8 minute read

Richard Wagner, de man die opera voor het volk maakte

Next Article
Lentemoeheid

Lentemoeheid

hij beelden dissecteert en analyseert is bijzonder leerrijk. Verrassende wetenswaardigheden doen je perceptie kantelen en ontsluiten zo nieuwe interpretaties. Hij attendeert ons op het feit dat we maar al te vaak geneigd zijn om ‘te kijken zonder te zien’. De dominante historische bagage kleurt onze blik op dwingende wijze in een bepaalde richting, wat het soms verdomd moeilijk maakt om daarvan los te komen.

Het boek is niet zozeer een chronologisch verhaal waarbij hij de evolutie van de groet op een logische manier brengt. Het is veeleer een caleidoscopisch aanbod van korte excursies, waarvan sommigen naar mijn aanvoelen wat te lang uitwaaieren en waar je bij anderen dan weer wat op je honger blijft zitten. In het begin vertrekt hij van een postkaart uit 1935, springt over naar beelden van Barack Obama in 2009, betrekt de tabloid The Sun die in 2015 beelden van de koninklijke familie uit 1933 publiceerde, om al gauw te belanden bij het schilderij De eed van de Horatii van Jean Louis David uit 1785. De keuze voor deze aanpak maakt het af en toe wel wat verwarrend of minder overzichtelijk. Maar aangezien hij raakt aan de film, het theater, katholieke stoeten, jeugdbewegingen, de schilderkunst, Amerikaanse vaderlandslievendheid en de actualiteit blijft het verhaal rond het theatraal gebaar dat evolueerde tot fascistisch symbool immer fascineren.

Advertisement

Gie van den Berghe, Sieg Heil! Van mythische groet tot verderfelijke ideologie, Epo: 2020, 192 p.

Richard Wagner, de man die opera voor het volk maakte

In het najaar van 1997 leerde ik Freddy Mortier kennen, toen hij een voordracht had gegeven over Pierre Bourdieu. Hierin bracht hij Richard Wagner ter sprake, wiens muziekuniversum zich op dat ogenblik bezig was voor mij te ontsluiten. Een reden te meer om de spreker achteraf even aan te klampen en te praten over deze gemeenschappelijke passie. Opnieuw zou het de Duitse Meester zijn die ons nader tot elkaar bracht, en wel in 2014, toen ik de auteur op de allereerste dag van de lente – kan een datum symbolischer gekozen zijn? – kaarten wist te bezorgen voor Bayreuth. Een heiligdom opende zijn poorten, de Grote Tempel, waarmee Mortiers decennialang gekoesterde droom in vervulling ging. Zes jaar hierna valt zijn boek over Richard Wagner in mijn brievenbus.

Rudy Van Giel

Een inleiding tot de muziek van Wagner is deze doorwrochte pil beslist niet. Het werk verwacht namelijk gedegen voorkennis, niet het minst van de verschillende Leitmotiven en van de instrumentatie waarop die berusten. Tegelijk is enige basiskennis van notenleer en toonaarden aangewezen voor het begrijpen van een reeks alinea’s. Desondanks levert de auteur op het einde van zijn boek een toegangspoort tot Wagners muziek, en dit aan luisteraars die absoluut niet vertrouwd zijn met het klankenwalhalla van deze kunstenaar: hoe bereid je je voor wanneer je kennis wil maken met deze composities, waar moet je precies op letten, welke muziekexcerpten beluister je best even van tevoren, waar kan je ze bijvoorbeeld online vinden … Kortom, een vademecum om toegang te verschaffen tot Wagners heelal. En gewapend met deze kennis kan je je naar de schouwburg

begeven om te genieten van een vier uur durend operaspektakel. Ik meende van Wagner te houden, maar bij de auteur van dit boek is het méér: hij is een fanaat. Zijn tekst reveleerde me dan ook vele aspecten die me verborgen waren gebleven in de klassieke biografieën. Uiteraard is er de filosofische insteek, zoals nu eenmaal te verwachten valt bij iemand die wijsbegeerte tot zijn vakgebied mag rekenen. Vanuit dit vertrouwde terrein toetst hij de libretti aan Hegel, Feuerbach, maar vooral aan Schopenhauer. Kennis van de denkwereld van deze laatste levert een belangrijke invalshoek en ontsluit diepere dimensies en betekenissen in het werk van de componist.

Een vademecum om toegang te verschaffen tot Wagners heelal

Als wij tegenwoordig aan Wagner denken, associëren wij hem vaak met het nazisme. In tegenstelling tot andere bewonderaars tracht de auteur het antisemitisme van de componist niet te bagatelliseren en kadert hij het niet zonder meer in het wijdverbreide antisemitisme, een antisemitisme zoals dat in het toenmalige Europa bon ton was, met name bij de verlichte elites. Bij deze componist ging het wel degelijk verder: hij beschouwde de Jood als minderwaardig, al deed hij dit wel vanuit een culturele invalshoek, nooit vanuit genetisch oogpunt. En ja, hij gebruikte de term Übermensch. Toch kunnen we hem moeilijk verantwoordelijk stellen voor het ‘rassenhygiënische’ ideeëngoed dat het nationaalsocialisme er zoveel jaren na zijn dood uit gedestilleerd heeft. Dat doen we tenslotte evenmin met Karl Marx – óók een antisemiet – omdat Stalin en Pol Pot zich op diens gedachtegoed beriepen om hun massamoorden te verantwoorden. Wanneer zowel Wagner als Marx aansturen op de ondergang van de Jood, bedoelen zij beiden dat hij zich moet aanpassen, niet dat hij fysiek geëlimineerd dient te worden. De componist valt dus ‘niet [te] herleiden tot die twijfelachtige ondertonen, die wel het beeld van de man sinds de opkomst van het nazisme verregaand hebben bepaald.’ Trouwens, Wagner als ‘ultraconservatief’ beschouwen … het is een noemer waaronder hij niet gedurende zijn hele leven te vatten is geweest. Hij blijkt het volledige spectrum aan politieke strekkingen doorlopen te hebben. In het begin van zijn ‘carrière’ positioneerde hij zich duidelijk links, toen hij aan de zijde van onder andere Bakoenin een rol speelde in de mei-opstand uit 1849 te Dresden tegen de Pruisische troepen. Deze rol wordt vaak geminimaliseerd – zo ook door de componist zelf – maar Mortier toont in zijn boek aan dat Wagners deelname aan deze revolutie wel degelijk substantieel is geweest. Een quote van de Duitse Meester uit die tijd luidt: ‘Het echte wezen van de hedendaagse kunst is de industrie, haar moreel doel geldbezit, haar esthetische intentie het vertier van diegenen die zich vervelen.’ In die beginperiode ontbreekt bij hem de sterk nationalistische klemtoon zoals we die later wel zullen terugvinden. Hij beoogde op dat ogenblik een universalisme met nationale versieringen, wat in het laatste deel van zijn leven dus zou switchen naar een nationalisme met universele aanspraken. Het is dan ook de jonge Wagner die socialistische leiders en denkers inspireerde, met name Jean Jaurès, Edward Anseele, George Bernard Shaw, August Vermeylen …

Wagner blijkt het volledige spectrum aan politieke strekkingen doorlopen te hebben

Het is deze politiek-filosofische framing die Mortier voor ons blootlegt in de opera’s, zoals het links-hegelianisme in Der Ring des Nibelungen of de rechts-antisemitische teneur in Der Meistersinger von Nürnberg. In Der Ring noteren we hoe de macht der goden vervangen wordt door een vrije, zelfbevestigende individualiteit, hetgeen de grote ommekeer van de geschiedenis illustreert, te weten het ogenblik waarop de mens zich er bewust van wordt dat zijn enige god de mens zelf is.

Begrijpelijkerwijze gaat de auteur zeer uitgebreid in op Parsifal, het is

Freddy Mortier © Gerbrich Reynaert

Wagners laatste werk en allicht een van zijn gaafste scheppingen. Stilstaan doet Mortier bij de vaststelling hoe de componist een modern ceremonieel formuleert – een ceremonieel zonder transcendentie of god – en hoe hij tal van begrippen losweekt uit de christelijke metafysica, om ze een plaats toe te kennen in ons reële, tastbare, menselijke bestaan.

In Der Ring noteren we hoe de macht der goden vervangen wordt door een vrije, zelfbevestigende individualiteit, hetgeen de grote ommekeer van de geschiedenis illustreert

De parallel wordt getrokken met de vrijmetselarij: dit Bühnenweihfestspiel handelt namelijk ook over de inwijding van een leek in de broederschap, waarbij het rituaal zich net zo goed beroept op christelijke symbolen om die te veralgemenen. Wagner toonde zich overigens erg geïnteresseerd in de maçonnerie, getuige zijn aanvraag tot toetreding. Zijn verzoek is echter nooit echt voorgelegd, omdat men meende dat onder andere zijn openlijk antisemitisme en zijn antikatholicisme tot afwijzing zouden hebben geleid.

De parallel wordt getrokken met de vrijmetselarij: dit Bühnenweihfestspiel handelt namelijk ook over de inwijding van een leek in de broederschap

Een belangrijk deel van zijn boek besteedt Mortier aan Wagners intentie om muziek te maken voor de ‘massa’, het volk. Componisten in de Germaanse landen lieten de opera namelijk almaar meer los, een genre dat door zijn verhalend karakter uiteraard toegankelijker is voor een niet geschoold publiek. Sinds Beethoven legden ze zich liever toe op instrumentale muziek. Dit soort muziek, dat zich louter op de toonkunst sensu stricto concentreerde, creëerde nu eenmaal een grotere afstand tot de toehoorders. Kunstenaars legden normen vast waarbij ze rekening hielden met wat andere kunstenaars ervan dachten, níét met het publiek. Wagner wilde dit doorbreken. Het lag in zijn bedoeling ook de muzikale leek aan te spreken; heel zijn esthetica legde zich erop toe muziek als de drager van onuitspreekbare betekenissen te zien en dit vanuit zijn concept dat toonkunst gedemocratiseerd moest worden.

Van dit voornemen is weinig in huis gekomen, als je ziet hoe het er vandaag in Bayreuth aan toegaat: het is ‘niet de plaats geworden waar het proletariaat de ketenen van de bourgeoisie van zich afschudt.’ Integendeel, het Festspielhaus heeft zich veeleer ontpopt tot een mondain défilé van de fortuinlijken (letterlijk!) dezer aarde: de ‘Place m’as-tu vu?’. Mortier, ondertussen zelf een geregeld bezoeker geworden van Bayreuth, beschrijft deze jaarlijks weerkerende society happening op een bijzonder treffende en vooral geestige wijze. Hij doet dit met zoveel panache dat ik in een deuk lag bij het oprakelen van mijn eigen herinneringen. Zijn ironie siert hem, want zij toont hoe hij zichzelf weet te relativeren, een eigenschap die intelligente geesten nu eenmaal kenmerkt. Nog een obstakel voor de realisatie van Wagners droom is dat de systematische wijze waarop hij de chromatiek toepaste in zijn muziek, de eerste stap vormde in het loslaten van de toonaard: door de opeenvolging van halve noten begon het gevoel voor de tonica – de grondtoon – verloren te gaan en effende hij dus de weg naar de atonale en dodecafonische composities van de twintigste eeuw; daarmee ligt hij aan de basis van wellicht de meest ingrijpende vervreemding bij het brede publiek. Muziek vervelde opeens tot een hogere wetenschap, wat Mortier doet besluiten dat het niet ondenkbaar is dat de klassieke toonkunst, bij gebrek aan geschoolde toehoorders, in de toekomst grotendeels kan verdwijnen of nog moeilijker toegankelijk zal worden.

Wagners intentie was om muziek te maken voor de ‘massa’, het volk

Samengevat moet ik toegeven dat ik slechts enkele punten aangehaald heb uit dit rijkgeschakeerde boek. Ik hoop hiermee de honger aangescherpt te hebben voor iedereen die geboeid is door deze grootmeester van onze westerse kunst. Lectuur van Mortiers tekst zal de lezer nog meer doen inzien wat deze figuur zo incontournable maakt voor ons hedendaags cultuurwezen.

Freddy Mortier, Richard Wagner - De man die opera voor het volk maakte, Kalmthout, Pelckmans, 2020, 259 p.

This article is from: