De stad die platteland wordt
De klimaatneutrale stad
De begrensde stad
De stad zonder auto’s
De verdichte stad
De waterstad
Het Planbureau voor de Leef omgeving, het Atelier Rijksbouw meester en het Ministerie van VROM vroegen halverwege 2009 vijf toonaangevende stedenbouw kundige en architectenbureaus naar hun visie op de duurzame stad in 2040.
Als een ontwerpend onderzoek naar de mogelijkheden, wensdro men, vraagstukken die horen bij de verduurzaming van de Neder landse steden. Over de ontwerpen voerden de deskundigen verdie pende en verbredende gesprek ken met specialisten.
s t a r t p u n t
aciliteit
f
aciliteit
P
E
xtern
2040
P
E
xtern
Vijf gesprekken
f
De Duurzame Stad 2040
Vijf ontwerpen
Vijf gesprekken
Vijf ontwerpen
b e s t e m m i n g
In De Duurzame Stad 2040 zijn de ontwerpen en de opbrengsten van die sessies samengebracht. Deze publicatie vormt het begin van een serie; vanaf nu geeft het Atelier Rijksbouwmeester elke twee jaar een nieuwe opdracht. Om gaandeweg te leren wat de duurzame stad kan zijn.
De Duurzame Stad 2040
De stad die energie maakt
Deel 1, 2010
Planbureau voor de Leefomgeving
de duurzame stad 2040 VHP architecten
zones urbaines sensibles
Ministerie van VROM
doepelstrijkersarchitects 2012 architecten
Atelier Rijksbouwmeester
julien de smedt architects
Deel 1, 2010
De Duurzame Stad 2040
Vijf ontwerpen
Vijf gesprekken
Planbureau voor de Leefomgeving
VHP architecten
Ton Dassen
zones urbaines sensibles
Machiel van Dorst
doepelstrijkersarchitects
Rinie van Est
2012architecten
Frank van Genne
julien de smedt architects
Matthijs HisschemĂśller
inspireren
Atelier Rijksbouwmeester
Thaddeus MĂźller
Ministerie van VROM
Hans Nijland Linda Steg Nico Tillie Justus Veenman Ton Venhoeven Niek Verdonk
Deel 1, 2010 April 2010
inhoud Voorwoorden
Vijf ontwerpen, Vijf gesprekken
Aanbevelingen
5 Ontwerpen voor de duurzame stad
17 Rotterdam Merwe- en Vierhavens
137 Berichten aan de bestuurders
41 Apeldoorn Berg & Bos, Parkenbuurt
140 Lessen voor ontwerpers
prof. dr. maarten hajer
8 De klimaatneutrale toekomst is de stad
drs. Mariëtte van Empel
9 Onderzoek naar een duurzame toekomst begint in de stad
ir. ton venhoeven
12 Inleiding 16 Leeswijzer
4
141 Vragen aan de wetenschap 65 Heerlen Meezenbroek, Schaesbergerveld en Palemig 89 Groningen Rivierenwijk 113 Tilburg Reeshof & Vossenberg
144 Boodschappen voor projectontwikkelaars en investeerders
Elke 8 pagina's vormen een poster. Hier openen
Inhoud
Ontwerpen voor de duurzame stad
voorwoord Ongeveer tachtig procent van de Nederlanders leeft in verstedelijkt gebied. De druk op de stad is groot. Hoe houden we die steden vitaal, leefbaar en schoon? En hoe komen we aan energie nu onze fossiele brandstoffen opraken en we moeten uitzien naar schone alternatieven die niet belastend zijn voor milieu en klimaat? Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) werkt aan een studie met nieuwe oplossingen voor de stad van de toekomst. In dat kader zijn we in gesprek met ruim honderd deskundigen. Wetenschappers en beleidsmakers die een visie hebben op stedelijke ontwikkeling en inrichting. We vroegen hen om gezamenlijk ideeën te ontwikkelen voor een stad waar mensen prettig kunnen wonen en werken. Waar je gezond oud kunt worden en waar het energiegebruik niet ten koste gaat van het leefklimaat en het milieu. Een stad ook waar sociale, economische en
ecologische belangen met elkaar in harmonie zijn. Op basis van de ideeën van die deskundigen, stelden wij criteria op voor de duurzame stad van de toekomst. In criteria echter kun je niet wonen. Het was daarom dat we vervolgens in samenspraak met het Atelier Rijksbouwmeester en VROM hebben gewerkt aan de ontwerpen voor die duurzame stad. Wij gaven vijf gerenommeerde architectenbureaus de opdracht een ontwerp te maken voor een bestaande wijk in een Nederlandse stad in 2040. De gekozen wijken hebben elk hun eigen problemen en uitdagingen: een stationslocatie in Groningen, een villawijk in Apeldoorn, een Vinex-locatie met bedrijventerrein in Tilburg, een voormalig havengebied in Rotterdam en een aandachtswijk in Heerlen die te maken heeft met krimp. De resultaten zijn verrassend en divers: we zien de terugkeer van het platteland in de wijk, stads-
grachten en dijken rond steden, stadswijken die zelf hun energie en voedsel produceren en wijken waar auto’s niet meer welkom zijn. Dit boek is bedoeld om te inspireren. Het zal voor het PBL tevens als input dienen voor het rapport over de duurzame stad dat later dit jaar verschijnt.
Prof. Dr. Maarten Hajer Directeur Planbureau voor de Leefomgeving
5
Vijf ontwerpen
Vijf gesprekken
EXPERTS expertS
Studeerde Andragogiek aan de RUG en promoveerde daar ook, op gedragsverandering om autogebruik te verminderen. Werkte onder meer voor het SCP. Nu hoogleraar omgevingspsychologie aan de RUG.
LOCATIES locAtieS
gie, Universiteit Groningen Hoogleraar omgevingspsycholoton DASSen (1966)
nico tillie (1972)
linDA SteG (1965)
Senior onderzoeker, Planbureau
Landschapsarchitect en ontwer-
voor de Leefomgeving
Studeerde biologie in Utrecht, promoveerde op verkeersmanagement en logistiek aan de TUD. Werkte als onderzoeker en adviseur voor het RIVM in Bilthoven en SNV in Manila. Nu senior onderzoeker bij het PBL.
Groningen Rivierenwijk
Vhp Architekten,
rotterDAm
per, Gemeente Rotterdam
Studeerde technische natuurkunde in Eindhoven; werkte daarna als onderzoeker voor het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium en het RIVM.
Studeerde landschapsarchitectuur, promoveert aan de TU Delft op CO2-neutrale steden. Werkt als ontwerper en onderzoeker voor de gemeente Rotterdam.
pagina 89
mAchiel VAn DorSt (1963) Universitair docent Environ-
JuStuS VeenmAn
mental Design, Technische
Hoogleraar economie,
voor de Leefomgeving Verkeersdeskundige, Planbureau hAnS niJlAnD (1954)
Universiteit Delf t
Apeldoorn
Studeerde sociologie aan de Universiteit van Amsterdam; promoveerde daar met De Warme Stad. Werkte daarna bij ArchitektenCie. Daarna docent en zelfstandig stadssocioloog.
Berg & Bos, Parkenbuurt
ZoneS urBAineS SenSiBleS, rotterDAm
Merwe- en Vierhavens DoepelStriJkerS
Studeerde economie aan de Erasmus Universiteit. Promoveerde daar ook, en werd er hoogleraar economische sociologie en directeur van de afdeling Toegepaste Economie.
rinie VAn eSt (1964)
ton VenhoeVen (1954)
pagina 41
Architecten,
Tilburg
rotterDAm
Reeshof & Vossenberg
Onderzoeker, Rathenau
Julien De SmeDt ArchitectS,
Instituut & Technische
tuur, Atelier Rijksbouwmeester
BruSSel
Universiteit Eindhoven
Studeerde stedenbouw en architectuur in Delft. Richtte in 1998 zijn eigen bureau VenhoevenCS op. Won in 2007 de Rietveldprijs; is tot 2013 Rijksadviseur voor de Infrastructuur.
voor Bouwkunst docent Rotterdamse Academie Zelfstandig stadssocioloog & thADDeuS müller (1963)
pagina 103
Studeerde politieke wetenschappen aan de UvA. Was onderzoeker in onder meer Pittsburgh, Leiden en Rotterdam. Deed onder meer onderzoek naar het gebruik van wetenschap voor beleid, is nu onderzoeker aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Heerlen
Meezenbroek, Schaesbergerveld en Palemig 2012Architecten, rotterDAm pagina 65
Rijksadviseur voor de Infrastruc-
Studeerde technische natuurkunde aan de TU Eindhoven en politicologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Promoveerde in 1999 op de economie van windenergie. Nu docent aan de TUe en onderzoeker op het gebied van technology assessment bij het Rathenau Instituut.
niek VerDonk (1948) Stadsbouwmeester Groningen
Was jarenlang directeur Ruimtelijke Ordening voor de Gemeente Groningen. Sinds 2001 Stadsbouwmeester van die stad; werkte onder meer aan De Intense Stad.
Amsterdam FrAnk VAn Genne Zelfstandig vastgoeddeskundige
Politicoloog, Vrije Universiteit mAtthiJS hiSSchemöller (1956)
& lector Hanzehogeschool
7
6
Studeerde Civiele Techniek in Delft. Werkte daarna voor projectontwikkelaars en de overheid. Was regiodirecteur voor AM Wonen, is nu adviseur bij Interra en lector vastgoed aan de Hanzehogeschool in Groningen. & lector Hanzehogeschool Zelfstandig vastgoeddeskundige FrAnk VAn Genne
mAtthiJS hiSSchemöller (1956) Politicoloog, Vrije Universiteit Amsterdam
Studeerde politieke wetenschappen aan de UvA. Was onderzoeker in onder meer Pittsburgh, Leiden en Rotterdam. Deed onder meer onderzoek naar het gebruik van wetenschap voor beleid, is nu onderzoeker aan de Vrije Universiteit Amsterdam. pagina 65
rotterDAm
2012Architecten,
Meezenbroek, Schaesbergerveld en Palemig
Heerlen pagina 103
thADDeuS müller (1963)
BruSSel
Zelfstandig stadssocioloog &
Julien De SmeDt ArchitectS,
docent Rotterdamse Academie
Reeshof & Vossenberg
rotterDAm
Tilburg
Architecten,
voor Bouwkunst
Merwe- en Vierhavens
Studeerde sociologie aan de Universiteit van Amsterdam; promoveerde daar met De Warme Stad. Werkte daarna bij ArchitektenCie. Daarna docent en zelfstandig stadssocioloog.
DoepelStriJkerS
Studeerde technische natuurkunde aan de TU Eindhoven en politicologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Promoveerde in 1999 op de economie van windenergie. Nu docent aan de TUe en onderzoeker op het gebied van technology assessment bij het Rathenau Instituut. Universiteit Eindhoven Instituut & Technische Onderzoeker, Rathenau rinie VAn eSt (1964)
pagina 41
rotterDAm
ZoneS urBAineS SenSiBleS,
Berg & Bos, Parkenbuurt
Apeldoorn
Studeerde Maatschappij en Techniek in Eindhoven; promoveerde in 1995 aan de TU Delft op de duurzame leefbare woonomgeving. Universiteit Delf t mental Design, Technische Universitair docent Environ-
hAnS niJlAnD (1954) Verkeersdeskundige, Planbureau voor de Leefomgeving
Studeerde biologie in Utrecht, promoveerde op verkeersmanagement en logistiek aan de TUD. Werkte als onderzoeker en adviseur voor het RIVM in Bilthoven en SNV in Manila. Nu senior onderzoeker bij het PBL. Vhp Architekten,
Rivierenwijk
Groningen
3 Was jarenlang directeur Ruimtelijke Ordening voor de Gemeente Groningen. Sinds 2001 Stadsbouwmeester van die stad; werkte onder meer aan De Intense Stad. Stadsbouwmeester Groningen niek VerDonk (1948)
Studeerde stedenbouw en architectuur in Delft. Richtte in 1998 zijn eigen bureau VenhoevenCS op. Won in 2007 de Rietveldprijs; is tot 2013 Rijksadviseur voor de Infrastructuur. tuur, Atelier Rijksbouwmeester Rijksadviseur voor de Infrastructon VenhoeVen (1954)
Studeerde economie aan de Erasmus Universiteit. Promoveerde daar ook, en werd er hoogleraar economische sociologie en directeur van de afdeling Toegepaste Economie. Erasmus Universiteit Hoogleraar economie, JuStuS VeenmAn
mAchiel VAn DorSt (1963)
pagina 89
rotterDAm
2
Studeerde Civiele Techniek in Delft. Werkte daarna voor projectontwikkelaars en de overheid. Was regiodirecteur voor AM Wonen, is nu adviseur bij Interra en lector vastgoed aan de Hanzehogeschool in Groningen.
pagina 17
pagina 17
Rotterdam
Rotterdam
Erasmus Universiteit
Studeerde Maatschappij en Techniek in Eindhoven; promoveerde in 1995 aan de TU Delft op de duurzame leefbare woonomgeving.
linDA SteG (1965)
Studeerde technische natuurkunde in Eindhoven; werkte daarna als onderzoeker voor het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium en het RIVM.
Studeerde landschapsarchitectuur, promoveert aan de TU Delft op CO2-neutrale steden. Werkt als ontwerper en onderzoeker voor de gemeente Rotterdam. per, Gemeente Rotterdam
voor de Leefomgeving
Landschapsarchitect en ontwer-
Senior onderzoeker, Planbureau ton DASSen (1966)
nico tillie (1972)
Hoogleraar omgevingspsychologie, Universiteit Groningen
locAtieS Vijf ontwerpen
Studeerde Andragogiek aan de RUG en promoveerde daar ook, op gedragsverandering om autogebruik te verminderen. Werkte onder meer voor het SCP. Nu hoogleraar omgevingspsychologie aan de RUG.
expertS Vijf gesprekken
De klimaatneutrale toekomst is de stad
voorwoord Meer dan de helft van alle CO2uitstoot ontstaat in en rondom de steden. Gemeenten realiseren zich dat in toenemende mate en werken aan de uitvoering van klimaatneutrale programma’s om hun stad of gemeente in de toekomst klimaatneutraal te krijgen. Zo zoekt men naar mogelijkheden voor een groeiende groene economie en besparing van fossiele brandstoffen. Lokaal klimaatbeleid is dan ook een belangrijk anker bij de uitvoering van klimaatbeleid. Het ministerie van VROM ondersteunt de uitvoering van klimaatbeleid op lokaal niveau. Met de opdracht aan vijf architectenbureaus wordt een mooie doorkijk gegeven naar de klimaatneutrale toekomst. In de scenario's worden barrières doorbroken en de integrale aanpak bij gebieds- en stedenontwikkeling als een vanzelfsprekendheid toegepast. De creativiteit van een
8
wervende toekomst is ten volle benut. Tegelijkertijd is het eindresultaat realistisch, doordat er uit wordt gegaan van bestaande bouw in Nederlandse wijken waar slechts 20% gesloopt mag worden. Architectuur en hernieuwbare energie gaan hand in hand: ‘Energiegebonden gebiedsontwikkeling’. De ontwerpen laten een toekomst zien waarin activi teiten zich lokaal concentreren: ‘Wat van dichtbij komt, hoeft niet van ver te komen.’ Er wordt een toekomstbeeld geschetst van zelfvoorzienendheid, decentrale energieopwekking en wonen, werken en voorzieningen op één locatie. Naast deze publicatie zal er in 2010/2011 een expositie langs gemeentehuizen reizen, die de ontwerpen van de vijf architectenbureaus laten zien over de klimaatneutrale stad in 2040.
De expositie ‘Gemeenten gaan voor een beter klimaat. Op weg naar een klimaatneutrale toekomst’ toont daarnaast 25 voorbeelden van bestaand gemeentelijk klimaatbeleid. Klimaatbeleid wordt immers al uitgevoerd. Het is niet alleen iets voor de toekomst, maar van nu. drs. Mariëtte van Empel Directeur Klimaat en Luchtkwaliteit Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
Onderzoek naar een duurzame toekomst begint in de stad
voorwoord
Tweederde van de wereldbevolking leeft tegenwoordig in steden en urbane gebieden die ongeveer een procent van het landoppervlak beslaan.1 Sommige stedelijke gebieden, zoals Houston en Los Angeles hebben daarbij een ecologische voetafdruk die tot vijf keer groter is dan regio’s als Londen en Beijing. Dit verschil zit hem niet zozeer in technische innovatie voor gebouwen en transportmiddelen, maar in de efficiënte inrichting van de stad en het slimmer omgaan met mobiliteit. Een onderzoek naar een duurzame toekomst begint dus in de stad. Het is om deze reden dat het Atelier Rijksbouwmeester met veel enthousiasme heeft meegewerkt aan dit project. Het dagelijkse leven van veel mensen omvat een steeds grotere verscheidenheid aan activiteiten op steeds meer locaties. Deze toenemende mobiliteit verandert het stedelijk systeem.2 Er ontstaan ‘snelle’ gebieden waar stromen mensen, goederen en informatie samenkomen, ‘trage’ gebieden waar mensen wegtrekken of rust zoeken, en tussen- of overgangsgebieden. Deze gebieden vragen om verschillende oplossingen van het duurzaamheidsvraagstuk. Er bestaat geen generieke methode. We moeten de situatie analyseren en de verschillen die al bestaan, benutten en versterken.
Zo zal het stedelijk systeem van de Randstad zich in de toekomst blijven ontwikkelen rondom knooppunten van weg- en railinfrastructuur. 3 Deze plekken bieden een grote keuze aan leefstijlen en aantrekkelijke vestigingslocaties voor bedrijven. De potentie om deze gebieden duurzamer te maken, zit hem vaak in verdichten. Een hoge dichtheid genereert een grote diversiteit en maakt de implementatie van duurzame technologieën rendabel. Er wordt bespaard op energieverbruik voor mobiliteit omdat afstanden tussen werk, woning en vrije tijd kleiner worden en openbaar vervoer beter betaalbaar wordt. Het optimaal verbinden van de verschillende verkeersmodaliteiten4 zorgt ervoor dat de consument voor elke verplaatsing het juiste vervoersmiddel kan kiezen. Voor regio’s die minder goed bereikbaar zijn, kan een duurzaam resultaat juist worden behaald door de dichtheid van de bebouwing te verlagen. Op deze plekken kan bijvoorbeeld lokale voedsel productie5 worden ingezet en kan mobiliteit juist worden beperkt door de lokale economie meer zelfvoorzienend te maken. Dit im pliceert een minder jachtige leefstijl en meer ruimte voor natuur. Een dergelijk gebied kan zelfs zijn economische vitaliteit aan deze specifieke kwaliteiten ontlenen.
Duurzame stedenbouw en duurzame mobiliteit zijn dus niet los van elkaar te zien. De overheid is zich hier van bewust. Het Meerjarenplan Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) koppelt ruimtelijke en economische ontwikkelingen aan infrastructuur, de adviezen van de commissie Elverding propageren een goede afstemming met de omgeving voordat er concrete oplossingen worden gekozen en de ‘Ladder van Verdaas’ stelt dat de afstemming tussen ruimte, infrastructuur en openbaar vervoer belangrijk is bij het oplossen van mobiliteitsvraagstukken. Kortom, de taak van de Rijksadviseur voor de Infrastructuur omvat tegenwoordig meer dan de schoonheid van snelwegen en kunstwerken alleen. Om duurzame ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken, moet infrastructuurplanning weer een integrerende discipline worden. Dat wil zeggen: een discipline waarin de relatie tussen mobiliteit en ruimte telkens opnieuw wordt onderzocht en gedefinieerd. Daarbij is inspirerend stedenbouwkundig onderzoek onontbeerlijk. Ir. Ton Venhoeven Rijksadviseur voor de Infrastructuur
Noten zie pagina 7
9
Het ontwerp als katalysator
inleiding ‘Today the city is above all considered according to a historicist model and there are masses of studies on the origins of the evolution of cities. But studies looking into the future are rather few and tentative. This is a serious error…’ 8
Duurzaamheid is een actueel vraagstuk. De klimaatproblematiek en de energiecrisis vergroten het besef dat we onze samenleving moeten veranderen, als we in de toekomst niet in de problemen willen raken. De ‘ecologische voetafdruk’ die onze manier van leven met zich meebrengt, is te groot. Dat betekent dat we nu al meer consumeren dan de aarde kan opleveren, terwijl de wereldbevolking en de welvaart zal blijven toenemen. We moeten werken aan duurzame ecologische, sociale en economische ontwikkeling7, zodat we aan de behoeftes van de huidige generatie kunnen voldoen, zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. 8 Ontwerpend onderzoek naar de grondslagen van de duurzame stad kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Dergelijk onderzoek levert geen pasklaar recept voor duurzame stedenbouw, maar moet in een breder perspectief worden geplaatst. Stedelijke ontwikkelingen zijn altijd verbonden geweest met de transitie van het ene economische model naar het andere. De moderne beweging was bijvoorbeeld onlosmakelijk verbonden met de verworvenheden van de industriële revolutie. En de Verenigde Staten konden alleen verrijzen uit de grote depres-
12
sie van 1930 door de grote mobilisatie die nodig was voor de Tweede Wereldoorlog, culminerend in het suburbane stedelijke model van de jaren vijftig tot nu.9 De huidige crisis en het herstel daarvan bieden kansen om te werken aan een nieuw en duurzaam stedenbouwkundig model dat beter in staat is te reageren op de uitdagingen van de 21ste eeuw. De basis van dit ontwerpende onderzoek ‘De Duurzame Stad’ wordt gevormd door het besef dat de manier waarop steden zijn ontworpen sterk bijdraagt aan de milieubelasting en het leefpatroon van zijn inwoners. Dit onderzoek bouwt voort op de resultaten van een studie die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in 2008 opstartte. Het PBL, het ministerie van VROM en het Atelier Rijksbouwmeester willen met dit onderzoek kennis opbouwen over hoe stedenbouwkundig ontwerp kan worden ingezet om de duurzaamheid van steden en regio’s te verbeteren. Hiervoor zijn vijf architectenbureaus gevraagd om, op basis van bestaande stedelijke gebieden op verschillende locaties in Nederland, een stedenbouwkundig ontwerp te maken voor een duurzame stad in 2040. De selectie van steden: Groningen, Rotterdam, Apeldoorn, Tilburg en Heerlen, is samen representa-
inleiding tief voor een breed spectrum aan steden en daarmee samenhangende opgaven in Nederland. De ontwerponderzoeken bieden een breed palet aan oplossingen voor duurzame stedenbouw in heel Nederland. De ontwerpen van Doepel Strijkers Architects (DSA), ZUS, 2012Architecten, VHP en Julien de Smedt Architects geven een inspirerende doorkijk naar een duurzame leefomgeving. De architecten hebben vanuit een eigen focus (locatie)specifieke innovaties voorgesteld. Zo richt DSA zich op de productie van energie en voedsel door middel van zonne-enveloppen, waarbinnen ontwikkeling mogelijk is. ZUS introduceert met een sterk politieke insteek het begrip krachtrand en 2012Architecten stimuleert de lokale economie door krimp productief in te zetten. VHP ontwierp een multimodaal knooppunt nabij het centraal station van Groningen en Julien de Smedt creëerde een dijklichaam dat Tilburg niet alleen moet begrenzen en beschermen tegen toekomstige overstromingen, maar dat ook energie opwekt en verdeelt. Naast verschillen kennen de plannen ook overeenkomsten. Zo spelen alle ontwerpen met de verhouding tussen autarkie en verwevenheid met de omgeving, zet elk ontwerp
in meer of mindere mate in op dichtheid, functiemenging en mobiliteit en onderzoeken alle plannen de balans tussen het individu en het collectief. De opdrachtgevers geloven in de kracht van de ontwerper en zijn ideeën, maar willen geen utopische droomwereld propageren. We zien deze ontwerpen dan ook vooral als een eerste stap in een proces richting de duurzame stad. Deze stap moet worden opgevolgd door nader onderzoek. We willen van dit initiatief dan ook een tienjarig programma met tweejaarlijkse ontwerpexercities maken. Dit hele traject vormt een doorlopend ontwerponderzoek dat ons uiteindelijk de gereedschappen voor een duurzame stedenbouw gaat opleveren. De ontwerpen zullen telkens gebruikmaken van de kennis die tegelijkertijd overal ter wereld in onderzoeken wordt opgedaan. 1 Sassen, Saskia in: Jenks, Mike, Future forms and designs. p. 15. 2 Centrum- en knooppuntontwikke-
De ontwerpresultaten worden steeds becommentarieerd door experts uit het veld en gedocumenteerd en gearchiveerd in publicaties, zodat een volgende generatie ontwerpers kan voortbouwen op de opgedane kennis. De publicaties bevatten dus geen overheidsboodschap, maar zijn de uitwerking van de opdracht die VROM, PBL en het Atelier Rijksbouwmeester hebben uitgeschreven. Deze publicatie, de eerste in een reeks van vijf uitgaven, is een uitnodigend, stimulerend en katalyserend boek geworden met een specialistische maar toegankelijke inhoud. Het is bedoeld voor bestuurders en professionals op het gebied van stedelijke ontwikkeling, maar ook voor studenten en andere geïnteresseerden.
5 Ook wel urban agriculture genoemd. 6 The urban question, in: writings on cities. p. 69. Lefebvre, Henri, 1996.
ling ontrafeld. Aanbevelingen van de
7 De drie P’s; people, planet, profit
Uitvoeringsallienatie Centrum- en
8 Report of the World commission on
knooppuntontwikkeling, 2010. 3 Acupunctuur in de hoofdstructuur. Naar een betere verknoping van
environment and development: Our common future, 1987. 9 Beyond the crisis: towards a new
verstedelijking en mobiliteit.
urban paradigm. Castells, Manuel &
VROM-raad, 2009.
Burkhalter, Laura, 2009.
4 auto, fiets, wandelen en openbaar vervoer.
13
De stad van de toekomst
historie
1921 Uitbreidingsplan linkermaasoever, Rotterdam Granpré Molière-verhaGen-kok architecten
1932 Broadacre city Frank lloyd WriGht
1930 Stadsuitbreiding Eindhoven de casseres
1964 The Walking City ron herron
1922 La Ville Radieuse le corbusier
1953 Tijdschrif t Forum: Herhaalde wooneenheden herzberGer
1773
1882 La Ciudad Lineal, Madrid
Chaux, La Ville Idéale claude-nicolas ledoux
don arturo soria y Mata
1983 Parc de la Villette, Parijs oMa/ reM koolhaas
1927 Stedebouwkundig plan, Tokyo kenzo tanGe
1919 Torenhuizen in het Gooi
Wijdeveld
Rotterdam
Leeswijzer
leeswijzer Dit boek is het resultaat van een aantal stappen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is eind 2008 begonnen met het project ‘De Duurzame Stad’. Met een aantal workshops met 100 stakeholders en een analyse van de uitkomsten daarvan, wil het PBL de Nederlandse overheid ondersteunen bij beleid dat bijdraagt aan een duurzame stedelijke leefomgeving. Vijf architecten- en stedenbouwkundige bureaus werden medio 2009 uitgenodigd de resultaten van de workshops toe te passen in een ontwerp voor ‘De Duurzame Stad’ in 2040. Nadat de bureaus hun inzending hadden afgerond, in de vorm van een posterpresen tatie eind 2009, startte een serie expertsessies. De ontwerpers presenteerden hun ontwerp steeds aan twee experts uit verschillende disciplines. Vervolgens onderzochten ze de kansen die het ontwerp biedt en de vraagstukken die ontstaan als gestart wordt met realisatie van het plan. Ook bedachten de experts en de ontwerpers boodschappen, vragen en lessen voor bestuurders, ontwerpers en onderzoekers. De ontwerpen en de resultaten van de gesprekken zijn gebundeld in dit boek. In vijf hoofdstukken wordt een selectie uit de ontwerpen en de gesprekken getoond. De originele posters zijn, gevou-
16
wen, opgenomen in het boek. De boodschappen voor bestuurders, ontwerpers en wetenschappers zijn als uitsmijter achteraan verzameld. Per hoofdstuk wordt vervolgens een aantal ontwerpkeuzes expliciet gemaakt. Dat gebeurt aan de hand van een vijftal aspecten: Economie: lokaal of geglobaliseerd
Energieopwekking: centraal of decentraal
Aanname over mobiliteit: toename of afname
Antwoord op mobiliteit: wonen, werken en recreëren
Over de aard van de economie over 30 jaar lopen de ideeën uiteen: de een gaat uit van een veel meer lokaal georiënteerde economie, de ander ziet de globaliserende trend doorzetten. Twee elementen komen bij alle bureaus in meerdere of mindere mate naar voren. Decentraal energie opwekken en het verkleinen van de afstanden tussen wonen, werken en voorzieningen komen in alle ontwerpen terug, zij het steeds weer in een andere vorm. Over de trends in het samenleven in 2040 is minder eenduidigheid. Toch is het opvallend dat iedereen de notie van nieuwe collectieven meeneemt in zijn plannen, terwijl alle bureaus de individualistische tendensen nog steeds als een gegeven beschouwen.
samen brengen of juist niet
De samenlevingsvorm van de toekomst: individualistisch of (hernieuwd) collectief
Motor achter gedrags verandering: dwang of verleiding
Elk ontwerp neemt een positie in ten opzichte van deze (extreme) keuzes. Dat maakt het mogelijk onderlinge vergelijkingen te maken. Daarin valt een aantal zaken op.
Tenslotte: dit is het eerste boek in een serie. Om de twee jaar zullen weer andere ontwerpers worden uitgedaagd om een ontwerp voor De Duurzame Stad in 2040 te maken. Dat maakt deze editie, behalve dat het een document is met ontwerpen en de ideeën over de duurzame stad, een springplank voor nieuwe ontwerpen. Het totale traject vormt zo een doorlopend ontwerponderzoek dat uiteindelijk de gereedschappen moet opleveren voor duurzame stedenbouw.
Merwe- en Vierhavens
DoepelStrijkersArchitects, Rotterdam
Rotterdam Cijfers
580.000 inwoners 320 km2 Kenmerken
Havengebied, in transitie naar woongebied, buitendijks Vraag
Hoe kan dit voormalige havengebied duurzaam worden ingericht als stadswijk?
Doepel Strijkers Architecten (DSA) zetelt in het gebied waar ze een ontwerp voor hebben gemaakt: de Merwe- en Vier havens in Rotterdam. Als ze uit het raam kijken zien ze loodsen, kades, grootschalige bedrijvigheid. Op de schermen van hun computers verscheen ondertussen een nieuwe versie. Wonen en werken aan het water, deels in nieuwe gebouwen die zich voegen naar de zonne- en windomstandigheden, deels in en op de bestaande bouw. Een nieuwe stadswijk, die bovendien energie en voedsel zelf gaat maken. Het gesprek (ook met uitzicht op het plangebied) ging onder meer over de herindustrialisering van de steden, buiten spelen in 2040 en de kracht van gebiedspioniers.
Deelnemers aan het gesprek, onder meer:
Rinie van Est Technologie onderzoeker, Rathenau Instituut, Technische Universiteit Eindhoven Thaddeus Müller Zelfstandig stadssocioloog, en docent Rotterdamse Academie voor Bouwkunst Ton Dassen Senior onderzoeker, Planbureau voor de Leefomgeving Evelyn Hijink Adviseur lokale en regionale klimaatinitiatieven, Ministerie van VROM Duzan Doepel DoepelStrijkersArchitecten, Rotterdam Eline Strijkers DoepelStrijkersArchitecten, Rotterdam
17
1
3
Clean Tech Delta in 2040
Grondstof fenschaarste en klimaat
Laag energetische morfologie
De economische crisis van 2009, met kort daaropvolgend de ecologische crisis die duurde tot 2018, werd een onverwachte zegen. Een radicaal nieuw overheidsbeleid heeft de weg vrijgemaakt voor duurzame ontwikkeling. Door te verklaren dat het gebied een klimaatneutraal en zelfvoorzienend district zou worden, 1 hebben politici de voorwaarden geschapen voor echte innovatie. CO2-neutraal werd de norm en stedelijke landbouw werd een integraal onderdeel van de gebouwde omgeving. 2 Particulieren kregen de vrijheid om zelf in te richten, met als resultaat een omgeving die kan inspelen op klimatologische piekveranderingen, zoals hitte of wateroverlast.
Rinie van Est
Een lage energetische morfologie werd ontwikkeld op basis van zowel sociale als ecologische parameters. 3 De basiseenheid is een compacte hoftypologie van 48x64m voor ongeveer 300 bewoners. Dit is een schaal die klein genoeg is om de buren te kennen, en groot genoeg voor gereguleerde individuele interactie. Studies hebben aangetoond dat een langwerpig blok gericht op de zon, optimaal is voor zowel maximale daglichttoetreding als warmte-koudeopslag. 4 (…) Om in de straten windtunnels te voorkomen, verspringen de gebouwen ten opzichte van elkaar, zodat een windscherm wordt gevormd. Momenten van hoge winddruk die als onaangenaam worden ervaren, worden voorkomen.(…) Ontwikkelingen op het water liepen gelijktijdig met de landontwikkelingen, maar namen een andere vorm aan. Ad hoc, kleinschalige experimenten in de vroege jaren groeiden geleidelijk uit tot geformaliseerde vormen. 5 Een verscheidenheid aan vormen ontstond en de enorme kennis die werd gegenereerd, dient als waardevol economische exportproduct van het gebied.
’Schaarste wordt de norm. In die zin is baksteen duurzaam, want het is hernieuwbaar. Veel baksteen toepassen en weinig interactieve gevels dus!’ Duzan Doepel
’Als je kijkt naar de lifecycle van een gebouw: 20% van de uitstoot zit ‘m in de bouw en sloop. 80% zit ‘m in de operationele kant. Daarom zeggen we: los in de eerste instantie die 80% op, en zorg daarna voor duurzame bouw en hergebruik. Dat is werkbaar. Dus niet energieneutraal ontwikkelen, maar CO2-neutraal ontwikkelen. Leg de lat hoog, maak een norm en laat de projectontwikkelaars zelf alles oplossen. Je laat dan de markt innoveren.’ Rinie van Est
’Zo’n gebouw met reclame erop. Nee, dat niet. 15 Soms moet je technologie juist niet toepassen, omdat het sociaal beter werkt. 4
2
5
20
21
6
Over het ontwerp
De weg naar een duurzame wijk
Eigenaarschap door zichtbaarheid
Duzan Doepel
Duzan Doepel
Rinie van Est
‘Het is een misvatting dat dit een ontwerp is. Het zijn zonneenveloppen waarbinnen ontwikkeling mogelijk is. Wij hebben een aantal blokken uitgewerkt, andere enveloppen zien er weer anders uit in de toekomst.’
‘Eerst komt er een aantal kavels vrij. Dan volgt pionierswerk: gaten invullen met productie. 6 Eerst experimenteren op kleine schaal en onderzoeken welke combinaties werken. En als in 2025 de fruithaven verdwijnt, gebruikmaken van de uitkomsten van de experimenten. Dan zal blijken of er 20.000 mensen kunnen wonen, of minder.’
‘Er is een participatieparadox. Mensen willen wel meepraten, maar er zelf geen energie in stoppen. Het feit dat we de productie zichtbaar maken, vind ik daarom veel interessanter. Ik denk dat wij er heel goed in zijn om alles te versluieren. We weten niet wat waar vandaan komt en wat voor problemen dat oplevert. In deze wijk worden internationale ketens zichtbaar, transparant, vanuit ecologisch en sociaal perspectief.’
Thaddeus Müller
‘Dat is goed, uitgaan van pioniers. Maar er zijn ook twee groepen conservatievelingen. De projectontwikkelaars en de aannemers. Daar gaat heel veel mis.’ Duzan Doepel
7
‘Het mooie van het gebied is dat we een deel industrieel kunnen realiseren. We hebben 2 hectare loodsen, waarvan de bovenste drie bouwlagen voor voedselproductie gebruikt kunnen worden. Dat kunnen we gewoon aan de markt overlaten. Idealisme werkt niet, niet iedereen wil meedoen.’ Eline Strijkers
‘We kunnen het ook omdraaien. Als je zegt: wij zouden dolgraag in dit gebied willen wonen, waar loop je dan tegenaan? Tegen het bestemmingsplan, bijvoorbeeld. We moeten ergens beginnen. De bedrijven die er nu al zitten zijn de pioniers van straks.’
Duzan Doepel
‘Wat is de rol van de ontwikkelaar, de burger, het energiebedrijf? Dat is interessant voor hoe het gebied zich gaat ontwikkelen: We zijn er zelf nog niet uit, maar ik kan me voorstellen dat er binnen de eerste generatie eigenaren verschillende vormen van betrokkenheid bij de ontwikkeling naast elkaar aanwezig zijn. Misschien zijn er mensen die iets collectiefs willen doen. Maar er zijn ook mensen die niks te maken willen hebben met het collectieve, 8 maar het wel leuk vinden als ze op hun rekening zien wat hun gebouw oplevert.’ 8
Rinie van Est
‘Je moet organisch denken. Zo is Rotterdam 7 ook ontstaan. Laat de nieuwe stad ontstaan vanuit de duurzame notie van productie. Dat trekt mensen aan. Zo ontstaat de stad organisch.’
24
25
10
9
28
Gesloten kringlopen
Beweging in de wijk Sociale factoren
De relatieve maat van het project
Over dwang en energie
Het sluiten van de kringlopen werd één van de belangrijkste strategieën voor het bereiken van de ambitieuze doelstellingen van energie, water en afvalneutraliteit. 9 Stap één is het verminderen van de vraag naar energie. Stap twee betreft het hergebruiken van afvalstromen op gebouwschaal, en de uitwisseling van warmte en koude om op de wijkschaal een balans te bereiken. (…) Stap drie is de productie van hernieuwbare energie. Op gebouwschaal reageren intelligente gevels op de klimaatomstandigheden. Het oogsten van zon en regen, het bieden van reflectie 10 in verband met hitteoverlast en absorptie van fijnstof zijn geïntegreerd in een enkele huid.
Thaddeus Müller
Thaddeus Müller
‘Een ander aspect is beweging. Men is er achter gekomen dat mensen minder gaan bewegen. Je denkt dat mensen zich meer gaan bewegen, maar dat wordt juist minder. Waar meer openbare ruimte is, wordt minder bewogen om van A naar B te gaan.’
’Een plan als dit heeft zo’n grote invloed op de stad. 7 Het trekt mensen weg uit de rest van Rotterdam bijvoorbeeld. Waarom heeft de Bijlmer gefaald? Was deze wijk niet gewoon te groot ontwikkeld?’
Ton Dassen ‘Is decentrale opwekking van energie nu een kwestie van dwang of is het positief voor de gemeenschapszin?’
Duzan Doepel Duzan Doepel
‘Je kunt hier niet voor de deur parkeren. We hebben goed nagedacht waar we de parkeertorens moeten neerzetten om mensen te verleiden om de fiets of het openbaar vervoer te gebruiken.‘ 11 Thaddeus Müller
‘Voor het Westerpark in Amsterdam is een ontwerp gemaakt voor openbaar water. Een soort ondiepe gracht waarvan het water elke dag wordt ververst. Daaromheen gebeurt ontzettend veel. En ik ken nu al mensen die zwemmen in de Maas en in Delfshaven. In dit plan is de combinatie van het sociale en het waterelement heel kansrijk. 13 Duurzaamheid pakken we allemaal op als een technisch, ecologisch probleem. Sociale factoren zijn echter ook van groot belang. Hoe vinden bijvoorbeeld netwerkstedelingen hun plek in de stad.’
‘De prognose is nu dat we 50.000 woningen nodig hebben in Rotterdam de komende 30 jaar. De marktvraag is: ik wil een groene omgeving, maar dan dicht bij de stad. Waar kan dat? Hoe gaan we binnen de stad de condities van een groene leefomgeving realiseren? Daarom vind ik dit gebied aan het water superinteressant.
Duzan Doepel
‘Wanneer mensen het in hun portemonnee gaan voelen, dan werkt het. Maar ik ben wel benieuwd of de overheid strengere regels kan stellen. Bijvoorbeeld als eerste de voorwaarde stellen dat alle nieuwe ontwikkelingen CO2-neutraal moeten zijn. En daarnaast ieder individu een energiebudget geven. Als je eronder blijft, levert het geld op. Daarboven kost het je geld.’ Rinie van Est
‘Dat is wel radicaal. Aan de andere kant: mensen dénken altijd dat zoiets moeilijk is. Ik denk dat het meevalt. Als iets een richtlijn wordt, dan gaat het gewoon gebeuren. Maar die richtlijn zelf kan lang duren.’ Klimaateconomie
11
Een lokale klimaateconomie heeft zich ontwikkeld met als doel het creëren van waarde, die is gebaseerd op duurzaamheid. Elke vierkante meteroppervlakte in het gebied wordt geëxploiteerd om constant te kunnen leveren of te kunnen compenseren. Overproductie (aanbod) 9 maakt het mogelijk de maandlasten van de bewoners te stabiliseren, dit leidt tot een verhoogd niveau van veiligheid, welvaart en levens onderhoud.
29
12
13
Community
Voorlopers & schuldbewustzijn
De (on-) mogelijkheden van nieuwe collectieven
Productie als driver achter ontwikkeling en aantrekkingskracht
Herindustrialisering
Bewoners in het gebied deelden het verlangen naar een harmonieuze, aantrekkelijke, gezonde en veilige omgeving. Duurzaamheid als een levensstijl. Hoewel het gebied een sterke homogene identiteit heeft op gebiedsschaal, wordt een veelheid aan identiteiten aangetroffen op een lager schaalniveau. Door innovaties in de informatietechnologie, worden de virtuele en fysieke werelden meer met elkaar verweven. 15 ‘Smart grids’ en diensten zijn onderdeel van het dagelijks leven en maken een flexibele relatie tussen werken en recreëren mogelijk. Een heterogene samenleving ontstaat in de tijd, met een hoge mate van zelforganisatie, via een web van netwerken.
Rinie van Est
Thaddeus Müller
Rinie van Est
Rinie van Est
‘Het grote probleem en tegelijkertijd de uitdaging is: we hebben zo’n groot collectief schuldbewustzijn. 30 jaar geleden wisten we niets van onze invloed op het milieu, nu weten we het allemaal. Alles is in kaart gebracht, dat creëert zo’n schuldbewustzijn. Er is daarom behoefte aan positieve scenario’s, niet vanwege boetedoening. Er moeten mogelijkheden worden gecreëerd om het anders te doen.’
‘Eigenlijk zijn alle collectieven gebaseerd op pragmatisme. Later is er een idealistisch sausje overheen gegoten. Het is begonnen met het feit dat het handig is. De culturele waardering van het collectieve 14 zal voor een deel verdwijnen. De individualisering gaat door. Sommige mensen zullen een minimale tijdsinvestering willen doen in de wijk. 12 Netwerkstedelingen moet je dus niet gebruiken. Die zullen de investeringen in het lokale minimaliseren. Voor gezinnen met kinderen ligt dat heel anders.’
‘Principe 1 bij duurzaamheid is niet: kapot maken, maar maken. De stad heeft tot op heden geleefd van het platteland. Dat kun je niet omkeren. Het centrale idee van kringlopen sluiten, vind ik sociaal en symbolisch erg sterk. 9 Hier wordt niet alleen een ecologische kringloop gesloten, maar wordt ook vrij radicaal gedecentraliseerd. Dat vind ik een prachtig idee.’ ‘Het interessante van dit plan is: als je een pioniershouding hebt, dan begin je met de productie. Vergelijk het met Strijp S in Eindhoven. Daar breng je eerst cultuur in en dan pas worden mensen getrokken. Hier is het productie, dan pas worden mensen getrokken. Vanuit dat perspectief de wijk ontwikkelen, dat is echt super.’
‘In feite gaat het om herindustrialisering. Zo kun je naar de stad gaan kijken. Dat vind ik interessanter dan het neerzetten van de duurzame stad.’
Thaddeus Müller
‘Ik vind die schuld nog niet collectief genoeg hoor. Kijk naar Rotterdam. Er komen nog steeds meer auto’s bij. Het schuldbewustzijn is elitair. Leeft alleen bij een kleine groep. Wij hebben wel een groot voordeel. Kijk naar Canada, daar zijn veel ruimtemogelijkheden. De Canadezen zijn superschuldbewust, maar ze blijven superveel energie gebruiken. Zij zien de problemen die ze veroorzaken niet. Wij in Nederland zien ze wel. Wij zijn voorlopers: wij worden al jaren geconfronteerd met de problemen.’
Duzan Doepel
‘Ik denk dat deze wijk verschillende soorten mensen aankan. De netwerkstedelingen betalen wat meer, de anderen investeren er meer in.’
14
Ton Dassen
‘Het is tweezijdig toch? Je moet ook een markt creëren voor de industrie.’ Rinie van Est
‘Dat klopt. Maar vergelijk het met de windmolenindustrie in Nederland. Die is praktisch verdwenen. Dat komt omdat we keken naar wat we nodig hadden, zoveel megawatt per jaar. We keken er niet op een industriële manier naar. Je moet dingen en energie gaan maken, 9 anders ben je als stad over 20 à 30 jaar verpauperd. Mijn pleidooi is dus: ga dingen maken en produceren in de duurzame stad. Niet omdat het nou eenmaal goed is voor het milieu, maar omdat het identiteit creëert en omdat het geld oplevert.’
12
32
33
15
Rotterdam
Merwe- en Vierhavens
DoepelStrijkersArchitecten, Rotterdam
positie Economie lokaal
geglobaliseerd
Energieopwekking centraal
toename
decentraal
Mobiliteit: ontwikkeling in de toekomst
afname
Mobiliteit: wonen-werken-voorzieningen
samenbrengen
scheiden
Samenleven in de toekomst doorgezet individualistisch
dwang
36
hernieuwd collectief
De motor achter gedragsverandering
verleiding
37
Apeldoorn
Berg & Bos en Parkenbuurt
Zones Urbaines Sensibles, Rotterdam
apeldoorn cijfers
155.000 inwoners 340 km2 Kenmerken
Villawijk, veel particulier grondbezit, grenzend aan natuurgebied Vraag
Hoe kunnen welvarende groene wijken verduurzamen?
Grenzen trekken. Dat is een van de centrale elementen in het denken van Zones Urbaines Sensibles (ZUS). De steden van Nederland verdienen harde grenzen: stadsgrachten en krachtranden. Om de sprawl te stoppen, om het landschap te sparen, om echt werk te kunnen maken van de verdichte, duurzame stad. Voor ZUS zijn deze harde begrenzingen geen blinde muren. Integendeel: het worden vitale plekken die een impuls aan het stedelijk leven geven. Zo ook in Apeldoorn. Een krachtrand en een nieuw belastingsysteem zijn de drijvende krachten achter de transformatie van de villawijken Berg & Bos en Parkenbuurt. Naar aanleiding van het ontwerp volgde een pittig gesprek over de veranderbaarheid van villabezitters, variabele dichtheden en de wenselijkheid van een stadstaat.
Deelnemers aan het gesprek, onder meer:
Frank van Genne Zelfstandig vastgoeddeskundige en lector Hanzehogeschool Matthijs Hisschemรถller Politicoloog, Vrije Universiteit Amsterdam Ton Venhoeven Rijksadviseur infrastructuur, Atelier Rijksbouwmeester Ton Dassen Senior onderzoeker, Planbureau voor de Leefomgeving evelyn hijink Adviseur lokale en regionale klimaatinitiatieven, ministerie van vrom Elma van Boxel Landschapsarchitect Zones Urbaines Sensibles (ZUS) Kristian Koreman Landschapsarchitect Zones Urbaines Sensibles (ZUS)
40
41
1
2
Grenzen stellen
Verdichting als oplossing
Lagedichtheidskoek
Kristian Koreman
Frank van Genne
Kristian Koreman
‘Ons hele plan is begonnen met een brief aan minister Cramer in 2007. 1 We hebben dat toen gedaan, omdat we ons zorgen maakten over het ruimtelijke beleid van Nederland. Omdat we voelden dat het uit de klauwen liep.’ 2
‘De bestaande wijk is waardevol. Alleen energie lijkt een probleem. Mensen willen er nu en over 30 jaar nog steeds wonen. En daarom moeten we voor een setting met zulke lage dichtheden de energieproblemen oplossen.’
‘Over 30 jaar bestaat het risico dat er overal eenzelfde ‘lagedichtheidskoek’ ontstaat. Natuurlijk is het nu een prachtige wijk waar iedereen wil wonen, ook in de toekomst. Maar in ons zeer dichtbevolkte Nederland is het geen duurzame oplossing om de dorpen maar uit te laten breiden en de steden de problemen met dichtheid op te laten lossen.’ 4
‘We moeten in Nederland weer grenzen om steden gaan maken. De grenzen van de overheden zijn niet meer leesbaar in het landschap. Daardoor ontstaat er een algehele onverschilligheid.’ ‘Dus zijn we gaan nadenken over stadsranden -overgangen van stad en landschap- en over dichtheid. We kwamen erachter dat in hoogstedelijke gebieden de ecologische footprint van de bewoner veel lager ligt dan in de villawijken, zoals in Apeldoorn.’
4
Elma van Boxel
‘We concludeerden dat we wel een leuke stad kunnen ontwerpen, maar dat er ook iets moet gebeuren in de politiek en het belastingstelsel. We hebben dat de ‘Total Local Tax’ genoemd. Nu is ons belastingstelsel gebaseerd op inkomen en daarnaast zijn er losse vormen van ecotax.’ ‘We zouden dat integraler moeten maken, op basis van de ecologische voetafdruk. 3 De opbrengsten uit ons nieuwe belastingsysteem moeten anders worden verdeeld. We moeten lokaal geconfronteerd worden met onze eigen voetafdruk!’ 3
44
45
5
6
De villawijk als community?
Denken in verschillen
De villawijk kan energie producent worden
Frank van Genne
Kristian Koreman
Frank van Genne
‘In deze buurt kunnen mensen elkaar opzoeken om samen na te denken over hoe ze hun eigen wijk duurzaam maken. We moeten niet over verschillende wijken een soort uniforme sociale saus werpen die alles hetzelfde maakt.’
‘Hoe vergroten we de dichtheid van de wijk? Door op elke kavel een extra huis te zetten? Dan heb je nog maar zes woningen per hectare. Of door alle woningen tien hoog te maken? 6 Dat lijkt onmogelijk. Het gaat dus niet lukken om de dichtheid in een dergelijk gebied flink te verhogen. Wat een kans kan zijn: dat er veel woningen worden verkocht in deze crisis. Er zijn veel slimme manieren om grote kavels of huizen te splitsen, te verdubbelen enzovoorts. 7 Het is echter allemaal rommelen in de marge, als we echt naar 40 woningen per hectare willen.’
‘Is mobiliteit wel echt een probleem? Wat nu als we bedenken dat we in 2040 op elektriciteit rijden? En in een niet-verdichte setting is het juist gemakkelijk om energie te oogsten. Bij een dichtheid van 7,5 woningen of daaronder, 5 kunnen we uit bosbouw genoeg energie halen om een hele woning van energie te voorzien.’
Kristian Koreman
‘Maar deze mensen hebben helemaal geen zin om een community te worden!’ Frank van Genne
7
‘Misschien. Maar ze vormen wel een groep. Je kunt mensen aanspreken op het intelligent opwekken van energie, het slim regelen van dingen. Mensen zijn daar best in geïnteresseerd. Ik denk wel op een andere manier dan mensen die alleen vanuit een economische gedachte werken.’
Frank van Genne
‘We moeten denken in verschillen. Natuurlijk moeten we de dichtheid opvoeren, maar Apeldoorn heeft nu dit karakter en dat moeten we uitbuiten.’ 8
Mathijs Hisschemöller
‘Elke stad wil uitbreiden. De vraag die daar aan voorafgaat, is of de stad nog groeit. De dorpen om Apeldoorn horen ook bij de gemeente. Daar gaan we, lijkt me, problemen mee krijgen, als we niks doen.’
7
8
48
49
11
12
De stadsrand als krachtrand
De kracht van harde grenzen
Elma van Boxel
Frank van Genne
Kristian Koreman
‘De stadsrand heeft al een aantal functies. Zoals een station, sportvelden, de Apenheul, een tennisclub, kleine kantoorvilla’s. 9 Deze liggen nu los verspreid rondom de rand. Om de stadsrand leefbaar te maken, zullen we hem moeten ontsluiten.’ ‘We maken er een krachtrand van, een infrastructurele boulevard. Niet voor snelverkeer maar voor lokaal verkeer. 10 Ook om de waarde te verhogen waar je op uitkijkt. We kunnen extra woningen tot 40 per hectare realiseren in de rand.’ 11
‘Harde randen aan steden en dorpen, die Pronk voorstond in de jaren negentig, zijn vastgoedtechnisch erg aantrekkelijk. Waar schaarste is, ontstaat immers waardestijging. En dat willen ontwikkelaars en de grondbedrijven van de gemeente.’
‘We moeten ingrijpen, dat kan niet anders. Maar we willen niet alles aanpassen. We zoeken naar de minimale ingreep. De verschillende lagen van de overheid vinden allemaal ergens iets van. Dan krijg je overal fietspaden en overal natuur. Als we heldere contouren neerleggen, krijgen we veel specifiekere vormen van invulling door de gemeente en burgers. Er zijn dan namelijk geen eindeloze pakketten van regelgeving.’
Kristian Koreman
‘Met de hoogbouwelementen vieren we de randen. Denk aan Scheveningen. Daar worden ook de pier en de boulevard gevierd door middel van torens. Randen in Nederland zijn achterkanten. Die zie je niet. We komen via achterkanten het landschap binnen. Wij willen bewustere overgangen creëren naar het landschap.’ 12 ‘De rand is de lijst die nodig is om het schilderij te waarderen.’ 18
‘Dus vastgoedtechnisch zijn er geen problemen met het trekken van zo’n rand.’ ‘Deze ‘muur’ lijkt echter een soort uniforme oplossing voor alles. 13 We moeten kijken naar de oplossingen die we kunnen realiseren. De verschillende buurten die samen Apeldoorn vormen, moeten specifiek nadenken over wat deze oplossingen zijn.’ ‘Een harde rand is dus wel interessant om de bebouwing te stoppen. Maar niet om te bouwen.’
10
10
13
9
52
53
14
Over het idee van de stadstaat
Ton Venhoeven
Frank van Genne
Mathijs Hisschemöller:
‘De Total Local Tax en de Krachtrand maken van Apeldoorn een soort stadstaat. 14 Niet letterlijk in de zin dat er geen centrale overheid meer is, maar wel als een andere manier om ons belastinggeld te verdelen. Geld dat lokaal verdiend wordt, zetten we ook lokaal in. 15 Ik denk dat veel van de antwoorden die we zoeken voor de Duurzame Stad liggen in het concept van de stadstaat.’
‘Zogenaamde Transition Towns voeren vaak eigen geldsoorten in, wat de lokale samenwerking waarborgt.’
‘Er zijn twee risico’s met deze methode. Op kleinschalig niveau: er ontstaat een gedwongen sfeer, een Cubaanse benadering.“We moeten met het buurtniveau de beste zijn”. Ik moet daar niet aan denken. Het terugbrengen van het bestuur naar dat niveau leidt tot toename van corruptie.’
17
15
56
Kristian Koreman
’Wij hebben het idee dat de Total Local Tax aanzet tot grotere betrokkenheid, meer concurrentie tussen steden. Slimmer omgaan met lokale voorzieningen. 16
Ton Venhoeven
‘De vraag is: wat hoort op centraal niveau, en wat hoort er op lokaal niveau? Er worden op dit moment veel systemen opgebouwd om het energieverbruik te nivelleren: de ene partij betaalt, de ander wordt beloond. Hier hoort dan zo’n bureaucratische machine bij. 17 Daardoor mislukken die systemen.’
16
57
18
Apeldoorn
Berg & Bos en Parkenbuurt
Zones Urbaines Sensibles, Rotterdam
positie Economie lokaal
geglobaliseerd
Energieopwekking centraal
toename
decentraal
Mobiliteit: ontwikkeling in de toekomst
afname
Mobiliteit: wonen/werken/voorzieningen
samenbrengen
scheiden
Samenleven in de toekomst doorgezet individualistisch
dwang
60
hernieuwd collectief
De motor achter gedragsverandering
verleiding
61
Heerlen
Meezenbroek, Schaes- 2012Architecten bergerveld en Palemig Rotterdam (MSP)
Heerlen
cijfers
90.000 inwoners 45 km2 Kenmerken
Voormalig dorp & jaren zestig wijk, sociaaleconomische problemen, bevolkingskrimp, veel sociale huur Vraag
Hoe kan deze aandachtswijk, in een krimpregio omgaan met duurzaamheid?
De Heerlense wijk Meezenbroek, Schaesbergerveld en Palemig (MSP) is ooit veroverd op het platteland. 2012Architecten brengt het platteland weer terug in de wijk. Dat past bij een bureau dat onder meer in recycling is gespecialiseerd. Met veel expertise over de kringlopen van energie, voedsel en bouwmateriaal dook 2012Architecten in de ‘stofwisseling’ van de wijk. Ze ontwikkelden ingrepen en ideeën om ondanks en dankzij de bevolkingskrimp een vitale plek te creëren. Straten worden kassen, kerken parkeergarages en woningblokken hoeves. 2012 noemt het zelf ‘recyclicity’. De expertsessie over het ontwerp ging door op de systeemgrenzen die 2012Architecten hanteerde, op ‘choice architecture’ en op de veranderende kwaliteit van leven tussen nu en 2040.
Deelnemers aan het gesprek, onder meer:
Danielle Snellen Onderzoeker stedelijk metabolisme, Planbureau voor de Leefomgeving Nico Tillie Landschapsarchitect en ontwerper bij DSV Justus Veenman Hoogleraar economie, Erasmus Universiteit Ton Dassen Senior onderzoeker, Planbureau voor de Leefomgeving Jan Jongert Architect, 2012Architecten Jeroen Bergsma Architect, 2012Architecten Floris Schiferli Stedenbouwkundige 2012Architecten Fabienne Goosens Scheikundige, 2012Architecten
64
65
2
2
Historische identiteit
Kwaliteit van leven
Keuzes beïnvloeden
In MSP zijn de wijken Meezenbroek en Schaesbergerveld een schoolvoorbeeld van stadsexpansie ten behoeve van de grootschalige industrie. (…) Het sluiten van de mijnen in de jaren 70 en het letterlijk uitwissen van de geschiedenis (…) liet een leegte achter. 1 De introductie van de dienstensector in Heerlen bracht geen verandering. Tot 2040 ligt de geschatte krimp van inwoners in de wijk rond de 20%. Een verouderde woningvoorraad 2 en een laaggeschoolde beroepsbevolking stellen de wijk voor een spannende uitdaging voor de komende jaren. Bij de verdere ontwikkeling van MSP kan de potentiële kwaliteit van een heuvelachtig terrein gecombineerd met doorzichten op de groene omgeving een ruimtelijke leidraad zijn. In 2010 is MSP voor geld, water, voedsel en energie grotendeels afhankelijk van regionale en bovenregionale aanvoer.
Nico Tillie
Justus Veenman
‘Nu is de wijk een vrij arm gebied. In 2040 hopen we dat dit veranderd is. Hoe gaan we dat omrekenen? In bruto product? Of in hoe gelukkig de bewoners zijn? Of is er nog een andere manier om welvaart te berekenen?’
‘Kunnen we van menselijk gedrag een afhankelijke variabele maken, in plaats van een onafhankelijke?’
1
68
Jan Jongert
‘We kijken niet alleen wat iets kost, maar ook wat iemand niet meer kost. Omdat de mensen in de wijk zelfvoorzienend worden, geven we minder geld uit aan uitkeringen en minder geld aan zorg. Het gaat er dus eerder om wat we kunnen besparen.’
Floris Schiferli
‘Je kunt het faciliteren door mensen op te leiden. 3 En door andere profielen aan te leggen. Door een deel te slopen, een deel onverhard te maken. Je krijgt een andere atmosfeer. Je kunt er producten verbouwen. 15 Dat is een trend. Dat koppel je aan een buurtorganisatie die bewoners opleidt.’ Justus Veenman
‘Jij lijdt duidelijk niet aan het Bijlmersyndroom!’ Floris Schiferli
‘Nee. Het grote verschil met de Bijlmer is dat dit een bestaande wijk is die we gaan transformeren.’
3
69
4
Choice architecture
Succesfactoren
Jan Jongert
Justus Veenman
Floris Schiferli
‘Het uitgangspunt was kwaliteit verbeteren en daarmee de zorg en betrokkenheid van de bewoners vergroten. Geen politieke ingrepen dus. We verleiden ze.’ 4
‘We doen eigenlijk twee dingen: door het goedkoop maken trekken we mensen aan en door ze eigenaar en ontwerper te maken van het huis wordt hun betrokkenheid groter.’
‘Je moet rijtjeswoningen niet leeg laten staan, 6 maar gebruiken voor de bouw van kassen en realiseren van groen. 4 12 13 Dan krijg je veel meer ruimte in de wijk. Er ontstaat dan organische structuur en daarmee een nieuwe identiteit: een agrarische wijk, een groene wijk, die minder versteend is.’ 14
Floris Schiferli
‘Want topdown opgelegde maatregelen zijn altijd lastig.’ Justus Veenman 5
4
‘Ik ken alleen de mislukte voorbeelden. Je moet verleiden, overreden. Een beetje optimisme zorgt voor de ontwikkeling dat in de economie steeds meer psychologie wordt gebruikt. Dat heet dan ‘choice architecture’. Denk aan het project in Nijmegen, waar je word betaald, als je niet rond acht uur in de file gaat staan. (…) De eerste resultaten geven aan dat dit soort ‘behavioral economics’ lijken te werken.’
Jan Jongert
‘Bij een individuele woning is dat redelijk eenvoudig, omdat dat over een woning gaat. Wij proberen dat nu toe te passen op grotere schaal.’ 5
Jan Jongert
‘In de wijk Spangen in Rotterdam kopen jonge hoogopgeleiden goedkoop voormalige en half afgewerkte huurwoningen. Dat werkt, omdat ze daarvoor heel weinig betalen, maar de huizen wel aan een bepaalde eindnorm moeten voldoen.’
6
72
73
8
7
9
Recyclicity
Duurzaamheid als ontwerpopgave
Het sluiten van kringlopen zorgt voor opbrengst
Systeemgrenzen
Met het ontwerpen van de ruimteverdeling hopen we de condities te scheppen voor een verduurzamingproces zonder te vervallen in het opleggen van knellende spelregels. Wel introduceren we gerichte cyclifiers 7 (elementen die een kringloopstad stimuleren) en anticiperen op trends en waarschijnlijkheden. Recyclicity verbeeldt een duurzame stedelijke samenleving, met korte en slim verbonden kringlopen van fysieke en energetische stromen, waarin alles voorfase is voor het volgende gebruik.
Water, elektra, warmte, gebruiksvoorwerpen, voeding, bouwmaterialen, 5 transportbewegingen, gebruikers en geld maken allemaal onderdeel uit van het metabolisme van een stad, waartussen in de afgelopen eeuw de relaties zijn verbroken. 8 Duurzaamheid in het ontwerp van de stad moet naar onze mening streven naar het beperken en zo lokaal mogelijk kortsluiten van goederen- en energiestromen. 9 De combinatie van herwaardering van oude technieken, vergroenen en miniaturisering van technologie en de ongelimiteerde mogelijkheden voor het uitwisselen van gegevens maken het in onze eeuw mogelijk om nieuwe combinaties van functies te maken, die als aanjager kunnen optreden voor regionale ontwikkeling.
Nico Tillie
Justus Veenman
‘Deze studie gaat een stap verder dan veel plannen die nu verschijnen. De grote kansen zitten hem in de ‘cyclifiers’. 7 Een van de grote problemen in de streek is de werkloosheid. En er zijn mensen nodig die werk aan die cyclifiers gaan doen. Wat is de werkgelegenheid bij zo’n cyclifier, wat voor werkgelegenheid levert het op?’
‘Jullie passen een systeembenadering toe. De vraag komt dan direct op: Wat bepaalt de grenzen van het systeem? Kan het niet breder, of juist enger en waarom is dit hét systeem? Als het aantal interacties binnen een bepaalde eenheid groter is dan het aantal interacties met buiten, dan is het een systeem. Is dat zo in jullie geval?’
10
Jan Jongert
‘Dat is niet helemaal duidelijk. Maar we kunnen in totaal 60 miljoen euro per jaar verdienen aan voedselproductie. Dat is 15 euro per vierkante meter. Hiermee kunnen werklozen binnen de wijk zelf aan de slag. 9 De uitkeringen worden daardoor lager en dat levert dus besparing op.’
Jan Jongert
‘We hebben gekeken naar een soort hiërarchie. Wat kun je binnen de wijk realiseren, wat binnen de regio enzovoorts. Je begint met kijken wat dichtbij mogelijk is. Wat daar niet lukt, schaal je op. Ons systeem kent dus niet echt een grens. 10 We hebben niet gestreefd naar een volledig autarkische omgeving. Je legt dan beperkingen op aan de mensen die daar wonen.’ Ton Dassen
‘In plaats van zoeken naar systeemgrenzen, kun je ook constateren dat de grenzen heel ver weg liggen en dat je die wilt verkleinen. Wat is er nodig om die grenzen te verkleinen? Wat gaat er nu fundamenteel fout en wat moet er veranderen?’ Jan Jongert
‘Een van de belangrijkste aspecten is monofunctionele planning in Nederland. In Heerlen geldt bijvoorbeeld: landbouw in de achtertuin kan niet. 11 Een eigen biovergasser kan niet meer. Cruciaal is dus om een aantal plekken te bestemmen voor integrerende en combinerende functies.’
76
77
11
Twee typen identiteit
De toekomstige bewoners
Over de rol van bestuurders
Over dertig jaar als tijdshorizon
Justus Veenman
Floris Schiferli
Justus Veenman
Justus Veenman
‘Je moet twee typen identiteit uit elkaar houden: die van de wijk en van de bewoners. Deze hoeven niet per definitie hetzelfde te zijn. Je kunt de wijk wel veranderen, maar de vraag is of dat aansluit bij de identiteit van de bewoners. De identiteit van de bewoners is lastiger te beïnvloeden. 11 Je kunt iets doen met het gegeven dat je jezelf vaak ziet zoals anderen je zien. Je kunt laten zien dat er met de wijk iets bijzonders gaat gebeuren en daarom ook met de bewoners. Mensen kunnen dan wellicht weer ergens trots op zijn.’ 12
‘We zijn ervan uitgegaan dat de bevolking in het begin veel harder krimpt en later weer aantrekt door de groei van de intrinsieke waarde. 30 jaar is niet alleen de tijd dat dingen kunnen veranderen, maar ook het traject waarin de maatregelen langzaam hun plek vinden.’
‘Een goede wethouder geeft het project aandacht, investeert in zo’n project en betrekt bewoners bij de investeringen.’ (…)
‘Als het niet in 30 jaar kan, kan het helemaal niet. Ik heb het idee dat we binnen tien jaar bij het einddoel 14 kunnen zijn, met de plannen die er nu liggen. Die zijn namelijk niet revolutionair. Je gebruikt de mogelijkheden die er op dit moment zijn. Tien jaar is de middellange termijn.’
Jan Jongert
‘Wij kijken door een andere bril, Niet door een ingenieursbril, zoals nu vaak gebeurt. Die bril moeten bewoners ook op kunnen zetten. Daarin kan de overheid ook een rol spelen. De bewoners moeten beseffen wat er kan veranderen, als ze zelf veranderen.’ 13
13
12
6
13
80
81
14
Heerlen
Meezenbroek, Schaes- 2012Architecten bergerveld en Palemig Rotterdam (MSP)
positie
Economie lokaal
geglobaliseerd
Energieopwekking centraal
toename
decentraal
Mobiliteit: ontwikkeling in de toekomst
afname
Mobiliteit: wonen/werken/voorzieningen
samenbrengen
scheiden
Samenleven in de toekomst doorgezet individualistisch
dwang
84
hernieuwd collectief
De motor achter gedragsverandering
verleiding
85
Groningen
Rivierenwijk
VHP architecten
Groningen cijfers
180.000 inwoners 84 km2 Kenmerken
Jaren 50 woonwijk, veel particulier woningbezit, grenzend aan de binnenstad, ingeklemd tussen binnenring en OV-knooppunt. Vraag
Hoe kan een centrumlocatie verduurzamen? Randvoorwaarde is de inpassing van de zuidelijke ringweg.
Een duurzame wijk is een leefbare wijk. Ban auto’s uit de wijk, breng overal groen aan en laat bewoners zelf de inrichting van hun straat bepalen. Dit is een greep uit de ideeën uit het ontwerp van VHP voor de Groningse Rivierenwijk. Grote ontwikkelingen in de buurt zetten de leefbaarheid onder druk: een uitdijend station dat tussen de wijk en de binnenstad ligt en een ringweg dwars door het gebied. Onder meer met nieuwe stadspoorten wil VHP die ontwikkelingen te lijf gaan. Het gesprek over het ontwerp ging onder andere over de kracht van de woonerven van de jaren zeventig, de groei of krimp van het autoverkeer en de spanning tussen klimaatneutraal ontwerpen en groene straten.
Deelnemers aan het gesprek waren, onder meer:
Hans Nijland Verkeersdeskundige Planbureau voor de Leefomgeving Niek Verdonk Stadsbouwmeester Groningen Ton Venhoeven Rijksadviseur infrastructuur, Atelier Rijksbouwmeester Ton Dassen Senior onderzoeker Planbureau voor de Leefomgeving evelyn hijink Adviseur lokale en regionale klimaatinitiatieven, Ministerie van VROM Wim van Krieken VHP architekten, Rotterdam Donald van Dansik VHP architekten, Rotterdam
88
89
1
3
92
De strategie
Ambitie
De kwaliteit van volle straten
Het klimaat verandert door menselijk handelen via de productie van broeikasgassen. Op stedelijk niveau betreft dit de verbranding van koolwaterstoffen. Verbreding van de aanpak van de ‘smalle’ CO2-doelstelling, gericht op het maken van een duurzame stad is een kans om een beter leefbare stad te maken. De meeste programma’s voor CO2-emmissie reductie richten zich op de gebouwde omgeving: materialen en machines. Deze strategie richt zich op substitutie via minder verplaatsing met (verbrandings-) gemotoriseerd verkeer en meer fietsen, lopen, bewegen; 1 en bijgevolg meer ontmoeten en een landschap met minder hittestress in de zomer en minder overstroming als gevolg van heftige regenval. Ons project clustert daarbij de dagelijkse bezochte adressen en maakt de keten hechter, waardoor de stad compacter wordt. De verminderde verplaatsingsdruk maakt de afhankelijkheid van de auto kleiner. We stellen voor de auto’s te stallen in bewaakte, compacte parkeerhuizen om de hoek. 2 De ruimte die daardoor vrijkomt voor de deur, kan worden ingezet als groene buitenruimte. Op stadsniveau verbinden wij een geïntroduceerde stadsentree voor automobilisten met de overige verkeersstromen, en vormen wij een compact en aantrekkelijk transferium 8 met een aansprekend stadsplein en stedelijke voorzieningen. 3 Samengevat: ontwikkelen van een compacte ruimte, minder reistijd en meer quality time. Het zichtbare verschil is Groen voor Asfalt.
Wim van Krieken
Ton Venhoeven
’Wij denken dat we met minimale middelen grote dingen kunnen doen’
‘Als je verkeer weghaalt uit de wijk, zoals in dit plan, ontstaat op andere plekken grotere drukte. 2 Het is interessant om na te denken over wat voor kwaliteit die drukke straten kunnen hebben’ Niek Verdonk
‘Ik vind de nieuwe Wibautstraat in Amsterdam fantastisch. Tram, auto’s, winkels, woningen, alles is op een goede manier gecombineerd. Of denk aan de Leien in Antwerpen. Die woonmilieus bestaan dus al.’
2
P
P
P
P
P
P
93
Ingrepen
b e s t e m m i n g P
aciliteit
s t a r t p u n t
b e s t e m m i n g E
4
M
S
f
aciliteit S
M
M
P
S
XL
f
aciliteit
M
M
P S
M
M
S
woning
S
S
S
E
M
S
xtern S
S
M
S
xtern S
S
S S
S
2010
f
S
Niek Verdonk
b e s t e m m i n g P
P
f
aciliteit
f
aciliteit
E
parkeerplaats
lijnen / beweging 8
b e s t e m m i n g f
aciliteit
f
aciliteit
’Realiseer je goed: iedereen wil tochCeen O 2auto. 8 In Leidsche l a n g z a aze m met v e r keen eer Rijn, daar = 0 begonnen ets/voetganger parkeernorm fivan minder dan 1. Onder druk van de bewoners k e u z e t toch u s s e nweer is deze parkeernorm langzaam verkeer en opgerekt.’
E
CO2 auto
’Het is heel simpel. Als we een stad CO2-neutraal willen maken, zullen we juist aan de automobiliteit iets moeten doen.’
langzaam verk fi e t s / v o e t g a n g
keuze tussen langzaam verk
CO2
auto
xtern
2040
plekken
buitenruimte
lijnen / beweging
7
E 96
xtern
auto
Wim van Krieken
xtern
plekken
s t a r t p u n t P
’Maar als je naar je schoonmoeder aan de andere kant van de stad moet, belast je de overgebleven doorgaande wegen zwaarder.’
faciliteit
s t a r t p u n t 2010
M
Hans Nijland
M
M
aciliteit
6
2040
S
De bestaande verkeersstrucHans Nijland ’Jullie doel is uiteindelijk om tuur wordt in oostwest-richting een CO2-arme wijk te realiseren. onderbroken. 4 Op de plaats van de onderbreking worden parw o n i n g We weten inmiddels dat we voor keergarages met voorzieningen kleine ritjes de auto niet pakken, gecombineerd tot nieuwe voorals we ‘m net iets verder weg zieningenclusters. Dezef voorziezetten. 6 Met een hele f a c i l i t e moeten it ningenclusters zorgen voor meer hoop van die korte ritten, bespaar leven in de wijk en meer sociale je dus uitstoot. Maar wat doen we P pop a r k e e rmet p l a ade t s lange ritten?’ samenhang. Door een ingreep de verkeersstructuur ontstaat Wim van Krieken ruimte voor nieuw gebruik, vooral buitenruimte ’Lange ritten kun je eigenlijk niet in de radiale routes die naar de oplossen met een dergelijk klein binnenstad leiden. Deze ruimte p l a a t s bplangebied. u i t e n d e w i j7k Daarom realiwordt gebruikt voor meer E groen op afstand en water, 5 zodat de CO2-produc- seren we voorzieningen, zodat tie afneemt en klimaatproblemen mensen zich binnen de stad een halt worden toegeroepen. minder hoeven te verplaatsen.’ xtern
S
S
M
xtern
CO2 =0
M
M
S
E
aciliteit
S
S
E
M
S
M
M
P
aciliteit
5
S
XL
f
xtern
s t a r t p u n t
f
4
CO 2 beperken door het beïnvloeden van mobiliteit
plaats buiten de wijk op afstand 97
Mobiliteit en gedrag over 30 jaar
9
9
P+R
Hans Nijland
Wim van Krieken
’We hebben een studie ‘Mobiliteit en de leefomgeving in 2040’ gedaan. Mensen kiezen steeds vaker voor snelle vervoerswijzen, zo blijkt. Het vliegtuig wordt belangrijker. De auto wordt nog iets belangrijker en wint het aan positie ten opzichte van het OV. Als we dat niet willen, dan zullen we allerlei andere dingen moeten veranderen. Denk aan elektrische auto’s. Uit onszelf worden we steeds individueler, gaan we steeds sneller en harder. Het treinverkeer wordt dus niet belangrijker, dan dat het nu is.’
’Wij denken dat fossiele brandstoffen ooit op zullen raken. Maar wij denken ook dat mensen veel waarde hechten aan hun verworvenheden. Dus wij zetten in op realisme. Door mensen te vertroetelen, bijvoorbeeld. Je moet je auto 300 meter verder neer kunnen zetten, maar dan wel beschermd, enzovoorts. 9 Dan willen mensen wel inleveren.’ Niek Verdonk
’Wij gingen in Groningen weleens te snel door voor de binnenstad 10 een halve auto per huishouden af te dwingen. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat dit kan. Maar dan moet alles wel extreem goed worden gecompenseerd met perfect openbaar vervoer. Want ik zie niet voor me dat we onze grote wereld kwijt willen. Ga maar na: de leefwereld van mijn moeder was vijf kilometer groot!’
9
10
2010
P
9
P
P
P
P P P P
P
P
P
P
P
P P
P+R
P P P P P
P
P
P
P
Bus
P+R P+R 100
101
12
Is een groene wijk hetzelfde als een klimaatneutrale wijk?
Dwingen of verleiden?
Van wie is de wijk?
Wim van Krieken
Donald van Dansik
Wim van Krieken, VHP
’Stel je voor dat er in Nederland een wet is die bepaalt dat 30% van het bouwproject groen moet zijn, 11 zoals in sommige andere landen? Zou dat de stad duur zamer maken?’
‘Gedragsverandering krijg je alleen door te dwingen.’
‘De eigendomsgrenzen in de wijk blijven hetzelfde. De openbare ruimte is van de gemeente. Ik kan me wel voorstellen dat mensen samen iets oppakken. Een straat moet om de zoveel jaar openge broken worden. Daar maken wij gebruik van. Je vraagt aan de wijkbewoners: “Wat willen jullie? Groen, of voorzieningen, of beide?” Er kan heel veel. 12 Maar geen parkeerplaatsen voor auto’s. Die mogen alleen in bepaalde straten.’
Hans Nijland
’Het zal ongetwijfeld effecten hebben op hoe mensen hun wijk beleven. We maken de wijk er alleen niet klimaatneutraal van. Verkeer blijf je houden.’
Hans Nijland
‘Ik denk dat mensen in 2040 op precies dezelfde wijze zijn te prikkelen als nu. En dat we ze dus nog steeds een beetje moet dwingen én verleiden om hun gedrag te veranderen.’
Van Krieken
’Klimaatneutrale wijken moeten nu vaak 2 hectare aan bos realiseren. Wij denken niet dat het realiseren van groen de stad in één klap klimaatneutraal maakt, maar samen met andere maat regelen wel.’
104
11
105
11
Groningen
Rivierenwijk
VHP architecten, Rotterdam
positie Economie lokaal
Energieopwekking
geglobaliseerd
centraal
?
toename
Mobiliteit: ontwikkeling in de toekomst
decentraal
afname
Mobiliteit: wonen/werken/voorzieningen
samenbrengen
scheiden
Samenleven in de toekomst doorgezet individualistisch
dwang
108
hernieuwd collectief
De motor achter gedragsverandering
verleiding
109
Tilburg
Reeshof & Vossenberg
Julien De Smedt Architects, Brussel
tilburg cijfers
202.000 inwoners 119 km2 Kenmerken
Vinex-locatie, tien jaar oud, laag voorzieningenniveau, naast industrieterrein Vossenberg Vraag
Hoe kunnen deze Vinex-wijk en het aangrenzende bedrijventerrein verduurzamen?
112
Een oer-Hollandse oplossing voor een Brabantse stad: om Vinexwijk Reeshof in Tilburg legt Julien De Smedt Architects (JDS) een dijk. Om de gevolgen van de klimaatverandering voor te zijn. En om een bijdrage te leveren aan de verduurzaming van de stad. Want de sprawling stad die stukje bij beetje uitbreidt, maakt het onmogelijk goed te werken aan een energieneutrale toekomst. Verdicht daarom rondom knooppunten in de stad, stelt JDS. Zo zorgen we er bovendien voor dat de stedelijke kwaliteit van de Vinex-wijk wordt verbeterd. In het gesprek over het ontwerp passeerden onder meer de economie van het dubbele grondgebruik, de architect als ‘social engineer’ (of niet) en de dijk als spannende architectuur.
Deelnemers aan het gesprek, onder meer:
Linda Steg Hoogleraar omgevingsp sychologie Universiteit Groningen Machiel van Dorst Hoogleraar Environmental Design Technische Universiteit Delft Ton Venhoeven Rijksadviseur Infrastructuur, Atelier Rijksbouwmeester Ton Dassen Senior onderzoeker, Planbureau voor de Leefomgeving Federico Pedrini Julien De Smedt Architects, Brussel
113
4
1
MIXITY! DENSITY! IDENTITY!
Tilburg atol
Steden bundelen zich tegen de zee
Sprawl als duurzaamheidvraagstuk
We moeten (...) opnieuw leren hoe de stad aan te passen omdat verandering altijd aanwezig is. (...) We kunnen ons Nederland voorstellen als een schiereiland, of eerder als een lagune, 75 keer zo groot als de Venetiaanse lagune. 1 Kunnen we deze situatie omkeren in een potentieel voor nieuw duurzaam wonen? (...) De bedoeling van deze studie is om aan te tonen dat een pragmatische utopie een mogelijkheid creëert tot een duurzame visie op onze toekomstige steden.
Federico Pedrini
Federico Pedrini
’We zijn begonnen met de notie dat 30 jaar eigenlijk heel kort is. We kunnen ons in die periode niet aan de klimaatveranderingen aanpassen. Daarom keken we 100 jaar vooruit. Wat zijn eigenlijk de mogelijke gevolgen van de zeespiegelstijging? 2 We stelden ons voor dat Nederland een groot Venetië wordt. Daarna begonnen we te denken over steden, die zich zouden bundelen en beschermen tegen de zee.’ 3
’De belangrijkste duurzaamheidfactor is de consumptie van land. In de structuur van Tilburg is het landgebruik niet doordacht. Er is sprawl gaande. Terwijl we de structuur van de stad bestudeerden, kwamen we erachter dat Tilburg niet vanuit een kern groeit, maar vanuit verschillende delen. Dat is ook de reden waarom het zo moeilijk is de sprawl te stoppen. Daarom kiezen we voor verdichting van de bestaande locatie met daaromheen een beschermende ring. 4 Dat is enigszins provocatief, maar zelfs als de zeespiegel niet zo erg stijgt, dan is het nog steeds een manier om de uitbreiding van de stad tegen te gaan.’
Machiel van Dorst 3
8
2
116
Duurzaamheid kan niet alleen op korte termijn bekeken worden. (…) We kunnen veel doen om die trend te veranderen, maar het zou verstandig zijn om eerst en vooral te wijzen op het aanpassingsvermogen als absoluut noodzakelijk voor ons design, voor onze planning en voor de manier waarop we ons de toekomst voorstellen. 20
4
Beheers de sprawl
Het voornaamste effect van de industriële revolutie is meestal de uitbereiding van het stedelijk weefsel. (...) Hierdoor ontstond een collectie van voorstedelijke satellietsteden rondom Tilburg die mee evolueerden in de stedelijke ontwikkeling. Het grootste probleem van deze voorsteden is de pendeltijd. Een duurzame stad moet de pendeltijd verminderen door een rationeel transport systeem te ontwikkelen. Dit systeem moet steeds toegankelijk zijn via makkelijk bereikbare knooppunten. (…) Rond deze belangrijke knooppunten worden alle functies van een stad verzameld. 5 Het ontwerp van een smart grid systeem, maakt het samenbrengen van publieke programma’s en sociale programma’s en mobiliteit mogelijk . De knooppunten zijn de links in de stedelijke activering.
’Op zich kunnen we de effecten van de zeespiegelstijging zelf technisch oplossen. Alleen is wat eruit het achterland komt veel gevaarlijker. De rivieren en kanalen stijgen ook. We moeten juist gebieden creëren waar we water kunnen accumuleren.’
5
117
De dijk als architectuur
Vinex transformeren
Mogelijkheden scheppen Verdichting als ingreep
Machiel van Dorst
Ton Venhoeven
Federico Pedrini
‘De ring vind ik een kans. Het is interessant als een landschapsontwerp. Het staat op zichzelf. Los van het stadsontwerp kan het ook in andere steden worden toegepast. De gesloten ring vind ik persoonlijk minder interessant. Dat is een middeleeuwse vorm en we leven nu in een netwerkmaatschappij. Maar het principe van de typisch Nederlandse dijk als begrenzing van de stad, vind ik interessant. De dijk heeft niet alleen de functie van het tegengaan van waterstijging maar heeft een eigen kwaliteit.’ 6
‘Als we over Vinex nadenken, gaat dat vaak alleen maar over de huidige kwaliteit van leven. Dat is in mijn ogen irrelevant. We moeten nadenken over het feit dat deze wijken teveel land gebruiken en dat we landbouwproducten uit het buitenland gebruiken. De kwaliteit van Vinex kunnen we behouden, maar de duurzaamheid moet omhoog.’
‘We dachten na over het plan als een pragmatische utopie. We hebben aannames gedaan om te kunnen ontwerpen. We hebben slechts één scenario uitgewerkt. Dat had ook anders gekund. Wij wilden mogelijkheden scheppen. Dit is een specifieke oplossing.’
6
Machiel van Dorst
‘De problemen hebben te maken met de leeftijd van de buurt. De Vinex-wijk is tien jaar oud. Er wonen mensen met twee auto’s. De problemen hebben dus te maken met het leven van de mensen die er nu wonen.’ Ton Venhoeven
7
Verdichten
‘Een deel van de transformatie is die van new town, naar grown town.’ Linda Steg
8
9
120
Een duurzame stad moet strikte specialisering vermijden. In Tilburg Reeshof is de verhouding tussen eigen en verhuurbare ruimte zeer hoog 7 en de variatie in beschikbare activiteit en programma is klein. Met een bevolking van bijna eenderde van de rest van de stad is de energierekening hoger dan die in het centrum. Hoe kunnen we verdichten zonder in zones te hoeven verdelen? We kunnen ons voorstellen hoe de buitenwijk de plaats wordt van stedelijke revolutie, en er een groot deel aan ruimtes vrijkomt voor gebouwen en uitbreiding. 9
‘Die verandering gebeurt gradueel. Er verrijzen bedrijfjes. Dat gaat allemaal heel langzaam. Zolang de dichtheid zo hoog is dat allerlei initiatieven zich kunnen ontwikkelen.’
’In buurten als deze is er vaak geen enkel punt waar je je op kunt richten. We wilden langzaam een stedelijke kwaliteit maken.’ Machiel van Dorst
‘In 1970 was er een burgemeester in Tilburg die nadacht over hoe Tilburg er in 2000 zou moeten uitzien. Hij verwoestte het oude centrum, maakte grote wegen. Dat was een grote vergissing. In Nederland denken we dat groei altijd goed is. Dat is het niet. Tilburg zal ook helemaal niet zoveel groeien. Ik weet daarom ook niet of verdichting altijd goed is. Het is ook een traditie in Nederland, afgeleid van Jane Jacobs, dat als je maar dichtheid creëert, dan gaan er wel mensen wonen en dan gebeurt er iets. 9 In sommige gevallen is lage dichtheid ook goed.’
9
121
10
11
12
Verminderde transport behoef te
Verandering van levensstijl
Windmolens
Groei rondom knooppunten
De vermindering van consumptie is (...) op lange termijn een niet waarschijnlijk scenario. Tegelijkertijd kunnen we niet leven op hernieuwbare energie zonder te besparen op onze energiefactuur. Een eigen auto is 20 keer minder efficiënt dan het openbaar vervoer. Door de oliecrisis en de opkomst van het duurzame beleid in de steden, kunnen we veronderstellen dat in 30 tot 40 jaar het gebruik van de auto sterk zal worden verminderd. 10 Hierdoor kunnen we ons een scenario voorstellen, waarin intermodale punten, stations, fietsenrekken en zelfs parkeergarages natuurlijke aantrekkelijke plaatsen worden voor publieke activiteiten. 11 Het zal daarom nodig zijn om de vervoersnetwerken naar aanleiding hiervan te herbestemmen.
Linda Steg:
Linda Steg
Ton Venhoeven
‘Als je de plaatjes ziet, denk je dat alles heel verdicht is. 12 Maar dat is blijkbaar niet zo. Ik zie veel publieke ruimte en weinig private buitenruimte. Dat is on-Nederlands. De aanname is verder dat mensen ook lokaal werken. Dat gebeurt nu niet. Mensen wonen ergens anders dan waar ze werken. Iemand kan wel werken waar hij woont, maar dan werkt de ander vaak ergens anders. De hoeveelheid tijd die mensen reizen naar hun werk blijft in de geschiedenis gelijk. Dat verandert niet. Nu reizen we sneller, dus ons bereik wordt groter.’
‘Heb je nagedacht over de impact van windmolens midden in de stad?’
‘Jullie denken na over groei rondom knooppunten. 14 Je maakt dus geen klassiek masterplan, maar je bent vormgever van de groei. Als we vandaag de dag het snelwegnetwerk zouden ontwerpen, dan zouden we de knopen veel meer verdelen. Terwijl we vroeger overal evenveel knopen wilden.’
Machiel van Dorst
‘Levensstijlen kunnen heel snel veranderen. De wijk Javaeiland in Amsterdam is bijvoorbeeld ontworpen voor mensen met hogere inkomens zonder kinderen. En wat doen ze? Ze krijgen kinderen! Dan ontstaan er problemen.’
Federico Pedrini
‘Een vraag aan jou terug: waarom vinden jullie die in Nederland eigenlijk lelijk?’ Machiel van Dorst
‘Goede vraag. Interessant bij jullie is de lokale opwekking. Er is zo een connectie met de gebruikers. Een interessant voorbeeld is een dorp in Friesland waar de windmolen licht geeft: rood als er te weinig opwekking is, groen als er een overschot is.’ Linda Steg
‘Precies, het gaat dus om sociale kansen voor lokale toepassing.’
13
Federico Pedrini
‘We wilden uiteindelijk geen levensstijlen ontwerpen. 13 17 We zijn geen ‘social engineers’. We reageren op de sociale ontwikkeling. Bijvoorbeeld op de vraag naar meer recreatie en naar meer lokale business. We laten in ons dichtheidsdiagram 8 zien dat er verschillende plekken ontstaan met lagere en hogere dichtheden.’ 14
124
125
Energieaf hankelijkheid bevorderen
Met de vooruitgang in de informatie-, communicatie- en transporttechnologie leven we in een steeds meer onderling afhankelijke wereld. Toch blijven onze huidige vormen van energiewinning en distributie frustrerend onafhankelijk van elkaar, en onafhankelijk van de maatschappelijke transacties die daarvoor nodig zijn. Wij geloven dat er door het systematisch ontwerpen
van energie-uitwisseling, 15 overlappen en interactie, onbenutte kansen liggen voor innovatie en efficiëntie. Door nauwgezet onderzoek naar de energieuitwisseling van de belangrijkste functies – bedrijventerrein,landbouw en volkshuisvesting – leggen we hun overtolligheid bloot en gebruiken we deze mogelijkheden om energetische verbanden te creëren. 16
Groen & industrie
Ophef f ing tegenstelling buitengebied en stedelijke omgeving
Dubbel ruimtegebruik
Machiel van Dorst
Machiel van Dorst
’Wat ik heel mooi vind, is het industriële gebied waar niet alleen verdicht wordt, maar vooral de koppeling van het negatieve van het industriële met het positieve van het groen gestalte krijgt.’ 17 20
‘De opmerking “Stad is slecht, landschap is goed” hoor je vaak bij duurzame ontwikkelingen. Dat is onzin en daarom is een mix als hier erg goed. Vergelijk het met volkstuinen. Er is vraag naar deze plekken. Sommige liggen in de buurt van snelwegen, sommige in het midden van de stad. Ik zie daar absoluut kansen. Het nieuwe aan dit plan is het perspectief van het eetbare landschap. Je ziet het in Cuba, maar ook in Chicago. Als de stad krimpt, kun je er tuinen ontwikkelen waar je voedsel uit kunt halen.’
Ton Venhoeven ‘Jullie zetten de gebouwen zo dicht mogelijk tegen elkaar aan en daar ontwerp je dan een nieuw transportsysteem voor. 18 Dat past bij een toekomst waarin we multimodale transportnetwerken creëren.’
15
16
17
16
19
128
18
Federico Pedrini
‘Het is ook praktisch hoor. We creëren gewoon een extra laag land en dat levert geld op.’ 19 Ton Venhoeven
‘Dat vergt wel een andere manier van investeren. Misschien wel net zoals bij infrastructuur: je moet het als overheid zelf ontwikkelen en dan die loodsen met landbouw op het dak verhuren. Het is technisch mogelijk, alleen moet je er een business case van maken.
129
20
Tilburg
Reeshof & Vossenberg
JDS Architects
positie Economie lokaal
geglobaliseerd
Energieopwekking centraal
toename
decentraal
Mobiliteit: ontwikkeling in de toekomst
afname
Mobiliteit: wonen/werken/voorzieningen
samenbrengen
scheiden
Samenleven in de toekomst doorgezet individualistisch
dwang
132
hernieuwd collectief
De motor achter gedragsverandering
verleiding
133
Berichten aan de bestuurders
doorgeven Frank van Genne
Justus Veenman
Zelfstandig vastgoeddeskundige
Hoogleraar economie,
en lector Hanzehogeschool
Erasmus Universiteit
‘We leven in een belevingseconomie. We moeten dus dingen leuk maken. Dat moet de overheid faciliteren. Dus bestuurders: maak dingen leuker en ga aan de slag.’ Duzan Doepel DoepelStrijkersArchitecten,
‘Bestuurders moeten zorgen voor lange termijn commitment aan stedelijke ontwikkelingen. Dat hoeven ze niet zelf te leveren. De overheid hoeft niet alles te kunnen. De woningbouwcorporaties zijn bijvoorbeeld ook van belang. Daar past lange termijn commitment ook beter bij.’
Machiel van Dorst Hoogleraar Environmental Design Technische Universiteit Delft
‘Dit kan het politieke verhaal zijn bij de ontwikkeling van de duurzame stad: de leefbaarheid gaat omhoog. De buurt zal gezonder en mooier worden. Het begint met respect voor de bewoners, waardoor zij zelfrespect krijgen en daarmee gaat de leefbaarheid omhoog.’
Rotterdam
‘Maak minder regels. Een paar goede regels is genoeg.’
Federico Pedrini
Donald van Dansik
‘We moeten af van de rigide instrumenten voor ruimtelijke ordening. Laten we proberen steden te zien als zachte dingen.’
Julien De Smedt Architects, Brussel
VHP architecten, Rotterdam
‘Bestuurders moeten minder besturen.’ Niek Verdonk Stadsbouwmeester Groningen
‘Er moet juist meer worden bestuurd! Mensen mogen alles zelf weten, maar hoe de stad eruit ziet is een publieke verantwoordelijkheid.’
136
137
Lessen voor ontwerpers
Vragen aan de wetenschap
doorgeven Matthijs Hisschemöller Politicoloog, Vrije Universiteit
Jan Jongert Architect, 2012Architecten
‘Denken over harde grenzen is heel goed, maar we moeten oppassen voor uniforme grenzen.’
‘Analyseer de stromen van energie, materiaal, water vanuit de lokale potentie, op een systematische manier.’
Frank van Genne
Nico Tillie
Zelfstandig vastgoeddeskundige
Landschapsarchitect en
en lector Hanzehogeschool
ontwerper bij DSV
‘Kies wat het belangrijkste probleem is dat je wilt tackelen: energie, materialen, demografie.’ Wim van Krieken VHP architecten, Rotterdam
‘Ga uit van hoe de plek nu functioneert. Probeer elke uniciteit van de plek uit te buiten.’ Niek Verdonk
‘Als je werkt aan de CO2-neutrale wijk, moet je als ontwerper steeds terug naar het ingenieursbureau om dingen door te laten rekenen. Die link naar ‘computer sciences’ moet vanzelfsprekender gaan werken.’
Justus Veenman
doorgeven Niek Verdonk
Jan Jongert
Hoogleraar economie,
Stadsbouwmeester Groningen
Erasmus Universiteit
‘Wat is er nodig om mobiliteit goed in te richten? Ofwel: wat is de juiste verhouding tussen stroop en azijn?’
‘Faciliteer veel meer het koppelen van vakgebieden, interdisciplinair werken en het inzetten van elkaars kennis.’
Donald van Dansik
Nico Tillie
‘Probeer met alternatieve plannen te werken. Laat de klant zien dat bepaalde keuzes en afwijkingen leiden tot andere opties en een andere fysieke omgeving.’ Federico Pedrini Julien De Smedt Architects, Brussel
VHP architecten, Rotterdam
‘Waarom werkt de digitale technologie niet ter vermindering van de mobiliteit?’
Architect, 2012Architecten
Landschapsarchitect en ontwerper bij DSV
‘Wat zijn andere belastingsystemen die duurzame ontwikkeling wel stimuleren?’
Linda Steg Omgevingspsycholoog Universiteit Groningen
‘Hoe kunnen we visionaire plannen voor sterk verdichte steden realiseren met de steun van burgers?’ Machiel van Dorst Hoogleraar Environmental Design Technische Universiteit Delft
‘Werk met een ontwerp als een hypothese voor nader onderzoek.’
‘Blijf denken in termen van aanpassing.’ Justus Veenman Hoogleraar economie, Erasmus Universiteit
‘Ga eens winkelen bij bijvoorbeeld de behavioral economics.’
Stadsbouwmeester Groningen
‘Maak dingen die het aantrekkelijk maken om in de stad te wonen.’
140
141
Colofon
COLOFON Deze publicatie kwam tot stand in opdracht van het Atelier Rijksbouwmeester, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Ministerie van VROM.
Ontwerpen
Deelnemers expertsessies
Publicatie
VHP architekten, Rotterdam
ton Dassen
Uitgave van:
Stedenbouwkundige Wim van krieken Landschapsarchitect
Zones Urbaines Sensibles (ZUS), Rotterdam elma van Boxel Landschapsarchitect kristian koreman Landschapsarchitect
Senior onderzoeker, Planbureau voor de Leefomgeving machiel van Dorst
Met dank aan Nes TahTah (NAi).
Duzan Doepel
Den Haag.
Architect
ren-Fluck & Van Lohuizenstichting,
eline strijkers
Rotterdam / Collectie Van Eeste-
Architect
Stadsbouwmeester Groningen
Infrastructuur planBureau voor De
Design, Technische Universiteit
leeFomgeving
Delf t
ministerie van volkshuisves-
rinie van est Technologische innovatie
ting, ruimtelijke orDening en milieuBeheer.
onderzoeker, Rathenau Instituut & Technische Universiteit
Met medewerking van:
Eindhoven
rick ten Doeschate
Zelfstandig vastgoeddeskundige & lector Hanzehogeschool matthijs hisschemöller Politicoloog, Vrije Universiteit Amsterdam
Atelier Rijksbouwmeester ton Dassen, arjan harBers Planbureau voor de Leefomgeving evelyn hijink Ministerie van VROM
thaDDeus müller Zelfstandig stadssocioloog &
niek verDonk Atelier Rijksbouwmeester Rijksadviseur infrastructuur,
Samenstelling
2012Architecten, Rotterdam
docent Rotterdamse Academie
patrick van Der hijDen
jan jongert
voor Bouwkunst
klaas van Der veen
Architect
ton venhoeven
jeroen Bergsma
Universiteit
Architect
Hoogleraar economie, Erasmus
Nederlands Architectuurinstituut, instituut, Rotterdam; Collectie Collectie Nederlands Architectuurinstituut, rotterDam neDerlanDs architectuur (poster katern 1)
Floris schiFerli
Beeldverantwoording
justus veenman
Stedenbouwkundige
per, DSV Landschapsarchitect en ontwerArchitect FeDerico peDrini Architect julien De smeDt
Julien De Smedt Architects, Brussel Floris schiFerli Architect jeroen Bergsma Architect
Julien De Smedt Architects, Brussel julien De smeDt Architect FeDerico peDrini Architect
hans nijlanD Verkeersdeskundige, Planbureau
Eindredactie
voor de Leefomgeving
jenke Willemse
Universiteit Eindhoven Danielle snellen
Vormgeving
Onderzoeker stedelijk meta-
explanation Design
bolisme, Planbureau voor de
(klaas van Der veen)
Leefomgeving
Met dank aan Reynoud Homan
143
linDa steg Hoogleraar omgevingspsycholo-
Druk
gie, Universiteit Groningen
spinhex, amsterDam
nico tillie Landschapsarchitect en ontwer-
Bindwerk
per, DSV
epping BoekBinDers, WoerDen
justus veenman Hoogleraar economie, Erasmus
Beeldverantwoording
Universiteit
(poster katern 1)
ton venhoeven
neDerlanDs architectuur
Rijksadviseur infrastructuur,
instituut, rotterDam
Atelier Rijksbouwmeester
Collectie Nederlands Architectuur-
gie, Universiteit Groningen Hoogleraar omgevingspsycholoLeefomgeving bolisme, Planbureau voor de Danielle snellen voor de Leefomgeving Verkeersdeskundige, Planbureau docent Rotterdamse Academie Zelfstandig stadssocioloog &
Duzan Doepel
Doepel Strijkers Architecten, Rotterdam
Stadsbouwmeester Groningen
instituut, Rotterdam; Collectie Nederlands Architectuurinstituut, Rotterdam / Collectie Van Eesteren-Fluck & Van Lohuizenstichting, Den Haag. Met dank aan Nes TahTah (NAi).
kristian koreman Landschapsarchitect elma van Boxel
Zones Urbaines Sensibles (ZUS), Rotterdam Landschapsarchitect Wim van krieken Stedenbouwkundige DonalD van Dansik
explanation Design
Vormgeving jenke Willemse
Eindredactie klaas van Der veen patrick van Der hijDen
Samenstelling
Amsterdam Politicoloog, Vrije Universiteit matthijs hisschemöller & lector Hanzehogeschool Zelfstandig vastgoeddeskundige Eindhoven tuut & Technische Universiteit
Ministerie van VROM evelyn hijink Leefomgeving Planbureau voor de ton Dassen, arjan harBers Atelier Rijksbouwmeester rick ten Doeschate
Met medewerking van:
onderzoeker, Rathenau InstiTechnologische innovatie rinie van est
milieuBeheer. ting, ruimtelijke orDening en ministerie van volkshuisves-
Delf t
leeFomgeving
Design, Technische Universiteit Hoogleraar Environmental machiel van Dorst voor de Leefomgeving Senior onderzoeker, Planbureau
planBureau voor De Infrastructuur Rijksadviseur voor de ton venhoeven
Uitgave van:
ton Dassen
VHP architekten, Rotterdam
Publicatie
Deelnemers expertsessies
Ontwerpen Deze publicatie kwam tot stand in opdracht van het Atelier Rijksbouwmeester, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Ministerie van VROM.
Colofon
139
thaDDeus müller Frank van genne
Landschapsarchitect
Met dank aan Reynoud Homan (klaas van Der veen)
hans nijlanD voor Bouwkunst
Architect
Druk
Universiteit Eindhoven
2012Architecten, Rotterdam eline strijkers
spinhex, amsterDam
linDa steg
jan jongert
niek verDonk Architect
Bindwerk
nico tillie Onderzoeker stedelijk meta-
Stedenbouwkundige
epping BoekBinDers, WoerDen
138
Rijksadviseur voor de
Hoogleraar Environmental
Frank van genne
Doepel Strijkers Architecten, Rotterdam
ton venhoeven
142
Copyright © Atelier Rijksbouwmeester, 2010 Op alle getoonde ontwerpen berust auteursrecht, niets uit deze uitgave mag gebruikt worden, zonder toestemming van het Atelier Rijksbouwmeester. Er is gepoogd om rechthebbenden te achterhalen voor al het opgenomen beeldmateriaal. Eenieder die niettemin meent rechten te hebben op een of meer afbeeldingen in de publicatie, kan dit kenbaar maken bij het Atelier Rijksbouwmeester.
DonalD van Dansik
Copyright © Atelier Rijksbouwmeester, 2010 Op alle getoonde ontwerpen berust auteursrecht, niets uit deze uitgave mag gebruikt worden, zonder toestemming van het Atelier Rijksbouwmeester. Er is gepoogd om rechthebbenden te achterhalen voor al het opgenomen beeldmateriaal. Eenieder die niettemin meent rechten te hebben op een of meer afbeeldingen in de publicatie, kan dit kenbaar maken bij het Atelier Rijksbouwmeester.
Boodschap voor projectontwikkelaars en investeerders
doorgeven Frank van Genne Zelfstandig vastgoeddeskundige en lector Hanzehogeschool
‘Projectontwikkelaars maken geen producten. Ze proberen elke keer weer iets opnieuw te bedenken. Maar we moeten juist dingen verzinnen die we op verschillende plekken kunnen realiseren. Dus echt producten maken. Kwaliteit wordt in andere markten bepaald door wie er gebruik van gaat maken. Dat doen projectontwikkelaars totaal niet. Maar dat moet wel.’
Colofon
144
Donald van Dansik VHP architecten, Rotterdam
‘Investeer in duurzame wijken. Dat is goed voor het rendement.’