Een pensioengerechtigde Vijftiger
SIMON VINKENOOG Door: René van Stekelenborg
Simon Vinkenoog, optimist, positivist maar bovenal Vijftiger. Geboren in 1928 en al spoedig door chaos, leegte en verwarring tijdens de oorlogsjaren met het surrealisme opgevoed. Hij verwierp het romantische en anekdotische gereutel van dichters, als Vasalis, die deel uitmaakten van de Criterium-‐groep en ontwierp samen met o.a. Hans Lodeizen, Bert Schierbeek, Hugo Claus, Gerrit Kouwenaar, Hans Andreus en natuurlijk Lucebert, de Vijftigers, een stroming die een aantal zaken voorstond. Ze hadden lak aan traditionele versvormen, rijm-‐ en metrumschema’s, maar zwoeren bij een spontane, vitale uiting, waarbij associatie een grote rol speelde. De groep experimentelen wilde geen beperkingen inzien.
NIETS DAN GOEDS OVER DE PENSIONADOS Ook na de “Beweging van Vijftig” ging Vinkenoog door. Hij woonde en werkte zeven jaar in Parijs van waaruit hij een avantgardistisch stenciltje redigeerde: Blurb. Door de jaren heen publiceerde hij talloze dichtbundels, romans, essaybundels, bloemlezingen, vertalingen en dagboeknotities en nog steeds reist hij het hele land af voor schrijfworkshops, lezingen, openingen van exposities, etc. Exact twintig jaar geleden gaf Vinkenoog voor studenten Bouwkunde een lezing in het Auditorium van de Technische Universiteit Eindhoven. Doorspekt met kenmerken en aspecten van de Vijftigers, trapte hij af. Simon Vinkenoog jubelde de aanwezigen toe: “Uw aanwezigheid is dringend gewenst!” Eén van die aspecten is, dat er in en door het experiment naar een poëzie gezocht wordt die aan de mens toebehoort. “Het hele leven wordt mij het woord gegeven en dan neem ik het en richt ik het en dan voer ik het. Er is zo ontzettend veel te doen met het woord. We staan allemaal achter en voor onze eigen woorden, ieder op zijn eigen podium en op een gegeven ogenblik wordt iedereen zelf aangekeken door de omgeving. Wat heb je ze te zeggen? Wat zijn de woorden waarmee je door het leven gaat? Hoeveel kun je erdoor voelen en richten en geven en nemen, dwars door alle kunstgebouwen heen? Er zijn allerlei belangrijke dingen te zeggen en ze worden gezegd. Voor mij is de kunst vaak een fragment, wetenschap, religie, cultuur of wat dan ook. Er is meer dan het sociale leven, er is het innerlijke leven waarmee iedereen een keer te maken krijgt. Alle problemen van de wereld zijn terug te voeren op die verkeerde opvattingen, die verouderde paradigma’s die in ons rondtuimelen. Mensen, mensen, mensen, het woord is het enige goed waar we wat mee kunnen doen!” Het woord moet ontkoppeld worden van alle hokjesgeesten die ons
aangetast hebben om zodoende een eigen zelflevend individu te laten horen. “Want het is natuurlijk net zo makkelijk om al die woorden de wereld in te gooien en dan achter al die woorden te kunnen staan. Het gaat er nu juist om dat je de baan moet wagen! En hoevelen doen dat in het dagelijkse leven? Het laatste woord is altijd “ja”, de plaats en tijd zijn altijd hier en nu. Het leven is er om voluit te leven. Je vlucht constant weg voor de toekomst maar je moet vluchten naar je binnenste.”
Ik sta m’n mannetje, ik vlucht in de poëzie, ik vlucht in de ontsprotenen, ik vlucht in de herinnering, ik vlucht in mijn netvlies, in de kantlijn van de 26ste regel, in de linker- en rechterhersenhelften, in de overgave, ... ik vlieg! Daarmee zijn we bij een tweede aspect gekomen van wat de Vijftigers voorstonden, namelijk een overgave aan “de ruimte van het volledige leven”. Het leven is geen idylle maar een werkelijkheid waar je midden in staat. Vinkenoog zei hierover: “Het weten dat je doen en laten schraagt, de kennis die ervaring raakt, de weg naar binnen. Jezelf gegroefd en al wat daarbuiten komt als daad of groep. Jij bent het zelf en daaromheen onze groep. De werkelijkheid bestaat uit de zin van het leven en dat je als tweede stap juist die zin uitdraagt. “Er zijn enorme discussies aan de gang over de zin van het leven. Eerst komt uiteraard “het zijn” en dan de betekenis. De ware betekenis ligt in “het zin hebben in” het leven, de zin die je hebt in het leven. Die zin kan van alles zijn zoals bijvoorbeeld het wonen in Amsterdam, stad als een spinnenweb met in het midden Carré”. Maar ook uit alle tegenstellingen in ons dagelijkse
leven haalde Vinkenoog zijn zin. “Ken het volle leven met een ruimte van het volledig leven met meer dan 5 miljard mensen op aarde verenigd. Denk ook aan dat ene moment dat je leven bekroont of beëindigt. Dat ene moment waarop dan eindelijk alles van je af rolt. De grote leegte. Zijn we in staat om in ons leven de activiteit te vervullen om die eeuwige leegte binnen te komen? Meditatie, yoga, of visionaire geleide fantasie (harddrugs had hij in zijn laatste levensfase afgezworen), je kunt die stilte oproepen, het is een waanzinnige stilte. “Doe dingen waar je plezier in hebt, maak daar je werk van. Het is jammer dat dat niet voor iedereen zo is. Een natuurlijke staat, een heilstaat een vanzelfsprekend niets dat niet vanzelf gaat wachten en hopen, vervuld en ontknopend niet meer wetend dat bij het einde het leven zakt daarom is er het kind dat danst, springt, duikt en hinkt. Hiermee refereerde Vinkenoog aan dezelfde interesse die ook de Cobra groep had; beeldende uitingen van bijvoorbeeld kinderen, omdat die nog het dichtst bij hun zin van het leven staan. Restricties van de buitenwereld kennen zij (nog) niet. Volwassenen zullen daarentegen de draad weer moeten zien op te pakken. Zij moeten, zoals D.H. Lawrence het beschreef, bij zichzelf een “Revolution for Fun” ontketenen. Als je datgene kunt doen wat je leuk vindt, dan is er toch die innerlijke vreugde die vanzelf naar buiten komt. Laat de zin in het leven zien. Niet voor niets las Vinkenoog Van Ostayens klankgedicht “FEEST” voor. Plezier, vreugde, geluk! “Het gelukkige toeval wil dat ik gelukkig ben!”, maar ook liefde ondersteund door Guido Gezelles “O Lief, O Lief” opgevolgd door eigen werk uit 1973 “Love Heals”. “Liefde heelt, het grootste medicijn mag er zijn, liefde heelt!”
Het laatste aspect is met het bovenstaande eigenlijk al verklaard. Het ging de Vijftigers niet om de beschrijving, maar om de beleving. De dichter was op zoek naar zichzelf. Vinkenoog had zichzelf gevonden en hoe! Voor mij sprak een louter optimist die als een Don Quichote de gevestigde orde met zijn positieve blik bestrijdt. Een dwaas was hij echter zeker niet. “Geloof in jezelf kan zo sterk zijn dat niets je gevoelsrust kan verstoren.”
Eens komt er een eind aan het zoeken de vondsten liggen voor je neus je hoeft nu niemand te vervloeken er is een “ja maar” en een “zo niet heus”. Tussen licht en duister moet je je goed voelen in draf, galop, stap voor stap. Je voelt je bij geboorte uitverkoren bij alles wat je doet de overtreffende trap.
Vinkenoog leefde in een wereld die hij Living Theatre noemt, waar hij naar keek en waar hij zich van af kon wenden. De twee stappen: het zoeken naar jezelf en het beleven van je intens geluk, zijn nog lang niet door iedereen gezet. Vinkenoog had een voorsprong, maar wilde die graag met ons delen gezien zijn bundel: “Louter genieten”, en dat kon geen toeval zijn. “Open ogen, open blik, dat is de manier. Het laatste woord is altijd JA! Ook in het hiernamaals!”