≥
Dit is een publicatie van: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Rijksgebouwendienst > Rijnstraat 8 > 2515 XP Den Haag >www.vrom.nl 9012
Los nummer €5,-
blad voor de rijkshuisvesting
april 2009
‘Kijk, de hellingbaan loopt op met het viaduct, vanaf de Koninklijke Bibliotheek tot aan woonflat La Fenêtre achter het Centraal Station in Den Haag. Het wordt een loop- en fietsroute naar het station en het busplatform. Hij is ongeveer veertien meter breed en op het oog zo’n dertig meter lang, tot net onder de Randstadrail. Er komt hier ook nog een onderdoorgang naar de Grotiusplaats en een parkeergelegenheid voor de bewoners van La Fenêtre. Op zich is het niet groot, nee. De hellingbaan is ook geen moeilijk bouwwerk. Wat het moeilijk maakt, zijn de vele partijen die erbij betrokken zijn. De gemeente Den Haag is de opdrachtgever en de Rijksgebouwendienst de uitvoerende partij. Beide zijn eigenaar van de grond. Het project startte ver vóór mijn tijd, we hebben het project toevallig allebei overgenomen van een collega. De Rijksgebouwendienst zorgde voor de bouwtekeningen en het bestek. Maar voordat het zover was, moest uitgezocht worden wie precies de eigenaar was van welk stuk grond. Ik heb tekeningen van het Kadaster gezien waarop de eigendomsgrenzen erg vaag waren. Tja, dan ontstaat er discussie natuurlijk. Ik weet van mijn voorgangers dat het een heel uitzoekwerk is geweest. Dat heeft jaren geduurd.
ruud bakker
41
De samenwerking met de Rijksgebouwendienst loopt goed, maar er zijn ook meningsverschillen. Over de financiën bijvoorbeeld. In het contract is bepaald dat de gemeente een vaste bijdrage betaalt. Maar wie draait erop voor de meerkosten? Dat is nu de vraag. Waar die extra kosten vandaan komen? Het project is vertraagd en dat kost geld, we hadden in december al klaar moeten zijn. Als de baan klaar is, half april, draagt de Rijksgebouwendienst hem over aan de gemeente, die hem in onderhoud en beheer krijgt. Of het een feestelijke overdracht wordt, weet ik niet. Ik denk dat we bij de evaluatie nog wel even stil moeten staan bij deze projectconstructie. Wat ik daarna ga doen? Ik ben als projectleider ook betrokken bij Den Haag Nieuw Centraal. Dat loopt zeker nog door tot 2015. Daar moet nog ongelooflijk veel voor gebeuren.’
smaak 41
projectleider dienst stedelijke ontwikkeling, gemeente den haag
jaargang 9, nummer 41
18 – veenhuizen werelderfgoed? 40 – uur u in het rijksmuseum 52 – de grenzen van de kunstadviseurs 26 – crisis biedt kans op innovatie 22 – spoorbouwmeester gaat voor kwaliteit
smaak
stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst
terrein winnen
18 Voormalig hospitaal wordt hotel
56 Een esthetisch en akoestisch wandkleed
22 Koen van Velsen, nieuwe spoorbouwmeester
40 Intussen in het Rijksmuseum
08 Rijksadviseurs stellen hun prioriteiten
14 Visie op terrein Europol en Eurojust
35 Knoopkazerne Utrecht herontwikkeld
04 Wauwgebouw: 26 Coen van Oostrom, Eerste column ooit de jongste ontwikkelaar
30 Deel 2: Crisis, wat voor crisis in Shanghai?
van Nicolaas Matsier
38 Videokunst past bij kleurrijk interieur
42 Snel en duurzaam gebouw op RIVM-terrein
46 De Voorziening: de onverbiddelijke noodzaak van ICT
architect zoekt op zijn beurt naar de kwaliteit in het plan, water in de vorm van een fontein, een dicht woningblok afgewisseld met verspringende gevels en poorten. Veel aandacht is bij de uitvoering gegeven aan decoraties van balkons, erkers en hekwerken. De kopers mogen uiteindelijk zelf de kleur van hun gevel bepalen. Een pergola completeert de oase in de stad die Le Medi is geworden. Het boekje dat alleen bij ERA of Woonbron is te bestellen, is een must voor bestuurders en ontwikkelaars die willen weten hoe een moeilijk proces als dit tot een goed einde kan worden gebracht. Het resultaat is geen knieval voor Arabische replicaarchitectuur, geen Disneyland, maar een bijzonder kleurrijk hoekje van Rotterdam.
gehad, als leidraad voor de bouwvakkers en aannemers, maar ook als experimentele studie. Tegelijk spreekt Riedijk zijn zorgen uit over de gebrekkige aandacht voor tekenen in het ontwerponderwijs dat naar zijn mening al veel te veel op de praktijk is gericht. Want iets meer verbeeldingskracht kan de architect wel aan de dag leggen. Een interessant pleidooi voor de oorsprong of kern van het vak.
www.lemedi.nl
Amsterdam is op 20 juni een metro politain museum rijke: de dependance van de Hermitage uit Sint Petersburg heeft zich gevestigd in het voormalige verpleegtehuis Amstelhof op een pittoreske plaats aan de Amstel. Tien jaar geleden bedacht de directeur van de Nieuwe Kerk, Ernst Veen, dat het interessant zou als een deel van de immense collectie uit Rusland ook blijvend in Amsterdam getoond zou kunnen worden. Toen was bekend geworden dat het 400 jaar oude verpleegtehuis zou moeten vertrekken omdat het niet langer geschikt was patiënten te verplegen.
de tekening van de architect Geen architect kan zonder een tekening. Het is de bestaansreden van zijn vak. Er zijn voorbeelden te over van architectuurtekeningen die zich laten beschouwen als aparte gravures of beeldende kunst, neem het werk van Alberti, Vignola, Palladio en Scamozzi. Maar ook Bauhaus, l’Ecole des Beaux-Arts en eigentijdse Amerikaanse architecten hebben schitterende tekeningen nagelaten. Michiel Riedijk (van Neutelings Riedijk Architecten) heeft in zijn intreerede dit wat verwaarloosde aspect van zijn vak belicht – en de tekst is nu uitgegeven bij 010. De tekening is een van de vele stappen in de richting van een bouwwerk, ze is een hulpmiddel bij de gedachtenvorming en ze culmineert uiteindelijk in een bestek- en werktekeningen. In zijn intreerede gaat Riedijk de functies langs die de architectuurtekening in de geschiedenis heeft
De tekening door Michiel Riedijk. Uitgeverij 010.
expo hermitage amsterdam: open op 20 juni
Er werd een verbouwingsplan gemaakt, er werd driftig onderhandeld met de Russen die per se een 2500-tal stukken geëxposeerd wilden hebben, en er werden fondsen geworven. Voordat de crisis uitbrak stelde het VSB-fonds nog vele miljoenen ter beschikking. De Hermitage is nu klaar en het resultaat is overrompelend. Twee monumentale zalen in het H-vormig complex, balzalen gelijk, moeten
vanaf 20 juni de grote exposities brengen waarvan de eerste luidt Aan het Russische hof. Architect Evelyne Merkx (van Merkx+Girod) heeft de wanden laten beplakken met een flinterdun zilverfolie, verpakking van paaseitjes dat ze vond in het voormalige Oost-Duitsland. Hier zullen de kunstvoorwerpen, porselein, glas en schilderijen een plaats krijgen – in de enfilade van zalen ernaast worden kostuums en schoenen getoond die het daglicht minder goed verdragen. Merkx tekende ook voor het interieur, zoals ze eerder voor de Rijksgebouwendienst deed bij de Raad van State en de Trêveszaal op het Binnenhof. Haar idee was enkele accenten te leggen (gouden eieren, noemt ze die) en het verder zo simpel en zo sober te houden. De voormalige Amstelhof is met zijn nadrukkelijke geometrische compositie al imposant genoeg. De muren zijn zo gereinigd dat ze wel als nieuw ogen maar hun eeuwenoude karakter hebben behouden. De kleur van de kozijnen is van rijtuigengroen overgegaan in ossenbloedrood. Hoofdarchitect van de verbouwing was Hans van Heeswijk die eerder het Grafisch museum De Beyerd in Breda ontwierp. Hij bracht veel glas in, in de balustrades en de trappenhuizen en hij liet de voormalige ziekenkamers en gangen openbreken zodat er royale expositie zalen ontstonden. De Amstelhof was in de jaren zestig op een brute manier verbouwd waardoor veel originele details zijn verdwenen: de balken die er nu nog zijn, zijn in feite replica’s van de vroegere situatie. De enige originele vertrekken zijn de orgelzaal annex restaurant (groter dan de Burgerzaal in het Paleis op de Dam) en de keuken eronder met enorme kookpotten onder een schouw. De orgelzaal zal gebruikt worden voor concerten en is in de ogen van Merkx een plek om even bij te komen van de kunst. ‘Daar hoef je even niets.’
De binnentuin, een van de grootste vierkante hoven in Amsterdam, is opnieuw ingericht door Michael van Gessel die ook de binnentuinen van het ministerie van Financiën heeft ontworpen. In Amsterdam liet hij twee kastanjes intact en plaatste er vleugelnootbomen bij. De bezoeker komt straks binnen door de voormalige Ossenpoort die met zijn hoogte van 1,60 meter zo laag was, dat hij moest worden uitgegraven. Vandaar loopt men over de binnenplaats naar de hoofdentree. Boven die ingang is het restaurant Neva gelegen dat tot 1 uur ’s nachts open zal zijn en een terras kent aan de westkant met uitzicht over een andere tuin die nog steeds in bezit is van de protestantse gemeente. Enorme trappen leiden vanaf de entree links of rechts naar de tentoonstellingszalen of naar het al even imposante auditorium op de eerste etage. De Russen hebben zich tot in detail met de verbouwing bemoeid – hoewel voornamelijk met de te exposeren stukken – maar gingen overstag toen ze de ontwerpen zagen vorderen. Toch is deze Hermitage een peulenschil vergeleken met de Hermitage in Sint Petersburg, zo maakt een reliëf in de parketvloer in een van de zalen duidelijk. De Amstelhof, ook al geen kleinood, kan er waarschijnlijk twintig keer in. Aan het Russische Hof, open vanaf 20 juni (het eerste weekeinde dag en nacht open), in de Hermitage Amsterdam, Amstel.
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
inhoud 04 – wauw-gebouw: matsier over gerechtshof amsterdam
nieuws
06 – belastingdienst doetinchem in aanbouw 06 – nationaal historisch museum verplaatst 06 – prijs voor stadsdeelwerf amsterdam 07 – heien ministeries gereed 07 – twee jeugdinstellingen naar jeugd en gezin 08 – agenda van drie rijksadviseurs
terrein winnen
14 – den haag biedt een totaalarrangement bij europol 18 – veenhuizen stukje bij beetje gerestaureerd 22 – hoe het spoor kan profiteren van de crisis 26 – coen van oostrom op weg naar het groenste kantoor 30 – op weg naar shanghai 2010: donkere wolken 32 – ministerie van vrom wordt up to date gebracht 35 – utrechtse kazerne moet wijken voor groot rijksverzamelgebouw 38 – videokunst leidt af van de boetes 40 – rijksmuseum graaft onder onderdoorgang 42 – zakelijke unit bij rivm
andere smaken
46 – de voorziening: ict, smartphones en laptops 50 – paleis soestdijk tot in detail onderzocht 52 – het missiewerk van de kunstadviseurs 56 – brug bij gerechtsgebouw opgetuigd met wandkleden 58 – boeken en expo: era, le medi, de tekening en hermitage amsterdam
nasmaak
60 – ruud bakker, projectleider stedelijke ontwikkeling den haag
Coverfoto: Afsluitdijk, gezamenlijk project van de rijksadviseurs (foto Robert Oerlemans) smaak, blad voor de rijkshuisvesting, is een uitgave van de Rijksgebouwendienst. smaak verschijnt vijf maal per jaar. Het aanvragen van nummers kan schriftelijk via de Rgd-Infofoon (IPC 465), Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag of per email info.infofoon@minvrom.nl. Via deze adressen zijn ook vorige nummers van smaak te bestellen. Meer info bij de Rgd-Infofoon 0800-899 11 03 of op www.rijksgebouwendienst.nl. abonnementen smaak: Het is mogelijk een abonnement te nemen op smaak. De prijs voor vijf nummers (een jaargang) bedraagt € 25, een los nummer kost € 5,00. U krijgt hiervoor een acceptgirokaart toegestuurd. Abonnementen kunnen op ieder gewenst moment ingaan. hoofdredacteur/eindredactie: Jaap Huisman medewerkers aan dit nummer: Rolf de Boer, Sander Grip, Michiel Hulshof Xandra de Jongh, Ben Maandag, Nicolaas Matsier, Agnes Koerts, Frank van de Poll, Ilse van Rijn, Marianne Schijf, Anka van Voorthuysen fotografen: Joep Jacobs, Marcel Kentin, Robert Oerlemans, Eran Oppenheimer, Wim Ruigrok, Frans Schellekens, Janine Schrijver, Siebe Swart, Levien Willemse vormgeving: Barlock, Den Haag / druk: DeltaHage, Den Haag / verspreiding: Pondres, Tilburg
3
architectuur
4
stedenbouw
van de redactie
column
5
Jaap Huisman
Tekst: Nicolaas Matsier
Prinsengracht 436
Wauwgebouw
Fotografie: Wim Ruigrok
Nut en onnut van een crisis
De Amsterdamse hoofdgrachten zijn zowel recht als krom. Na een recht stuk komt een knik. De flauwe bochten, van ongeveer dertig graden, veroorzaken een deel van de schoonheid van de grachten. Je kijkt nooit van begin tot eind. Dat zo’n gracht in feite een halve cirkel is, levert ook een nuttig bijproduct op. Je weet altijd in welke richting je je voortbeweegt. Over de Prinsengracht moet ik ontelbaar vaak gelopen en gefietst hebben. Nou ja, een stukje ervan. De complete Prinsengracht doe je alleen als je toerist wilt zijn in eigen stad. Maar als het even kan kijk ik. Ik heb de illusie dat er geen gevel is of ik ken hem. Introvert fietsen komt natuurlijk ook wel voor, maar langs deze route is het of ik met de trein reis over een vertrouwd traject. Eén blik uit het raampje is voldoende om vast te stellen waar ik ben. Zo’n blik is bijna een blik op het horloge. Je kent het panorama van je uitzicht even goed als je wijzerplaat. Elke gracht heeft zijn direct herkenbare oriëntatiepunten. Godzijdank is er aan de grachten weinig verpest. Maar de geschiedenis van de stad Amsterdam is er een van ruimte-
gebrek, uitbreiding en schaalvergroting. Je kijkt er liever langsheen, die aanstootgevende gevallen van schaalvergroting, overal in stad, de blik slaat gewoon een blok over. Maar zelfs aan de grachten is er, in de breedte en in de hoogte, meer veranderd dan je wilt weten. Die schaalvergrotingen dateren uit de negentiende eeuw en de twintigste.
gebouw aan de grachten dat dat doet. Ik heb wel een zekere genegenheid voor het gebouw, maar geen gevoelens van warmte. Wel heb ik met plezier vastgesteld dat de oorlog tegen de graffiti hier al een hele tijd gewonnen is.
Landmark der landmarks, als het om de Prinsengracht gaat, is het gerechtshof. Het is een gebouw dat opdoemt. Dankzij zo’n knik in de gracht ligt daar aan de overzijde van de Leidsegracht de massa van het gerechtshof. Ik volg nu de even kant van de gracht (de buitenste), met het verkeer mee. Het gerechtshof betekent voor mij dat ik de Jordaan verlaat. Voor alle duidelijkheid: deze wijk wordt noordelijk door de Brouwersgracht, oostelijk door de Prinsengracht, zuidelijk door de Leidsegracht, en westelijk door de Lijnbaansgracht begrensd.
Het gerechtshof heeft weliswaar de hoogte van de rest van de bebouwing, maar het is ontzaglijk breed. En het dak is al even ontzaglijk horizontaal. Geen hals-, tuit- of klokgevels, hier, die ieder voor zich en naast elkaar zomaar ergens in de lucht eindigen. Het is ook een ontzaglijk onbewoond gebouw. Ingeklemd tussen een hotel op de hoek van de Leidsestraat (bescheiden schaalvergroting, begin twintigste eeuw) en het gerechtshof staan twee oude pandjes. Als je die ziet krijg je medelijden. De grachtenwand tegenover het gerechtshof, ter vergelijking, telt zo’n vijftien à twintig panden die met hun allen deze ene overbuurman hebben gekregen.
Voor het gevoel van de fietser en de wandelaar beslaat het gerechtshof een compleet blok. Het is het enige
Dat dacht ik tenminste. Ik meende dat het gerechtshof zo’n wat Frans aandoend gebouw was uit de tijd
van Lodewijk Napoleon of Willem I, begin negentiende eeuw. Wat het natuurlijk ook is. Maar ik ging er voetstoots van uit dat daar wel een stuk of wat prachtige panden voor gesloopt waren. In de zeventiende eeuw evenwel blijkt hier een joekel van een gebouw te hebben gestaan, het aalmoezeniersweeshuis. In de hoogtijdagen, je zou ook kunnen zeggen op het dieptepunt, hebben hier wel tweeduizend of meer wezen gewoond. Aanvankelijk lag het weeshuis aan een groene rand van de stad; de Leidsestraat was nog een sloot. Al zulke gebouwen lagen aan de rand. Ook, bijvoorbeeld, Amstelhof (thans de Hermitage) en het Oudemannenhuis aan de Roetersstraat. Nooit denken dat je de stad kent. Het gerechtshof heeft niks te maken met de door mij aangenomen schaalvergroting. Het heeft de schaal van het weeshuis behouden, zowel in de breedte als in de hoogte. Aan een gloednieuwe rand van de stad, een op te spuiten eiland in het IJ, zal een nieuw gerechtshof verrijzen. We hebben vijf of zes jaar de tijd om afscheid te nemen. Bijna wandelen en fietsen we alweer langs een zoveelste stuk oude huid van de slang die de zich verjongende stad is.
JJ
Crisis, wat voor crisis? Wat merkt de gemiddelde burger van het economisch zwaar tij? Natuurlijk, er vallen ontslagen en er gaan ondernemingen dicht, en het is een feit dat de bouwnijverheid een flinke klap krijgt, maar daar staan ook positieve aspecten tegenover. Eindelijk eens de gelegenheid om verpauperde bedrijventerreinen op te ruimen en de mogelijkheid om wegen of spoorlijnen versneld aan te leggen: minister Cramer van Milieu heeft gelukkig de toestemming gekregen van ‘Europa’ om de ‘fijnstof-norm’ en de ‘geluidsbelasting’ uit te stellen tot 2011, zodat er toch geïnvesteerd kan worden in die grote (bouw)projecten. Een opluchting in een land dat het zichzelf al niet gemakkelijk maakt met vergunningen en procedures. In SMAAK klinken de effecten van de crisis door, het kan niet anders. De jonge projectontwikkelaar Coen van Oostrom zegt in dit nummer dat de crisis kansen biedt voor echte innovaties (het ultra-groene gebouw) en een bezinning op ons ruimtelijk beleid. Er kleven ook nadelen aan de economische inzinking, denkt hij: er kan heel veel knowhow verloren gaan, vooral van jonge, net afgestudeerde talenten. Architectenbureaus kampen met dezelfde tegenslagen. Ze moeten tijdelijke contracten beëindigen en ontslaan soms al vaste krachten. De meeste bureaus zijn blij als de portefeuille dit jaar nog gevuld is; maar wat daarna? Het kan niet anders dat SMAAK deze tendensen signaleert, omdat de crisis ook terugslaat op de rol van de overheid: meer steun bieden, meer interveniëren, meer stimuleren. Wat immers voorkomen moet worden is dat markt (en dus de werkgelegenheid) helemaal stilvalt. Vandaar, ook in deze editie, een interview met de nieuwe spoorbouwmeester Koen van Velsen en Marc Unger van ProRail over de ontwikkeling van de stationsgebieden. Daar zullen we de komende jaren nog meer van merken. SMAAK 41 is geen speciaal jubileumnummer, maar geeft wel de polsslag van de tijd aan. Wat gebeurt er in het Rijksmuseum en hoe vordert de bouw van het Nederlandse paviljoen in Shanghai, waar het Atelier Rijksbouwmeester nauw bij betrokken was? Het zijn onderwerpen die dit jaar nog vele malen zullen terugkeren. Het eerste hoofdredactioneel grijp ik ook aan om de column van Nicolaas Matsier aan te bevelen die een ‘parel’ uit het bezit van de Rijksgebouwendienst oppoetst, in dit geval het gerechtshof aan de Prinsengracht in Amsterdam. Over enkele jaren is het misschien een hotel, als het gerechtsgebouw verhuist naar het IJ-dock. Matsier heeft recentelijk een boek uitgebracht over het trompe l’oeil in de architectuur en beeldende kunst, beeldmanipulaties van vroeger die de kijker op het verkeerde been kunnen zetten. Is het echt of zinsbegoocheling? Het is om in hedendaagse termen te blijven een eyeopener: zo kunnen we oog krijgen voor details in gebouwen. Een oefening in kijken, met andere woorden. Dat kan geen kwaad in deze tijd waar alles en iedereen tandje moet terugzetten.
architectuur
4
stedenbouw
van de redactie
column
5
Jaap Huisman
Tekst: Nicolaas Matsier
Prinsengracht 436
Wauwgebouw
Fotografie: Wim Ruigrok
Nut en onnut van een crisis
De Amsterdamse hoofdgrachten zijn zowel recht als krom. Na een recht stuk komt een knik. De flauwe bochten, van ongeveer dertig graden, veroorzaken een deel van de schoonheid van de grachten. Je kijkt nooit van begin tot eind. Dat zo’n gracht in feite een halve cirkel is, levert ook een nuttig bijproduct op. Je weet altijd in welke richting je je voortbeweegt. Over de Prinsengracht moet ik ontelbaar vaak gelopen en gefietst hebben. Nou ja, een stukje ervan. De complete Prinsengracht doe je alleen als je toerist wilt zijn in eigen stad. Maar als het even kan kijk ik. Ik heb de illusie dat er geen gevel is of ik ken hem. Introvert fietsen komt natuurlijk ook wel voor, maar langs deze route is het of ik met de trein reis over een vertrouwd traject. Eén blik uit het raampje is voldoende om vast te stellen waar ik ben. Zo’n blik is bijna een blik op het horloge. Je kent het panorama van je uitzicht even goed als je wijzerplaat. Elke gracht heeft zijn direct herkenbare oriëntatiepunten. Godzijdank is er aan de grachten weinig verpest. Maar de geschiedenis van de stad Amsterdam is er een van ruimte-
gebrek, uitbreiding en schaalvergroting. Je kijkt er liever langsheen, die aanstootgevende gevallen van schaalvergroting, overal in stad, de blik slaat gewoon een blok over. Maar zelfs aan de grachten is er, in de breedte en in de hoogte, meer veranderd dan je wilt weten. Die schaalvergrotingen dateren uit de negentiende eeuw en de twintigste.
gebouw aan de grachten dat dat doet. Ik heb wel een zekere genegenheid voor het gebouw, maar geen gevoelens van warmte. Wel heb ik met plezier vastgesteld dat de oorlog tegen de graffiti hier al een hele tijd gewonnen is.
Landmark der landmarks, als het om de Prinsengracht gaat, is het gerechtshof. Het is een gebouw dat opdoemt. Dankzij zo’n knik in de gracht ligt daar aan de overzijde van de Leidsegracht de massa van het gerechtshof. Ik volg nu de even kant van de gracht (de buitenste), met het verkeer mee. Het gerechtshof betekent voor mij dat ik de Jordaan verlaat. Voor alle duidelijkheid: deze wijk wordt noordelijk door de Brouwersgracht, oostelijk door de Prinsengracht, zuidelijk door de Leidsegracht, en westelijk door de Lijnbaansgracht begrensd.
Het gerechtshof heeft weliswaar de hoogte van de rest van de bebouwing, maar het is ontzaglijk breed. En het dak is al even ontzaglijk horizontaal. Geen hals-, tuit- of klokgevels, hier, die ieder voor zich en naast elkaar zomaar ergens in de lucht eindigen. Het is ook een ontzaglijk onbewoond gebouw. Ingeklemd tussen een hotel op de hoek van de Leidsestraat (bescheiden schaalvergroting, begin twintigste eeuw) en het gerechtshof staan twee oude pandjes. Als je die ziet krijg je medelijden. De grachtenwand tegenover het gerechtshof, ter vergelijking, telt zo’n vijftien à twintig panden die met hun allen deze ene overbuurman hebben gekregen.
Voor het gevoel van de fietser en de wandelaar beslaat het gerechtshof een compleet blok. Het is het enige
Dat dacht ik tenminste. Ik meende dat het gerechtshof zo’n wat Frans aandoend gebouw was uit de tijd
van Lodewijk Napoleon of Willem I, begin negentiende eeuw. Wat het natuurlijk ook is. Maar ik ging er voetstoots van uit dat daar wel een stuk of wat prachtige panden voor gesloopt waren. In de zeventiende eeuw evenwel blijkt hier een joekel van een gebouw te hebben gestaan, het aalmoezeniersweeshuis. In de hoogtijdagen, je zou ook kunnen zeggen op het dieptepunt, hebben hier wel tweeduizend of meer wezen gewoond. Aanvankelijk lag het weeshuis aan een groene rand van de stad; de Leidsestraat was nog een sloot. Al zulke gebouwen lagen aan de rand. Ook, bijvoorbeeld, Amstelhof (thans de Hermitage) en het Oudemannenhuis aan de Roetersstraat. Nooit denken dat je de stad kent. Het gerechtshof heeft niks te maken met de door mij aangenomen schaalvergroting. Het heeft de schaal van het weeshuis behouden, zowel in de breedte als in de hoogte. Aan een gloednieuwe rand van de stad, een op te spuiten eiland in het IJ, zal een nieuw gerechtshof verrijzen. We hebben vijf of zes jaar de tijd om afscheid te nemen. Bijna wandelen en fietsen we alweer langs een zoveelste stuk oude huid van de slang die de zich verjongende stad is.
JJ
Crisis, wat voor crisis? Wat merkt de gemiddelde burger van het economisch zwaar tij? Natuurlijk, er vallen ontslagen en er gaan ondernemingen dicht, en het is een feit dat de bouwnijverheid een flinke klap krijgt, maar daar staan ook positieve aspecten tegenover. Eindelijk eens de gelegenheid om verpauperde bedrijventerreinen op te ruimen en de mogelijkheid om wegen of spoorlijnen versneld aan te leggen: minister Cramer van Milieu heeft gelukkig de toestemming gekregen van ‘Europa’ om de ‘fijnstof-norm’ en de ‘geluidsbelasting’ uit te stellen tot 2011, zodat er toch geïnvesteerd kan worden in die grote (bouw)projecten. Een opluchting in een land dat het zichzelf al niet gemakkelijk maakt met vergunningen en procedures. In SMAAK klinken de effecten van de crisis door, het kan niet anders. De jonge projectontwikkelaar Coen van Oostrom zegt in dit nummer dat de crisis kansen biedt voor echte innovaties (het ultra-groene gebouw) en een bezinning op ons ruimtelijk beleid. Er kleven ook nadelen aan de economische inzinking, denkt hij: er kan heel veel knowhow verloren gaan, vooral van jonge, net afgestudeerde talenten. Architectenbureaus kampen met dezelfde tegenslagen. Ze moeten tijdelijke contracten beëindigen en ontslaan soms al vaste krachten. De meeste bureaus zijn blij als de portefeuille dit jaar nog gevuld is; maar wat daarna? Het kan niet anders dat SMAAK deze tendensen signaleert, omdat de crisis ook terugslaat op de rol van de overheid: meer steun bieden, meer interveniëren, meer stimuleren. Wat immers voorkomen moet worden is dat markt (en dus de werkgelegenheid) helemaal stilvalt. Vandaar, ook in deze editie, een interview met de nieuwe spoorbouwmeester Koen van Velsen en Marc Unger van ProRail over de ontwikkeling van de stationsgebieden. Daar zullen we de komende jaren nog meer van merken. SMAAK 41 is geen speciaal jubileumnummer, maar geeft wel de polsslag van de tijd aan. Wat gebeurt er in het Rijksmuseum en hoe vordert de bouw van het Nederlandse paviljoen in Shanghai, waar het Atelier Rijksbouwmeester nauw bij betrokken was? Het zijn onderwerpen die dit jaar nog vele malen zullen terugkeren. Het eerste hoofdredactioneel grijp ik ook aan om de column van Nicolaas Matsier aan te bevelen die een ‘parel’ uit het bezit van de Rijksgebouwendienst oppoetst, in dit geval het gerechtshof aan de Prinsengracht in Amsterdam. Over enkele jaren is het misschien een hotel, als het gerechtsgebouw verhuist naar het IJ-dock. Matsier heeft recentelijk een boek uitgebracht over het trompe l’oeil in de architectuur en beeldende kunst, beeldmanipulaties van vroeger die de kijker op het verkeerde been kunnen zetten. Is het echt of zinsbegoocheling? Het is om in hedendaagse termen te blijven een eyeopener: zo kunnen we oog krijgen voor details in gebouwen. Een oefening in kijken, met andere woorden. Dat kan geen kwaad in deze tijd waar alles en iedereen tandje moet terugzetten.
nationaal historisch museum langs de rijn Het Nationaal Historisch Museum in Arnhem komt te staan op een locatie direct aan de Rijn en naast de beroemde John Frostbrug. Dat is begin april bekend geworden. Minister Ronald Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen staat achter de keuze. De locatie wijkt af van de oorspronkelijke plannen, op basis waarvan Arnhem de vestiging van het Nationaal Museum Historisch in de wacht sleepte ten koste van Amsterdam en Den Haag. Volgens die plannen moest het museum komen aan de noordkant van Arnhem, als buurman van het Nederlandse Openluchtmuseum en dierentuin Burgers’ Zoo. Deze verplaatsing is zeer tot ongenoegen van architect Francine Houben die in haar column in het Financieele Dagblad van 6 april erop heeft gewezen dat Arnhem juist was verkozen vanwege de koppeling aan het Openluchtmuseum. Houben was door de toenmalige directeur van het Openluchtmuseum als architect uitgenodigd een ontwerp te maken. Maar de nu gekozen locatie past volgens museumdirecteur Erik Schilp beter bij het nieuwe concept, dat onder meer aandacht schenkt aan de thema’s Oorlog en Vrede en Land en Water. De directie wijst de komende weken een architect aan die een ontwerp maakt voor het nieuwe museum. Op de gekozen plek staat nu een kantoor van Volkshuisvesting. Het museum wil als dat kan gebruikmaken van het bestaande
gebouw. De buitengevel zal in ieder geval veranderen. ‘Het wordt een uniek ontwerp’, belooft Schilp. De gemeente denkt dat de nieuwe locatie beter bereikbaar zal zijn met het openbaar vervoer dan een locatie in de bossen ten noorden van Arnhem. Ook de nabijheid van het stadscentrum werkt in het voordeel, menen de gemeente en museumdirectie. Het oorspronkelijke plan om het nieuwe museum naast het Nederlandse Openluchtmuseum te vestigen, bood bezoekers de mogelijkheid in één dag beide musea te bezoeken. Onderzoek wees echter uit dat dat in de praktijk niet of nauwelijks zou gebeuren, aldus Schilp. Het is nog onduidelijk wanneer het museum aan de Rijn zijn deuren opent. Aanvankelijk zou het museum in 2011 opengaan. Tot de opening richt het Nationaal Historisch Museum mogelijk tijdelijke exposities in. Op de beoogde locatie staat nu nog het voormalige hoofdkantoor van chemieconcern Basf Nederland. Projectontwikkelaar Eurocommerce kocht het kantoor in april 2004 voor 7,25 miljoen euro. Een paar maanden later verkocht Eurocommerce het pand weer voor 8,75 miljoen euro aan de corporatie Volkshuisvesting. Voorzitter Atzo Nicolaï van de Raad van Toezicht van het Nationaal Museum meldt dat er nog geen budget is gereserveerd voor de aankoop
bouw belastingdienst doetinchem van start Burgemeester Kaiser van Doetinchem heeft deze maand de eerste bouwhandeling verricht voor het nieuwe kantoor van de Belastingdienst. Daarmee markeert hij de officiële start van de bouwwerkzaamheden van dit bouwproject. De Rijksgebouwendienst heeft hierbij voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis een publiek-private aanbesteding gegund aan één private partij: Facilicom. De Schiedamse facilitair dienstverlener Facilicom is niet alleen verantwoordelijk voor het financieren, ontwerpen, bouwen en inrichten van het gebouw, maar ook voor de faci-
litaire dienstverlening aan de circa 460 medewerkers van de Belastingdienst en het onderhouden van het pand gedurende de looptijd van het contract (15 jaar). De huisvesting van de Belastingdienst maakt deel uit van het Masterplan Schil/Hamburgerbroek van de gemeente Doetinchem. Het kantoor wordt gebouwd aan de zuidkant van de spoorlijn en grenst aan het busstation. De Belastingdienst verhuist naar verwachting tegen de zomer van 2010 naar het nieuwe pand met ca. 7.500 vierkante meter kantooroppervlak. Bij het pand met 350 werkplekken zijn 120 parkeerplaatsen voorzien.
worden naar verwachting in 2015 samen gehuisvest in de het pand aan de Rijnstraat 8. Het gebouw is dan geheel gerenoveerd en duurzaam. Tijdens de renovatie worden de medewerkers van VROM elders gehuisvest. Economische Zaken en Landbouw gaan samen in het gebouw van Landbouw, Binnenlandse Zaken en Justitie trekken in het nieuwe gebouw aan de Turfmarkt, Sociale Zaken stoot een deel af aan Volksgezondheid. Aanvankelijk was er verzet van minister Eurlings van Verkeer en Waterstaat om te verhuizen, totdat het inzicht ontstond dat hiermee veel kosten bespaard kunnen worden. Een aantal ministeries werkt al rijksbreed samen, uitvloeisel van het beleid om minder sectoraal te
opereren. Overwogen wordt om ook Defensie en Buitenlandse Zaken samen te voegen maar daarover is nog geen overeenstemming. Het ministerie aan de Rijnstraat begint na twintig jaar intensief gebruik gebreken te vertonen. De technische installaties, en met name het klimaatsysteem zijn aan vervanging toe. Dat geldt ook voor het binnenwerk. Stevig is de ambitie op het gebied van duurzaamheid, energie en kantoorinnovatie. Het gebouw krijgt een voorbeeldfunctie voor wat betreft materiaalgebruik en duurzame bedrijfsvoering. Het verkrijgen van het A-label is het doel. Daarnaast moet het pand de standaard qua Rijkswerkplek worden. Tijdens de ‘vernieuwing’ van het pand Rijnstraat 8 worden de
medewerkers van het kerndepartement van VROM tijdelijk elders gehuisvest. Nog niet bekend is in welk pand dat is en wanneer. De Rijksgebouwendienst gaat op zoek naar tijdelijk huisvesting voor het kerndepartement, en vaste huisvesting voor de VROM Inspectie en haar eigen organisatie. Zij keren naar verwachting niet terug in de vernieuwde hoofdzetel. Medewerkers van VenW krijgen niet te maken met tijdelijke huisvesting elders. Het samenkomen van de kerndepartementen van de twee ministeries is volgens de eerste planning medio 2015. Daarmee wordt dan voldaan aan de wens van het kabinet de huisvesting van de departementen in het centrum van Den Haag verder te concentreren.
de Zwijger zijn de winnaars bekend gemaakt.
opdrachtgever van een in het voorafgaande jaar gerealiseerd project dat volgens een internationale jury boven alle andere uitsteekt. De jury bestond uit de Nederlandse architect Juliette Bekkering, de Belgische architectuurhistoricus Wouter Davidts en de Duitse architectuurcriticus Christian Welzbacher. Zij bezochten en becommentarieerden alle 29 genomineerde projecten en wezen de winnaar van De Gouden A.A.P. aan. Bij het bezoek van de jury aan Stadsdeelwerf Zuideramstel werden vooral de schoonheid en het raadselachtige van het gebouw opgemerkt.
Er werd geconstateerd dat het ontwerp stoelt op een mooi architectonisch concept, op een aangename gelaagdheid. Het rechttoe rechtaan programma van eisen is eigenlijk op een tamelijk rigide manier in vormen vertaald, wat opmerkelijk genoeg een ontspannen resultaat tot gevolg heeft. De uitgesproken vormwil, die op een enkel punt misschien iets te veel van het goede is, kan hier worden gerechtvaardigd, juist omdat hij wordt ingezet om een gebouw allure te geven dat op een fundamenteel niveau de publieke zaak behartigt. Het is een spannend, radicaal en poëtisch project.
Burgemeester Herman Kaiser, manager Frans La Housse van Belastingdienst Oost en president-directeur Hans Gennissen van Facilicom.
ministeries gaan samenwonen
Het kabinet heeft op 9 april besloten dat verschillende ministeries samen in een gebouw trekken; de beslissing is bedoeld om kosten te besparen, naar schatting 40 miljoen euro. Het plan is afkomstig van minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken. Verkeer en Waterstaat trekt in bij het ministerie van VROM dat, zie elders in SMAAK, de komende tijd al ingrijpend verbouwd wordt. De bestuurskernen van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM
rijksbouwmeester reikt prijs uit aan claus en kaan
De winnaars van de Amsterdamse Architectuur Prijs 2009 zijn Claus en Kaan Architecten en Stadsdeel Zuideramstel, respectievelijk architect en opdrachtgever van de Stadsdeelwerf Zuideramstel. Tijdens een feestelijke bijeenkomst op 8 april in Pakhuis
Na een debat met opdrachtgevers in de bouw over de toekomst van de Amsterdamse architectuur, kreeg Liesbeth van der Pol (winnaar van de vorige editie) het eerste exemplaar van de publicatie Amsterdamse Architectuur 2008-2009 overhandigd, waarna zij op haar beurt ‘De Gouden A.A.P.’ (een vergulde penning) aan de winnaars uitreikte. De Amsterdamse Architectuur Prijs is door ARCAM (Architectuurcentrum Amsterdam) in het leven geroepen en wordt toegekend aan architect en
Heiwerkzaamheden ministeries is afgerond Op deze luchtfoto is de bouwlocatie te zien van de toekomstige ministeries van Buitenlandse Zaken, Koninkrijkszaken en Justitie in Den Haag. In april zijn de heiwerkzaamheden voltooid en kan de bouw van het complex beginnen. Op deze plaats stond tot voor een jaar nog de Zwarte Madonna, een woningblok, dat moest plaatsmaken voor de twee nieuwe ministeries. De architect ervan is Hans Kollhoff. (foto Siebe Swart)
nieuwe en verdwenen rechtbanken Minister Hirsch Ballin van Justitie heeft een wetsvoorstel ingediend om een aantal rechtbanken op te heffen en twee nieuwe te openen, een in Eindhoven en een in Almere. De gerechtsgebouwen in Alkmaar, Zutphen, Dordrecht en Roermond zullen worden samengevoegd met rechtbanken in de omgeving. Hirsch Ballin vindt dat de 19e eeuwse structuur van de huidige arrondissementen is verouderd, omdat regio’s andere accenten hebben gekregen en het daarom tijd is het bestand aan en de spreiding van gerechtsgebouwen te herzien. Omdat Justitie een belangrijke opdrachtgever voor de Rijksgebouwendienst is, zal dit voor de bouwopgave de komende jaren consequenties hebben. De rechtbank in Lelystad zal verder worden uitgebreid.
nationaal historisch museum langs de rijn Het Nationaal Historisch Museum in Arnhem komt te staan op een locatie direct aan de Rijn en naast de beroemde John Frostbrug. Dat is begin april bekend geworden. Minister Ronald Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen staat achter de keuze. De locatie wijkt af van de oorspronkelijke plannen, op basis waarvan Arnhem de vestiging van het Nationaal Museum Historisch in de wacht sleepte ten koste van Amsterdam en Den Haag. Volgens die plannen moest het museum komen aan de noordkant van Arnhem, als buurman van het Nederlandse Openluchtmuseum en dierentuin Burgers’ Zoo. Deze verplaatsing is zeer tot ongenoegen van architect Francine Houben die in haar column in het Financieele Dagblad van 6 april erop heeft gewezen dat Arnhem juist was verkozen vanwege de koppeling aan het Openluchtmuseum. Houben was door de toenmalige directeur van het Openluchtmuseum als architect uitgenodigd een ontwerp te maken. Maar de nu gekozen locatie past volgens museumdirecteur Erik Schilp beter bij het nieuwe concept, dat onder meer aandacht schenkt aan de thema’s Oorlog en Vrede en Land en Water. De directie wijst de komende weken een architect aan die een ontwerp maakt voor het nieuwe museum. Op de gekozen plek staat nu een kantoor van Volkshuisvesting. Het museum wil als dat kan gebruikmaken van het bestaande
gebouw. De buitengevel zal in ieder geval veranderen. ‘Het wordt een uniek ontwerp’, belooft Schilp. De gemeente denkt dat de nieuwe locatie beter bereikbaar zal zijn met het openbaar vervoer dan een locatie in de bossen ten noorden van Arnhem. Ook de nabijheid van het stadscentrum werkt in het voordeel, menen de gemeente en museumdirectie. Het oorspronkelijke plan om het nieuwe museum naast het Nederlandse Openluchtmuseum te vestigen, bood bezoekers de mogelijkheid in één dag beide musea te bezoeken. Onderzoek wees echter uit dat dat in de praktijk niet of nauwelijks zou gebeuren, aldus Schilp. Het is nog onduidelijk wanneer het museum aan de Rijn zijn deuren opent. Aanvankelijk zou het museum in 2011 opengaan. Tot de opening richt het Nationaal Historisch Museum mogelijk tijdelijke exposities in. Op de beoogde locatie staat nu nog het voormalige hoofdkantoor van chemieconcern Basf Nederland. Projectontwikkelaar Eurocommerce kocht het kantoor in april 2004 voor 7,25 miljoen euro. Een paar maanden later verkocht Eurocommerce het pand weer voor 8,75 miljoen euro aan de corporatie Volkshuisvesting. Voorzitter Atzo Nicolaï van de Raad van Toezicht van het Nationaal Museum meldt dat er nog geen budget is gereserveerd voor de aankoop
bouw belastingdienst doetinchem van start Burgemeester Kaiser van Doetinchem heeft deze maand de eerste bouwhandeling verricht voor het nieuwe kantoor van de Belastingdienst. Daarmee markeert hij de officiële start van de bouwwerkzaamheden van dit bouwproject. De Rijksgebouwendienst heeft hierbij voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis een publiek-private aanbesteding gegund aan één private partij: Facilicom. De Schiedamse facilitair dienstverlener Facilicom is niet alleen verantwoordelijk voor het financieren, ontwerpen, bouwen en inrichten van het gebouw, maar ook voor de faci-
litaire dienstverlening aan de circa 460 medewerkers van de Belastingdienst en het onderhouden van het pand gedurende de looptijd van het contract (15 jaar). De huisvesting van de Belastingdienst maakt deel uit van het Masterplan Schil/Hamburgerbroek van de gemeente Doetinchem. Het kantoor wordt gebouwd aan de zuidkant van de spoorlijn en grenst aan het busstation. De Belastingdienst verhuist naar verwachting tegen de zomer van 2010 naar het nieuwe pand met ca. 7.500 vierkante meter kantooroppervlak. Bij het pand met 350 werkplekken zijn 120 parkeerplaatsen voorzien.
worden naar verwachting in 2015 samen gehuisvest in de het pand aan de Rijnstraat 8. Het gebouw is dan geheel gerenoveerd en duurzaam. Tijdens de renovatie worden de medewerkers van VROM elders gehuisvest. Economische Zaken en Landbouw gaan samen in het gebouw van Landbouw, Binnenlandse Zaken en Justitie trekken in het nieuwe gebouw aan de Turfmarkt, Sociale Zaken stoot een deel af aan Volksgezondheid. Aanvankelijk was er verzet van minister Eurlings van Verkeer en Waterstaat om te verhuizen, totdat het inzicht ontstond dat hiermee veel kosten bespaard kunnen worden. Een aantal ministeries werkt al rijksbreed samen, uitvloeisel van het beleid om minder sectoraal te
opereren. Overwogen wordt om ook Defensie en Buitenlandse Zaken samen te voegen maar daarover is nog geen overeenstemming. Het ministerie aan de Rijnstraat begint na twintig jaar intensief gebruik gebreken te vertonen. De technische installaties, en met name het klimaatsysteem zijn aan vervanging toe. Dat geldt ook voor het binnenwerk. Stevig is de ambitie op het gebied van duurzaamheid, energie en kantoorinnovatie. Het gebouw krijgt een voorbeeldfunctie voor wat betreft materiaalgebruik en duurzame bedrijfsvoering. Het verkrijgen van het A-label is het doel. Daarnaast moet het pand de standaard qua Rijkswerkplek worden. Tijdens de ‘vernieuwing’ van het pand Rijnstraat 8 worden de
medewerkers van het kerndepartement van VROM tijdelijk elders gehuisvest. Nog niet bekend is in welk pand dat is en wanneer. De Rijksgebouwendienst gaat op zoek naar tijdelijk huisvesting voor het kerndepartement, en vaste huisvesting voor de VROM Inspectie en haar eigen organisatie. Zij keren naar verwachting niet terug in de vernieuwde hoofdzetel. Medewerkers van VenW krijgen niet te maken met tijdelijke huisvesting elders. Het samenkomen van de kerndepartementen van de twee ministeries is volgens de eerste planning medio 2015. Daarmee wordt dan voldaan aan de wens van het kabinet de huisvesting van de departementen in het centrum van Den Haag verder te concentreren.
de Zwijger zijn de winnaars bekend gemaakt.
opdrachtgever van een in het voorafgaande jaar gerealiseerd project dat volgens een internationale jury boven alle andere uitsteekt. De jury bestond uit de Nederlandse architect Juliette Bekkering, de Belgische architectuurhistoricus Wouter Davidts en de Duitse architectuurcriticus Christian Welzbacher. Zij bezochten en becommentarieerden alle 29 genomineerde projecten en wezen de winnaar van De Gouden A.A.P. aan. Bij het bezoek van de jury aan Stadsdeelwerf Zuideramstel werden vooral de schoonheid en het raadselachtige van het gebouw opgemerkt.
Er werd geconstateerd dat het ontwerp stoelt op een mooi architectonisch concept, op een aangename gelaagdheid. Het rechttoe rechtaan programma van eisen is eigenlijk op een tamelijk rigide manier in vormen vertaald, wat opmerkelijk genoeg een ontspannen resultaat tot gevolg heeft. De uitgesproken vormwil, die op een enkel punt misschien iets te veel van het goede is, kan hier worden gerechtvaardigd, juist omdat hij wordt ingezet om een gebouw allure te geven dat op een fundamenteel niveau de publieke zaak behartigt. Het is een spannend, radicaal en poëtisch project.
Burgemeester Herman Kaiser, manager Frans La Housse van Belastingdienst Oost en president-directeur Hans Gennissen van Facilicom.
ministeries gaan samenwonen
Het kabinet heeft op 9 april besloten dat verschillende ministeries samen in een gebouw trekken; de beslissing is bedoeld om kosten te besparen, naar schatting 40 miljoen euro. Het plan is afkomstig van minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken. Verkeer en Waterstaat trekt in bij het ministerie van VROM dat, zie elders in SMAAK, de komende tijd al ingrijpend verbouwd wordt. De bestuurskernen van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM
rijksbouwmeester reikt prijs uit aan claus en kaan
De winnaars van de Amsterdamse Architectuur Prijs 2009 zijn Claus en Kaan Architecten en Stadsdeel Zuideramstel, respectievelijk architect en opdrachtgever van de Stadsdeelwerf Zuideramstel. Tijdens een feestelijke bijeenkomst op 8 april in Pakhuis
Na een debat met opdrachtgevers in de bouw over de toekomst van de Amsterdamse architectuur, kreeg Liesbeth van der Pol (winnaar van de vorige editie) het eerste exemplaar van de publicatie Amsterdamse Architectuur 2008-2009 overhandigd, waarna zij op haar beurt ‘De Gouden A.A.P.’ (een vergulde penning) aan de winnaars uitreikte. De Amsterdamse Architectuur Prijs is door ARCAM (Architectuurcentrum Amsterdam) in het leven geroepen en wordt toegekend aan architect en
Heiwerkzaamheden ministeries is afgerond Op deze luchtfoto is de bouwlocatie te zien van de toekomstige ministeries van Buitenlandse Zaken, Koninkrijkszaken en Justitie in Den Haag. In april zijn de heiwerkzaamheden voltooid en kan de bouw van het complex beginnen. Op deze plaats stond tot voor een jaar nog de Zwarte Madonna, een woningblok, dat moest plaatsmaken voor de twee nieuwe ministeries. De architect ervan is Hans Kollhoff. (foto Siebe Swart)
nieuwe en verdwenen rechtbanken Minister Hirsch Ballin van Justitie heeft een wetsvoorstel ingediend om een aantal rechtbanken op te heffen en twee nieuwe te openen, een in Eindhoven en een in Almere. De gerechtsgebouwen in Alkmaar, Zutphen, Dordrecht en Roermond zullen worden samengevoegd met rechtbanken in de omgeving. Hirsch Ballin vindt dat de 19e eeuwse structuur van de huidige arrondissementen is verouderd, omdat regio’s andere accenten hebben gekregen en het daarom tijd is het bestand aan en de spreiding van gerechtsgebouwen te herzien. Omdat Justitie een belangrijke opdrachtgever voor de Rijksgebouwendienst is, zal dit voor de bouwopgave de komende jaren consequenties hebben. De rechtbank in Lelystad zal verder worden uitgebreid.
8
stedenbouw
Herbestemming, duurzame steden en landschappelijke versterking staan voorop
nieuws Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Robert Oerlemans en Levien Willemse (portretten)
Wim Eggenkamp
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Sinds de zomer van 2008 is een nieuw College van Rijksadviseurs, aan het werk. Wim Eggenkamp, benoemd door het Ministerie van OCW, Yttje Feddes, benoemd door het Ministerie van LNV en Ton Venhoeven, benoemd door het Ministerie van V&W en Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol, benoemd door het Ministerie van VROM, vormen samen tot 2012 het nieuwe College van Rijksadviseurs. In februari hebben ze hun gezamelijke agenda voor de periode 2009 - 2012 gepubliceerd. Hoe ziet die eruit en waar liggen de prioriteiten?
Rijksadviseur voor het Cultureel Erfgoed ‘Herbestemming’ is voor de Rijksadviseur van het Cultureel Erfgoed, Wim Eggenkamp, prioriteit nummer één voor de komende jaren. Dit onderwerp heeft dan ook een prominente plek gekregen in de werkagenda Maak het verschil!, agenda College van Rijksadviseurs 2009 - 2012 die hij samen met zijn collega rijksadviseurs onlangs heeft opgesteld. Eggenkamp adviseert daarin het ministerie van OCW. Herbestemming past in de modernisering van de monumentenzorg. Voor Eggenkamp is het onderwerp herbestemming niet nieuw. Hij heeft hiermee ervaring opgedaan als directeur van Stadsherstel en vele projecten begeleid waarbij herbestemming aan de orde was. Tijdens zijn werk
bij Stadsherstel viel hem op dat het onderhoud van rijks- en gemeentelijke monumenten vaak te weinig aandacht krijgt. Monumenten zijn beter af door ze continu te onderhouden zodat de restauratiekosten in een later stadium niet onnodig hoog worden. Bij het nadenken over mogelijk toekomstige nieuwe bestemmingen voor een rijksmonument, is een marktgerichte oriëntatie onontbeerlijk, vindt Eggenkamp. ‘Je moet dus goed nadenken over het beheer en de exploitatie.’ Eggenkamp kan inmiddels putten uit enkele voorbeelden van geslaagde herontwikkeling waar ook de exploitatie goed is geregeld. Eggenkamp verwijst hiervoor naar Pakhuis de Zwijger in Amsterdam,
kunst
de 10 herbestemde stadskerken in Amsterdam of naar de Westergasfabriek, ze fungeren als culturele broedplaats of als ontmoetings- en/ of kantoorruimte. De toekomstige opgave verplaatst zich naar grootschalige projecten, zoals psychiatrische ziekenhuizen, kloosters, industrieterreinen en vrijkomende defensieterreinen. Soms zit er ook een ‘raar’ object tussen zoals een meststal bij het Vondelpark in Amsterdam, veranderd in het Kinderkookcafé, lacht hij. Onlangs nog werd hij uitgenodigd in Benschop (Utrecht) waar de Dienst Landelijk Gebied zijn oordeel wenste over een ‘prachtig complex’ van 50/60 jaar oud dat zijn functie als defensiemagazijn was kwijtgeraakt. Dat je dat kunt
behouden en een tweede leven kunt geven, staat buiten kijf. ‘Kijk maar naar de vestingwerken uit de Stelling van Amsterdam; die hebben of krijgen ook uiteenlopende functies, waarmee zij met behoud van hun karakteristiek een nieuw leven tegemoet gaan.’ Een belangrijk onderwerp is de aanpak van de 40 ‘aandachtswijken die de Rijksadviseur dit jaar allemaal hoopt te bezoeken, met een speciaal oog voor de culturele waarde van sommige objecten, de kerken en de scholen uit de wederopbouwtijd. ‘Daar zitten parels tussen. Sommige gemeenten bouwden standaard scholen maar ook die bezitten tot mijn verrassing grote kwaliteit.’ Verder zijn de wederopbouwwijken
befaamd om hun groenstructuur, weelderig en ruim. Daarnaast is er in de werkagenda van de Rijksadviseur ruimte ingepland om te adviseren over interessante monumenten en cultuurhistorische vraagstukken. Recent is de Rijksadviseur samen met de Rijksbouwmeester op werkbezoek geweest in Zierikzee, waar een vraagstuk ligt rondom de St. Lievens Monstertoren en de ernaast gelegen 19e eeuwse voormalig Nederlands hervormde kerk. Samen met de RACM, de gemeente, de Rijksgebouwendienst en particulier initiatief is gesproken over deze gebiedsontwikkeling. Bij de Grote Kerk in het nabijgelegen Veere, heeft Eggenkamp gewezen op de potentie om een loopbrug te benutten, om uitzicht vanaf de Grote
9
Kerk mogelijk te maken. Dit zijn voorbeelden van stille diplomatie op de achtergrond. Ook recent heeft de Rijksadviseur Cultureel Erfgoed een bijdrage geleverd over de samenwerkingsovereenkomst monumentenzorg van de Rijksgebouwendienst met het Ministerie van OCW en de RACM om een rijksbreed afgestemd monumentenbeleid te organiseren.
een groot verhaal Voor Yttje Feddes, Rijksadviseur voor het Landschap, staat de schoonheid en duurzaamheid van het landschap voorop. ‘Er is behoefte aan een groot verhaal over het landschap, een verhaal dat de betekenis van het landschap voor onze stedelijke samenleving vertelt. Beslissingen over de inrichting van
8
stedenbouw
Herbestemming, duurzame steden en landschappelijke versterking staan voorop
nieuws Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Robert Oerlemans en Levien Willemse (portretten)
Wim Eggenkamp
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Sinds de zomer van 2008 is een nieuw College van Rijksadviseurs, aan het werk. Wim Eggenkamp, benoemd door het Ministerie van OCW, Yttje Feddes, benoemd door het Ministerie van LNV en Ton Venhoeven, benoemd door het Ministerie van V&W en Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol, benoemd door het Ministerie van VROM, vormen samen tot 2012 het nieuwe College van Rijksadviseurs. In februari hebben ze hun gezamelijke agenda voor de periode 2009 - 2012 gepubliceerd. Hoe ziet die eruit en waar liggen de prioriteiten?
Rijksadviseur voor het Cultureel Erfgoed ‘Herbestemming’ is voor de Rijksadviseur van het Cultureel Erfgoed, Wim Eggenkamp, prioriteit nummer één voor de komende jaren. Dit onderwerp heeft dan ook een prominente plek gekregen in de werkagenda Maak het verschil!, agenda College van Rijksadviseurs 2009 - 2012 die hij samen met zijn collega rijksadviseurs onlangs heeft opgesteld. Eggenkamp adviseert daarin het ministerie van OCW. Herbestemming past in de modernisering van de monumentenzorg. Voor Eggenkamp is het onderwerp herbestemming niet nieuw. Hij heeft hiermee ervaring opgedaan als directeur van Stadsherstel en vele projecten begeleid waarbij herbestemming aan de orde was. Tijdens zijn werk
bij Stadsherstel viel hem op dat het onderhoud van rijks- en gemeentelijke monumenten vaak te weinig aandacht krijgt. Monumenten zijn beter af door ze continu te onderhouden zodat de restauratiekosten in een later stadium niet onnodig hoog worden. Bij het nadenken over mogelijk toekomstige nieuwe bestemmingen voor een rijksmonument, is een marktgerichte oriëntatie onontbeerlijk, vindt Eggenkamp. ‘Je moet dus goed nadenken over het beheer en de exploitatie.’ Eggenkamp kan inmiddels putten uit enkele voorbeelden van geslaagde herontwikkeling waar ook de exploitatie goed is geregeld. Eggenkamp verwijst hiervoor naar Pakhuis de Zwijger in Amsterdam,
kunst
de 10 herbestemde stadskerken in Amsterdam of naar de Westergasfabriek, ze fungeren als culturele broedplaats of als ontmoetings- en/ of kantoorruimte. De toekomstige opgave verplaatst zich naar grootschalige projecten, zoals psychiatrische ziekenhuizen, kloosters, industrieterreinen en vrijkomende defensieterreinen. Soms zit er ook een ‘raar’ object tussen zoals een meststal bij het Vondelpark in Amsterdam, veranderd in het Kinderkookcafé, lacht hij. Onlangs nog werd hij uitgenodigd in Benschop (Utrecht) waar de Dienst Landelijk Gebied zijn oordeel wenste over een ‘prachtig complex’ van 50/60 jaar oud dat zijn functie als defensiemagazijn was kwijtgeraakt. Dat je dat kunt
behouden en een tweede leven kunt geven, staat buiten kijf. ‘Kijk maar naar de vestingwerken uit de Stelling van Amsterdam; die hebben of krijgen ook uiteenlopende functies, waarmee zij met behoud van hun karakteristiek een nieuw leven tegemoet gaan.’ Een belangrijk onderwerp is de aanpak van de 40 ‘aandachtswijken die de Rijksadviseur dit jaar allemaal hoopt te bezoeken, met een speciaal oog voor de culturele waarde van sommige objecten, de kerken en de scholen uit de wederopbouwtijd. ‘Daar zitten parels tussen. Sommige gemeenten bouwden standaard scholen maar ook die bezitten tot mijn verrassing grote kwaliteit.’ Verder zijn de wederopbouwwijken
befaamd om hun groenstructuur, weelderig en ruim. Daarnaast is er in de werkagenda van de Rijksadviseur ruimte ingepland om te adviseren over interessante monumenten en cultuurhistorische vraagstukken. Recent is de Rijksadviseur samen met de Rijksbouwmeester op werkbezoek geweest in Zierikzee, waar een vraagstuk ligt rondom de St. Lievens Monstertoren en de ernaast gelegen 19e eeuwse voormalig Nederlands hervormde kerk. Samen met de RACM, de gemeente, de Rijksgebouwendienst en particulier initiatief is gesproken over deze gebiedsontwikkeling. Bij de Grote Kerk in het nabijgelegen Veere, heeft Eggenkamp gewezen op de potentie om een loopbrug te benutten, om uitzicht vanaf de Grote
9
Kerk mogelijk te maken. Dit zijn voorbeelden van stille diplomatie op de achtergrond. Ook recent heeft de Rijksadviseur Cultureel Erfgoed een bijdrage geleverd over de samenwerkingsovereenkomst monumentenzorg van de Rijksgebouwendienst met het Ministerie van OCW en de RACM om een rijksbreed afgestemd monumentenbeleid te organiseren.
een groot verhaal Voor Yttje Feddes, Rijksadviseur voor het Landschap, staat de schoonheid en duurzaamheid van het landschap voorop. ‘Er is behoefte aan een groot verhaal over het landschap, een verhaal dat de betekenis van het landschap voor onze stedelijke samenleving vertelt. Beslissingen over de inrichting van
stedenbouw
10
Denken over de duurzame stad begonnen Nederland moeten gestuurd worden door een visie op de grotere schaal en door inspiratie vanuit het onderliggende landschap,’ aldus Feddes, die als Rijksadviseur voor het Landschap het Ministerie van LNV adviseert. De Rijksadviseur voor het Landschap wil de komende jaren stimuleren dat opdrachtgevers bij ingrepen in het landschap ambitie tonen en een krachtige visie ontwikkelen op het gewenste toekomstig gebruik én het beeld dat daarbij hoort. Alle ingrepen moeten gezien worden als ontwerpopgaven, en het resultaat kan pas goed zijn wanneer het én functioneel goed in elkaar zit én met verbeeldingskracht is gemaakt. ‘Voor een landschapsarchitect klinkt dat als een open deur, maar dit is helaas niet overal in de ruimtelijke ordening gemeengoed’, zegt Feddes. Veel functionele veranderingen in het landelijk gebied, zoals de aanleg van waterberging, natuurontwikkeling en nieuwe agrarische complexen worden nog onvoldoende als ontwerp opgave beschouwd. Hier liggen kansen. Feddes heeft ervaring opgedaan bij Staatsbosbeheer, het Ingenieursbureau Amsterdam, H+N+S Landschapsarchitecten en haar eigen bureau met Berdie Olthof dat ze in 2006 heeft opgericht. Met haar ontwerpen voor rivierdijkversterking en kustverdediging vernieuwde ze de relatie tussen waterbouwkunde en landschapsontwerp. Ze maakte een plan voor de Stelling van Amsterdam als landschappelijke ring rondom de stad en inrichtingsplannen voor
verschillende parken, bossen en natuurgebieden. De Rijksadviseur voor het Landschap onderscheidt een vijftal thema’s waarop ze zich de komende vier jaar wil richten. De Groene Metropool waarin de toenemende verstedelijking van de Randstad tegenspel krijgt van duurzame landschapsontwikkeling is een belangrijk thema. Actueel hierin is de onlangs gepubliceerde nota Randstad 2040 waarin verschillende onderwerpen samenkomen, zoals de positie van het Groene Hart, de uitbreiding van de omringende steden en de ontsluiting van de steden. Feddes vindt dat het Groene Hart beter ontsloten moet worden om lucht te geven aan de bewoners in de steden. ‘De polders met zijn kades zijn nu privé-domein, terwijl ze met gemak opengesteld kunnen worden voor het toeristisch verkeer.’ Zo zou er een zogenaamd metropolitaan park kunnen staan, waarvoor Feddes de komende jaren een aansprekend en werkbaar concept wil uitwerken. Verder spelen de ontwikkelingen in landbouw, de klimaatverandering en de bijbehorende effecten op het watersysteem en het thema energie een rol. Landschappelijke vragen die deze thema’s met zich meebrengen lopen uiteen. Van de vormgeving van megastallen tot een visie op de plaats van windmolenparken. Op zee of in de polder? ‘In ieder geval op plaatsen waar het veel waait’, besluit Feddes. De klimaatverandering vraagt om een andere manier van omgaan met
Yttje Feddes
het water. De variatie in de ondergrond zal weer zichtbaar worden, meent Feddes, door verschillen in vernatting, verdroging en verzilting van de bodem. De tijd is voorbij ‘dat we alles kunnen maken’, en dit biedt een kans om de verscheidenheid aan landschappen te versterken in Nederland. Feddes vindt het jammer dat de nadruk veelal op de versterking van waterkeringen langs de kust en het IJsselmeer wordt gelegd. Ook de aanpassingen aan rivierdijken en vooral de versterking van de boezemkades in het veenweidelandschap verdienen onze aandacht. Hier is een prachtige link te maken met het thema recreatie en toegankelijkheid van het landelijk gebied. De combinatie van technische en landschappelijke ontwerpopgaven maakt dit tot een interessant thema.
infrastructuur Het stimuleren van integraal, duurzaam ontwerpen met oog voor de rol van mobiliteit staat voor Ton Venhoeven als Rijksadviseur voor de Infrastructuur boven aan zijn agenda. Dat uit zich in verschillende
adviezen over projecten van bijvoorbeeld het Ministerie van V&W: de ring Utrecht, de wegverbreding Schiphol-Amsterdam-Almere, Holland Rijnland en de ring-Groningen. ‘Infrastructuur staat hoog op de politieke agenda. Ons land is nu hard bezig om een achterstand in te lopen bij spoor- en wegverbetering.’ Venhoeven heeft Jan Brouwer opgevolgd als Rijksadviseur voor de Infrastructuur; hij kwam, zoals hij dat noemt, ‘in een redelijk opgemaakt bed’. De ambitie van Venhoeven is om zijn opvolger nog meer draagvlak mee te geven, zodat de aandacht voor de samenhang tussen ruimtelijke kwaliteit en infrastructuur nog vanzelfsprekender wordt. Bij het ontwikkelen van die samenhang is inbreng van goede ontwerpers onontbeerlijk. Als architect heeft Venhoeven naam gemaakt met diverse infrastructurele projecten zoals de Jan Schaefferbrug in Amsterdam, een ontwerp voor tunnels en bruggen in de Houthavens in Amsterdam en langzaamverkeersbruggen in Hoorn en Amsterdam Sloterdijk.
Het zwembadcomplex Mercator in Amsterdam heeft veel aandacht getrokken net zoals het laboratorium voor de Voedsel- en Warenautoriteit in Zwijndrecht. Venhoeven ziet een sleutelrol weggelegd voor de stad. Volgens de nota ‘Randstad 2040’ zal in de komende decennia 25 tot 40 procent van de woningopgave in binnenstedelijke gebieden gevonden moeten worden, een ambitie die voor de Rijksadviseurs best een tandje hoger mag uitvallen. Venhoeven: ‘Veel mensen denken dan meteen aan hoogbouw, maar je kunt ook een fantastische wijk maken met 100 grondgebonden woningen per hectare. Dat is vergelijkbaar met Amsterdam Zuid en drie maal zoveel als in een Vinex wijk’ Concreet komt aan de orde de verstedelijkingsopgave binnen de A12-zone bij Utrecht, waar dan een juiste balans moet worden gevonden tussen verschillende deelbelangen: economie, woningbouw, landschap, recreatie, bereikbaarheid en milieu. Met al die factoren moet rekening worden gehouden en dat kan door ontwerpers in een zo vroeg mogelijk stadium van het besluitvormingsproces in te schakelen. Dat de Rijksadviseur zo focust op de steden, wordt ondersteund door cijfers van de Nederlandse Vereniging van Makelaars die een historische omslag heeft geconstateerd: voor het eerst sinds lange tijd was er vorig jaar in de Randstad meer vraag naar wonen in de stad dan er buiten. Functiemenging en duurzaamheid worden omarmd door Venhoeven. We zijn op weg naar energiezuinige steden, een opgave waaraan veel instellingen, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving en TNO nu hard werken. Willen steden duurzaam zijn, dan moeten er plannen worden uitgewerkt voor bundeling van infrastructuur en bebouwing, binnenstedelijke herontwikkeling en intensivering, duurzame energievoorziening, stedelijke
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
11
voedselproductie, -distributie en afvalverwerking. Daarmee kan de stedelijke economie een enorme impuls krijgen. Dit soort ontwikkelingen kan grote consequenties hebben voor de infrastructuur van morgen. Venhoeven ziet veel technische ontwikkelingen die de overlast van het verkeer kunnen beperken, zoals geluidsarme banden en stil asfalt. ‘Infrastructuur wordt nog vaak als overlast ervaren, maar dat kan met die nieuwe vindingen behoorlijk veranderen. Er komen steeds meer schonere wegen. Wij werken daarom aan een sterke vervlechting van stad en infrastructuur.’
de gezamenlijke agenda De kracht van het CRA is hun gezamenlijk optreden en de adviezen die zij als College naar buiten brengen. Infrastructuur is niet altijd goed te onderscheiden van landschap of cultuurhistorie. Zo is recentelijk een advies uitgebracht over de visies die door verschillende consortia zijn gemaakt voor renovatie van de Afsluitdijk. Op dit symbool van Nederlandse civiele ingenieurskunst komt een aantal thema’s samen. Het is een cultuurhistorisch fenomeen dat je in de visie van Eggenkamp moet vasthouden, waarbij hij dan vooral denkt aan het zicht op het wateroppervlak dat zich openbaart als je over de dijk rijdt. Hij is minder gericht op de gebouwde aspecten van de Afsluitdijk, zoals de Lorentzsluizen en het monument van Dudok, maar meer op de elementen die de dijk tot dijk maken. Daar hoort het voormalige werkeiland van Kornwerderzand bij. Voor Venhoeven staat de dijk op de agenda omdat de versterking van de Afsluitdijk in combinatie met innovatieve vormen van energiewinning, infrastructurele vraagstukken en ecologische dilemma’s, een interessante, complexe opgave is. Voor Feddes zijn het open water, de landschappelijke inpas-
Ton Verhoeven
sing van een nieuw brakwatermilieu en de manier waarop de randen van het IJsselmeer ecologisch interessanter en gevarieerder zouden kunnen worden, belangrijke punten van aandacht. De overlappende aandachtsgebieden leidden tot boeiende discussies binnen het College. Hun adviezen worden op prijs gesteld, bij lagere overheden maar ook bij zo’n instituut als Rijkswaterstaat. Wat dat betreft hebben ze tijd mee, want hoewel de overheid nog wel de slogan hanteert ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, wordt aan dat laatste nu meer invulling gegeven, is de indruk bij Venhoeven.
Een ding is zeker, het sectorale denken is verleden tijd. Het biedt kansen aan het College om met hun pleidooi voor het belang van integraal ontwerpen bij verschillende ministeries aan te kloppen.
JJ
stedenbouw
10
Denken over de duurzame stad begonnen Nederland moeten gestuurd worden door een visie op de grotere schaal en door inspiratie vanuit het onderliggende landschap,’ aldus Feddes, die als Rijksadviseur voor het Landschap het Ministerie van LNV adviseert. De Rijksadviseur voor het Landschap wil de komende jaren stimuleren dat opdrachtgevers bij ingrepen in het landschap ambitie tonen en een krachtige visie ontwikkelen op het gewenste toekomstig gebruik én het beeld dat daarbij hoort. Alle ingrepen moeten gezien worden als ontwerpopgaven, en het resultaat kan pas goed zijn wanneer het én functioneel goed in elkaar zit én met verbeeldingskracht is gemaakt. ‘Voor een landschapsarchitect klinkt dat als een open deur, maar dit is helaas niet overal in de ruimtelijke ordening gemeengoed’, zegt Feddes. Veel functionele veranderingen in het landelijk gebied, zoals de aanleg van waterberging, natuurontwikkeling en nieuwe agrarische complexen worden nog onvoldoende als ontwerp opgave beschouwd. Hier liggen kansen. Feddes heeft ervaring opgedaan bij Staatsbosbeheer, het Ingenieursbureau Amsterdam, H+N+S Landschapsarchitecten en haar eigen bureau met Berdie Olthof dat ze in 2006 heeft opgericht. Met haar ontwerpen voor rivierdijkversterking en kustverdediging vernieuwde ze de relatie tussen waterbouwkunde en landschapsontwerp. Ze maakte een plan voor de Stelling van Amsterdam als landschappelijke ring rondom de stad en inrichtingsplannen voor
verschillende parken, bossen en natuurgebieden. De Rijksadviseur voor het Landschap onderscheidt een vijftal thema’s waarop ze zich de komende vier jaar wil richten. De Groene Metropool waarin de toenemende verstedelijking van de Randstad tegenspel krijgt van duurzame landschapsontwikkeling is een belangrijk thema. Actueel hierin is de onlangs gepubliceerde nota Randstad 2040 waarin verschillende onderwerpen samenkomen, zoals de positie van het Groene Hart, de uitbreiding van de omringende steden en de ontsluiting van de steden. Feddes vindt dat het Groene Hart beter ontsloten moet worden om lucht te geven aan de bewoners in de steden. ‘De polders met zijn kades zijn nu privé-domein, terwijl ze met gemak opengesteld kunnen worden voor het toeristisch verkeer.’ Zo zou er een zogenaamd metropolitaan park kunnen staan, waarvoor Feddes de komende jaren een aansprekend en werkbaar concept wil uitwerken. Verder spelen de ontwikkelingen in landbouw, de klimaatverandering en de bijbehorende effecten op het watersysteem en het thema energie een rol. Landschappelijke vragen die deze thema’s met zich meebrengen lopen uiteen. Van de vormgeving van megastallen tot een visie op de plaats van windmolenparken. Op zee of in de polder? ‘In ieder geval op plaatsen waar het veel waait’, besluit Feddes. De klimaatverandering vraagt om een andere manier van omgaan met
Yttje Feddes
het water. De variatie in de ondergrond zal weer zichtbaar worden, meent Feddes, door verschillen in vernatting, verdroging en verzilting van de bodem. De tijd is voorbij ‘dat we alles kunnen maken’, en dit biedt een kans om de verscheidenheid aan landschappen te versterken in Nederland. Feddes vindt het jammer dat de nadruk veelal op de versterking van waterkeringen langs de kust en het IJsselmeer wordt gelegd. Ook de aanpassingen aan rivierdijken en vooral de versterking van de boezemkades in het veenweidelandschap verdienen onze aandacht. Hier is een prachtige link te maken met het thema recreatie en toegankelijkheid van het landelijk gebied. De combinatie van technische en landschappelijke ontwerpopgaven maakt dit tot een interessant thema.
infrastructuur Het stimuleren van integraal, duurzaam ontwerpen met oog voor de rol van mobiliteit staat voor Ton Venhoeven als Rijksadviseur voor de Infrastructuur boven aan zijn agenda. Dat uit zich in verschillende
adviezen over projecten van bijvoorbeeld het Ministerie van V&W: de ring Utrecht, de wegverbreding Schiphol-Amsterdam-Almere, Holland Rijnland en de ring-Groningen. ‘Infrastructuur staat hoog op de politieke agenda. Ons land is nu hard bezig om een achterstand in te lopen bij spoor- en wegverbetering.’ Venhoeven heeft Jan Brouwer opgevolgd als Rijksadviseur voor de Infrastructuur; hij kwam, zoals hij dat noemt, ‘in een redelijk opgemaakt bed’. De ambitie van Venhoeven is om zijn opvolger nog meer draagvlak mee te geven, zodat de aandacht voor de samenhang tussen ruimtelijke kwaliteit en infrastructuur nog vanzelfsprekender wordt. Bij het ontwikkelen van die samenhang is inbreng van goede ontwerpers onontbeerlijk. Als architect heeft Venhoeven naam gemaakt met diverse infrastructurele projecten zoals de Jan Schaefferbrug in Amsterdam, een ontwerp voor tunnels en bruggen in de Houthavens in Amsterdam en langzaamverkeersbruggen in Hoorn en Amsterdam Sloterdijk.
Het zwembadcomplex Mercator in Amsterdam heeft veel aandacht getrokken net zoals het laboratorium voor de Voedsel- en Warenautoriteit in Zwijndrecht. Venhoeven ziet een sleutelrol weggelegd voor de stad. Volgens de nota ‘Randstad 2040’ zal in de komende decennia 25 tot 40 procent van de woningopgave in binnenstedelijke gebieden gevonden moeten worden, een ambitie die voor de Rijksadviseurs best een tandje hoger mag uitvallen. Venhoeven: ‘Veel mensen denken dan meteen aan hoogbouw, maar je kunt ook een fantastische wijk maken met 100 grondgebonden woningen per hectare. Dat is vergelijkbaar met Amsterdam Zuid en drie maal zoveel als in een Vinex wijk’ Concreet komt aan de orde de verstedelijkingsopgave binnen de A12-zone bij Utrecht, waar dan een juiste balans moet worden gevonden tussen verschillende deelbelangen: economie, woningbouw, landschap, recreatie, bereikbaarheid en milieu. Met al die factoren moet rekening worden gehouden en dat kan door ontwerpers in een zo vroeg mogelijk stadium van het besluitvormingsproces in te schakelen. Dat de Rijksadviseur zo focust op de steden, wordt ondersteund door cijfers van de Nederlandse Vereniging van Makelaars die een historische omslag heeft geconstateerd: voor het eerst sinds lange tijd was er vorig jaar in de Randstad meer vraag naar wonen in de stad dan er buiten. Functiemenging en duurzaamheid worden omarmd door Venhoeven. We zijn op weg naar energiezuinige steden, een opgave waaraan veel instellingen, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving en TNO nu hard werken. Willen steden duurzaam zijn, dan moeten er plannen worden uitgewerkt voor bundeling van infrastructuur en bebouwing, binnenstedelijke herontwikkeling en intensivering, duurzame energievoorziening, stedelijke
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
11
voedselproductie, -distributie en afvalverwerking. Daarmee kan de stedelijke economie een enorme impuls krijgen. Dit soort ontwikkelingen kan grote consequenties hebben voor de infrastructuur van morgen. Venhoeven ziet veel technische ontwikkelingen die de overlast van het verkeer kunnen beperken, zoals geluidsarme banden en stil asfalt. ‘Infrastructuur wordt nog vaak als overlast ervaren, maar dat kan met die nieuwe vindingen behoorlijk veranderen. Er komen steeds meer schonere wegen. Wij werken daarom aan een sterke vervlechting van stad en infrastructuur.’
de gezamenlijke agenda De kracht van het CRA is hun gezamenlijk optreden en de adviezen die zij als College naar buiten brengen. Infrastructuur is niet altijd goed te onderscheiden van landschap of cultuurhistorie. Zo is recentelijk een advies uitgebracht over de visies die door verschillende consortia zijn gemaakt voor renovatie van de Afsluitdijk. Op dit symbool van Nederlandse civiele ingenieurskunst komt een aantal thema’s samen. Het is een cultuurhistorisch fenomeen dat je in de visie van Eggenkamp moet vasthouden, waarbij hij dan vooral denkt aan het zicht op het wateroppervlak dat zich openbaart als je over de dijk rijdt. Hij is minder gericht op de gebouwde aspecten van de Afsluitdijk, zoals de Lorentzsluizen en het monument van Dudok, maar meer op de elementen die de dijk tot dijk maken. Daar hoort het voormalige werkeiland van Kornwerderzand bij. Voor Venhoeven staat de dijk op de agenda omdat de versterking van de Afsluitdijk in combinatie met innovatieve vormen van energiewinning, infrastructurele vraagstukken en ecologische dilemma’s, een interessante, complexe opgave is. Voor Feddes zijn het open water, de landschappelijke inpas-
Ton Verhoeven
sing van een nieuw brakwatermilieu en de manier waarop de randen van het IJsselmeer ecologisch interessanter en gevarieerder zouden kunnen worden, belangrijke punten van aandacht. De overlappende aandachtsgebieden leidden tot boeiende discussies binnen het College. Hun adviezen worden op prijs gesteld, bij lagere overheden maar ook bij zo’n instituut als Rijkswaterstaat. Wat dat betreft hebben ze tijd mee, want hoewel de overheid nog wel de slogan hanteert ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, wordt aan dat laatste nu meer invulling gegeven, is de indruk bij Venhoeven.
Een ding is zeker, het sectorale denken is verleden tijd. Het biedt kansen aan het College om met hun pleidooi voor het belang van integraal ontwerpen bij verschillende ministeries aan te kloppen.
JJ
terrein winnen Herontwikkeling en herbestemming zijn de grootste opgaven voor de komende jaren nu de Vinex-locaties vrijwel volledig zijn volgebouwd. Herbestemming staat dan ook genoemd als een van de speerpunten in de jongste Architectuurnota. Het gaat daarbij om voormalige industrie- en defensieterreinen, kloostercomplexen en ziekenhuizen maar ook om de oude generatie bedrijvenparken waarvoor tijdens deze crisis geen belangstelling meer is. Er valt dus veel terrein te winnen in de steden, door ze te verdichten en tegelijk meer groen te geven, omdat het ook leefbaar moet blijven. Op deze manier zal het gebied rondom het World Forum Park (met Europol en Eurojust) aantrekkelijk worden gemaakt, omdat conferenties voor de omgeving niet te belastend mogen worden. De nieuwe spoorbouwmeester Koen van Velsen en Marc Unger van ProRail hebben als taak de sleutelprojecten versneld uit te voeren, nu het kabinet de verbetering van de infrastructuur hoog op de agenda heeft gezet. Hoe bewaak je de kwaliteit in en om het stationsgebied? En hoe zien de plannen eruit?
Intussen heeft de jonge projectontwikkelaar Coen van Oostrom zijn zinnen gezet op kantoorontwikkeling in en bij de steden, waarbij de gebouwen zo groen mogelijk moeten worden. Bouwen in de wei is wat hem betreft uitgesloten, omdat er wel terrein gewonnen mag worden maar liever binnen de steden. Zie daar twee bewegingen in het veld. Terrein winnen is ook synoniem met innovaties zoeken in tijden van crisis. Hoe kun je een bestaand gebouw als het ministerie van VROM, amper 18 jaar oud, toch van binnenuit helemaal moderniseren? En hoe voeg je bijzondere, grensverleggende kunst toe aan een bestaand gebouw waarin boetes worden ge誰nd. Het zijn kleine en grote opgaven waar medewerkers in de gebouwen mee te maken krijgen. Ondergrond wordt momenteel terrein gewonnen in het Rijkmuseum waar de onderdoorgang op slanke kolommen wordt gezet; het is een constructieve operatie zonder weerga. Maar in de toekomst levert dat een transparante entree op.
terrein winnen Herontwikkeling en herbestemming zijn de grootste opgaven voor de komende jaren nu de Vinex-locaties vrijwel volledig zijn volgebouwd. Herbestemming staat dan ook genoemd als een van de speerpunten in de jongste Architectuurnota. Het gaat daarbij om voormalige industrie- en defensieterreinen, kloostercomplexen en ziekenhuizen maar ook om de oude generatie bedrijvenparken waarvoor tijdens deze crisis geen belangstelling meer is. Er valt dus veel terrein te winnen in de steden, door ze te verdichten en tegelijk meer groen te geven, omdat het ook leefbaar moet blijven. Op deze manier zal het gebied rondom het World Forum Park (met Europol en Eurojust) aantrekkelijk worden gemaakt, omdat conferenties voor de omgeving niet te belastend mogen worden. De nieuwe spoorbouwmeester Koen van Velsen en Marc Unger van ProRail hebben als taak de sleutelprojecten versneld uit te voeren, nu het kabinet de verbetering van de infrastructuur hoog op de agenda heeft gezet. Hoe bewaak je de kwaliteit in en om het stationsgebied? En hoe zien de plannen eruit?
Intussen heeft de jonge projectontwikkelaar Coen van Oostrom zijn zinnen gezet op kantoorontwikkeling in en bij de steden, waarbij de gebouwen zo groen mogelijk moeten worden. Bouwen in de wei is wat hem betreft uitgesloten, omdat er wel terrein gewonnen mag worden maar liever binnen de steden. Zie daar twee bewegingen in het veld. Terrein winnen is ook synoniem met innovaties zoeken in tijden van crisis. Hoe kun je een bestaand gebouw als het ministerie van VROM, amper 18 jaar oud, toch van binnenuit helemaal moderniseren? En hoe voeg je bijzondere, grensverleggende kunst toe aan een bestaand gebouw waarin boetes worden ge誰nd. Het zijn kleine en grote opgaven waar medewerkers in de gebouwen mee te maken krijgen. Ondergrond wordt momenteel terrein gewonnen in het Rijkmuseum waar de onderdoorgang op slanke kolommen wordt gezet; het is een constructieve operatie zonder weerga. Maar in de toekomst levert dat een transparante entree op.
14
stedenbouw
stedenbouw
Ontwikkeling van de internationale zone
Een ideale vestigingsplek voor internationale organisaties en hun medewerkers, dat moet de internationale zone van Den Haag worden. Geen plek waar gebruikers zich afzonderen achter hekken en camera’s, maar een gebied waarin zowel de organisaties als de omwonende Hagenaars zich prettig in voelen. Eén van de vormgevers van de internationale zone is het Atelier Huisvesting Internationale Organisaties.
architectuur architectuur
15
Artist impression van de toekomstige Johan de Wittlaan
Komst Europol is aanleiding vo or herinrichting Forumgebied terrein winnen
Tekst: Rolf de Boer Fotografie: Marcel Kentin
de rugbybal heet’, zegt Bekkers. ‘Niet als opmaat voor een scrum tussen tussen de verschillende stakeholders, maar als platform voor Nederland Gastland met één gezicht.’
samenhangend
Pal naast het World Forum-gebouw in Den Haag (het vroegere Congresgebouw) beginnen half maart vier torens langzaam omhoog te klimmen. Op de plek waar in vroegere jaren jazzmuzikanten als Miles Davis, George Coleman en Ella Fitzgerald tijdens North Sea Jazz hun publiek lieten zweten, zitten straks de rechtshandhavers van grensoverschrijdende zware criminaliteit van Europol. Nu nog in kaal beton zal de hoogste toren eind 2009 43 meter meten, de tweede 34 meter. Twee lagere torens blijven steken op 23 meter. Europol wordt gebouwd binnen de kern van de internationale zone van Den Haag. De internationale zone is een leefgebied van internationale
organisaties en de mensen die er werken. Het gebied strekt zich globaal uit van het Internationale Strafhof dat verrijst in de duinen nabij Wassenaar aan de noordzijde van de stad, tot aan Europol dat samen met het World Forum en het Joegoslaviëtribunaal ongeveer drie kilometer verderop tegen het negentiendeeeuwse Statenkwartier aan kleeft. Projectdirecteur Rogier Bekkers laat een kaart van Den Haag zien waarop de contouren van de internationale zone zijn getekend. ‘Bij de eerste plannen werd door de gemeente bijna geheel Den Haag tot de internationale zone gerekend, later is het gebied stapsgewijs scherper begrensd tot wat nu in de volksmond
De internationale zone moet duidelijkheid scheppen. Voor organisaties betekent dat het gebied voldoet aan de gewenste vestigingseisen, voor de bewoners eromheen over wat er zich voor hun deur afspeelt. De invulling moet ook laten zien dat de internationale zone een platform is voor een stedenbouwkundige ontwikkeling waarin mensen hun wijk blijven herkennen. Het belang van de Rijksgebouwendienst is dat er een samenhangend stedenbouwkundig plan kan ontstaan waarbinnen de huidige en toekomstige gebruikers van de zone voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid delen. Dat betekent een trendbreuk met de praktijk tot op heden waarin steeds per organisatie een geschikte locatie werd gerealiseerd. ‘Anders komen er overal van die vestingwerken te staan zoals het gebouw
van het Joegoslavië-tribunaal. Een streng gebouw met een dik zwart hek eromheen en bewaking voor de deur. Met dat beeld krijg je Hagenaars niet enthousiast als je nog meer organisaties naar Den Haag wilt halen’, zegt Cees van der Wolf. Rogier Bekkers en Cees van der Wolf zijn beiden projectdirecteur van het Atelier Huisvesting Internationale Organisaties van de Rijksgebouwendienst. Het Atelier organiseert huisvestingsoplossingen voor internationale organisaties die zich in Nederland willen vestigen of die er al zitten. Bekkers is het eerste aanspreekpunt voor het Internationaal Strafhof, het Libanon-tribunaal en de Franse ambassade. Van der Wolf heeft Europol, Eurojust en de Haagse Veste op zijn bord. De Haagse Veste is het KPN-gebouw langs de Utrechtse-baan waar het Internationaal Strafhof en Eurojust tijdelijk onderdak hebben.
expats én hagenezen Den Haag werd in 1913 de vestigingsplaats voor het Vredespaleis en daarmee onder andere het Permanent Hof van Arbitrage en later het
14
stedenbouw
stedenbouw
Ontwikkeling van de internationale zone
Een ideale vestigingsplek voor internationale organisaties en hun medewerkers, dat moet de internationale zone van Den Haag worden. Geen plek waar gebruikers zich afzonderen achter hekken en camera’s, maar een gebied waarin zowel de organisaties als de omwonende Hagenaars zich prettig in voelen. Eén van de vormgevers van de internationale zone is het Atelier Huisvesting Internationale Organisaties.
architectuur architectuur
15
Artist impression van de toekomstige Johan de Wittlaan
Komst Europol is aanleiding vo or herinrichting Forumgebied terrein winnen
Tekst: Rolf de Boer Fotografie: Marcel Kentin
de rugbybal heet’, zegt Bekkers. ‘Niet als opmaat voor een scrum tussen tussen de verschillende stakeholders, maar als platform voor Nederland Gastland met één gezicht.’
samenhangend
Pal naast het World Forum-gebouw in Den Haag (het vroegere Congresgebouw) beginnen half maart vier torens langzaam omhoog te klimmen. Op de plek waar in vroegere jaren jazzmuzikanten als Miles Davis, George Coleman en Ella Fitzgerald tijdens North Sea Jazz hun publiek lieten zweten, zitten straks de rechtshandhavers van grensoverschrijdende zware criminaliteit van Europol. Nu nog in kaal beton zal de hoogste toren eind 2009 43 meter meten, de tweede 34 meter. Twee lagere torens blijven steken op 23 meter. Europol wordt gebouwd binnen de kern van de internationale zone van Den Haag. De internationale zone is een leefgebied van internationale
organisaties en de mensen die er werken. Het gebied strekt zich globaal uit van het Internationale Strafhof dat verrijst in de duinen nabij Wassenaar aan de noordzijde van de stad, tot aan Europol dat samen met het World Forum en het Joegoslaviëtribunaal ongeveer drie kilometer verderop tegen het negentiendeeeuwse Statenkwartier aan kleeft. Projectdirecteur Rogier Bekkers laat een kaart van Den Haag zien waarop de contouren van de internationale zone zijn getekend. ‘Bij de eerste plannen werd door de gemeente bijna geheel Den Haag tot de internationale zone gerekend, later is het gebied stapsgewijs scherper begrensd tot wat nu in de volksmond
De internationale zone moet duidelijkheid scheppen. Voor organisaties betekent dat het gebied voldoet aan de gewenste vestigingseisen, voor de bewoners eromheen over wat er zich voor hun deur afspeelt. De invulling moet ook laten zien dat de internationale zone een platform is voor een stedenbouwkundige ontwikkeling waarin mensen hun wijk blijven herkennen. Het belang van de Rijksgebouwendienst is dat er een samenhangend stedenbouwkundig plan kan ontstaan waarbinnen de huidige en toekomstige gebruikers van de zone voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid delen. Dat betekent een trendbreuk met de praktijk tot op heden waarin steeds per organisatie een geschikte locatie werd gerealiseerd. ‘Anders komen er overal van die vestingwerken te staan zoals het gebouw
van het Joegoslavië-tribunaal. Een streng gebouw met een dik zwart hek eromheen en bewaking voor de deur. Met dat beeld krijg je Hagenaars niet enthousiast als je nog meer organisaties naar Den Haag wilt halen’, zegt Cees van der Wolf. Rogier Bekkers en Cees van der Wolf zijn beiden projectdirecteur van het Atelier Huisvesting Internationale Organisaties van de Rijksgebouwendienst. Het Atelier organiseert huisvestingsoplossingen voor internationale organisaties die zich in Nederland willen vestigen of die er al zitten. Bekkers is het eerste aanspreekpunt voor het Internationaal Strafhof, het Libanon-tribunaal en de Franse ambassade. Van der Wolf heeft Europol, Eurojust en de Haagse Veste op zijn bord. De Haagse Veste is het KPN-gebouw langs de Utrechtse-baan waar het Internationaal Strafhof en Eurojust tijdelijk onderdak hebben.
expats én hagenezen Den Haag werd in 1913 de vestigingsplaats voor het Vredespaleis en daarmee onder andere het Permanent Hof van Arbitrage en later het
16
architectuur
architectuurbeleid
Internationaal Gerechtshof van de Verenigde Naties. Nu profileert de Hofstad zich als stad van recht en vrede om op die manier meer internationale organisaties aan te trekken. Dat gaat de stad goed af. Europol, het Joegoslavië-tribunaal, het Internationaal Strafhof (ICC), het Libanon-tribunaal en de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) hebben er een plek gevonden. Binnenkort komt Eurojust daar bij. Eurojust is een organisatie die gerechtelijke autoriteiten in de EU helpt samen te werken in de strijd tegen onder andere grensoverschrijdende computercriminaliteit, fraude, corruptie, witwassen van geld en milieucriminaliteit. Maar die ambitie heeft een keerzijde. Toen Den Haag op 31 maart 2009 de Afghanistan-conferentie organiseerde, werd het gebied rond het World Forum hermetisch afgesloten. Een schoolhoofd van een middelbare school op een steenworp afstand van het World Forum stuurde een paar dagen ervoor een email naar ouders dat er op 31 maart geen lessen waren. Hij beschreef dat hij uit zijn raam keek en zag dat de plantsoenendienst alle bosjes in het park achter de school aan het verwijderen was. Alleen de bomen stonden er nog, maar tot op het bot gesnoeid. Een dag eerder al werd de school bezet door sluipschutters op het dak. Dat geeft in de kern ook de idee achter de internationale zone weer. Geen gebouwen neerzetten in de sfeer van een Afghanistan-dag of
kunst
no-go-areas zoals het Joegoslaviëtribunaal. Maar een omgeving waarin controle zo min mogelijk zichtbaar aanwezig is. Een vrij gebied waarin mensen zich onbekommerd kunnen verplaatsen. Kijk maar naar het ontwerp van DS landschaps architecten. In 2005 ontwierpen zij de open ruimte rond het World Forum-gebouw, het kerngebied van de internationale zone. De landschapsarchitecten baseerden de inrichting op het vroegere duinlandschap. Een slimme zet. Duinzand in Den Haag is de metafoor voor de kwaliteit van de locatie tegenover het drassige veen waarop eenvoudigere Haagse buurten zijn neergezet. Maar voor gebruikers en passanten zal al dat zand en ritselend helmgras ook veel meer een vakantiegevoel dan een politiegevoel geven. Het idee achter een internationale zone is het creëren van een gebied waarin zowel internationale organisaties als de omwonende Hagenaars zich prettig voelen. Voor de organisaties is van belang dat er voor hun medewerkers faciliteiten zijn, zoals scholen en huizen. Voor omwonenden gaat het er vooral om dat ze weten dat het ook hun buurt blijft.
massa creëren In de afgelopen drie jaar is door het Atelier ervaring opgedaan in de samenwerking met Buitenlandse Zaken en Justitie en de gemeente Den Haag. ‘Nederland kan de concurrentiepositie verder uitbouwen door te anticiperen op de te verwachten
stedenbouw vraag, zegt ‘Van der Wolf. ‘Dat kan door een ideale plek te creëren. Wat telt is de concentratie van voorzieningen. Dat creëert massa. Als je meerdere internationale organisaties hebt binnengehaald, heb je ook de faciliteiten voor huisvesting, scholen, wonen en bijvoorbeeld een ziekenhuis met een internationale desk.’ ‘Ambitie is het kunnen aanbieden van een totaalarrangement’, aldus Bekkers. Dat sluit aan bij verwachtingen van mensen die hier komen werken. Dat is natuurlijk prettig, want het zijn toch een beetje nomaden die over de hele wereld zwerven. Hun mond tot mond reclame over living in The Hague trekt anderen over de streep. Wij hebben in dit landje heel wat te bieden. Een hoogwaardige dienstverleningssector, een open maatschappij, en we zijn goed in veiligheidsconcepten. Daar kun je furore mee maken.’
maaltijd bereiden Toen het Vredespaleis gebouwd werd, kwam het marmer uit Italië, koperen deuren uit België en wandtapijten uit Japan. Bij internationale
architectuurbeleid
monumenten organisaties waarbij soms meer dan honderd landen zijn aangesloten, moet het Atelier in de contacten verder kijken dan bij projecten in een Europese context. ‘Polderen is er niet bij’, zegt Van der Wolf. Als voorbeeld noemt hij Amerikanen die een ster zijn in de juridificatie van projecten. ‘Waar wij in Nederland zeggen: maar joh, dat is toch duidelijk, willen bijvoorbeeld Amerikanen de kleinste details juridisch afgetimmerd zien. Waar het om gaat is dat wij als Rijksgebouwendienst gecommitteerd zijn aan de internationale organisaties, we moeten ze bedienen zoals ze bediend willen worden. Maar wel binnen de Nederlandse context. We zijn een Nederlandse organisatie, maar moeten internationaal denken en stappen nemen.’ ‘En dat kan niet zonder een politiekbestuurlijke antenne’, zegt Bekkers.’ Voor het Internationale Strafhof heeft een jury, waarin uiteenlopende nationaliteiten zaten, drie architecten geselecteerd. Een Duitser, een Deen en een Nederlander. Dat ook een Nederlandse architect geselecteerd werd, is beter uit te leggen omdat
de jury zo breed was samengesteld. Je moet er niet aan denken dat onze Rijksbouwmeester enkel vanuit haar positie had bepaald: we kiezen die Nederlander.’ ‘Het is de spagaat van een kruidenier zijn, op de centen letten en dienstbaarheid en ruimhartigheid als gastland. Nationaal acteren op internationaal niveau én internationaal acteren op nationaal niveau. Het is een maaltijd bereiden, snufje van dit, beetje van dat, tussendoor blijven proeven. Je kunt dat proces niet van te voren op papier uitrollen, het is ook intuïtie’, zegt Bekkers. Van der Wolf: ‘We moeten weten hoe de hazen lopen, je moet dat lijnenspel weten, maar wij moeten ook steeds zorgen dat deadlines gehaald worden.’
stippellijntjes Een stedenbouwkundig plan is er nog niet. De internationale zone van Den Haag is ook geen concreet bouwterrein, maar is vooralsnog een paar stippellijntjes op de kaart van Den Haag. Het is een gebied dat gereserveerd is voor de vestiging van
17
internationale organisaties maar die moeten dan wel komen. De bouw van het nieuwe hoofdkantoor van Europol is van start gegaan op basis van een massastudie en een Nota van Uitgangspunten Internationale Zone van de gemeente Den Haag waarin onder andere een maximum bouwhoogte staat van 50 meter. De nota moet een opvolger krijgen in een masterplan waarvoor nu haalbaarheidsstudies lopen, zoals voor de ondertunneling van de Johan de Wittaan die door het kerngebied loopt. Beide mannen zijn optimistisch over de ontwikkeling van de internationale zone. Ook omdat Den Haag een bijzondere aantrekkingskracht heeft op expats, weten ze. ‘Die wonen het liefst in Den Haag. Alleen al omdat je de zee binnen handbereik hebt’, zegt Bekkers. ‘Den Haag staat goed op de kaart’, weet Van der Wolf. ‘Met de Afghanistan-conferentie spelen we ons toch weer in de kijker. Het is een mooi visitekaartje voor Nederland als gastland.’
JJ
16
architectuur
architectuurbeleid
Internationaal Gerechtshof van de Verenigde Naties. Nu profileert de Hofstad zich als stad van recht en vrede om op die manier meer internationale organisaties aan te trekken. Dat gaat de stad goed af. Europol, het Joegoslavië-tribunaal, het Internationaal Strafhof (ICC), het Libanon-tribunaal en de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) hebben er een plek gevonden. Binnenkort komt Eurojust daar bij. Eurojust is een organisatie die gerechtelijke autoriteiten in de EU helpt samen te werken in de strijd tegen onder andere grensoverschrijdende computercriminaliteit, fraude, corruptie, witwassen van geld en milieucriminaliteit. Maar die ambitie heeft een keerzijde. Toen Den Haag op 31 maart 2009 de Afghanistan-conferentie organiseerde, werd het gebied rond het World Forum hermetisch afgesloten. Een schoolhoofd van een middelbare school op een steenworp afstand van het World Forum stuurde een paar dagen ervoor een email naar ouders dat er op 31 maart geen lessen waren. Hij beschreef dat hij uit zijn raam keek en zag dat de plantsoenendienst alle bosjes in het park achter de school aan het verwijderen was. Alleen de bomen stonden er nog, maar tot op het bot gesnoeid. Een dag eerder al werd de school bezet door sluipschutters op het dak. Dat geeft in de kern ook de idee achter de internationale zone weer. Geen gebouwen neerzetten in de sfeer van een Afghanistan-dag of
kunst
no-go-areas zoals het Joegoslaviëtribunaal. Maar een omgeving waarin controle zo min mogelijk zichtbaar aanwezig is. Een vrij gebied waarin mensen zich onbekommerd kunnen verplaatsen. Kijk maar naar het ontwerp van DS landschaps architecten. In 2005 ontwierpen zij de open ruimte rond het World Forum-gebouw, het kerngebied van de internationale zone. De landschapsarchitecten baseerden de inrichting op het vroegere duinlandschap. Een slimme zet. Duinzand in Den Haag is de metafoor voor de kwaliteit van de locatie tegenover het drassige veen waarop eenvoudigere Haagse buurten zijn neergezet. Maar voor gebruikers en passanten zal al dat zand en ritselend helmgras ook veel meer een vakantiegevoel dan een politiegevoel geven. Het idee achter een internationale zone is het creëren van een gebied waarin zowel internationale organisaties als de omwonende Hagenaars zich prettig voelen. Voor de organisaties is van belang dat er voor hun medewerkers faciliteiten zijn, zoals scholen en huizen. Voor omwonenden gaat het er vooral om dat ze weten dat het ook hun buurt blijft.
massa creëren In de afgelopen drie jaar is door het Atelier ervaring opgedaan in de samenwerking met Buitenlandse Zaken en Justitie en de gemeente Den Haag. ‘Nederland kan de concurrentiepositie verder uitbouwen door te anticiperen op de te verwachten
stedenbouw vraag, zegt ‘Van der Wolf. ‘Dat kan door een ideale plek te creëren. Wat telt is de concentratie van voorzieningen. Dat creëert massa. Als je meerdere internationale organisaties hebt binnengehaald, heb je ook de faciliteiten voor huisvesting, scholen, wonen en bijvoorbeeld een ziekenhuis met een internationale desk.’ ‘Ambitie is het kunnen aanbieden van een totaalarrangement’, aldus Bekkers. Dat sluit aan bij verwachtingen van mensen die hier komen werken. Dat is natuurlijk prettig, want het zijn toch een beetje nomaden die over de hele wereld zwerven. Hun mond tot mond reclame over living in The Hague trekt anderen over de streep. Wij hebben in dit landje heel wat te bieden. Een hoogwaardige dienstverleningssector, een open maatschappij, en we zijn goed in veiligheidsconcepten. Daar kun je furore mee maken.’
maaltijd bereiden Toen het Vredespaleis gebouwd werd, kwam het marmer uit Italië, koperen deuren uit België en wandtapijten uit Japan. Bij internationale
architectuurbeleid
monumenten organisaties waarbij soms meer dan honderd landen zijn aangesloten, moet het Atelier in de contacten verder kijken dan bij projecten in een Europese context. ‘Polderen is er niet bij’, zegt Van der Wolf. Als voorbeeld noemt hij Amerikanen die een ster zijn in de juridificatie van projecten. ‘Waar wij in Nederland zeggen: maar joh, dat is toch duidelijk, willen bijvoorbeeld Amerikanen de kleinste details juridisch afgetimmerd zien. Waar het om gaat is dat wij als Rijksgebouwendienst gecommitteerd zijn aan de internationale organisaties, we moeten ze bedienen zoals ze bediend willen worden. Maar wel binnen de Nederlandse context. We zijn een Nederlandse organisatie, maar moeten internationaal denken en stappen nemen.’ ‘En dat kan niet zonder een politiekbestuurlijke antenne’, zegt Bekkers.’ Voor het Internationale Strafhof heeft een jury, waarin uiteenlopende nationaliteiten zaten, drie architecten geselecteerd. Een Duitser, een Deen en een Nederlander. Dat ook een Nederlandse architect geselecteerd werd, is beter uit te leggen omdat
de jury zo breed was samengesteld. Je moet er niet aan denken dat onze Rijksbouwmeester enkel vanuit haar positie had bepaald: we kiezen die Nederlander.’ ‘Het is de spagaat van een kruidenier zijn, op de centen letten en dienstbaarheid en ruimhartigheid als gastland. Nationaal acteren op internationaal niveau én internationaal acteren op nationaal niveau. Het is een maaltijd bereiden, snufje van dit, beetje van dat, tussendoor blijven proeven. Je kunt dat proces niet van te voren op papier uitrollen, het is ook intuïtie’, zegt Bekkers. Van der Wolf: ‘We moeten weten hoe de hazen lopen, je moet dat lijnenspel weten, maar wij moeten ook steeds zorgen dat deadlines gehaald worden.’
stippellijntjes Een stedenbouwkundig plan is er nog niet. De internationale zone van Den Haag is ook geen concreet bouwterrein, maar is vooralsnog een paar stippellijntjes op de kaart van Den Haag. Het is een gebied dat gereserveerd is voor de vestiging van
17
internationale organisaties maar die moeten dan wel komen. De bouw van het nieuwe hoofdkantoor van Europol is van start gegaan op basis van een massastudie en een Nota van Uitgangspunten Internationale Zone van de gemeente Den Haag waarin onder andere een maximum bouwhoogte staat van 50 meter. De nota moet een opvolger krijgen in een masterplan waarvoor nu haalbaarheidsstudies lopen, zoals voor de ondertunneling van de Johan de Wittaan die door het kerngebied loopt. Beide mannen zijn optimistisch over de ontwikkeling van de internationale zone. Ook omdat Den Haag een bijzondere aantrekkingskracht heeft op expats, weten ze. ‘Die wonen het liefst in Den Haag. Alleen al omdat je de zee binnen handbereik hebt’, zegt Bekkers. ‘Den Haag staat goed op de kaart’, weet Van der Wolf. ‘Met de Afghanistan-conferentie spelen we ons toch weer in de kijker. Het is een mooi visitekaartje voor Nederland als gastland.’
JJ
18
stedenbouw
Tekst: Frank van de Poll Fotografie: Wim Ruigrok
terrein winnen
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
monumenten
Eind maart is een deel van het voormalige Hospitaalcomplex van Veenhuizen in gerestaureerde staat opgeleverd: het is nu een gezondheidscentrum met een hotel-restaurant. Geleidelijk aan wordt zo heel Veenhuizen getransformeerd en kan het ensemble aan gebouwen het predikaat werelderfgoed gaan dragen, waar de gemeente Noordenveld en de provincie Drenthe vurig op hopen.
architectuur
19
Deel hospitaal nu ingericht als hotel en wellnesscenter
Veenhuizen vlast op plaats Werelderfgoedlijst Hotelkamer aangepast voor minder validen
Hotellobby
Prijkt Veenhuizen binnenkort op de Werelderfgoedlijst van UNESCO? Als het aan de gemeente Noordenveld en de provincie Drenthe ligt wel. Zij vinden Veenhuizen een ‘zeldzaam gaaf bewaard gebleven ontginningsdorp met een bijzondere verkaveling en een groot aantal monumenten. Een uniek geheel dat alleen al om zijn architectonische waarde bescherming verdient’. En niet in de laatste plaats: ‘een modelsamenleving, gesticht om de sociale problemen, en dan met name armoede, op te lossen’. En zo reisde op 19 maart een delegatie locale en provinciale bestuurders, onder leiding van burgemeester Hans van der Laan, af naar Den Haag om in
perscentrum Nieuwspoort minister Plasterk van OCW formeel te verzoeken Veenhuizen voor te dragen voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Het lijkt allemaal zo logisch. Want het hoeft ook nauwelijks betoog dat Veenhuizen een heel bijzonder dorp is dat behouden moet blijven. En niet alleen vanwege het landschap of de gebouwen. Er is nog iets. Wie door het gebied wandelt, wordt al snel overvallen door een onbestendig gevoel. Er zit namelijk iets paradoxaals in de beleving van Veenhuizen. Aan de ene kant is er het schitterende, strak verkavelde landschap met de monumenten, aan de
andere kant de detentiegeschiedenis die nog steeds als een donkere wolk boven het voormalige gevangenisdorp hangt. Want wat ooit was bedoeld als een dwangkolonie, een heropvoedingsexperiment voor arme gezinnen, mondde uiteindelijk uit in een gesloten strafinrichting. En zo werd Veenhuizen al snel een plek met een stigma. Mensen die in Veenhuizen hadden ‘gezeten’ waren voor hun verdere leven gebrandmerkt. Deze negatieve connotatie werkte generaties lang door, zelfs tot op de dag van vandaag.
pauperparadijs Nergens is dit zo uitvoerig en ontroerend beschreven als in ‘Het Pau-
perparadijs’ van journalist Suzanna Jansen, waarin zij aan de hand van vijf generaties van haar eigen voorouders haar familiegeschiedenis beschrijft. Op deze bijeenkomst in Den Haag is zij een van de sprekers en vertelt zij over haar overgrootvader Harmen Keijzer, die in november 1900 veroordeeld werd tot drie jaar Veenhuizen wegens landloperij, over haar oma Rosa, die in de Amsterdamse Jordaan terecht kwam in een huis van gegoede dames, die haar wat beschaving bij moesten brengen en over haar ouders die opgroeiden in de modelwijken, het wonen onder toezicht, van Amsterdam-Noord. En door deze hele treurige geschiedenis heen loopt als een rode draad het
stigma van Veenhuizen, een schandvlek die zelfs nu nog moeilijk uit te wissen is. Jansen spreekt dan ook over het geheim van Veenhuizen, een gegeven dat angstvallig verzwegen werd binnen de familie. Om de drie jaar afwezigheid van haar overgrootvader te verklaren werd haar verteld dat hij voor die periode in Indië (het voormalige Nederlands-Indië) had gediend. Dat excuus werd ook door andere, door Veenhuizen ‘besmette’, families gemaakt. En dat Veenhuizen zelfs nu nog moeilijk ligt bij haar familieleden ondervond Jansen wel bij haar onderzoek, toen haar verweten werd dat zij de vuile was ging
buiten hangen en haar grootouders te schande zou maken. Veenhuizen is dus meer dan alleen maar een verzameling monumenten in een uniek ingericht landschap. De geschiedenis van Veenhuizen als gevangenisdorp zit gelijkertijd diep verankerd in de familieverhalen van heel veel Nederlanders.
concurrentie Maar of dat allemaal voldoende is om Veenhuizen op de Werelderfgoedlijst van UNESCO te krijgen is nog maar de vraag. Want er zitten nogal wat hobbels en kuilen in de weg naar uiteindelijke plaatsing. Zo zal de minister zich allereerst buigen over het verzoek om Veenhuizen op
18
stedenbouw
Tekst: Frank van de Poll Fotografie: Wim Ruigrok
terrein winnen
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
monumenten
Eind maart is een deel van het voormalige Hospitaalcomplex van Veenhuizen in gerestaureerde staat opgeleverd: het is nu een gezondheidscentrum met een hotel-restaurant. Geleidelijk aan wordt zo heel Veenhuizen getransformeerd en kan het ensemble aan gebouwen het predikaat werelderfgoed gaan dragen, waar de gemeente Noordenveld en de provincie Drenthe vurig op hopen.
architectuur
19
Deel hospitaal nu ingericht als hotel en wellnesscenter
Veenhuizen vlast op plaats Werelderfgoedlijst Hotelkamer aangepast voor minder validen
Hotellobby
Prijkt Veenhuizen binnenkort op de Werelderfgoedlijst van UNESCO? Als het aan de gemeente Noordenveld en de provincie Drenthe ligt wel. Zij vinden Veenhuizen een ‘zeldzaam gaaf bewaard gebleven ontginningsdorp met een bijzondere verkaveling en een groot aantal monumenten. Een uniek geheel dat alleen al om zijn architectonische waarde bescherming verdient’. En niet in de laatste plaats: ‘een modelsamenleving, gesticht om de sociale problemen, en dan met name armoede, op te lossen’. En zo reisde op 19 maart een delegatie locale en provinciale bestuurders, onder leiding van burgemeester Hans van der Laan, af naar Den Haag om in
perscentrum Nieuwspoort minister Plasterk van OCW formeel te verzoeken Veenhuizen voor te dragen voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Het lijkt allemaal zo logisch. Want het hoeft ook nauwelijks betoog dat Veenhuizen een heel bijzonder dorp is dat behouden moet blijven. En niet alleen vanwege het landschap of de gebouwen. Er is nog iets. Wie door het gebied wandelt, wordt al snel overvallen door een onbestendig gevoel. Er zit namelijk iets paradoxaals in de beleving van Veenhuizen. Aan de ene kant is er het schitterende, strak verkavelde landschap met de monumenten, aan de
andere kant de detentiegeschiedenis die nog steeds als een donkere wolk boven het voormalige gevangenisdorp hangt. Want wat ooit was bedoeld als een dwangkolonie, een heropvoedingsexperiment voor arme gezinnen, mondde uiteindelijk uit in een gesloten strafinrichting. En zo werd Veenhuizen al snel een plek met een stigma. Mensen die in Veenhuizen hadden ‘gezeten’ waren voor hun verdere leven gebrandmerkt. Deze negatieve connotatie werkte generaties lang door, zelfs tot op de dag van vandaag.
pauperparadijs Nergens is dit zo uitvoerig en ontroerend beschreven als in ‘Het Pau-
perparadijs’ van journalist Suzanna Jansen, waarin zij aan de hand van vijf generaties van haar eigen voorouders haar familiegeschiedenis beschrijft. Op deze bijeenkomst in Den Haag is zij een van de sprekers en vertelt zij over haar overgrootvader Harmen Keijzer, die in november 1900 veroordeeld werd tot drie jaar Veenhuizen wegens landloperij, over haar oma Rosa, die in de Amsterdamse Jordaan terecht kwam in een huis van gegoede dames, die haar wat beschaving bij moesten brengen en over haar ouders die opgroeiden in de modelwijken, het wonen onder toezicht, van Amsterdam-Noord. En door deze hele treurige geschiedenis heen loopt als een rode draad het
stigma van Veenhuizen, een schandvlek die zelfs nu nog moeilijk uit te wissen is. Jansen spreekt dan ook over het geheim van Veenhuizen, een gegeven dat angstvallig verzwegen werd binnen de familie. Om de drie jaar afwezigheid van haar overgrootvader te verklaren werd haar verteld dat hij voor die periode in Indië (het voormalige Nederlands-Indië) had gediend. Dat excuus werd ook door andere, door Veenhuizen ‘besmette’, families gemaakt. En dat Veenhuizen zelfs nu nog moeilijk ligt bij haar familieleden ondervond Jansen wel bij haar onderzoek, toen haar verweten werd dat zij de vuile was ging
buiten hangen en haar grootouders te schande zou maken. Veenhuizen is dus meer dan alleen maar een verzameling monumenten in een uniek ingericht landschap. De geschiedenis van Veenhuizen als gevangenisdorp zit gelijkertijd diep verankerd in de familieverhalen van heel veel Nederlanders.
concurrentie Maar of dat allemaal voldoende is om Veenhuizen op de Werelderfgoedlijst van UNESCO te krijgen is nog maar de vraag. Want er zitten nogal wat hobbels en kuilen in de weg naar uiteindelijke plaatsing. Zo zal de minister zich allereerst buigen over het verzoek om Veenhuizen op
20
stedenbouw
een ‘voorlopige’ lijst te plaatsen. En daarop staat al een flink aantal monumenten in de wacht waaronder Panorama Mesdag, de St. Bavo in Haarlem, de Hollandse Waterlinie, de Afsluitdijk, het Binnenhof en Radio Kootwijk. De concurrentie is dus groot. Weliswaar heeft Veenhuizen dan misschien als voordeel dat het hier voor een groot deel gaat om landschappelijke waarden, wat aansluit bij de tendens om in het kader van de modernisering van de monumentenzorg de nadruk meer te leggen bij gebiedsbescherming. Op de lijst staan nog twee sterke mededingers met landschappelijke waarden waartegen Veenhuizen het straks zal moeten opnemen. En mocht Veenhuizen de eerste selectie overleven, dan komt het op de Nationale Voorlopige Lijst, de Tentative List, waar momenteel al twee gegadigden op staan: de Waddenzee en de Historische Binnenstad van Amsterdam.
monumenten zal worden voorgedragen. Minister Plasterk zei het ook in zijn reactie: monumenten zullen van ‘uitzonderlijke, universele waarde’ moeten zijn, ja, bijna van ‘intergalactische‘ waarde om nog voor nominatie in aanmerking te komen. Veelzeggend was dan ook een quizvraagje die de minister aan het begin van zijn toespraak de zaal in slingerde met de vraag welke monument niet thuishoort in het volgende rijtje: de Taj Mahal, de Borobudur, de Pyramide van Cheops en Radio Kootwijk. Met andere woorden: het zal voor veel Nederlandse monumenten op de Voorlopige Lijst nog knap lastig worden om die felbegeerde nominatie in de wacht te slepen.
Dan begint het pas echt. Om voor nominatie in aanmerking te komen gelden strikte procedurele eisen en inhoudelijke criteria. En niet alleen dat: de procedure tot uiteindelijke aanwijzing duurt minimaal anderhalf jaar. Het geeft wel aan hoe streng een nominatie door de Commissie voor het Werelderfgoed wordt beoordeeld.
architectuurbeleid
hospitaal Ondertussen gaan de ontwikkelingen in Veenhuizen naar een integrale gebiedsontwikkeling gestaag verder. Krijn Troost, portefeuille manager van de Rijksgebouwendienst, is vooral tevreden over de manier waarop Veenhuizen thans wordt bestuurd. ‘Om de samenwerking tussen de departementen te versterken en de samenhang te vergroten is er onlangs een bestuurscommissie gevormd waarin de SG van VROM optreedt namens de andere ministeries die bij Veenhuizen betrokken zijn’, zegt hij. ‘Dat was vooral nodig omdat er op bestuurlijk niveau nog steeds geen pasklaar instrumentarium is om de beoogde integrale aan-
kunst
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
Het complex, gebouwd door W.C. Metzelaar tussen 1893 en 1895, bestond oorspronkelijk uit drie flinke dienstwoningen, een keukengebouw, een hospitaal en een quarantainegebouw. De woningen en
de keuken zijn inmiddels door een enorme glazen aanbouw met elkaar verbonden. De strakke moderne opzet ervan harmonieert prachtig met de authentieke neorenaissance architectuur van het hospitaalcomplex. Rond het restaurant heerst een koortsachtige bedrijvigheid want over een paar weken worden de
Restaurant in het voormalige hospitaal
kunst
21
komen een particuliere herniakliniek die, als alles goed gaat, per 1 juli zijn deuren opent,en een aantal arbodiensten.
pak vorm te geven.’ Maar er zijn nog veel meer initiatieven genomen die laten zien dat het Veenhuizen ernst is om het gebied een flinke boost te geven in de richting van een economisch rendabele ontwikkeling. Een korte rondgang door het gebied laat zien dat het bruist van de activiteiten. Zo is het voormalige Hospitaalcomplex grotendeels omgebouwd tot een gezondheidscentrum en een hotel-restaurant.
Hoofdgebouw
evenwichtigheid Wat het er verder ook niet makkelijker op maakt is dat de Commissie al in 1994 heeft aangegeven te willen komen ‘tot een meer evenwichtige lijst die de diversiteit van culturele en natuurlijke zaken van universele betekenis beter weergeeft’. Global Strategy wordt dit genoemd, wat zoveel wil zeggen dat de lijst van het Werelderfgoed evenwichtiger, geloofwaardiger en representatiever moet worden. Vooral de wens tot meer evenwichtigheid is in het nadeel van Veenhuizen omdat landen in gebieden die nu nog sterk ondervertegenwoordigd zijn op de lijst, worden opgeroepen de Overeenkomst, waarin de spelregels zijn opgenomen, te ondertekenen en om meer monumenten te nomineren. Voor West-Europa, en dus ook Nederland, betekent dit weer dat er scherpere keuzes zullen worden moeten gemaakt en dat er terughoudender
architectuur
Zolder gereed gemaakt voor cursussen
eerste eters al verwacht. De woonhuizen zijn opnieuw ingericht en bevatten onder meer vijftien comfortabele hotelkamers, waarvan zelfs een aantal rolstoeltoegankelijk is. Het oude ziekenhuis, waar momenteel nog driftig aan verbouwd wordt, biedt straks onderdak aan het gezondheidscentrum met cursus-
en vergaderruimtes, een sauna en een aantal vakantieappartementen. Door het gebruik van oude kleuren, gereproduceerd oud behang en andere oorspronkelijke details ademen de ruimtes hier nog veel van de oude sfeer, terwijl ze toch voorzien zijn van zoveel mogelijk eigentijds comfort. In het quarantainegebouw
Oorspronkelijke toiletten voor gedetineerden
Een ander complex op het terrein, Klein Soestdijk, wordt momenteel verbouwd tot een woning en bedand-breakfast gelegenheid. Het is de witgepleisterde, voormalige directeurswoning, prachtig gelegen aan een halfronde oprijlaan. En dan is er nog het Landelijke Gevangenismuseum, dat jaarlijks al aardig wat bezoekers trekt. ‘Die gaat ook een deel van het voormalige Arbeidscluster exploiteren en komt daarmee deels in de plaats van het Erfgoedcentrum, dat het helaas niet gered heeft’, zegt Troost. ‘Gelukkig komen daar nu ook een paar ondernemers met commerciële activiteiten waardoor er een solidere basis wordt gelegd voor verdere ontwikkeling van het gebied. Het komt er natuurlijk vooral op aan dat de nieuwe functies ook voldoende levensvatbaar blijven en niet na een paar jaar al weer verdwijnen. Het is voor ons belangrijk om een fundament te hebben waarop we verder kunnen gaan, zonder dat je elke keer weer opnieuw moet beginnen.’.
JJ
20
stedenbouw
een ‘voorlopige’ lijst te plaatsen. En daarop staat al een flink aantal monumenten in de wacht waaronder Panorama Mesdag, de St. Bavo in Haarlem, de Hollandse Waterlinie, de Afsluitdijk, het Binnenhof en Radio Kootwijk. De concurrentie is dus groot. Weliswaar heeft Veenhuizen dan misschien als voordeel dat het hier voor een groot deel gaat om landschappelijke waarden, wat aansluit bij de tendens om in het kader van de modernisering van de monumentenzorg de nadruk meer te leggen bij gebiedsbescherming. Op de lijst staan nog twee sterke mededingers met landschappelijke waarden waartegen Veenhuizen het straks zal moeten opnemen. En mocht Veenhuizen de eerste selectie overleven, dan komt het op de Nationale Voorlopige Lijst, de Tentative List, waar momenteel al twee gegadigden op staan: de Waddenzee en de Historische Binnenstad van Amsterdam.
monumenten zal worden voorgedragen. Minister Plasterk zei het ook in zijn reactie: monumenten zullen van ‘uitzonderlijke, universele waarde’ moeten zijn, ja, bijna van ‘intergalactische‘ waarde om nog voor nominatie in aanmerking te komen. Veelzeggend was dan ook een quizvraagje die de minister aan het begin van zijn toespraak de zaal in slingerde met de vraag welke monument niet thuishoort in het volgende rijtje: de Taj Mahal, de Borobudur, de Pyramide van Cheops en Radio Kootwijk. Met andere woorden: het zal voor veel Nederlandse monumenten op de Voorlopige Lijst nog knap lastig worden om die felbegeerde nominatie in de wacht te slepen.
Dan begint het pas echt. Om voor nominatie in aanmerking te komen gelden strikte procedurele eisen en inhoudelijke criteria. En niet alleen dat: de procedure tot uiteindelijke aanwijzing duurt minimaal anderhalf jaar. Het geeft wel aan hoe streng een nominatie door de Commissie voor het Werelderfgoed wordt beoordeeld.
architectuurbeleid
hospitaal Ondertussen gaan de ontwikkelingen in Veenhuizen naar een integrale gebiedsontwikkeling gestaag verder. Krijn Troost, portefeuille manager van de Rijksgebouwendienst, is vooral tevreden over de manier waarop Veenhuizen thans wordt bestuurd. ‘Om de samenwerking tussen de departementen te versterken en de samenhang te vergroten is er onlangs een bestuurscommissie gevormd waarin de SG van VROM optreedt namens de andere ministeries die bij Veenhuizen betrokken zijn’, zegt hij. ‘Dat was vooral nodig omdat er op bestuurlijk niveau nog steeds geen pasklaar instrumentarium is om de beoogde integrale aan-
kunst
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
Het complex, gebouwd door W.C. Metzelaar tussen 1893 en 1895, bestond oorspronkelijk uit drie flinke dienstwoningen, een keukengebouw, een hospitaal en een quarantainegebouw. De woningen en
de keuken zijn inmiddels door een enorme glazen aanbouw met elkaar verbonden. De strakke moderne opzet ervan harmonieert prachtig met de authentieke neorenaissance architectuur van het hospitaalcomplex. Rond het restaurant heerst een koortsachtige bedrijvigheid want over een paar weken worden de
Restaurant in het voormalige hospitaal
kunst
21
komen een particuliere herniakliniek die, als alles goed gaat, per 1 juli zijn deuren opent,en een aantal arbodiensten.
pak vorm te geven.’ Maar er zijn nog veel meer initiatieven genomen die laten zien dat het Veenhuizen ernst is om het gebied een flinke boost te geven in de richting van een economisch rendabele ontwikkeling. Een korte rondgang door het gebied laat zien dat het bruist van de activiteiten. Zo is het voormalige Hospitaalcomplex grotendeels omgebouwd tot een gezondheidscentrum en een hotel-restaurant.
Hoofdgebouw
evenwichtigheid Wat het er verder ook niet makkelijker op maakt is dat de Commissie al in 1994 heeft aangegeven te willen komen ‘tot een meer evenwichtige lijst die de diversiteit van culturele en natuurlijke zaken van universele betekenis beter weergeeft’. Global Strategy wordt dit genoemd, wat zoveel wil zeggen dat de lijst van het Werelderfgoed evenwichtiger, geloofwaardiger en representatiever moet worden. Vooral de wens tot meer evenwichtigheid is in het nadeel van Veenhuizen omdat landen in gebieden die nu nog sterk ondervertegenwoordigd zijn op de lijst, worden opgeroepen de Overeenkomst, waarin de spelregels zijn opgenomen, te ondertekenen en om meer monumenten te nomineren. Voor West-Europa, en dus ook Nederland, betekent dit weer dat er scherpere keuzes zullen worden moeten gemaakt en dat er terughoudender
architectuur
Zolder gereed gemaakt voor cursussen
eerste eters al verwacht. De woonhuizen zijn opnieuw ingericht en bevatten onder meer vijftien comfortabele hotelkamers, waarvan zelfs een aantal rolstoeltoegankelijk is. Het oude ziekenhuis, waar momenteel nog driftig aan verbouwd wordt, biedt straks onderdak aan het gezondheidscentrum met cursus-
en vergaderruimtes, een sauna en een aantal vakantieappartementen. Door het gebruik van oude kleuren, gereproduceerd oud behang en andere oorspronkelijke details ademen de ruimtes hier nog veel van de oude sfeer, terwijl ze toch voorzien zijn van zoveel mogelijk eigentijds comfort. In het quarantainegebouw
Oorspronkelijke toiletten voor gedetineerden
Een ander complex op het terrein, Klein Soestdijk, wordt momenteel verbouwd tot een woning en bedand-breakfast gelegenheid. Het is de witgepleisterde, voormalige directeurswoning, prachtig gelegen aan een halfronde oprijlaan. En dan is er nog het Landelijke Gevangenismuseum, dat jaarlijks al aardig wat bezoekers trekt. ‘Die gaat ook een deel van het voormalige Arbeidscluster exploiteren en komt daarmee deels in de plaats van het Erfgoedcentrum, dat het helaas niet gered heeft’, zegt Troost. ‘Gelukkig komen daar nu ook een paar ondernemers met commerciële activiteiten waardoor er een solidere basis wordt gelegd voor verdere ontwikkeling van het gebied. Het komt er natuurlijk vooral op aan dat de nieuwe functies ook voldoende levensvatbaar blijven en niet na een paar jaar al weer verdwijnen. Het is voor ons belangrijk om een fundament te hebben waarop we verder kunnen gaan, zonder dat je elke keer weer opnieuw moet beginnen.’.
JJ
22
stedenbouw
architectuur
architectuurbeleid
architectuurbeleid
Kredietcrisis vergroot de druk op sleutelprojecten en andere infrastructurele opgaven
terrein winnen
kunst
23
Tekst: Ben Maandag Fotografie: Janine Schrijver
‘Onze handen jeuken om aan de slag te gaan’ De economische crisis verhoogt de druk om grote infrastructurele projecten sneller uit te voeren. Te denken is aan de zes sleutelprojecten, de grote bouwopgaven op en rondom stationsgebieden in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Arnhem en Breda. Maar eenvoudig is dat niet, leggen Marc Unger (ProRail) en de nieuwe spoorbouwmeester Koen van Velsen uit. Hoe staat het eigenlijk met die sleutelprojecten? Een inventarisatie van de stand van zaken.
Koen van Velsen (links) en Marc Unger
Met het oog op de komst van de Hogesnelheidslijn (HSL) in Nederland zijn eind jaren negentig zes stationsgebieden in het land aangewezen voor een ingrijpende verbetering. Deze zes Nieuwe Sleutelprojecten (NSP’s) moeten zorgen voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor nationale en internationale bedrijven in steden die met het in gebruik nemen van de HSL een veel snellere verbinding met Europa zullen krijgen. Het gaat dan om de stationsgebieden Amsterdam Zuidas, Utrecht Centraal, RotterdamCentraal, Den Haag Nieuw Centraal, Arnhem en Breda Stationskwartier. Voor al deze zes steden zijn ingrijpende plannen gemaakt. Wie door Nederland reist en een van deze
stationsgebieden aandoet, kan de voortvarende bouwactiviteiten nauwelijks mislopen. In Rotterdam en Arnhem belanden de reizigers in tijdelijke stations, in Den Haag zijn de bouwactiviteiten al geruime tijd goed merkbaar en ook in Breda, waar ter voorbereiding op de nieuwbouw een geheel nieuw perron is aangelegd, is aan de vernieuwingsoperatie niet te ontkomen. Hoe staat het met de Nieuwe Sleutel projecten? Liggen de bouwactivi teiten op schema? Wat heeft de economische crisis voor gevolgen voor de werkzaamheden die op vijf van de zes plaatsen al goed en wel zijn begonnen en soms, zoals in Arnhem, zelfs al enkele jaren volop
aan de gang zijn? Hoe ziet het totaalbeeld van de prestigieuze sleutel projecten er op dit moment uit? In een vergaderkamer op de vijfde etage van de ‘Inktpot’, het voor malige NS-hoofdkantoor in Utrecht en tegenwoordig onderkomen van railbeheerder ProRail, zitten architect Koen van Velsen, sinds kort de nieuwe spoorbouwmeester, en Marc Unger, manager stations en transfer bij ProRail. De vergaderkamer is onderdeel van de werkruimte van het Bureau Spoorbouwmeester, dat zich in opdracht van NS en ProRail bezig houdt met het ontwikkelen en bewaken van wat in het jargon het ‘spoorbeeld’ wordt genoemd. Het spoorbeeld is de visie hoe de stations en hun omgeving er dienen uit te
zien, hoe er evenwichtige samenhang tussen beide kan ontstaan waardoor een duidelijk herkenbaar beeld tot stand is te brengen. Zo’n samenhangend spoorbeeld is bij de enorme bouwopgaven die zich bij de zes sleutelprojecten voordoen, van het grootste belang. Eenvoudig is de aanpak van de sleutelprojecten allerminst, benadrukken Van Velsen en Unger. ‘De sleutelprojecten kenmerken zich door een grote mate van complexi teit,’ zegt Marc Unger. ‘Om te beginnen zijn de opgaven complex, omdat zowel de infrastructuur als de gebouwen worden aangepast in een omgeving waar dagelijks tienduizenden mensen doorheen lopen. Die omgeving wordt bovendien ook zelf nog aangepakt en dat heeft weer een heel eigen dynamiek. Daarnaast zijn bij deze projecten vele partijen betrokken.’
coalities en allianties Vaak hebben zulke partijen verschillende belangen. ‘De ene partij vindt de kwaliteit van de omgeving heel
22
stedenbouw
architectuur
architectuurbeleid
architectuurbeleid
Kredietcrisis vergroot de druk op sleutelprojecten en andere infrastructurele opgaven
terrein winnen
kunst
23
Tekst: Ben Maandag Fotografie: Janine Schrijver
‘Onze handen jeuken om aan de slag te gaan’ De economische crisis verhoogt de druk om grote infrastructurele projecten sneller uit te voeren. Te denken is aan de zes sleutelprojecten, de grote bouwopgaven op en rondom stationsgebieden in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Arnhem en Breda. Maar eenvoudig is dat niet, leggen Marc Unger (ProRail) en de nieuwe spoorbouwmeester Koen van Velsen uit. Hoe staat het eigenlijk met die sleutelprojecten? Een inventarisatie van de stand van zaken.
Koen van Velsen (links) en Marc Unger
Met het oog op de komst van de Hogesnelheidslijn (HSL) in Nederland zijn eind jaren negentig zes stationsgebieden in het land aangewezen voor een ingrijpende verbetering. Deze zes Nieuwe Sleutelprojecten (NSP’s) moeten zorgen voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor nationale en internationale bedrijven in steden die met het in gebruik nemen van de HSL een veel snellere verbinding met Europa zullen krijgen. Het gaat dan om de stationsgebieden Amsterdam Zuidas, Utrecht Centraal, RotterdamCentraal, Den Haag Nieuw Centraal, Arnhem en Breda Stationskwartier. Voor al deze zes steden zijn ingrijpende plannen gemaakt. Wie door Nederland reist en een van deze
stationsgebieden aandoet, kan de voortvarende bouwactiviteiten nauwelijks mislopen. In Rotterdam en Arnhem belanden de reizigers in tijdelijke stations, in Den Haag zijn de bouwactiviteiten al geruime tijd goed merkbaar en ook in Breda, waar ter voorbereiding op de nieuwbouw een geheel nieuw perron is aangelegd, is aan de vernieuwingsoperatie niet te ontkomen. Hoe staat het met de Nieuwe Sleutel projecten? Liggen de bouwactivi teiten op schema? Wat heeft de economische crisis voor gevolgen voor de werkzaamheden die op vijf van de zes plaatsen al goed en wel zijn begonnen en soms, zoals in Arnhem, zelfs al enkele jaren volop
aan de gang zijn? Hoe ziet het totaalbeeld van de prestigieuze sleutel projecten er op dit moment uit? In een vergaderkamer op de vijfde etage van de ‘Inktpot’, het voor malige NS-hoofdkantoor in Utrecht en tegenwoordig onderkomen van railbeheerder ProRail, zitten architect Koen van Velsen, sinds kort de nieuwe spoorbouwmeester, en Marc Unger, manager stations en transfer bij ProRail. De vergaderkamer is onderdeel van de werkruimte van het Bureau Spoorbouwmeester, dat zich in opdracht van NS en ProRail bezig houdt met het ontwikkelen en bewaken van wat in het jargon het ‘spoorbeeld’ wordt genoemd. Het spoorbeeld is de visie hoe de stations en hun omgeving er dienen uit te
zien, hoe er evenwichtige samenhang tussen beide kan ontstaan waardoor een duidelijk herkenbaar beeld tot stand is te brengen. Zo’n samenhangend spoorbeeld is bij de enorme bouwopgaven die zich bij de zes sleutelprojecten voordoen, van het grootste belang. Eenvoudig is de aanpak van de sleutelprojecten allerminst, benadrukken Van Velsen en Unger. ‘De sleutelprojecten kenmerken zich door een grote mate van complexi teit,’ zegt Marc Unger. ‘Om te beginnen zijn de opgaven complex, omdat zowel de infrastructuur als de gebouwen worden aangepast in een omgeving waar dagelijks tienduizenden mensen doorheen lopen. Die omgeving wordt bovendien ook zelf nog aangepakt en dat heeft weer een heel eigen dynamiek. Daarnaast zijn bij deze projecten vele partijen betrokken.’
coalities en allianties Vaak hebben zulke partijen verschillende belangen. ‘De ene partij vindt de kwaliteit van de omgeving heel
stedenbouw
24
belangrijk, de andere gaat het meer om de betaalbaarheid,’ legt Unger uit. ‘Dat maakt de projecten zo ingewikkeld. Maar ook in de aansturing en in de financiering heeft elk project zijn eigen kenmerken.’ Per sleutelproject zijn er andere coalities en allianties waar te nemen. Dat de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat een deel van de financiering voor hun rekening nemen is daarin een constante factor. De uitvoering van de projecten is gedelegeerd aan de gemeenten waarin de sleutelprojecten plaatsvinden. De gemeenten hebben de vernieuwing van de stations op hun beurt weer gedelegeerd aan ProRail. Eén kenmerk hebben de stationsgebieden met elkaar gemeen. Unger: ‘Toen de ministeries van VROM en van Verkeer en Waterstaat zo’n tien jaar geleden met de sleutelprojecten begonnen, waren die stationsgebieden vaak achterstandsgebieden. Door de HSL hebben alle sleutelprojecten een forse internationale ambitie gekregen.’ Daar komt nog iets bij. Niet alleen de aansluiting van Nederland op de HSL-Zuid, die ooit zal moeten plaatsgrijpen, en die op de HSLOost, die even buiten beeld is geraakt, maar waarover de laatste tijd toch weer voorzichtig wordt gesproken, hebben de ambities opgeschroefd, ook de wens om meer mensen met het openbaar vervoer te laten reizen maakt een gerieflijke reisomgeving urgent. ‘Meer mensen in het openbaar vervoer houdt een enorme ontwikkeling in op het gebied van capaciteit,’ analyseert Unger. ‘Utrecht Centraal is gebouwd op een hoeveelheid reizigers van 35 miljoen per jaar. Dat zijn er nu 65 miljoen en zullen er volgens de prognoses 100 miljoen worden. Hoe ga je dat doen?’
bouwbaar Dat brengt Unger op de belangrijkste voorwaarde voor ProRail om aan een project te beginnen: het moet ‘bouwbaar zijn’. Unger: ‘Van belang daarbij is of de veiligheid is gegarandeerd, of de bereikbaarheid is gewaarborgd en de bouwers op het bouwterrein kunnen komen, of de functionaliteit van het gebied niet in het gedrang komt en of de doorstroming in de stations
is te handhaven.’ Een station voor jaren sluiten is onmogelijk: tijdens het bouwproces moet alles doorgaan. Een speciale rol is tijdens het ontwerp- en bouwproces weggelegd voor de spoorbouwmeester, die de samenhang tussen alle verschillende onderdelen scherp in de gaten houdt. Hij bewaakt de kwaliteit van de nieuwbouwontwikkelingen. ‘Nou, kwaliteit is natuurlijk een rekbaar begrip,’ zegt spoorbouwmeester Koen van Velsen, die deze functie op 1 januari van dit jaar overnam van Nathalie de Vries. ‘In de praktijk komt het erop neer dat we met enige regelmaat met alle ontwerpers om de tafel zitten en alle plannen en de voortgang van de projecten bespreken. Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol zit daar ook bij, evenals vertegenwoordigers van de gemeenten. Daarbij komt alles aan de orde. De stations, maar ook de initiatieven rondom de stations, de inrichting van de openbare ruimte. Daarover geven we dan een oordeel en brengen we advies uit. Dat kan een aanbeveling zijn om er aandachtiger naar te kijken of om dat nog eens over te doen.’
het budget voor het stationsgebouw niet voldoende bleek. Eerst wordt nu de reizigerstunnel gebouwd, met tal van nieuwe voorzieningen, die het tijdelijke station binnenkort overbodig moeten maken. Pas in een later stadium wordt dan bekeken of er genoeg geld beschikbaar is voor de rest van het stationsgebouw, zodat het ontwerp van UN Studio van Ben van Berkel en Caroline Bos toch werkelijkheid kan worden. ‘Natuurlijk gaat er van alles mis,’ zegt Unger. ‘Waar het om gaat is dat je alles zo organiseert dat je een back-up hebt. Wat Arnhem betreft praten we nu midden in de kredietcrisis. Vorig jaar was dat nog niet zo. Er moet nu nog een definitief besluit over de tweede fase worden genomen.’ Of de economische crisis daarin nu als aanjager kan functioneren is volstrekt onduidelijk, onderstreept Unger. ‘Het is in elk geval ieders bedoeling het ontwerp helemaal uitgevoerd te krijgen,’ vult Koen van Velsen aan. ‘Dat is het goede aspect. De ambitie om het project te voltooien is nog lang niet ten einde.’
architectuur
architectuurbeleid
vertraging Een aantal sleutelprojecten heeft ondanks de goede bedoelingen tegenslag of vertraging opgelopen in de uitvoering. In Arnhem is bijvoorbeeld de bouw van de stationsterminal onlangs in twee fasen geknipt, omdat bij de aanbesteding
In Rotterdam is het sleutelproject pas de laatste jaren weer goed op gang gekomen, nadat een eerste ontwerp in 2002 te duur was bevonden. Toch heeft de uitvoering van het nieuwe ontwerp van Rotterdam Centraal ook met vertraging te kampen. Het ontwerp voor de nieuwe stationsterminal die met zijn overkapping bijna tot aan het Kruisplein zal reiken is gemaakt door Team CS. Daarin werken drie bureaus samen: Benthem Crouwel, Meyer en Van Schooten en West 8. Terwijl er in de bouwput voor het station hard wordt gewerkt aan een nieuw metrostation en het stationsgebouw dat het vroegere CS kenmerkte inmiddels is gesloopt, verkeert de bouw van
trots Tot de bouw is voltooid moet Rotterdam het doen met een tijdelijk station. ‘Dat is toch een geweldig station!’ zegt Koen van Velsen. ‘Je zou bijna willen dat het zo blijft! Wat ik bedoel is: die drukte met die ene onderdoorgang geeft je echt het gevoel dat je in een stad bent. Het laat zien dat je ook op een tijdelijk station best trots kunt zijn.’
grote druk
Voor het verwezenlijken van Den Haag Nieuw Centraal vinden al tal van werkzaamheden plaats. De nieuwe terminal is een ontwerp van Benthem Crouwel. Daaromheen komen tal van nieuwe panden te staan, waarin onder meer kantoren en woningen worden ondergebracht. Het complex Babylon wordt door nieuwbouw van Meyer en Van Schooten vrijwel aan het oog onttrokken. Het project is nu in volle gang. Voor een nieuwbouwontwikkeling tussen het station en de Koninklijke Bibliotheek heeft Wiel
Arets het ontwerp gemaakt. Op het voorplein van het nieuwe station komt een opvallend bouwwerk ontworpen door Rem Koolhaas’ bureau OMA. ‘Dat daar woningen komen is bijzonder,’ zegt Van Velsen. ‘Het moet een belangrijk deel van de stad worden en dat betekent dat het ook hier zaak is alle projecten goed op elkaar te laten aansluiten.’
spannend Voor Utrecht Centraal is een spannende tijd aangebroken, omdat het college van burgemeester en wethouders net een bestuurlijke crisis achter de rug heeft over een plan de luchtkwaliteit te verbeteren. Dat kan gevolgen hebben voor het
25
grootste van allemaal. Mede door de kredietcrisis is de belangstelling voor verdere ontwikkeling van dit gebied vertraagd. Aan het station is wel het een en ander gedaan, maar met het ‘echte’ station Zuidas zou een begin gemaakt moeten worden wanneer er nieuwe tunnels zijn gegraven voor rijksweg, trein en metro. Volgens plan moet daarop vervolgens een gloednieuw kantoorcentrum worden gebouwd. Dat hangt natuurlijk af van investeringen van beleggers en eventueel extra gelden uit Den Haag.
de terminal op dit moment in de aanbestedingsfase. Alle betrokkenen wachten met spanning hoe die zal aflopen. Unger: ‘Onze handen jeuken om aan de slag te gaan.’
Nieuwe spoorbouwmeester gelooft in kwaliteit ondanks crisis Zo moet, liefst al in een vroeg stadium, naar een goed eindresultaat worden toegewerkt. Van Velsen: ‘Het gaat er om of je voor elkaar krijgt dat de stations en hun omgeving goed op elkaar aansluiten, dat de aansluiting met tram, bus of metro goed is en dat het straatbeeld overeind blijft.’
kunst
stationsgebied. Bovendien loopt er een procedure over de bouw van een van de vele onderdelen van de grootscheepse plannen rondom het station, muziekcentrum Vredenburg. ‘We wachten met spanning op de uitspraak van de rechter,’ zegt Marc Unger van ProRail. ‘Het bestek voor de nieuwe terminal is verder klaar, de gunning wordt eind dit jaar verwacht, dus we staan aan de vooravond van de uitvoering.’ Ook hier is de nieuwe terminal een ontwerp van Benthem Crouwel. Het nieuwe station van Breda heeft Koen van Velsen zelf ontworpen. Het gaat hier om een stationsgebouw, waarin allerlei functies zijn verenigd.
Er zijn kantoren in te vinden (waaronder gebouwen van de Rijksgebouwendienst), maar ook woningen. Woningen in een stationsterminal is een primeur voor Nederland. Het project verkeert in de bestekfase. ‘Dat betekent dat we halverwege volgend jaar kunnen aanbesteden,’ zegt Marc Unger. Wel wordt al een reizigerstunnel gebouwd. ‘De ruwbouw daarvan moet nog voor de zomer gereed zijn.’ Blijft over Amsterdam. Er wordt hard gewerkt aan het oude Centraal Station, hoewel dit formeel geen sleutelproject is. Veel hangt hier af van het al of niet doorgaan van de NoordZuidlijn, een van de belangrijkste redenen voor de verbouwing. ‘De
beslissing ligt in Den Haag, bij het kabinet,’ zegt Unger. De verbouwing van het Centraal Station waarvoor ProRail op extra geld uit Den Haag hoopt, staat los van de problematiek rondom de Noord-Zuidlijn. Koen van Velsen: ‘Zowel ProRail als NS, ons bureau en de Rijksbouwmeester hebben een aanbevelingsbrief geschreven dat het zaak is de mooie hal van Cuypers als entree van de stad te hebben. Of het nou een sleutelproject is of niet, voor zo’n stad met zo’n monument moet dat gebouw tiptop in orde zijn. Dat moet gewoon gebeuren.’ Een ander probleem doet zich voor bij het sleutelproject Zuidas, het
Werken aan grote infrastructurele projecten en het vereenvoudigen van ingewikkelde procedures zou het leed van de economische crisis kunnen verzachten, is de laatste tijd dikwijls geopperd. Marc Unger: ‘Er is inderdaad grote druk om projecten naar voren te halen. Laat ik daar dit over zeggen: er wordt met man en macht aan gewerkt om te zien of dat mogelijk is. Maar ondanks de enorme druk moeten wij als ProRail de markt wel commercieel blijven benaderen.’ Dat geldt voor een project als de Zuidas, maar ook voor bijvoorbeeld het aanleggen van de spoortunnel door Delft, die de gemeente eindelijk moet verlossen van het oude, lawaaiige spoorwegviaduct. ‘De tunnel is aanbesteed op basis van vier sporen en hij wordt in één keer aangelegd,’ zegt Unger. Het ondergrondse station is een ontwerp van Benthem Crouwel, Mecanoo architecten heeft het ontwerp gemaakt voor overige deel van het nieuwe station van Delft. ‘Al met al mogen we tevreden zijn dat we staan waar we nu staan,’ zegt Marc Unger. ‘Er zit al veel energie in al deze projecten, de opgave is nu om aan de ambities vast te houden. Die spanning is wel van belang.’ Koen van Velsen: ‘Ik vind het geweldig wanneer al die projecten de kwaliteit behalen die we met elkaar beogen. Ik heb nog geen signalen dat die ook maar ergens in gevaar zal komen.’
JJ
stedenbouw
24
belangrijk, de andere gaat het meer om de betaalbaarheid,’ legt Unger uit. ‘Dat maakt de projecten zo ingewikkeld. Maar ook in de aansturing en in de financiering heeft elk project zijn eigen kenmerken.’ Per sleutelproject zijn er andere coalities en allianties waar te nemen. Dat de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat een deel van de financiering voor hun rekening nemen is daarin een constante factor. De uitvoering van de projecten is gedelegeerd aan de gemeenten waarin de sleutelprojecten plaatsvinden. De gemeenten hebben de vernieuwing van de stations op hun beurt weer gedelegeerd aan ProRail. Eén kenmerk hebben de stationsgebieden met elkaar gemeen. Unger: ‘Toen de ministeries van VROM en van Verkeer en Waterstaat zo’n tien jaar geleden met de sleutelprojecten begonnen, waren die stationsgebieden vaak achterstandsgebieden. Door de HSL hebben alle sleutelprojecten een forse internationale ambitie gekregen.’ Daar komt nog iets bij. Niet alleen de aansluiting van Nederland op de HSL-Zuid, die ooit zal moeten plaatsgrijpen, en die op de HSLOost, die even buiten beeld is geraakt, maar waarover de laatste tijd toch weer voorzichtig wordt gesproken, hebben de ambities opgeschroefd, ook de wens om meer mensen met het openbaar vervoer te laten reizen maakt een gerieflijke reisomgeving urgent. ‘Meer mensen in het openbaar vervoer houdt een enorme ontwikkeling in op het gebied van capaciteit,’ analyseert Unger. ‘Utrecht Centraal is gebouwd op een hoeveelheid reizigers van 35 miljoen per jaar. Dat zijn er nu 65 miljoen en zullen er volgens de prognoses 100 miljoen worden. Hoe ga je dat doen?’
bouwbaar Dat brengt Unger op de belangrijkste voorwaarde voor ProRail om aan een project te beginnen: het moet ‘bouwbaar zijn’. Unger: ‘Van belang daarbij is of de veiligheid is gegarandeerd, of de bereikbaarheid is gewaarborgd en de bouwers op het bouwterrein kunnen komen, of de functionaliteit van het gebied niet in het gedrang komt en of de doorstroming in de stations
is te handhaven.’ Een station voor jaren sluiten is onmogelijk: tijdens het bouwproces moet alles doorgaan. Een speciale rol is tijdens het ontwerp- en bouwproces weggelegd voor de spoorbouwmeester, die de samenhang tussen alle verschillende onderdelen scherp in de gaten houdt. Hij bewaakt de kwaliteit van de nieuwbouwontwikkelingen. ‘Nou, kwaliteit is natuurlijk een rekbaar begrip,’ zegt spoorbouwmeester Koen van Velsen, die deze functie op 1 januari van dit jaar overnam van Nathalie de Vries. ‘In de praktijk komt het erop neer dat we met enige regelmaat met alle ontwerpers om de tafel zitten en alle plannen en de voortgang van de projecten bespreken. Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol zit daar ook bij, evenals vertegenwoordigers van de gemeenten. Daarbij komt alles aan de orde. De stations, maar ook de initiatieven rondom de stations, de inrichting van de openbare ruimte. Daarover geven we dan een oordeel en brengen we advies uit. Dat kan een aanbeveling zijn om er aandachtiger naar te kijken of om dat nog eens over te doen.’
het budget voor het stationsgebouw niet voldoende bleek. Eerst wordt nu de reizigerstunnel gebouwd, met tal van nieuwe voorzieningen, die het tijdelijke station binnenkort overbodig moeten maken. Pas in een later stadium wordt dan bekeken of er genoeg geld beschikbaar is voor de rest van het stationsgebouw, zodat het ontwerp van UN Studio van Ben van Berkel en Caroline Bos toch werkelijkheid kan worden. ‘Natuurlijk gaat er van alles mis,’ zegt Unger. ‘Waar het om gaat is dat je alles zo organiseert dat je een back-up hebt. Wat Arnhem betreft praten we nu midden in de kredietcrisis. Vorig jaar was dat nog niet zo. Er moet nu nog een definitief besluit over de tweede fase worden genomen.’ Of de economische crisis daarin nu als aanjager kan functioneren is volstrekt onduidelijk, onderstreept Unger. ‘Het is in elk geval ieders bedoeling het ontwerp helemaal uitgevoerd te krijgen,’ vult Koen van Velsen aan. ‘Dat is het goede aspect. De ambitie om het project te voltooien is nog lang niet ten einde.’
architectuur
architectuurbeleid
vertraging Een aantal sleutelprojecten heeft ondanks de goede bedoelingen tegenslag of vertraging opgelopen in de uitvoering. In Arnhem is bijvoorbeeld de bouw van de stationsterminal onlangs in twee fasen geknipt, omdat bij de aanbesteding
In Rotterdam is het sleutelproject pas de laatste jaren weer goed op gang gekomen, nadat een eerste ontwerp in 2002 te duur was bevonden. Toch heeft de uitvoering van het nieuwe ontwerp van Rotterdam Centraal ook met vertraging te kampen. Het ontwerp voor de nieuwe stationsterminal die met zijn overkapping bijna tot aan het Kruisplein zal reiken is gemaakt door Team CS. Daarin werken drie bureaus samen: Benthem Crouwel, Meyer en Van Schooten en West 8. Terwijl er in de bouwput voor het station hard wordt gewerkt aan een nieuw metrostation en het stationsgebouw dat het vroegere CS kenmerkte inmiddels is gesloopt, verkeert de bouw van
trots Tot de bouw is voltooid moet Rotterdam het doen met een tijdelijk station. ‘Dat is toch een geweldig station!’ zegt Koen van Velsen. ‘Je zou bijna willen dat het zo blijft! Wat ik bedoel is: die drukte met die ene onderdoorgang geeft je echt het gevoel dat je in een stad bent. Het laat zien dat je ook op een tijdelijk station best trots kunt zijn.’
grote druk
Voor het verwezenlijken van Den Haag Nieuw Centraal vinden al tal van werkzaamheden plaats. De nieuwe terminal is een ontwerp van Benthem Crouwel. Daaromheen komen tal van nieuwe panden te staan, waarin onder meer kantoren en woningen worden ondergebracht. Het complex Babylon wordt door nieuwbouw van Meyer en Van Schooten vrijwel aan het oog onttrokken. Het project is nu in volle gang. Voor een nieuwbouwontwikkeling tussen het station en de Koninklijke Bibliotheek heeft Wiel
Arets het ontwerp gemaakt. Op het voorplein van het nieuwe station komt een opvallend bouwwerk ontworpen door Rem Koolhaas’ bureau OMA. ‘Dat daar woningen komen is bijzonder,’ zegt Van Velsen. ‘Het moet een belangrijk deel van de stad worden en dat betekent dat het ook hier zaak is alle projecten goed op elkaar te laten aansluiten.’
spannend Voor Utrecht Centraal is een spannende tijd aangebroken, omdat het college van burgemeester en wethouders net een bestuurlijke crisis achter de rug heeft over een plan de luchtkwaliteit te verbeteren. Dat kan gevolgen hebben voor het
25
grootste van allemaal. Mede door de kredietcrisis is de belangstelling voor verdere ontwikkeling van dit gebied vertraagd. Aan het station is wel het een en ander gedaan, maar met het ‘echte’ station Zuidas zou een begin gemaakt moeten worden wanneer er nieuwe tunnels zijn gegraven voor rijksweg, trein en metro. Volgens plan moet daarop vervolgens een gloednieuw kantoorcentrum worden gebouwd. Dat hangt natuurlijk af van investeringen van beleggers en eventueel extra gelden uit Den Haag.
de terminal op dit moment in de aanbestedingsfase. Alle betrokkenen wachten met spanning hoe die zal aflopen. Unger: ‘Onze handen jeuken om aan de slag te gaan.’
Nieuwe spoorbouwmeester gelooft in kwaliteit ondanks crisis Zo moet, liefst al in een vroeg stadium, naar een goed eindresultaat worden toegewerkt. Van Velsen: ‘Het gaat er om of je voor elkaar krijgt dat de stations en hun omgeving goed op elkaar aansluiten, dat de aansluiting met tram, bus of metro goed is en dat het straatbeeld overeind blijft.’
kunst
stationsgebied. Bovendien loopt er een procedure over de bouw van een van de vele onderdelen van de grootscheepse plannen rondom het station, muziekcentrum Vredenburg. ‘We wachten met spanning op de uitspraak van de rechter,’ zegt Marc Unger van ProRail. ‘Het bestek voor de nieuwe terminal is verder klaar, de gunning wordt eind dit jaar verwacht, dus we staan aan de vooravond van de uitvoering.’ Ook hier is de nieuwe terminal een ontwerp van Benthem Crouwel. Het nieuwe station van Breda heeft Koen van Velsen zelf ontworpen. Het gaat hier om een stationsgebouw, waarin allerlei functies zijn verenigd.
Er zijn kantoren in te vinden (waaronder gebouwen van de Rijksgebouwendienst), maar ook woningen. Woningen in een stationsterminal is een primeur voor Nederland. Het project verkeert in de bestekfase. ‘Dat betekent dat we halverwege volgend jaar kunnen aanbesteden,’ zegt Marc Unger. Wel wordt al een reizigerstunnel gebouwd. ‘De ruwbouw daarvan moet nog voor de zomer gereed zijn.’ Blijft over Amsterdam. Er wordt hard gewerkt aan het oude Centraal Station, hoewel dit formeel geen sleutelproject is. Veel hangt hier af van het al of niet doorgaan van de NoordZuidlijn, een van de belangrijkste redenen voor de verbouwing. ‘De
beslissing ligt in Den Haag, bij het kabinet,’ zegt Unger. De verbouwing van het Centraal Station waarvoor ProRail op extra geld uit Den Haag hoopt, staat los van de problematiek rondom de Noord-Zuidlijn. Koen van Velsen: ‘Zowel ProRail als NS, ons bureau en de Rijksbouwmeester hebben een aanbevelingsbrief geschreven dat het zaak is de mooie hal van Cuypers als entree van de stad te hebben. Of het nou een sleutelproject is of niet, voor zo’n stad met zo’n monument moet dat gebouw tiptop in orde zijn. Dat moet gewoon gebeuren.’ Een ander probleem doet zich voor bij het sleutelproject Zuidas, het
Werken aan grote infrastructurele projecten en het vereenvoudigen van ingewikkelde procedures zou het leed van de economische crisis kunnen verzachten, is de laatste tijd dikwijls geopperd. Marc Unger: ‘Er is inderdaad grote druk om projecten naar voren te halen. Laat ik daar dit over zeggen: er wordt met man en macht aan gewerkt om te zien of dat mogelijk is. Maar ondanks de enorme druk moeten wij als ProRail de markt wel commercieel blijven benaderen.’ Dat geldt voor een project als de Zuidas, maar ook voor bijvoorbeeld het aanleggen van de spoortunnel door Delft, die de gemeente eindelijk moet verlossen van het oude, lawaaiige spoorwegviaduct. ‘De tunnel is aanbesteed op basis van vier sporen en hij wordt in één keer aangelegd,’ zegt Unger. Het ondergrondse station is een ontwerp van Benthem Crouwel, Mecanoo architecten heeft het ontwerp gemaakt voor overige deel van het nieuwe station van Delft. ‘Al met al mogen we tevreden zijn dat we staan waar we nu staan,’ zegt Marc Unger. ‘Er zit al veel energie in al deze projecten, de opgave is nu om aan de ambities vast te houden. Die spanning is wel van belang.’ Koen van Velsen: ‘Ik vind het geweldig wanneer al die projecten de kwaliteit behalen die we met elkaar beogen. Ik heb nog geen signalen dat die ook maar ergens in gevaar zal komen.’
JJ
26
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
‘Er is te weinig doorstroming voor jonge marktpartijen’
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
27
Coen van Oostrom, directeur van OVG:
Ondernemersschap maakt het verschil tussen een goed en een gemiddeld gebouw Hij zetelt in een blikvanger op het dak van Las Palmas, een ellipsvormig kantoor bovenop een voormalig pakhuis. Coen van Oostrom, ooit de jongste ontwikkelaar van Nederland. Uiteraard is de crisis het onderwerp, maar ook het streven naar het groenste kantoor van Nederland.
Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Levien Willemse
terrein winnen
Je reputatie bestond eruit dat je de jongste projectontwikkelaar van Nederland was. Ben je dat nog steeds? ‘Nou dat zou niet goed zijn. Ik ben 39 en nu vijftien jaar bezig. Ik zou eigenlijk de hete adem in mijn nek moeten voelen van jonge marktpartijen, maar ik ben ze in de markt nog niet tegen gekomen. Er is volgens mij onvoldoende doorstroming. We zitten wel eens te kijken wie ervoor in aanmerking zouden kunnen komen. Ik denk dat niet de rijksoverheid ze op weg moet helpen maar de lokale overheden omdat die jongens daar vaak beginnen. De lokale overheid zou hun een kans moeten geven om de dynamiek in de sector te verhogen.’
achteraf bekeken wel eens goed nieuws kunnen zijn omdat het een impuls geeft dingen anders te doen. Daarom vind ik het zo belangrijk dat er een visie ontstaat van de markt en de overheid over groen en innovatief bouwen, een visie niet louter gaat over het al dan niet verlagen van de overdrachtsbelasting, maar zich richt op nieuwe producten. Drijvend bouwen, herbestemming, dat soort zaken. Het helpt de overheid ook om even de paniek van zich af te schudden, rust te nemen en na te denken over hoe de sector er over tien jaar uitziet. Het kan niet zo zijn dat er over tien jaar nog gebouwen worden opgeleverd die niet groen zijn.’
Met de crisis zal dat niet meevallen. ‘Die crisis is juist een transformator voor nieuwe technologie en nieuwe partijen. Er komt een forse shakeout, verwacht ik, omdat het een zware crisis is, hoewel die kan ook kansen scheppen.’
Zijn er nog negatieve effecten van de crisis? ‘Die is zo heftig dat je nu het risico loopt dat er goede bedrijven en kennis verloren gaan. Voor ons bedrijf was het wel goed om rust te nemen en te hergroeperen. Door groen te bouwen loopt onze omzet redelijk goed door.’
Zo erg is het dus ook weer niet? ‘Nee, het is fantastisch. Voor de Nederlandse bouwsector zou het
virgin real estate Waar staat OVG voor? ‘Het is een afkorting van Oostrom Vastgoed. Ik kocht in 1992 mijn eerste studentenhuis, waarvoor ik samen met een studievriend een naam bedacht. Het begon met Virgin Real Estate en de namen werden gedurende de avond steeds creatiever. De volgende ochtend moest ik naar de Kamer van Koophandel. De enige naam die ik kon bedenken was OVG, dat is middle of the road. Ik kocht in die tijd oude huizen en transformeerde die tot studentenwoningen, terwijl ik economie studeerde aan de Erasmus Universiteit. Ik studeerde af bij prof. Kohnstamm die gezien werd als de referentie in die tijd. Op dat moment had ik 30 panden gekocht. Hij zei tegen me: dat gedoe met die studentenhuizen in de stad moet afgelopen zijn. Het wordt tijd dat je in aanraking komt met de echte vastgoed wereld. Toen ben ik bij Wilma gaan werken als stafmedewerker van de Raad van Bestuur en twee jaar daarna als zelfstandig projectontwikkelaar.’ ‘Mijn eerste project was een kantoor-
26
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
‘Er is te weinig doorstroming voor jonge marktpartijen’
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
27
Coen van Oostrom, directeur van OVG:
Ondernemersschap maakt het verschil tussen een goed en een gemiddeld gebouw Hij zetelt in een blikvanger op het dak van Las Palmas, een ellipsvormig kantoor bovenop een voormalig pakhuis. Coen van Oostrom, ooit de jongste ontwikkelaar van Nederland. Uiteraard is de crisis het onderwerp, maar ook het streven naar het groenste kantoor van Nederland.
Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Levien Willemse
terrein winnen
Je reputatie bestond eruit dat je de jongste projectontwikkelaar van Nederland was. Ben je dat nog steeds? ‘Nou dat zou niet goed zijn. Ik ben 39 en nu vijftien jaar bezig. Ik zou eigenlijk de hete adem in mijn nek moeten voelen van jonge marktpartijen, maar ik ben ze in de markt nog niet tegen gekomen. Er is volgens mij onvoldoende doorstroming. We zitten wel eens te kijken wie ervoor in aanmerking zouden kunnen komen. Ik denk dat niet de rijksoverheid ze op weg moet helpen maar de lokale overheden omdat die jongens daar vaak beginnen. De lokale overheid zou hun een kans moeten geven om de dynamiek in de sector te verhogen.’
achteraf bekeken wel eens goed nieuws kunnen zijn omdat het een impuls geeft dingen anders te doen. Daarom vind ik het zo belangrijk dat er een visie ontstaat van de markt en de overheid over groen en innovatief bouwen, een visie niet louter gaat over het al dan niet verlagen van de overdrachtsbelasting, maar zich richt op nieuwe producten. Drijvend bouwen, herbestemming, dat soort zaken. Het helpt de overheid ook om even de paniek van zich af te schudden, rust te nemen en na te denken over hoe de sector er over tien jaar uitziet. Het kan niet zo zijn dat er over tien jaar nog gebouwen worden opgeleverd die niet groen zijn.’
Met de crisis zal dat niet meevallen. ‘Die crisis is juist een transformator voor nieuwe technologie en nieuwe partijen. Er komt een forse shakeout, verwacht ik, omdat het een zware crisis is, hoewel die kan ook kansen scheppen.’
Zijn er nog negatieve effecten van de crisis? ‘Die is zo heftig dat je nu het risico loopt dat er goede bedrijven en kennis verloren gaan. Voor ons bedrijf was het wel goed om rust te nemen en te hergroeperen. Door groen te bouwen loopt onze omzet redelijk goed door.’
Zo erg is het dus ook weer niet? ‘Nee, het is fantastisch. Voor de Nederlandse bouwsector zou het
virgin real estate Waar staat OVG voor? ‘Het is een afkorting van Oostrom Vastgoed. Ik kocht in 1992 mijn eerste studentenhuis, waarvoor ik samen met een studievriend een naam bedacht. Het begon met Virgin Real Estate en de namen werden gedurende de avond steeds creatiever. De volgende ochtend moest ik naar de Kamer van Koophandel. De enige naam die ik kon bedenken was OVG, dat is middle of the road. Ik kocht in die tijd oude huizen en transformeerde die tot studentenwoningen, terwijl ik economie studeerde aan de Erasmus Universiteit. Ik studeerde af bij prof. Kohnstamm die gezien werd als de referentie in die tijd. Op dat moment had ik 30 panden gekocht. Hij zei tegen me: dat gedoe met die studentenhuizen in de stad moet afgelopen zijn. Het wordt tijd dat je in aanraking komt met de echte vastgoed wereld. Toen ben ik bij Wilma gaan werken als stafmedewerker van de Raad van Bestuur en twee jaar daarna als zelfstandig projectontwikkelaar.’ ‘Mijn eerste project was een kantoor-
28
stedenbouw
project in Houten dat ik toen samen deed met Delta zodat ik in de keuken kon kijken. Vervolgens kwam er een heel groot kantoor in Capelle aan den Ijssel totdat de markt in 2001 in elkaar klapte, de vorige crisis. Ik zag hoe de markt moeilijk werd, hoe oude traditionele bedrijven verkrampten en alleen nog naar binnen keken. Daarentegen hebben jonge mensen niet de ballast van die projecten en grote organisaties. Zij kunnen tempo maken in plaats van bezig zijn met reorganiseren. In die periode zijn we van nummer 20 op de ranglijst naar nummer 1 opgeschoven als het gaat om kantoorontwikkeling.’
monumenten Je moet van alles een beetje weten. ‘Je moet van alles heel veel weten, daar zijn we sterker in geworden de laatste jaren. Voor mijn gevoel hoor ik bij de dinosauriërs, hoewel ik dat niet te hard wil zeggen.’ de nadruk ligt op kantoren. ‘Per jaar doen we wel een paar honderd woningen, maar voor ons is dat een soort bijproduct. We ontwikkelen nu het grootste winkelgebied in Nederland, een mall in Tilburg, maar hebben eigenlijk geen trackrecord op dat gebied. In kantoren zijn we de grootste in Nederland. We kunnen de klant bieden wat ie wil, een mooi, een snel of – nog belangrijker – een duurzaam kantoor.’
economie Wat moet een ontwikkelaar eigenlijk kunnen? ‘Mensen bij elkaar brengen, een visie hebben hoe een omgeving eruit moet zien.’ Hoe en waar leer je dat? ‘Door projecten te doen, praktijkervaring is het allerbelangrijkste. Ik heb economie gestudeerd, heb geen school- of universiteitsachterstand als het gaat om architectuur, recht of politiek. Je moet in al die vakgebieden een heel goede amateur zijn, maar wel tegen het professionele aan. Ik zou inmiddels zonder overdrijving op een universiteit kunnen lesgeven over bestemmingsplanprocedures. Ik heb zo vaak voor de rechter gestaan waardoor je leert welke aspecten van belang zijn bij bijvoorbeeld een artikel 19 procedure. En met de politiek gaat het net zo. Toen de Maastoren was goedgekeurd op de Kop van Zuid, kwam er na de verkiezingen een nieuwe raad die tegen was. We zijn toen alle partijen in Rotterdam langsgegaan om het ten goede te laten keren. Maar toch, als hier een jonge vent binnenkomt en denkt zomaar wethouders te overtuigen, kan ik zeggen: pas op, er zijn een paar valkuilen.’
Hoe maak je een groen kantoor? ‘Door een bepaald doel te stellen, zoals volledig CO2-emissie vrij of 70 procent minder energieverbruik. Vervolgens neem je alles mee in de ontwerpbeslissingen, van de kleur van het glas tot de dakbedekking en de positie van het gebouw ten opzichte van de zon.’ Gebruik je daarvoor de green calc-methodiek? ‘Ja, we gaan daar een nieuw wereldrecord mee vestigen met de bouw van het TNT Green Office in Hoofddorp. Dat kantoor krijgt meer dan 1000 green calc-punten, waardoor Peter Jägers van de Rijksgebouwendienst mij belde om te zeggen dat dat helemaal niet kan, meer dan 1000 punten. We hebben hem hier op kantoor een presentatie gegeven om te laten zien waarom en hoe het wel mogelijk is.’ Is green calc wel betrouwbaar genoeg? ‘Dat is een goede vraag, er zijn nog twee andere rekensystemen, maar elke systematiek heeft nadelen in zich. Uiteindelijk gaat het erom dat je bij elke rekenmethode zo hoog mogelijk eindigt. Een hoge puntenscore bij green calc haal je met
architectuur
architectuurbeleid
extreem laag materiaalgebruik. Dat ligt tientallen procenten lager dan het materiaalgewicht bij een doorsnee gebouw. Dat betekent dat je tot op grammen nauwkeurig meet hoeveel beton erin gaat en je de constructeur de opdracht geeft dunnere vloeren te maken, maar wel van dezelfde kwaliteit. Het is voor het eerst bij mijn weten dat een ontwerpteam op weekbasis nieuwe rekensommen moest maken nadat het weer werd teruggestuurd door de mensen die verantwoordelijk waren voor de groenscore. In andere nieuwe kantoren gaan we werken met een nieuw stroomsysteem waardoor we niet meer een hoog voltage door de leidingen jagen. Het voordeel daarvan is dat je met een minuscule kabel alle stroomvoorziening kunt regelen.’
competitie Dit is een nieuw element in de aanbesteding dat een ontwikkelaar zich committeert om een duurzaam gebouw op te leveren en het ook zo te houden. ‘ Ja, ik vind alleen dat het in de ppsmarkt verkeerd wordt aangepakt. Men heeft zo’n ingewikkelde competitie bedacht dat het voor een onderneming als OVG bij voorbaat onaantrekkelijk wordt om er aan mee te doen. Bij het pps-project in Groningen werden we tot onze verbijstering niet gekwalificeerd. Ik heb het gevoel dat er een verbetering komt. Over de overheid en de Rijksgebouwendienst wil ik helemaal niet negatief doen, maar als je innovatie wil, moet je een ander systeem van aanbesteden organiseren.’ Wat dan anders? ‘Op het moment dat je juristen een systeem laat uitwerken, kun je een boekwerk verwachten. Ik zou graag zo’n selectie willen zoals bij TNT is gedaan. TNT heeft vijf kantoren in een keer aanbesteed, heeft zaken gedaan met consortia waarin ontwikkelaars en beleggers zaten, en stelde als eis een gebouw waarvan
kunst
de kostprijs vaststaat. Energie en groenprestatie zijn onderdeel van het contract, terwijl schoonmaak en facilitaire diensten geen onderdeel waren van de competitie. Het kan een stuk flexibeler in mijn ogen. De discussie over pps wordt nog te weinig gevoerd, hoewel Jägers, toen hij laatst hier was, wel de vraag heeft gesteld over de versimpeling en de verkorting van het traject.’ ‘Het moet eenvoudiger dus, en de overheid moet meer gebruik maken van het ondernemerschap van de markt. Het ministerie van Financiën hadden we goedkoper kunnen doen dan nu het geval is.’ Is dat zo? Dan had je het helemaal moeten afbreken. ‘Daar heb je een punt in. Je moet je wel aan de spelregels houden. Stel dat een van de randvoorwaarden is dat je de gevel spaart en het gebouw niet mag afbreken, dan moet je daar rekening mee houden. Maar dan nog zou het achter de gevel efficiënter ingericht kunnen worden, en aangevuld met innovatieve klimaatsystemen.’
gemeenten Inmiddels krijgen consortia grotere bedragen voor hun voorinvestering bij pps. Dus er verandert zeker iets. ‘Correct. Waar ik me over verbaas zijn de architectencompetities die gemeenten uitschrijven. Je kunt beter een ontwikkelaar vragen samen met een architect iets te bedenken, dat enerzijds mooi wordt en anderzijds financieel haalbaar. Als je alleen een architectencompetitie organiseert, dan kies je gewoon het mooiste gebouw en probeer je het pas daarna in een bouwprijs te vangen. Dan merk je pas welk levensgevaarlijk hellend pad je opgaat. Hierop sneuvelen wethouders.’ Gemeenten houden zich ook strikt aan de Europese aanbesteding. ‘Terwijl er meer vrijheidsgraden zijn dan men denkt! Ik begrijp het wel,
stedenbouw er wordt een groep ambtenaren aan het werk gezet, die juristen inschakelen. Ze willen geen fouten maken en stapelen vervolgens zekerheid op zekerheid op zekerheid. Het ondernemerschap wordt eruit geperst en dat maakt nou juist het verschil tussen goed en een gemiddeld gebouw. Je kunt partijen ook de kans geven een zo efficiënt mogelijk gebouw te maken. Of zo mooi of zo duurzaam mogelijk. Dat selecteer je op basis van die prestaties en de prijs.’ De ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie zijn nog van de pre-pps-tijd. ‘Dat is zo, maar er zijn nog genoeg overheidsgebouwen die wel via pps opgezet kunnen worden.’
herontwikkeling Op welk gebouw uit jullie portefeuille ben je het meest trots? ‘We hebben veel mooie en bijzondere gebouwen. De Maastoren van Diederik Dam die in de Maas hier in Rotterdam met 165 meter het hoogste gebouw van Nederland gaat worden. Maar ook Las Palmas, het gebouw waar we met ons kantoor zelf zitten, vind ik ook bijzonder omdat het een herontwikkeling is van een oud pakhuis én meervoudig ruimtegebruik. Dat is de markt voor de komende jaren. Herontwikkeling is bijzonder duurzaam maar nog niet altijd lonend. Het zou goed zijn als herontwikkeling financieel rendabeler wordt bijvoorbeeld door subsidies.’ ‘Las Palmas heeft de bestemming gekregen van deels kantoren deels een cultureel centrum. We vinden niet dat het een moetje is om kantoren om te zetten in woningen, alsof het een goed is en het ander slecht. Dat is echt een misvatting. Ik hoor veel te vaak van de overheid, zowel rijk als stedelijk, dat we geen kantoren meer nodig hebben, maar dat geldt dan voor nieuwe ontwikkelingen in de wei. Als een bedrijf als Google aarzelt bij de vestiging van
‘Een ontwikkelaar moet mensen bij elkaar brengen’
monumenten
architectuur
zijn hoofdkantoor tussen Rotterdam en Hamburg en voor Hamburg kiest, komt dat doordat daar betere gebouwen staan. Compact, binnenstedelijk en voortdurende verandering, daar gaat het in deze tijd om.’ Maar bij het streven naar een duurzame samenleving, past toch eerder thuiswerken en het terugdringen van mobiliteit? ‘Er is een enorme vraag naar flexibel gebruik van werkplekken, merken wij. Wat we in dit soort discussies vaak vergeten is dat de kenniseconomie nog altijd groeit in Nederland. Honderd jaar geleden was dit een land van agrariërs, vijftig jaar een van productiemedewerkers die autootjes bouwden en nu een dienstenland is. Iemand werd 25 jaar geleden nog opgeleid tot machinebankwerker, zijn zoon is nu ingenieur en die komt op een kantoor te werken. Het kantoor van TNT voldoet aan de eis van bereikbaarheid omdat het bovenop het openbaar vervoer ligt. Er is wel degelijk gekeken naar de locatie. De Zuidas was geen optie omdat het niet eenvoudig is binnen een bepaald tijdsbestek een kantoor daar op het spoor te bouwen.’
koolhaas Heeft OVG een bepaald soort architectonische voorkeur? ‘Nee, dat willen we ook niet, omdat we de wensen van de klant vooropstellen. Als een klant een bepaalde uitstraling wil met zijn kantoor dan kunnen wij goede architecten voorstellen die deze uitstraling kunnen vertalen in een ontwerp en tegelijkertijd ook aansluiten bij het stedenbouwkundige plan van de gemeente. Het zou kunnen dat een opdrachtgever Rem Koolhaas wil, maar de gemeente juist niet, en dan kunnen wij Winy Maas voordragen. Zo kan het gaan. Alle architecten met wie wij werken moeten wel verstand hebben van duurzame ontwerpen want anders gaan we niet met hen in zee.
architectuurbeleid
Wat is je ambitie voor de komende jaren? ‘We willen de partner in Nederland zijn die in staat is groene, innovatieve gebouwen te maken. Wij zijn in drie dingen goed: we zijn ondernemend, we zijn betrouwbaar, zodat iemand van een schoolvereniging er van op aan kan dat we ondernemers zijn, en geen criminelen. De derde pijler is dat we beter in staat zijn dan anderen om een gebouw duurzaam, te maken, op die basis willen we universiteiten, ziekenhuizen, corporaties en steden graag als klant. En ja ook de Rijksgebouwendienst.’ Herbestemming,hoort dat ook thuis op dat lijstje? ‘Ja, we zouden bijvoorbeeld graag met de gemeente Amsterdam een deal willen sluiten waarin staat dat we een nieuw gebouw maken en tegelijk alle lege kantoorpanden in de stad overnemen en die herontwikkelen. Waarbij we dan garanderen die culturele of woonfuncties te geven. Ik heb het gevoel dat de gemeente wel wil, maar dat het rijksinstrumentarium niet lekker loopt.’ Hoe zou dat dan beter moeten? ‘Gemakkelijke wijzigingen van bestemmingsplannen, aanpassing van de btw-regels, de overdrachtsbelasting schrappen en subsidies verstrekken voor groen bouwen. Een aantal van die slagen hoeft de overheid helemaal niet zoveel geld te kosten. Het probleem waar de markt tegenaan loopt, bijvoorbeeld bij het herontwikkelen van oude bedrijfsterreinen, is dat het loket in Den Haag onbekend is. Als je een brief naar VROM stuurt, zegt men dat je bij Economische Zaken moet zijn, en bij EZ zeggen ze dat je bij staatssecretaris De Jager beter af bent. Er is geen onwil, maar er is volstrekte onduidelijkheid wie verantwoordelijk is voor duurzame vastgoedontwikkeling. Ik zou het niet weten. Wat ik mis is dat iemand dat onder-
kunst
werp claimt en een plan maakt, zodat je het probleem samen kunt attaqueren.’
29
JJ
28
stedenbouw
project in Houten dat ik toen samen deed met Delta zodat ik in de keuken kon kijken. Vervolgens kwam er een heel groot kantoor in Capelle aan den Ijssel totdat de markt in 2001 in elkaar klapte, de vorige crisis. Ik zag hoe de markt moeilijk werd, hoe oude traditionele bedrijven verkrampten en alleen nog naar binnen keken. Daarentegen hebben jonge mensen niet de ballast van die projecten en grote organisaties. Zij kunnen tempo maken in plaats van bezig zijn met reorganiseren. In die periode zijn we van nummer 20 op de ranglijst naar nummer 1 opgeschoven als het gaat om kantoorontwikkeling.’
monumenten Je moet van alles een beetje weten. ‘Je moet van alles heel veel weten, daar zijn we sterker in geworden de laatste jaren. Voor mijn gevoel hoor ik bij de dinosauriërs, hoewel ik dat niet te hard wil zeggen.’ de nadruk ligt op kantoren. ‘Per jaar doen we wel een paar honderd woningen, maar voor ons is dat een soort bijproduct. We ontwikkelen nu het grootste winkelgebied in Nederland, een mall in Tilburg, maar hebben eigenlijk geen trackrecord op dat gebied. In kantoren zijn we de grootste in Nederland. We kunnen de klant bieden wat ie wil, een mooi, een snel of – nog belangrijker – een duurzaam kantoor.’
economie Wat moet een ontwikkelaar eigenlijk kunnen? ‘Mensen bij elkaar brengen, een visie hebben hoe een omgeving eruit moet zien.’ Hoe en waar leer je dat? ‘Door projecten te doen, praktijkervaring is het allerbelangrijkste. Ik heb economie gestudeerd, heb geen school- of universiteitsachterstand als het gaat om architectuur, recht of politiek. Je moet in al die vakgebieden een heel goede amateur zijn, maar wel tegen het professionele aan. Ik zou inmiddels zonder overdrijving op een universiteit kunnen lesgeven over bestemmingsplanprocedures. Ik heb zo vaak voor de rechter gestaan waardoor je leert welke aspecten van belang zijn bij bijvoorbeeld een artikel 19 procedure. En met de politiek gaat het net zo. Toen de Maastoren was goedgekeurd op de Kop van Zuid, kwam er na de verkiezingen een nieuwe raad die tegen was. We zijn toen alle partijen in Rotterdam langsgegaan om het ten goede te laten keren. Maar toch, als hier een jonge vent binnenkomt en denkt zomaar wethouders te overtuigen, kan ik zeggen: pas op, er zijn een paar valkuilen.’
Hoe maak je een groen kantoor? ‘Door een bepaald doel te stellen, zoals volledig CO2-emissie vrij of 70 procent minder energieverbruik. Vervolgens neem je alles mee in de ontwerpbeslissingen, van de kleur van het glas tot de dakbedekking en de positie van het gebouw ten opzichte van de zon.’ Gebruik je daarvoor de green calc-methodiek? ‘Ja, we gaan daar een nieuw wereldrecord mee vestigen met de bouw van het TNT Green Office in Hoofddorp. Dat kantoor krijgt meer dan 1000 green calc-punten, waardoor Peter Jägers van de Rijksgebouwendienst mij belde om te zeggen dat dat helemaal niet kan, meer dan 1000 punten. We hebben hem hier op kantoor een presentatie gegeven om te laten zien waarom en hoe het wel mogelijk is.’ Is green calc wel betrouwbaar genoeg? ‘Dat is een goede vraag, er zijn nog twee andere rekensystemen, maar elke systematiek heeft nadelen in zich. Uiteindelijk gaat het erom dat je bij elke rekenmethode zo hoog mogelijk eindigt. Een hoge puntenscore bij green calc haal je met
architectuur
architectuurbeleid
extreem laag materiaalgebruik. Dat ligt tientallen procenten lager dan het materiaalgewicht bij een doorsnee gebouw. Dat betekent dat je tot op grammen nauwkeurig meet hoeveel beton erin gaat en je de constructeur de opdracht geeft dunnere vloeren te maken, maar wel van dezelfde kwaliteit. Het is voor het eerst bij mijn weten dat een ontwerpteam op weekbasis nieuwe rekensommen moest maken nadat het weer werd teruggestuurd door de mensen die verantwoordelijk waren voor de groenscore. In andere nieuwe kantoren gaan we werken met een nieuw stroomsysteem waardoor we niet meer een hoog voltage door de leidingen jagen. Het voordeel daarvan is dat je met een minuscule kabel alle stroomvoorziening kunt regelen.’
competitie Dit is een nieuw element in de aanbesteding dat een ontwikkelaar zich committeert om een duurzaam gebouw op te leveren en het ook zo te houden. ‘ Ja, ik vind alleen dat het in de ppsmarkt verkeerd wordt aangepakt. Men heeft zo’n ingewikkelde competitie bedacht dat het voor een onderneming als OVG bij voorbaat onaantrekkelijk wordt om er aan mee te doen. Bij het pps-project in Groningen werden we tot onze verbijstering niet gekwalificeerd. Ik heb het gevoel dat er een verbetering komt. Over de overheid en de Rijksgebouwendienst wil ik helemaal niet negatief doen, maar als je innovatie wil, moet je een ander systeem van aanbesteden organiseren.’ Wat dan anders? ‘Op het moment dat je juristen een systeem laat uitwerken, kun je een boekwerk verwachten. Ik zou graag zo’n selectie willen zoals bij TNT is gedaan. TNT heeft vijf kantoren in een keer aanbesteed, heeft zaken gedaan met consortia waarin ontwikkelaars en beleggers zaten, en stelde als eis een gebouw waarvan
kunst
de kostprijs vaststaat. Energie en groenprestatie zijn onderdeel van het contract, terwijl schoonmaak en facilitaire diensten geen onderdeel waren van de competitie. Het kan een stuk flexibeler in mijn ogen. De discussie over pps wordt nog te weinig gevoerd, hoewel Jägers, toen hij laatst hier was, wel de vraag heeft gesteld over de versimpeling en de verkorting van het traject.’ ‘Het moet eenvoudiger dus, en de overheid moet meer gebruik maken van het ondernemerschap van de markt. Het ministerie van Financiën hadden we goedkoper kunnen doen dan nu het geval is.’ Is dat zo? Dan had je het helemaal moeten afbreken. ‘Daar heb je een punt in. Je moet je wel aan de spelregels houden. Stel dat een van de randvoorwaarden is dat je de gevel spaart en het gebouw niet mag afbreken, dan moet je daar rekening mee houden. Maar dan nog zou het achter de gevel efficiënter ingericht kunnen worden, en aangevuld met innovatieve klimaatsystemen.’
gemeenten Inmiddels krijgen consortia grotere bedragen voor hun voorinvestering bij pps. Dus er verandert zeker iets. ‘Correct. Waar ik me over verbaas zijn de architectencompetities die gemeenten uitschrijven. Je kunt beter een ontwikkelaar vragen samen met een architect iets te bedenken, dat enerzijds mooi wordt en anderzijds financieel haalbaar. Als je alleen een architectencompetitie organiseert, dan kies je gewoon het mooiste gebouw en probeer je het pas daarna in een bouwprijs te vangen. Dan merk je pas welk levensgevaarlijk hellend pad je opgaat. Hierop sneuvelen wethouders.’ Gemeenten houden zich ook strikt aan de Europese aanbesteding. ‘Terwijl er meer vrijheidsgraden zijn dan men denkt! Ik begrijp het wel,
stedenbouw er wordt een groep ambtenaren aan het werk gezet, die juristen inschakelen. Ze willen geen fouten maken en stapelen vervolgens zekerheid op zekerheid op zekerheid. Het ondernemerschap wordt eruit geperst en dat maakt nou juist het verschil tussen goed en een gemiddeld gebouw. Je kunt partijen ook de kans geven een zo efficiënt mogelijk gebouw te maken. Of zo mooi of zo duurzaam mogelijk. Dat selecteer je op basis van die prestaties en de prijs.’ De ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie zijn nog van de pre-pps-tijd. ‘Dat is zo, maar er zijn nog genoeg overheidsgebouwen die wel via pps opgezet kunnen worden.’
herontwikkeling Op welk gebouw uit jullie portefeuille ben je het meest trots? ‘We hebben veel mooie en bijzondere gebouwen. De Maastoren van Diederik Dam die in de Maas hier in Rotterdam met 165 meter het hoogste gebouw van Nederland gaat worden. Maar ook Las Palmas, het gebouw waar we met ons kantoor zelf zitten, vind ik ook bijzonder omdat het een herontwikkeling is van een oud pakhuis én meervoudig ruimtegebruik. Dat is de markt voor de komende jaren. Herontwikkeling is bijzonder duurzaam maar nog niet altijd lonend. Het zou goed zijn als herontwikkeling financieel rendabeler wordt bijvoorbeeld door subsidies.’ ‘Las Palmas heeft de bestemming gekregen van deels kantoren deels een cultureel centrum. We vinden niet dat het een moetje is om kantoren om te zetten in woningen, alsof het een goed is en het ander slecht. Dat is echt een misvatting. Ik hoor veel te vaak van de overheid, zowel rijk als stedelijk, dat we geen kantoren meer nodig hebben, maar dat geldt dan voor nieuwe ontwikkelingen in de wei. Als een bedrijf als Google aarzelt bij de vestiging van
‘Een ontwikkelaar moet mensen bij elkaar brengen’
monumenten
architectuur
zijn hoofdkantoor tussen Rotterdam en Hamburg en voor Hamburg kiest, komt dat doordat daar betere gebouwen staan. Compact, binnenstedelijk en voortdurende verandering, daar gaat het in deze tijd om.’ Maar bij het streven naar een duurzame samenleving, past toch eerder thuiswerken en het terugdringen van mobiliteit? ‘Er is een enorme vraag naar flexibel gebruik van werkplekken, merken wij. Wat we in dit soort discussies vaak vergeten is dat de kenniseconomie nog altijd groeit in Nederland. Honderd jaar geleden was dit een land van agrariërs, vijftig jaar een van productiemedewerkers die autootjes bouwden en nu een dienstenland is. Iemand werd 25 jaar geleden nog opgeleid tot machinebankwerker, zijn zoon is nu ingenieur en die komt op een kantoor te werken. Het kantoor van TNT voldoet aan de eis van bereikbaarheid omdat het bovenop het openbaar vervoer ligt. Er is wel degelijk gekeken naar de locatie. De Zuidas was geen optie omdat het niet eenvoudig is binnen een bepaald tijdsbestek een kantoor daar op het spoor te bouwen.’
koolhaas Heeft OVG een bepaald soort architectonische voorkeur? ‘Nee, dat willen we ook niet, omdat we de wensen van de klant vooropstellen. Als een klant een bepaalde uitstraling wil met zijn kantoor dan kunnen wij goede architecten voorstellen die deze uitstraling kunnen vertalen in een ontwerp en tegelijkertijd ook aansluiten bij het stedenbouwkundige plan van de gemeente. Het zou kunnen dat een opdrachtgever Rem Koolhaas wil, maar de gemeente juist niet, en dan kunnen wij Winy Maas voordragen. Zo kan het gaan. Alle architecten met wie wij werken moeten wel verstand hebben van duurzame ontwerpen want anders gaan we niet met hen in zee.
architectuurbeleid
Wat is je ambitie voor de komende jaren? ‘We willen de partner in Nederland zijn die in staat is groene, innovatieve gebouwen te maken. Wij zijn in drie dingen goed: we zijn ondernemend, we zijn betrouwbaar, zodat iemand van een schoolvereniging er van op aan kan dat we ondernemers zijn, en geen criminelen. De derde pijler is dat we beter in staat zijn dan anderen om een gebouw duurzaam, te maken, op die basis willen we universiteiten, ziekenhuizen, corporaties en steden graag als klant. En ja ook de Rijksgebouwendienst.’ Herbestemming,hoort dat ook thuis op dat lijstje? ‘Ja, we zouden bijvoorbeeld graag met de gemeente Amsterdam een deal willen sluiten waarin staat dat we een nieuw gebouw maken en tegelijk alle lege kantoorpanden in de stad overnemen en die herontwikkelen. Waarbij we dan garanderen die culturele of woonfuncties te geven. Ik heb het gevoel dat de gemeente wel wil, maar dat het rijksinstrumentarium niet lekker loopt.’ Hoe zou dat dan beter moeten? ‘Gemakkelijke wijzigingen van bestemmingsplannen, aanpassing van de btw-regels, de overdrachtsbelasting schrappen en subsidies verstrekken voor groen bouwen. Een aantal van die slagen hoeft de overheid helemaal niet zoveel geld te kosten. Het probleem waar de markt tegenaan loopt, bijvoorbeeld bij het herontwikkelen van oude bedrijfsterreinen, is dat het loket in Den Haag onbekend is. Als je een brief naar VROM stuurt, zegt men dat je bij Economische Zaken moet zijn, en bij EZ zeggen ze dat je bij staatssecretaris De Jager beter af bent. Er is geen onwil, maar er is volstrekte onduidelijkheid wie verantwoordelijk is voor duurzame vastgoedontwikkeling. Ik zou het niet weten. Wat ik mis is dat iemand dat onder-
kunst
werp claimt en een plan maakt, zodat je het probleem samen kunt attaqueren.’
29
JJ
30
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
op weg naar shangai 2010 aflevering 2
Door middel van koppen als ‘Bezoek van president grandioos succes’ of ‘Buitenlandse journalisten van harte welkom in Tibet’ exploreert de krant regelmatig het glibberige pad tussen satire en overheidspropaganda. Geen wonder dus dat me een gevoel van verbazing bekroop toen ik in maart de ‘Daily’ opsloeg en een
tamelijk onthutsend artikel las. Met gevoel voor dramatiek berichtten journalisten Liu Weiling en Ding Qingfen dat de ‘financiële tsunami’ een ‘enorme druk’ legde op de Shanghai World Expo in 2010. Het artikel vervolgde: ‘Voor het eerst geeft China toe dat de Expo last heeft
van de wereldwijde crisis, nu overheden en bedrijven wereldwijd problemen hebben de constructie van hun paviljoen te financieren.’ Ik las ook dat ‘passionele Expo-supporters’ zoals ingenieursbedrijf Siemens en luchtvaartmaatschappij China Eastern Airlines ‘twijfelen’ over het ondertekenen van sponsorcontracten.
31
Tekst: Michiel Hulshof Fotografie: Frans Schellekens
Heeft de crisis invloed op de bouw van de wereldtentoonstelling van 2010 in Shanghai? De pers ontkent het, maar het ziet er angst wekkend stil uit op de bouwplaats. Uitzondering is de bouw van het Nederlands paviljoen dat op schema ligt. Hoewel… plotseling werden de funderingswerkzaamheden stilgelegd. Deel 2 van de wording van Happy Street.
tragen. Zo bleek enige dagen na de feestelijke ceremonie toen een funderingspaal stuitte op de restanten van een achtergebleven fabriekscomplex.
‘Niks aan het handje, dus’ Ik ben een trouw lezer van de China Daily, het grootste Engelstalige dagblad op het Chinese vasteland en ongetwijfeld een van de meest vermakelijke ter wereld. Dat ligt grotendeels aan de gezagsgetrouwe, allesontziende verslaggeving, die in Nederland al sinds de jaren vijftig door niemand meer wordt bedreven.
kunst
In het artikel maakte Expo-directeur Wan Jifei zijn opwachting. Hij zei ‘zich zorgen te maken’ over ‘de vertragingen in het bouwproces’. Van de 71 speciale landenpaviljoens waren er ‘pas zeven’ in aanbouw, las ik, China meegerekend. De Verenigde Staten, die een A-lokatie hebben toegewezen gekregen, hadden volgens Wan problemen de benodigde 80 miljoen dollar te vinden nu sponsors Pepsi Cola en Disney waren afgehaakt. Toen ik een paar dagen vóór het ronkende bericht uit de China Daily op een regenachtige vrijdagochtend in een bus vol genodigden over ongeasfalteerde wegen over het Expo-terrein hobbelde, was me inderdaad opgevallen hoe weinig er werd gebouwd. Alleen het skelet van het Chinese paviljoen, de Kroon van het Oosten, torende uit over een desolate vlakte met her en der een vervallen havenloods. De rest van het terrein riep bij mij toch vooral visioenen op van enorme bergen werk, en van zwoegende arbeiders die dat allemaal nog moesten verzetten.
De bus vol genodigden kwam voor een officieel moment. Om precies te zijn voor de spreekwoordelijke ‘eerste paal’ van het Nederlandse paviljoen, die in de drassige oevers van de Huangpu rivier zou worden geslagen. Want Nederland ligt goed op schema en mag zichzelf lid noemen van de ‘kopgroep’ van zeven landen. Staande onder een paraplu sprak ambassadeur Rudolf Bekink met gepaste trots de aanwezigen toe over het opvallende Nederlandse ontwerp. Daarna gaf hij het symbolische startsein voor de bouw van Happy Street door samen met de andere officials een rood-wit-blauw gekleurde spade ter hand te nemen en een berg zand om te scheppen. Luttele seconden later barstte een knalvuurwerk los, een verplicht onderdeel van alle ceremonies in China. Ondanks het vroege uur – nog geen elf uur ‘s ochtends – plopten de kurken van de champagneflessen. Ook de veertig Chinese bouwvakkers die voor de gelegenheid oranje Holland-
hesjes hadden aangetrokken, toasten voorzichtig op een succesvolle bouw. De aanhoudende regen en wind mochten de pret niet drukken. Walter van Weelden, hoofd van het Nederlandse Expo-bureau in Shanghai, vertelde me dat hij in het slechte weer zelfs een teken van voorspoed ontwaarde. Over minder dan acht maanden moet het Nederlandse paviljoen af zijn. Dat lijkt rap, maar het gemiddelde bouwtempo in China ligt vele malen hoger dan in Nederland. Zelf houd ik, op basis van eigen waarneming, in Shanghai een groei van één etage per vier dagen aan voor een gemiddelde torenflat waarvan de fundering is gelegd. Nu lijkt Happy Street in de verste verte niet op een torenflat, maar toch. Een deel van het paviljoen zal op een andere lokatie geprefabriceerd worden en in zijn geheel aan het gebouw worden ‘gehangen’. Ook dat zorgt voor tijdwinst. Niet dat de bouw van Happy Street niet op een andere manier kan ver-
Dat wordt ongetwijfeld snel opgelost. Nederland is bepaald de nachtmerrie van de Expo-autoriteiten niet. Maar bij een aantal andere landen zullen de Chinezen de ontwikkelingen met argusogen volgen. Want de Expo móet, nee de Expo zál een succes worden. Dat bleek enkele dagen na het opmerkelijke onheilsbericht uit de China Daily. De Chinese overheid had het inmiddels ook gelezen. En niet tot genoegen. Peking vond het artikel kennelijk zo stuitend dat de redactie een telefoontje kreeg. En jawel. Drie dagen later kopte de China Daily in haar gebruikelijke Duckstad-modus: ‘Crisis heeft nauwelijks gevolgen voor de Expo’, zonder enige verwijzing naar het voorgaande stuk. Nu vertelde directeur Wan Jifei ineens dat er niet ‘pas’, maar ‘al’ zeven landen waren begonnen met bouwen. Hij benadrukte dat het evenement ‘een impuls kan geven aan het wereldwijde vertrouwen’. Niets aan het handje dus. Ik blijf hem lezen, die China Daily.
JJ
30
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
op weg naar shangai 2010 aflevering 2
Door middel van koppen als ‘Bezoek van president grandioos succes’ of ‘Buitenlandse journalisten van harte welkom in Tibet’ exploreert de krant regelmatig het glibberige pad tussen satire en overheidspropaganda. Geen wonder dus dat me een gevoel van verbazing bekroop toen ik in maart de ‘Daily’ opsloeg en een
tamelijk onthutsend artikel las. Met gevoel voor dramatiek berichtten journalisten Liu Weiling en Ding Qingfen dat de ‘financiële tsunami’ een ‘enorme druk’ legde op de Shanghai World Expo in 2010. Het artikel vervolgde: ‘Voor het eerst geeft China toe dat de Expo last heeft
van de wereldwijde crisis, nu overheden en bedrijven wereldwijd problemen hebben de constructie van hun paviljoen te financieren.’ Ik las ook dat ‘passionele Expo-supporters’ zoals ingenieursbedrijf Siemens en luchtvaartmaatschappij China Eastern Airlines ‘twijfelen’ over het ondertekenen van sponsorcontracten.
31
Tekst: Michiel Hulshof Fotografie: Frans Schellekens
Heeft de crisis invloed op de bouw van de wereldtentoonstelling van 2010 in Shanghai? De pers ontkent het, maar het ziet er angst wekkend stil uit op de bouwplaats. Uitzondering is de bouw van het Nederlands paviljoen dat op schema ligt. Hoewel… plotseling werden de funderingswerkzaamheden stilgelegd. Deel 2 van de wording van Happy Street.
tragen. Zo bleek enige dagen na de feestelijke ceremonie toen een funderingspaal stuitte op de restanten van een achtergebleven fabriekscomplex.
‘Niks aan het handje, dus’ Ik ben een trouw lezer van de China Daily, het grootste Engelstalige dagblad op het Chinese vasteland en ongetwijfeld een van de meest vermakelijke ter wereld. Dat ligt grotendeels aan de gezagsgetrouwe, allesontziende verslaggeving, die in Nederland al sinds de jaren vijftig door niemand meer wordt bedreven.
kunst
In het artikel maakte Expo-directeur Wan Jifei zijn opwachting. Hij zei ‘zich zorgen te maken’ over ‘de vertragingen in het bouwproces’. Van de 71 speciale landenpaviljoens waren er ‘pas zeven’ in aanbouw, las ik, China meegerekend. De Verenigde Staten, die een A-lokatie hebben toegewezen gekregen, hadden volgens Wan problemen de benodigde 80 miljoen dollar te vinden nu sponsors Pepsi Cola en Disney waren afgehaakt. Toen ik een paar dagen vóór het ronkende bericht uit de China Daily op een regenachtige vrijdagochtend in een bus vol genodigden over ongeasfalteerde wegen over het Expo-terrein hobbelde, was me inderdaad opgevallen hoe weinig er werd gebouwd. Alleen het skelet van het Chinese paviljoen, de Kroon van het Oosten, torende uit over een desolate vlakte met her en der een vervallen havenloods. De rest van het terrein riep bij mij toch vooral visioenen op van enorme bergen werk, en van zwoegende arbeiders die dat allemaal nog moesten verzetten.
De bus vol genodigden kwam voor een officieel moment. Om precies te zijn voor de spreekwoordelijke ‘eerste paal’ van het Nederlandse paviljoen, die in de drassige oevers van de Huangpu rivier zou worden geslagen. Want Nederland ligt goed op schema en mag zichzelf lid noemen van de ‘kopgroep’ van zeven landen. Staande onder een paraplu sprak ambassadeur Rudolf Bekink met gepaste trots de aanwezigen toe over het opvallende Nederlandse ontwerp. Daarna gaf hij het symbolische startsein voor de bouw van Happy Street door samen met de andere officials een rood-wit-blauw gekleurde spade ter hand te nemen en een berg zand om te scheppen. Luttele seconden later barstte een knalvuurwerk los, een verplicht onderdeel van alle ceremonies in China. Ondanks het vroege uur – nog geen elf uur ‘s ochtends – plopten de kurken van de champagneflessen. Ook de veertig Chinese bouwvakkers die voor de gelegenheid oranje Holland-
hesjes hadden aangetrokken, toasten voorzichtig op een succesvolle bouw. De aanhoudende regen en wind mochten de pret niet drukken. Walter van Weelden, hoofd van het Nederlandse Expo-bureau in Shanghai, vertelde me dat hij in het slechte weer zelfs een teken van voorspoed ontwaarde. Over minder dan acht maanden moet het Nederlandse paviljoen af zijn. Dat lijkt rap, maar het gemiddelde bouwtempo in China ligt vele malen hoger dan in Nederland. Zelf houd ik, op basis van eigen waarneming, in Shanghai een groei van één etage per vier dagen aan voor een gemiddelde torenflat waarvan de fundering is gelegd. Nu lijkt Happy Street in de verste verte niet op een torenflat, maar toch. Een deel van het paviljoen zal op een andere lokatie geprefabriceerd worden en in zijn geheel aan het gebouw worden ‘gehangen’. Ook dat zorgt voor tijdwinst. Niet dat de bouw van Happy Street niet op een andere manier kan ver-
Dat wordt ongetwijfeld snel opgelost. Nederland is bepaald de nachtmerrie van de Expo-autoriteiten niet. Maar bij een aantal andere landen zullen de Chinezen de ontwikkelingen met argusogen volgen. Want de Expo móet, nee de Expo zál een succes worden. Dat bleek enkele dagen na het opmerkelijke onheilsbericht uit de China Daily. De Chinese overheid had het inmiddels ook gelezen. En niet tot genoegen. Peking vond het artikel kennelijk zo stuitend dat de redactie een telefoontje kreeg. En jawel. Drie dagen later kopte de China Daily in haar gebruikelijke Duckstad-modus: ‘Crisis heeft nauwelijks gevolgen voor de Expo’, zonder enige verwijzing naar het voorgaande stuk. Nu vertelde directeur Wan Jifei ineens dat er niet ‘pas’, maar ‘al’ zeven landen waren begonnen met bouwen. Hij benadrukte dat het evenement ‘een impuls kan geven aan het wereldwijde vertrouwen’. Niets aan het handje dus. Ik blijf hem lezen, die China Daily.
JJ
Tekst: Sander Grip Fotografie: Marcel Kentin
32
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
33
Renovatie van ministerie van VROM treft 3000 ambtenaren
Een majeure operatie met grote gevolgen Aan de Rijnstraat 8 in Den Haag gaat veel veranderen. Dit rijkskantoor, thans de zetel van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) wordt gerenoveerd. De Rijksgebouwendienst en de VROM-Inspectie verlaten het pand definitief, de medewerkers van het kerndepartement keren na de renovatie terug. Dan gaan zij overigens samenwonen met de collega’s van het ministerie van Verkeer & Waterstaat (V&W). Een huwelijk dat minister Eurlings (V&W) begin april eerst afkeurde vanwege te hoge verhuiskosten.
Het uitzicht krijgt hij er naar eigen zeggen gratis bij. Op een mooie dag kan hij de schepen op de Noordzee zien liggen wachten tot ze de haven van Scheveningen mogen binnenvaren. Toch is dat uitzicht ook een beetje jammer; het is namelijk de verkeerde kant van Den Haag. Voormalig plaatsvervangend
secretaris-generaal van VROM Peter Welling is neergestreken op de 29ste verdieping van de Hoftoren. Van hieruit regelt hij de renovatie van het rijkskantoor aan de Rijnstraat 8. En precies dat pand ligt verscholen achter de toren waarin hij zit. Wie de zee ziet vanuit de Hoftoren, kan de Rijnstraat 8 niet zien.
Welling stapt weg van de verdiepinghoge ramen – geen hoogtevrees, zo lijkt het – en neemt plaats achter een glazen vergadertafel. Hij praat over de renovatie van het kantoor dat nu nog exclusief bewoond wordt door VROM op de dag waarop de ministerraad laat weten dat VROM na diezelfde renovatie gaat samenwonen met V&W. Dit standpunt lijkt harmonieus tot stand gekomen maar er is over gestreden. Minister Eurlings van V&W ziet het huwelijk in eerste instantie niet zitten omdat de verhuizing naar zijn mening te duur is. Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken overtuigt hem er echter van dat de rijksdienst er als geheel beter van wordt. Samenwonen is ook niet nieuw; Binnenlandse Zaken en Justitie doen het al sinds 1976. Eind 2008 kondigden Landbouw en Economische Zaken aan van één pand gebruik te gaan maken. En ook Volksgezondheid en Sociale Zaken zullen in de nabije toekomst één huis delen.
eerst verhuizen De directe aanleiding voor de reno-
terrein winnen
vatie van de Rijnstraat 8 ligt in het pand zelf. In 2012 staat het gebouw er twintig jaar. ‘Na zo’n periode intensief gebruik is een kantoor gewoon toe aan een opknapbeurt’, stelt Welling. Tegen die tijd hebben de installaties hun beste tijd gehad en is het binnenwerk toe aan vernieuwing. ‘Een majeure operatie want dit is één van de grootste panden die de Rijksgebouwendienst in eigendom heeft. Dat zou je op het eerste gezicht niet zeggen want architect Jan Hoogstad heeft een compact pand ontworpen. Maar het is zo’n 100.000 vierkante meter groot en er is plek voor 3200 ambtenaren.’ Welling spreekt dus over een renovatie die in 2012 begint. Dat lijkt nog ver weg maar dat ziet hij anders. ‘Je moet al ver van tevoren nadenken over vervangende installaties. Zo loopt nu al een proef met nieuwe bedieningspanelen in de werkkamers voor de toekomstige klimaatinstallaties. En je moet eens weten wat er allemaal geregeld moet worden voor je kunt gaan klussen.’ Neem het personeel van VROM. Dat kan niet in het gebouw blijven
Tekst: Sander Grip Fotografie: Marcel Kentin
32
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
33
Renovatie van ministerie van VROM treft 3000 ambtenaren
Een majeure operatie met grote gevolgen Aan de Rijnstraat 8 in Den Haag gaat veel veranderen. Dit rijkskantoor, thans de zetel van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) wordt gerenoveerd. De Rijksgebouwendienst en de VROM-Inspectie verlaten het pand definitief, de medewerkers van het kerndepartement keren na de renovatie terug. Dan gaan zij overigens samenwonen met de collega’s van het ministerie van Verkeer & Waterstaat (V&W). Een huwelijk dat minister Eurlings (V&W) begin april eerst afkeurde vanwege te hoge verhuiskosten.
Het uitzicht krijgt hij er naar eigen zeggen gratis bij. Op een mooie dag kan hij de schepen op de Noordzee zien liggen wachten tot ze de haven van Scheveningen mogen binnenvaren. Toch is dat uitzicht ook een beetje jammer; het is namelijk de verkeerde kant van Den Haag. Voormalig plaatsvervangend
secretaris-generaal van VROM Peter Welling is neergestreken op de 29ste verdieping van de Hoftoren. Van hieruit regelt hij de renovatie van het rijkskantoor aan de Rijnstraat 8. En precies dat pand ligt verscholen achter de toren waarin hij zit. Wie de zee ziet vanuit de Hoftoren, kan de Rijnstraat 8 niet zien.
Welling stapt weg van de verdiepinghoge ramen – geen hoogtevrees, zo lijkt het – en neemt plaats achter een glazen vergadertafel. Hij praat over de renovatie van het kantoor dat nu nog exclusief bewoond wordt door VROM op de dag waarop de ministerraad laat weten dat VROM na diezelfde renovatie gaat samenwonen met V&W. Dit standpunt lijkt harmonieus tot stand gekomen maar er is over gestreden. Minister Eurlings van V&W ziet het huwelijk in eerste instantie niet zitten omdat de verhuizing naar zijn mening te duur is. Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken overtuigt hem er echter van dat de rijksdienst er als geheel beter van wordt. Samenwonen is ook niet nieuw; Binnenlandse Zaken en Justitie doen het al sinds 1976. Eind 2008 kondigden Landbouw en Economische Zaken aan van één pand gebruik te gaan maken. En ook Volksgezondheid en Sociale Zaken zullen in de nabije toekomst één huis delen.
eerst verhuizen De directe aanleiding voor de reno-
terrein winnen
vatie van de Rijnstraat 8 ligt in het pand zelf. In 2012 staat het gebouw er twintig jaar. ‘Na zo’n periode intensief gebruik is een kantoor gewoon toe aan een opknapbeurt’, stelt Welling. Tegen die tijd hebben de installaties hun beste tijd gehad en is het binnenwerk toe aan vernieuwing. ‘Een majeure operatie want dit is één van de grootste panden die de Rijksgebouwendienst in eigendom heeft. Dat zou je op het eerste gezicht niet zeggen want architect Jan Hoogstad heeft een compact pand ontworpen. Maar het is zo’n 100.000 vierkante meter groot en er is plek voor 3200 ambtenaren.’ Welling spreekt dus over een renovatie die in 2012 begint. Dat lijkt nog ver weg maar dat ziet hij anders. ‘Je moet al ver van tevoren nadenken over vervangende installaties. Zo loopt nu al een proef met nieuwe bedieningspanelen in de werkkamers voor de toekomstige klimaatinstallaties. En je moet eens weten wat er allemaal geregeld moet worden voor je kunt gaan klussen.’ Neem het personeel van VROM. Dat kan niet in het gebouw blijven
34
stedenbouw
tijdens de renovatie. Dat betekent het verhuizen van ruim 3000 mensen. Alle medewerkers van VROM moeten het gebouw verlaten om een paar jaar plaats te maken voor bouwvakkers. ‘De bestuursraad van VROM heeft de renovatie aangegrepen om haar huisvestingswensen op een rijtje te zetten’, zegt Welling. ‘In navolging van de kabinetswens kerndepartementen rond het Binnenhof te concentreren, is besloten dat de Rijksgebouwendienst en de VROM-Inspectie niet terugkeren na de renovatie. Zij krijgen eigen kantoren op een andere locatie. Bij deze diensten zoeken we het liefst direct naar permanente nieuwe behuizing. De rest van de medewerkers wordt tijdelijk ondergebracht.’ Dit besluit – samen met de rijksbrede taakstelling 13.000 ambtenaren minder te hebben aan het einde van deze kabinetsperiode – laat ook ruimte voor de collega’s van V&W om naar de Rijnstraat te komen als het werk daar achter de rug is. En passant geven VROM en V&W zo dus ook invulling aan de kabinetswens de rijkshuisvesting goedkoper en efficiënter te maken. In dit geval betekent samenwonen immers dat twee departementen gebruik gaan maken van dezelfde faciliteiten.
monumenten
architectuur
doelmatig gebouw.’ Volgens de oud plaatsvervangend secretaris-generaal van VROM zit de renovatie juist nu op een kritisch punt. ‘Willen we het visitekaartje van het rijk zijn? Is het mogelijk label A++ te halen? Welke wensen hebben we voor vervangende huisvesting? En waar komt die? Deze vragen moeten we eerst beantwoorden’, zegt Welling terwijl zijn blik naar buiten afdwaalt. Hij overziet een groot deel van Den Haag. Zijn blik blijft nog nergens steken. Hoewel het besluit van de ministerraad van 9 april meldt dat de renovatie in 2015 achter de rug is, durft Welling zich nog niet aan een keiharde planning te verbinden. ‘We zitten aan het begin van dit traject. Eerst vervangende woonruimte vinden en die inrichten. Pas dan kunnen we gaan verbouwen op de Rijnstraat. We moeten goed nadenken aan de voorkant van deze operatie; voor je het weet is het al 2012. Ik moet nu wat tijd nemen om straks op tijd te kunnen sturen.’
architectuurbeleid
kunst
stedenbouw
terrein winnen
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
35
Tekst: Anka van Voorthuijsen Fotografie: Joep Jacobs
JJ
planning Los van alle verhuisperikelen zijn er ook keuzen te maken bij de renovatie zelf. Het gebouw heeft nu het energielabel C. In het licht van de tijd waarin het pand gebouwd werd een hele prestatie, maar tegenwoordig niets bijzonders. Duurzaamheid en energiebesparing zijn daarom speerpunten in de plannen. De Rijksgebouwendienst wil een label A++ realiseren, het zuinigste dat er is. Duurzame bedrijfsvoering, materialen met milieukeurmerk, Cradle to Cradle, innovatieve klimaatsystemen en flexibele kantoorconcepten zullen de revue passeren in de voorbereiding op de verbouwing. Welling formeert hiervoor een team om zich heen dat bestaat uit vertegenwoordigers van V&W, VROM en de Rijksgebouwendienst in zijn rol als opdrachtnemer van de renovatie. ‘Ik vind samenwerking cruciaal in dit proces’, merkt hij daarover op. ‘Als we allemaal ons eigen optimum zoeken, krijgen we nooit een duurzaam,
Utrechtse kazerne moet wijken voor groot rijksverzamelgebouw
De huidige Knoopkazerne in Utrecht spreekt qua huisvesting absoluut niet tot de verbeelding en het casco is dusdanig specifiek dat herontwikkelen niet voor de hand ligt. Het Rijksverzamelgebouw (eerste fase 50.000 vierkante meter kantoorruimte, 30.000 meer dan de huidige Knoopkazerne) dat hier komt, in het hart van het nieuwe Stationsgebied van Utrecht, moet op veel fronten vernieuwend worden. ‘Een gebouw waar iedereen die bij het rijk werkt binnen kan lopen om te vergaderen, een opleiding te krijgen, te werken, te eten.’
34
stedenbouw
tijdens de renovatie. Dat betekent het verhuizen van ruim 3000 mensen. Alle medewerkers van VROM moeten het gebouw verlaten om een paar jaar plaats te maken voor bouwvakkers. ‘De bestuursraad van VROM heeft de renovatie aangegrepen om haar huisvestingswensen op een rijtje te zetten’, zegt Welling. ‘In navolging van de kabinetswens kerndepartementen rond het Binnenhof te concentreren, is besloten dat de Rijksgebouwendienst en de VROM-Inspectie niet terugkeren na de renovatie. Zij krijgen eigen kantoren op een andere locatie. Bij deze diensten zoeken we het liefst direct naar permanente nieuwe behuizing. De rest van de medewerkers wordt tijdelijk ondergebracht.’ Dit besluit – samen met de rijksbrede taakstelling 13.000 ambtenaren minder te hebben aan het einde van deze kabinetsperiode – laat ook ruimte voor de collega’s van V&W om naar de Rijnstraat te komen als het werk daar achter de rug is. En passant geven VROM en V&W zo dus ook invulling aan de kabinetswens de rijkshuisvesting goedkoper en efficiënter te maken. In dit geval betekent samenwonen immers dat twee departementen gebruik gaan maken van dezelfde faciliteiten.
monumenten
architectuur
doelmatig gebouw.’ Volgens de oud plaatsvervangend secretaris-generaal van VROM zit de renovatie juist nu op een kritisch punt. ‘Willen we het visitekaartje van het rijk zijn? Is het mogelijk label A++ te halen? Welke wensen hebben we voor vervangende huisvesting? En waar komt die? Deze vragen moeten we eerst beantwoorden’, zegt Welling terwijl zijn blik naar buiten afdwaalt. Hij overziet een groot deel van Den Haag. Zijn blik blijft nog nergens steken. Hoewel het besluit van de ministerraad van 9 april meldt dat de renovatie in 2015 achter de rug is, durft Welling zich nog niet aan een keiharde planning te verbinden. ‘We zitten aan het begin van dit traject. Eerst vervangende woonruimte vinden en die inrichten. Pas dan kunnen we gaan verbouwen op de Rijnstraat. We moeten goed nadenken aan de voorkant van deze operatie; voor je het weet is het al 2012. Ik moet nu wat tijd nemen om straks op tijd te kunnen sturen.’
architectuurbeleid
kunst
stedenbouw
terrein winnen
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
35
Tekst: Anka van Voorthuijsen Fotografie: Joep Jacobs
JJ
planning Los van alle verhuisperikelen zijn er ook keuzen te maken bij de renovatie zelf. Het gebouw heeft nu het energielabel C. In het licht van de tijd waarin het pand gebouwd werd een hele prestatie, maar tegenwoordig niets bijzonders. Duurzaamheid en energiebesparing zijn daarom speerpunten in de plannen. De Rijksgebouwendienst wil een label A++ realiseren, het zuinigste dat er is. Duurzame bedrijfsvoering, materialen met milieukeurmerk, Cradle to Cradle, innovatieve klimaatsystemen en flexibele kantoorconcepten zullen de revue passeren in de voorbereiding op de verbouwing. Welling formeert hiervoor een team om zich heen dat bestaat uit vertegenwoordigers van V&W, VROM en de Rijksgebouwendienst in zijn rol als opdrachtnemer van de renovatie. ‘Ik vind samenwerking cruciaal in dit proces’, merkt hij daarover op. ‘Als we allemaal ons eigen optimum zoeken, krijgen we nooit een duurzaam,
Utrechtse kazerne moet wijken voor groot rijksverzamelgebouw
De huidige Knoopkazerne in Utrecht spreekt qua huisvesting absoluut niet tot de verbeelding en het casco is dusdanig specifiek dat herontwikkelen niet voor de hand ligt. Het Rijksverzamelgebouw (eerste fase 50.000 vierkante meter kantoorruimte, 30.000 meer dan de huidige Knoopkazerne) dat hier komt, in het hart van het nieuwe Stationsgebied van Utrecht, moet op veel fronten vernieuwend worden. ‘Een gebouw waar iedereen die bij het rijk werkt binnen kan lopen om te vergaderen, een opleiding te krijgen, te werken, te eten.’
stedenbouw
36
veloppe wat ruimer te omschrijven. Daar is samenwerking voor nodig tussen NS Poort en de Rijksgebouwendienst. De Rijksgebouwendienst – inmiddels al meer ervaren in publiek-private samenwerkingsprojecten – ziet wel wat in een ppsconstructie, samen met NS Poort, zodat beide partijen gezamenlijk opdrachtgever worden voor alle te ontwikkelen gebouwen in het onderzoeksgebied van het stedenbouwkundig plan. Voor de Rijksgebouwendienst een experiment om met een tweede partij op deze manier samen te werken bij pps, maar voor NS Poort helemaal een novum, want de vervoerder heeft hier nog geen enkele ervaring mee.
Rijksgebouwendienst en NS Poort werken samen plannen uit Het is vanuit het oogpunt van duurzaamheid natuurlijk verschrikkelijk, zegt Peter Eitjes (projectontwikkelaar bij de Rijksgebouwendienst) zelf al. Het gebouw van de Knoopkazerne aan de Utrechtse Croeselaan is nog geen 30 jaar oud, en toch wordt het gesloopt. Onontkoombaar, vindt hij. Het non-descripte exterieur met beton en spiegelglas, de nauwelijks flexibele indeling: daar kan je niks meer mee. Deze hele rommelige omgeving zonder samenhang oogt ‘afgeschreven’: bovengrondse parkeerplaatsen, verouderde gebouwen, verzakte wandelpaden, een vies grachtje en uitzicht op een rangeerterrein. Dit is de achterkant van het drukste openbaar vervoers-
knooppunt van Nederland. Die achterkant moet in de toekomst een voorkant worden, maar krijgt wel een ander karakter dan de centrumkant van het gebied. Dit moet, mede door de centrale ligging, één van de meest gewilde kantoorlocaties van Nederland worden. Peter Eitjes: ‘Het krijgt hier echt een compleet andere uitstraling.’
logistieke puzzel Voor de Rijksgebouwendienst een mooie kans om iets bijzonders neer te zetten. Van meet af aan is ‘de Knoop’ al een uitzonderlijk project, vindt Eitjes, die als projectdirecteur sinds kort is opgevolgd door Hans van Scherpenzeel. Het gebied is
een logistieke puzzel: op maaiveld bevindt zich straks een OV-terminal, er moeten voetgangerstraverses komen, en fietsenstallingen voor zowel kantoorpersoneel uit het gebied, als reizigers met het openbaar vervoer (bus, tram en trein). De verbindingen tussen openbaar vervoer en de nieuwe kantoren moeten optimaal zijn en zullen druk worden gebruikt. Tegelijkertijd moet er natuurlijk ook parkeergelegenheid zijn, waarbij de rijksnorm wordt aangehouden: 1 plek per 250 vierkante meter kantoorvolume. Dat betekent in dit geval 540 parkeerplaatsen. De locaties van NS Poort en de Rijksgebouwendienst grenzen aan elkaar. Voor beide locaties is in samenhang
een stedenbouwkundig plan ontwikkeld. In totaal gaat het om 135.000 vierkante meter kantoorruimte verdeeld over twee volumes, die zich bevinden tussen de Rabobank, het Beatrixgebouw en de toekomstige OV-terminal voor bus en tram. Maar wie daar volgens dit plan twee torens van 90 meter hoog wil bouwen krijgt grote problemen, becijferde TNO. De windbelasting zal, als er geen extra maatregelen worden genomen, de normen overschrijden en een voor voetgangers onaanvaardbaar klimaat veroorzaken. Om dat te voorkomen, lijkt het logisch om de hoge volumes aan elkaar te koppelen en de bouwen-
monumenten
architectuur
NS ontwikkelt alle vastgoed zelf. Die samenwerking met NS lijkt logisch, maar brengt wel een en ander met zich mee. Peter Eitjes: ‘Het is complicerend, maar interessant. Er zijn natuurlijk cultuurverschillen. De besluitvorming loopt bij NS bijvoorbeeld ingewikkelder.’ Mocht het gezamenlijk opdrachtgeverschap doorgaan –wat nog niet is besloten- dan moeten er natuurlijk gemeenschappelijke ambities worden geformuleerd, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid en flexibiliteit, zegt Eitjes.
cradle to cradle Als rijksoverheid zou hij de lat graag hoog leggen, waar het duurzaam-
architectuurbeleid
heid betreft. ‘Gezien de energie ambitie van het rijk, en in het kader van de cradle-to-cradle-discussie. Als je voorzichtig opereert op dat front ga je minister Cramer natuurlijk niet helpen. Ik zou op het gebied van duurzaamheid graag van een vooruitstrevend model uit willen gaan.’ Wie echt door wil pakken op energiegebied – denk aan gemeenschappelijke waterberging, het opwekken van energie, koeling – zou voor een optimaal rendement zelfs samenwerking moeten zoeken met nog meer partners in hetzelfde gebied, zoals de woningbouwers en de Jaarbeurs, denkt Eitjes. ‘Maar dan wordt het wel complexer en risicovoller.’ NS Poort en de Rgd zullen samenwerking moeten aangaan op het gebied van bijvoorbeeld parkeren en windbelasting, maar je zou ook kunnen denken aan een gezamenlijk bedrijfsrestaurant en vergaderruimte, oppert Eitjes. De Rijksgebouwendienst ziet de locatie van de Knoopkazerne – in Utrecht naast de OV-terminals – natuurlijk als een perfecte plek voor een landelijk ontmoetings-, opleidings- en vergadercentrum voor alle medewerkers van rijksdiensten. Eitjes: ‘maar wellicht kun je die functie ook openstellen voor NS-personeel.’ Welke huurders er in aanmerking komen voor deze nieuwbouw, is nog niet besloten. Het Directoraat Generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR) moet nog een landelijk kader opstellen voor de rijkshuisvesting. Er is veel animo, merkt hij nu al. Peter Eitjes: ‘De belangstelling voor de Knoop is groot. We hebben een lijst met gegadigden van 100.000 vierkante meter.’
rijkswerkplek Het wordt dus dringen en zal nog lastig worden om uit te leggen wie wel en wie niet een plaats kunnen krijgen in dit nieuwe rijkskantoor. DGOBR moet daarbij helpen door afwegingskaders te ontwikkelen. Het gebouw krijgt in ieder geval meerdere gebruikers, en dat biedt kansen, vindt Eitjes. ‘We kunnen daardoor als rijk sterker sturen op wat we vanuit portefeuilleoptiek willen. Het thema ‘rijkswerkplek’
37
helpen invullen, want dat is nog niet gedefinieerd.’ In het licht van de maatschappelijke ontwikkelingen denkt hij aan een breed aanbod van werkplekken; grotendeels flexibel natuurlijk, maar ook goed doordacht in het gebouw gesitueerd. Eitjes: ‘Denk aan ‘aanlandwerkplekken’ voor mensen die niet heel diep het gebouw in hoeven. Daarvoor kun je dan ook een ander beveiligingsregime aanhouden.’ Als duidelijk is welke huurders naar Utrecht gaan, kan de Rijksgebouwendienst een breed spectrum aan mogelijkheden voor werkplekken aanbieden ‘zodat de klant kan kiezen. Het is geen maatwerk, maar wel rijk geschakeerde confectie,’ omschrijft Eitjes de bedoeling. De plannen bevinden zich nog in een pril stadium, zijn team is referenties aan het verzamelen die onderdeel gaan vormen van een ambitiedocument. De toekomstige huisvesting van de belastingdienst en IB-Groep in Groningen ziet hij als mogelijk voorbeeld voor de indeling van de verdiepingsvloeren: ‘de grotere dieptemaat zorgt dat je een variëteit aan werkplekconcepten kwijt kunt.’ Voor de ICT-structuur kan het Beatrixpark in Den Haag mogelijk als voorbeeld dienen: één goed gekozen, flexibele, structuur, waarbij toch de beveiligingseisen overeind blijven. En wat ziet hij voor zich, wat komt er in de plaats van die spiegelruiten en betonnen stroken? Hoogbouw, in elk geval. Rijksgebouwendienst en NS mogen boven de 45 meter bouwen, tot een hoogte van 90 meter zelfs. Dat is overigens nog altijd 22 meter lager dan de Domtoren, die de norm is in Utrecht. Eitjes: ‘Geen saaie kolos. Een fraai gebouw in een dynamische omgeving. Voor de uitstraling van de onderste lagen denk ik dan bijvoorbeeld aan de plint van Walterbos in Apeldoorn. Dat zou ik erg goed vinden.’
JJ
stedenbouw
36
veloppe wat ruimer te omschrijven. Daar is samenwerking voor nodig tussen NS Poort en de Rijksgebouwendienst. De Rijksgebouwendienst – inmiddels al meer ervaren in publiek-private samenwerkingsprojecten – ziet wel wat in een ppsconstructie, samen met NS Poort, zodat beide partijen gezamenlijk opdrachtgever worden voor alle te ontwikkelen gebouwen in het onderzoeksgebied van het stedenbouwkundig plan. Voor de Rijksgebouwendienst een experiment om met een tweede partij op deze manier samen te werken bij pps, maar voor NS Poort helemaal een novum, want de vervoerder heeft hier nog geen enkele ervaring mee.
Rijksgebouwendienst en NS Poort werken samen plannen uit Het is vanuit het oogpunt van duurzaamheid natuurlijk verschrikkelijk, zegt Peter Eitjes (projectontwikkelaar bij de Rijksgebouwendienst) zelf al. Het gebouw van de Knoopkazerne aan de Utrechtse Croeselaan is nog geen 30 jaar oud, en toch wordt het gesloopt. Onontkoombaar, vindt hij. Het non-descripte exterieur met beton en spiegelglas, de nauwelijks flexibele indeling: daar kan je niks meer mee. Deze hele rommelige omgeving zonder samenhang oogt ‘afgeschreven’: bovengrondse parkeerplaatsen, verouderde gebouwen, verzakte wandelpaden, een vies grachtje en uitzicht op een rangeerterrein. Dit is de achterkant van het drukste openbaar vervoers-
knooppunt van Nederland. Die achterkant moet in de toekomst een voorkant worden, maar krijgt wel een ander karakter dan de centrumkant van het gebied. Dit moet, mede door de centrale ligging, één van de meest gewilde kantoorlocaties van Nederland worden. Peter Eitjes: ‘Het krijgt hier echt een compleet andere uitstraling.’
logistieke puzzel Voor de Rijksgebouwendienst een mooie kans om iets bijzonders neer te zetten. Van meet af aan is ‘de Knoop’ al een uitzonderlijk project, vindt Eitjes, die als projectdirecteur sinds kort is opgevolgd door Hans van Scherpenzeel. Het gebied is
een logistieke puzzel: op maaiveld bevindt zich straks een OV-terminal, er moeten voetgangerstraverses komen, en fietsenstallingen voor zowel kantoorpersoneel uit het gebied, als reizigers met het openbaar vervoer (bus, tram en trein). De verbindingen tussen openbaar vervoer en de nieuwe kantoren moeten optimaal zijn en zullen druk worden gebruikt. Tegelijkertijd moet er natuurlijk ook parkeergelegenheid zijn, waarbij de rijksnorm wordt aangehouden: 1 plek per 250 vierkante meter kantoorvolume. Dat betekent in dit geval 540 parkeerplaatsen. De locaties van NS Poort en de Rijksgebouwendienst grenzen aan elkaar. Voor beide locaties is in samenhang
een stedenbouwkundig plan ontwikkeld. In totaal gaat het om 135.000 vierkante meter kantoorruimte verdeeld over twee volumes, die zich bevinden tussen de Rabobank, het Beatrixgebouw en de toekomstige OV-terminal voor bus en tram. Maar wie daar volgens dit plan twee torens van 90 meter hoog wil bouwen krijgt grote problemen, becijferde TNO. De windbelasting zal, als er geen extra maatregelen worden genomen, de normen overschrijden en een voor voetgangers onaanvaardbaar klimaat veroorzaken. Om dat te voorkomen, lijkt het logisch om de hoge volumes aan elkaar te koppelen en de bouwen-
monumenten
architectuur
NS ontwikkelt alle vastgoed zelf. Die samenwerking met NS lijkt logisch, maar brengt wel een en ander met zich mee. Peter Eitjes: ‘Het is complicerend, maar interessant. Er zijn natuurlijk cultuurverschillen. De besluitvorming loopt bij NS bijvoorbeeld ingewikkelder.’ Mocht het gezamenlijk opdrachtgeverschap doorgaan –wat nog niet is besloten- dan moeten er natuurlijk gemeenschappelijke ambities worden geformuleerd, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid en flexibiliteit, zegt Eitjes.
cradle to cradle Als rijksoverheid zou hij de lat graag hoog leggen, waar het duurzaam-
architectuurbeleid
heid betreft. ‘Gezien de energie ambitie van het rijk, en in het kader van de cradle-to-cradle-discussie. Als je voorzichtig opereert op dat front ga je minister Cramer natuurlijk niet helpen. Ik zou op het gebied van duurzaamheid graag van een vooruitstrevend model uit willen gaan.’ Wie echt door wil pakken op energiegebied – denk aan gemeenschappelijke waterberging, het opwekken van energie, koeling – zou voor een optimaal rendement zelfs samenwerking moeten zoeken met nog meer partners in hetzelfde gebied, zoals de woningbouwers en de Jaarbeurs, denkt Eitjes. ‘Maar dan wordt het wel complexer en risicovoller.’ NS Poort en de Rgd zullen samenwerking moeten aangaan op het gebied van bijvoorbeeld parkeren en windbelasting, maar je zou ook kunnen denken aan een gezamenlijk bedrijfsrestaurant en vergaderruimte, oppert Eitjes. De Rijksgebouwendienst ziet de locatie van de Knoopkazerne – in Utrecht naast de OV-terminals – natuurlijk als een perfecte plek voor een landelijk ontmoetings-, opleidings- en vergadercentrum voor alle medewerkers van rijksdiensten. Eitjes: ‘maar wellicht kun je die functie ook openstellen voor NS-personeel.’ Welke huurders er in aanmerking komen voor deze nieuwbouw, is nog niet besloten. Het Directoraat Generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR) moet nog een landelijk kader opstellen voor de rijkshuisvesting. Er is veel animo, merkt hij nu al. Peter Eitjes: ‘De belangstelling voor de Knoop is groot. We hebben een lijst met gegadigden van 100.000 vierkante meter.’
rijkswerkplek Het wordt dus dringen en zal nog lastig worden om uit te leggen wie wel en wie niet een plaats kunnen krijgen in dit nieuwe rijkskantoor. DGOBR moet daarbij helpen door afwegingskaders te ontwikkelen. Het gebouw krijgt in ieder geval meerdere gebruikers, en dat biedt kansen, vindt Eitjes. ‘We kunnen daardoor als rijk sterker sturen op wat we vanuit portefeuilleoptiek willen. Het thema ‘rijkswerkplek’
37
helpen invullen, want dat is nog niet gedefinieerd.’ In het licht van de maatschappelijke ontwikkelingen denkt hij aan een breed aanbod van werkplekken; grotendeels flexibel natuurlijk, maar ook goed doordacht in het gebouw gesitueerd. Eitjes: ‘Denk aan ‘aanlandwerkplekken’ voor mensen die niet heel diep het gebouw in hoeven. Daarvoor kun je dan ook een ander beveiligingsregime aanhouden.’ Als duidelijk is welke huurders naar Utrecht gaan, kan de Rijksgebouwendienst een breed spectrum aan mogelijkheden voor werkplekken aanbieden ‘zodat de klant kan kiezen. Het is geen maatwerk, maar wel rijk geschakeerde confectie,’ omschrijft Eitjes de bedoeling. De plannen bevinden zich nog in een pril stadium, zijn team is referenties aan het verzamelen die onderdeel gaan vormen van een ambitiedocument. De toekomstige huisvesting van de belastingdienst en IB-Groep in Groningen ziet hij als mogelijk voorbeeld voor de indeling van de verdiepingsvloeren: ‘de grotere dieptemaat zorgt dat je een variëteit aan werkplekconcepten kwijt kunt.’ Voor de ICT-structuur kan het Beatrixpark in Den Haag mogelijk als voorbeeld dienen: één goed gekozen, flexibele, structuur, waarbij toch de beveiligingseisen overeind blijven. En wat ziet hij voor zich, wat komt er in de plaats van die spiegelruiten en betonnen stroken? Hoogbouw, in elk geval. Rijksgebouwendienst en NS mogen boven de 45 meter bouwen, tot een hoogte van 90 meter zelfs. Dat is overigens nog altijd 22 meter lager dan de Domtoren, die de norm is in Utrecht. Eitjes: ‘Geen saaie kolos. Een fraai gebouw in een dynamische omgeving. Voor de uitstraling van de onderste lagen denk ik dan bijvoorbeeld aan de plint van Walterbos in Apeldoorn. Dat zou ik erg goed vinden.’
JJ
terrein winnen Tekst: Xandra de Jongh Fotografie: Marjan Laaper
kunst
kunst
stedenbouw
39
De dienst CVOM, onderdeel van het Openbaar Ministerie, blijft doorgaans goed afgesloten voor buitenstaanders. Zeker die met een verkeersboete op zak. Maar voor Wilm en Senne geldt een uitzondering, zij mogen ongehinderd over elke schouder mee gluren.
De wondere wereld van Wilm en Senne
Videoinstallatie sluit aan bij ‘boete-instituut’
Kleine kinderen hebben lak aan het dunne laagje vernis dat volwassenen sociale etiquette plegen te noemen. Daar is de wereld nog veel te wonderlijk voor. Dus zeggen ze in de tram tegen een wildvreemde vrouw dat ze op een heks lijkt om vervolgens minutenlang met open mond naar een tierende, vieze, alcoholische zwerver te staren. Openlijk voyeurisme en oprechte nieuwsgierigheid lopen hier naadloos in elkaar over. Zonder een enkel gevoel van gêne, waar volwassenen zo ongelukkig geconditioneerd in kunnen zijn. Die aan verwondering grenzende nieuwsgierigheid is precies het uitgangspunt van het onschuldig plagende videokunstwerk dat Marjan Laaper maakte voor de dienst Centrale Verwerking Openbaar Ministerie in Utrecht. De CVOM is in 2005 als nieuw organisatieonderdeel van het Openbaar Ministerie opgericht en handelt bezwaarschriften tegen verkeersboetes af en strafzaken tegen rijden onder invloed en onverzekerd rijden. De CVOM is dus typisch zo’n plek waar menig bekeurde volwassene als een fly on the wall zou willen zitten. Hoe werkt die wondere wereld van bezwaarschriften als je het niet eens bent met die bekeuring voor het rijden door rood of met een glaasje teveel op. Op welke gronden maak je aannemelijk dat je niet zat te bellen maar in je oor peuterde? Betere, maar ook onschuldigere, pottenkijkers dan kinderen zijn er niet. In de videoloop ‘Wilm en Senne’ blikken twee peuters, het jongetje Wilm en het meisje Senne, je voortdurend vanachter meerdere flatscreens aan. Ze proberen de ruimte in te kijken en drukken hun lichamen en neuzen plat tegen het televisiescherm aan.
twee zithoeken onderwerpen de jongen en het meisje, ieder vanaf hun eigen flatscreen, bezoekers op een nieuwsgierige blik. ‘Wat kom je hier doen?’, vragen twee paar ogen terwijl de receptionist om je legitimatie vraagt. Wilm en Senne hebben daarin duidelijk hun eigen strategie. Minutenlang leunt het jongetje met zijn hoofd tegen het beeldglas in een poging je aandacht te vangen. Het blonde meisje is ongeduriger dan haar kameraadje. Ze zet grote ogen op, probeert het vervolgens met een voorzichtige glimlach, glijdt met haar handen over het scherm - likt er zelfs even aan en springt af en toe uit beeld. Laaper creëerde het werk door de twee kinderen achter een glazen raam naar een tekenfilm te laten kijken. Hun kijkreacties werden vanachter het glas frontaal gefilmd, in het videowerk oogt de glasplaat als het beeldscherm van de flatscreen. Een ogenschijnlijk simpele methode met maximaal effect. Behalve in de entree zijn Wilm en Senne ook elders in het gebouw te vinden. Op elke vleugel hangt een flatscreen waarop de twee elkaar afwisselen om ditmaal over de schouders van de medewerkers mee te gluren. Dat kan elke dag bij iemand anders, de organisatie is opgezet als flex-werkplek.
mee gluren
bijzondere aanwinst
De speelse nieuwsgierigheid van de twee begint al bij de centrale entree. Strategisch opgehangen tegenover
Het idee voor een videowerk werd in eerste instantie ingegeven door het interieur van het gebouw. De
kantoorinrichting is uitgevoerd in felle kleurstellingen: rood, groen, oranje en paars. Tel daarbij op de grote lampen, lange tafels en brede fauteuils die de ruimte domineren, en je hebt (te)veel concurrentie voor een kunstwerk. Door gebruik te maken van de aanwezige flatscreens op de afdelingen als drager voor een kunstwerk werd dit probleem geslaagd omzeild. Bovendien sloot videokunst als medium goed aan bij de gemiddeld jonge medewerkers van de organisatie. In principe is het videowerk van 7 uur ’s ochtends tot 7 uur ’s avonds als een loop te zien. In de entree zijn de twee kinderen (twee aparte films) continue te zien, op de afdelingen draait een derde film die op gezette tijden wordt onderbroken voor interne mededelingen. De videokunst is daarmee deels geïntegreerd in het bestaande videosysteem van de lichtkrant. Dat maakt ‘Wilm en Senne’ tot een onderhoudsvriendelijk werk, wat vaak een issue is bij videokunst. Het aanzienlijke risico van kapotte apparatuur is een belangrijke reden waarom in rijksgebouwen weinig videokunst is te vinden. Het werk van Marjan Laaper is in dat opzicht een bijzondere aanwinst te noemen. De CVOM was zo enthousiast over het werk van Laaper dat het besloot er zelf geld in te steken. Het relatief kleine budget werd aangevuld met een eigen bijdrage zodat voor de centrale entree de beste apparatuur
kon worden aangeschaft. Dat Wilm en Senne door de organisatie niet als ongewenste pottenkijkers worden gezien, bleek ook uit de opening van het werk eind maart. Met beschuit met muisjes, blauwe en roze, werden de twee welkom geheten.
JJ
terrein winnen Tekst: Xandra de Jongh Fotografie: Marjan Laaper
kunst
kunst
stedenbouw
39
De dienst CVOM, onderdeel van het Openbaar Ministerie, blijft doorgaans goed afgesloten voor buitenstaanders. Zeker die met een verkeersboete op zak. Maar voor Wilm en Senne geldt een uitzondering, zij mogen ongehinderd over elke schouder mee gluren.
De wondere wereld van Wilm en Senne
Videoinstallatie sluit aan bij ‘boete-instituut’
Kleine kinderen hebben lak aan het dunne laagje vernis dat volwassenen sociale etiquette plegen te noemen. Daar is de wereld nog veel te wonderlijk voor. Dus zeggen ze in de tram tegen een wildvreemde vrouw dat ze op een heks lijkt om vervolgens minutenlang met open mond naar een tierende, vieze, alcoholische zwerver te staren. Openlijk voyeurisme en oprechte nieuwsgierigheid lopen hier naadloos in elkaar over. Zonder een enkel gevoel van gêne, waar volwassenen zo ongelukkig geconditioneerd in kunnen zijn. Die aan verwondering grenzende nieuwsgierigheid is precies het uitgangspunt van het onschuldig plagende videokunstwerk dat Marjan Laaper maakte voor de dienst Centrale Verwerking Openbaar Ministerie in Utrecht. De CVOM is in 2005 als nieuw organisatieonderdeel van het Openbaar Ministerie opgericht en handelt bezwaarschriften tegen verkeersboetes af en strafzaken tegen rijden onder invloed en onverzekerd rijden. De CVOM is dus typisch zo’n plek waar menig bekeurde volwassene als een fly on the wall zou willen zitten. Hoe werkt die wondere wereld van bezwaarschriften als je het niet eens bent met die bekeuring voor het rijden door rood of met een glaasje teveel op. Op welke gronden maak je aannemelijk dat je niet zat te bellen maar in je oor peuterde? Betere, maar ook onschuldigere, pottenkijkers dan kinderen zijn er niet. In de videoloop ‘Wilm en Senne’ blikken twee peuters, het jongetje Wilm en het meisje Senne, je voortdurend vanachter meerdere flatscreens aan. Ze proberen de ruimte in te kijken en drukken hun lichamen en neuzen plat tegen het televisiescherm aan.
twee zithoeken onderwerpen de jongen en het meisje, ieder vanaf hun eigen flatscreen, bezoekers op een nieuwsgierige blik. ‘Wat kom je hier doen?’, vragen twee paar ogen terwijl de receptionist om je legitimatie vraagt. Wilm en Senne hebben daarin duidelijk hun eigen strategie. Minutenlang leunt het jongetje met zijn hoofd tegen het beeldglas in een poging je aandacht te vangen. Het blonde meisje is ongeduriger dan haar kameraadje. Ze zet grote ogen op, probeert het vervolgens met een voorzichtige glimlach, glijdt met haar handen over het scherm - likt er zelfs even aan en springt af en toe uit beeld. Laaper creëerde het werk door de twee kinderen achter een glazen raam naar een tekenfilm te laten kijken. Hun kijkreacties werden vanachter het glas frontaal gefilmd, in het videowerk oogt de glasplaat als het beeldscherm van de flatscreen. Een ogenschijnlijk simpele methode met maximaal effect. Behalve in de entree zijn Wilm en Senne ook elders in het gebouw te vinden. Op elke vleugel hangt een flatscreen waarop de twee elkaar afwisselen om ditmaal over de schouders van de medewerkers mee te gluren. Dat kan elke dag bij iemand anders, de organisatie is opgezet als flex-werkplek.
mee gluren
bijzondere aanwinst
De speelse nieuwsgierigheid van de twee begint al bij de centrale entree. Strategisch opgehangen tegenover
Het idee voor een videowerk werd in eerste instantie ingegeven door het interieur van het gebouw. De
kantoorinrichting is uitgevoerd in felle kleurstellingen: rood, groen, oranje en paars. Tel daarbij op de grote lampen, lange tafels en brede fauteuils die de ruimte domineren, en je hebt (te)veel concurrentie voor een kunstwerk. Door gebruik te maken van de aanwezige flatscreens op de afdelingen als drager voor een kunstwerk werd dit probleem geslaagd omzeild. Bovendien sloot videokunst als medium goed aan bij de gemiddeld jonge medewerkers van de organisatie. In principe is het videowerk van 7 uur ’s ochtends tot 7 uur ’s avonds als een loop te zien. In de entree zijn de twee kinderen (twee aparte films) continue te zien, op de afdelingen draait een derde film die op gezette tijden wordt onderbroken voor interne mededelingen. De videokunst is daarmee deels geïntegreerd in het bestaande videosysteem van de lichtkrant. Dat maakt ‘Wilm en Senne’ tot een onderhoudsvriendelijk werk, wat vaak een issue is bij videokunst. Het aanzienlijke risico van kapotte apparatuur is een belangrijke reden waarom in rijksgebouwen weinig videokunst is te vinden. Het werk van Marjan Laaper is in dat opzicht een bijzondere aanwinst te noemen. De CVOM was zo enthousiast over het werk van Laaper dat het besloot er zelf geld in te steken. Het relatief kleine budget werd aangevuld met een eigen bijdrage zodat voor de centrale entree de beste apparatuur
kon worden aangeschaft. Dat Wilm en Senne door de organisatie niet als ongewenste pottenkijkers worden gezien, bleek ook uit de opening van het werk eind maart. Met beschuit met muisjes, blauwe en roze, werden de twee welkom geheten.
JJ
monumenten
stedenbouw
40
Dat er volop gewerkt wordt in het Rijksmuseum, laten de foto’s op deze pagina’s zien, genomen rondom het gebouw en in het hart, onder de onderdoorgang.
aangebracht van geboorde funderingspalen en stalen balken. Zodra de krachten van de pilaar zijn overgedragen op de tijdelijke fundering, kan de bestaande fundering worden vervangen door een slanker exemplaar. Tegelijk wordt een horizontaal stalen stabilisatieframe aangebracht om de pilaren ten opzichte van elkaar te fixeren. De fundering die nu vervangen moet worden dateert overigens uit de jaren ’60, toen er onder de onderdoorgang een kelder is uitgegraven; tegenwoordig kan men toe met een veel slankere constructie.
damwanden
terrein winnen Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Eran Oppenheimer
Spannende exercitie in het Rijksmuseum
Na de succesvolle aanbesteding van de eerste vijf percelen van het project is onlangs begonnen met het meest in het oog lopende deel ervan: de restauratie en renovatie van het Hoofdgebouw. In het hart daarvan is in maart een van de spannendste onderdelen van de verbouwing van start gegaan: het vervangen van de fundering van de onderdoorgang en dus ook die van de eregalerij die daarboven ligt. Het hoort tot de ondergrondse civiele werken die nu in volle gang zijn. De twee overkapte binnenhoven worden in de toekomst samen het nieuwe entreeplein van het museum. De onderdoorgang blijft open voor
fietsers en voetgangers die vanaf deze ‘brug’ in de binnenhoven kunnen binnenkijken. De hoofdentree naar de exposities komt in de westelijke binnenhof , via een tweetal architectonisch vormgegeven poorten, terwijl aan de oostkant een grand café en bookshop zijn voorzien. In de ruimte onder de onderdoorgang krijgen garderobe en ticketshops hun plaats. De betonnen funderingen waarop de pilaren van de onderdoorgang nu rusten, moeten worden versmald om de verbindingsruimte tussen de twee binnenhoven meer transparantie te geven. Rondom elke fundering wordt daartoe een tijdelijke fundering
Niet alleen binnen het gebouw wordt er gegraven en geconstrueerd. Rondom het museum is met een trillingsvrije techniek een dubbele damwand gedrukt. Deze vormt de opmaat van de ringleiding rondom het gebouw waarin te zijner tijd alle kanalen en installaties voor de klimaatbehandelingsinstallaties worden aangebracht. Van hieruit wordt de geklimatiseerde lucht via geperste en geboorde leidingen tussen de houten funderingspalen door het gebouw binnengebracht. Na circulatie door de expositiezalen gaat de lucht retour via de binnenhoven en de kelders die daaronder in 2006 zijn aangelegd. Naar verwachting zal voor de zomer perceel 5, dat bouwkundige werkzaamheden, nieuwbouw, restauratie, constructie en afbouw betreft, worden gecontracteerd. Na de zomer verschijnen dan ook de bouwkranen op het bouwterrein en wordt begonnen met het werk aan de gevels en de kappen van het hoofdgebouw van het Rijksmuseum.
JJ
monumenten
stedenbouw
40
Dat er volop gewerkt wordt in het Rijksmuseum, laten de foto’s op deze pagina’s zien, genomen rondom het gebouw en in het hart, onder de onderdoorgang.
aangebracht van geboorde funderingspalen en stalen balken. Zodra de krachten van de pilaar zijn overgedragen op de tijdelijke fundering, kan de bestaande fundering worden vervangen door een slanker exemplaar. Tegelijk wordt een horizontaal stalen stabilisatieframe aangebracht om de pilaren ten opzichte van elkaar te fixeren. De fundering die nu vervangen moet worden dateert overigens uit de jaren ’60, toen er onder de onderdoorgang een kelder is uitgegraven; tegenwoordig kan men toe met een veel slankere constructie.
damwanden
terrein winnen Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Eran Oppenheimer
Spannende exercitie in het Rijksmuseum
Na de succesvolle aanbesteding van de eerste vijf percelen van het project is onlangs begonnen met het meest in het oog lopende deel ervan: de restauratie en renovatie van het Hoofdgebouw. In het hart daarvan is in maart een van de spannendste onderdelen van de verbouwing van start gegaan: het vervangen van de fundering van de onderdoorgang en dus ook die van de eregalerij die daarboven ligt. Het hoort tot de ondergrondse civiele werken die nu in volle gang zijn. De twee overkapte binnenhoven worden in de toekomst samen het nieuwe entreeplein van het museum. De onderdoorgang blijft open voor
fietsers en voetgangers die vanaf deze ‘brug’ in de binnenhoven kunnen binnenkijken. De hoofdentree naar de exposities komt in de westelijke binnenhof , via een tweetal architectonisch vormgegeven poorten, terwijl aan de oostkant een grand café en bookshop zijn voorzien. In de ruimte onder de onderdoorgang krijgen garderobe en ticketshops hun plaats. De betonnen funderingen waarop de pilaren van de onderdoorgang nu rusten, moeten worden versmald om de verbindingsruimte tussen de twee binnenhoven meer transparantie te geven. Rondom elke fundering wordt daartoe een tijdelijke fundering
Niet alleen binnen het gebouw wordt er gegraven en geconstrueerd. Rondom het museum is met een trillingsvrije techniek een dubbele damwand gedrukt. Deze vormt de opmaat van de ringleiding rondom het gebouw waarin te zijner tijd alle kanalen en installaties voor de klimaatbehandelingsinstallaties worden aangebracht. Van hieruit wordt de geklimatiseerde lucht via geperste en geboorde leidingen tussen de houten funderingspalen door het gebouw binnengebracht. Na circulatie door de expositiezalen gaat de lucht retour via de binnenhoven en de kelders die daaronder in 2006 zijn aangelegd. Naar verwachting zal voor de zomer perceel 5, dat bouwkundige werkzaamheden, nieuwbouw, restauratie, constructie en afbouw betreft, worden gecontracteerd. Na de zomer verschijnen dan ook de bouwkranen op het bouwterrein en wordt begonnen met het werk aan de gevels en de kappen van het hoofdgebouw van het Rijksmuseum.
JJ
42
stedenbouw
Tekst: Anka van Voorthuijsen Fotografie: Robert Oerlemans
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Nieuw kantoor op RIVM-terrein heeft hoogste milieulabel Zo snel mogelijk, zo duurzaam mogelijk en zo groot mogelijk. Dat waren ruwweg de drie belangrijkste eisen die het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in Bilthoven stelde aan een nieuw kantoorgebouw. Het lukte: nog geen twee jaar na het allereerste overleg tussen RIVM en Rijksgebouwendienst nemen de onderzoekers hun nieuwe kamers in gebruik.
stedenbouw
monumenten
Wetenschappers moesten wennen aan verschijnsel flexplekken
Het nieuwe gebouw moest er vooral snel staan: in de oude behuizing kregen nogal wat medewerkers gezondheidsklachten, het was op hun werkplek stoffig, warm, muf en lawaaiig. Geen wonder: het ging om een tijdelijk, barak-achtig gebouw, dat na 15 jaar ruim over de houdbaarheidsdatum heen was, en ook de algemene huisvestingseisen werden in die periode natuurlijk flink aangescherpt. Was verbouwen een optie? Een onderzoek uit 2006 naar het binnenklimaat wees uit dat plaatsing van - bijvoorbeeld - tijdelijke koelunits wel enig soelaas kon bieden, maar dat er toch een structurele oplossing moest komen. Die is er nu. In een gebouw dat weliswaar met hetzelfde materiaal (aluminium) is bekleed als een aantal omringende gebouwen, maar toch een compleet andere uitstraling heeft. Van binnen is ook sprake van grote veranderingen. De medewerkers die zich bij dit onderzoeksinstituut bezig houden met de toekomstverkenningen volksgezondheid - ruwweg: hoe staan we ervoor in 2030?- zijn bijvoorbeeld de eersten die te maken krijgen met de toekomstige ‘standaard werkplek’ van het RIVM in Bilthoven. Naast de snelle totstandkoming lukte het ook de andere doelen te halen: het nieuwe gebouw krijgt milieu-index label A (het hoogst haalbare) en kan maximaal 328 personen huisvesten, op 6000 m2 vloeroppervlakte. Dat betekent dat er 18,2 m2 bvo per werkplek beschik-
architectuur
baar is. Extreem weinig, de meeste rijksdiensten gaan bijvoorbeeld uit van 25-30 m2 bvo per plek. Het gebouw werd noodzakelijk compact door de aanwezigheid van een serie grote kastanjebomen aan de noordzijde van de kavel. Wie duurzaamheid hoog in het vaandel heeft staan, maakt zichzelf natuurlijk belachelijk door die te kappen, was de opvatting van Winfried van Zeeland, coördinerend architect van de Rijksgebouwendienst. De bomen staan er dus nog, en de beperktere beschikbare kavel werd door slim ontwerpen maximaal uitgebuit. Door twee uitkragende atriums toe te voegen en daar vides tegenaan te plaatsen zijn ook de werkplekken aan de binnenkant heerlijk licht en is het gebouw weliswaar compact, maar ook een toonbeeld van transparantie en ruimtelijkheid.
werkbladen en kasten Besparing in vierkante meters werd ook gevonden bij de inrichting van de kamers, die een eerste proeve is van het nieuwe fenomeen ‘standaard RIVM- werkplek’. Zo’n nieuwe werkplek krijgt een standaard bureau van 1.60 bij 0.80 meter, wat voor een aantal medewerkers die aan ruime U- en L-vormige werkbladen gewend waren, fors inleveren was. In plaats van twee kasten heeft elke werknemer er nu nog maar één. Om daar mee om te kunnen gaan waren er sessies met archiefexperts, die leerden hoe veel plankruimte bespaard kan worden. Ook het ladenblok
architectuurbeleid
terrein winnen
hoort niet bij de standaard werkplek. Onhandig bij het schoonmaken en vaak vooral een verzameling persoonlijke spullen, aldus het facility management. Daarvoor in de plaats kwam het fenomeen ‘persoonlijke inzetbak’: een benaming die zó uit Jiskefet lijkt te komen, maar een serieuze ruimte- en geldbespaarder is. Vier keer zo goedkoop als het klassieke ladenblok: een diepe, afsluitbare lade die in de wandkast geschoven kan worden. Dat zijn veranderingen waar de gemiddelde RIVM’er aan moet wennen, merkte het facilitair bedrijf. Tussentijds werd de stand van zaken een aantal malen gepresenteerd aan de toekomstige gebruikers, wat duidelijk bijdroeg aan het draagvlak en enthousiasme. Het was geven en nemen, zo kijken beide partijen erop terug. Het RIVM had bijvoorbeeld moeite met het voorstel van projectarchitect Maarten Meester voor een wit of grijs bureaublad, omdat hij van mening is ‘dat mensen genoeg kleur brengen in zo’n pand’. Te onderhoudsgevoelig en ongezellig, oordeelde de opdrachtgever. Beide partijen vonden elkaar uiteindelijk in een bureaublad van warmer ogend houtfineer.
flexplekken Op vier locaties in het nieuwe gebouw werd ruimte bespaard door per locatie acht flexplekken te creëren. Ook dat fenomeen is relatief nieuw voor het RIVM. ‘Wetenschappers zijn nogal geneigd om in hun
kunst
43
eigen kamer te zitten en de deur achter zich dicht te trekken’, aldus de facilitaire dienst zelf. Maar toch: die cultuur dient te veranderen. Om dat te stimuleren zijn deze flexplekken nét even luxueuzer ingericht dan de standaard-werkkamers. Mooiere kasten met schuifdeuren, fraaie bureaulampen, gezellige zitzakken, ramen van vloer tot plafond en fenomenaal uitzicht, bijvoorbeeld op de rij kastanjes. Het hele gebouw moet een moderne bedrijfscultuur stimuleren, waarin informeel overleg en ontmoeting een prominentere rol gaan spelen dan totnogtoe gebruikelijk was. Dus zijn er op elke verdieping koffiecorners, hippe pantry’s met wit hoogglans meubilair, een centrale printerhoek en diepe vensterbanken waarin je lekker kunt zitten. Op de begane grond bevindt zich in het entreegebied een fraaie hal voor ‘afdelingsoverstijgende evenementen’. De borrels, stellen we ons daarbij voor. Een prachtige lichte ruimte met kekke kunststof fauteuils in een fraai kleurenpalet (beige, lime, bruin) dat in het hele pand terugkomt, trendy loungebanken met mooie stof bekleed, een strakke lichte gietvloer en veel glas. Op de begane grond bevindt zich ook de grote vergaderzaal die flexibel van omvang is (schuifwanden maken die opdeelbaar in units voor tussen de 6 en 60 personen) en ook beschikbaar is voor alle andere afdelingen op het terrein.
42
stedenbouw
Tekst: Anka van Voorthuijsen Fotografie: Robert Oerlemans
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Nieuw kantoor op RIVM-terrein heeft hoogste milieulabel Zo snel mogelijk, zo duurzaam mogelijk en zo groot mogelijk. Dat waren ruwweg de drie belangrijkste eisen die het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in Bilthoven stelde aan een nieuw kantoorgebouw. Het lukte: nog geen twee jaar na het allereerste overleg tussen RIVM en Rijksgebouwendienst nemen de onderzoekers hun nieuwe kamers in gebruik.
stedenbouw
monumenten
Wetenschappers moesten wennen aan verschijnsel flexplekken
Het nieuwe gebouw moest er vooral snel staan: in de oude behuizing kregen nogal wat medewerkers gezondheidsklachten, het was op hun werkplek stoffig, warm, muf en lawaaiig. Geen wonder: het ging om een tijdelijk, barak-achtig gebouw, dat na 15 jaar ruim over de houdbaarheidsdatum heen was, en ook de algemene huisvestingseisen werden in die periode natuurlijk flink aangescherpt. Was verbouwen een optie? Een onderzoek uit 2006 naar het binnenklimaat wees uit dat plaatsing van - bijvoorbeeld - tijdelijke koelunits wel enig soelaas kon bieden, maar dat er toch een structurele oplossing moest komen. Die is er nu. In een gebouw dat weliswaar met hetzelfde materiaal (aluminium) is bekleed als een aantal omringende gebouwen, maar toch een compleet andere uitstraling heeft. Van binnen is ook sprake van grote veranderingen. De medewerkers die zich bij dit onderzoeksinstituut bezig houden met de toekomstverkenningen volksgezondheid - ruwweg: hoe staan we ervoor in 2030?- zijn bijvoorbeeld de eersten die te maken krijgen met de toekomstige ‘standaard werkplek’ van het RIVM in Bilthoven. Naast de snelle totstandkoming lukte het ook de andere doelen te halen: het nieuwe gebouw krijgt milieu-index label A (het hoogst haalbare) en kan maximaal 328 personen huisvesten, op 6000 m2 vloeroppervlakte. Dat betekent dat er 18,2 m2 bvo per werkplek beschik-
architectuur
baar is. Extreem weinig, de meeste rijksdiensten gaan bijvoorbeeld uit van 25-30 m2 bvo per plek. Het gebouw werd noodzakelijk compact door de aanwezigheid van een serie grote kastanjebomen aan de noordzijde van de kavel. Wie duurzaamheid hoog in het vaandel heeft staan, maakt zichzelf natuurlijk belachelijk door die te kappen, was de opvatting van Winfried van Zeeland, coördinerend architect van de Rijksgebouwendienst. De bomen staan er dus nog, en de beperktere beschikbare kavel werd door slim ontwerpen maximaal uitgebuit. Door twee uitkragende atriums toe te voegen en daar vides tegenaan te plaatsen zijn ook de werkplekken aan de binnenkant heerlijk licht en is het gebouw weliswaar compact, maar ook een toonbeeld van transparantie en ruimtelijkheid.
werkbladen en kasten Besparing in vierkante meters werd ook gevonden bij de inrichting van de kamers, die een eerste proeve is van het nieuwe fenomeen ‘standaard RIVM- werkplek’. Zo’n nieuwe werkplek krijgt een standaard bureau van 1.60 bij 0.80 meter, wat voor een aantal medewerkers die aan ruime U- en L-vormige werkbladen gewend waren, fors inleveren was. In plaats van twee kasten heeft elke werknemer er nu nog maar één. Om daar mee om te kunnen gaan waren er sessies met archiefexperts, die leerden hoe veel plankruimte bespaard kan worden. Ook het ladenblok
architectuurbeleid
terrein winnen
hoort niet bij de standaard werkplek. Onhandig bij het schoonmaken en vaak vooral een verzameling persoonlijke spullen, aldus het facility management. Daarvoor in de plaats kwam het fenomeen ‘persoonlijke inzetbak’: een benaming die zó uit Jiskefet lijkt te komen, maar een serieuze ruimte- en geldbespaarder is. Vier keer zo goedkoop als het klassieke ladenblok: een diepe, afsluitbare lade die in de wandkast geschoven kan worden. Dat zijn veranderingen waar de gemiddelde RIVM’er aan moet wennen, merkte het facilitair bedrijf. Tussentijds werd de stand van zaken een aantal malen gepresenteerd aan de toekomstige gebruikers, wat duidelijk bijdroeg aan het draagvlak en enthousiasme. Het was geven en nemen, zo kijken beide partijen erop terug. Het RIVM had bijvoorbeeld moeite met het voorstel van projectarchitect Maarten Meester voor een wit of grijs bureaublad, omdat hij van mening is ‘dat mensen genoeg kleur brengen in zo’n pand’. Te onderhoudsgevoelig en ongezellig, oordeelde de opdrachtgever. Beide partijen vonden elkaar uiteindelijk in een bureaublad van warmer ogend houtfineer.
flexplekken Op vier locaties in het nieuwe gebouw werd ruimte bespaard door per locatie acht flexplekken te creëren. Ook dat fenomeen is relatief nieuw voor het RIVM. ‘Wetenschappers zijn nogal geneigd om in hun
kunst
43
eigen kamer te zitten en de deur achter zich dicht te trekken’, aldus de facilitaire dienst zelf. Maar toch: die cultuur dient te veranderen. Om dat te stimuleren zijn deze flexplekken nét even luxueuzer ingericht dan de standaard-werkkamers. Mooiere kasten met schuifdeuren, fraaie bureaulampen, gezellige zitzakken, ramen van vloer tot plafond en fenomenaal uitzicht, bijvoorbeeld op de rij kastanjes. Het hele gebouw moet een moderne bedrijfscultuur stimuleren, waarin informeel overleg en ontmoeting een prominentere rol gaan spelen dan totnogtoe gebruikelijk was. Dus zijn er op elke verdieping koffiecorners, hippe pantry’s met wit hoogglans meubilair, een centrale printerhoek en diepe vensterbanken waarin je lekker kunt zitten. Op de begane grond bevindt zich in het entreegebied een fraaie hal voor ‘afdelingsoverstijgende evenementen’. De borrels, stellen we ons daarbij voor. Een prachtige lichte ruimte met kekke kunststof fauteuils in een fraai kleurenpalet (beige, lime, bruin) dat in het hele pand terugkomt, trendy loungebanken met mooie stof bekleed, een strakke lichte gietvloer en veel glas. Op de begane grond bevindt zich ook de grote vergaderzaal die flexibel van omvang is (schuifwanden maken die opdeelbaar in units voor tussen de 6 en 60 personen) en ook beschikbaar is voor alle andere afdelingen op het terrein.
44
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
aluminium Het exterieur van het gebouw verwijst naar de omringende (deels tijdelijke) gebouwen in deze hoek van het terrein, die ook met aluminium zijn bekleed. Het materiaal is duurzaam, want herbruikbaar en demontabel. Toch is de uitstraling hier veel chiquer. Deels door de behandeling van het materiaal: niet gepoedercoat maar geanodiseerd, wat bij wisselend zonlicht voor een dynamisch gevelbeeld zorgt. Daarin is ook de uitwendige zonwering belangrijk. Vaak is zonwering een ontsierend element in de gevel, hier zorgt het voor een bijna grafisch aandoend exterieur. Het aluminium is als een tweede huid om het gebouw heen gevouwen, de zonwering bestaat uit horizontale lamellen die in een strak raster zijn gevat. In elke werkkamer kan de gebruiker kiezen voor een open, half open, of gekanteld venster waardoor het aanzicht van het gebouw levendig is. De buitengevel is door de regelbaarheid van die kleppen bijna ‘een machine’, volgens de architect. Het idee is om in de zomer de lamellen overdag te sluiten en zo de warmtelast te beperken. In de winter zorgt het sluiten na kantoortijd ervoor dat de afkoeling van het gebouw beperkt blijft. Per kamer kan ook de binnentemperatuur geregeld worden: iedereen heeft een speelruimte van 2 graden naar beneden en naar boven. Ook de duidelijke zichtbaarheid van de flexplekken in de gevel (achter grote glasvlakken, waardoor het raster zichtbaar verspringt) scheppen een afwisselend gevelbeeld.
verwarming Het nieuwe gebouw is aangesloten op de warmte-koude opslag in het Cohengebouw, bij de aanleg daarvan was al rekening gehouden met een toekomstige nieuwe aftakking. Deze warmte-koude opslag levert koeling voor het gebouw. Voor de verwarming wordt gebruik gemaakt van de geproduceerde warmte in het gebouw. Dat betekent dat aanvullend verwarmen nauwelijks nodig is. Bijna 95% van de warmte wordt teruggewonnen en kan weer hergebruikt worden. Drie ‘huis-, tuin- en keuken cv-keteltjes’ leveren voldoende capaciteit. De afgelopen winter –met temperaturen tot -15
andere smaken De Voorziening: ICT Paleis Soestdijk gedocumenteerd Kunstadviseurs en hun werkterrein Wandkunst Vitrumgebouw Boeken en exposities nasmaak: Ruud Bakker, projectleider stedelijke ontwikkeling Den Haag
celsius- waren wat dat betreft een aardige testcase. Beide partijen kijken met veel voldoening terug op de voortvarende aanpak: goede communicatie, korte lijnen en het streven naar consensus was daarbij cruciaal voor het behaalde succes. En ondanks de soms uiteenlopende inzichten was er vertrouwen en begrip, wat snelle besluitvorming mogelijk maakte. Normaal gesproken zou er minstens drie jaar zitten tussen een eerste vraag en de oplevering, denken beide partijen. De veel snellere doorlooptijd in dit geval heeft zeker ook te maken met de keuze voor een design & build-model. De aannemer had te maken met een flinke boeteclausule bij het overschrijden van de gestelde termijnen en heeft hard doorgepakt. Maar hij kreeg ook ruimte, bijvoorbeeld om zelf de keuze voor de constructie te maken en op die manier winst te boeken in tijd en geld. Terwijl de verhuisdozen naar binnen worden gedragen en medewerkers twijfelend hun weg zoeken door het gebouw, is het wachten nu nog op de beeldende kunst. In samenwerking
met de zeer actieve kunstcommissie van het RIVM is gekozen voor een project van het duo Broos. Het RIVM is in hun ogen een ‘instituut voor demystificatie’, waar medewerkers met metingen, feiten en resultaten de geheimen van het leven proberen te ontrafelen. Dat vraagt om een ongrijpbare, sprookjesachtige reactie. Broos heeft die gevonden in kunst die is geïnspireerd op een Noorse mythe rondom de boom der kennis, Yggdrasill. De dromen zullen in de vorm van witte raven, eekhoorns, een groot hert en een imposante 12 meter hoge artificiële boom, een plek krijgen in en om het gebouw. Zodat de wetenschappers af en toe even prettig ontregeld kunnen raken.
JJ
kunst
45
44
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
aluminium Het exterieur van het gebouw verwijst naar de omringende (deels tijdelijke) gebouwen in deze hoek van het terrein, die ook met aluminium zijn bekleed. Het materiaal is duurzaam, want herbruikbaar en demontabel. Toch is de uitstraling hier veel chiquer. Deels door de behandeling van het materiaal: niet gepoedercoat maar geanodiseerd, wat bij wisselend zonlicht voor een dynamisch gevelbeeld zorgt. Daarin is ook de uitwendige zonwering belangrijk. Vaak is zonwering een ontsierend element in de gevel, hier zorgt het voor een bijna grafisch aandoend exterieur. Het aluminium is als een tweede huid om het gebouw heen gevouwen, de zonwering bestaat uit horizontale lamellen die in een strak raster zijn gevat. In elke werkkamer kan de gebruiker kiezen voor een open, half open, of gekanteld venster waardoor het aanzicht van het gebouw levendig is. De buitengevel is door de regelbaarheid van die kleppen bijna ‘een machine’, volgens de architect. Het idee is om in de zomer de lamellen overdag te sluiten en zo de warmtelast te beperken. In de winter zorgt het sluiten na kantoortijd ervoor dat de afkoeling van het gebouw beperkt blijft. Per kamer kan ook de binnentemperatuur geregeld worden: iedereen heeft een speelruimte van 2 graden naar beneden en naar boven. Ook de duidelijke zichtbaarheid van de flexplekken in de gevel (achter grote glasvlakken, waardoor het raster zichtbaar verspringt) scheppen een afwisselend gevelbeeld.
verwarming Het nieuwe gebouw is aangesloten op de warmte-koude opslag in het Cohengebouw, bij de aanleg daarvan was al rekening gehouden met een toekomstige nieuwe aftakking. Deze warmte-koude opslag levert koeling voor het gebouw. Voor de verwarming wordt gebruik gemaakt van de geproduceerde warmte in het gebouw. Dat betekent dat aanvullend verwarmen nauwelijks nodig is. Bijna 95% van de warmte wordt teruggewonnen en kan weer hergebruikt worden. Drie ‘huis-, tuin- en keuken cv-keteltjes’ leveren voldoende capaciteit. De afgelopen winter –met temperaturen tot -15
andere smaken De Voorziening: ICT Paleis Soestdijk gedocumenteerd Kunstadviseurs en hun werkterrein Wandkunst Vitrumgebouw Boeken en exposities nasmaak: Ruud Bakker, projectleider stedelijke ontwikkeling Den Haag
celsius- waren wat dat betreft een aardige testcase. Beide partijen kijken met veel voldoening terug op de voortvarende aanpak: goede communicatie, korte lijnen en het streven naar consensus was daarbij cruciaal voor het behaalde succes. En ondanks de soms uiteenlopende inzichten was er vertrouwen en begrip, wat snelle besluitvorming mogelijk maakte. Normaal gesproken zou er minstens drie jaar zitten tussen een eerste vraag en de oplevering, denken beide partijen. De veel snellere doorlooptijd in dit geval heeft zeker ook te maken met de keuze voor een design & build-model. De aannemer had te maken met een flinke boeteclausule bij het overschrijden van de gestelde termijnen en heeft hard doorgepakt. Maar hij kreeg ook ruimte, bijvoorbeeld om zelf de keuze voor de constructie te maken en op die manier winst te boeken in tijd en geld. Terwijl de verhuisdozen naar binnen worden gedragen en medewerkers twijfelend hun weg zoeken door het gebouw, is het wachten nu nog op de beeldende kunst. In samenwerking
met de zeer actieve kunstcommissie van het RIVM is gekozen voor een project van het duo Broos. Het RIVM is in hun ogen een ‘instituut voor demystificatie’, waar medewerkers met metingen, feiten en resultaten de geheimen van het leven proberen te ontrafelen. Dat vraagt om een ongrijpbare, sprookjesachtige reactie. Broos heeft die gevonden in kunst die is geïnspireerd op een Noorse mythe rondom de boom der kennis, Yggdrasill. De dromen zullen in de vorm van witte raven, eekhoorns, een groot hert en een imposante 12 meter hoge artificiële boom, een plek krijgen in en om het gebouw. Zodat de wetenschappers af en toe even prettig ontregeld kunnen raken.
JJ
kunst
45
46
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Een netwerk dat acht uur blokkeert, dat is rampzalig voor een overheidsorgaan
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid architectuurbe- kunst
niet meer voor alle ICT-voorzieningen. Dat de Rijksgebouwendienst namens verschillende huurders in het pand opdrachtgever is voor een netwerk en een printer, verandert niets aan de verantwoordelijkheid voor de ICT-dienst van departementen. Gebruikers spreken gewoon hun eigen ICT-dienst aan; de partners van de Rijksgebouwendienst zijn dus onzichtbaar voor de eindgebruikers. Nee, zeggen anderen: Waarom neemt de Rijksgebouwendienst zo’n rompslomp op de schouders, dicht op de huid van de gebruiker en de klant. Bij wijze van spreken: een gloeilamp die het acht uur niet doet, nu ja, daar is overheen te komen. Maar een netwerk dat acht uur blokkeert, dat is rampzalig voor een overheidsorgaan. Kan de Rijksgebouwendienst wel zoveel service verlenen? Aldus die tegenstanders. In de driedeling Facility Management, ICT en Huisvesting zou nu ‘huisvesting’ veel meer gaan opvangen.
ICT net zo hard nodig als bakstenen
ruimte huren
de voorziening Tekst: Agnes Koerts Fotografie: Simone van Es
Een rijksgebouw zonder netwerk, is dat bruikbaar? Nee, elke werkplek heeft ICT nodig. Hedendaagse gebruikers van gebouwen denken niet alleen aan vloeren en muren, lichtknopjes, stoelen, bureaus, maar ook in termen van pc’s, smartphones of laptops. Combineer dat met de toekomst van de rijksambtenaar: straks niet meer in dienst van een departement, maar van het Rijk. Flexibeler ingezet op gemeenschappelijke projecten en programma’s. Daarom zoekt de Rijksgebouwendienst naar gemeenschappelijke rijks kantoren met gedeelde voorzieningen en gestandaardiseerde werkplekken. Een ‘Smart Work Center’, voorloper van de Rijkswerkplek, draait al. Met ICT voor klanten, onder opdrachtgeverschap van de Rijksgebouwendienst, als essentiële voorziening. Maar wie verantwoordelijk is voor de ICT in een rijksgebouw, dat is niet onomstreden.
Een paradepaardje van de Rijksgebouwendienst heet Beatrixpark. Dit project behaalde afgelopen jaar een vijfde plaats in de Rgd Top Tien: de lijst van gebouwen waar de medewerkers het meest trots op zijn. Wie bij het woord ‘park’ denkt aan lommer, vijvers en rozenperken vergist zich. Het Beatrixpark staat in Den Haag, langs de spoorlijn, ongeveer naast het ministerie van Sociale Zaken. Een gebouw met uiterst vooruitstrevende ICT-voorziening, geschikt voor ambtenaren van alle ministeries, een kind van Actieprogramma Andere Overheid (project van toenmalig minister Thom de Graaf, kabinet Balkenende II vanaf 2003). En een voorloper in de grote slag die Secretaris-Generaal Roel Bekker voor het
47
huidige kabinet aan het maken is, met flexibel ingezette rijksambtenaren. Op weg naar een slanker, goedkoper en slagvaardiger overheid. Eerst bekijken we dit paradepaardje, dat niet geheel onomstreden is. Want er is discussie over de vraag: wie zou verantwoordelijk moeten zijn voor de ICT in een rijksgebouw?
Is dat nog steeds de gebruiker? Of kunnen sommige ICT-voorzieningen zoals het netwerk en een printer, die net zo universeel zijn geworden, als toiletten, ramen, deuren en lichtschakelaars beter aan een gebouw worden vastgeklonken? Zou het niet beter zijn de ICT-voorzieningen voor algemeen gebruik onder opdracht-
everschap van de Rijksgebouwendienst te leveren? Is het tijd om hiervoor nieuwe afspraken te maken tussen de Rijksgebouwendienst en de gebruiker? De meningen zijn verdeeld. Ja, zeggen de mensen die achter het gebouw Beatrixpark staan, de gebruiker is verantwoordelijk, maar
Midden in die discussie opende directeur-generaal Jägers van de Rijksgebouwendienst samen met Roel Bekker dan het gebouw Beatrixpark, in maart 2008. Een experiment. Zo ziet het eruit: Beatrixpark is bedoeld als werkplek in optima forma. In dit gebouw kan een ambtenaar, of kunnen afdelingen, groepjes, diensten, van stoel tot stoel ruimte huren om hun werk voor de overheid te verrichten. Niet eens van muur tot muur, maar van stoel tot stoel, dus elke schaal is mogelijk. Beatrixpark biedt alles wat een ambtenaar in dienst van het rijk nodig heeft om te kunnen werken: meubilair, een computernetwerk, telefonie, catering en de facilitaire dienst. Een geïntegreerd aanbod, voor korte periodes kun je een totaalpakket afnemen. Het netwerk in het Beatrixpark zorgt er bijvoorbeeld voor dat op 36 zogenaamde pleinen het vragenuurtje van de Tweede Kamer bekeken kan worden. Iedereen kan met deze schermen ook informatie door het hele pand met elkaar delen en er is ruimte om bij elkaar te komen. Doel: mensen bij elkaar brengen.
essentiële voorziening Iedereen erkent dat ICT in rijksge-
46
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Een netwerk dat acht uur blokkeert, dat is rampzalig voor een overheidsorgaan
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid architectuurbe- kunst
niet meer voor alle ICT-voorzieningen. Dat de Rijksgebouwendienst namens verschillende huurders in het pand opdrachtgever is voor een netwerk en een printer, verandert niets aan de verantwoordelijkheid voor de ICT-dienst van departementen. Gebruikers spreken gewoon hun eigen ICT-dienst aan; de partners van de Rijksgebouwendienst zijn dus onzichtbaar voor de eindgebruikers. Nee, zeggen anderen: Waarom neemt de Rijksgebouwendienst zo’n rompslomp op de schouders, dicht op de huid van de gebruiker en de klant. Bij wijze van spreken: een gloeilamp die het acht uur niet doet, nu ja, daar is overheen te komen. Maar een netwerk dat acht uur blokkeert, dat is rampzalig voor een overheidsorgaan. Kan de Rijksgebouwendienst wel zoveel service verlenen? Aldus die tegenstanders. In de driedeling Facility Management, ICT en Huisvesting zou nu ‘huisvesting’ veel meer gaan opvangen.
ICT net zo hard nodig als bakstenen
ruimte huren
de voorziening Tekst: Agnes Koerts Fotografie: Simone van Es
Een rijksgebouw zonder netwerk, is dat bruikbaar? Nee, elke werkplek heeft ICT nodig. Hedendaagse gebruikers van gebouwen denken niet alleen aan vloeren en muren, lichtknopjes, stoelen, bureaus, maar ook in termen van pc’s, smartphones of laptops. Combineer dat met de toekomst van de rijksambtenaar: straks niet meer in dienst van een departement, maar van het Rijk. Flexibeler ingezet op gemeenschappelijke projecten en programma’s. Daarom zoekt de Rijksgebouwendienst naar gemeenschappelijke rijks kantoren met gedeelde voorzieningen en gestandaardiseerde werkplekken. Een ‘Smart Work Center’, voorloper van de Rijkswerkplek, draait al. Met ICT voor klanten, onder opdrachtgeverschap van de Rijksgebouwendienst, als essentiële voorziening. Maar wie verantwoordelijk is voor de ICT in een rijksgebouw, dat is niet onomstreden.
Een paradepaardje van de Rijksgebouwendienst heet Beatrixpark. Dit project behaalde afgelopen jaar een vijfde plaats in de Rgd Top Tien: de lijst van gebouwen waar de medewerkers het meest trots op zijn. Wie bij het woord ‘park’ denkt aan lommer, vijvers en rozenperken vergist zich. Het Beatrixpark staat in Den Haag, langs de spoorlijn, ongeveer naast het ministerie van Sociale Zaken. Een gebouw met uiterst vooruitstrevende ICT-voorziening, geschikt voor ambtenaren van alle ministeries, een kind van Actieprogramma Andere Overheid (project van toenmalig minister Thom de Graaf, kabinet Balkenende II vanaf 2003). En een voorloper in de grote slag die Secretaris-Generaal Roel Bekker voor het
47
huidige kabinet aan het maken is, met flexibel ingezette rijksambtenaren. Op weg naar een slanker, goedkoper en slagvaardiger overheid. Eerst bekijken we dit paradepaardje, dat niet geheel onomstreden is. Want er is discussie over de vraag: wie zou verantwoordelijk moeten zijn voor de ICT in een rijksgebouw?
Is dat nog steeds de gebruiker? Of kunnen sommige ICT-voorzieningen zoals het netwerk en een printer, die net zo universeel zijn geworden, als toiletten, ramen, deuren en lichtschakelaars beter aan een gebouw worden vastgeklonken? Zou het niet beter zijn de ICT-voorzieningen voor algemeen gebruik onder opdracht-
everschap van de Rijksgebouwendienst te leveren? Is het tijd om hiervoor nieuwe afspraken te maken tussen de Rijksgebouwendienst en de gebruiker? De meningen zijn verdeeld. Ja, zeggen de mensen die achter het gebouw Beatrixpark staan, de gebruiker is verantwoordelijk, maar
Midden in die discussie opende directeur-generaal Jägers van de Rijksgebouwendienst samen met Roel Bekker dan het gebouw Beatrixpark, in maart 2008. Een experiment. Zo ziet het eruit: Beatrixpark is bedoeld als werkplek in optima forma. In dit gebouw kan een ambtenaar, of kunnen afdelingen, groepjes, diensten, van stoel tot stoel ruimte huren om hun werk voor de overheid te verrichten. Niet eens van muur tot muur, maar van stoel tot stoel, dus elke schaal is mogelijk. Beatrixpark biedt alles wat een ambtenaar in dienst van het rijk nodig heeft om te kunnen werken: meubilair, een computernetwerk, telefonie, catering en de facilitaire dienst. Een geïntegreerd aanbod, voor korte periodes kun je een totaalpakket afnemen. Het netwerk in het Beatrixpark zorgt er bijvoorbeeld voor dat op 36 zogenaamde pleinen het vragenuurtje van de Tweede Kamer bekeken kan worden. Iedereen kan met deze schermen ook informatie door het hele pand met elkaar delen en er is ruimte om bij elkaar te komen. Doel: mensen bij elkaar brengen.
essentiële voorziening Iedereen erkent dat ICT in rijksge-
48
stedenbouw
bouwen een essentiële voorziening is. Alleen bakstenen leveren aan de ambtenaren die een gebouw gaan gebruiken, die tijd is geweest. Wie wil, leest dat ook in de missie van de Rijksgebouwendienst: ‘De Rijksgebouwendienst draagt bij aan het succesvol functioneren van zijn klanten door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen.’ Het gaat er niet om dat de Rijksgebouwendienst nieuwe taken zelf gaat uitvoeren. Maar zij kan opdrachtgever zijn, en dan actief nieuwe partners contracteren, zowel publiek als privaat. Klanten brengen hun pc’s, laptops en papieren mee. De Rijksgebouwendienst organiseert de rest. Ze sluit partnerschappen
monumenten met private en publieke partijen die diensten en goederen leveren. Merijn Zee, senior ICT- en huisvestingsadviseur bij de Rijksgebouwendienst is een pleitbezorger van het Beatrixpark. Hij licht toe: ‘Met een gemeenschappelijke infrastructuur kun je voorkomen dat functies en apparaten per huurder moeten worden herhaald. Met investeringen in de kwaliteit van de infrastructuur in combinatie met goede prestatieafspraken krijgt de huurder een betere en duurzamere infrastructuur tegen lagere kosten. Wij, de Rijksgebouwendienst, leren in het Beatrixpark hoe het is om voor het eerst eigenaar en opdrachtgever te zijn van de complete installatie’.
architectuur
architectuurbeleid
In het Rijkskantoor wordt een en hetzelfde ICT-netwerk door alle huurders tegelijkertijd gebruikt. Dat betekent, in vergelijking met traditionele verzamelkantoren, minder netwerkapparatuur en ook minder koeling van deze apparatuur, dus energiebesparing. De Rijksgebouwendienst becijfert dat met vijf gebruikende instanties in dit pand de energiebesparing kan oplopen tot 150.000 Kwh per jaar, gelijk aan vermindering van de CO2 uitstoot met 90 ton per jaar.
handboek De afdeling van Zee heeft een lange historie als adviseur over ICT in rijksgebouwen. Het Handboek ICT Beka-
kunst
beling en Huisvesting Overheid, in de wandeling het HIB, bestaat (aanvankelijk als HUB) al sinds 1996. Het werd een standaard-adviesboek in de hele rijksdienst. Ooit ging het alleen over kabels, nu is het werkterrein veel breder. Zee: ‘Vroeger hadden we alleen te maken met telefoon en ICT. Nu gaat het ook om aansluiting van gebouwinstallaties op het data-netwerk. In het Beatrixpark sturen we de verlichting in het vergadercentrum aan via het zelfde netwerk als waarop de pc’s van de huurders zijn aangesloten. Een gebouw zonder netwerk heeft geen waarde meer’. Hij ziet ontwikkelingen in en buiten Nederland waarin ambities groeien
stedenbouw
architectuur
architectuurbeleid
kunst
49
naar duurzaamheid, comfort, intelligente gebouwen met visuele terugkoppeling naar individuele gebruikers. ‘De drijvende kracht hierachter is het ICT-netwerk’, zegt Zee. Het Beatrixpark verkeert nog in het stadium van een experiment. De vraag blijft: ‘wat verwachten de gebruikers van de Rijksgebouwendienst?’ Hoofdzaak hier is het delen van ICT-voorzieningen tussen huurders, ongeacht het departement waarvan de ambtenaar afkomstig is. Ook de procedure om het zover te brengen was een experiment. Het ging zo: de Rijksgebouwendienst beschreef de diensten, twee publieke partners (een ICT- en een facilitaire dienstverlener, elk van een departement) namen de uitvoering op hun schouders. Voor het ontwerp van de netwerktechniek werden de private ondernemingen Cisco en Getronics ingehuurd. Zij worden aangestuurd door de Rijksgebouwendienst, die dat doet samen met de ICT-mensen van EZ, SZ en Landbouw. Merijn Zee hierover: ‘Ook dit is een mooi voorbeeld van publiek-private samenwerking in partnerschap’.
uitwisselbare werkplek
Beelden van het snoerloze werken in Westraven
monumenten
Bij de opening van het Beatrixpark, een jaar geleden, zei directeur-generaal Jägers dat ‘de kers’ op dat project nog ontbreekt: hij doelde op de persoonlijke ICT-middelen. Daaraan wordt gewerkt in het programma de Digitale Werkomgeving Rijksdienst. Voorloper daarop is GOUD, intussen in de fase van ‘uitrol’. GOUD is de afkorting van Gezamenlijke Ontwikkeling Uniforme rijksDesktop. Elk departement heeft nu nog zijn eigen ICT-architectuur en applicaties. Ambtenaren kunnen niet op andermans departement inloggen. Dat gaat veranderen. Het kabinet wenst meer ambtelijke flexibiliteit, mobiliteit en interdepartementale uitwisseling te zien ICT is één van de sleutels. Getronics werkt in opdracht van de rijksoverheid aan de gestandaardiseerde werkplek voor ambtenaren op zeven verschillende departementen. Wie dan denkt aan handig geplaatste stopcontacten, ultramoderne bekabeling en andere fysieke extra’s in een gebouw, denkt de verkeerde kant op, zegt Frits van Endhoven (vanuit
Getronics verantwoordelijk voor de relatie met het ministerie van VROM en het Kadaster en betrokken bij interdepartementale projecten). Het gaat niet om de inrichting van een gebouw, maar om de architectuur van de ICT-voorziening. Van Endhoven: ‘Wij realiseren werkplekken die op afstand beheerd gaan worden. Getronics is na een Europese aanbesteding geselecteerd om die werkplek uit te rollen. Dat betekent dat we de architectuur van de werkplek leveren voor zeven departementen en een deel van hun diensten (22 partijen in de overheid), samen ongeveer 21.000 werkplekken. Het Shared Service Center op het ministerie van Verkeer en Waterstaat gaat de werkplek beheren.’
overal inloggen Van Endhoven: ‘Wij hebben tot taak de ICT- voorziening generiek uit te rollen, op maat voor de overheid. Dat is ongelooflijk interessant. De overheid gaat daarmee de weg op die het bedrijfsleven al is ingeslagen, het leidt tot meer modern en flexibel werken De Taakstelling Rijksoverheid en de Nota Nederland Open
in Verbinding vormen hiervoor de basis. De werknemer, de ambtenaar, kan overal inloggen. Ook thuis, ook in het buitenland. Dat is een niet te stuiten ontwikkeling.’ De Rijksgebouwendienst heeft daarin een belangrijke rol. ‘Een gebouw moet straks ook ICT-ready opgeleverd worden. Net als water en elektra is ICT straks een standaardvoorziening die aanwezig is als je een gebouw betrekt’. Van Endhoven is ervan overtuigd, dat de ontwikkelingen deze kant opgaan: ‘De richting van de route is duidelijk, en naar mijn inschatting zijn we het point of no return gepasseerd. Wanneer we het doel exact bereiken, dat kan ik niet zeggen. De Digitale Werkomgeving Rijksdienst (DWR) voor de rijksambtenaren van de beleidskernen wordt volgens de officiele tijdlijn verwacht te zijn bereikt eind 2011. De uiteindelijke Rijkswerkplek is in 2020 gerealiseerd. Dan hebben de Rijksambtenaren 1 toegangspas voor gebouw en computer, 1 emailadres, 1 intranet, 1 rijkslogo en huisstijl. Men kan dan echt plaats-, tijd- en apparaat- onafhankelijk binnen en buiten de Rijkskantoren werken’.
Naast de zeven departementen die in samenwerking met Getronics het project GOUD vanaf 7 april uitrollen, gaat er op het ministerie van VROM een eigen ICT-vernieuwing plaatsvinden. Van Endhoven: ‘VROM krijgt de –wat wij noemen- Future Ready Workspace, een concept dat Getronics ontwikkelde. Dat is uiterlijk 1 september van dit jaar klaar. De FRW en GOUD stimuleren elkaar.’ Uit zijn woorden blijkt dat de architecten van de ICT-infrastructuur met instemming kijken naar het strippen van het VROM-hoofdkantoor aan de Rijnstraat in den Haag. Als dat vervolgens helemaal opnieuw wordt opgebouwd, zit daar het neusje van de zalm aan nieuwe bekabeling in, en dan kan een rijksgebouw een stapje dichter herrijzen als ‘intelligent gebouw’. Dat is de toekomst, zegt Van Endhoven: alle slimme voorzieningen, alle technische oplossingen gecombineerd, waardoor een gebouw ontstaat dat ideaal is voor de gebruikers en bezoekers, duurzaam en milieuzuinig te exploiteren.
JJ
48
stedenbouw
bouwen een essentiële voorziening is. Alleen bakstenen leveren aan de ambtenaren die een gebouw gaan gebruiken, die tijd is geweest. Wie wil, leest dat ook in de missie van de Rijksgebouwendienst: ‘De Rijksgebouwendienst draagt bij aan het succesvol functioneren van zijn klanten door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen.’ Het gaat er niet om dat de Rijksgebouwendienst nieuwe taken zelf gaat uitvoeren. Maar zij kan opdrachtgever zijn, en dan actief nieuwe partners contracteren, zowel publiek als privaat. Klanten brengen hun pc’s, laptops en papieren mee. De Rijksgebouwendienst organiseert de rest. Ze sluit partnerschappen
monumenten met private en publieke partijen die diensten en goederen leveren. Merijn Zee, senior ICT- en huisvestingsadviseur bij de Rijksgebouwendienst is een pleitbezorger van het Beatrixpark. Hij licht toe: ‘Met een gemeenschappelijke infrastructuur kun je voorkomen dat functies en apparaten per huurder moeten worden herhaald. Met investeringen in de kwaliteit van de infrastructuur in combinatie met goede prestatieafspraken krijgt de huurder een betere en duurzamere infrastructuur tegen lagere kosten. Wij, de Rijksgebouwendienst, leren in het Beatrixpark hoe het is om voor het eerst eigenaar en opdrachtgever te zijn van de complete installatie’.
architectuur
architectuurbeleid
In het Rijkskantoor wordt een en hetzelfde ICT-netwerk door alle huurders tegelijkertijd gebruikt. Dat betekent, in vergelijking met traditionele verzamelkantoren, minder netwerkapparatuur en ook minder koeling van deze apparatuur, dus energiebesparing. De Rijksgebouwendienst becijfert dat met vijf gebruikende instanties in dit pand de energiebesparing kan oplopen tot 150.000 Kwh per jaar, gelijk aan vermindering van de CO2 uitstoot met 90 ton per jaar.
handboek De afdeling van Zee heeft een lange historie als adviseur over ICT in rijksgebouwen. Het Handboek ICT Beka-
kunst
beling en Huisvesting Overheid, in de wandeling het HIB, bestaat (aanvankelijk als HUB) al sinds 1996. Het werd een standaard-adviesboek in de hele rijksdienst. Ooit ging het alleen over kabels, nu is het werkterrein veel breder. Zee: ‘Vroeger hadden we alleen te maken met telefoon en ICT. Nu gaat het ook om aansluiting van gebouwinstallaties op het data-netwerk. In het Beatrixpark sturen we de verlichting in het vergadercentrum aan via het zelfde netwerk als waarop de pc’s van de huurders zijn aangesloten. Een gebouw zonder netwerk heeft geen waarde meer’. Hij ziet ontwikkelingen in en buiten Nederland waarin ambities groeien
stedenbouw
architectuur
architectuurbeleid
kunst
49
naar duurzaamheid, comfort, intelligente gebouwen met visuele terugkoppeling naar individuele gebruikers. ‘De drijvende kracht hierachter is het ICT-netwerk’, zegt Zee. Het Beatrixpark verkeert nog in het stadium van een experiment. De vraag blijft: ‘wat verwachten de gebruikers van de Rijksgebouwendienst?’ Hoofdzaak hier is het delen van ICT-voorzieningen tussen huurders, ongeacht het departement waarvan de ambtenaar afkomstig is. Ook de procedure om het zover te brengen was een experiment. Het ging zo: de Rijksgebouwendienst beschreef de diensten, twee publieke partners (een ICT- en een facilitaire dienstverlener, elk van een departement) namen de uitvoering op hun schouders. Voor het ontwerp van de netwerktechniek werden de private ondernemingen Cisco en Getronics ingehuurd. Zij worden aangestuurd door de Rijksgebouwendienst, die dat doet samen met de ICT-mensen van EZ, SZ en Landbouw. Merijn Zee hierover: ‘Ook dit is een mooi voorbeeld van publiek-private samenwerking in partnerschap’.
uitwisselbare werkplek
Beelden van het snoerloze werken in Westraven
monumenten
Bij de opening van het Beatrixpark, een jaar geleden, zei directeur-generaal Jägers dat ‘de kers’ op dat project nog ontbreekt: hij doelde op de persoonlijke ICT-middelen. Daaraan wordt gewerkt in het programma de Digitale Werkomgeving Rijksdienst. Voorloper daarop is GOUD, intussen in de fase van ‘uitrol’. GOUD is de afkorting van Gezamenlijke Ontwikkeling Uniforme rijksDesktop. Elk departement heeft nu nog zijn eigen ICT-architectuur en applicaties. Ambtenaren kunnen niet op andermans departement inloggen. Dat gaat veranderen. Het kabinet wenst meer ambtelijke flexibiliteit, mobiliteit en interdepartementale uitwisseling te zien ICT is één van de sleutels. Getronics werkt in opdracht van de rijksoverheid aan de gestandaardiseerde werkplek voor ambtenaren op zeven verschillende departementen. Wie dan denkt aan handig geplaatste stopcontacten, ultramoderne bekabeling en andere fysieke extra’s in een gebouw, denkt de verkeerde kant op, zegt Frits van Endhoven (vanuit
Getronics verantwoordelijk voor de relatie met het ministerie van VROM en het Kadaster en betrokken bij interdepartementale projecten). Het gaat niet om de inrichting van een gebouw, maar om de architectuur van de ICT-voorziening. Van Endhoven: ‘Wij realiseren werkplekken die op afstand beheerd gaan worden. Getronics is na een Europese aanbesteding geselecteerd om die werkplek uit te rollen. Dat betekent dat we de architectuur van de werkplek leveren voor zeven departementen en een deel van hun diensten (22 partijen in de overheid), samen ongeveer 21.000 werkplekken. Het Shared Service Center op het ministerie van Verkeer en Waterstaat gaat de werkplek beheren.’
overal inloggen Van Endhoven: ‘Wij hebben tot taak de ICT- voorziening generiek uit te rollen, op maat voor de overheid. Dat is ongelooflijk interessant. De overheid gaat daarmee de weg op die het bedrijfsleven al is ingeslagen, het leidt tot meer modern en flexibel werken De Taakstelling Rijksoverheid en de Nota Nederland Open
in Verbinding vormen hiervoor de basis. De werknemer, de ambtenaar, kan overal inloggen. Ook thuis, ook in het buitenland. Dat is een niet te stuiten ontwikkeling.’ De Rijksgebouwendienst heeft daarin een belangrijke rol. ‘Een gebouw moet straks ook ICT-ready opgeleverd worden. Net als water en elektra is ICT straks een standaardvoorziening die aanwezig is als je een gebouw betrekt’. Van Endhoven is ervan overtuigd, dat de ontwikkelingen deze kant opgaan: ‘De richting van de route is duidelijk, en naar mijn inschatting zijn we het point of no return gepasseerd. Wanneer we het doel exact bereiken, dat kan ik niet zeggen. De Digitale Werkomgeving Rijksdienst (DWR) voor de rijksambtenaren van de beleidskernen wordt volgens de officiele tijdlijn verwacht te zijn bereikt eind 2011. De uiteindelijke Rijkswerkplek is in 2020 gerealiseerd. Dan hebben de Rijksambtenaren 1 toegangspas voor gebouw en computer, 1 emailadres, 1 intranet, 1 rijkslogo en huisstijl. Men kan dan echt plaats-, tijd- en apparaat- onafhankelijk binnen en buiten de Rijkskantoren werken’.
Naast de zeven departementen die in samenwerking met Getronics het project GOUD vanaf 7 april uitrollen, gaat er op het ministerie van VROM een eigen ICT-vernieuwing plaatsvinden. Van Endhoven: ‘VROM krijgt de –wat wij noemen- Future Ready Workspace, een concept dat Getronics ontwikkelde. Dat is uiterlijk 1 september van dit jaar klaar. De FRW en GOUD stimuleren elkaar.’ Uit zijn woorden blijkt dat de architecten van de ICT-infrastructuur met instemming kijken naar het strippen van het VROM-hoofdkantoor aan de Rijnstraat in den Haag. Als dat vervolgens helemaal opnieuw wordt opgebouwd, zit daar het neusje van de zalm aan nieuwe bekabeling in, en dan kan een rijksgebouw een stapje dichter herrijzen als ‘intelligent gebouw’. Dat is de toekomst, zegt Van Endhoven: alle slimme voorzieningen, alle technische oplossingen gecombineerd, waardoor een gebouw ontstaat dat ideaal is voor de gebruikers en bezoekers, duurzaam en milieuzuinig te exploiteren.
JJ
50
monumenten
National Gallery of Ireland Ruysdael&De Keyser
stedenbouw
G.Valck 1695
Architectuurhistorie nu blootgelegd Tekst: Frank van de Poll
andere smaken
Een besluit over Soestdijk kan niet zonder kennis van het gebouw Voor het eerst is nu de bouwgeschiedenis van Paleis Soestdijk in kaart gebracht. Er is onderzoek gedaan naar de tuin- en landschapsarchitectuur, de archeologie en de historische geografie. De gegevens zijn vewerkt in een database die in de toekomst bruikbaar zal zijn voor soortgelijke studies. Soestdijk als ‘testcase’.
‘Soestdijk is eigenlijk ontworpen als een etalage van de monarchie’, zegt Corjan van der Peet halverwege het interview opeens. En inderdaad, eigenlijk is er geen betere omschrijving te bedenken die in een zin zo kernachtig samenvat wat Soestdijk precies vertegenwoordigt. Het paleis was een gift van het Nederlandse volk aan kroonprins Willem omdat hij zich zo kranig had gedragen tijdens de Slag bij Waterloo in 1815. Maar het was ook bedoeld als een schouwtoneel, gelegen langs een openbare weg tussen Amsterdam en Amersfoort, waar het gewone volk zich kon vergapen aan de zomerresidentie van de toekomstige koning, als symbool van het prille koninkrijk. Ook later, en vooral in de periode van Juliana, toen Soestdijk permanent door de koninklijke familie in gebruik werd genomen, was het de plek die het meest werd geassocieerd met het Nederlandse vorstenhuis. Er ging geen dag voorbij of er stonden wel groepjes mensen bij de ingang van het paleis te posten in de hoop een glimp van de koningin of de prinsesjes op te kunnen vangen. We praten met Van der Peet, coördinator monumenten bij Atelier Rijksbouwmeester en Jan Kamphuis, monumenten adviseur bij de Directie A&A van de Rijksgebouwen dienst, over de geschiedenis van Soestdijk en de verschillende onderzoeken die de laatste jaren zijn gedaan om de cultuurhistorische waarden van het paleis en alles wat daarbij hoort helder in kaart te brengen. ‘Als je de juiste beslissingen wilt nemen over Soestdijk dan zul je eerst alles over het gebouw moeten weten’, zegt Kamphuis. ‘En dat was nu precies wat er aan ontbrak. Er was nauwelijks iets over de geschiedenis en het gebruik van het paleis bekend, hooguit wat algemene informatie over de bewoners, maar er waren geen diepgravende architectuur- of bouwhistorische publicaties waar we gebruik van konden maken. Goed beschouwd was er vanwege de jarenlange ontoegankelijkheid onvoldoende informatie naar hedendaagse maatstaven; eigenlijk niets.’
vormgeverswereld Toen prins Bernhard als laatste bewoner van Soestdijk in december 2004 overleed was er nog geen
monumenten
architectuur
uitgekristalliseerde visie over wat er met het paleis moest gebeuren. ‘Omdat het Rijk sinds 1971 eigenaar van het paleis is, heeft de Rijksgebouwendienst begin 2005 een bouwhistorische verkenning en een bouwhistorische waardestelling gedaan, een quickscan, waarbij in een snelle rondgang door het paleis werd aangegeven wat wij cultuurhistorisch van belang vonden’, legt Van der Peet uit. Een heel bijzonder aspect bijvoorbeeld is de in de jaren ’30 rechts naast het corps de logis geheel ingebouwde villa voor prinses Juliana en prins Bernhard, gebouwd en ingericht door de top van de toenmalige Nederlandse architecten- en vormgeverswereld. Tegelijkertijd (eveneens in 2005)werd door het Rijk en het Hof een commissie ingesteld, de Commissie Jesserun, om te bepalen wat vanuit cultuurhistorische perspectief tot de vaste inventaris van Soestdijk behoorde en wat elders kon worden ondergebracht. Men vond dat er voldoende cultuurhistorische waarden in het paleis aanwezig waren om bepaalde inrichtingsstukken tot de vaste inrichting van Soestdijk te bestemmen. Vervolgens werd het Bureau voor Bouwhistorie en Architectuur geschiedenis uit Utrecht gevraagd om een uitgebreid onderzoek te doen naar de bouw- en bewoningsgeschiedenis van Paleis Soestdijk en de bijgebouwen. Het ging om een multidisciplinaire aanpak waarbij niet alleen gekeken werd naar de bouwgeschiedenis, maar ook naar elementen van de tuin- en landschapshistorie, archeologie en de historische geografie. Ondertussen werd aan de hand van de resultaten van de quickscan een museale route opgesteld en werd besloten om het paleis gedurende de onderzoeksperiode open te stellen voor bezichtiging. Kamphuis: ‘Dat tweede uitgebreide cultuurhistorisch onderzoek was een enorme operatie en leverde zo verschrikkelijk veel informatie op dat dat niet allemaal meer in één rapport kon worden gestopt. Dat zou volstrekt onhanteerbaar zijn. Het ging niet alleen om resultaten uit archief- en literatuuronderzoek maar ook om enorme hoeveelheden bouwtekeningen, foto’s en zelfs verslagen van interviews van medewerkers die de tijd
architectuurbeleid
van Wilhelmina nog hadden meegemaakt. Een stukje oral history dus’.
kunst
51
naire onderzoeksaanpak dan alleen maar een beperkt bouwhistorisch onderzoek.
website Daarom werd besloten deze enorme brij aan gegevens te bundelen en op te slaan in de Onderzoeksassistent, een dynamische onderzoeksomgeving met een besloten website waarin alle informatie wordt bijgehouden. En waarmee ook ‘op methodologische wijze’ de mogelijkheid ontstaat om dwarsverbanden te leggen zodat alle gegevens als puzzelstukjes aan elkaar kunnen worden gekoppeld en geïnterpreteerd. Een niet onbelangrijk voordeel. Essentieel bij dit soort onderzoeken is natuurlijk ook dat er een uniforme wijze wordt aangehouden waarop cultuurhistorische onderzoeken worden verricht. En daarbij gaat het niet alleen om eenduidige onderzoekscriteria maar ook om een consistente terminologie van de waardestellingen, al was het maar om bijvoorbeeld de verschillende bouwhistorische rapporten met elkaar te kunnen vergelijken. Of om gebruikt te worden als betrouwbare, objectief verkregen informatie door andere instellingen, zoals bijvoorbeeld de RACM, die de waardestellingen heeft gebruikt als onderlegger bij het opstellen van de nu ook vernieuwde redengevende omschrijving van Paleis Soestdijk in het register van Rijksmonumenten. Objectivering van onderzoeksgegevens is dus belangrijk om een serieuze rol te kunnen spelen bij beslissingen over de toekomst van monumenten. Als aanzet hiertoe werd in 2000 een gezamenlijke brochure uitgegeven door een aantal betrokken instanties. Inmiddels worden deze ‘Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek’ gereviseerd, vooral omdat de laatste jaren veel meer wordt uitgegaan van een vraaggestuurde en multidiscipli-
toekomst ‘Nut en noodzaak van een grootschalig cultuurhistorisch onderzoek bij grote complexen als Soestdijk wordt steeds meer door iedereen onderkend’, zegt Van der Peet. ‘Het geeft de potenties en de begrenzingen van het paleis duidelijk weer zonder dat het dwingend is. De onderzoeksresultaten kunnen worden aangewend in de besluitvorming over de toekomst van Soestdijk samen met andere belangen, zoals allerlei financieel-economische afwegingen. De waardestellingen zijn bedoeld om straks de besluitvormers in staat te stellen om tot een integrale en verantwoorde toekomstvisie voor het Paleis Soestdijk te komen’. En valt er over de toekomst van Paleis Soestdijk al iets te zeggen? Nee’’ , zegt Van der Peet, ‘al zou je je kunnen voorstellen dat een deel van het complex straks voor het publiek geopend gaat worden. Je kunt er eenvoudigweg niet overal harde functies instoppen, daarvoor is het gebouw veel te kwetsbaar, de ruimtes met hun gevoelige inrichting zijn in veel gevallen te klein. Voor het grote publiek geldt Soestdijk nog steeds als een belangrijk icoon, waarin het recente verleden belangrijke historische gebeurtenissen hebben plaats gevonden. Dus waarom niet tenminste een gedeeltelijke publieke functie? Het zou me niet verbazen als het deze kant op gaat’.
JJ
Letterenbibliotheek Goetghebuer 1827
50
monumenten
National Gallery of Ireland Ruysdael&De Keyser
stedenbouw
G.Valck 1695
Architectuurhistorie nu blootgelegd Tekst: Frank van de Poll
andere smaken
Een besluit over Soestdijk kan niet zonder kennis van het gebouw Voor het eerst is nu de bouwgeschiedenis van Paleis Soestdijk in kaart gebracht. Er is onderzoek gedaan naar de tuin- en landschapsarchitectuur, de archeologie en de historische geografie. De gegevens zijn vewerkt in een database die in de toekomst bruikbaar zal zijn voor soortgelijke studies. Soestdijk als ‘testcase’.
‘Soestdijk is eigenlijk ontworpen als een etalage van de monarchie’, zegt Corjan van der Peet halverwege het interview opeens. En inderdaad, eigenlijk is er geen betere omschrijving te bedenken die in een zin zo kernachtig samenvat wat Soestdijk precies vertegenwoordigt. Het paleis was een gift van het Nederlandse volk aan kroonprins Willem omdat hij zich zo kranig had gedragen tijdens de Slag bij Waterloo in 1815. Maar het was ook bedoeld als een schouwtoneel, gelegen langs een openbare weg tussen Amsterdam en Amersfoort, waar het gewone volk zich kon vergapen aan de zomerresidentie van de toekomstige koning, als symbool van het prille koninkrijk. Ook later, en vooral in de periode van Juliana, toen Soestdijk permanent door de koninklijke familie in gebruik werd genomen, was het de plek die het meest werd geassocieerd met het Nederlandse vorstenhuis. Er ging geen dag voorbij of er stonden wel groepjes mensen bij de ingang van het paleis te posten in de hoop een glimp van de koningin of de prinsesjes op te kunnen vangen. We praten met Van der Peet, coördinator monumenten bij Atelier Rijksbouwmeester en Jan Kamphuis, monumenten adviseur bij de Directie A&A van de Rijksgebouwen dienst, over de geschiedenis van Soestdijk en de verschillende onderzoeken die de laatste jaren zijn gedaan om de cultuurhistorische waarden van het paleis en alles wat daarbij hoort helder in kaart te brengen. ‘Als je de juiste beslissingen wilt nemen over Soestdijk dan zul je eerst alles over het gebouw moeten weten’, zegt Kamphuis. ‘En dat was nu precies wat er aan ontbrak. Er was nauwelijks iets over de geschiedenis en het gebruik van het paleis bekend, hooguit wat algemene informatie over de bewoners, maar er waren geen diepgravende architectuur- of bouwhistorische publicaties waar we gebruik van konden maken. Goed beschouwd was er vanwege de jarenlange ontoegankelijkheid onvoldoende informatie naar hedendaagse maatstaven; eigenlijk niets.’
vormgeverswereld Toen prins Bernhard als laatste bewoner van Soestdijk in december 2004 overleed was er nog geen
monumenten
architectuur
uitgekristalliseerde visie over wat er met het paleis moest gebeuren. ‘Omdat het Rijk sinds 1971 eigenaar van het paleis is, heeft de Rijksgebouwendienst begin 2005 een bouwhistorische verkenning en een bouwhistorische waardestelling gedaan, een quickscan, waarbij in een snelle rondgang door het paleis werd aangegeven wat wij cultuurhistorisch van belang vonden’, legt Van der Peet uit. Een heel bijzonder aspect bijvoorbeeld is de in de jaren ’30 rechts naast het corps de logis geheel ingebouwde villa voor prinses Juliana en prins Bernhard, gebouwd en ingericht door de top van de toenmalige Nederlandse architecten- en vormgeverswereld. Tegelijkertijd (eveneens in 2005)werd door het Rijk en het Hof een commissie ingesteld, de Commissie Jesserun, om te bepalen wat vanuit cultuurhistorische perspectief tot de vaste inventaris van Soestdijk behoorde en wat elders kon worden ondergebracht. Men vond dat er voldoende cultuurhistorische waarden in het paleis aanwezig waren om bepaalde inrichtingsstukken tot de vaste inrichting van Soestdijk te bestemmen. Vervolgens werd het Bureau voor Bouwhistorie en Architectuur geschiedenis uit Utrecht gevraagd om een uitgebreid onderzoek te doen naar de bouw- en bewoningsgeschiedenis van Paleis Soestdijk en de bijgebouwen. Het ging om een multidisciplinaire aanpak waarbij niet alleen gekeken werd naar de bouwgeschiedenis, maar ook naar elementen van de tuin- en landschapshistorie, archeologie en de historische geografie. Ondertussen werd aan de hand van de resultaten van de quickscan een museale route opgesteld en werd besloten om het paleis gedurende de onderzoeksperiode open te stellen voor bezichtiging. Kamphuis: ‘Dat tweede uitgebreide cultuurhistorisch onderzoek was een enorme operatie en leverde zo verschrikkelijk veel informatie op dat dat niet allemaal meer in één rapport kon worden gestopt. Dat zou volstrekt onhanteerbaar zijn. Het ging niet alleen om resultaten uit archief- en literatuuronderzoek maar ook om enorme hoeveelheden bouwtekeningen, foto’s en zelfs verslagen van interviews van medewerkers die de tijd
architectuurbeleid
van Wilhelmina nog hadden meegemaakt. Een stukje oral history dus’.
kunst
51
naire onderzoeksaanpak dan alleen maar een beperkt bouwhistorisch onderzoek.
website Daarom werd besloten deze enorme brij aan gegevens te bundelen en op te slaan in de Onderzoeksassistent, een dynamische onderzoeksomgeving met een besloten website waarin alle informatie wordt bijgehouden. En waarmee ook ‘op methodologische wijze’ de mogelijkheid ontstaat om dwarsverbanden te leggen zodat alle gegevens als puzzelstukjes aan elkaar kunnen worden gekoppeld en geïnterpreteerd. Een niet onbelangrijk voordeel. Essentieel bij dit soort onderzoeken is natuurlijk ook dat er een uniforme wijze wordt aangehouden waarop cultuurhistorische onderzoeken worden verricht. En daarbij gaat het niet alleen om eenduidige onderzoekscriteria maar ook om een consistente terminologie van de waardestellingen, al was het maar om bijvoorbeeld de verschillende bouwhistorische rapporten met elkaar te kunnen vergelijken. Of om gebruikt te worden als betrouwbare, objectief verkregen informatie door andere instellingen, zoals bijvoorbeeld de RACM, die de waardestellingen heeft gebruikt als onderlegger bij het opstellen van de nu ook vernieuwde redengevende omschrijving van Paleis Soestdijk in het register van Rijksmonumenten. Objectivering van onderzoeksgegevens is dus belangrijk om een serieuze rol te kunnen spelen bij beslissingen over de toekomst van monumenten. Als aanzet hiertoe werd in 2000 een gezamenlijke brochure uitgegeven door een aantal betrokken instanties. Inmiddels worden deze ‘Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek’ gereviseerd, vooral omdat de laatste jaren veel meer wordt uitgegaan van een vraaggestuurde en multidiscipli-
toekomst ‘Nut en noodzaak van een grootschalig cultuurhistorisch onderzoek bij grote complexen als Soestdijk wordt steeds meer door iedereen onderkend’, zegt Van der Peet. ‘Het geeft de potenties en de begrenzingen van het paleis duidelijk weer zonder dat het dwingend is. De onderzoeksresultaten kunnen worden aangewend in de besluitvorming over de toekomst van Soestdijk samen met andere belangen, zoals allerlei financieel-economische afwegingen. De waardestellingen zijn bedoeld om straks de besluitvormers in staat te stellen om tot een integrale en verantwoorde toekomstvisie voor het Paleis Soestdijk te komen’. En valt er over de toekomst van Paleis Soestdijk al iets te zeggen? Nee’’ , zegt Van der Peet, ‘al zou je je kunnen voorstellen dat een deel van het complex straks voor het publiek geopend gaat worden. Je kunt er eenvoudigweg niet overal harde functies instoppen, daarvoor is het gebouw veel te kwetsbaar, de ruimtes met hun gevoelige inrichting zijn in veel gevallen te klein. Voor het grote publiek geldt Soestdijk nog steeds als een belangrijk icoon, waarin het recente verleden belangrijke historische gebeurtenissen hebben plaats gevonden. Dus waarom niet tenminste een gedeeltelijke publieke functie? Het zou me niet verbazen als het deze kant op gaat’.
JJ
Letterenbibliotheek Goetghebuer 1827
52
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Kunstadviseurs van het Atelier Rijksgebouwendienst begeleiden opdrachten in het kader van de percentageregeling beeldende kunst bij rijksgebouwen. Alleen passie voor kunst is niet genoeg, adviseurs dienen ook over de nodige diplomatie te beschikken.
Jan van Munster
‘Anders, met een hoofdletter A, dat is wat we willen.’ andere smaken Tekst: Xandra de Jongh Fotografie: Janine Schrijver
stedenbouw Er wordt in Nederland nogal eens geklaagd over het (historisch) ontbreken van een vanzelfsprekende rol van de staat als mecenas van de kunst. Wat critici gemakshalve vergeten of niet weten is dat de Nederlandse overheid een van de grootste opdrachtgevers van beeldende kunst is ter wereld. In het kader van de percentageregeling beeldende kunst bij rijksgebouwen wordt een bepaald percentage van de bouwkosten van een gebouw of project besteed aan beeldende kunst. De kunstadviseurs van het Atelier Rijksgebouwendienst vervullen daarbij een centrale rol. Formeel is de Rijksgebouwendienst de opdrachtgever, maar het zijn de adviseurs die ervoor zorgen dat de kunstopdrachten gesmeerd verlopen. Zij adviseren niet langs de zijlijn, maar gaan actief op zoek naar een kunstenaar die de perfect match vormt voor de opdracht. De juiste chemie tussen gebouw, kunst en gebruiker is immers essentieel voor een geslaagd project. Geen sinecure, de betrokken partijen - van architect tot eindgebruiker, vertegenwoordigd in een
Kunstadviseurs van het Atelier Rijksgebouwen dienst begeleiden opdrachten in het kader van de percentageregeling beeldende kunst bij rijksgebouwen. Alleen passie voor kunst is niet genoeg, adviseurs dienen ook over de nodige diplomatie te beschikken.
monumenten
architectuur
kunstcommissie, hebben allen een stem in het kapittel. Een consensus is van groot belang. Het maakt van de kunstadviseur in zekere zin een kunstdiplomaat. Met alleen passie voor (de noodzaak van) kunst ben je er niet, het werk vereist veel geduld, veel praten en veel sturen. ‘Het moeilijke van ons werk is dat alle betrokken partijen uiteindelijk moeten kunnen leven met de keuzes die zijn gemaakt. Formeel zijn wij adviseur, en is de projectmanager van de rijksgebouwendienst, die het bouwproject begeleidt, de opdrachtgever. De kunstcommissie, waarvan wij ook deel uitmaken, adviseert de projectmanager. De projectmanager neemt formeel de besluiten, maar wel in de geest van zo’n kunstcommissie. Het is een super poldermodel’, aldus Hans van den Ban. Als kunstcoördinator is hij als enige van de kunstadviseurs voor onbepaalde tijd in dienst bij het atelier Rijksbouwmeester. De andere adviseurs, op dit moment Esther Vonk, Tanja Karreman en Mique Eggermont, rouleren.
architectuurbeleid
In principe is de percentageregeling een verplichte regeling, maar soms is er bij de eindgebruiker weinig zin in kunst. Het is aan de kunstadviseur om die houding open te breken. Tanja Karreman: ‘Laatst was ik bij het Letterkundig Museum. Ze gaven aan geen kunst meer te willen, want “het was al zo vol.” De kunst is dan, een in dit geval extreem, standpunt uiteindelijk terug zien te draaien, zonder dat het als opdringen wordt ervaren.’ Eggermont valt haar bij: ‘Als kunstadviseur bij het atelier Rijksbouwmeester moet je veel geduld hebben, beschikken over een lange adem. Er zijn veel belanghebbende partijen die het lang niet altijd met elkaar eens zijn. Als adviseur moet je dus veel overtuigen. En vertalen. Je moet de wensen van de opdrachtgever zien te vertalen in een kwalitatief eindproduct.’
succesnummer Volgens Van den Ban komt het niet toepassen van de percentageregeling eigenlijk niet voor, er blijft gezocht worden naar een mogelijk-
kunst
53
heid. ‘Mensen hebben vaak ook een simpele voorstelling van kunst, denken daarbij alleen aan een schilderij of beeld. Het kan natuurlijk ook een publicatie, een onderzoek, een tentoonstelling zijn; het kan allerlei vormen aannemen.’ Hij noemt als voorbeeld de sportkooi, die Willem van der Sluis ontwierp als buitenruimte voor de detentieboten waarop het ministerie van Justitie asielzoekers huisvestte. Ook Justitie wilde in eerste instantie niet dat de percentageregeling werd uitgevoerd. Het ministerie moest in korte tijd huisvesting creëren voor asielzoekers, met relatief weinig middelen. Om die reden vond men het niet kies om geld aan kunst te besteden. Bovendien was de nood een tijdlang zo hoog dat moest worden uitgeweken naar detentieboten. Een situatie met ontzettend veel ruimtegebrek, laat staan voor kunst. Zonde van het geld dus, zo was de opinie en Justitie diende een verzoek in om af te zien van de percentageregeling. Van den Ban drong bij toenmalige Rijksbouwmeester Mels Crouwel aan om het verzoek niet te honoreren. Uiteindelijk kwam er zelfs een succesnummer uit. Door ruimtegebrek op de boten moesten de asielzoekers op de kade sporten. Maar bestaande sportkooien zijn duur en onaangenaam om te zien. Vormgever Willem van der Sluis werd gevraagd een bijzondere sportkooi te ontwikkelen. Van den Ban: ‘Het is een prachtig ding, waarin iedereen die terecht of onterecht moet worden opgesloten in een rothok toch kan denken: wat een mooie ruimte.’
crossover
De Belastingdienst had moeite met IK op zijn gebouw Willem van der Sluis
Het ontwerp van Van der Sluis werd een succes. De vormgever won er een designprijs mee en zijn ontwerp stond in het illustere tijdschrift Wallpaper. Inmiddels is zelfs een bestelling geplaatst voor een andere locatie. ‘Als je dat soort projecten een paar keer kan doen, dan verander je ook bij die gebruiker het beeld van ‘wat moet ik met die kunst?’ Adviseurs kiezen de laatste jaren vaker voor werk dat vroeger strikt genomen niet tot de beeldende kunst werd gerekend. Van den Ban: ‘We permitteren onszelf veel cross-overs. Opdrachten zoals aan
52
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
Kunstadviseurs van het Atelier Rijksgebouwendienst begeleiden opdrachten in het kader van de percentageregeling beeldende kunst bij rijksgebouwen. Alleen passie voor kunst is niet genoeg, adviseurs dienen ook over de nodige diplomatie te beschikken.
Jan van Munster
‘Anders, met een hoofdletter A, dat is wat we willen.’ andere smaken Tekst: Xandra de Jongh Fotografie: Janine Schrijver
stedenbouw Er wordt in Nederland nogal eens geklaagd over het (historisch) ontbreken van een vanzelfsprekende rol van de staat als mecenas van de kunst. Wat critici gemakshalve vergeten of niet weten is dat de Nederlandse overheid een van de grootste opdrachtgevers van beeldende kunst is ter wereld. In het kader van de percentageregeling beeldende kunst bij rijksgebouwen wordt een bepaald percentage van de bouwkosten van een gebouw of project besteed aan beeldende kunst. De kunstadviseurs van het Atelier Rijksgebouwendienst vervullen daarbij een centrale rol. Formeel is de Rijksgebouwendienst de opdrachtgever, maar het zijn de adviseurs die ervoor zorgen dat de kunstopdrachten gesmeerd verlopen. Zij adviseren niet langs de zijlijn, maar gaan actief op zoek naar een kunstenaar die de perfect match vormt voor de opdracht. De juiste chemie tussen gebouw, kunst en gebruiker is immers essentieel voor een geslaagd project. Geen sinecure, de betrokken partijen - van architect tot eindgebruiker, vertegenwoordigd in een
Kunstadviseurs van het Atelier Rijksgebouwen dienst begeleiden opdrachten in het kader van de percentageregeling beeldende kunst bij rijksgebouwen. Alleen passie voor kunst is niet genoeg, adviseurs dienen ook over de nodige diplomatie te beschikken.
monumenten
architectuur
kunstcommissie, hebben allen een stem in het kapittel. Een consensus is van groot belang. Het maakt van de kunstadviseur in zekere zin een kunstdiplomaat. Met alleen passie voor (de noodzaak van) kunst ben je er niet, het werk vereist veel geduld, veel praten en veel sturen. ‘Het moeilijke van ons werk is dat alle betrokken partijen uiteindelijk moeten kunnen leven met de keuzes die zijn gemaakt. Formeel zijn wij adviseur, en is de projectmanager van de rijksgebouwendienst, die het bouwproject begeleidt, de opdrachtgever. De kunstcommissie, waarvan wij ook deel uitmaken, adviseert de projectmanager. De projectmanager neemt formeel de besluiten, maar wel in de geest van zo’n kunstcommissie. Het is een super poldermodel’, aldus Hans van den Ban. Als kunstcoördinator is hij als enige van de kunstadviseurs voor onbepaalde tijd in dienst bij het atelier Rijksbouwmeester. De andere adviseurs, op dit moment Esther Vonk, Tanja Karreman en Mique Eggermont, rouleren.
architectuurbeleid
In principe is de percentageregeling een verplichte regeling, maar soms is er bij de eindgebruiker weinig zin in kunst. Het is aan de kunstadviseur om die houding open te breken. Tanja Karreman: ‘Laatst was ik bij het Letterkundig Museum. Ze gaven aan geen kunst meer te willen, want “het was al zo vol.” De kunst is dan, een in dit geval extreem, standpunt uiteindelijk terug zien te draaien, zonder dat het als opdringen wordt ervaren.’ Eggermont valt haar bij: ‘Als kunstadviseur bij het atelier Rijksbouwmeester moet je veel geduld hebben, beschikken over een lange adem. Er zijn veel belanghebbende partijen die het lang niet altijd met elkaar eens zijn. Als adviseur moet je dus veel overtuigen. En vertalen. Je moet de wensen van de opdrachtgever zien te vertalen in een kwalitatief eindproduct.’
succesnummer Volgens Van den Ban komt het niet toepassen van de percentageregeling eigenlijk niet voor, er blijft gezocht worden naar een mogelijk-
kunst
53
heid. ‘Mensen hebben vaak ook een simpele voorstelling van kunst, denken daarbij alleen aan een schilderij of beeld. Het kan natuurlijk ook een publicatie, een onderzoek, een tentoonstelling zijn; het kan allerlei vormen aannemen.’ Hij noemt als voorbeeld de sportkooi, die Willem van der Sluis ontwierp als buitenruimte voor de detentieboten waarop het ministerie van Justitie asielzoekers huisvestte. Ook Justitie wilde in eerste instantie niet dat de percentageregeling werd uitgevoerd. Het ministerie moest in korte tijd huisvesting creëren voor asielzoekers, met relatief weinig middelen. Om die reden vond men het niet kies om geld aan kunst te besteden. Bovendien was de nood een tijdlang zo hoog dat moest worden uitgeweken naar detentieboten. Een situatie met ontzettend veel ruimtegebrek, laat staan voor kunst. Zonde van het geld dus, zo was de opinie en Justitie diende een verzoek in om af te zien van de percentageregeling. Van den Ban drong bij toenmalige Rijksbouwmeester Mels Crouwel aan om het verzoek niet te honoreren. Uiteindelijk kwam er zelfs een succesnummer uit. Door ruimtegebrek op de boten moesten de asielzoekers op de kade sporten. Maar bestaande sportkooien zijn duur en onaangenaam om te zien. Vormgever Willem van der Sluis werd gevraagd een bijzondere sportkooi te ontwikkelen. Van den Ban: ‘Het is een prachtig ding, waarin iedereen die terecht of onterecht moet worden opgesloten in een rothok toch kan denken: wat een mooie ruimte.’
crossover
De Belastingdienst had moeite met IK op zijn gebouw Willem van der Sluis
Het ontwerp van Van der Sluis werd een succes. De vormgever won er een designprijs mee en zijn ontwerp stond in het illustere tijdschrift Wallpaper. Inmiddels is zelfs een bestelling geplaatst voor een andere locatie. ‘Als je dat soort projecten een paar keer kan doen, dan verander je ook bij die gebruiker het beeld van ‘wat moet ik met die kunst?’ Adviseurs kiezen de laatste jaren vaker voor werk dat vroeger strikt genomen niet tot de beeldende kunst werd gerekend. Van den Ban: ‘We permitteren onszelf veel cross-overs. Opdrachten zoals aan
54
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
55
Kunstadviseurs bij de Rijksgebouwendienst moeten diplomaten zijn
vormgever Willem van der Sluis, zouden in het verleden te onorthodox zijn geweest. Ik werk nu aan een opdracht met Patrick Van Caeckenbergh, waarin de kunstenaar samen met een architect een kunstwerk gaat bedenken dat sterk geïntegreerd is met het interieur. Dat kan van alles zijn, van een deurkruk tot een stoel of klok.’
kwaliteit Een echte signatuur van het Atelier Rijksbouwmeester is er volgens de adviseurs niet. Het atelier kiest bewust voor adviseurs met een verschillende aanpak. In het algemeen wordt geprobeerd om in de volle breedte van de internationale hedendaagse beeldende kunst te werken. Dat betekent dat ook buitenlandse kunstenaars worden gevraagd. Recente grote kunstopdrachten, zoals het onlangs opgeleverde ministerie van Financiën en het nog te bouwen complex voor het ministerie van Justitie en Binnenlandse Zaken gingen respectievelijk naar de Belg Johan Tahon en de Deen Per Kirkeby. Geluiden dat juist Nederland-
se, of zelfs regionale, kunstenaars profijt zouden moeten hebben van de percentageregeling steken dan ook de kop op. Mique Eggermont: ’Het is een tendens, ik hoor die geluiden de laatste tijd vaker bij gebruikers, maar ik vind dat nationaliteit geen criterium moet zijn. Je bent op zoek naar de juiste kunst op de juiste plek, dan moet je uit een grote vijver kunnen kiezen. Die populistische gedachte van ‘eigen volk eerst’ is iets waar we niet aan toe moeten geven.’ Volgens Van den Ban ontstaan dat soort geluiden omdat sommige mensen de regeling als een soort werkverschaffing voor kunstenaars zien. ‘En daar zijn we absoluut niet mee bezig, de percentageregeling is daar niet voor. We willen gewoon de beste kunst, zo simpel ligt het.’
schrikmoment De kunstadviseurs beamen stuk voor stuk dat in een kunstopdracht de gebruiker een belangrijk gegeven is. ‘Die moet toch een beetje de ambassadeur van het werk worden.’ Karreman: ‘Zoals Hans altijd zegt kan niet ieder kunstwerk een 10
zijn. Het komt wel eens voor dat de gebruikers tevreden zijn en ik iets minder tevreden. Maar als je iets doordrukt wat niet gewenst is kan je niet spreken van een goed kunstwerk. Aan de andere kant kan de acceptatie ook na een tijdje volgen.’ Ze noemt als voorbeeld de muurschildering van de Amerikaanse kunstenaar Raymond Pettibon voor de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Ondanks consensus over de kunstenaar kreeg het atelier bij de oplevering van het werk een zwaar conflict met de KB, die zich het eindresultaat anders hadden voorgesteld. ‘Het liefst ging het personeel er met de witkwast over heen.’ Nu, na twee jaar, begint het oordeel toch voorzichtig te kantelen. Van den Ban vindt het in zekere zin logisch dat een kunstwerk even moet bezinken. ‘De bedoeling van kunst is dat het iets nieuws laat zien, dat je in contact komt met echt iets anders. Iets wat misschien zelfs een schrikmoment oplevert. Anders, met een hoofdletter A, dat is wat we willen.’ Hij voegt daaraan toe: ‘Ik word heel wantrouwig als mensen vanaf het
Raymond Pettibon
Sam Durant
begin zeggen dat het precies zo is, zoals ze zich hadden voorgesteld. Dan denk ik: dan hadden we het net zo goed niet kunnen doen.’
Ook het neonwerk met het woord IK van Jan van Munster, dat sinds 2003 op het dak van de belastingdienst in Utrecht staat, zorgde voor verhitte gemoederen. Hoewel het IK-teken al sinds de jaren tachtig regelmatig opduikt in het werk van Jan van Munster, vatte de belastingdienst het persoonlijk op. Men was faliekant tegen het woord ik; het zou de associatie met hebzucht oproepen. Een imago dat de belastingdienst vanzelfsprekend liever vermijdt. Van den Ban: ‘We hebben vaak te maken met issues rondom het imago van de organisatie, het liefst wil men geen misverstanden, dat is politiek gevaar.’ Het tekende ook de discussie rond een ander controversieel werk dat de laatste jaren onder het Atelier werd opgeleverd: de lichtbak van de Amerikaanse kunstenaar Sam Durant voor het Paleis van Justitie in Arnhem. Op de gevel van het gebouw valt sinds 2006 te lezen: No lie can live forever. De algemene stemming onder het personeel was dat de organisatie zich niet met een dergelijke uitspraak moest adverteren. De meer-
imago Er zijn meer bekende gevallen van minder blije eindgebruikers. In 2004 leverde de Spaanse kunstenaar Lara Almarcequi op het terrein naast de Rijkswaterstaat in Rotterdam een stuk braakliggend terrein op. Het personeel was weinig gecharmeerd van het verwilderde stuk grond en had op de plek aan het water liever een paar picknicktafels gezien. En het ‘Pioniershuisje’, dat John Körmeling in 2000 op het dak van het douanekantoor in het Rotterdamse havengebied plantte, is bij kunstliefhebbers geliefd maar ter plekke gruwelt men er nog steeds van. Het douanekantoor voelde zich belachelijk gemaakt door een ‘poppenhuisje’. Huidige kunstadviseurs worden nog steeds afgerekend op dit werk. Körmeling’s huisje wordt bij nieuwe opdrachten vaak door organisaties gebruikt om aan te geven wat ze níet willen.
John Körmeling
derheid in de kunstcommissie was echter van mening dat de discussie en vragen die het werk zou oproepen interessanter was dan het ontlopen ervan.
chemie Volgens Eggermont zijn bovenstaande voorbeelden veelal terug te voeren op een slechte communicatie. ‘Inhoudelijk zijn het goede werken die in een vals licht zijn komen te staan, de dupe zijn geworden van een slechte pr.’ Van den Ban erkent dat in het verleden vanuit het atelier de keuze voor een bepaalde kunstenaar nog wel eens werd doorgedrukt. Met name in de jaren zeventig en tachtig zijn een aantal kunstwerken bij monumenten gerealiseerd, zoals een expressionistische plafondschildering in het Mauritshuis, die in hun contrast met het gebouw nogal voor conflicten zorgden. ‘Er heerste bij sommige adviseurs misschien een bepaalde arrogantie, zo van we zullen jullie wel laten zien wat moderne kunst is. Ik ga ook voor anders, maar niet ten koste van alles’, aldus Van den Ban.
De chemie van een kunstcommissie speelt een belangrijke rol in een opdracht. Naast de gebruiker heeft ook de architect vaak een uitgesproken mening over de aanwezigheid van kunst. Soms pakt zo’n lastige situatie op onvoorziene wijze positief uit. Neem de Duitse architect Hans Kollhof, die het nieuwe complex voor de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken gaat bouwen. De kunstopdracht liep in eerste instantie vast op de zeer uitgesproken opvattingen van Kollhof. De architect, die zelf een grote kunstcollectie heeft, heeft met veel ontwikkelingen in de hedendaagse kunst niet veel op. ‘En dat is nog zacht uitgedrukt’, aldus Van den Ban. De kunstcommissie kwam er niet uit. In overleg met de Secretaris-Generaals van de ministeries werd besloten om de keuze van de kunstenaar bij de architect en de Rijksbouwmeester te leggen. Het oog viel op Per Kirkeby, bekend van zijn bakstenen sculpturen, maar nu juist gekozen vanwege zijn recente werk in brons. Het is een keuze waar alle partijen uiteindelijk zeer tevre-
den mee zijn. ‘Juist datgene wat de opdracht zo moeilijk maakte, namelijk de uitgesproken filosofie van Kollhoff, heeft er aan bijgedragen dat wij zo dadelijk wellicht het laatste (Kirkeby is op leeftijd, red.), geweldige, grote beeld van Per Kirkeby krijgen. Zo bizar kan het dus lopen.’ Volgens de kunstadviseurs verloopt geen kunstopdracht hetzelfde. Soms hebben ze te maken met een ruimdenkende organisatie en is niets te gek, andere keren stuiten ze op conservatieve gedachten. Eggermont: ‘Je moet voortdurend alert zijn, ervoor zorgen dat er geen kinken in de kabels komen.’ Van den Ban vult aan: ‘Je moet heel goed kunnen analyseren, heel goed kunnen casten en heel goed met alle partijen kunnen communiceren. En als het desondanks toch misgaat moet je de zaak weer heel goed recht kunnen breien.’
JJ
54
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
55
Kunstadviseurs bij de Rijksgebouwendienst moeten diplomaten zijn
vormgever Willem van der Sluis, zouden in het verleden te onorthodox zijn geweest. Ik werk nu aan een opdracht met Patrick Van Caeckenbergh, waarin de kunstenaar samen met een architect een kunstwerk gaat bedenken dat sterk geïntegreerd is met het interieur. Dat kan van alles zijn, van een deurkruk tot een stoel of klok.’
kwaliteit Een echte signatuur van het Atelier Rijksbouwmeester is er volgens de adviseurs niet. Het atelier kiest bewust voor adviseurs met een verschillende aanpak. In het algemeen wordt geprobeerd om in de volle breedte van de internationale hedendaagse beeldende kunst te werken. Dat betekent dat ook buitenlandse kunstenaars worden gevraagd. Recente grote kunstopdrachten, zoals het onlangs opgeleverde ministerie van Financiën en het nog te bouwen complex voor het ministerie van Justitie en Binnenlandse Zaken gingen respectievelijk naar de Belg Johan Tahon en de Deen Per Kirkeby. Geluiden dat juist Nederland-
se, of zelfs regionale, kunstenaars profijt zouden moeten hebben van de percentageregeling steken dan ook de kop op. Mique Eggermont: ’Het is een tendens, ik hoor die geluiden de laatste tijd vaker bij gebruikers, maar ik vind dat nationaliteit geen criterium moet zijn. Je bent op zoek naar de juiste kunst op de juiste plek, dan moet je uit een grote vijver kunnen kiezen. Die populistische gedachte van ‘eigen volk eerst’ is iets waar we niet aan toe moeten geven.’ Volgens Van den Ban ontstaan dat soort geluiden omdat sommige mensen de regeling als een soort werkverschaffing voor kunstenaars zien. ‘En daar zijn we absoluut niet mee bezig, de percentageregeling is daar niet voor. We willen gewoon de beste kunst, zo simpel ligt het.’
schrikmoment De kunstadviseurs beamen stuk voor stuk dat in een kunstopdracht de gebruiker een belangrijk gegeven is. ‘Die moet toch een beetje de ambassadeur van het werk worden.’ Karreman: ‘Zoals Hans altijd zegt kan niet ieder kunstwerk een 10
zijn. Het komt wel eens voor dat de gebruikers tevreden zijn en ik iets minder tevreden. Maar als je iets doordrukt wat niet gewenst is kan je niet spreken van een goed kunstwerk. Aan de andere kant kan de acceptatie ook na een tijdje volgen.’ Ze noemt als voorbeeld de muurschildering van de Amerikaanse kunstenaar Raymond Pettibon voor de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Ondanks consensus over de kunstenaar kreeg het atelier bij de oplevering van het werk een zwaar conflict met de KB, die zich het eindresultaat anders hadden voorgesteld. ‘Het liefst ging het personeel er met de witkwast over heen.’ Nu, na twee jaar, begint het oordeel toch voorzichtig te kantelen. Van den Ban vindt het in zekere zin logisch dat een kunstwerk even moet bezinken. ‘De bedoeling van kunst is dat het iets nieuws laat zien, dat je in contact komt met echt iets anders. Iets wat misschien zelfs een schrikmoment oplevert. Anders, met een hoofdletter A, dat is wat we willen.’ Hij voegt daaraan toe: ‘Ik word heel wantrouwig als mensen vanaf het
Raymond Pettibon
Sam Durant
begin zeggen dat het precies zo is, zoals ze zich hadden voorgesteld. Dan denk ik: dan hadden we het net zo goed niet kunnen doen.’
Ook het neonwerk met het woord IK van Jan van Munster, dat sinds 2003 op het dak van de belastingdienst in Utrecht staat, zorgde voor verhitte gemoederen. Hoewel het IK-teken al sinds de jaren tachtig regelmatig opduikt in het werk van Jan van Munster, vatte de belastingdienst het persoonlijk op. Men was faliekant tegen het woord ik; het zou de associatie met hebzucht oproepen. Een imago dat de belastingdienst vanzelfsprekend liever vermijdt. Van den Ban: ‘We hebben vaak te maken met issues rondom het imago van de organisatie, het liefst wil men geen misverstanden, dat is politiek gevaar.’ Het tekende ook de discussie rond een ander controversieel werk dat de laatste jaren onder het Atelier werd opgeleverd: de lichtbak van de Amerikaanse kunstenaar Sam Durant voor het Paleis van Justitie in Arnhem. Op de gevel van het gebouw valt sinds 2006 te lezen: No lie can live forever. De algemene stemming onder het personeel was dat de organisatie zich niet met een dergelijke uitspraak moest adverteren. De meer-
imago Er zijn meer bekende gevallen van minder blije eindgebruikers. In 2004 leverde de Spaanse kunstenaar Lara Almarcequi op het terrein naast de Rijkswaterstaat in Rotterdam een stuk braakliggend terrein op. Het personeel was weinig gecharmeerd van het verwilderde stuk grond en had op de plek aan het water liever een paar picknicktafels gezien. En het ‘Pioniershuisje’, dat John Körmeling in 2000 op het dak van het douanekantoor in het Rotterdamse havengebied plantte, is bij kunstliefhebbers geliefd maar ter plekke gruwelt men er nog steeds van. Het douanekantoor voelde zich belachelijk gemaakt door een ‘poppenhuisje’. Huidige kunstadviseurs worden nog steeds afgerekend op dit werk. Körmeling’s huisje wordt bij nieuwe opdrachten vaak door organisaties gebruikt om aan te geven wat ze níet willen.
John Körmeling
derheid in de kunstcommissie was echter van mening dat de discussie en vragen die het werk zou oproepen interessanter was dan het ontlopen ervan.
chemie Volgens Eggermont zijn bovenstaande voorbeelden veelal terug te voeren op een slechte communicatie. ‘Inhoudelijk zijn het goede werken die in een vals licht zijn komen te staan, de dupe zijn geworden van een slechte pr.’ Van den Ban erkent dat in het verleden vanuit het atelier de keuze voor een bepaalde kunstenaar nog wel eens werd doorgedrukt. Met name in de jaren zeventig en tachtig zijn een aantal kunstwerken bij monumenten gerealiseerd, zoals een expressionistische plafondschildering in het Mauritshuis, die in hun contrast met het gebouw nogal voor conflicten zorgden. ‘Er heerste bij sommige adviseurs misschien een bepaalde arrogantie, zo van we zullen jullie wel laten zien wat moderne kunst is. Ik ga ook voor anders, maar niet ten koste van alles’, aldus Van den Ban.
De chemie van een kunstcommissie speelt een belangrijke rol in een opdracht. Naast de gebruiker heeft ook de architect vaak een uitgesproken mening over de aanwezigheid van kunst. Soms pakt zo’n lastige situatie op onvoorziene wijze positief uit. Neem de Duitse architect Hans Kollhof, die het nieuwe complex voor de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken gaat bouwen. De kunstopdracht liep in eerste instantie vast op de zeer uitgesproken opvattingen van Kollhof. De architect, die zelf een grote kunstcollectie heeft, heeft met veel ontwikkelingen in de hedendaagse kunst niet veel op. ‘En dat is nog zacht uitgedrukt’, aldus Van den Ban. De kunstcommissie kwam er niet uit. In overleg met de Secretaris-Generaals van de ministeries werd besloten om de keuze van de kunstenaar bij de architect en de Rijksbouwmeester te leggen. Het oog viel op Per Kirkeby, bekend van zijn bakstenen sculpturen, maar nu juist gekozen vanwege zijn recente werk in brons. Het is een keuze waar alle partijen uiteindelijk zeer tevre-
den mee zijn. ‘Juist datgene wat de opdracht zo moeilijk maakte, namelijk de uitgesproken filosofie van Kollhoff, heeft er aan bijgedragen dat wij zo dadelijk wellicht het laatste (Kirkeby is op leeftijd, red.), geweldige, grote beeld van Per Kirkeby krijgen. Zo bizar kan het dus lopen.’ Volgens de kunstadviseurs verloopt geen kunstopdracht hetzelfde. Soms hebben ze te maken met een ruimdenkende organisatie en is niets te gek, andere keren stuiten ze op conservatieve gedachten. Eggermont: ‘Je moet voortdurend alert zijn, ervoor zorgen dat er geen kinken in de kabels komen.’ Van den Ban vult aan: ‘Je moet heel goed kunnen analyseren, heel goed kunnen casten en heel goed met alle partijen kunnen communiceren. En als het desondanks toch misgaat moet je de zaak weer heel goed recht kunnen breien.’
JJ
56
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
57
Tekst: Ilse van Rijn Fotografie: Maarten Noordijk
Kunst in Vitrumgebouw reageert op rechtspraktijk
Wandkleden als tabbladen andere smaken
In het Vitrumgebouw, ook wel De Brug genaamd, waar een deel van de werkvertrekken van het personeel van de Amsterdamse rechtbank is ondergebracht, is een werk geïnstalleerd dat het midden houdt tussen een kunsttoepassing en een architectonische ingreep. De ontwerpers van het project, Hil Driessen en Toon van Deijne, werden in 2007 benaderd door architect Jan Bakers, die het gerechtelijke pand aan de Parnassusweg juist had gerenoveerd. Hij vroeg hun na te denken over een kunsttoepassing die tegelijkertijd de problematische akoestiek in de lange gangen zou verhelpen. Een onmogelijk verzoek, zo zou je zeggen, aangezien te betwijfelen valt of er zoiets als een ‘functioneel kunstwerk’ bestaat.
Driessen + Van Deijne ontwikkelden panelen van 2.39m hoog, wisselend van breedte, tussen de 20 en 120 cm, en variërend in dikte van 2,8 tot 7,2 cm. Deze bedekken de wanden tussen de glazen deuren die toegang verschaffen tot de kantoren van de rechters en griffiers. Door het getinte glas van de gesloten deuren schemert de helblauwe vloerbedekking van de kamers. In de gangen zelf ligt een licht, bamboe parket. Deze combinatie van gelen en blauwen komt terug in de print van de stof waarmee de panelen zijn bespannen. Kleuren lopen in elkaar over in de opdruk, tonen worden intenser of vervagen, tinten vervloeien en veranderen in vegen die beweging suggereren. Het patroon is dynamisch en contrasteert met de
gangen waar normaliter een geconcentreerde stilte heerst. Tegelijkertijd komt het dessin visueel tegemoet aan de hectiek die de rechtspraktijk achter gesloten deuren kent. Soms zijn twee of meer panelen naast elkaar gezet, meestal siert een enkel werk de muur. De visuele cadans van de bedrukte vlakken komt terug in de architectuur. Zo bepalen dragende muren de verspringende delen in de gangen waardoor een ritmische indeling van de corridors ontstaat. Én in de inrichting van Bakers, die diezelfde gangen met een veelvoud aan speels, schijnbaar ongestructureerd opgehangen lampen heeft verlicht.
nooit zomaar Met de panelen zijn zo’n 8 gangen ingericht, in totaal telt het project 196 afzonderlijke werken. Het proces voorafgaand aan dit resultaat is complex, zo vertellen Driessen + Van Deijne in hun atelier. Als ontwerpers maken ze nooit ‘zomaar’ een creatie voor een willekeurige plek. Ze streven er in hun toepassingen naar inhoudelijk te refereren aan de locatie waarvoor het project is bedoeld.
In dit geval overlegden ze niet alleen met Jan Bakers en Hans van den Ban, de coördinerend adviseur beeldende kunst van de Rijksbouwmeester, ze spraken ook met een delegatie van de rechtbank en verdiepten zich in de rechtspraktijk. De ontwerpers woonden meerdere rechtszaken bij. De enorme drukte in het hoofdgebouw van de rechtbank, waar zestig zittingzalen zijn gevestigd, viel hen op. En de stapels papieren dossiers waarmee in de rechtbank, ondanks het huidige digitale tijdperk, nog steeds wordt gewerkt. Al deze papieren worden verzameld en van elkaar gescheiden door middel van tabbladen, zo merkten ze op. Het zijn dergelijke details, als de terugkomende gekleurde labeltjes van tabvellen in de papieren archieven, die Driessen + Van Deijne fascineren. Visueel en gevoelsmatig genereren deze specifieke aspecten een zeker effect dat losjes, associatief en intuïtief wordt verwerkt in een eerste collage. Deze vormt het uitgangspunt voor het uiteindelijke werk. Ook de plooien en vouwen in de beffen en de rechterlijke toga’s keren in de collage terug.
Of de glanzende en matte materialen waarvan de karakteristieke zwarte gewaden zijn gemaakt. Zelfs de beweging en het geruis van de toga’s van de passerende rechters wordt meegenomen in deze schets, zo leggen de makers uit. In de collage figureren ‘raadsheertjes’, inktpotjes daterend uit de achttiende eeuw, naast een schaapsherder gehuld in een harige, okerkleurige, veel te grote jas. ‘We vonden dat de steriele gangen van het Vitrumgebouw een behaaglijk kleed nodig hadden. De herder herinnert ons daaraan.’
modeontwerper Na een oriënterende fase gaan Driessen + Van Deijne zelf aan de slag met stoffen en andere materialen. Driessen, die als modeontwerper is opgeleid, opent liefdevol een platte doos. Erin zitten stalen en proefjes waarin ze heeft geëxperimenteerd met, onder meer, strijkvlieseline gekleurd met ecoline. Naar de randen van de stof toe wordt het bruine pigment donkerder, als een uitgelopen inktvlek op papier. Maar ook resten damast en katoen zijn in haar adembenemende probeersels verwerkt. Vervolgens worden verscheidene gecombineerde stoffen en kleuren in ‘plooien’ op een houten ton bevestigd. Van verre lijkt de geschakeerde overdaad aan gevouwen materialen verrassend veel op het dikke, ineengezakte boek dat ze eerder in de collage lieten zien! Aan de bovenzijde van de ton is een oog bevestigd. Van Deijne demonstreert hoe, bungelend aan het ophangpunt, het model om zijn as kan draaien. En, inderdaad, ineens ‘ontstaat’ zo, door je oogharen kijkend naar de roterende
waterval van gerimpelde stof, de print, ontleend aan het rechtsambt, waarmee de gangen van het Vitrumgebouw zijn bekleed. Het is dit gesimuleerde beeld van wervelende plooien dat is gefotografeerd, opgeblazen en op het textiel is gedrukt waarmee de panelen zijn bedekt. Bij de keuze voor de materialen is rekening gehouden met de brandveiligheid. Bovendien is achter de zichtbare, bedrukte ‘huid’ een vulling aangebracht die het geluid geleidt. Hiermee is aan alle praktische eisen voldaan, van zowel architect Jan Bakers als van het personeel. Het viel niet mee de verschillende belangen en invalshoeken met elkaar te verenigen, zo benadrukt Frans Bauduin, rechter, lid van de kunstcommissie van de rechtbank en betrokken bij het project van Driessen + Van Deijne. Hij roemt vooral het innovatieve karakter van hun werk. Nieuwe materialen en technieken zijn aangewend. Bauduin wijst op de eeuwenoude traditie van gobelins, wandkleden waarin scènes uit het dagelijkse leven werden geborduurd. In navolging hiervan werden de muren van de zittingzalen van de Bossche rechtbank, bijvoorbeeld, met wandkleden behangen. Even later laat hij in het Amsterdamse hoofdgebouw van justitie een kleed van kunstenaar Toon Verhoef zien. Binnen deze geschiedenis betekent het ontwerp van Driessen + Van Deijne een belangrijke, nieuwe en alleszins spannende stap.
JJ
56
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
stedenbouw
monumenten
architectuur
architectuurbeleid
kunst
57
Tekst: Ilse van Rijn Fotografie: Maarten Noordijk
Kunst in Vitrumgebouw reageert op rechtspraktijk
Wandkleden als tabbladen andere smaken
In het Vitrumgebouw, ook wel De Brug genaamd, waar een deel van de werkvertrekken van het personeel van de Amsterdamse rechtbank is ondergebracht, is een werk geïnstalleerd dat het midden houdt tussen een kunsttoepassing en een architectonische ingreep. De ontwerpers van het project, Hil Driessen en Toon van Deijne, werden in 2007 benaderd door architect Jan Bakers, die het gerechtelijke pand aan de Parnassusweg juist had gerenoveerd. Hij vroeg hun na te denken over een kunsttoepassing die tegelijkertijd de problematische akoestiek in de lange gangen zou verhelpen. Een onmogelijk verzoek, zo zou je zeggen, aangezien te betwijfelen valt of er zoiets als een ‘functioneel kunstwerk’ bestaat.
Driessen + Van Deijne ontwikkelden panelen van 2.39m hoog, wisselend van breedte, tussen de 20 en 120 cm, en variërend in dikte van 2,8 tot 7,2 cm. Deze bedekken de wanden tussen de glazen deuren die toegang verschaffen tot de kantoren van de rechters en griffiers. Door het getinte glas van de gesloten deuren schemert de helblauwe vloerbedekking van de kamers. In de gangen zelf ligt een licht, bamboe parket. Deze combinatie van gelen en blauwen komt terug in de print van de stof waarmee de panelen zijn bespannen. Kleuren lopen in elkaar over in de opdruk, tonen worden intenser of vervagen, tinten vervloeien en veranderen in vegen die beweging suggereren. Het patroon is dynamisch en contrasteert met de
gangen waar normaliter een geconcentreerde stilte heerst. Tegelijkertijd komt het dessin visueel tegemoet aan de hectiek die de rechtspraktijk achter gesloten deuren kent. Soms zijn twee of meer panelen naast elkaar gezet, meestal siert een enkel werk de muur. De visuele cadans van de bedrukte vlakken komt terug in de architectuur. Zo bepalen dragende muren de verspringende delen in de gangen waardoor een ritmische indeling van de corridors ontstaat. Én in de inrichting van Bakers, die diezelfde gangen met een veelvoud aan speels, schijnbaar ongestructureerd opgehangen lampen heeft verlicht.
nooit zomaar Met de panelen zijn zo’n 8 gangen ingericht, in totaal telt het project 196 afzonderlijke werken. Het proces voorafgaand aan dit resultaat is complex, zo vertellen Driessen + Van Deijne in hun atelier. Als ontwerpers maken ze nooit ‘zomaar’ een creatie voor een willekeurige plek. Ze streven er in hun toepassingen naar inhoudelijk te refereren aan de locatie waarvoor het project is bedoeld.
In dit geval overlegden ze niet alleen met Jan Bakers en Hans van den Ban, de coördinerend adviseur beeldende kunst van de Rijksbouwmeester, ze spraken ook met een delegatie van de rechtbank en verdiepten zich in de rechtspraktijk. De ontwerpers woonden meerdere rechtszaken bij. De enorme drukte in het hoofdgebouw van de rechtbank, waar zestig zittingzalen zijn gevestigd, viel hen op. En de stapels papieren dossiers waarmee in de rechtbank, ondanks het huidige digitale tijdperk, nog steeds wordt gewerkt. Al deze papieren worden verzameld en van elkaar gescheiden door middel van tabbladen, zo merkten ze op. Het zijn dergelijke details, als de terugkomende gekleurde labeltjes van tabvellen in de papieren archieven, die Driessen + Van Deijne fascineren. Visueel en gevoelsmatig genereren deze specifieke aspecten een zeker effect dat losjes, associatief en intuïtief wordt verwerkt in een eerste collage. Deze vormt het uitgangspunt voor het uiteindelijke werk. Ook de plooien en vouwen in de beffen en de rechterlijke toga’s keren in de collage terug.
Of de glanzende en matte materialen waarvan de karakteristieke zwarte gewaden zijn gemaakt. Zelfs de beweging en het geruis van de toga’s van de passerende rechters wordt meegenomen in deze schets, zo leggen de makers uit. In de collage figureren ‘raadsheertjes’, inktpotjes daterend uit de achttiende eeuw, naast een schaapsherder gehuld in een harige, okerkleurige, veel te grote jas. ‘We vonden dat de steriele gangen van het Vitrumgebouw een behaaglijk kleed nodig hadden. De herder herinnert ons daaraan.’
modeontwerper Na een oriënterende fase gaan Driessen + Van Deijne zelf aan de slag met stoffen en andere materialen. Driessen, die als modeontwerper is opgeleid, opent liefdevol een platte doos. Erin zitten stalen en proefjes waarin ze heeft geëxperimenteerd met, onder meer, strijkvlieseline gekleurd met ecoline. Naar de randen van de stof toe wordt het bruine pigment donkerder, als een uitgelopen inktvlek op papier. Maar ook resten damast en katoen zijn in haar adembenemende probeersels verwerkt. Vervolgens worden verscheidene gecombineerde stoffen en kleuren in ‘plooien’ op een houten ton bevestigd. Van verre lijkt de geschakeerde overdaad aan gevouwen materialen verrassend veel op het dikke, ineengezakte boek dat ze eerder in de collage lieten zien! Aan de bovenzijde van de ton is een oog bevestigd. Van Deijne demonstreert hoe, bungelend aan het ophangpunt, het model om zijn as kan draaien. En, inderdaad, ineens ‘ontstaat’ zo, door je oogharen kijkend naar de roterende
waterval van gerimpelde stof, de print, ontleend aan het rechtsambt, waarmee de gangen van het Vitrumgebouw zijn bekleed. Het is dit gesimuleerde beeld van wervelende plooien dat is gefotografeerd, opgeblazen en op het textiel is gedrukt waarmee de panelen zijn bedekt. Bij de keuze voor de materialen is rekening gehouden met de brandveiligheid. Bovendien is achter de zichtbare, bedrukte ‘huid’ een vulling aangebracht die het geluid geleidt. Hiermee is aan alle praktische eisen voldaan, van zowel architect Jan Bakers als van het personeel. Het viel niet mee de verschillende belangen en invalshoeken met elkaar te verenigen, zo benadrukt Frans Bauduin, rechter, lid van de kunstcommissie van de rechtbank en betrokken bij het project van Driessen + Van Deijne. Hij roemt vooral het innovatieve karakter van hun werk. Nieuwe materialen en technieken zijn aangewend. Bauduin wijst op de eeuwenoude traditie van gobelins, wandkleden waarin scènes uit het dagelijkse leven werden geborduurd. In navolging hiervan werden de muren van de zittingzalen van de Bossche rechtbank, bijvoorbeeld, met wandkleden behangen. Even later laat hij in het Amsterdamse hoofdgebouw van justitie een kleed van kunstenaar Toon Verhoef zien. Binnen deze geschiedenis betekent het ontwerp van Driessen + Van Deijne een belangrijke, nieuwe en alleszins spannende stap.
JJ
58
andere smaken Tekst: Jaap Huisman
hoe era de volkshuisvesting vorm gaf Het is een vuistdik boek geworden dat Ko Blok als directievoorzitter van ERA Bouw bij zijn afscheid heeft meegekregen. En het mocht niet eens een halleluja-boek worden, zegt Blok zelf. Dat klopt ook: het is geen hagiografie van Blok maar van een mammoetonderneming die ERA is. De titel spoort dan ook volkomen met het streven om de geschiedenis van de bouwonderneming in beeld te brengen: In beton gegoten. Want ERA staat al 45 jaar rotsvast in de Nederlande bouwwereld als het gaat om woningbouw – grootschalige woningbouw. Je kunt geen Nederlandse stad binnen-rijden of je wordt geconfronteerd met sterflats of galerijflats (dat waren de jaren zestig en zeventig), geschakelde woningen of de herontwikkeling van de naoorlogse wijken, wat de meest recente opgave voor ERA is. Zoetermeer, Ommoord en Alexanderpolder in Rotterdam, de Bijlmermeer in Amsterdam, ze zijn allemaal typische producten van ERA, omdat het een van de weinige bouwers was die de woningnood kon bestrijden met ‘industriële bouw”. ERA ontwikkelde daarvoor in de jaren zestig een bouwsysteem dat het mogelijk maakte in snel tempo enorme galerijflats uit de grond te stampen. Niet bij iedereen geliefd nu, maar wel doeltreffend toen het nodig was. Typerend is de naamsverandering: van ERA Woningindustrie ging het naar ERA Woningbouw om nu gewoon ERA Bouw te heten. Het
Boeken & Expositie
is een deel geworden van de moedermaatschappij TBI. Het boek dat Kees de Graaf heeft geschreven, mag gerust een inkijk(je) in de Nederlandse volkshuisvesting worden genoemd, omdat er ook interieurs zijn vastgelegd die de mode van de jaren zestig en zeventig weerspiegelen. Lederen bankstellen, bollampen en de huisbar: daarmee is een generatie Nederlanders opgegroeid. Verder komen er deskundigen aan het woord, zoals hoogleraar Hugo Priemus en ontwikkelaar Peter Noordanus die hun visie geven op de noodzaak van betaalbare huizen voor de middengroepen. Want daarvoor bouwde ERA in de regel. Om de volkshuisvesting in zijn tijd te plaatsen, zet De Graaf de productie af tegen de muziekcultuur uit die tijd of haalt politieke gebeurtenissen aan. Dat geeft het boek een lading waardoor het uitstijgt boven de gebruikelijke parade van architectuur en stedenbouw. Als de muziek in een bepaalde tijd truttig is (Carpenters of John Denver) straalt dat af op behoudende, beetje burgerlijke huizen. Het verschijnsel bloemkoolwijk komt op. Als aids zich begint te roeren, lijkt de stad weer herontdekt te worden. Stadsvernieuwing en afwisselende wijken komen tot stand; ERA bouwt dan bijvoorbeeld mooie blokken in Nieuw-Sloten (Amsterdam) of manifesteert zich op de eerste buitenexpositie te Almere. Opmerkelijk is dat ERA zich niet in
de Vinex-wijken heeft gewaagd. Halverwege de jaren negentig besloot de directie zich vooral te bemoeien met de wijken waarmee het bedrijf groot is geworden, zoals de herontwikkeling van Amsterdam-Zuidoost of stedenbouwkundige invullingen in Rotterdam. Met name de ingrepen in de Bijlmermeer springen in het oog. Hier durft een bouwbedrijf het aan zijn eigen erfenis op de schop te nemen, laat delen van de honingraatflats afbreken en vult die aan met speelse laagbouw. Nieuwe projecten zijn communities die onder meer in Dordrecht en Rotterdam tot stand gekomen, min of meer besloten wijken waarin gelijkgestemden elkaar vinden achter kloeke bakstenen muren. Van aannemer is ERA projectontwikkelaar en nu ook conceptontwikelaar geworden. Een fraai collectief woongebouw is de Hofdame in Rotterdam waar bewoners uitkijken op een binnentuin met ruim honderd berken. Het schetst de ontwikkeling die ERA zelf heeft doorgemaakt, van een bijna zakelijke producent van anonieme, afstandelijke woningbouw naar een veel persoonlijkere bouwer die oog heeft voor de individualisering van de samenleving. In beton gegoten is zo letterlijk een monument van de Nederlandse volkshuisvesting geworden – het laat de transformatie van het wonen in al zijn facetten zien. In beton gegoten. Kees de Graaf. Uitgeverij THOTH
le medi Een van de interessantste projecten van ERA de afgelopen tijd, was de totstandkoming van Le Medi, een woongemeenschap voor oudere allochtonen in de volkswijk Bospolder-Tussendijken in Rotterdam. Het complex is ontworpen door Geurst & Schulze en heeft van buiten een Nederlands karakter gekregen maar ademt binnen een Noordafrikaanse atmosfeer. Kleurige huizen rondom een binnentuin sluiten de kille Hollandse sfeer buiten. Het inititiatief is van de restauranteigenaar Hassani Idrissi die al eerder een Marokkaanse fontein op het Noordplein liet oprichten en nu een stap verder wilde gaan: diverse culturen tot uiting brengen in de architectuur. Hij begint in 1999 een tocht langs de Rotterdamse woningcorporaties. Uiteindelijk vindt hij gehoor bij Woonbron/Maasoevers die ook wel voelt voor een wijkje waarin de bevinvloeding van de Nederlandse architectuur door andere culturen zichtbaar is. Het boekje Le Medi beschrijft de zoektocht van Idrissi en de woningcorporaties naar een geschikte plek in de stad, en welke inspiratiebronnen hem helpen, van bazaars tot moorse paleizen. De droom van Idrissi was ‘een grote riad, een mediterrane patiowoning van twee verdiepingen, met op de begane grond een aantal openbare funncties zoals een museum en een restaurant’. De
18 Voormalig hospitaal wordt hotel
56 Een esthetisch en akoestisch wandkleed
22 Koen van Velsen, nieuwe spoorbouwmeester
40 Intussen in het Rijksmuseum
08 Rijksadviseurs stellen hun prioriteiten
14 Visie op terrein Europol en Eurojust
35 Knoopkazerne Utrecht herontwikkeld
04 Wauwgebouw: 26 Coen van Oostrom, Eerste column ooit de jongste ontwikkelaar
30 Deel 2: Crisis, wat voor crisis in Shanghai?
van Nicolaas Matsier
38 Videokunst past bij kleurrijk interieur
42 Snel en duurzaam gebouw op RIVM-terrein
46 De Voorziening: de onverbiddelijke noodzaak van ICT
architect zoekt op zijn beurt naar de kwaliteit in het plan, water in de vorm van een fontein, een dicht woningblok afgewisseld met verspringende gevels en poorten. Veel aandacht is bij de uitvoering gegeven aan decoraties van balkons, erkers en hekwerken. De kopers mogen uiteindelijk zelf de kleur van hun gevel bepalen. Een pergola completeert de oase in de stad die Le Medi is geworden. Het boekje dat alleen bij ERA of Woonbron is te bestellen, is een must voor bestuurders en ontwikkelaars die willen weten hoe een moeilijk proces als dit tot een goed einde kan worden gebracht. Het resultaat is geen knieval voor Arabische replicaarchitectuur, geen Disneyland, maar een bijzonder kleurrijk hoekje van Rotterdam.
gehad, als leidraad voor de bouwvakkers en aannemers, maar ook als experimentele studie. Tegelijk spreekt Riedijk zijn zorgen uit over de gebrekkige aandacht voor tekenen in het ontwerponderwijs dat naar zijn mening al veel te veel op de praktijk is gericht. Want iets meer verbeeldingskracht kan de architect wel aan de dag leggen. Een interessant pleidooi voor de oorsprong of kern van het vak.
www.lemedi.nl
Amsterdam is op 20 juni een metro politain museum rijke: de dependance van de Hermitage uit Sint Petersburg heeft zich gevestigd in het voormalige verpleegtehuis Amstelhof op een pittoreske plaats aan de Amstel. Tien jaar geleden bedacht de directeur van de Nieuwe Kerk, Ernst Veen, dat het interessant zou als een deel van de immense collectie uit Rusland ook blijvend in Amsterdam getoond zou kunnen worden. Toen was bekend geworden dat het 400 jaar oude verpleegtehuis zou moeten vertrekken omdat het niet langer geschikt was patiënten te verplegen.
de tekening van de architect Geen architect kan zonder een tekening. Het is de bestaansreden van zijn vak. Er zijn voorbeelden te over van architectuurtekeningen die zich laten beschouwen als aparte gravures of beeldende kunst, neem het werk van Alberti, Vignola, Palladio en Scamozzi. Maar ook Bauhaus, l’Ecole des Beaux-Arts en eigentijdse Amerikaanse architecten hebben schitterende tekeningen nagelaten. Michiel Riedijk (van Neutelings Riedijk Architecten) heeft in zijn intreerede dit wat verwaarloosde aspect van zijn vak belicht – en de tekst is nu uitgegeven bij 010. De tekening is een van de vele stappen in de richting van een bouwwerk, ze is een hulpmiddel bij de gedachtenvorming en ze culmineert uiteindelijk in een bestek- en werktekeningen. In zijn intreerede gaat Riedijk de functies langs die de architectuurtekening in de geschiedenis heeft
De tekening door Michiel Riedijk. Uitgeverij 010.
expo hermitage amsterdam: open op 20 juni
Er werd een verbouwingsplan gemaakt, er werd driftig onderhandeld met de Russen die per se een 2500-tal stukken geëxposeerd wilden hebben, en er werden fondsen geworven. Voordat de crisis uitbrak stelde het VSB-fonds nog vele miljoenen ter beschikking. De Hermitage is nu klaar en het resultaat is overrompelend. Twee monumentale zalen in het H-vormig complex, balzalen gelijk, moeten
vanaf 20 juni de grote exposities brengen waarvan de eerste luidt Aan het Russische hof. Architect Evelyne Merkx (van Merkx+Girod) heeft de wanden laten beplakken met een flinterdun zilverfolie, verpakking van paaseitjes dat ze vond in het voormalige Oost-Duitsland. Hier zullen de kunstvoorwerpen, porselein, glas en schilderijen een plaats krijgen – in de enfilade van zalen ernaast worden kostuums en schoenen getoond die het daglicht minder goed verdragen. Merkx tekende ook voor het interieur, zoals ze eerder voor de Rijksgebouwendienst deed bij de Raad van State en de Trêveszaal op het Binnenhof. Haar idee was enkele accenten te leggen (gouden eieren, noemt ze die) en het verder zo simpel en zo sober te houden. De voormalige Amstelhof is met zijn nadrukkelijke geometrische compositie al imposant genoeg. De muren zijn zo gereinigd dat ze wel als nieuw ogen maar hun eeuwenoude karakter hebben behouden. De kleur van de kozijnen is van rijtuigengroen overgegaan in ossenbloedrood. Hoofdarchitect van de verbouwing was Hans van Heeswijk die eerder het Grafisch museum De Beyerd in Breda ontwierp. Hij bracht veel glas in, in de balustrades en de trappenhuizen en hij liet de voormalige ziekenkamers en gangen openbreken zodat er royale expositie zalen ontstonden. De Amstelhof was in de jaren zestig op een brute manier verbouwd waardoor veel originele details zijn verdwenen: de balken die er nu nog zijn, zijn in feite replica’s van de vroegere situatie. De enige originele vertrekken zijn de orgelzaal annex restaurant (groter dan de Burgerzaal in het Paleis op de Dam) en de keuken eronder met enorme kookpotten onder een schouw. De orgelzaal zal gebruikt worden voor concerten en is in de ogen van Merkx een plek om even bij te komen van de kunst. ‘Daar hoef je even niets.’
De binnentuin, een van de grootste vierkante hoven in Amsterdam, is opnieuw ingericht door Michael van Gessel die ook de binnentuinen van het ministerie van Financiën heeft ontworpen. In Amsterdam liet hij twee kastanjes intact en plaatste er vleugelnootbomen bij. De bezoeker komt straks binnen door de voormalige Ossenpoort die met zijn hoogte van 1,60 meter zo laag was, dat hij moest worden uitgegraven. Vandaar loopt men over de binnenplaats naar de hoofdentree. Boven die ingang is het restaurant Neva gelegen dat tot 1 uur ’s nachts open zal zijn en een terras kent aan de westkant met uitzicht over een andere tuin die nog steeds in bezit is van de protestantse gemeente. Enorme trappen leiden vanaf de entree links of rechts naar de tentoonstellingszalen of naar het al even imposante auditorium op de eerste etage. De Russen hebben zich tot in detail met de verbouwing bemoeid – hoewel voornamelijk met de te exposeren stukken – maar gingen overstag toen ze de ontwerpen zagen vorderen. Toch is deze Hermitage een peulenschil vergeleken met de Hermitage in Sint Petersburg, zo maakt een reliëf in de parketvloer in een van de zalen duidelijk. De Amstelhof, ook al geen kleinood, kan er waarschijnlijk twintig keer in. Aan het Russische Hof, open vanaf 20 juni (het eerste weekeinde dag en nacht open), in de Hermitage Amsterdam, Amstel.
≥
Dit is een publicatie van: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Rijksgebouwendienst > Rijnstraat 8 > 2515 XP Den Haag >www.vrom.nl 9012
Los nummer €5,-
blad voor de rijkshuisvesting
april 2009
‘Kijk, de hellingbaan loopt op met het viaduct, vanaf de Koninklijke Bibliotheek tot aan woonflat La Fenêtre achter het Centraal Station in Den Haag. Het wordt een loop- en fietsroute naar het station en het busplatform. Hij is ongeveer veertien meter breed en op het oog zo’n dertig meter lang, tot net onder de Randstadrail. Er komt hier ook nog een onderdoorgang naar de Grotiusplaats en een parkeergelegenheid voor de bewoners van La Fenêtre. Op zich is het niet groot, nee. De hellingbaan is ook geen moeilijk bouwwerk. Wat het moeilijk maakt, zijn de vele partijen die erbij betrokken zijn. De gemeente Den Haag is de opdrachtgever en de Rijksgebouwendienst de uitvoerende partij. Beide zijn eigenaar van de grond. Het project startte ver vóór mijn tijd, we hebben het project toevallig allebei overgenomen van een collega. De Rijksgebouwendienst zorgde voor de bouwtekeningen en het bestek. Maar voordat het zover was, moest uitgezocht worden wie precies de eigenaar was van welk stuk grond. Ik heb tekeningen van het Kadaster gezien waarop de eigendomsgrenzen erg vaag waren. Tja, dan ontstaat er discussie natuurlijk. Ik weet van mijn voorgangers dat het een heel uitzoekwerk is geweest. Dat heeft jaren geduurd.
ruud bakker
41
De samenwerking met de Rijksgebouwendienst loopt goed, maar er zijn ook meningsverschillen. Over de financiën bijvoorbeeld. In het contract is bepaald dat de gemeente een vaste bijdrage betaalt. Maar wie draait erop voor de meerkosten? Dat is nu de vraag. Waar die extra kosten vandaan komen? Het project is vertraagd en dat kost geld, we hadden in december al klaar moeten zijn. Als de baan klaar is, half april, draagt de Rijksgebouwendienst hem over aan de gemeente, die hem in onderhoud en beheer krijgt. Of het een feestelijke overdracht wordt, weet ik niet. Ik denk dat we bij de evaluatie nog wel even stil moeten staan bij deze projectconstructie. Wat ik daarna ga doen? Ik ben als projectleider ook betrokken bij Den Haag Nieuw Centraal. Dat loopt zeker nog door tot 2015. Daar moet nog ongelooflijk veel voor gebeuren.’
smaak 41
projectleider dienst stedelijke ontwikkeling, gemeente den haag
jaargang 9, nummer 41
18 – veenhuizen werelderfgoed? 40 – uur u in het rijksmuseum 52 – de grenzen van de kunstadviseurs 26 – crisis biedt kans op innovatie 22 – spoorbouwmeester gaat voor kwaliteit
smaak
stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst
terrein winnen