0,0

0,0

148

-5,1

0,5

Havenbedrijf

237

-2,8

0,9

Totaal directe werkgelegenheid

Openbare sector

3.051

-1,5

11,0

Totaal indirecte werkgelegenheid

3.207

-1,5

-

Totaal maritieme cluster

6.258

81,5

-

Niet-maritieme cluster Directe werkgelegenheid Handel Energiebedrijven Brandstofproductie

-2,5

7,4

130

-23,2

0,5 0,2

42

7,8

Chemische bedrijven

2.104

-0,3

7,6

Automobielnijverheid

9.088

0,7

32,9

Elektronica

253

7,9

0,9

Metaalverwerkende nijverheid

5.924

2,7

21,5

Bouw

1.206

-6,0

4,4

632

5,1

2,3

Voedingsnijverheid Andere industrieĂŤn Totaal industrie

1.011

5,2

3,7

20.390

2,0

74,0 2,9

Wegtransport

792

4,5

Ander vervoer over land

160

-8,2

0,6

Totaal transport over land

952

2,1

3,4

Andere logistieke diensten

1.155

3,2

4,2

Totaal directe werkgelegenheid

24.552

0,8

89,0

Totaal indirecte werkgelegenheid

31.236

0,6

-

Totaal niet-maritieme cluster

55.788

0,8

-

Directe werkgelegenheid

27.603

0,6

-

Indirecte werkgelegenheid

34.443

0,4

-

Totale werkgelegenheid

62.046

0,5

100,0

Bron: NBB, eigen berekeningen

64

2.055


Tabel 20: Investeringen haven van Gent (2014) 2014

2014/2013

2014

× 1.000.000 EUR

Procentuele evolutie

Aandeel

Maritieme cluster Scheepsagenten en expediteurs Goederenbehandeling

2,0

0,2

0,5

35,0

-44,0

8,7 1,9

Rederijen

7,6

45,6

Scheepsbouw en herstelling

0,5

27,7

0,1

Havenaanleg en baggerwerken

0,0

-

0,0

Visserij

0,0

-

0,0

Maritieme handel

0,1

-

0,0

Havenbedrijf

6,6

3,3

1,6

Openbare sector

3,0

-73,2

0,7

54,8

37.5

13.5

10,8

Totaal maritieme cluster Niet-maritieme cluster

43,5

20,6

Energiebedrijven

Handel

5,9

-78,4

1,5

Brandstofproductie

2,2

-26,6

0,5

Chemische bedrijven

68,8

22,9

17,0

Automobielnijverheid

50,6

48,4

12,5

1,8

94,5

0,4

74,4

9,7

18,4 2,5

Elektronica Metaalverwerkende nijverheid Bouw

10,1

-18,7

Voedingsnijverheid

15,1

-12,8

3,7

Andere industrieën

19,2

-21,6

4,7

248,1

2.0

61,2

Wegtransport

Totaal industrie

14,6

-16,3

3,6

Ander vervoer over land

16,5

-4,4

4,1

Totaal transport over land

31,1

-10,4

7,7

Andere logistieke diensten

26,4

30,3

6,6

Totaal niet-maritieme cluster

349,1

4,4

86,3

Totale investeringen

403,9

-4,3

100,0

© Havenbedrijf Gent

Bron: NBB, eigen berekeningen

65


Tabel 21: Maritiem goederenverkeer en scheepvaartbewegingen Waaslandhaven (2015) Goederencategorie

Aanvoer (in ton)

Afvoer (in ton)

Totaal (in ton)

ChemicaliĂŤn en gassen

3.292.941

1.106.381

4.399.322

11%

Ertsen, zand en grind

1.301.722

5.928

1.307.650

29%

Metaalproducten

8%

1.356.593

652.594

2.009.187

Hout

185.374

357

185.731

3%

Houtcellulose

195.335

0

195.335

2%

Papier Rollend materieel Containers Diverse goederen Totaal maritiem goederenverkeer

Scheepvaartbewegingen

808.039

13.762

821.801

3%

1.201.972

2.099.397

3.301.369

9%

14.851.716

22.211.698

37.063.414

30%

1.114.918

1.222.768

2.337.686

34%

24.308.611

27.312.886

51.621.497

25%

Totaal (in ton)

2015/2014

Vrasenedok

7.817.126

Verrebroekdok

4.215.180

-2%

722.348

19%

Scheldesteigers Zuidelijk Insteekdok Deurganckdok Andere dokken Totaal scheepvaartbewegingen

Totaal (in ton)

12%

2.488.217

9%

34.859.048

35%

1.519.578

10%

51.621.497

25%

Bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (via Maatschappij Linkerscheldeoever)

Tabel 22: Evolutie van de werkgelegenheid in de Waaslandhaven (2005-2015) 2005

2015

Grondgebied Beveren

7.995

11.145

Grondgebied Zwijndrecht

3.895

6.278

Totaal

11.890

17.423

Bron: Maatschappij Linkerscheldeoever

66

2015/2014

2015/2014



Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Gent tel. 09 267 82 15 | fax 09 267 82 97

POM

provincie Oost-Vlaanderen


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.