9 minute read

De dikke Van Canneyt

INTERVIEW MET HILDE VAN CANNEYT Na de dikke Van Dale is er nu de dikke Van Canneyt: kunstjournaliste Hilde Van Canneyt krijgt maar niet genoeg van kunstenaars. Haar eerste boek Hilde Vraagt kreeg een vervolg met 4321 vragen aan 123 kunstenaars waarin ze opnieuw oprechte gesprekken aangaat met uiteenlopende beeldende kunstenaars uit Vlaanderen en Nederland.

Willem Elias

Advertisement

Dit is jouw tweede boek. Heeft de ervaring en het succes van je eerste boek Hilde Vraagt ervoor gezorgd dat je zin had een tweede klepper uit te brengen?

‘Zin’ is een groot woord. Het zit zo: terwijl je een boek aan het ‘maken’ bent, wandel je intussen verder in de kunstscène, wordt er aan je haar getrokken voor opdrachten en interventies en voor je het weet stapelen de interviews zich op. Ook nu trek ik er verder op uit en komen de kunstavonturen op me af. Ieder atelier dat je binnenstapt is op zich ook een nieuw avontuur en een nieuw verhaal. Van iedereen leer je bij, leg je (kunst)linken en ontwikkel je op den duur een gedachtegoed.

Elk type kunstenaar heeft een eigen manier van redeneren en praten over het gemaakte werk

Wat waren de reacties op jouw eerste boek?

‘Interessant, leerrijk, dat ik ‘durf te vragen’.’ Mensen zien natuurlijk af en toe een artikel passeren in een magazine, boek, expotekst of via mijn website. Velen kennen mijn werk al. Ik krijg vaak de reactie dat het lijkt ‘alsof je erbij bent’, in het atelier. Op een of andere manier geef ik altijd de juiste ateliersfeer weer. Al in de voorbereiding, het

© Kaat Pype

lees- en kijkwerk, ga je met die mindset vragen bedenken. Zo ga je al eerder sec of plastisch je vragen opstellen. Een HISK-er (Hoger Instituut voor Schone Kunsten) benader je anders dan een Stürm und Drang-er van tachtig jaar. Elk type kunstenaar heeft een eigen manier van redeneren en praten over het gemaakte werk. En zo typ of schrijf ik dat uit. Ik behoud ook graag de taal van de kunstenaar. De ziel mag wat blijven hangen.

Bij jonge kunstenaars lijkt de losbandigheid in hun praktijk wat te zijn verdwenen. Kunst is hun job, meer dan een ‘zijnswijze’

Zijn er dingen die je fundamenteel anders hebt gedaan in het huidige boek?

Ik zou het me makkelijker maken als ik wat kortere interviews zou afnemen. Maar ik vind het fijn alle facetten van het kunstenaarschap te ontdekken, dus blijf ik maar doorvragen. Achteraf typ ik dat integraal uit. Meestal worden voor een tijdschriftopdracht de meest saaie stukken geselecteerd. (lacht) Laat ons zeggen dat ik vroeger grondiger studeerde op mijn kunstenaars en meer dúrfde. Met de jaren op mijn teller ben ik wat braver geworden, vrees ik. En helaas ben ik volwassener geworden en ben ik mijn naïviteit en onbezonnenheid in en naar de kunstwereld wat kwijt.

Je hebt een typische Van Canneyt-stijl van interviewen.

Of ik tactieken heb? Helaas! Zowel in de liefde, vriendschap als kunst, is dit een zwakke plek. (lacht) Ik denk dat mijn onbevooroordeelde en open houding ervoor zorgt dat kunstenaars weten dat ik hen geen pootje zal lappen. Ik ga hen in een interview niet als kunstcriticus bejegenen. Of misschien wel, maar dat ga ik niet publiekelijk botvieren.

Uw interviews overschrijden de actualiteit, ze zoeken een blijvend beeld te geven, lijkt het.

Ik maak portretten van kunstenaars. Op zich boeit ‘de laatste expo’ mij niet het meest. Wel de weg er naartoe. Ik pas als het ware een rewind toe. Ik vind het boeiend hoe je die eerste baksteen legt om tot je droomhuis te komen. Wie is nu geïnteresseerd in het nieuwtje van de dag?

Hoe beslis je welke kunstenaar je gaat interviewen? Is dat het ‘toeval van het ontmoeten’ of zit daar een plan achter?

Ik ben geen (wo)man with a plan. In het eerste boek, waarin mijn eerste vijfentachtig interviews van mijn website werden gebundeld, zag ik het meer als aankondigingen van tentoonstellingen. Maar mijn wandeling doorheen het kunstenlandschap loopt heel uiteenlopend: van spontane ingevingen tot opdrachten allerlei. En daar vloeit alles uit. Laat ons zeggen dat er nog veel interessante kunstenaars zijn die ik wil interviewen, die nog niet in mijn boeken staan. De cirkel is helaas nog niet rond.

Zijn er, tussen de honderddrieëntwintig kunstenaars die in jouw recente boek staan, kunstenaars die je verrast hebben?

Allemaal natuurlijk! (knipoogt) De nu bijna honderdjarige Gentse kunstenaar Octave Landuyt, staat met stip op één. Ik had me intens verdiept in zijn zowat vijfenzeventig jaar kunstenaarschap, maar toen ik voor hem ging zitten kwam ik nog niet aan vraag drie toe. Hij begon te vertellen – tot over de buurvrouw van zijn grootmoeder toe – en ik kon niks anders dan mijn voorbereiding op mijn schoot leggen en genieten van zijn verhalen en mooie, sprekende gezicht.

Beantwoordden de meeste kunstenaars aan je verwachtingen?

In de aanloop van een interview weet je veelal wat je inhoudelijk kan verwachten. Bij schilders en beeldhouwers, die soms bijna verliefd zijn op de materie waarmee ze werken – verf, steen, klei – voel je meer begeestering. De meer ‘lichamelijke’ kunsten als het ware. Soms ervaar je bij kunstenaars gewoon te veel dat de kunst zwaar doordacht is. En dan voelt voor mij de inhoud als materie te klinisch aan.

Ik denk dat ik het ook meer ‘voel’ bij wat meer gepokte en gemazelde kunstenaars. Bij jonge kunstenaars lijkt de losbandigheid in hun praktijk wat te zijn verdwenen. Kunst is hun job, meer dan een ‘zijnswijze’. Misschien zijn de jonkies teveel bezig met die exposure? Waarschijnlijk ook omdat de digitale wereld veel afvlakt. Velen gaan voor instant genot van de likes en feedback, in plaats van het werk ietsje langer te laten rijpen. Soms voel ik bij hen ook minder de ‘urgentie’ van het creëren. Veel kunstenaars willen nu eerst een expo, waarnaar ze gaan creëren, in plaats van eerst werk te maken en dan te zien waar hen dat brengt.

Soms ervaar je bij kunstenaars gewoon te veel dat de kunst zwaar doordacht is

Zijn er ook kunstenaars met enige naam, die in feite niet veel te vertellen hebben?

Het lijkt me hier gepast om géén namen te noemen. (lacht) Meestal zijn ‘de groten’ ook pienter genoeg om te weten wat ze wél of niet moeten vertellen. Dan kan het nog allemaal het perfecte plaatje lijken op papier, op het werk en in het atelier, maar uiteindelijk gaat het in de kunst ook nog altijd om die spritz in the air.

Op de radio vroegen ze aan cultuursocioloog Pascal Gielen waarom mensen het toch zo belangrijk vinden om naar de kapper te gaan. Daarop antwoordde hij: ‘In hun kapsel, hun zijn.’ Hij bedoelt daarmee natuurlijk dat hun kapsel weergeeft wat men wil zijn. Ook bij een kunstenaar geven zijn werken weer wat hij wil zijn. We horen allemaal graag dat kunstwerken het gevolg zouden zijn van een authentieke tube dat de kunstenaar uitknijpt. Maar dit is in feite niet zo.

Zelf probeer ik nog te geloven in de ‘romantiek van een kunstenaar’. Net zoals ik een schrijver probeer in te beelden op zijn zolderkamer al zwoegend op een verhaal, riek ik ook graag het zweet van een kunstenaar. Het gaat me ook om de ‘alenigheid’ van het creëren. Het eigen gevecht. Alleen in de rock- pop- en jazzmuziek hou ik van het gezamenlijk zweet.

Hilde, je bezoekt veel expo’s. Als je al een paar expo’s van een bepaalde kunstenaar hebt gezien, klopt dat dan met het beeld dat je hebt van zijn leefwereld? Of zit daar een zekere discrepantie in?

In vijfenzeventig procent is het voorspelbaar wat je kan verwachten. Maar een compleet gestoorde kunstenaar als het ware – enfin, hoe de buitenwereld hem percipieert – kan in zijn atelier bijna een neuroot zijn die al de penselen en tubes (te) netjes sorteert. En waar geen verfspat niet op zijn plaats is ‘gespat’. Soms voel je ook dat het atelier niet dient als ‘eigen werkcocon’ maar meer dient voor ‘wie het gaat bezichtigen’. Dat je bijna schilderspaletten ziet die dienen om in een uitstalraam te zetten. In the end denk ik dat discipline en doorzetting niet te onderschatten eigenschappen zijn van een kunstenaar. En wie weet koppigheid, al vind ik dat in het ‘mens’-zijn geen goede eigenschap.

Discipline en doorzetting zijn niet te onderschatten eigenschappen van een kunstenaar. En wie weet koppigheid

Laten we de maatschappijkritische benadering belichten, de filosoof-kritische dimensie. Kom je nog veel gelovige kunstenaars tegen? Of heb je daar geen spoor van teruggezien?

Hmm, ik herinner me niet dat ik al ergens een kruisbeeld heb zien hangen in een atelier. Geen idee of er veel kunstenaars zijn die zich laten inspireren door werken uit de christelijke traditie. Je zou toch denken van wel. Figuratief zeker. Inhoudelijk weet ik niet … Voor mijn eerste boek heb ik Pater Maur, alias Etienne van Doorslaer, geïnterviewd, een pater van de abdij van Zevenkerken. Een goede vriend ook van de abstracte schilder Dan Van Severen. Pater Maur maakte ascetisch contemplatieve schilderijen in monochrome kleurvelden en eindigde bij grijze en witte monochromen. Een flink deel van de kunstgeschiedenis behandelt het thema geloof, dat kan geen enkele kunstenaar negeren. Speelt dit nog direct dan wel indirect mee? Zelfs het straal negeren van deze traditie is een statement.

Even een omgekeerde redenering: zijn er kunstenaars die uitdrukkelijk hun atheïsme, vrijdenkerij of humanisme exploreren? Is niemand je bijgebleven die rebellerend is? Het is tegenwoordig opnieuw gevaarlijk om antiklerikaal te zijn. Blasfemie bestaat terug … Ook het portret van Mohamed maken is nu niet aangeraden. Ik vraag me af of dit in jouw ervaring met kunstenaars al heeft meegespeeld.

Oei, ik vrees dat ik je hier een spannend antwoord schuldig moet blijven … Ik vermoed dat de rol van de kerk in de hedendaagse samenleving in die mate is afgenomen, dat een-bakske-vol-met-stro-dingen vandaag niet langer shockerend zijn. Enfin, hier in de lage landen toch … Ben jij niet de kenner inzake die dingen? (knipoogt)

Ik denk dat we ons in België meer verliezen in moeilijkdoenerij

Zie of voel je een verschil tussen Belgen en Nederlanders? Want er staan er een pak in je tweede boek.

Ik denk dat we ons in België meer verliezen in moeilijkdoenerij. Ik lees of zie liever teksten of websites van Nederlanders, omdat die lichter en kleurrijker (lijken te) zijn. We gaan het hier in België soms wel érg ver zoeken.

Zijn er verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke kunstenaars?

Mag ik dat verschil eens uitleggen in een volgend interview? (lacht) Laat ons het erop houden dat er voor mij effectief verschillen zijn. Aan jullie om die te ontdekken!

Is er geen enkele kunstenaar die u heeft willen verleiden?

De meeste kunstenaars hebben gebrek aan rock’-n’-roll. En hebben ze dat wel, dan zijn ze soms al de viriele leeftijd voorbij. Daarbij, de interviews werden meestal afgenomen op een maagdelijk uur, dan concentreren we ons alleen maar op kunst. (lacht)

Komt er een deel drie?

Had je me dat na het corrigeren en nalezen van mijn duizend pagina’s gevraagd, had ik radicaal ‘neen’ geantwoord. Nu voel ik het wel kriebelen om terug op avontuur te gaan. Alleen vergeet ik dat ik na het gebeuren het negentig procent niet-avontuurlijke typen en redigeren moet ondergaan. In de ideale wereld komt er een derde boek. Als ik mecenassen vind – wie biedt zich aan? – zou ik graag een boek maken met als titel: 65 kunstenaars op (niet) pensioen. Panamarenko zou er alvast niet hebben bijgezeten, als een van de weinige kunstenaars die op z’n vijfenzestigste op pensioen ging.

Meer info Hilde Van Canneyt, 4321 vragen aan 123 kunstenaars, Gent, Borgerhoff&Lamberigts/Mer., 2020, 980 p.

This article is from: