19 minute read

Seksuoloog

Next Article
Verschenen

Verschenen

gedragskundige aan verbonden. Adriëtte: “Met haar hulp en die van de begeleiders sluit de zorg die Rien krijgt veel beter aan op de persoon die hij nu is. Zo is er in de bejegening het een en ander veranderd. Ook voor ons. Als wij bijvoorbeeld Rien iets vragen, laten we eerst ‘vijf olifanten voorbijkomen’: we geven hem genoeg tijd om de vraag te verwerken en te reageren. En we leerden onszelf aan om Riens appartement binnen te komen met een vrolijk opgewekte stem: ‘Wat leuk om je weer te zien!’, omdat hij daar positief op reageert.”

Ook zijn de zussen, samen met de begeleiders, op zoek gegaan naar nieuwe activiteiten die ze met Rien kunnen doen. Activiteiten die Rien motiveren, maar niet overprikkelen. In de appgroep ‘Successen van Rien’ delen ze succesvolle activiteiten met elkaar en de begeleiders.

Lianne: “Van de ‘grootse’ activiteiten waar Rien van hield, doen we nu kleine dingen met hem. Dat blijft zoeken, omdat Rien zich steeds verder in zichzelf terugtrekt. Ik ga nu vaak met hem schilderen of tekenen.”

Ook Adriëtte heeft een activiteit gevonden die op dit moment aanslaat: “Ik heb de platenspeler herontdekt. Samen luisteren we nu naar Riens oude LP’s als ‘De daverende dertien plus drie’ met onder meer liedjes van Nico Haak, De Havenzangers en De Dutch Boys.”

Na de diagnose dementie duurde het nog een tijdje voordat zijn moeder en zussen konden accepteren dat Rien aan dementie lijdt. En eigenlijk moeten ze er steeds weer opnieuw aan wennen, omdat Rien door de ziekte achteruit blijft gaan. Het is voor zijn familie een proces van voortdurende rouw.

Lianne: “In het begin probeer je nog van alles om de Rien zoals hij was, terug te laten komen. Je probeert hem met grapjes aan het lachen te maken. Maar je merkt dat het niet werkt. Het dringt langzaam door dat we de oude Rien nooit meer zullen terugkrijgen.” |

21

Welmoed Visser en Daphne Kemner bespreken seksuele onderwerpen uit de verstandelijk gehandicaptenzorg

Roze of veiligheids il

De laatste tijd krijg ik steeds meer vragen van cliënten en over cliënten die gaan over het thema genderidentiteit. Vaak een ingewikkeld thema. Aan de ene kant heb je te maken met de samenhang met andere problemen van de cliënt en anderzijds heb je ook te maken met de houding en visie van de omgeving op de gendervraag of het gendergedrag van de cliënt.

Er worden allerlei termen gebruikt: transgender, transseksueel, genderidentiteit, genderrol, genderzoekend, binair en non-binair et cetera. Het is vaak nog onduidelijk wat deze woorden allemaal betekenen, zowel voor de client als voor zijn omgeving. Daar kan spraakverwarring door ontstaan. Zo ook bij Jules die zichzelf graag in stoere kleding kleedt en benoemt dat ze graag een jongen wil zijn. Ze zegt tegen me: “Ik ben trans. Dat heeft mijn begeleiding ook gezegd.” Dat ligt genuanceerder, want gaat het hier over genderidentiteit of over je genderrol, ben je non-binair of ben je nog zoekend? Is een label niet alleen maar belemmerend om vrij te kunnen/mogen onderzoeken wat je eigenlijk denkt en voelt en wilt laten zien? Mijn ervaring is dat de focus te veel op het label ligt (zonder daadwerkelijke invulling) en niet op de zoektocht. Deze labels maken het dus lastig. En wat het ook lastig maakt, is dat de omgeving toch nog vaak op de rem trapt bij dergelijke vragen. De veiligheidsbril wordt opgezet in plaats van de roze bril, zoals ik het vaker noem. Mensen schrikken van de vraag en denken vaak meteen aan chirurgische ingrepen. Dat is ook nodig om aandacht aan te besteden, maar ik mis eerst het gesprek met de cliënt over zijn wensen, zijn gedachten, zijn gevoelens, het mogen onderzoeken en oefenen met hoe hij/zij het wil: de roze bril. Vanuit de aannames van de veiligheidsbril wordt vergeten om de zoektocht te begeleiden, wat toch hoort bij je professionele beroepshouding. Recent was ik bij een cliënt waarbij zijn uitingsvormen (hoe en waar hij zich wel/niet mocht kleden) waren vastgelegd, in de uitwerking van de Wet zorg en dwang. Dit gaat over een jongen die zelf nog niet weet waar hij staat, wat hij zoekt en wat hij wil, maar het wel graag wil uitzoeken. Is dan niet onze belangrijkste taak om dit met hem uit te zoeken, hem zo veilig mogelijk zichzelf te laten ontdekken, rekening houdend met de complexiteit van dit thema? We doen nu geen recht aan zijn seksuele rechten, sterker nog: zijn rechten zijn in het geding. Ieder mens heeft namelijk recht op een prettig leven in vrijheid en naar eigen overtuiging en daar hoort dit bij. Zo staat het ook in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hij verdient toegang tot informatie en diensten, verdient te zijn wie hij is en om dat uit te zoeken. Aan ons de taak om dat te begeleiden naar beste kunnen vanuit onze professie. Dat begint met vragen stellen, een onderzoekende houding, een professionele nieuwsgierigheid. Vertel eens... | Welmoed Visser, orthopedagoog-seksuoloog NVVS SH

22

Tekst Mariët Ebbinge Fotografie Bas van Spankeren

Jongeren oefenen in stapjes met uit huis gaan

Flexwonen: wennen aan uit huis gaan

Sinds een paar jaar kunnen jongeren vanaf 18 jaar in deeltijd wonen bij de Noord-Hollandse zorgorganisatie Prinsenstichting. Dit ‘flexwonen’ is een win-win-winsituatie. Ouders worden ontlast, de leefwereld van jongeren wordt groter en Prinsenstichting leert de jongeren beter kennen.

FFlexwonen van Prinsenstichting was een van de projecten die voor het VWS-programma ‘Volwaardig leven’ werd aangemeld als een voorbeeld voor de rest van de sector. Het project is onder meer bedoeld om de krapte aan woningen bij deze zorgorganisatie op te vangen. Een probleem dat natuurlijk ook bij andere zorgorganisaties speelt. “Als op één woonplek drie dagen de ene persoon woont en vier dagen de ander, dan hebben twee mensen voordeel bij deze ene plek,” legt een licht verstandelijke beperking tot een zeer ernstige verstandelijke beperking, gebruikmaken van de flexplekken die de organisatie aanbiedt. Voor iedere doelgroep zijn er een paar plekken gecreëerd. In totaal zijn dat acht plekken, waarvan drie tiny houses, die daar speciaal voor zijn neergezet. In de tiny houses verblijven voornamelijk mensen met een matige en een ernstige verstandelijke beperking. De kleine huisjes, bestaande uit één kamer met een bed en een douche, zijn naast bestaande

woongroepen geplaatst. “Het zijn eigenlijk een soort extra kamers die zich buiten het gebouw van de woongroep bevinden.”

De tijdelijke bewoners van de tiny houses sluiten aan bij het niveau van de mensen op de woonvoorziening en ze doen mee met hun activiteiten. Soms gaan ze naar dagbesteding elders.

Flexwonen vangt dus gedeeltelijk de krapte aan woonplekken op. Daarnaast is het een manier voor de zorg- organisatie om nieuwe (deeltijd)bewoners goed te leren kennen.

Soms vind ik de groep te druk. Dan vind ik het fijn dat ik naar mijn eigen huisje kan gaan

kwartiermaker innovatie Willemijn Meurs het concept in het kort uit. “Door flexwonen wordt 24-uurszorg uitgesteld, als dat nog niet volledig nodig is. En je voorkomt crisissituaties.”

Volgens de kwartiermaker kunnen alle doelgroepen, van mensen met Zachte landing

“Meestal is het zo dat we iemand die hier komt wonen, leren kennen vanuit zijn dossier. Op grond daarvan zoeken we een geschikte woonplek voor hem. Het kost dan wat tijd om ervoor te zorgen dat iemand past in de groep en dat bijvoorbeeld de begeleidingsstijl aansluit op wat hij nodig heeft. Met de mensen die eerst bij ons in deeltijd wonen, gaat het anders. We leren hun goed kennen en bouwen een vertrouwensrelatie met hen op, zodat een overgang naar een duurzame woonplek soepeler gaat. De mensen komen op de juiste plek terecht en maken een zachte landing. Dat kan overigens eveneens bij een andere zorgorganisatie zijn.”

Prinsenstichting biedt ook thuisondersteuning of intensieve orthopedagogische gezinsbehandeling. Sommige cliënten zijn daardoor al eerder bij

opstapnaarwonen

23

Prinsenstichting in beeld. Alles vanuit de gezamenlijke inzet om de jongere zo lang mogelijk (gedeeltelijk) thuis te laten wonen.

Voor ouders wordt door het fl exwonen het proces van het loslaten van hun kind makkelijker gemaakt. Willemijn: “Via het fl exwonen kunnen ze geleidelijk wennen aan het feit dat hun kind op een gegeven moment helemaal niet meer thuis woont.”

En ook de jongere zelf krijgt de tijd om te wennen aan zijn nieuwe woonsituatie. “Vergelijk het met jongeren

Bruno, hier samen met zijn moeder, is blij met de sleutel van zijn eigen tiny house

Van 24-uurszorg naar zelfstandig wonen

Ook op andere manieren probeert Prinsenstichting het tekort aan woningen binnen de zorgorganisatie op te vangen. Dat doet behandelcentrum De Schar, een onderdeel van de organisatie, door mensen met een licht verstandelijke beperking van een 24-uurszorgwoning door te laten stromen naar een begeleide woonvorm in de maatschappij, als verlenging van de behandeling. De cliënten kunnen uitstromen naar een van de negen appartementen van de Wooncompagnie op het Regioplein in Schagen. Op het Regioplein krijgen ze drie jaar ambulante begeleiding van Prinsenstichting, gefi nancierd vanuit de Wlz of Wmo. Als het goed gaat, zetten ze daarna de stap naar zelfstandig wonen in een huurwoning van de Wooncompagnie. Het project startte in 2020 met negen cliënten, begin volgend jaar zijn de eerste bewoners klaar om op zichzelf te gaan wonen. Bekijk een fi lm over het Regioplein op youtube.com/ watch?v=2xX-ZISUaKQ zonder een beperking die op een gegeven moment op kamers gaan, maar in de weekenden nog steeds thuis komen.” Bovendien komen ze in contact met andere cliënten van hun leeftijd. “Hun leefwereld wordt groter.”

Maatwerk

Flexwonen is er bij Prinsenstichting in allerlei vormen. Twee jongeren van 17 en 26 jaar wonen om de week in een woonruimte. Beiden hebben een

ernstige verstandelijke beperking. Hun respectievelijke ouders overleggen met elkaar en stemmen bijvoorbeeld hun vakanties op elkaar af, zodat het huisje nooit leeg staat.

Willemijn: “De ouders ervaren deze regeling als heel prettig. Er is meer balans in hun leven gekomen. De ene week hebben ze hun kind thuis. Dat willen ze graag. Ze zijn er nog niet aan toe om hun kind helemaal te laten gaan. De andere week hebben ze de handen vrij om uit te rusten en dingen te doen, waar ze normaal niet aan toe komen. De ouders kunnen het op deze manier nog heel lang volhouden.”

Een ander voorbeeld is een jongen met een licht verstandelijke beperking die doordeweeks thuis bij zijn moeder woont. In het weekend woont hij in een van de tiny houses.

“Hij vindt dat heel fi jn, omdat hij leeftijdgenoten ontmoet met wie hij dingen kan ondernemen. En als hij dat nodig heeft, kan hij zich terugtrekken in zijn huisje. Voor hem zijn we aan het kijken of hij meer dagen in de week bij ons kan komen wonen.”

Om de behoeften van de jongeren zo goed mogelijk in te vullen, heeft Prinsenstichting een casemanager

Ouder en kind kunnen zo allebei een beetje wennen aan apart wonen

24

Jongeren wonen als opstap een deel van de week in een tiny house

Bruno en zijn moeder bij het tiny house waar hij een aantal dagen in de week woont

aangesteld. Willemijn: “De casemanager is het vaste aanspreekpunt van de ouders. Die begint met gesprekken met de ouders en een screening van de cliënt. Wat is de zorgvraag precies? Vervolgens kijken de gedragskundige en het begeleidingsteam of een woonvoorziening geschikt is voor deze persoon. Als dat zo is, volgt er een intakegesprek met de ouders. Hoeveel dagen wil iemand bij Prinsenstichting komen wonen? Wat vindt iemand leuk? Welke dagbesteding sluit aan? Of is daar al in voorzien? Als alle partijen akkoord gaan, mag de cliënt een dagje komen wennen. Het is elke keer weer maatwerk.”

