Rijnstad jaarverslag 2015 issuu

Page 1

Publieksversie jaarverslag 2015

10

redenen om niet bescheiden te zijn over de waarde van sociaal werk


INHOUDSOPGAVE

2 ) RIJNSTAD

Voorwoord LuciĂŤnne van den Brand

3

Ons 2015 in een aantal mediaberichten

4

1. Sociaal werk werkt met mensen aan zelfregie

6

2. Sociaal werk katalyseert krachten in de samenleving

10

3. Sociaal werk biedt mensen een podium

14

Niet zo maar cijfers!

18

4. Sociaal werk vindt plaats in de haarvaten van de samenleving

20

5. Sociaal werk sluit aan bij de energie in de samenleving

24

6. Sociaal werk is voortdurend in ontwikkeling

28

7. Sociaal werk vergroot het vertrouwen in samenleven

32

Lody Lasamahu is sociaal miljonair bij Rijnstad

36

8. Sociaal werk draagt bij aan de ontwikkeling van kinderen

38

9. Sociaal werk is een maatschappelijk relevante verbinder

42

10. Sociaal werk is van onzichtbare waarde

46

Literatuurlijst

50

Colofon

51

Het laatste woord

52


VOORWOORD

In 2015 lanceerde onze brancheorganisatie, MOgroep*, de campagne ‘Sociaal werk doe je met sociaal werkers!’. Namens Rijnstad mochten wij een ambassadeur leveren die het Jongerenwerk vertegenwoordigt.

SOCIAAL WERK IS VAN ONZICHTBARE WAARDE

J

ongerenwerker Lody Lasamahu ondervond aan den lijve wat het betekent wanneer je beleidsmakers en politici persoonlijk betrekt bij het sociaal werk. En als je, zoals Lody het zelf op pagina 37 verwoordt, ‘het beleid van het papier afhaalt’ leer je elkaar kennen, elkaars werk begrijpen en komt de waarde van sociaal werk aan het oppervlak.

AANSPREKENDE VERHALEN

Sociaal werkers gedijen uitstekend op de achtergrond. Ze ervaren dat hun werk ertoe doet en zijn trots op wat ze met bewoners en cliënten bereiken, maar zullen dat maar zelden van de daken schreeuwen. Ze vinden al snel dat bewoners die iets voor elkaar hebben gekregen, cliënten die hun leven weer op de rit hebben gekregen en jongeren die hun diploma hebben gehaald, de credits en het podium verdienen. Dat neemt niet weg dat sociaal werkers alle redenen hebben om niet bescheiden te zijn over de waarde van hun werk. Tien van die redenen beschrijven we in dit boekje, de publieksversie

van ons jaarverslag 2015. We onderbouwen die redenen met resultaten uit wetenschappelijk onderzoek en inzichten van prominente denkers in het sociaal domein. En kleuren ze in met aansprekende verhalen uit onze werkpraktijk van 2015.

IN WIJKEN, DICHTBIJ MENSEN

Als lezer kan Rijnstad u in ieder geval geruststellen. Het feit dat we een boekje lang niet bescheiden zijn over de waarde van sociaal werk, verandert niets aan hoe Rijnstad zich als organisatie opstelt en hoe onze medewerkers hun werk doen. Ze gedijen prima op de achtergrond en daar zult u ze ook gewoon blijven vinden. In wijken, dichtbij mensen, zijn ze van onzichtbare waarde! We wensen u veel leesplezier. Luciënne van den Brand Directeur/bestuurder Rijnstad *MOgroep heet sinds 1 juni 2016 Sociaal Werk Nederland jaarverslag 2015 ( 3


ONS 2015 IN EEN AANTAL MEDIABERICHTEN

2015 was een enerverend jaar, waarin onze vrijwilligers en medewerkers veelvuldig opdoken in de media. Deze compacte selectie mediaberichten vat ons 2015 mooi samen: een jaar waarin we voor en met inwoners, met tevreden vrijwilligers en onze (nieuwe) partners, van waarde zijn geweest.

RIJNSTAD BIEDT GRATIS HULP AAN

VRIJ­WILLIGERS BIJ RIJNSTAD TEVREDEN

24 september 2015 Arnhemmers die het overzicht in hun administratie kwijt zijn of vragen hebben op het gebied van regelingen, voorzieningen, toeslagen, schulden en beslagleggingen, kunnen 25 september terecht bij Rijnstad Financiën & Formulieren. In samen­ werking met Delta Lloyd Foundation biedt Rijnstad de inwoners van de Gelderse hoofdstad een gratis administratieochtend aan. Bezoekers gaan samen met een vrijwilliger aan de slag met de administratie. Er wordt een nieuw begin gemaakt, waardoor er weer inzicht en overzicht ontstaat. Na het bezoek, zo belooft Rijnstad, is duidelijk welke papieren bewaard moeten worden. De inloopochtend is op de volgende vier locaties van Rijn­stad Financiën & Formulieren: De Symfonie (Johan de Wittlaan 244), MFC de Wetering (Bonte Wetering 89), sporthal De Laar (Brabantweg 115) en Dovenetellaan (Dovenetellaan 24A). Speciaal voor jongeren organiseert Jongerenwerk Willemeen, eveneens in samenwerking met Delta Lloyd Foundation, dezelfde dag een thuis­administratiemiddag. Die start om 14.00 uur en is vrij toegankelijk. Bron: De Gelderlander

17 december 2015 De vrijwilligers bij Rijnstad zijn tevreden met hun vrijwilligerswerk. Uit een onlangs gehouden tevredenheidsonderzoek blijkt het meren­ deel (87%) erg tevreden te zijn. Gemiddeld wordt de tevreden­­heid beloond met een 7,6 als rapportcijfer. Doel van het Vrijwilligers Tevredenheids Onderzoek (VTO) was de vrijwillige inzet te stimuleren en belem­meringen weg te nemen. Een samenvatting van de conclusies en aan­bevelingen van het VTO is terug te vinden op www.rijnstad.nl/vrijwilligers. 85% gaf aan door te gaan met het vrijwilligerswerk. Bron: Gelderlander.nl

.......................................................................................... 4 ) RIJNSTAD

..........................................................................................

SAMEN ERGER VOORKOMEN 26 oktober 2015 In Arnhem worden huisuitzettingen na oplopende huurachterstanden vermeden dankzij het Meldpunt Ontruimingen, waarin woningcorporaties,


het betalen van hun energierekening. De stichting is in 2015, onder meer in samenwerking met Rijnstad, in Arnhem van start gegaan, en biedt inmiddels door heel Nederland hulp. Samen met lokale maatschappelijke organisaties en gemeenten selecteert de Energiebank huishoudens die in aanmerking komen voor de tijdelijke ondersteuning. Een half jaar lang gaat het om 50 tot 80 euro per maand korting op de energierekening. Ook krijgen gezinnen besparingsadvies van energiecoaches. De gedachte achter de Energiebank is dat energie een basisbehoefte is die mensen niet kunnen missen. De Energiebank is een samenwerking tussen netwerkbedrijf Alliander, Humanitas, de gemeente Arnhem, de Voedsel­ bank Arnhem en Rijnstad. De stichting is af­h anke­lijk van vrijwilligers en donaties. Met het geld dat tot nu toe bijeen is gebracht kunnen ongeveer twintig huishoudens worden geholpen. In heel Nederland leven volgens de Energiebank ongeveer 750.000 gezinnen in ‘energie­ armoede’. De Energiebank wil een bijdrage leveren om energie voor hen bereikbaar te houden. Bron: Omroep Gelderland ..........................................................................................

Rijnstad en de Veiligheid en Gezondheidsregio Gelder­ land Midden (VGGM) intensief samenwerken. Het Meld­ punt is één van de instrumenten waarmee de gemeente Arnhem mensen die in diepe schulden dreigen te raken vroegtijdig wil helpen. In het verleden is er in Arnhem al veel succes geboekt met ‘zorg achter de voordeur’ in achterstandswijken en de ‘Formulierenbrigade’ die mensen helpt bij het aanvragen van zorg- en huur­ toeslag, bijzondere bijstand en ondersteuning om schulden in te dammen. Het Meldpunt Ontruimingen moet er nu voor zorgen dat mensen niet meer plotsklaps met hun huisraad op straat komen te staan. Het stads­ bestuur zoekt bij het ‘vroeg signaleren’ en voorkomen van schulden steun bij hulpverleners van Rijnstad, Plan­groep schuldhulpverlening, budgetbeheer en de wijkteams. Bron: De Gelderlander ..........................................................................................

ENERGIEBANK EN RIJNSTAD TEGEN ENERGIE­ARMOEDE 7 oktober 2015 Nederlandse huishoudens met een laag inkomen krijgen binnenkort hulp van de Energiebank bij

SOCIAAL WERK IS HELEMAAL NIET DUUR! 20 oktober 2015 Luciënne van den Brand, directeur/ bestuurder van Rijnstad, werd in 2015 door branche­ organisatie MOgroep geïnterviewd over de vraag of sociaal werk nou daadwerkelijk zo duur is. “In gesprekken met gemeenten hoor je het om de haver­ klap: welzijn is duur. Onzin! Sociaal werk is helemaal niet duur. En dat nog los van de besparing die de inzet van sociaal werk oplevert in besparingen op de zorg. Als je de cijfers erbij pakt zie je dat welzijn zeker niet meer kost dan bijvoorbeeld zorgpartijen of gemeenten zélf. Onze overhead is zelfs lager, ook daardoor ben je eigenlijk goedkoper uit met sociaal werk.” Het misverstand wordt soms ook gevoed doordat nieuwe aanbieders van buiten de branche offertes uitbrengen onder kostprijs om een voet tussen de deur te krijgen. Luciënne: “Maar ik hoor ondertussen van gemeenten dat ze daarna ook in prijs stijgen. Als branche moeten we ons er echt van bewust zijn dat we daar mee te maken hebben. En ons er tegen wapenen. De truc is dus dat je transparant maakt wat sociaal werk feitelijk kost, vergeleken met aanpalende sectoren.” Onderzoeks­ bureau Berenschot berekende dat ministeries (41,9%) de overheadkampioenen zijn, gevolgd door woning­ corporaties (35,2%) en gemeenten (33,9%). Sociaal werk komt met 17,6% op de 21e plaats van de 31 onderzochte branches. Bron: MOgroep jaarverslag 2015 ( 5


UIT ONDERZOEK In 2013 steeg het aantal mensen dat onder de armoedegrens leefde naar 1,25 miljoen. Ook de groep langdurig armen groeide en dat is zorgelijk, want het

1

vergroot de kans op nadelige gevolgen van armoede. De studie ‘Een lang tekort’ laat zien dat alleenwonenden, eenoudergezinnen, paren met minderjarige kinderen, uitkeringsontvangers en niet-Westerse migranten relatief vaak te maken hebben met armoedeperioden van langer dan een jaar. Voor mensen die net arm zijn, neemt de kans op uitstroom al na één jaar van armoede sterk af. Snel, preventief in­grijpen is dus cruciaal. Dat betekent snel inzicht krijgen in wie het niet op eigen kracht redt, om vervolgens een ge­richt aanbod van scholing of andere voorzieningen te doen. Sociaal werk werkt dichtbij mensen, signaleert armoede­gerelateerde problematiek, verwijst door en onder­steunt bij het (terug)krijgen van de regie over de eigen financiën. Daarbij schakelt het andere burgers in. Zo worden mensen uit armoede gehaald en kosten voor professionele inzet bespaard.

Wildeboer Schut, J.M., & Hoff, S. (2016). Een lang tekort; langdurige armoede in Nederland. SCP en CBS (2015). Armoedesignalement 2014. 6 ) RIJNSTAD


Sociaal werk werkt met mensen aan zelfregie jaarverslag 2015 ( 7


UIT DE PRAKTIJK

Sociaal werk werkt met mensen aan zelfregie Iris Kryszat studeerde Fiscaal en Nederlands recht en werd advocaat bij een maatschap waar het één en al mantelpakjes was. Ze trouwde, kreeg drie kinderen en werd ‘thuisblijfmoeder’. Toen de kinderen groter groeiden, begon het bij Iris weer te kriebelen. Ze ging niet als advocaat, maar als vrijwillige budgetcoach bij Rijnstad aan de slag.

T

oen er een vacature voor Sociaal Raadsvrouw vrij­ kwam, solliciteerde ze met succes. “Het is mooi om mensen weer dat kleine duwtje in de goede rich­ting te geven dat ze soms nodig hebben.” Als budget­ coach werkte Iris vooral met dak- en thuislozen. “Wat me daarin zo raakte was dat we op een dun draadje leven. Het kan zomaar, ineens, als een kaartenhuis instorten. Ik werkte met geslaagde zakenmensen, vrouwen die door een scheiding aan de grond raakten, hele schrijnende gevallen. Ze weten de weg niet te vinden naar instanties en kampen vaak met schaamte­ gevoelens. En oude vrienden die zeggen: ‘kom maar even niet’.”

helpen. We bouwen voor hen een vangnet op. Daarin zitten bij­voorbeeld huisartsen, zorgcoördinatie, wijk­ team, juri­disch loket, advocaten en thuisadministratie. Het gaat vaak om veel meer dan louter juridisch advies. We krijgen ook in toenemende mate met schulden­ proble­ma­tiek te maken. Mensen komen er gewoon niet meer uit. Net als de draaideurcliënten, mensen die steeds terugkomen en niet of in zeer beperkte mate leerbaar zijn. Je wordt in onze samenleving geacht te kunnen lezen, schrijven, internetten en bellen, maar dat

BEPERKT BELTEGOED

Iris Kryszat ziet als Sociaal Raadsvrouw mensen soms letterlijk groeien

Nu is ze Sociaal Raadsvrouw en dat werk ligt Iris. “Het zakelijke van de advocatuur is me minder eigen dan het sociale van deze functie. Gevoelsmatig past dit beter. In een normale werkweek stuur ik brieven naar deur­ waar­ders, bereken beslagvrije voeten, maak bezwaar tegen foutieve berekeningen van toeslagen, bekijk veel be­schikkingen, behandel vragen die binnen komen via Hulp­online en draai twee spreekuren. Iedereen mag hier naartoe komen. Ik zie steeds meer mensen met psychische problemen, die we proberen verder te

“Voor mij een kleine moeite, voor hen grote stappen richting zelfregie”

kan niet iedereen. Mensen met een laag IQ, taal­ problematiek of zonder internet komen dan niet meer mee, ook om­dat er steeds meer digitaal moet. Sinds kort kun je bij ons afspraken maken via internet en dat merken we. Daarmee weet een nieuw publiek ons te vinden, men­sen die meer zelfleerbaar zijn en niet naar een open spreekuur willen komen.”

OPLUCHTING MEER LEZEN EN ZIEN? www.rijnstad.nl/financien_en_formulieren www.movisie.nl/publicaties/werken-vanuit-zelfregie www.sociaalwerknederland.nl Of kijk op www.rijnstad.nl/jaarverslag2015

8 ) RIJNSTAD

Bij Iris begint alles met een gesprek, haar motto is ‘eerst zelf doen’. “Ik vraag mensen altijd eerst zelf formulieren in te vullen en te bellen. Als ze niet kunnen lezen en schrijven, zet ik ze op het spoor van een cursus. Met deurwaarders en de Belastingdienst speel ik in eerste instantie de rol van bemiddelaar. Deze mensen hebben vaak geen internet en een beperkt beltegoed. Zij kun­


nen het zich niet permitteren 20 minuten in de wacht te hangen bij de Belastingdienst. Ze zijn ook bang om fouten te maken, tijdens telefonisch contact en bij het invullen van for­mu­lieren. De meest kwetsbare mensen hebben het vaakst van doen met de ingewikkelde systeem­wereld. Mooi voorbeeld is de kwijtschelding van waterschapsbelasting. Dat kan door te bellen met een telefoon­nummer met een ingewikkeld keuze­menu. Dan zetten we samen de tele­foon op de intercom en help ik iemand door het gesprek heen. Als mensen een vraag hebben voor bij­voorbeeld de wo­ning­bouw­vereni­ging dan bereiden we het telefoon­ge­sprek van tevoren goed voor: ‘dit en dit kun je zeggen en mocht het niet lukken, dan geef je een seintje en neem ik het over’. Als ze het dan zelf doen, zie ik ze letter­lijk groeien. Dan zie ik hoeveel trots en energie ze ervan krijgen! Als het goed gaat, zorgt dat bij hen voor op­ luchting. Ik vertel mensen altijd wat ik van ze nodig heb. Komt het er niet, dan bied ik aan om het samen uit te zoeken. Er bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid om samen met een vrij­ williger de sta­pels, soms nog onge­ opende, post uit te zoeken en te ordenen zodat de cliënt weer een overzicht in zijn eigen admini­stratie krijgt.

voorbeeld. “Een Turkse mevrouw ligt in echt­scheiding. Ze heeft geen huis, geen inkomen, drie kin­deren en geen eigen bankrekening. Toen zijn we samen aan de slag gegaan. Nu heeft ze een huisje en zijn toe­slagen en bijstand geregeld, kwijtscheldingen aange­vraagd en ze krijgt eten via de Voedselbank. Ze durfde eerst niets. Nu gaat ze alleen met de trein en vertelt ze mij hoe trots ze is dat ze deze stap heeft durven nemen. Ze heeft zelf weer de regie. Dat vind ik zo stoer van zo’n vrouw! Ze kwam op het open spreek­uur binnen, met alleen haar verhaal en een mobiele telefoon. Mijn werk bestaat uit het oppakken van de verschillende draadjes, want er valt zoveel te regelen voordat het op gang is. Uiteindelijk is het voor mij een kleine moeite, maar het maakt wel dat bijvoorbeeld deze mevrouw grote stappen naar zelfregie kan zetten!”

GROTE STAPPEN

Ieder duwtje in de goede rich­ting is er één. Zo heb ik een cliënt die niet kan lezen en schrijven, in scheiding ligt, een kind met een beperking heeft en er is een taalbarrière. Ze komt hier iedere maand met de post die ze nu in ieder geval weer opent en sorteert. Ook durft ze zelf weer te bellen. Het digitaler worden van onze samen­leving maakt mensen minder zelf­redzaam. Het aantal instan­ties waar ze laagdrempelig of überhaupt terecht kunnen, neemt af, er zijn geen open spreekuren meer. En dan moet het netwerk het oplossen, maar bij deze mensen kampt het hele netwerk vaak met soort­ge­lijke pro­ble­men. Ze wonen in de­zelf­de wijk, blijven daar wonen, ooms, tantes, neven en nichten, ze zitten in dezelfde situatie en kunnen elkaar met veel helpen, maar niet richting instanties.” Iris vertelt vol vuur over haar werk. En met een con­stante twinkeling in haar ogen. Ze sluit het gesprek af met een jaarverslag 2015 ( 9


UIT ONDERZOEK Non-profit organisaties zoeken naar manieren om de eigen meerwaarde aan te tonen. Ze werken be­drijfsmatiger en markt­gerichter. Tegelijkertijd ontstaat er meer

2

zelforganisatie en draaien initiatieven met, maar ook zonder bestaande organisaties. Dat maakt dat de sector onder druk staat, terwijl er aan de andere kant juist veel behoefte is aan de kennis die het biedt met haar professionals en vrijwilligers. Professionals initiëren vernieuwing, vrij­willigers faciliteren en dragen het uit. De non-profit sector wordt door burgers ‘gestuurd’ en betrekt burgers, anders dan de overheid en de markt, bij de uitvoering van hun taak. Als de non-profit sector vernieuwing initieert, nemen burgers verantwoordelijk­ heid en niet andersom. Anders gezegd: Nederland kent zoveel vrijwillige inzet, omdat onze non-profit sector zo groot is. Of zoals Eveline Tonkens concludeert: “De informele sfeer kan heel goed een kweekvijver zijn voor een betere publieke sector, maar geen vluchtplaats.”

Nijmegen School of Management Institute for Management Research

Third Sector Impact Measuring Impact. Enhancing Visibility Third Sector Impact is a research project that aims to understand the scope and scale of the third sector in Europe, its current and potential impact, and the barriers hindering the third sector to fully contribute to the continent’s welfare.

Background The third sector, consisting of civil society associations and foundations, volunteers, and other citizen organisations and activities, offers unique renewable and sustainable resources for social and economic problem-solving, democracy, and civic engagement in Europe. In times of social and economic distress and enormous pressures on governmental budgets this sector is even more important than usual – not as an alternative to government but as a fully-fledged partner in the effort to promote economic development, active citizenship and social cohesion in Europe. In the Netherlands, the research project focuses on barriers and opportunities for third sector development. The Dutch third sector comprises a broad variety of different organizations, active in various policy fields, e.g. health and social services, sports as well as culture and arts. Common to all of these diverse organizations is that they link private initiative to a public or charitable purpose.

Problem statement and research questions In the Johns Hopkins Comparative Nonprofit Sector Project, conducted in the 1990s, the Dutch third sector emerged as the largest in the world (Burger & Dekker, 2001). It was described as strong in economic terms and dynamic in societal development. The factors explaining the relevance of the third were attributed to the long tradition of private initiatives and the phenomenon of “pillarization” that let many organizations develop along religious and ideological divides (Burger et al., 1999). Twenty years onwards, it is time to draw a balance. What have been the main transformations in the Dutch third sector? How have third sector organizations (TSOs) responded to economic and societal changes that have taken place in the Netherlands over the past two decades? And what role does the Dutch third sector play in the changing relationship between citizens and the state? The past two decades have changed the conditions for third TSOs across Europe. Stakeholders describe the current situation of TSOs as “being caught between increased individualization and a climate of “permanent austerity” (Zimmer et al., 2015).

10 ) RIJNSTAD

Indeed, due to the austerity programs that have been implemented in many EU-countries, TSOs are simultaneously confronted with significant societal changes and major shifts in government policies. Despite a large literature focusing on public governance, on self-evaluation and social return on investment, little is known about both environmental and organizational barriers impeding the ability of TSO to generate socio-economic impact and ways in which these barriers can be reduced or eliminated. In a nutshell, the research project addresses the following research questions: • How have TSOs in the Netherlands addressed and coped with challenges resulting from (a) societal disintegration, loss of social cohesion and (b) austerity pressures as well as fiscal and funding difficulties? • What strategies have TSOs in the Netherlands developed to address these challenges? • Do all TSOs under study follow the same rout of change? Or are there different coping strategies for organizations in different organizational fields? From a theoretical perspective, the project adopts an organizational field approach. This approach enables us to trace the national dynamics of third sector development and facilitates cross-country comparison regarding third sector developments in the countries under study.

Taco Brandsen t.brandsen@fm.ru.nl Radboud University Nijmegen

Ulla Pape u.pape@fm.ru.nl Radboud University Nijmegen

In the Netherlands, the TSI research project is conducted by Taco Brandsen and Ulla Pape. Taco Brandsen is Professor of Comparative Public Administration at Radboud University Nijmegen and Secretary-General of the European Association for Public Administration Accreditation (EAPAA). Ulla Pape is post-doc researcher at Radboud University Nijmegen. More information: www.thirdsectorimpact.eu

Methodological approach The project applies a mixed-method approach and combines the following sources of data analysis: • Literature review and stock tacking of available statistical data on third sector development in the Netherlands; • Online survey among 100 TSOs in the Netherlands focusing on the topics of organizational context, personnel, finances, legal environment and inter-organizational cooperation; • 20 in-depth interviews with stakeholders in four policy fields; • Case studies of six TSOs in the Netherlands which represent “best practices” in the sector.

Expected results We expect to identify environmental and organizational barriers impeding the ability of TSOs to generate socio-economic impact in the Netherlands. Furthermore, the project aims to show strategies that Dutch TSOs use to reduce the barriers that hamper their development. In studying both barriers and opportunities, the project aims to contribute to our understanding of the Dutch third sector in a European comparative perspective.

Brandsen, T., Pape, U. et al (2015). Third Sector Impact. Measuring Impact. Enhancing Visibility.


Sociaal werk katalyseert krachten in de samenleving jaarverslag 2015 ( 11


UIT DE PRAKTIJK

Sociaal werk katalyseert krachten in de samenleving Sanne van der Werff werkt als opbouwwerker en kwartiermaker voor Rijnstad. Ze is altijd geïnteresseerd geweest in samenlevingsopbouw. En zoekt in haar werk continu naar het antwoord op de vraag hoe je dingen in beweging kunt krijgen. Er is veel kracht, organisatievermogen, energie en wil in de wijken, maar hoe krijg je dat aan het oppervlak?

A

ls jongerencoach in Emmen en Arnhem-Zuid lukte het Sanne om jongeren van 12 tot 25 jaar oud in te laten zien dat zij zelf het verschil kunnen maken in hun eigen wijk. Door jongeren zelf met de gemeente in gesprek te laten gaan, ondernemers te benaderen en zo zelf mooie dingen voor de eigen buurt te doen.

WERELDREIS

Sanne vertelt enthousiast over een jongen van 12 jaar oud dat zelf een plan maakte voor een pannaveld, dat presenteerde en daarmee zoveel enthousiasme los­ maakte en draagvlak creëerde dat het er is gekomen. Als jongerencoach was Rijnstad voor Sanne een partner in de wijk. Midden in een wereldreis kreeg ze mail vanuit Rijnstad of ze daar wilde komen werken. Sanne zat toen in Thailand. Op een woensdag kwam ze terug van haar wereldreis, maandag begon ze bij Rijnstad als mede­ werker van het Achter de Voordeur-project. Het werk­ terrein was haar niet onbekend, want ze ging opnieuw in Arnhem-Zuid aan de slag. En op een manier die haar op het lijf is geschreven: projectmatig werken, klein beginnen en door iemand te ondersteunen en het groter laten groeien. MEER LEZEN EN ZIEN? www.rijnstad.nl/kwartiermaken www.movisie.nl/publicaties/werken-vanuit-zelfregie www.kwartiermaken.nl Of kijk op www.rijnstad.nl/jaarverslag2015

12 ) RIJNSTAD

BEELD VAN DE BUURT

Sanne werkte eerder als opbouwwerker in ArnhemZuid, tegen­woordig is ze dat in de wijken Lombok en Heijenoord. “Ik houd contact met de wijk, bijvoorbeeld in buurt­huizen als het Huukske en door af te spreken met leden van het Wijkplatform. Zij kunnen en doen van alles zelf, ik ondersteun ze wanneer dat nodig is. Er is hier een groot netwerk en de bewoners mobiliseren zich wat sneller en zetten er gemakkelijker de schouders onder dan in verschillende andere wijken. Daarom kan ik nu wat meer adviserend werken, terwijl ik bijvoorbeeld in Zuid regelmatig moest aanjagen en bij de start intensieve ondersteuning bood. In ArnhemWest is er meer, er ontstaat meer. Opbouwwerk is maatwerk. Het is belangrijk te snappen op welk punt in het proces je instapt en te begrijpen wie je voor je hebt. Er­varin­gen van collega’s helpen je om een beeld van de buurt te vormen. Daarnaast voel je in de buurt zelf snel wat nodig is. Zo merk ik in Arnhem-West dat kwetsbare mensen zich minder snel melden met een hulpvraag. En veel steunt op een klein aantal supervrijwilligers. Maar wat als zij wegvallen? Dat is voor die wijk wel een uitdaging.”

WAAR TE BEGINNEN?

Sanne wil met een voorbeeld de kern van haar werk raken: het aan elkaar knopen van krachten die er in een wijk al zijn. “In Vredenburg is een nieuw buurtoverleg opgestart, we hebben mensen er huis aan huis voor benaderd. Dat leverde nieuwe gezichten op, waar­van er twee ‘iets met groen’ wilden doen. Er was één pleintje


“Ga aan de slag, maak het levend, liefst op locatie!” Opbouwwerker Sanne van der Werff brengt energie in wijken aan het oppervlak

dat interessant leek voor een buurttuin. Punt was dat het duo niet goed wist waar te beginnen. Ook leefde sterk het idee ‘dat het toch niet zou lukken’. Daarom gingen we eerst draagvlak zoeken en interesse peilen, huis-aan-huis, samen met de buurtbewoners. Daarna hebben ze zelf meer contacten in de buurt ge­legd. Ik heb ze gekoppeld aan De Gevel, waar zo’n 20 mensen met een verstandelijke beperking wonen. Door al deze acties waren ze al snel niet meer met z’n tweeën, maar ontstond er een groep van tien mensen. Die groeide naar vijftien en het ging maar door. En dat alleen doordat we gewoon zijn gestart en in actie kwamen.

BLOTEVOETENPAD

Met die groep zijn we op het pleintje gaan staan, hebben er gebrainstormd, zodat alles steeds concreter werd. Via ‘Bloei in Arnhem’ deden we een oproep om een schets en een werkbaar plan te maken voor die tuin, waarbij de bewoners zoveel mogelijk zelf konden doen. Daar reageerde een landschapsarchitecte uit Arnhem Noord op; zij heeft de schets en het plan gemaakt. We zien nu dat het groen verbindt en het pleintje echt een ontmoetingsplaats is geworden. Het is een heel laag­ drempelige en logische plek om iets samen te doen. Jonge gezinnen die er net woonden, kwamen met het

idee voor een blotevoetenpad voor kinderen. De gemeente sloot ook direct aan bij de energie in de buurt en leverde vrachtwagens zand. Van ‘niets’ werd het echt ‘iets’. De Buurttuin ligt er nu een jaar en ik kan me steeds meer terugtrekken. Er is al een harde kern van zo’n 15 mensen, maar met een evenement als de Buren­ dag haken er altijd weer nieuwe mensen aan. Zo’n proces start met vertrouwen geven, laten zien dat er moge­lijkheden zijn en vervolgens vooral met actie: zorgen dat er iets gebeurt. Ontwikkelen door te doen, waarbij de regie altijd bij de bewoners blijft. Als het loopt, onder­steun ik vooral door verder te verbinden en door te spiegelen. Als bewoners het teveel naar zichzelf toe trekken, stimuleer ik ze om het breed te blijven bekijken. Anders verlies je het draagvlak en gaan anderen teveel achterover leunen. Omdat ik nu in een andere wijk werk, is het een mooie testcase om te zien wat er ge­beurt als ik het loslaat. Het lijkt heel natuurlijk door te gaan en dat is leuk, er is een echt buurtnetwerk ont­staan. In de winterperiode zoeken ze elkaar ook op, bij elkaar thuis, steeds in een ander huis. Het enthousiasme werkt aanstekelijk in de wijk. Iedereen ziet nu dat je dingen voor elkaar kunt krijgen en wat je zelf kunt bijdragen. Ga aan de slag, maak het levend, liefst op locatie!” jaarverslag 2015 ( 13


UIT ONDERZOEK Het Landelijk Kenniscentrum Cultuureducatie en Amateurkunst heeft in de periode 2013-2015 deelgenomen aan het Europese onderzoek ‘Culture

3

Guides’. Het laat zien dat vrijwilligers een cruciale rol kunnen spelen in het stimuleren van cultuurparticipatie van kwetsbare burgers. Culturele, welzijns- en zorginstellingen kunnen een vrijwilliger toerusten tot culturele vrijwilliger. Deze vrijwilliger zoekt naar een passend cultureel aanbod of creëert dat zelf. Zo kan de instelling (kwetsbare) bewoners of bezoekers beter bereiken en bedienen. Het project heeft een Europees handboek opgeleverd voor de werving, training en coördinatie van de culturele vrijwilliger. Hierin staan handreikingen voor instellingen die aan de slag willen met de inzet van vrijwilligers op het terrein van de (actieve) cultuurparticipatie voor kwetsbare groepen en een weergave van de ervaringen van het Europees project. Met het opleiden van deze vrijwilligers biedt het sociaal werk niet alleen (kwetsbare) bewoners een podium, maar ook de vrijwilligers zélf: zij kunnen hun passie en liefde voor kunst en cultuur overdragen.

Voluntary Arts (2015). Culture Guides – the European Handbook. 14 ) RIJNSTAD


Sociaal werk biedt mensen een podium jaarverslag 2015 ( 15


UIT DE PRAKTIJK

Sociaal werk biedt mensen een podium Dr. Cees van den Bos bepleit in deze column burgers met veel affiniteit voor kunst en cultuur niet alleen als consument, maar ook als producent te benaderen. Bied hen de gelegenheid om een steentje bij te dragen en geef hun ervaringen en talenten de ruimte.

D

e sectoren kunst, cultuur en natuur zouden meer gelegenheden tot participatie kunnen creëren: de gelegenheid creëert de vrijwilliger! Al in 1970 uitte minister Marga Klompé haar zorg over het verdwijnen van de inbreng van burgers in het publieke domein. Klompé vond inspiratie in het Handvest van de Verenigde Naties (1968) dat het concept van een ‘active society’ propageerde met als motief: zolang burgers de gelegenheid hebben zelf een bijdrage te leveren aan de vormgeving van de samenleving, is democratie gewaar­ borgd. Het huidige concept van de participatie­samen­ leving maakt dit weer actueel. In heel Europa is een ontwikkeling gaande naar ‘overheden en instellingen faciliteren plannen van burgers’. Zo werd in oktober 2015 het twee jaar durende Europese project Culture

Guides for Socially-marginalised Communities in Boeda­ pest afgesloten. Doel: kunst en cultuur toegankelijk maken voor kwetsbare groepen als ouderen, gehandi­ capten en migranten. Middel: inzet van vrijwilligers. De projecten maakten duidelijk dat deze vrijwilligers vier verschillende maatschappelijke waarden kunnen versterken: service, participatie, expressie en cohesie.

MUZIEK BIJ DE BUREN

De vier waarden die in Boedapest zijn benoemd kunnen worden ingezet om de talenten van vrijwilligers de ruimte te geven. Service: vrijwilligers kunnen met speciale programma’s activiteiten van kunst- en cultuur­ instellingen toegankelijker maken voor kwetsbare groepen. Denk aan voorleesprogramma’s op scholen of bibliotheken, scholieren als conservator/gids betrekken bij thematentoonstellingen of theatergroepen als vrijwilliger inschakelen bij de uitvoering van flankerende activiteiten. Participatie: vrijwilligers kunnen kwetsbare groepen door deelname aan kunst en cultuur moge­lijk­

“Maak meer gebruik van vrijwilligers”

Dr. Cees van den Bos (Vrijwilligerscentrale Arnhem) weet dat vrijwilligers cultureel en sociaal kapitaal genereren

MEER LEZEN EN ZIEN? Vimeo: Project Unknown Rijnstad Youtube: Find a way Rijnstad Facebook: Project Unknown Of kijk op www.rijnstad.nl/jaarverslag2015

16 ) RIJNSTAD

heden bieden maatschappelijk mee te doen, zichzelf te ontwikkelen, meer zelfvertrouwen te krijgen of hun talenten te ontdekken. Zo maken vrijwilligers de samen­ leving inclusiever. Expressie: met vrijwilligersprojecten kun je mensen met passie voor kunst en cultuur die je normaliter aanspreekt als consument, gelegenheid bieden producent te zijn. Hen vragen hun talenten en betrokkenheid in te zetten bij (de organisatie van)


‘Project unknown’

‘Project unknown’ is een artistiek project waarin vluchtelingen en Arnhemse jongeren samenwerkten rondom kunst en cultuur. Doel was om door kunst en cultuur meer kennis en begrip te creëren voor de wereldwijde situatie van vluchtelingen. De creatieve samen­ werking tussen het jongeren­werk, schooldocenten, jongeren en vluchte­ lingen leverde uiteindelijk een muziek­ video, een fototentoonstelling en een groot eindevenement op.

Kunstcafés voor 55-plussers. Ze aandeelhouder maken van de activiteiten. Cohesie: culturele activiteiten kun­nen buurt­contacten versoepelen, integratie bevorderen, onderling ver­trouwen versterken en bijdragen aan een gevoel van welzijn en veiligheid. Cultuur als generator van sociale cohe­sie. Bied een podium aan talent uit de wijk en versoepel tegelijkertijd ont­moetin­gen tussen wijk­bewoners. In die con­text ontstaan projecten als ‘Muziek bij de buren’ en wijk­festivals.

UITNODIGING

Het mes snijdt aan twee kanten. Vrijwilligers creëren met de inzet van hun talenten, ervaringen en betrok­ ken­­heid cultureel kapitaal en de cul­ turele sector sociaal kapitaal door mensen de mogelijkheid te bieden langer maatschappelijk actief te blijven, een rol van betekenis te spelen en van een sociaal netwerk te voorzien. Is dit een ideëel sausje om met vrijwilligers overheids­bezuini­ gingen in de culturele sector toe te dekken? Nee, het is een uitnodiging om burgers die veel affiniteit hebben met kunst en cultuur niet alleen als consument te be­naderen, maar hen ook gelegenheid te bieden zelf bij te dragen aan culturele programma’s en doelen. Creëren in de culturele sector schept ruimte voor aandeel­ houder­schap van burgers. jaarverslag 2015 ( 17


Een greep uit de cijfers van 2015

NIET ZO MAAR CIJFERS!

400

aantal matches door Arnhemse Uitdaging.

100% percentage geslaagde peuterleidsters voor taaltoets.

€ 377.185,opbrengst die Formu­lieren­brigade met 461 voorzieningenchecks heeft gerealiseerd. 18 ) RIJNSTAD

351

aantal coachingstrajecten door Jongerenwerk.

9.305 aantal spreekuur­ hulpvragen bij Sociaal Raadsliedenwerk.

2.144 aantal bemiddelingen via de digitale vacaturebank Vrijwilligerscentrale Arnhem.


87%

806 percentage vrijwilligers dat zeer tevreden is over hun vrijwilligerswerk bij Rijnstad.

259

aantal vrijwilligers actief (en 128 maatschappelijke stagiaires) binnen

113 77

Jongerenwerk.

77 40

aantal gezinnen dat door ervaren en getrainde vrijwilligers van Home-Start is begeleid. aantal gezinnen begeleid in spel- en taalstimulering door stagiaires van Spel aan Huis.

aantal tieners/jongeren bereikt met informatieve activiteiten. aantal gevormde taalkoppels. aantal mensen met een beperking bemiddeld naar een passende vrijwilligersplek.

135

aantal bewonersgroepen ondersteund bij activiteiten door Participatiewerk.

800

aantal begeleide vrijwilligers in Arnhemse wijkaanpak door Opbouwwerk. jaarverslag 2015 ( 19


UIT ONDERZOEK Professor Beatrice de Graaf meent dat je radicaliserende jongeren kunt herkennen als je in de haarvaten van de samenleving zit. Daarom is de inzet van jongerenwerkers,

4

zelf­organisaties, moskeeën, wijk­agenten, onderwijzers en andere sleutelfiguren van groot belang. Jongeren bouwen aan hun identiteit en zoeken antwoorden op vragen. Radicale ideeën of ideologieën kun­nen deze antwoorden bieden, zeker wanneer persoon­lijke gebeurtenissen, psychische problemen en gevoelens van achterstelling of uitsluiting daar een voedingsbodem voor creëren. Als de aantrekkingskracht van een ideologie groot is, kan er een ‘cogni­tieve opening’ ontstaan en raken jongeren bevattelijk voor radicale ideeën of groepen. Radica­lisering kent geen vast stramien. Het kan razendsnel of langzaam gaan, stilvallen en weer starten. Regel­maat, structuur en verantwoorde­lijkheden betekenen vaak de doorloop naar de-radica­lisering. De grootste uitdaging voor professionals is jongeren weerbaar te houden of te maken, zodat ze niet meer beïnvloedbaar zijn of beïnvloed kunnen worden.

Graaf, B.A. de. (2010). Theater van de angst. De strijd tegen terrorisme in Nederland, Duitsland, Italië en Amerika. Wienke, D., & Ramadan, O. (2011). Polarisatie en radicalisering bij jongeren. Vragen en antwoorden ten behoeve van professionals, werkzaam in eerstelijnsorganisaties en in het onderwijs. 20 ) RIJNSTAD


Sociaal werk vindt plaats in de haarvaten van de samenleving jaarverslag 2015 ( 21


UIT DE PRAKTIJK

Sociaal werk vindt plaats in de haarvaten van de samenleving Jongerenwerker Adem Karaciftci heet ons welkom in Push, centrum voor jongeren. Daar ontmoeten jongeren elkaar en de jongerenwerkers om een betekenisvolle relatie aan te gaan. Adem werkt in de wijk Presikhaaf, die in 2015 het landelijke nieuws haalde omdat er een aantal Syriëgangers bleek te wonen. “Het gaat om een paar jongens, maar hun acties hebben gigantisch veel impact. Er ontstaat dan een hype en daar zijn jongeren gevoelig voor.

W

ij werken dichtbij, proberen een klankbord te zijn en alles bespreekbaar te maken en houden, zodat de jongeren met hun emoties en vragen naar ons toe komen. We staan in contact, bouwen aan rela­ties en bieden perspectief. Zodra jongeren wat te ver­liezen hebben, wordt de kans op radicalisering kleiner. Het is ook goed te erkennen dat er onrecht is, dat er discriminatie bestaat. Stel: een jongere komt hier zijn verhaal doen en ik neem het niet serieus. Dan ben ik de jongere kwijt. Juist die gevoelens van onrecht en achter­stelling bieden een voedingsbodem en zorgen voor aan­trekkingskracht van radicale ideeën. Ik neem de jongere en zijn gevoel dus zeer serieus, erken hem en stel ver­volgens vragen. Wat doet deze situatie met je? Hoe ga je ermee om? Kun je er met anderen over praten? Door in gesprek te komen, halen we samen de angel eruit.”

netwerk in dienst van jongeren te stellen. Samen kunnen we veel vragen aan, verschillende lijnen uitzetten, zodat jongeren met hun vraag of talent op de goede plek terecht komen. Verder helpt eerlijkheid: niet alles is mogelijk. Er is hier echt een structuur, de jongeren kunnen niet alles maken. We hebben een opvoed­kundige taak, zijn bezig met veiligheid en willen dat iedereen zich hier thuis kan voelen. Iemand mag hier zijn wie hij is, maar wel binnen grenzen en kaders. Die regels stellen we, waar mogelijk, samen met de jonge­ren vast. Mede daarom voelen ze zich snel vertrouwd bij ons, we zijn laagdrempelig. Lody en ik zijn echter niet het antwoord op alle vragen, daarom werken we veel met rolmodellen. Feitelijk maken we gebruik van de kracht van jongeren, zodat ze zelf dingen voor elkaar krijgen.”

GIGANTISCH NETWERK

Adem ging in 2007 aan de slag bij Rijnstad. “Toen was er al aandacht voor het thema polarisering en radicalisering. Voor mijzelf kwam het pas echt dichtbij toen ik het zag gebeuren bij jongens die ik kende. De eerste Neder­landse Jihadist die omkwam, zat drie jaar naast me in de klas op de Middelbare school. Het was een heel ge­wone, aardige jongen, die ik wel zag veranderen, maar ik had geen idee dat het zo ver zou gaan. Verandering hoeft niet verkeerd te zijn. Je ziet

Adem werkt in Presikhaaf samen met de ervaren ambulant jongerenwerker Lody Lasamahu. “We vullen elkaar perfect aan. Ik heb hier een gigantisch netwerk, doordat ik uit de wijk zelf kom en het hier ken. Voordat ik hier werkte, was ik zelf bezoeker en vrijwilliger in Push. Ik ken de jongeren en hun families, weet wat er speelt. Lody heeft veel ervaring in procesmatig en outreachend werken. We bieden perspectief door ons 22 ) RIJNSTAD

DICHTBIJ


vaker bij jongens die vol­wassen worden dat ze antwoorden zoeken op vragen en meer waarde aan het geloof gaan hechten. Het ge­vaar is dat ze ant­woorden zoeken in verkeerde bron­nen en met de verkeerde mensen in aanraking komen. Dan kan het snel gaan. Hij was een slimme kerel, die er goed uitzag, erg sportief ook. Een paar jaar geleden kwam hij naast mijn ouders wonen. De paar keer dat ik hem sprak, merkte ik al dat hij meer praktiserend was. Hij stu­deer­de Maatschappelijk Werk en Dienst­ verlening, maar die op­leiding heeft hij niet afgemaakt. Na die tijd ben ik hem uit het oog verloren, totdat ik hem dus terug zag op televisie.”

VERTROUWEN

De incidenten en aanslagen maken veel los bij sommige jongeren in Presikhaaf. “Ik maak wel eens mee dat de emoties hier hoog oplopen. Soms laat ik mijn eigen mening dan maar even rusten en bied ik ruimte “We proberen dichtbij voor alle boosheid. Er worden ook te zijn en perspectief wel eens dingen gezegd, waar­door we direct op scherp staan. Die sig­ te bieden” nalen bepreken we dan eerst met elkaar en met andere collega’s, om Jongerenwerkers Adem Karaciftci het plaatje compleet te krijgen. Als en Lody Lasamahu bouwen er meerdere zorg­wek­ken­de signalen betekenisvolle relaties zijn en we in gesprek gaan, is het be­ met jongeren op lang­rijk dat onze relatie een stevige vertrouwensbasis heeft. En dan heb je soms behoorlijk heftige gesprek­ken. Die vertrouwens­ VERLIEZEN Adem en Lody doen wat ze kunnen, maar garanties zijn relatie is alles! We hebben mee­gemaakt dat een jongen er niet. “We proberen door dichtbij te zijn het verschil 24 uur per dag werd gevolgd door een net­werk van te maken. Door in te spelen op hun talenten, met ze instanties. Toch verdween hij in­eens ander­halve week aan de slag te gaan, zorgen dat ze gaan sporten, een van de radar. Met één app-be­richtje wisten we hem te bereiken. Door het opge­bouw­de vertrouwen hadden wij bijbaantje krijgen. Als ze wat te verliezen hebben, begint de aarze­ling. Maar het blijft lastig. Onze ‘circle of hem weer in beeld. Daarom is onze positie ook zo influence’ is uit­eindelijk ook niet allesomvattend. bijzonder. Wij horen niet bij een opsporings­apparaat en Vergelijk het met een zelfdoding van een naaste. Hoe zien de jongere niet als veilig­heidsrisico, maar als vaak hoor je niet: “Dat had ik nooit verwacht, dat heb opgroeiend mens. Als een persoon die naar school gaat, ik helemaal niet zien aan­komen?” We hebben het een bijbaantje heeft en sport. Dat is onze kracht. We meegemaakt dat een jongen uiteindelijk naar Syrië is bouwen met ze aan hun identiteit, zodat ze eigen afgereisd. Dan zijn we niet te­kort geschoten, we hebben ideeën, normen en waarden kunnen ont­wikkelen en dat gedaan wat we konden. En soms is dat het dan.” niet alleen maar vanachter de computer doen. Onze relatie met de jongeren is ook wederkerig. Vorig jaar MEER LEZEN EN ZIEN? was er een dialoogbijeenkomst in Musis Sacrum voor jongeren en professionals. Ongeveer 90% van de www.rijnstad.nl/jongeren www.nji.nl/nl/Publicaties/Polarisatie-en-radicalisering-bij-jongeren aanwezige jongeren was er via ons. En voor ons, om wat www.ec.europa.eu/avservices/video zoek: Omar Ramadan terug te doen. En juist hun aanwezigheid maak­te die bijeenkomst zo bijzonder. Daardoor kon er een echte Of kijk op www.rijnstad.nl/jaarverslag2015 dialoog ontstaan.” jaarverslag 2015 ( 23


UIT ONDERZOEK Met z’n allen bewegen we toe naar de participatie­­ samenleving. Maar hoe? En met wie? De helft van de burgers is niet actief, 15% schrijft wel eens brief naar de

5

gemeente, 14% is buurtactivist, 6% politiek-bestuurlijk actief en 7% ‘allround’ actief. De typische participant is oud, hoog­opgeleid en heeft betaald werk. Factoren die burger-participatie lijken te beïnvloeden zijn: noodzaak (als de overheid niet zorgt voor voor­zieningen, komen burgers in actie), mate van autonomie van initiatiefnemers en lokale overheden, ondersteuning door de overheid en de schaalomvang). Dilemma’s zijn er ook. Zo moet de overheid zich afzijdig opstellen, maar ze blijft wel eindverant­woordelijk. En de burger is vaak op het niveau van de eigen leefwereld actief, terwijl belangrijke beslissingen veelal op een hoger niveau worden genomen. Het sociaal werk werkt zowel dichtbij de overheid als de burger en kan daarmee bij uitstek invulling geven aan de rol van verbindende schakel.

Houwelingen, P. van, Boele, P., Dekker, P. (2014). Burgermacht op eigen kracht? Een brede verkenning van ontwikkelingen in burgerparticipatie. 24 ) RIJNSTAD


Sociaal werk sluit aan bij de energie in de samenleving jaarverslag 2015 ( 25


UIT DE PRAKTIJK

Sociaal werk sluit aan bij de energie in de samenleving Stef Visser en Ipe van der Deen zijn geanimeerde gesprekspartners. Stef enthousiast en vurig, Ipe wat meer bedachtzaam en ingetogen. Ze zijn het vaak met elkaar eens, soms staan ze in woord tegenover elkaar, maar altijd is er begrip voor elkaars standpunt omdat ze elkaars positie (er)kennen.

H

et is ook geen gemakkelijke materie. We hebben het over de ontwikkeling waarbij sociaal werk steeds meer moet gaan aansluiten bij de energie in buurten, in plaats van die te sturen, en meer aan bewoners zelf gaat overlaten. En dan is er ook nog de rol van de gemeente bij het faciliteren van dit proces. Ipe woont al 26 jaar in het Sonsbeekkwartier. Toen buurthuis De Hommel met sluiting werd bedreigd, keerden zo’n 100 bewoners zich hier tegen. Ipe was één van hen. “Ik bezocht twee bijeenkomsten, stak mijn nek uit en zat daarna direct tot over mijn oren in het werk.”

GROTE VERANDERING

“Er kon bruto een half miljoen vanuit de provincie via de gemeente in het pand worden geïnves­teerd. Wat kunnen we ervan maken? Het was een jaren ‘70 welzijnspand. Als ik zie wat er nu van gemaakt is, dan is het ontzettend mooi geworden. Wel vraag ik me wel eens af wiens probleem we hebben opgelost. Van de bewoners die op hun achterste benen stonden toen sluiting dreigde of van Rijnstad dat een steeds leger pand had? Van al die bewoners hebben er namelijk maar een paar actief meegewerkt. Ik heb zelf jaren MEER LEZEN EN ZIEN? www.rijnstad.nl/actief_in_de_wijk www.deregelsenderek.nl www.movisie.nl/artikel/burgers-beleidsmakers Of kijk op www.rijnstad.nl/jaarverslag2015

26 ) RIJNSTAD

geleden een jongerencentrum geleid. Dat deed ik net als Rijn­stad nog vóór de jongeren. Als welzijns­ organisatie ben je nu betrokken bij een buurthuis dat ván de mensen moet worden. Die grote verandering, daar zit­ten we met z’n allen in. En dat kost alle partijen veel energie. Ik zie tot mijn plezier dat het aantal buurt­ bewoners dat een actieve rol neemt weer groeit. Er zijn nu ruim 30 vrij­wil­ligers en er is een stichting die als motor voor De Nieuwe Hommel kan functioneren.”

MEDEZEGGENSCHAP

Stef was drie keer actief in deze buurt. “Tussen 20012005 was ik hier jongerenwerker, in 2010 heb ik er tijde­ lijk als opbouwwerker gewerkt en per 1 maart 2016 ben ik gebiedsmanager Arnhem Noordwest. Ik denk hier altijd: wat gaat er eigenlijk al een boel goed! De potentie druipt van deze wijk en het pand af. En volgens mij stellen we nog lang niet alles in het werk om de potentie eruit te halen. Zowel de buurt, als Rijnstad en de gemeente faciliteren dat proces nog niet optimaal. Maat­schappelijk vastgoed, zoals De Nieuwe Hommel, is van de maatschappij. Dat moet aansluiten bij mensen en wat er in de wijk speelt. Rijnstad wil dat de hele wijk zich hier thuis voelt: van een kwetsbare bewoner, tot een Turks gezin, tot de Yup (wijst lachend naar Ipe) die hier naast me zit. Maar Ipe heeft gelijk: we zitten in de transitie van aanbod- naar vraaggericht werken. Of nog verder: dat het echt van de buurt wordt. Die omslag moeten we alleen niet ‘te hard’ maken, dan voelt het een beetje als over de schutting gooien. Maar de mede­ zeggenschap kan wat mij betreft heel ver gaan, er is hier


namelijk veel binding en organisatie­ vermogen, maar voorlopig houden wij een deel van de verantwoordelijk. Als de be­woners direct 70 duizend euro huur moeten ophalen, legt dat een prikkel bij de groep. ”

SPANNINGSVELD

Ipe knikt. “Dit is dus het spannings­ veld. Rijnstad exploi­teert het pand, met RIBW en SIZA als grote huurders, maar voor Rijnstad is dit één van de zoveel panden. Als wij zeggen: er lopen hier heel veel klus­sers in de buurt, schrap die facilitaire kosten maar uit de begroting, be­tekent het voor Rijnstad misschien wel een verlies van een halve FTE. Er moet een begroting op tafel komen voor alleen het gebouw. Verder is er de rol van de ge­meente. Die vindt dat er meer vanuit wijken moet komen; de ambtenaren moeten bij­voorbeeld de wijken in. Met beleid bepaalt de ge­meente wat er moet ge­beuren en Rijnstad bepaalt vanuit haar expertise hoe dat gebeurt. Ik ervaar dat de gemeente ook vaak dat ‘hoe’ wil be­palen, misschien omdat ze het ‘wat’ niet goed kan formuleren. En daar­mee raakt de gemeente snel aan het werk en de com­petenties van Rijn­stad. Het is in onze buurt niet voor iedereen duidelijk wat de ge­meen­te en Rijnstad willen. Maar ook nog niet wat de omslag van De Hom­mel die er was vóór de buurt, naar De Nieuwe Hommel die ván de buurt moet worden be­tekent.” Stef heeft daar een duidelijk idee bij. “Burger­kracht mobiliseren! Dat kost tijd,

“In dit proces is een duidelijke koers nodig en vervolgens ruimte en vertrouwen”

Stef Visser en Ipe van der Deen zoeken samen naar nieuwe verhoudingen in de buurt

vandaar ook de lang­zame overdracht, het kan niet van de één op de andere dag. En in dat proces is de gemeente aan zet om richting en koers te bepalen. Vervolgens is er ruimte en ver­trouwen nodig. Zodat bewoners uiteindelijk misschien wel kunnen zeggen: wij onderhouden de groenperken in de buurt zelf als we dan budget krijgen, zodat ons buurt­huis meer ademruimte krijgt.” Ipe is het met Stef eens. “Daar

moeten wij met de gemeente ook meer over in gesprek kunnen komen. Als ze meer decen­traal willen, meer in de wijken zelf willen laten ontstaan, hoe bied je daar ruimte toe? Rijnstad is gebouweigenaar en treedt vanuit die rol op. Maar wie faciliteert be­woners in wat ze willen doen? Uiteindelijk doet het opbouwwerk dat nu. En hoe lang hebben de bewoners dat nog nodig?”

GROEISTUIPEN

Stef verwijst naar actieonderzoeker Albert-Jan Kruiter. “Het faciliteren van de potentie in deze wijk vraagt van iedereen wat anders dan voorheen. Minder vanuit de eigen koker en het eigen systeem denken en meer samen doen, vanuit vertrouwen! Dat betekent ook haperingen in ontwikkeling accepteren.” Ipe: “We gaan die transitie samen vormgeven en daarbij is het geven en nemen, ook in de stuurgroep De Nieuwe Hommel. Daar kraken we weleens een harde noot. Het is ook wennen aan elkaar, voor de organisaties onderling, die intensiever met elkaar in de wijk zijn gaan samen­werken, maar ook voor bewoners en die organisaties. Rijnstad was dienstverlener, maar wordt steeds meer facilitator: van vóór de wijk naar ván de wijk.” Stef: “En die groeistuipen, daar gaan we samen last van krijgen. Als we die stip op de horizon maar zien, dan is de beweging duidelijk.” jaarverslag 2015 ( 27


UIT ONDERZOEK Welzijnsondernemingen anno nu zoeken voortdurend naar manieren om waarde toe te voegen. Daarbij spelen ze in op maatschappelijke ontwikkelingen en maken

6

ze gebruik van technologische mogelijkheden. Petra Verhagen vindt het van groot belang ondernemend en innovatief te zijn, óók in het sociaal werk. Het vraagt wel om specifieke kwaliteiten van professionals, maar ook van de organisatie. Professionals hebben speelruimte nodig om te experimenteren, een luisterend oor voor hun ideeën en ondersteuning bij het realiseren ervan. Organisaties voor sociaal werk innoveren veelal ‘open’, in co-creatie, waarbij ze vernieuwingen niet volledig zelf hoeven te ontwikkelen. Als je weet waar je zelf goed in bent, realiseer je de competenties die de eigen organisatie niet heeft in samenwerking met anderen. Dat vergt een open houding voor maatschappelijke (klant)signalen en de inbreng van stakeholders. Rijnstad heeft in 2015 een groot aantal van deze zogenaamde ‘open innovaties’ weten te realiseren.

Verhagen, P. (2014). Ondernemen en innoveren in zorg en welzijn. Van signaal naar succesverhaal. 28 ) RIJNSTAD


Sociaal werk is voortdurend in ontwikkeling jaarverslag 2015 ( 29


UIT DE PRAKTIJK

Sociaal werk is voortdurend in ontwikkeling Rijnstad is voortdurend in beweging en op zoek naar manieren om (met partners) van waarde te zijn voor burgers en de lokale samenleving. In deze twee praktijkvoorbeelden presenteren we bijzondere samenwerkingsverbanden rondom actuele thema’s.

DIGITAAL AANBOREN ALTRUÏSTISCH OVERSCHOT

Uniek samenwerkingsverband zet wehelpen.nl in Arnhem op de kaart

O

p donderdag 3 december 2015 hebben negen Arnhemse organisaties hun handtekening gezet onder een overeenkomst om gezamenlijk met www.WeHelpen.nl een eigentijdse vorm van ‘noaberschap’ te introduceren in Arnhem. WeHelpen is een landelijk platform om hulp te vragen, aan te bieden en te organiseren. De negen Arnhemse organisaties gaan gezamenlijk voor de implementatie zorgen. Cees van den Bos (Vrijwilligerscentrale Arnhem, onder­ deel van Rijnstad): ‘We leven in een tijd waarin mensen voor steeds minder zaken een beroep kunnen doen op de overheid. Van hen wordt verwacht dat ze meer zelf of met elkaar regelen. Je ziet daar al mooie voorbeelden van in de stad. Vaak dankzij de inzet van vrijwilligers. Vrijwilligersinitiatieven kunnen niet alle vragen op het gebied van mantelzorg­onder­steuning en informele hulp beantwoorden, zoals inci­dentele vragen die het karakter hebben van burenhulp of hand- en span­diensten. Uit onderzoek blijkt dat er voor dit soort vragen wel potentieel beschikbaar is, het zogeheten altruïstisch 30 ) RIJNSTAD

overschot. Denk aan mensen die zich niet als vrijwilliger willen of kunnen binden aan een orga­nisatie, maar best af en toe iets willen doen voor een ander. Het gebruik van internet neemt in Nederland steeds meer toe. Waarom dit medium niet gebruiken om mensen die dit soort hulp nodig hebben en mensen die die hulp willen bieden met elkaar in contact te brengen. Het landelijk ontwikkelde onlineplatform www.wehelpen.nl biedt mensen die een vraag niet binnen hun eigen netwerk kunnen oplossen de moge­lijkheid om in contact te komen met mensen die af en toe een handje willen helpen, zonder tussenkomst van derden. Ook voor mensen die over een goed netwerk van mantelzorgers beschikken biedt wehelpen.nl iets handigs: een digitale agenda, waarin zij de momenten waarop zij hulp nodig hebben, op eenvoudige wijze met hun netwerk kunnen delen.”

SLINGER GEVEN

Het initiatief om het gebruik van www.wehelpen.nl een slinger te geven is genomen door de Vrijwilligerscentrale Arnhem, SWOA en Mantelzorg & Vrijwillige Thuishulp (MVT). Bij dit initiatief hebben zich later onder andere ziekenhuis Rijnstate, de DrieGasthuizenGroep, SIZA, Wondzorg Arnhem e.o., zorgcoöperatie VGZ en Hogeschool Arnhem Nijmegen aangesloten. Een twintigtal studenten van deze opleiding onderzoekt op dit moment hoe de introductie van wehelpen.nl zo succes­vol mogelijk kan verlopen.


Het samenwerkings­verband denkt daar drie jaar voor nodig te hebben. Het zet daar eigen mensen en middelen voor in en krijgt financiële steun van het Arnhemse Innovatiefonds, de Dullerts­stichting en zorgcoöperatie VGZ. Een aantal Arnhemse organisaties en burgerinitiatieven overweegt om zich bij wehelpenArnhem aan te sluiten. Ook in de buur­gemeen­ten Renkum en Rheden is wehelpen.nl inmiddels uitgerold.

DOOR SAMENWERKING BLIJFT HET WATER STROMEN

Arnhem voorkomt afsluiting van water Drinkwaterbedrijf Vitens, Rijnstad, gemeente Arnhem en VGGM maken zich sterk voor het voorkomen van drinkwaterafsluitingen bij mensen met schulden. Klanten met een betalingsachterstand tot € 250,worden door Vitens aangemeld bij het Meldpunt Voorkoming Waterafsluitingen en krijgen financiële hulpverlening door de Formulierenbrigade van Rijnstad aangeboden.

PREVENTIE

Deze hulpverlening kan voorkomen dat het drinkwater wordt afgesloten, maar het kan ook grote(re) problemen voorkomen. Het aantal cliënten met een betalingsachterstand werd in Arnhem in 2015 geschat op 2100. Voor 650 daarvan dreigt daadwerkelijk waterafsluiting. Vitens heeft toegezegd om per maand 40 cliënten aan te melden die gebaat zouden kunnen zijn bij deze financiële hulpverlening. Rijnstad, Vitens, gemeente Arnhem en VGGM tekenden in 2015 een samenwerkingsconvenant in het stadhuis

van Arnhem. De samenwerking tussen de vier partijen heeft al vorm gekregen in een pilot. Goede resultaten waren aanleiding om de samenwerking op deze manier minimaal een jaar voort te zetten. Ype Schat, directeur publieke gezondheid van VGGM: “Door het Meldpunt Voorkoming Drinkwaterafsluitingen, kan er in een vroeg stadium gereageerd worden bij een betalings­ achterstand en kan op outreachende wijze hulp worden aangeboden. Zo worden problemen eerder en op termijn ook goedkoper, opgelost. Preventie staat centraal; voorkomen is beter dan genezen. Een goed beeld van de klanten is daarbij van groot belang, omdat we dan gericht en efficiënt in kunnen schatten wie het meeste gebaat zijn bij hulp.”

INZET VRIJWILLIGERS

Hester Latenstein van Voorst, manager Klant en Facturatie van drinkwaterbedrijf Vitens is blij met het convenant: “We zien dat dit echt werkt. Het is geweldig dat de gemeente Arnhem, Rijnstad en VGGM hier zo serieus mee aan de slag zijn. Als iemand de waterrekening niet kan betalen is er namelijk vaak meer aan de hand. Het is goed dat we zo concreet mensen kunnen helpen, en de resultaten zie je al in de cijfers. We zouden graag met meer gemeenten dit soort convenanten willen sluiten.” Luciënne van den Brand, directeur Rijnstad: “De inzet van vrijwilligers maakt het verschil! Zij weten het eerste contact te leggen met mensen die anders niet om hulp zouden vragen. Door de samenwerking tussen gemeente, Vitens, VGGM en Rijnstad blijft het water stromen.” MEER LEZEN EN ZIEN? www.wehelpen.nl/arnhem www.cooperatiewehelpen.nl Of kijk op www.rijnstad.nl/jaarverslag2015 jaarverslag 2015 ( 31


UIT ONDERZOEK Democratische vaardigheden zijn essentieel voor burgers om met elkaar samen te leven en werken. Deze kunnen bevorderd worden door duidelijke spelregels, de opstelling

7

van burgers en externe onder­steuning. Met hun spe­cifieke expertise en vakmanschap kunnen sociale professionals het democratisch proces van het leven zo­als zich dat dagelijks voltrekt (street level democracy) op een hoger niveau brengen. Putnam maakt onderscheid tussen twee soorten kapitaal: het ene bindt samen (bonding), het andere slaat bruggen (bridging). Het samenbinden vindt plaats tussen mensen met dezelfde leeftijd, religie, interesses en hetzelfde ras. Bruggen slaan, is de verbinding maken tus­sen mensen die niet gelijk zijn in leeftijd, sekse, religie en interesses. Deze twee vormen bestaan naast elkaar en versterken elkaar. Als er geen ver­ trou­wen is, komt er geen ver­binding tot stand. Als er wél ver­trouwen is, is ont­moeting nodig. Van daaruit kunnen er dingen ontstaan. Precies dat stimuleert het sociaal werk in wijken. Het vergroot het vertrouwen in samen­leven.

Putnam, R.D. (2000). Bowling Alone: The Collapse and Revival of American Community. Spierts, M., & Ookstrik, H. (2014). Democratische wortels. Over de professionele logica van het sociaal werk. 32 ) RIJNSTAD


Sociaal werk vergroot het vertrouwen in samenleven jaarverslag 2015 ( 33


UIT DE PRAKTIJK

Sociaal werk vergroot het vertrouwen in samenleven Monique Schrage vertelt een uur lang rustig over haar werk als vrijwillige buurtbemiddelaar. Dan raakt ze ineens de kern: “Contact in buurten, dat helpt echt! Dat mensen elkaar leren kennen in straten, buurten en wijken. Als dat niet vanzelf gaat en mensen met de rug naar elkaar toe komen te staan, dan helpen wij contact te maken. We moeten weg blijven bij wat goed en kwaad is, maar kijken naar wat werkt. Dat wil ik in de Buurtbemiddeling doen.”

M

onique deed een studie Kunstzinnige Coaching, een opleiding holistische massage en is keramist. Via een dochter van voormalige overburen kwam ze bij Buurtbemiddeling terecht.

ECHT CONTACT

“Het is een mooie manier om mijn netwerk uit te breiden en de stad beter te leren kennen. Wat me aansprak, was het idee dat je mensen probeert vanuit hun eigen kracht dingen op te laten lossen. Wij zijn een spiegel en klankbord. Zelfs als mensen niet met elkaar in gesprek komen, dan kan er toch iets veranderen wanneer je ze afzonderlijk spreekt. Dan proberen we aan de deur over te brengen dat je op een prettige manier kunt samen­leven. Mensen vinden het moeilijk om elkaar aan te spreken, er is weinig echt contact. Als mensen elkaar niet kennen, is er al snel sprake van miscommunicatie, al dan niet door vooroordelen. We proberen het gesprek echt aan te gaan, omdat er anders niets aan de situatie verandert. We komen best wat

MEER LEZEN EN ZIEN? www.rijnstad.nl/buurtbemiddeling www.buurtbemiddelingrijnstad.nl www.problemenmetjeburen.nl Of kijk op www.rijnstad.nl/jaarverslag2015

34 ) RIJNSTAD

schrijnende gevallen tegen, ook mensen die geen gehoor vinden bij allerlei instanties. Terwijl we regels hebben in de samenleving. Over geluid, over waar je je tuin laat eindigen, over hoe je met je kinderen omgaat. Sommige mensen doen wat ze goeddunkt. Als buren daar wat van zeggen, kan dat leiden tot intimidatie. Dan is het lastig de situatie te nor­maliseren. Wij kunnen daarbij een rol spelen, maar het hangt vooral af van de inzet van de mensen zelf.“

EEN PRETTIGE BUUR

Terug naar de start. Monique legt uit wat vrijwillige buurt­bemiddelaars doen. “Partij A vraagt Buurt­ bemidde­ling aan en geeft aan wat zijn of haar probleem is. partij B weet nergens van. Met twee vrijwilligers van Buurtbemiddeling bezoeken we partij A. We horen het verhaal aan en vragen wat ze al gedaan hebben om iets te verbeteren. Daarna gaan we onaangekondigd naar partij B. Dat is best spannend, want het zijn soms best heftige verhalen. Dan denk je: wat een griezel en dan bel je aan en blijkt er vaak een heel gewoon persoon te staan, aardig bovendien. Om die spanning weg te halen, lopen we altijd even een rondje nadat we bij partij A zijn geweest. Zo kunnen we het verhaal van A laten bezinken, zodat we zo onbevoor­oordeeld mogelijk het gesprek met B in kunnen. Als iemand er niet is, gaan we nog een keer langs of laten we een brief achter. Als ze niet willen dat we komen, moeten ze kantoor bellen. Zo is er altijd contact. Als we bij B binnenkomen, horen we dat verhaal aan. Wat bij A besproken wordt, blijft bij A


“Mensen voelen zich door ons gehoord”

Monique Schrage helpt als vrijwillige buurtbemiddelaar mensen echt contact te maken

en idem dito voor B. Als par­tij B dan met partij A om tafel wil, zoeken we een datum en een neutrale plaats. De problemen gaan vaak over lawaai, kinderen die in de tuin te veel geluid maken, schuttingen die niet goed staan. Soms is die schutting een aanleiding om een dieperliggend pro­bleem bespreekbaar te maken. Dan is het mooi om bij die kern te komen. Beide partijen willen namelijk het­zelfde: een prettige buur aan elkaar hebben! En dan maken ze afspraken en bellen we ze na om te kijken of het goed gaat. Als mensen elkaar niet kennen of willen leren kennen, zijn ze veel minder genegen wat voor elkaar te doen. Ik heb weleens meegemaakt dat een casus in één dag was opgelost. Dat partij B zei: “Ik loop wel even mee naar A, dan lossen we het op.” Dat is niet conform de regels, want het zou op een neutrale plek moeten ge­beuren. Maar we benaderden eerst A of het goed was en dat was het geval. Die casus had alles te maken met miscommunicatie en elkaar niet kennen. Beide par­tijen wilden er echt uitkomen. Met Kerst kregen we een kaartje van partij A dat het was opgelost en dat ze goede af­spraken hadden kunnen maken.”

VERBINDING

Volgens Monique is de kracht van Buurtbemiddeling dat mensen zich gehoord voelen. “Daarnaast bieden we coaching aan: wat kan iemand zelf nog doen om de gevolgen van de erger­nis­sen te beperken? Zo krijgen mensen wat regie terug en doen ze dingen waar ze wellicht door de stress zelf niet aan dachten. Door er als buitenstaander met een frisse blik tegenaan te kijken, kom je samen tot nieuwe op­lossingen. Ik leer hier zelf ook van, want ik ben ook maar een mens met mijn vooroordelen. Het begint met je daar bewust van te zijn. En verder kom je in aanraking met mensen met verschillende vaardigen, vanuit verschillende cul­turen en steeds vaker ook met beperkingen, waardoor ze niet altijd welkom zijn in de buurt. Volgens mij helpt contact echt, dat mensen elkaar leren kennen in de straten, buurten en wijken. En wij kunnen daar bij helpen, door bijvoorbeeld met behulp van geweldloze communicatie verbinding te maken. Praten over wat iets met jou doet en kenbaar maken wat jouw behoeften zijn, dan hoef je de ander niet aan te vallen en blijken be­hoeften vaak overeen te komen. Dan ontstaat de brug!” jaarverslag 2015 ( 35


INTERVIEW

“DAAR WAAR GEVOEL EN VERSTAND BIJ ELKAAR KOMEN, IS DE IMPACT VELE MALEN GROTER!” Lody Lasamahu is sociaal miljonair bij Rijnstad 36 ) RIJNSTAD


Sinds 2015 prijkt Lody Lasamahu op posters van brancheorganisatie MOgroep*. Niet alleen als sociaal werker, of meer specifiek jongerenwerker, maar vooral ook als sociaal miljonair. Hij voelt zich in zijn werk ook miljonair, in psychologisch en sociaal opzicht. En dat staat voor alles wat zijn werk hemzelf en anderen ‘tussen de oren’ oplevert.

D

e MOgroep heeft de term sociaal miljonair niet zomaar gebruikt. Lody: “Dat triggert! Heel veel in het sociaal domein wordt uitgedrukt in cijfers en in geld. Met mijn sociaal miljonairschap laat de MOgroep zien dat ik en al mijn collega’s de maatschappij veel geld besparen.”

MEERWAARDE

Lody is een smakelijk verteller. Jarenlang werkte hij in Utrecht, waar veel initiatieven werden ontwikkeld en hij zichzelf aanleerde altijd kansen te zien. “Dat maakte dat toen ik in Arnhem mocht gaan werken, ik vrij snel ingebed raakte. Ik denk dat ik hier heb kunnen en mogen laten zien dat ‘anders’ werken loont!” Voor de MOgroep campagne ’Sociaal werk doe je met sociaal werkers!’ zochten ze per provincie een ambassadeur met ervaring die echt met zijn poten in de klei staat en het sociaal werk in een breed perspectief zou kunnen plaatsen. Ze kwamen bij Lody uit. “Ik loop al zestien jaar op straat, ik schud de voorbeelden wel uit m’n mouw. Niet omdat ik maar wat raak praat, maar omdat ik in die zestien jaar jongerenwerk zoveel concrete voorbeelden heb meegemaakt waaruit de meerwaarde van sociaal werk blijkt! Ik ben weliswaar een jongerenwerker, maar als ambassadeur vertegenwoordig ik het sociaal werk in de hele breedte.” De campagne stond aanvankelijk gepland voor 2015, maar is inmiddels verlengd. Lody snapt wel waarom. “Er wordt in het hele land fiks bezuinigd op het sociaal werk, dus blijft het belangrijk te vertellen wat wij doen en wat dat de samenleving alle­ maal oplevert. Het succes van deze campagne is de per­ soonlijke benadering. Tweede kamerleden lopen bij ons stage, collega-ambassadeurs hebben in een uitzending van Pauw gezeten, we schrijven blogs, we geven presentaties, hebben con­tact met media en daar laten we horen wat sociaal werk inhoudt. Alle ambassadeurs blijven vooral bij zichzelf. Ik vertel niet over beleid of

evidence based interventies, maar praat over voorbeelden uit de wijk, uit de praktijk van alledag. Als er een bijeenkomst over radicalisering is, vertel ik geen verhalen van collega’s, maar vertel ik over mijn eigen ervaringen. Ik heb genoeg in mijn rug­zakje zitten, of het nu over pesten, radicalisering of ge­zonde leefstijl gaat. We willen laten zien dat hetgeen we doen niet alleen bestaat in beleid en boekjes, maar dat we een verschil maken met wat we doen!”

IMPACT

Lody leert veel in zijn rol van ambassadeur. Toch is persoonlijke ontwikkeling niet zijn voornaamste drijfveer. “Ik heb mijn netwerk enorm kunnen verbreden en dat heeft mij als professional verrijkt. Kamerleden stellen net even andere vragen dan een korpschef van de politie of een beleidsmaker van de gemeente. Dat triggert ook om vanuit andere perspectieven te denken. Een Kamer­lid kwam bijvoorbeeld naar Presikhaaf en zag daar in de praktijk wat de participatiesamenleving nu inhoudt. Ze heeft met mij en de jongeren meegelopen en meege­daan. Toen gingen haar ogen wel open. Ze nodigde ons daarna ook uit om in Den Haag dat verhaal te ver­tellen. Zo kwam het beleid van het papier af. De jongeren hadden een topdag en de Kamerleden ook! Ze benadert me nog steeds regelmatig met vragen. Dat levert niet alleen mij wat op, maar het hele sociaal werk, en daar doe ik het uiteindelijk voor. Mijn inzet moet ook een collega in bijvoorbeeld Alkmaar verder helpen in zijn dagelijkse werk. Dat collega’s be­leidsmakers gaan treffen die zich echt hebben ver­diept in het werk en de opgaven in een wijk. Dat beleids­makers gaan praten met mensen in de uitvoering en niet alleen op management- en directieniveau. Daar is overi­gens ook een omslag in denken bij sociaal werkers voor nodig. Die zijn toch het liefste met jongeren of andere bewoners in de wijk bezig. Terwijl het zó belangrijk is partners mee te nemen in wat je doet. In de praktijk gaat het pas écht leven. Ik heb in ieder geval gemerkt dat de persoonlijke benadering werkt. Daar waar gevoel en verstand bij elkaar komen, is de impact vele malen groter.”

Ik ben sociaal miljonair.

“Het mooiste is als je ziet dat een jongere echt een ommezwaai maakt en een nieuwe weg inslaat. Daar doe je het voor.” Lody Lasamahu, sociaal werker

ody Lasamahu is sociaal * L miljonair bij Rijnstad en vertelt over de impact van het meedoen aan de MOgroep campagne ‘Sociaal werk doe je met sociaal werkers!’ Alles over de campagne staat op www.sociaalwerkers.nl

*MOgroep heet sinds 1 juni 2016 Sociaal Werk Nederland jaarverslag 2015 ( 37


UIT ONDERZOEK In de literatuurstudie ‘Top tien positieve ontwikkeling jeugd’ hebben de onderzoekers een groot aantal nationale en internationale jeugdinterventies en theoretische

8

modellen gericht op jeugd onderzocht. De effectieve interventies blijken een aantal gemeen­schappe­lijke componenten te bevatten. Ze zijn gericht op een brede competentieontwikkeling; cognitief, maar ook sociaal, emotioneel, ge­drags­matig en moreel. De interventies zetten in op duidelijke standaarden voor gedrag, uitgedragen door het gezin en de brede gemeenschap om het kind heen. Ze bevorderen een gezonde binding met volwassenen, leef­tijdsgenoten en jongere kinderen, bieden kinderen parti­ci­patiekansen en erkenning voor hun inzet en be­trokkenheid. Tot slot concluderen de onder­zoekers dat het betrekken van meerdere leef­gebieden van de jeugd bij de interventie ook bijdraagt aan de mate van effectiviteit. Het Kinder­werk werkt gestructu­reerd aan de ontwikkeling van het kind en doet dat zoveel mogelijk in samenwerking met ketenpartners.

Deniz Ince, Tom van Yperen, Marja Valkestijn

Top tien positieve ontwikkeling jeugd Beschermende factoren in opvoeden en opgroeien

38 ) RIJNSTAD

Ince, D., Yperen, T. van., Valkestijn, M. (2013). Top tien positieve ontwikkeling jeugd. Beschermende factoren in opvoeden en opgroeien.


Sociaal werk draagt bij aan de ontwikkeling van kinderen jaarverslag 2015 ( 39


UIT DE PRAKTIJK

Sociaal werk draagt bij aan de ontwikkeling van kinderen Kinderwerker Saskia Nout van Rijnstad en Intern Begeleider Lia Verborg van de Margarethaschool werken samen in een even prachtig als kleurrijk gebouw. Volgens de architect moest het een stoer gebouw in een stoere wijk worden, maar ook speels.

A

lle kleuren in het gebouw vormen daarom een kralenketting door de school. Een ketting die mooi wordt door alle schakels die aan elkaar verbonden zijn. Het geheel dat meer is dan de som der delen. Het speelse karakter van het gebouw staat daarmee symbool voor de manier waarop de verschillende disci­plines in dit Multifunctioneel Centrum (MFC) rondom de ontwikkeling van kinderen samen­ werken. Saskia Nout werkt al zo’n vijftien jaar als kinderen tienerwerker in Malburgen-Noordoost. Ze is er voor alle kinderen, met speciale aandacht voor jongens en meisjes met wie het wat minder goed gaat. Ze doet niks ‘zomaar’. “Al onze activiteiten zijn een middel, de ontwikkeling van de kinderen is het doel. Daarom doen we veel leuke dingen, dan komen ze binnen. We organiseren een Kookclub, maar werken dan aan gezonde gerechten en de woorden­schat via de receptjes. Dan hebben we het bijvoorbeeld over het verschil tussen ingrediënten en benodigdheden.”

ARNHEM-ZUID UIT

De activiteiten zijn drukbezocht, veel kinderen uit de wijk gaan hier naar school. Volgens Lia komen er ook veel kinderen van buiten. “Kinderen van ouders die

MEER LEZEN EN ZIEN? www.rijnstad.nl/kinderen Youtube: Film Kinderwerk Rijnstad Of kijk op www.rijnstad.nl/jaarverslag2015

40 ) RIJNSTAD

vroeger op de Margaretha- en Don Boscoschool hebben gezeten, brengen hun kinderen weer hierheen. Daarnaast komen er veel kinderen af op het brede naschoolse aanbod van het kinderwerk, het MFC en het sportaanbod vanuit school. Saskia en ik hebben veel met elkaar te maken. Ik ben Intern Begeleider en biedt zorgcoördinatie in de breedste zin van het woord. Het gaat bij de ontwikkeling van kinderen niet alleen om het lezen, rekenen en taal, er speelt veel meer omheen. Ik heb hier intensief contact met partners in ons netwerk, we weten elkaar goed te vinden. Met Saskia kan ik lezen en schrijven. Als er bijvoorbeeld kamp is dan kijken we samen of we kinderen kunnen meenemen die het echt nodig hebben.” Saskia vult aan: “School heeft inzicht in hoe kinderen ervoor staan, dus daar hebben we contact over. Dan nemen we kinderen mee van wie de ouders financiële problemen hebben of waar sprake is van een problematische thuissituatie. Anders komen ze niet weg. Zo reden we met een bus de brug over, langs het Roermondsplein, richting het centrum van Arnhem. Een jongetje vertelde me dat het de eerste keer was dat hij Arnhem-Zuid uit was geweest.”

LEREN IN VRIJE TIJD

Lia en Saskia stemmen ook het activiteitenaanbod samen af. Lia: “Voor de taalontwikkeling zetten we erg in op het voorlezen. Dan kijken we of we de activiteiten vanuit school en die vanuit het kinderwerk in elkaars verlengde kunnen aanbieden. Zo versterken we elkaar in plaats van dat we in elkaars vaarwater zitten. We bespreken ook voor welke leeftijd we het beste iets kunnen aanbieden. De kinderen in groep 8 hebben al zoveel te doen. Zij zijn minder happig op onze


activiteiten. Voor school staat als een paal boven water dat kinderen ook in hun vrije tijd leren. En dat creativiteit daarbij een be­langrijke rol speelt. Door de nadruk op schoolse prestaties, is dat creatieve in het onderwijs een wat onder­geschoven kindje. Soms is er gewoon te weinig

“We kunnen elkaar gemakkelijk vinden, juist omdat Saskia hier al zo lang werkt” Kinderwerker Saskia Nout en IB’er Lia Verborg hebben aan een half woord genoeg

tijd. Dan kunnen we in een verlengde schooldag mooi die activi­teiten aanbieden. Creatieve activiteiten geënt op taal. Het leren benoemen van gereedschappen, snappen wat een rechte hoek is. En tijdens die activiteiten leren kinderen en ouders van elkaar. En wij weer van ouders.”

VEEL GOODWILL

Lia neemt ons mee terug de tijd in. “Vroeger was iedere leerkracht baas in eigen klas. Je wist nauwelijks wat je collega in het lokaal naast je deed. Langzamerhand kwam er binnen scholen een rode draad en veel meer afstemming. Breder dan onderwijs, zeker in achter­standswijken. Toen kregen we de Buurt­netwerken en nu werken we echt dicht bij elkaar in het MFC.” Saskia: “Ik werk hier al vijf­tien jaar, maar het werk ver­andert steeds. Ik merk dat ik heel veel goodwill heb bij part­ners, ouders en kinderen omdat ik er al zo lang ben. Mensen kennen me en ik ken hen. Veel kinderen voelen zich prettig en veilig hier, ouders durven hun verhaal te vertellen. Doordat ik ze ken, hebben we aan een half woord genoeg. Daarnaast vertrouwen ze ons, durven ze hun kind mee te geven op kamp. Ouders komen ook wel eens klagen over school. Ik geef die sig­ nalen dan af aan de directeur, zonder er in mee te gaan. Ik voel me heel serieus genomen door de school, niet alleen door Lia, maar ook door de directeur. Als er nieuwe kinderen en ouders op school komen, word ik altijd even voorgesteld.” Lia knikt. “De continuïteit is zo belangrijk. Wij kunnen elkaar erg gemakkelijk vinden,

juist omdat Saskia hier al zo lang werkt. We hebben overal beleid voor en registreren veel, maar omdat er veel onderling vertrouwen is, heb­ben wij aan een half woord genoeg. Die onzichtbare winst die je op die manier samen boekt, is van on­schat­bare waarde. Er werken hier zoveel vrij­willigers, mede ook omdat Saskia er zit. Als zij hier niet meer zou zijn met het kinderwerk, valt er een heleboel weg.” Saskia: “We hebben beiden hetzelfde doel: dat een kind een fijn, gelukkig mens wordt en een goede toekomst heeft.”

jaarverslag 2015 ( 41


UIT ONDERZOEK Uit een Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse van de OZO’s blijkt dat iedere geïnvesteerde euro €1,40 oplevert. Die positieve kosten-batenverhouding komt

9

vooral door immateriële effecten: vermindering van overlast en onveiligheid, betere ontwikkelingskansen van kinderen en betere kwaliteit van leven van huishoudens. Ook helpen ze escalaties, zoals huisuitzettingen en uithuisplaatsingen van kinderen, voorkomen. De aanpak kan op twee manieren worden geoptimaliseerd. Allereerst door te differentiëren in doelgroepen, waardoor escalatie naar de top van de piramide (en daarmee dure inter­ venties) kan worden voorkomen. Tweede mogelijkheid is het terugdringen van recidive, door het vergroten van mogelijkheden om ‘af te schalen’. Tien procent minder terugval is een extra baat van 0,7 miljoen euro. De opgave is om de (top)groep in het OZO zo klein mogelijk te houden, om (met sociale wijk­teams) snel af te schalen en om huishoudens vervolgens niet los te laten, maar door presentie in de wijk een vinger aan de pols te houden.

MKBA Overlast en Zorg Overleg (OZO) Arnhem

Opgesteld door: LPBL: Merei Lubbe en Veroni Larsen Op verzoek van: Gemeente Arnhem Januari 2014

42 ) RIJNSTAD

Lubbe, M., & Larsen, V. (2014). MKBA Overlast en Zorg Overleg (OZO) Arnhem.


Sociaal werk is een maatschappelijk relevante verbinder jaarverslag 2015 ( 43


UIT DE PRAKTIJK

Sociaal werk is een maatschappelijk relevante verbinder Wie een uur praat met wijkagent Femke van den Berg en zorg- en overlast­coördinator Dianne ter Vrugt, ziet zo weer de Oranjespelers in 1988 op dat bankje zitten. Ook hier zit ‘een goed stel’. Femke en Dianne spreken serieus en vol respect over elkaars werk, maar een vette knipoog of een goede grap zijn nooit ver weg. Het is niet ingewikkeld te begrijpen dat deze netwerkpartners elkaar gemakkelijk weten te vinden en samen veel voor elkaar krijgen.

W

aar? Op de Geitenkamp. Daar fungeert wijk­ agent Femke als verbinding tussen burgers en de politieorganisatie. Ze brengt informatie van de straat naar de organisatie en is aanspreekpunt voor burgers en netwerken.

HARTSTIKKE ZORGMIJDEND

Ze komt veelvuldig in aanraking met sociale problematiek, achter de voordeur. Dan gaat het om zorg­mijdend gedrag, huiselijk geweld en verslavings­ gerelateerde overlast. Femke probeert daar altijd eerst zelf iets in te doen, maar de tool die ze daarvoor heeft, handhaven, schiet vaak te kort. Er valt namelijk niet altijd iets te handhaven en dan heeft ze andere organisaties nodig. Dianne verbindt alle beschikbare expertise, met als doel overlast te beperken en veiligheidsrisico’s weg te nemen. Ze benadrukt dat alle partijen aanvullend op elkaar werken. “Femke is een bekend gezicht in de buurt, mensen gaan eerder naar haar toe dan naar een zorg- en overlastcoördinator. Ze

MEER LEZEN EN ZIEN? www.rijnstad.nl/overlastcoordinatie Of kijk op www.rijnstad.nl/jaarverslag2015

44 ) RIJNSTAD

komt heel gemakkelijk achter de voordeur, kan haar zorgen uitspreken als ze een onver­zorgde tuin ziet of wanneer buurtbewoners zich zorgen maken om iemand. Er is veel vertrouwen in de wijk­agent. Als ik naar mijn eigen werk kijk, vind ik dat ik de mooiste baan heb die er bij Rijnstad is. Ik heb ’s morgens nog geen idee van wat ik de rest van de dag ga doen. Soms staan er wat afspraken of huisbezoeken die ik afleg aan mensen die in het Over­last- en ZorgOverleg (OZO) worden gemeld. Die mensen worden geïntroduceerd door een melder, dat kan Femke zijn. Zij heeft dan van tevoren wel verteld dat ik mee­kom. Mensen kunnen hartstikke zorgmijdend zijn, maar hebben net zoveel recht als ieder ander om te weten wat we komen doen en waarom. Het is duidelijk dat er iets moet gebeuren in zo’n situatie. Maar het gaat niet alleen óver, maar nog altijd ook mét mensen. Alleen de weg ernaartoe is langer.”

VERTROUWEN

Dianne is de brug tussen de ‘harde kant’, het eigen netwerk en andere hulpverlening. “Een woning­ corporatie of wijkagent meldt iets, we gaan dan op bezoek en be­trekken altijd het eigen netwerk bij een mogelijke op­lossing. Wij zijn als hulpverleners immers passanten, het netwerk is er altijd. De oplossing kan net zo goed door familie of een buurman als door een hulpverlener worden geboden. Soms lijkt er niemand


“Als niemand meer mogelijkheden ziet, wil ik het in beweging krijgen!”

Zorg- en overlastcoördinatie verbindt organisaties, bestrijdt overlast en bevordert de veiligheid in wijken

meer om een persoon heen te staan, dan toch ga ik op zoek naar een net­werk. Ik probeer de bal aan het rollen te krijgen, daarna kan de hulpverlening aan de slag. En die doet haar werk goed. Omdat de onderlinge contacten goed zijn, is er veel vertrouwen en is het veel minder van belang een vinger aan de pols te houden. Als er eens iets is, melden de hulpverleners zich, dat werkt prima! We vertrouwen op elkaar en werken aanvullend. Als het veilig is en de over­last is verdwenen, is het geen zaak meer voor ons. Als we bij een vrouw met een alcoholprobleem ervoor zorgen dat de veiligheid niet in het geding is en ze geen overlast veroorzaakt, zijn wij weg. Wel kan het zijn dat er veel langer hulpverlening actief blijft.”

belangrijk om de afspraken die Femke met de mensen maakt, na te komen.” Femke: “Er wordt heel goed op mij gereageerd als mensen door­hebben dat ik ze probeer verder te helpen, door een hupverlener mee te nemen.” Dianne: “Ik vind het leuk dat wij op plekken komen waar mensen zeggen: ‘daar kan toch niks meer’. Tuurlijk wel, wij krijgen dingen in beweging! Dat moet ook, want als dat niet gebeurt, blijven de overlastmeldingen binnen komen. Daarom pro­beren we een andere invalshoek te kiezen en elkaars expertise tactisch in te zetten. Soms moet je het goede moment afwachten. Dan kan er nu niks, maar wachten we bijvoorbeeld op een huur­ achterstand waarna we wel in actie kunnen komen.”

OZO-BELANGRIJK

Dianne vindt het belangrijk mensen heel serieus mee te nemen in hun eigen traject. “Wij organiseren ‘dwang en drang’ en komen vaak ook zo binnen, maar het aller­ liefste doen we het met de mensen zelf. Eigen regie is voor ons vanzelfsprekend. Alleen zo boek je langdurige resultaten. Drang en dwang heb je soms nodig om iets te forceren: “Als de situatie niet verandert, moeten we het huis ontruimen”. We proberen kaders te stellen en binnen die kaders kunnen mensen met hulpverlening of hun netwerk kijken hoe het eruit moet komen te zien. Doordat we zo hecht, aanvullend en dichtbij elkaar samenwerken, kunnen we mooie resultaten boeken.”

Femke beschouwt Dianne als haar verlengstuk. “Ons OZO-overleg vinden we niet voor niets ‘OZO-belangrijk’. Zonder Dianne zou ik hier fulltime maatschappelijk werkster zijn. Dan ben ik constant met organisaties aan het overleggen. Feitelijk kan ik door haar wijkagent zijn, doen waar ik goed in ben en voor ben aangenomen. Dianne is opgeleid als hulpverlener en heeft een enorm netwerk.” Dianne: “Bij die vrouw met een alcoholprobleem kwam ik niet binnen, maar voor het uniform van Femke gaat de deur wel open. En als zij het gesprek kan aangaan, is er een lijntje. Daarna vind ik het

EIGEN REGIE VANZELFSPREKEND

jaarverslag 2015 ( 45


CONCLUSIE

Sociaal werk katalyseert krachten in de

10

samenleving, geeft mensen de regie over hun leven (terug) en vergroot het vertrouwen in samenleven. Het vindt plaats dichtbij mensen, in wijken, in de haarvaten van de samenleving. Het sluit aan bij veranderende behoeften in de samenleving en is steeds in ontwikkeling. Het draagt bij aan de ontwikkeling van kinderen en biedt jongeren en volwassenen een podium. Sociaal werk is een maatschappelijk relevante verbinder en ‘mede mogelijk maker’. De vele kosten-baten analyses en tevredenheidsonderzoeken in de sector laten ook zien dat de inzet van sociaal werkers waardevol is en goed wordt gewaardeerd; door klanten, medewerkers, vrijwilligers en partners in en buiten het sociaal domein. Sociaal werk is niet duur en helpt erger (en duurder) voorkomen. Dat sociaal werkers hun werk op de achtergrond doen, doet niets af aan de grote waarde ervan. Onzichtbare waarde.

46 ) RIJNSTAD


Sociaal werk is van onzichtbare waarde jaarverslag 2015 ( 47


ERVARINGEN UIT DE PRAKTIJK

Sociaal werk is van onzichtbare waarde Femke van den Berg (wijkagent Geitenkamp) over de zorg- en overlastcoördinatie:

“Ik beschouw Dianne ter Vrugt als mijn verlengstuk. Ons Overlast- en zorgoverleg (OZO) vinden we niet voor niets ‘OZObelangrijk’. Zonder Dianne zou ik hier fulltime maatschappelijk werkster zijn. Dan ben ik constant met organisaties aan het overleggen. Feitelijk kan ik door haar wijkagent zijn, doen waar ik goed in ben en voor ben aangenomen. Dianne is opgeleid als hulpverlener en heeft een enorm netwerk.”

Lia Verborg (Margarethaschool) over kinderwerker Saskia Nout:

“De continuïteit is zo belangrijk. Wij kunnen elkaar erg gemakkelijk vinden, juist omdat Saskia hier al zo lang werkt. We hebben overal beleid voor en registreren veel, maar omdat er veel onderling vertrouwen is, hebben wij aan een half woord genoeg. Die onzichtbare winst die je op die manier samen boekt, is van onschatbare waarde. Er werken hier zoveel vrijwilligers, mede ook omdat Saskia er zit. Als zij hier niet meer zou zijn met het kinderwerk, valt er een heleboel weg.”

48 ) RIJNSTAD


Ipe van der Deen (stuurgroep De Nieuwe Hommel):

“We gaan die transitie samen vormgeven en daarbij is het geven en nemen, ook in de stuurgroep De Nieuwe Hommel. Daar kraken we weleens een harde noot. Het is ook wennen aan elkaar, voor de organisaties onderling, die intensiever met elkaar in de wijk zijn gaan samenwerken, maar ook voor bewoners en die organisaties. Rijnstad was dienstverlener, maar wordt steeds meer facilitator: van vóór de wijk naar ván de wijk.”

Adem Karaciftci (jongerenwerker Rijnstad in Presikhaaf):

“Onze positie is zo bijzonder. Wij horen niet bij een opsporingsapparaat en zien de jongere niet als veiligheidsrisico, maar als opgroeiend mens. Als een persoon die naar school gaat, een bijbaantje heeft en sport. Dat is onze kracht. We bouwen met ze aan hun identiteit, zodat ze eigen ideeën, normen en waarden kunnen ontwikkelen en dat niet alleen maar vanachter de computer doen.”

Onderzoekers Lubbe en Larsen in 2014 in hun Maatschappelijke Kosten- en Baten analyse van het Overlast- en ZorgOverleg in de gemeente Arnhem:

“De positieve kosten-batenverhouding van het Overlast- en ZorgOverleg komt vooral door immateriële effecten: vermindering van overlast en onveiligheid, betere ontwikkelingskansen van kinderen en betere kwaliteit van leven van huishoudens.”

jaarverslag 2015 ( 49


LITERATUURLIJST

Brandsen, T., Pape, U. et al (2015).

SCP en CBS (2015).

Third Sector Impact. Measuring Impact.

Armoedesignalement 2014.

Enhancing Visibility.

www.ru.nl/publish/pages/767882/third_sector_impact.pdf

www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2014/51/ armoedesignalement-2014

Spierts, M., & Ookstrik, H. (2014).

Graaf, B.A. de. (2010). Theater van de angst. De strijd tegen terrorisme in Nederland, Duitsland, ItaliĂŤ en Amerika.

www.boomgeschiedenis.nl/kernproduct/179/Theater-van-deangst

Democratische wortels. Over de professionele logica van het sociaal werk.

www.mijn.bsl.nl/democratische-wortels/611858

Verhagen, P. (2014). Houwelingen, P. van, Boele, P., Dekker, P. (2014).

Ondernemen en innoveren in zorg en welzijn.

Burgermacht op eigen kracht?

Van signaal naar succesverhaal.

Een brede verkenning van ontwikkelingen in burgerparticipatie.

www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2014/ Burgermacht_op_eigen_kracht

www.uitgeverij-coutinho.cld.bz/Ondernemen-en-innoveren-inzorg-en-welzijn-04619#

Voluntary Arts (2015). Culture Guides – the European Handbook.

Ince, D., Yperen, T. van., Valkestijn, M. (2013). Top tien positieve ontwikkeling jeugd. Beschermende factoren in opvoeden en opgroeien.

www.nji.nl/nl/Download-NJi/Publicatie-NJi/Top-tien-positieveontwikkeling-jeugd.pdf

www.cultureguides.eu/outcome-and-results/guidelines-for-theeuropean-handbook

Wienke, D., & Ramadan, O. (2011). Polarisatie en radicalisering bij jongeren. Vragen en antwoorden ten behoeve van professionals, werkzaam in eerstelijnsorganisaties

Lubbe, M., & Larsen, V. (2014). MKBA Overlast en Zorg Overleg (OZO) Arnhem. www.lpbl.nl/wp-content/uploads/2016/03/LPBLEindrapportage-MKBA-OZO-Arnhem-v2.0.pdf

en in het onderwijs.

www.nji.nl/nl/Publicaties/Polarisatie-en-radicalisering-bijjongeren

Wildeboer Schut, J.M., & Hoff, S. (2016). Putnam, R.D. (2000).

Een lang tekort; langdurige armoede

Bowling Alone: The Collapse and Revival

in Nederland.

of American Community. www.bowlingalone.com

www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2016/Een_ lang_tekort

TIP: lees alle gebruikte literatuur online via www.rijnstad.nl/jaarverslag2015 50 ) RIJNSTAD


COLOFON

Bladformule: Rijnstad en Qrne Teksten: Eelco Visser en Cees van den Bos Eindredactie: Communicatie en PR Rijnstad Grafisch ontwerp: Coert de Boe Fotografie: Hanne van der Woude, William Moore (blz 3), Sem van Stralendorff (blz 4 en 5) Alice de Kruijs (blz 15, 17 en 47) en Angeline Swinkels (blz 31) Drukwerk: Drukmotief b.v. Digitale versie www.rijnstad.nl/jaarverslag2015 Met speciale dank aan alle geĂŻnterviewden en mensen die deze uitgave mede mogelijk hebben gemaakt. Niets uit deze uitgave mag zonder uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van Rijnstad worden gekopieerd of openbaar worden gemaakt.


Het laatste woord

“HET PAST NIET IEDEREEN BESCHEIDEN TE ZIJN; EN ZONDER GROTE VERDIENSTEN IS BESCHEIDENHEID AANSTELLERIJ OF DWAASHEID”

(Charles-Joseph Prins de Ligne)


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.