5 minute read

Interview met Frank Barendrecht (Ploum

Interview met Frank Barendrecht over beëindiging zorgovereenkomsten

mr. Frank Barendrecht, advocaat bij Ploum

Advertisement

Wat heeft u gestudeerd? Ik heb Economisch Publiek en Bedrijfsrecht gestudeerd in Utrecht. Dat is wel alweer even geleden, ik studeerde aan het begin van deze eeuw.

Hoe bent u vervolgens bij Ploum terecht gekomen? Ik heb tijdens mijn studie in 2004 een half jaar stage gelopen bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit, de voorloper van de huidige Autoriteit Consument en Markt. Daar heb ik na mijn stage vervolgens nog 6 jaar met veel plezier gewerkt. In 2011 kwam via via Ploum op mijn pad en heb ik de overstap gemaakt naar de advocatuur. Inmiddels werk ik alweer ruim 10 jaar met veel plezier bij Ploum.

Waar dient juridisch gezien aan te voldoen om een zorgovereenkomst met een cliënt te mogen beëindigen? Op grond van de Wgbo kan een hulpverlener de zorgovereenkomst met een cliënt alleen bij gewichtige redenen opzeggen. De KNMG heeft een leidraad die artsen en zorginstellingen helpt om te bepalen wanneer sprake is van gewichtige redenen en hoe te handelen rondom het opzeggen van een zorgovereenkomst. Uit die uitleg blijkt bijvoorbeeld dat gewichtige redenen bijvoorbeeld kunnen zijn dat een cliënt essentiële behandelvoorwaarden of regels van de zorginstelling niet naleeft, dat naasten van de cliënt de uitvoering van de zorgovereenkomst belemmeren of dat de indicatie voor een behandeling is komen te vervallen. Uit de uitleg blijkt ook dat artsen en instellingen bij het beëindigen van een zorgovereenkomst allerlei zorgvuldigheidseisen in acht moeten nemen. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om cliënt eerst waarschuwen, om een redelijke opzegtermijn in acht te nemen of om te helpen zoeken naar een andere arts of instelling die de cliënt kan behandelen.

Hoe ervaren zorgverleners dit wettelijk kader in de praktijk? Maakt de open norm het lastig of juist makkelijker om een zorgovereenkomst te beëindigen met een cliënt? Mijn ervaring is dat artsen en zorginstellingen het heel lastig vinden om een zorgovereenkomst te beëindigen. De intrinsieke motivatie om cliënten te willen helpen is vaak groot, zodat veel en lang wordt geprobeerd om problemen met cliënten op te lossen zonder de relatie te moeten beëindigen. Het wettelijk kader maakt het

artsen en zorginstellingen daarbij in mijn ervaring ook niet makkelijk, omdat zij graag zeker willen weten dat ze goed zitten voordat ze een zorgovereenkomst beëindigen. Die zekerheid is vaak echter moeilijk te geven. Anderzijds lijkt het mij ook niet passend om harde(re) criteria voor het beëindigen van zorgovereenkomsten in de wet op te nemen. Bovendien helpt de KNMG-leidraad echt wel om een afgewogen beslissing te kunnen nemen.

Ervaren zorgverleners de beëindiging van een zorgovereenkomst als een ‘laatste redmiddel’? Of maken zij gebruik van mogelijke andere oplossingen? Mijn ervaring is dat artsen en zorginstelling de beëindiging van de zorgovereenkomst echt als laatste redmiddel zien.

Heeft u zaken behandeld waarin het ging om de beëindiging van een zorgovereenkomst? Welke problematiek speelt hierbij een rol? Ik ben meerdere keren betrokken geweest bij vraagstukken rondom de beëindiging van een zorgovereenkomst. In één geval werd de beëindiging in een kort geding aangevochten en heb ik cliënt bijgestaan in de procedure bij (eerst) de rechtbank en (vervolgens) het Hof. Hier ging het om een situatie waarin een VVT-instelling intensief thuiszorg verleende aan een vrouw met niet-aangeboren hersenletsel. Deze mevrouw woonde bij haar dochter in. Verschillende medewerkers van de instelling voelden zich onveilig in de aanwezigheid van de dochter en wilden geen zorg meer verlenen aan de betreffende mevrouw. Pas toen de instelling op het punt kwam dat er eigenlijk niet voldoende personeel meer was om de mevrouw te verzorgen, werd overwogen om de zorgovereenkomst te beëindigen. In dat stadium had een wezenlijk deel van het team echter al behoorlijk te lijden gehad onder de situatie.

Wat maakt het dat het zo lastig is voor een zorgverlener om een zorgovereenkomst met een cliënt op te zeggen? Weerhoudt dit zorgverleners van opzeggen? Zoals ik al opmerkte, is de intrinsieke motivatie om mensen te willen helpen – en om cliënten dus niet in de steek te willen laten – in mijn ogen heel groot bij zorgverleners en zorginstellingen. Dat alleen al maakt het voor hen lastig om te concluderen dat het soms niet meer gaat. Daarnaast kunnen zorginstellingen ook terughoudend zijn omdat zij bijvoorbeeld niet aansprakelijk gesteld willen kunnen worden voor een ongerechtvaardigde opzegging.

Wat zijn de gevolgen voor de cliënt wanneer zijn of haar zorgovereenkomst is opgezegd? De gevolgen voor de cliënt kunnen groot zijn, met name als de cliënt intramuraal zit. Het kan moeilijk zijn om een goede nieuwe plek te vinden, zeker als er bijv. wachtlijsten zijn of de cliënt al vaker van plek is gewisseld en als zodanig bekend staat als probleemgeval. Weliswaar moeten zorginstellingen in het kader van de vereiste zorgvuldigheid hun best doen om een nieuwe plek te vinden, maar als dat niet lukt, hoeft dat er niet aan in de weg te staan dat de overeenkomst toch wordt beëindigd.

Zijn er zaken bekend over grensoverschrijdend gedrag van een cliënt, waardoor de zorgovereenkomst is opgezegd (of andersom)? Die zijn er zeker. De eerdergenoemde KNMG-leidraad haalt bijvoorbeeld een casus aan waarover de rechtbank Limburg in 2016 uitspraak deed. In die situatie werd een patiënt na een gedwongen opname op vrijwillige basis opgenomen in een GGZ-instelling. Na deze opname vertoonde de patiënt herhaaldelijk grensoverschrijdend gedrag, waaronder het tegen de afspraken in in bezit hebben van alcohol en het vertonen van en dreigen met agressie. Dit was reden voor de instelling om de behandelingsovereenkomst eenzijdig te beëindigen. De rechtbank gaf de instelling daarin gelijk. Ik ben ook in mijn eigen praktijk voorbeelden tegengekomen van grensoverschrijdend gedrag van cliënten. Zo was er een instelling waarin een cliënt herhaald seksueel ongepaste opmerkingen maakte tegen medewerkers en andere bewoners. Het lastige was dat dit deels ook met de aandoeningen van de betreffende meneer samenhing. Het is dan uitdagend om een goede balans te vinden tussen enerzijds een respectvolle benadering van de cliënt en anderzijds bescherming van andere bewoners en cliënten. In deze situatie is het in mijn herinnering uiteindelijk niet tot een beëindiging van de zorgovereenkomst gekomen, maar mocht meneer niet meer in bepaalde algemene ruimten van de instelling komen.

This article is from: