2 minute read

sPOtligHt PrOF.dr. alexander lubOtsky, taalkundige

Next Article
COluMn

COluMn

taaLKUndige speUrneUs

taalwetenschapper prof.dr. alexander Lubotsky doet onderzoek naar de indo-europese taalfamilie, waartoe naast het nederlands bijvoorbeeld ook het grieks, Latijn, sanskriet, perzisch, armeens en de Keltische en slavische talen behoren. ‘taal draagt heel veel informatie in zich over de sprekers ervan: wie zij waren, hoe ze leefden en met wie zij contact hadden.’

tekst: Karina Meerman beeld: Martijn de vries

Cv

van jongS af aan iS prof.dr. alexander

lubotSky, geboren in Rusland, gefascineerd door oude talen ‘en het wroeten daarin’. in de jaren zeventig kiest hij dan ook voor een studie Taalkunde aan de Lomonosov Universiteit in Moskou. in 1980 behaalt hij in Leiden zijn doctoraal in vergelijkende indo-Europese taalwetenschap en in 1987 promoveert hij. Lubotsky werkt momenteel aan een indo-Europees etymologisch woordenboek.

‘nauwe Samenwerking met andere taalkundigen en filologen iS voor indo-europeaniSten

van essentiëel belang,’ zegt Lubotsky. ‘het veld is enorm groot, en geen indo-europeanist is in staat alle takken van het indo-europees even goed te beheersen. het is daarom geweldig dat ik in Leiden collega’s heb die ik kan benaderen met vragen over de oorsprong of betekenis van een bepaald woord in het hittitisch, slavisch of oudfries.’ ook wordt de samenwerking met archeologen steeds intensiever. ‘in het begin gaat dat niet altijd gemakkelijk, maar door samen te werken leer je de juiste vragen aan elkaar te stellen.’

zo kreeg deze taalspeurneus vorig jaar een uitnodiging van turkse archeologen om graffiti te bekijken op scherven die zij hadden gevonden in het noordwesten van turkije. Lubotsky en zijn collega alwin Kloekhorst reisden afgelopen zomer ernaartoe voor nader onderzoek. het bleken Frygische en Lydische teksten van zo’n 2.500 jaar oud. ‘Wat staat daar?’, vroeg de opgewonden archeoloog. ‘een e’, antwoordde de taalkundige. ‘Maar wat betekent dat?’ ‘dat weet ik niet, maar ik weet wél dat die e in het Lydische alfabet is geschreven en dus het meest waarschijnlijk door een Lydiër.’ Maar ook de taalkundigen moesten erachter komen welke vragen zinvol waren. Lubotsky: ‘We hebben gevraagd of die scherf Lydisch of Frygisch was, waarop de archeologen zeiden dat dit niet uit te maken was. Wél konden ze zeggen dat het plaatselijk aardewerk was. de pot was hier, in daskyleion, gemaakt.’

volgens Lubotsky leidde juist de combinatie van de taalkundige en archeologische argumenten tot het nieuwe inzicht dat Lydiërs in deze Frygische stad geleefd moeten hebben: de pot was niet uit Lydië geïmporteerd, maar ter plaatse door een Lydiër beschreven. <

This article is from: