i,tli’CJf 1 Y g ifiio o ^ J o y £ r - n {ènslftrqer , qpsttiien ^JDaruzs?
'ciierscfcire £ ? ©%
y ,
;>. ~r i
f ± T # ,8 * Y pv ® '
fc fi
. / _
9 0^
,
rt\saSSen
«
J3e//em
*7 V lte
-
*
y \?ce l» o rd e Z a q o t
j
!
/,
i -
'V
W e /e o m  e
?-/Y v' 5
&
;V ? /- ^ 4 jl M r s e / e \\Z* t , r , r , „
\
r & j*Z *a r a *
* |f \ ï ï^ T liie lt •q/tem
„
kv_v_ "V^.
'’W *m r
„
r w ... ,
f
'A
Ü
-J
Z } o s ie r ) Z u /f
-
k
41a r /c p
j \
/ V' ? 'Y i ‘
^ ü
«vé Suàiaraepfjfh Zr* i/Zericverl
/ ^
jfosi/rei/Ac’Z i-si
? ?V
J l ï '^ Z q r y W
A ~B & W
Z an àA ere/i A q
'“ ■»
X -r^ /
* / .z.jrva
'* V t
Aqn M ^ ^ %
n e m ^ a r ^ Jty y
_J&
,- » i
/
y -S *p ^ ^ 4 fu rta /tc la /e
VBj r
^
y,
■
(T~- ■-
.,.
i *n
/-
- ,.
jaG a v ro J"'
•s.B ae£ '--V ttreJiïi/ ,7 ...'’ \ .' A c ru ^ A o /t/e
£ 1 teven/u<ren
■ Z ->T p n tffC 1
,
1
?
r /lo tU "ax cU 3. t- ; v : r c , .^ W v v .b t r * « * £ i ............ j C V j L * *q $ T M p ^ ~ J 3 /e /ft A j . V / ternerjiu te C ef? A
S in
—v
Z èf-erjA er.
Y G io tn t
> j^ k /y S T .
Oflre&eci$^^DtZeI)rene
S 'i
f it
%•,
- ^rtOlcAe
,
P ’e /i/e'f
i^tforteqh em jger
2iiJ\Afrs7/m
'H J ï '* eqA em _
"
ry^pijp^ryyijinrA
recftqiern
eqherfi— l ~'— C a s te r
fd e /a
^ p Z e/u ef''- Zpf
& i HoneiSyei
ozC - WoA i '-c " ■/ ' — ***** ■ T L ^ f/C ty J ^ A ^ -e J / " A' tJZW H 'V ? _ J C ttp r T o u tA o f^ r a / v i f %r * \ AM- * n 7 s « /x r— « /« -D , / ./ ^ 1 T Z e s t r u t / y f i ir m a A A f r ^ 0^ ^ j l/ i f /ï e A e J r e n
le /Ó rk fn c a rt-
> ,h d fccl c?
'
4
J fe & ir A **
d
e
/
™ Ji& ssu i „HelcJim
N
yj.
,-v •* » bjaVYŸeY5r ^ 1 V\ A r Y>?
•is
EM K W ^,
g ala is f
^ 'Y e rs e a >
"e /o " .
’arçütn
(fCtf/n,
*
\
JB te*
A iavrf/fd* 4mour^ f {~c'üztnbow 'b
Irustsre/e
5- NR. > i ^ NI .1 /o
’p r o i
y \£ av r\in e
/æ pJieYr y n e U tio/emA
F e //è s je r ie '
\'ù ti-S f/m en S .Z e iz u c o ttrt lL0l ■* ■#
ïü r ^ - , v,, .
\%
•5^
_
' Z e s tre u
i
Ronien
re/Se Cioffe/Se^
i c //e z e i
'/■ i/ryot
..... ....................»?,i Y 4 rq
? *; > ji \>t.>:
a xa
V
<>s iu r e u r y > j
y
t ÏChateSeryLerde, W f/q i SfSm Zki^ ^ la Tr, r"Uf<. Q U ^ y éaU Z u i^ .£ ^A zffie Z c r e i^ / * 1' l A w C sq u e W tlourcqttrf ,*r „//*<• tl Z o p u e ./....A n * t ™ s ? h^ : ?M//7
L . x.'cai ' >■ : A j*
'
en c,‘*Jfü u itritif (fc
T
!*X'eVvAepiïm
*“"^V ^
fr e n e ' ; * / ,
Het gaat allemaal in een
moeite door
w a n t bij d e
Bank van Roeselare en West - Vlaanderen kunt U
b e s t te re c h t
v o o r w e rk e lijk al u w fin a n c iĂŤ le z a k e n w a t o o k d e a a rd of d e o m v a n g e r v a n zij.
H e t is d e B a n k w a a r ie d e r e e n z ic h th u is v o e lt !
A g e n ts c h a p Tielt, M a r k t 2 4 .
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor Tielt en de gemeenten van de vroegere roede van Tielt. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.
Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 9, 8880 Tielt. Tel. 051/41700. Secretaris : Ph. De Gryse, Kastanjelaar! la , 8880 Tielt. Tel. 051/41838. Redactie : P. Vandepitte Ph. De Gryse F. Thiers O. Van Laere R. Vanlandschoot Lidmaatschapsbijdrage: 150 fr. (te storten op P.R. 39.84.11 v: van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt. Prijs van dit nummer : 60 fr. â&#x20AC;&#x201D; Verschijnt tweemaal per jaar.
Inhoud van dit nummer : P. Vandepitte, Inleiding
2
M. Cloet, Pastoors op het platteland
3
O. Van Laere, Uit het leven van een trimard
15
A. Van Doorne, Befaamde Tieltenaars uit de 16e eeuw
28
J. Baert, De familie Colle - een eeuw Tieltse geschiedenis
37
Bidprentjes
42
Ph. De Gryse, HonorĂŠ Maes (1879-1971)
43
Ph. De Gryse en R. Declerck, Zo leefde gedurende het jongste halfjaar
53
Boekenhoekje van de heemkundige
80
Wettelijk Depot : D / 1971/1623/1.
Druk Veys, Pittem & Tielt.
1
Inleiding Wanneer we u vandaag het eerste nummer van onze jaar gang 1971 aanbieden, dan is dit met een gevoel van opluchting en een zekere trots. Enkelen hadden gemeend dat we nogal hard van stapel waren gelopen met een dergelijke publicatie. We zijn verheugd u een nummer te presenteren dat in volume ver boven de planning ligt en waarbij we genoodzaakt waren bepaalde artikels naar het tweede nummer van dit jaar te ver wijzen. Het stemt hoopvol. Ondertussen is onze heemkundige «familie», gegroepeerd rond het tijdschrift en de manifestaties die we organiseerden, gegroeid tot boven de 150. Streefcijfer voor dit jaar wordt be slist 200. Hierbij valt te noteren dat onze kring van belang stellenden zich tot ver buiten Tielt uitstrekt en dat we inspan ningen leveren om zoveel mogelijk gemeenten uit de vroegere Roede in onze actie te betrekken. Regionale culturele werking mag geen dode letter blijven. Naast de publicatie en de manifestaties hebben we ook contacten gelegd met heemkundige kringen van West- en OostVlaanderen. Op die wijze konden we een systeem van ruilabonnementen tot stand brengen. In bijlage vindt u dan ook een eerste lijst van boeken en tijdschriften die voor onze leden ter beschikking staan. Bovendien organiseert het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde zijn gouwdag 1972 in Tielt. Naar aanleiding hiervan hopen we een tentoonstelling op te zetten met de belangrijkste stukken uit het stadsarchief. Met het voorliggende nummer hebben we geprobeerd het lezerspubliek in de ruimste mate te voldoen. Naast de domei nen algemene geschiedenis, biografie, familiekunde en folklore presenteren we nu ook vrij ruime rubriek actualia. De keuze was niet steeds gemakkelijk. Reacties hierop kunnen voor ons steeds richting gevend zijn. We wensen onze leden veel leesgenot, hopen op een stipte betaling en rekenen erop dat u uw vrienden aanspreekt om hen eveneens tot lid te maken. P. VANDEPITTE
Pastoors op het platteland Het is ongetwijfeld opvallend dat de historici zich tot voor kort vrijwel uitsluitend met de hoofdpersonen van de kerkge meenschap hebben ingelaten. Aan de voornaamste klooster orden uit de tijd van de contra-reformatie werden uitgebreide monografieën gewijd; aan het leven en het werk van een aan tal kerkelijke waardigheidsbekleders, aan de bijdrage van de aartshertogen tot het katholiek herstel, aan de jansenistische moeilijkheden en zelfs aan de vroomheid van de devote boekjes en de religieus begenadigden werd een passende aandacht ge schonken. De lagere geestelijkheid en de anonieme massa van het kerkvolk zijn daarentegen veel minder bestudeerd ge worden. Deze aristocratische tendens komt niet alleen in de kerkgeschiedschrijving tot uiting, maar was, tot voor kort, kenmerkend voor de hele historiografie. In zijn doctoraal proefschrift behandelde schrijver dezes het godsdienstig leven van de lagere clerus en het gewone volk tijdens de 17de eeuw in het landelijke decanaat Tielt, dat toen behoorde tot het bisdom Gent. Terloops worde hier aan toe gevoegd dat de 22 parochies, die eertijds deel uitmaakten van het decanaat Tielt, tegenwoordig voor de ene helft tot OostVlaanderen en voor de andere tot West-Vlaanderen behoren en dat Tielt zelf gelegen is op ongeveer gelijke afstand van Gent, Brugge en Kortrijk. Genoemd onderzoek werd niet strikt beperkt tot het decanaat Tielt; ook bronnen en werken die handelen over andere deca naten en andere bisdommen werden in de studie betrokken. Aldus was het mogelijk conclusies te trekken die niet alleen gelden voor het decanaat Tielt, maar tevens licht werpen op de kerkelijke toestanden in vele landelijke parochies van Vlaan deren in die tijd. Tijdens de eerste decennia van de 17de eeuw was er in de Vlaamse bisdommen, vooral te Brugge, maar ook te Gent, een groot priestertekort. In 1610 bijvoorbeeld werd de zielzorg van de 22 parochies van het decanaat Tielt door slechts 13 priesters waargenomen. In 1630 daarentegen beschikten alle 3
parochies op één na over een eigen pastoor. Het tekort aan priesters had tot gevolg dat de nieuwgewijden vaak onmiddel lijk tot pastoor werden benoemd. In het bisdom Gent verliep een pastoorsbenoeming in de 17de eeuw concreet als volgt. Bij een vacature werd een wedstrijd, een concursus uitgeschreven, waaraan alle belangstellende pries ters konden deelnemen. De namen van de drie bestgeslaagden werden vervolgens doorgegeven aan de patroon van de paro chie (meestal een klooster of een kapittel) die één van hen ter benoeming aan de bisschop mocht voordragen. De bisschop was verplicht de kandidaat van de patroon te benoemen. In feite hebben de patroni op weinige uitzonderingen na steeds de bestgeslaagde kandidaat voorgedragen. Vóór 1650 kon de wed strijd alleen voor de best betaalde posten met goed gevolg uit geschreven worden; voor de minder interessante bood zich dikwijls niemand aan en werd zelfs in de meeste gevallen niet eens een wedstrijd gehouden. Na 1650 gebeurde het meerma len dat 8 tot 12 priesters meedongen om de rijkste plaatsen en ook voor de kleinere parochies kon toen met goed gevolg een wedstrijd uitgeschreven worden. Dit examensysteem kon tot gevolg hebben dat oudere priesters door jongeren voorbij gestreefd werden. Voor het decanaat St.-Niklaas-Waas kon vastgesteld worden dat in 1681 de helft van de onderpastoors ouder waren dan hun pastoor. Vele pastoors, in het decanaat Tielt precies 44% of ruim 2 op 5, bleven na hun benoeming op hun parochie tot aan hun dood. De gemiddelde ambtsduur bedroeg 13 jaar en 5 maanden. Het record werd bereikt door Joannes De Drijver die van 1628 tot 1678 pastoor was van Poesele. Zinspelend op zijn naam De Drijver nam hij tot leuze «Tot Godt D rijft», zoals een opvol ger van hem, Paulus Leyten, de zielzorg uitoefende onder de leuze «Tot Godt Leyt». De tienden op de veldgewassen waren, zoals bekend, de voor naamste bron van inkomsten van de pastoors. Wij wijden er hier niet over uit. De zogenoemde bloed- of vleestienden had den niet zo’n groot belang; ze werden vrijwel alléén geheven op biggen en lammeren. Een register uit het kerkelijk archief van Aarsele bevat enkele merkwaardige gegevens over de in ning van het vleestiend aldaar. De inwoners werden tenminste om de twee jaar door een officier vanaf de «kerkstichele» her4
Detail uit een plattegrond van het 17de-eeuwse Tielt, decanaat van het bisdom Gent.
5
innerd aan de verplichting hun lammeren of biggen ten gepasten tijde te laten ver tienden. Eén lam of 1 big op de tien kwam de pastoor toe. Het vleestiend werd meestal in geld omgezet en in klinkende munt betaald; in zeldzame gevallen liet de pas toor het dier levend afhalen. In 1655 haalde de pastoor van Aarsele zelf een biggetje op en gaf het aan zijn moeder. Soms maakte hij een akkoord met de eigenaar, waarbij deze één van de vertiende dieren zou opkweken om het hem slachtensgereed te bezorgen. Zo ruilde dezelfde pastoor herhaaldelijk 5 lammeren voor een vet schaap. Soms liet hij zich een ham of een schapenbout bezorgen. Het vast inkomen van vele pastoors uit het decanaat Tielt in de 2de helft van de 17de eeuw be droeg gemiddeld ongeveer zesmaal zoveel als het inkomen van het gros van de volwassen arbeiders op het platteland. De verstandelijke ontwikkeling van de priesters liet volgens het oordeel van de bisschop en de examencommissie voor de concursus, althans in de eerste helft van de eeuw, in verschei dene gevallen veel te wensen over. Klachten hieromtrent zijn na 1650 eerder zeldzaam. Deze ommekeer kan goed verklaard worden: het is duidelijk dat de eisen die aan de intellectuele vorming van de seminaristen werden gesteld in de loop van de 17de eeuw strenger werden. Het groeiend aantal seminaris ten en priesters stelde de overheid in de mogelijkheid strenger te selecteren. Ook het regel worden van de concursus heeft de priesters tot ernstige studie aangezet. Het is wel interessant even stil te staan bij de dagindeling van de Gentse seminarist in de laatste decennia van de 17de eeuw. Na opstaan en aankleden, om half vijf, begeeft hij zich naar de kapel om er gedurende een half uur te mediteren. De ochtendstudie van 6 tot 7.15 uur gaat vooraf aan het ontbijt dat alweer in stilte genuttigd moet worden. Van 8 tot 9 uur is er les in de scholastieke theologie, daarna in de exegese. Van 10 tot 11.30 uur is het weer studietijd. Daarna volgt het middagmaal met de gelegenheid elkaar te spreken tot 1 uur. Van 1 tot 1.30 uur moeten de seminaristen zich oefenen in de cantus - de kerkzang. Tot 2 uur volgt opnieuw een half uur studie, waar na de laatste les. Voor 3 uur staat er, op maandag en vrijdag, een discussie op het rooster en op zaterdag is er biechtgelegen heid. Metten en lof beginnen te 5.45 en duren tot aan het avondmaal te 6.30. Tijdens het avondeten luisteren de semina 6
risten naar het voorlezen van gewijde teksten. Na het maal mogen ze nog wat met elkaar babbelen tot 8 uur. De dag be sluit dan met het avondgebed, de voorbereiding van de medi tatie en het gewetensonderzoek. Vóór 9 uur moeten de semi naristen te bed zijn. Donderdags wordt er vrijaf gegeven, maar ook die dag begint voor hen om half vijf. Ieder trimester wordt besloten met examens. Volgens het reglement kunnen studen ten, die het aandurven herbergen te bezoeken, met kaarten of dobbelstenen te spelen, tabak te roken of «andere onwelvoeg lijkheden of dwaasheden» te begaan, weggestuurd worden. Ook het gebruik van de moedertaal was strikt verboden; alleen het Latijn was toegestaan. Bij de bespreking van het zedelijk gedrag van de oarochiegeestelijkheid moet eens te meer onderscheid gemaakt worden tus sen de eerste decennia van de 17de eeuw en de tweede helft, die wij dan liefst enkele jaren vóór 1650 laten aanvangen. Het gedrag van een aantal pastoors liet tijdens de eerste decennia veel te wensen over. In 1625 bij voorbeeld werden 5 van de 20 pastoors door deken Jan De Mol van Tielt (1616-1657) van drankmisbruik beschuldigd en ook tijdens de volgende ja ren slaagden verscheidenen er niet in hun drankzucht voldoende te beheersen. Bisschoppen en dekens hebben zich zonder ver sagen ingezet om die klemmende kwaal te bestrijden. Het al coholisme was bij sommige priesters een ingewortelde en bijna onverbeterlijke gewoonte geworden; zij beloofden herhaalde lijk beterschap maar slaagden er niet in hun drankzucht bin nen redelijke perken te houden. Dat was bij voorbeeld het ge val met Georgius Quirini, pastoor van Oostrozebeke in de jaren 1620-1646. In 1625 noteerde deken De Mol dat deze pastoor wel eens stevig dronk. Bisschop Triest (1622-1657) zag in hem een eigenzinnig en ongemanierd man. Hij had zelfs de gewoonte met zijn knecht op patrijzenjacht te gaan. Voor predikatie en catechismusonderricht had hij daarentegen slechts weinig tijd. Enkele jaren later, in 1630, zocht hij, volgens de griffier, nog steeds zijn vermaak in herbergen en sprak er, on der invloed van de drank, zeer vrijmoedig over sexuele aange legenheden. De baljuw voegde eraan toe dat hij nog steeds op jacht ging en zijn netten in een naburige parochie bewaarde. In 1633 besteedde hij meer zorg aan de prediking en het ca techismusonderricht, maar hij bezondigde zich nog steeds aan