Meer variatie

Ook van de begeleiders wordt wat gevraagd. Door de wisseling van de tijdelijke bewoners ziet de woongroep er bijna elke dag anders uit. “De afspraak is dat, afhankelijk van de zorgvraag, maximaal drie mensen kunnen worden toegevoegd aan een vaste groep bewoners of mensen die de dagbesteding volgen. Dat vraagt om fl exibele en gemotiveerde begeleiders die zich elke keer weer goed moeten kunnen afstemmen op de mensen in de groep. Het voordeel voor de begeleiders is dat er meer variatie in hun werk komt. Bovendien brengen de fl exbewoners geld mee, waardoor er meer contracturen mogelijk worden en de inzet van meer begeleiders in de groep soms mogelijk is.”

Hoewel fl exwonen de vraag naar een 24-uursplek uitstelt, overtreft de vraag naar 24-uursplekken nog steeds het aanbod. Flexwonen is dus niet dé oplossing gebleken, maar een van de oplossingen, zegt Willemijn: “Met ouders van jongeren die bij ons fl exwonen, gaan we wel sneller in gesprek over de volgende stap. Ze zetten hun kind daardoor eerder op een wachtlijst voor een 24-uursplek, dan ze zouden doen als het kind nog 7 dagen per week thuis zou wonen. Vaak aarzelen ouders namelijk om die stap te zetten.” |

Bruno

Fleur is de moeder van Bruno, die is gestart met fl exwonen in een tiny house bij Prinsenstichting. Zij vindt het fl exwonen ideaal. “Zo kunnen Bruno en ik allebei een beetje wennen aan apart wonen.” Voor Bruno is ook duidelijk waarom hij wil fl exwonen. “Ik help mama daarmee,” zegt hij. “Soms heeft ze te veel stress, dan is ze over haar grens gegaan met werken. Ze moet dan rust nemen. En voor mijzelf vind ik het leuk dat ik onder mensen ben die hetzelfde hebben als ik.” Hij vertelt: “Ik heb een tussenbeperking. Ik val een beetje buiten de boot, maar ook weer een beetje erin. Bij de woongroep zijn meer mensen die dat hebben. Ik vind het er heel gezellig. Ik zit maar weinig in mijn tiny house, meestal zit ik bij de groep. We doen veel spelletjes, kijken samen tv of praten over hoe de week ging. Maar soms vind ik de groep te druk of wordt er ineens iemand boos. Dan vind ik het fi jn dat ik naar mijn eigen huisje kan gaan.” Raadt Bruno anderen aan om te gaan fl exwonen? “Zeker, maar ga dan wel eerst met de groep praten. Kijk of je er past. En dan nog duurt het even voor je je thuis voelt in de groep. Daarom vind ik het fi jn dat ik eerst in een tiny house terecht kan. Ik zit er nu van vrijdag tot zondag en dat kunnen we uitbreiden van donderdag tot maandag. Leuk, ik ben er wel aan toe!”

Een boerderij als afwisselend leer- en werkbedrijf

Tekst Mariët Ebbinge Fotografi e Eigen foto’s 25

Bij Tjoonk: leren van zinvol werk

Bij Tjoonk is een leer- en werkbedrijf waar mensen met een (licht) verstandelijke beperking kunnen blijven leren. Op de boerderij is genoeg werk: van het voeren van de dieren en afvoeren van hun mest tot het helpen bij het bouwen van een stal.

AAls zoon, kleinzoon en achterkleinzoon van een boer nam Jeroen Spikker, samen met zijn vrouw Marleen, vijf jaar geleden de boerderij van zijn vader over. Jeroen is op deze boerderij vlakbij Deventer grootgebracht. Het stel nam de boerderij niet over om fulltime te boeren, maar om er een leer- en werkbedrijf van te maken. Jeroen: “Boeren is bij ons een middel, geen doel.” Jeroen heeft een opleiding aan de Pabo gedaan en is zich gaan richten op het speciaal onderwijs. Hij werkte aan de Daniël de Brouwer school in

We houden met z’n allen het bedrijf draaiende

Wilp, een school voor speciaal onderwijs (SO) en voortgezet speciaal onderwijs (VSO). De boerenzoon heeft het altijd inspirerend gevonden om mensen met een beperking dingen te leren. Maar hij liep ook tegen de

Jeroen en Marleen willen met hun boerderij mensen met een verstandelijke beperking ook na hun 20ste laten doorleren

grenzen van het speciaal onderwijs aan. “Als jongeren in het VSO 20 jaar worden, hebben ze geen recht meer op onderwijs. Maar dat betekent niet dat ze zijn uitgeleerd. Ik geloof dat iedereen zich kan blijven ontwikkelen.”

De boerderij bood een kans om mensen met een verstandelijke beperking ook na hun 20ste te laten doorleren. Samen met zijn vrouw, die ook parttime fysiotherapeut in de ouderenzorg is, begon Jeroen met een paar deelnemers. Jongens die bij hem in de klas zaten en stage wilden lopen op de boerderij van ‘hun meester’.

Om meer deelnemers, zoals ze worden genoemd, te werven, werkte het stel aan naamsbekendheid. Marleen: “Het duurde even voor de

26

Mensen met een beperking kunnen blijven leren op een boerderij

gemeenten en de zorgorganisaties in de buurt ons leerden kennen en er aanmeldingen binnenkwamen.”

De corona-epidemie gaf een extra impuls. “Wij bleven tijdens de lockdown open. Voor de deelnemers was het belangrijk om iets om handen te hebben. Andere mensen die niet op hun eigen dagbesteding terecht konden, kwamen ook bij ons werken. Een aantal ervan is blijven hangen.”

Zinvol

In de fi losofi e van Jeroen en Marleen is het belangrijk dat alle deelnemers, mensen met een verstandelijke beperking en mensen met een Wmo- achtergrond, zinvol werk doen. Iedereen draagt zijn steentje bij op de boerderij. Jeroen: “In de eerste plaats

zijn we een leer- en werkbedrijf, maar in de tweede plaats zijn we een productiebedrijf. We fokken kalfjes voor de melkveehouderijen, lammetjes voor de fokkerij en consumptie, en ossen voor het vlees. Daarnaast gaan de groenten uit onze kwekerij naar een restaurant hier in de buurt. Twee deelnemers brengen de groenten er elke week in een bakfi ets naartoe. We houden met z’n allen het bedrijf

Mensen vinden het fi jn om iets te creëren

draaiende. Deelnemers ervaren het als zinvol werk.”

Zinvol werk doen betekent ook dat de deelnemers zoveel mogelijk betrokken worden bij de grote klussen die moeten worden gedaan, zoals de bouw van een nieuwe stal. Ook daaraan hielpen deelnemers met een verstandelijke beperking mee. Jeroen: “Ik heb een aannemer gevonden die met onze deelnemers wilde samenwerken en hen wilde begeleiden bij het werk dat moest worden gedaan. Bovendien heeft tijdens de bouw van de stal een aantal deelnemers les gehad van een timmerman. Hij heeft hun geleerd om houten planken te zagen en tegen de muur te timmeren. Die deelnemers zijn er heel trots op: ‘Ik heb de stal gebouwd,’ hoor je ze dan tegen iemand zeggen.”

Ook de verbouwing van de oude stal tot een werkplaats, die nu gaande is, gebeurt met hulp van sommige deelnemers. Twee jongemannen met een verstandelijke beperking betegelden de toiletten en legden er een betonnen vloertje in. Nu zijn ze bezig met het timmeren van houten planken tegen de buitenmuren. De restjes hout die overblijven, gaan overigens niet verloren. Daar hebben Jeroen en Marleen een toepassing voor gevonden: weer andere deelnemers maken er naambordjes voor de fruitbomen van. Jeroen: “Mensen vinden het fi jn om iets te creëren. Dat is goed voor hun welbevinden.”

Leren voor een diploma

Bij Tjoonk kun je de certifi caten ‘Werken in het groen’, ‘Werken met dieren’ en ‘Werken met bloemen’ halen. Op het moment dat de theorie en praktijkopdrachten beheerst worden, komt er een externe examinator om het examen af te nemen. Naast bovenstaande vakspecifi eke cursussen is het mogelijk om het VCA-B certifi caat op het bedrijf te halen.

Bij Tjoonk kun je verschillende certifi caten halen, zoals ‘Werken met bloemen’ Nuttig

Een van de mensen die bij Tjoonk is gaan werken, is Peter (24). Hij werkt fulltime bij Tjoonk. Peter zat destijds bij Jeroen in de klas. “Ik kende Jeroen goed. Daarom ging ik bij Tjoonk werken.” De jongeman doet van alles: “Ik verzorg de koeien, ruim de schuur op, vul de hooizolder met hooi.” Hij heeft al veel geleerd. “Ik heb een certifi caat voor de bosmaaier gehaald. Eerst had ik daarbij hulp nodig. Nu kan ik het alleen.” Peter is ook erg goed in het afrasteren van stukken land met een lint.

Ook Jeroen (50) heeft een plekje gevonden bij het leer- en werkbedrijf. Hij werkt net als Peter vijf dagen op de boerderij. Jeroen ging eerst naar een andere boerderij, maar bij Tjoonk vindt hij de sfeer prettiger. “Op de andere boerderij werkten niet zo veel mensen met een beperking. Dat was niet zo gezellig. Ook vond ik het

opstapnaarwonen

27

werk, dat ik daar moest doen, niet leuk.”

Bij Tjoonk is er meer reuring en meer afwisseling in het werk. Net als alle andere deelnemers begint Jeroen iedere dag met koffi e drinken. Vervolgens voert hij de kleine dieren, zoals de konijnen, de pony’s en de kippen. “En daarna is er dan weer koffi e. Heel gezellig!” De rest van de dag doet hij de klussen die op de planning staan, bijvoorbeeld helpen met het uitpakken van de vaatwasmachine.

Zelfvertrouwen

Na vijf jaar hard werken hebben Jeroen en Marleen de ouderlijke boerderij omgebouwd tot een volwassen leer- en werkbedrijf met in totaal 45 deelnemers. Drie tot vier professionele begeleiders en een stagiaire ondersteunen de gemiddeld 20 deelnemers die er per dag komen werken. Dat zijn naast de mensen met een verstandelijke beperking dus ook mensen die betaald worden uit Wmo-gelden. De combinatie van mensen met een Wlz- en Wmo-achtergrond gaat goed samen, merken Jeroen en Marleen. “Bij ons komen mensen, betaald uit de Wmo, die tijdelijk niet meer in een betaalde baan kunnen werken, omdat ze bijvoorbeeld overspannen zijn geraakt of depressief zijn. Het mooie is dat mensen met een (licht) verstandelijke beperking er geen moeite mee hebben als iemand door

Duurzaam

Het leer- en werkbedrijf probeert zoveel mogelijk biologisch te boeren. Dat betekent dat zij geen krachtvoer geven aan de kalfj es, zo min mogelijk gewasbeschermingsmiddelen gebruiken, alleen natuurlijke mest uitrijden op het land en de koeien in de stal op stro staan.

Peter werkt fulltime bij Tjoonk en heeft al veel geleerd. Zo heeft hij een certifi caat voor de bosmaaier gehaald

zijn toestand in zichzelf gekeerd is. Ze blijven tegen die persoon praten. Op een gegeven moment zal hij of zij dan wel antwoord moeten geven. Bovendien kan iemand die overspannen is en zich beter voelt, iemand met een beperking heel goed helpen. Op het moment dat hij of zij eigen verantwoording neemt, groeit het zelfvertrouwen.”

Bij Tjoonk werkt iedereen om zich op haar of zijn manier verder te ontwikkelen. Een deel van de mensen, vooral de mensen met een Wmo-achtergrond, stromen door naar betaald werk.” De mensen met een verstandelijke beperking blijven langer. Maar ook bij hen is groei het doel. Marleen: “Iedereen kan op verschillende gebieden leren. We hebben hier een jongen met een verstandelijke beperking die in het begin niet alleen kon werken. We hebben hem getraind om zelfstandiger te worden. Hij kan nu alleen, zonder een begeleider, werken. Maar we leren mensen ook vaktechnische vaardigheden aan. Zo huren we af en toe iemand in die de deelnemers kan leren veilig met een bosmaaier om te gaan.”

Ook Peter en Jeroen blijven leren. Jeroen wil graag leren om hout te bewerken. Het staat als doel opgeschreven in zijn ondersteuningsplan. Hij hoopt in de werkplaats, als die af is, met hout aan de slag te gaan. Peter heeft onlangs met zijn voormalige meester nieuwe doelen besproken. Ook hij wil zich blijven ontwikkelen: hij wil leren om de shovel en de elektrische snoeischaar te bedienen.

Naast het aanleren van deze vaardigheden heeft Peter nog een ander doel dat op het sociale vlak ligt. Hij legt het uit: “Als Jeroen of Marleen mij iets vragen te doen, dan doe ik dat, omdat ik hen vertrouw. Maar ik heb er moeite mee als de begeleiders die ik niet goed ken iets van mij willen. Dan ben ik wat tegendraads. Ik ben nu aan het leren om tegen hen geen ‘nee’, maar ‘ja’ te zeggen.” |

This article is from: