YELULT Arts & mediacrafts
45 jaar Woodsto ck De introductie van de graaicultuur
Han van Loghem Haarlemse socialist van de Haagse School
Mark Dancey Detroit rocks in art!
Magazine 20 14 08
“Even you can afford a decent style now” Go to deadsheap. nl
YELULT 45 jaar Woodstock waar het graaien begon
12
Inhoud
4
Han van Loghem, Haarlemse socialist
Mark Dancey; one born every minute
18 Colofon
Contact info@prvanstekelenborg.nl www.prvanstekelenborg.com Volg Yelult op facebook Verschijningsfrequentie Elke maand verschijnt een gratis nieuwe editie in de publicaties op Issuu. Cover foto NAI Disclaimer
45 jaar Woodstock
Het einde van de hippie, de entree van de graaier! 45 jaar geleden werd de muziekindustrie een stel graaiende managers ten koste van honderdduizenden hippies. Op 15 augustus 1969 vond Woodstock plaats. Ruim een half miljoen blowende, ontblote bloemenkinderen konden, als ze wat moeite deden, getuige zijn van optredens van o.a. Tim Hardin, Melanie, Santana, Canned Heat, Grateful Dead, Mountain, Creedence Clearwater Revival, Sly & The Family Stone, Joan Baez, Janis Joplin, Jimi Hendrix, The Who, Jefferson Airplane, Blood, Sweat & Tears, Johnny Winter en Crosby, Stills, Nash & Young. Negen van de tien bezoekers blowden zich suf. Slechts 33 arrestaties voor het roken van pot werden uitgeschreven.
Nu zijn we wat decennia verder. Nu kunnen we zeggen dat Woodstock eigenlijk helemaal geen verhaal van peace, love and happiness was. Behalve naakt achter elkaar aan rennen en zoveel mogelijk vrije seks was het festival vooral bedoeld om in een klap zoveel geld bij elkaar te harken. Over de ruggen van naïevelingen die op dat moment ook kozen om hun lichaam en hun wiet tegen woekerprijzen te verkopen. Michael Lang en Artie Kornfield wilden geld inzamelen voor de bouw van een opnamestudio in Woodstock. De studio zou de uitvalsbasis moeten worden voor muzikanten zoals Bob Dylan, The Band en Van Morrison. Kornfield was een executive bij Capitol Records en Lang een hippie-‐concertpromotor. Zij reageerden op een advertentie in The Wall Street Journal en in The New York Times. De advertentie luidde: ‘Young men with unlimited capital looking for interesting, legitimate investment opportunities and business propositions’. Achteraf een raar idee dat twee vrijgevochten jongelui die niets van geld en hebzucht moesten hebben, direct reageerden op een advertentie van een winkeleigenaar en een Yale rechtenstudent in de meest rechtse media van Amerika. In Woodstock zelf kon niets geregeld worden. Dan maar vijftig kilometer verderop geprobeerd in het gehucht Wallkill bij Middletown in de staat New York. Inwoners aldaar hielden het festival in wording al in een zeer vroeg stadium tegen. En eerlijk gezegd, de naam Wallkill op het affiche zou vandaag de dag meer iets zijn voor een deathmetalfestival dan voor een hippie-‐happening. Elliott Tiber uit Bethel die zelf 15 hectare land aanbood kreeg nul op het rekest. ‘Te klein’ vond het organisatieduo. Via Tiber kwam de organisatie in contact met Max Yasgur die 600 hectare had. Met deze alfalfa-‐boer uit Sullivan County kwamen de heren wel tot een overeenkomst. Bethel lag dichtbij White Lake. Voor 75000 dollar zouden ze ettelijke hectare hooivelden 3 kilometer verderop in Bethel, dichtbij White Lake, leasen op basis van 50.000 bezoekers. Het oorspronkelijke doel was om een shitload geld te verdienen aan een grote groep jonge muziekliefhebbers uit de middenklasse. Met maar genoeg aansprekende namen op de concertposter zouden de mensen met drommen tegelijk binnenkomen en daarmee het grote geld.
Ontdek de wereld van wijn tijdens een introductie-avond, wijnproeverij of wijncursus. Voor zowel de beginnende als gevorderde wijndrinker. Ella’s wijncursussen zijn helder, hedendaags, aansprekend met een knipoog naar de oude wereld. www.elladivino.nl
Al snel bleek dat de organisatie meer en meer met geld smeet om iedereen maar te vriend te houden en te paaien. Zo kreeg Abbie Hoffman, leider van de linkse internationale jongerenpartij 10.000 dollar toegeschoven om maar vooral alle protesten en rechtszaken ver weg te houden van het festival. ‘Yippie’ Hoffman zal zich hebben rotgelachen. Het gerucht werd steeds hardnekkiger dat het festival een kapstok zou worden om te protesteren tegen de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam en tegen alle raciale geschillen in de V.S. zelf. De rechtse ondernemers Lang en Kornfield konden niet bedenken dat ze met de links-‐radicale Hoffman een paard van Troje hadden ingehuurd. Hoffman zou tijdens het optreden van The Who nog een klap van Pete Townsend hebben geïncasseerd. De jongerenpartijleider vond het nodig om tijdens het optreden van The Who aandacht te vragen voor de bevrijding van activist John Sinclair. Townsend was hiervan niet gediend en sloeg de man met zijn gitaar van het podium af. De festivalorganisatie stelde keer op keer haar te verwachte bezoekersaantallen naar beneden bij. Lokale overheden werd verteld dat het festival maximaal 50.000 bezoekers zou opleveren. In de voorverkoop waren er al 186.000 kaarten à 6 dollar per dag verkocht. Lang en Kornfield wisten dat ze inmiddels op zeker 200.000 kaarten zouden verkopen. Oorspronkelijk doelden de heren op 250.000 bezoekers. Het werden er 500.000. Ruim een miljoen extra bezoekers zijn geweerd. Een enorme toeloop leidde tot een massale filevorming. Lokale politie en autoriteiten stuurden op 50 kilometer afstand van het festival al na een halve dag iedereen weg van wat het ‘Weekend In The Country’ had moeten worden. Al op de eerste dag werden ruim twintig entreepoorten opgeheven. De schatting is dat bij deze dagkassa’s in amper 8 uur tijd een kleine 50.000 kaarten voor 24 dollar zijn verkocht. Toen de hippiemeute te groot werd, moesten de kassa’s wijken voor een stampede van dolle hippies, die dan ook maar het hekwerk omver wierpen. Aan het einde van dag 1 werd Woodstock bestempeld als gratis toegankelijk festival. De onervaren organisatie liet een speciaal opgericht bedrijf: Woodstock Ventures voor die tijd op voorhand gigantische bedragen betalen aan managements en boekers van bands. Zij roken kansen en verdubbelden maar al te graag hun gages. Omdat ze wisten dat de organisatie een onervaren nieuwkomer was en controle waarschijnlijk zou uitblijven. Jefferson Airplane vroeg 12.000 dollar, The Grateful Dead cashte flink op voorhand, net als Janis Joplin, The Who en Jimi Hendrix. Creedence kwam pas nadat 11.500 dollar was betaald. Michael Lang had uitgedokterd dat hij toekon met een programmabudget van 180.000 dollar. Hij ging uit van één gage per artiest, band of act. Hoe groot of klein ook. Iedereen kreeg max. 15.000 dollar uitbetaald. Leuk voor Richie Havens, Joan Baez en Janis Joplin. Maar niet voor Jimi Hendrix. Hij had op een eerder festival al eens 150.000 dollar voor een ‘gig’ gecasht en rook zijn kans. Uiteindelijk zou hij voor 26.000 dollar optreden. Toen dat bericht naar buiten kwam, regende het klachten bij Michael Lang. The Grateful Dead, The Who, Janis Joplin en Jefferson Airplane dreigden op het festivalterrein nog met een staking. Tenzij er flink werd gedokt. Na amper één dag festival in ‘the country’ zag de organisatie een half miljoen in
modder gedrenkte, ondervoede, uitgedroogde, maar trippende hippies. Met drie toiletten op 10.000 bezoekers en stevige hoosbuien op vrijdagavond, was Woodstock op zaterdag een meurend gat van modder, stront en lauwe pis met 500.000 patiënten. New Orleans was na orkaan Katrina uitgeroepen tot rampgebied. Decennia eerder deed de gouverneur van de staat New York hetzelfde met Woodstock te Bethel. Voor het programma met nog anderhalve dag te gaan was er iets meer dan 1 dollar in kas. Ene Richie Rich Roberts stelde zijn trust-‐fonds ter waarde van 1 miljoen dollar beschikbaar als onderpand voor een lening. Na 10 uur file kwam een lokale bankier een bedrag overhandigen dat voor de een 50.000 dollar was en voor de ander 100.000 dollar. Controle was ver te zoeken op Woodstock. Zakelijk inzicht ook trouwens. De grote afwezigen Ken je die mop van die wereldbands die geboekt waren op Woodstock? Die kwamen dus niet. The Band was op Woodstock. Maar Bob Dylan was een van de grote afwezigen op het festival dat de intentie had om voor hem een studio te bouwen. Een van Dylans kinderen lag in het ziekenhuis. Melanie (Safka) van ‘Beautiful People’, ‘Brand new Key’ en de Stones-‐cover ‘Ruby Tuesday’ was er wel, maar het had maar een haartje gescheeld of ze werd naar huis gestuurd bij de artiesteningang. Ze kon geen pasje tonen. In een poging om maar wat liedjes te zingen, werd ze argwanend herkend en binnengelaten. Joni Mitchell’s manager vond een tv-‐optreden voor haar bij Dick Cavett belangrijker. Alvin Lee van Ten Years After was er ook maar was door de hevige regen bijna geëlektrocuteerd. Hij grapte zelf maar dat als hij ter plekke op Woodstock kwam te overlijden, Ten Years After megaveel platen zou verkopen. Jimi Hendrix was er zeer zeker wel, maar weinig mensen weten dat te herinneren omdat Hendrix om negen uur op een maandagochtend speelde en de meeste mensen al naar huis of aan het werk waren. De heavy hippies van Iron Butterfly waren blijven steken op La Guardia Airport bij New York vanwaar ze met een helicopter naar het Woodstock-‐ terrein zouden worden gebracht. De band kwam nooit op het festival aan. De festivalorganisatie zond nog een telegram naar het management uit in de vorm van een acrostichon. Verticaal was het zinnetje ‘Fuck You’ te lezen. The Jeff Beck Group met Ronnie Wood en Rod Stewart zou spelen, maar wist het te presteren om amper een paar dagen voor het festival zichzelf op te doeken. John Lennon had aangegeven te willen optreden, maar zat in Canada en kreeg geen visum om toegelaten te worden tot de Verenigde Staten. Singer-‐songwriter Tim Hardin was slechts fysiek aanwezig op Woodstock. De man had moeten openen maar was knetterstoned. Richie Havens nam zijn plaats in. De psychedelische rockband Sweetwater stond vast in een van de vele files. Pas ruim 6 uur nadat de band had moeten optreden, betrad de band het podium.
Ziekten, gewonden, doden en geboorten 8 vrouwen kregen op Woodstock een miskraam. De getallen over geboorten lopen sterk uiteen. Een zekerheid was wel dat een vrouw die op het punt stond te bevallen, nog een negenenhalf uur durende autorit naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis moest zien te doorstaan. Woodstock kent officieel twee doden: een door een gescheurde appendix en een overdosis. En officieus een derde. Een 17-‐jarige jongen die zijn roes uitsliep in de modder werd overreden door een tractor. Gouverneur Nelson Rockefeller van de staat New York verklaarde het Woodstock-‐gebied tot rampplek. Het ministerie van Volksgezondheid telde 5.162 medische gevallen waaronder 797 gevallen van drugsmisbruik. Op zaterdag, de tweede festivaldag was de situatie door alle regen, honger en onderkoeling zo nijpend geworden dat zelfs iemand als Ravi Shankar die heel wat schrijnende situaties in zijn geboorteland India had gezien, schrok van alle ellende die hij aantrof. Het Amerikaanse leger hield het festival ternauwernood overeind. Organisatie Politiemensen die geen dienst hadden werden geweerd van het terrein. Een commune uit New Mexico genaamd The Hog Farm werd ingehuurd als The Please Force. Communeleider Wavy Gravy, een tandenloze beatnik van het eerste uur liep op Woodstock rond in een Smokey The Bear-‐kostuum en dreigde met taartjes te gooien als er wat uit de hand liep. The Hog Farm was daarnaast de hoofd-‐cateraar op het festival die bruine rijst serveerde. Er wordt beweerd dat de commune tussen de 160.000 en 190.000 mensen wat rijst heeft voorgekookt. Hamburgers schoten in prijs omhoog. De oorspronkelijke prijs van 25 cent werd al snel losgelaten en de nieuwe prijs van 1 dollar schoot bij menig hippie in het verkeerde keelgat. De stand van The Food For Love-‐concession werd platgebrand. Een lokaal Joods Community Centre schoot te hulp toen het hoorde van het tekort aan eten. Het centrum liet een aantal nonnen op het festival meer dan 200 sandwiches, 20 kilo aan vleesbeleg en augurken uitdelen. Woodstock-‐bezoekers waren anti-‐regering, anti-‐oorlog en anti-‐Vietnamoorlog. Het was juist het Amerikaanse leger dat Woodstock redde van een grote tragedie. Het leger deelde voedsel uit, dropte eten met helicopters, het had medische teams klaarstaan en bewaakte de orde en veiligheid. De hippies hadden het echter gewoon niet zo op het Amerikaanse leger. Een podium op wielen was handig omdat zo de wachttijd op de eerstvolgende act sterk verkort kon worden. Je hoefde het podium maar te draaien. Niemand van de organisatie had rekening gehouden met de grote hoeveelheden mensen op het podium, waardoor de wielen onder het podium al bij de eerste optredens afbraken.
Aftersales Woodstock Ventures bleef achter met een schuld van 1,3 miljoen dollar. Het duurde tien jaar om de schulden af te lossen met de rechten op beeld-‐ en geluidsmateriaal. Of om met de woorden van countryster en acteur Roy Rogers te spreken: “Hippies! Those goddamn hippies! They even fucked up our music!”. Rogers had eigenlijk in plaats van Jimi Hendrix het Woodstock-‐festival moeten afsluiten. Maar, bang om uitgefloten te worden bedankte hij vriendelijk voor de eer. Het enige wijze besluit van drie dagen doffe ellende.
www.prvanstekelenborg.nl | www.prvanstekelenborg.com
Socialistische Haarlemmer van de Haagse School Han van Loghem
Johannes Bernardus (Han) van Loghem (Haarlem, 19 oktober 1881 - Haarlem, 28 februari 1940), zoon van Johannes Jacobus van Loghem en Ida Dicke, was een Nederlands architect én Haarlemmer. Én overtuigd socialist dat sterk naar voren kwam in zijn ontwerpen van tuindorpen zoals bij Betondorp in Amsterdam. Het rare was dat de Haarlemse Van Loghem uiteindelijk de boeken is ingegaan als één van de vertegenwoordigers van het Nieuwe Bouwen of de Nieuwe Haagse School terwijl hij niets, maar dan ook niets op had met de residentiestad in Zuid-Holland. Van Loghem werd geboren in Haarlem in een gegoede familie, zijn vader was een rijke bloembollenkweker. Hij werd voor die tijd behoorlijk vrij opgevoed. Geloof n dogma’s waren hem vreemd. Na in Haarlem de hbs te hebben doorlopen studeerde hij voor civiel ingenieur aan de Polytechnische School te Delft, nu de Technische Universiteit Delft. Hij had onder meer college van Henri Evers en J.F. Klinkhamer. Van Loghem was lid van het Delfts Studentencorps en was wedstrijdroeier bij roeivereniging Laga. Hij sportte veel. Zwemmen en wandelen waren zijn hele leven favoriete bezigheden. In 1909 studeerde Van Loghem af in bouwkunde. Hij vestigde zich in Haarlem en trouwde op 30 september 1911 met kunstenares met Bertha Maragrita Elisabeth (Beppie) Neumeier (1890-‐1983). Ze kregen vier kinderen, een zoon en drie dochters en vormden een vooruitstrevend gezin, dat creativiteit hoog in het vaandel had. Neumeier was één van de stichters van de Haarlemse Montessorischool en was geen onverdienstelijk kunstenaar: ze won in 1925 en in 1937 met haar kunstwerken een medaille op de wereldtentoonstelling in Parijs. In 1912 betrok het echtpaar Van Loghem de door Han van Loghem zelf ontworpen villa 'De Steenhaag' in Heemstede. Daar was ook zijn architectenbureau met 8 medewerkers ondergebracht.
Behalve een progressieve inborst had Van Loghem ook iets excentrieks: hij droeg vaak een monocle en bezocht zijn opdrachtgevers op een Harley-‐Davidson. Zijn tweedkostuums werden door zijn echtgenote zelf gemaakt. Hij speelde een rolletje bij de door de avant-‐gardistisch kunstenaar Theo van Doesburg georganiseerde Dada-‐avond op 11 januari 1923, waar Kurt Schwitters zijn roemruchte klankgedichten voordroeg. Van Loghem kreeg al snel veel opdrachten, waaronder veel utiliteitsbouw, de Kennemer Electriciteit-‐ Maatschappij (KEM) was één van zijn belangrijkere opdrachtgevers. Voor de KEM en haar opvolger het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf van Noord-‐Holland (PEN) ontwierp hij tussen 1914 en 1919 tachtig transformatorhuisjes in Noord-‐Holland. Een voorbeeld van zijn werk is de elektriciteitscentrale in IJmuiden (1912-‐1914). Voor deze gebouwtjes gebruikte hij niet één vast model, maar tekende hij telkens een aan de omgeving aangepast ontwerp. Een deel van Van Loghems werk uit zijn beginperiode is duidelijk beïnvloed door de architect H.P. Berlage, wat ook te zien is aan de transformatorhuisjes. Aardig detail is dat de transformatorhuisjes van Van Loghem alle opgesierd worden door twee tegels van respectievelijk een hond en een haan, waarbij niet geheel duidelijk is of deze een symbolische betekenis hebben ze zo ja, welke. Naast utiliteitsbouw ontwierp Van Loghem ook grotere woonhuizen, zoals villa's en stadswoningen. Hij deed dit voornamelijk in Heemstede en Haarlem, zoals de landhuizen 'De Meerle' (1911), 'Singapore' (1912-‐1914), 'Eigen Haard' (1917-‐1918), 'De Steenhaag' en 'De Waterlelie'. De vader van Van Loghem liet ook een woning door zijn zoon ontwerpen: villa 'De Zwanenhof' (1909) in Haarlem. In zijn beginperiode was Van Loghem nog niet stijlvast, wel zette hij zich af tegen de 19de-‐eeuwse neostijlen waarmee hij was opgevoed en waarin hij was opgeleid. Van Loghem koos voor modern en strak. Naast 'modern en strak' liet hij zich inspireren door oude Hollandse tradities, zoals de boerderijbouw, 17de-‐ en 18de-‐eeuwse patriciërs-‐ en buitenhuizen en de Engelse landhuisbouw.
Sociale woningbouw Van Loghem werkte vanaf 1917 ook aan sociale woningbouwprojecten, waarin hij zich liet inspireren door de tuinstadbeweging. Voorbeelden hiervan zijn de ontwerpen voor woningbouwvereniging 'Huis ter Cleeff', woningbouwvereniging 'Rosehaghe' en Tuinwijk-‐Zuid in Haarlem. Deze wijken zijn ruim van opzet en met veel groen, precies zoals de tuinstadbeweging dat nastreefde omdat arbeiders recht hadden op licht en lucht. Een idee dat hij deelde met Berlage. Opvallend aan de tuinsteden in Haarlem zijn de strakke, kubistische vormgeving. Die typische strakke belijning is vaker terug te zien ontwerpen van Van Loghem in Haarlem en omgeving. De panden zijn daardoor eenvoudig te dateren als zijnde uit de jaren 20-‐30. Van Loghem was socialist en volgens hem was er een sterke samenhang tussen architectuur en politiek, om die reden sloot hij zich in 1919 aan bij de Bond van revolutionair-‐socialistische intellectuelen net als bijvoorbeeld Van Doesburg en Berlage, een overtuiging die in de periode van de tuindorpen zeer sterk naar voren kwam. Een tuindorp was voor Van Loghem een socialistisch ideaal. “Etagewoningen”, zo vond Van Loghem “waren een kapitalistische en mensonwaardige oplossing en alleen bedoeld om arbeiders op te bergen”. Van Loghem hoopte dat zijn architectuur een bijdrage kon leveren aan de verbetering van de leefomstandigheden van de minder bedeelden. In de geest van het socialisme maakte Van Loghem van zijn bureau een collectief; volgens Van Loghem waren architect, ingenieur, tekenaar, opzichter en vakarbeider allen gelijk en probeerden zij niets meer dan gezamenlijk een bouwwerk tot stand te brengen. Van Loghem vond dat de architect niet de baas was van een project, dat idee noemde Van Loghem 'een belachelijkheid, een uiting van burgerlijke zielen, die zich vastklampen aan het verleden en het komende met den kop in het zand afwachten'. Dit zei Van Loghem al in 1921. Het zou elke woningbouwcorporatie en architectenbureau anno nu sieren om de ideeën en idealen van Van Loghem te omarmen en hun missie te herschrijven tot wat hen echt drijft; mensen goed, lekker, gelukkig en gezond laten wonen in huizen die de menselijke maat als uitgangspunt hebben. Betondorp Eén van de bekendste woningbouwprojecten waaraan Van Loghem van 1922 tot 1923 meewerkte, was het betonnen tuindorp Watergraafsmeer in Amsterdam, het zogeheten Betondorp -‐ bekend uit De Avonden van G.K. van het Reve. Gerard en Karel van het Reve groeiden er op. Net als Johan Cruijff. Betondorp was een door gemeente Amsterdam opgezet experiment met systeembouw. Dit project was Van Loghem op het lijf geschreven omdat het niet alleen sociale woningbouw betrof maar hij ook kon experimenteren met nieuwe constructies en materialen. De 900 woningen zouden worden opgetrokken uit beton. Belangrijkste voordelen waren de lage prijs en het feit dat er minder bouwvakkers nodig waren. In de jaren twintig heerste er een schreeuwend gebrek aan bouwvakkers en was de woningnood hoog. Vijftig architecten dongen mee naar opdrachten voor Betondorp, zoals Tuindorp Watergraafsmeer spoedig ging heten. Tien werden er uitverkoren, van wie Han van Loghem en diens bewonderaar Dick Greiner (1891-‐1964) de belangrijkste waren. Van Loghem kreeg deelopdrachten aan de Graanstraat, de Schovenstraat en het Zuivelplein – in totaal 120 woningen. Hij maakte gebruik van zogeheten bimsbeton, dat lichter is dan andere soorten en door de opgesloten lucht beter isoleert. Geweldig materiaal was het niet, want al 30 jaar na de oplevering werden de panden geplaagd door ernstige betonrot. De strakke vorm en de platte daken zijn het summum van functionalisme. Alleen boven de voordeuren is iets van versiering aangebracht. De huidige ornamenten zijn overigens anders dan de oorspronkelijke; die werden na de Tweede Wereldoorlog verwijderd omdat ze te zeer deden denken aan een hakenkruispatroon.
Eigenlijk vindt de vroege veertiger Van Loghem met het werk aan Betondorp pas zijn vorm. Hij posteert hij zich als wegbereider van het Nieuwe Bouwen – zakelijk, strak, en wars van ornamentiek. “De prachtige gladde, vlakke muur”, stelde hij, moet niet “door uitsteeksels, voorsprongen, rare bochtige lijnen verfraaid worden.” Beton vond Van Loghem superieur aan baksteen of natuursteen. Het is “een meer vergeestelijkt materiaal”, schreef hij later. “Het is door studie uit den geest gesproken.” Dankzij beton kun je “met een minimum aan materiaal een maximum aan ruimte scheppen.” Voor Van Loghem hoorde het begrip ‘stijl’ niet in de architectonische praktijk thuis. Het ging om functie en constructie. “Bouwen is een roeping vervullen die de mensheid tot dienst kan zijn”, was zijn motto. “Alle krachten, zowel materieele, geestelijke en psychische krachten van het leven, behooren in het bouwwerk tot eenheid gebracht en tot zuivere gestalte gevoerd te zijn.” Dit project en het project woonhuis 't Fort' in Haarlem zijn dus Van Loghems eerste duidelijke stappen richting een eigen stijl die strak en zakelijk was. Naar Siberië Van 1924 tot 1926 was Van Loghem werkzaam in Siberië bij de stedenbouwkundige ontwikkeling van een industrieel gebied in midden Siberië, met als centrum de mijnstad Kemerovo. Op uitnodiging van de Nederlandse ingenieur Sebald Rutgers, die daar voor het communistische bewind de mijnbouw organiseerde, ontwierp Van Loghem een woonwijk voor het mijnpersoneel. Aanvankelijk stond hem een tweede Betondorp voor ogen, maar daarvoor ontbraken ter plaatse de materialen. Baksteen van rivierklei was volop aanwezig, en Van Loghem greep terug op de stijl van de Amsterdamse School. Behalve woningen bouwde hij een school, een winkel en andere voorzieningen. Van het stadje is een deel afgebroken, maar wat over is wordt zoveel mogelijk gerestaureerd. Na Siberië Na terugkeer uit Siberië vestigde Van Loghem zijn bureau in Rotterdam in de eerste wolkenkrabber van Nederland: het Witte Huis. Hij had in die tijd maar weinig opdrachten maar publiceerde veel artikelen over architectuur. Hij moest noodgedwongen door de markt inkrimpen en verplaatste zijn bureau naar Rotterdam. Opdrachten waren er niet veel meer door de algehele bouwmalaise. Zijn reputatie als rode architect zal niet geholpen hebben. In 1928 bouwde hij in Amsterdam aan de Zwanenburgwal in opdracht van een ijzerhandel voor een laag budget een pakhuis en kantoren. Het pand heeft nu een woonbestemming. Hij bouwde nog enkele villa’s, een rusthuis in Driebergen en een zwembad in Haarlem. Nogal tegen zijn principes in ontwierp hij in 1933 als bijdrage aan de door Amsterdam uitgeschreven Prijsvraag voor Goedkoope Arbeiderswoningen een complex van 22 woontorens van 16 verdiepingen, maar dat kwam niet verder dan de voorronden. De financiële perikelen hadden hun weerslag op zijn huwelijk, dat alleen met de grootste moeite in stand bleef. Hij werd docent aan de Amsterdamse bouwacademie en schreef veel in allerlei tijdschriften.
Zo was hij bouwkundig medewerker van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, het Algemeen Handelsblad en de Groene Amsterdammer, ook was hij redactielid van de tijdschriften 8 en Opbouw, Bouwkundig Weekblad en Wendingen. In 1932 verscheen zijn boek: Bouwen, Bauen, Bâtir, Building. Van Loghem stelt in dit boek dat een architect zich open moet stellen voor de culturele en materiële waarden van zijn tijd, volgens Van Loghem ontstaat op die manier architectuur waarin het echte leven wordt weerspiegeld. Achteraf kan worden gezegd dat Van Loghem zijn tijd ver vooruit was. Andere werkzaamheden Naast gebouwen ontwierp Van Loghem ook meubels, was hij redacteur en van 1917 tot 1919 lid van het hoofdbestuur van de Bond van Nederlandsche Architecten. Ook doceerde hij van 1916 tot 1925 techniektheorie aan het Voorbereidend Hoger Bouwkundig Onderwijs in Amsterdam. Op 28 februari 1940 overleed Han van Lochem, 58 jaar slechts, aan trombose, als complicatie na een operatie. De uitspraak die de idealist Van Loghem het meest typeert is: 'Bouwen is een roeping vervullen, die de mensheid tot dienst kan zijn'. Zijn socialistische sympathieën bepaalden in hoge mate zijn visie op architectuur en betekende in zekere zin ook zijn ondergang als bouwend architect. Het ging Van Loghem niet om een plaatsje in de (kunst)geschiedenisboeken, om een persoonlijk monument, maar om zoveel mogelijk mensen prettig te laten wonen. Hij oefende zijn vak uit met liefde en een enorme toewijding, al leefde hij emotioneel wat teruggetrokken, vooral na zijn Russische avontuur. Van Loghem was voornamelijk ook een vernieuwer, als een van de eersten en weinigen van zijn generatie zou hij aansluiting vinden bij het Nieuwe Bouwen. Belangrijke technische en stilistische vernieuwingen die hij al vroeg toepaste, werden later gemeengoed. Toen de opdrachten te wensen overlieten, wierp hij zich op als theoreticus en woordvoerder van het Nieuwe Bouwen. Zo heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan het op de architectonische kaart zetten van deze stroming.
Mark Dancey
One born every minute
His meaning of life
Ytje Veenstra Works Designs Sells & Makes you happy
www.ytje.com
Mark Dancey zegt dat hij figuratieve olieverfschilderijen maakt. Iets met emoties enzo, en een intellectuele lading. Oftewel, leuke kunst voor in de woonkamer. Dancey is dan ook eindelijk opgenomen als volwaardig kunstenaar door de Saatchi Gallery. Dat duurde toch zeker 25 jaar maar dan heb je ook wat. Bij het grote publiek is Dancey vooral bekend door zijn hoes voor Soundgardens ‘Badmotorfinger’. Degenen die de opkomst en aftakeling van Sub Pop als platenlabel van dichtbij hebben meegemaakt, die weten dat Dancey uit Detroit komt en als gitarist van Big Chief opviel met zijn eigen artwork en met Motorbooty Magazine dat feitelijk slechts 9 uitgaven kende in bijna tien jaar tijd. Niemand kende de feitelijke oplage. Wie in de jaren ’90 van de vorige eeuw toevallig bij een show van Big Chief belandde, kon een van de issues kopen. Internet stond nog in de kinderschoenen, laat staan dat er sprake was van enige webshop-‐actie. Met wat geluk verkocht je lokale skateshop een exemplaar. Omdat het prachtig vormgegeven hebbedingetjes waren. En omdat de Beastie Boys met hun magazine Grand Royal een klakkeloze kopie waren van een niet te evenaren origineel. Er was dus, hoe minimaal ook, vraag naar Motorbooty Magazine. Pas jaren later werd bekend dat Mark Thomas Dancey geboren en getogen was in Ann Arbor, Michigan. Hij behaalde een master in psychologie aan de universiteit aldaar en sloeg aan het tekenen toen hij op de universiteit in aanraking kwam met een studentikoos humoristisch blaadje: ‘The Gargoyle’. Dancey was oorspronkelijk een cartoonist, werd publicist met zijn Motorbooty Magazine en liet zijn licht schijnen over een kruising van grunge, garagerock, noise en zijn voorliefde voor Funkadelic. Als psychologie-‐student kan ik me nu wel voorstellen hoe makkelijk het is om je te verdiepen in songs als ,,Maggot Brain’’. Aan het eind van de jaren tachtig waren gruizige crossoverbands zoals Big Chief op één hand te tellen. Zeker als ze uit Detroit kwamen. Toen Motorbooty in 1988 werd opgericht, liep Dancey’s hardcoreband Born Without A Face ten einde. Dancey groepeerde met wat oude hardcore-‐vrienden van weleer iets nieuws. Hardcore was op sterven na dood en we wilden wat anders. Zanger Barry Henssler verliet zijn band The Necros. Drummer Mike Danner verliet The Laughing Hyenas. Als duo kregen ze van Sub Pop budget om een single op te nemen. In no time stapten Dancey samen met wat vrienden in en Big Chief was geboren. En als je dan toch uit hetzelfde stadje komt als The Stooges en MC5, dan is het niet zo gek dat juist deze bands tot de grote invloeden van Big Chief behoren. Met de toevoeging van verwijzingen naar Funkadelic was Big Chief niet de zoveelste underground-‐band die zonodig moest meevaren in de maalstroom van de grunge. Bovendien vond de band het maar wat interessant om ook materiaal voor anderen te schrijven zoals voor dé souldiva uit Detroit: Thornetta Davis.
Big Chief en Urge Overkill waren gruizige gitaarbands met toevallig heel wat soul en funk in hun donder. De band startte bij Sub Pop maar al snel wist Capitol Records de band te contracteren. In 1993 kwam ‘Mack Avenue Skullgame’ uit, een conceptplaat als een blaxploitation-‐movie-‐soundtrack over de zelfkant van Detroit. Feitelijk is de plaat een verhandeling over de driehoeksverhouding tussen een psycholoog, een jong hoertje en haar pooier in de Cass Corridor van Detroit halverwege de jaren tachtig. Dancey zei er zelf al over dat Big Chief gebaseerd was op alles dat hij in de straten van Detroit hoorde. ‘Mack Avenue Skullgame’ is een ode aan de motorcity, van een man met ‘motown blood’ die opgroeide met Stooges, MC5 en Kiss. Toen Big Chief in 1989 de support-‐act was van Soundgarden in Detroit, kreeg Dancey de opdracht om een hoes te ontwerpen. In 1991 kwam van zijn hand de hoes van Badmotorfinger. Een ontwerp dat de band nu nog in hun harten heeft gesloten. Sindsdien ontwierp Dancey concertposters en albumhoezen. Voor zijn eigen band, maar ook voor Five Horse Johnson, The Infatuations, Spectrum Spools, Danny Brown, Thor, Chris Richards, No Means No, Mother, Hoarse. Tenacious D. en Tricky. Dancey zelf beschouwt het allemaal maar als niks. Als vluchtig werk, maar na ruim 25 jaar valt zijn lijnenspel en aparte typografie nog steeds enorm op. In 1996 hield Big Chief ermee op. Het was mooi geweest. Dancey zei zijn young-‐loud-‐&-‐snotty-‐punk-‐ attitude vaarwel en concentreerde zich op de inhoud van het kunstenaar-‐zijn. Hij raakt beïnvloed door de Vlaamse Primitieven van de 16e en 17e eeuw waaronder Breugel en Van Eyck. Dancey werd filosofisch en raakte aan het denken. “Als je wilt schilderen, dan moet het anders zijn dan de werkwijze die je gewend was. Het slaat nergens op als ik met olieverf een concertposter zou maken. Dan was ik wel blijven zeefdrukken. Elk olieverfschilderij vergt een diepere laag met een echte betekenis. En dus stelde Dancey voor zijn nieuwe werk mythologie, antropologie en het welzijn van de mens centraal. Hoewel hij zichzelf nogal eens probeert weg te cijferen, weet Dancey dat hij beschouwd wordt als niet alleen een technisch briljant schilder, maar ook dat zijn manier van vertellen en interpreteren de schilderkunst iets nieuws biedt. En dat heeft weer alles te maken met zijn Detroitse afkomst en het feit dat hij behoorlijk nihilistisch, bijna fatalistisch denkt over de mens en over de wereld. Dancey’s humor is keihard, wrang, zwartgallig en cynisch. In zijn keuze voor doektitels zoekt Dancey de aanval of de aanklacht op. Hij omschrijft in een paar woorden een titel die een wereldprobleem met verwijzingen aanstipt. Zijn oplossing of mening probeert hij te vatten in een zo sterk, coherent mogelijk beeld. Liefst één, zoals het een ouderwetse cartoonist betaamt. Vorm staat daarbij in dienst van de betekenis van het verhaal. Dus, dat Dancey sinds 2000 olieverfschilderijen maakt op slechts ronde canvasdoeken, is onderdeel van de symboliek waar Dancey graag mee schermt. Rond canvas is het meest harmonieuze en uitgebalanceerde middel en het sluit aan op de oneindigheid der dingen zoals je die in de filosofie aantreft. Qua kleurenpalet wil Dancey maar benadrukken dat hij vooral teert op de oudheid die, wat hem betreft, een sepia-‐wereld is, met slechts wat half-‐tonen en weinig contrast. Wie Mark Dancey vandaag de dag spreekt, merkt dat hij zich graag laat omgeven door goede kunst en literatuur. Hij is geobsedeerd door het werk van de Colombiaanse schrijver Gabriel Garcia Marquez en het bijna drie eeuwen oude toneelstuk ‘The Beggar’s Opera’ van John Gay. In niets lijkt hij nog trots te zijn op zijn oude werk voor bandjes op posters en albumhoezen. De cartoonwereld is geëxplodeerd, net als de muziekindustrie. Dancey heeft er bewust voor gekozen om zijn leven als kunstenaar een andere wending te geven. Tenslotte is een kunstenaar als Frank Kozik die ooit aan dezelfde wieg stond als Dancey, samen met mensen als Coop, ook nooit op grote schaal doorgebroken. Sinds The Saatchi Gallery zich over Mark Dancey heeft ontfermd, heeft zijn leven als kunstenaar een nieuwe dimensie en een nieuwe betekenis.