YELULT Arts & mediacrafts
Onze pisnicht - couturier Franks Molenaar blijft ruzie maken
Let’ call it a war then! De kortste oorlog ooit; 38 minuten!
‘The Saints are coming’ Chris Bailey strandt in Haarlem
Bilderdijks fantasie Hypochonder en manipulatief man
Magazine 20 14 04
“Even you can afford a decent style now” Go to deadsheap. com
YELULT
Inhoud
4
De übernarcist Frans Molenaar
8
38 Minuten oorlog in Zanzibar...
The Saints are coming in Haarlem
14
10 Willem Bilderdijk, de nare hypochonder
Colofon Contact info@prvanstekelenborg.nl www.prvanstekelenborg.com Volg Yelult op facebook Verschijningsfrequentie Elke maand verschijnt een gratis nieuwe editie in de publicaties op Issuu. Cover foto ANP Disclaimer
De übernarcist Frans Molenaar
‘Ja, maar wat is er van de mensen geworden? Ze zeggen geen hallo meer, ze kijken niet naar me om en ze draaien je een poot uit voor je er erg in hebt, alles allereerst voor eigen gewin’. Aldus Frans Molenaar, de enige Nederlandse poldercouturier is gevuld met weemoed en ziet Amsterdam nog steeds als het Amsterdam van Ed van der Elsken en Ramses Shaffy. Een stad waar alles mogelijk is op de vierkante centimeters tussen een Amsterdammertje, de gracht en wat kinderkopjes. Vijftien jaar geleden ontmoette ik Frans voor het eerst. Ik werkte bij een Amsterdams communicatiebureautje. Mijn directeur kende Molenaar van zien in het dorp dat Oud-‐Zuid heet. Voor een middagje communicatietrainingen had ik extra stoelen nodig. Frans had grijze metalen klapstoeltjes die ik gerust kon lenen. In twee zinnen bezegelde hij zijn eigen eenzame lot door te vragen of ik genegen was eens langs te komen voor een praatje en een kop thee. Om vervolgens zichzelf af te zonderen met de mededeling dat ik eigenlijk te lelijk was om me met hem te vertonen. Ja, Frans Molenaar mag dan vergeetachtig zijn geworden. De mensen om hem heen zijn z’n hautaine gedrag allerminst vergeten. En dat in een cultuur waar gewoon doen en gewoon blijven al ruim 60 jaar de boventoon voert. Dan kun je jezelf topontwerper noemen, of eminence grise van de Nederlandse modewereld. Hij mag dat van zichzelf vinden. De vraag is hoe anderen erover denken? En juist op zulke momenten komt de aap uit de mouw. Frans Molenaar kan het niet verkroppen dat hij geen aandachtsvol leven als Edgar Vos of Frank Govers heeft gehad. Frans Molenaar probeert al ruim vijfentwintig jaar zijn eigen fantasie invulling te geven op basis van l’amour Fou over het leven van Yves Saint Laurent, een leven dat Frans graag had willen leiden, maar het nooit kon omdat zijn ijdelheid en narcisme sterker waren dan wij in Nederland gewend zijn. In Brabant noemen ze zo iemand een pisnicht, een Albert Verlinde of een eenzame rukker.
Het leven van Frans Molenaar draait om Frans Molenaar. Hoera, en dat al 97 collecties, bijna 74 levensjaren en zakelijk 47 jaar lang. Zijn leven als couturier nadert een treurig einde zoals ook de door hemzelf in het leven geroepen Frans Molenaar Couture Prijs. Aanstormend couture-‐talent heeft de kans om 10.000 euro te winnen naast professioneel persoonlijk advies van Frans en de ‘nodige’ media-‐ aandacht. Slechts Percy Irausquin wist zich in 2001 te profileren als daadwerkelijk talent. De rest is nu alweer de vergetelheid in gedrukt. Waarom? Omdat ze het stempel van Frans Molenaar met zich meedragen. C&A heeft inmiddels de samenwerking met Molenaar in 2013 beëindigd. Het modeconcern wil een meer internationale koers varen. Molenaar was er niet rouwig om, hij ontwerpt Vadain-‐gordijnen, brilmonturen voor Pearle, glaswerk voor Royal Leerdam, karpetten en de Fellow Roll; een zeer exclusieve design-‐rollator, een kek zwart ding met een wit biesje. Dat hij weer ‘on speaking terms’ is met zijn succesvolste leerling Mart Visser, zegt meer over de vergevingsgezindheid van Visser voor een oude, demente man dan over het actieve ego-‐denken van Frans zelf. Frans is behalve couturier namelijk ook zijn eigen PR-‐machine. Als Frans gehoord heeft dat onbekende mensen hét kunnen maken als zanger bij een programma als The Voice, dan belt Molenaar de media dat hij ook best een aardig deuntje kan zingen. Hoewel Molenaar grand old ladies from the Netherlands een gezicht wist te geven, draaide hij zijn hand niet om voor bedrijfskleding voor de Haagse reinigingsdienst. Hij moest wat. En, toch is de oud-‐ leerling van Guy Laroche en de 1ste assistent-‐ontwerper van Nina Ricci ergens onderweg verbitterd geraakt over het gebrek aan aandacht en waardering in Nederland. Zo’n snotneus als een Mart Visser liep zogenaamd weg met Frans’ ontwerpen. Zo’n Jan Tamineau deed aan oneerlijke concurrentie door gratis jurken te ontwerpen voor Maxima en de pers wil nog steeds niet geloven dat Nederland in zijn optiek wel degelijk een Haute Couture-‐cultuur heeft. Molenaar zit in een impasse. De grote vergeetachtige kan zich niet meer omringen met de galerij der mode-‐doden zoals Edgar Vos, Max Heymans, Frank Govers en de stokoude maar te nuchtere Dick Holthaus. Hij beseft dat zijn bohémien-‐gedrag alleen kan floreren in een bohémien-‐groep van gelijkgestelde arrogantie. Maar ja, wie er met een ego van hier tot aan New York vandaag de dag nog deel uitmaken van een moeilijke groep en daarmee je ego opzij zetten? En, als de serieuze pers dan ook nog als een Don Quichote de Molenaars van deze wereld bevecht in hun oprichting van de haute couture in ons kikkerlandje, dan raak je als oude man vrij geïsoleerd. Dan red je het niet met een biesje, wat goddelijke steekjes en een minimalistische modernistische aanpak.
