23 juni 2009 Een probleem wat zichzelf in stand houdt - Dialoog versus monoloog In de VK van dinsdag 23 juni staan twee boodschappen naast elkaar. De ene is een paginagrote promotie van de campagne ter bevordering van melding van gevallen van discriminatie. De andere de rubriek Gemengde berichten van Martin Sommer, chef Haagse redactie. De paginagrote promotie tegen discriminatie heeft de titel: Moet jij jezelf thuislaten als je naar buiten gaat? De rest van de pagina bevat het (juiste) antwoord, namelijk: Nee, dat moet niet nodig zijn. Het doet denken aan de vele Postbus 51 campagnes die ik in mijn leven voorbij heb zien komen, en die naar later bleek weinig resultaat opleverde. Ik denk dat deze campagne daarvan niet zal verschillen. Probleem 1 is dat het een retorische vraag is, zo’n vraag waarvan het antwoord al bekend is, maar men u nog wat tijd en richting geeft om daar zelf? achter te komen. Dus in die zin kan je jezelf al thuis laten - want wij denken wel voor u! Het is een politiek correct antwoord, zo’n antwoord waar je je geen buil aan kan vallen, maar wat ook niets bijdraagt aan de oplossing van het probleem. Probleem 2 is dat het gegeven antwoord niet realistisch is – en met realistisch bedoel ik hier dat het niet de ervaren realiteit van de lezer weergeeft. De tekst werkt met simpele beelden en vaak verwarrende 'logica.' Nemen we de openingszin: “Nederland is een land waar niemand zijn eigen ik hoeft te verstoppen.” Behalve dan als die ‘ik’ om wat voor goede of slechte redenen van discrimineren houdt, want dan kan je volgens deze campagne beter thuisblijven. Tweede zin: “Het is een land waar vrouwen dezelfde kansen krijgen als mannen.” O, daar merk je anders weinig van als je bijvoorbeeld kijkt naar de nog steeds bestaande salarisverschillen voor hetzelfde werk, en het genante lage aantal vrouwelijk hoogleraren. Derde zin: “Het is een land waar je politieke kleur er net zo min toe doet als die van je huid.” Natuurlijk doet die er wel toe, zoals iedereen merkt wanneer hij zijn of haar politieke kleur in gezelschap laat zien, en zoals iedere gekleurde medelander uit zijn of haar ervaring echt wel weet. Kleur doet er wel toe, en moet er ook toe doen. De teneur van deze campagne slaat wat mij betreft de plank helemaal mis. En dat zien we terug in de inhoud, zie hierboven, en de houding die er uit spreekt. Het is een houding die anderen verteld wat goed en fout is – tenminste op theoretisch niveau. Iedereen weet uit eigen ervaring dat Nederland zo niet in elkaar zit, dat wij niet zo in elkaar zitten en net wel doen wat daar in staat. Bij de meeste Nederlanders (dus alle hier wonenden van asielzoekers tot hele oude autochtonen) staan helemaal geen Bijbel, Koran en laat staan The Origin of Species van Darwin broederlijk naast elkaar. En de meeste Nederlanders oordelen wel over kleur, geslacht, leeftijd en geloof.
Er is niets mis met oordelen. Onderscheid maken, de oorspronkelijke betekenis van discrimineren, is wat we nodig hebben om ons te kunnen bewegen in de complexe omgeving die we samenleving noemen. We leren onze kinderen onderscheid te maken tussen goed en kwaad, een vaardigheid die ze hard nodig hebben om al die medemensen die zich liever niet aan de regels houden tijdig te herkennen. Dus het zit hem niet in het onderscheid maken an sich, het zit hem in de motivatie voor het specifieke gebruik van onderscheiden, die we discriminatie noemen. Discriminatie heeft een functie, en als we daar aan voorbij blijven gaan – en dat doen door discriminatie te veroordelen – zullen we nooit de beweegredenen te weten komen voor discriminatie. Natuurlijk weten we uit psychologisch en sociologisch onderzoek dat het te maken heeft met voornamelijk angst en verlies van identiteit, maar weinig daarvan beklijft en wordt praktisch toegepast. De overheid en ook wij de burgers blijven praten in een monologische stijl. Deze stijl, of houding, kenmerkt zich door een sterke zelf-gerichtheid, gebrek aan empathie en compassie, graag gelijk willen hebben (gelijk krijgen is belangrijker dan relatie hebben) en, zoals men in de communicatietheorie beschrijft, niet goed luistert naar de ander maar voornamelijk bezig is alvast argumenten te bedenken om het standpunt van de ander te weerleggen – let wel, terwijl die ander nog aan het woord is. We hebben geen aandacht voor de ander als mens. Martin Sommer beschrijft in zijn gemengde berichten (naast de campagnepagina) de vinnigheid van het publieke debat tussen verschillende columnisten over ondermeer de winst van de PVV en het verlies van de PvdA. Over argumentatie – die ik hier niet ga herhalen - van de deelnemers in dat debat schrijft hij: “Het is ronduit een onwelriekende manier van debatteren. Het is helemaal niet de bedoeling met Cuperus (of Bos) in discussie te gaan, maar om ze te blameren.” Ook hier viert de monoloog dus hoogtij. En: “Ja, er loopt een nieuwe breuklijn door de samenleving. Niet die van autochtoon en immigrant, maar dwars door de middenklasse. Een breuk die hoogopgeleide winnaars scheidt van laagopgeleide verliezers, misschien in Nederland nog nauwelijks zichtbaar, maar dan toch zeker wel in het verschil tussen een dreigend of een uitnodigend toekomstperspectief. In ieder perspectief is beeldvorming uiterst belangrijk, sterker nog, ze zijn hetzelfde, het is uiterst moeilijk om iets te zien wat niet in ons perspectief is – of past. Perceptie is onze wijze van de werkelijkheid zien, of anders gezegd, wij projecteren onze eigen waarden en normen op de werkelijkheid. Ik zet deze twee boodschappen (mijn perceptie natuurlijk ;)) naast elkaar omdat ze beiden hetzelfde euvel illustreren. Beiden zijn een uiting van het alomtegenwoordige monologisme. Een houding waarin de eigen zienswijze de enige juiste is en alle andere per definitie (dus) onjuist. Er is echter een alternatief, namelijk een dialogische houding. Heel simpel gezegd is dat: naar de ander luisteren en eerder dan kijken of je het er wel of niet mee eens bent, je afvragen waarom die mening of standpunt van die ander nu juist belangrijk is voor die ander. Dus bij de anti-discriminatie campagne – vraag ons nu eens waarom we discrimineren, waarom we (politieke) kleur wel belangrijk vinden, waarom we wel oordelen over geslacht, leeftijd en geloof, waarom we niet iedereen gelijk behandelen. Naast dat het belangrijke informatie oplevert over
hoe het werkt – discriminatie heeft een functie, en het alleen maar veroordelen is niet functioneel, ofwel daardoor verdwijnt het niet maar wordt het juist aangewakkerd. Wees nieuwsgierig naar onze – en jullie eigen! - motivatie voor dat gedrag en veroordeel deze niet op voorhand omdat ze niet correct zouden zijn, want dat is meer van hetzelfde! Weet je nog: de pot verwijt de ketel! Dialoog is niet makkelijk omdat het van ons vraagt onze impulsen, die vaak voortkomen uit onze eigen angst en onzekerheid, te beheersen en open te staan voor de mens die voor ons staat en deze werkelijk te ontmoeten. Makkelijker, maar niet vrijblijvend, is anderen zo snel mogelijk te veroordelen – ja, dus ook hen die volgens onze normen discrimineren - en in een hokje te plaatsten. Als we dat met z’n allen blijven doen dan blijft er een discriminerend klimaat, en heerst het monologisme. Vrij naar Martin Buber, een Joodse filosoof: “Dialogisch leven is niet een leven waarin men zo veel mogelijk gelijk heeft, maar een leven waarin men met de mensen die men ontmoet, ook een waarachtige ontmoeting heeft.” Makkelijk? Nee. Wenselijk? Zeer. Dus een ander antwoord op de retorische campagnevraag “Moet je jezelf thuislaten als je naar buiten gaat?” is mogelijk vanuit een ander perspectief: Ja, laat dat zelf thuis dat altijd gelijk wil hebben en niet werkelijk geïnteresseerd is in de ander. Dan zal discriminatie zijn of haar langste tijd gehad hebben. Ramo de Boer