≥
Dit is een publicatie van: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Rijksgebouwendienst > Rijnstraat 8 > 2515 XP Den Haag >www.vrom.nl 9011
Los nummer €5,-
blad voor de rijkshuisvesting
februari 2009
jaargang 9, nummer 40
bas schildt, hoofd facilitaire zaken van pi rijnmond: singen doen we in overleg met de Dienst Justitiële Inrichtingen en de Rijksgebouwendienst. Het liefste zou je een vleugel compleet willen ontruimen om alles brandwerend te maken, maar dat kan niet altijd. En als je aan het werk gaat, moet je op alles letten. Dat er geen schroevendraaier achterblijft, bijvoorbeeld. Op de foto die van mij gemaakt is, sta ik bij een brandwerend gordijn. Dat is een belangrijke vinding want zo verpest je geen bouwdeel door een muur. Dat gordijn wordt alleen zichtbaar als er brand uitbreekt, dan komt het in een frame tevoorschijn. Het is van een speciaal brandwerend doek gemaakt. Zoiets komt voort uit samenspraak met de Rijksgebouwendienst. Volgens het bouwbesluit voor bestaande bouw mag een compartiment niet groter zijn dan 1000 vierkante meter, maar met een oud gebouw als de Noordsingel halen we dit doel niet. Daar zijn de compartimenten ongeveer 2000 vierkante meter. Door gebruik te maken van een brand-
werend gordijn halen we dit wel, maar alleen op het moment dat dit noodzakelijk is, aangestuurd door de brandmeldcentrale. Ook de cellen zijn aangepast. Op de plaats van doorvoeringen is een brandwerende pasta gesmeerd of een schuimmanchet aangebracht. Waar een pijp door het plafond heen gaat zijn keerkleppen geplaatst. Ook is iedere cel voorzien van een rookmelder en hebben de celdeuren nieuwe sloten, automatische deurdrangers en opschuimend band gekregen. Alles is na de Schipholbrand aangescherpt. Of er ook vleugels in de Noordsingel gesloten zijn omdat de brandveiligheidsmaatregelen het gebouw te veel zouden aantasten? Om die reden zijn de cellen in de systeembouw buiten gebruik gesteld. Maar op de A-vleugel is dat ook gebeurd omdat de cellen geen toilet hebben. En daar heeft elke gedetineerde gewoon recht op.’
40 smaak 40
Ik pendel regelmatig op en neer tussen de vier PI’s in de regio, dat zijn de IJssel in Krimpen aan de IJssel, de Schie en de Noordsingel in Rotterdam en de stadsgevangenis in Hoogvliet, om overleg te plegen met mijn technische- en civiele diensten. Op de mensen van die diensten ben ik het meest trots, ze weten echt alles van zo’n PI, zijn betrokken en kunnen improviseren. Wat ik ook bijzonder vind is dat een oud gebouw zoals de Noordsingel nog steeds gebruikt wordt. Het leuke van dit werk is dat het geen dag hetzelfde is: je begint ‘s ochtends en het kan allemaal anders verlopen dan je had gedacht. Ik doe dit al veertien jaar waarvan 12 jaar als facilitair manager en kan me geen afwisselender werk voorstellen. Sinds het bouwbesluit uit 2003 moeten we uitvoering geven aan de brandveiligheidsvoorschriften en dat is met name voor zo’n historisch gebouw als de Noordsingel uit 1872 niet eenvoudig. Een monument is het niet, maar een monumentale status heeft het wel. Alle aanpas-
10 – hoftoren wacht spektakel 13 – de rookruimte heeft langste tijd gehad 18 – peter noordanus over de bouw en de crisis 26 – het wee van de europese aanbesteding 52 – monumentale wandkunst in gevaar
smaak
stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst
het merk rijk
paleizen en kastelen
37 Deel 1: Op weg naar Shanghai
22 Wat te doen met de afgedankte CBS-kolos?
30 Inventarisatie monumenten leidt tot databank
50 Een windwijzer op het Historisch Centrum Overijssel
26 Jong talent tobt met Europese aanbesteding
45 Mesdagkliniek 48 Laat de bewoners van plaatst kliniek op de prachtwijk fietsen parkeerterrein
18
Noordanus: ‘Bouwen zit te veel vast aan regels’
31
Borstbeelden bij Landbouw
52 Het is twee voor twaalf voor jaren vijftig-kunst
43 Kunst voor scheepvaartmuseum is koloniale reis
63
34 Het rijkswapen heeft nu een geslacht
13 De Voorziening: Gij zult roken...in afzondering
smaak – 35: de ontwerper
Smaak – 37: Het gebied
SMAAK – 38: De gesprekken
– Liesbeth van der Pol aangekondigd als nieuwe Rijksbouwmeester – Architectenprocedure ICC – Happy Street van John Kormeling in Shanghai – Germaine Kruip in Algemene Zaken – Marlies Rohmer verbouwde verzamelkantoor Schenkkade – Jan van der Ploeg beschilderde Schenkkade – Rob Hootsmans en de Zwolse rechtbank – Ontwerper Jurgen Bey over design voor pi’s – PPS, de stand van zaken in Groningen – Oude rechtbank Haarlem verbouwd – Miniatuur VROM herplaatst in Madurodam – Interview Wim Deetman – Bedrijfsverzamelgebouw Beatrixpark – Fotoserie: het verdwijnende postkantoor – Energieambities Belastingdienst – de voorziening: Vergaderfaciliteiten – boeken: kerken, Stedelijk Domein, de compositie van Nederland, De Forens – nasmaak: Frits van Oostrom, president van KNAW
– Afscheidsinterview Mels Crouwel – Stationskwartier Breda – Ensemble Veenhuizen voorgedragen voor behoud – Gerechtsgebouw Amsterdam op eiland in IJ – Duurzame stedenbouw Almere – Strenge gevel voor warm Openbaar Ministerie Lelystad – Beelden aan zee exposeert in Soestdijk – Twintig architecten in de race voor ICC – Boventuinen Loo gerestaureerd – Open beeldentuin Walterbos dilemma – Toekomst gevangenis Noordsingel Rotterdam – Reacties op vier jaar Mels Crouwel – Portakabin als kantoor bij RIVM – Ministerie van Onderwijs hoofdkantoor AIVD – Jill Magid maakte kunst AIVD – Vijf nominaties Gouden Piramide – Zoutloods Zetten – Verbouwing Raad van State – Kunst Job Koelewijn bij Raad van State – Tongewelven Scheepvaartmuseum ontdekt – Kleur in interieur belastingdienst Almere – nasmaak: Marco van Baalen, conservator Gevangenpoort
– Vijfde architectuurnota – Gevelrestauratie Paleis op de Dam – Interview Liesbeth van der Pol – Felix Claus over Paleis van Justitie – Wim Pijbes over zijn Rijksmuseum – Jan Vaessen weg als directeur Openluchtmuseum –d e voorziening: Mediteren op het werk – Callcenter ministerie van Landbouw Assen versierd – Interview minister Ella Vogelaar – Economische Zaken en Landbouw in een gebouw – Eeuwfeest Academie van Bouwkunst – Campus RIVM heeft nieuw kantoor erbij – Libanon Tribunaal in oud AIVD-gebouw – Gevangenis Leeuwarden hergebruikt – Twee kantoren voor KLPD in Assen en Maasbracht – Soestdijk gaat internationaal – Wandschilderingen op paleis Noordeinde – b oeken: Den Haag Zuidwest, Concern –n asmaak: Kolonel Bolderman commandant van Bronbeek
Smaak – 36: Wordt Bewaard
SMAAK SPECIAL – Westraven
SMAAK – 39: De specialist
– Profielen van drie nieuwe rijksadviseurs – Kleuronderzoek in Trippenhuis – Kunst en architectuur samen in ministerie Landbouw – de voorziening: depots en magazijnen – Herontwikkeling monumenten – Profiel van het Sixhuis – Soestdijk zeker niet op de commerciele toer – Roermondse gevangenis wordt luxe hotel – Arbeidscluster Veenhuizen – Uitbreiding PPS-praktijken – Interview Winy Maas – Kunstwerk Annelys de Vet bij OM Lelystad – Ben van Berkel bouwt IB Groep Groningen – Triennale historisch landschap – Om Zutphen in monumentale school – Opnieuw; Schenkkade van Rohmer – Redding zieke gebouwen – boeken: Catshuis, Zocher, Sam Durant – nasmaak: Riny Donker, teamleider Zoudloods Breda
– Rol Rijksgebouwendienst en Rijkswaterstaat – Mels Crouwel over jong monument Westraven – De gebruikers over het gebouw – Interview Jan Pesman – Kunst Ned Kahn op de gevel – Landschapsarchitect Wesup over binnentuinen en omgeving – LEF Future Center: nieuwe manier van brainstormen – Fietsen en parkeren – Een erfenis van Lucas Ellerman en Van Vugt
– Eberhard van der Laan nieuwe minister VROM – Drie bureaus geselecteerd voor Strafhof – Evaluatie PPS – Restauratie van antiek meubilair en tapijten –d e voorziening: bibliotheken – Interview Herman Tjeenk Willink – Preview van RACM Amersfoort – Aanbesteding Rijksmuseum opgeknipt – Wandschildering Eppo Doeve bij Verkeer en Waterstaat – Van Houwelingen ruilt beelden – BIM caseweek over doelmatig werken – Nieuwe entree Meermanno museum – Beeld en Geluid wint Gouden Piramide – Kredietcrisis geeft ook kansen – Soestdijk voorgesteld als conferentiecentrum – Bijbeltje HW Werther voor Pi Vught – Kunst Liam Gillick bij CFI – b oeken: Almere Kustzone, Cahier Snelweg en catalogus Gouden Piramide –n asmaak: Debbie de Wagenaar, LEF Future Center
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
inhoud nieuws
04 – ministerie van vrom wordt verbouwd 04 – vestingmuseum naarden verhuist 04 – plannen voor nieuwe faculteit bouwkunde 05 – crisis treft architectenbureaus 05 – eerste paal ‘groningen’ geslagen 06 – ministerie financiën officieel open in maart
het merk rijk
10 – abseilers gaan problemen hoftoren te lijf 13 – de voorziening: roken ja, maar dan buiten of in een hok 18 – peter noordanus: ‘nota ruimte is in gevaar’ 22 – sloop cbs-kolos wordt serieus overwogen 26 – jong talent tobt met europese aanbesteding 30 – rijksgebouwendienst inventariseert monumenten 34 – studio dumbar over het rijkslogo 37 – aanleg wereldexpoterrein in shanghai begonnen 40 – jurriaan van hall maakt borstbeelden voor landbouw
andere smaken
43 – nathan coley inspireert zich door ijsselstenen 45 – mesdagkliniek groningen breidt uit 48 – mobiliteit prachtwijk onderbelicht element 50 – rudy luyters plaatst windwijzer op 52 – plastieken, reliëfs en glas-in-lood: een bedreigde kunstsoort 58 – rijksgebouwendienst gaat samenwerken met defensie 60 – boeken: wim quist en vinex atlas exposities: maak ons land en bert nienhuis 62 – jaaroverzicht 2008
nasmaak
64 – bas schildt, hoofd facilitaire zaken pi rijnmond
Coverfoto: Chris Keulen, Hollandse Hoogte smaak, blad voor de rijkshuisvesting, is een uitgave van de Rijksgebouwendienst. smaak verschijnt vijf maal per jaar. Het aanvragen van nummers kan schriftelijk via de Rgd-Infofoon (IPC 465), Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag of per email info.infofoon@minvrom.nl. Via deze adressen zijn ook vorige nummers van smaak te bestellen. Meer info bij de Rgd-Infofoon 0800-899 11 03 of op www.rijksgebouwendienst.nl. abonnementen smaak: Het is mogelijk een abonnement te nemen op smaak. De prijs voor vijf nummers (een jaargang) bedraagt € 25, een los nummer kost € 5,00. U krijgt hiervoor een acceptgirokaart toegestuurd. Abonnementen kunnen op ieder gewenst moment ingaan. hoofdredacteur/eindredactie: Jaap Huisman medewerkers aan dit nummer: Liesbeth Fit, Sander Grip, Michiel Hulshof, Linda Huijsmans, Tanja Karreman, Gerard Kerkvliet, Agnes Koerts, Frank van de Pol, Ilse van Rijn, Anka van Voorthuysen. fotografen: Corné Bastiaansen, Simone van Es, Joep Jacobs, Wim Ruigrok, Frans Schellekens, Janine Schrijver, Levien Willemse vormgeving: Barlock, Den Haag / druk: DeltaHage, Den Haag / verspreiding: Pondres, Tilburg
3
ministerie vrom wacht ingrijpende renovatie Na zestien jaar is het ministerie gebouw van VROM bijna toe aan een forse renovatie. De medewerkers wor den tijdens de werkzaamheden tijdelijk ergens anders gehuisvest. Na de ‘ver nieuwing’ keert het kerndepartement medio 2015 terug in een vernieuwd huis, samen met een ander ministerie. De vernieuwing van de huisvesting van VROM wordt geleid door plaatsvervangend secretaris-generaal Peter Welling die de renovatie ‘vernieuwbouw’ noemt. Het pand wordt niet ‘gestript’, zoals bij het ministerie van Financiën. Vooral aan de binnenkant gaat er veel veranderen. Medewerkers worden tijdelijk elders gehuisvest omdat verbouwen en werken moeilijk samengaan. De Rijksgebouwendienst gaat op zoek naar tijdelijk huisvesting voor het kerndepartement, en vaste huisvesting voor de VROM Inspectie en haar eigen RGD-organisatie. Zij keren naar verwachting niet terug in de vernieuwde hoofdzetel. Het kerndepartement VROM blijft wel in het gebouw, samen met een ander kern-
departement. Het past in de nieuwe huisvestingsoptiek die ook mogelijk heeft gemaakt dat Economische Zaken gaat intrekken bij Landbouw en OCW in de Hoftoren gezelschap heeft van andere organisaties. Het hoofdgebouw van VROM moet de standaard qua Rijkswerkplek worden en ook aan de hoogste eisen van duurzaamheid en energiebeheer voldoen. Het gebouw krijgt een voorbeeldfunctie voor wat betreft materiaalgebruik en duurzame bedrijfsvoering. Ook zullen klimaat en ICT aan de nieuwste standaard worden gekoppeld. De Rijksgebouwendienst heeft voor de hele operatie een projectdirecteur aangesteld omdat het een complexe en omvangrijke verbouwing betreft.
een nieuwe faculteit bouwkunde
Foto: Wiebe Kiestra, Hollandse Hoogte
De jury van de internationale ideeën prijsvraag voor een nieuw gebouw voor de faculteit Bouwkunde van de TU Delft heeft acht genomineerden
aangewezen. “Samen vormen ze een brede schakering van goede visies en ideeën voor uitwerking in een nieuw gebouw. Ze bieden stof voor een interessante discussie”, zegt juryvoorzitter Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol. Op 14 maart worden de prijswinnaars en eervolle vermeldingen bekend gemaakt in het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam. In mei 2008 brandde de faculteit volledig af. De TU Delft ontving 466 inzendingen voor de open internationale ideeën prijsvraag Building voor Bouwkunde. De opgave was om na te denken over een concept voor het onderwijsgebouw van de toekomst en over de plaats van de faculteit in het Mekelpark (de TU wijk) en Delft. Medio januari heeft de internationale jury de inzendingen beoordeeld. Het open karakter van de prijsvraag heeft
geresulteerd in een schat aan visies op een nieuw gebouw. De jury was onder de indruk van de kwaliteit van de voorstellen. De meeste inzendingen hielden vast aan de oude locatie van Bouwkunde, met soms een duidelijke verwijzing naar het oude gebouw. Andere hebben die plek losgelaten en voorstellen gedaan voor locaties op de campus, waar de faculteit een bindende factor voor de TU Delft kan zijn.
eberhard van der laan De nieuwe minister van WWI, Eberhard van der Laan, heeft als portefeuille Wonen Wijken en Integratie. De afkorting werd fout uitgelegd in SMAAK–39.
crisis treft architectuur
De kredietcrisis begint zijn sporen te trekken in de architectuur. Het bureau van Erick van Egeraat met 140 werknemers heeft zichzelf in januari failliet verklaard omdat internationale opdrachten uitbleven of werden vooruitgeschoven. Bij het bureau van Rem Koolhaas, OMA, is van zeker vijftig medewerkers het contract niet verlengd vanwege een stagnerende markt. Verwacht wordt dat de bouw met name in de loop van 2009 nadelige gevolgen gaat ondervinden van de crisis die maakt dat banken minder snel investeren in vastgoedprojecten.
eerste paal geslagen voor gronings project Op 2 februari is de eerste paal de grond ingegaan voor deen van de meest ambitieuze projecten op het gebied van DBFMO (Design, Build, Finance, Maintain and Operate): het terrein van de Engelse Kamp/Kempkensberg Groningen. Vlak bij het nieuwe station Euroborg verrijst hier de komende jaren de nieuwbouw van de IB Groep (gespecialiseerd in studiefinanciering) en de Belastingdienst. Daarvoor zullen enkele bestaande torens, gebouwd volgens
het jackblocksysteem in de jaren zeventig, moeten wijken. De nieuwe kantoren worden omringd door een park waarin parkeervoorzieningen zullen worden gerealiseerd. Het ontwerp van de kantoren is van UN Studio (Ben van Berkel), terwijl het tuinontwerp voor rekening komt van Lodewijk Beljon. De Kempkensberg is het eerste PPS-project waar gebiedsontwikkeling en architectuur samen met de markt tot stand wordt gebracht.
Burgemeester Jacques Wallage (rechts op de foto) slaat de eerste paal voor de Kempkensberg in Groningen.
vestingmuseum in naarden gaat verhuizen
college rijksadviseurs legt nadruk op schoonheid Het Nederlands Vestingmuseum in Naarden verhuist zo goed als zeker van bastion Turfpoort naar bastion Oranje en de Gele Loods. De naastgelegen Utrechtse Poort wordt nog dit jaar door de Rijksgebouwendienst gerestaureerd en moet met de realisatie van een bezoekerscentrum dé entree van Naarden en het Vestingmuseum worden. De Rijksgebouwendienst (RGD) is al jaren bezig met het opknappen van de vestingwerken en wil, door er beter gebruik van te maken, meer mensen laten genieten van het verdedigingsbolwerk. Het verhuizen van het Vestingmuseum, een plan van het museum zelf, is daar een voorbeeld van. De Rijksgebouwendienst bekijkt nog veel meer plannen en ideeën om de vesting aantrekkelijk te maken voor bezoekers. Zo moet bastion NieuwMolen meer economische functies krijgen. Daarbij wordt gedacht aan een hotel, zodat bezoekers ook in de vesting kunnen overnachten. Het vrijkomende bastion Turfpoort kan gebruikt worden voor evenementen en culturele activiteiten zoals openluchttheater. De bastions Promers en Oud-Molen moeten een parkachtige uitstraling krijgen en bastion Katten wordt gereserveerd voor de natuur.
Maak het verschil. Dat is de titel van het essay dat de drie rijksadviseurs plus de Rijksbouwmeester naar buiten hebben gebracht; het is in feite de agenda die ze voor de komende jaren hebben ontvouwd. Het plezier in het ontwerpen moet terugkeren, vinden Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol, Yttje Feddes (landschap), Ton Venhoeven (infrastructuur) en Wim Eggenkamp (cultureel erfgoed). ‘Alsof we geen schoonheid meer mogen nastreven.’ En juist die schoonheid staat onder druk, stellen ze vast, door het ongenoegen in Nederland over de verrommeling, doordat de constructieve dialoog, gebaseerd op een gezamenlijk wensbeeld, is verdwenen. De drie adviseurs halen de Vitruviaanse drie-eenheid aan, die hersteld zou moeten worden: schoonheid, degelijkheid en functionaliteit. Iets moois gaat immers langer mee, net zoals iets dat goed functioneert. De ontwerper kan het verschil maken. Daarmee zou de strijd aangebonden kunnen worden tegen een traditionele oppervlakkigheid die het discours van architectuur, landschap, stedenbouw en culturhistorie steeds meer in zijn greep lijkt te krijgen.
Met name de stedenbouw heeft veel terrein verloren, doordat gemeenten hun afdelingen ruimtelijke ordening hebben opgeheven en incidenteel architecten en landschapsarchitecten hebben ingeschakeld, met wisselend succes. Daarmee is op veel plaatsen kwaliteit verloren gegaan. Wie vormt nog het geheugen van de gemeente? Waar is de lange adem gebleven die voorheen in de stedenbouw besloten lag? Dit is dé opgave voor ontwerpers, onderwijsinstellingen, overheid en opdrachtgevers: investeren in de stedenbouw en stedenbouwkundig onderwijs. Nu de minister van VROM de prachtwijken op de agenda heeft gezet, ligt het voor de hand dat ontwerpers zich ook met vernieuwing in steden en wijken gaan bemoeien, onder meer met een goed ontworpen openbare ruimte. Er staat een aantal concrete stappen op de agenda. Met de universiteiten moet verder gewerkt worden aan het vakmanschap van architect en stedenbouwer. De Europese aanbesteding moet meer eerlijke kansen gaan geven aan verschillende architecten; men wil discussie over de toepassing van de regels. De con-
dities voor de scholenbouw moeten worden verbeterd (tot dusver was de rijksoverheid weinig actief bij de zorg en de scholenbouw). Plannen voor windenergieparken moeten leiden tot een bundeling van – fraaie – turbinecomplexen. De relatie met de Rijksgebouwendienst moet worden hersteld, bijvoorbeeld bij de zorg om de vele rijksmonumenten. De krachtwijken bieden een kans voor thema’s als hergebruik en investeringen in sociale en stedenbouwkundige verbindingen. En dan wordt er aandacht gevraagd voor de Groene Metropool als antwoord op de structuurvisie Randstad 2040, dat wel voorziet in een toenemende groei van de steden maar te weinig in de zorg om een goed landelijk gebied. Bij de infrastructuur draait het de komende jaren om kennisontwikkeling op het gebied van energiezuinige steden en gebouwen en een betere inpassing van wegen en spoorlijnen in het landschap. In de eerstvolgende SMAAK wordt nader ingegaan op de agenda van het college.
architectuur
6
Eerste proeve van PPS is succesvol afgerond Op 12 maart wordt het vernieuwde ministerie van Financien geopend, dat inmiddels al enkele maanden in gebruik is. smaak brengt daarover een special uit maar blikt alvast vooruit op deze eerste testcase van PPS die is uitgevoerd door Strukton.
het merk rijk Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Studio Csany
Ministerie van Financiën glanst opnieuw Afbraak of wederopbouw? Daartussen werd lang getwijfeld bij het ministerie van Financiën aan het Korte Voorhout. Het werd een mengvorm: omdat het gebouw leed aan een slecht binnenklimaat (koudebruggen), werd ervoor gekozen het te omwikkelen met een glasgevel rondom het kenmerkende schone beton. Architecten: Meyer en Van Schooten uit Amsterdam. En zo is een gebouw uit 1975 dat lang niet op grote waardering kon rekenen, herboren. Half maart wordt het ministeriegebouw officieel in geopend, maar de ambtenaren van Financiën werken er al sinds december. Naar volle tevredenheid, zo wordt uit de wandelgangen vernomen.
Maar de wederopstanding van het gebouw is nog in een ander opzicht bijzonder. Het is het eerste project dat de Rijksgebouwendienst samen met de markt tot ontwikkeling bracht. De bieding van het consortium Safire werd in juli 2006 uitgekozen als beste, meest duurzame en meest verwachtingsvolle. Safire neemt niet alleen (het ontwerp) design, de uitvoering (build) en de financiering voor zijn rekening, maar is ook voor een lange termijn verantwoordelijk voor onderhoud, catering en beheer. Het was Safire er dus alles aan gelegen een energiebesparend en duurzaam gebouw af te leveren. Aan de keuze van Safire is een lang traject voorafgegaan van overleg over outputspecificaties en het programma
architectuurbe- kunst
7
Het vernieuwde ministerie heeft de grootste glaswand gekregen die tot dusver in Nederland denkbaar was – bijzonder was verder dat de sloop en wederopbouw gelijktijdig verliepen. Dat alles heeft ertoe geleid dat het gebouw eerder werd opgeleverd dan was gepland. Een ander nieuw element was dat alle data in een digitaal programma met elkaar werden vergeleken; zo konden de effecten van elke wijziging worden doorberekend. Effecten op het klimaat als men zou besluiten de ramen te openen, effecten op de ruimtelijke indeling als er voor andere bureastoelen zou worden gekozen. Het ministerie werd zo als het ware stap voor stap gemonitord.
van eisen. Welke risico’s moest de markt dragen, welke niet?, was een belangrijke vraag.
hoven Het oorspronkelijk ontwerp van de vroegere Rijksbouwmeester, J. Vegter, is ingrijpend aangepast. Vegter ontwierp een betrekkelijk gesloten gebouw rondom twee binnenhoven met een torentje op de hoek van de Schouwburgstraat/Korte Voorhout. Van Schooten heeft het gebouw als het ware binnenste buiten gekeerd. Hij veranderde een gesloten binnenhof in een openbaar gebied waaraan hij de nieuwe entree legde, en liet de toren slopen. Een grote poort, die na 11 uur ’s avonds dichtgaat, geeft toegang tot dit gebied. Dat is bekleed met een houten vloer die wordt afgewisseld met ovale bakken waarin bomen zijn geplant. De andere binnenhof is overkapt en veranderd in een exotische tuin waarin men tussen het groen kan pauzeren. In het souterrain daaromheen is het vergadercentrum van het ministerie ingericht.
De architect had bij zijn onderzoek naar het gebouw zich vooral gestoord aan de slechte logistiek, waardoor ‘hoog bezoek’ door een schamele achterdeur naar binnen ging, zo ongeveer op dezelfde plek waar de maaltijden naar het restaurant naar binnen werden gereden. Zijn eerste taak was dan ook routing en de logica van de indeling verbeteren. Een klein duurzaam detail is de vloerbedekking die bestaat uit vervangbare tegels – dat maakt dat niet het hele tapijt hoeft te worden vernieuwd als er slijtageplekken worden geconstateerd. Er is, kortom, met alles rekening gehouden. Van een gebouw waar publiek en pers in de jaren zeventig niet bijster enthousiast van konden raken, is Financiën veranderd in een transparant, toegankelijk complex. Dat gaat de katalysator worden van veranderingen in de omgeving, nu zeker is dat de Amerikaanse ambassade gaat verhuizen en de Hoge Raad zijn intrek neemt aan de overkant in een nieuw gebouw. Maar dat zijn pas ontwikkelingen over lange termijn. Begin maart verschijnt een speciale editie van SMAAK over het ministerie.
JJ
het merk rijk Op grote billboards op de stations wordt sinds een klein jaar ‘werken bij het Rijk’ aangeprezen, met opvallend afgebeelde per sonen die als puzzelstukken in elkaar grijpen. Het is de aanloop geweest van een campagne om het Rijk als een organisatie te profileren, en niet langer als een collectie departementen. Hoe zeer de scheidslijnen tussen de ministeries beginnen te vervagen blijkt ook uit de revolutionaire verhuizing van Economische Zaken naar het ministerie van LNV de komende jaren. Tegelijk wordt nu een nieuwe huisstijl
ingevoerd, een gestileerd rijks wapen waarop de Nederlandse Leeuw in verschillende blauw tinten prijkt. Vreemd eigenlijk dat niemand eerder op het idee is gekomen om het Rijk als uniforme organisatie te positioneren, bedachten de 0ntwerpers van Studio Dumbar toen ze gevraagd werden een huisstijl te bedenken. En logisch dat ze na veel onderzoek en over leg toch weer uitkwamen bij de leeuw, omdat die de Nederlandse staat symboliseert. Maar is het Rijk een merk of zelfs een brand?
In zekere zin wel als bedacht wordt dat de overheid garant staat voor monumenten, een gedurfde architectuur en speer punten als duurzaam bouwen, brandveiligheid en energie besparing. In SMAAK–40 worden verschillende facetten belicht waaraan het Rijk als merk kan vol doen – aan de burger vervolgens de beoordeling of dat inderdaad ook klopt. In een krachtenveld waarin de markt (PPS) en Europa (de aanbestedingsregels) steeds sterkere posities innemen, is het van belang dat het Rijk er staat, met de leeuw als bewaker.
10
Er is eindelijk een oplossing gevonden voor de aluminium platen van de Hoftoren die bij wind足 kracht zes of meer in beweging kwamen. Het wordt een spectaculaire operatie: abseilende experts met duikflessen op hun rug gaan de platen verankeren zodat er geen angst meer hoeft te zijn voor losrakende gevel足 delen.
Abseilers gaan gevelplaten Hoftoren verankeren
Aan onbetrouwbare gevelbeplating komt nu een eind
architectuur
11
het merk rijk Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Janine Schrijver
De aannemer en de Rijksgebouwen dienst hebben al gekscherend tegen elkaar gezegd: hier moeten we patent op aanvragen. Het is dan ook voor Nederland een volkomen nieuw fenomeen, dat op zijn zachtst gezegd spectaculair genoemd kan worden: dat abseilende bouwvakkers de aluminium platen op de Hoftoren gaan verankeren met behulp van een duikfles op hun rug. Daarmee moet eindelijk een einde worden gemaakt aan het gevaar dat de platen van de gevel losraken. Vanaf begin februari kan Den Haag de abseilende experts aan het werk zien, mits de weersomstandigheden het toelaten. Als het te koud, te winderig of te nat is, kan de operatie niet plaatsvinden. Kranen zijn volgens objectmanager Michel
van de Pol geen optie. ‘Waar vind je 145 meter hoge kranen?’ Dergelijke uitzonderlijke exemplaren zijn dun gezaaid. Het belangrijkste argument is dat de omgeving lange tijd moet worden afgezet – dat zou een van de drukste knooppunten van Den Haag te lang blokkeren.
Aan deze oplossing is een lang traject van onderzoek en overleg voorafgegaan. Er zijn om te beginnen sensoren op de gevel geplaatst die de werking van de aluminium platen monitoren. Deze sensoren geven het signaal door naar een gespecialiseerd bedrijf in Aken die vervolgens
de informatie verwerkt: bij een al te grote vervorming geeft dat bedrijf een waarschuwing af. Het probleem spitst zich toe op de zogeheten leading edges, de scherpe hoeken van de Hoftoren waar de platen met ‘beddehaken’ aan de stalen constructie hangen.
architectuurbeleid
Elke wind met een kracht van meer dan 6 heeft vat op de Hoftoren, maar een harde noordwestenwind is voornamelijk precair. Dan kunnen de aluminium platen beginnen te bewegen. Zodra een storm opstak, zette de gemeente uit voorzorg de omgeving af. Het tramverkeer werd omgeleid, voetgangers en fietsers moesten omlopen en omrijden. Het risico was te groot dat er een plaat naar beneden zou waaien. Maar die overlast lijkt nu verleden tijd. Steekt er een wind op die krachtiger is dan windkracht 6, dan hoeft de weg niet meer te worden afgezet. De Rijksgebouwendienst en aannemer voeren in dat geval een ‘visuele inspectie’ uit. Was eerst de Hoftoren niet bewezen veilig, na de versteviging is veiligheid gegarandeerd. De oplossing die nu gekozen is, is getoetst en goed bevonden door TNO als controlerende partij. Hiermee is een einde gekomen aan een discussie over ‘een behandel methode’ van de toren. De constructie die is gevonden, komt op het volgende neer: de abseilende experts
zetten de platen aan de achterkant met klampen en beugels aan het staalskelet vast. De “beddehaken” worden op deze wijze versterkt. Een kleine speling moet er wel blijven om te voorkomen dat de haken binnen de kortste keren breken. Maar hoe doen ze dat? Werken met een compressor die de bouwvakkers het vermogen geeft om te nagelen, kan op grote hoogte niet, omdat de luchtdruk via te lange slangen zou moeten worden aangevoerd. Schelde bouw en de Rijksgebouwendienst informeerden daarna bij duikvereningen over het gebruik van gasflessen. ‘Daar kunnen we wat mee’, hoorde Van de Pol van de abseilers en de duikers. Met een fles op de rug langs de gevel afdalen en het werk uitvoeren, plaat voor plaat, moet mogelijk zijn. Alle platen op de hoek zullen zo worden geborgd. Ook in de werkvoorbereiding moest uiterst secuur gewerkt worden. Het is voor de abseilers niet mogelijk om tijdens hun afdaling nog even een gaatje bij te boren of een scherp randje af te vijlen. Daarom moesten alle bewerkingen ruim van te voren
bedacht worden, waarbij geen detail over het hoofd gezien mocht worden. Vanzelfsprekend bracht dit de nodige problemen met zich mee, maar in een gezamenlijke inspanning van de Rgd, aannemer en abseilers zijn alle problemen vroegtijdig benoemd en voorkomen. Tijdens de eerste testen is gebleken dat de bedachte oplossing op een goede manier uitgevoerd kan worden.
concentratie De Hoftoren was een initiatief van ING Real Estate die op een stuk grond tussen het ministerie van VROM en het Centraal Station besloot een toren voor de markt te bouwen. ING trok een fameus bureau aan voor het ontwerp: Kohn Pedersen Fox, Amerikaanse architecten die over de hele wereld wolkenkrabbers hebben ontworpen en in Den Haag verantwoordelijk waren voor het - veel lagere – Provinciehuis. Toen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aangaf Zoetermeer te willen verlaten, bleek de Hoftoren als nieuwe vestiging een uitgelezen mogelijkheid. Immers, zo
kunst
zou de concentratie van ministeries rondom het Haagse station verder gestalte krijgen. De Rijksgebouwendienst besloot het boemerangvormige complex, gelegen rondom een fraaie binnentuin te kopen. De Hoftoren heeft een fraaie architectuur en moderne uitstraling, met snelle programmeerbare liften, bijzondere interieurdetails, vergaderzalen met gekromd glas en vooral: een adembenemend uitzicht dat zich uitstrekt over een vijfde van Zuid-Holland (bij helder weer). De onderste negentien etages zijn gereserveerd voor het ministerie, daarboven richtte de Rijksgebouwendienst een hotelkantoor in, voor tijdelijke gebruikers. Al vrij snel na de ingebruikname werd er alarm geslagen over de aluminium platen aan de zogeheten leading edges, de punten van de toren aan de westzijde. In diverse dagbladen werd regelmatig melding gemaakt van ‘het probleemgeval’ Hoftoren. Voor de goede orde: discussie is er alleen over de bevestiging van de aluminium panelen. De natuurstenen panelen tussen de ramen vertonen geen problemen. Abseilende experts gaan deze maanden het probleem dus verhelpen. Omdat de bevestiging van de platen aan de binnenkant geschiedt – dus onzichtbaar voor de buitenwereld verandert er niets aan het silhouet van de Hoftoren, dat, zeker tot de komst van de JuBi-torens het beeld van Den Haag tot van ver blijft bepalen.
JJ
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
13
Aparte ruimte lijkt terrein te verliezen
Roken ja, maar dan buiten of in een hok
De rookruimte is sinds een aantal jaren verplicht in een bedrijf. En sinds de zomer van 2008 is ook een sigaret opsteken in de horeca verboden. Maar wat is het gevolg? Steeds meer werknemers verkiezen voor de ingang van een bedrijf te roken. Reden: dit is de manier om informele contacten aan te gaan en misschien wel carrière te maken. Intussen mag de niet-rokende collega opgelucht de telefoon opnemen. Een overzicht van de voors en tegens van deze voorziening.
de voorziening Tekst: Agnes Koets Fotografie: Simone van Es
Rookruimte Belastingdienst
het merk rijk Al vijf jaar lang zijn werkgevers verplicht ervoor te zorgen dat hun werknemers kunnen werken zonder blootgesteld te worden aan tabaksrook. De Tabakswet met regels over de rookvrije werkplek trad in werking op 1 januari 2004. En wat zien we steeds meer? Rillende rokers lijken
te schuilen bij een achterdeur van hun kantoorgebouw. Manmoedig posteert zich een clubje naast de glanzende entreepartij. Het kan niet missen: die mensen staan samen een sigaretje te roken. In 2006, drie jaar na de invoering van de regels omtrent de rookvrije werkplek had het overgrote deel van de bedrijven in Nederland geregeld dat werknemers een rookvrije werkplek hebben. Dat bleek uit inspectiegegevens en uit onderzoek van onderzoeksbureau Intraval, in opdracht van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Al eerder, in het eerste jaar dat de Tabakswet deze regels stelde, liepen het onderwijs, de gezond-
14
stedenbouw
heidszorg en het openbaar bestuur op kop: daar hadden de meeste bedrijven het rookbeleid volgens de eisen ingevoerd. Op brancheniveau liep het percentage bedrijven waarbij in 2006 is geconstateerd dat de werkplekken rookvrij zijn uiteen: van 76% binnen de industrie tot 100% binnen de gezondheidszorg. In overheidsgebouwen is 97 % van de werkruimten in orde. Hoe komt het, dat roken in de openlucht intussen juist lijkt toegenomen? Is het waar dat de wederzijdse verdraagzaamheid afneemt? De rokers die bij voor- of achterdeur staan worden in de zomer benijd door de niet-rokers. Ze zien die men-
monumenten sen dan lekker in het zonnetje staan terwijl binnenblijvers hun telefoon moeten aannemen. In de winter voelen de rokers zich weggezet, werkelijk als minderheid, buiten in de kou gezet. Wat treffen de inspecteurs aan? Zijn de voorzieningen, ook in rijksgebouwen, misschien onvoldoende?
discussie Een vraag aan de Voedsel- en Warenautoriteit, die toezicht houdt op wettelijke regels ‘die tot doel hebben de verstrekking van alcohol en tabak aan de consument te ontmoedigen’. De VWA (Agentschap aangehaakt bij het ministerie van LNV) legt werkbezoeken af, doet inspectierondes. Rookruimte Belastingdienst
Rokers gebruiken de pauze om te netwerken
Boven en rechts: PI Lelystad
15
Rookruimte PI Rijnmond
De inspecteurs controleren onaangekondigd of iedereen zich aan de regels houdt. Zij hebben op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht en de Tabakswet de bevoegdheid om iedere ruimte te inspecteren en hen kan dus niet de toegang geweigerd worden. Boudewijn Kustner, productmanager levensmiddelen en genotsmiddelen, geeft bij de VWA inhoudelijke sturing aan dit toezicht op wetgeving rond alcohol en tabak. Wat is het beeld anno 2009? Kustner: ‘De naleving van de Tabakswet is hoog. We zien ook geen terugloop daarin. Al zou de heftige discussie over roken in de horeca anders doen geloven, nadat per 1 juli
2008 de tijdelijke vrijstelling voor de horeca was opgeheven. Maar in vijf jaar tijd, sinds begin 2004, is het roken op ’t werk veel minder een onderwerp geworden’. Kustner herinnert aan debatten, onder andere met de vakbonden, toen werkgevers zeiden: ‘Roken ver van je bureau betekent minder arbeidsuren. Dan moeten de rokers maar een half uur langer doorwerken’. Kustner: ‘Die discussie heeft gespeeld, maar hij is uitgedoofd’. Van de Arbeidsinspectie, die ook kijkt naar naleving van de Tabakswet, omdat werknemers niet mogen worden blootgesteld aan schadelijke stoffen, komen geen bijzondere bevindingen meer door.
Kustner: ‘Ik vermoed dat we in een tussenfase zijn beland. In Nederland is het percentage rokers afgenomen van 43 % in 1980 tot 28 % in 2004, een percentage dat aldoor daalt. En recent een klein beetje steeg, maar niet noemenswaardig. De grote schermutselingen over roken op het werk hebben we achter de rug. Vaak telt een bedrijf of een instelling zo weinig rokers, dat de rokers naar buiten gaan. Ook dat hoort bij de tussenfase.’
paraplu Kustner weet dat het management beslist over voorzieningen voor rokers. De wet geeft als enige nadere specificatie aan een rookruimte dat
die goed afsluitbaar moet zijn, zodat er buiten geen rookoverlast ontstaat. ‘Je mag dus niet een paraplu boven een bureau hangen die de rook afzuigt.’ Vaak komen de inspecteurs van de VWA in rookkamers waar drangers op de deur zitten en ook onderdruk wordt gemaakt met een mechanisch afzuigsysteem. ‘Ik zie de laatste tijd ook de trend van het buiten staan roken. Ja, ook als ik hier uit het raam kijk van ons kantoor. Ik speculeer daarover, feiten heb ik niet: het is afhankelijk van de relatie tussen werkgever en werknemer. Als jij duur en schaars te vinden personeel hebt, dan doe je daar méér voor. In prestigieuze
16
Rookruimte VWS (alle foto’s op deze pagina)
architectuurbe-
17
vijf jaar na dato, valt ons op dat de vragen anders zijn. Ze gaan nu ook over: we hebben de rookkamer niet meer nodig, er zijn minder rokers, we willen ervan af. Afschaffen raakt aan de arbeidsvoorwaarden. Moeten we dat doen in overleg met de Ondernemingsraad? Kunnen we de rookruimte ombouwen, er een fitnessapparaat neerzetten?’
ondernemingsraad Het is verstandig, antwoordt Stivoro dan, de Ondernemingsraad te betrekken in dergelijke beslissingen. Die heeft volgens artikel 27 G van de Wet op de ondernemingsraden ‘het instemmingsrecht voor zover het rookbeleid de eisen van de Tabakswet te boven gaat’. Een werkgever is niet verplicht een rookruimte in te richten, volgens de Tabakswet. Maar àls hij het gaat doen, of bijvoorbeeld rooktijden wil afkondigen, dan is instemming van de OR nodig. Zo werd de gemeente Middelburg op de vingers getikt door de kantonrechter omdat zij de OR passeerde in beslissingen over het roken. Rookruimte PI Rijnmond
gebouwen zullen meer rookvoorzieningen zijn dan in eenvoudige. Ook als je werkt bij een representatieve bank of bekend advocatenkantoor, eerder bij een kerndepartement dan bij een uitvoerende dienst. Maar we hebben intussen jurisprudentie over veel onderwerpen. Bijvoorbeeld: de directeur rookt, mag hij dan op zijn kamer z’n gang gaan? Nee, dat kan niet, zegt de jurisprudentie, want in zijn kamer komt ook een bode, een secretaresse, en die mogen niet aan rook worden blootgesteld’. Nog in 2006 stond bovenaan de Top-5 van consumentenklachten de hinder van roken op de werkplek en in de openbare ruimte, zo vermeldt de VWA in zijn Meerjarenvisie 2007 – 2011. Intussen worden werkgevers steeds dringender, ook door de rechter, gewezen op hun verantwoordelijkheid. De Hoge Raad oordeelde onlangs in een arrest dat ook wanneer er geen duidelijk causaal verband is tussen een aandoening en blootstelling aan rook op de werkplek, de werkgever moet opdraaien voor een deel van de geleden schade
bij een werknemer. Het betreft een schadeclaim van een secretaresse van enkele artsen in het Isala Ziekenhuis in Zwolle. Haar klacht kwam via de kantonrechter en het gerechtshof in 2008 bij de Hoge Raad terecht. De artsen rookten vaak met de deur van hun werkkamer open, en de toch al astmatische secretaresse werd benauwd en meldde zich ziek.
coalities Iedereen in een bedrijf weet intussen hoe het apart roken leidt tot nieuwe coalities en dwarsverbanden binnen een werkgemeenschap. “Rook jezelf stevig omhoog”, schreef een verslaggever van het Financieele Dagblad op de pagina Carrière in januari 2009. “Samen roken met de baas kan informatievoorsprong en carrièrekansen opleveren”. Meeroken kan je een voorsprong geven, wanneer je baas en collega’s roken, zegt daar Jacqueline van Vreden, die met haar bedrijf VanVredenAdvies trainingen en loopbaanadvies geeft aan bedrijven en werknemers. Citaat: ‘Doordat je even in een andere setting zit, praat je sneller over andere
zaken dan werk. Er ontstaat een vertrouwensband, van waaruit het laagdrempelig is om werkinhoudelijke problemen aan te kaarten. Ik merk het zelf tijdens trainingen: als mensen ergens mee zitten, komen ze daarmee tijdens het roken.’ De Stichting Volksgezondheid en Roken, Stivoro, dient voor veel mensen en instellingen als vraagbaak voor alle vragen over roken, ook over de Tabakswet. Stivoro verzorgt sinds 2002 in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid de voorlichting over de Tabakswet. In dat kader geeft Stivoro ook voorlichting over de verplichting van de rookvrije werkplek, die in 2004 is ingevoerd. Directeur Lies van Gennip zegt dat Stivoro veel feitelijke informatie meekrijgt via de inspecteurs die voor de Voedsel- en Warenautoriteit werkbezoeken afleggen. ‘Maar vragen over wetgeving komen bij ons binnen. De laatste maanden natuurlijk over roken in de horeca. In het begin, 2004 en 2005, gingen veel vragen over zaken als: hoe richten we een rookkamer in, bestaan daarvoor eisen? Nu,
Bij Stivoro weten ze dat de laatste tijd emoties binnen een afdeling of een bedrijf hoog kunnen oplopen omdat rokers van hun bureau weglopen om een sigaret op te steken, en collega’s naar hun gevoel ‘voor het werk opdraaien’. Van Gennip: ‘Rokers zijn al zo’n minderheid geworden, dat het besef verdwijnt bij niet-rokers dat ze intussen kunnen werken in een frisse ruimte. Dat ze iets goeds hebben teruggekregen, en dat het extra de telefoon opnemen voor een elders even rokende collega een kleine genoegdoening daarvoor is.’ Bij een aantal bedrijven worden afspraken gemaakt over rookpauzes, en ook wel dat rookpauzes in eigen tijd moeten worden genomen. Ervaring bij Stivoro, uit de vele gesprekken die zij binnenkrijgen: ‘Niet-roken wordt steeds meer de norm. Niet rokers, maar ook rokers vinden het steeds normaler dat je buiten rookt. Het is normaal om anderen niet te belasten met jouw tabaksrook’.
JJ
18
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
De crisis biedt ook de kans om het laaghangend fruit van incourante kantoren te plukken
Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Levien Willemse
het merk rijk
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
19
Peter Noordanus over de ingrijpende en langdurige gevolgen van de crisis:
‘ Het is de vraag of de Nota Ruimte nog uitvoerbaar is’ Hij is directeur van de op een na grootste ontwikkelaar van Nederland, AM, en ook nog eens voorzitter van de Neprom, de vereniging van projectontwikkelaars, oud-wethouder van Den Haag Peter Noordanus. In zijn eigen organisatie voelt hij de kredietcrisis aan den lijve – er moest personeel verdwijnen – maar ook op grote schaal ziet hij enorme consequenties. Het vertrouwen van consumenten is geschonden en aan de andere kant van het spectrum durven banken geen risico’s meer te nemen door leningen te verstrek ken. Er is ook een positieve kant: nu kan Nederland eindelijk eens snoeien in zijn kantoorvoorraad.
Wanneer had u in de gaten dat de krediet crisis gevolgen had voor de bouwwereld in Nederland? ‘Te laat. Een ding heb ik niet gezien en een ding onderschat. Dat de kredietcrisis niet alleen gaat over het Amerikaanse probleem van de slechte hypotheken, maar een breder terrein beslaat, namelijk de mate waarin vastgoedontwikkeling met vreemd vermogen wordt gefinancierd. Dat ik het aspect van de overleveraged economy niet eerder heb gezien, beschouw ik als een fout.’ Maar had u er iets aan kunnen doen? ‘Dat weet ik niet. Misschien had ik me er eerder op kunnen instellen. Zaken doen met andermans portemonnee wordt eindig. Ik heb te laat ingezien dat vastgoed steeds meer waard werd doordat er zo makkelijk geld geleend werd, terwijl ik al een tijdje meeloop. Waar je je in vergist is dat de consumentenmarkt, het optimisme waarmee mensen naar hun eigen toekomst kijken, zo’n dominante factor is. Als je rationeel redeneert, moet je concluderen dat de
Nederlandse woningmarkt anders in elkaar steekt dan de Amerikaanse of de Spaanse die op basis van speculatie zijn gefundeerd. Bijna ‘dankzij’ het ruimtelijk beleid slagen wij er niet in om het aantal woningen te bouwen dat nodig is, zodat burgers niet aan de bak komen. De komende jaren worden beheerst door het consumentenvertrouwen. Hoe kijken de mensen tegen de economie en hun baan aan? Is er nog voldoende geld om de hypotheek te betalen? Over de impact van beide verschijnselen heb ik lang te luchtig gedacht. Voor de zomer zagen we al dat de woningverkoop drastisch aan het verminderen was, dat de financiers het lastiger kregen. En toen was het ook gelijk bal. De kredietcrisis raakt de marktpartijen aan twee kanten, aan de ene kant de financiering want vastgoed is nu eenmaal een kapitaalintensief bedrijf, en aan de andere kant de klanten die het in dezelfde mate laten afweten. Van een absoluut zwakke markt zijn we gegaan naar een markt die stil staat. Stagneert.’
Wat voor consequenties heeft dat voor AM? ‘Die zijn fors. Van een bedrijf dat gericht is op groei en een sterke neiging heeft om in gecompliceerde projecten samen te werken met de overheid, moet je je instellen op krimp. We moeten voorkomen dat de balans uit de rails vliegt. Het dwingt je om je enorm te focussen op je core business. Wat voegt er nog aan toe, en wat zijn de scenario’s voor de komende paar jaar? Je kijkt ook naar je personeel. Wie is in de organisatie echt onmisbaar, van wie moeten we afscheid nemen, hoe vervelend dat ook is.’
leuke dingen Betekent dit dat de tijd voor leuke dingen voorbij is? Ik noem bijvoorbeeld het project Bloemendaal waarmee jullie in brochures pronken. Dat betreft niet alleen woningbouw maar ook landschapsontwikkeling. ‘Nee, maar dergelijke projecten gaan langer duren. Daar noem je wel een anekdo-
20
stedenbouw
tisch voorbeeld, omdat we zeven jaar procedures achter de rug hebben. De ene helft van de buurt was advocaat, de andere helft schakelde advocaten in. We hebben een absurdistisch juridisch theater achter de rug. Flora- en fauna-wetgeving, fijnstof, een bundel wetgeving voor gevorderden heeft daar de revue gepasseerd. Op het moment dat de Raad van State een go afgaf, een loepzuiver moment, ging Lehman Brothers failliet. Dus begon de markt te draaien. That’s all in the game, je bent een marktpartij. Ik houd nog altijd van de NATO-strategie van de flexible response, ook in dit geval. De kracht van de locatie blijft in deze tijden heel belangrijk, het gaat alleen langer duren en je moet het plan gaan faseren. We herstellen het prachtige park van Zocher, waar we dure villa’s en duurdere eengezinswoningen inzetten en het oude ziekenhuis restaureren en veranderen in appartementen. Het is echt anekdotisch; er zaten vleermuizen in het ziekenhuis en dan zie je de Nederlandse regelgeving op haar best. Op grond van de monumentenwet ben je verplicht een rijksmonument te restaureren, maar de faunawetgeving beschermt juist de vleermuizen.’ Als je deze casus ziet, vraag je je af of bou wen in Nederland nog wel mogelijk is. ‘Ik vind dat we echt toe zijn aan een ommekeer. Niemand staat stil bij de effecten van sectorale beoordeling en de effecten daarvan op het totaal en op de ruimtelijke kwaliteit. Ik ben ervan overtuigd dat zowel uit oogpunt van duurzaamheid als van ruimtelijke kwaliteit een losse beoordeling uiteindelijk meer verrommeling in de hand werkt en een minder duurzaam Nederland brengt dan met een integrale afweging. Neem de fijnstofwetgeving. Die leidt ertoe dat alle binnenstedelijke woningbouwprojecten niet meer kunnen en dat die woningen in plaats daarvan worden gespreid, kleine plukjes op
monumenten kleine plekjes, meer suburbaan. Daarmee wordt het compacte stadsbeleid uit de Nota Ruimte in de staart gebeten. Ik kan zo tientallen voorbeelden geven die leiden tot suboptimale oplossingen.’ Heeft u daar contact over met uw partij genoot minister Cramer? ‘Ik schrijf haar dat ze op het departement moet werken aan de vernieuwing van de wet ‘stad en milieu’ waar ze niet alleen de punaises van de kist in de gaten maar ook de kist als geheel moet houden.’
architectuur
architectuurbeleid
dat er twee à tweeëneenhalf miljard euro bijmoet. Nu heb ik het vage vermoeden dat de cijfers er door een conjunctureel briesje niet florissanter op worden. Ik denk dat een bijstelling knalhard nodig is. Als je niks doet, sijpelt de verstedelijking het land in, en dan wordt het weer een randje aan een dorp plakken in plaats van geïntegreerde gebiedsontwikkeling. En dat terwijl je prachtige mogelijkheden hebt, zoals het waterfront aan het IJ in AmsterdamNoord. Kijk wat er gebeurd is langs de Theems in Londen, dat moet hier ook kunnen.’
grondexploitatie commercieel Gaan gemeenten eigenlijk akkoord met gefaseerde afwikkeling van projecten? ‘Ik dacht van wel. Maar probeer je eens de gevolgen over het hele land voor te stellen, dan zul je zien dat grondexploitaties voor gebieden onder druk staan. Wat moet er gebeuren met de post-Vinex-opgaven die toch al qua financiën krakend tot stand gebracht moeten worden? Naar mijn idee heeft het kabinet onvoldoende besef welke impact de kredietcrisis op korte termijn maar ook voor de komende twee jaar heeft. Het bouwprogramma loopt van 80 duizend naar 50 duizend terug. De bouwnijverheid lijdt daar onder en de financierbaarheid van de verstedelijking komt in het geding. Je hoeft geen grote ziener te zijn om te voorspellen dat als al die projecten langer gaan duren, de grondprijzen moeten dalen. En dan moet je je zorgen gaan maken over de kwaliteit en de opvattingen over de compacte stad. Waar het nu op aankomt is dat we op korte termijn met extra oplossingen en analyses komen, bijvoorbeeld over de uitvoerbaarheid van de Nota Ruimte. Hoe houden we die nog overeind?’ Dat klinkt alsof u er niet meer in gelooft. ‘Ik heb een jaar geleden uitgerekend
Hebben jullie al projecten moeten afstellen? ‘In algemene zin kun je dat niet stellen. Er is ook geen aanleiding voor. Je praat over het herontwikkelen van projecten en het faseren. Het gaat nog wel even duren voordat de vraag naar woningen weer aantrekt. Anders ligt het met commercieel vastgoed. De beleggingsmarkt wordt zwaar geraakt. Ik denk dat de impact van de crisis op het gebied van woningontwikkeling conjunctureel is en bij commercieel vastgoed structureel is.’ ‘Bij kantoren gaan er twee dingen gebeuren. Tegenover de slecht functionerende bestaande kantoren, die vaak eigendom zijn van kleinere beleggers en vastgoed-cv’s, zullen de banken kritischer worden. Ze zullen hun financieringsrisico proberen te beperken. Dit biedt een enorme kans om iets te doen waar Nederland aan toe is, namelijk het saneren van de kantoorvoorraad. Herontwikkelen, van kantoren woningen maken. De doelstelling staat al in de Nota Ruimte. Maak van de nood een deugd en organiseer langs een aantal wegen een herontwikkelingsprogramma op die plekken. Hier gaat voor aantal ontwikkelaars laaghan-
kunst
gend fruit ontstaan, dat zich nu mooi laat plukken.’ Azen jullie op dat soort locaties? ‘Tot op heden was afboeken er nauwelijks bij. We hebben een aantal grondposities zoals in Rotterdam waar we in het kader van de verdichtingstrategie kantoren veranderen in appartementen. Andere steden zoals Amsterdam willen er nog niet aan geloven en verbieden dat er in het stadsdeel centrum herontwikkeld wordt omdat de economie daar moet blijven. Dat is strategisch een foute keus, want wonen kan in economisch opzicht een enorme stimulans zijn voor Amsterdam. Herontwikkeling van kantoren gaat hoe dan ook gebeuren, ook daar. Dus moet je daar beleid op maken en initiatieven nemen. Het is de goedkoopste vorm om de binnenstedelijke ambities van de Nota Ruimte verder te brengen. Een tweede ontwikkeling die ik zie, is dat er een meer gefocuste financieringsmarkt zal ontstaan die veel kritischer zal zijn bij het financieren van met name solitair gelegen kantoren en gebouwen op de verkeerde plekken. Men zal veel meer kijken naar een duurzame waardecreatie. Als een sector zich goed leent voor een herordeningsslag is het wel de kantorenmarkt, maar je moet het wel durven.’
spoor bijster Wat voor consequenties heeft dit alle maal voor PPS? ‘Ik zie dat banken het spoor behoorlijk bijster zijn en dat het aantal financiele partners in gebiedsontwikkeling drastisch is verminderd. Op het moment dat het ministerie van Financiën kapitaal injecteerde in de banken, was er bij een aantal banken geen geld meer voor gebiedsontwikkeling. Het wordt gewoon lastiger zowel aan de voorkant van de financiering bij PPS-projecten
Losse beoordeling van plannen werkt
stedenbouw als bij de kant van de klanten met het krijgen van een hypotheek. Misschien moet je de risicoverdeling bij PPS gaan heroverwegen.’ Moet de overheid en dus ook de Rijksgebouwendienst een grotere rol gaan spelen? ‘Ik vrees van wel. Ik ben nooit een grote bewonderaar geweest van geïntegreerde DBFMO-contracten, omdat ik vond en vind dat daar wel erg veel dingen aan elkaar gekoppeld worden. Even before the crisis heb ik nooit begrepen waarom de Staat der Nederlanden de financiering van dergelijke projecten wilde outsourcen, terwijl men het goedkoopste geld kan lenen dat je je kunt voorstellen. Ik heb de argumenten wel gehoord, maar als je het financieringsrisico naar de marktpartijen verlegt en zo je verantwoordelijkheid overdraagt, is dat een dure manier van decentraliseren, zeker nu de financiële markten in ongerede raken. Ik zie ervan komen dat financiering weer meer een zaak wordt van de overheid, afhankelijk van project- of gebiedsontwikkeling.’
dokmodel Ziet u de Zuidas nog van de grond komen? ‘Het lijkt me een knappe prestatie als dat lukt. Ik vind het voor de ruimtelijke en economische structuur van Nederland belangrijk, maar het lijkt me onvermijdelijk dat hele geïntegreerde PPS-constructies op een andere manier worden aangepakt, ook daar. De eerste vraag die je je moet stellen bij de Zuidas, is of je het project de moeite waard vindt. Antwoord ja. Volgende vraag is of het project in zijn huidige stedenbouwkundige context of opzet belangrijk is, en dan met name het dokmodel. Daar moet je echt voor gaan strijden, omdat er anders een wezenlijk aspect van het project verloren gaat.’
monumenten
architectuur
U zegt dat de kwaliteit in post-Vinexgebieden in het geding komt. Waar merk je dat dan aan? ‘Ik geef de Bloemendalerpolder tussen Amsterdam en Weesp als voorbeeld. Ingewikkelde locatie vanwege de infrastructuur die er doorheen moet, de ecologische zone die aangelegd moet worden en de eisen aan de woningbouw. Het is tot op de laatste woning vastgezet. Ik vind dat je dat soort wijken met rekenen en tekenen opnieuw moet beschouwen met de wetenschap van vandaag. Wat zijn de omstandigheden die we moeten nastreven, wat is de kwaliteit? Om het project drijvende te houden, zul je het bootje bij de wal moeten houden. Ik heb niet de neiging om de Bloemendalerpolder vooruit te schuiven, omdat de woningproductie van Almere voor de komende jaren beperkt zal zijn. En de binnenstedelijke projecten in Amsterdam zijn, voor zover ze al begonnen zijn, pepertjesduur.’ ‘Maar is nog een belangrijke overweging om wel te bouwen in de polder. Je moet voorkomen dat er een lange pendel ontstaat tussen de woning en het werk. Vandaar dat ik zo pleit voor de binnenstedelijke verdichting. Daarom vind ik het jammer dat er besloten is tot bescheiden woningbouw op de voormalige basis Valkenburg gezien de woningbehoefte in de Leidse regio. Valkenburg wordt suboptimaal ontwikkeld. Bij al die nieuwe plekken geldt: opnieuw kijken naar locatie, programma en haalbaarheid maar met behoud van kwaliteit.’
randstad Wanneer is de grens van gebiedsontwik keling eigenlijk bereikt? ‘De Randstad is als alle metropolen in Europa. Die blijven groeien, terwijl de randgebieden krimpen. Dat wordt in de Randstadvisie 20-40 onder-
architectuurbeleid
bouwd met cijfers. Uit ruimtelijk en economisch opzicht is het dan ook verstandig dat gebied te faciliteren. Er ontstaat een ruimtelijk verdringingsprobleem. Van de krimp in sommige regio’s kun je van de krimp ook een kans maken, door de kwaliteit van living te vergroten en het woningbestand te verbeteren.’ Mist u in dit soort opgaven niet een Rijksplanologische Dienst (RPD) of een Ruimelijk Planbureau? ‘Naar diensten op nationaal niveau heb ik geen heimwee. Ik zag de pretentie terugkomen in het contourenbeleid van het vorige kabinet. Je moet niet de illusie hebben dat je als rijksoverheid op regionale schaal kunt sturen. In mantra’s als ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, geloof ik ook niet. Het rijk kan wel grote bewegingen tot stand brengen, zoals de Rijksgebouwendienst dat met de sleutelprojecten heeft gedaan, en het ministerie van VROM met een Nota Ruimte. Alleen maar decreten uitvaardigen, heeft geen nut. In die zin heb ik wel heimwee naar de RPD omdat je planning en uitvoering met elkaar kon combineren. Visievorming en uitvoering, dat was hun taak. Als je dat afzet tegen de Nota Randstad 20-40 waarin een Central Park wordt voorgesteld met hoogbouw eromheen, dan vind ik dat veel te dun. Zo help je de Randstad niet verder. Je moet veel subtieler interventies aangeven.’ Tenslotte de prachtwijken. Wat kan AM daarin doen? ‘Ik vind dat er alle reden is om herstructurering van de naoorlogse wijken ter hand te nemen. Er is altijd discussie geweest of je nou in stenen of in mensen moest investeren. De essentie is dat het om allebei gaat, dat hebben we van de klassieke stadsvernieuwing geleerd. Als er niet drastisch gesloopt en herontwikkeld wordt in die wijken,
verrommeling in de hand
kunst
21
blijven het pockets of poverty. Dus moeten we veel doen aan onderwijs en werk maar ook voorkomen dat mensen zich uit de voeten maken zodra ze een goede baan hebben. Zo organiseer je alleen maar de relatieve achterstand. We zijn als bedrijf actief in een vijftiental wijken, ik zie het als een onderdeel van ons werk, waarbij we ons richten op wonen en waardecreatie. Woningen maken, voorzieningen toevoegen en niet een flatje slopen en dat vervangen door een van 20 meter groter. Je moet een product bedenken dat mensen duurzaam aan die plek bindt, zodat er een gemeenschap ontstaat. Als je erin slaagt de Turkse of Marokkaanse middleclass aan de wijk te binden, groeit er iets van sociale samenhang. Uit mijn wethouderstijd ken ik nog de grote gezinnen in te kleine, gehorige woningen. Dat is slecht voor de emancipatie.’
JJ
22
stedenbouw
monumenten
Sloophamer dreigt voor voormalig CBS-gebouw in Voorburg
Icoon van een tijdperk zoekt gebruiker Tekst: Sander Grip Fotografie: Levien Willemse
het merk rijk
Wat moet je ermee? Het is immens groot. Het ligt op een dislocatie midden in een woonwijk. De architectuur is anno nu ouderwets. En het staat sinds 1 september 2008 leeg omdat de gebruiker waarvoor het werd gebouwd, is vertrokken. Welkom in het voormalige onderkomen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in Voorburg. Met het vertrek van het CBS is er een einde gekomen aan een bijzonder tijdperk. Tegelijk is een nieuw tijdperk aangebroken, eentje van tweespalt. De Rijksgebouwendienst vond namelijk een tijdelijke oplossing terwijl hij op zoek is naar een nieuwe bewoner voor de kolos. Intussen wil de gemeente de sloopkogel het liefst gisteren al laten aanrukken. Het zou zomaar kunnen dat die gemeente uiteindelijk aan het langste eind trekt.
architectuur
Het voormalige kantoor van het CBS is een kind van zijn tijd. Begin jaren zeventig verrees het door J.W. du Pon en D. van Maurik ontworpen complex op een stuk braakliggend terrein in een woonwijk van Voorburg. De grond kon voor een prikkie gekocht worden. Qua architectuur is het in beton opgetrokken pand een stereotype voor de jaren zeventig van de vorige eeuw. Een brede laagbouw met daarop een smalle toren. Alle facilitaire ruimtes bevinden zich centraal in de toren. Omdat het pand verrijst in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog ligt een complete atoombunker onder de grond verscholen. De beslissing voor de bouw van het pand wordt bij kabinetsbesluit genomen in 1963. Het CBS zit te springen om een gecentraliseerde locatie want de organisatie is op dat moment over 23 gebouwen in Den Haag verdeeld. Als het pand in aanbouw is, overweegt de regering het CBS echter in zijn geheel over te plaatsen naar Heerlen ter compensatie van de sluiting van de Limburgse mijnen. Mede door de
onrust die dit voornemen veroorzaakt, wordt uiteindelijk slechts de helft van het bureau overgeplaatst. Wie in Den Haag en omstreken woont, mag op het nieuwe kantoor in Voorburg werken.
eigen maatschappij In 1973 trekken de medewerkers in het nieuwe gebouw. Door de omvang van bijna 60.000 vierkante meter en de vele bijzondere ruimten in het gebouw ontstaat al snel een wereld op zichzelf. In dit pand kan zo ongeveer alles, zo weet Henk Rozeboom te vertellen. Hij is van september 1980 tot het vertrek van het CBS in 2008 werkzaam geweest bij de technische dienst van het bureau. ‘Mijn ogen vielen uit mijn hoofd toen ik het gebouw voor het eerst betrad’, vertelt hij nog altijd onder de indruk. Rozeboom komt uit de bouw en was gewend op de vierkante centimeter te werken. ‘Dit was een walhalla voor ons techneuten. De installaties stonden in ruimten zo groot als de machinekamers van een schip. Hier had je geen tien handen nodig, hier hoefde je jezelf niet in honderd boch-
ten te wringen. Wij konden eenvoudigweg om de machines heen lopen.’ Alle ruimten in het pand zijn van een enorme omvang. Een balzaal voor het vervaardigen van ponskaarten, een professionele eigen drukkerij met acht Heidelberg drukpersen zo groot als opleggers. Op de zesde etage een secretaressekamer waar het ondersteunend personeel bij elkaar zat en op de achtste de kinder kamer waar nieuwe medewerkers eerst het vak van de statistiek moesten leren voor ze elders in het gebouw mochten werken. De grootte van de ruimten leidt ook uit tot vreemde uitwassen. Zo kan de techneut zich een kamer herinneren waarin een volière compleet met tropische vogels was gebouwd. ‘En één medewerker had zelfs een gigantisch zeeaquarium laten aanleggen in zijn kantoor.’ Ook de sfeer onder de medewerkers is voor Rozeboom bijzonder. Hij noemt zonder moeite meer dan twintig hobbyclubs die in het gebouw actief waren: zo zijn er clubs voor voetballers, hardlopers,
23
duikers, autoliefhebbers, computerfanaten en muzikanten van allerlei pluimage. Meest bijzonder was de orgelclub. Rozeboom: ‘We konden een orgel van het circustheater in Scheveningen overnemen. Voor dat ding hebben we toen met hulp van de Nederlandse Orgel Federatie een kamer omgebouwd. Dat kostte ons drie jaar. En daarna hielden we hier elke maand concerten voor wel 500 mensen. Niet dat het een losgeslagen bende was, hoor, maar er kon veel. Als het rustig was, deden de dames tussen de middag boodschappen en sneden ze de piepers voor het avondeten alvast achter hun bureau.’
zorgenkindje Het kind van zijn tijd is inmiddels een zorgenkindje geworden. Ponskaarten worden niet meer gemaakt en de atoombunker is niet langer nodig. Al heeft Rozeboom hem tot op de laatste werkdag in orde gehouden: ‘Elke maand testten we of de gigantische betonnen deuren nog wel dicht kunnen en de dieselgenerator voor de stroomvoorziening
24
lieten we ook één keer in de maand draaien.’ Door inkrimping van het personeel had het CBS nog maar de helft van de totale oppervlakte in het pand nodig voor de huisvesting van zijn medewerkers. Op 1 september 2008 valt het doek voor het pand in Voorburg. Overigens verlaat de dienst ook zijn onderkomen in Heerlen per 1 juli 2009 vanwege ruimteoverschot. Het CBS, een zelfstandig bestuursorgaan, vertrekt naar een nieuwe locatie en regelt deze buiten de Rijksgebouwendienst om. Het bureau laat een groot kantoorgebouw op een lastige locatie achter. Veel machines en installaties, vaak nog daterend uit de bouwtijd, functioneren nog optimaal en in 2004 is nog een asbestsanering uitgevoerd. Toch zit de Rijksgebouwendienst met een probleem: het gebouw is verouderd en voldoet niet meer aan alle wet en regelgeving. Dat betekent dus forse investeringen, vooral omdat voor de brandveiligheid het gebouw op veel punten aangepakt dient te worden. En daarnaast, wie wil hier nou zitten? Is er wel een Rijksdienst te vinden die zo groot is dat ze het hele gebouw kan gebruiken? Nog dit jaar wordt duidelijk of het gebouw zal voorzien in een huisvestingsbehoefte voor de Rijksoverheid of dat het gebouw zal worden afgestoten. Binnen de Rijksgebouwendienst wordt ondertussen naarstig gewerkt aan een oplossing voor de leegstand. Er is dan ook een reputatie hoog te houden als vastgoeddienst met het laagste leegstandspercentage van Nederland. Verantwoordelijk voor een nieuwe huurder is Romano Hamstra, die het complex in zijn portefeuille heeft. Maar omdat die niet zomaar gevonden is, heeft hij leegstandscoördinator Rommert Mulder ingeschakeld voor een tijdelijke oplossing: ‘Gebruik is beter dan leegstand, dus als er nog geen permanente oplossing is, zoeken we naar tijdelijke gebruikers. En naar mijn mening zijn we gekomen met een prima tijdelijk alternatief dat recht doet aan de functie die het pand heeft.’ Dat alternatief is kleine bedrijvigheid. Via een aanbesteding voor het tijdelijk beheer mag de firma Came-
Alle ruimten in het kantoorgebouw zijn van een enorme omvang lot het een gedeelte van het pand in gebruik nemen als ondernemerscentrum voor beginnende bedrijven. Dat kan alles zijn, van een kunstenaarsatelier tot een technische dienstverlener, mits de gemeente Leidschendam-Voorburg deze activiteiten in het gebouw toestaat. De veiligheid van de tijdelijk gebruikers wordt door de Rijksgebouwendienst niet uit het oog verloren, indien nodig zullen aanpassingen aan het gebouw worden verricht. Deze oplossing is overigens maar voor een jaar want de huur is ver beneden de kostprijs. Verder wil de Rijksgebouwendienst het liefst één nieuwe gebruiker voor het pand als geheel. ‘Hier hoort een grote organisatie in’,
stedenbouw stelt Hamstra. ‘Eigenlijk is het pand ook alleen daarop berekend.’
afstoot en sloop Maar wat als er geen permanente oplossing komt? Dan zal de Rijksgebouwendienst het pand naar alle waarschijnlijkheid afstoten. ‘Dit
monumenten
architectuur
is geen monument voor de vastgoedstrategie van het Rijk is dit een dislocatie’, stelt Hamstra. ‘Meest waarschijnlijk is een verkoop via de Dienst Domeinen waarbij wij financiële randvoorwaarden stellen en de gemeente de eis stelt dat het pand vervangen wordt door grond-
architectuurbeleid
kunst
25
gebonden woningbouw. Het is een markant pand, zeker als je het ziet vanaf het spoor tussen Den Haag en Leiden, maar wij begrijpen het standpunt van de gemeente ook wel.’ Dit riekt naar kapitaalvernietiging maar sloop lijkt het enige alternatief als het pand niet in zijn geheel her-
heidsdienst geeft zich niet zomaar gewonnen. ‘We hebben een maatschappelijke taak’, stelt Mulder. ‘We stellen alles in het werk om met een passende oplossing te komen. In de tussentijd zorgen we ervoor dat het gebouw in gebruik blijft. We hadden er ook simpelweg een veiligheids-
gebruikt kan worden. Uit marktonderzoek is namelijk gebleken dat er op deze plek geen vraag is naar een kantoor of woningen met dergelijke omvang. Volgens Mulder leent het zich op langere termijn namelijk niet voor huisvesting van meerdere kleine bedrijfjes. Daarnaast zijn er in de omliggende wijk al veel appartementen. Als een gebouw van deze grootte tot appartementencomplex verbouwd wordt, is het te verwachten dat die markt oververzadigd raakt. ‘En dan ben je wel zo’n beetje door je mogelijkheden heen.’ De gemeente voert intussen de druk op de Rijksgebouwendienst op en probeert een definitief besluit tot afstoot te forceren. Maar de over-
dienst kunnen onderbrengen maar daar wordt de gemeente ook niet gelukkiger van.’ Ondanks de nobele volharding lijkt het pand een donkere toekomst tegemoet te gaan. Met het vertrek van het CBS werd er qua gebruik al een tijdperk afgesloten. Nu is het voor het voortbestaan van pand zelf ook de dood of de gladiolen.
JJ
26
het merk rijk
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
De regels voor de Europese aanbesteding blijven de gemoederen bezig houden. In de zomer van 2008 weigerde een groep architecten nog langer deel te nemen aan een competitie voor een gemeentehuis in Westland omdat de gemeente de regels zo strikt hanteerde. Ook in andere gemeenten botsen lokale overheden met architecten. De Rijksbouwmeester heeft het punt hoog op de agenda gezet, om de impasse te doorbreken.
Tekst: Jaap-Jan Berg Fotografie: Janine Schrijver
Praktijk is weerbarstiger dan de theorie Foto’s onder: Het gemeentehuis van Naaldwijk dat opgeheven zou moeten worden voor een nieuw gemeentehuis voor het Westland.
De oppositie tegen de regels van de Europese aanbesteding neemt toe. Uit een groeiend aantal praktijkvoorbeelden, overzichtelijk gemaakt in het eerder aangehaalde rapport van bureau OTB, blijkt dat in veel gevallen de gevraagde eisen en criteria voor deelname of inschrijving op een opdracht veel te hoog zijn opge-
Europees aanbesteden bengelt ergens tussen droom en daad in
schroefd. Vooral de inschrijfeisen op het gebied van referenties en omzet zijn vaak hoog om risico’s zoveel mogelijk uit te sluiten. Daarnaast verlopen selectie- en gunningprocessen vaak onduidelijk en traag. Architecten beoordelen de procedures hierdoor als hoogdrempelig en onaantrekke lijk. De gevraagde inspanningen in
geld, tijd en geduld staan niet in verhouding tot het mogelijke eindresultaat waardoor ze steeds vaker afzien van inschrijving. Die investeringen zijn vooral funest voor kleine bureaus die weinig ‘vet’ hebben om te investeren en te ‘gokken’ en vervolgens bedanken voor de eer. Het gedwongen afhaken van jonge bureaus die zich vaak willen onderscheiden door nieuwe en vooruitstrevende ontwerpen of concepten, betekent een verschraling van het Nederlandse architectuurklimaat en inrichting van het land is het gevolg. BNA-voorzitter Jeroen van Schooten formuleert het aldus: ‘Jonge architecten maken het beeld breder en rijker en de concurrentie die ze bieden, werkt bovendien innovatieverhogend’. Vrijwel gelijktijdig met de mondiale financiële en economische crisis is de laatste maanden een crisis het aanbestedingsbeleid van bouwprojecten aan architecten en projectontwikkelaars zichtbaar geworden. Het betreft de vaststelling, gevoed door diverse praktijkvoorbeelden en onderzoeken, dat de Europese richtlijn (2004/18) voor aanbeste-
ding van overheidsdiensten met een omvang van meer dan € 206.000 in Nederland over het algemeen te rigide wordt toegepast. Met als resultaat dat vervolgens vooral middelgrote en grote architectenbureaus, die zakelijk georganiseerd zijn, opdrachten krijgen en niet de kleine bureaus. Dat is des te bezwaarlijker omdat de richtlijn, volgens de letter, als doel heeft om ‘de markt open te stellen voor alle bureaus uit EU-landen die voldoende in staat zijn om de opdracht uit te voeren’. Deze gang van zaken wordt bevestigd in het recente rapport van het onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft dat in opdracht van de Rijksbouwmeester werd opgesteld. Ondanks de goede voornemens is er dus niet sprake van een praktijk zoals die waarop in de meest recente architectuurnota van minister Plassterk werd gehoopt: ‘De procedures voor de aanbesteding van werken, leveringen en (architecten-)diensten behoren transparant te zijn, nondiscriminatoir en objectief. Hiervoor zijn heldere beoordelingsmethodes met gespecificeerde vragen, geobjec-
stedenbouw tiveerde doelen en meetbare criteria nodig.’ Integendeel, er is een sfeer rond genoemde typen aanbestedingen ontstaan die veel partijen omschrijven als een waarbij te veel gehandeld wordt vanuit het eigen belang en het de culturele waarde van de bouwprojecten veronachtzaamd wordt. En dat leidt vervolgens ook nog eens tot een teloorgang van het veel geprezen aura van onze ontwerpcultuur en een afname van ruimte voor aspecten als duurzaamheid en maatschappelijke tendensen.
lovenswaardig Het wordt in het onderzoek, dat het Rotterdamse architectenbureau Atelier Kempe Thill vorig jaar uitvoerde, beargumenteerd. Deze ontwerpers vrezen dat de formelere Europese wetgeving, ondanks het op papier lovenswaardige streven naar openheid en transparantie, de voorheen gangbare informele cultuur verdringt met ongewenste effecten op de architectuur zelf als gevolg. ‘De huidige architectuur en de internationale faam van Nederland op dit gebied borduurt alleen nog voort op
Het station van Delft dat vervangen zal worden door een gemeentehuis en een ondergronds spoortraject. Dit zal Europees aanbesteed moeten worden.
monumenten
architectuur
de in het verleden gelegde basis en deze basis wordt per aanbesteding smaller’, aldus het wat doemprekende Kempe Thill. De informele cultuur waar Kempe Thill over spreekt wordt overigens door Liesbeth van der Pol in een recente, speciale uitgave van Architectuur Lokaal over het thema, veelzeggend ‘subjectieve architectenlijstjes’ genoemd. Het illustreert ten voeten uit dat de discussie over de juiste toepassing van Europees aanbesteden zich ergens midden tussen een geïdealiseerd verleden waar niet iedereen naar terugverlangt én een zo goed mogelijk toekomstbeeld bevindt. De Europese aanbesteding van architectendiensten is dus nog volop in beweging.
frustratie Samengevat is er een situatie ontstaan waarbij sprake is van een te strikte uitvoering van regels die voorbij schiet aan het oorspronkelijk beoogde doel van de regels én die gepaard gaat met frustratie, irritatie en soms zelfs al gelatenheid onder zowel de publieke opdrachtgevers,
architectuurbeleid
architecten en projectontwikkelaars. Het kan leiden tot excessen zoals rond het plan van stadhuis Westland (Masterplan Verdilan) waar in juli 2008 een zevental toonaangevende bureaus zich uit de procedure terugtrokken. Dat waren niet de eerste de besten: Jo Coenen en Co Architekten, Kraaijvanger•Urbis, Mecanoo architecten, Ector Hoogstad Architecten, Quist Wintermans Architecten, Claus en Kaan Architecten en Hans van Heeswijk Architecten. De gevoelde noodzaak tot het verbeteren en aanpassen van de situatie wordt nog eens extra versterkt door het besef dat in het huidige economisch tijdsgewricht publieke opdrachten doorgaans aan belang winnen. Een goede afstemming, transparantie en vertrouwen kan bijdragen aan goed opdrachtgeverschap door de overheid, een welkome reddingsboei en impuls voor kleine bureaus in barre tijden en een waarborging van op kwaliteit geënte opgaven. De geschetste problematiek lijkt zich toe te spitsen op een aantal centrale punten. Allereerst is er het verschil
kunst
27
in interpretatie van de conditie ‘voldoende in staat’ en hoe een selectie van ontwerpers tot stand moet komen. Dan wijzen verschillende beschuldigende vingers naar met name gemeentelijke overheden en de door hen geïnitieerd uitbesteding van de selectieprocedures aan externe, commerciële projectmanagementbureaus. Tenslotte bestaat er nog geen duidelijke eensgezindheid en visie over het te volgen beleid. Dat bleek tijdens de EU Aanbestedingendag die, op verzoek van de Rijksbouwmeester, door Architectuur Lokaal in samenwerking met VNG, BNA en NEPROM in december in Amersfoort werd georganiseerd. Doel van de bijeenkomst was om, temidden van het groeiende rumoer en onduidelijkheid rond het thema, ‘ideeën op tafel te krijgen’ die konden bijdragen aan de verbetering van de situatie.
uitsluiting van talent Over de interpretatie of een bureau voldoende in staat is om een opdracht uit te voeren, en dus toegelaten mag worden tot een selectie, ventileren
28
stedenbouw
vooral de architecten en hun belangvertegenwoordigers zoals de BNA hun ontevredenheid. Jeroen van Schooten, voorzitter van de BNA, spreekt onomwonden van ‘een onzinnige manier van werken’. Hij en anderen zijn bang dat bij deze categorie opdrachten door invoering en vooral te strikte uitvoering van het aanbestedingsbeleid niet langer kwalitatieve en culturele argumenten de doorslag gaan geven. Opdrachten overigens, die weliswaar maar zes procent van het totaal omvatten, maar door de meeste wel als de mooiste worden beoordeeld vanwege hun eenmalige, bijzondere en doorgaans ook publieke karakter. Kempe Thill koppelt de nieuwe praktijk zelfs letterlijk aan de voorspelling voor het verlies van kwaliteit. Ze verwijzen daarbij, met gevoel voor sentiment, naar de traditie ontstaan in de jaren tachtig, waarin jonge bureaus van de overheid opdrachten kregen. Met name het beleid van Rijksbouwmeester Dijkstra betekende volgens velen een stimulans voor toen jonge architecten als Benthem Crouwel of cepezed om hun naam te vestigen.
projectmanagementbureaus In de praktijk van het aanbesteden gaan vaak zaken mis, daar zijn de meeste betrokkenen het wel over eens. Maar de antwoorden op de vraag waardoor dat komt verschillen redelijk structureel. Er bestaat een neiging tot te nadrukkelijk denken vanuit de eigen deelbelangen. Dat ietwat gepolariseerde debat leidt
Het gemeentehuis van Monster
monumenten vooralsnog dus niet tot een eensluidende analyse van wat er exact mis is en hoe daar, liefst eensgezind, iets aan gedaan kan worden. Tijdens de EU- Aanbestedingsdag in Amersfoort werd in de presentaties en reacties opvallend vaak gewezen op het ondermaatse presteren van gemeenten en hun kwalijke ‘compagnons’ de projectmanagementbureaus. Bij de gemeenten is, volgens velen door de leegloop aan gekwalificeerde ambtenaren van de afgelopen jaren, sprake van te weinig professionele kwaliteit en kennis op het gebied van aanbestedingen. Dat gebrek aan competentie voorkomt dat gemeenten de aanbestedingsprocedure geheel in eigen hand houden en vaak vervallen in de breder gangbare handelswijze van het uitbesteden van taken. Vaak besteden ze in dat geval (een deel van) de procedure uit aan externe projectmanagementbureaus. Die bureaus blijken zich in veel gevallen zeer goed van hun taak te kwijten en zijn vaak overijverig in het uitvoeren van de verworven opdracht. Die leidt niet zelden tot een overdreven opstapeling van eisen en criteria. Opvallend genoeg zijn de bureaus en gemeenten zich doorgaans van geen kwaad bewust. Ze wijzen vaak op projecten waar architecten kostbare fouten maakten en op de noodzakelijke garanties om een project ook echt te bouwen. Dat gemeenten en hun ingehuurde assistenten echter ook en wel degelijk dramatisch fouten maken en rommelen bij een Europese aanbestedingsprocedure bewijst de recente ‘soap’ rond de
architectuur
architectuurbeleid
nieuwe Utrechtse bibliotheek. Door onervarenheid en onzorgvuldigheid ontstond een pijnlijke situatie waarbij twee bureaus meenden als winnaar recht te hebben op de ontwerpopdracht.
ondernemerszin Wat duidelijk is dat er een kloof gaapt tussen de lokale overheden en de architecten: overheden laten zich leiden door risicomanagement en overijverig dichtgetimmerde aanbestedingsprocedures. Architecten en hun belangengroeperingen menen juist dat hun vak door de aangescherpte eisen te veel bepaald wordt door een tijdrovende deelname aan procedures, het beantwoorden van te hoog opgeschroefde criteria én het uitwerken en aanleveren van overbodige en irrelevante data. Van Schooten accentueert in reactie daarop graag de creatieve en culturele component van een architect. In zijn ogen is er een groeiende kloof merkbaar tussen architecten en opdrachtgevers: ‘Opdrachtgevers, U spreekt de branche niet meer aan’. In die divergente interpretatie en beoordeling schuilt ook een mogelijk probleem voor het helder een eenduidig oplossen van de kwestie. Nu al kinken uit de diverse kampen geluiden die suggereren dat de bal bij de andere partij ligt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Roelof Bleker, in zijn rol als voorzitter van de VNG-commissie Ruimte en Wonen, tijdens het congres in Amersfoort, een bemiddelende toon tracht aan te slaan. Hij is van mening dat alle partijen, de ontwikkelaars incluis, zich te rade moeten gaan over hun eigen handelswijze en kritiek en zich daarbij ook moeten verdiepen in de problemen van de andere ‘spelers’. Te vaak is er sprake van irritatie die te makkelijk is en gebaseerd is op automatismen of een inmiddels achterhaalde procesgang. In het verlengde daarvan kwam de uiterst constructieve en uitnodigende opstelling van Rijksbouwmeester Van der Pol als geroepen. Tijdens haar speech, die ze onderbouwde met feiten uit het net gereed gekomen onderzoek van OTB, nodigde zij de meest betrokken partijen uit tot deelname aan een regiegroep om te komen tot een goede analyse van de problemen en het werken aan vereenvoudigde procedures.
kunst
stappen Sinds dat moment zijn daadwerkelijk concrete stappen ondernomen. In alle gevallen betreft het nog lopende acties en processen waarvan de uitkomst en resultaten pas in de komende periode zichtbaar zullen worden. Daarbij worden vanzelfsprekend ook eerder geuite oplossingen zoals de oprichting van een onafhankelijke professionele aanbestedingsautoriteit of steunpunt meegewogen. De BNA heeft verschillende initiatieven genomen zoals (met ingang van 1 januari 2009) de instelling van een Meldpunt Architectenselectie voor leden van de BNA waarmee meer inzicht verworven gaat worden in de gang van zaken bij Europese aanbesteding van architectendiensten. Ook breidt het de eerder geproduceerd Werkmap Europees aanbesteden (2007) uit met een lichte versie, speciaal bestemd voor bestuurders. Verder heeft de BNA zijn zinnen gezet om, binnen de Europese richtlijnen voor aanbesteding, de werkzaamheden van architect onder de zogenaamde 2B-lijst te laten vallen op grond van de vaststelling dat het gaat om het leveren van intellectuele diensten. Dit zou betekenen dat voor architectendiensten vervolgens slechts een beperkte aanbestedingsplicht geldt. Ten slotte ijvert de BNA onverminderd voor de oprichting van een onafhankelijk steunpunt Europees aanbesteden. Architectuur Lokaal heeft na de Aanbestedingsdag gewerkt aan de speciale uitgave van hun blad over het thema, waarin tevens de situaties in andere Europese landen tegen het licht wordt gehouden. Ook is begonnen met het produceren van een vereenvoudigde light-versie van hun bekende Kompas bij ontwikkelingscompetities dat speciaal gericht is op gemeenten, het instellen van een nieuwe website en de uitbreiding van de bestaande Steunpunt Ontwerpwedstrijden.
samenwerking De Rijksbouwmeester gaf OTB een vervolgopdracht om de ontwikkelingen in kaart te blijven brengen en riep half januari voor de eerste maal de aangekondigde regiegroep bij elkaar. Daarin wordt, in samenwerking met partijen als BNA, VNG,
stedenbouw NEPROM, Architectuur Lokaal en PIANOo en EZ, op case- of projectniveau gekeken hoe het aanbestedingsbeleid geoptimaliseerd kan worden. Anderzijds wordt gekeken wat er op Rijksniveau op lange termijn moet gebeuren bij het selecteren van een architect. Daarvoor is Jan Brouwer, voormalig Rijksadviseur voor de Infrastructuur gevraagd een inventarisatie van de problemen te maken en te komen met oplossingen. Van der Pol handelt bij dit alles vanuit de overtuiging dat er niet een enkele organisatie is die het probleem kan oplossen. Het credo is om alle betrokken organisaties bij elkaar te brengen, te houden en elkaar te helpen. De actieve betrokkenheid
monumenten
van het Atelier Rijksbouwmeester duurt overigens zolang als strikt noodzakelijk. Wanneer de ‘rust’ is weergekeerd en de zaken duidelijk geregeld zijn wordt de praktijk weer overgelaten aan gespecialiseerde instellingen als Architectuur Lokaal en PIANOo én aan de lokale over heden, architecten en ontwikkelaars natuurlijk.
Jong talent lijkt bij voorbaat kansloos in procedures De locatie in Utrecht waar de nieuwe bibliotheek zal moeten komen.
architectuur
JJ
architectuurbeleid
kunst
De ontwerpen van VMX(onder) en Rapp/Rapp (links) die hierover met elkaar in de clinch liggen.
29
monumenten
Taco Anema
30
De Slangenburg in Doetinchem
Inventaris van gebouwen geeft informatie in een systeem
Monumentencatalogus vergroot De Rijksgebouwendienst is gestart met de ontwikkeling van een zogeheten Monumentencatalogus. In december 2008 is een ‘showmodel’ opgeleverd ten behoeve van besluitvorming in de Directieraad. Die maakt duidelijk hoe monumenten op basis van een vast stramien het beste gecatalogiseerd kunnen worden.’Een onontbeerlijk instrument om greep te krijgen op onze monumentenvoorraad’, volgens de Rgd-werkgroep die het model samenstelde.
Tekst: Gerard Kerkvliet Fotografie: Joep Jacobs, Taco Anema en janine Schrijver De Rijksgebouwendienst ontwikkelt, beheert en onderhoudt zo’n 2200 rijksgebouwen. Zij is daarmee de grootste vastgoedorganisatie in Nederland. De Rijksgebouwendienst biedt huisvesting aan zo’n 120.000 werknemers. Een deel van de voorraad draagt het stempel rijksmonument. Hiertoe behoren ook
monumenten zonder huisvestingsfunctie, zoals ruines, gedenknaalden en grafmonumenten. Van de 2200 gebouwen zijn er circa 350 monument. Het exacte aantal is afhankelijk van de wijze van tellen. Complexe monumenten zoals Naarden Vesting omvatten namelijk
Slot Loevestein bij Woudrichem
Joep Jacobs
Joep Jacobs
31
Gedenknaald Manpad in Heemstede
Janine Schrijver
greep op de voorraad
het merk rijk
meerdere deelmonumenten. Bij tellingen geeft dat wel eens problemen. De Monumentencatalogus in wording zal in de toekomst uitsluitsel geven over het precieze bestand van onze rijksmonumenten.
eeuwse panden van de bekende architecten vader & zoon Metzelaar. Is er een nieuwe gebruiker voor te vinden of kunnen deze panden in andere handen overgaan zonder hun monumentale karakter te verliezen?
Alle monumenten in bezit van de Rijksgebouwendienst zijn opgenomen in het bestaande Monumentenregister Rijksgebouwendienst. Dit register maakt onderscheid tussen twee categorieën. Categorie I bevat monumenten van een buitengewoon nationaal en internationaal cultuur historisch belang, zoals Paleis Huis ten Bosch en Slot Loevestein. Deze zijn eigendom van de staat en mogen nooit verkocht worden. Categorie II monumenten zijn eveneens van bijzonder cultuurhistorisch belang maar mogen, wanneer het rijk zelf geen andere gebruiker kan vinden onder strenge voorwaarden worden verkocht. Justitie wil in de nabije toekomst de kantongerechten gaan centraliseren. Hierdoor is binnen de Rijksgebouwendienst al een discussie aan het ontstaan over de toekomst van de negentiende
De komende jaren zullen regelmatig visies ontwikkeld worden voor deze en andere vrijkomende monumentale panden. Onder het motto ‘niets is zo slecht voor een gebouw als langdurige leegstand’ dient tijdelijk beheer voor culturele doeleinden ondertussen als een zinvolle overbrugging. Een goed voorbeeld daarvan (zie ook SMAAK–38) is de Blokhuispoort, een voormalige gevangenis in het centrum van Leeuwarden.
nieuw instrument De vraag rijst waarom de Rijksgebouwendienst naast het bestaande Monumentenregister nog behoefte heeft aan een Monumentencatalogus. Is een simpele uitbreiding van de bestaande registers niet voldoende? Twee leden van de werkgroep Monumentencatalogus, Lennart Kerpel en
32
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Foto’s: Joep Jacobs
Foto’s op deze spread: Kantongerecht Alphen aan de Rijn
Yasin Keskin proberen de twijfels bij SMAAK weg te nemen. ‘De Monumentencatalogus is nodig om alle feitelijke vastgoedinformatie die we over een bepaald monument hebben op te slaan in één systeem. Met duidelijke standaard factsheets. Hiermee kan iedereen bij de Rijksgebouwendienst die betrokken is bij een object snel nagaan welke gegevens beschikbaar zijn over het betreffende monument en waar die zijn te vinden. De catalogus bevat gedetailleerde, feitelijke informatie die niet in de registers voorkomt’, lichten zij toe. De Monumentencatalogus is een nieuw instrument. Ingebed in een groter geheel aan processen en instrumenten waarmee het toekomstige beleid, beheer en onderhoud van monumenten zal worden gestuurd. De catalogus geeft hierbij overzicht en inzicht, maar wijst ook de weg naar externe bronnen. ‘Het is niet de bedoeling dat we alle onderzoeken en beschrijvingen van monumenten in één grote database proppen. Het gaat erom op de
meest efficiënte manier toegang te krijgen tot de benodigde bronnen en bureaucratische rompslomp te voorkomen’, aldus Lennart Kerpel. ‘Via de catalogus kan men snel opzoeken waar die informatie zich bevindt. Dat bespaart een hoop zoekwerk.’
showmodel De werkgroep Monumentencatalogus onder leiding van Asha Grave heeft zich in 2008 met de ontwikkeling van het (show)model bezig gehouden. Alle directies van de Rijksgebouwendienst waren in deze werkgroep vertegenwoordigd. De taak van de werkgroep bestond uit het ontwikkelen van een format voor de beschrijving van een monument en het toetsen van de werkbaarheid aan de hand van uiteenlopende monumenten. Zo werden factsheets opgesteld over: het kantongerecht Alphen aan de Rijn, Kröller-Müller, gedenknaald Manpad, kasteel de Slangenburg, Huis Vijverhof, de Gevangenpoort en Slot Loevestein. De globale inhoud van de factsheets (7 à 10 pagina’s) bestaat elk uit een voorblad met een korte beschrijving, een foto van het object, een omge-
vingskaart en een kadastrale kaart. Verder bevatten ze puntsgewijs de belangrijkste objectgegevens, zoals de oppervlakten, de gebruiksfunctie, beheer en eigendom, de bestemming van het gebouw, de monumentale status, gegevens over huurder/ gebruikers, contracttypen en het al dan niet bestaan van onderzoeken
naar asbest of bodemverontreiniging, bouwhistorisch onderzoek, demarcatierapporten en meerjarige onderhoudsprognoses (MOP’s). De zeven voorbeelden uit het showmodel hebben de werkgroep geleerd dat verschillende informatiebronnen elkaar niet alleen overlappen, maar
stedenbouw ook fouten en tegenstrijdigheden aan het licht brengen. Actualiseren en opschonen van de informatie in die systemen is dan ook van essentieel belang, zo wordt gezegd. Bovendien beveelt de werkgroep koppeling aan van de Monumentencatalogus aan bestaande informatiesystemen binnen de dienst aan om tot een volwaardige digitale catalogus te komen.
sturingsmiddel Kerpel en Keskin zijn overtuigd van nut en noodzaak van de Monumenten catalogus voor de toekomst. Niet alleen als instrument om snel en efficiënt aan informatie over een object te komen, maar ook als sturingsmiddel voor beleid. Zo kan de
monumenten
architectuur
catalogus uiteenlopende vragen over de voorraad beantwoorden. Bijvoorbeeld, welke monumenten komen er binnenkort leeg te staan, hoe groot is de onderhoudsbehoefte van een klant in een toekomstige periode, hoeveel m2 van onze monumenten is momenteel in gebruik als kantoor? Kerpel: ‘Er bestaan ontzettend veel bronnen van informatie. De vraag naar die informatie kan heel verschillend zijn. Iedereen binnen de Rijksgebouwendienst kijkt op zijn manier naar een monument. Iemand vanuit de vastgoeddirectie verlangt andere gegevens over een object dan een cultuurhistoricus. Daarom nemen we ook zoveel verschillende soorten informatie op. Niet om die
architectuurbeleid
allemaal in dat ene model te zetten. Dat zou een berg worden waar je niet omheen kan. De catalogus moet juist een wegwijzer worden naar andere bronnen over het betreffende object. Op deze manier hoef je je niet wezenloos te zoeken naar bestaande informatie en iemand die daar iets over kan zeggen.’ Keskin: ‘Wanneer je enkele duizenden gebouwen beheert en enkele honderden monumenten, kun je je voorstellen dat verschillende mensen op verschillende momenten aan iets werken zonder het van elkaar te weten en die mogelijk elkaar nodig kunnen hebben. Daar is de Monumentencatalogus primair voor bedoeld.’
kunst
33
En verder kun je je voorstellen, voegt zijn collega toe, dat je daaruit een heel goed overzicht en inzicht krijgt in je totale voorraad. Daar kun je ook beleid gaan op gaan voeren. ‘Stel, de gemiddelde kwaliteit van de Rgdvoorraad staat op een 6, maar je wilt eigenlijk dat dat naar een 7 gaat. Wat betekent dat dan voor je beleid...? Wat moet ik daarvoor aan extra onderhoud plegen of aan nieuwe projecten gaan doen? En wat moet het me kosten? En in hoeveel tijd? Dan kan de Directieraad zeggen, dat is ons een bepaalde investering waard.’
breed gedragen Ten behoeve van de Monumentencatalogus zullen naar verwachting niet direct nieuwe bouwhistorische onderzoeken worden gedaan of toekomstvisies worden ontwikkeld. Ook nieuwe demarcatierapporten (tekeningen van de ‘rode zones’ binnen monumenten waaraan niets veranderd mag worden) hoeven niet op stel en sprong allemaal gelijktijdig te worden uitgevoerd. Dit kan gefaseerd worden aangepakt. Kerpel en Keskin: ‘Wanneer de directieraad heeft beslist, kunnen wij de catalogus in één jaar opleveren, inclusief de automatische koppeling aan de andere systemen van de Rijksgebouwendienst. Dat vergt eenmalig een wat grotere investering, maar maakt het mogelijk om elk jaar tegen een bescheiden budget snel updates voor de catalogus te maken. We zouden geen efficiëntere en eenvoudiger manier weten om dit soort uiteenlopende gegevens bij elkaar te voegen.’ Vol vertrouwen over het vervolg rondt Lennart Kerpel af: ‘Er is erg veel behoefte aan de Monumentencatalogus. De vraag is breed gedragen binnen de directies. Het vergt een investering, maar je moet je afvragen wat het kost als je elke keer voor elk object opnieuw onderzoek moet doen. Dat moet je er tegenover zetten. Ik denk dat het een investering is die zich terug zal verdienen. Daar durf ik mijn hand voor in het vuur te steken.’
JJ
het merk rijk
monumenten
Tekst: Jaap Huisman Beeld: Studio Dumbar
Rijk positioneert zich met een huisstijl als een ‘organisatie’
Een leeuw die eindelijk zijn identiteit laat zien Geleidelijk aan worden alle publicaties van de rijksoverheid begeleid van een nieuwe huisstijl: twee leeuwen die een leeuw op een schild omklemmen. Het ontwerp is van Studio Dumbar uit Rotterdam dat voor zijn doen opmerkelijk veel support kreeg bij de uitwerking en invoering. Ook smaak zal dit jaar het rijkswapen verwelkomen. Tom Dorresteijn over het hoe en waarom van de leeuwen.
Er wordt geschiedenis geschreven met een reikwijdte waarvan we de betekenis pas over enkele jaren kunnen bevatten. Zo ‘krankzinnig veelomvattend’ is de geleidelijke invoering van een huisstijl voor de rijksoverheid. Want afgezien van een tiental ministeries zijn er ook een slordige 175 overheidsdiensten bij betrokken, die uiteenlopen van Rijkswaterstaat tot de Dienst Justitiële Inrichtingen, van de Douane tot wellicht de Belastingdienst. Overal verschijnt de komende tijd – als het al niet is ingevoerd – het lintje met de Nederlandse leeuw, in kranten advertenties, op salarisbrieven, webpagina’s en briefpapier. Ook SMAAK en andere publicaties van de Rijksge-
bouwendienst ontkomen niet aan de huisstijl die de blokjes van het Ministerie van VROM gaan vervangen. En zo zet de rijksoverheid zich neer als een organisatie met een identiteit. Dat er geschiedenis wordt geschreven is een opmerking van Tom Dorresteijn van Studio Dumbar uit Rotterdam die in 2007 de competitie heeft gewonnen met als inzet de nieuwe huisstijl. Pas toen hij er werkelijk indook en de omvang van de implementatie zag, realiseerde hij zich het gewicht van de operatie. Zoiets is zelden in Nederland vertoond, ook niet in het bedrijfsleven waar ondernemingen wel gewend zijn aan het effect van corporate identity en de symboliek van een huisstijl.
stedenbouw
Ergens in de rijksoverheid, waarschijnlijk bij de Rijksvoorlichtingsdienst, is een kleine drie jaar geleden het idee geboren om het rijk als een organisatie te profileren die op een herkenbare manier communiceert met de burgers. Met het begrip bran ding heeft Dorresteijn niet veel als het gaat om de overheid, ‘Dat wordt al snel kretologie, daar moet je mee oppassen.’ Want de rijksoverheid is nu eenmaal iets anders dan een Akzo of Shell, omdat ze niet produceert maar wel communiceert. Een overheid die diensten levert maar tegelijk eisen stelt aan de burger. ‘De identiteit van het rijk is dat het met de burger communiceert maar geen exportproduct levert. We hebben
monumenten
architectuur
dat heel tegendraads omgedraaid door te stellen dat design een middel is, en betere communicatie met de burger het doel. Daarbij is het van belang je plaats te kennen als overheid. Als een huisstijl te cosmetisch is, neigt het naar populariteit. Bescheidenheid is beter. Aan de andere kant moet een overheid gezag en autoriteit uitstralen; tegelijk stuurt hij ook nare brieven naar de burger, zoals belastingaanslagen of boetes. Daar moet je het midden in weten te vinden.’
politie Eenduidigheid in de communicatiemiddelen is noodzakelijk, zeker gezien de veelkoppigheid van de
architectuurbeleid
taken van de rijksoverheid. Toen Studio Dumbar werd gebriefd over de profilering van de overheid, was de eerste reactie voor Dorresteijn dan ook: ‘Waarom is dit niet eerder bedacht? Het ligt zo voor de hand.’ En Dumbar heeft de nodige ervaringen op dit terrein, om als meest significante operatie de huisstijl van de politie en de wijzigingen aan het PTT-logo, en daarna KPN of TPG Post, te noemen. Maar dat politielogo, een samenvoeging van het wetboek en het vlammetje van waakzaamheid, heeft bij de politie tot meer discussie geleid dan de leeuw bij de overheid. ‘Dit was een zomerbriesje vergeleken met de storm die bij de politie woedde. Er
35
was snel draagvlak bij de overheid.’ Dat kwam niet in de laatste plaats door een stimulerende projectleider van de stuurgroep die onorthodoxe standpunten durfde in te nemen en het project van potentiële bureaucratische obstakels wist af te helpen. Dorresteijn: ‘Men was vastberaden en toonde ruggengraat.’ Overigens heeft Dumbar, erkent Dorresteijn, niet eens bar veel getekend aan het ontwerp. ‘Het was meer een kwestie van research, overleg en overtuiging.’ Toch dreigde de hele operatie al in vroeg stadium te kapseizen. Toen Dumbar was uitgekozen uit een tender waaraan vijf gerenommeerde ontwerpbureaus meededen, viel het kabinet. Even leek de wens tot een
rijkshuisstijl bevroren te worden. Totdat de tender enkele maanden later, toen Balkenende III redelijk op stoom was geraakt, weer van voren af aan begon. Een goed idee moet je klaarblijkelijk niet op de plank laten liggen.
letters Bij het onderzoek naar een thema voor een huisstijl voor het rijk passeerde een aantal ideeën de revue, waaronder een puur op letters gebaseerd logo. Desondanks ontkwam Studio Dumbar niet aan dat ijzersterke, aan de traditie ontleende, symbool van de Nederlandse Leeuw, omdat het ‘het symbool van de symbolen is’. Met deze strijdlustige, ondernemende leeuw wordt al eeuwen lang de Staat der Nederlanden
geassocieerd. De kritiek van de pers was dat Studio Dumbar zich er voor een fors bedrag wel erg gemakkelijk had afgemaakt door de leeuw op te pimpen en aan het volk te presenteren, als nieuwe kleren van de keizer, een kritiek die Dorresteijn pareert met ‘wat is er mis met traditie?’ ‘Je zoekt naar een kruispunt van traditie en toekomst en ook nog eens naar een symbool dat voor velen herkenbaar is.’ Het rijkswapen waar twee staande leeuwen een drieste soortgenoot op een schild omklemmen, hoef je niet omstandig uit te leggen. Dat officieuze nationaal symbool was er al, alleen lichtelijk gemodificeerd. Wie aan de leeuw komt, het rijkswapen, kan niet zonder de tussenkomst van de Hoge Raad van Adel. Die velde een mild oordeel. De stilering kon doorgang vinden. Relevant waren de stippen van oranje, maar bijvoorbeeld niet de tekst Je Maintiendrai in het banier onder het wapen. Dat is een latere toevoeging. De banier is daarom leeg. Het kroontje, oordeelde Studio Dumbar, was aanvankelijk wat te carnavalesk. Dat mocht best subtieler. Interessant is ook, zegt Dorresteijn, dat sommigen in de gestileerde leeuw nu een suggestie van een geslacht zien. Dat is trouwens geen suggestie, dat geslacht is er door de ontwerpers na opmerkingen bewust aan toegevoegd, maar opnieuw subtiel. Waarmee de rijksoverheid zich warempel heeft ontpopt als een man.
kleuren Tijdens de discussie over het ontwerp viel een voorstel van Dumbar af, om de leeuw te omringen met allerlei kleuren, teken van de veelkleurigheid van de Nederlandse samenleving. Uiteindelijk werd gekozen voor blauw, in vijf schakeringen, die ieder voor zich staan voor de immer veranderende Hollandse lucht, nu eens grijzig dan weer stralend. Het voordeel van deze blauwschakeringen is dat de overheidsorganisatie de kleur uitkiest bij de desbetreffende communicatieuiting: er is een blauw voor visitekaartjes, een andere voor omslagen van rapporten, en weer een ander voor advertenties. Een andere aanpassing was het formaat: aanvankelijk was het rijkswapen een wapentje, drie leeuwen teruggebracht tot getemde leeuwtjes, bijna geanonimiseerd tot een ‘clip’ op een pagina.
lettertype De leeuw maakt deel uit van een basale layout, wat de deelnemende partijen tot de opluchtende opmerking verleidde: ‘We hebben meer vrijheid dan met ons oude logo’. Dat is in feite ook de kracht van het ontwerp. Het rijkswapen staat altijd in het hart, het midden van de pagina, beschrijft zo een denkbeeldige as naar beneden, met ter rechterzijde van het logo de specifieke aanduiding, ministerie van Volkshuis-
vesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer of Rijkswaterstaat. De belettering harmonieert daarmee: speciaal voor de nieuwe huisstijl heeft typograaf Peter Verheul een nieuwe letter ontworpen die eveneens het midden houdt tussen klassiek en eigentijds: de rijksoverheid-sans, -italic, -bold en welke varianten een letterfont ook mag hebben. Er zit nog een licht pijnlijke kant aan de invoering van de rijkshuisstijl. Want enkele ministeries, waaronder Economische Zaken, VROM en Algemene Zaken hebben nog niet zo lang geleden hun huisstijl vernieuwd. En bij een organisatie als de Belastingdienst is het de vraag of de herkenbare blauwe envelop zal verdwijnen. Dorresteijn gelooft anders in de kracht van de nieuwe gestileerde leeuw. ‘Welke burger kan bijvoorbeeld uit een advertentietekst het logo van Landbouw, Natuur beheer en Voedselkwaliteit halen?’ De leeuw, met andere woorden, zal als rijkswapen beter de aandacht trekken.
JJ
op weg naar shangai 2010 aflevering 1
37
Shanghai is in 2010 gastheer van de wereld tentoonstelling, die na die van Hannover in 2000 een spectaculair evenement belooft te worden. Het Nederlandse paviljoen is ontworpen door de kunstenaar John Körmeling, een project dat wordt begeleid door het Atelier Rijksbouwmeester. Maar er staat nog vrijwel niets op het terrein. Dat gaat in de loop van dit jaar veranderen. Michiel Hulshof en Frans Schellekens volgen voor SMAAK de veranderingen op het bouwterrein in Shanghai.
Doorstroming doorstroming hameren de Chinezen In de diepte vijftig meter onder me raast het autoverkeer van het westelijke stadsdeel Puxi naar het oostelijke Pudong. Nog eens zestig meter lager varen enorme vrachtschepen over de Huangpu-rivier met hun lading richting zee. Containers vol stropdassen, magnetrons, betonmolens of eierwekkers – je kan het zo gek niet bedenken. Allemaal made in China en allemaal bestemd voor de behoeftige consument in Europa of de Verenigde Staten. Ik sta op een uitzichtplatform bovenop de Lupu-brug, volgens kenners de langste boogbrug op de planeet, en kijk uit over een gebied met voormalige havenloodsen, scheepswerven, roestige kranen en half gesloopte
het merk rijk Tekst: Michiel Hulshof Fotografie: Frans Schellekens
38
stedenbouw
fabrieksgebouwen. Hier opent op 1 mei 2010 de Shanghai World Expo haar deuren. De komende anderhalf jaar wordt deze ietwat desolate hoek van de stad in rap tempo omgeklust tot bruisend middelpunt van de Grootste Wereldtentoonstelling Aller Tijden – Chinezen houden nu eenmaal niet van half werk. In totaal verwachten de organisatoren meer dan zeventig miljoen bezoekers die zich komen vergapen aan de architectonische hoogstandjes en andere vindingen van meer dan tweehonderd deelnemende landen, bedrijven en organisaties. Het waait op het hoge uitzicht platform. Ik ben hier gekomen met een trap van 367 treden die over de grote stalen boog van de brug loopt. Onderaan de korte klim stond een waarschuwingsbord, dat de Chinese voorliefde voor regels illustreert. “Ziektes aan hart en longen, hoge bloeddruk, duizeligheid of evenwichtsstoornissen kunnen uw veiligheid tijdens de beklimming beïnvloeden. U wordt niet toegelaten als u slecht ter been bent, onlangs
monumenten alcohol heeft genuttigd of dronken bent, een chirurgische ingreep heeft ondergaan of lijdt aan een van bovenstaande symptomen.” Even dacht ik aan het begin te staan van een barre klim naar het basiskamp van Mount Everest, in plaats van een tripje naar de top van deze stalen boogbrug. Maar zolang ik 68 yuan neertelde voor een toegangskaartje en mijn rugzak achterliet in de daarvoor bestaande garderobe, vond het meisje achter het loket het allemaal best. Ik kreeg een Chinese begeleider mee en mocht naar boven. Ook de bouwers van de Expo hebben last van regeltjes en voorschriften. De meeste landen hebben daardoor nog geen steen gelegd. Alleen het Chinese paviljoen ligt flink op stoom – maar ja, Chinezen weten natuurlijk beter hoe ze aan Chinese regels moeten voldoen. In de verte, rechts van de beroemde skyline van Shanghai, bouwen constructiewerkers aan een gigantische omgekeerde piramide van 63 meter hoog die de naam
architectuur
architectuurbeleid
“Kroon van het Oosten” heeft meegekregen. Op het braakliggende terrein rondom het groteske paviljoen van China zullen de andere Aziatische landen zichzelf presenteren.
rijpe appels Nederland heeft een plekje gekregen in de sector die bestemd is voor nietAziatische landen. Het opvallende paviljoen met de naam Happy Street is ontworpen door John Körmeling, die samen met collega-architect Rijk Blok en het Nederlandse Expobureau in Shanghai momenteel de laatste hand legt aan de bouwcontracten. Waar nu nog niets dan leegte is, moet een straat verrijzen die zich als een achtbaan op palen omhoog slingert. Daaraan liggen zeventien huizen en gebouwen in verschillende architectonische stijlen. Of zoals filosoof Bas Haring het verwoordde: “Als rijpe appels hangen de gebouwen áán Happy Street, in plaats van dat ze er langs staan.” Het Nederlandse paviljoen heeft te kampen met opstandige Chinese ambtenaren die hameren op door-
kunst
stroming, doorstroming, doorstroming – als de dood dat ze zijn voor opstoppingen met de half miljoen bezoekers per dag. De kleine panden in Happy Steet, vrezen ze, kunnen die toeloop niet aan. Een compromis is inmiddels in de maak. Wellicht dat de bezoekers straks de kleine ruimtes kunnen bekijken door middel van enorme etalageramen, maar zelf niet naar binnen mogen. Naast het Nederlandse project komt het opvallende Britse “Paviljoen van Ideeën”, een reusachtige misvormde kubus die aan de buitenkant bestaat uit duizenden lichtgevende pixels die vrijelijk bewegen in de wind. Heel aardig, vinden de Chinese autoriteiten. Maar maakt het felle licht straks niet duizenden bezoekers duizelig? En dus werken de Britse ontwerpers samen met Chinese ingenieurs aan een passend alternatief. Zoals het de Chinezen betaamt zal voor elk obstakel een oplossing gevonden worden. Want de Expo moet, nee, de Expo zál een groot succes worden. De automobilisten op de Lupu-brug onder me worden begroet door een manshoog beeld van Haibao, de altijd lachende helblauwe mascotte van de Shanghai World Expo, die naast de weg staat opgesteld. Haibao is overal in Shanghai: in de taxi, op grote doeken bij bouwprojecten, in de supermarkt of zomaar in het wild op een lantaarnpaal. “De Expo is voor Shanghai wat de Olympische Spelen voor Peking waren”, vertelt mijn gids bovenop de Lupu-brug trots. “We verwelkomen straks de hele wereld om te komen kijken.” Ze praat honderduit over de verandering die het Expo-terrein het komende jaar zal ondergaan: nieuwe metrolijnen, een nieuw theater en een compleet nieuwe woonwijk voor Expo-medewerkers op het terrein. “Kijk daar”, wijst ze naar een oude fabrieksschoorsteen die eenzaam in het bouwterrein omhoog priemt. De pijp zal worden verhoogd tot 200 meter en het hoogtepunt vormen van een rit per stoeltjeslift over het terrein. Niets is de Shanghainese autoriteiten te gek om het evenement tot een succes te maken. Of, zoals een jonge vrijwilligster van
monumenten
stedenbouw
de Expo-organisatie me eerder op de dag bloedserieus en zonder zweempje zelfspot vertelde: “Al het goede in ons leven komt van de World Expo.” Ik kijk nog eens uit over de oevers van de Huangpu, waar de boten met hun lading aan voorbij varen. Een enorm gebied dat straks even in de belangstelling van de wereld komt te staan. Je zou het nu nog niet zeggen.
JJ
architectuur
architectuurbeleid
kunst
39
40
stedenbouw
monumenten
Jurriaan van Hall geeft gang in ministerie monumentaliteit
Tekst: Tanja Karreman Fotografie: Jurriaan van Hall
architectuur
architectuurbeleid
Een ode aan het klassieke borstbeeld, maar wel met een knipoog
kunst
In de ministersgang van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedsel kwaliteit plaatste de kunstenaar Jurriaan van Hall acht bronzen op sokkels. Geen traditionele bronzen maar relalitiveringen van de traditionele beeldhouwkunst. De serie glimt en schittert in de zonnige gang.
het merk rijk
Een ode aan het klassieke borstbeeld, dat is het kunstwerk dat Jurriaan van Hall (1962, Heerlen) in het ministerie van LNV heeft voltooid. Acht bronzen hoofden staan er op sokkels waarbij de wybertjes-vorm van de sokkels is ontleend aan het patroon in de hardstenen vloer. Ook bij het materiaal en de kleurstelling van de sokkel heeft Van Hall zich laten inspireren door de omgeving. Van Hall kreeg de opdracht van de Rijksgebouwendienst in het kader van de percentageregeling. In nauwe samenwerking met architectenbureau Dam&partners bedacht hij een serieel beeld dat bestaat uit acht bronzen hoofden op sokkels. Het
werk oogt klassiek, maar het is niet voor niets dat een van de beelden zich om draait en in plaats van naar binnen met de neus naar buiten is gericht. De beelden zijn langs de westzijde van de gang geplaatst, voor de hoge ramen die iets dieper ten opzichte van de gevel liggen. Door de sequentie, de meer dan levensgrote maatvoering en de relatief grote hoogte van de sokkels maken de beelden een monumentale indruk. Maar bij nader inzien blijkt de kunstenaar, die zich sinds enkele jaren heeft toegelegd op het maken van beelden, de klassieke thema’s van
de beeldhouwkunst juist te relativeren. De hoofden balanceren haast hulpeloos en veel te hoog op hun nek in plaats van op de traditionele basis van ‘kop en schouders’. De hoofden zijn niet zwaar en massief maar krijgen letterlijk een luchtig karakter door de open structuur. De kunstenaar modelleerde geen hoofd uit een massa, maar construeerde de driedimensionale vorm met lijnen: geen platte maar sculpturale lijnen. En van dichtbij verlies je het zicht op het geheel dat plaats maakt voor de ervaring van de talloze organische details waarmee de lijnenstructuur is gedecoreerd, zowel aan de buitenals aan de binnenkant van het hoofd.
kunst
geabstraheerd Deze decoratieve benadering bevestigt nog eens het atypische karakter van de ogenschijnlijk klassieke beelden. Het individuele van het borstbeeld heeft plaats gemaakt voor een geabstraheerde herhaling, met detaillering van druivenpatronen en bladstructuren. Hier wordt duidelijk geen specifieke bewindvoerder herinnerd of vereerd. Eerder roepen de beelden op deze plek, tegenover de kamer van de Minister, vragen op bij de menselijke maat in de huidige wereld van eten en voedselproductie. De hoofden met zicht op buiten vertegenwoordigen de vragen die hierover worden gesteld en wijzen letterlijk en figuurlijk op de noodza-
kelijke relatie van het Ministerie met die buitenwereld. Jurriaan van Hall is van oorsprong schilder en werkte in verschillende technieken. In 1989 was hij medeoprichter van het spraakmakende kunstenaarsinitiatief After Nature dat tot 1993 schilders aan zich verbond die kozen voor traditionele thema’s en een traditionele wijze van werken. Zoals Jurriaan van Hall destijds schilderde als uiting van vakmanschap, in een periode waarbinnen juist het concept zegevierde, is het hem ook nu weer te doen om het pure vakmanschap. In die zin is dit kunstwerk een eerbetoon aan de toenmalige architect Gijsbert
Friedhoff die het gebouw in nauwe samenwerking met verschillende kunstenaars bouwde en dat als ambachtelijk Gesamtkunstwerk ontworpen werd. Net als bij Friedhoff staat ambacht bij Van Hall hoog in het vaandel. Het gebouw en zijn kunstwerken vormen een uniek geweten van het huidige tijdsgewricht.
JJ
41
42
stedenbouw stedenbouw
monumenten monumenten
architectuur architectuur
architectuurbeleid architectuurbeleid
andere smaken Nathan Coley Monumentale wandkunst Mesdagkliniek Groningen Rudy Luyters Rgd-Defensie Jaaroverzicht 2008 Boeken en exposities
kunst kunst
stedenbouw
monumenten
kunst
Omdat het kunstwerk van Nathan Coley voor het Scheepvaartmuseum een ‘work in progress’ is (en er dus nog geen beeld van bestaat) op deze en volgende pagina’s impressies van zijn bouwsels in Brooklands Gardens, VS.
43
IJsselstenen brachten kunstenaar Nathan Coley op een idee
andere smaken
De verbouwing van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam is nog (lang) niet klaar, maar over de kunst in de overkapte cour begint al duidelijkheid te ontstaan. De Britse kunstenaar Nathan Coley liet zich inspireren voor baksteen, in zijn woorden ‘eigenlijk bijna niets’. Wat is dat niets dan? Het leidde tot een afdaling in de koloniale geschiedenis van Nederland.
Tekst: Ilse van Rijn Beeld: Nathan Coley
Bringing Back the Ballast is nu al een precair kunstwerk ‘Er liggen er hier twee in mijn atelier, de ene baksteen is wat groter dan de andere’, vertelt de Britse kunstenaar Nathan Coley (Glasgow, 1967) enthousiast en vol ontzag. Hij refereert aan de Hollandse IJsselstenen die een belangrijke rol spelen in het kunstwerk Bringing Back the Ballast dat hij realiseert in het kader van de percentageregeling voor rijksgebouwen in het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. In het museum wordt momenteel gebroken en gebouwd. Het Hollands classicistische pand, dat in de zeventiende eeuw door Daniël Stalpaert is ontworpen, wordt aangepast aan de hedendaagse eisen. Voor de kunstenaar Coley fungeert de baksteen, waaruit de oorspronkelijke, solide, later bepleisterde muren van
het museum zijn opgetrokken, niet slechts als een bouwmateriaal. Maar ook niet enkel en alleen als een onderdeel van een sculptuur, een manier waarop de uit klei of leem gebakken steen door kunstenaars uit de jaren zestig van de vorige eeuw wel werd gebruikt. Coley noemt de baksteen ‘eigenlijk bijna niets’. Wat bedoelt hij daarmee? En hoe kan het gebeuren dat deze, volgens hem, ‘ongrijpbare’ steen zo’n uitzonderlijke positie in Bringing Back the Ballast krijgt toegedicht? Coley raakte geïntrigeerd door de IJsselstenen toen hij voor zijn kunstproject onderzoek deed naar de geschiedenis van het Scheepvaartmuseum. Dit museum bleek gehuisvest in wat vroeger dienst deed als ‘s Lands
Zeemagazijn’. In het arsenaal lag materieel voor de schepen, als tuigage en kanonnen opgeslagen, maar ook in reservoirs opgevangen regenwater dat gedronken werd door de zeelui op reis. De schepen van de Verenigde Oost en, met name, West-Indische Compagnie vervoerden slaven. Vaker wordt in de geschiedenisboeken vermeld dat de zeevaarders terugkeerden van de koloniën met koffie en thee, zijde en kruiden. Door middel van een bloeiende handel in exotische producten droegen ze destijds in belangrijke mate bij aan wat nu bekend staat als de Gouden Eeuw.
gewicht Nathan Coley stuitte op het historische gegeven dat de schepen op
de heenweg van hun reizen beladen waren met stenen. ‘Stel je voor’, zo legt hij zijn fascinatie voor zijn ontdekking uit, ‘aanvankelijk is de steen bedoeld om te bouwen, hij fungeert als een constructief onderdeel in een grotere architectonische structuur. Maar op de zeventiende-eeuwse reizen werden stenen meegenomen vanwege hun gewicht. Ze betekenden niets, waren slechts ballast voor de schepen die zonder hen te licht zouden zijn. Aan het andere einde van de wereld werd deze functionele vracht weer gelost. In Suriname, Indonesië bouwde men er huizen en christelijke kerken, kortom opnieuw structuren mee. De steen veranderde van ‘iets’ in ‘niets’, om ver-
44
stedenbouw
volgens weer ‘iets’ te worden. Het is onmogelijk geïsoleerd te kijken naar de steen.’ Voor Coley transformeerde de IJsselsteen in een metafoor voor de wijze waarop werd, én wordt omgegaan met zeventiende-eeuwse reizen naar de Oost en naar de West. Vooral in latere tijden bleken de ‘heroïsche’ tochten voor verschillende uitleg vatbaar. Tegelijkertijd is het de vraag in welke mate ze hebben beïnvloed wat nu de Nederlandse identiteit heet te zijn. Dit laatste aspect is wat Coley interesseert. Hij acht zich niet in de positie een uitspraak over het onderwerp te doen, evenwel, zo benadrukt hij: ‘Ik heb er wel een mening over, maar die doet er hier niet toe. In mijn werk wil ik vragen opwerpen, een discussie genereren.’ ‘Kunst maakt zichtbaar, maar geeft geen uitsluitsel,’ zo schrijft Tanja Karreman die namens het Atelier Rijksbouwmeester Bringing Back the Ballast begeleidt.
anekdotes ‘De steen is een door mensenhanden gefabriceerd object. Alleen daarom al voel ik me ermee verwant. Ook ik maak objecten’, aldus Coley. Maar niet alleen het verhaal van de maker is aan die schijnbaar simpele steen impliciet. In de gedaante van de stenen zijn grote geschiedenissen en kleinere anekdotes over de wereld verspreid. Coley verzamelt deze bestaande rapporten en betogen. Voor Bringing Back the Ballast wil hij de stenen verschepen naar
monumenten waarvandaan ze ooit vertrokken zijn: ’s Lands Zeemagazijn, het huidige Scheepvaartmuseum, in de haven van Amsterdam. ‘Dit klinkt eenvoudig, maar is het allerminst’, vertelt Tanja Karreman. ‘De stenen zijn vaak verwerkt in forten en paleizen. Ze maken nu alweer zo’n 400 jaar deel uit van een andere cultuur. We raakten aan politiek gevoelige kwesties door ze te willen recupereren. Coley’s project kan gemakkelijk worden uitgelegd als een Wiedergutmachung van het koloniale verleden, maar ook andersom worden geïnterpreteerd. Met aanbevelingsbrieven van Wim Eggenkamp, rijksadviseur voor het cultureel erfgoed, Job Cohen, burgemeester van Amsterdam en minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in de maak, waarin de goede bedoelingen van Bringing Back the Ballast worden geformuleerd, onderhandelen we met verschillende ambassades. Door middel van een constructie die voorziet in een langdurig bruikleen van de stenen, komen we tot overeenkomsten.’
sherlock Holmes Maar voordat het diplomatieke overleg van start ging, stuitte Coley op een ander probleem: het lokaliseren van de karakteristieke IJsselsteentjes. Dit bleek zo moeilijk, dat zijn project lange tijd niet van de grond leek te komen. Door de hulp van het Rotterdamse bedrijf ‘Enter the Mothership’, dat kunstenaars onder-
architectuur
architectuurbeleid
steunt in de productie van hun werken, kwam er schot in de zaak. ‘We voelden ons net Sherlock Holmes, vertelt Jeroen Everaert van Enter the Mothership. ‘Via opa’s en oma’s, bedrijven, Oranjeverenigingen, coinhunters, amateurarcheologen en andere hobbyisten kwamen we de specifieke stenen op het spoor. Allereerst was het de vraag of we de goede stenen hadden gevonden, vervolgens of de bakstenen niet in gebouwen waren gebruikt. Uiteindelijk hielden we vier locaties over waarvan we de stenen mochten gebruiken: Jakarta (Indonesië), Perth (Australië), waar zich de opgedoken resten van een scheepswrak bevinden, Paramaribo (Suriname) en Sint Eustatius.’ Met deze stenen zal Coley uiteindelijk een muur bouwen in een van de trappenhuizen van het Scheepvaartmuseum. ‘Het zal geen dragende constructie worden die geïntegreerd is in de architectuur’, zo vertelt hij, ‘noch een kunstwerk dat een vanzelfsprekend onderdeel zal vormen van de museumcollectie. Het project kan zich als een groot en indrukwekkend object manifesteren, maar ook als een bescheiden sculptuur.’
politieke vragen De onzekere uitkomst van het kunstwerk wordt bepaald door wat Coley tijdens zijn onderzoek aantreft. Hiermee doelt hij niet alleen op de stenen, maar ook op de discussies. Coley noemt het proces voorafgaand aan de realisatie van de muur het eigenlijke kunstwerk. De periode waarin een gebouw wordt geïdentificeerd en ontmanteld, waarin gesprekken en onderhandelingen plaatsvinden, waarin prangende persoonlijke, artistieke of politieke vragen worden gesteld, en twijfels worden geuit, waarin kunstenaar en architect, kunstadviseur en museumdirecteur aan een tafel zitten, al die momenten zijn van essentieel belang, zo onderstrepen Coley zowel als Karreman. ‘Alleen al de vraag naar de wijze waarop de stenen worden getransporteerd is interessant’, zo zegt Coley. ‘Denk je het verschil in goederenvervoer eens in, tussen toen en nu!’ Worden alle vragen zorgvuldig gesteld en weloverwogen behandeld, dan wordt, zo benadrukt Coley, het fascinerende verhaal van
kunst
de Nederlandse geschiedenis inzichtelijk, ook voor wie naderhand het museum bezoekt. ‘Het is belangrijk dat dit verhaal op een intelligente manier wordt verteld.’ Volgens de kunstenaar moet het museum dit verhaal overbrengen. ‘Inderdaad,’ zo bevestigt Ric van Wijk, adjunct-directeur van het Scheepvaartmuseum en vanuit de instelling begeleider van het project. We hebben zojuist de oude gangen en trappenhuizen van het Scheepvaartmuseum bekeken, zijn de ruime binnenplaats overgestoken die binnenkort, naar een ontwerp van Dok Architecten, overkapt zal zijn. Binnen deze context zal het werk van Coley worden geïnstalleerd. ‘De manier waarop we met het verleden omgaan is erg veranderd’, vult Van Wijk, die inmiddels zo’n achttien jaar bij het museum werkt, zijn rondleiding aan. Als voorbeeld herinnert hij aan de tentoonstelling ‘Helden? Hoezo?’ (2001), waarin de aandacht werd gevestigd op de anonieme zeeman. Het zijn niet alleen de tot de verbeelding sprekende zeebonken als Piet Heyn en Michiel de Ruyter die geschiedenis schrijven, zo stelde het museum. ‘Wij willen mensen laten nadenken over het verleden, zoals ook over de slavernij, en een ander perspectief bieden op een gebeurtenis’, zegt Van Wijk. ‘In die zin past het kunstwerk van Coley, waarin hij op een uiterst gevoelige en fijnzinnige manier deze moeilijke onderwerpen aansnijdt, binnen de opzet van het museum.’ Nee, Van Wijk is niet bang dat bezoekers aanstoot nemen aan Bringing Back the Ballast. Coley zélf hoopt dat Bringing Back the Ballast eerder een poëtisch dan een politiek werk zal zijn. Hij vermoedt dat de toekomstige toeschouwers op uiteenlopende wijzen zullen reageren op zijn project. De diverse reacties ziet hij als een echo van die schitterende verscheidenheid aan plaatsen waar de stenen vandaan gekomen zijn.
JJ
monumenten
architectuur
45
Stedenbouwkundige situatie
andere smaken
Innovatieve en verrassende geveltoepassing bij nieuwbouw Mesdagkliniek
‘Niet alleen de architect bepaalt hoe het gebouw eruit gaat zien’ << Het ‘witte huis’
De capaciteit van de Mesdagkliniek, een tbs-inrichting, in Groningen wordt uitgebreid. Behalve een metamorfose van het terrein zal, door de wensen van opdrachtgever, omwonenden en gemeente te combineren, ook een opmerkelijk en krachtig gebouw ontstaan. Architect Jules van Vark geeft een kijkje in de plannen: ‘Het is interessant als het niet op voorhand compleet duidelijk is hoe iets in elkaar zit.’
Tekst: Liesbeth Fit Architectuurimpressies: Jules van Vark
Het Forensisch Psychiatrisch Centrum Dr. S. Van Mesdag bestaat uit een reeks gebouwen gelegen in een stedelijke omgeving. Als eerste is er de oorspronkelijke vleugelgevangenis uit 1881, ontworpen door Johan Frederik Metzelaar in zijn functie als ‘Ingenieur-Architect voor de Gevangenis- en Regtsgebouwen’. De gevangenis heeft een monumentenstatus en is een robuust, neoclassicistisch, bakstenen bouwwerk dat er door zijn verzwaringen op de hoeken en poort met torens uitziet als een onneembare vesting. Zo’n negentig jaar later volgden er twee uitbreidingen. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw werden er aan de achterkant van het monument
drie vleugels geplaatst die in de jaren tachtig werden besloten door een halfronde aanbouw. Voor het jaar 2010 staat een derde uitbreiding gepland. De Mesdagkliniek wil daarmee naast de tweehonderd patiënten die nu geplaatst kunnen worden ruimte creëren voor 55 nieuwe. Buitenzorg heet het project; een vergroting van de reguliere capaciteit met als mogelijkheid om in de toekomst te dienen als verblijfsruimte voor mensen die aan het eind van hun behandelingstraject zijn.
een eiland Het is de uitbreiding uit de jaren tachtig die de geplande nieuwbouw complex maakt. Jules van Vark, archi-
46
monumenten
architectuur
Gevel zuidoost
tect bij de Rijksgebouwendienst: ‘Vooral de voorgebouwen zijn representatief, het monument. Mooie, baksteen gebouwen die de tand des tijds makkelijk kunnen doorstaan. Interessant is de structuur van de vleugels uit de jaren zeventig. Je hebt in de gangen aan één zijde functies, waardoor je altijd contact hebt met buiten. De ramen zijn op buitenplaatsen georiënteerd waar je ook echt wat aan hebt: sporten, een vijver met prachtige verstilde ruimtes, een kerkje... het zijn bruikbare ruimtes. Die aanbouw uit de jaren tachtig, daar ben ik, eerlijk gezegd, iets minder enthousiast over. Omdat deze het complex afsluit, wordt een toevoeging in dat gebied vrijwel onmogelijk gemaakt. In een vroeg stadium, ruim twee jaar geleden, is daarom onderzoek gedaan naar het positioneren van zo’n nieuwe afdeling? En omdat het een forse uitbreiding is, ga je het complex als geheel bekijken.’ Naast een nieuwe afdeling was er nog een aantal vragen vanuit de instelling. De entree moest representatief en duidelijker aanwezig zijn, de hoeveelheid parkeerplaatsen
toenemen, de keuken en de functies eromheen als opslag en een milieustraat uitgebreid worden en er was een flinke behoefte aan kantoren. Daarbij wilde de gemeente een begeleiding van de route langs de kliniek, aan de Helperlinie. Met al deze gegevens ging een architectenteam van de Rijksgebouwdienst onder leiding van Van Vark aan de slag. ‘Alle onderdelen moesten een plaats vinden binnen sterk gedefinieerde grenzen’, vertelt Van Vark. ‘Het terrein is een eiland binnen andere eilanden en alle onderdelen die erop staan zijn inrichting gedefinieerd. Dus ook gebouwtjes als de oude cipiers- en directeurswoningen en het witte huis, ook een Metzelaar maar dan van de zoon. Daarvan zijn sommigen aan particulieren verkocht maar de sfeer blijft hetzelfde.’
ondergronds Na een hoop studies werd een aantal uitgangpunten voor de plaats van de nieuwbouw en de daarmee samenhangende wensen duidelijk. De oude, monumentale gebouwen blijven behouden waarbij het witte huis een kantoorfunctie voor het ontvan-
Dubbelhoge woonkamer
gen van bezoekers krijgt zodat deze niet door alle beveiligingsgrenzen heen hoeven. Een leegstaand huis van bewaring op het terrein wordt gesloopt waardoor meer ruimte voor parkeren ontstaat. De centrale beveiligingspost blijft gehandhaafd omdat het verplaatsen van de technische apparatuur te kostbaar is. Deze krijgt een verbinding met een nieuwe entree. Het bestaande parkeerterrein wordt opgeschoven zodat er aan de rand van het terrein, in één lijn met de oorspronkelijke bebouwing plek voor nieuwbouw ontstaat. Van Vark: ‘Wij hebben het nieuwe blok aan de openbare ruimte gelegd zodat je een begeleiding van de route hebt, een homogeen parkeerterrein, en de mogelijkheid om het gebied daarbinnen eventueel in de toekomst tot je inrichting te maken, een buitengebied bijvoorbeeld. Dat levert natuurlijk ook de vraag op: hoe kom je van de nieuwbouw naar de oudbouw? Daar hadden we eerst een dek voor bedacht met parkeren onder de grond. Mede door onzekerheden in de bodemgesteldheid hebben we een ondergrondse gang gemaakt naar het hoofdgebouw. Naast deze
losse elementen wilden we dat de aanwezige muur rond de inrichting gesloten zou zijn. Nu heeft het een amorf karakter en daardoor een rommelige entree. De muur is dus doorgetrokken en de nieuwe entree is daarin een incident geworden, een snee met een tekst erboven, ‘Van Mesdag’.’
geknikte gevel De gemeente wilde langs de Helperlinie, de openbare ruimte waar de nieuwbouw aan komt te liggen, een begeleiding van de route maar geen muur. Dat gaf de architecten de kans om een gevel te ontwerpen waarbij de twee verplichte penitentiaire grenzen (een hek en een muur van beide vijf meter hoog en een onderlinge afstand van vijf meter) één werden. Daarbij leidde de vraag van de omwonenden mede tot een bijzondere vorm. ‘Deze geknikte gevel is een optelling van beide grenzen’, legt Van Vark uit. ‘De binnengrens is van p6b glas, uitbraakveilig glas waar je een bepaalde hoeveelheid slagen op moet uitoefenen wil je er doorheen gaan. De andere grens wordt gevormd door tralies in de
Dwarsdoorsnede
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
47
Plattegrond eerste verdieping
vorm van lamellen, als een soort zonwering. De afmeting van die lamellen voldoet aan de eisen die Justitie stelt aan tralies. Eigenlijk zijn het dus een soort ‘tralies in disguise’. Je kunt je voorstellen dat als je aan de overkant woont en altijd vrij uitzicht hebt gehad over de inrichting, je problemen hebt met een uitbreiding. Je hebt een ruimtelijk gevoel en een hoop privacy. We hebben veel energie gestoken in communicatie met de bewoners. Ze hebben ook invloed gehad op de vormgeving van de gevel. Bij voorkeur wilden ze geen direct zicht vanaf de instelling. Dat hebben we architectonisch opgelost door de gevel te laten verspringen waardoor raamopeningen altijd onder een hoek zitten en de afstand tot de omwonenden wordt verlengd. Dat is één van de redenen waarom de gevel er zo uitziet als hij doet.’ Het verspringende patroon van de gevel is ontstaan door trial and error maar weerspiegelt ook de structuur van het gebouw, al is dat niet direct zichtbaar. ‘Het is interessant als het niet op voorhand compleet duidelijk is hoe iets in elkaar zit’, betoogt Van
Vark. ‘Dat je het gevoel hebt van hé, hier klopt iets niet, of waarom is dat nou zo gedaan? Er zit een bepaalde ritmering in deze gevel die je niet helemaal begrijpt. Het oneven aantal afdelingen zorgt voor de afwisseling.’
theatraal Vijf clusters van 12 zit-slaapkamers vormen de basis van project buitenzorg. Deze bevinden zich op de eerste en tweede verdieping. Per cluster zijn daar een gezamenlijke woon kamer, een keuken, wat multifunctionele ruimtes en een ruimte voor de sociaal therapeutisch medewerkers aan gekoppeld. De laatste ruimte is zo gepositioneerd dat één medewerker twee afdelingen in de gaten kan houden. De patiëntenkamers zijn gestapeld, zes aan een gang, en liggen aan de achterkant van de nieuwbouw met uitzicht op een binnentuin. Aan de andere kant van de gang ontstaat door deze stapeling aan de voorkant van het gebouw een vide boven de woonkamer die samen met de theatrale gevelopeningen voor veel ruimtelijkheid zorgt. Op de begane grond bevinden zich aan weerszijden van een lange gang
werkplaatsen, oefenruimtes een bibliotheek en therapieruimtes. Op de koppen liggen de kantoortjes. De onderzijde van de gevel heeft dezelfde penitentiaire grenzen als de bovenzijde maar deze zijn anders uitgevoerd: meer open raampartijen en tralies aan de binnenzijde. Het interieur is door Van Vark sober gehouden: ‘Er wordt veel hout toegepast en verder hebben we een vrij harde materialisering, zoals gietvloeren. Het moet functioneel zijn, er mooi uitzien en redelijk eenvoudig schoon te krijgen. Binnen dat evenwicht zoek je naar een prettige sfeer en een relatief hard materiaal.’ Heeft de architect in zijn ontwerp ook rekening gehouden met het oorspronkelijke monument en de latere uitbreidingen? Van Vark: ‘De buitenkant is van metselwerk, een verwijzing naar de oorspronkelijke gevangenis van Metzelaar. De vorm van de nieuwbouw heeft meer met de sequentie van gebouwen aan de Helperlinie te maken, daar sluit het op aan. De positie ten slotte is een reactie op de bestaande vleugels. De tussenruimte is daar ook gelijkwaardig aan. Wat ik zelf een
interessanter gegeven vind is hoe je een uitbreiding van een tbs-kliniek in een stedelijke omgeving realiseert waarin die stedelijke omgeving je dwingt tot een aantal ontwerpoplossingen. Wat is de betekenis van het gebouw in zijn stedenbouwkundige context en hoe geef je een gebouw dat vrij uniform is van karakter en negentig meter lang, toch een prettig gevelbeeld? Niet alleen de architect bepaalt hoe het gebouw eruit gaat zien maar ook de opdrachtgever. De kans is natuurlijk om de eisen van Justitie, gemeente en bewoners zo te vertalen dat je die krachten kan bundelen en voor je kunt laten werken. Zo’n wonderlijke gevel ontstaat door al die krachten te kanaliseren. Dat is een hele prettige manier van ontwerpen.’
JJ
Buurtinspraak in Groningen droeg bij aan spannende gevel
Fragment gevel zuidoost
48
stedenbouw
monumenten
Pak toch lekker de fiets! Als bewoners van de veertig krachtwijken dit advies gaan opvolgen, zal dat de leefbaarheid ten goede komen. In de praktijk blijkt het echter vaak makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe krijg je mensen aan het fietsen in een wijk waar drukke verkeerswegen doorheen lopen en veel te weinig veilige oversteekplaatsen zijn? De Fietsersbond heeft een ontwerpwedstrijd uitgeschreven en hoopt daar een paar gouden tips aan over te houden.
architectuurbeleid
kunst
Ministerie nodigt externe partijen uit voor ideeën en initiatieven
Fiets kan een prachtwijk leefbaar maken Meer informatie: www.fietserbond.nl/ideeenwedstrijd
andere smaken
Tekst: Linda Huijsmans Fotografie: Fietsersbond
architectuur
architectuurbeleid
kunst
49
Ontwerpen passen in beleid om mens meer te laten bewegen
Elly van Kooten, Programmadirecteur Wijken bij het ministerie van VROM is blij met het initiatief van de Fietsersbond. ‘Vanuit het ministerie hebben wij een aantal aandachtspunten geformuleerd. Gezond leven en wonen is er daar een van. Nou kunnen wij dat op het ministerie allemaal wel bedenken, maar voor ons is het essentieel dat er ook partijen buiten de overheid met ons meedenken om die doelstellingen te behalen. De Fietsersbond is er een van. Die heeft haar eigen netwerken binnen die wijken en natuurlijk de nodige kennis van zaken. Het ontwerpen van een fietsvriendelijke wijk past in ons streven om mensen meer te laten bewegen. Als er een structuur aanwezig is die uitnodigt om de fiets te pakken, dan zullen mensen vanzelf meer gaan bewegen. Het plan van de Fietsersbond past hier uitstekend in. Als er een ontwerp uitkomt waardoor de fiets een normaal vervoersmiddel wordt in het dagelijks leven, is dat winst voor iedereen.’ Miriam van Bree, woordvoerster van de Fietsersbond, weet uit ervaring dat ontwerpers en stedenbouwkundigen uit zichzelf niet de hoogste prioriteit geven aan het rijwiel. ‘Fietsers vinden hun eigen weg wel, is het idee. Je kunt altijd wel ergens een fiets neerzetten en als het verkeer druk is, slalommen ze zich er wel door heen.’ Maar in de praktijk heeft dat tot vaak gevolg dat mensen die zich wat minder onverschrokken in het verkeer durven te storten, de
fiets laten staan. Daarom probeert de Fietsersbond als het enigszins kan al met de ontwerpers rond de tekentafel te gaan zitten en hen heel bewust naar het fietsverkeer te laten kijken. Van Bree: ‘Waar staan de huizen ingetekend, waar komen de scholen, de winkels, de sportvelden. Begin dan eens met het intekenen van de fietsverbindingen. Pas als die klaar zijn ga je naar de auto kijken. De ervaring leert dat als je vanaf het begin ruimte reserveert voor fietsers, het gebied een stuk mooier en overzichtelijker en daarmee veiliger wordt. Zo nodig je bewoners uit om de fiets te pakken en zo gaan ze vanzelf meer bewegen.’
verkeeraders Van Bree noemt Houten als mooi voorbeeld van een fietsvriendelijke gemeente. Daar is het stratenpatroon zo ontworpen dat je met de fiets altijd sneller in het centrum bent dan met de auto. Doordat de fietspaden vrij liggen en het fietsverkeer altijd voorrang heeft op de auto’s, is een heldere en overzichtelijke situatie ontstaan, waardoor het voor iedereen veilig fietsen is. Nu is de situatie in de prachtwijken essentieel anders dan in een wijk die nog op de tekentafel ligt. Deze wijken zijn ouder en niet zelden lopen er drukke verkeersaders doorheen. Dat is niet van de ene op de andere dag te veranderen. Wat moet je daar doen om een fietsvriendelijke omgeving te creëren? Die vraag ligt aan de
basis van de Fietsontwerpwedstrijd en ook de Fietsersbond zelf is heel benieuwd met welke oplossingen de ontwerpers zullen komen. Van Bree: ‘Wij lopen natuurlijk vaker tegen die vraag aan, maar bij bestaande situaties kunnen we meestal niet meer voorstellen dan wat kleine ingrepen. Je kunt een extra stoplicht plaatsen, bijvoorbeeld, of een zebrapad aanleggen, je kunt extra fietsenstallingen neerzetten, maar voor echt grote ingrepen is zelden het geld en de gelegenheid. Bij de prachtwijken is er waarschijnlijk meer mogelijk dan een extra fietsenrek of een zebrapad, maar is niet de ruimte om vanaf nul te beginnen. We hopen dat de ontwerpers met ideeën komen waar we zelf nog niet aan hebben gedacht.’
voetbalveldjes De Fietsersbond is, samen met zo’n zestig andere organisaties en bedrijven, verenigd in de Landelijke Alliantie Krachtwijken. Zij zetten zich ieder vanuit hun eigen specialisme in voor de verbetering van de leefbaarheid in de veertig prachtwijken. Andere organisaties die zich bezighouden met het aandachtspunt gezondheid en bewegen hebben zijn bijvoorbeeld de Johan Cruijff Foundation, die voetbalveldjes aanlegt in de wijken, en de Richard Krajicek Foundation die actief aan het sporten gaat met kinderen in die wijken. Maar ook een veilige infrastructuur draagt bij tot een betere leefbaarheid. Zo zijn er in Deventer plannen om een nabijgelegen bos beter bereikbaar te maken door een tunneltje aan te leggen onder een drukke weg. In de Rotterdamse wijk Overschie, die veel last heeft van de nabijgelegen snelweg en de daarbij behorende geluidsoverlast en CO2uitstoot, wordt een idee uitgewerkt voor elektrisch vervoer. Van Bree hoopt en verwacht van de ontwerpers die deelnemen aan de
wedstrijd dat ze met creatieve oplossingen komen waardoor de situatie ter plekke met een relatief eenvoudige ingreep toch volkomen verandert. ‘Een stedenbouwkundige kan een nieuw blok huizen ontwerpen en daarbinnen ruimte reserveren voor een fietsflat, bijvoorbeeld. Zo ben je het parkeerprobleem in een keer kwijt en krijg je ook geen rommelig straatbeeld.’ De wedstrijd staat open voor zowel vakmensen als studenten. De inzendingen worden beoordeeld door een topjury. Architect en stedenbouwkundige Francine Houben maakt er bijvoorbeeld deel van uit, en de voorzitter is Elco Brinkman, voorzitter van Bouwend Nederland. De ontwerper kiest zelf een van de veertig prachtwijken uit voor zijn plan, maar de gemeenten bepalen zelf, in overleg met de mensen in de wijk, wat ze er van gaan uitvoeren en wat niet. Zij hebben daarvoor niet alleen het geld, maar ook het recht om daarover zelf beslissingen te nemen. Wel worden de resultaten van de wedstrijd bij alle veertig wijken onder de aandacht gebracht. Daar neemt het ministerie het voortouw in. Dat zorgt bovendien voor een expositie waar de beste ideeën en origineelste plannen worden tentoongesteld. Ook zal het geïnteresseerde wijken verder helpen met het toepassen van, delen van, de ontwerpen in hun eigen buurt. Op 16 juni worden de prijswinnaars bekend gemaakt tijdens een minisymposium dat de Fietsersbond organiseert.
JJ
kunst
50
Historisch Centrum Overijssel bekroond met conceptuele windwijzer
andere smaken
Een visueel signaal aan de stad Een kunstwerk dat Tekst en Uitleg heet, tekst en uitleg gééft over andere kunstwerken en te vinden is op een gebouw dat bomvol tekst en uitleg zit. Rudy Luijters maakte een bijzondere variant op het Droste-effect voor het Historische Centrum Overijssel (HCO) in Zwolle.
Tekst: Anka van Voorthuijsen Fotografie: Wim Ruigrok
Vanaf de doorgaande weg maakt de oversized windwijzer op het dak van het HCO het alle voorbijgangers meteen duidelijk: in dit gebouw, onder dit dak, bevindt zich informatie. De drie metalen woorden ‘tekst en uitleg’ zijn bijna altijd makkelijk leesbaar omdat de meest voorkomende windrichting hier ‘zuidwest’ is, en de windwijzer dan in de lengterichting van de gevel wijst. Het gebouw daaronder herbergt duizenden boeken, archieven, foto’s, films: de geschiedenis van de regio in woord en beeld. Bezoekers kunnen er hun straatnaam intypen, en de historie van die plek ontvouwt zich. Ze kunnen aan de hand van personen, instellingen, jaartallen en plekken een schat aan informatie tot zich nemen. Maar wie iets over
kunst in de stad wil weten, wordt hier niet veel wijzer. Kunstenaarsnamen, noch namen van kunstwerken, zijn als zoeksleutel bruikbaar om informatie in dit systeem te vinden. In het kader van de 1-procentsregeling leek het de Zwolse Commissie Beeldende Kunst een mooie gedachte om daar iets aan te doen. In 2005 was het bestaande gebouw van Tauber uitgebreid met een spraakmakende aanbouw van Rob Moritz van 19Het AtelierArchitecten. De kunstopdracht die daarbij hoorde, moest een tastbare ‘schatkamer’ opleveren voor het archiefmateriaal over kunst in de stad. En dan vooral over het project Archief Zwolle, een initiatief van diezelfde Commissie Beeldende Kunst. Archief Zwolle gaat ervan uit dat er in het historische centrum vol-
doende kunst in de openbare ruimte te vinden is. Nieuwe kunstwerken ontstaan doordat kunstenaars wordt gevraagd om te reageren op wat er al staat, en daar een nieuwe dimensie aan te geven. De eerste die dat deed was Arnoud Holleman. Adam, een klassiek bronzen beeld van Rodin dat al tientallen jaren voor het Zwolse stadhuis staat, werd door hem voorzien van metalen plaatjes met de tekst ‘call me’ en een telefoonnummer. Wie dat nummer draait, hoort de stem van acteur Jeroen Willems, die deze Adam een stem geeft en zijn geschiedenis vertelt. Er zijn inmiddels meer kunstwerken op een eigentijdse manier van een nieuwe context voorzien.
paradijs De informatie over dit project zou een plek krijgen in een nieuw gebouwtje, dat door de Canadese kunstenaar Kim Adams naast het HCO zou worden geplaatst. Maar noch het HCO noch het Atelier Rijksbouwmeester en de beeldende kunstcommissie was uiteindelijk tevreden met het voorstel. Besloten werd om de opdracht terug te nemen. Er was inmiddels natuurlijk wel een deel van het beschikbare kunstbudget opgesoupeerd, maar er gebeurde niets meer. Tot Rudy Luijters als mogelijk uitvoerend kunstenaar in beeld kwam. Samen met Onno Dirker vormt hij Atelier Veldwerk, en beiden delen een groot enthousiasme voor de manier waarop Nederland omgaat met openbare ruimte. ‘Wie weleens in de Verenigde Staten is geweest en alle privé-stranden, de bordjes ‘no tresspassing’ en de hoeveelheid hekken daar heeft gezien, die voorbijgangers van privé-terreinen moeten weren, weet dat Nederland het paradijs is wat de hoeveelheid openbare ruimte betreft’, vindt Luijters. Ingrijpen doen ze ‘dus’ terughoudend: onlangs ontwierpen ze in Mijdrecht het Wickelhofpark: een verdicht Midden Nederlands polderlandschap met sloten, wilgen, houten steigers, bruggen en bankjes. Geen duidelijk aangelegd park, maar een soort nieuwe, ingedikte natuur. Het ‘communiceren’ van kunst is voor Atelier Veldwerk een wezenlijk onderdeel van werken in de openbare ruimte. Het werk heeft een sterk inhoudelijk, vaak conceptueel
karakter en daar hoort dus tekst en uitleg bij, vinden ze ‘anders wordt het al snel hogere wiskunde’. Juist wie met ons gezamenlijk eigendom aan de gang gaat, ingrepen doet in die openbare ruimte, heeft de plicht om dat communicatief te doen, vindt Luijters. Je moet je ingrepen kunnen verdedigen, je eigen canon hebben. ‘En dan bedoel ik dus niet dat je een toelichting op een A-viertje zet.’
automaat Bij het Historisch Centrum Overijssel in Zwolle vatte hij de opdracht heel letterlijk op: de stalen windwijzer geeft aan dat er tekst en uitleg binnen te halen valt. Eenmaal binnen ziet de bezoeker een fraaie, bijna klassieke, automaat van staal en messing. De bezoeker haalt een hendel over, er begint een kogel van een hellingbaantje te rollen en na 30 seconden tikt die een palletje aan waardoor er een boekje in de la ploft. De boekenautomaat is, op aanwijzing van Luijters, door de TU Eindhoven ontworpen. Een mooi mechanisch ding, er komt geen stekker of batterij aan te pas. De transparante kast zorgt er bovendien voor dat het hele proces zichtbaar is. ‘Een mooi, traag systeempje’, vindt Luijters. Dat past wel in zo’n omgeving met materiaal dat al eeuwen wordt bewaard. De Moleskine-achtige boekjes met tekst en uitleg zijn geschreven door Luijters en Dirker, en bevatten persoonlijke observaties en interpretaties van de kunst in de openbare ruimte in Zwolle, en de projecten en ideeën van Archief Zwolle in het bijzonder. Dat laatste noemt Luijters een project naar zijn hart, omdat het voorbijgangers op een nieuwe manier naar kunst laat kijken, en hen nieuwe inzichten en een toelichting verschaft. Luijters geeft met dit werk de kunst in de stad eindelijk een plek in het regionale archief. De windwijzer, de automaat én het boekje samen, vormen zijn bijdrage. De wens van de Rijksgebouwendienst was om ‘een visueel signaal’ aan de buitenkant van het gebouw te plaatsen, dat de nieuw toegevoegde functie zichtbaar zou maken. Hij heeft zich nooit zo goed aan een opdracht gehouden, constateert Rudy Luijters.
JJ
52
andere smaken WandreliĂŤfs van Bouke Ylstra uit de jaren zestig in de Rotterdamse metro.
Tekst: Frank van de Poll monumenten stedenbouw Fotografie: Corné Bastiaansen
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Monumentale wandkunst in naoorlogse wijken dreigt in snel tempo te verdwijnen
Boven:Hoogte Kadijk, Amsterdam Onder: Gentiaanstraat, Apeldoorn
Kunst die de seriebouw van zijn monotonie moest bevrijden
Kunst uit de wederopbouwperiode is vaak aard- en nagelvast gebonden aan gebouwen (kerken, scholen, flats). De waarde ervan wordt niet herkend en de kunst is evenmin verhandelbaar. Dat maakt deze typerende kunstvorm prooi voor slopers. Daardoor zijn al veel reliëfs, plastieken en mozaïeken verdwenen. Bouke Ylstra was zo’n kunstenaar die zich specialiseerde in monumentale wandkunst, onder meer voor de Rotterdamse metro. Het gaat hem aan het hart dat je niet eens wordt geïnformeerd over de sloop van je eigen kunst.
Aan de telefoon klinkt hij levendig en opgewekt maar als ik hem twee weken later spreek in zijn huis in Dordrecht zit ik tegenover een breekbare man, die zich dicht tegen de warme radiator heeft genesteld. Beeldend kunstenaar Bouke Ylstra (1933) worstelt de laatste tijd wat met zijn gezondheid. Hij is erg kort-
ademig en het praten gaat daarom moeizaam. “Rook je, jongen?”, vraagt hij streng, als ik tegenover hem plaatsneem. “Niet doen, hoor, het heeft mij een long gekost”. Desondanks praat Ylstra met veel enthousiasme over de jaren ’50, toen hij als jong studentje in 1954 afstudeerde aan de Rotterdamse
Kunstenaar Bouke Ylstra
53
54
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
‘Mijn credo was altijd: zorg dat de vrije kunst de bron is’
Boulevard Evertsen, Vlissingen
Akademie voor Beeldende Kunsten en zich in Dordrecht vestigde en een atelier betrok in het gebouw Pictura. Het is de bedoeling dat Ylstra wat meer vertelt over de jaren ’50 en ’60, de periode van vlak na de oorlog, waarin de monumentale wandkunst zich ontwikkelde, een kunstvorm die door de sloop van veel gebouwen uit de wederopbouwperiode in rap tempo dreigt te verdwijnen. ‘Een van mijn eerste omvangrijke opdrachten kwam van de toenmalige Rijksbouwmeester J.J. Vegter, een scherftegelmozaïek van 2 x 35 meter voor de Frico Kaasfabrieken in Leeuwarden’, vertelt Ylstra. ‘Dat was in 1959. Vegter was een groot liefhebber van beeldende kunst en hij heeft
zich zeer sterk gemaakt voor de percentageregeling, waarbij 1,5 procent van de bouwsom van rijksgebouwen voor beeldende kunst bestemd was. Er werd in die tijd natuurlijk ontzettend veel gebouwd en voor veel kunstenaars kwam deze regeling als een geschenk uit de hemel. Nu konden ze eindelijk ook eens geld verdienen. Want vergeet niet: om elke dag naar je atelier te gaan om iets te maken waar niemand op zit te wachten, valt niet altijd mee. Zeker als je er ook nog eens niets mee verdient’. Het aannemen van opdrachten was makkelijk en lucratief, zegt Ylstra. ‘Maar als je niet oppaste, had je zo 4 of 5 opdrachten, dat was natuurlijk te veel. Maar van doorschuiven naar
collega’s was geen sprake. Dat wilde de opdrachtgever niet.’ Een van de nadelen van werken in opdracht was dat kunstenaars geen autonome kunst meer maakten. Ylstra: ‘Daar heb ik het altijd moeilijk mee gehad. Het is alsof je jezelf verloochent. Door alleen maar opdrachten aan te nemen komt je creatieve energie in het gedrang. Dat heb ik steeds willen voorkomen. Mijn credo was altijd: zorg dat het vrije werk de bron is.’
metrostations Al sinds heugenis houdt Bouke Ylstra daarom een getekend dagboek bij dat als inspiratie dient voor zijn opdrachten. ‘Die schetsen en tekeningen werk ik soms uit. Soms
assembleer ik ze tot nieuwe kunstwerken.’ Zo zijn bijvoorbeeld ook de monumentale natuursteenwanden in het Rotterdamse metrostation ‘Stadhuis’ en in de Doelen ontstaan, beide uit 1965. Marmer-intarsia’s zijn het met abstracte voorstellingen, zwarte lijnen in wit marmer, opgevuld met een zwarte vulstof. Ylstra: ‘Cor Veerling was de architect van het metrostation. Er was een jury die de ingezonden kunstwerken moest beoordelen, maar ik werd toch direct door Veerling benaderd met de vraag of ik mee wilde doen. Het kringetje waarin de opdrachten rondgingen was best klein. Later had je de Bond voor Beeldende Vormgevers waarin een groot deel van
stedenbouw de kunstopdrachtnemers verenigd waren. Veel van de leden zaten vaak op belangrijke plekken in de departementen dus je begrijpt dat men elkaar al snel opdrachten toespeelde en er van eerlijke concurrentie geen sprake meer was.’ Om die reden vindt Ylstra ook dat de wederopbouw van Rotterdam niet de kwaliteit heeft die het had kunnen hebben als er meer concurrentie was geweest. ‘Het waren steevast dezelfde architectenbureaus die de opdrachten kregen. Van Tijen & Maaskant, Van den Broek & Bakema, Kraaijvanger, Elffers, dat waren de bureaus die Rotterdam in de jaren na de oorlog voor een groot deel hebben volgebouwd. Maar optimale kwaliteit ontstaat alleen bij een open, eerlijke concurrentie, waaraan iedereen kan meedoen. Ook de beginnende architectenbureaus.’ Op de vraag wat hij van de metrokunst zelf vindt volgt een afgemeten antwoord. ‘Het zijn individuele uitingen, elk station heeft zijn eigen kunstwerk, maar er is totaal geen samenhang tussen de werken. Dat is jammer, want het ging om een
Krelis Louwensstraat, Amsterdam
monumenten
architectuur
seriële opdracht. Als er wat meer afstemming was geweest tussen de kunstenaars had er misschien meer ingezeten.’
sleetse jurk Erg onder de indruk raakt Bouke Ylstra niet als hij verneemt dat heel veel van de monumentale wandkunst momenteel verdwijnt. Natuurlijk, het is altijd een nare kwestie als kunst wordt vernietigd en er zit ook prachtig werk tussen. Maar soms kan het ook wel prettig zijn, want niet alles is nu eenmaal van onbesproken kwaliteit, zegt hij. Dat geldt ook voor de wederopbouwarchitectuur. Veel gebouwen zijn het product van snel en efficiënt bouwen, waar een kunstwerk tegenaan werd geplakt om het wat op te sieren, als een broche op een sleetse jurk. Waar Ylstra zich wel aan stoort is de manier waarop de kunstenaars op de hoogte worden gebracht van de sloop van hun werk. ‘Dat kan soms wel wat fatsoenlijker. Áls je al wordt geïnformeerd, want het komt ook voor dat je pas jaren later verneemt dat er een werk van je is
architectuurbeleid
vernietigd. In mijn tijd als adviseur beeldende kunst van Wim Quist [vm. Rijksbouwmeester van 1975 tot 1979 – FvdP] boden wij de desbetreffende kunstenaar een vervangende opdracht aan of in andere gevallen lieten we de kunstenaar een voorlopig ontwerp maken waarbij we de vrijheid behielden om er op een elegante manier van af te zien als we vonden dat het ontwerp niet meer aansloot bij de huidige tijdgeest. Tegenwoordig krijg je hooguit een set mooie foto’s van het gesloopte kunstwerk met een sorry-briefje en dat is het dan.’
verdwijnen Toch is het wel degelijk vijf voor twaalf en is het opsporen van wat er nog over is aan monumentale wandkunst, nagelvaste kunstwerken aan en in gebouwen uit de wederopbouwperiode, zo langzamerhand wel noodzakelijk. Omdat veel gebouwen uit de periode 1945-1965 worden gesloopt, verdwijnen daarmee dus ook veel van deze specifieke kunstwerken. Het is misschien een achterhoedegevecht, een bijna hope-
Kerkbrink, Hilversum
kunst
55
loze actie om nog te redden wat er te redden valt. De laatste restanten van een bijna vergeten kunstvorm. Glasramen, mozaïeken, reliëfs, wandschilderingen. Technieken die nu nauwelijks meer beoefend worden maar die de jaren ’50 en ’60 definitief een eigen gezicht hebben gegeven. Een tijdperk ook waarin een nieuw industrieel kunstmecenaat ontstond die bepalend is geweest voor het huidige kunstbeleid in Nederland. Door hun enorme omvang en gewicht zijn deze kunstwerken vaak moeilijk te bewaren of te herplaatsen. Een aantal rijksdiensten als het Instituut Collectie Nederland (ICN), Atelier Rijksbouwmeester en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) heeft daarom de handen ineen geslagen om te voorkomen dat de monumentale kunst van de naoorlogse periode voorgoed in de mist van de geschiedenis zal verdwijnen. Anita Blom, specialist Wederopbouw bij de RACM, legt uit hoe lastig het is om deze kunst te behouden. ‘Het grootste probleem is dat monumentale wandkunst vaak
56
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
Leeuweriklaan, Zutphen
niet als zodanig wordt herkend. Het is lange tijd ‘uit’ geweest, waardoor er erg slordig mee werd omgesprongen. Een ander probleem is dat deze kunst geen economische waarde vertegenwoordigt. Het zit ‘vast’ aan het gebouw en is dus ook door de omvang niet verhandelbaar. Het gevaar is dan dat het uit de gratie raakt. Mensen geven er dan niet meer om.’
keuze Om een goed beeld te hebben van wat er nog resteert aan monumentale wandkunst is er een folder verspreid waarin mensen worden opgeroepen met sloop bedreigde gebouwen uit de wederopbouwperiode met een geïntegreerd kunstwerk aan te melden. Niet met het strikte doel om alles wat er is te behouden, zegt Blom. ‘Maar je wilt natuurlijk wel een verantwoorde keuze maken welke kunstwerken van de ondergang gered moeten worden. En dus moet je een goed landelijk overzicht hebben van wat er nog resteert. Dan pas kun je ook geschikte selectiecriteria ontwikkelen om de culturele
kunst
Israelslaan, Utrecht
waarde van de monumentale wandkunst uit de wederopbouwperiode te kunnen bepalen.’ Wim Eggenkamp, sinds een half jaar Rijksadviseur voor het Cultureel Erfgoed, vertelt dat het onderwerp van de monumentale wandkunst nog niet ter sprake is geweest binnen het College van Rijksadviseurs, maar dat hij wel degelijk op de hoogte is van de ernst van de situatie. Momenteel bezoekt hij de veertig krachtwijken van voormalig minister Vogelaar om zich op de hoogte te stellen van de toestand waarin de gebouwde omgeving zich bevindt. ‘Op basis van de architectuurnota uit 2008 valt er acht miljoen te verdelen over vier jaar, specifiek bestemd voor de culturele component in de veertig stadswijken die Vogelaar destijds heeft aangewezen’, vertelt hij. ‘Samen met projectleiders en ambtenaren monumentenzorg van de desbetreffende gemeente maken we een rondgang door die wijken om een werkelijk beeld te krijgen van de problematiek. Want dat haal je niet alleen uit de diverse rapporten. En veel van die wijken stammen uit de
naoorlogse periode. Langs die weg heb ik wel degelijk te maken met gebouwen uit de wederopbouwperiode met monumentale wandkunst.’
grasvelden Met name door zijn lange praktijkervaring, onder meer als directeur Stadsherstel tussen 1991 en 2007, heeft Eggenkamp snel door wat er nog aan kwaliteit aanwezig is in de krachtwijken en hoe je dat het beste kunt aanpakken. Hij vertelt uitvoerig over zijn bezoek aan Presikhaaf, een kleine, naoorlogse wijk in Arnhem, met een heel duidelijke opzet. Tussen de flatblokken liggen lager gelegen grasvelden, bedoeld als speelplek voor de kinderen. Eggenkamp: ‘De groenstructuur is meestal het eerste wat op de schop gaat, terwijl dat stedenbouwkundig nu juist zo belangrijk is. Het bepaalt voor een groot deel het karakter van de wijk. Maar ook de allereerste flatgebouwen in Presikhaaf uit 1949, toen de wijk werd gebouwd, verdwijnen snel. Veel flats uit de wederopbouwperiode zijn aan de buitenkant nog voorzien van kunst. Dat vind ik wel een
toegevoegde waarde. Ik probeer dan ook vooral op basis van authenticiteit te bepalen wat je in zo’n wijk zou moeten behouden. Dat bespreek ik dan ook uitvoerig met de desbetreffende ambtenaren.’ Als voormalig voorzitter van het jaar voor het Religieus Erfgoed in 2008 is Eggenkamp zeer goed op de hoogte van de vele leegstaande kerken, met name in de wederopbouwwijken. ‘In de naoorlogse wijken zullen de komende tien jaar steeds meer kerken leeg komen te staan en juist daarin bevindt zich veel monumentale kunst, met name glas-in-beton. Doodzonde als dit zomaar zou verdwijnen. Maar gelukkig staat in het regeerakkoord dat het religieuze erfgoed een zorg voor deze regering is, dus dat schept toch weer een beetje hoop.’
JJ
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
Rotsoord 9, Utrecht
Dr. Langemeijerweg, Rheden
Albert Schweitzerlaan, Rijswijk
kunst
57
58
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Verkennende gesprekken over samenwerking
Rijksgebouwendienst en Vastgoed Defensie snuffelen aan elkaar Sinds een kleine twee jaar zijn de Rijksgebouwendienst en de Dienst Vastgoed Defensie in bespreking over samenwerking. Dat moet uiteraard leiden tot kostenbesparing bij het vastgoed van de rijksoverheid maar ook tot het bundelen en delen van kennis leiden. De stand van zaken.
andere smaken Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Levien Willemse
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
59
De gebouwen op het oude kazerneterrein van Ede komen vooralsnog niet voor op de gezamenlijke agenda van DVD en de Rijksgebouwendienst, maar geven wel een indicatie van de opgave: wat te doen met opengevallen terreinen en monumenten?
Kennis delen, expertise uitwisselen, elkaar versterken, dat is het doel van de samenwerking tussen de Rijksgebouwendienst en de Dienst Vastgoed Defensie waarvoor de laatste maanden het fundament is gelegd. Er zijn punten op de horizon vastgelegd waar beide organisaties naar moeten streven, zodat er op termijn een zelfstandig bestuursorgaan ontstaat waarbij vastgoed in goede handen is.
vertegenwoordigers van de Rijksgebouwendienst en de Dienst Vastgoed Defensie bij betrokken.
In 2006 gaf de toenmalige minister van Financiën, Zalm, te kennen dat het wenselijk zou zijn als vastgoedorganisaties bij de ministeries hun krachten zouden bundelen. De Raad voor het Vastgoedgoed Rijksoverheid (RVR) gaf vervolgens opdracht aan het consultancybureau Anderson Elffers en Felix om na te gaan of de samenwerking haalbaar was. Dat leidde tot een rapport in 2007 aan de staatssecretaris van Financiën dat de deuren openzette voor verdere besprekingen. Verkenningen, heette het, onder het toezicht houdend oog van een stuurgroep en twee projectleiders. Uiteraard waren er
Vervolgens keek de stuurgroep of thema’s ook konden worden samengevoegd en welke organisatie dan de leidende rol op zich zou nemen. Welke dienst is goed in een bepaald onderwerp? Het lag voor de hand dat bijvoorbeeld PPS, een sterk instrument van de Rijksgebouwendienst, bij die dienst zou blijven, terwijl techniek, onderhoud en beheer typisch iets is voor Defensie. Professioneel opdrachtgeverschap werd samengevoegd met PPS en ondergebracht bij Rgd-vastgoed, kantoren werden een deel van de portefeuille van vastgoed, net zoals de herontwikkeling van binnenstedelijke gebieden. Over
Uit de verkennende gesprekken kwam naar voren welke onderwerpen zich leenden voor samenwerking. Dat waren professioneel opdrachtgeverschap, pps, de herontwikkeling van binnenstedelijke locaties, kantoorgebouwen, districtskantoren en het technisch beheer en onderhoud.
de districtskantoren is nog geen uitspraak gedaan. Gekeken werd bij wie de meeste expertise lag en wie het verst in een proces gevorderd was. De herontwikkeling van opengevallen defensieterreinen zoals de vliegbases Soesterberg en Valkenburg en het kazerneterrein bij Ede zijn (vooralsnog) niet in de samenwerking opgenomen, omdat dat heel specifieke opgaven zijn waar de Rijksgebouwendienst geen bemoeienis mee heeft.
slim Het belang is in eerste instantie financieel – er valt een grote kostenbesparing van te verwachten – maar het draait ook om een slimmer en efficiënter gebruik van de vastgoedportefeuille. Het apparaat van beide diensten wordt beter op elkaar afgestemd. Dit komende half jaar wordt gebruikt om de projecten verder te specificeren, de onderwerpen uit te werken en dus – na de verkenningsfase – tot concrete stappen te komen. Dat moet leiden tot een aanbeveling aan de RVR die vervolgens een advies uitbrengt aan Financiën.
Uiteraard zijn er cultuurverschillen en liggen de accenten van de werkterreinen anders. Defensie zit verspreid door het land, en met name landelijke gebieden, terwijl de rgd zich concentreert op de steden. De grondhouding is positief, zeggen de partijen die er bij betrokken zijn, zodat er een convergerende situatie is ontstaan. Een aantal onderwerpen is tot dusver niet in de besprekingen opgenomen, zoals de monumentenvoorraad, de beveiliging en het duurzaamheidstreven, maar het is te verwachten dat die er na verloop van tijd aan worden toegevoegd. Hoe belangrijk de samenwerking is bewijst nu al de praktijk. Neem het terrein van de Knoopkazerne bij het station in Utrecht, eigendom van Domeinen (Defensie). De Rijksgebouwendienst wil daar op termijn een aantal kantoren bundelen in een duurzaam complex. Daar zit men dus al aan tafel bij de onderhandelingen. De basis daarvoor is nu gelegd.
JJ
60
andere smaken
Boeken & Expositie Fotografie Kim Zwarts
Tekst: Jaap Huisman
boek: quist, de magie van de ratio Een levenslange zoektocht naar een begrip dat in de architectuur bijna onbespreekbaar is, schoonheid, dat is het gene wat Wim Quist voortdurend heeft bewogen in zijn werk. Je zou er nog een ander element aan kunnen toevoegen: een streven naar eeuwigheid. Quist is niet de man die zich door de waan van de dag laat drijven, geen architect die ‘even een dingetje’ doet, hij is dus ook wars van postmodernisme dat architectuur heeft gereduceerd tot bouwsels van lijm. En dat kortstondige modieuze iconen heeft opgeleverd. Niet voor niets haalt Quist zijn inspiratie uit het meubilair van de Shakers (roerende eenvoud) en de kerkinterieurs van Saenredam die opvallen door hun sereniteit. Grote, vaak lege ruimtes waarin de mens zich nietig voelt – of althans nietig overkomt. In de gebouwen van Quist is dat eigenlijk niet het geval. Zoals uit de schilderijen van Saenredam een zorgvuldig gevoel voor verhoudingen spreekt, zo zijn ook de ruimtes van Quist altijd precies juist van maat en schaal, van licht en kleur.
Of liever gezegd, het ontbreken van kleur. Quist penseelt vanaf zijn palet met drie tinten, wit, grijs en zwart – en hooguit af en toe leverkleur. Begrijpelijk dus dat de hoofdmoot van de foto’s van Kim Zwarts, de vaste fotograaf van Quist, ook in zwart-wit zijn afgedrukt in het boek Quist, de magie van de ratio. Het is de mens of de kunst die kleur in een gebouw moet brengen, zowel in het kantoorgebouw de Willemswerf in Rotterdam als in museum KröllerMüller, museum Beelden aan Zee of in de arrondissementsrechtbank te Assen. Wat een boek is dat trouwens: de huishoudweegschaal heeft het begeven; het volledig oeuvre van Quist moet al met al ongeveer drie kilo zwaar zijn. Er is dan ook met een oncrisisachtige rijkdom uitgepakt, de transparante en zeer leesbare vormgeving van Reynoud Homan, de voorbeeldig gedrukte foto’s van Zwarts en de ruim opgemaakte essays, van Quist zelf of van Auke van der Woud. Quist, Rijksbouwmeester in de jaren zeventig, is geen frivole architect, kun je concluderen. Hij is streng, en werd ten tijde van het postmodernis-
me wat saai genoemd. Afstandelijk misschien ook. Dat wordt beaamd in zijn teksten. ‘Ik houd van kunst en wat ik zie wil ik begrijpen, maar de liefde bewaart afstand. Ik kan het mij niet volledig geestelijk toe-eigenen. Ook komt het voor dat de schok van het nieuwe zo hard aankomt, dat ik even niet thuis ben. Echte affiniteit moet in jezelf beginnen, je kunt het niet aanleren.’ Ontwerpen, schrijft hij verderop, is je inleven in wat (door anderen) zal worden gezien, maar ook inleven in dat wat zich wil laten zien. Dat leidt dan tot gebouwen waar het detail harmonieert met het geheel, maar nooit op een opdringerige manier. Pas in tweede instantie valt de neonbuis op die door de Rotterdamse Schouwburg loopt, of het eenvoudige bankje met een leren kussen in het interieur van museum KröllerMüller. De gebouwen van Quist, realiseer je je als je door het boek bladert, zijn abstracties en reducties, teruggebracht tot de essentie. Werkelijk, schrijft Van der Woud, maar je zou ook het woord echt kunnen gebruiken. Tot op de dag vandaag is Quist werkzaam. Hij maakte studies voor de Afsluitdijk en hij ontwierp een lange lage brug van IJburg naar Diemen. Hoewel hij zijn naam aan veel musea heeft verbonden (Cobra, Noordbrabants Museum, nieuwe vleugel Rijksmuseum), is zijn werk sterk gerelateerd aan infrastructuur, zo bewijzen de bruggen, windtunnels, stormvloedkering en dienstgebouwen. No-nonsense; architectuur die in de voetsporen treedt van Rietveld die Quist zeer bewondert. Nog een keer zijn inspirator, Saenredam. ‘Kijkend naar Saenredam raakt het mij wat zijn ogen toen zagen. Wanneer dat zo wordt gezegd dan duidt het op een gevoelservaring en dat is een nieuw risico in de discussie. Maar ik bedoel er niets versluierends mee of geheimtaal die alleen
begrijpelijk is voor ingewijden. Gevoel als emotionele reactie met een consequentie: het willen ‘herkennen’ van de echtheid.’ Echter kan vermoedelijk architectuur niet zijn. Quist, de magie van de ratio, Uitgeverij PPPublishers. Prijs 119,50 euro.
boek: vinex atlas Ambitieus is het ongetwijfeld, de Vinex-locaties van Nederland in een atlas vastleggen. Dat wil zeggen dat het ook echt een atlas is, met Google Earth-achtige opnamen van landerijen die langzamerhand in woonwijken veranderden, met grafische illustraties van de verkaveling en met grafieken van de woningtypologieën. In 1994 sprak het rijk met 25 stadsgewesten af om grote wijken tot ontwikkeling te brengen die moesten voldoen aan de woningbehoefte. In totaal betrof de opgave de bouw van ruim 645 duizend woningen waarvan er anno 2008 bijna 540 duizend zijn gerealiseerd, een astronomische opgave die misschien alleen te vergelijken is met de wederopbouw. Weliswaar bestond er geen woningnood meer in Nederland maar kwalitatieve tekorten waren er wel; bovendien stroomden huurders te weinig door naar een koopwoning. En zo ontstonden Ypenburg, Wateringseveld, Saendelft, Stadshagen, IJburg, Leidsche Rijn en vele wijken
meer. Aanvankelijk verguisd, later door de bewoners omhelsd als zijnde het mekka om kinderen te laten opgroeien. Afgesproken werd dat de Vinex-wijken tegen de bestaande steden aan moesten verrijzen. Er mochten uitdrukkelijk geen nieuwe slaapsteden als Zoetermeer en Nieuwegein ontstaan. Het zwart-wit beeld in de atlas geeft helaas toch een slaapstadachtige indruk. Moeders met kinderwagens of spelende kinderen komen een enkele keer voor, het gros van de beelden laat uitgestorven straten met geparkeerde auto’s zien. Alsof Vinex op een donderdagmorgen om 7 uur is vastgelegd. De atlas neemt met gemak de kritiek weg als zou Vinex gelijkstaan met eenvormigheid. Het is een parade van geschakelde woningen, al dan niet met een terras aan het water, aan hofjes, aan urban villas op een talud, aan historische dan wel modernistische verwijzingen. Er is eerder te veel dan te weinig afwisseling. Kanttekeningen zijn er ook: niet overal is het parkeerprobleem goed opgelost, omdat het ideaal bij de vorming van Vinex sterker woog dan de praktische werkelijkheid van ‘een gezin-twee auto’s’. Er kan nu eenmaal (bijna) niet gewerkt worden in een Vinexlocatie. Scepsis was er ook ten aanzien van de dichtheid. Dertig of meer woningen per hectare, zou dat niet leiden tot straatrumoer? Het tegendeel is het geval gebleken – vooralsnog. Eigenlijk halen alleen Vathorst (Amersfoort) en IJburg (Amsterdam) die dichtheid en bij andere Vinex-locaties de centrumgebieden. De atlas had een historische betekenis gehad kunnen hebben, als hij volledig was geweest. Over de binnenstedelijke opgave wordt alleen in de teksten gerept, niet in grafiek noch beeld, en een hele grote Vinexopgave als Vathorst ontbreekt. Dat de grootste van alle, Leidsche Rijn, minder ruimte en aandacht krijgt toebedeeld, valt nog enigszins te begrijpen omdat dit een proces van decennia is. Het rechtvaardigt een tweede editie over twee jaar. Vinex Atlas door Jelte Boeijenga en Jeroen Mensink. Uitgeverij 010. Prijs 59,50 euro.
monumenten
architectuur
expo: maak ons land Het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam gooit het over een andere boeg; geen expositie in de hoofdzaal maar een forum, een platform voor discussie en ideeënuitwisseling. Dus kan het zomaar gebeuren dat je op een dag binnenstapt, en uitgenodigd wordt mee te spelen aan een debatspel over ruimtelijk ordening onder leiding van ‘kunstmoderator’ Hans Venhuizen, terwijl je eigenlijk liever maquettes of foto’s had willen bekijken. Te zien is er eigenlijk niets, behalve schetsen van deelnemers, uitspraken of monitoren met filmpjes over veranderingen in het Nederlandse landschap. Maak ons land is bij mijn weten de eerste interactieve manifestatie, waar bijvoorbeeld lezers van De Telegraaf zich kunnen uitspreken over wat ze willen of wat ze missen in hun omgeving. De Grote Zaal van het Nederlands Architectuurinstituut fungeert dus als een ‘werkplaats voor de ruimtelijke inrichting’. Elke maand tot begin mei wordt een specifiek thema zoals mobiliteit, wonen, werken, vrije tijd en groen en water met bijbehorende ambities centraal gesteld. Met behulp van een spel, lezingen, workshops en discussies nodigt het NAi iedereen uit om zijn of haar mening te geven over de ruimtelijke inrichting van Nederland. Zes maanden lang worden deze meningen, ideeën of frustraties over de ruimtelijke inrichting verwerkt in een tentoonstelling en een theatrale voorstelling. Aan het eind maakt het NAi de balans op en maakt het instituut zich met zijn directe achterban hard voor het helpen realiseren van de meest innovatieve ideeën die uit de manifestatie naar voren zijn gekomen. Het idee is goed: na de opheffing van het Ruimtelijk Planbureau bevindt Nederland zich in een vacuüm. En aangezien de burger steeds mondiger wordt en zich wil uitspreken over de gebouwde omgeving, is het zinvol hem aan het woord te laten. Dat kan dus, van zijn eigen woning tot de
architectuurbeleid
straat en de buurt waarin hij leeft. Over het groen en over mobiliteit. Het kan levendig zijn, in het NAI, maar ook helemaal niet, dat is het risico dat aan zo’n ‘manifexpo’ kleeft, je kunt geluk hebben en domme pech dat je verzeild raakt in een debat met deelnemers zonder visie. De vraag is vooral waarom een half jaar is uitgetrokken voor dit experiment: waren twee intensieve weken niet veel vruchtbaarder geweest? Na half mei, als Maak ons land eindigt, kunnen we de balans opmaken. Hebben we wat bijgeleerd? Maak ons land, Nederlands Architec tuur Instituut, Museumpark Rotter dam, tot 3 mei.
Fotografie Bert Nienhuis
stedenbouw
expo: foto bert nienhuis De laatste foto die Bert Nienhuis voor SMAAK maakte was het portret van – toen nog – minister Ella Vogelaar van VROM. Ha Bert, wat leuk je te zien, zei de minister spontaan en hartelijk, bij de ontmoeting met Bert, wat erop duidde dat de fotograaf de minister wel eens vaker had vastgelegd. Die persoonlijke band van de fotograaf en zijn object is kennelijk het geheim, de kracht, van zijn portretfotografie. Op dezelfde manier wist hij, ook voor SMAAK, twee conflicterende ego’s op een foto samen te brengen, Rijksbouwmeester Jo Coenen en architect Rem Koolhaas. De portretten uit Vrij Nederland vormen nu een belangrijk deel vormt van de tentoonstelling Foto Bert
kunst
61
Nienhuis in het Joods Historisch Museum. Waarom daar, en niet in het FOAM of het Fotomuseum Den Haag? Omdat Nienhuis’ moeder van Pools-joodse afkomst is en omdat hij al in de jaren zeventig het joodse leven in Amsterdam heeft gefotografeerd. Hij noemt zich een fotograaf met een filmische eigenschap; dat wordt geïllustreerd aan de hand van een filmpje waarop hij het het eerste vrouwelijke lid van het universiteitsbestuur van Amsterdam fotografeert. Terwijl de professoren langs haar heen trekken, staat zij aanvankelijk wat neutraal en daarna stralend voor de camera. Het is het resultaat van een vertrouwensband die is opgebouwd en een snelle sequentie van beelden waaruit juist die ene, uiterst charmante, foto wordt gekozen. Ook Vogelaar verscheen vorig jaar in een reeks van beelden in SMAAK, weerspiegelingen van verschillende gemoedsstemmingen. Er lijkt geen schrijver, filmster of politicus die niet door Nienhuis is gefotografeerd. Wiegel, Kitty Courbois, Wim Kok, Jan Pronk, Jacqueline Cramer, ze komen allen voorbij. Meestal geeft hij ze een kader, een stukje houvast, mee zodat ze niet kaal op de foto staan, zoals tegenwoordig de mode is (zie Rineke Dijkstra en Annaleen Louwes). Illusionist Hans Klok gebruikt daarvoor zijn eigen handen, die hij als een kader spant waartussen hij lachend in de camera kijkt. Kunstenaar Peter Struycken staat er twee keer, een keer echt en een keer gespiegeld met een breuklijn dwars door de spiegel heen. Legendarisch zijn de fotoreportages die Nienhuis maakte voor de kleurenbijlagen van Vrij Nederland uit de jaren zeventig en tachtig, bewoners van een park met stacaravans bij Dordrecht, of de zeven uur-pont over het IJ in Amsterdam. Dat zijn reportages die nog niets aan actualiteit hebben ingeboet, doorsneden als ze zijn van de Nederlandse samenleving. In een boek en tentoonstelling zijn ze nu bewaard. Foto Bert Nienhuis. Joods Historisch Museum Amsterdam, Tot en met 5 april.
62
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
Jaaroverzicht SMAAK 2008 (achtste jaargang)
kunst
37 Deel 1: Op weg naar Shanghai
22 Wat te doen met de afgedankte CBS-kolos?
30 Inventarisatie monumenten leidt tot databank
50 Een windwijzer op het Historisch Centrum Overijssel
26 Jong talent tobt met Europese aanbesteding
45 Mesdagkliniek 48 Laat de bewoners van plaatst kliniek op de prachtwijk fietsen parkeerterrein
18
Noordanus: ‘Bouwen zit te veel vast aan regels’
31
Borstbeelden bij Landbouw
52 Het is twee voor twaalf voor jaren vijftig-kunst
43 Kunst voor scheepvaartmuseum is koloniale reis
63
34 Het rijkswapen heeft nu een geslacht
13 De Voorziening: Gij zult roken...in afzondering
smaak – 35: de ontwerper
Smaak – 37: Het gebied
SMAAK – 38: De gesprekken
– Liesbeth van der Pol aangekondigd als nieuwe Rijksbouwmeester – Architectenprocedure ICC – Happy Street van John Kormeling in Shanghai – Germaine Kruip in Algemene Zaken – Marlies Rohmer verbouwde verzamelkantoor Schenkkade – Jan van der Ploeg beschilderde Schenkkade – Rob Hootsmans en de Zwolse rechtbank – Ontwerper Jurgen Bey over design voor pi’s – PPS, de stand van zaken in Groningen – Oude rechtbank Haarlem verbouwd – Miniatuur VROM herplaatst in Madurodam – Interview Wim Deetman – Bedrijfsverzamelgebouw Beatrixpark – Fotoserie: het verdwijnende postkantoor – Energieambities Belastingdienst – de voorziening: Vergaderfaciliteiten – boeken: kerken, Stedelijk Domein, de compositie van Nederland, De Forens – nasmaak: Frits van Oostrom, president van KNAW
– Afscheidsinterview Mels Crouwel – Stationskwartier Breda – Ensemble Veenhuizen voorgedragen voor behoud – Gerechtsgebouw Amsterdam op eiland in IJ – Duurzame stedenbouw Almere – Strenge gevel voor warm Openbaar Ministerie Lelystad – Beelden aan zee exposeert in Soestdijk – Twintig architecten in de race voor ICC – Boventuinen Loo gerestaureerd – Open beeldentuin Walterbos dilemma – Toekomst gevangenis Noordsingel Rotterdam – Reacties op vier jaar Mels Crouwel – Portakabin als kantoor bij RIVM – Ministerie van Onderwijs hoofdkantoor AIVD – Jill Magid maakte kunst AIVD – Vijf nominaties Gouden Piramide – Zoutloods Zetten – Verbouwing Raad van State – Kunst Job Koelewijn bij Raad van State – Tongewelven Scheepvaartmuseum ontdekt – Kleur in interieur belastingdienst Almere – nasmaak: Marco van Baalen, conservator Gevangenpoort
– Vijfde architectuurnota – Gevelrestauratie Paleis op de Dam – Interview Liesbeth van der Pol – Felix Claus over Paleis van Justitie – Wim Pijbes over zijn Rijksmuseum – Jan Vaessen weg als directeur Openluchtmuseum –d e voorziening: Mediteren op het werk – Callcenter ministerie van Landbouw Assen versierd – Interview minister Ella Vogelaar – Economische Zaken en Landbouw in een gebouw – Eeuwfeest Academie van Bouwkunst – Campus RIVM heeft nieuw kantoor erbij – Libanon Tribunaal in oud AIVD-gebouw – Gevangenis Leeuwarden hergebruikt – Twee kantoren voor KLPD in Assen en Maasbracht – Soestdijk gaat internationaal – Wandschilderingen op paleis Noordeinde – b oeken: Den Haag Zuidwest, Concern –n asmaak: Kolonel Bolderman commandant van Bronbeek
Smaak – 36: Wordt Bewaard
SMAAK SPECIAL – Westraven
SMAAK – 39: De specialist
– Profielen van drie nieuwe rijksadviseurs – Kleuronderzoek in Trippenhuis – Kunst en architectuur samen in ministerie Landbouw – de voorziening: depots en magazijnen – Herontwikkeling monumenten – Profiel van het Sixhuis – Soestdijk zeker niet op de commerciele toer – Roermondse gevangenis wordt luxe hotel – Arbeidscluster Veenhuizen – Uitbreiding PPS-praktijken – Interview Winy Maas – Kunstwerk Annelys de Vet bij OM Lelystad – Ben van Berkel bouwt IB Groep Groningen – Triennale historisch landschap – Om Zutphen in monumentale school – Opnieuw; Schenkkade van Rohmer – Redding zieke gebouwen – boeken: Catshuis, Zocher, Sam Durant – nasmaak: Riny Donker, teamleider Zoudloods Breda
– Rol Rijksgebouwendienst en Rijkswaterstaat – Mels Crouwel over jong monument Westraven – De gebruikers over het gebouw – Interview Jan Pesman – Kunst Ned Kahn op de gevel – Landschapsarchitect Wesup over binnentuinen en omgeving – LEF Future Center: nieuwe manier van brainstormen – Fietsen en parkeren – Een erfenis van Lucas Ellerman en Van Vugt
– Eberhard van der Laan nieuwe minister VROM – Drie bureaus geselecteerd voor Strafhof – Evaluatie PPS – Restauratie van antiek meubilair en tapijten –d e voorziening: bibliotheken – Interview Herman Tjeenk Willink – Preview van RACM Amersfoort – Aanbesteding Rijksmuseum opgeknipt – Wandschildering Eppo Doeve bij Verkeer en Waterstaat – Van Houwelingen ruilt beelden – BIM caseweek over doelmatig werken – Nieuwe entree Meermanno museum – Beeld en Geluid wint Gouden Piramide – Kredietcrisis geeft ook kansen – Soestdijk voorgesteld als conferentiecentrum – Bijbeltje HW Werther voor Pi Vught – Kunst Liam Gillick bij CFI – b oeken: Almere Kustzone, Cahier Snelweg en catalogus Gouden Piramide –n asmaak: Debbie de Wagenaar, LEF Future Center
≥
Dit is een publicatie van: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Rijksgebouwendienst > Rijnstraat 8 > 2515 XP Den Haag >www.vrom.nl 9011
Los nummer €5,-
blad voor de rijkshuisvesting
februari 2009
jaargang 9, nummer 40
bas schildt, hoofd facilitaire zaken van pi rijnmond: singen doen we in overleg met de Dienst Justitiële Inrichtingen en de Rijksgebouwendienst. Het liefste zou je een vleugel compleet willen ontruimen om alles brandwerend te maken, maar dat kan niet altijd. En als je aan het werk gaat, moet je op alles letten. Dat er geen schroevendraaier achterblijft, bijvoorbeeld. Op de foto die van mij gemaakt is, sta ik bij een brandwerend gordijn. Dat is een belangrijke vinding want zo verpest je geen bouwdeel door een muur. Dat gordijn wordt alleen zichtbaar als er brand uitbreekt, dan komt het in een frame tevoorschijn. Het is van een speciaal brandwerend doek gemaakt. Zoiets komt voort uit samenspraak met de Rijksgebouwendienst. Volgens het bouwbesluit voor bestaande bouw mag een compartiment niet groter zijn dan 1000 vierkante meter, maar met een oud gebouw als de Noordsingel halen we dit doel niet. Daar zijn de compartimenten ongeveer 2000 vierkante meter. Door gebruik te maken van een brand-
werend gordijn halen we dit wel, maar alleen op het moment dat dit noodzakelijk is, aangestuurd door de brandmeldcentrale. Ook de cellen zijn aangepast. Op de plaats van doorvoeringen is een brandwerende pasta gesmeerd of een schuimmanchet aangebracht. Waar een pijp door het plafond heen gaat zijn keerkleppen geplaatst. Ook is iedere cel voorzien van een rookmelder en hebben de celdeuren nieuwe sloten, automatische deurdrangers en opschuimend band gekregen. Alles is na de Schipholbrand aangescherpt. Of er ook vleugels in de Noordsingel gesloten zijn omdat de brandveiligheidsmaatregelen het gebouw te veel zouden aantasten? Om die reden zijn de cellen in de systeembouw buiten gebruik gesteld. Maar op de A-vleugel is dat ook gebeurd omdat de cellen geen toilet hebben. En daar heeft elke gedetineerde gewoon recht op.’
40 smaak 40
Ik pendel regelmatig op en neer tussen de vier PI’s in de regio, dat zijn de IJssel in Krimpen aan de IJssel, de Schie en de Noordsingel in Rotterdam en de stadsgevangenis in Hoogvliet, om overleg te plegen met mijn technische- en civiele diensten. Op de mensen van die diensten ben ik het meest trots, ze weten echt alles van zo’n PI, zijn betrokken en kunnen improviseren. Wat ik ook bijzonder vind is dat een oud gebouw zoals de Noordsingel nog steeds gebruikt wordt. Het leuke van dit werk is dat het geen dag hetzelfde is: je begint ‘s ochtends en het kan allemaal anders verlopen dan je had gedacht. Ik doe dit al veertien jaar waarvan 12 jaar als facilitair manager en kan me geen afwisselender werk voorstellen. Sinds het bouwbesluit uit 2003 moeten we uitvoering geven aan de brandveiligheidsvoorschriften en dat is met name voor zo’n historisch gebouw als de Noordsingel uit 1872 niet eenvoudig. Een monument is het niet, maar een monumentale status heeft het wel. Alle aanpas-
10 – hoftoren wacht spektakel 13 – de rookruimte heeft langste tijd gehad 18 – peter noordanus over de bouw en de crisis 26 – het wee van de europese aanbesteding 52 – monumentale wandkunst in gevaar
smaak
stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst
het merk rijk
paleizen en kastelen