Atelier / Galerie
Vennik Nieuwe Raamstraat 10, 2011 ZE Haarlem
Bovendien ontbreekt het Frans Molenaar aan werkelijk mondain denken. De man komt uit Zandvoort en heeft onbedoeld toch een goedkope kermiskijk op kunst en mode. Je haalt de Zandvoorter nou eenmaal niet uit de mensen daar. Hij mag tenminste blij zijn dat hij niet uit IJmuiden komt en het desondanks alles nog zover geschopt heeft. Ik begrijp werkelijk niet dat Frans Molenaar op zijn niveau al ruim 45 jaar een podium krijgt om zich te profileren ten koste van anderen. Hij schoffeert, hij stelt iedereen in zijn eigenbelang en hij kan het niet laten om anderen niet in hun waarde te laten. Zelfs in een recent interview kan hij het niet nalaten om te melden dat Tamineau eigenlijk zijn succes aan hem te danken heeft, dat Paul Schulten er niet toe doet en dat hij liefst zijn eigen clientèle zou willen kiezen op basis van wie hem het meest kan fêteren. Nu hij dementerende is wordt het wel heel zielig allemaal. En denk maar niet dat hij op zijn 75ste verjaardag alle lof krijgt toegezongen van een Viktor & Rolf, een Ronald Kolk of een Monique Collignon. Molenaar vermijdt maar al te graag dat hij uit een dorp komt met percentueel de meeste NSB’ers van Nederland. Het is en blijft een vervelende, nare man.
“Let’s call it a war then!”
Dat was nog eens een een sterk staaltje Engelse politieke inmenging. Het verhaal gaat dat de Britse consul op Zanzibar ‘not amused’ was toen hij hoorde dat de Britsgezinde Sultan Hamid bin Thuwaini van Zanzibar niet zomaar plotseling stierf op 39-jarige leeftijd op 25 augustus 1896, maar was vergiftigd door de anti-Britse, 22jarige neef Khalid bin Barghash.
Zanzibar was in Engelse handen en de stad Stone Town was een cruciale doorvoerhaven voor Pakistan, India, Sri Lanka en het Afrikaanse continent op een half uurtje varen van het eiland. Alleen, de dichtstbijzijnde stad op het Afrikaanse continent was Dar Es Salaam in Tanzania, toentertijd in handen van de Duitsers. De Britten zagen een rol van betekenis weggelegd voor Zanzibar als doorvoerland voor textiel, specerijen en kruiden. De Duitsers wilden vooral de slavenhandel van en naar de Afrikaanse Oostkust behouden. De vermoorde sultan was het eens met het terugdringen van de slavenhandel op Zanzibar. Zijn neef stond meer een Duits model voor en wilde de slavenhandel juist uitbreiden waar hij kon. Op 26 augustus voelde de Britse consul Basil Cave aan zijn theewater dat Khalid niet te vertrouwen was en uit was op machtsovername. Ze lagen elkaar van geen meter. De telegraafmachine draaide op 25 augustus overuren. Op 26 augustus zou Basil samen met de Britse generaal der strijdkrachten Lloyd Mathews tijdens het wekelijkse theekransje verwoedde pogingen hebben gedaan om Khalid te laten afzien van zijn machtswellust. Al sinds het nieuws van de dood van Sultan Hamid op de 25ste wist Cave dat hij van zijn meerderen, tot de koning aan Engeland aan toe, carte blanche had om Khalid bin Barghash aan te pakken met alle middelen die voorhanden waren. Dit hield in dat Cave indirect het bevel kreeg over 3 kruisers, 2 kanonneerboten, 150 mariniers en 900 lokale soldaten. Met deze troepenmacht voelde hij zich gesterkt om op 26 augustus een ultimatum te stellen aan Khalid bin Barghash. De Sultan moest de volgende dag voor 9 uur ’s ochtends zijn vlag strijken en het koninklijke paleis verlaten, anders zouden de Britten aanvallen. Voor het zover was wilde hij op het theekransje eerst nog maar eens onderstreept zien dat Khalid een kille machtswellusteling was die geen enkel respect toonde voor de zojuist overleden Sultan Hamid. Toen Basil Cave amper een half uur na de begrafenis van Hamid saluutschoten vanuit het koninklijk paleis hoorde om te vieren dat neef Khalid de nieuwe sultan was, brak er iets bij de ‘sophisticated’ consul. Hij moet tegen alles en iedereen op beschaafde toon gezegd hebben: “Let’s call it a war then!”. En aangezien Britten oorlog zien als een levend stratego, ging het hen om de vlag. Een volk is pas een volk als de vlag hoog in het vaandel staat. Op 27 augustus om 09.02 uur lokale tijd openden de Britse kanonnen het vuur. Eén van de eerste slachtoffers van de Brits-Zanzibarese oorlog was de HHS Glasgow, het koninklijke jacht van Khalid bin Barghash en tevens het enige schip van de Zanzibarese vloot. Het eerste salvo van de Britse marine schakelde namelijk tevens de gehele Zanzibarese artilleriedivisie uit, met als gevolg dat de 2800 aanhangers van Khalid bin Barghash vervolgens weerloos stonden tegenover het kanongebulder. Ze verschansten zich in alle paniek achter houten kratten en hooibalen, maar deze boden maar weinig bescherming tegen de explosieve granaten en vlogen al snel in brand. Pas om 9.40, precies achtendertig minuten na het begin van de oorlog, stopte het kanongebulder, net zo plots als het was begonnen. De Britten waren erin geslaagd de koninklijke vlag van Khalid bin Barghash van het paleis te schieten en zagen dat als een teken van hun overwinning. De Sultan was het gebouw ondertussen al lang ontvlucht, en dus ondervonden de agressors uiteindelijk nog maar weinig tegenstand bij het installeren van een nieuwe pro-Britse heerser: Hamud bin Muhammed. Na afloop van de kortste oorlog allertijden hadden de Zanzibaren ruim 500 doden te betreuren. Het Britse leger telde slechts één gewonde. Sultan Khalid slaagde erin te vluchten en zocht asiel in het Duitse consulaat. Hij ontvluchtte Zanzibar met een Duits oorlogsschip, de Seeadler, en kreeg toestemming zich te vestigen in Dar es Salaam. De nieuwe, Britsgezinde sultan in Stone Town was Hamud bin Muhammed (1853-1902), die schout-bij-nacht Harry Rawson dankbaar onderscheidde met de Arabische Orde van de Lovenswaardigen, eerste klasse. Toen om 09.02 de kanonnen bulderden, heeft de vrouw van consul Cave Zanzibariaanse vrouwen en kinderen in het consulaat van thee, koekjes en scones voorzien.
The Saints are coming...
Chris Bailey in Haarlem In 2008 kwam ik via zes traptreden in een keldertje terecht dat dienst deed als platenzaak. Mojo Record Store in Sydney. Schuin tegenover de kassa zag ik een muur van vier bij twee meter vijftig gevuld met LP’s van The Saints. Heiligverklaard door de grootste stad van Australië. Ik wist niet dat de band van Chris Bailey en Ed Kuepper zoveel platen had gemaakt. En ik kende de status van de punk- en waveband in het ‘thuisland’ niet. Achter de kassa ratelden twee heren over het wezen van The Saints. Ja, dat Ed Kuepper aardige gitaarrockplaten maakte, dat wisten de aanwezige heren wel. Maar, wat was er geworden van Chris Bailey? Ik vertelde dat ik uit Haarlem kwam, een provinciestadje bij Amsterdam en dat Chris Bailey daar nu woonde. Met regelmaat zag ik hem in café Jeltes of in de Roemer. Of ik zag hem door de Dekamarkt sjokken met zijn tweed-‐achtige lange grijze overjas en zijn grijzige vlassige lange haar. Maar altijd dat grote blotebillengezicht voorzien van een klein ziekenfondsbrilletje. Als je niet beter wist dan waren de normaliter argwanende Haarlemmers aardig tegen de man met zijn gebogen rug omdat hij goed kan doorgaan voor de broer van kunstenaar Hannes Kuiper, een lokaal beschouwd fenomeen.
Dat ik wist dat de vlassige man Chris Bailey was, dat vertelde hij zelf. Toen ik op een van de drukbezochte Punkadelic-‐avonden in de Fietsznfabriek ‘Im Stranded’, de alternatieve doorbraakhit van The Saints draaide meldde hij met trots dat hij de maker was van de wavepunk-‐single. Ik kende slechts wat vage bandfoto’s van The Saints en ondanks het grijzige haar herkende ik zijn enorm vlesige gezicht en die lieve kleine dropoogjes. Bailey was best een oud man geworden en dat herkenbare rossige haar was er wel vanaf. Het is op de kop af 40 jaar geleden dat The Saints werden opgericht en ‘I’m Stranded’ vervolgens een hit werd in het Verenigd Koninkrijk. Bailey was geboren in Kenia als zoon van Ierse ouders. Hij groeide op in Belfast maar emigreerde op zevenjarige leeftijd naar Australië. In 1974 richtte hij in Brisbane The Saints op samen met Ivor Hay en Ed Kuepper. De band zou net als zijn Amerikaanse evenknie The Ramones grossier worden van uptempo songs, rauwe vocalen en een ronkende rondzingende gitaarsound. Met ‘I’m Stranded’ was The Saints de eerste band van buiten de V.S. die in Amerika een punksingle uitbracht, nog voor The Clash en Sex Pistols. Bob Geldof van The Boomtown Rats zegt dan ook nog steevast dat drie bands het muzikale spectrum in de jaren zeventig overhoop hebben gegooid: The Sex Pistols, Ramones en The Saints. In 1973 zaten Bailey, Hay en Kuepper als schooljochies behoorlijk dicht op het geluid van The Saints in het bandje genaamd Kid Galahad And The Eternals. Het trio verwerkte invloeden van zowel Elvis als protopunkbands The Missing Links, Stooges en MC5. Na een korte toernee met AC/DC in 1976 verhuisde de band naar Sydney. Het trio weigerde mee te gaan met de door Malcolm McLaren bedachte punk-‐modegrill en werd met het jaar cynischer en zwartgalliger van toon. In Engeland werd The Saints in 1977 omschreven als ‘a sinister new teenage pop cult, base don sex, sadism and violence which is sweeping Britain. Bailey was met zijn rijzige rossige gestalte in topvorm, hij sneerde, snoefde en verdeelde de wereld met zijn klaagzangen. Kuepper onderscheidde de band met een pijnigend gitaargeluid dat nog het meeste leek op dat van een kettingzaag. Met de release van de tweede single ‘Erotic Neurotic’ verkaste de band naar Engeland. De meningsverschillen met platenlabel EMI over het uiterlijk van de band deed The Saints uiteindelijk de das om. Het label weigerde met de derde single ‘This Perfect Day’ genoeg items bij te drukken om aan de enorme vraag te voldoen. Het antwoord van The Saints op de vete met EMI was het meer R&B-‐ en beat-‐georienteerde album ‘Eternally Yours’ met songs als ‘Know Your Product’ en ‘Private Affair’, aanvallen op de hype and vercommercialisering van de punk. Met het derde, jazz-‐bluesachtige album ‘Prehistoric Sounds’ flikkerde EMI de band van het label. Het zou ook de breuk betekenen tussen Bailey en Kuepper. Bailey wilde de poprock-‐richting op. Kuepper stond meer een minder commerciële richting voor met wat intellectuelere tinten.
www.prvanstekelenborg.nl | www.prvanstekelenborg.com
In 1979 stond Chris Bailey er met zijn Saints stik alleen voor. De rest was naar Australië teruggekeerd. Pas vele jaren later, na omzwervingen in Amerika, Zweden en Nederland zou Bailey Ed Kuepper weer in januari 2009 ontmoeten. Mick Harvey van The Bad Seeds was aangesteld als curator voor het All Tomorrows Parties-‐festival. Hij nodigde The Saints in hun volle glorie-‐bezetting uit om te komen spelen. Chris Bailey was in 2003 door Nick Cave gevraagd de achtergrondvocalen te verzorgen op ‘Bring It On’ van zijn ‘Nocturama’-‐CD. Op 25 mei 2013 verscheen een artikeltje in het Haarlems Dagblad over een bekende rockster met liefdesverdriet die door de politie van straat werd geplukt. Agenten zagen in de binnenstad van Haarlem een verwarde man op de stoep liggen. De man bazelde dat hij een bekende rockster was en dat zelfs Bruce Springsteen zijn song ‘Just Like Fire Would’ had gecoverd op de plaat ‘High Hopes’. Hij moet hebben verteld dat juist deze song het meest de stijl van Springsteen benaderde. Het is een heel iconische song. En als Bruce het brengt wordt het helemaal een echte Springsteen-‐song. De agenten keken de vlezige man met argusogen aan. De man die maar eens onderstreepte dat hij Chris Bailey was en door Springsteen een aardige financiële opsteker had meegekregen, vertelde de agenten over zijn grootse plannen zoals de re-‐release van het Saints-‐album ‘All Fools Day’ en zijn succesvolle optredens. RTV-‐Noord-‐Holland en het Haarlems Dagblad wisten niets van Chris Bailey en dachten in eerste instantie dat de verwarde man in de Haarlemse binnenstad niemand minder was dan Dinand Woesthoff van Kane. Of, erger nog, Frank Kramer! Nou ken ik die krullenbol nog als voetballer van FC Volendam en presentator van KRO’s Boggle. Maar ik geloof niet dat er enige gelijkenis is met de bebrilde reus uit Australië. Daar heb je dan 40 jaar je stinkende best voor gedaan.
Willem Bilderdijk een betweterig manipulatief hypochondertje
Een dag na zijn geboorte werden de ramen van het ouderlijk huis ingegooid. Bilderdijk beschreef dat later als de eerste aanslag op zijn leven. Sindsdien zou Willem Bilderdijk zijn godsganse leven achter zich om blijven kijken en een diepgeworteld doodsverlangen koesteren. Je kunt ook overdrijven! Bilderdijk schreef de meest lieflijke kinderrijmpjes en –gedichtjes, maar kon zijn eigen kinderen niet onderhouden. Hij schreef fantastische liefdeslyriek, maar legde juridisch al zijn vrouwen het vuur na aan de schenen. Hij was orangist maar opportunistisch als hij was verdiende hij flink aan de patriotten. Hij wilde de afgezonderde genius zijn zonder begrip van het volk, maar eiste wel alle aandacht van het gepeupel. Hij vond zichzelf een begeesterd boekhouder, maar stierf totaal berooid en moederziel alleen.
Zou anno nu Bilderdijk niet als een ontzettende hypochonder te boek staan? Want, feitelijk draait het leven van de kleine Willem om tal van pijntjes en kwaaltjes, het enige waar hij melodramatisch over is en over schrijft. Kleine Willem had, omdat hij tot zijn tiende nauwelijks in contact kwam met leeftijdsgenootjes buiten, een levendige fantasie opgebouwd, een kwaal waar dik twee eeuwen later ook een man als Boudewijn Büch aan zou lijden. Zo beweerde Willem al vroeg dat hij afstamde van de graven van Teisterbant. Onzin, en dat terwijl zijn moeder afkomstig was uit de gegoede burgerij en zijn vader een docter in de medicijnen, gepromoveerd aan de universiteit van Leiden die bovendien de dichtkunst een warm hart toedroeg. Maar ja, de frêle Willem wilde zo graag een adellijk prinsje zijn en begreep in zijn vroegste levensjaren al heel snel wat ondankbaarheid betekende en hoe hij zijn ouders tot wanhoop kon drijven. Tuurlijk, zijn vader zag eruit als een venijnige en puntige Joost Zwagerman. Hij werd in Amsterdam de ‘bloedvergieter’ genoemd omdat hij van aderlaten zijn specialiteit had gemaakt in zijn praktijk. Izaak, zoals pa Bilderdijk heette was best een redelijk ruimdenkend personage, ondanks het feit dat hij fel oranjegezind was. Zijn moeder werd door Willem omschreven als een punctuele vrouw die driftig en licht ontvlambaar was en de neiging had om onrust te stoken. Oftewel, Willem wist verdraaid goed hoe hij het bloed onder zijn ouders’ nagels vandaan kon halen. Dat bloedvergieten en wraakbeluste had Willem dus van geen vreemden. Bilderdijk had dus een glorieus inlevingsvermogen ontwikkeld. En als hij dan niet de boeken zou ingaan als klein adellijk prinsje, dan zou hij toch op zijn minst voor een wonderkind moeten doorgaan, zoals de kleine Wolfgang Amadeus Mozart die net als Willem in 1756 geboren was. Een streber, als hij is, kan hij het natuurlijk niet verkroppen dat de jonge Amadeus al op zesjarige leeftijd Europa afreist om piano en orgel te pingelen. De jonge Bilderdijk pochte maar al te graag dat hij toen hij anderhalf jaar oud was de volledige bijbelgeschiedenis kende, de mythologie en de voornaamste feiten van de wereldgeschiedenis. Ach ja, en als je toch aan het overdrijven en het opscheppen bent. Met zijn anderhalf jaar sprak hij ook al een aardig woordje Frans. Wel handig is dat hij nog voor zijn tweede verjaardag al kon schrijven en lezen.
Zelf beweert hij dat hij door zijn hoogbegaafdheid last had van gonzingen in zijn hoofd en duizeligheid. Al het zware denken leverde vermoeidheid op. Ik krijg zo’n donkerbruin vermoeden dat de kleine Willem zoveel bij elkaar verzon, dat hij fictie en realiteit op zeer vroege leeftijd nauwelijks meer van elkaar kon onderscheiden. Omdat hij niet als pathologische leugenaar en fantast te boek wilde staan, leverde hem dat kopzorgen op, waar hij nooit meer vanaf zou komen. Een trap op zijn voet of een tegel die pardoes op Willems voet viel tijdens het spelen met een jochie in de straat, leverde een ontsteking aan zijn teen op die vader Izaak niet kon genezen. Alle aderlatingen maakten het slechts erger en tot overmaat van ramp kreeg de jonge Willem door uitputting en pijn een ernstige borstziekte. Twaalf jaar lang was Willem van de buitenwereld afgesloten. Pas op zijn achttiende kwam hij weer in het volle leven buiten het ouderlijk huis terecht. In de tussentijd binnenskamers was de jonge Willem inmiddels uitgegroeid tot dichter, schrijver, letterkundige, historicus, retoricus, metafysicus, anatoom, fysioloog, patholoog en was een volleerd talenwonder in Latijn, Grieks, Italiaans, Hoogduits en Engels. By the way, hij schreef enorm veel gedichten en comedies. Take that, Wolfje Mozart! Willem Bilderdijk startte als boekhouder op kantoor van zijn vader. In ieder geval tot 1780. In de letterkunde had hij contact met jonkvrouw De Lannoy, een dichteres en met de Zwolse Rhijnvis Feith, met wie hij werk ter beoordeling uitwisselde. Feith was patriottisch gezind, Bilderdijk een orangist waardoor hun zakelijke relatie een deuk opliep. Feith zou later van Bilderdijk zeggen dat hij ‘een ongebriepelijk mensch’ was. Op 26-‐jarige leeftijd studeerde hij af op 105 juridische thesen en promoveerde als meester in de rechten. In Den Haag zou hij met goedkeuring en financiële ondersteuning een eigen advocatenpraktijk openen. In zijn gesloten en beschermde jeugd was Bilderdijk een diepgelovig mens geworden, die al op jeugdige leeftijd reikhalzend uitkeek naar ‘de andere zij’ van ’t graf.’ De enige vertrouweling in zijn leven was de medicus Johannes Verschuur, een vriend van zijn vader, die hem destijds boeken leende: Homerus, geschiedkundige werken, poëzie. Verschuur was hem dierbaarder ‘dan de borst, waar aan ik heb gezogen,’ wat ook wel iets zegt over zijn moeder. Sibilla Bilderdijk-‐Duyzenddaalders vond hij driftkop en een naar mens. Bovenal was zij de grote afwezige in zijn werk. Bilderdijk, die over ogenschijnlijk triviale zaken dichtte als het zingen van de krekel en het roken van tabak, zou nooit een vers aan zijn moeder wijden. Bilderdijk zonderde zich maar al te graag intellectueel af. De wereld zou zijn genius niet kunnen vatten. De opvatting dat je door gemeenschappelijke inspanning en wederzijdse kritiek talenten kunt ontwikkelen, druiste in tegen zijn visie op het kunstenaarschap als intermediair van het hogere, het verhevene. Bilderdijk voelde zich uitverkoren als schakel tussen het wereldse en de geesteswereld die hem blijkbaar omringde.
De naam van Willem Bilderdijk als grootste dichter van zijn generatie was gevestigd toen in de jaren tachtig van de achttiende eeuw de partijstrijd tussen de orangisten en patriotten uitbrak. Bilderdijk was, net als zijn vader, een orangist in hart en nieren. Hij moest niets hebben van de nieuwlichterij van de patriotten die, geïnspireerd door de Amerikaanse Revolutie, de macht van de stadhouder wilden inperken. Als advocaat verdedigde Bilderdijk Kaat Mossel, de Rotterdamse helleveeg die in de patriottische pers uitgroeide tot boegbeeld van het geminachte Oranjegemeen, het grauw dat zich – al dan niet met de nodige steekpenningen – voor het karretje van stadhouder Willem V liet spannen. Door die politieke stellingname zag hij zich na de Bataafse omwenteling van 1795 genoodzaakt het land te verlaten. Maar er was meer aan de hand. Zoals het een genie betaamt, kon Bilderdijk niet met geld omgaan en had hij torenhoge schulden opgebouwd. Daarbij was zijn huwelijk met Catharina Rebecca Woesthoven, op zijn zachtst gezegd, nogal ongelukkig. Hij was voor haar uitzonderlijke schoonheid gevallen, de relatie inspireerde hem tot seksueel getinte gedichten als: ‘Schenk me, ô voedster van mijn lustjens/Druk met zulke vochte kusjens/Dat uw tong de mijne streelt,/En er krullend mede speelt.” Catharina had echter schoon genoeg van het manipulatieve karakter en de losse handjes van Willem Bilderdijk. Ze zat tijdens zijn ballingschap alleen in Den Haag met zijn torenhoge schulden opgescheept en eiste een scheiding van tafel en bed. Willem gaf geen gehoor op haar klachten en eisen, temeer omdat hij in Engeland Katharina Wilhelmina Schweickhardt ontmoette en haar een verbintenis voorstelde waarin was opgenomen dat zij zijn nukken altijd moest eerbiedigen, dat zij wanneer Willem maar wilde seksuele gemeenschap aanvaardde en dat zij hem nooit zou tegenspreken. Ze tekende ook nog. Bilderdijk ging in 1802 terug naar Nederland, oftewel de Bataafse Republiek onder Schimmelpenninck. Er was veel veranderd op het gebied van de letteren. Veel oude vrienden waren overleden en Bilderdijk voelde zich een vreemdeling. Maar, hij had werk nodig. De dichter kreeg de gelegenheid voor een gesprek met Lodewijk Napoleon. Bilderdijk viel bij de koning zo in de smaak dat hij besloot om steun te verlenen. Dat was ook wel nodig, want het was voor Bilderdijk de negende keer geworden dat hij een kind naar het graf moest brengen. De koning beschouwde de dichter als een parel aan zijn eigen kroon en die van Land en Volk. Hij gaf hem daarom verschillende opdrachten, onder andere het schrijven van een Nederlandse spraakkunst in de Franse taal. Ook vroeg de koning om hem Nederlands te leren. Dit werd echter niet zo’n succes. Het verhaal gaat dat Lodewijk eens in het openbaar gezegd heeft: ‘Ik ben de konijn van Olland.’ Bilderdijk en Lodewijk waren bijzonder op elkaar gesteld en deden alles voor elkaar. Behalve de taallessen, vergulde Bonaparte Bilderdijk met het lidmaatschap van de Tweede Klasse van het Koninklijk Instituut voor de Letteren, Wetenschappen en Schone Kunsten. Er kwam zowaar enige staatsbemoeienis voor de promotie van de kunsten. Bilderdijk plukte er de vruchten van. Als officieus dichter des vaderlands genoot hij op een gegeven moment een wedde van zesduizend gulden, het viervoudige van het salaris van een hoogleraar. Zijn geldzorgen werden er niet minder om, evenmin zijn angst voor de toekomst. Niet dat hij nog lang te leven had. Bilderdijk voelde steevast het einde naderen.
Na een aantal verhuizingen kreeg hij van Lodewijk een huis toegewezen aan de Keizersgracht. Ondanks dit alles was hij nog niet gelukkig. Zijn moedeloze klacht luidde: ‘Stel my nog in staat, nuttig te zijn.’ Inmiddels kwam de ondergang van het koninkrijk Holland en dus ook die van koning Lodewijk steeds dichterbij. De machtige keizer Napoleon wilde alles en iedereen bij zijn keizerrijk inlijven. Op 4 juli 1810 deed Lodewijk afstand van de troon en een week later werd ons land bij Frankrijk ingelijfd. Lodewijk en Bilderdijk zijn elkaar nooit vergeten. Voor de dichter brak er nu een heel andere periode in zijn leven aan. Bilderdijk was nog nooit zo wanhopig geweest. Zijn gaven werden voortdurend miskend, waardoor hij niet aan werk kon komen, hij moest met zijn vrouw veel tegenslagen ondergaan, en tenslotte had hij grote financiële zorgen. Dat laatste had Bilderdijk het meest aan zichzelf te wijten, hij kon gewoon niet met geld omgaan. Deze tijd bracht hem zelfs tot zelfmoordgedachten zoals blijkt uit de vele gedichten die hij toen geschreven heeft. Hij bidt God om bewaring en vergeving. In 1811 was familie Bilderdijk gedwongen om alles te verkopen om de schuldeisers tevreden te stellen. Het ging de dichter het meest aan het hart dat hij bijna al zijn boeken moest verkopen. Het volgende jaar werd de nood zo groot dat hij zelfs de verzameling van zijn eigen werken moest verkopen. Een betere tijd brak aan toen Nederland bevrijd werd van de Franse heerschappij. Voor deze gelegenheid maakte Bilderdijk een aantal volksliedjes. Eerst had de dichter over zijn nieuwe koning niet te klagen. Willem I zond hem een geschenk van 500 gulden voor een gedicht en benoemde hem tot provisioneel auditeur-‐militair. In deze functie hield hij het driekwart jaar uit en vroeg toen zijn ontslag aan. Als vergoeding kreeg hij van de koning een pensioen van 1800 gulden. In 1815 ontstond er aan het Atheneum Illustre te Amsterdam en vacature voor hoogleraar in de Nederlandse Taal-‐en Letterkunde. Hiervoor leek Bilderdijk de aangewezen man. Van alle kanten kreeg hij hulp en medewerking. De dichter was zelf echter van zijn benoeming niet zeker. Inderdaad werd er iemand anders benoemd. De oorzaak daarvan lag in Bilderdijks uitgesproken oranjegezinde gevoelens, waardoor hij veel vijanden had gemaakt. Die vijanden waren het die zijn benoeming hadden tegengewerkt. Iedereen was verontwaardigd en teleurgesteld. Bilderdijk vond dat de koning wel wat meer invloed had kunnen laten gelden. Doordat Willem I hiervan hoorde, kwam de dichter niet in aanmerking voor de koninklijke onderscheiding. Hierdoor ontstond een verwijdering tussen koning Willem I en Bilderdijk, precies op het moment dat zoon Julius stierf en de gezondheid van zijn vrouw Catharina Wilhelmina hard achteruit holde.
Hij zou eindelijk zes van zijn kinderen en zijn lieftallige eega overleven. De dood van zijn oudste zoon op 26 augustus 1816 – Julius Bilderdijk bezweek aan tuberculose op een schip naar de Oost – was een slag die hij nauwelijks te boven kwam en dompelde Katharina Wilhelmina in een diepe depressie. Het verlies van een volwassen zoon is zoveel erger dan dat van een “krijtend kind, nog onbekend aan ’t leven.” Bilderdijk omgaf zich in de laatste jaren van zijn bestaan met Leidse studenten, die door zijn charisma onder invloed raakten van zijn ideeën. En die werden met de dag reactionairder.
Gefrustreerd door het uitblijven van een benoeming tot hoogleraar polemiseerde hij tegen tijdgenoten die deze eer wel te beurt viel. Vooral Matthijs Siegenbeek, opsteller van een nieuwe spelling in 1807, moest het ontgelden. Bovenal fulmineerde Bilderdijk tegen de geest van de tijd. Hij noemde de Helden van de Verlichting het “edel kroost der apen”, hij zong de lof van de absolute monarchie en vervloekte de grondwet die Willem I aan banden legde. In het verval der zeden zag hij een aankondiging van de Jongste Dag die voor de deur stond. Zijn discipelen droegen het gedachtengoed uit. Isaäc Da Costa, de surrogaatzoon die in hetzelfde jaar geboren was als Julius, deed dat in 1823 met zijn Bezwaren tegen den geest der Eeuw, Abraham Capadose schreef Bestrijding der vaccine, waarin hij zich op religieuze gronden verzette tegen de koepokinenting. Bilderdijk raakte meer en meer vervreemd van zijn tijdgenoten, terwijl hij – zo weten de auteurs overtuigend aan te tonen – toch ook een zeer beminnelijke kant had. Hij werd een curiosum en de vraag is wat van de persona Bilderdijk nou precies waar was. “Bilderdijk was”, aldus Willem Frederik Hermans in een brief aan Gerard Reve in 1951, “niet helemaal niets, maar toch voor ‘moderne mensen’ volkomen onverteerbaar.” En zo zou decennia later ook Boudewijn Büch na zijn dood dezelfde vragen en opmerkingen tegengeworpen krijgen. De man van de fantasie, de man met de losse handjes en de man met het opportunistische ego was tevens de man die lieflijke kindergedichtjes en –rijmpjes schreef, die hele liefdessonnetten vol hoofse lyriek illustreerde maar tegelijkertijd zijn vrouwen het liefst juridisch onder de knoet had. Inderdaad, voor moderne mensen volkomen onverteerbaar. Bilderdijk in Haarlem In de winter van 1826 op 1827 ontsnapte het gezin nauwelijks aan de dood ten gevolge van kolendampvergiftiging in het huis in Leiden. Na deze gebeurtenis wilde Bilderdijk geen ogenblik langer in deze woning blijven en omdat er in Leiden geen geschikt huis was te vinden, verhuisde de dichter voor de zoveelste keer, en nu voor het laatst, naar Haarlem. Na 1829 vooral voelde Bilderdijk zijn kracht steeds meer afnemen en hij schreef weinig meer. Gelukkig werd hij nog geregeld bezocht door een aantal oude vrienden. De oude dichter kreeg nu steeds meer lichamelijke en geestelijke klachten. Maar de meeste zorgen maakte hij zich over de toestand van zijn zwakker wordende vrouw en de in zichzelf gekeerde zoon. Lodewijk was Bilderdijks enig overgebleven zoon. De zwaarste straf die Bilderdijk treffen kon, was het sterven van zijn innig geliefde vrouw. Op Paaszondag 1830 werd zijn aangetast door een ernstige pleuritis, waaraan zij vijf dagen later kalm en zacht in de armen van haar man overleed. Na dit overlijden heeft hij geen gedichten meer geschreven. Hij bracht zijn dagen slechts door met het lezen in de Bijbel of van Vader Cats. In de zomer van Bilderdijks laatste levensjaar werd hem een laatste verdiende hulde toegebracht toen door een commissie van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden met een gouden medaille vanwege het feit dat de dichter sedert eene halve eeuw tot roem en sieraad onzer Letterkunde en dezer Maatschappij was geweest. In de loop van december 1831 werd de 75-‐jarige dichter door een hevige koorts aangetast. Een van de vrienden die getuige was van Bilderdijks laatste ziekbed was Bastiaan Heykens. Hij sprak hem de Schriftwoorden toen: ‘Uw herte worde niet ontroerd. Gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij’, zegt de Heere. ‘In het huis mijnes Vaders zijn vele woningen: anderszins zoude Ik het u gezegd hebben. Ik ga henen om u plaatse te bereiden.’ Na dit te hebben gezegd vroeg Heykens: ‘Bilderdijk! Gelooft gij dat nog?’ Het antwoord luidde: ‘Ja!’ met een duidelijke en bewogen stem. De volgende dag stierf hij. Het lichaam van Bilderdijk werd gelegd in het graf van ds. Manger in de Grote Kerk te Haarlem.