08 | Mauritshuis krijgt ‘dependance’ 16 | Ook tuinen zijn monumentaal erfgoed 20 | Schuilkelders gaan dicht 26 | Pijbes hakt knoop door: ingang Rijksmuseum blijft 48 | Leidse musea delen interessant depot blad voor de rijkshuisvesting | juli 2010 | jaargang 10 | nummer 47
47 | het onzichtbare
26
Niet de ingang maar Nachtwacht telt
64
Kleur bij FIOD en de Rotterdamse Douane
20 De Koude Oorlog is voorbij
00
Caspar Berger gooit zijn beelden aan stukken
36
Schapen stelen de show in Shanghai
16 Inzicht in monumentale tuinen en parken groeit
48
Verzameldepot Leiden in bijzonder complex
52
Hoe ziet organisatorisch gericht huisvesten eruit?
38 Limburgs archief fraai gehuisvest in klooster
32
Ole Bouman wil niet alle architectenarchieven
08 Mauritshuis gaat
verbinding aan met De Witte
44 De man achter
Sociale Zaken en VROM
inhoud Op de cover: Het Mauritshuis (foto Marcel Kentin) smaak, blad voor de rijkshuisvesting, is een uitgave van de Rijksgebouwendienst. smaak verschijnt vijf maal per jaar. Het aanvragen van nummers kan schriftelijk via de Rgd-Infofoon (IPC 465), Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag of per email info.infofoon@minvrom.nl. Via deze adressen zijn ook vorige nummers van smaak te bestellen. Meer info bij de Rgd-Infofoon 0800-899 11 03 of op www.rijksgebouwendienst.nl. Abonneren op smaak kan via info.infofoon@minvrom.nl, via smaak@pondres.nl, via nummer 0800-899 11 03 of via www.rijksgebouwendienst.nl Prijs voor een jaargang is 25 euro, losse nummers 5 euro. smaak is te koop bij Selexyz (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam), Atheneum Nieuws centrum (Amsterdam) en de NAi Bookshop (Rotterdam). hoofdredacteur/eindredactie: Jaap Huisman medewerkers aan dit nummer: Jaco Boer, Rolf de Boer, Liesbeth Fit, Sander Grip, Linda Huijsmans, Michiel Hulshof, Xandra de Jongh, Egbert Koster, Nicolaas Matsier, Carien Overdijk, Anka van Voorthuysen fotografen: Simone van Es, Erik en Petra Hesmerg, Marcel Kentin, Luuk Kramer, Marsel Loermans, Aart-Jan Mossel, Robert Oerlemans, Eran Oppenheimer, Roelof Pot, Frans Schellekens, Janine Schrijver, Studio Csany, Levien Willemse vormgeving: Barlock, Den Haag druk: DeltaHage, Den Haag verspreiding: Pondres, Tilburg
04 | Hoofdredactioneel:
nieuws
05 06 05 06 07 07 07
| | | | | | |
OM Zutphen gaat naar Arnhem Prijs voor rijkshuisstijl jaarverslag Nieuwe plek voor rechtbank Amsterdam Gouden Piramide gewijd aan herbestemming Cepezed ontwerpt Tilburgs knooppunt Noordsingel ‘in de verkoop’ Architectuur Biënnale Venetie
08 | Mauritshuis gaat verbinding aan met De Witte
onzichtbaar
16 20 26 29 32 36 38 42 44 47 48 52
| | | | | | | | | | | |
Sluimerend verval in fraaie tuinen aangepakt Een afdaling in de Zwolse noodzetel Wim Pijbes laat pragmatisme zegevieren PPS steeds meer maatwerk bij projecten Directeur NAI gaat gebouw opengooien Aangekomen in Shanghai: en daar zijn de schapen Archief Limburg: wonderschoon oud en nieuw Operatie verhuizing VROM gaat beginnen Askon Eden: ‘liever oplossen dan managen’ Bedrijventerreinen kunnen efficiënter in compacte stad Morbide optocht in Leids verzameldepot Organisatiegericht huisvesten betekent kleur en licht
andere smaken
55 58 61 64 66
| | | | |
Gefragmenteerde beelden van Caspar Berger Flexibel kantoor van Rijkswaterstaat Arnhem Inspirerende ontwerpen strijden om Haags Cultuurforum Esther Tielemans brengt kleur bij Belastingdienst Boeken: jaarboek Architectuur, Benthem Crouwel
nasmaak stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst
68 | De beheerders van de ruïne Bredero
van de redactie
kunst
Mentaliteit in crisistijd
4
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
Tekst: jaap huisman Fotografie: levien willemse
Laten we het maar niet over de kabinetsformatie hebben. Die zal gezien de verkiezingsuitslag bij de verschijning van deze editie van SMAAK nog niet zijn afgerond. Laten we daarom uitwijken naar de Wereldtentoonstelling in Shanghai, die begin mei is begonnen en tot dusver al 14 miljoen bezoekers heeft getrokken. Niet zo moeilijk als de bevolking van Shanghai (een slordige 30 miljoen) een gratis toegangskaartje heeft gekregen. Het Nederlands paviljoen dat tot stand is gekomen dankzij bemoeienis van de Rijksbouwmeester, fungeerde eind mei een week lang als podium voor debatten over duurzame stedenbouw en de cradle-2-cradle-filosofie. Ideoloog daarvan Michael Braungart gaf er weer een paar oneliners ten beste, en rijksadviseur Ton Ven hoeven (infrastructuur) legde uit waarom compacte stedenbouw het antwoord is op Better City Better Life, het motto van deze expo. Verdichting dringt immers de mobiliteit terug, wat de grootste bedreiging vormt van de leefkwaliteit in de steden. Lijnen moeten kort zijn in de stad van de toekomst. Elders op het gigantische terrein houdt Rotterdam een presentatie. Onze mainport bevindt zich in een hal tegenover Sao Paolo en mist dus een eigen ‘huis’ zoals Hamburg, Madrid, Londen, Grenoble, Straats-
burg en Ningbo dat wel hebben. Het is interessant om de paviljoens met elkaar te vergelijken, waarbij aangetekend moet worden dat er voor het nationale paviljoen veel meer geld beschikbaar was (dankzij sponsorende instanties waaronder de Rijksoverheid). Zo open en toegankelijk als het ontwerp van Körmeling was, zo gesloten is de Rotterdamse presentatie. Er is enige uitleg bij nodig om zelfs Nederlanders te laten begrijpen dat de stand is opgebouwd uit een dijk met een lager gelegen gedeelte dat van tijd tot tijd vol stroomt met water – toen ik er was, haperde de installatie, dus geen water (en dus geen verbeelding). Zou Rotterdam de effecten van de opwarming van de aarde aan de orde willen stellen? Kan. Natuurlijk profiteert het Nederlandse paviljoen van een onafhankelijk team van ontwerpers en de Rijksbouwmeester die inhoud en programma hebben ‘aangestuurd’. Daardoor is voorkomen dat er een obligaat toeristisch plaatje wordt voorgeschoteld, de makke van veel andere landenpaviljoens. Andere landen in Shanghai hebben terecht deze creatieve aanpak geprezen. Maar jammer is het wel, dat Rotterdam zich zoals dat heet suboptimaal presenteert, nota bene een zusterstad van Shanghai. Het had een prachtige aanvulling kunnen
zijn op de nationale presentatie – bovendien heeft Rotterdam ook wat te melden, zoals de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Zegt dat wat over het Nederlandse politieke klimaat? Misschien wel. Na het referendum tegen de Europese grondwet is wel beweerd dat Nederland zijn vizier steeds meer op het binnenland richt dan op het buitenland, en na de laatste verkiezingen kwam die opmerking terug. ‘Europa’, ‘globalisering’ waren geen issues. Het is prettig om te merken dat van die ‘in zichzelf gekeerdheid’in het Nederlands paviljoen niets blijkt: dat straalt vrolijkheid en optimisme uit, een mentaliteit die in een crisistijd welkom is. Dat wordt internationaal beslist opgepakt.
Nieuwbouw Openbaar Ministerie Zutphen stopgezet genomen na een analyse van de impact van rijksbrede bezuinigingen op de bedrijfsvoering van het Openbaar Ministerie. Het project waarbij ongeveer 3.000 m2 kantoorgebouw tbv het Openbaar Ministerie te Zutphen zou worden gerealiseerd is tot en met het Voorlopig Ontwerp vormgegeven.
Het College van Procureurs Generaal heeft besloten om het nieuwbouwproject voor het OM in Zutphen [hoek Martinetsingel/Vispoortplein] niet door te laten gaan. Dit besluit is
Jaarverslag Rijksgebouwendienst wint prijs voor huisstijl
De Rijksgebouwendienst heeft een Rijkshuisstijlaward gekregen voor het Jaarverslag 2009 vormgegeven door Barlock dat ook SMAAK ontwerpt. De prijsuitreiking was vrijdag 4 juni tijdens het symposium ‘De Stijl van het Rijk’. Ook het ministerie van
Hoe de toekomstige ontwikkeling op het aangekochte terrein aan het Vispoortplein (voormalig ROC) verder wordt vormgegeven zal in gezamenlijk overleg tussen de Rijksgebouwendienst, de rechtbank en de gemeente Zutphen nader worden bezien. Het Arrondissementsparket Zutphen is nu nog gehuisvest in het gebouw van de rechtbank Zutphen. Omdat de arrondissementsparketten Arnhem en Zutphen steeds meer samenwerken en naar een fusie streven, is het voornemen (vrijwel)
VROM viel met het Ambitiedocument Vernieuwing Rijnstraat 8 in de prijzen. Het jaarverslag van de Rijksgebouwendienst 2090 is een van de eerste producten die geheel in de nieuwe beeldidentiteit van de Rijksgebouwendienst is vormgegeven. De nieuwe identiteit moet bijdragen aan het beeld van een professionele publieke opdrachtgever en ook aan de ambitie ‘Eén Rgd, handelend vanuit één perspectief’. Beeld en fotografie staan in de nieuwe visuele identiteit centraal. Dit wordt gecombineerd met de expertisegebieden, die verticaal op de communicatiemiddelen staan. Deze woorden doen recht aan de
alle medewerkers van het OM Zutphen op termijn in Arnhem te huisvesten. Het OM oriënteert zich samen met de Rijksgebouwendienst alvast op geschikte aanvullende huisvesting in Arnhem. Het is nog onbekend op welke termijn de voornemens tot geconcentreerde huisvesting feitelijk uitgevoerd kunnen gaan worden. Het zakenpakket dat het parket Zutphen ter berechting aan de rechtbank zal voorleggen verandert hierdoor niet. Ook verandert de dienstverlening aan burgers, bestuur, politie en andere ketenpartners in Zutphen niet. Architect bij Atelier Rijksbouwmeester, Henk de Haan, had een haalbaarheidsstudie naar de vestiging van het OM in Zutphen gedaan. Het betrof de verbouwing van een school in Amsterdamse School.
identiteit van de Rijksgebouwendienst. Volgens de jury is ‘het altijd een uitdaging om vaak saaie, feitelijke informatie op een leuke en uitdagende manier over te brengen in een jaarverslag. Toch is het de Rijksgebouwendienst gelukt. Het jaarverslag 2009 van de Rijksgebouwendienst is een creatief jaarverslag.’ Met het uitreiken van de award, wil het Project 1 Logo laten zien dat er binnen de kaders van de rijksbrede huisstijl gevarieerde, creatieve en originele mogelijkheden zijn. De jury van de Rijkshuisstijlaward is samengesteld uit professionals vanuit zowel rijksoverheid als de ontwerpbranche.
5
nieuws
6
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Nieuwe plek voor rechtbank Amsterdam aan de Zuidas
Herbestemming thema Gouden Piramide
De Hermitage Amsterdam, het Jozef Gezondheidscentrum van het Deventer Ziekenhuis, BK-City van de Technische Universiteit Delft, de Daltonbasisschool St. Plechelmus in Hengelo en het Ronald McDonald Centre in Amsterdam, dat zijn de vijf genomineerden voor de Gouden Piramide 2010. De jury onder leiding van Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol heeft de vijf projecten eind mei bezocht. Eind november wordt bekend welk gebouw in aanmerking komt voor de belangrijkste rijksprijs op het gebied van architectuur. Bij de Gouden Piramide wordt met name het voorbeeldig opdrachtgeverschap gehonoreerd. In de jury voor 2010 zitten architect Thijs Asselbergs,
De Amsterdamse arrondissementsrechtbank en kantongerecht aan de Parnassusweg kiezen voor herhuisvesting op de Zuidas. Dat heeft de stuurgroep van Justitie en de Rijksgebouwendienst eind juni besloten. Het gebouw, een ontwerp van Ben Loerakker, dateert uit 1976 (kantongerecht) en uit 1978 (rechtbank). Ze werden in 1998 tot een complex omgesmeed. Omdat de installaties uit de jaren zeventig verouderd zijn en er behoefte is aan meer zittingszalen, is er al enige tijd uitgekeken naar een andere locatie in Amsterdam waar nieuwbouw zou kunnen plaatsvinden. Met aanvankelijk 5 locaties is aan de hand van massastudies een businesscase uitgewerkt waarbij 2 locaties favoriet blijken: het Marineterrein en de Zuidas. Aanvullende stedenbouwkundige studies op beide locaties vallen uiteindelijk gunstiger uit voor
de Zuidas. De knoop is doorgehakt: Justitie blijft op de Zuidas. De bestaande gebouwen zullen op termijn worden gesloopt. Volgens projectmanager van de Rijksgebouwendienst Ingrid Janszen wordt het een mooie uitdaging het nieuwe complex aan af te stemmen op het te ontwikkelen dokmodel, waarbij de infrastructuur deels ondergronds wordt gebracht. . Het is nu nodig het stedenbouwkundig plan verder te specificeren, het bestemmingsplan te wijzigen en aansluiting te maken op de ontwikkeling van het dok.’ Dat dok ‘is zekerder dan ooit’ (Janszen) door de steun van Verkeer en Waterstaat en de instemming van de gemeente Amsterdam.
journaliste Dieuwke van Ooij, stedenbouwkundige Jaap van Rijs, planoloog Gert Middelkoop, ontwerper Ira Koers en voormalig wethouder Wim Smink van Groningen. Secretaris is als altijd Ton Idsinga.
en flexibel collegezalencomplex in Delft. FACT Architects, een jong bureau, heeft het sportcentrum voor jongeren met een handicap namens de stichting Ronald McDonald in Amsterdam ontworpen. Dagelijks kunnen er 1000 sporters en toeschouwers worden ontvangen. Uitgangspunt van de instelling is dat men zich niet laat leiden door de beperking maar door de mogelijk heden van gehandicapte sporters. In het gebouw kunnen 20 sporten worden beoefend, maar bevindt zich ook een werkleerbedrijf voor ROC-studenten en kunnen jongeren met een Wajong-uitkering opleidingen volgen. De Daltonschool in Hengelo was toe aan uitbreiding. De directeur had zijn oog laten vallen op een leegstaande kerk, een jong monument. Een architect uit de regio heeft de school in het kerkgebouw ingepast en wel zodanig dat de kerk herkenbaar bleef maar ook de school zijn identiteit behield. Een wederopbouwmonument was ook het ziekenhuisklooster St.Jozef dat in luttel 30 maanden
Een belangrijk thema bij de Gouden Piramide van 2010 was/is de herbestemming van oude gebouwen. Zo was de Hermitage eeuwenlang een verzorgingstehuis, is de Daltonschool in Hengelo in een leegstaande kerk getrokken en is het voormalige ziekenhuisklooster van Deventer omgevormd tot een gezondheidscentrum. BK-City is de nieuwe huisvesting voor bouwkunde in Delft dat in mei 2008 werd getroffen door een verwoestende brand. Binnen enkele weken is een projectorganisatie uit de grond gestampt die ervoor heeft gezorgd dat er 35 duizend vierkante meter in het voormalige hoofdgebouw kon worden gerealiseerd. Zo kon het onderwijs gewoon doorgaan. BK-City is een fleurig
Janszen gaat ervan uit dat er in januari 2011 een intentieovereenkomst gesloten kan worden met Justitie en gemeente.
Rectificaties
Onbewerkte foto’s van Palmen In SMAAK-45 werd bij de kunstwerken van Desiree Palmen in het Volkenkundig Museum abusievelijk bij de foto’s vermeld dat het om een bewerking met de computer ging. Het bijzondere van Palmens werk is juist dat de foto’s onbewerkt zijn.
Geluidsscherm Eindhoven In SMAAK-45 is omstandig aandacht besteed aan de vormgeving van en rond de A2, inclusief geluidsschermen en kunstwerken. Daarbij werd bij het geluidscherm bij Eindhoven gemeld dat het ontwerp van Wurck was (Paul Kersten). Dit is niet volledig. Kersten heeft hier samengewerkt met Mirjam Galjé en Catharina Visser van het bureau VHP Rotterdam.
is getransformeerd tot een eerstelijnspraktijk voor de buurt. Het klooster is op een inventieve wijze opengemaakt zonder dat er afbreuk is gedaan aan het oorspronkelijke karakter. De Hermitage, tenslotte, heeft in minder dan een jaar tijd al meer dan 100 duizend bezoekers getrokken die kennis hebben kunnen nemen van de omvorming van de Amstelhof tot museum. Architect was Hans van Heeswijk. Prominent zijn twee langwerpige zalen voor wisselende tentoonstellingen op de plaats waar eerst ziekenkamers waren gelegen. Voor de Gouden Piramide 2010 kwamen honderd inzendingen binnen, waaronder veel herbestemmingsprojecten.
cepezed ontwerpt de herinrichting van het stationsgebied in Tilburg. Het bureau won de besloten prijsvraag voor het project, waarvoor was het mede gevraagd vanwege zijn succesvolle transformatie van het stationsgebied in Sint-Niklaas (B). cepezed scoorde onder meer hoog op de punten logistieke functionaliteit, architectonische en commerciële kwaliteit en kwaliteit van de openbare ruimte. Daarnaast had de jury bijzondere waardering voor cepezeds visie op het proces en de samenwerking met betrokken partijen. Hieronder vallen onder meer de gemeente, het kwaliteitsteam Spoorzone, het
Architectuur Biënnale Venetie
Eind augustus zetten architectuurliefhebbers over heel de wereld koers richting Italië, voor de twaalfde Architectuur Biënnale van Venetië. Het Nederlands Paviljoen laat met een totaalinstallatie zien dat architectuur kan bijdragen aan het signaleren en oplossen van de complexe opgaven waar de wereld op dit moment voor staat. De tentoonstelling wordt verzorgd door het Nederlands Architectuurinstituut (NAi), met bureau Rietveld Landscape als curator. De Biënnale duurt van 29 augustus t/m 21 november 2010. In het vak architectuur liggen grote kansen. Kansen op oplossingen voor
Bureau Spoorbouwmeester, ProRail en de NS. Het bestaande stationsgebied in Tilburg kent een aantal belangrijke, met elkaar samenhangende zwakheden. Het heeft geen heldere begrenzingen of straatwanden, het is er lastig oriënteren en er is weinig ruimte voor voetgangers. Ook is er een moeizame ruimtelijke relatie tussen stad en station, bestaat er nauwelijks een relatie met de noordkant van het station, is de plint van het station rommelig en zijn de parkeerfuncties en de infrastructuur te overheersend. Alles bijeen is het stationsgebied onoverzichtelijk en is de sfeer er wat onaangenaam. cepezed projecteerde een visie die goed aansluit bij het door de gemeente gewenste boulevardconcept en de infrastructuur voor bussen, auto’s, fietsers en voetgangers strak en helder organiseert. Nieuwe, samenhangende en levendige straatwanden voorzien
complexe, mondiale problemen. Kansen op een betere leefomgeving. Kansen, kortom, die ontwerpers wereldwijd met twee handen moeten grijpen. Daarom pleit het NAi met Architectuur als Noodzaak voor architectuur die niet alleen functioneel en esthetisch is, maar tevens oplossingen biedt voor de grote vraagstukken van onze tijd. En voor die boodschap is de Architectuur Biënnale van Venetië, waar de gehele internationale architectuurgemeenschap eens per twee jaar samenkomt, het ideale podium. Het NAi heeft bureau Rietveld Landscape gevraagd om als curator invulling te geven aan de tentoonstelling. Het bureau, dat in 2006 de Prix de Rome Architectuur won, zoekt architectonische antwoorden op belangrijke maatschappelijke vraagstukken: overstromingen, de voortschrijdende verstedelijking, extreme regenval en droogte, ecologie en duurzaamheid, infrastructuur, de veranderende betekenis van de openbare ruimte. Het
van commerciële functies begeleiden de boulevard binnen het plangebied en creëren zo een prettige binnenstedelijke ruimte. De stalling van auto’s en fietsen uit het zicht en substantiële beplanting met groen en bomen verhogen de verblijfskwaliteit van het gebied aanzienlijk. Van het bestaande stationsgebouw uit 1965 ontworpen door Koen van der Gaast (1923-1993) blijven in cepezeds visie de spectaculaire dakconstructie en bijzondere onderbouw geheel behouden. De doorgang naar de perrons verhuist in het plan naar een centrale positie onder de kap en loopt helemaal door naar het noordelijk gelegen NS-terrein, dat toekomstig wordt herontwikkeld. De stationshal verschuift iets ten opzichte van zijn huidige ligging, wordt iets groter en krijgt een transparant, uitnodigend en ruimtelijk karakter. De ondergrondse fietsenstalling krijgt in de plannen een uitbreiding.
bureau omschrijft zijn ontwerpen als strategische interventies, zorgvuldig gekozen ingrepen in stad of land die gewenste ontwikkelingen in gang zetten. Rietveld Landscape benut de kracht van grootschalige ontwikkelingen en processen om bestaande kwaliteiten een nieuwe context en betekenis te geven. Door krachten te bundelen en disciplines te verbinden, brengen zij verandering tot stand; een ontwerphouding die overeenkomt met de architectuurpraktijk zoals deze wordt gezien in de innovatieagenda van Architectuur als Noodzaak. Aan Rietveld Landscape is gevraagd om in het Nederlands paviljoen een statement te maken over de potentie van landschapsarchitectuur, stedenbouw en het publiek domein. Het paviljoen gaat op 27 augustus open. Curator van de Biënnale is de Japanse architect Kazuyo Sejima.
Noordsingel wordt verkocht
In september wordt een openbare inschrijving gehouden voor de verkoop van de Noordsingelgevangenis in Rotterdam. De gevangenis wordt gesloten en het pand met omliggend terrein moet een nieuwe bestemming krijgen. Daarvoor is een biedboek opgesteld waarin alle eisen voor de kopende partij zijn opgenomen. Het opstellen van het biedboek, wijzigen van bestemmingsplannen en afstemmen met omwonenden is een samenwerking tussen het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB), de Rijksgebouwendienst en de deelgemeente Rotterdam Noord. In het biedboek is rekening gehouden met de wensen van omwonenden, wensen van de gemeente en wensen van rijkszijde (RVOB en RGD). Het biedboek is beschikbaar vanaf medio september en kan worden gekocht bij het RVOB. fotografie: levien willemse
7
cepezed ontwerpt OV-knooppunt Tilburg
museum
Museum doet verbouwing voor een deel zelf
Mauritshuis gaat ondergrondse liaison aan met sociëteit De Witte
8
architectuur
nieuws Tekst: rolf de boer fotografie: marcel kentin
Omgeven door water, het torentje van de minister-president en het Binnenhof, was uitbreiding voor het aan de weg timmerende Mauritshuis in Den Haag lange tijd een utopie. Tot een deel van Sociëteit de Witte aan de overkant van de straat leeg kwam te staan. Een foyer onder de straat door gaat beide gebouwen met elkaar verbinden.
‘Ik ben maandag en dinsdag alleen maar bezig geweest met De Witte. Het is topsport’, zegt zakelijk directeur Victor Moussault van Koninklijke Kabinet van Schilderijen het Mauritshuis in Den Haag over de aanstaande verbouwing van het museum. Het Mauritshuis bezit een collectie van onder andere ruim achthonderd schilderijen, waaronder het Meisje met de Parel van Johannes Vermeer, De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp van Rembrandt van Rijn en De Stier van Paulus Potter. Met De Witte bedoelt Moussault Sociëteit de Witte, een ruim honderd jaar oude besloten club voor mannen (en sinds een paar jaar ook
vrouwen) in een monumentaal pand tegenover het Mauritshuis. Vier jaar geleden kwam een deel van de sociëteit leeg te staan. Het bleek voor het Mauritshuis, dat tegen de Hofvijver en het Binnenhof leunt, de enige mogelijkheid te zijn om uit te breiden. Met de Rijksgebouwendienst is toen eerst een haalbaarheidsstudie gedaan naar uitbreiding van het museum in dat deel van Sociëteit de Witte – Plein 26 – en snel werd duidelijk dat hiervoor een ondergrondse verbinding tussen de twee gebouwen nodig zou zijn. ‘Als je een museum gaat uitbreiden, wil je niet met schilderijen over straat. Dat zal ook de verzekering niet fijn vinden, je moet een verbinding
maken die ook die veiligheid garandeert’, zegt projectmanager Ingrid Janszen van de Rijksgebouwendienst. Financiële steun
Moussault ondertussen liet zich deze buitenkans niet ontnemen en ging als Mauritshuis meteen een
huurcontract aan voor het pand Plein 26. ‘Het was heel simpel. Had zich deze gelegenheid niet voorgedaan, dan hadden we niet kunnen uitbreiden’, zegt hij in zijn kantoor aan de Lange Vijverberg, op een steenworp van het museum. Op de schoorsteen staat nog een schilderijtje van het Meisje met de Parel van
Vermeer. Maar dan met het gezicht van zijn vrouw. Het is een cadeau van zijn zoon. Daarnaast een uitvergrote cheque ter waarde van € 2,6 miljoen van de BankGiro loterij, de eerste financiële steun voor dit project. ‘De museumwereld is in de afgelopen decennia veranderd’, zegt
Moussault. ‘We zitten in een wereld waarin cultureel ondernemerschap belangrijk is. Je moet in grote mate je eigen broek ophouden. We hebben een behoorlijke verdien capaciteit, die we verder door willen ontwikkelen. Het Mauritshuis was in de jaren negentig met de grote blockbuster van Vermeer een van de eerste musea die zich op een groot internationaal publiek ging richten. We werden het museum ‘van internationale excellentie’, zoals voormalig minister Plasterk het noemde. Maar dat heeft wel gevolgen voor de ruimte. Een restaurant, de garderobes en ontvangstruimtes kunnen we bij grote tentoonstellingen heel slim op
9
p.8 boven: Huidige kassa en receptie van het Mauritshuis onder: Plaats van de vroegere hoofdentree. p. 9: Mauritshuis gezien vanaf de Hofvijver
museum
pontons in de Hofvijver kwijt, maar veel schilderijen uit de vaste collectie moeten dan het depot in. Op die momenten sluiten we het halve museum. Daar leidt de exploitatie onder. Je kunt bezoekers niet het hele toegangskaartje laten betalen en je stelt mensen ook teleur. Dat klinkt als een soft argument maar je kunt je nauwelijks voorstellen hoeveel mensen er vanuit alle delen van de wereld komen om bijvoorbeeld naar Vermeer te kijken.’
architectuur
kunst
Risico
Bij een eerdere verbouwing was het museum ook al de statige entree aan het voorplein kwijtgeraakt. De grote voordeuren hebben als nadeel dat het binnenklimaat onder bepaalde omstandigheden een klap kan krijgen waardoor het risico bestaat dat panelen van schilderijen gaan werken. De ingang is toen naar de Korte Vijverberg verplaatst. ‘Het muizenholletje, de oorspronkelijke dienstingang’, zegt Moussault. ‘Een minister noemde het ‘de rioolingang’. Dat geeft aan hoe de huidige entree afsteekt tegen de topcollectie. Eigenlijk was dat muziek in onze oren, want beleidsmakers van cultuurgoed realiseerden zich dat we aan de infrastructuur moeten werken om het museum toegankelijk te maken. Daarmee kun je rekenen op draagkracht in de samenleving voor die verbetering.’ Het voorlopig ontwerp van architect Hans van Heeswijk ligt er. De entree keert terug naar het voorplein. Bezoekers dalen naar een ondergronds plein waar daglicht komt en die de twee gebouwen met elkaar verbindt. In dit entreegebied bevindt zich de ticketbalie, de garderobe, de museumwinkel en de toiletruimten. Bezoekers kunnen van daaruit het Mauritshuis binnengaan of afslaan
10
Rijksgebouwendienst inspecteert voorwaarden verbouwing achteraf
vijftig medewerkers van het Mauritshuis, die nu nog kantoor houden aan de Lange Vijverberg. Hart en ziel
De aanpak van het Mauritshuisproject is nieuw voor de Rijksgebouwendienst. ‘Normaal is projectmanagement volledig in handen van de Rijksgebouwendienst, maar het Mauritshuis gaat een deel zelf doen’, zegt Ingrid Janszen. ‘Die uitzondering wilden we maken, omdat het over een bijzonder monument gaat. Een stichting die een groot deel van de investering zelf financiert. We weten dat we te maken hebben met een partner die monumenten koestert, dat ze met hart en ziel
worden beschermd. Aan het einde van de verbouwing gaan we kijken of aan voorwaarden van de Rijksgebouwendienst is voldaan. Dat doen we ook gedurende het project met een toetsteam van specialisten, maar op afstand.’ Moussault: ‘Bij de uitvoering van de bouw moeten we de kwaliteitsnormen handhaven die de Rijksgebouwendienst gewoonlijk hanteert. Het traject moet van begin tot eind zo goed zijn, dat we de overdracht met één handtekening kunnen beklinken.’ ‘Als een van de partners in het proces om wat voor reden dan ook gaat verkrampen, dan gaat dat ten koste van het einddoel’, zegt Peter Bakkum. Hij is projectmanager
namens het Mauritshuis. ‘Juist als er tegenslag is, moet je kunnen bewegen.’ De bouw gaat in 2012 van start en zal ruim een jaar duren. Het museum zelf zal in die periode ook worden gerenoveerd Moussault: ‘Het goede nieuws is dat de collectie op een andere locatie in Den Haag toegankelijk zal blijven voor het publiek. Een deel van de collectie gaat reizen, onder andere naar Japan. Deze uitleen is ook een bron van inkomsten voor de financiering van het project.’ p.10-11: Souterrain met kleine cafetaria, garderobe en toiletten
11
naar het pand aan Plein 26. Het café in Plein 26 is vanuit het entreegebied al zichtbaar en krijgt ook op straatniveau een ingang. Het bestaande Mauritshuis blijft na de renovatie nagenoeg onveranderd. Plein 26 wordt nieuw ingericht. De nieuwe elementen, zoals de winkel, de ticketbalie, de garderobe en de vloerafwerkingen zullen de verbindende elementen vormen tussen het zeventiende-eeuwse Hollandsclassicistische stadspaleis en de artdecostijl van het twintigste-eeuwse voormalige sociëteitsgebouw. Het resultaat is een ruime verdubbeling van het vloeroppervlak van het museum. In totaal 7.500 vierkante meter die ook ruimte geeft aan de
Tekst: nicolaas matsier Fotografie: wim ruigrok
Trompenburg, voor al uw (intieme) party’s
12
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
column onderwerp
wauw gebouw
De oorspronkelijke naam was Syllisburg, omdat admiraal Cornelis Tromp herinneringen wilde bewaren aan een Deens landgoed, maar zijn opvolgers doopte het buiten in ’s-Graveland om in Trompenburg. Een voorbeeldig gerestaureerd interieur en een park dat om herstel vraagt. Nicolaas Matsier fietste ernaartoe.
Er zijn vele Trompenburgs, zichtbaar en onzichtbaar. Er is de Trompenburg van de bofkont die de huidige bewoner mag zijn van dit monument. Nu ja, de gedeeltelijke bewoner, maar toch. Zijn deel wordt sinds de restauratie vakkundig onttrokken aan het oog van de bezoeker. Voorop staat natuurlijk de nu min of meer lege Trompenburg van de man die het ‘speelhuis’ gebouwd heeft. ‘Speelhuis’: zo noemden de machtige mannen van de gouden eeuw hun tweede huis aan de Amstel, de Vecht of de ‘s-Gravelandse Vaart. Hoe zelfbewust en vanzelfsprekend de naam Trompenburg ons tegenwoordig ook in de oren mag klinken, toch was de man die dit zomerverblijf bouwde niet degene die er de huidige benaming aan gaf. Hetgeen niet wil zeggen dat het Cornelis Tromp aan zelfbewustzijn ontbrak. Zijn zelfbewustzijn ontleende hij zowel aan zijn vader, admiraal Maarten Harpertszoon Tromp, als aan zichzelf. Beide
Trompen waren zeehelden. Tromp senior had de overwinning ter zee tegen de laatste Spaanse armada op zijn naam. De slag bij Duins, voor de Engelse kust, luidde het einde van de Tachtigjarige Oorlog in. De bondgenoten tegen Spanje werden vijanden. Maarten Tromp sneuvelde in de eerste van drie Engelse Oorlogen, voor de Hollandse kust, bij Ter Heijde. Met nog niet eerder vertoonde pomp en praal werd hij begraven in de Oude Kerk te Delft. Zijn zoon Cornelis, even dapper, maar roekelozer en eigenmachtiger, hoopte zijn opvolger te worden. Hij werd gepasseerd ten gunste van de meer ervaren Michiel de Ruyter, die onder Tromps vader had gediend. Met hem kreeg Cornelis het zo aan de stok dat hij ontslagen werd. In dienst van de koning van Denemarken streed Cornelis Tromp vervolgens tot grote tevredenheid tegen Zweden. Hij leek zodoende wel een beetje op bepaalde
gaan uitzetten of krimpen. De omvang van het feestvierende gezelschap is gesteld op zegge en schrijve twintig personen. Ook de catering is gehouden aan strikte beperkingen. Maar toch, voor wie er nu eens smaakvol en historisch verantwoord een paar duizend tegenaan wil gooien: Trompenburg.
Zoals in het paleis Huis ten Bosch het roemrijke veldheersleven van Frederik Hendrik in wand- en plafondschilderingen verheerlijkt wordt, zo toont Trompenburg de maritieme hoogtepunten van vader en zoon Tromp. Het is vooral in de achtkantige koepel, met al dat water achter en tussen de ramen, dat de twee zeehelden als het ware thuis komen. De admiraal en zijn zoon, zeehelden uit het gewone volk, concurreren hier met de adellijke infanteristen die de Oranjes waren. Zo is er dus ook de Trompenburg van de restaurateurs, met hun prijzens-
waardige precisie, hun zo klein mogelijke reparaties en ingrepen, die tegenwoordig principieel niet onomkeerbaar mogen zijn. Mooi: de jampotjes met de vele tientallen afgesleten scalpels die dienst hebben gedaan om vogels op het plafond van een zijkamertje weer bloot te leggen. Mooi ook: de zogenoemde verftrapjes, waarin de verfijnde archeologie van de lagen en de gebruikte kleuren zichtbaar is gebleven. Er is zelfs een Trompenburg die de aandacht heeft der tuinhistorici. Zij dromen van restauratie. Over een lengte van maar liefst twaalfhonderd meter heeft zich hier richting Hilversum een Franse tuin uitgestrekt, met zichtassen en al. Een tuin van het type dat sindsdien zoals overal is opgevolgd door dat van de romantische tuin die vanuit Engeland de wereld heeft veroverd. De gerestaureerde Trompenburg is van het voorjaar tot en met de zomer op de eerste zondag van de maand toegankelijk voor het
publiek. Dat krijgt een kunsthistorische rondleiding van een voortreffelijke gids. De bezoekers worden daarbij op de voet gevolgd door geuniformeerde suppoosten van het Rijksmuseum die de deuren die zojuist voor hen zijn geopend weer geruisloos sluiten. Het Rijksmuseum beheert Trompenburg als een soort van buitenpost met maritiem-historische inslag. Maar monumenten moeten tegenwoordig als het even kan wat opbrengen. Dus is er ook een Trompenburg voor de kapitaalkrachtige medemens, respectievelijk het bedrijfsleven dat het grote gebaar niet schuwt. Deze Trompenburg is per dagdeel of per dag te huur voor party’s en evenementen. Maar opgepast, er wordt nauwlettend toegezien op de relatieve vochtigheidsgraad en op de constant vrij laag gehouden temperatuur. Met het oog daarop heeft restauratie architect Hans Vlaardingerbroek fraaie sobere gietijzeren kachels ontworpen. Het vele hout mag niet
Maar er is geen enkel buiten dat zo wonderbaarlijk is als Trompenburg: geheel gelegen in het water, met die achtkantige koepel. En met die iets meer dan levensgrote witte klassieke beelden in hun nissen. En daar weer achter: dat geheimzinnige vierkante platte dak met zijn witgeschilderde balustrade. De fietser kijkt opzij. Het gebouw ligt daar en spiegelt zich in het water. Dat is alles wat het te doen heeft. Zo is het goed. En de fietser fietst verder.
13
Nederlandse voetbalcoaches die overal ter wereld in den vreemde konden worden ingezet. Tromp werd een Deense graaf en een Engelse baronet. Het was naar zijn graafschap in Denemarken dat Tromp zijn huis in ‘s-Graveland Syllisburg noemde, een naam die in de achttiende eeuw door nieuwe bewoners werd omgezet in Trompenburg.
En al heel lang is daar, ten slotte, de Trompenburg van de voorbijganger. Die Trompenburg behoort naar mijn gevoel bovenal toe aan de fietser. Wie vanuit Amsterdam, liefst in het voorjaar, maar de zomer is ook goed, door het Gooi fietst en door ‘s-Graveland komt, weet hoe betoverend het huis Trompenburg erbij ligt aan die ‘s-Gravelandse Vaart. Aan de ene kant wonen de gewone mensen, op het veen, aan de andere kant, op het zand, liggen de buitenhuizen van het zeventiende-eeuwse Amsterdamse patriciaat in hun voorname beslotenheid van oprijlanen en gazons en hoog geboomte.
14
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
het onzichtbare Maar weinig Nederlanders staan oog in oog met de historische documenten in onze rijksarchieven, doodeenvoudig omdat ze te kwetsbaar zijn en letterlijk het daglicht niet verdragen. Dat is jammer want zo blijven schatkamers van ons verleden voor velen geheim en verborgen. Een aanleiding om het Nederlands Architectuur Instituut te verbouwen is omdat er geen ‘donkere zaal’ beschikbaar was om de bijzondere collectie architectuurtekeningen te tonen – dat gebeurt dus nu wel: onder de grote zaal wordt het souterrain daarvoor ingericht (gesteld dat er geen verdere scheurvorming in de fundamenten wordt aangetroffen). Onzichtbaarheid is in een samenleving die transparant probeert te zijn, in feite een moeilijk te verteren fenomeen. Toch zullen we ermee moeten leven. Ingewikkelde architectonische processen kunnen alleen tot een goed einde komen als partijen elkaar veelvuldig aan de onderhandelingstafel treffen en compromissen kunnen sluiten. Pottenkijkers zijn dan niet zo gewenst. Daarom heeft de praktijk van DBFMO (design, build, finance, mitaine and operate) zo’n hoge vlucht genomen. Er is eerst verkend en beproefd totdat er een werkbare formule was gevonden, zowel op grote als op kleine schaal. SMAAK–47 werpt een blik achter de gordijnen... en onder de grond. Bijzonder zijn de foto’s in deze editie van de noodzetel onder de Zwolse rechtbank waar weinig mensen ooit een voet hebben gezet. Ooit bedoeld als vluchtheuvel in de Koude Oorlog, nu een relikwie uit vervlogen tijden. SMAAK–47: hoe er een wereld kan opengaan.
landschap
Vergrijzend groen Tuinen in rijksbezit vragen om continu onderhoud
Behalve gebouwen en monumenten omvat de portefeuille van de Rijksgebouwendienst ook veel tuinen en andere groene buitenruimten. Een groot deel van deze ‘groene bezittingen’ heeft zelfs een monumentenstatus. Om de kwaliteit van dit groen op peil te houden is regelmatig maaien en snoeien niet voldoende.
het onzichtbare
16
monumenten
Tekst: Egbert Koster Fotografie: Luuk Kramer
Bij huurwoningen is het helder welk onderhoud voor rekening van de huisbaas komt en wat onder ‘goed huisvaderschap’ van de huurder valt. Onderhoud aan het casco en buitenschilderwerk worden gedaan en betaald door de huisbaas. Ramen lappen, tuinonderhoud en incidenteel een kraanleertje vervangen moet de huurder zelf (laten) doen. Bij de verhuur van kantoren ligt de verdeling van verantwoordelijk heden tussen huisbaas en huurder grosso modo hetzelfde. Indien er bij een kantoor sprake is van een tuin dient de huurder zorg te dragen voor adequaat tuinonderhoud. In het geval van historische panden met monumentale tuinen, zoals de
Rijksgebouwendienst er een groot aantal bezit, is regelmatig maaien, wieden en snoeien door een ingehuurd hoveniersbedrijf echter geen garantie dat de desbetreffende tuin in goede staat de tand des tijds doorstaat. In tegendeel. Bomen groeien gestaag en gaan op een gegeven moment dood. Drainagebuizen verstoppen en zichtassen groeien dicht. Zelfs parkeerplaatsen blijken in de praktijk vaak spontane groei te vertonen. Kortom, net als gebouwen hebben ook tuinen professionele beheersplannen nodig en valt er bij tijd en wijle niet te ontkomen aan restauratie, renovatie of op zijn minst groot onderhoud. ‘Als er sprake is van nieuwbouw, een grote restauratie of herontwikkeling van bestaand vastgoed is er binnen de Rijksgebouwendienst haast altijd ook aandacht voor de tuinaanleg. Zoals bij het voormalige werkgesticht Norgerhaven in Veenhuizen waar, bij de herontwikkeling tot shared servicecenter van justitie, een ingetogen tuinaanleg is gerealiseerd. Een tuinaanleg die het complex
P. 16 boven: Trompenburg p 17 onder en boven: Soestdijk
van die tuin ligt echter formeel bij de staat die het beheer ervan, in verband met de openstelling voor publiek, aan de gemeente Den Haag heeft overgedragen. In dit geval inclusief het beleid voor de tuinarchitectuur. Terwijl er natuurlijk sprake is van een architectonische eenheid van tuinen en gebouwen. Wellicht zitten wij daar als Rijksgebouwendienst niet goed in.’
waardig is en goed past bij de omgeving. Maar zodra er voor langere tijd geen bouwkundige ingrepen aan gebouwen plaatsvinden onttrekt de ontwikkeling van het groen zich aan ons zicht.’ Aan het woord is Corjan van der Peet die als adviseur monumenten verbonden is aan het Atelier Rijksbouwmeester. ‘Wij zijn natuurlijk een Rijksgebou wendienst die zich – de naam zegt het al – primair met gebouwen bezighoudt. Tuinaanleg en -onderhoud is niet onze core business. Tot op heden is het zo dat als er op verzoek van een gebruiker iets aan tuinaanleg moet gebeuren, er ad hoc een tuinarchitect of hoveniersbedrijf wordt ingeschakeld. Vaak gaat dat goed. Maar soms ook niet. Dan sta je voor een mooi gerestaureerd, villa-achtig kantongerecht waarbij van de voortuin een parkeerterrein is gemaakt, wat natuurlijk nooit de bedoeling kan zijn geweest. Of je leest opeens in de krant dat de gemeente Den Haag met herinrichtingsplannen voor de tuin van paleis Noordeinde bezig is. Het eigendom
Afgelopen jaren werd de Rijksgebouwendienst min of meer gelijktijdig geconfronteerd met uiteenlopende problemen met tuinen in zijn vastgoedportefeuille. Op het monumentale landgoed De Trompenburg in ’s Graveland, dat sinds kort wordt verhuurd aan het Rijksmuseum, bleek de historisch waardevolle tuinaanleg met ernstig achterstallig onderhoud te kampen. Doordat de begroeiing decennia lang op zijn beloop is gelaten, omdat er onduidelijkheid bestond over de toekomst van het landgoed, dreigt een groot deel van oude bomen op het landgoed bij de eerste de beste najaarsstorm om te waaien. Maar ook in de paleistuinen van Soestdijk, die toch altijd keurig zijn onderhouden, blijken veel van de bospercelen binnen enkele jaren aangepakt te moeten worden om toekomstige kaalslag te voorkomen. ‘Ogenschijnlijk is er in de tuinen van De Trompenburg en Soestdijk niet zo veel aan de hand’, zegt Van der Peet. ‘Maar er moet wel degelijk het nodige gebeuren. Als je met bomen en planten bezig bent, geldt nog meer dan met gebouwen dat je voor de lange termijn strategisch, moet denken. Anders krijg je bijvoorbeeld een monocultuur of ben je straks in een keer een heleboel bomen tegelijk kwijt. Kaalslag rondom De
17
Kaalslag
landschap monumenten
18
Trompenburg of Soestdijk zou – terecht – maatschappelijk niet geaccepteerd worden. Maar je kunt niet zeggen ‘dan zetten we er morgen een nieuw bos neer’. Voor je weer enigszins volgroeide bomen hebt ben je immers dertig jaar verder. Bos in Nederland is geen natuur maar schijnnatuur. Die kun je niet straffeloos op zijn beloop laten. Bovendien werkt achterstallig onderhoud onnodig kostenverhogend. Als we nu niets doen gaat het ons als Rijksoverheid op termijn gegarandeerd meer geld kosten.’ Ook op het gebied van auteursrecht deed de Rijksgebouwendienst een onaangename ontdekking. Bij het rechtbankcomplex in Zutphen kwam min of meer bij toeval aan het licht dat het door de gebruiker voor het tuinonderhoud ingehuurde bedrijf de tuin van de nieuwbouw had aangepast zonder dat de oorspronkelijke, enkele jaren eerder door de Rijksgebouwendienst ingeschakelde tuinarchitect daar in was gekend. Van der Peet: ‘Het was met de beste bedoelingen gebeurd maar auteurs-
rechtelijk klopt dat natuurlijk niet. Je mag niet zo maar aan iemands tuinontwerp gaan sleutelen. Bij monumentale landgoederen hebben de tuinen bovendien vaak een monumentenstatus. Dat wordt nogal eens vergeten. Niet alleen voor het verwijderen van een boom maar ook voor aanleggen van een extra bloembed moet je dan in principe een vergunning aanvragen. Als je zonder vergunning in zo’n beschermde tuin aan de slag gaat overtreed je de monumentwet en bega je feitelijk een misdrijf. Dat weet haast niemand, dus ook niet onze klanten die een beschermde tuin in gebruik hebben. Als Rijksgebouwendienst hebben wij, samen met onze klanten, een voorbeeldfunctie.’ Gedenknaalden
Naar aanleiding van deze en andere ervaringen wil de Rijksgebouwendienst, analoog aan de beheersplannen voor gebouwen, ook systematisch beheersplannen voor belangrijk groen in rijksbezit opstellen. Te
beginnen bij de tuinen en parken die horen bij historische monumenten. In 2009 is hiertoe door de adviseur voor historisch groen van de Rijksbouwmeester, Frank de Josselin de Jong, in overleg met de Programmadirectie Monumenten van de Rijksgebouwendienst, gewerkt aan een plan van aanpak. Ook werd inhoudelijk afgestemd met de Rijksadviseur voor het Landschap, Yttje Feddes. Voordat Josselin de Jong begin dit jaar plotseling overleed, stelde hij een doordachte startnotitie op. Onlangs hebben Yttje Feddes en de Rijksbouwmeester deze notitie voorgelegd aan de Dienstleiding van de Rijksgebouwendienst, waarna nu verdere uitwerking volgt. De eerste stap wordt het inventariseren van het historisch groen in bezit van de Rijksgebouwendienst, inclusief de afspraken over het beheer die ooit zijn gemaakt met de gebruikers. Van der Peet: ‘We hebben heel wat groen in bezit, variërend van een kleine tuintjes bij kantoren, rijksmusea en gerechts
gebouwen tot grote paleistuinen en historische vestingwerken. En overal speelt wat. Daarbij komt dat sinds de stelselwijziging bepaalde aspecten van de afspraken met de gebruikers blijkbaar nog niet goed zijn uitgewerkt. Met de departementen bestaan gedetailleerde standaard afspraken op basis waarvan verder gepraat kan worden. Zeker als het gaat om groen rondom monumenten zijn er echter ook vaak niet-rijksklanten. Sommige monumenten worden gehuurd door stichtingen of gemeenten, zoals kasteel De Slangenburg in Doetinchem. Of hebben helemaal geen gebruiker, denk aan gedenknaalden. Als het dak van een gebouw lekt gaat iedereen schreeuwen en is volstrekt duidelijk wat er moet gebeuren en wie dat gaat betalen. Maar als er naast een gebouw of gedenknaald een boom omwaait – op wiens initiatief en kosten wordt die dan verwijderd? Soms is dat geregeld in een standaardovereenkomst, soms ook niet. Of er staat in de afspraken dat het onderhoud voor rekening
Gebiedsgerichte benadering
Het is duidelijk: de Rijksgebouwendienst gaat groen beschouwen als een volwaardig onderdeel van de vastgoedportefeuille. Net als voor de gebouwen zouden uiteindelijk ook samen met de klanten voor het groen meerjarenplanningen voor investeringen en onderhoud opgesteld moeten worden. ‘Op termijn is dat functioneel en financieel veel helderder en efficiënter voor alle partijen, aldus Van der Peet. ‘Je weet wat je hebt en je weet wat er aan zit te komen. En je voorkomt bijvoorbeeld dat er investeringen in nieuwe aanplant worden gedaan zonder een achterliggend integraal plan. Tegelijkertijd wordt met die meerjarenplannen ook een grote slag gemaakt op het gebied van de ontwerpdiscipline en het cultuurbehoud doordat we bij investeringen en in het beheer veel meer aandacht gaan besteden aan de samenhang van architectuur, architectuurhistorie en tuinarchitectuur. Een ontwikkeling die goed aansluit bij het actuele rijksbeleid op het gebied van monumentenzorg
ken in hoeverre deze in zijn inrichtingsplan inpasbaar zijn. Van der Peet: ‘Essentieel is dan weer dat we als Rijksgebouwendienst net als de klant (het Rijksmuseum) niet uit zijn op een historische reconstructie van de 17de eeuwse tuin, zoals bij Het Loo. Er dient een architectonisch goed beeld te gaan ontstaan, waarbij de historische lagen in het nieuwe ontwerp worden gerespecteerd. Maar ook dient met meer ecologische blik gekeken te worden naar een zo behoedzaam mogelijk behoud van bestaande beplanting. We leven echter uiteindelijk wel in 21ste eeuw en een zeer groot deel van het bomenbestand is verwilderd of aan het einde van zijn levenscyclus. Ook vinden we het belangrijk dat de relatie tussen het huis en de tuin wordt aangescherpt en evenals de relatie tussen De Trompenburg en de aangrenzende landgoederen. Bovendien dient ook rekening te worden gehouden met de potenties van het complex in zijn totaliteit. Het resultaat moet maatschappelijk kunnen renderen. In een huis als De Trompenburg kan niet veel, dat is zo kwetsbaar. Dus laten wij onderzoeken of het eventueel mogelijk is om in het tuinontwerp ruimte te reserveren voor nieuw toe te voegen functies. Wat zijn op dat gebied de potenties? Dat is een benadering die voor ons van groot belang is. Als Rijksgebouwendienst hebben we de neiging om ons te focussen op gebouwen. Maar als je er onbevangen naar kijkt, dan blijkt een heleboel van onze complexen aanmerkelijk meer potenties te hebben dan je zou denken. Inmiddels is tuinarchitect Sylvia Karres van bureau Karres en Brands geselecteerd om het tuinontwerp te maken. In de selectieprocedure hebben onze ambities met De Trompenburg uiteraard een belangrijke rol gespeeld. Als je als professionele opdrachtgever weet wat je wilt kan je heel doelgericht een tuinarchitect selecteren.’
P. 18-19: Norgerhaven in Veenhuizen
studie
om de traditionele objectgerichte aanpak van monumenten te vervangen door een integrale, gebiedsgerichte benadering. Want het is natuurlijk ook vanuit dat perspectief absurd om heel veel geld te stoppen in de restauratie van een historisch pand terwijl de tuin of de belendende bebouwing zwaar verloederd zijn.’ Een van de eerste resultaten van deze nieuwe benadering is de methode voor landgoed De Trompenburg die in meerdere opzichten als ‘testcase’ fungeert. Uitgangspunt voor deze aanpak is een uitgebreid tuinhistorisch onderzoek, inclusief historische waardestelling, door een daarin gespecialiseerd bureau (SB4 Bureau voor Historische Tuinen, Parken en Landschappen). Mede op basis van dit onderzoek heeft de Rijksgebouwendienst vervolgens bepaald welke specifieke ambities zij bij de aanpak van het landgoed heeft. Kort gezegd komen deze ambities erop neer dat de uit historisch oogpunt zeer waardevolle 17de-eeuwse elementen en structuren die in de huidige tuinaanleg nog aanwezig of traceerbaar blijken te zijn als belangrijkste leidraad voor het nieuwe inrichtingsplan kunnen worden gebruikt. Van de restanten van de historisch iets minder waardevolle elementen uit 18de en 19de-eeuwse lagen in de tuinaanleg dient de tuinarchitect te onderzoe-
stedenbouw
ties daarvan. Het kappen van een boom kan meer emoties losmaken dan de sloop van een gebouw. Dat soort emoties moet er echter niet toe leiden dat wordt geïnvesteerd in een landschappelijke detail zonder aandacht voor de grote lijn te hebben.’
19
van de klant is. Maar wat is onderhoud? Is dat ook het uitdunnen van bospercelen en het opnieuw reguleren van de waterhuishouding op een landgoed? Of het maken van nieuwe beplantingsschema’s? Kortom, bij veel panden met betrekking tot het tuinonderhoud moet nodig iets geregeld worden. Ook in het belang van onze klanten.’ ‘Als Rijksgebouwendienst maken we ons niet alleen sterk voor tuin- en landschapsarchitectuur en cultuurhistorie maar hebben we ook oog voor de financiën. We hebben te maken met een heleboel objecten waar heel veel bomen staan. Zoals het voorterrein van paleis Het Loo, dat een groot aantal bomenlanen omvat. Als daar een probleem ontstaat kan dat een kostbare operatie worden. De tuinen van paleis Soestdijk, waar de situatie net als bij Het Loo inmiddels goed in kaart is gebracht, omvatten complete bospercelen. Als daar drastisch moet worden ingegrepen kan dat in de miljoenen gaan lopen. Geen reden tot paniek maar wel tot zorg. Als het om gebouwen ging zou het achterstallig onderhoud heten. Terwijl de Rijksgebouwendienst met de staat van onderhoud van zijn gebouwenvoorraad de afgelopen 25 jaar een enorme inhaalslag heeft gemaakt dreigt nu bij het groen achterstand op te gaan treden. Mensen onderschatten vaak de financiële en emotionele consequen-
20 fotoreportage
het onzichtbare Tekst: jaap huisman Fotografie: Aart jan Mossel
Einde van een tijdperk dat pakweg 50 jaar heeft geduurd. Deze maanden begint de Rijksgebouwendienst met de ontmanteling van wat officieel noodzetels heet. Vroeger zou daar voor het woord schuilkelder gebezigd worden. Noodzetels bevinden zich onder vele prominente gebouwen in Nederland, ministeries, provinciehuizen, hoofdkantoren, maar ook zoals op deze pagina’s te zien is onder de rechtbank, in dit geval die van Zwolle. Toen de rechtbank in 1969 werd gebouwd, werd het souterrain meteen ingericht als vluchtplaats, voor het geval er een atoombom of ander kernwapen op Nederland zou worden afgeworpen. Merkwaardig
eigenlijk, dat jaartal 1969, want de kou tussen de toenmalige SovjetUnie en de Verenigde Staten was al uit de lucht. Gefunctioneerd heeft de noodzetel in Zwolle dus niet. De schuilkelder staat los van de rechtbank, wat wil zeggen dat niet Justitie maar de Rijksgebouwendienst verantwoordelijk was voor onderhoud en inrichting. Er was met alles rekening gehouden. Honderdvijftig mensen konden er in geval van nood hun toevlucht nemen; voor hen stonden er stapelbedden, was er sanitair, inclusief ontsmettings douches – want ook op aanvallen met chemische wapens moest het land voorbereid zijn. Een kantine en een medische voorziening mochten
21
De Koude Oorlog is nu echt voorbij
Inleiding
22 fotoreportage
23
natuurlijk niet ontbreken. Aggregaten zorgden voor verwarming en ventilatie, watercontainers voor het filteren van (leiding)water en natuurlijk was er ook een telefooncentrale die de verbindingen met de bovenwereld zou kunnen onderhouden. De telefoontoestellen en radio’s weerspiegelen een andere tijd en een andere samenleving, met een ondertoon van angst en dreiging. Het is voorbij. De deuren worden gesloten, de toegangen dichtgemetseld, de inventaris afgevoerd. De operatie staat los van de verbouwing van de rechtbank Zwolle die inmiddels van start is gegaan. De foto’s van Aart Jan Mossel zijn de laatste indrukken van een onbekend stuk Nederland dat gelukkig niet in actie heeft hoeven komen. Jaren lang zijn de noodzetels onderhouden – en werden er rondleidingen gegeven. Over vijftig jaar zal niemand meer weten waarom een schuilkelder nodig was en hoe die eruit zag.
24 fotoreportage
25
rijksmuseum
Wim Pijbes laat pragmatisme zegevieren
Directeur van het Rijksmuseum, Wim Pijbes, is druk in de weer met sponsors en bruiklenen aan andere museum, want ‘the show must go on’ ondanks de verbouwing. Daarbij hoort ook zijn besluit om niet verder te tornen aan de plaats van de ingang. Het juridisch risico zou te groot zijn.
Men komt voor de Nachtwacht,
26
monumenten
architectuur
het onzichtbare Tekst: jaap huisman Fotografie: eran oppenheimer
Toen hij twee jaar geleden in dienst kwam als directeur van het Rijksmuseum, trof hij een zo goed als verlaten bouwplaats. De impasse leek compleet. Nu, twee jaar later, kan Wim Pijbes met voldoening vaststellen dat de trein in volle vaart op zijn einddoel afstevent en dat de eerste steigers aan de kant van het Museumplein zijn afgebroken – een gloednieuw leien dak als bewijs achterlatend. Driehonderd bouwvakkers zijn dag in, dag uit in touw bij en rond het Rijksmuseum Amsterdam. ‘In juli 2008 zaten we op een dood punt, doordat een aanbestedende partij was overgebleven met een te
hoge offerte.’ Door het hele project op te knippen in verschillende kavels, kon de haperende trein weer in gang worden gebracht. Nee, saai kan Pijbes het momenteel niet noemen. ‘Het wordt met de dag boeiender. Maar dat heeft niet alleen met de verbouwing te maken, ook met de bruiklenen die het museum aan – buitenlandse – musea verstrekt, Avercamp in Washington, Gabriel Metsu in Dublin en Washington, een expositie van Miro en Jan Steen die vanuit Amsterdam naar New York gaat reizen. Zelf heb ik een expositie van belangrijke werken uit het museum mogen samenstellen. Daarnaast ben ik druk in de weer met sponsoring.’ Hij komt net terug
De lichtkap van het museum in aanbouw
niet voor de ingang aan weerszijden van de onderdoorgang. Het heeft ruim een eeuw lang verwarring veroorzaakt. Bezoekers die zich moeilijk konden oriënteren in het gebouw, als ze eenmaal binnenwaren. Fietsers
Hoewel Pijbes nu toch kan leven met de vier verschillende ingangen, moet het hem van het hart dat de onderdoorgang en de openbare ruimte te lang zijn gegijzeld door belangengroeperingen. ‘Tien jaar lang moeten fietsers omrijden en ik heb nog niemand gehoord die daardoor te laat op zijn werk is gekomen. De verblijfskwaliteit wordt er niet beter op als je fietsers en voetgangers in en na de onderdoorgang met elkaar in contact laat komen. Toeristen zijn gewoon niet gewend aan de fietsers, dat merken we dagelijks. Het zijn net bromvliegen.’ Pijbes geeft Trafalgar Square in Londen als voorbeeld hoe het wel zou moeten en kunnen: het snelle verkeer weren en een voetgangersdomein scheppen, zoals daar is
27
van een rondleiding met het Amerikaanse moederbedrijf van vrachtwagenproducent DAF dat het museum steunt via de PACCAR Foundation. En met een andere belangrijke sponsor waarvan hij de naam niet wil zeggen, is hij in bespreking. In april hakte hij de knoop door. Er moest niet langer geknutseld worden aan de entree van het museum. Begrijpelijkerwijs waren de architecten Cruz y Ortiz teleurgesteld, maar Pijbes besloot tot een pragmatische ingreep: de geplande ‘afdalingen’ in de oksels van de binnenhoven bleven wat hem betreft gehandhaafd. Het plan om een centrale entree – met roltrap – aan de rechterkant van de onderdoorgang te leggen, was daarmee van de baan. Pijbes nuchter: ‘Ik realiseerde me dat het publiek voor de Nachtwacht komt, niet voor een entree.’ Toch was hij het zelf die na zijn aantreden voorstelde om de plaats van de entree opnieuw te onderzoeken. Immers, Cuypers was zelf ook niet tevreden met zijn twee deuren
rijksmuseum architectuur monumenten
28
gebeurd zodat de Sainsbury Wing beter bereikbaar is. Het plein is er stukken beter op geworden. ‘Eigenlijk zouden we dat hier ook moeten doen: ik zie de kant van de Stadhouderskade als een verlengstuk van het Museumplein. Als je daar een goed voorplein maakt en een verbinding maakt naar het nieuwe metrostation van de Noord-Zuidlijn bij de Weteringschans, gaat het hele gebied er op vooruit.’ Pijbes bedoelt maar: dan is de vraag een centrale entree of vier verschillende minder van belang. Zijn overweging om niet verder te sleutelen aan de entree had, zegt hij nadrukkelijk, niets te maken met geld. Wel met risico’s. Het risico dat het museum dan later zou kunnen opengaan, maar vooral het risico van de contracten die met de verschillende aannemers zijn gesloten. ‘Door het verdelen van de aanbesteding hebben we te maken met allerhande partijen, de een is verantwoordelijk voor de fundering, de ander voor de vloer die erop ligt, weer een ander voor de inrichting. Ga zo maar door.
Het proces is al zo complex. Iedereen werkt op de top van zijn kunnen, de aannemers zijn enorm belast. Dan kun je je niet veroorloven het nog eens complexer te maken door de plaats van de entrees nog eens ter discussie te stellen.’ Hij heeft er niet van wakker gelegen toen hij het besluit nam. Het was gewoon een kwestie van het zekere voor het onzekere nemen. Er is, zegt hij, in het verleden door verschillende partijen niet genoeg gerealiseerd hoe omvangrijk de verbouwing van het museum zou zijn – en die aanvangsfout wreekt zich in de loop van het proces. Louvre
Pijbes maakt een vergelijking met het Louvre waar begin jaren negentig de keus is gemaakt voor een centrale entree in de piramide die de bezoekers naar een ondergronds plein leidt. Zoiets had in Amsterdam ook kunnen gebeuren. Hij tovert op zijn I-phone beelden van de toegang te voorschijn. ‘Kijk, een betrekkelijk smalle roltrap en dan nog eens een
vaste spiraaltrap. That’s all. Dat is kleiner dan wat wij krijgen, en dan te bedenken dat het Louvre jaarlijks zes à acht miljoen bezoekers krijgt en wij anderhalf met een uitloop naar twee miljoen bezoekers. Je moet alles wel in perspectief zien.’ Voor de aanpassing van de entree was een aparte vergunning nodig, ook een obstakel, hoewel het stadsdeel Amsterdam-Zuid ingenomen zou zijn geweest met een centrale entree. Die vergunnings aanvraag kan nu in de map ‘niet uitgevoerde projecten’. ‘De trein moet verder. We moeten in 2013 de deuren openen.’ Neemt niet weg dat Pijbes een mogelijkheid achter de hand houdt, iets wat een doekje voor het bloeden genoemd zou kunnen worden. ‘Stel dat de bezoekersaantallen zo toenemen dat de vier entrees de toestroom niet aankunnen. Dan zouden we alsnog een centrale entree aan de zijkant in de onderdoorgang kunnen maken. Die voorziening hebben we getroffen. Want laten we eerlijk zijn. Het was
die vondst op grond waarvan het plan van Cruz en Ortiz indertijd is gekozen.’ Eerst maar eens zien hoe de verkeersstromen hun weg vinden naar de kunst.
Een nieuwe glazen overkapping boven de binnenhoven van het Rijksmuseum
Voor alle partijen is dat even wennen. Een opdrachtgever moet van tevoren nauwkeurig formuleren aan welke eisen zijn pand bij oplevering en in de jaren daarna moet voldoen. Het kiezen van een architect en het maken van bestekken is namelijk de taak van de
pps architectuurbeleid architectuur
Tekst: jaco boer Fotografie: studio csany
monumenten
Anderhalf jaar geleden vlogen bij het ministerie van Financi谷n aan het Korte Voorhout de kurken van de champagneflessen. Als opdrachtgever van de grote renovatie van het departement was de Rijksgebouwendienst niet alleen trots op het open en toegankelijke gebouw, dat door Meyer en Van Schooten Architecten was ontworpen. Het Haagse ministerie was ook het eerste opgeleverde rijksproject, dat via een DBFMO-contract (Design, Build, Finance, Maintain, Operate) was aanbesteed. Een consortium van marktpartijen neemt daarbij zowel het ontwerp, de bouw en financiering als ook het onderhoud en de exploitatie gedurende een aantal jaren voor zijn rekening.
het onzichtbare
stedenbouw
De rijksoverheid besteedt steeds meer bouwprojecten aan via publiek-private samenwerking. Dankzij een hogere ontwerpvergoeding is het aantal ge誰nteresseerde marktpartijen voor DBFMO-contracten fors toegenomen. Bovendien is met de rijksbrede modelovereenkomst en de komende handreiking de drempel voor deze aanbestedingsvorm nog lager geworden. De komende tijd richt de Rijksgebouwendienst zich meer op het stimuleren van lichtere ge誰ntegreerde bouwcontracten als DB en DBM.
29
Ge誰ntegreerd aanbesteden zit in de lift
Na succesvolle DBFMO-projecten meer aandacht voor lichtere PPS-vormen
pps
opdrachtnemer, die binnen de gestelde tijd en het toegekende budget op zoek gaat naar de beste huisvestingsoplossing. Het risico op vertragingen en kostenoverschrijdingen wordt daardoor neergelegd bij de partij, die er ook de meeste invloed op heeft met vaak verrassend goede resultaten. Veel gebouwen worden niet alleen op tijd en binnen de afgesproken prijs opgeleverd, maar krijgen ook veel betere voorzieningen dan de opdrachtgever had verwacht.
30
architectuur
architectuurbeleid
Aanbesteed en aangekondigd
Inmiddels naderen ook andere projecten die in 2008 met DBFMOcontracten zijn aanbesteed, hun oplevering. Zo wordt nog hard gewerkt aan de laatste onderdelen van de gecombineerde nieuwbouw van het kantoor van de Belastingdienst en de Dienst Uitvoering Onderwijs (voorheen IB-groep en CFI) in Groningen. Ook de nieuwbouw van de Belastingdienst in Doetinchem en de Utrechtse
Kromhout Kazerne, die door het ministerie van Defensie zelf is aanbesteed, zijn bijna klaar. Bovendien hebben de Rijksgebouwendienst en het geselecteerde consortium voor het justitieel complex Schiphol net een DBFMOcontract getekend. Bij de penitentiaire inrichting Zaanstad gaat dat er binnenkort van komen. Natuurlijk staat er ook weer een aantal nieuwe DBFMO-aanbestedingen op stapel. En na de zomer komen daar nog de nieuwbouw van Rijkswaterstaat in Delft en het nieuwe Defensiemuseum op de voormalige vliegbasis Soesterberg bij. Joost van Hoek van het Expertisecentrum Aanbesteden van de Rijksgebouwendienst is tevreden over het aantal DBFMO-projecten. ‘Jaarlijks zijn drie tot vier van onze grote huisvestingsopgaven geschikt voor deze manier van aanbesteden. De processen zijn voor iedereen behoorlijk intensief.’ De afgelopen anderhalf jaar is er binnen de
organisatie ook hard gewerkt om de drempel voor geïntegreerd aanbesteden te verlagen. Zo is na geluiden uit de markt de ontwerpvergoeding voor partijen die zich op een DBFMO-tender inschrijven, flink verhoogd van maximaal € 150.000 naar gemiddeld 7 ton tot een miljoen euro. Anders dan vroeger komt ook het winnende team in aanmerking voor deze toelage. ‘We merken nu al dat marktpartijen daardoor vaker op ons afstappen en zich inschrijven op een tender.’ Bovendien is er een rijksbreed modelcontract gekomen, dat belangrijke opdrachtgevers als Rijkswaterstaat, Defensie en de Rijksgebouwendienst standaard voor hun DBFMO-aanbestedingen gebruiken. ‘Vooral banken zijn daar erg blij mee. Maar het scheelt marktpartijen ook in voorbereidingskosten.’ Tenslotte is intern de aparte projectorganisatie die rond DBFMO was opgezet, geïntegreerd in een Expertisecentrum Aanbesteden.
Voor alle bouwopdrachten van de Rijksgebouwendienst worden hier de verschillende samenwerkingsvormen tegen elkaar afgewogen. ‘In de praktijk leidt dat steeds vaker tot de keuze voor een geïntegreerd contract.’ Meer DB en DBM
Voor Van Hoek en zijn collega’s ligt de grootste uitdaging op dit moment bij het verder uitbouwen van het aantal contractvormen voor geïntegreerde aanbestedingen. Je kunt er als opdrachtgever bijvoorbeeld voor kiezen om bij kleinere projecten de financiering en exploitatie van het gebouw in eigen hand te houden. Opdrachtnemers worden dan uitgedaagd om met de beste oplossing te komen voor het ontwerp, de bouw en het onder houd van het pand gedurende een bepaald aantal jaren. De afspraken worden dan vastgelegd in een DBM-overeenkomst. Het kan ook verstandig zijn om alleen het ontwerp en de bouw geïntegreerd
Binnenhof (pag. 31) en atrium van het ministerie van Financien.
DBFMO in onderwijs In de zorg en het onderwijs zijn DBFMO-aanbestedingen zeldzaam. Over de bouw of renovatie van een school of zorginstelling wordt immers maar eens in de zoveel jaren besloten. Dan loont het niet om veel tijd en geld te investeren in gespecialiseerde kennis van dit soort samenwerkingsovereenkomsten. Toch heeft de gemeente Eindhoven samen met de stichting Primair en Voortgezet Onderwijs Zuid-Nederland in februari het startschot gegeven voor de Europese aanbesteding van de nieuwbouw van de Internationale School via een DBFMO-overeenkomst. Het is de eerste keer dat de gemeente ervaring opdoet met deze contractvorm. Het consortium dat de opdracht krijgt, zal het gebouw niet alleen ontwerpen, bouwen en financieren, maar ook dertig jaar lang onderhouden en exploiteren. De gemeente hoopt op die manier tegen een scherpe prijs een excellente onderwijsvoorziening te krijgen, die internationale kenniswerkers en bedrijven kan verleiden om zich in de regio te vestigen. Inmiddels zijn drie consortia geselecteerd, waarmee een dialoog is gestart die begin 2011 moet leiden tot de gunning van de opdracht. Het is de bedoeling dat aan het begin van het schooljaar 2012-2013 de deuren van de nieuwe school open gaan.
Richard Fikse van het Expertisecentrum Aanbesteden ziet veel toekomst in deze lichtere vormen van geïntegreerd aanbesteden. ‘Per jaar komen er bij ons honderden kleinere projecten langs, die zich prima voor dit soort contractvormen lenen. Zelfs renovaties kun je op deze manier goed regelen. De aard van het project en de klant bepalen uiteindelijk hoe ver je wilt gaan in een aanbesteding. DBFMO kun je daarbij beschouwen als de elitevorm voor de grootste en meest prestigieuze projecten.’ Scholen en lagere overheden werken al veel met deze
lichtere DB- en DBM-overeenkomsten. Fikse verwacht dat dit verder zal toenemen, als de Rijksgebouwendienst aan het eind van het jaar ook voor deze aanbestedingen een standaardcontract en een werkwijze heeft opgesteld. Prikkels
Veel bedrijven in de utiliteitsbouw vinden deze nieuwe vormen van aanbesteden nog lastig, merkt Ralph Oduber. Vanuit het expertisecentrum van de Rijksgebouwendienst onderhoudt hij veel contacten met marktpartijen. ‘Bij geïntegreerde aanbestedingen moeten alle processen en beslissingen goed op elkaar worden afgestemd. Dat is niet
eenvoudig voor een sector die zo versnipperd is en gewend is om zich op zijn eigen product te richten.’ Toch hebben de grote bouwers eigen afdelingen voor geïntegreerde aanbestedingen opgezet en zetten brancheverenigingen zich steeds meer in voor vernieuwende contracten. ‘De kleinere bedrijven zullen hen ongetwijfeld volgen.’ Om de marktpartijen zo goed mogelijk te betrekken bij het opstellen van de handreikingen en standaardcontracten voor DB en DBM-overeenkomsten, legt Oduber hen regelmatig concrete bouwopgaven voor met de vraag hoe zij die op een niet-traditionele manier uit
zouden voeren. “Op die manier komt je er achter wat er nog moet gebeuren om het geïntegreerd aanbesteden een stap verder te helpen. Dat wij die kant opgaan, staat echter als een paal boven water. Als Rijksgebouwendienst hebben we de verantwoordelijkheid genomen om geïntegreerd aanbesteden verder te ontwikkelen en stimuleren. Het bevorderen van DBM- en DB-contracten is daarin een logische volgende stap.’
31
aan te besteden en te werken met een DB-contract.
32
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
onderwerp
Tekst: jaap huisman Fotografie: levien willemse
Ole Bouman is nu drie jaar directeur van het NAI. Dat is met de eerste grote verbouwing begonnen in zijn 20-jarig bestaan. Een tegenvaller zijn de scheuren die in de fundering zijn aangetroffen, juist daar waar de schatkamer van architectonisch werk zou moeten komen. Misschien gaat daarom het instituut niet in december open. Maar toch: ‘Het kasteelkarakter moest verdwijnen.’
Het Nederlands Architectuurinstituut (NAI) gaat ruim een half jaar dicht en misschien wel langer omdat er scheuren in de kelder zijn aangetroffen. Waarom is deze verbouwing nodig? ‘Toen ik hier drie jaar geleden aantrad wist ik dat er al tien jaar gesproken werd over een verbouwing maar men kwam niet tot een besluit. Ik vond dat ik eerst de begroting op orde moest hebben, met de stad Rotterdam in gesprek moest gaan en een inhoudelijk programma voor het NAI moest uitvoeren voordat er een verbouwing zou plaatsvinden.’ ‘Het gebouw wordt niet gerenoveerd want het is niet versleten, maar er zijn wel een aantal ingrepen nodig om het instituut opener te maken. Het is een bastion.’ Toen het instituut werd opgeleverd begin jaren negentig, werd wel gezegd dat het een cadavre exquis was omdat er drie stichtingen bij elkaar moesten worden gevoegd. Depot, collectie, tentoon stellingen. ‘Ja, dat zie je in het gebouw terug,
die driedeling. Je kunt het als een cadavre exquis zien maar ook als een prestatie dat die organisaties zo bij elkaar kwamen. Het consolideerde de eerste vormen van samenwerking. Die consolidatie frustreerde tegelijk ook de samenwerking, zag ik. De Stichting Wonen daar, SAM ergens anders, erfgoed en actualiteit gescheiden. De verbouwing is een antwoord op die verdeeldheid. We brengen nu veel meer van de collectie in de tentoonstelling, onder meer met een vaste schatkamer onder de Grote Zaal waar we de hoogtepunten uit de collectie laten zien. Tot dusver vulden kunsthistorici een gang op de tweede verdieping in met een thematische expositie. Dat is mooi, maar er zijn ook bezoekers die bijvoorbeeld bijzondere tekeningen van Cuypers willen zien, zonder dat het in een bepaald verhaal gekaderd wordt.’ Educatie
‘De nieuwbouw betreft een glazen volume van de arcade door het gebouw heen, waar we de educa-
33
het onzichtbare
architectuur
architectuurbeleid
‘Ons kent ons in de architectuur is gevaarlijk’
interview
Directeur NAI Ole Bouman wil met verbouwing instituut verder openen
interview architectuurbeleid architectuur
tieve afdeling willen huisvesten. Die is in de loop der jaren steeds belangrijker geworden. Jo Coenen doet de verbouwing. Ik vond het belangrijk dat degene die 20 jaar geleden de consolidatie heeft gerealiseerd nu ook de kans krijgt zichzelf opnieuw uit te vinden. Het interessante is dat hij enthousiast reageerde op de opgave die ik hem meegaf: ‘maak het NAI meer openbaar’. Het was te veel een kasteel. Zo bedacht hij die brug, en wij stelden een voorplein voor in plaats van de vijver aan de kant van het Museumpark, omdat die vijver nu eerder een barrière is, in plaats van een openbaar gebied.’ De Grote Zaal vond en vind ik altijd ongemakkelijk. ‘Daar gaan we weinig aan veranderen. Hij heeft wat nadelen, maar nergens ter wereld bestaat er zo’n grote zaal voor architectuurtentoonstellingen. Telkens weten ontwerpers een ingreep te plegen waardoor die zaal betekenis krijgt.’ Je noemt educatie als een groeiend element. Hebben jullie wel eens onderzocht welk publiek jullie trekken? En komen die scholieren naderhand ook terug, individueel? ‘Goede vraag. Dat willen we heel graag en daar zullen we ook hard inzetten bij de vernieuwing. Het aantal activiteiten voor jongeren en kinderen zal toenemen, net zoals de follow-up. Dat betekent nazorg en de uitbreiding van het netwerk. Je hoopt dat mensen ook individueel naar het museum zullen gaan.’ Een doelstelling was de band met de stad Rotterdam aanhalen, de meest gekleurde stad van Nederland. Wat voor weerslag heeft dat op het NAI, hoe bereik je de nieuwe Nederlander?
‘Je ziet de populariteit bij de jeugd, ook de gekleurde jeugd, terug bij bepaalde activiteiten. Ik noem een reportage van de hangplekken waarmee we met jongeren de straat opgaan die vervolgens filmpjes maken waar ze voor elkaar poseren en interviews afnemen. Dan zie je hoe architectuur en openbare ruimte hen tot elkaar brengt. Maar ook organiseren we muziekavonden met oorwarmers, nodigen Rotterdamse muzikanten uit, richten de grote zaal in als feestruimte bij de Museumnacht. We zetten architectuur in als een middel om een omgeving te creëren, iets magisch, iets mysterieus.’ ‘Bij de manifestatie ‘Maak ons land’ in 2009 hebben we een prijsvraag georganiseerd met de titel ‘Maak je eigen wijk’. We doen de prijsuitreiking hier, maar trekken ook de buurten in.’ Eisen subsidiënten dat je je publiek verbreedt? ‘Je voelt wel enige aandrang, maar die is nog niet formeel. Je hoort je op een gegeven moment wel te verhouden tot diversiteit, niet alleen in het personeelsbeleid maar ook in het expositiebeleid. We moeten dat voor zijn door het zelf inhoudelijk belangrijk te vinden, niet omdat er een code wordt ingevoerd.’ Verkiezingen
Schrok je van de verkiezingsuitslag en de consequenties die dat mogelijk zal hebben voor culturele instellingen, inclusief het NAI? ‘Van de verkiezingsuitslag ben ik alleen geschrokken omdat die een versplinterd landschap laat zien, zodat het lijkt alsof dit land bijna niet meer te leiden is. Ik denk wel dat directeuren van culturele instellingen zich nu bedenken wat dat voor hen betekent. Een toenemend aantal
politici en burgers in de samenleving bekijkt met grote argusogen of en hoeveel van de gesubsidieerde cultuur van onze belastingcenten betaald wordt. Dat sentiment verschuift met name in de richting van cultuurinstellingen die moeite hebben zich maatschappelijk te bewijzen. Eigenlijk heb ik het volste vertrouwen dat wij gemakkelijk de komende jaren kunnen doorgaan, maar sommige podiumkunsten en experimentele muziek zullen last ondervinden omdat zij niet meteen kunnen wijzen op een maatschappelijk belang. Als er generiek een enorme hap uit het kunstbudget genomen wordt, ja dan zal het NAI dat ook merken. Een bezuiniging van 20 miljard door de rijksoverheid betekent de facto dat een deel van de collectieve sector wordt afgebouwd, en dus ook de architectuur. Het is aan ons om daar een antwoord op te hebben.’ Een betrekkelijk onderbelicht aspect zijn de aankopen en de legaten. Nog iets moois ontvangen onlangs? ‘Het archief van Carel Weeber is hier terechtgekomen. Verder zouden we graag het archief van Aldo van Eyck willen hebben, maar de erflaters willen daar nog geen afstand van doen. We zeggen ook nee tegen nalatenschappen want het NAI mag niet de bezemwagen van de geschiedenis worden. Ons beleid is in die zin aan het veranderen. We gaan actiever op zoek en wachten niet tot iets vrij komt. Dat moet ook wel want architecten, die nog eens zo oud zijn, bieden hun werk aan op de kunstmarkt. De tijden veranderen, het is niet vanzelfsprekend dat alles automatisch bij ons komt.’ Zwaar
Je bent nu drie jaar directeur van het NAI.
Is het je mee of tegengevallen. ‘Ik zal daar eerlijk antwoord op geven. Het is mij.... Hier komt een genuanceerd antwoord. ‘Het is zwaar werk. Het is het leiding geven aan een grote organisatie met 100 mensen in een relatief gevoelige politieke cultuur in dit land. Dat betekent dat je eigenlijk een paar dingen tegelijk moet doen. Er is weliswaar een directeur van het NAI, maar eigenlijk zijn het een paar banen. Je moet als NAI een sector instituut leiden, in zekere zin een facilitair orgaan voor de sector. Die sector is, zoals iedereen weet, enorm breed en niemand weet waar de grenzen liggen. Is dat erfgoed, beleid, ruimtelijk of bouwend Nederland? Voor het gemak rekenen we ze allemaal onder de sector die we willen bereiken.’ Had je je dat van te voren gerealiseerd dat het wel eens een terrain vague zou kunnen zijn? ‘Ja hoor. Omdat ik het architectuurbeleid al heel lang volg, heb ik gezien dat in die jaren het begrip architectuur zich enorm heeft verbreed. Sterker nog,ik heb er mijn steentje aan bijgedragen. Ik voel me als een vis in het water om architectuur te zien als een brede ruimtelijke discipline. Niet alleen de kunst van het maken van gebouwen, zoals de Rijksbouwmeester evenmin een paar bijzondere overheidsgebouwen maakt maar zich uitspreekt of we ons territorium bij de ruimtelijke beslissingen behoorlijk beheren. Zo is het NAI een speler in het brede vlak van bewustzijnsbevordering, het ontwikkelen van kwaliteitsbesef bij de gemeenschappelijke beslissers en regelgevers maar ook de gemeenschap van gebruikers, die architectuur aan het hart gaat.’
34
Instituut zoekt de maatschappelijke
‘Wat het zwaar maakt, is dat er veel speelt op het gebied van de architectuur, een tanende belangstelling en de crisis die de discipline tot slachtoffer maakt. Je kunt nu al bedenken dat de bezuinigingen in de publieke sector ernstige consequenties heeft voor de investeringen op dat terrein, en dan heb ik het nog niet over de positie van de architectuur in bouwproces maar ook over onderwerpen als vergrijzing, digitalisering, internationalisering. Als je nu bedenkt dat Vesteda zich wendt tot het Europese Hof in Straatsburg om te reclameren tegen overheidssteun aan corporaties in Nederland. Er staat dus een Nederlandse partij tegenover een andere partij, die probeert het Europees recht te gebruiken om concurrentie te versterken in eigen land. Dan zie je wat het betekent dat een van de Nederlandse pijlers, namelijk investeren in goede woningbouw, een belangrijke traditie, door Europese regelgeving onder druk staat.’ Keuzes
Als je dat hele terrein bekijkt, vraagt dat van jou keuzes te maken. ‘Dat kan op twee manieren, door te zeggen wat je niet gaat doen, een negatieve keuze die gericht is op wat er over blijft. Ik denk dat het beter is een keus te maken wat er moet gebeuren. Dat is ten eerste een inhoudelijke agenda, bijvoorbeeld innovatie en creativiteit in de architectuur. Verder de vraag wat nou een goed museum is. Hoe presenteer je het naar het publiek, hoe presenteer je ook de architectuur? Mooi voorbeeld is de mobiele toepassing die net is gelanceerd. Die kan je downloaden op je smartphone zodat je in heel Nederland museuminformatie krijgen, u
aangeboden door het NAI, waardoor het museum als het ware buiten zijn muren treedt. Tenslotte is een belangrijke waarde dat het publiek hier veel kan beleven.’ Er is wel gezegd dat het NAI elitair is en alleen programmeert voor een vast publiek. ‘Ja, er wordt gezegd dat het architectuurwereldje zich steeds meer isoleert en dat er weinig aandacht is voor mainstream. Ik ben ervan overtuigd dat het niet zo is, tenzij je gaat turven welke architect hier al dan niet voldoende aan bod is gekomen. Maar zo ga ik niet te werk om de kwaliteit te bereiken.’ ‘Wat mij het meeste stoort is dat er met clichés wordt gestrooid en dat ons een voorkeur voor modernisme wordt verweten. Wat is dat dan voor modernistische architectuur? Zijn we hier dan bezig Van Tijen nog te verdedigen? Ik denk dat we sterk genoeg staan door feiten aan te dragen die dat logenstraffen. Feit is wel dat het instituut op bezoekers leunt die sowieso al een liefde voor architectuur hebben. Die komen een paar keer per jaar en de rest komt nooit. Dat gaan we veranderen. We hoeven niet alles in dit instituut te bestemmen voor diegenen die toch al alles opzij zetten voor architectuur, er moeten hier ook mensen komen die daar niet meteen aan denken, die zich bezighouden met mooie tuinen, het interieur of zich inzetten voor buurt en straat, meebeslissen over de toekomst van hun stad. Het is toch bizar dat al diegenen die betrokken zijn bij de kwaliteit van de ruimte hier nooit zouden komen.’
ons kent ons in de architectuur en in dat wereldje, dat is gevaarlijk. Dat geeft een te smalle basis. Dat past ook niet bij de wens om je maatschappelijk te verankeren. Je treft me nu aan na drie jaar waarin ik qua lezingen debatten en programmering heb laten zien dat het onderwerp is verbreed. Wat ik nog niet heb kunnen bewijzen dat ik als cultuurinstelling ook een magneet kan zijn voor een hele nieuwe groep.’ Is er nog een verborgen kant aan het NAI die ik niet ken. ‘Ik vraag me af of mensen doorhebben dat het NAI internationaal een belangrijke speler is, en voor het Nederlandse bedrijfsleven een prominente rol speelt in het zichtbaar maken van wat we kunnen. Laatst nog ontvingen we een groep Chinese projectontwikkelaars. Dat is goud waard. Die nemen we dan mee naar sociale woningbouw van toparchitecten. De vergelijkbare instituten die bestaan, kijken met bewondering naar het NAI, omdat we niet alleen presenteren maar ook een fantastisch archief hebben. Die internationale betekenis dreigt wel eens onderbelicht te raken. Dat je met een relatief klein bedrag waarde creëert voor de Nederlandse bouwindustrie, dat mag best bekender worden.’
Meer aandacht voor de maatschappelijke betekenis, dus. ‘ Ja, het feest der herkenning, het
35
betekenis van de discipline op
aangekomen in shanghai 2010 serie
aflevering 8
Het is een beetje Vondelpark in Shanghai Tekst: Michiel Hulshof Fotografie: Frans Schellekens
36
architectuur
Het succes van de Wereldtentoonstelling zijn de Happy Sheep van de Nederlandse landschapsontwerpers ZUS. Chinezen knuffelen ze, slepen ermee, picknicken er op of rondom. Ook Maxima heeft het protocol doorbroken door er op te gaan zitten.
De Wereldtentoonsteling in Shanghai is alweer een tijdje op stoom is en één ding staat vast: de Happy Sheep zijn een groot succes. Je ziet de beesten onmiddellijk staan als je bij het Nederlandse paviljoen aankomt. Met tweehonderd vormen ze een complete kudde, uitgevoerd in wit polyester. Ze staan er wat absurdistisch bij in het abstracte groen/blauw polderlandschap onder Happy Street. Het paviljoen zelf zweeft er op palen boven. De Chinese bezoekers zijn niet bij de beesten weg te slaan. Ze reageren erop als kleine kinderen. Ze zitten erop of liggen ernaast op de grond. Ze sjouwen de beesten van hot naar her, trekken ze aan hun oren over het
veld en zetten ze in verschillende formaties neer, zodat het lijkt alsof de schapen elkaar een kus geven, of juist over elkaar heen willen springen. Kortom: de Chinese bezoeker, jong of oud, krijgt er geen genoeg van. Op de meeste dagen lijkt het veld onder Happy Street daardoor een beetje op het Amsterdamse Vondelpark in de zomer: een heerlijke chaotische anarchie. Gezinnen zitten tussen de schapen te praten, te drinken, te kaarten of liggen even op hun rug te slapen om uit te puffen van de lange afstanden op het Expo-terrein en de dito rijen bij de meeste andere landenpaviljoens.
Het open karakter van Happy Street met de bruisende schapenbende daaronder geeft het Nederlands paviljoen een uitstraling die afwijkt van de gesloten blokkendozen. Wie het Nederlands paviljoen wil bezoeken, loopt gewoon naar binnen en hoeft niet uren in de rij te staan. De associatie met het vrije Vondelpark wordt nog versterkt door een aantal Hollandse rekwisieten afkomstig uit de baggerschuit annex snackbar die kroketten verkoopt. Ze zijn aangepast op de Chinese smaak: in plaats van kalfsvlees, kiezen de meeste bezoekers voor een vulling van eend of zoetzure garnalen. Overal zitten mensen te eten uit papieren bakjes friet.
Verademing
Voor veel Shanghainezen is het sowieso een verademing om ergens “zomaar” op de grond te mogen zitten: in de meeste stadsparken is het gras verboden terrein. Wellicht dat ze daarom zo enthousiast reageren. Wat ook meehelpt is een praktische overweging: de overkapping Happy Street biedt schaduw tegen de brandende Chinese zon. Maar het blijven de schapen die het plaatje compleet maken. De Happy Sheep zijn ontworpen door de Rotterdamse landschapsontwerpers van ZUS (Zones Urbaines Sensibles), die benaderd werden door John Körmeling, de architect van Happy Street. De meubelmakers van Gispen
Lensvelt lieten de schapen produceren in hun fabriek in China. Menno Willems, die voor Gispen Lensvelt in Shanghai werkt, vertelde me hoe hij samen met Kristian Koreman van ZUS naar de fabriek in Taicang toog om ter plekke de laatste hand te leggen aan het kleimodel. Koreman gaf ze een
geabstraheerd uiterlijk, een beetje hoekig en ruw - allesbehalve kinderlijk. Dat de kunstobjecten zo’n aantrekkingskracht zouden hebben op het publiek, hadden de twee toen nog niet kunnen vermoeden. ‘Zo zie je maar dat je het in China niet kunt verzinnen hoe mensen reageren’,
vertelde Willems. ‘Het loopt hier altijd anders dan je verwacht.’ Bloembakken
De uitbater van de Hollandse snackbar in het paviljoen had naar verluidt ook zo zijn twijfels bij het plan. Zou een terras met wat tafels en stoelen, en vooruit, een paar
bloembakken niet veel beter zijn? Dachten ze nou werkelijk dat een paar plastic nepschapen klandizie zouden trekken? Maar architect Körmeling liet zich niet vermurwen: die schapen kwamen er. Inmiddels is iedereen happy met de beestjes. Hun aanblik heeft een vertederende uitwerking op de aanschouwer. Toen Máxima in mei samen met Willem Alexander Happy Street bezocht, verliet de prinses prompt het protocol toen ze de schapen zag. Ze stapte over het afzetlint en ging zitten op de rug van een van de beesten. De schapen hebben zelf wel te lijden onder hun populariteit. De Chinese bezoekers slepen zo enthousiast met de beesten heen en weer, dat er regelmatig een oor of een poot afbreekt. Willems grapte dat hij al vijftig schapen “naar de schapendokter” heeft gebracht. Gelukkig is het polyester en dus gemakkelijk te repareren. Op dit moment is er een container Happy Sheep onderweg naar Nederland. Na gebleken succes in China wil Gispen Lensveld ook de Nederlandse markt wel eens testen.
Tekst: Carien Overdijk Fotografie: Roelof Pot
rijksarchieven deel 3
onderwerp serie kunst
Regionaal Historisch Centrum Limburg in het kort Ontstaan uit: fusie (2004) van rijksarchief Limburg en het gemeentearchief Maastricht Gevestigd in: gebouwencomplex van de minderbroeders (Franciscanen) in Maastricht (eerste vestiging 1234), bestaande uit kloostergebouwen uit verschillende bouwperiodes en een laatgotische kerk (ca. 1350). Reconstructies en/of restauraties zijn voltooid in 1881 (Van Lokhorst/Cuypers), 1939 (De Lussanet de Sablonière) en, met toevoeging van een nieuwe aanbouw, in 1996 (Marc van Roosmalen). Oppervlak: 10.000 vierkante meter Locatie depots: ondergronds, drie lagen onder de kloostertuin en onder de nieuwbouw Omvang collectie: 20 kilometer documenten Capaciteit: 27 kilometer
38
Oudste stuk: Akte van Thorn (950), waarin Keizer Otto I de Grote een markt- en muntrecht voor de plaats Kessel schenkt aan graaf Ansfried, de latere bisschop van Utrecht. Dit is het oudste archiefstuk van Nederland. Bijzondere schat: de Annales Rodenses, de oudste verhalende bron in Nederland. Een monnik beschrijft daarin de stichting van de abdij van Rolduc.
Archief herbergt historische én ruimtelijke geheimen
Limburgs geheugen in kloostercomplex
p.38: Nieuwbouw tussen de oude kloostergebouwen in p. 39: Studiezaal in het schip van de voormalige kloosterkerk
De Sint Pieterstraat, hartje Maastricht. Een abri met felgekleurde fastfoodreclame vraagt alle aandacht. Het sobere baksteen van een kerk-annex-kloostercomplex daarachter valt nauwelijks op. Nergens op de lange gevelwand een aanduiding dat hier een publieke instelling huist. Of toch? Wat doet die metershoge rafelrand daar in het metselwerk, bij dat raam? ‘Maastrichtenaren praten over het gebouw met de scheur, iedereen kent het zo’, lacht Lita Wiggers, sinds kort directeur van het Regionaal Historisch Centrum Maastricht. ‘De stadsommuring van 1229 lag precies op de plek van dat gat. Het klooster is er later overheen gebouwd.’ Op de binnenplaats van het kloostergebouw wijst de directeur een diepe greppel aan, waarin bij de laatste restauratie een stuk stadsmuur is blootgelegd. ‘Met de bres in de gevel is die muur symbolisch doorgetrokken.’ Dat het Maastrichtse stads- en rijksarchief zich niet uitbundig aan de straat bekendmaakt, sluit aan bij andere geheimzinnigheden van dit complex. De gotische kerk, waar de studiezaal is gevestigd, bevat bijvoorbeeld draaibare deuren, onzichtbaar weggewerkt in de
hospitaal en kazerne, maar herbergde later ook een zuurkoolfabriekje, een school en een padvindershonk. De laatste restauratie-annex-uitbreiding, voltooid in 1996, voorkwam dat het toenmalige rijksarchief Limburg uit capaciteitsgebrek moest uitwijken naar nieuwbouw. ‘Het rijksarchief was al sinds 1880 op deze plek gevestigd’, vertelt rijksarchivaris Jacques van Rensch, die directeur Wiggers tijdens het bezoek van Smaak terzijde staat. ‘De gemeente wilde het graag hier houden, want de rechtbank en het gouvernement waren al uit de binnenstad vertrokken, en het was moeilijk om voor een monument als dit een nieuwe bestemming te vinden. Dankzij financiering
en facilitering van het rijk werd het mogelijk om hier een compleet nieuwe archiefinrichting te bouwen.’ Ondergronds
Het resultaat is, evenals bij de zusterinstelling in Middelburg (zie smaak– 46), een wonderschone combinatie van oud en nieuw. Architect Marc van Roosmalen van de Rijksgebouwendienst heeft destijds met grote inventiviteit een reeks ruimtelijke problemen opgelost. Ook in Maastricht gingen de depots ondergronds, ditmaal onder een nieuw gevormde binnentuin, omringd door nieuwbouw, de kerk en het kloostergebouw. Een in glas uitgevoerde moderne klooster-
gang langs de oorspronkelijke buitenmuur van de kerk verbindt de studiezaal met de koffiekamer, die deel uitmaakt van de nieuwbouw. Een vide langs deze glazen gang geeft bovendien zicht op een ondergrondse ‘dienststraat’, waar archiefstukken van en naar de depots worden gebracht. Terwijl het personeel zo van het daglicht profiteert, hebben bezoekers naar beneden toe zicht op de gemetselde bogen van de kerkfundamenten, met daarlangs een uitstalling van opgegraven middeleeuwse plavuizen.Rijksarchivaris Van Rensch neemt zijn bezoeker mee naar de studiezaal in het schip van de kerk. ‘Vroeger was het hier volgepropt, met een tweelaags
39
wanden van mergelsteen. Bovenin, bij een tussenvloer, is een glas-inloodraam onopvallend opengewerkt en van scharnieren voorzien om doorgang te bieden naar het kantoorgedeelte. En in het koor blijken de oude grafstenen bij nadere inspectie op een metaal-en-glas constructie boven een ondergronds auditorium te zweven. Latijnse opschriften, aangebracht na de laatste restauratie, versterken de Harry-Pottermagie. ‘Non sum qualis eram’ zegt een ervan: ik ben niet zoals ik was. Een rake spreuk, die zowel de vele fysieke metamorfoses kan betreffen als de historische functieveranderingen. Het complex diende ooit tot arsenaal, militair
serie
40
p.40: Geboortebewijzen, stambomen en stukken die herinneren aan de internationale positie van het toenmalige Limburg. p. 41: Fundamenten van het klooster rondom en onder het archief
depot, een studieruimte, en in het koor het restauratieatelier. Het zicht op het oorspronkelijke interieur van de kerk was grotendeels verdwenen. En er lag duivenpoep, want de dakkapelletjes stonden open. Er was veel achterstallig onderhoud.’ Nu ontvouwt zich een magistrale ruimte boven de oude kerkplavuizen. De receptie, wat houten tafels en een rij
kasten verstoren het beeld nauwelijks. In een van de zijbeuken is een inbouw met studiecellen. Daarboven dient een vloer met balustrade voor kasten met veelgevraagd materiaal. ‘Dat kan er allemaal weer uit, zonder schade aan het gebouw’, vertelt Van Rensch. ‘Die omkeerbare aanpak is hier in Maastricht later nagevolgd door een boekhandel in de Dominicanerkerk en een hotel in de kruisherenkerk.’ De galm van de holle ruimte is met geluiddempend materiaal en een slimme opstelling van het meubilair grotendeels ondervangen, maar de klimaatbeheersing blijft lastig. ‘Vooral in het voor- en najaar, als de dag- en nachttemperaturen sterk verschillen.’
Wrakke stoeltjes
Via het koor, dat met zijn schimmen van 16e eeuwse muurschilderingen als expositieruimte voor bijzondere archiefstukken dient, bereiken we de Sterre der Zeekapel. Oorspronkelijk bestemd voor Mariaverering, nu een bijzondere vergaderzaal. ‘Hier ben ik ooit mijn werkende leven begonnen’, lacht de rijksarchivaris. ‘Het was romantisch, halfdonker en we zaten op wrakke stoeltjes. Nu zijn ze gerestaureerd, maar nog steeds ongemakkelijk. Vergaderingen duren dus nooit lang!’ De kapel herbergt een collectie heiligenbeelden die na de laatste restauratie is teruggeschonken door het Bonnefanten museum. De Franciscanen hadden ze
op hun vlucht meegenomen toen ze omstreeks 1640 van deze plek werden verdreven. In het kader van de eenprocentsregeling ontwierp Cornelis Rogge een boomachtig ijzeren frame dat de beelden fraai binnen het kader van een boog gewelf positioneert. Tijd voor een afdaling in de depots. ‘Wat dit archief onderscheidt’, vertelt Van Rensch, ‘is zijn internationale karakter. Veel van de documenten zijn gerelateerd aan onze ligging op het kruispunt van de oost-west-as tussen Duitsland en Brussel en de noord-zuidverbinding met Luik en Den Haag. Tot 1866 was Limburg deel van de Duitse Bond, eerder ook van
ken werden bewaard. Ook zijn er bankbiljetten te bewonderen (‘we hebben hier waardepapieren van alle gekroonde hoofden van Europa’, aldus Van Rensch), een aandoenlijk vondelingenbriefje, en een imposante, meterslange rol perkament met belastinginkomsten uit de veertiende eeuw. Verrassend zijn ook de handgeschreven briefjes die, ooit vastgebonden aan duivenpootjes, de correspondentie vormden tussen een zeventiende-eeuws Venlo en haar belegeraars.
Proceszakken
In de zogeheten charterkelder, waar oorkonden worden bewaard, staan we stil bij de kwartierstaten van Thorn. De grote vellen perkament
Een ondergrondse expositieruimte bevat vitrines met ‘proceszakken’ waarin bewijsstukken voor strafza-
tonen kleurrijke, achttiende-eeuwse gravinnenstambomen, met van tenminste drie voorgaande generaties alle wapens en voorouderlijke bezittingen. ‘Ze dienden als bewijs dat een kandidate voor intreding in een zogeheten stift, een open kloosterorde, van zuivere adel was’, aldus Van Rensch. ‘En als zo iemand later wilde trouwen, bood dit document de huwelijkskandidaat zekerheid dat hij geen kat in de zak kocht.’ Via zwevende wenteltrappen is er vanuit de depots toegang tot de kantoren in de nieuwbouw en in de negentiende-eeuwse kloosteruitbreiding. Deze bouwdelen grenzen aan een stukje oer-Maastricht. Hier Dit artikel maakt deel uit van een serie over de provinciaal gevestigde archieven in rijksmonumenten. In het volgende nummer van Smaak: Zwolle
stroomt het riviertje de Jeker langs een stadsmuur van rond 1300. Een serie middeleeuwse kloosterwoninkjes, een stadspoort en een kasteeltje vormen aan de Begijnenstraat een idyllisch ensemble. Vanaf deze kant is er overdag vrij toegang tot de kloostertuin van het archiefcomplex, waar de zachtgele nieuwbouw harmonieert met het eeuwenoude mergel van de kerkmuur. Aan deze zuidzijde is geen publieksingang, maar directeur Wiggers is blij met de toegang tot de tuin. Vanuit haar werkkamer hoort ze hier regelmatig stadsgidsen langskomen met een groep. ‘Ik luister wel eens mee, en dan hoor ik dat de gids ons uitvoerig bespreekt: hier liggen de archieven van de stad Maastricht, er is een studiezaal en je kunt hier ook foto’s bekijken. Maar mensen mogen ons nog makkelijker weten te vinden. Daar zie ik een mooie taak weggelegd.’
41
het Duitse Rijk. En tot ver in de twintigste eeuw waren er nog grenscorrecties. We beheren bijvoorbeeld Duitse gerechtsdossiers, waarvan contractueel is bepaald dat dat hier moest blijven. Maar we hebben ook een Franstalig archief van het departement Nedermaas tussen 1795 en 1813, en veel materiaal in het Latijn. En kerkarchieven van het bisdom Roermond, uit een periode waarin de Republiek der Nederlanden officieel geen bisdommen had.’
innovatie
Verhuizing van VROM-medewerkers in voorbereiding
Tekst: jaco boer Fotografie: levien willemse
het onzichtbare
Het is een spannende periode voor Rob Pols. Als projectmanager Tijdelijke Huisvesting VROM-kern van het ministerie van VROM is het voormalig hoofd van de Directie Facilitair Management op zoek naar een nieuw onderkomen voor 1700 medewerkers. Over drie jaar wordt namelijk begonnen met de ingrijpende renovatie van de hoofdzetel van het departement aan de Haagse Rijnstraat. Dat betekent dat vóór december 2012 de zogenaamde ‘VROM-kern’ – alle medewerkers minus de Rijksgebouwendienst en de VROM-inspectie – voor zeker drie jaar een andere werkplek moet hebben gevonden. Om dat allemaal goed te laten verlopen, moet eigenlijk deze zomer al de knoop worden doorgehakt over het nieuwe, tijdelijke onderkomen. ‘Het ziet er naar uit dat we dat ook gaan halen. Er is al een shortlist opgesteld met goede rijkspanden’, aldus Rob Pols. ‘De Rijksgebouwendienst heeft onlangs ook een aantal makelaars ingeschakeld om op de commerciële markt rond te kijken. Ik verwacht dan ook dat we na de zomervakantie alle medewerkers kunnen inlichten over hun nieuwe, tijdelijke werkplek.’
Een nieuwe werkplek voor 1700 medewerkers Over drie jaar begint de renovatie van de hoofdzetel van het ministerie van VROM aan de Haagse Rijnstraat. Voordat de bouwvakkers aan de slag kunnen, moet voor 1700 medewerkers een andere werkplek zijn gevonden. Projectmanager Rob Pols vertelt wat er allemaal komt kijken bij het voorbereiden van deze verhuisoperatie. “Het zou mooi zijn als we een serieuze stap kunnen zetten in de richting van een flexibel werkend bedrijf.”
moesten hij en zijn medewerkers bepalen voor hoeveel werkplekken nieuwe huisvesting moet worden gezocht en op welke termijn deze beschikbaar moet komen. Vervolgens stelde het projectteam een globaal Programma van Eisen op. ‘We wilden bij de keuze voor een tijdelijk kantoor zoveel mogelijk vrijheid behouden. Met een gedetailleerde waslijst aan wensen beperk je je kansen op het vinden van een pand op de juiste locatie.’ Als de nieuwe plek uiteindelijk vaststaat, moet er nog een plan worden gemaakt om de nieuwe werkplekken in te delen en het pand gebruiksklaar te maken. Daarna kan de verhuizing van de ene naar de andere plek worden geregeld. Het sluitstuk van de operatie is het leeg opleveren van Rijnstraat 8.
42
Het ‘Nieuwe Werken’
Afgelopen zomer is Pols met zijn werk begonnen. Het was toen al duidelijk dat het project meer inhield dan een gebouw uitzoeken en een verhuisbedrijf inschakelen. Eerst
Hoewel vooraf aan het nieuwe onderkomen dus geen gedetailleerde eisen worden gesteld, zijn er voor de tijdelijke huisvesting wel een aantal ambities vastgelegd. Net als
Den Haag CS
bij de renovatie van Rijnstraat 8 zou het nieuwe kantoor zoveel mogelijk een groen, intelligent en vitaal karakter moeten uitstralen. Bovendien willen Pols en zijn projectteam de tijdelijke huisvesting gebruiken om voorzichtig te experimenteren met het ‘Nieuwe Werken’. ‘Het zou mooi zijn als we
een serieuze stap kunnen zetten in de richting van een flexibel werkende organisatie.’ Per voltijdsmedewerker houdt hij nu rekening met 1,1 werkplek, terwijl in het huidige gebouw een norm van 1,3 werkplek per fte wordt gehanteerd. Die lagere norm kan eenvoudig worden bereikt, als een groep medewerkers
Duurzaamheid moet een ander kenmerk van het tijdelijk kantoor worden. Pols vertaalt dat het liefst in een keuze voor bestaande gebouwen en een slimme aanpassing van hun interieur. Dat past ook goed in het Masterplan Huisvestingsstrategie Den Haag, dat is opgesteld om de komende herhuisvesting van verschillende departementen in goede banen te leiden en op elkaar af te stemmen. Uit dit document volgt ook dat de VROM-kern niet in één kantoorgebouw kan worden ondergebracht. Pols zoekt daarom naar twee panden, die niet al te ver van elkaar af liggen. ‘Eén van de beoogde panden is de Hoftoren aan de Rijnstraat, waar nu OCW is
ondergebracht. Het zou mooi zijn als we ook voor het tweede pand in de buurt kunnen blijven van Den Haag Centraal.’ Op dit moment ligt het zoeken naar een nieuw onderkomen en het voorbereiden van de verhuizing nog op schema. Maar Pols weet dat er maar weinig hoeft te gebeuren om vertraging op te lopen. ‘Voor ons project zijn we ook afhankelijk van de medewerking en de huisvestingsprojecten van de andere ministeries. Als de zaak daar uitloopt, heeft dat gevolgen voor onze planning.’ Bovendien moet de tijdelijke huisvesting binnen het gestelde budget passen. Toch is Pols optimistisch over de kansen om het project op een goede manier te laten verlopen. ‘We hebben als ministeries elkaar nodig om er een succes van te maken. Dat prikkelt iedereen.’
43
flexibeler gaat werken en afstand doet van een vast bureau. Voor sommigen zal dat even wennen zijn. Anderen zullen het eerder als een uitdaging zien, denkt Pols. ‘Nu staat op een gemiddelde werkdag bijna 40% van de werkplekken leeg. Dat is zonde van je kantoor.’
interview
Hoofdarchitect Askon Eden was de spil bij menige opgave:
‘Ik houd meer van het bedenken van oplossingen dan van managen’ architectuur
het onzichtbare Tekst: jaap huisman fotografie: levien willemse
44
p 44: Voor het Pesthuis in Leiden zocht Eden een nieuwe bestemming. p.45: Askon Eden in het gebouw van Sociale Zaken aan de wieg waarvan hij heeft gestaan.
Op 7 juni nam Askon Eden afscheid van de Rijksgebouwendienst. Hij gaat tot aan zijn pensionering als zelfstandig adviseur op het gebied van stedenbouw en architectuur werken. Ruim 35 jaar lang was Eden de spin in het web als het gaat om rijkshuisvesting. Een blik achter – belangrijke – schermen. De plaats van het huidige ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of die van het ministerie van VROM, het zijn belangrijke locatiekeuzen uit de jaren zeventig en tachtig waar Askon Eden de hand in heeft gehad. Eden kwam als steden- bouwkundige binnen bij de toenmalige rijksbouwmeester Quist in 1976, hij vertrekt dit voorjaar om voor zichzelf te beginnen: een spannende laatste stap in zijn carriere. Hij noemt zichzelf de man op de achtergrond, de man die mede voorwaarden geschapen heeft voor zeer uiteen lopende gebouwen die onder Quist en zijn opvolgers verrezen. Het was de tijd dat de Rijksgebouwendienst nog politiebureaus,
douanekantoren en zelfs scholen gemeenschappen bouwde. Het was ook de tijd, herinnert Eden zich, dat de binnenstad opnieuw ontdekt werd na een periode van snelle cityvorming en kaalslag, waarin de oplossing niet gevonden werd in het stadscentrum maar in de periferie. ‘In lijn met de Verstedelijkingsnota vond de Rijksgebouwendienst dat de kwaliteit van de binnensteden omhoog moest. Een praktische aanleiding was de prijsvraag voor de nieuwbouw van de Tweede Kamer, waarvoor adjunct-rijksbouwmeester Frank Sevenhuijsen het programma van eisen opstelde.’ Voor het andere stedenbouwkundige werk was extra mankracht nodig. Het was 1978. De
openbare prijsvraag onder Nederlandse architecten kende geen winnaar: elf inzenders onder wie Rem Koolhaas, kregen een premie toegekend. Quist adviseerde een herkansing in de vorm van een meervoudige opdracht aan drie bureaus. Daaruit kwam uiteindelijk Pi de Bruijn als winnaar te voorschijn. Nog steeds is Eden tevreden over het parlementsgebouw, ook al heeft de nieuwe vergaderzaal minder intimiteit dan de oude. Bureau Rijksbouwmeester zetelde tegenover het Gemeentemuseum, en groeide uit tot een groep van zo’n vijftien medewerkers. Grootste probleem was lange tijd voldoende
Haag omstreeks 1980 niet langer grootschalige kantoren in het centrum wilde.’ Een soortgelijke massastudie deed Eden naar een potentiele locatie voor het ministerie van VRO, waar later de M aan werd toegevoegd. Dat was gevestigd op drie locaties in Den Haag, en een in Zoetermeer. Door de ontwikkeling van de groeikernen was er een forensenverkeer op gang gekomen die in plaatsen als Zoetermeer en Lelystad de ‘groene weduwen’ had opgeleverd. De toenmalige minister oordeelde dat de woonwerkbalans moest worden hersteld. Door VRO net als het ministerie van Onderwijs naar Zoetermeer te verplaatsen, zou dat probleem voor een deel worden opgelost. Eden denkt terug aan een rit met de toenmalige SG Van Wolferen door Zoetermeer. ‘Er was twijfel gerezen bij de top van het ministerie en ook op politiek niveau was het tij aan het keren in 1982. Ik weet nog dat we in de dienstauto zaten, op een mistige ochtend en uitkeken over een weiland aan de rand van Zoetermeer. En dat Van Wolferen resoluut zei ‘dit doen we niet’.’ VROM ging in 1992 open in Den Haag aan de Rijnstraat, destijds het grootste kantoor van Nederland, pal naast het Centraal Station van Den Haag. Een miniatuurstad met 3000 ambtenaren.
als klankbord fungeren.’ Die oplossingen waren nodig voor moeilijke opgaven zoals de plaats van arbeidsbureaus en politieposten in binnensteden, de herbestemming van het Pesthuis en het museum Boerhaave in Leiden en natuurlijk de huisvesting van Sociale Zaken dat op verschillende locaties in Den Haag
verspreid zat, waaronder een fraai gebouw aan de Zeestraat. ‘Omdat de Schiphollijn weldra in gebruik zou worden genomen, leek het een goed idee het ministerie bij de Laan van NOI te plaatsen. Dat zou dan kunnen uitgroeien tot een OV-knooppunt. Een andere overweging om daar te bouwen was dat de gemeente Den
Toen rijksbouwmeester Van Gool in mei 1988 moest terugtredenomdat
45
ondersteunend personeel te vinden. Personeelsbeleid was voor Eden die later plaatsvervangend rijksbouwmeester zou worden, een voorname opgave. ‘Dat was een van de taaiere kanten van het werk. Een geweldig aspect daarentegen was de vrijheid van opereren. Waar ik van hield en houd is oplossingen bedenken, en
Eden reisde tot 1997 namens het bureau Rijksbouwmeester het hele land door, beoordeelde het aanbod van gemeenten, bekeek locaties en verstrekte adviezen die vrijwel altijd serieus werden behandeld. Hij legde mede de basis voor de bouw van vier grote gevangenissen in het land die gebouwd werden in Hoogeveen, Sittard, Rotterdam en Hoorn. Ze waren een reactie op de Bijlmerbajes (de PI Overamstel) in Amsterdam. Eden: ‘Uit een onderzoek naar het gebruik, de routing en de capaciteit was gebleken dat de knelpunten lagen bij de liften. Het was het einde van de hoogbouw in de gevangenisarchitectuur. Sindsdien zijn er alleen platte dozen neergezet.’
interview
46
architectuur
hij de baan fysiek niet aankon, was Eden een paar maanden waarnemer totdat de tijdelijke opvolger Peereboom Voller aantrad. ‘In die periode heb ik veel voor mijn kiezen gehad. Daardoor ontdekte ik dat managementachtige dingen niet mijn stiel waren. Ik wil juist oplossingen voor ontwerpproblemen bedenken, geen organisatie leiden.’ In 1997 stapte hij op eigen verzoek over van bureau Rijksbouwmeester naar de directie ’s-Gravenhage van de Rijksgebouwendienst. Daarvoor had hij zelf twee politiebureaus ontworpen, een in Nuland, de ander in Schoonhoven. Glimlachend: ‘Ze zijn beide niet meer als zodanig in gebruik.’ De reden van zijn overstap was dat er onder en door de Rijksbouwmeester steeds minder ontworpen en gebouwd werd, maar ook dat het werk beleidsmatiger en abstracter werd. ‘Begin jaren negentig schreef ik mee aan de eerste Architectuurnota. Het proces verliep langzaam en moeizaam. Ik merkte dat ik van mijn interesse afraakte en ontdekte bovendien dat het schrijven van nota’s een constante factor zou worden. Daar had ik geen trek meer in.’ Door de toenemende privatisering verloor de Rijksgebouwendienst een deel van zijn bevoorrechte positie. Postkantoren werden niet meer ontworpen na de verzelfstandiging
van de PTT (nu KPN en TNT), rijksscholengemeenschappen mochten van Onderwijs zelf hun architect uitkiezen. ‘We werden steeds meer een conditiestellende organisatie,.’ Na 2000 schoof het werkterrein nog eens op, richting geïntegreerde projecten waarin nauw samengewerkt wordt met projectontwikkelaars. Eden zag het aan. ‘We zitten meer op afstand nu, terwijl ik juist geboeid ben door betrokkenheid, het bedenken van oplossingen.’ Zijn werk bestond in die tijd uit haalbaarheidsstudies, renovaties en transformaties van bestaande gebouwen, waarvan het ministerie van Algemene Zaken aan het Binnenhof een belangrijk voorbeeld is. ‘Premier Kok kwam vanuit het Catshuis op de fiets naar Algemene zaken. Dat was nog voor 11 september 2001, terwijl we al in de gaten hadden dat beveiliging een issue zou worden. Wonderlijk genoeg was kort daarvoor de entree van het Ministerie van Buitenlandse Zaken juist publieksvriendelijker gemaakt omdat sinds de val van de Muur in 1989 de koude oorlog op de achtergrond was geraakt. Er kwam een open balie naar ontwerp van Eden in het gebouw van zijn leermeester Apon. Het aanpassen van interieurs, waaronder de entree, zou een belangrijke opgave voor Eden worden.
Op Algemene Zaken is hij trots omdat het functioneert en doorfunctioneerde, ook tijdens de verbouwing. De routing deugde niet, de beveiliging bij de entree evenmin. En nu staat er een logisch en overzichtelijk ministerie voorzover dat haalbaar is binnen de monumentale context. Eden nam vanuit verschillende posities bij de Rijksgebouwendienst waar hoe modes en accenten veranderden, hoe monumenten een steeds belangrijkere rol in de portefeuille gingen spelen. Bij de restauratie en nieuwe inrichting van de Ridderzaal fungeerde hij als sparring partner voor de interieurarchitect. Op de achtergrond of als primus inter pares, dat is de positie waar hij zich het prettigst vond. Wat de modes betreft, zag hij hoe een betrekkelijk jong gebouw als het ministerie van Financien uit de gratie raakte maar door een ingenieuze transformatie weer helemaal acceptabel werd. Voor Binnenlandse Zaken en Justitie ziet hij zo’n herwaardering niet gebeuren. Hij plaatst vraagtekens bij de manier waarop de rijksoverheid zijn corporate profiel bewaakt en beheert. ‘Het lijkt er op dat niemand van bovenaf een smaak bewaakt. Daardoor kan het gebeuren dat bijvoorbeeld bij het ministerie van VROM directies hun eigen interieur aanpassen, waardoor er een microkosmos ontstaat. Afhankelijk
van je opvatting kun je dat een verrijking maar ook een zekere verloedering noemen..’ Het past in een tijdsgewricht waar individualisme hoogtij viert en organisaties van bovenaf niet sterk genoeg aansturen. ‘Ja dat is mijn grootste ergernis, denk ik. Het gemis aan beleid en regie.’ ‘Zijn’ Sociale Zaken, dat hij deels plantte op het terrein van volkstuinen, is gedoemd als ministeriegebouw te verdwijnen. Toch is Eden niet bang dat daarmee het lot van de schepping van Hertzberger bezegeld is. ‘Ik zie er een toekomst in voor de huisvesting van uitvoerende diensten van het Rijk. De toekomstwaarde is groot. En Hertzberger heeft domweg een prachtig gebouw afgeleverd dat zich makkelijk laat hergebruiken.’.
Pesthuis in Leiden, tegenwoordig deel van Naturalis
deel 2 Prachtig Compact NL toont urgentie binnenstedelijk bouwen
Ruimtebeslag in Nederland met factor 24 toegenomen Van ‘Prachtig Compact NL’, dat 11 januari namens het College van Rijksadviseurs aan toenmalig minister Cramer werd overhandigd, is inmiddels een aanzienlijk uitgebreide versie verschenen. In de eerste editie gaven de Rijksadviseurs hun visie op nut en noodzaak van binnenstedelijk bouwen. De tweede editie bevat naast een integrale herdruk van de eerste versie tevens een uitgebreid ‘kennisdossier’ met feiten, cijfers en opinies plus een ‘staalkaart’ van 45 geslaagde voorbeelden van stedelijke verdichting.
het onzichtbare Tekst: egbert koster fotografie: atelier rijksbouwmeester
Om de urgentie van stedelijke verdichting te onderstrepen wijst architect en verdichtingsspecialist Rudy Uytenhaak in zijn bijdrage aan
het kennisdossier op het cumulatieve effect van het feit dat in Nederland in de 20ste eeuw drie keer zoveel mensen in zes keer zoveel huizen zijn komen te wonen (halvering van de gemiddelde gezinsgrootte). Daarbij zijn de woningen bovendien dubbel zo groot geworden en wordt elke nieuw gebouwde vierkante meter woonoppervlak ook nog eens in twee keer zoveel tuin-, straat- en parkeerruimte ‘ingebed’. Met als gevolg dat het ruimtebeslag van woningbouw in Nederland in de loop van honderd jaar maar liefst met een factor 24 is toegenomen! Zelfs binnen de relatief dicht bebouwde kom van een stad als Amsterdam is het ruimtebeslag per inwoner in de 20ste eeuw 10 maal zo groot geworden. Het oppervlak van de stad is maar liefst vervijftienvoudigd terwijl het inwonertal slechts anderhalf keer zo groot is geworden.
aantrekkingskracht van hoogstedelijke woonmilieus voor kenniswerkers nauw samenhangt met de aanwezigheid van hoogwaardige open groene ruimte direct buiten de stadsgrenzen. Zonder groene ommelanden geen succesvolle binnenstedelijke verdichting en zonder binnenstedelijke verdichting geen groene ommelanden, is zijn conclusie. Andere bijdragen aan het kennisdossier belichten de relatie tussen bebouwingsdichtheid en leefbaarheid, water, mobiliteit, duurzaamheid en economie. Bij elkaar bieden zij in de vorm van feiten, cijfers, kaarten, infographics en opinies een schat aan informatie. Evenals de ‘staalkaart’ van 45 geslaagde voorbeelden van stedelijke verdichting is het kennisdossier bedoeld als opmaat naar een nog op te richten kenniscentrum voor verdichtingsvraagstukken.
versie van ‘Prachtig Compact NL’ de ongebreidelde groei van bedrijventerreinen langs snelwegen en stadsranden volledig buiten beeld. Terwijl de binnenstedelijk gesitueerde oude bedrijfsterreinen, die bij de exodus naar nieuwe ‘zichtlocaties’ achterblijven, wel als belangrijke potentiële verdichtingslocaties worden aangemerkt. ‘Prachtig Compact NL’ is gratis aan te vragen bij marcel.vanheck@minvrom.nl
Hoogwaardige ruimte
Stadsbioloog Remco Daalder maakt in zijn bijdrage duidelijk dat de
Merkwaardig genoeg blijft ook in de ruim 300 pagina’s dikke nieuwe
47
In ‘Prachtig Compact NL’ versie 2.0 wordt uitgebreid stilgestaan bij de voordelen van binnenstedelijk bouwen, zoals het openhouden van het landschap, het creëren van draagvlak voor stedelijke voorzieningen, en het vergroten van de diversiteit in de bevolkingssamenstelling. Verdichting hoeft volgens de samenstellers niet ten koste te gaan van de ruimtelijke kwaliteit van stad of dorp. Goed ontworpen en zorgvuldig in hun omgeving ingepaste verdichtingsprojecten vormen naar hun mening juist een versterking van de bestaande ruimtelijke en sociale structuur. Een leefomgeving die wordt gekenmerkt door scherpe contrasten tussen open en gesloten, rust en drukte, werk en ontspanning, stad en ommeland is immers veel spannender en aantrekkelijker dan de gelijkmatige eenheidsworst van ‘urban sprawl’.
musea
Morbide optocht in opgeknapt verzameldepot het onzichtbare
48
monumenten
Tekst: sander grip Fotografie: simone van es
Leidse musea delen magazijn in bijzonder monument
p. 48: Flesjes en potjes in het Leids depot p. 49: Skeletten van herten, gazellen, antilopen en gnoes in het atrium van het depot
Het monumentale depot van het Museum van Natuurlijke Historie in de Raamsteeg in Leiden stond al geruime tijd grotendeels leeg. Tot drie Leidse musea de handen ineen sloegen met de Rijksgebouwendienst. Naturalis, Boerhaave en het Rijksmuseum van Oudheden stallen hun collecties in het magazijn. Zij vormen zo de beste gebruikers die het gebouw zich wensen kan; organisaties die het complex gebruiken voor het doel waarvoor het ooit gebouwd is.
Het depot in de Raamsteeg is in twee fasen gebouwd naar ontwerp van de Rijksbouwmeester Jacobus van Lokhorst. In de eerste fase in 1901 verrijzen een klein kantoor, een depot voor organismen op sterk water – het natte magazijn – en een kleiner droog magazijn voor opgezette dieren. Het gebouw karakteriseert zich als een typische
Van Lokhorst door de rode baksteen afgezet met gele glazuurstenen. In 1909 volgt de tweede fase waarin het kantoor wordt uitgebreid. Boven een statige entree, te groot voor de smalle Raamsteeg waardoor het een weggemoffelde, verloren indruk maakt, liggen een bibliotheek en collegezaal. Achter dit geweldige pand verrijst een uitbreiding van het
droge magazijn. Het is een aaneenschakeling van lange gangen met mintgroene stalen deuren en open vides. De vloeren zijn gemaakt van gietijzeren roosters met een duizelingwekkende verhouding van vijftig procent spijlen en vijftig procent doorkijk. Dat het depot op deze plek staat, komt door een ontploffing op een kruitschip op 12 januari 1807. Het gapende gat dat deze ramp in het stadshart slaat, moet gedicht worden met een nieuw onderkomen voor het Museum van Natuurlijke Historie. Dat museum zit tot dan toe in het Hof van Zessen, een gebouw in abominabele toestand waardoor de collectie dreigt te vergaan. Voortvarend wordt aan één kant van het kaalgeslagen terrein alvast het depot neergezet; het museum heeft immers een dringende behoefte aan betere opslag van de collectie. De grond die overblijft, wordt tijdelijk ingericht als park maar is uiteindelijk bestemd voor het te bouwen museum.
giraffen, noeste neushoorns, spookachtige skeletten van zeezoogdieren en een Ganges gaviaal van vijf meter lang blijven in de vides hangen en staan. Een morbide optocht van skeletten op weg naar een denkbeeldige ark van Noach. Zoektocht
Het grotendeels lege complex in de Raamsteeg betekent voor de Rijksgebouwendienst een probleem. Het bijzondere karakter, een overmaatse schoenendoos om spullen in te bewaren, maakt het onbruikbaar voor andere huurders. Architect bij de Rijksgebouwendienst Frank van der Vecht noemt het een stug gebouw: ‘In een depot kun je spullen in opslaan. Punt.’ Maar, zegt collega en projectmanager Dirk Lukasse: ‘Dit is wel een bijzonder monument dat je niet zomaar kunt afstoten.’
H et geplande expositiegebouw komt er nooit. Het tijdelijke park blijft en biedt prachtig uitzicht op het depot. Hoge ramen maken de orkaskeletten, walvisschedels en hertengeraamtes die in de vides hangen voor passanten in het park zichtbaar. Vooral ’s nachts is het een luguber gezicht.
Pas in 1998 komt er een definitief tentoonstellingspand gereed op een heel andere plek in de stad. Dit is Naturalis, de opvolger van het Museum van Natuurlijke Historie. Met de komst van Naturalis had het depot aan de Raamsteeg zijn functie moeten verliezen. Deels gebeurt dat ook. Maar, stelt Nora van Klingeren
van het natuurmuseum, de depottoren van Naturalis is op de tekentafel al niet groot genoeg om de hele collectie te huisvesten. ‘We wisten dat de toren te klein zou zijn, maar er was geen geld voor een hogere toren. Een deel van onze collectie is dus altijd in de Raamsteeg achtergebleven.’ Gigantische
De partijen bereiken een overeenkomst. Lukasse en Van der Vecht: ‘De musea benutten de volledige depotruimte en een groot deel van het kantoor. Boerhaave krijgt enkele werkruimten en een deel van het kantoorgebouw wordt ook ingericht als magazijn. Het deel waarin geen gebruiker komt, wordt qua onderhoud op eigen kosten opgeknapt. Ook komen hier enkele stijlkamers. Zo kan een nieuwe gebruiker er
49
Een zoektocht naar nieuwe huurders raakt in een stroomversnelling als Naturalis aan de bel trekt. ‘Er waren enkele schimmeluitbraken geweest in het depot’, vertelt Van Klingeren. ‘De collectie stond niet veilig meer. Voor de bescherming ervan was renovatie noodzakelijk.’ Na dit noodsignaal knoopt de Rijksgebouwendienst gesprekken aan met twee andere musea in Leiden. Het Rijksmuseum van Oudheden en Museum Boerhaave hebben hun depots buiten de stad; logistiek onhandig en kostbaar. Voor hen zou het depot van Jacobus van Lokhorst een aantrekkelijk alternatief kunnen zijn. Voor het pand ook; de magazijnen zouden namelijk weer volledig als opslag in gebruik genomen kunnen worden.
musea onderwerp monumenten
Interieur van het depot, ontworpen door Van Lokhorst.
50
tegen een geringe investering intrekken.’ In het akkoord staat ook dat de collectie van Naturalis tijdens de verbouwing achterblijft in het depot. Van Klingeren: ‘Voor de objecten is dat natuurlijk niet ideaal. Maar ja, verhuizen is ook niet goed; het is bij
uitstek het moment waarop schade ontstaat. Met goede voorzorgen was het achterlaten van de collectie toch de beste oplossing.’
gebouw. Vooral roest en asbest blijken kostbare hinderpalen. Tijdens een rondleiding in het depot laat directievoerder van de bouw Olaf Oudewaal zien welke verrassingen er waren. ‘Veel stalen liggers in en langs de gevels bleken verroest’, vertelt hij. ‘Zodanig, dat de gevels en ramen ontzet werden. Op sommige plekken waren de stalen balken drie keer zo dik van de roest. Elders konden we dwars door de stalen balken heen kijken. En omdat de balken in de gevel zaten verankerd, kon die roest alleen een plekje vinden door de rest van de gevel naar buiten te drukken.’ Op vele plaatsen moeten het stucwerk, metselwerk en beton gesloopt worden om het staal te vervangen. De ontzette muren worden weer in het lood geplaatst en een deel van de glas-in-loodramen wordt hersteld.
Hinderpalen
Nadere inspectie voor aanvang van de renovatie toont een aantal levensgrote problemen met het
Vervolgens blijkt in de kruipruimten en op veel plaatsen in het gebouw asbest aanwezig te zijn. Magazijn-
deuren zijn voorzien van een brandwerende asbestlaag, in de kruipruimte is de grond vervuild met kleiachtige bolletjes asbest. ‘Eén van de kruipruimtes is afgegraven om te zien tot hoe diep de vervuiling zat’, zegt Oudewaal. ‘Na anderhalve meter zijn we gestopt. We hebben ervoor gekozen de kruipruimtes deels af te graven en de grond met schuimbeton af te dekken. Zo is de asbest geconsolideerd.’ Als deze twee problemen zijn opgelost, kan het technisch onderhoud van het gebouw worden vervolgd. Vooral kleuronderzoek naar het schilderwerk levert een aangename verrassing op. Van der Vecht: ‘Alles was witgesausd maar daaronder bleken rijke details aanwezig te zijn: de kozijnen waren bordeauxrood en de steunbalken in de plafonds hadden banden in zwart, bordeaux en groen. Samen met het lichte groen van de deuren is alles in de oorspronkelijke kleuren terugge-
Champignons
Tegelijk met het bouwtechnische herstel van het complex, werkt de Rijksgebouwendienst aan een puzzel van een heel andere orde. De musea hebben één harde eis – de enige eis die er voor hen toe doet. Ook al respecteren ze de randvoorwaarden die het monument stelt aan de opslagcondities; de collecties moeten klimatologisch zo goed mogelijk opgeslagen worden. ‘En het moeilijke is, dat die condities voor elk van de collecties net even anders zijn’, verzucht Van der Vecht. ‘De conserveringsmiddelen die Naturalis gebruikt, zijn schadelijk voor de objecten van Boerhaave. En is bij de ene collectie vocht een risicofactor, bij de andere is juist uitdroging een gevaar.’ Er worden drie compartimenten gecreëerd in de magazijnen. Drie afzonderlijke ruimten met hun eigen luchtbehandeling. De installaties staan op het dak van het droge magazijn in twee bolvormige gebouwtjes met zinken huid. De champignons, vanaf de straat onzichtbaar, zijn het hart van het depot. Dikke buizen lopen via het dak naar de drie compartimenten, in een hoekje zit een zeemeeuw te broeden op haar eieren. In het droge magazijn wordt de lucht via de spouwmuren – ooit bedoeld als buffer tussen de kasten en de buitenmuur – ingeblazen. De buizen die de lucht afvoeren, hangen als losse elementen in de vides. In het natte magazijn, dat het best te klimatiseren bleek, staan objecten van Boerhaave. Rijen en rijen antieke laboratoriumwerktuigen, kamers vol lege klokkasten en, enigszins verdwaald op de gang, een menselijk skelet met militaire bontmuts op. De teenbotjes van de linkervoet ontbreken. Het droge magazijn is met Naturalis en RMO verdeeld naar rato van afgesproken oppervlak. Ook
Boerhaave gebruikt een klein deel van dit magazijn. Hier zijn de condities ook na de renovatie nog suboptimaal. Van Klingeren: ‘Klimaattechnisch blijft dit geen topgebouw; onvergelijkbaar met onze toren. Wij hebben echter ook oog voor het monument en snappen de problemen die ontstaan als het gebouw leeg zou staan. Dus houden wij rekening met het gebouwklimaat bij de beslissing welke spullen we hier opslaan.’ Dat de drie compartimenten elk hun eigen luchtbehandeling hebben, merkt de bezoeker nog het beste aan de geur. Zeker in het droge magazijn is de overgang wonderlijk sterk. Links van de centrale gang liggen de ruimten voor Naturalis; hier hangt nog altijd de penetrante zoetige geur van formaldehyde, dat verlangens naar boterhammen met honing opwekt. Aan de andere zijde van de gang bevinden zich de ruimten voor het RMO. Duizenden in elkaar gelijmde vondsten van stokoude potten staan zes rijendik in de kasten. Het ruikt naar hout; de geur die je krijgt als de plantsoenendienst takken aan het versnijden is. Als sluitstuk van een uiteindelijk gigantische renovatie worden in enkele vides open roosters aangebracht ter hoogte van de verdiepingen. Naturalis heeft de grootste objecten hier altijd los uitgestald gehad omdat de kasten voor deze stukken nooit groot genoeg waren en er ook in de toren nooit ruimte voor geweest is. Maar in plaats van de dichte houten platen die er ooit door het museum zelf neergelegd zijn, doen de roosters wel recht aan het open karakter van het depot. De skeletten van herten en bizons staan hier weer fier als een morbide optocht, de orka’s en andere zeezoogdieren hangen monter in de vides en ook de Ganges gaviaal ligt weer rustig op zijn rooster. ‘Het effect is als een tentoonstelling’, lacht Van der Vecht. ‘maar wel jammer dat het publiek alleen vanuit het park een glimp ervan kan opvangen.’
51
bracht. Daarmee is het elan en de rijkdom van het monument weer helemaal terug.’
interieur
52
architectuur
architectuurbeleid
Belastingdienst Utrecht trekt in nieuw kantoor
Organisatiegericht huisvesten betekent kleur en licht Het is de eerste keer dat ze er komt sinds het kantoor aan de Orteliuslaan in gebruik is genomen. Regelmatig wordt Helga Snel aangeklampt door medewerkers die hun ervaringen met haar delen. Twee vrouwen die bij de koffiecorner staan te praten, verzekeren haar dat ze die grote, lichte ruimtes heerlijk vinden.
‘Ik zou niet meer terugkunnen naar de kleine bedompte kamertjes die we hadden’ zegt de een. ‘Je kunt hier blijven rondlopen, overal kun je naar buiten kijken en je ziet je collega’s tenminste nog eens’, voegt de ander er aan toe. Op de gang bij de liften wijst een
Het voormalige hoofdkantoor van een computergigant werd de werkplek voor de Belastingdienst in Utrecht. Helga Snel van Jeanne Dekkers Architectuur ontwierp het concept waarin Organisatiegericht Huisvesten centraal staat. Ze geeft een rondleiding en vertelt wat OGH voor haar als architect betekent.
kritische gebruiker Helga op een loze ruimte naast een ontspannen ogende bank. ‘Hier zou een boekenkast heel goed passen, denk ik. Wij gebruiken veel literatuur en moeten nogal eens wat opzoeken. Als hier alles bij elkaar zou staan, zou de bank ook veel meer gebruikt worden.’ Hij wijst op de tegenoverliggende wc-blokken.
‘Nu is het uitzicht niet ideaal.’ Kritisch, betrokken en gehecht aan hun werk. Zo heeft Helga Snel de medewerkers van de Belastingdienst leren kennen. Een architect die aan de slag gaat met Organisatiegericht Huisvesten houdt rekening met de werkwijze van het bedrijf en de cultuur van de werknemers. Voor ze
een potlood op papier zette, voerde ze daarom vele gesprekken en zwierf door de oude kantoorpanden. Een aantal dingen viel haar daarbij op. ‘De Belastingdienst is geen gemiddeld bedrijf. De sfeer is er sober, doelmatig, rustig en degelijk. Het werk is vaak gecompliceerd en wordt serieus en consciëntieus uitgevoerd. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een creatief bedrijf heb ik hier daarom gekozen voor een rustige basis. Tegelijkertijd is voor een medewerker van de belastingdienst oog voor detail heel belangrijk. Dat komt in mijn ontwerp tot uiting in de mooie afwerking die tot in de puntjes zijn verzorgd.’ Koffiemachine
Ze maakte een concept waarin ze mensen meetrekt in een nieuwe sfeer. Nieuw elan was nodig, vond Helga Snel, en dat komt onder andere tot uiting in het kleurgebruik. Op iedere etage overheerst één kleur, die in verschillende tinten en nuances steeds weer terugkomt. Aan een roze gekleurde tafel, vlak naast de koffiemachine, legt ze uit hoe ze te werk is gegaan. ‘Organisatiegericht huisvesten is een innovatief kantoorconcept, mensen uitnodigt bewuster na te denken over hun werk. Het idee is dat zodra ze binnenkomen, ze eerst bedenken wat ze die dag gaat doen. Staat er eerst een informeel overleg met een paar collega’s op het programma, dan kunnen ze met een kop koffie rond de tafel gaan zitten. Werken ze daarna een paar uur aan een dossier, dan gaan ze in een van de grote loungestoelen in het midden zitten. Die zijn in hoogte en diepte verstelbaar en hebben allemaal een aansluiting voor de laptop. Daardoor zijn ze geschikt om langere tijd op door te brengen. Moet iemand echt even geconcentreerd doorwerken, of ligt er een gevoelig dossier dat niet voor ieders ogen bestemd is, dan is een tijdelijke werkplek in een van de glazen kantoren een goed idee. De medewerkers hier zitten lang niet altijd op kantoor. Ze bezoeken klanten, werken parttime of vergaderen elders. Daarom kan de afdeling toe met minder bureaus en
vooral ook: meer variaties in werkplekken. Naast de afsluitbare werkruimtes met glazen wanden, waar plaats is voor twee tot vier bureaus, zijn er ook loungeplekken en een keukentafel als deze, waar je even informeel met elkaar kunt praten. Een gesprek dat bij de koffieautomaat begonnen is, kun je hier op je gemak even voortzetten.’ De grote tafel is ook prima geschikt om bijvoorbeeld bij elkaar te komen om een verjaardag te vieren en samen gebak te eten. ‘Dat gebeurt nog vaak op de kamer van de secretaresse, of in een hoekje vlakbij de liften. Dat is niet gezellig en nodigt al helemaal niet uit tot verder praten’, zegt Helga Snel. ‘Hier kan dat wel.’ De lange brede etages zijn licht en open, Een blok met donkergrijze lockers vormt een natuurlijke afscheiding. Snel heeft er een vlekkenlandschap van gemaakt, waarin de functies geclusterd zijn. Zo staan alle naslagwerken nu bij elkaar op een vaste plek. Daar ontstaat nu als vanzelf een ontmoetingsplek. Die ‘vlekken’ zijn visueel van elkaar gescheiden door bijvoorbeeld zo’n blok met lockers, een uitspringende muur, of andere visuele trucjes. Ook daarin heeft ze rekening gehouden met het karakter van de organisatie. ‘Bij de Belastingdienst wordt consciëntieus, doelmatig en zorgvuldig gedaan. Daarvoor is een rustige en degelijke omgeving nodig. Dat zie je hier terug in de kloeke volumes. Kijk bijvoorbeeld naar de wanden waarin bijna onzichtbaar prikborden zijn verwerkt, de vorm van de lockers die een stevig blok vormen midden in de open ruimte en aan de verlichting in de kastjes. Daarnaast heb ik ook aandacht besteed aan de details. De gaatjes in de muren absorberen het geluid, waardoor een wat gedempte sfeer ontstaat. Je kunt rustig een praatje maken zonder dat iedereen meeluistert. We spelen ook met kleuren, die met de etages mee verlopen van paarsblauw via rood naar een geel en groen.’
De openheid en de glazen wanden zijn voor sommigen nog even wennen. Terwijl we rondlopen laat een van de leden van de klankbordgroep haar duim zien die in een spalk zit en wijst op een blauwe plek bij haar neus. Tegen een glazen wand aan gelopen. ‘Er moeten echt prints op al die ramen komen, Helga. Ik ben niet de eerste die dit gebeurt en het zal zeker vaker voorkomen.’ Maar de architect wil er voorlopig nog niet aan. ‘Ik wil transparantie een kans geven. Ik zou het echt zonde vinden want het zal het open karakter van deze ruimte aantasten.’ Toch heeft ze al een ontwerp klaarliggen. ‘Als er dan toch iets komt, wil ik wel dat het bij deze
het onzichtbare Tekst: linda huijsmans Fotografie: robert oerlemans
ruimte past. Glimlachend wijst ze naar een raam dat volgeplakt is met geeltjes en zegt: ‘Alles beter dan dat.’
kunst
andere smaken
55 | Caspar Berger bij belastingdienst Utrecht 58 | Eusebiushof Rijkswaterstaat
61 | Cultuurforum Den Haag 64 | Esther Tielemans bij FIOD en Douane Rotterdam
66 | Boeken en exposities
architectuurbeleid
55
61
stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst
54
stedenbouw
monumenten
architectuur
58
64
Berger gooit zijn beelden uit het raam
Tekst: Xandra de Jongh Fotografie: Robert Oerlemans (p.55) en Erik en Petra Hesmerg
Beeldhouwer Caspar Berger maakte voor de Belastingdienst Utrecht een installatie die zijn kracht ontleent aan mutilatie. Bronzen fragmenten die, als onderdeel van een groter imaginair geheel, de fantasie prikkelen over hun oorsprong en tegelijkertijd als individuele objecten op zichzelf staan.
kunst
Het fragment als fenomeen In de negentiende eeuw besluit de zevende graaf van Elgin zijn landhuis in Engeland in de stijl van de Oudheid te decoreren. In Athene koopt hij een stuk of wat Turkse ambtenaren om en krijgt toestemming om friezen te verwijderen van het Parthenon, de tempel op de Akropolis. Helemaal voorspoedig loopt het karwei niet. Bij het naar beneden takelen valt een van de grote friezen in honderden stukken uiteen en het eerste schip met beelden op weg naar Engeland vergaat voor de Griekse kust. Wat wel overblijft moet de graaf jaren later in geldnood verkopen aan de Britse staat. Vandaag de dag staan de marmeren brokstukken opgesteld in het British Museum in Londen. Grillige fragmenten die op hun sokkels tot autonome sculpturen zijn verheven. Voor het publiek blijkt de kracht van wat over is groter dan wat verloren is gegaan. Die kracht van het fragment – het fragment als fenomeen – is precies datgene wat de beeldhouwer Caspar Berger al jaren fascineert aan de Elgin Marbles. Het diende als uit gangspunt voor zijn werk voor de Belastingdienst Utrecht. De context is passend. Ook het concept van belastingen is in zekere zin gebaseerd op het fragment – de individuele bijdrage – dat onderdeel uitmaakt van een groter geheel. Berger (1965) maakte een installatie van bronzen
55
andere smaken
kunst
afgietsels, fragmenten van menselijke lichamen die verspreid door het hele gebouw zijn opgesteld. In de grote entreehal staat een (basis) opstelling van grotere fragmenten: vijf gemutileerde torso’s, van twee vrouwen en drie mannen, op betonnen sokkels die in een rechte lijn naast elkaar staan. Het is een
klassieke presentatie die de opstelling van de Elgin Marbles in het British Museum rechtstreeks citeert. Kleinere fragmenten van de installatie zijn als een versteende echo over de vier verdiepingen van het gebouw verspreid. Opgehangen in grote nissen van gekleurd mdf-
plaat ogen ze door het doffe bronsoppervlak als uit de grond opgediepte archeologische vondsten. De nissen met ingebouwd licht vormen de ideale museale omlijsting van het fragment als fenomeen overigens een toevallige samenloop van omstandigheden. De nissen maakten onderdeel uit van het nieuwe interieurontwerp van Helga Snel van Jeanne Dekkers Architectuur en bleken wonderwel te passen bij Bergers concept. Het interieur is gebaseerd op een kleurconcept - elke verdieping heeft zijn eigen kleur - waarin ook de nissen zijn opgenomen. Ook dit aspect versterkt de museale presentatie van Bergers werk. Kleur is immers (weer) bon ton in de tentoonstellingszalen van kunsthistorische musea. De (flex)werknemers ter plekke lijken de nissen overigens vooral vanuit praktisch oogpunt te bekijken. Her en der liggen onder de bronzen fragÂmenten stapels van de bekende blauwe enveloppen of staan lijvige naslagwerken over het belastingrecht.
56
Breuklijnen
In de nissen bevindt zich soms een combinatie van, bij elkaar horende, fragmenten; een arm in stukken, een half onderbeen met een losse voet. Vaker zijn het enkele fragmenten, een hand, een schouderpartij, een gehavend gezicht. Een enkele keer zijn de breukvlakken grillig genoeg om de bronzen brokstukken
Het werkproces dat aan Bergers werk vooraf ging is van een complexe intensiteit. Voor de installatie in Utrecht maakte Berger als eerste van elk model met siliconen een letterlijke afdruk van de huid, in die siliconenmal werd een wasmodel gemodelleerd, daar maakte de kunstenaar vervolgens een nieuwe, stevige siliconenmal van waarin gips werd gegoten. Deze gipsen beelden werden uit het atelierraam gegooid. Op basis van de breukvlakken en nieuw ontstane vormen maakte de kunstenaar vervolgens een selectie van de meest interessante fragmenten. Van deze geselecteerde fragmenten werd vervolgens wéér een nieuwe siliconenmal gemaakt, dáár een wasmodel van, en dát model bracht Berger uiteindelijk naar de bronsgieter. Een intensief proces; samen met twee assistenten werkte de kunstenaar driekwart jaar full time aan de installatie. Tussen de bedrijven door ging Berger op audiëntie bij de paus in Rome. Een groep van 260 kunstenaars kwam afgelopen november op uitnodiging van Benedictus XVI in de Sixtijnse kapel bijeen om de band tussen kerk en kunst aan te halen. Drie Nederlanders mochten aanwezig zijn bij het smeden van deze ‘vruchtbare alliantie’: Cees Nooteboom, Kader Abdolah en Caspar Berger. Andere genodigden waren onder meer cineast Peter Greenaway, componist Ennio Morricone, architect Mario Botta en kunstenaar Bill Viola. Berger, niet religieus, was diep onder de indruk. Om de Sixtijnse kapel eens niet als toerist ervaren maar in zijn oorspronkelijke context was een
‘verpletterende’ ervaring. Berger is bezeten van de Italiaanse HoogRenaissance, de korte periode van 1495 tot 1520 die als hoogtepunt van de rennaissance geldt en waarin Michelangelo zijn fresco’s voor de Sixtijnse kapel schilderde. Ooit, in de jaren negentig, maakte Caspar Berger - zijn held is onder meer Bill Viola - video-installaties. Het werden steeds omvangrijkere producties met een steeds groter productieteam. Berger raakte voor zijn gevoel de controle over het resultaat kwijt en gooide het roer rücksichtslos om: voortaan maakt hij niets meer dat groter is dan zijn atelier. Geïnspireerd door zijn oude liefde voor de Italiaanse HoogRenaissance kiest hij voor de beeldhouwkunst. De eerste jaren werkt Berger uitsluitend in was, vanaf 2004 besluit hij zijn beelden – waaronder een doorlopende serie van zelfportretten - in brons te gieten. In de levensgrote sculpturen, (door het gebruik van siliconen levensechte) afgietsels van het menselijk lichaam, laat Berger het gietproces een bijzondere, zichtbare rol spelen. Zogeheten flenzen brons dat door openingen uit de mal is gestroomd - en gietkanalen worden bewust niet, zoals traditioneel gebruikelijk is, weggewerkt en gepolijst maar vormen een integraal onderdeel van het werk. Voor Berger ook geen tot goudgeel gepolijst brons. Hij werkt zijn beelden na het gieten nauwelijks af. Het doffe, maar originele bronsoppervlak met zijn onrechtmatigheden en kleurschakeringen is dan ook een karakteristiek kenmerk van zijn werk. Onconventioneel
De eigenwijze draai die Berger aan het ‘traditionele’ brons geeft behelst niet alleen de techniek maar geldt ook voor de inhoud van zijn werk. De kunstenaar refereert op onconventionele wijze veelvuldig aan belangrijke werken in de kunstgeschiedenis. Zo maakte Berger een bronzen beeld van paus Innocentius X, wiens portret uit 1650 door Diego Velásquez - die hem meesterlijk neerzette als een onzekere man - in
de twintigste eeuw een schilder kunstige obsessie werd voor Francis Bacon. Berger borduurt in zijn Innocenzo X voort op de onderhuidse psyche die centraal staat in de portretten door Velasquez en Bacon van deze paus. In zijn bronzen sculptuur vertaalt dit zich in de paus op zijn troon, die zonder kaken en benen letterlijk gestalte geeft aan een man – onder de plak van zijn machtige schoonzuster - zonder ruggengraat. De Torso van Bélvedère – de marmeren romp van een uit de eerste eeuw voor Christus stammend beeld - vormt wellicht de belangrijkste kunsthistorische referentie in Bergers bronzen oeuvre. Het fragment uit de Oudheid is sinds de zestiende eeuw een fenomeen op zich geworden en een inspiratiebron voor talloze kunstenaars. ‘Maar ik ben zelfs geneigd dit overblijfsel te beschouwen als het mooiste wat ik ooit heb gezien’, zo stelde Goethe. Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor Caspar Berger. Zijn bronzen overblijf-
selen in Utrecht zijn weliswaar onderdeel van een groter imaginair geheel, maar meer nog zijn het individuele objecten, die door Bergers worp uit het atelierraam tot een atonoom kunstwerk zijn verworden.
57
onherkenbaar in hun oorsprong te maken en krijgt het fragment het silhouet van een nieuwe, op zichzelf staande sculptuur. Die grillige breuklijnen - die in zekere zin de kern van Bergers installatie vormen - kennen een opmerkelijke oorsprong. De kunstenaar verkreeg ze door de gipsen beelden die hij van zijn modellen maakte, van vijfhoog uit het raam van zijn atelier naar beneden te gooien.
Afgelopen juni opende het nieuwe kantoor van Rijkswaterstaat in Arnhem. Niet alleen het pand en de inrichting waren anders na de verhuizing; tegelijkertijd werd een flexibel werkconcept ingevoerd. Hoe bevalt dit zogenaamde organisatiegericht huisvesten?
Een keur aan sferen bepaalt nieuwe kantoorinrichting van Rijkswaterstaat andere smaken Tekst: liesbeth fit Fotografie: janine schrijver
Een nieuwe manier van werken vraagt een nieuwe behuizing
58
Van een sterk verouderd kantoor in de Presikhaaftoren is Rijkswaterstaat (RWS) in april verhuisd naar het Eusebiushof, een gloednieuw opgeleverd project. De overweging om te verhuizen zat hem niet alleen in de inmiddels slecht functionerende liften en klimaatbeheersing. Vooral de kleine etages in de hoge toren waren het probleem. Rob Bruins, projectleider van de nieuwe huisvesting bij Rijkswaterstaat: ‘De Presikhaaftoren is een landmark in Arnhem, maar voor een afdeling met 48 man had je wel drie verdiepingen nodig. Die fysieke scheiding bevorderde de communicatie tussen de medewerkers niet.’ Het Eusebiushof werd kaal opgeleverd en kon, natuurlijk binnen de mogelijkheden van het pand, volledig aangepast worden aan de wensen van Rijkswaterstaat. Een aantal standaardonderdelen werden door de verhuurder aangepakt, maar voor Rijkswaterstaat betekende het toch een extra investering om in de ruimte een flexibel plan te realiseren.
kantoorconcept Contact stimuleren
De Rijksgebouwendienst (RGB) ging met deze uitgangspunten aan de slag. ‘Het was een landelijk besluit van Rijkswaterstaat om op deze manier te huisvesten’, vertelt projectverantwoordelijke Cor van Aggelen. Dus niet het verkameren wat je in veel kantoren vindt, maar een open kantoorconcept. Onze uitdaging was om het concept binnen de contouren van het gebouw te passen en binnen de verwachtingen van Rijkswaterstaat. We hebben nagedacht over wat een flexibele inrichting kan zijn. Uiteindelijk hebben we een optimale match kunnen vinden tussen de wensen van Rijkswaterstaat en wat het pand binnen de financiële
marges mogelijk maakte.’ Over het resultaat zijn alle partijen inmiddels tevreden. Architect Rob van Beek tekende voor de inrichting van het Eusebiushof. Omdat de werknemers niet meer de beschikking zouden hebben over eigen werkplekken was de kwaliteit van de nieuwe plekken zijn belangrijkste zorg. Het doel was dus om, naast de specifieke taakwerkplekken zoals een postkamer of de kamer voor de maatschappelijk werker, werkplekken te ontwerpen die onderling verschillend waren maar kwalitatief niet voor elkaar onder zouden doen. Daarbij probeerde hij ook verschillende sferen in de ruimte aan te brengen. De inrichting kenmerkt zich nu door het gebruik van kleur en transparante onderdelen. Dat laatste is bedoeld om de intermenselijke contacten te stimuleren zonder elkaar overlast te bezorgen. Van Beek: ‘De werketages zijn in principe hetzelfde maar in het vergadercen-
trum doe je iets anders dan kantoorwerk dus dat mag er ook anders uitzien. En dat geldt ook voor het bedrijfsrestaurant. Dat is een soort grand café geworden waarbij weer andere materialen zijn gebruikt. Als je gaat lunchen wil je tenslotte niet in dezelfde soort ruimte als je kantoor terecht komen.’ Treincoupés
Toch hebben niet alleen de zich duidelijk in functie onderscheidende ruimtes een andere sfeer gekregen. Ook binnen de werketages zijn de sferen voel- en zichtbaar. De dichte kantoorruimtes langs de gevel kenmerken zich door een eenvoudige, zakelijke uitstraling met als
lichtpuntje gekleurde streepjes in de grijze vloerbedekking op de plaats waar de bureaus zich bevinden. Ditzelfde principe is ook toegepast onder de bureaus in de open werkruimtes. Tussen de verschillende bureauopstellingen bevinden zich daar ook werkplekken die de medewerkers nu al treincoupés noemen. Verder zijn er afsluitbare ruimtes waar verschillende mensen rond een tafel kunnen zitten om bijvoorbeeld een project door te spreken. Dezelfde losstaande hokjes zijn er tevens met een afgesloten bovenkant: dit zijn de concentratieplekken. Op de glazen wanden van deze ruimtes zijn groot opgeblazen, transparante foto’s van buitenactivi-
59
De uitgangspunten bij het organisatiegericht huisvesten waren tweeledig; een scheiding tussen archivering, formeel en informeel overleg en administratie, en de wens tot een keur aan verschillende typen werkplekken zoals concentratieplekken en open werkplekken.
teiten van Rijkswaterstaat geplaatst om binnen het kantoorconcept ook de identiteit van Rijkswaterstaat te laten zien. In open verbinding met de pantry’s bevinden zich de informele overlegen werkplekken. Deze hebben een houten vloer en grote tafels waar meerdere personen aan passen. Ook zijn er, her en der verspreid door de kantoorruimtes, ‘telefoonstoelen’ te vinden. Een ontwerp van Jurgen Bey waarbij het hoofd van de zitter zich tussen grote vlakken bevindt, waardoor er minder geluid van buiten doordringt. De meeste kleuren in de werkruimten liggen in het blauw, grijs, groene spectrum. Dat is wel anders op de afdeling met vergaderzalen. Het blauwe tapijt dat daar in de lange gang ligt, is bedekt met grote kleurvakken in het oranje, blauw, beige en rood. Deze vlakken corresponderen met de kleuren van de aangrenzende deuren en geven zo de weg aan naar de verschillende zaaltjes.
60
Pioniers
De inrichting van het pand aan het Eusebiushof vereiste een nauwe samenwerking tussen architect en gebruiker. Een complicatie daarbij was dat het nieuwe huisvesten samenging met een nieuwe manier van werken. De Rijksgebouwendienst kwam met voorstellen en materialen waar Rijkswaterstaat op
reageerde. Zo kregen de ideeën langzamerhand een duidelijke vorm. ‘De dag van inhuizing was de dag van de nieuwe manier van werken, dat was best spannend’, aldus Rob van Beek. ‘Het is belangrijk om contact te houden met je klant om te voorkomen dat ze het later zien als iets waar ze ineens mee geconfronteerd worden.’ Cor van Aggelen: ‘We hebben bijvoorbeeld een materiaalkamer en een modelkamer gemaakt. Rijkswaterstaat heeft overal over mee kunnen denken en mee kunnen praten, we zijn ook samen bij de interieurbouwer geweest.’ Binnen Rijkswaterstaat was er ook sprake van een nauwe samenwerking. Om medewerkers meer te betrekken bij de verhuizing werden er werkgroepjes gevormd die een specifieke taak kregen. Zo waren er bijvoorbeeld een werkgroep inrichting, een werkgroep ict, een werkgroep parkeren, een werkgroep verhuizing en een werkgroep afstoot Presikhaaf. Een belangrijke input gaf de werkgroep pioniers, die het ‘samen huisvesten’ bespreekbaar
maakten. ‘We gingen naar een nieuw gebouw en een nieuwe manier van werken toe’, legt directeur bedrijfsvoering van Rijkswaterstaat, Jean Paul Rocour, uit. ‘Dat geeft nogal weerstand, omdat mensen niet de foto’s van hun kleinkinderen aan de muur mogen hangen en niet hun planten meenemen. We hebben nu het principe van de ‘clean desk’, je kunt dus niet je rotzooi achterlaten. Een flexibele kantoorinrichting betekent dat je elkaar meer moet aanspreken als je overlast van elkaar ondervindt. De werkgroep heeft dat concept voorbereid.’ Lekkage
Na een noodzakelijke wenperiode is het organisatiegericht huisvesten inmiddels geaccepteerd binnen het kantoor. Om afdelingen en de medewerkers daarbinnen een plaats te geven, en om afdelingen ten opzichte van elkaar goed te situeren, is er een vlekkenplan gemaakt. Jean Paul Rocour: ‘Daar zijn plattegronden van gemaakt en in eerste instantie zei natuurlijk iedereen dat
zijn vlek te klein was. Mensen vochten in het begin ook nog om een plek, wie het eerst binnen is kan natuurlijk kiezen. Dat was even wennen maar dat gedrag is nu veranderd. Als je ziet hoeveel discussie er in aanvang was, ben ik heel tevreden. De onderlinge samenwerking is een stuk beter geworden.’ Dat kenmerkt ook het proces van de bouw. Drie weken voor de oplevering vond er een grote lekkage plaats, er zat een lek in de installatie. Plafondplaten moesten vernieuwd worden, er werd opnieuw behangen en de vloerbedekking en de bekabeling werden vervangen. ‘We hebben snel en adequaat gewerkt’ vertelt Rob Bruins. ‘Als je in een dynamiek zit van bouwen gaat het heel snel heen en weer, dus dat betekent wekelijkse besprekingen en besluiten. Dat is goed gegaan. Als je ziet wat er in zo’n kleine crisis dan tussen partijen mogelijk is, dat is gigantisch, die veerkracht is heel mooi om te zien.”
Omdat Den Haag graag Culturele Hoofdstad van Europa in 2018 wil worden, heeft het grootse plannen met betrekking tot het bestaande Lucent Danstheater en de Anton Philipszaal aan het Spui. Die moeten worden vervangen door het Cultuurforum: gerenommeerde architecten hebben zich over de opgave gebogen.
De huidige Anton Philipszaal.
andere smaken Tekst: anka van voorthuysen fotografie: Marsel Loermans
De gemeente Den Haag gaat niet over één nacht ijs bij de architectenkeuze voor het nieuwe dans- en Muziekcentrum (DMC), onderdeel van het toekomstige Cultuurforum aan het Spuiplein. Meer dan vijftig bureaus toonden interesse voor de ‘remake’ van het gebied, twintig mochten er na een eerste selectie een maquette en ontwerpvisie maken en drie daarvan werken hun plannen binnenkort uit. In elke fase wordt de Haagse bevolking uitgebreid geconsulteerd en geïnformeerd, er is een breed samengestelde en inhoudelijk ‘zware’ selectiecommissie en de inzendingen moeten aan een uitgebreide lijst criteria voldoen. Doel? Een ver-
nieuwd, levendig cultureel hart voor de stad, die daarmee ook de kans hoopt te vergroten om in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa te worden. De Europese aanbestedingsprocedure waar Den Haag voor koos is opmerkelijk uitgebreid – en kostbaar. Voor de 16 ontwerpvisies die maandenlang werden tentoongesteld in het atrium van het stadhuis (en te zien zijn op www.cultuur forum-spui) gaf de gemeente elk bureau een vergoeding van 10.000 euro. Een schijntje als je ziet hoeveel werk en tijd de bureaus in de uitgebreide presentaties hebben gestoken. De drie bureaus die binnenkort verder mogen, krijgen daarvoor elk een budget van 50.000 euro. Ook het opstellen van uitgebreide vragenlijsten voor de digitale consultatie van de Haagse bevolking mocht wat kosten. Er staat dan ook nogal wat op het spel. Met de bouw van een nieuw muziek- en danscentrum is in totaal rond de 250 miljoen euro gemoeid.
Houdbaarheidsdatum
Dat er wat moet gebeuren op deze plek staat voor de gemeente en veel Hagenezen buiten kijf. De cultuurgebouwen die aan het plein grenzen (de dr. Anton Philipszaal en het Lucent Danstheater) zijn weliswaar nauwelijks 30 jaar oud, maar de houdbaarheidsdatum van het door architect Rem Koolhaas ontworpen ensemble, blijkt een probleem. De gebouwen zijn destijds goedkoop neergezet en dat wreekt zich. Dat was tot voor kort goed te zien aan –bijvoorbeeld– het exterieur van de Anton Philipszaal: de glasplaten waren deels gescheurd, de uitstekende kubus was van een fletsig zalmroze. Op basis van door de raad verstrekte kredieten is dat achterstallig onderhoud inmiddels verholpen. De spiegelende glazen panelen kregen vitrines, de kubus is nu feestelijk theaterrood, er kwamen fraaie laad- en losplaatsen, het dak werd vernieuwd. Ook het interieur van beiden gebouwen werd opgeknapt, maar die oplossingen bieden slecht tijdelijk soelaas en
structurele tekortkomingen konden niet worden weggenomen: als er bijvoorbeeld gelijktijdig uitvoeringen zijn in het Nederlands Danstheater en de Anton Philipszaal, zijn de gezamenlijke foyers veel te krap. En het Residentieorkest, hoofdbespeler van de Anton Philipszaal, noemt de uitstraling van de eigen behuizing ‘kil en koel’. En dan is er nog de stedenbouw kundige component. Het gebouwencomplex aan het plein staat losgezongen van de cultuurgebouwen aan de overkant van het Spui: het theater en de Nieuwe Kerk. De bedoeling is om die beide zijden stedenbouwkundig meer aaneen te smeden zodat er een fraai plein ontstaat met meerdere ‘cultuur dragers’, waar ook de bibliotheek onder valt. Het Spuiplein zelf is weliswaar een paradijs voor skaters, de inwoners van de stad die zich niet op wieltjes voortbewegen, omschrijven het plein als een onaantrekkelijke, kale, ongezellige plek, bleek uit één van de enquetes die de gemeen-
61
Creme de la crème bemoeit zich met Cutuurforum
Den Haag vraagt topontwerpers voor complex aan het Spui
onderwerp nieuwbouw architectuur stedenbouw
62
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
15
16
01. Aedas Limited 02. Architectenstudio HH- Rapp+Rapp / Jean/Marc IBOS / Myrto VITART 03. Benthem Crouwel ArchitektenMerkx+Girod architect 04. Capita Architecture 05. Cruz y Ortiz arquitectos 06. de architecten Cie.- KPMB Architects 07. D iller Scofidio+Renfro/ Solid Objectives/Idenburg L 08. Henning Larsen Architects A/S / Grontmij Nederland 09. Ian Simpson Architects/ Jonkman Klinkhamer archite 10. Jo Coenen & Co Architekten/ ARCADIS Nederland 11. Mecanoo architecten 12. Neuteling Riedijk Architecten/ Kirkegaard Associat 13. Office for Metropolitan Architecture (O.M.A.) Stedebouw/ ABT 14. RAU 15. Wiel Arets Architect& Associates 16. Zaha Hadid Architecs
te hield in verband met de plannen. De open ruimte tussen bibliotheek en stadhuis en Nederlands Dans theater, de Dr. Anton Philipszaal en het Mercure hotel is vooral leeg. Mensen lopen er snel overheen, het is geen plek om te blíjven.
kend gebouw aan de Utrechtsebaan. Door conservatoriumstudenten, musici van het Residentieorkest en dansers van het Nederlands Danstheater bijna bovenop elkaar te laten repeteren en uitvoeren, ontstaat, zo hoopt de gemeente, een stimulans om samen te gaan werken.
Conservatorium
Nieuwbouw zou bovendien een andere al langer levende wens kunnen vervullen: het idee om het Koninklijk Conservatorium zichtbaarder bij de stad te betrekken. Nieuwbouw voor Danstheater en Anton Philipszaal zou uitgebreid kunnen worden met een onderwijsgebouw. Het conservatorium is nu gehuisvest in een weinig aanspre-
Ook de ambitie van de gemeente Den Haag om in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa te worden speelt een belangrijke rol bij de wens voor grondige aanpak van het complex aan het Spuiplein. Andere instellingen, zoals de Koninklijke Schouwburg, het Nationale Toneel, Diligentia en poppodium het Paard zijn wel gehuisvest in gebouwen van hoge kwaliteit en de
gewenste internationale allure, maar aan het Spui is dat volgens de raad nog onvoldoende het geval. De wens om Culturele Hoofdstad van Europa te worden is volgens de gemeente niet de enige reden om dit aan te willen pakken, die wens leefde daarvoor al, maar die ambitie werkt wel als katalysator. En die ambitie zet behoorlijke druk op de ketel: het is natuurlijk niet de bedoeling dat er in 2018 een bouwkrater ligt. Wie dan klaar wil zijn, moet de nieuwe zalen uiterlijk in 2017 in bedrijf hebben, zodat de kinderziektes er een jaar later uit zijn. Dat betekent dat de huidige gebouwen op z’n laatst in 2013 gesloopt zullen moeten worden. Doorpakken dus.
Vanuit de gemeenteraad kwamen in de beginfase drie nadrukkelijke eisen: burgerparticipatie was er één van. De bevolking moest bij het proces en de keuzes worden betrokken. Daarnaast moest jong architectonisch talent zo veel mogelijk een kans krijgen voor deze prestigieuze megaklus en last but not least: er moest daadwerkelijk wat te kiezen vallen, in de breedte. Hoe geef je die burgerparticipatie vorm, wie bepaalt wat? Gekozen werd voor een adviserende rol. Tentoonstellingen en enquêtes op verschillende momenten in de procedure waardoor de betrokken burger een stem kon laten horen. Vooraf werd de Haagse bevolking via een internetpeiling al geconsulteerd over de wensen die er leefden voor het plein en de bebouwing. De resultaten daarvan (termen als ‘huiskamer van de stad’, ‘vriendelijker’, ‘toegankelijker’) werden opgestuurd naar de geïnteresseerde architectenbureaus, zodat zij er rekening mee konden houden bij hun ontwerpvisie. De wens om jonge architecten een kans te geven op deze droomopdracht lag wat moeilijker: selecteren op leeftijd betekent discriminatie en is dus verboden. Het werd ten stadhuize ook als een risico gezien: het gaat om stichtingskosten van naar schatting bijna 250 miljoen euro. Om dat binnen het budget, op tijd en van kwalitatief hoog niveau voor elkaar te krijgen, was enige ervaring met vergelijkbare projecten gewenst. In overleg met de raadscommissie besloot de selectiecommissie om die wens te vertalen in ‘bureaus die aanstormend talent een kans geven’, want tegelijkertijd lag er –natuurlijkde wens om een architect van naam en faam binnen te halen. Door combinaties te vormen zou jong talent toch voldoende kans maken om een substantiële bijdrage te kunnen leveren, is de gedachte. Door ook omzeteisen te betrekken in de voorwaarden hoopt Den Haag zich bovendien te verzekeren van een financieel solide bureau. De keuze om –nadat 54 bureaus
hadden ingeschreven– maar liefst twintig bureaus te vragen een ontwerpvisie uit te werken heeft natuurlijk te maken met de vanuit de politiek geuite wens dat er ‘in de breedte’ daadwerkelijk iets te kiezen zou moeten zijn. Doorgaan met –bijvoorbeeld– vijf bureaus is gebruikelijker, want goedkoper en sneller. Van de 20 geselecteerden stuurden er overigens uiteindelijk zestien een maquette en ontwerp visie in, die allemaal bijna twee maanden in het stadhuis werden tentoongesteld. Onevenredige inzet
De gemeente benadrukt de procedure te hebben ingericht in overleg met de BNA en het Steunpunt Architectuur Lokaal, toch kwam er vanuit die hoek ook nog wel kritiek op de gang van zaken, vooral op de hoeveelheid gedetailleerde beoordelingscriteria die een ‘onevenredige inzet’ zouden verlangen van de ontwerpers. De gemeente benadrukt dat Europees aanbesteden nu eenmaal verplichtingen met zich mee brengt en bijna onvermijdelijk leidt tot een juridisch vormgegeven procedure. Waarbij de risico’s wel afgedekt moeten zijn zonder de hoofdzaak –de beste kiezen– uit het oog te verliezen. Ook de breed samengestelde selectiecommissie moet ervoor zorgen dat er straks een groot draagvlak en een goede onderbouwing is voor de uiteindelijke keuze: voorzitter is vicepresident van de Raad van State Herman Tjeenk Willink, Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol is vicevoorzitter, de voorzitter van de Haagse welstandscommissie zit in de commissie, net zoals vertegenwoordigers van de deelnemende instellingen, de directeur Stedelijke Onderwijs en Vastgoed en het hoofd stedenbouw van de gemeente Den Haag en bijvoorbeeld ook een vertegenwoordiger van de ondernemersvereniging binnenstad. Dat betekent een bundeling van kennis, verschillende visies uit uiteenlopende hoeken en daarmee een keuze waarbij met veel relevante zaken rekening is gehouden. Tot half juni was er een tentoonstel-
ling van de zestien ingestuurde maquettes te zien in het atrium van het Haagse stadhuis. Met ontwerpen van gerenommeerde internationale bureaus als Zaha Hadid en Cruz y Ortiz, en veel bekende Nederlandse namen: Mecanoo, Benthem Crouwel, OMA, Neutelings Riedijk, Wiel Arets, Jo Coenen. Via een uitgebreide enquête konden burgers ook in dit stadium hun stem weer laten horen. Dat betrof geen simpele poll, maar een lijst met gedetailleerde vragen op duidelijk omschreven aspecten van de ontwerpen, zodat burgers inhoudelijk konden aangeven wat ze van elk van de 16 ontwerpvisies vonden. De resultaten daarvan gingen naar de selectie commissie, zodat die een goed beeld heeft van de voorkeuren van de bevolking. Erg veel mensen deden daar trouwens niet aan mee: je moest wel tot het type ‘zeer geinteresseerde doorzetter’ behoren om de digitale lijst met 16 keer 14 vragen tot het einde toe in te vullen. Uit de statistieken blijkt dat veel mensen voortijdig zijn afgehaakt: uiteindelijk zijn er 180 enquêtes volledig ingevuld. Het verwerken van die gegevens kost veel tijd, maar geeft de commissie wel handvatten om de opinie van de Haagse burgerij te betrekken in de uiteindelijke selectie van drie. De keuze voor het zo gedetailleerd opzetten van de beoordelingscriteria komt voort uit de juridische procedures die de laatste jaren nogal eens volgen op aanbestedingen: architecten stappen naar de rechter als ze vinden dat hen onrecht is aangedaan tijdens een procedure. Vandaar dat de gemeente Den Haag van tevoren haar licht opstak bij Rotterdam, Delft en Utrecht, waar de afgelopen jaren juridische gevechten volgden op Europese aanbestedingsprocedures voor respectievelijk een stadskantoor, station en bibliotheek. Die fouten konden in elk geval worden vermeden. Dit is een langdurige procedure, met meer risico’s, want wie 13 architecten af laat vallen loopt statistisch gezien natuurlijk meer risico op een juridische procedure dan wie er maar
drie de deur wijst. De motivering moet steeds heel zorgvuldig worden opgesteld en er gaat ruim vier keer zoveel tijd in zitten. Door de fasering –van 54 naar 16 naar 3 naar 1– is er ook meermalen sprake van een Alcatel-termijn waarin afgewezen architecten bezwaar kunnen maken. Het kost allemaal tijd, maar totnogtoe verloopt de procedure zonder juridisch gehakketak, en dat is de gemeente natuurlijk veel waard. Raad
De keuze voor een zo uitgebreid scala aan beoordelingscriteria lijkt bedoeld om om de keuze voor een architect of een ontwerp zoveel mogelijk te objectiveren, maar dit type overheidsopdracht leent zich daar vanzelfsprekend maar matig voor. Architectuur is geen wetenschap, zowel bij selectiecommissie als bij het publiek gaat het voor een groot deel om subjectieve beleving: wat is prettig, wat voelt goed, wat vind je mooi. De tijdwinst komt wellicht nu: de drie uitverkoren bureaus maken straks allemaal een structuurontwerp waardoor er na afronding van de aanbestedingsfase al een vrij gedetailleerd schetsontwerp zal liggen. Maar of het plan echt doorgang vindt, is aan de raad. Die is inmiddels heftig van samenstelling veranderd en beslist eind 2010 of er ook echt gesloopt en nieuw gebouwd gaat worden. De échte betrokkenheid van de burger zal waarschijnlijk pas loskomen als er een definitief ontwerp ligt. Als het Cultuurforum daarin slaagt, dan zal er –op kleinere schaal natuurlijk– aan het Spui een Haagse equivalent van Covent Garden in Londen ontstaan. Een plek waar altijd reuring is. Waar mensen op terrasjes hangen, waar spontaan muziek wordt gemaakt en altijd wel iets gebeurt. Een plek waar mensen naar toe willen.
63
Burgers
andere smaken
architectuurbeleid
kunst
Tekst: Xandra de Jongh Fotografie: levien willemse
Esther Tielemans treedt met haar panelen buiten de kaders
De elementaire deeltjes van de schilderkunst 64
Voor de gezamenlijke huisvesting van de FIOD en de Douane Rotterdam maakte Esther Tielemans een monumentaal, drie dimensionaal werk. Een ruimtelijke constellatie van hoog glanzende, monochrome panelen waarin de schilderkunst centraal staat. Let u vooral op de zijkanten.
De Zijkant’, zo refereren werknemers in de wandelgangen inmiddels naar hun nieuwe werkplek. De bijnaam slaat niet op de architectuur van het hoekgebouw aan de Rotterdamse Laan op Zuid, waarin de FIOD en de Douane Rotterdam sinds vorige zomer gezamenlijk zijn gehuisvest. ‘De Zijkant’ verwijst naar het recent opgeleverde werk dat Esther Tielemans in het entreegebied en op de tweede tot en met de elfde verdieping maakte. Het is een over het gebouw verspreide constellatie van letterlijk ruimtelijke schilderijen. Composities van gestapelde, monochroom geschilderde panelen, waarvan het industrieel ogende, hoogglanzende oppervlak in sterk contrast staat met de onafgewerkte zijkanten vol doorgelopen verf en lak. Díe zijkanten, dáár draait het allemaal om. De werknemers in het gebouw vinden de druppels verf lelijk, het vloekt te veel met de ‘mooie’ voorkant van de houten panelen. De bijnaam ‘De Zijkant’ mag dan gekscherend bedoeld zijn, ironisch genoeg slaan de werknemers met de opmerking de schilderkunstige crux van het werk op zijn kop. Het werk van Tielemans (1976) in Rotterdam doet in eerste instantie weinig denken aan een schilderij. De puzzel van opeengestapelde en ineengeschoven panelen in verschillende vormen en kleuren doen met hun glimmende toplaag van epoxyhars objectmatig aan. Of
Explosie
sculpturaal, architectonisch, zelfs grafisch. Toch is de schilderkunst het vertrekpunt van haar werk en in feite gaan de monochrome panelen in het gebouw over de schilderkunst zelf. De met verfdruppels ‘ontsierde’ zijkanten van het werk spelen in die zin een cruciale rol van betekenis. In het monumentale werk rafelt Tielemans als het ware de elementaire deeltjes van de schilderkunst uiteen en trekt ze het schilderij letterlijk buiten haar kader tot een driedimensionaal object. Zo verbeelden de opeengestapelde panelen in monochrome kleuren de lagen verf van een schilderij en doorbreken de in de ruimte geplaatste panelen de letterlijke platheid van het schilderspaneel. Tielemans lijkt het werk bovendien te doorspekken met de issues van de twintigste-eeuwse schilderkunst: diepte versus plat, figuratie versus abstractie, vorm versus kleur. Maar ze refereert niet alleen aan de felle strijd bínnen de schilderkunst, die in de vorige eeuw de stromingen
steeds sneller deed opvolgen - en waarvan haar werk eigenlijk een visuele samenvatting is. Het sterk spiegelende oppervlak van met name de zwarte panelen kan ook als een verwijzing worden opgevat naar de onzichtbare positie van de schilderkunst in de recente kunstgeschiedenis. In de laatste decennia van de vorige eeuw raakte het medium ondergesneeuwd door nieuwe media als fotografie en videokunst en werd het einde van de schilderkunst verkondigd. Wie als kunstacademie in die tijd nog schilderde – laat staan figuratief – werd als een minkukel afgeserveerd. Zover kwam het voor Tielemans, die eind jaren negentig aan de academie als schilder afstudeerde, niet. De naweeën van de felle polemiek rondom de schilderkunst waren wellicht nog voelbaar, maar tevens was een kentering gaande. Het medium verrees de laatste tien jaar als een feniks uit haar as en Tielemans gold als jong schildertalent. Ze werd bekend met (installaties van) grote schilderijen van
De geschilderde landschappen werden in de loop der jaren steeds abstracter en sinds een jaar of twee zijn ze volledig vervangen door ruimtelijke installaties van monochrome panelen. Het schilderij - en de schilderkunst - treedt in het recente werk van Tielemans op allerlei manieren letterlijk buiten haar kaders. Het werk in Rotterdam is daar een goed voorbeeld van. Tielemans bewerkstelligde met een dynamische constellatie van panelen een uitgekiend ruimtelijk effect in het non-descripte interieur van het gebouw. De monochrome panelen zijn zowel op elkaar gestapeld als in elkaar geschoven. Naast het gebruik van zwart en wit variëren de kleuren van felrood, helblauw, kanariegeel en gifgroen tot zachtroze en babyblauw. Ook de vormen van de monochrome panelen schieten alle kanten uit: ongelijke vierkanten, rechthoeken en vijfhoeken en langwerpige, puntige driehoeken. In het entreegebied bestaat het werk uit één schilderij dat in twee delen uiteen is getrokken. Via de trap naar de glazen veiligheidspoort loop je onder het hoog opgehangen,
Triomf
Ook het werk in de liftgangen op de tweede tot en met de elfde verdieping geeft een sterk ruimtelijke werking aan de kleine ruimtes. Op de kopse muur van de gang stuit men op elke verdieping op een nieuwe constellatie van monochrome panelen. De bijna vierkante muren zijn geschilderd in zwart of grijs, of een combinatie daarvan, en worden integraal onderdeel van de compositie. Het maakt de platheid van de voorstelling compleet. Het bonte geheel op de tweede verdieping lijkt nog regelrecht afkomstig uit de explosie op de begane grond. Maar hoe hoger de verdieping, hoe minimaler de compositie. Alsof het werk in de entree zich naar boven toe steeds ijler uitstrekt. In zekere zin laat Tielemans ons met de snelheid van de lift alle hoeken van de schilderkunst zien. Op de elfde verdieping stuit men enkel nog op een glimmend, rood vierkant dat zich opvallend manifesteert op de zwart geverfde muur. De schilderkunst triomfeert vanuit het zwarte gat van de kunstgeschiedenis. De schilderkunst leeft! Rest de kijker alleen nog de vraag of hij hier hoog in de lucht nu eigenlijk naar het begin of het eind van dit werk van Tielemans staart.
65
wonderlijke landschappen, won in 2002 de Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst en in 2005 de Prix de Rome. Kenmerkend voor haar werk is het gebruik van felle kleuren, lakverven en epoxyhars.
onderste deel van het werk door (de veelbesproken zijkanten van de panelen zijn hier extra goed zichtbaar). In het verlengde daarvan hangt op de muur voorbij de poort het bovenste deel van het werk. Doordat Tielemans het schilderij als het ware heeft laten exploderen ontstaat in de krappe entree een dubbele ruimtelijke werking. Een werking die wordt versterkt door het spiegelende oppervlak waardoor de omgeving in het werk integreert. Overigens mag de landschapsschildering dan uit het werk van Tielemans zijn verdwenen, het landschap zelf is dat nog niet. Wie goed kijkt ontwaart in de bonte constellatie nog een subtiele landschapssetting met piekende bergen en een stralende zon.
boeken rubriek
boeken
jaarboek zich middels de inleidende essays ten doel stelt – trends te signaleren en op te tekenen?
Architectuur in Nederland Jaarboek 2009/10 Samir Bantal, JaapJan Berg, Kees van der Hoeven, Anne Luijten, Architectuur in Nederland. Jaarboek 2009/10, NAi Uitgevers, 2010
Als er een boek is waar jaarlijks nagenoeg de gehele vakwereld naar uitkijkt, dan is het wel het Jaarboek Architectuur in Nederland. Niet voor niets, want in de loop der tijd is dit overzichtswerk uitgegroeid tot een graadmeter voor dat wat er binnen de wereld van de architectuur als maatgevend wordt beschouwd. Zeg maar: het boek voor de architectuur met de grote A.
andere smaken
66
Tekst: jaap huisman & Marcel van Heck
Natuurlijk is er allerhande kritiek te leveren op het Jaarboek. Want hoe compleet is het nu echt? Wat zegt een relatief willekeurige collectie projecten – heel verschillend in omvang, programma en verschijningsvorm – nou van de staat van de Nederlandse architectuur; helemaal wanneer een rondrit door een willekeurige stad of provincie maar tot een conclusie kan leiden: architectuur, laat staan goede architectuur is nog lang geen vanzelfsprekendheid. En is het in de hedendaagse veelkleurige architectuur- en bouwpraktijk überhaupt nog wel mogelijk om – zoals het
Hoe terecht of onterecht deze kritiek ook is, zet verstomt eigenlijk ieder jaar wanneer de bladzijden worden omgeslagen en het ene na het andere tegen strak blauwe luchten gefotografeerde gebouw verschijnt. Zo ook bij deze alweer 24ste editie. Het leest, of beter, het kijkt alsof er in architectenland niets aan de hand is. Neem bijvoorbeeld het prachtig verbouwde (tijdelijke) onderkomen van de TU Delft, het bijzondere woonhuis van Doepel Strijkers/ Lex-Architecten in Rotterdam en het inmiddels veelvuldig geroemde Revalidatiecentrum Groot Klimmendaal van Koen van Velsen. Daarnaast valt een aantal prachtige in hout uitgevoerde projecten op: de brug van Onix en Achterbosch Architectuur bij Joure, het Woonhuis Bierings van Rocha Tombal en het Paviljoen Roosendaal van René van Zuuk. En dat de Rijksoverheid na een aantal succesvolle jaren even niet vertegenwoordigd is? Ach, dat mag de pret niet drukken. In het Jaarboek is het geen crisis, hier schijnt nog steeds de zon. Niet voor niets keert deze constatering ook terug in het ‘geschreven’ deel van het jaarboek. In een aantal scherpe essays schetst de redactie hier de context van de bouwproductie met dit jaar veel aandacht voor thema’s als ontwerpend onderzoek, de veranderende positie van het ontwerp en – ondanks de zonnige projecten – de crisis die de architectenbranche de laatste periode zo hard getroffen heeft. Het mede door de Rijksbouwmeester geïnitieerde Onderzoekslab komt aan de orde en de veelgehoorde roep om het verder
stimuleren van ontwerpend onderzoek. Daarnaast kijkt de redactie in de bijdrage In Jaarboekland schijnt nog steeds de zon terug op voorgaande edities en doet het aan adequate zelfkritiek. Kortom, in het Jaarboek valt naast veel te zien ook steeds meer te lezen. Dat maakt het bovendien een ideaal cadeauboek, zowel voor insiders en outsiders. Toch raad ik u aan daar niet op te wachten. Doe deze aanrader uzelf cadeau voor in uw vakantiekoffer.
BC AD Uitgeverij 010
En dan is er nu een derde monografie over Benthem Crouwel: BCAD. In mijn geheugen waren het er twee keer zoveel, maar de uitgever heeft altijd gelijk, Hans Oldewarris van 010 in dit geval. Drie dus. Het derde boek is al net zo vuistdik als de vorige uit 1999, dit keer vormgegeven door Dirk Laucke, die werd geadviseerd door KesselsKramer. Dat levert een ander boek op, waar tekeningen, brieven, foto’s, artist’s impressions maar ook de nummerborden van de Porsches elkaar afwisselen. Het resultaat is een uiterst gevarieerde monografie die neigt naar een collage of ouderwets fotoalbum. Is er wat veranderd in die tien jaar, als je het werk bekijkt? Inderdaad. Dat heeft mijns inziens te maken met het voortdurende werk aan Schiphol en de RAI. Het lijkt erop dat de aerodynamica van de luchtvaart het bureau heeft geïnspireerd bij hun de recente projecten. Alsof de nieuwe gebouwen zo uit de windtunnel komen – dat geldt voor de ellipsvormige controlepost achter het Centraal Station in Amsterdam,
nasmaak Tekst: marianne schijf Fotografie: janine schrijver
Foto op achterkant SMAAK Meer informatie over het kasteel: www.kastelenhollandzeeland.nl
>>
Daarbij is nuchterheid een troef van Benthem Crouwel, zo blijkt uit de ‘soundbites’ die op verschillende pagina’s zijn opgenomen. ‘Als je een slimme, logische oplossing bedenkt, dan rolt er al snel een mooi gebouw uit.’ ‘Aan gebouwen dient de tijd waarin ze gebouwd worden, afleesbaar te zijn, zowel wat betreft het leefpatroon van de mensen, als de technische mogelijkheden.’ ‘Inkijk? Dan hang je toch een gordijn op.’ Form follows function is bij het bureau nog steeds in goede handen. Anders gezegd: ingewikkelde ontwerpopgaven krijgen een bijna simpele oplossing. Dat verklaart waarom Benthem Crouwel geliefde architecten zijn bij de grote infrastructurele projecten in
Gert Brouwer met partner Anneke Dijkstra beheerder van de ruïne van Brederode ‘Als je geen onderhoud pleegt, stort de boel in. Ik zorg samen met Anneke sinds mei vorig jaar voor het dagelijkse onderhoud. We zijn gekozen uit driehonderd koppels. Waarom? We hebben hart voor de ruïne en kennen de verantwoordelijkheden. Eerder hebben we samen een opvangorganisatie voor Nederlandse jongeren in Frankrijk geleid. Het is een van de mooiste ruïnes van Nederland en we nodigen bezoekers uit om hun verbeeldingskracht te gebruiken om het leven in een kasteel uit de Middeleeuwen tot leven te brengen met rondleidingen en exposities. Het gaat er bij de consolidatie om dat de ruïne blijft en dat er over tweehonderd jaar nog steeds een ruïne is. In de jaren negentig is er ook een consolidatie geweest, maar toen zijn er materialen gebruikt die eigenlijk niet geschikt waren. Cement bijvoorbeeld, veel te hard voor de broze stenen. Cement is uit den boze, zegt het projectteam nu. De Rijksgebouwendienst heeft een team van deskundigen samengesteld dat ook voor alle andere monumentale panden in Nederland een consolidatiemethodiek gaat ontwikkelen. Dit is de pilot. Ze vergaderen bij ons, in de beheerderswoning naast de toegangspoort van het kasteel. Het behoud van een kwetsbare ruïne is specialistisch werk. Het team bepaalt bijvoorbeeld aan welke eisen de bakstenen en de mortel moeten voldoen en wat er moet gebeuren met de flora en fauna op het terrein. Er groeit hier een hele zeldzame plant , de gele muurbloem. Die willen we ook graag behouden. Alles draait om stenen en wat er tussenzit. Sommige bakstenen nemen water op als een spons, sommige hebben honderden jaren in een muur gezeten en hebben die eigenschap verloren omdat er mos op groeit. Er komen nu nieuwe stenen om oude te vervangen; bovenop de oude muren komt een laag “opofferstenen” ten behoud van de originele laag. Nee, verder voegen we niks toe. Het kasteel van Brederode werd 730 jaar geleden gebouwd, maar het is de meeste tijd een ruïne geweest. Het zou gek zijn als je hier weer een compleet kasteel zou neerzetten. Er is een heel draaiboek gemaakt voor de consolidatie. Het onderzoek is afgerond; de eerste bouwvergadering met de aannemer was op 9 juni. Ze gaan dit jaar beginnen. Omdat er veel belastinggeld in wordt gestoken, moet het publiek ook geïnformeerd worden. Er komt een website over de voortgang en rondom de ruïne komen borden met afbeeldingen en informatie over de werkzaamheden. De consolidatie duurt drie jaar, maar de ruïne blijft open voor het publiek. We proberen ook tijdens het herstelwerk bezoekers te trekken. De ruïne is een gewilde trouwlocatie en er worden fotoshoots gehouden. Op zaterdag 5 juni zijn de opnamen begonnen voor de “Snuf de hond”, een jeugdtelevisieserie.’
67
maar ook voor het vergadercentrum annex kantoren Het Elicium bij de RAI en de nieuwe vleugel van het Stedelijk Museum. Van baksteen architectuur waren de heren nooit zo gecharmeerd maar nu zijn ze met hun golvende metalen platen nog meer richting gebouwmachines opgeschoven dan richting gebouwen. Al deze projecten zweven ook nog eens boven de grond, alsof ze op het punt staan als ruimteschepen op te stijgen.
Nederland, zoals de stations van de Noord-Zuidlijn, de brug over het Hollands Diep, verkeerstorens en diverse parkeergarages. Als een bureau ingenieurskunst bedrijft is het Benthem Crouwel wel. Het knappe is dat ze dat combineren met evocatieve architectuur die terecht in de prijzen valt, zoals de opbouw op pakhuis Las Palmas in Rotterdam, tegenwoordig in gebruik bij ontwikkelaar OVG. Ook dat is weer een vloeiend vormgegeven rechthoek met ellipsvormige vensters die losstaat van het ondergelegen pakhuis. In feite zijn Benthem Crouwel trouw gebleven aan de architectuur uit hun beginperiode: het eerste woonhuis van Jan Benthem in Almere komt ook al los van de grond. Onaardse architectuur hebben ze dus eigenlijk van meet af aan bedreven.
smaak is een uitgave van: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Rijksgebouwendienst Rijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.vrom.nl
los nummer € 5,-
© Rijksoverheid | Juli 2010 | Publicatie-nr. 0016
Gert Brouwer en Anneke Dijkstra beheren de Ruïne van Bredero. Interview met hen op pag. 67.