YELUL T Arts & mediacrafts
Het leven slaat nergens op! Leven & werk van Wim T. Schippers
Metal & dazzle painting volgens John Dyer Baizley
Storytelling & Marketing Kevin Spacey legt uit
Magazine 20 15 03
“Even you can afford a decent style now” Go to deadsheap. nl
YELULT Leven & werk van Wim T. Schippers
14 Kevin Spacey verhaalt over marketing & storytelling
Inhoud
4
Dazzling metal art van John Dyer Baizley
18 Colofon
Contact info@prvanstekelenborg.nl www.prvanstekelenborg.com Volg Yelult op facebook Verschijningsfrequentie Elke maand verschijnt een gratis nieuwe editie in de publicaties op Issuu. Cover foto Wim T. Schippers Disclaimer
Wim Theodoor Schippers (1 juli 1942)
Het leven slaat nergens op!
De in Groningen geboren Wim Theodoor Schippers (1 juli 1942) is in alles wat hij doet een anarchistische surrealist die onbenulligheden tot kunst verheft. Prima de luxe versus jammer maar helaas. Het zijn enkele uitgedokterde en gehanteerde zinsnedes van Wim die de aandacht wist op te eisen met zijn gevatheid, humor en absurdistisch gedrag. Dat hij het uiteindelijk schopte tot de officiële Nederlandse stem van Mickey Mouse is de erven Disney nog steeds een doorn in het oog. Dat generaties lang Wim T. Kennen als de karakteristieke stem van Ernie uit Sesamstraat kan de Amerikaanse multinational van geen meter boeien.
De pindakaasvloer, Going to the dogs, Ronflonflon, Hoepla, de stem van Kermit en Ernie in Sesamstraat, het eerste naakt op de Nederlandse televisie, Sjef van Oekel, ingeburgerde uitspraken als ‘jammer maar helaas’ en ‘prima de luxe’, er lijkt geen einde te komen aan de lijst met opvallende projecten en activiteiten van kunstenaar, radio- en televisiemaker Wim T. Schippers. Schippers weet in alles wat hij doet verwarring en verontwaardiging bij het publiek uit te lokken. Als kunstenaar werd hij niet voor vol aangezien. De journalist Jeroen Brouwers noemde hem in de Nieuwe Revisor een ‘pies-‐, poep-‐ en onan-‐kunstenaar van de VPRO’. Eigenlijk houdt Wim T. Schippers niet van interviews. 'Het is promotie voor het toneelstuk, dus moet je blij zijn dat je een aanbieding krijgt van de Volkskrant. Ik heb in mijn leven zoveel interviews gegeven dat ik op een gegeven moment dingen ging verzinnen. In Weekend heb ik ooit allerlei onzin verkondigd, bijvoorbeeld dat mijn vader een slagerij had in Zwolle. Moet ik vertellen dat ik dit toneelstuk heb geschreven vanwege mijn christelijke opvoeding? Onzin. Zo'n interview met een of andere actrice die dan vertelt over een moeilijke periode in haar leven, dit en dat. Jezus. Als iemand in een café zo'n verhaal aan me vertelt, zeg ik: nou, ik stap maar weer eens op.' 'Kunst is dingen doen waarvan je niet weet hoe ze uitpakken. Met de televisieprogramma's die ik heb gemaakt, zou je bij de netmanagers nu echt niet meer kunnen aankomen. Die managers willen alles kunnen becijferen. Wat ik maak, is te onzeker.' Over toneel: 'Ik vind een hoop toneel behoorlijk vervelend. Weet je wat de mensen willen zien? Toneelstukken met beroemdheden van de televisie. Herkenbaarheid. Dat je kunt zeggen: o, kijk nou, ik heb precies zo'n gekke tante. Ga dan gewoon bij die tante op bezoek, denk ik dan.' Over cabaret: 'Als mensen naar cabaret gaan, vinden ze het zonde van hun geld om niet te klappen en te lachen, en dus gaan ze klappen en lachen. Maar als je diep in hun hart zou kijken, zou je zien dat ze er vaak niks aan vinden. 'Muziek is een industrie geworden, amusement is een industrie geworden, literatuur is een industrie geworden. Wat men leuk moet vinden, is voorgekookt door managers. 'Ik zeg altijd: het gaat niet zozeer ergens over, het ís iets. Het is vrolijk, leerzaam en raadselachtig. Het gaat over het menselijk verval en de zinloosheid van alles. De tragiek dat je als je doodgaat niet eens meer weet dat je ooit geleefd hebt. Het maakt dus niks uit of je lang of kort leeft, want als je eenmaal dood bent, weet je evenveel als iemand die nooit geboren is.'
Ontdek de wereld van wijn tijdens een introductie-avond, wijnproeverij of wijncursus. Voor zowel de beginnende als gevorderde wijndrinker. Ella’s wijncursussen zijn helder, hedendaags, aansprekend met een knipoog naar de oude wereld. www.elladivino.nl
Wim T. Schippers had eigenlijk natuurkunde willen studeren. 'Alleen heb ik mijn middelbare school niet afgemaakt, uit balorigheid, ruzie thuis en weet ik wat. Mijn ouders wilden dat ik het onderwijs inging. Dat was projectie, want mijn vader had zelf onderwijzer willen worden. Hij werd accountant bij Van Houten, een chocoladefabriek met kantoren door het hele land. Mijn oudste broer is onderwijzer geworden, mijn zus ook, en toen kwam ik aan de beurt. Maar ik wou dat niet. Ik weet nog steeds niet wat ik worden wil. Voor sommige dingen is het alleen te laat. Fysica, met name. Wiskunde vind ik ook prachtig, maar daar kan ik niet meer aan beginnen.' Schippers werd geboren in Groningen. 'Maar uiteindelijk heb ik in Bussum mijn opvoeding, voor zover je daarvan kunt spreken, genoten, voor zover je daar dan weer van kunt spreken. Mijn vader was een bekeerling. Ik had gelukkig een ontzettend aardige opa die daar ook niets van begreep. Die kwam wel eens bij ons op bezoek. Dan moesten we bidden voor het eten en keek hij op, naar mij, met zo'n blik van: laat hem maar. Hij schaamde zich een beetje voor zijn zoon. Ik denk, maar dit is psychologie van de koude grond, omdat hij een broer had die succes had als makelaar. Mijn vader had na zijn bekering iets dat veel mooier was dan dat geldelijk gewin. Als kindje word je in zo'n gezin geboren en doe je er gewoon aan mee. Ik ging naar zondagsschool omdat het moest, maar ik heb nooit geloofd. Ik stelde mijn vader allerlei vragen. Tweeduizend jaar geleden is er iemand gemarteld, aan een kruis gespijkerd, en daardoor worden mijn zonden vergeven? Leg dat eens uit, tweeduizend jaar geleden bestond ik toch nog helemaal niet? Ik heb ook nooit in Sinterklaas geloofd. Mijn vader vond dat Sinterklaasgedoe vervelend. Hij dacht: als ik moet toegeven dat Sinterklaas niet bestaat... dan denken de kinderen: dan zal God ook wel niet bestaan. Daar was hij bang voor. Doordat ik nooit heb geloofd, was ik eenzaam, want mijn broer en zus gingen er wél in mee. Ik heb weinig contact meer met mijn familie. Alleen met mijn jongere broertje, dat is een leuke jongen.' ‘Mijn ouders snapten niets van mijn kunst. Ze vonden het volkomen idioot. Mijn vader was blij dat ik op de kunstnijverheidsschool terechtkwam, wat nu de Rietveld is, want daar kon je leren voor grafisch ontwerper. Ik ben meteen in Amsterdam gaan wonen. Op een gegeven moment woog ik 47 kilo, zo arm was ik. Gewoon niet eten. Een gevulde koek en een pennywafel en verder niks. Bijbaantjes had ik wel. Ik heb in een plasticfabriek gewerkt, ik ben nachtwaker geweest. Ik ben zelfs gemeenteambtenaar bij bestratingen geweest. Maar nul financiële steun van mijn ouders. En wel bemoeien natuurlijk. Op een gegeven moment heb ik wat tekenwerk ingestuurd voor de gemeentekunstaankoop. Dat verkocht ik, ik weet het nog goed, voor der-‐tien-‐hon-‐derd gulden. Alleen had ik een vriendinnetje die het er allemaal meteen doorheen joeg. En daarna had ze ook meteen een andere jongen.' Toch is zijn artistieke carrière begonnen met erkenning van een belangrijk figuur in de Nederlandse kunstwereld. Willem Sandberg, de directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam zag iets in het werk van de pas twintigjarige Schippers. Hij kocht zijn werk aan en nodigt hem uit voor een tentoonstelling van zijn a-‐dynamische kunst in museum Fodor. De a-‐dynamische kunstgroep was door Schippers samen met kunstenaar Ger van Elk en fotograaf Bob Wesdorp opgericht. De groep had aandacht voor onbetekenende, ‘saaie’ onderwerpen en objecten. Inspiratie werd gevonden bij Marcel Duchamp en andere kunstenaars van het dadaïsme. A-‐DYNAMISCHE KUNST, FLUXUS EN DE AMERIKAANSE POP ART De a-‐dynamische kunst heeft veel gemeen met de kunstuitingen van Fluxus. Samen met fluxuskunstenaar Willem de Ridder richt Schippers de Association for Scientific Research in New Methods of Recreation (AFSRINMOR International) op. Ze organiseren een mars door Amsterdam. Een evenement waarbij uiteindelijk zes mensen in net pak een route lopen door Amsterdam. Ze zijn totaal onopvallend in het stadsgedruis. Deze ogenschijnlijke onbenulligheden, die Schippers brengt met veel bombarie, doen denken aan de actie die hij in 1961 ondernam. Onder aandacht van persfotografen, leegde de kunstenaar aan het strand van Petten op plechtige wijze een flesje limonade in de zee.
In interviews die daarop volgden spraken Schippers en Willem de Ridder van de nieuwe kunstbeweging uit Amerika, de pop art, iets waar men in Nederland nog niet eerder van gehoord had. ERKENNING EN NOG STEEDS ACTIEF Schippers heeft veel kunstobjecten vervaardigd, daarnaast maakt hij televisieprogramma’s en schrijft hij toneelstukken. Hij wint in 1994 de David Röellprijs, die sinds 1963 door het Prins Bernhard Cultuurfonds twee-‐ à driejaarlijks wordt uitgereikt aan een in Nederland wonende beeldend kunstenaar. Volgens Schippers hoeft de kunst zich niet te beperken tot musea of galeries. Het kan overal zijn, ook op de radio, in muziek en op televisie. Nog altijd is duizendpoot Wim T. Schippers actief. In 2011 en 2012 voerde hij zijn theaterstuk ‘Het laatste nippertje’ op en recentelijk in 2013 won hij de Arti-‐medaille. Veel televisiekijkers kennen hem van de controversiële uitzendingen die hij tijdens de jaren '60 en '70 maakte, zoals Hoepla en de Fred Hachéshow met de bekende personages als Fred Haché, Barend Servet en Sjef van Oekel. De radioluisteraar kent hem van het Radio 3-‐programma Ronflonflon avec Jacques Plafond. De jeugd herkent hem aan zijn stemgeluid: hij spreekt de stem in van onder meer Ernie, Graaf Tel en Kermit de Kikker in Sesamstraat. Schippers werd in Groningen geboren en bracht zijn jeugd door in Bussum. Hij volgde een opleiding aan wat later de Rietveld Academie zou heten, maar maakte deze niet af. Centraal in zijn levensfilosofie staat dat het leven nergens op slaat. Dat komt tot uitdrukking in zijn werk, dat gekenmerkt wordt door een grote mate van absurditeit. Na zijn studie richtte Schippers zich op het maken van a-‐dynamische kunst. Hij liet zich inspireren door Marcel Duchamp, Kurt Schwitters en andere dadaïsten; het gedachtegoed viel samen met de ideeën van de Fluxusbeweging van George Maciunas. Hij organiseerde met vrienden en collega's veel tentoonstellingen en manifestaties, waarvan het A-‐dynamisch manifest (samen met Ger van Elk en Bob Wesdorp) en de Manifestatie Aan Het Strand Te Petten (in 1961 en nogmaals in 1963, toen onder aanwezigheid van de pers, wat werd uitgezonden in het VARA-‐programma "Signalement" op 29 december het bekendst werd. Daarbij goot Schippers onder het toeziend oog van de pers een flesje Green Spot-‐limonade leeg in de zee bij Petten. Een ander bekend werk is de Pindakaasvloer, waarvan het concept werd bedacht in 1962. Deze werd voor het eerst uitgevoerd in 1969 in Galerie Mickery in Loenersloot, rond 1997 op grotere schaal in het Centraal Museum in Utrecht en in 2010 werd aangekocht door Museum Boijmans Van Beuningen, wat tot enige opschudding leidde. Deze vorm van conceptuele kunst noemde hij "waarachtig oninteressant", waarmee de filosofie achter zijn a-‐ dynamische werk treffend omschreven lijkt. Het a-‐dynamisch gedachtegoed werd op een aantal Fluxusfestivals gedemonstreerd. Een daarvan was het stuk 1. niet roken; 2. niet eten; 3. roken; 4. eten. Vijf mannen komen op, gaan naast elkaar staan, kijken enkele minuten de zaal in en vertrekken. Even later komen ze terug, stellen zich naast elkaar op en gaan weer weg. Opnieuw komen ze terug maar nu roken ze eerst een sigaret alvorens te vertrekken. Dan komen ze nog een keer op, eten een broodje en gaan af. Na de a-‐dynamische periode maakte Schippers werk dat valt onder de noemer popart. Zijn grote paarse stoel in het Amsterdamse Vondelpark is hiervan een bekend voorbeeld. Schippers bedacht in 1979 een kunstwerk voor een plek in een vijver op de campus van de Universiteit Twente: het Torentje van Drienerlo. Het object, een kerktorenspits die boven het wateroppervlak van de vijver uitsteekt, wekt de indruk dat een kerkgebouw onder water is verzonken en staat daarmee symbool voor het achterblijven van kerkelijke dogma's bij nieuwe wetenschappelijke inzichten.
TELEVISIE Hoepla In 1967 werd Schippers gevraagd om mee te werken aan een nieuw televisieprogramma voor de VPRO; dit werd het muziekprogramma Hoepla. In de eerste aflevering van het programma, uitgezonden op 28 juli 1967, liep het model Phil Bloom bloot door het beeld, wat leidde tot veel geschokte reacties. In de volgende aflevering was Bloom opnieuw te zien. Ze las een stukje voor uit het dagblad Trouw. Toen ze de krant liet zakken bleek ze geheel naakt te zijn. Kamervragen en opzeggingen bij de VPRO waren het gevolg. Na de derde aflevering werd het programma stopgezet. Na dit avontuur bij de televisie richtte Schippers zich weer op de kunst en produceerde zijn Pindakaasvloer. Van Oekel Vanaf 1971 werkte Schippers opnieuw voor televisie. Met Ruud van Hemert, Gied Jaspars en Wim van der Linden bedacht hij De Fred Hachéshow en een show met Barend Servet Barend is weer bezig. Schippers was verantwoordelijk voor de teksten en het decor. Voor het personage Sjef van Oekel (gespeeld door komiek Dolf Brouwers) betekenden deze beide programma's een doorbraak op het scherm. De beide shows, waarin sociale conventies en taboes werden doorbroken, waren vooral onder de jeugd erg populair. In 1974-‐75 kreeg Van Oekel een eigen show: Van Oekel's Discohoek. In de laatste uitzending verscheen Schippers voor de eerste keer als Jacques Plafond. Naar aanleiding van de televisieshows werden ook een paar singles uitgebracht. In 1978 schreef hij de televisieserie Het is weer zo laat!, ook wel bekend als Waldolala, met wederom Dolf Brouwers in de hoofdrol. Rond Van Oekel verscheen een reeks stripverhalen, getekend door Theo van den Boogaard. De strips werden goed verkocht en er verschenen vertalingen in Frankrijk (waar de hoofdpersoon Léon van Oukel heette, later: Léon-‐La-‐Terreur), Duitsland (Julius Patzenhofer), Denemarken en Spanje. Brouwers ontving echter niets van het met de strips verdiende geld, hoewel hij wel werd afgebeeld. Bovendien wenste hij niet langer vloekend of in pornografische situaties in beeld te worden gebracht. Hij spande een rechtszaak aan. Het tegenargument van Schippers was dat Sjef van Oekel een fictief personage is dat door Schippers zelf is verzonnen. In 1991 besliste de rechter dat Brouwers niet langer mag worden afgebeeld in "obscene of pornografische scènes". Over de financiële vergoeding bereikten Schippers en Brouwers een schikking. In 1997 onthulde Schippers samen met Willy Dobbe in Olst het Willy Dobbeplantsoen, dat in veel van zijn programma's als decor fungeerde. Het plantsoen in de televisieserie werd, naar een idee van Wim T. Schippers, ontworpen door decorbouwer Jaap de Groote. SERIES In 1981 en 1982 schreef Schippers de televisieserie De Lachende Scheerkwast waarin hij vanaf dan zelf Jacques Plafond speelde. In 1984 startte hij de komedieserie Opzoek naar Yolanda. In 1986 kwam hij met de van het radioprogramma Ronflonflon afgeleide televisieserie Plafond over de vloer. In 1989 startte de 'dramadyserie' We Zijn Weer Thuis met Schippers in de rol van Simon Raaspit. LIEDJES Ook schreef Schippers, maar zong ook zelf, een groot aantal liedjes waarvan de muziek meestal door Clous van Mechelen werd verzorgd. De meeste liedjes zong hij als Jacques Plafond maar halverwege de jaren tachtig bracht hij onder zijn eigen naam het liedje Frits Bom uit, dat begon met de tekst Opgelicht wat doe je dan? Naar de Konsumentenman!!. In het liedje zijn allerlei achtergrondgeluiden van het programma te horen, waaronder de tune en de stem van Frits Bom. Ook zong hij de titelsong van de door hem geschreven series behalve Plafond over de vloer, waarin hij het samen met een band zong.
www.prvanstekelenborg.nl | www.prvanstekelenborg.com
TELEVISIESPELLEN In 1976 schreef hij het eenmalige televisiespel Ondergang van de Onan. In 1987 Sans rancune en in 1988 De bruine jurk. Deze televisiespellen werden door de VPRO uitgezonden. Bekende acteurs uit de stal van Schippers maar ook enkele andere acteurs verleenden hun medewerking. PRESENTATOR Schippers presenteerde tussen 1995 de eerste Nationale Wetenschapsquiz t/m 2002 . In 2003 kwam zijn presentatorschap tot een einde: de VPRO-‐gids drukte toen de vragen te vroeg af, waarna de VPRO en Schippers niet tot overeenstemming konden komen hoe de quiz nu uitgevoerd moest worden. Daarnaast presenteerde Schippers tussen 1998 en 2003 de eerste Nationale Wetenschapsquiz Junior. In 1997 was Schippers de presentator van Zomergasten en in 2002 presenteerde hij het wetenschapsprogramma Flogiston. TEKSTVOORDRACHT Sesamstraat Wim T. Schippers is bij de jeugd bekend doordat hij vanaf de eerste uitzending op 4 januari 1976 van Sesamstraat de stem van onder andere Kermit de Kikker en Ernie inspreekt. Paul Haenen nam Bert voor zijn rekening. Ook heeft hij voor de Nederlandstalige versie van Walt Disneys Sneeuwwitje de stem van dwerg Giechel (Happy) ingesproken. Mickey Mouse Eind jaren 70, begin jaren 80 heeft Schippers de stem van 's werelds beroemdste muis ingesproken, Mickey Mouse. Hieraan kwam echter abrupt een einde toen de Amerikanen van de Disney Corporation erachter kwamen. Ze vonden de stem van Schippers niet genoeg op die van de originele Mickey Mouse lijken. De cartoons die hij had ingesproken moesten opnieuw worden ingesproken met de stem van Marcel Maas. Door onbekende oorzaak kan Schippers' Mickey nog wel beluisterd worden in Mickey's Kerstfeest op de dvd "Mickey Mouse in living color 2". Ook op de in 2007 uitgebrachte DVD Disney's wintervertellingen is de stem van Wim T. Schippers nog te horen in Mickey's Kerstfeest. RADIO Ook op de radio heeft Wim T. Schippers zijn sporen nagelaten. In 1979 en 1980 droeg hij in de rol van Harko Wind bij aan het programma De Suite. Later kreeg hij zijn eigen programma: Ronflonflon met Jacques Plafond (1984-‐1991), gekenmerkt door de typische Schipperiaanse humor en het feit dat Schippers (als Jacques Plafond) door alle platen heen praatte. In dit programma sprak Schippers zijn gasten consequent met joe aan, om niet te hoeven kiezen voor je of u. Dit is typerend voor de vrije manier waarop hij met de taal omgaat -‐ een kenmerkend voorbeeld voor Schippers' niet onbelangrijke rol als vernieuwer van het Nederlands. Zo bedacht hij ook het woord 'gekte' en de uitdrukking 'jammer, maar helaas!.' Ook is zijn stem te horen in zowel voorlichtingsspotjes als reclamespotjes op de radio. TONEEL 1964: 1. niet roken 2. niet eten 3. roken 4. eten In deze 'actie' gingen vier mannen in pak vier keer een podium op. Twee keer deden ze niets, de derde keer rookten ze een sigaret en de vierde keer aten ze een broodje. 1986: Going to the dogs Een project van Schippers dat zelfs wereldnieuws werd toneelstuk Going to the dogs (1986). Onder andere de BBC besteedde er aandacht aan. Het bijzondere van dit stuk was dat de acteurs geen mensen waren maar herdershonden. De honden liepen op het podium rond, blaften wat, en keken naar de televisie, waarop ook honden te zien waren. Volgens Schippers volgden zijn acteurs nauwgezet het script; de meeste toeschouwers waren hiervan minder overtuigd. De
subsidiëring van de voorstelling leidde tot Kamervragen. 1995: Relapsus voor Orkater. 2000: Zonder Titel voor Toneelgroep Amsterdam (première in 2000) Op 13 oktober 2007 ging Het toneelstuk Wuivend Graan in première. Dit werd uitgevoerd door Hummelinck Stuurman 2008: Wat nu weer. 2011-2012: Het Laatste Nippertje BEELDENDE KUNST Centraal Museum In 1997 vond in het Centraal Museum in Utrecht de tentoonstelling Het Beste van Wim T. Schippers plaats, waarin een overzicht werd gegeven van zijn complete oeuvre tot op dat moment. De tentoonstellingspublicatie werd geschreven door Harry Ruhé en de gehele oplage werd in een keer opgekocht door boekwinkelketen De Slegte. De publicatie werd gekenmerkt door een aparte manier om zowel de Nederlandse als de Engelstalige tekst te representeren: in plaats van dat deze op twee aparte pagina's werd afgedrukt werden ze over elkaar gedrukt, de ene in het groen en de ander in het rood. Door middel van twee bijgeleverde doorzichtige vellen in rood en groen kon op die manier de gewenste taal zichtbaar worden gemaakt, dit ontwerp kwam van ontwerpbureau Thonik. WETENSCHAP & TECHNIEK Onthulling van Het is me wat Wim T. Schippers in 1999 bij de onthulling van Het is me wat Op donderdag 16 december 1999 is in het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een kunstwerk van Wim T. Schippers met de titel Het is me wat onthuld. Rijksbouwmeester Wytze Patijn bood het kunstwerk aan het ministerie aan. Voor de entreehal van het ministerie vervaardigde Wim T. Schippers een technisch hoogstandje. Na een maandenlange samenwerking met de Technische Universiteit Delft is het met dit zogenaamde mechatronische apparaat gelukt om de zwaartekracht door middel van magnetische sturingssystemen schijnbaar op te heffen. Boven een natuurstenen kubusvormige sokkel hangt roerloos een kolossaal brok ogenschijnlijk steenachtige materie, volledig vrij zwevend in de lucht. Het is echter gemaakt van purschuim in een metalen frame. Drie grote elektromagneten oefenen een opwaartse kracht uit op drie permanente magneten die in het zwevende object zijn ingebouwd. Lasersensoren, die zijn aangebracht in de holle sokkel, meten honderd keer per seconde de precieze positie van de steen. Een computer stuurt met behulp van die informatie de speciale versterkers aan die de magneten een gecontroleerde zijdelingse kracht laat uitoefenen. Dit geavanceerde systeem is nodig, omdat magneten elkaar weliswaar afstoten, maar zonder actieve sturing nooit een stabiel evenwicht kunnen bereiken. In de vier zijden van de sokkel staan de woorden "Het", "Is", "Me", "Wat" gegraveerd. Naar aanleiding van de onthulling van het beeld maakte Schippers samen met de tekenaar Theo van den Boogaard de strip Sjef van Oekel onthult .... Dit werk, in een oplage van 5000 exemplaren, was onderdeel van een speciale uitgave van het ministerie en het bureau Rijksbouwmeester. Het NRC meldde in 2006 dat het beeld met de zwevende steen onderdak zou krijgen in het Museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam. Na een opknapbeurt aan de TU Delft is Het is me wat in 2009 naar het museum overgebracht. De zwevende steen staat in het entreegebied en is daarom gratis te
bezichtigen. In 2010 werd het kunstwerk tentoongesteld tijdens de World Expo 2010 in Sjanghai. Stedelijk Museum Eind december 2014 werd bekend dat er vanaf eind januari 2015 een speciale Wim T. Schipperszaal wordt geopend in het Stedelijk Museum, hierin wordt bestaand werk uit de eigen museumcollectie geëxposeerd, waaronder The Cap uit 1962 en The Lump uit 1966. Al tijdens de studietijd van Schippers kocht de toenmalige directeur tekeningen en collages aan van de toen 20-‐jarige kunstenaar.
Dazzle-painter in metal music
De in Philadelphia wonende John (Dyer) Baizley is kunstenaar en muzikant. Of muzikant en kunstenaar. Zoals je wilt. Want de meesten onder ons kennen John Baizley als zanger/gitarist van Baroness. Wat weinigen weten is dat Baizley verantwoordelijk is voor al het artwork van Baroness, maar ook voor platenhoezen van Kvelertak, Kylesa, Pig Destroyer, Darkest Hour, Daughters, Skeletonwitch, Torche, Cursed, Black Tusk, Vitamin X, Flight of the Conchords, The Red Chord, Gillian Welch en Metallica.
Zelf vindt hij ook dat zijn werk veel overeenkomsten vertoont met het werk van de 19e eeuwse Art Nouveau-‐kunstenaar Alphonse Mucha. Zijn Jugendstil-‐achtige aanpak, Barokke elementen, en zijn voorliefde voor het tekenen van naakte muzen, de Griekse mythologie en de symboliek binnen het dierenrijk laten zien dat Baizley niet zomaar wat wegtekent. Pas sinds kort is het werk van Baizley te koop via www.aperfectmonster.com. Want aan zelfpromotie heeft de zanger van Baroness een broertje dood. Metal-‐ en hardrockliefhebbers vergelijken Baizley’s werk ook met dat van Brian Schroeder Pushead voor intimi. Het doet het werk van de Baroness-‐frontman tekort. Zijn grafisch werk is ingewikkeld en gedetailleerd. Het bestaat uit iconische beelden, warme kleuren , en esoterische elementen. Hij gebruikt herhaaldelijk de vrouwelijke vorm in een zeer gestileerde manier om een op zichzelf staand verhaal te vertellen. "Mijn doel is om met een verhaal een theoretische balans te vinden zonder poespas, pretenties en zonder eenvoud of comics-‐invloeden." Zijn diep-‐iconische en consistent-‐superieure werk zijn synoniem aan zijn rollen als muzikant, kunstenaar en toegewijd vader. Zij consumeren en bepalen elk facet van zijn leven. Wat betreft albumhoezen liet Baizley in 2012 aan Juxtapoz Magazine weten dat zijn favorieten: Miles Davis – Bitches Brew Motörhead – Motörhead Damad – Burning Cold Black Flag – My War Yes – Relayer Jesus Lizard – Liar zijn. “Alle Jesus Lizard-‐platenhoezen zijn geweldig, net als alle albums zelf. Hun cover art is een meesterlijke zet dat telkens het rare spierballenvertoon en een eigen komische zelfreflectie van de band laat zien. Geen enkel ander album dan Liar laat zien wat Jesus Lizard echt is. Het is een bevreemdende afbeelding. Het lijkt zo onschuldig op het eerste gezicht en zelfs behoorlijk storend als je er beter naar kijkt. Veel van mijn favoriete beelden zijn juist die kunstwerken die jou meesleuren door een oppervlakkige glans heen naar echte doem en verderfenis.” Baizley maakt gebruik van inkt en waterverf om zijn ingewikkelde op cijfers gebaseerde samenstellingen die worden geladen met uitgebreide symboliek te creëren. Baizley's kunst wordt beïnvloed door barokke kunstenaars als Caravaggio, westerse klassieke mythologie, de geschriften van Joseph Campbell, en de theorieën van het onderbewustzijn van Carl Jung. Baizley gelooft in de heropleving van de kunst van het vinylalbum. Alle Barones albums zijn het best te ervaren op vinyl, zowel in geluid en hun visuals. De kunst is speciaal gemaakt naar de grootte van een platenhoes. De platen zelf worden geperst in gekleurd vinyl die corresponderen met de kleurenthema’s van elke plaat.
Op persoonlijk vlak beschrijft Baizley hoe hij alles opoffert voor zijn kunst-‐ en muziekcarrière, net als wat Opeth-‐frontman Mikael Åkerfeldt doet. Zowel Åkerfeldt en Baizley hebben aangetoond dat het uitstippelen van een compleet eigen carrière mogelijk is als je maar vasthoudt aan je eigen visie. Als ik bezig ben met Baroness-‐artwork en –muziek ontstaat de neiging om tegenwicht te bieden tussen wat ik visueel en wat ik auditief wil bereiken. Tijdens het creëren ben ik op de hoogte van de muziek die ik aan het spelen ben. Het is makkelijker om eerst de muziek te schrijven en zodra de thema’s duidelijk worden, probeer ik de beelden vast te leggen. Tijdens de opnamen voor de Yellow & Green-‐ plaat was het proces zo lang, mentaal en fysiek zwaar, dat ik pas na de studio-‐opnamen in staat was om echt fatsoenlijk te tekenen. De tekeningen komen volledig uit mijn onderbewustzijn. Een deel van het proces bestaat uit zeer permanente media. De zwarte inkt die ik gebruik is zo’n vorm van permanente media. Wissen is onmogelijk. Ergens vind ik telkens een balans tussen hoe ik omga met permanente media en spontaniteit. Ik werk zeer geometrisch. Ik breng die composities in kaart die ik aantrekkelijk vind of die een luchtig karakter hebben waar ik qua textuur iets mee kan. Dan begin ik met het ontwerpen van symbolen en pictogrammen die het verhaal op de een of andere manier ondersteunen. Elk verhaal begint bij mij bij iets simpels dat emotie uitlokt of oproept. Dat heb ik verder te verfijnen. Dat moet ik verder reflecteren en in evenwicht brengen met techniek en middelen die recht uit het hart komen. En, daarbij wil ik maar wat graag het toeval het verdere verloop laten bepalen. Het succes van onze muziek en mijn kunst is overgeleverd aan of er bedoeld of onbedoeld wat mee gebeurt. Om toegang te krijgen tot de intuïtieve aspecten van mijn werk, moet ik mijn geest openhouden en zaken toestaan die er eigenlijk niet zijn. Op de lange termijn probeer ik de dingen die ik niet helemaal begrijp in kaart te brengen. Dat levert mijn extra vragen, inzichten en een hoop plezier op. Ik heb gestudeerd aan de Rhode Island School of Design, richting illustratie. Daar ben ik uiteindelijk afgehaakt, maar de school heeft wel mijn gedachten opengesteld. De school hielp me om kunst te begrijpen in een bredere context met alle wereldbeschouwingen die eraan verbonden zijn. Een van de levenslessen die ik nu nog meeneem is dat iedereen iets in zich heeft dat je kunt ontwikkelen tot iets unieks, tot iets uitdagends. Het heeft me moeite gekost, maar ik denk dat ik nu ben waar ik wezen moet.
Ytje Veenstra Works Designs Sells & Makes you happy
www.ytje.com
Kevin Spacey en het sprookje van de marketeer als storyteller Er was eens een acteur die niet kon slapen. Onrustig keerde hij zich om in zijn hotelbed. Het was 1999. Kevin Spacey verbleef in Londen voor de promotie van zijn film American Beauty. Maar dat was niet wat hem uit zijn slaap hield. Die avond had Spacey gesproken met liefhebbers van The Old Vic: een theater met een roemrijke geschiedenis, maar zonder artistiek directeur sinds de hoogtijdagen van de Britse grootheid Laurence Olivier. Spacey stond op, midden in de nacht, en liet een taxichauffeur bellen. Even later zat hij daar, in de regen, op een bankje in Londen, tegenover The Old Vic. “And then it hit me: that I should be the new artistic director of this theatre.” En zo geschiedde. Tegen alle verwachtingen van Hollywood in, vertrok Kevin Spacey in 2003 naar Engeland. Hij was de artiest die trouw bleef aan zichzelf. Een eigengereide storyteller die verhalen tot leven wilde brengen. En dat is wat marketeers ook in zich hebben, verzekerde Spacey bezoekers van Content Marketing World. Of je nu artiest of marketeer bent, “it’s our job to tell better stories.” Mijn ogen glommen. Mijn hart veerde op. Maar mijn hoofd zei: deze vergelijking gaat mank. Marketing is meer dan verhalen vertellen.
Een verhaal over verhalen De verleiding was onweerstaanbaar: als the big man himself marketeers vergelijkt met artiesten, dan zal het wel zo zijn. Ik zag de congresbezoekers om mij heen hun handen op elkaar stuk slaan. En ik geef het grif toe: diep van binnen wilde ik dat hij – een van mijn grote filmhelden – gelijk had. In onze verbeelding zagen we ons al zitten, in de regen op dat bankje in Londen. De artiest, de creatieve rebel, de storyteller die zijn eigen pad kiest in weerwil van de gevestigde marketingopvattingen. De moderne marketeer, die niet wil verkopen, maar helpen. De moderne marketeer, die zo hunkert naar echtheid. Net als Lester Burnham (Kevin Spacey) in American Beauty, die zich niet langer conformeert aan de zielloze wereld om hem heen, maar op zoek gaat naar een nieuwe werkelijkheid. Niet de voorgefabriceerde werkelijkheid gedicteerd door valse advertenties, maar een wereld waarin ware passie en schoonheid zegevieren. De marketeer als authentieke storyteller en schepper van een mooiere wereld. Ik wilde dat Kevin Spacey gelijk had. Echt. Maar mijn hoofd protesteerde, vooral na afloop. Ik had me verloren in zijn verhaal. Niet zo gek, want dat is waar pleitbezorgers van storytelling goed in zijn: een innemend pleidooi houden voor het vertellen van verhalen, beargumenteerd met ... verhalen. Vol met emotie, pakkende anekdotes en klinkende one-‐liners. Meeslepend wanneer je het hoort. Maar met een onderbouwing waarin de gaten achteraf zichtbaar worden. Een sprookje. Marketing meets Hollywood Kevin Spacey was niet de enige op Content Marketing World die marketeers vergeleek met artiesten. Bij binnenkomst in het Cleveland Convention Center sprongen direct kleurrijke posters met namen van sprekers in het oog. Ze deden denken aan de hoogtijdagen van het oude Hollywood. De ultieme glorificatie van storytelling. De natte Amerikaanse droom van de marketeer die zich artiest waant. Natuurlijk had Spacey gelijk toen hij in zijn pleidooi voor storytelling stelde dat mensen “smachten naar verhalen”. Hebben we altijd al gedaan. Als kinderen zijn we ermee opgegroeid in de armen van onze ouders en als volwassenen kunnen we op een zondagmiddag uren kijken naar series die ons in hun greep houden. Maar wacht: dat we gretig Netflix consumeren om Spacey aan het werk te zien in House of Cards, betekent dus ook dat we als marketeers meer toiletrollen of roestvrije spaanplaatschroeven gaan verkopen door verhalen te vertellen? Zoals een Engelsman zou zeggen: that might be jumping to the conclusion. De marketeer als storyteller? Hoewel storytelling een waardevol marketingmiddel kan zijn, kleven er in mijn ogen meerdere problemen aan het bombarderen van marketeers tot storytellers. Ik noem er drie. 1. Storytelling is een middel, geen doel op zich Een storyteller vertelt graag stories. Maar waar zit jouw doelgroep eigenlijk op te wachten? Stel je verkoopt software aan bedrijven; jouw koper is al overtuigd van de toegevoegde waarde van de software, maar diens financieel directeur moet nog overtuigd worden. In zo’n geval kun je toch echt beter komen aanzetten met een spreadsheet of ROI-‐calculator, dan dat je je Grote Verhalenboek uit de kast trekt. We zijn geneigd middel en doel te verwarren. Storytelling is een middel, geen doel op zich. Een goede marketeer weet ook wanneer hij naar andere middelen moet grijpen. 2. Verhalen vertellen is niet gratis
Over ROI gesproken: dat lijkt soms bijna een taboewoord geworden. Het gaat niet om het tellen, het gaat om het vertellen! Ja, zo kan ik het ook. Het omzeilen van de ROI-‐vraag heeft iets gemakzuchtigs. Zo van: laat ons nou maar gewoon ons ding doen en mensen engagen met onze verhalen, dan komt het wel goed. Een van de grootste misvattingen over contentmarketing en storytelling is dat het goedkoop (of in sprookjesland zelfs gratis) zou zijn. Het kost op zijn minst tijd. En daarmee geld. Dat kan het waard zijn. Maar misschien zijn er in jouw situatie -‐ en met de realiteit van jouw budget -‐ andere middelen die meer rendement opleveren. Choose wisely. 3. Heeft elk merk wel een interessant verhaal (nodig)? Gelukkig zijn er in storytelling-‐land shortcuts naar bewezen ROI. Je leest het bijvoorbeeld hier: “Tell me your why and I’ll buy”. Maar natuurlijk. Ingegeven door de gouden cirkels van Simon Sinek is er een industrie verrezen die gouden bergen belooft als je het ‘waarom’ van je bedrijf maar genoeg rondzingt in meeslepende verhalen. In de woorden van Sinek himself: “People don’t buy what you do, they buy why you do it”. Dat klinkt fantastisch, maar is die why wel altijd relevant voor jouw klanten? En heeft elk merk wel een why die het waard is om te vertellen? Is dat überhaupt nodig? Koop ik een Mars-‐reep omdat ik in een content-‐awards-‐waardig filmpje heb gezien dat Mars de wereld duurzaam wil verbeteren met chocolade en caramel, of omdat ik ben opgegroeid met ‘platte’ Mars-‐reclames en ik mijn honger op een vertrouwde manier wil stillen? Kevin Spacey met de 'godfather' van het Content Marketing Institute, Joe Pulizzi De identiteitscrisis van de contentmarketeer Ik snap het wel, die ontembare drang om verhalen te vertellen. Eerlijk is eerlijk, ik herken het ook bij mezelf. Het is de stem van de innerlijke artiest die is losgeslagen van de verkoper die hij liever niet wil zijn. Daarin schuilt misschien wel de identiteitscrisis van menig contentmarketeer. Zijn we artiesten of verkopers? Volgens mij zijn we in de eerste plaats nog steeds verkopers. Nee, niet het type always-‐be-‐closing-‐ verkopers dat Kevin Spacey begin jaren ’90 omringde in Glengarry Glen Ross. Maar wat we als marketeers doen, heeft uiteindelijk nog steeds verkoop als doel. Like it or not. Dat ontkennen, helpt ons vakgebied niet vooruit. Het helpt ons niet om voet aan de grond te krijgen in bestuurskamers. Het zorgt eerder voor een bestendiging van het imago van de marketeer als geldverslindende creatieveling. Het heeft ook iets hypocriets om commerciële motieven onder het tapijt te schuiven. Toch zie je dat volop in contentmarketing-‐ en storytellingland: een sluiergordijn dat elke intentie tot verkoop moet verhullen. Veel te plat, immers, dat verkopen. Het zou de romantiek uit het sprookje halen. Met een knipoog naar Kevin Spacey in The Usual Suspects: “The greatest trick the devil ever pulled was convincing the world he did not exist.”
Tijdens Content Marketing World hoorde ik weer tal van marketeers op het podium die de mond vol hadden van ‘stories’, ‘conversations’ en ‘engagement’, zonder één keer het woord ‘sales’ te noemen. Ironisch genoeg waren dat de sprekers die het vaakst naar hun eigen boeken verwezen in hun presentaties. Ik vermoed dat het hen helpt in hun verkoop. In de nacht van Cleveland Het was Kevin Spacey die in zijn presentatie zei: “Don’t pretend to be something you’re not”. Het was een roep om authenticiteit. Maar misschien was het ook wel een appel aan contentmarketeers en storytellers, om eens kritisch in de spiegel te kijken. Zijn wij niet de ware acteurs, met onze verkapte promotietactieken en artiestendrang? Ik liet Spacey’s uitspraak na afloop van het congres op me inwerken, terwijl de nacht viel over Cleveland. Ik maakte een wandeling in de buurt van het centrum. De straten waren grotendeels uitgestorven. Het was al laat. Het begon te regenen. Zo hard zelfs, dat ik moest schuilen onder het afdakje van een hotel. Ik dacht terug aan Kevin Spacey in 1999, zittend op dat bankje in de regenachtige nacht van Londen, aan de voet van The Old Vic. Een man die wist waarvoor hij op aarde was. And then it hit me: het is niet de taak van marketeers om verhalen te vertellen die mensen vermaken of de wereld veranderen. We zijn geen artiesten. We zijn verkopers. En het verhaal was goed zo.