de drank en aan een te familiaire omgang met zijn parochianen. De deken hield niet op hem te waarschuwen en stelde aan de bisschop voor hem persoonlijk de toegang tot de herbergen te ontzeggen op straf van boete. De pastoor bezocht weliswaar vooral de drankgelegenheden die dicht bij de kerk gelegen wa ren, maar de deken heeft dit niet als een verzachtende om standigheid willen aannemen... Ook verscheen de pastoor eens zwaar beschonken bij de visiterende bisschop. Zo waren er in die eerste decennia nóg enkele rasechte drinkebroers, vrien den — of zo U wilt slaven — van Bacchus. In cijfers uitge drukt: van 1616 tot 1650 waren er in het decanaat Tielt 12 van de 68 pastoors (1 7 % ) die zich geregeld bedronken. In de tweede helft der eeuw was drankmisbruik uitzonderlijk. Tekortkomingen in de verplichting tot celibaat waren in de eerste decennia niet uitzonderlijk, hoewel minder talrijk dan de gevallen van verslaafdheid aan de drank. Het blijft in som mige gevallen moeilijk uit te maken of het ging om kwaad sprekerij, overgevoeligheid of overdreven kritiek van de goe gemeente dan wel om een werkelijke zwakheid van de pastoor. Een paar voorbeelden. De rastoor van Knesselare werd in 1626 door sommigen verdacht de vader te zijn van een onwettig kind. Deken De Mol stelde onmiddellijk een onderzoek in en bezocht de moeder terwijl ze nog in het kraambed lag. De vol ledige bekentenis van de vrouw liet de pastoor vrij uitgaan. Deken De Mol zelf kwam ook onder verdenking. De Moeder overste van het Hospitaal te Tielt verklaarde onder handteke ning door de deken aangezocht te zijn «tot oncuysheid» (ad rem veneream). Nader onderzoek doet evenwel vermoeden dat dit een valse beschuldiging is geweest. De deken werd ook verdacht van de zwangerschap van zijn huishoudster, des te meer daar hij haar tot aan de bevalling in zijn huis liet ver blijven. De bisschoppen achtten het samenwonen van een priester met een huishoudster gevaarlijk — het liefst hadden ze dat verboden — maar het leek hun onmogelijk tegen zo’n eeuwenoude gewoonte in te gaan. Bisschop Triest schonk bij zijn bezoeken aan de parochies in 1650 bijzondere aandacht aan de leeftijd en het uiterlijk van de huishoudsters. Die konden maar het best niet jong en niet mooi zijn, want dat zou bij sommige parochianen argwaan wek 8
ken. Triest was bovendien van mening dat een voorbeeldig priester er goed aan deed slechts zelden in het publiek met een vrouw te praten. Wij hebben de indruk dat de mensen de priesters op dit punt bijzonder graag wantrouwden. Er waren in het decanaat Tielt van 1616 tot 1650 op 68 pastoors slechts een vijftal ( 7 % ) van wie men met zekerheid kan zeggen dat ze de verplichtingen van het celibaat niet hebben nageleefd; een vijftal andere werden met meer of minder gronden verdacht. In de tweede helft van de eeuw stond een nieuwe zeer goede en onbesproken priestergeneratie aan het hoofd van de Tieltse parochies. Het celibaat lijkt voor de overgrote meerderheid van de priesters van die tijd niet te moeilijk geweest te zijn. Van onze tijd uit gezien hadden de Vlaamse pastoors van de 17 de eeuw relatief weinig apostolaatszorgen. Nagenoeg al hun parochianen woonden de zondagsmis trouw bij, hielden jaar lijks hun Pasen en ontvingen op gestelde tijdstippen de sacra menten. Het kostte de pastoor daarentegen wel enige moeite sommige parochianen ervan te overtuigen dat zij er op de ker kelijke feestdagen evenzeer toe gehouden waren mis te horen als op de zondagen. (Bij de 52 zondagen kwamen nog circa 40 feestdagen met verplichting tot mishoren, zodat nagenoeg één dag op vier een heilige dag was. ) Nog veel moeilijker was het de mensen op die feestdagen van arbeid af te houden, vooral in de oogsttijd. De eerbiediging van de zondagsrust was trou wens ook door de burgerlijke wet gesanctioneerd: de baljuws waren dus verplicht tegen werkenden op te treden. Zij heb ben echter in vele gevallen passief toegekeken, zelfs wanneer sommige pastoors hen vroegen het verboden werk te belet ten. De parochiegeestelijkheid stond hier voor een ondankbare en een onmogelijke taak. Vooral het werk op de akker op zon- en feestdagen was vaak economisch noodzakelijk. De hogere kerkelijke gezagdragers hebben in deze aangelegenheid ons inziens al te weinig begrip betoond voor de concrete noden van het bestaan. Bovendien miste deze verplichte viering van de feestdagen zijn doel: de godsvrucht van het volk te doen toenemen. Het grote aantal heilige dagen had zelfs een averechts gevolg: zij deden de godsvrucht eerder afnemen dan vermeerderen. Het heeft zeer lanp geduurd voor de gezagdragers dit hebben ingezien of heb ben willen inzien. In 1642 heeft Paus Urbanus V III het aantal
verminderd; het werd in het bisdom Gent van 40 op 30 ge bracht. Deze hervorming was een te beperkte tegemoetkoming aan de reële noden van het bestaan. De meeste pastoors hebben bij de uitvoering van de soms al te strenge wetgeving blijk ge geven van gezond verstand. Dat hun parochianen ook op de verplichte feestdagen mis zouden horen en het werkverbod in acht zouden nemen was niettemin, vooral in de eerste helft van de 17de eeuw, één van hun reële zorgen. In diezelfde periode hadden ze veel zorgen over het wegblij ven van het catechismusonderricht door de kinderen. Men zocht gemakkelijk een reden om afwezig te zijn. Het kwam veel voor dat de kinderen tijdens de zomermaanden zogenaamd verhin derd waren omdat ze het vee moesten hoeden. Maar de deken van Evergem wees er herhaaldelijk op dat de jeugd ging spe len in plaats van te werken. De eigenlijke afwezigheidsreden ziet hij — naar we menen terecht — in de onverschilligheid van ouders en magistraten. Het heeft de geestelijkheid heel veel moeite gekost eer de ouders het in de loop van de tweede helft van de eeuw vanzelfsprekend gingen vinden hun kinderen naar dat onderricht te sturen. Voegen we hier nog aan toe dat sommige minder ijverige pastoors in de eerste helft van de 17 de eeuw zelf ook niet voor deze nieuwigheid gewonnen wa ren: zij meenden dat de catechismus tijdens de mis voor groot en klein kon volstaan. De geestelijkheid had nog meer zorgen en moeite met de ge mengde ontspanning, die hun in strijd leek te zijn met een waar dig zedelijk leven. De conventicula, dat zijn de bijeenkomsten van jongens en meisjes in een drankhuis, werden echter de hele eeuw door met weinig succes bestreden. In 1656 vroeg de bijna tachtigjarige bisschop Triest aan de pastoors van het Waasland drie heiligedagen na elkaar te prediken tegen gemengd herberg bezoek en tegen heit dansen. Na zijn dood vroegen de vicaris sen hetzelfde aan de pastoors van het decanaat Deinze. Zij moesten de ouders ertoe aanzëtten hun dochters en meiden op alle mogelijke wijzen van die bijeenkomsten af te schrikken en hen voorhouden, dat zij bij oogluikend toezien rekenschap zou den moeten afleggen aan God zelf. Hierop repliceerde de oude deken van Deinze als volgt: «Ijverige priesters hebben sinds 40 jaar met sermoenen en andere middelen dit misbruik tekeergegaan. Niet alleen boekten ze weinig resultaten, maar zelfs 10
hebben zij door hun predikaties ouders en jongeren verbitterd en van hen vervreemd. De ouders sturen immers zelf hun zonen en dochters naar die gelegenheden, want er zijn geen andere om elkaar te leren kennen en tot een deftig huwelijk te komen. Bovendien ligt er in deze bijeenkomsten minder gevaar dan in het thuis houden van hun kinderen. Het gevaar tot onkuisheid is immers groter wanneer de dochters thuis bezocht worden want de ouders kunnen hen niet altijd bewaken. Bovendien beweren zij dat het onmogelijk is hun zonen en dochters bij de haard te houden op zon- en feestdagen, waarop niet ge werkt wordt». Daarom wilde de deken dat de pastoors met minder vertoon zouden optreden dan de vicarissen wensten. Hij wilde liever dat zij in discrete vermaningen tijdens predi katie en catechismus in opbouwende en positieve trant over die aangelegenheid zouden spreken. Vooral bisschop de Hornes (1681-1694) deed, dertig jaar later, opnieuw een felle aanval op de gemengde ontspanning. Hij vond het onduldbaar dat jongens en meisjes elkaar in de herberg ontmoetten. Soms waren er ook getrouwde mannen bij, wat, althans volgens de bisschop, de zaak nog erger maak te. Hij wenste dat de pastoors hun gelovigen zouden wijzen op de grote gevaren van die bijeenkomsten vooral als ze bleven voortduren na zonsondergang. Hij kende aan de pastoors het recht toe het huwelijk uit te stellen van diegenen die herhaalde waarschuwingen ten spijt toch na zonsondergang in een her berg bleven en preciseert, dat dit wil zeggen ’s winters na 5 uur en ’s zomers na 8 uur... Deken Spanoghe van Tielt be weerde in 1688 dat die gewraakte bijeenkomsten door het toepassen van de bisschoppelijke voorschriften zeldzamer ge worden waren; op enkele parochies bezochten de meisges geen herberg meer. De scherpere actie van de geestelijkheid tegen de gemengde ontspanning in de tweede helft der 17de eeuw was ons in ziens niet zozeer het gevolg van groter verval der zeden, dan wel van de hogere eisen van de clerus, die wellicht min of meer onder de invloed was gekomen van een jansenistisch rigorisme. Wat het zedelijk niveau betreft, er mag wel even op gewezen worden, dat het aantal personen die gescheiden gingen leven of zich voor het oog der (buiten)wereld aan echtbreuk schuldig maakten beneden de 1 % is gebleven. Het 11
aantal onwettige geboorten neemt af in de tweede helft van de eeuw en bereikt niet eens de 2 % . Het onderzoek naar de sexuele moraliteit hebben we nog verder doorgevoerd door in een steekproef na te gaan in hoeveel jonge gezinnen een kindje werd geboren binnen de achtste maand na de huwelijks dag. Dat scheen in 5 à 6% van de gezinnen het geval te zijn. ( Wanneer een kind binnen de 8ste maand na de huwelijksdag geboren wordt, neemt men dit in de statistiek aan als een be wijs van zwangerschap vóór huwelijk.) Deze constatering is wel een bewijs van een beheerste sexualiteit zodat wij de deugd van onze voorouders moeten loven. Zelden werden de pastoors van de landelijke parochies gecon fronteerd met geloofsmoeilijkheden bij hun parochianen. Hun kudde bestond overigens voor een overgroot deel uit eenvou dige luitjes voor wie de harde en zorgelijke strijd om het be staan de allesoverheersende realiteit was van het leven van elke dag. Bovendien konden vele mensen lezen, noch schrijven. De geestelijke afgeslotenheid heeft ertoe bijgedragen dat ook volwassenen gemakkelijk geloof konden hechten aan de ker kelijke leer zoals de pastoors hun die voorhielden. Alleen de enkele hervormden, die in de eerste helft der eeuw op som mige parochies vertoefden, konden voor de pastoor wel eens lastig zijn. Dat was bijvoorbeeld het geval met Livinus Van Renterghem, een bekend ketter uit Ruiselede. De pastoor had met hem in 1616 een diepgaand gesprek over het geloof. Livi nus beweerde dat de communie slechts een herdenkingsmaal was, want, zo zei hij, anders hadden de christenen uit de eerste eeuwen de hostie niet mogen meenemen naar huis; verder, dat het vagevuur niet bestond en dat de traditie geen bron was van openbaring. De pastoor onderwees hem herhaalde malen, maar slaagde er niet in Livinus van enige dwaling te overtuigen. De pastoor verklaarde dat er buiten de Roomse kerk geen heil te verwachten was. Livinus kon niet aannemen dat zo vele deugdzame mensen uit Holland en Zeeland zouden verdoemd worden, maar de pastoor beweerde van wel. Ten slotte raadde Livinus de pastoor aan geen verdere moeite te doen, want na het verstrijken van het Bestand zou de strijd, die hem de vrijheid zou schenken, weer ontbranden. De pas toor vroeg aan de bisschop te verhinderen dat deze man nog langer zijn verderfelijke leer zou kunnen verspreiden. Het is 12
ons evenwel onbekend wat er met hem is gebeurd. Dergelijke gevallen waren echter in het decanaat Tielt zeer uitzonderlijk en beperkt tot de eerste jaren van de 17de eeuw. De pastoors beschikten, ook als ze hun ambtelijke verplich tingen stipt vervulden, over nog heel wat vrije tijd. Het cate chismusonderricht en het toedienen van de meeste sacramen ten waren voornamelijk aangelegenheden van zon- en feest dagen. De gewoonte dagelijks te celebreren had toen nog geen ingang gevonden, zodat de pastoor op vele dagen alleen zijn huisbezoeken, zijn gebedsleven en zijn persoonlijke zaken te verzorgen had. Aan huisbezoeken werd toen wel veel aandacht geschonken. Bisschop Triest vroeg aan de pastoors hun paro chianen bij ziekte of naderend levenseinde ten minste om de twee dagen te bezoeken. Zij dienden alle parochianen jaarlijks ten minste éénmaal te bezoeken; waarover dan werd gespro ken, is helaas onbekend. De wijze waarop de pastoor zijn eigenlijke vrije tijd door bracht is niet gemakkelijk te achterhalen. De nog weinig ver zorgde intellectuele vorming die sommigen onder hen in de zeer bewogen jaren vóór het Bestand hadden ontvangen en het feit dat de meesten over heel weinig boeken beschikten, helpen verklaren waarom blijkbaar zeer weinigen hun toe vlucht zochten in lectuur. Deken De Mol beweerde in 1644 dat hij de enige was die de Augustinus van Jansenius had ge lezen. De mogelijkheden voor ontspanning en vrijetijdsbeste ding waren voor priesters erg beperkt. Herbergbezoek, kaartof dobbelspel met hun parochianen en zelfs gewoon tabak roken was hun verboden. Het hoeft niemand te verwonderen dat de bisschoppen het probleem van de vrijetijdsbesteding als vrij ernstig hebben beschouwd. Bisschop Triest stelde het bijzonder op prijs als de pastoors over een behoorlijke tuin konden beschikken en deze goed onderhielden. De bisschop, wellicht de grootste bloemenliefhebber van zijn tijd, inspec teerde bij zijn bezoek aan de parochies ook de tuin van de pastoors. Velen onder hen hadden, tot grote vreugde van de bisschop, een mooi verzorgde tuin met bomen, bloemen en planten. Sommige priesters schijnen zelfs meer interesse gehad te hebben voor hun tuin dan voor hun gelovigen en enkele waren er, als echte tuiniers, op gebrand hun zaak uit te brei den. In 1630 naastte de pastoor van Kanegem een stuk van 13
het kerkhof om er te tuinieren en zijn collega van Wakken had in 1640 de begraafplaats voor ongedoopte kinderen bij zijn tuin gevoegd... De deken diende in zijn verplichte jaar lijkse rapporten, vooral in de tweede helft van de eeuw, regel matig te antwoorden op de vraag: Waarmee houdt de pastoor zich bezig om nietsdoen te vermijden (ut vitet otium). De meeste pastoors antwoordden op deze vraag alleen met de woorden cura communicantum, waarmee ze maar wilden zeg gen, dat zij geen andere noemenswaardige bezigheid hadden dan de zorg voor hun parochianen. Door gebrek aan cultuur en ten gevolge van de verbodsbepalingen van de geestelijke over heid wisten sommige pastoors niet goed raad met hun vrije tijd... Maar we zagen reeds, dat de intellectuele en morele eisen door de bisschoppen en de dekens aan de priesters gesteld, in de loop van de 17de eeuw duidelijk hoger werden en dat tevens het aantal seminaristen en priesters toenam. De kwaliteit van de pastoors uit de tweede helft van de eeuw contrasteert dan ook met de middelmatigheid of zwakheid van sommigen in vroegere jaren. Een en ander houdt zeker verband met het feit dat de 17de eeuw gekenmerkt wordt door een grote religieuze opgang. God en zijn heiligen, maar ook de duivel en zijn «tra wanten» hadden een reële betekenis in het leven van clerus en volk. Het geloof in God, in zijn openbaring, in de persoon lijke vergelding na de dood, kortom in de leer van de katho lieke kerk, kende een psychologische zekerheid. De pastoor genoot in de landelijke parochiale gemeenschap een groot aan zien; hij was de boodschapper van de waarheid en van het eeuwige leven. Door zijn ontwikkeling was hij bovendien de natuurlijke en invloedrijke leider van die gemeenschap. Dit artikel is eerder verschenen in Spiegel Historiael, mei 1970. M. CLOET
14
Uit het leven van een trimard (VERVOLG)
Dit «Leven van een trimard», verscheen in 1966 onder feuilletonvorm in het Wingens weekblad «De Beiaard».
B IJ ’N GROENTENBOER IN FRA N KRIJK - «Sarei, ’k zitte te peinzen: dat we nu ne keer trouwden ! Vanwaar kwaamt ge thuis, om te trouwen, in ’t jaar twee?». - «Ja, g.v.domme ! ’k Moete nog peinzen. G ’et gij... Dat was in Drancy dunkt mij... Ja ’t. Ha, jongene, we moeten daar ook nog ’ne keer van klappen: dat was g’heel wat anders, ’k G a u gaan zeggen: in de winter van 90 schreef er mij ’nen bakker van Parijs, da’k gekend had te Chauconin, om te vragen of ik niet had willen gaan werken bij ’nen groenselboer te Drancy». 15
- «Ah wacht een beetje, da’k ne keer kijke op de kaarte, Drancy... en ’t is vlak aan de deure van Parijs ! Wadinge, Sarei. En ’k zie dat ’t tegen’t vliegplein van Le Bourget is?». - «Vliegplein ! Ha ha ha, Le Bourget was in dien tijd een on nozel prochietje, noch min, noch meer. ’k Heb er meer dan ne keer geweest». - «D at maakt dat ge aanveerd hebt, als den bakker van Parijs u schreef?». - «Ewel, ’t is te zeggen: ’k schreef hem eerst were, om te we ten hoevele dat ’t gaf, dat boerke. ’t En duurde niet lange, hij antwoordde dat hij drij frank daags wilde betalen, en «deminourri». - «Demi-nourri? Is dat dan en-de-kost, lijk alhier?». - «Maar jongene ! Demi, dat is half; ge weet dat toch? Den helft van ’t eten, hoe moet ik het anders zeggen. Ik moeste brood en boter zelve kopen, en de reste gaf den baas. En wijn à volonté ! Zo, ’k schreve were, dat ’t goed was. En ’k trokke op, g ’heel aliéné voor den eerste keer. ’t Was in maarte. Wel, ’k weet het nog zo goed. Ik kwam toe in de gare du Nord. Maar ’k hebbe nog geen klein beetje moeten zoeken, eer da’k er gerochte». - «Sjanse da-je nog wél Frans koste». - «Ik ging het anders niet aanveerd hebben. Ge kunt dat pein zen. E ja, alle nuchten moest ik met peerd en karre naar Parijs, naar d ’hallen, met groensels en eerappels. Zonder Frans, wat had ik wel gedaan da?». - «Alle dage naar Parijs? Ge moet gij Parijs goe kennen?». - «Gadomme ja’k. ’k Wille van de gare du nord naar de gare de Lyon gaan zonder één strate te missen, ’k Heb het trouwens achternaar meer of ne keer gedaan, als ik in d ’Yonne wrochte». - «Vertel ne keer, hoe dat uwen dag gevuld was, in Drancy». - «Ewel, lijk da’k al gezeid hebbe, ’k stonde ’s nuchtens te vier-en half al gereed voor aan te zetten naar d ’hallen van Parijs, met een karre groensels. Dat was een g’heel ende. Er...» - «G e kost algelijk goed avanceren? E ja, geen roo luchten, geen auto’s !» - Ha, ha, ha, ge ziet dàt van hier. En op die ure was er letter of niets op de bane. En g’heel de weg nerewaarts : al voor 16
bij de gare du nord, door de rue Faubourg St.-Denis, ’k was ik daar nogal redelijk gauwe». - «W as dat juiste gaan en keren, Sarei?» - «Neen-neen ’t ! ’k Moeste daar blijven, eerst om g ’heel mij nen boel te helpen openleggen, en dan binst de markt effenaan aan te geven, volgens dat er verkocht wierd. Ge weet gij ook wel hoe dat ’t gaat, op ne markt. En als ’t rond den elven wierd, opkramen, en were naar Drancy. ’s Achternoens, pein zen op de volgenden nuchten, en een beetje werken op ’t land, in de groensels natuurlijk, ’t Was g’heel wat anders of te Chauconin, of gelijk waar ! Ha ha, ’k wete nog wel, ’k was ne keer aan ’t sputten... Ge moet weten, die groenselboer vette zijn land met de vuiligheid van de stad van Parijs. Zo, ’k moeste ik al dat vuil insputten; en ’t zat daar van alles tus sen : enden hout, slunsen, lepels en messen, en wat weet ik nog al. Nu, ’k doe-k-ik voort; maar al met ne keer, ’k zie daar entwat blinken : ’k Zegge, dat is gadomme ’nen Napoleon ! ’k Raapte r op, en muerdaad, ’t was een goudstukske vau twintig frank. En ’t had letter gescholen, of ’k had het ingesput. ’t Zat algauwe in mijn kleren : voor zulk een ding moest ik trouwens acht dagen werken !» - « G ’n hebt er algelijk niet te biezonder vele gevonden, alzo, zeker?» - «N ee’k zulle ! Ik ’n wete maar van die keer. En pertank, ’k inoete zeggen dat ik van dan voort van véél dichter keke, als ik vette aan ’t insputten was, ha ha ! Maar ’t was verloren gekeken : aantijden nog wel ne lepel of een foursjette, en nog ander zulke onnozelheden, maar ’t was al». - «En dat was uwen dag, te Drancy ! En de zondag?» - «Ah, de zondag was er niet te werken. Maar ’k wierde hem betaald lijk de werkedagen. Jamaar, ’t was ne goen baas, daar. ’k Heb ze daar kop en kop gesteken, zulle ! En de zondag, ik en ginge omtrent nooit uit : ’t was àl profijt, ’t Doet, ’k had wel ne keer een dreupel gedronken, en twee ook; maar niet meer !... - «Zodus, ge zijt daar alzo drie jaar tereke geweest, in Dran cy?» - « J a ’k. En ’k had er nog langer gebleven, ’t was ne goe post. Maar dat ventje ging dood, en wat moest ik gaan doen, of mijn schippe afkuisen !» 17
- «W at vore seizoenen waren dat daar? Ook in twee keren?» - «Nee-neen, ’k bleve daar alle kere van te maarte tegen SintElooisdag. Dat was een lang ende, maar ’k jeunde mij, ’t was goe van de kost en ’k wierde goe betaald; wat moest ik meer hebben?». Sarei trouwt. - «Maar Sarei, als ik daar op peinze: dat kan niet van Drancy zijn, dat ge naar huis kwaamt om te trouwen. G ’hebt gezeid dat het was tussen den oegst en de beten! G ’hebt het zeker mis-op gehad?». - «Ja, dat kan wel zijn. ’k Ben alleszins zeker, da’k in sep tember van ’t jaar twee getrouwd ben, den twintigsten van de maand. Kwestie van juiste te weten van waar da’k thuis gekomen was, wiete-verdomme kan er dat percies onthouden. Al die jaren te reke, naar dat Frankrijk! ’t Kan dat niemand». - «W el Sarei, ’t en is daar genen draad aan gebroken. Laat ons ne keer klappen van dat trouwen. Dien ijzeren pot op de stove, d ’inze is er albij doregesleten. Kwestie is dat geen trouwstik nog?». - «D at marmijtje daar? Ge zijt er boven op: de vrouwe heeft het gekocht, te Tielt op de markt, voor 2,50 fr. En ’t gaat nog mee! Maar ’t is een goed ook. En pertank, dat diende voor alles: water koken, eerappels, pap, smout maken, en wat weet ik al». (Beste lezer, die dit leest: dat «marmijtje» staat al bij mij thuis op zolder, ’t Is ’t wegzetten weerd: ’t is voorzeker één van de laatste! ) - «En van klerenswege? Zat ge g ’heel in ’t nieuwe?». - « ’t Is te zeggen: de vrouwe ’n had niets. Zo, ’k kochte heur een schoon trouwkleed, op ’t Haantje. Door dat ze algelijk een paar treffelijke schoenen bezat, kocht ik heur nog een mutse met linten; en daarmee was ze gestoffeerd. Ik zelve zat g’heel in ’t nieuwe: a-ja, ik ’n had niets dat de klaren mochte zien op zulk ’nen dag. Mijn kostume, ’k heb ze voor 17 fr. gekocht te Heytens, en mijn schoen’n kwamen van Fons Baert’s. ’k Kochte nog een nieuwe klakke te Mietje Muylle’ns, voor zeven-dikke-n-half, en ’k was óók gelapt. Ge monkelt, dunkt m ij?». 18
- « J a ’k Sarei, als ik die prijzen hore: 17 fr. voor een kostume!». - «D at was die goen ouden tijd, jongene! Ha ha ha! ’k Weet het, ’t is nu wat anders. Maar ’t liggen twee oorlogen tussen, en dat wil véle zeggen». - «W e gaan ze làten liggen, Sarei! Doe ne keer voort». - «W at moet ge nog wel weten, da?». - «Ewel, trouw nu ne keer! We moeten avanceren». - «Ah, ’t is dàt! Ewel, we zijn wij getrouwd op Blauwhuis, te zevenen half, bij den dullen Canepeel. We waren alzo met ’ne man of twintig; ’t mannevolk met ’ne bloeroo zakn’sdoek rond ulderen nekke, ha ha ha! Ze waren óók op ulder piekebeste, zulle». - «En achter de messe? Heeft er kermesse geweest?». - « ’k Hebbe toch ontwàt gedaan. Ge moet weten, dat bestond nog niet vele, in dien tijd, dat vieren aan tafele. Nu, ’k had koeken doen gereed doen, te bakker Lannoo’s; en we trokken àl naar daar. Als ze allemaal goed g’eten hadden, gaf ik nog een fiasse genever. ’k Moeste wel mijn laatste goudstikske wisselen, maar ’k peins de: ’k kanne morgen al were gaan werken: en voor ne keer da’k trouwe! Jamaar, g ’et gij... ’t waren er in dien tijd nog vele, die geen koeken of koekestuiten kosten geven! Gadomme neen’si Dat ging alzo niet. Ze waren al blije, als ze ulder messe kosten be talen!». - «En dan? Als de koeken binnen waren, en de dreupels ge dronken?». - «Dan? Ten hal ven de voornoene, trokken w ’op, ik en de vrouwe, te voete naar Beernem. We oakten daar den trein naar Brugge». - «W at hadt ge dààr verloren? Of was ’t ulder speelvoyage?». - «H a ha ha, speelvoyage! We gingen wij simpelweg ne keer naar heur zuster. Ze diende bij ’nen brouwer, die woonde te gen ’t gat van St.-Donaas; hebt ge daar nog van gehoord, jon gene?». - «Ja-ja’k; dat is aan d ’n burg. Ja-ja’k, ’k kenne dat. Doe ne keer voort!». - «Ewel, we gingen wij ne keer naar heur zuster, omdat we peinsden: we zijn nu toch op ons zondagse, en kwestie wan
neer dat ’t er later van komt. Maar tegen dat ’t avond was, stapten wij al van den trein, in Maria-Aalter». - «In Maria-Aalter? ’k Versta-’t, ’t was nader te voete, of van Beernem». - « Jamaar, ’k hebbe dat nog niet gezeid: ’k had een doeningske gepacht, op ’t Haantje. W ’hebben daar 18 maanden gewoond, moet ge weten, op ’t Haantje». - «W as ulder doeningske al bemeubeld, da? Ge moest toch een bedde hebben, Sarei? En een tafel, en de reste!». - «W ’hadden al dat we nodig hadden, maar letter meer, ha ha ha! Te Sarei Patteuw’s aan den Hekke, had ik een kleerkasse en een bedde doen maken. Dat kostte t’hope 38 frank. En een tafel, voor 7 frank. Wel, wel! ’k Wete ’t nog zo goed: ’t was al betaald, en ’k had nog 3,50 fr. over, in g’heel mijne wereld. Maar ’t was àl betaald, en van ’s anderendaags ging ik were aan ’t werk. Trouwens, de vrouwe ging ook al gaan eer appels rapen, om entwat te verdienen: alle baatjes helpen, moet ge wete, ha ha ha!». Weer naar de bieten. - «En gij? Were naar ’t Franse?». - « ’t Is te zeggen, ’k Heb eerst nog ’nen dag of zesse naar Schepers gaan werken; in de bomen, zaad gaan trekken. De weke daarop ben ik dan opgetrokken, ’k Zou moeten lelijk mis zijn, maar ’t was naar Etrepy, dunkt mij, ook in de Seine-etMarne». - «Een minuutje, Sarei! ’k Moete weten waar dat ligt... Ha, Etrépilly, ’k heb het hier. En ge draait g’heel den tijd rond M eaux?». - «H a ja’t, ’t was were in die streke. Ewel, ’t was den betetijd. En dat moet u niet verwonderen, dat ’t were naar ginder was: die streke, da’s de grootste boerestreke van g’heel Frank rijk. En ’k wete wat da’k zegge». - «D at was dan algelijk maar voor enkele weken. En de winter maanden, te Wingene? Vertel daar nog ne keer een beetje van. ’k Hore dat geerne, omdat ik nog vele bij te leren heb, over wat dat de Wingenaars deden, in die jaren. Wat hebt ge nogal gedaan, buiten ketsen, en sparappels trekken, en dessen te Snauwaert’s? » . 20
Werk in ’t hout op Wingene. - «Ja, wat zou’k nogal gedaan hebben, da!... G ’et gij, dat moet u invallen! Wacht ne keer een beetje... A-ja, ha ha ha! ’t Heeft daar ne keer ne winter geweest, de bomen krioelden van de puppen, ge weet wel hé?». - «Ja-ja’k, puppen, waar dat de rupsen uit komen». - «Ja. Hewel, ’t school zo danig vele, dat de sparappel trekkers van ’t Wingens Veld er albij ne g’hele winter werk mee gehad hebben, ’t Was meest in d ’eken dat ze zaten. G ’hele pakken! En in dien tijd stonden er van die eken, ’t waren g.v.domme reuzen. Hebt ge nog gehoord van Pietje Vandewiele’ns eke?». - « J a ’k. Ze zeggen, die hem weten staan hebben, dat ’t de grootsten was van g’heel de streke. Hebt gij hem weten staan?». - «Vanzelfs. Ewel, Carpentier had alverre alzo enen staan, achter de grave naar ’t Veldkapelleke. ’k Zie hem nog voor mijn ogen, die Carpentier: ne gildige vent, met ’nen baard; maar gierig... Zo, we gingen gaan kijken, t’hope. Den eke stond een endeke voorbij Miel Vandecaveye’ns. Was dat een stik! ’k Bekeek hem alzo ’ne keer goed, en ’k zegge tegen Carpentier: «geef mij twintig frank, en ’k klemme d ’rin!». - «Twintig frank! Dat was veel geld voor dien tijd!». - «Jam aar, peinst ge dat er daar geen werk aan was? Hij had een kruine lijk een huis, zo groot, dien eke. En dat kuisen, dat was takske voor takske, uren aan een stik. ’t Was gadomme geen klein bier!». - «W at zegt ge! En wat zei Carpentier?». - «W at dat ie zei? « ’k Geef-er u tiene, en niet meer». Die gierigaard! ’k Zegge: «kruipt er zélve in». Zegt ie: « ’k zal ze afschieten met zout, dat zal ook gaan!», ’k Zegge: «Schiet maar op!». A ja, hij zou g.v.domme àl ’t zout van g’heel Wingene nodig hebben. En ’k en heb het niet aanveerd». - «En ook, ge zat er nog niet vele mee in, zekere? ’t Waren nog wel van die eken te kuisen, zou’k peinzen». - «N og gewillig! Lijk da’k gezeid heb, w ’hadden er ne g’hele winter werk mee g ’had, van t’Alderheiligen tegen den uitko men, als de bomen begonnen uit te lopen. En g’heel Wingene deure! Ge kunt peinzen». 21
- «D at zijn pertank hoge bomen, die eken. G ’hadt er zeker wel ruzie mee, om d ’rin te geraken?». - «W el w ’n doen, jongene. We klommen eerst een ende met de lere, en de reste deden we met de koorde, en sporen. Dat ging aliéné». - « G ’hadt nog ’t gepaste alaam algelijk, dunkt mij». - « J a ’w. Jamaar, anders ware’t niet te doene. Gadomme, ’k wete nog goed: ’k hebbe ne keer te Siskatje Lambert ’nen eke gekuist, ’k Had er verschillige uren ingezeten, en ’t was veel hout van gekomen. Siska was stijf bendig, en ze stak het àl op de zolder, ’k Had heur gezeid dat z’r eerst de puppen moest van doen. Maar z’n horkte niet. En de zomer daarop was g ’heel heur huis opg’eten van de rupsen. Ge kunt dat wel peinzen!». Pasterke Denys. - «Sarei, ’k zou nu ne keer van wat anders willen klappen, ’k Heb in-den-tijd vele horen vertellen over pasterke Denys. Hij hield hem bezig met de vlamingen in Frankrijk. Hebt gij hem gekend?». - «Gadomme ja’k. Pasterke Denys? Maar elkendeen kende dat. Ha, dat was een goe ventje! Wel, wel, dààr kan ik van klappen. Wacht ne keer een beetie...». - «Ik va ne keer helpen peinzen. Hij kwam al temets naar Wingene, zekere?». - «H a, ja-hij. Alle jare, in de maand maarte, kwam hij ’nen avond preken, in de kerke. Ha, ha, hij stond ons aan de deure af te wachten. En weet-je waarvoor? Ge zoudt het nooit ge raden!». - «W at zou’k! Om ulder apart een woordeke te zeggen, peins ik ?». - «G e zijt er niet, jongene. Of liever, ’t doet, hij zei entwat: dat w ’ons sikke moesten wegsmijten, eer dat we in de kerke gingen, ha ha ha!». - «Doet hij. En was ’t àl?». - « J a ’t. Maar hij zei dat in een schoonte, zulle. En hij had ga domme gelijk ook. Oh, oh, over vijftig-zestig jaar was ’t àl sikkesop in de kerke, van achter. G ’hadt de benen gebroken van de gladdigheid! ’t Was ne klare messing!». - «Jamaar, Sarei, ge doet er nu algelijk wel een schenk bij!». 22
- «Ba gadomme, ’k-en-doe. Vraag het maar ne keer aan de stoelkeszetters van dien tijd, als er nog zijn. Ze zullen ’t u wel vertellen, ’t Was een echte schande! En ge moet niet peinzen, dat ’t in Wingene aliéné was! Op ’t Haantje, bij voorbeeld, was ’t niet veel betere». - «En ge smeet schone ulder sikke weg, natuurlijk!». - «Jam aar, aan mij moest hij dat niet zeggen: ik ’n sikte niet vele; en ’k en had het niet gedaan ook, in de kerke. Maar ze smeten ze niet àl weg, ’t waren er vele, die ze in uldere zak staken, voor ’t profijt! ha ha ha!». - «En dan, in de kerke? D ’r was toch geen messe, ’s avonds?». - «Nee-neen’t, prekatie aliéné, over van alles, ’k Hebbe daar maar letter van onthouden, of tenzij, dat we genen tobak moch ten meedoen naar Frankrijk, dat we moesten zien, dat w ’ntwatse geld op zak hadden; dat we moesten manieren leren; dat w ’ons geld moesten sparen, en hoe dat we dat moesten doen». - «En waren er gene die tobak meenamen?». - « J a ’t, zulle, en vele. Ge moet weten, den tobak was diere, ’t Waren er, die hem in een sorte zakken staken, en rond ulder lijf bonden. Of in blaren, een beetje nes gemaakt, omdat ze niet ’n hadden gekraakt en geruchte gemaakt, ’t Was voor de slimme». - «En anders? Over wat ging de prekatie nog?». - «O oi, zoudt ge geloven da’k dat al zo juiste niet meer kan zeggen. Hij sprak nog wel een beetje van ons Here, maar lijk van verre-n-aan. Hij peinsde zekere: wat moe’k-ik hier vele gaan klappen van al zulke dingen, tegen dat volk, z’n horken toch nit. En ’t was entwat van: ik zelve ’n zou niet kunnen zeggen, dat hij dat of dat gezeid heeft». - «En ginder, in Frankrijk zelve? Hebt ge Denys dààr nog ge zien?». - «Mijn verdomme ja’k. En meer of dat. Ge moet horken: ’k was die keer were te Chauconin. Pasterke Denys begon ge kend te geraken; en ’k had er ne keer over geklapt met de boerinne, die stijf kristelijk was, lijk da’k al gezeid hebbe. Ja maar, ze moeste subiet weten waar dat Denys te vinden was. ’k Zegge: te Parijs, in de Rue Faubourg Saint-Antoine, l’église des ouvriers flamands». - (Beste lezer, die Franse tekst spreekt Sarei met biezondere plechtigheid uit, de ogen dicht, als was 23
het een orakel! ). - «Ze schreef dat seffens op, en veertien da gen later was’t al te doene te Meaux». - «En ge gingt er natuurlijk naartoe». - «Vanzelfs. Maar ’t schoonste van al, de boerinne moest er ook bij zijn. En alzo kwam het, da’k moeste inspannen, ’k Ben zeker dat pasterke Denys die keer wel gevaren heeft van heur: ’k zou durven wedden, dat hij wel honderd-vijf tig gekregen heeft! Z’n stak het niet nauwe, op zulke keren, de boerinne». - «E n te Meaux, waar was dat te doene?». - «In de kathedrale. Jongene, die kerke zou-je ne keer moeten zien: ’t kun’n gadomme duizende mensen in, zo groot dat ze is». - « Ja ? En thuis, waarmee moesten ze dààr dan voortdoen?». - «Jamaar, dat waren omtrent altijd jonkheden: z’n hadden maar op uldereigen aliéné te peinzen. Ik heb alzo nog een’n weten thuiskomen; zegt-ie: «moedere, ’k hebbe niet meer overe. Maar ge moet er niet mee inzitten; ’k sta vet: g’n gaat aan mij geen kosten hebben, ah ah ah!». Alleen bij de boer. - «Ze was er wel mee, die moeder... Maar, nu da’k daarop peinze: zijt gij altijd alzo in ploeg, in bricole gaan werken?». - «Nee-neen’k. Achter enigte jaren ben ik alleene, op ne post gegaan. Ge verdiende meer, want in die bricolen zaten er altijd leegaards; en ze wierden nevens d ’anderen betaald, moet-je we ten. Van mij is dat alzo gegaan: Feelke Grymonprez, van aan de Platte Beurze, zat met zijne zone te Vilblevin, in d ’Yonne». - «Minuutje, Sarei, ’k moete dat vinden op de kaarte». - «G e moet maar d ’Yonne volgen: dien boer had een grote partije land vlak d ’rlangs. Tussen Montereau en Pont-surYonne». - « ’k Heb het hier al, Sarei. G ’hebt gelijk: Villeblevin». - «Ziet ge wel? ’k Heb dààr gezeten, jongene. ’t Is nog bij de deure hé?». - « J a ’t. Doe nu ne keer voort, hoe zijt ge daar gerocht?». - «Ewel, lijk da’k zeie, Feelke Grymonprez wrocht met zijne zeune op dat hof te Villeblevin. Hij had er wel gebleven, maar op zekere keer, zijne zeune versmoorde in d ’Yonne. Hij dronk vele, en hij was, ’k weet niet hoe, in ’t water gerocht. Feelke 24
wilde niet meer weregaan: zegt hij tegen mij: Sarei, ga gij maar in mijn plaatse, ’k Moet ’t niet meer weten. En ’k ben opgetrokken». - «Moederduts-allene! Ginder verre!». - « ’k Zat er nog niet vele mee in. G ’et gij... ’t was den eerste keer niet meer. Ge weet wel, in Drancy was ik ook aliéné. En ’t was een gadomse goe plekken bij dien boer. Dat hof was niet te groot: een melkkoe of viere, ’ne koppel peerden, en eigen dom; en geen schaassie van goudstukken, ha ha ha! En daar bij, een streke die mij aanstond. Trouwens, toute la France est un jardin! Versta je dat Frans? ’k Heb de franse dat dikwijls horen zeggen, en ’t en is gene leugen». - «Pakt dat ’t algelijk voor die jardin aliéné niet ’n was, dat g ’er naartoe trokt? Wat zou-je peinzen?». - « Vanzelf s niet. Jamaar, ’k mochte daar aan tafel eten met den boer! ’k Was daar lijk thuis. En de kost, den besten da’k in Frankrijk ooit gekregen hebbe. Weet-je wat da’k verdiende? Drie frank daags, en de volle kost. D ’r waren niet veel zulke posten». - «En uw werk, wat was dat allemale?». - «O oi, wat is er al te doene op zo’n hof: eerappels planten, braken in de vignoble, in de druiven snijen, en dan later, den oegst en de vendange; da’s de druivenoegst, jongene. Dat deed ik liefst van al. Ge kunt niet peinzen hoe da’k mij gejeund hebbe». - « ’k Kan ’t geloven, Sarei. En in die wijnstreke! Dat was wel den eerste keer, zekere, dat g’in de vignoble moest werken. Waar hadt ge dat geleerd?». - «D at leert zo zere, jongene. En ’k en hebbe nooit genen dwa zen geweest, ha ha ha! ’k Was ik daar nogal gauwe mee weg, en daarbij, ’k zeg het nog ne keer, ’k deed het wreed geerne. Liefst van al nog wrocht ik met de peerden achter d ’Yonne. Jamaar, ge peinst zeker dat dat een beekske is, lijk da-je zou zeggen, hier, aan den Beer. ’t Is g.v.domme ne bree stroom. En ge zoudt hem moeten zien te Montereau, waar dat hij in de Seine loopt. Hebt ge daar nog geweest?». - « ’t Dunkt mij van ja. Is er daar geen lange brugge?». - « J a ’t. En hebt ge dat standbeeld gezien? ’t Staat daar tussen de twee waters, ’t Is ’t standbeeld van Napoleon». 25
- «G e weet gij dat allemale wel goed?». - « ’k En hebbe nooit mijn ogen in mijn zakken gesteken, jongene». Hulp in de oogst. - «Klapt nog ne keer voort van die vignoble. Waren dat grote partijen?». - «Neen’t. Dat was gene wijnboer, zulle. Die wijn, dat was deels voor hem, en ’t volk, en deels voor de verkoop. Gadomme, ’t valt mij daarnog entwat in. ’k G a’t u vertellen. Te Villeblevin, in de kelder, lag’t er daar een stik wijn. Jan Scholier en Pol Wynsberghe wisten ervan, en z’hadden ’t erop gemunt». - «H oe? ’k Meende dat ge daar aliéné waart, op dat h of?». - «Ba ja’k, jongene, maar voor den oegst schreef ik alle jare achter twee man’n. ’k Koste ik dien oegst aliéné nooit afkrij gen, wat peinst ge w el!». - «Als g ’t àl zegt! En dat was die gladde werkman, Scholier, lijk da-je al verteld hebt op nen andere keer?». - « J a ’t, da was den dulste pikkere da’k gekend hebbe». - «G e weet nog achter wie dat ge schreeft! Doe ne keer voort, da». - «Wel, Jan, hij was dul achter ’n goe glazeke wijn. Niet dat ’t nen dronkaard was; maar als hij eraan gerochte, wist hij altemets van geen uitscheen. Nu, op nen nacht, z’hadden alle twee vreemde goeste; en ze trokken voorzichtig naar de kelder met ne crapaud van zes liters». - «W at zegt ge? Ne crapaud? Ge moet mij dat vertalen, Sa rei!». - «Weet ge niet wat ne crapaud is? D a’s een kruike, een eerd’nen pulle. Zo, een van zes liters, ’t kost daar nog wat in! Zij naar de kelder; en weregekeerd met een vuile kruike. Jamaar, ’k dronke wel mee; maar ’k dorste nooit zelve gaan. ’k Zegge tegen ulder: ge gaat getrappeerd worden, ulderen oegst kwijt zijn, en in den bak vliegen, voor ’n literke wijn! Maar ’t was geen zeggen aan: ze dronken, en ze dronken, en ze waren peerdekrim’neel, tegen dat ze gingen gaan slapen. Wak ker geworden, dronken ze were. Jamaar, ’t was van te vier-enhalf op te staan! Ze stónden op, maar verre van nuchter... en ’t moest duren tegen te zevenen, eer dat et eten was! Zere aan den drinkbak van de peerden een beetje water aan ulder aan 26
gezichte gedaan, om de vaak uit d ’ogen te wrijven, en ze wa ren gewassen... maar nog niet nuchter. Die keer, ’k weet het nog goed, waren ze ’s noens nog dronke! Gelukkig is ’t al goed afgelopen, door dat den boer daar niet ’n was. Maar anders! En als Jan een op had, zei hij: «beaucoup de vin»! ’t Was àl ’t frans dat hij koste, ah ah ah! ’k Moeste ik dan voortzeggen: pas couper le vin, pas tremper la soupe! Wel, wel, dat waren toeren!». - «G e waart gij algelijk sterk, met uw frans». - «Jongene, ’k ginge waar da’k wilde d ’rmee! ». Sareis vader. - «Maar Sarei, ik hore u niets meer zeggen van uw vader? Ge zijt er voor den eerste keer mee opgetrokken, in 94; maar voorderop heb ik er niet vele meer van gehoord». - «H ij is nog enige jaren gaan werken, naar ’t franse. Maar hij was tijlijk versleten, en in ’t hospitaal gerocht, te Wingene». - «Wanneer is hij gestorven?». - «In ’t jaar achte, in de kortemaand. ’k Was thuis, en ’k ginge hem regelmatig gaan bezoeken. Maar hij was zere verslecht, achter nieuwjaar. Als ik er voor de laatste keer bij was, daags voor zijn dood, ’k weet het nog zo goed, zijn neuze had al een beetje koud. Hij vroeg achter een sikke tobak. ’k G af ze hem: maar achter een endeke heb ik z’uit zijnen mond gehaald, wille van ze in te slikken. Zegt vader al met ne keer: « ’k zou willen naar huis komen. Zoudt ge mij morgen nuchten niet komen halen met de kortwagen?». ’k Zegge: «Ba ja’k». Wat moest ik gaan zeggen. Maar ’t was niet meer nodig, ’s anderendaags ’s nuchtens was hij al dood». O. VAN LAERE
27
Befaamde Tieltenaars uit de 16e eeuw Bij opzoekingen over Pieter Bladelin, stichter-eigenaar van de stad Middelburg in Vlaanderen en o.m. ook heer van Poelvoorde te Wingene (van ± 1450 a f), werd mijn nieuwsgierig heid gewekt door een boek: «Biographie des Hommes remar quables de la Flandre Occidentale». De naam van een der medewerkers, kanunnik Charles Carton uit Pittem, stimuleerde nog mijn belangstelling. Een vluchtige blik op een tabel met namen en data, achteraan in het boek, volstond om geboeid te worden door de namen van zeven ge boren Tieltenaars die, vreemd genoeg, alle tot nagenoeg de zelfde generatie behoren, nl. der jaren 1500. Vooral die laatste vaststelling bracht mij ertoe Bladelin en Wingene even te la ten rusten en de bijdragen over die voor mij onbekende Tieltse «prominenten» op hun inhoudelijke waarde te onderzoeken. Iedereen weet dat we tegenover biografieën zeer kritisch moe ten staan, doch ik dacht dat het interessant kon zijn hier kort te laten volgen wat ik over die merkwaardige Tieltse figuren kon vernemen. Mijn enige wens hierbij is dat een of ander lezer heel wat meer over deze mensen via ons tijdschrift zou kunnen meedelen. Mijn doel is niet te laten horen: «Zie eens wat ik weet», doch wel: «Zie eens wat ik maar weet!». Voor hen die sceptisch staan tegenover dat ver verleden en die vergeten «hommes remarquables», wil ik eerst nog zeggen: het gaat over prominenten van de geest, van het intellect, over geneesheren en priesters, onder wie universiteitsprofessoren en zelfs een bisschop. Hierbij mogen we ook de tijd waarin ze leef den niet vergeten: de beroerde tijd van de 16e eeuw. Denk er ook aan, dat in die periode geestelijken en medici die daarbij nog aktief waren in de hogere wereld van hun tijd, meer in aanzien waren, ja een zekere kaste vormden. Het optreden van deze geleerden op het «schouwtoneel» van hun onrustige tijd moet geen aanleiding geven tot enge, sentimentele verheer lijking van hun geboorteplaats of van het gewest waar hun fa milie woonde en waar zij hun jeugd doorbrachten; mensen uit de 20e eeuw zullen dit alles zeker «ruimer zien». 28
Het is de taak van een historicus, objectief en nauwkeurig, het tijdsgebeuren der 16e eeuw te beschrijven en te beoordelen; het zal ook hem wellicht niet meevallen indien hij ons zou wil len meedelen hoe het er werkelijk op het platteland en in de kleinere steden aan toeging. Bij de lectuur van Marcus van Vaernewijck’s «Van die beroerlicke Tijden in de Nederlan den...» treffen ons de uitdrukkingen: «Men zegt - het gerucht loopt - er wordt verteld...». In eer en geweten deelde hij ons mee wat in die jaren ( 156668 ) algemeen aanvaard en geloofd werd. Kanunnik Carton in zijn «Biographie de Karel van Mander, peintre et poète» brengt uiteraard meer berichtgeving over onze streek in de ja ren 1548-83. Hij heeft het over «les villes, les bourgs et les hameaux, situés près de Meulebeke». Volgens hem blijkt het binnen het gebied der «Roede van Tielt» betrekkelijk rustig te zijn geweest bij Karei van Manders terugkeer uit Italië in 1577; daarop volgden nog enkele rustige jaren. Volgens M. van Vaernewijck echter is in de oogstmaand 1566 de beeldenstorm in West-Vlaanderen al begonnen. Conrad Busken Huet in «H et Land van Rubens» geeft het jaar 1577, het jaar dus van Karei van Manders terugkeer te Meulebeke, als het beginjaar der grote troebelen aan. Een vreemde, losgesla gen soldateska teistert de om trek; de rijken uit Meulebeke en ommelanden brengen hun kostbaarste have in veiligheid te Kortrijk of te Brugge. De onroerende bezittingen worden ver nield of verbrand; er gebeuren moorden en schofferingen. West-Vlaanderen blijkt, meer dan andere gewesten uit de Lage Landen, het toneel van gewelddaden te zijn geweest tegen ker ken en kloosters. Als een belangrijke oorzaak wordt door Vaer newijck en Huet «de armoede en werkloosheid bij de massa, en de rijkdommen van kerken en kloosters» opgegeven. Graag verwijs ik hierbij ook naar de waardevolle «Geschiedenis van Pittem» door V. Arickx. Wij weten evenwel hoe kritisch wij moeten ingesteld zijn te genover alle berichtgeving en zeker als het over lang voorbije periodes gaat. Wij weten hoe wij zelf bij het meedelen van een gebeuren bij na spontaan eigen indrukken of meningen in een «zeer objec tief» relaas inschakelen. Dit wil ik hier ook aanstippen in ver band met de informatie die in deze bijdrage te vinden is; deze 29
informatie die voor sommigen wellicht niets nieuws brengt, werd hier enkel gebracht om rechtzetting of aanvulling moge lijk te maken. W ILLEM BIBAUT opent de rij (° 1484). Zijn «gefortuneer de» ouders stuurden hem naar de humaniora te Leuven en om streeks 1502 studeerde hij in de Letteren aan de toen nog jonge universiteit ( 1425). Na zijn academische vorming opende hij te Gent een humaniora-instituut. Dit schijnt niet meegevallen te zijn, want weldra vinden we hem als opvoeder in het gezin van een rijk en aanzienlijk bewonderaar, van wiens invloed Bibaut veel mocht verwachten voor zijn eigen toekomst als geleerde. Plots treedt Bibaut in de orde der Kartuizers; naar het schijnt beloofde hij dat in een moment van doodsgevaar. Hoe het ook zij, hij werd vlug door zijn medebroeders hoog gewaardeerd, want in 1521 werd hij tot generaal der orde ver kozen en bleef dit tot aan zijn dood in 1535. De «Biographie Nationale» geeft een andere versie: Bibaut zou theologie ge studeerd hebben en te Gent dit vak hebben onderwezen voor aleer hij kartuizer werd. De tweede heet W ILLEM PANTIN en werd omstreeks 1505 te Tielt geboren. Ook zijn ouders waren rijk en stuurden hem naar Leuven waar hij medicijnen studeerde, maar zich tevens in de filologie bekwaamde. Na zijn studies onderwees hij te Leuven als privé-docent de geschiedenis der geneeskunde. In 1551 vinden we Pantin te Brugge als stedelijk geneesheer en we weten dat de Brugse magistraat in die tijd steeds vermaarde artsen aan de stad wist te binden. Pantin knoopte er vriend schap aan met onze alomvermaarde Andréas Vesalius en ook met Cornelis Baesdorp, die eveneens als arts in zijn geboorte stad werkte. Pantin werd als medicus zeer hoog gewaardeerd, maar ook als redenaar oogstte hij roem in de intellectuele krin gen en werd om zijn «inhamerende redenaarsstijl» de moderne Cato genoemd. Hi[ overleed te Brugge in 1582. Een jaar ongeveer na Willem Pantin werd in diezelfde kleine stad JUDOCUS VAN R A EV ESTEIJN geboren, die onder de geleerden van zijn tijd vooral als «Tiletanus» (Tieltenaar) bekend stond. Ook hij kwam in een gegoede familie ter we30
reld. Dat verschijnsel blijkt in die dagen te Tielt en omgeving geen uitzondering te zijn geweest - we denken hier ook bv. aan de gefortuneerde en invloedrijke familie van Karei van Mander, de schilder-dichter en toneelschrijver uit Meulebeke, ook uit dezelfde 16e eeuw. Raevesteijn studeerde Lette ren en Wijsbegeerte en doceerde later ook deze vakken aan de Leuvense Universiteit. In 1547, intussen was hij priester ge wijd, promoveerde hij in de godgeleerdheid en werd ook profes sor in die discipline. Tot tweemaal toe werd hij als rector met de leiding van de universiteit belast. Onze Tieltse Raevesteijn blijkt zijn vleugels echter heel wat wijder uitgeslagen te heb ben dan zijn eveneens befaamde Tieltse leeftijdgenoten: in 1551 stuurde Keizer Karei hem naar het Concilie van Trente (als vertegenwoordiger der Universiteit Leuven, beweert de «Biographie Nationale»). Ook naar de beruchte kerkelijke «gesprekken» of «debatten» van Worms werd hij als gezant van de Keizer gestuurd. Toen hij een tweede maal, nu door Filips II, naar het Concilie van Trente gestuurd werd, kreeg hij wegens «ouderdom en allerlei kwalen» toestemming te Leuven te blijven. Om zijn grote verdiensten werd hij tot «groot inquisiteur van het geloof» benoemd. Tijdens zijn ac tiefste jaren was hij vaak de raadsman van Keizer Karei, Fi lips II, Margareta van Parma en Pius IV. Als professor in de theologie te Leuven bestreed hij bepaalde theorieën van zijn collega Michael Baius of De Bay, die later werden overgenomen door Cornélius Jansenius (1585-1638) die eerst te Leuven doceerde en later bisschop van leper werd ( Jansenisme ). In de «Biographie Nationale» (uitg. 1905, deel 18, p. 802) lezen we in een bijdrage van de Gentse professor Alfons Roersch heel wat concrete feiten die bewijzen dat deze Tieltse geleerde niet enkel een buitengewoon invloedrijk man moet ge weest zijn, maar ook dat hij «in de vele ambten die hij be kleedde, uitmuntte door zijn ijver, zijn talent en zijn weten schappelijke onderlegdheid». Raevesteijn schreef een reeks theologische werken in het Latijn, gedeelten ervan werden ver taald in het Frans en het Nederlands. In het Nederlands bestaat «een Corte Verantwoordinghe teghens die Confessie ofte leeringhe die onlancx (1567 te Antwerpen) uitghegheven is» (gepubl. te Leuven in 1568). Dit is een weerlegging van Lutheraanse leerstellingen die een grote aanhang vonden in de 31
Antwerpse kerkgemeenschap. Het was toen zeker geen tijd van œcuménisme! Judocus van Raevesteijn overleed te Leuven in 1570. Een personaliteit over wie men blijkbaar weinig weet, is W IL LEM BERNAERTS ( geboren te Tielt in 1520 ). Ook weer een tijkemanszoontje dat naar Leuven kon gaan studeren, eerst in de wijsbegeerte, en toen hij daarmee klaar was, begon hij de studie der geneeskunde en promoveerde tot arts in 1551. Be langrijk voor de roem van zijn geboortestad is wel dat Leuven hem reeds in 1554 de voornaamste leerstoel in de geneeskunde aanbood. Wie die leerstoel wilde bemachtigen, moest aan zeer zware eisen voldoen. Hij bleef doceren tot in 1572 en stierf in 1575. De lezer zal het eentonig vinden dat al deze «beroemdheden» geneesheren of priesters zijn, maar, zoals ik reeds aanstipte, deze intellectueel-sociale beroepen stonden in die tijd wel het meest in aanzien. Ook M ARTIN BACK ( BACCIUS ) was een priester. Geboren te Tielt ± 1530, rijk van huize uit, studeerde hij te Leuven, eerst in de Letteren en later in de theologie. Deze priester werd parochiegeestelijke, eerst als pastoor op St.-Maartens te Aalst. In 1583 riep de bisschop van leper hem als kanunnik naar zijn kathedraal. Die bisschop was toevallig ook een Tieltenaar, Mgr. Simons, over wie verder in deze bijdrage. Martin Back moet wel iemand geweest zijn die geen ereambten zocht, want als kanunnik der Ieperse kathedraal, werkte hij enkele jaren als pastoor te Duinkerken wegens priesterschaar ste. Hij schreef ten gerieve van zijn Duinkerkense parochianen «Den Schadt der Catholicker Sermonen» (uitg. Antwerpen 1597). In 1601 werd hij tot Aartspriester van het bisdom leper verheven. Hij stierf in 1609. P IET ER SIM ONS (ook SYMONS - SIM OENS - SIM O N IS) «zag het levenslicht» te Tielt in 1539. Zijn familie was er een van geneesheren en priesters. Volgens kanunnik Carton was het geboortehuis van onze Pieter Simons - een boerderij - ge legen op het einde van de St.-Jorisstraat. Carton beweert zelfs 32
dat hij nog in 1819 boven de deur van dat huis het wapenschild van Pieter Simons als bisschop van leper heeft gezien. Die latere kerkvoogd doorliep de humaniora in de «Ten Bogaerde-school» te Brugge. Door dit instituut werd hij om zijn uitzonderlijke bekwaamheid in 1556 naar Leuven gestuurd. Hij was een beursstudent, wat er op wijst dat zijn ouders nu eens niet zo bemiddeld waren. Hij studeerde wijsbegeerte en onderwees later dit vak. Ook hij plaatste graag het woord «Tiletanus» naast zijn naam, misschien in navolging van zijn grote leermeester te Leuven Willem van Raevesteijn, wiens briljantste student hij geweest was. Pieter Simons die als Tielts geestelijke tot het bisdom Gent behoorde (opgericht 1559) werd door Mgr. Janssen, eerste bisschop van Gent, als kanun nik naar de St.-Baafskerk geroepen en reeds in 1570 tot Aarts priester bevorderd. Gent leed in die jaren veel onder de uit spattingen der Hervorming (in 1577 was er een Calvinistisch stadsbestuur met de beruchte heren Hembyze en Ryhove, die een nieuwe editie van de beeldenstorm brachten ). De Roomse geestelijkheid werd ofwel aangehouden, of moest vluchten. Simons geraakte eerst te Leuven in veiligheid, daarna te Kort rijk waar hij als pastoor on St.-Maartens werkzaam was. Hij moet zich zeer verdienstelijk gemaakt hebben jegens Filips II, want deze koos hem uit voor de vacante bisschopszetel van leper; die benoeming werd in 1584 door paus Gregorius X II bekrachtigd (hij werd aldus tweede bisschop van leper). Hij blijkt gedurende 21 jaren, als vriend van zijn priesters, zijn hoog ambt bekleed te hebben. Hij stierf in 1605. De jongste Tieltse prominent van dit zevental heette Pieter PANTIN, een achterneef van Willem Pantin. Hij werd gebo ren in 1556. Van zijn ouders wordt nadrukkelijk vermeld dat zij het «ver van breed» hadden. Hij werd echter door niet vernoemde weldoeners tot studeren in staat gesteld. Na zijn humaniora te Tielt mocht hij naar Leuven en werd er jezuïet. Hij werd een beroemdheid om zijn kennis van het Grieks en het Latijn. Wat we verder over zijn leven vernemen laat ons vermoeden dat deze Tieltenaar, zijn kleine geboortestad en zijn eerder geringe afkomst ten spijt, stout de wijde wereld introk. Met zijn Leuvense leermeester Andréas Schott reisde hij over Dowaai (universiteitsstad sedert 1562) naar Parijs en verder 33
naar Spanje, waar hij aan de universiteit te Toledo zijn leer meester Schott als professor in het Grieks opvolgde. Hij trad dan in dienst van Aartshertog Albrecht die door Filips II naar de Nederlanden gestuurd werd. Later is hij kanunnik bij bisschop Simons te leper, later nog deken van Sint-Goedele te Brussel en eindelijk afgezant van de Paus bij de legers van Spanje, met de rang van «pauselijk notaris». Eens schreef Pieter Pantin aan de Leuvense hoogleraar Justus Lipsius «dat hij nooit ereambten of rijkdommen had nage jaagd». Het schijnt dat sommige tijdgenoten dit fel hebben be twist. Hoe ook, hij werd met beide overladen. Toch was zijn kenspreuk: «Alles in Liefde», en volgens zijn bewonderaars was dit werkelijk de synthese van zijn leven. Hij overleed te Brussel in 1611. Hij liet in het Latijn geschreven geschiedkun dige en godsdienstige werken na. Met deze schaarse en schrale gegevens - die ik hoop nog te kun nen aanvullen met de hulp van lezers die meer over deze pro minente figuren zouden weten of kunnen te weten komen meen ik toch een paar gewettigde veronderstellingen, samen met een paar vermoedens, in vragende vorm te mogen formu leren. 1 ) Onze befaamde Tieltenaren schijnen geen contacten te heb ben gehad met eveneens befaamde tijdgenoten als een JAN DE SAN GH ERE uit T IE LT zelf, een KAREL VAN MAN DER uit M EULEBEKE, een JO R IS WYBO (Sylvanus) uit PITTEM ( een hageprediker en dichter van geuzeliede ren), een pastoor JA N COENS en een jezuïet JA N DA VID, beide uit K O R TR IJK , twee felle bekampers van de Hervorming, noch met een SIM ON STEVIN uit BRUG G E. Om maar enkele personages uit die tijd in West-Vlaan deren te vernoemen. 2 ) Alles schijnt er op te wijzen dat zij - en wellicht ook hun families - behoorden tot een andere «kaste». Zouden zij dan geen deel hebben uitgemaakt van de volkse culturele gemeenschap, waartoe mensen als Karel van Mander, Si mon Stevin en een hele reeks figuren uit de rederijkerslite ratuur behoorden? 3 ) Mogen we veronderstellen dat, behalve een Willem Pan tin, die als geneesheer te Brugge werkte, en een paar andere 34
priesters , die een tijdlang als parochiegeestelijken nader bij het volk stonden, de meesten «volksvreemden» waren, die, om een of ander machtspositie te verwerven, afzijdig ble ven van hun tijdsgebeuren? Een paar onder hen hielden het duidelijk bij de machthebber van die tijd, de Spaanse overheerser. We kunnen ook gunstiger en milder over hen oordelen en stellen dat hun bekwaamheid en hun faam als geleerden hen ver van de enge heimat in de wijde wereld bracht, Leu ven, Brussel, Trente, Spanje..., zodat ze na hun jeugdjaren te Tielt, losgroeiden van hun eigenlijk milieu? Al mogen we aannemen dat zij wel af en toe hun familie te Tielt en omstreken bezochten. 4) Een andere vraag die zich opdringt: waren deze geleerden wellicht te eenzijdig gericht in hun belangstelling? Be roerden de armoede en het leed van de massa hen niet? Waren ze te intellectueel om sociaal te zijn? Het zou hier bij - sociaal gezien - interessant zijn te kunnen ontdekken in hoever de families waaruit deze prominenten stamden, ook boven de gemeenschap der minder gegoeden en min der gecultiveerden stonden en dus als volksvreemden en economisch sterkeren medewerkten aan het arm en dom houden van het mindere volk. 5 ) Over Judocus van Raevesteijn weten we dat hij als bestrij der van de Hervormers en andere ketters optrad, zelfs als inquisiteur. Pieter Simons kon uit Gent vluchten en aan de baldadigheden der Beeldenstorm ontsnappen. Pieter Pantin stond op een bepaald moment in dienst van het Spaanse leger. Over de andere weten we niet hoe ze rea geerden op «de beroerlijke tijden». Allen blijken aan de kant van de machthebbers te hebben gestaan en hun gun sten te hebben genoten. Dit waren dan enkele suggesties. Het kan sommigen sceptisch stemmen die mensen uit dat ver verleden te willen benaderen. Daarop zou ik antwoorden: puinen, gebouwen, uitingen van culturele en artistieke bedrijvigheid boeien ons zodra we het verleden willen oproepen; achter al die getuigenissen uit vroe ger dagen staat echter de mens, «de maat van alle dingen», naar het woord der Oude Grieken. Ons, mensen uit de tweede 35
helft der 20e eeuw, zou dat menselijke uit eigen verleden om vele redenen moeten boeien, al dachten we maar even aan de altijd moderne uitspraak van de Latijnse blijspeldichter Terentius: «Ik ben een mens en niets van wat de mens aangaat laat mij onverschillig». Overigens, door betere kennis van voorbije geslachten, uit een concrete omgeving en een bepaalde tijd, valt heel wat te leren om het betrekkelijk «nieuwe» van onze eigen tijd in te zien. En juist die 16e eeuw is in onze gewesten eerder ongewoon geweest: een tijd van onrust, beroering, contesta tie, menselijke passies, goede en kwade. De jeugd van die tijd zal even interessant en schoon geweest zijn in haar opstandige overmoed als thans, en even onbegrepen en bekritiseerd door tekortschietende ouderen. De mens blijft. A. VAN DOORNE
BIBLIO G RA FIE. 1. M. van Vaernewijck, Van die beroerlicke tijden in de Nederlanden en vooral binnen Gent (jaren 1566-68), Gent, 1872-81. 2. A. Sanderus, Verheerlijkt Vlaandre, anastatische herdruk der uitgave van 1735 door Familia et Patria te Handzame, 1968. 3. Biographie des Hommes Remarquables de la Flandre Occidentale, Brugge, 1843-49. 4. Ch. Carton, Karel van Mander, Brugge, 1844. 5. C. Busken Huet, Het Land van Rubens, 1879. 6. V. Arickx, Geschiedenis van Pittem, Pittem, 1951.
36
De familie Colle - een eeuw Tieltse geschiedenis
Op 7 januari 1971 stierf dokter Henry Colle. Hij was de laatste mannelijke afstammeling van zijn geslacht die Tielt nog bewoonde. Daarom is het passend in het kort de geschiedenis te schetsen van deze familie die gedurende een eeuw een be langrijke rol speelde in de geschiedenis van ons stadje. Deze brouwersfamilie was afkomstig van Leerne en Dron gen, waar zij zich, zoals bijna alle brouwersfamilies, met de plaatselijke politiek inliet en waaruit schepenen en burgemees ters voor tspro ten. De eerste Colle die een rol speelde in Tielt was Isidore Florimond, geboren te Drongen op 31-8-1844. In 1872, hij was toen 28 jaar, vestigde hij zich als meester-bierbrouwer in Tielt in de Kortrijkstraat, waar hij de brouwerij overnam van zijn oom Albinus die in Drongen woonde en hier ook een brou werij bezat. In dit huis met brouwerij, nu het huidige nr. 34, waar de familie De Rammelaere woont, zou de familie Colle verblijven tot kort voor de eerste Wereldoorlog. Toen kocht René Colle het grote witte huis in de Hoogstraat, waar hij zich vestigde. De brouwerij bleef in de Kortrijkstraat en alle Tiel37
tenaren van een zekere leeftijd zullen zich nog de lekkere biergeur die uit het keldergat opsteeg, herinneren. Isidore Florimond paste zich onmiddellijk aan in zijn nieuw milieu. In 1875, op 31-jarige leeftijd volgde hij reeds de heer Adiel Mulle de Terschueren op als voorzitter van de Tieltse muziekvereniging «D e Goede Vrienden». Hij zal dit voor zitterschap blijven waarnemen tot aan zijn dood in 1899. Met zijn harmonie zat hij volledig in de politiek ( 1 ). Hij kwam echter slechts laat in het gemeentebestuur. Na de dood van burgemeester Leo de Muelenaere in 1892, met wie hij ver want was, werd hij schepen van de stad tot aan zijn overlijden. Zijn gezin — in 1872 was hij getrouwd met Theresia Geerts — telde zes kinderen: twee dochters die kort na de dood van hun vader Tielt verlieten en vier zonen die geschie denis zouden maken, René geboren in 1873, Paul in 1876, Gaston in 1881 en Georges in 1883. De tweede zoon Paul, pas 23 jaar, volgde zijn vader op in de brouwerij en ook als voorzitter van «De Goede Vrienden». Enkele jaren voordien had de harmonie een serenade gebracht aan Isidore Florimond, toen zijn zoon Paul laureaat was in het college. Een schone toekomst scheen deze zoon in Tielt toe te lachen. Doch, tegen de zin van zijn familie, huwde hij een Tielts meisje Marie Biebuyck. Het huwelijk had plaats te Lon den en het jonge paar vestigde zich in 1902 in Gent. De derde zoon, Gaston, huwde in 1904 met Rosa Messiaen uit Izegem en vestigde zich eveneens in Gent, waar hij professor in de wijsbegeerte werd aan de Rijksuniversiteit. De vierde zoon, Georges, werd priester. Doctor in de Germaanse filologie te Leuven was hij eerst subregent aan het Pauscollege en leraar van Retorika in het college van Menen. In 1914 uitgeweken naar Engeland, stichtte hij in Folkestone een Belgisch college. Na de oorlog werd hij aangesteld tot prin cipaal (directeur) van het St.-Jozefscollege te Tielt. In 1934 werd hij benoemd tot pastoor te Komen, maar bleef er slechts gedurende enkele weken daar koning Leopold hem tot hofaalmoezenier aanduidde. Daarna werd hij eveneens huisprelaat van Z.H. de Paus en erekanunnik van de kathedraal van Brugge. Omwille van zijn gezondheidstoestand op rust gesteld, kwam Mgr Colle terug naar zijn Tieltse heimat en verbleef nog een drietal jaren bij zijn oudste broer René. Hij stierf op 18-7-1955. 38
De oudste zoon René maakte er ook een Tielts huwelijk van door Justina Loontjens tot bruid te nemen in 1897. Het echtpaar woonde eerst te Drongen en kwam pas in 1903 naar Tielt terug. Inmiddels was het gezin aangegroeid met een doch ter Marie-Cécile en een zoon Henry. Kort na hun terugkeer in Tielt werd er een tweede zoon geboren, Johannes-Maria. Alhoewel René Colle de graad van doctor in de rechten behaald had, bleef hij familiegetrouw heel zijn leven brouwer. Even familiegetrouw wierp hij zich vroeg in de politiek. In 1907 werd hij gemeenteraadslid en in 1913 voorzitter van «De Goede Vrienden». Op 8 augustus 1914 werd hij schepen van de stad. De oorlog was dan reeds uitgebroken en hij «ontving» de Duitse troepen. De hertog van Wurtemberg nam zijn intrek in zijn huis. Hieraan was het te danken dat hij een vrijgeleide kreeg om met zijn familie het land te verlaten en zich in Enge land te vestigen. Officieel bleef hij schepen van de stad tot 20-2-1919, wanneer hij zich terugtrok uit de politiek. In 1932 kwam hij opnieuw in de gemeenteraad en op 23 januari 1933 werd hij tot burgemeester benoemd, functie die hij zal blijven waarnemen tot begin 1947. In feite werd hij in 1940, bij beslissing van de bezettende overheid, ontheven uit zijn ambt, zogezegd omwille van zijn ouderdom. Bij de bevrijding van de stad door de Polen op 8 september 1944 nam hij zijn functie opnieuw op. In die neriode was hij ook senator om het mandaat van de overleden baron Gilles de Pélichy te voleindigen. Bij de gemeenteraads verkiezingen van 1946 verliet hij de politieke arena wat hem toeliet nog gedurende elf jaar van een rustige oude dag te ge nieten. De twee zonen zouden de luister van de familie verder zetten, echter op een gans ander terrein. Geen van beiden voel de zich aangetrokken tot de politiek, wel tot de geneeskunde. Jean Colle, geboren in Tielt op 21-11-1903 ging in 1931 in Leuven wonen en werd er hoogleraar in fysiologie van de zintuigen. Henry Colle, geboren in Drongen op 9-12-1899, is 100% Tieltenaar gebleven. Daarom boeit zijn geschiedenis ons meer. Hij begon zijn Latijnse humaniora in het college van Tielt en beëindigde die in Folkestone gedurende de oorlog in het Bel gisch college, dat daar opgericht werd onder meer door zijn oom 39
E.H. Georges Colle. Als oorlogsvrijwilliger maakte hij nog de laatste maanden van de oorlog mee. Na de oorlog volgde hij geneeskunde aan de universiteit van Gent, waar hij in 1926 promoveerde tot doctor in genees-, heel- en verloskunde. Hij wilde zich nu specialiseren in de heelkunde. Eerst werkte hij onder leiding van professor Donau van de Iowa-universiteit in de V.S.A., daarna onder leiding van professor Duval in Parijs en tenslotte bij dokter Sebrechts uit Brugge, die als chirurg een grote faam verwierf. Dokter Henry Colle kwam in 1930 als chirurg naar Tielt wonen. In het St.-Andriesziekenhuis leverde hij samen met de Bretoense zusters van Congregatie van Maria’s Opdracht echt pionierswerk en slaagde erin een volwaardige heelkundige af deling uit te bouwen. Zijn collega’s met wie hij best kon óp schieten, getuigen dat hij een fijn chirurg was en zijn zieken stelden volledig vertrouwen in hem. Zij waardeerden hem niet alleen als dokter maar ook als mens. Zijn vrienden waren legio. Meer dan dertig jaar heeft hij voor het Rode Kruis ge ijverd. Als stichter van de lokale afdeling was hij er lange jaren voorzitter en hoofdgeneesheer van. Zijn activiteit deinde verder uit als lid van het Provinciaal Comité en van de Algemene Raad bij het hoofdbestuur van het Rode Kruis van België. Iedereen wist hoe erg hij in beslag genomen was door zijn beroepsactiviteiten. Het leek dan ook verwonderlijk dat hij de nodige tijd vond om zich zo sterk met het Rode Kruis werk in te laten. De nieuwe Rode Kruisafdeling in onze stad stichtte hij enkele maanden voor het uitbreken van de tweede Wereldoor log. Hij zocht en vond de nodige medewerkers. De tijd ontbrak echter, want de oorlog naderde onvoorzien snel. Het is dan ook met een enthousiaste maar onvoldoende geschoolde staf dat hij, als enig chirurg en dokter, de leiding moest nemen van een inderhaast opgericht Rode Kruishospitaal van honderd bedden. In een zwaar gebombardeerde en brandende stad, met een vijand die in het centrum van de stad was doorgedrongen op amoer een paar honderd meter van zijn hospitaal, heeft dokter Colle in donkere kelders, bij het licht van één lamp en enkele brandende kaarsen, gedurende lange dagen en nachten, dood vermoeid, maar zonder begeven de gewonden geopereerd en 40
verzorgd. Zijn medewerkers stonden verbaasd over een man die uit plichtsbesef de grenzen van het uithoudingsvermogen had verlegd. In 1944, bij de bevrijding van de stad, zou dit epos zich nog eens herhalen. De stad lag onder kanongeschut en mitrailleurvuur. Onze Poolse bevrijders, hoe heldhaftig ook, maakten slechts moeizaam vorderingen in de stad. Inmiddels verzorgde dokter Colle de Poolse gewonden. De gevechtslijn lag opnieuw op een paar honderd meters van zijn hospitaal. Toen het geweld geluwd was, werd het hospitaal spoedig gevuld met militaire en burgerlijke slachtoffers van Tielt en omstreken. Eens te meer zou dokter Colle dag en nacht onbevreesd, onvermoeibaar en door ieder getuige bewonderd, opereren en verzorgen. Het is dan ook niet te verwonderen dat dokter Colle ver eerd werd met het Gouden Kruis van de Poolse erkentelijkheid. Eerder krenterig, naar mijn oordeel, verwierf hij de Nationale Erkentelijkheidsmedaille 1940-45. Brussel ligt nu ook eenmaal ook zo ver. Dokter Henry Colle heeft zijn stad grote eer bezorgd en meteen zijn eigen geslacht dat zich hier 99 jaar geleden kwam vestigen. Dokter Colle was tweemaal gehuwd. Uit zijn eerste hu welijk had hij een enige dochter die gehuwd is met dokter Van Houtte, die zijn schoonvader opgevolgd is als chirurg. De geneeskundige traditie loopt dus door. Joseph BAERT
NOTA <1 ) J. Brys, Honderdzeventig jaar muziekleven te Tielt 1798-1965, Tielt 1966.
41
Reeks bidprentjes ontvan gen van de Heer en Me vrouw Jules Blondeel uit Tielt en de Heer Omer Van Laere uit Wingene. Hiervoor beste dank.
C C w detV ^AAs CouOfXCÓ AdxduOUOiZ/ c L S £)& Zou CZtvCuiviZtrLe/ t)cC lA op/LcóciukouuA sS),
Jia^ïrat honoraire, (D oco'cd Z lu Z cu Z rlo u xJ D e/U d Jy C Z xcsjccZ ic/J 2)e-Z o O v et)e£copo€t> e t Coid44AA^xvt<)eaV, c>e Zo^Zircc/Z)c//ö « ô\d^.À ccô\x<£/,
Veuf de Dame Jeanne -Liévine VanWambeke, mo /
1. Wie weet meer over de familie De Roo ? 2. Wie wil ons nog dergelijk; documenten overhandi gen ?
cuT3ZxueZjLr;,Z c/ AA 'D’Covom Z x.c/A ^ $ 3 e t piettóetMvOtiZ
2>ccc2>c'cu lrh,~uu^cdtZe/C) 3aA tvicsu \8& 0,.ivuvnu deó Z )ocoiuU > c)e/.tvobte/ Zcu ip ofJu bcC J
(S ’ctcùAu aam/ Zouvuac/A iw vp^e/, (clstoUu, dcctc^AxcuwX/ Ze/ ócLcfMCUfU d u deZolcj+UXAdJu Z>AUm kc Z. (Job. 1.1.) O Zcu’ ptxóóicA u ^cuC cluX .Cu Z tcu/. (Ad.l0.3Ô.) ZAZcuowjcrJC &CU/M/XUW c u Z ’itvdiofeviA / d u cteA uZ iu^ovu ZruxC Z e/sÿcuu jrte/. ( J toy . 3 1 .20.) (lc u p a r f a it e / éou qeôôe/ c à ï/ 2>e/ czo u M àto / Ze À . ■ d u Zcu v r a ie in t d u c c n c e / c ó t è e /é e /ste X u le X J (Jo b . 2 ?
Sx/.vidZ Z e^e/cót a w cjcovciowtAÆ/D’ftOMAteufyCn^a óe/X?tcuA?e/ dcuwb Zoucote/ Z cuyióïice/. ( f'TOV. 1
\
R .
I.
P.
libh.A.Ancot,Bruges.
Jb ib evooi 2 e Z i e L VAK MYKHEER C O N S T A X T IN U S -J O S E P H U S
© is & © © s N otaris en S c h ep en
DER STAD TH IELT ; aldaer geboren den s8 Mey 1784, en Oïerleden den 6 Juuius 1 835.
B ID V O O R D S Z IE L ▼ AH MYNHEEB JO A N X E S
Den dag des Heeren ral komen , gelyk eenen dief in den nacht: 1 T hess. v . 2. Wéés dan , gelyk uiven vriend, van ’s mor gens af hereyd. E xod . x xx iv ,4 . Doe spoediglyk al het goed dat uwe hand ïal kunnen doen , om de u bestemde glorie te verdienen, want daer ral noch w erk, noch rede, noch wysheyd, noch kennia meer ryn in het graf waer toe gy loopt. E cclés. « ,1 0 .
HU
II»
I?»
Te Thielt, by Vanwelden-Gaulin.
42
CAROLÜS
©IS IR©® » in zynen tyd Greffier van haer Majesteyts Prinselyh Leenhove der Stede en Roede van T hielt , Vryschepen der Stad en Kasseliy van Kortryh, Lid der Provinciaele Stoeten, enz.y OVER LEDEN T E TH IF.LT,
Jen 17 Maert i 834 , in Jen ouderdom Yan 86 jaeren, 2 maenden en 26 dagen. Dat u’W bert myne geboden onderhoude.... Dat debermhertighcyden dewaerheydunooyt verlaeten..., en gy zult gunst vinden by God en by d e menscben. P bov. iii. Véél ondervinding is de broon der ouder lingen, en de vrees des Heeren is hunne glorie. E cc l. x x v . Te Thielt, by Van Welden Gaulm.
Honoré Maes (1879-1971) Op 21.3.71 overleed te Dadizele, op 91-jarige leeftijd, kanunnik Honoré Maes, oudste priester van het bisdom Brug geHij werd geboren te Oostrozebeke (7 .9 .1 8 7 9 ), verbleef er een tijd, liep college te Tielt, waar zijn familie zich nader hand ook vestigde; er wonen thans trouwens nog afstammelin gen van deze familie te Tielt. Zijn aktie is in onze streek, zoals over het hele Vlaamse land, voelbaar geweest: dit zijn de rede nen waarom «D e Roede van Tielt» aan hem bijzondere aan dacht besteedt. DE FA M ILIE MAES. Zijn vader, Henri Maes, werd geboren te Wielsbeke op 12.11.1834 en overleed te Tielt op 21.6.1904. Te Oostroze beke oefende hij terzelfdertijd twee beroepen uit: hij was wat men toen meestal noemde «lakenhandelaar» en had ook een groothandel in «koloniale waren». Beide beroepen vloeiden in zekere mate ineen en het is uiterst moeilijk met zekerheid uit te maken welk beroep hij eerst uitoefende. Hoewel hij eerst in de registers van Oostrozebeke ingeschreven staat als «schietspoelmaker» en pas later als «négociant» — in werke lijkheid duidt die eerste benaming zijn eigenlijk beroep niet aan en maakt de tweede ons niet erg wijs — menen wij dat hij oorspronkelijk alleen groothandel in voedingswaren dreef. In die tijd waren de cichoreien verpakt in een soort blauwe keukenhanddoeken en na enige tijd besliste Henri Maes deze handdoeken in eigen beheer te laten weven. Hiervoor deed hij beroep op thuiswevers en -weefsters; van het door hen ge weven lijnwaad liet hij door andere thuiswerksters oorspron kelijk alleen die handdoeken maken, doch heel snel ook hem den, onderlijfjes, broeken en voorschoten, want hij was ook stilaan andere stoffen, zelfs matrastijk, gaan laten weven. Naar wij vernamen uit betrouwbare bron zou Henri Maes zelfs een speciale schietspoel hebben uitgevonden en ontwor43
oen, en er een brevet op hebben genomen; dit zou dan meteen ook de verklaring zijn van de eerste inschrijving in de regis ters van Oostrozebeke. Stilaan ging Henri Maes aldus dromen van een grote we verij, liefst een mechanische natuurlijk. In 1895 richtte hij dan ook te Tielt een stoomweverij op, die spoedig werd aangevuld met een ververij. Dit nog steeds bestaande bedrijf is thans dus het oudste nog in werking zijnde textielbedrijf van Tielt. Merkwaardig is dat Henri Maes te Oostrozebeke, als groothandelaar in voedingswaren, verscheidene karren met paard bezat en dat hij zelfs een handelsreiziger in dienst had, twee zeldzame feiten voor die tijd. Zijn moeder, Prudence Sap (Torhout 25.11.1839 - Wevelgem 7.7.1917) was een verre verwant van minister Gus tave Sap (1886-1940); voor zover wij konden achterhalen, waren haar vader en de grootvader van de minister inderdaad gebroeders. Prudence Sap woonde te Zwevezele in bij een tante. Zij huwde in die gemeente met Henri Maes op 16.9. 1869 en werd te Zwevezele voor Oostrozebeke afgeschreven op 16.11.1869. Uit dit huwelijk werden tien kinderen geboren, waarvan er vijf vroegtijdig overleden. Bleven in leven: 1) Emiel Maes, geboren te Oostrozebeke op 11.7.1870, overleden te Tielt op 17.12.1944, gehuwd te Tielt op 10.5.1902 met Maria Carolina Van Wassenhove (Tielt 9.4.1878 - Tielt 10.7.1951). Maria Van Wassenhove was het enig kind van brouwer Charles Van Wassenhove-Lampaert van Kanegem, die echter reeds te Tielt woonde (in de Vijverstraat nr. 1 ) in 1902. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren: a) Lionel Maes, geboren te Tielt op 10.4.1903, thans wonende in de Stationsstraat nr. 52 te Tielt. Hij huw de te Tielt op 10.9.32 met Joanna Van Ginderdeuren (van A alst). Zij hebben vijf kinderen: Juliette, Myriam, Emile, Pierre en Jean-Yves, b ) Marie Georgine Maes, geboren te Tielt op 16.11.1905, overleden te Wilsele. Zij huwde met dokter Henri Talion, huwelijk waaruit vier kinderen geboren wer den: Guy, vroegtijdig overleden, Monique, Guy en Odette. 44
c) Henry Maes, geboren te Tielt op 7.10.1912, thans wonende in de Félix D ’Hoopstraat nr. 189 te Tielt. Hij huwde op 22.5.1948 te Izegem met Marguerite Sintobin (van Izegem). Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren: Xavier, Jeanne, Marie-Christine en Philippe. 2) Emilie Marie Maes, geboren te Oostrozebeke op 3.4.1872, overleden te Menen op 26.1.1950, gehuwd te Tielt op 14.9.1900 met Henri Léopold De Gryse ( Winkel-SintElooi 11.5.1867 - Gent 2.7.1935). Uit dit huwelijk wer den vijf kinderen geboren: Joseph, Arsène, Godfried ( f ), Marie-Antoinette, Simonne ( * ) . Van deze vijf kinderen woont alleen nog Arsène te Tielt, namelijk op de Rame nr. 23. Hij huwde te Tielt op 14.6.32 met Marie-Antoi nette De Lodder (van Tielt). Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren: Bernard, Luc, Nicole, Philippe, Patrick, Martine, Anne-Marie en Françoise. 3 ) Honoré Hilaire Maes, waarover verder meer. 4) Honorine Maria Ursula Maes, geboren te Oostrozebeke op 30.11.1880, overleden. Zij huwde te Tielt op 10.10. 1919 met Léon Maertens (van Rumbeke). Uit dit huwe lijk werd één kind geboren: Agnes. 5) Zoé Maes, geboren te Oostrozebeke op 17.10.1884, nog in leven. Zij huwde te Rotterdam op 26.3.1919 met Cyriel Vanden Bruelle (van Haaltert). Uit dit huwelijk werd één kind geboren: Willy. Te Oostrozebeke woonde het gezin Henri Maes - Pru dence Sap in de Kerkstraat, waar thans, in nr. 12, de apoteek Meere gevestigd is. Het hele gezin Maes-Sap kwam van Oost rozebeke naar Tielt wonen op 13.1.1898 en nam zijn intrek in het huis aan de overweg, in de Oude Stationsstraat ( thans nr. 144), waar nu nog een afstammeling woont. Henri Maes heeft zijn groothandel in voedingswaren te Oostrozebeke overgelaten aan zijn handelsreiziger, dhr Ampe. Bij het huwelijk van de oudste zoon, Emiel, in 1902, ver huist het gezin naar de Nieuwstraat nr. 16 (thans nr. 20 ), ter wijl het jonge gezin Emiel Maes-Van Wassenhove in het huis in de Oude Stationsstraat blijft wonen. Emiel Maes zal verder de weverij-ververij leiden, terwijl Henri Maes zijn groothandel in «ellegoederen» en de confec 45
tie overlaat aan zijn schoonzoon Léopold De Gryse, die reeds een dergelijke zaak uitbaatte in de Hoogstraat. HONORE MAES. Honoré Maes was dus bijna 20 jaar toen hij naar Tielt kwam wonen. Tielt was voor hem echter volstrekt geen onbe kende stad, want, na zijn lagere school te Oostrozebeke, was hij humaniora komen volgen op het college te Tielt. Dikwijls hebben wij hem horen vertellen, jaren later, dat hij, zodra hem op het college vrijaf werd gegeven, eens vlug te voet weg en weer naar Oostrozebeke spurtte om zijn ouders te gaan be groeten ! Reeds op het college gaf hij blijk van hevige Vlaamsge zindheid; wie hierover méér wenst te vernemen, leze de bij drage van R. Vanlandschoot in «H et Halletorentje» dat einde juni verschijnt. In 1898 beëindigt Honoré zijn retorika. Het schooljaar 1898-’99 brengt hij door in de «filosofie» op het Klein-Seminarie te Roeselare. In oktober 1899 begint hij Groot-Seminarie te Brugge. Het was toen de gewoonte na drie jaar Groot-Seminarie de knapste seminaristen naar Leuven te sturen met de bedoe ling hen, na het behalen van een pedagogisch diploma, later in het onderwijs te werk te stellen. Honoré, hoewel bij de eersten van de klas, werd echter niet naar Leuven gestuurd. Dit was te wijten aan zijn eerder zwakke gezondheid en aan het feit dat hij toen, ingevolge een ziekte, totaal stemloos was geworden — zoals trouwens enkele van zijn medeseminaristen, o.m. Albéric Beeuwsaert — en dus zeker ongeschikt voor het onderwijs. Een en ander was ontegensprekelijk het gevolg van de slechte voeding op het seminarie en de totale afwezig heid van verwarming in de winter. Men vergete niet dat de levensvoorwaarden in die tijd op het seminarie zo erbarmelijk waren dat tal van seminaristen tering opdeden. Honoré zal nog lang met een zwakke stem veplaagd zitten, hoewel het met de jaren verbeterde; maar nog te Wevelgem — veel later dus — kon hij nooit het woord voeren in het openbaar. Op het Groot-Seminarie was hij één van de leiders van de «Vlaamse Bond», Vlaams en volksgezind. Ook hierover verneemt de lezer meer in het artikel van R. Vanlandschoot. 46
Op 19.12.1903 wordt Honoré Maes te Brugge priester gewijd en onmiddellijk hulppriester benoemd te Menen-Barakken. Men heeft weleens gedacht dat deze benoeming een straf was, door Mgr Waffelaert opgelegd aan de Vlaams- en volksgezinde jonge priester. Deze veronderstelling blijkt ech ter totaal ongegrond en de benoeming is alleen toe te schrijven aan het toeval. In ieder geval heeft Honoré Maes zelf dit nooit als een straf aangezien: al was Menen-Barakken een «verloren gat», de «vergaarbak van al de sukkelaars die in Frankrijk wilden werk zoeken», de uiterste uithoek van het bisdom, wellicht de toen meest «rode» parochie van West-Vlaanderen, toch voelde hij zich daar, als reeds overtuigd democraat en sociaal-voelend mens, echt thuis. Hij bleef daar echter slechts enkele maanden, want hij werd toen hulppriester benoemd te Lauwe, waar hij al evenmin de tijd kreeg om iets duurzaams te verwezenlijken. Te Menen en te Lauwe, dank zij zijn nau we contacten met de grensarbeiders en de vlaswerkers, heeft hij on tegensprekelijk veel gezien en geleerd; hij heeft er de sociale ellende meegeleefd. Hij werd er gehard in zijn over tuigingen. Van nu af aan zal hij zich onafgebroken inlaten met het lot van de arbeidersmassa, zal hij zijn hele leven strijden voor de ontvoogding van de kleine Vlaamse man. Op 2.7.1904 wordt Honoré Maes hulppriester van on derpastoor Declerck benoemd te Wevelgem, stad waar hij méér dan 15 jaar zal blijven. Toen kort daarop de onderpas toor geen hulppriester meer nodig had, besliste E.H . Vanlerberghe, sinds 1901 pastoor van Wevelgem, Honoré Maes als derde onderpastoor te behouden, al moest hij hem dan ook uit eigen zak betalen; inderdaad, Wevelgem had toen slechts recht op twee door de Staat bezoldigde onderpastoors. Dit maakt dat Honoré Maes zijn verblijf te Wevelgem een tijd lang als onzeker moet hebben beschouwd; hij liet zich inderdaad te Tielt voor Wevelgem slechts afschrijven op 21.3.1906. Nog geen maand later, namelijk op 5.4.1906, verlieten Mevrouw Maes en haar twee dochters, Honorine en Zoé, Tielt en kwa men bij Honoré inwonen, in nr. 84 A van de Kortrijkstraat. Enige tijd later zal Mevrouw Maes een stuk grond kopen, aan het nr. 44 van de Lauwestraat, naast het perceel waar pastoor Vanlerberghe een groot «patronaat» aan het bouwen was; zij liet er een huis optrekken, waar zij gevieren hun intrek na47
HonorĂŠ Maes in 1913.
48
men. Wanneer zijn moeder overlijdt, erft Honoré het huis. Twee jaar later verlaat hij Wevelgem voor Kortrijk en schenkt het huis aan de parochie, zodat het nu nog steeds door een onderpastoor bewoond wordt. Inmiddels telde Wevelgem 10.000 zielen en kreeg aldus recht op een derde onderpastoor. Honoré Maes werd officieel onderpastoor benoemd op 9.7.1907. De betrekkelijke onze kerheid waarin hij tot dan toe geleefd had, had hem evenwel niet verhinderd hard te werken: in 1906 hielp hij het «Syndi caat der vlaswerkers» stichten en werd er de eerste proost van. In de jaren 1906-1907 poogde hij meerdere bijdragen te laten opnemen in «De Gulden Sporen», doch zijn artikels wer den steeds geweigerd als te democratisch en te sociaal. Vanaf 1908 werkt hij mee aan «H et Kortrijksche Volk», in septem ber 1907 gesticht door o.m. E.H . Frans Dewitte, die sinds 1906 surveillant was aan het college te Kortrijk. Frans De witte en Honoré Maes kenden elkaar reeds van op het Semi narie te Brugge. Zij zullen zeer actief blijven samenwerken, met ook o.m. E.H . Buysschaert, tot in 1931, en later ook nog uitstekende vrienden blijven. Vanaf 1912 verscheen een uitgave van «H et Kortrijk sche Volk» ook nog onder volgende titels: «H et Izegemsche Volk», «H et Tieltsche Volk» en «D e Dageraad» (Roeselare). In januari 1919 zullen al deze bladen omgedoopt worden in «De Volksmacht», waarvan Honoré Maes eveneens één der stichters en medewerkers werd. Inmiddels verwaarloost Honoré Maes evenmin de recht streekse sociale actie: in 1909 sticht hij te Wevelgem de eerste «Katolieke Werkliedenbond». In oktober 1913 zal de eerste Algemene Vergadering van de K.W.B. dan ook bijna van zelf sprekend te Wevelgem doorgaan, met de afdelingen Izegem, Ardooie, Ingelmunster, Tielt, Kortrijk, Lauwe, Bissegem en Gullegem die inmiddels waren gesticht. Onmiddellijk na de oorlog weet Honoré Maes, de nij veraar szoon , grote hoeveelheden vlas uit Frankrijk te laten komen, en verschaft hij aldus werk aan «zijn» arbeiders; dit had hij trouwens ook reeds gedaan tijdens de grote staking aan de Leie, om werk te verschaffen aan de arbeiders die bui tengezet werden omwille van hun syndicalisme. Op 11.12.1919 wordt Honoré Maes tot proost benoemd 49
van de maatschappelijke werken van het arrondissement Kort rijk, Direkteur van de Zusters van O.L.V van Bijstand en van de Zwarte Zusters. Hij verhuist naar de Wijngaardstraat nr. 21 te Kortrijk. In zijn «mémoires», waarover verder iets meer, klaagt hij er enigszins over dat hij het tijdens zijn eerste Kortrijkse jaren financieel niet erg breed heeft. In 1925 sticht hij voor de Zusters van O.L.V. van Bij stand het Vlaams meisjespensionaat «Lyceum O.L.V. van Vlaanderen». In zijn mémoires klaagt hij er wel over dat Kort rijk toen zo fransgezind was en dat er zo bitter weinig vlaamsgezinden te vinden waren. Dit laatste wordt door velen echter tegengesproken, alsook trouwens door het onmiddellijk succes van zijn eigen Vlaams lyceum.
Officiële kanunnikfoto. 50
Te Kortrijk zal hij nog de bouwmaatschappij «Elk zijn huis» stichten, waarvan de eerste secretaris een zekere ... Al fred De Taeye wordt. Menigeen beweert dat De Taeye in het voorbeeld van Honoré Maes de inspiratie heeft gevonden voor zijn later beleid als minister. Minister De Taeye zal er in ieder geval zeker wel voor iets tussen gezeten hebben dat Honoré Maes, ter gelegenheid van zijn gouden priesterjubileum, be noemd werd tot Officier in de Orde van Léopold II; hij kwam trouwens zelf het ereteken aan zijn vroegere leermeester over handigen. Op 21.4.1931 wordt Honoré Maes pastoor te Waregem. Vrij vlug verrijkt hij deze gemeente met twee nieuwe parochies en hij weet zijn eigen St.-Amandusparochie zo opvallend goed uit te bouwen dat, wanneer de dekenij Waregem wordt opge richt, hij er als vanzelfsprekend de eerste deken wordt (13.2. 1941). Hij is op dat ogenblik 62 jaar oud, maar toch zal hij nog gedurende twaalf jaar de onvermoeibare, de eerste werker van zijn dekenij blijven. Op 8.9.1953 viert hij zijn gouden priesterjubileum; Mgr De Smedt, sinds zowat één jaar bisschop van Brugge, is aan wezig. Honoré Maes wordt kanunnik benoemd, maar, in een overigens zeer merkwaardige rede, laat de bisschop zeer dui delijk verstaan dat het uur van gaan gekomen is: hij betoogt dat deze «eerbiedwaardige grijsaard», door zijn jarenlange beulenarbeid, «versleten» is, zowel lichamelijk als geestelijk. H o noré Maes is 74 jaar oud; toch komen de bisschoppelijke woor den bijzonder hard aan. Hij begrijpt dan toch wel dat hij zich beter terugtrekt en op 11.12.1953 gaat hij op rust te Dadizele. Eerst had hij gedacht naar Oostrozebeke terug te keren, waar hij zelfs reeds een huis op het oog had. Waarom hij ten slotte Dadizele verkoos, kunnen wij niet met zekerheid zeggen, doch de voornaamste, zoniet de enige reden zal wel geweest zijn dat de pastoor van Dadizele toen E.H . Deweer was, ge wezen principaal van het college te Waregem, waar hij een diepe vriendschap met Honoré Maes had gesloten. Eens op rust te Dadizele is deze baanbreker van de chris telijke sociale beweging niet onledig gebleven: hij is als pries ter verbonden aan een gemeenschap van kloosterzusters en blijft ook verder allerhande sociale artikels schrijven. Vermoedelijk in de jaren’52-’57 schreef hij zijn mé51
moires, die vooralsnog onuitgegeven zijn. Zij behandelen de periode 1904-1931. Naar wij konden vernemen, zouden een tiental gedactylografieerde exemplaren in omloop zijn gebracht. Naar verluidt, zouden er enkele onnauwkeurigheden, zelfs fou ten in voorkomen, vooral betreffende de Kortrijkse periode. In feite kunnen wij bijna met zekerheid verklaren dat Honoré Maes Kortrijk niet echt heeft gekend. Hij schijnt zich te Kort rijk ook nooit echt thuis gevoeld te hebben, hij hield niet van de Kortrijkse mentaliteit. Dit verklaart ook waarom hij, als proost van de maatschappelijke werken van het arrondisse ment Kortrijk, de werking voor Kortrijk-stad vanaf 1922 to taal overliet aan zijn hulpproost, E.H . Remi Schreirs, en zelf de rest van het arrondissement bewerkte. De mémoires van H. Maes zijn zeker één van de belang rijke bronnen geweest waaruit Dr. Scholl heeft geput bij het opstellen van zijn geschiedenis van de werkliedenbeweging in West-Vlaanderen, en later in België. Na een plechtige uitvaartmis in de dekanale kerk St.Amandus te Waregem, werd Honoré Maes, de onvermoeibare voorvechter op Vlaams en sociaal gebied, voor eeuwig te ruste gelegd op de priesterbegraafplaats van het kerkhof te Ware gem. Ph. DE G RY SE
52
Zo leefde gedurende het jongste halfjaar... In deze rubriek pogen wij, aan de hand van tientallen kleine feitjes en gebeurtenissen, aan te tonen dat de gemeenten van de oude Roede van Tielt nog wel degelijk «leven». Wat gebeurt er en op welke manier wordt er geleefd? Wij hopen dat U het antwoord vindt in het opgehan gen beeld. Het is duidelijk dat wij geen volledigheid nastreven. Al evenmin mag de lezer denken dat hij in onderstaande opsomming uitsluitend «historische gebeurtenissen» zal aantreffen. Onafgezien van het feit dat deze bepaald zeldzaam moeten zijn, hebben wij wel de pre tentie niet voldoende inzicht te hebben om alle historisch belangrijke gebeurtenissen terstond te onderkennen. Verder zit ook gedeeltelijk de bedoeling voor aan te tonen dat er tussen de gemeenten van de oude Roede van Tielt nog steeds een tamelijk levendig contact bestaat en, althans op cultureel vlak, talrijke uitwisselingen plaats hebben.
I. AARSELE 1
2
3
4
E.EI. Omer Vanduyfhuys, pastoor te Eggewaartskapelle, is aldaar overleden op 3.12. Hij werd geboren te Ledegem op 6.9.14. Hij was onderpastoor te Aarsele van 1948 tot 1956. De samenstelling van de nieuwe gemeenteraad: Kamiel Blancke, Adiel Vanderhaeghen, Robert J. De Wolf (schepen), André Vercraemer, Albert Goethals, Jan Devrieze, André Vander Meulen (nieuwe burgemeester), Georges Lambrecht, Charles Van Ryckeghem, Frans Albers (schepen), André Vromman, André Verhuist, Aster Verbeke. Zetelen niet meer in de raad de heren Lust, Loontjens en Van Wambeke. Dhr Kamiel Blancke was gedurende 12 jaar burgemeester geweest. Met 43 geboorten, 85 inwijkingen, 30 overlijdens en 82 uitwij kingen boekt de gemeente gedurende het jaar 70 een aanwinst van 16 inwoners; nieuw totaal: 3.090. Enkele nieuwe straatnamen worden ingevoerd: Uitpachtstraat, Pontweg, Schoolstraat, Hoogmolenstraat, Staatsbaan. Die laatste naam vervangt de benaming «Steenweg Tielt-Deinze»; opmer kelijk is dat het precies 200 jaar geleden is dat Maria-Theresia het keizerlijk oktrooi ondertekende tot het aanleggen van deze weg.
53
Van boven naar onder: het Schepencollege van Schuiferskapelle; gemeenteraden van Kanegem, Wingene en Aarsele.
54
5
6 7
8
9
De supportersclub van F.C. Aarsele (3e Provinciaal), met als voorzitter Jérome Lootens, bracht dit speeljaar méér dan 25.000 fr. in de F.C.-kas! 6 februari: gouden huwelijksjubileum van A. Van WassenhoveDesender. Op initiatief van het Parochiaal Komité werd in bet Parochiaal Centrum de verkiezing van de eerste Aarseelse Prins en Prinses Karnaval gehouden. De uitverkorenen: Patrick Neyrinck en Lieve Vandeputte. Oud-burgemeester K. Blancke neemt, einde februari, ontslag als gemeenteraadslid; zijn plaatsvervanger Urbain Loontjens legt de eed af. Vervolgens beslist de raad de gemeentelijke bouwpremie, sinds 1947 vastgesteld op 2.000 fr., te verhogen tot 5.000 fr. Voor de rest worden de toelagen aan de verenigingen op de helft van vorig jaar gebracht, hetgeen heel wat protest uitlokt, o.m. vanwege de Chiro, die in een open brief het «stilhoudertje» van 500 fr. van de hand wijst. De plaatselijke muziekmaatschappij beslist nu ook haar formatie te verrijken met een groep majoretten.
II. DENTERGEM 10
11
12
13
14
De gevaarlijke bocht in de Markegemstraat, waar reeds tiental len ongevallen gebeurden, werd door een reeks veiligheidsmaat regelen ietwat veiliger gemaakt. Voor het eerst sinds 1967 kent de gemeente opnieuw een bevolkingsaangroei. Het nieuw totaal, 2.640 inwoners, komt voort van een aanwinst van 100 eenheden (45 geboorten en 55 inwijkingen) tegen een verlies van 93 eenheden (28 overlijdens en 65 uitwijkingen). In de nieuwe gemeenteraad zetelen: Mej. Maria Naessens (2e schepen, al 18 jaar lang raadslid), André Lambrecht, Roger Vanhastel, Islena De Witte, Albert Léopold De Keyzer (nieuwe burgemeester), Luc Verhelst ( l e schepen), Albert Lagaisse, Da niël Pypaert (plaatsvervanger van oud-burgemeester Noë Nachtergaele, die verzaakte aan zijn mandaat), Wally Verschelde, Jo zef Vermeersch, Johan Baeyens. Alleen de vier eerstgenoemden zetelden eveneens in de vorige raad. De brouwerij Riva, opgericht vóór de eerste wereldoorlog, waar thans 120 arbeiders zijn tewerkgesteld, heeft een aanvraag tot konkordaat ingediend bij de Handelsrechtbank te Kortrijk. Op 12 januari bracht het Openbaar Ministerie terzake een ongunstig advies uit. Vóór enige tijd hadden de niet-beschermde schuld eisers evenwel een gunstig advies uitgebracht. Op 26 januari wordt het konkordaat echter wel toegestaan door de rechtbank. Op 5 februari, op uitnodiging van het Davidsfonds, en dank zij de tussenkomst van zijn naaste medewerker, de Dentergemse
55
15
16
tekenaar Willy Verschelde, vertoonde kineast Raoul Servais, in «Gasthof De Haan», enkele van zijn tekenfilms, o.m. «Speak or not to speak» in première voor België. Van nu af aan trekt dë Dentergemse schooljeugd de woensdag namiddag naar het Meulebeeks zwembad «Relax», in plaats van naar Gent zoals voorheen. Meester Remi Marcel Callens (° Wakken 20.8.24, t Tielt 4.3. 71 ) is, na een maandenlange ziekte, overleden. Dat meester Cal lens een zeer geliefde figuur was bij de Dentergemse jeugd en de hele bevolking, ja dat hij zelfs jaren lang een centrale figuur op de gemeente was, werd wel bewezen door de echte volkstoeloop op de begrafenisplechtigheid, waar méér dan duizend bidprentjes werden uitgedeeld en de verstomming van allen zó voelbaar en zichtbaar was. Heel jong kwam Remi Marcel Callens reeds naar Dentergem wonen, waar zijn vader, Maurice, veldwachter was benoemd. Hij trad er in dienst als onderwijzer op 20.9.44. Op 5 augustus 53 huwde hij met Jeanne Verstraete. Hij laat vier kinderen na. Meester Callens was lid of bestuurslid van bijna alle plaatselijke verenigingen; wat hij méér speciaal voor het Dentergemse sport leven heeft gedaan, is niet te evenaren.
Meester Remi Marcel Callens ( t ). 17
56
Niet alledaags: gemeenteraadslid Wally Verschelde treedt in het huwelijk, met Angèle Polfliet van Oostrozebeke. Als getuigen kreeg hij twee schepenen: notaris Luc Verhelst en mej. Maria Naessens.
18
19
20
Diamanten bruiloft van Jan Dehoever (° Dentergem 10.1.86) en Irma Deblauwe (° Dentergem 28.3.82), die huwden op 26 maart 1911. De jubilarissen wonen thans op de Katteknok. De viering ging door achtereenvolgens in de kerk, op het stadhuis en in «De Haan». De echtgenoten hadden zes kinderen, waarvan nog vier doch ters in leven: Bertha (echtgenote Albert Lagaisse), Clara (echt genote Roger Vandendriessche), Maria (Zuster Raymonda in het klooster te Zevekote) en Martha, ongehuwd. Jan Deboever was het veertiende kind uit een gezin van 17. Zijn vader, Augustin, was seizoenarbeider, ging werken in de steenovens van Rijsel, waar hij een ziekte opdeed, zodat hij overleed op 52-jarige leeftijd. Jan, 11 jaar oud, ging boeren bij Van Quathem. Op 12-jarige leeftijd ging hij, samen met Jules Vandenabeele, werken in de steenovens van Ide te Tielt en in verschillende steenovens in Frankrijk. Voor de legerdienst lootte hij zich eruit, maar hij verkocht zich voor 1.800 fr. en was twintig maanden lang soldaat (1907-1909). Vervolgens vond hij werk in de weverij Abeloos te Dentergem. Op 1 augustus 1914 werd hij gemobiliseerd en vertrok met 20 fr. op zak. Na St.-Niklaas en Dendermonde belande hij aan de Ijzer, waar hij gekwetst werd. Na een kort verblijf in Frankrijk en een iets langer verblijf in Engeland, kwam hij op 23 december 18 terug thuis; niet voor lang echter, want al vlug moest hij voor zes maand bezetting naar Duitsland. Irma is de enige overlevende van een gezin van elf (4 zoons, 7 dochters). Gedurende de oorlog 14-18 ging zij werken voor 3 fr./week, waarbij zij nog om de 14 dagen 17 fr. kreeg omdat haar Jan soldaat was. Zij betaalde toen een jaarpacht van 135 fr. Opmerkelijk is nog dat Irma Deblauwe hoofd is van een viergeslacht in vrouwelijke lijn: haar dochter Bertha Deboever, echt genote Albert Lagaisse - haar kleindochter Bernice Lagaisse, echtgenote Frans Vermeulen uit Wontergem - haar achterklein dochter Carine Vermeulen, die reeds 4 jaar oud is. Terwijl de Dentergemse jeugd een Jeugdraad opricht en de drin gendste problemen onderzocht - voornamelijk de huisvesting der jeugdverenigingen - wordt door burgemeester De Keyzer een weide als speelterrein en een praktisch nieuw gebouw te hun ner beschikking gesteld. Daarbij kwam nog de burgemeesters belofte 15.000 fr. van zijn burgemeesterswedde aan de jeugd af te staan. Als u weet dat de begroting 71 reeds voor de Jeugd raad een toelage van 30.000 fr. voorziet, kan U het totaal be ginnen uitrekenen. Op het jaarfeest van de Bond van Grote en Jonge Gezinnen, welke afdeling 248 leden telt, werd Mevr. Valère Janssens-Anna Denneweth, moeder van 10 kinderen, heel speciaal in de bloe men gezet.
57
21
De kultuurvereniging Dandilo richt in galerij «D e Kortekeer» in de Markegemstraat «Kreateam» in, een tentoonstelling van de kunstprodukten van de vrije-tijdsbesteding van een reeks Dentergemnaren. (1 tôt 9 mei )
III. EGEM 22 23 24
25 26
27
Op 20 december viert de plaatselijke afdeling van de Boeren bond haar vijftigjarig bestaan. Met 14 inwoners minder dan op 31 december 69, telt Egem thans 1.371 zielen. Gedurende het jaar 70 waren er 12 geboor ten en 7 overlijdens, 34 inwijkelingen maar 53 uitwijkingen. Op 18 januari had de eerste zitting plaats van de nieuwe ge meenteraad, uitsluitend samengesteld met verkozenen op de «lijst van de burgemeester»: Albert Naert (burgemeester), Sylvain Vandecaveye, Michel Bibauw, Georges Glarysse, Willy Desmet, Henri Damiens, Urbain Ver Eecke; de zes laatstgenoemden ze telen voor het eerst in de gemeenteraad. Begin februari werd een geval van varkenspest vastgesteld op het grondgebied van Egem. Op 4 april oogst het Reizend Volksteater groot sukses met «Schijfschieten» van K. Wittlinger: 200 Egemnaren, dit is méér dan 1 op 6, waren aanwezig. De avond ging door in het Paro chiaal Centrum, op initiatief van het Davidsfonds. De gemeenteraad, in zitting van 26 april, verkiest als leden van de COO: Georges Clarysse, Jules Deforche, Marcel Bibauw, Jo zef Debever en Yvonne Warnez.
IV. KANEGEM 28
29
30 31
58
Voor het eerst sedert 50 jaar noteert men een bevolkingsstijging, en wel met 12 eenheden! Gedurende het jaar 70 waren er 21 geboorten en 11 overlijdens, 31 inwijkingen en slechts 29 uit wijkingen. Het nieuwe totaal bedraagt 1.042 inwoners. De nieuwe gemeenteraad is als volgt samengesteld: burgemeester André Van Overbeke, schepenen Frans Vandevoorde en God fried De Zutter, raadsleden Julien Vuylsteke, Paul Vermeersch, Frans Mouton, Marc Vervaecke, Gérard Vanderheyden, Frans Gelaude. De drie laatstgenoemden zetelden niet in de vorige raad. Zetelen voortaan in de COO: Maurits Gelaude, Omer Vanderbeken, Cyriel Gordier, Achiel De Marez en de nieuweling Frans Mayens. Voorzitter François Tack was geen kandidaat meer. Men wist reeds dat Kanegem het leven geschonken had aan een wereldkampioen: Briek Schotte werd er geboren op 7.9.19. Vol gens een medewerker van «De Weekbode» zou het geslacht van de betreurde kampioen Jean-Pierre Monséré eveneens van
32
Kanegem afkomstig zijn. De afstamming zou de volgende zijn: betovergrootvader Jacobus, geboren te Kanegem circa 1791, zager van beroep, gehuwd met Rosalie Oste, eveneens geboren te Kanegem. Overgrootvader Joannes, geboren te Kanegem 21.2. 1843, werkman van beroep, gehuwd circa 1870 met MaiieLouise Vanwalleghem, geboren te Kachtem circa 1843. Groot vader Honoré-Léonard, geboren te Ardooie 1877, landwerker, gehuwd te Ardooie met Marie-Romanie Olivier, geboren te Ar dooie circa 1880. En vader Achiel-Basiel-Joris, geboren te Kach tem 30.1.17, tabakhandelaar, gehuwd te Roeselare in 1943 met Helena Ivonne Kimpe, geboren te Strenguels op 9.3.18. JeanPierre Maurice Monseré werd geboren te Roeselare op 8.9.48 en huwde op 14.7.67 te Rumbeke met Anne-Hilda Victor, ge boren te Roeselare op 9.10.49. Vermelden wij ten slotte het gouden 'huwelijksjubileum van Jules Demeulemeester.
V. LO TEN H ULLE 33
34
In een gemoderniseerd gemeentehuis komt de nieuwe gemeen teraad samen: Julien Vandenbossche (nieuwe burgemeester), Albert Langeraet en René Vandewalle (schepenen), Omer Van Oyen, Etienne Mortier, Godfried Vermeire en Julien Meirhaeghe vormen de nieuwe meerderheid. Oud-burgemeester Irénée Maertens leidt de oppositie samen met de vroegere schepenen Baziel Standaert en Gaston Van Wonterghem, en Achiel De Dobbelaere. De raad telt vijf nieuwe leden. Zetelen niet meer: René Vermeire (18 jaar lid), Gaston Depestel en Isidoor De Meyer (beiden 12 jaar lid). Het ontwerp van aanleg van het Kerkplein wordt door de ge meenteraad goedgekeurd; de vrijgekomen ruimten worden vooral ingenomen door een parkeerplaats (voor 57 voertuigen) en groenbeplanting.
VI. M ARKEGEM 35
36
37
De gemeente heeft tijdens het afgelopen jaar 22 inwoners ver loren (9 geboorten, 10 inwijkingen, 5 overlijdens, 36 uitwijkin gen) en telt nog slechts 765 inwoners. De nieuwe gemeenteraad bestaat uit volgende leden: Frits Buysse, Dion Declercq (schepen), Henri Van Lancker (burgemees ter), André Commeyn, Oscar Goetry (schepen), Ignace Deweer, Georges Vercraemer. De twee laatsten zetelen voor de eerste maal. In zitting van 27 februari keurt de gemeenteraad, niettegenstaan de fel verzet van de oppositie, een toelage goed voor de automa tisering van de kerkklokken. Tevens wordt beslist een nieuw kerkhof aan te leggen op de Kouter.
59
38
Officiële hulde wordt gebracht aan dhr Jozef Ysebaert, die ge durende 34 jaar gemeentesekretaris was. Hij werd geboren te Nokere op 12.9.02, als oudste van een landbouwersgezin met 8 kinderen; hij liep kollege te Oudenaarde en volgde vervolgens landbouwavondschool te Avelgem. In 1922 kwam het gezin Yse baert naar Markegem wonen. In 1932, pas verkozen in de ge meenteraad, wordt Jozef Ysebaert aangeduid als schepen. In 1936 wordt hij, als opvolger van dhr Jan Staelens, gemeente sekretaris. Hij huwt met Germaine Staelens, dochter van zijn voorganger. Ter gelegenheid van de viering wordt hij ere-sekretaris benoemd. De voornaamste sprekers die hem hulde brengen, zijn burge meester Van Lancker, pastoor Jan Botte en arrondissementskommissaris Jozef De Prest. Opvolger van dhr J. Ysebaert is Roger Spiesschaert.
Markegem huldigt ere-gemeentesekretaris Jozef Ysebaert; Aan het woord: Arrondissementscommissaris De Prest. V IT M EULEBEKE 39
40
60
In de feestzaal van de St.-Amandusschool werd hulde gebracht aan dhr Georges Bossuyt, die 40 jaar dienst telt in het onder wijs, waarvan 18 als direkteur van de vrije gesubsidieerde jon gensschool St.-Amandus; hij ging op rust op 1 september 70. Opvolger van dhr Bossuyt is dhr Devolder. Pater Antoon Desmet (° Meulebeke 10.12.23), begin 70 ver trokken naar Tanzania, is aldaar overleden. Hij was de zoon van
41
42 43
44
45 46
47
Aloïs Desmet-Vanthournout. Hij volgde de humaniora te Lier, waar hij later ook twee jaar leraar zal zijn. Aan de KUL werd hij licentiaat in de Germaanse Filologie. Hij werd priester gewijd in 1949. In september 56 werd hij leraar te Kindu, waar hij twee jaar later tot direkteur werd benoemd. In februari 61 werd hij zelfs overste van heel het missiegebied Kindu. In 65 reisde hij voor de derde maal af naar Kongo, vanwaar hij, wegens ge zondheidsredenen, in 67 terugkwam. Marcel Leman, sinds 42 jaar lid van het Vrijwillige Brandweer korps, moest een verdiende rust nemen, daar hij de 60 bereikte. Vrienden en brandweermannen wisten hem natuurlijk op pas sende wijze te vieren. De plaatselijke bond voor gehandikapten, sinds 15 jaar aktief, hield traditiegetrouw een geslaagd Kerstfeest. Op de 15 leden van de nieuwe gemeenteraad zijn er 8 nieuwelin gen. Er is tevens een nieuwe burgemeester: Dr Léon Abeele. Maken verder deel uit van het schepenkollege: André Demey, Jozef Delmotte, Roger Vande Capelle, Robert Germonprez. Na 10 jaar burgemeesterschap trok dhr Georges Verkinderen zich terug van het politiek toneel. Door gemeentebestuur, be volking, alle bonden en verenigingen werd hij gehuldigd en met bloemen en allerlei geschenken overladen. Officieel telt de gemeente op 31 december 10.461 inwoners. In vijf jaar tijd telde men een verlies van 158 eenheden, waarvan 64 gedurende het jaar 70 (142 geboorten, 184 inwijkingen, 105 overlijdens, 285 uitwijkingen). Meulebeke is meteen de ge meente van het arrondissement Tielt met het grootste verlies over 1970. Op 31 januari wordt ACW-voorzitter Jozef Vanhaeverbeke ge huldigd voor zijn 20 jaar voorzitterschap. Op 7 februari, viering van de eeuweling Aloïs Goudsmedt, wo nende Marialoopstraat, geboren te Meulebeke op 7.2.1871 als zoon van Pieter Goudsmedt-Vanmoen. Zoals zijn beide ouders was Aloïs eerst thuiswever. Na zijn huwelijk in 1895, met Rosa lie Lievrouw (t 1958), gaat hij een tijdje te Oostrozebeke wo nen; maar al vlug komt hij terug naar Meulebeke, op de Pan ders, later in de Bonestraat. Aloïs was één der eerste wevers bij de firma Libeert. En meteen treft Meulebeke reeds schikkingen voor het vieren van een tweede eeuwelinge: Sidonie Neirynck, geboren te Meulebeke op 31.8.71, als 18e in een gezin van 22! Nog een gezin van thuis wevers. Sidonie leerde spdlewerken. Zij huwde in 1896 met Kamiel Buyck (t 1939). Achtereenvolgens woonde zij in de Fabriek- en Bezemstraat, nu in de Kapellestraat. Het BPA «M arkt» (omvattende Kerkemeersen, Markt, Holdeen Oostrozebekestraat, Bertje Santensweg) wordt door de ge meenteraad op 17 februari goedgekeurd.
61
48
49
50
51
52
53
54
55 56
57
62
Op 20 februari wordt, onder auspiciën van het Algemeen Westvlaams Toneel, door de Karel Van Mander Ghesellen een éénaktersfestival ingericht met medewerking van twee groepen uit Wevelgem en één uit St.-Kruis. Het Krielerkampioenschap der beide Vlaanderen, te Marialoop ingericht door «D e Roodborsten» van Marialoop, stelde 112 deelnemers tegenover elkaar. In de eerste kategorie werd Verhalle (uit Marialoop) kampioen; in de derde kategorie Adams uit Wakken. Ook te Meulebeke weet men iets van hengelen af! Gedurende drie dagen: grote forellenvangst ter gelegenheid van de opening van het nieuwe viswater op het gemeentelijk domein «Ter Borght». Organisator: de plaatselijke «D e Devevissers». «De Meulebeekse Lourdesvrienden» werden 20 jaar geleden gesticht, met als voorzitter de nog steeds in funktie zijnde Dr Abeele. De kring telt vandaag niet minder dan 1.816 leden! Ieder jaar wordt er een Meulebeekse Lourdesbedevaart inge richt, waarbij telkens een aantal reizen gratis onder de leden wordt verloot: dit jaar zo maar 39! De gemeentelijke begroting 71 voorziet in bijna 1 miljoen toela gen aan allerlei verenigingen. De belastingen worden niet ver hoogd, behalve die op het ophalen van het huisvuil: van 220 tot 350 fr. KAV afdeling Meulebeke werd 45 jaar geleden gesticht. Mevr. Maria D ’Heygers is er reeds 25 jaar voorzitster van, Mevr. E. Claeys-Landuyt 20 jaar schrijfster en Mevr. Delodder-Seroels 45 jaar wijkmeesteres. Dit alles loonde wel de moeite van een grootse hulde (25 april). Als men weet dat KAV nationaal 50 jaar bestaat, zal men wel beseffen dat Meulebeke er destijds vlug bij was. Twee gouden huwelijksjubileums: Remi Desmet & Lucie Neirinck (St.-Amandsstraat) en Léo Boucké & Alida Descheemaecker ( Kapellestraat 117). Als aanloop tot de huldigingsfeesten voor de nieuwe burge meester; een Oberbayernavond in een tent op de Markt op 8 mei. Voor haar 60 jaar kloosterleven werd Zuster Maria Conrada gevierd. Zij werd geboren te Ruiselede op 27.2.1890 als Irma Vandamme. Het gezin Henri Vandamme telde drie dochters, die allen kloosterlingen werden bij de Zusters van het Gelove te Tielt. Zuster Conrada trad binnen in 1910 en legde op 19.4.11 haar eeuwige geloften af. Zij verbleef achtereenvolgens te Helmet, Tielt, Oostrozebeke (D e Ginste), Markegem en, sinds 1939, op de Panders te Meulebeke. Zij was onafgebroken aktief in het onderwijs. Verkiezingen in het Feestkomité: ais voorzitter Robert Waelkens, als sekretaris André Demuynck.
Feestkiekje bij het diamanten-kloosterjubileum van zuster Conrarda. Burgemeester Dr. Abeele «speecht». V III. OOSTROZEBEKE 58
59 60
61
De eerste zitting van de nieuwe gemeenteraad werd uitsluitend gewijd aan eindeloze besprekingen over het feit of er al dan niet onverenigbaarheid bestond in hoofde van verkozene Degroote. Daar de knoop niet kon worden doorgehakt, werd een tweede zitting veertien dagen later gehouden. Toen kon men overgaan tot de eedaflegging van 11 raadsleden; dhr Marc Lattré had zich, wegens ziekte, laten verontschuldigen en dhr Degroote werd niet tot de eedaflegging toegelaten. Het schepenkollege bestaat uit burgemeester Remi Van Acker en de schepenen Marcel Bonte, Cyriel Albert Holvoet, Achiel V annieuwenhuyse. De Wielerklub Sporting Oostrozebeke, gesticht in augustus 45, viert zijn 25-jarig bestaan in «De Zwarte Leeuw». Op Kerstdag, in «Concordia», op het 6e jaarfeest voor ouden van dagen, ingericht door de Gemeentelijke Kultuurraad en het Feestkomité, wordt de Roosbeekse revue «Weetje ’t nog?» opge voerd, op tekst van Trees Van Acker. Nog een revue, deze maal op De Ginste, namelijk «25 jaar Groeiende Ginste». Inderdaad, 25 jaar geleden begon men op De Ginste met het jaarlijks optreden van de groep «De Groeiende Ginste». Door omstandigheden moest men er, een tiental jaren geleden, mee ophouden. Nu werd met de traditie weer aange
63
62
63 64
65
66
67
IX. 68
69
70
64
knoopt onder impuls van meester Verlinde en met medewerking van de toneelkring «Méér vreugde». Gedurende 1970: 105 geboorten, 196 inwijkingen, 67 overlijdens en 175 uitwijkingen, dit is in totaal een aangroei van 48 eenheden. Oostrozebeke telt nu 6.456 inwoners. Op 16 januari, viering van het gouden huwelijksjubileum van Aloïs Vanhoorelbeke en Maria Lambrecht, gehuwd op 11.1.21. 17 januari: in «De Visscherie» treden Jan De Beer en De Doolaerts met een kleinkunstprogramma op. Terzelfdertijd loopt daar een tentoonstelling van vier Oostrozebeeksverwante kunst schilders: Tone Pauwels, Marie-Janne Beke, Stef Viaene, Joost Vanloocke. Kluisterklaar moest afzien van zijn lokaal «De Muze». Daarom werd «D e oude Beer» omgetoverd in «Kafee Sjantant De Beer». Deze werd officieel door burgemeester en schepenen geopend op 26 februari. Daags daarop kon een ruim publiek reeds genie ten van het optreden van De Doolaerts. Vanaf 26 februari stelt de Tieltse kunstschilder Frans Rubens in «D e Visscherie» zijn Vlaamse landschappen tentoon. Inleider op de opening: de Tieltse burgemeester. Zoals verleden jaar worden de Oostrozebeekse sportkampioenen (duiven, biljart, wielertoerisme, boogschieten, bollen, kaarten, golfbiljart, vinkenzetten ) gezamelijk op het gemeentehuis ont vangen op 27 februari, ’s Avonds kampioenenbal in «D e Zwarte Leeuw». PITTEM Uit het jaarverslag van d° gemeente, enkele interessante gege vens: het aantal inwoners daalde met 34 eenheden en komt dus op 4.808 (75 geboorten, 102 inwijkingen, 47 overlijdens, 164 uitwijkingen). Ook de schoolbevolking daalt aanzienlijk: van 929 tot 829 voor kleuter-, lager-, middelbaar en technisch onder wijs samen. In het rusthuis St.-Remigius verblijven 51 personen. De nieuwe gemeenteraad: Maurits Cloet, Elie De Laere ( 12 jaar schepen, 12 jaar burgemeester, nu ere-burgemeester), Omer Storme ( 2e schepen ), Léopold Gelaude ( nieuwe burgemeester ), Jules Thurman, Albert Minjou (Ie schepen), Maurice Laethem, Henri Patvoort en, als nieuwelingen: Norbert Thorrée, Gérard Mestdagh, Victor Warnez, Erik Devrieze, Jozef Lambrecht. Zetelen niet meer in de raad: Mevr. Sierens-Van Landuyt, Frans Denys en Jules Vandoorne. Norbert Thorrée (° Tielt 14.8.49) zou wellicht het jonigste ge meenteraadslid van België kunnen zijn. In het lokaal der schuttersgilde «Willem Teil» te Meulebeke verbeterde de Pittemse schutter Jacques Braeckevelt het Bei-
71 72
73 74
75
76 77
78
79
80 81 82 83
gisch rekord in het één voor één afschieten van alle vogels. Het nationaal rekord hield stand sinds 1938 met een tijd van 28’. J. Braeckevelt had slechts 25’ 31” nodig. Braeckevelt is houder van 25 kampioentitels sinds 1959. Op de intergemeentekwis ingericht door het Davidsfonds be haalde Wingene de eerste plaats vóór Meulebeke, Pittem en Tielt. Op 27 februari wordt Geert Lanssens Prins Karnaval 71. Magda De Cuypere verovert voor de tweede maal de titel van Prinses Karnaval. Dit alles bij de Pittemse Jeugdclub Topecom die, ter loops gezegd, dit jaar voetbalkampioen der Westvlaamse jeugd clubs werd. Johan De Laere herkozen tot voorzitter van de Pittemse Jeugd raad (7 maart). Het Davidsfonds-Pittem en «De Roede van Tielt» nodigden, op 9 maart, in het gemeentehuis van Pittem, Roger Blondeau uit, die iedereen boeide met zijn uiteenzetting over Ferdinand Ver biest. Twee belangrijke beslissingen op de gemeenteraad van maart: het principe wordt goedgekeurd een sporthal te laten bouwen volgens leasing-overeenkomst met het Gemeentekrediet en er wordt beslist tot oprichting van een Gemeentelijke Kulturele Raad. Door de Lions Club Tielt wordt een filmgala gegeven in Ciné Alfa: Zonnebloemen van Rusland, van V. de Sica ( 19 maart). Op 21 maart: voor de zoveelste maal: inbraak bij Néon-Elite. E r werd echter niets gestolen, wel voor een 150.000 schade aan gericht. Twee van de drie daders werden twee dagen later even wel reeds ingerekend. De vernieuwing van de Markt is aan de gang, de Koffiestraat wordt omgetoverd van wegeltje van amper 2 meter breedte in een straat van 12 meter breed, ook de Verbieststraat wordt ver nieuwd. Alle bomen rond de kerk worden gespaard. Rik Van Laere en Martine Vandenhende worden laureaten van de opstelprijskamp, in het kader van de ABN-veertiendaagse in gericht door het Davidsfonds met medewerking van het ge meentebestuur. Achiel Bertrem en Maria Rigolle, beiden geboortig van Zwevezele, maar sinds bijna 50 jaar inwoneis van Pittem, vieren hun gouden bruiloft op 6 april. Het Davidsfonds richt op 13 april een Kongo-avond in waar twee Pittemnaren die enige tijd in Kongo verbleven, Johan Mestdagh en E.H. Vande Walle, vertellen en dia’s tonen. Wat Tielt kan, kan Pittem ook: Mare Dex en Juul Kabas lokken een volle zaal (25 april). En nog twee gouden huwelijksjubileums tijdens de maand april: Victor Willemyns & Margareta Demynck, Alberic Soenen & Augusta Alvoet.
65
84
85
86 87
Voor het vijfde achtereenvolgende jaar: «Ontdek de Ster»-wedstrijd ingericht door de jeugdclub Topecom op 1 mei. Met dit maal als presentator Jan Theys! Hans Vankeirsbilck werd (voor de tweede maal ) de ontdekte ster. Op 2 mei vormt een grote stoet het hoogtepunt van de vier daagse viering van de nieuwe burgemeester Léopold Gelaude. Dhr L. Gelaude werd geboren te Kanegem in 1934; sinds 1965 is hij raadslid te Pittem. Tijdens de officiële receptie treedt gitaarvirtuoos Peter Pieters op, die enkele weken vroeger een avond te Tielt te gast was. De nieuwe samenstelling van de COO: Omer De Meulemeester, Roger Clarysse, Robert Vandekerckhove, Jules Thurman, Laurent Van Iseghem. En de indrukwekkende reeks gouden huwelijksjubileums voor de maand mei: Jozef Dewitte-Demuyt ( 1 5 /5 ), Justin De WaeleDedeyghere (2 1 /5 ), Jozef Vercoutere-Van Daele (2 3 /5 ) en oseph Meeuws-Dedeurewaerder (2 9 /5 ).
X. POEKE 88
De samenstelling van de nieuwe gemeenteraad: burgemeester Baziel Vandesteene, schepenen Marcel Braeckeveit en Julien Devos, raadsleden Léon De Waepenaere, Gérard Vandesteene, Betrand Cortier, Erik Hooft. De drie laatsten zijn nieuwelingen. Dhr Erik Hooft wordt tevens voorzitter van de COO.
X L RU ISELED E 89
90
91
92
93
66
Dhr Daniël De Keyzer, zijn echtgenote Anna Verbrugge en twee van hun kinderen, Luc en Monique, vinden de dood in een vrese lijk auto-ongeval. Daar de verkiezingsuitslagen betwist werden en de bevoegde instanties nog geen uitspraak hebben gedaan, komt de oude ge meenteraad nog maar eens samen, onder voorzitterschap van bur gemeester Verstraete. Einde 70 wordt de vernieuwde weg Ruiselede-Tielt volledig voor het verkeer opengesteld, hoewel de laatste laag asfalt er slechts komt in het voorjaar 71. In Ruiselede zelf is er een opmerkelijke verbetering door de verbreding van de bochten in Kasteel- en Aalterstraat. Dhr Marcel Lema was 35 jaar lang vrijwillige brandweerman in het plaatselijk korps en werd nu op rust gesteld, natuurlijk na warme huldiging op het jaarlijks feest, waar tevens twaalf nieu we vrijwillige brandweermannen aanwezig waren. 'Met een nieuw totaal van 5.005 telt Ruiselede één inwoner méér dan einde 69. In 70 telde men een aangroei van 210 (73 ge boorten en 137 inwijkingen) en een verlies van 209 (54 overlijdens en 155 uitwijkingen).
94
95
96
97 98
99 100
Aangename verrassing voor de jazzliefhebbers: de plaatselijke «Banana Peel Jazzclub» nodigde de sinds jaren in Dendermonde optredende «The jegg-pap New-Orleans jazzband» uit (20 fe bruari). Dhr Noël Lust (° Tielt 10.8.42, thans Ruiseledenaar) promo veerde, met de grootste onderscheiding, aan de RUG tot Doctor in de Landbouwkundige Wetenschappen, groep Waters & Bos sen. Noël Lust is de 9e uit het 10-koppig gezin van Cytiel Lust en Bertha Defauw, landbouwers te Aarsele. Hij liep lagere school te Aarsele en volgde de humaniora op het kollege te Tielt. Zijn echtgenote, Anne-Marie Ally, is afkomstig van Kanegem. Zijn jongste broer, Antoon, is advokaat te Tielt. Eddy Merckx kwam op bezoek te Ruiselede! In de werkhuizen Gebr. Van Eenooghe, aan de Knok, waar de ramen van de fiet sen van het merk Eddy Merckx gefabriceerd worden, kon men hem inderdaad begroeten ter gelegenheid van het vervaardigen van het 500e frame. Oud-veldwachter Alfons Vandevoorde, wonende Brandstraat te Doomkerke, overleed plots op 9 maart. Hij was geboren in 1882. Ruiselede pakt uit met .een flink programma «Sportiva 71»: zwemmen (te Meulebeke), wandel- en fietstochten. De verant woordelijkheid ligt in handen van meester Marcel Listhaeghe. En meteen ging er een wielertoeristenclub van start: «D e Molen trappers», officieel gesticht op 14.3.71, maar reeds een jaar aktief; voorzitter is Gérard Desmet. De reeds 27 jaar bestaande schuttersgilde «Willen is kunnen» viert 'haar kampioen Gaston Claeys in de zaal «Uilenspiegel». Twee belangrijke werken naderen hun voltooiing: de vernieu wing van de Broggestraat waar reeds een gedeelte in tarmac ge goten werd en het nieuw brandweerarsenaal.
X II. SCH U IFERSKAPELLE 101
102
103
Voor de eerste maal sinds 24 jaar werd een nieuwe gemeente raad geïnstalleerd, en dan nog wel een praktisch volledig nieu we raad: burgemeester G. Omer Van Renterghem, schepenen Marcel Van Slambrouck en Gabriël Quintyn, raadsleden Frits Verkinderen, Mevr. Judith Puype, Gérard Dewitte, Frans Vanderhaeghen, Godfried Verbeke en Jozef Declerck. Oud-schepen Debrabandere was geen kandidaat meer. De gemeente telt einde 70, in vergelijking met vorig jaar, 4 in woners minder, zegge 1.014. De bevolkingsbeweging gedurende het afgelopen jaar: 20 geboorten en 26 inwijkingen, 9 overlijdens en 41 uitwijkingen. De Bouwonderneming Quintyn & Zonen viert feest ter gelegen heid van het voltooien van 125 sociale woningen. Vader Jules
67
en de zonen Roger en Gady stonden, welverdiend, in het midden van de belangstelling op het feest waar ook de werknemers en tal van prominenten aanwezig waren. X III. T IE LT 104
Dhr Michel Rots, nu woonachtig te Heverlee, doch geboren te Tielt in 1941 als zoon van Jos Rots-Derpck ( Bruggestraat 4 9 ), promoveerde tot doctor in de Wetenschappen aan de K.U.L. met de grootste onderscheiding. Dhr M. Rots werd licentiaat Natuurkunde K.U.L. in 1965. 105 E.H. De Bleeker wint de diawedstrijd ingericht door VTB-VAB Tielt. 106 - «Glory Halleluja 2000» in de St.-Pieterskerk. 107 Tieltenaar Geraard Devooght viert zijn jubileum: 25 jaar pries ter, waarvan 20 jaar doorgebracht in Kongo. Sinds twee jaar is E.H. Devooght kapelaan te Nieuwkerke-Ieper. 108 Dhr Henri Dedeyne, sinds 25 jaar bevelhebber van de Tieltse Vrijwillige Brandweer, wordt officieel gehuldigd door de ge meenteraad. 109 Wordt Tielt de ruig toegekeerd door Oostrozebeke en Koolskamp? Voor de te vormen federaties van gemeenten uitten hun gemeenteraad alvast een voorkeur voor respektievelijk Waregem en Roeselare. 110 CMBV, KAV en K L weigeren een samenwerking met het Ver meylenfonds voor een gespreksavond over «De emancipatie van de vrouw». Reden? Deze drie organisaties zijn kristeliijk georiën teerd, standsbewust en hebben reeds herhaaldelijk bedoeld on derwerp besproken op algemene vergaderingen en debatnamiddagen; daarbij wensen zij niet af te wijken van hun eigen jaar programma. 111 Ook ernstige problemen kan men aan te Tielt: het CM-Verbond Tielt richt een studienamiddag in over aktuele problemen in de ziekteverzekering, op 19.12. 112 Op tweede Kerstdag viert medepastoor Robert Verhelst in de St.-Pieterskerk zijn zilveren priesterjubileum. Robert Verhelst werd geboren te Kanegem op 9.3.20. Zijn jeugd bracht hij door te Aarsele, hoewel hij lagere school volgde te Kanegem en col lege liep te Tielt (33-39). Toen reeds stond hij bekend als mu ziekminnaar en zanger. Na één jaar klein seminarie te Roeselare, vertoefde hij twee jaar te Leuven om er kandidaat in Wijsbegeer te en Letteren te worden. Daarop volgden drie jaar groot semi narie te Brugge. In september 45 werd E.H . Verhelst leraar benoemd aan het St.-Lodewijkscollege te Brugge; dit ambt nam hij waar tot einde 53, datum waarop hij als onderpastoor te Gullegem werd benoemd. Hij was reeds priester gewijd in decem ber 45. In augustus 57 kwam E.H . Verhelst als onderpastoor
68
113
114
115
116
117 118
119
op de St.-Pietersparochie te Tielt. In 65 kwam «zijn» Vijverhof klaar: op 11 september werd het plechtig geopend door minister A. Declerck en ingezegend door Mgr Desmet. Bij Koninklijk Besluit van 28.12.70 (Staatsblad 30.12.70) werd dhr J.P .L. De Busschere, advokaat te Ardooie, benoemd tot vre derechter te Tielt. Het hoornkwartet Van Boxtaele treedt op in Malpertuis op 28 december. Het bestaat uit vier laureaten van het muziekkonservatorium te Gent: Jean Debuisson, Piet Dombrecht, Stefaan Van Lede en José Bouckaert (° Tielt 3.2.47). J. Bouckaert volgde muziekschool en -akademie te Tielt, Izegem en Gent; hij is thans muziekleraar te Tielt, Waregem, Izegem en Ronse. Hij is lid van talrijke ensembles, harmonies en orkesten, namelijk te Tielt: «Zanglust» en «De Goede Vrienden». Ter gelegenheid van de eindejaarsfeesten bezoekt de Tieltse Zonnegroep een honderdtal zwaar gehandikapte jongeren in Tielt, Pittem, Wingene, Dentergem, Ruiselede, Schuiferskapelle, Aarsele, Meulebeke en De Ginste. Aan elkeen wordt een aangepast kerstpaket overhandigd. Officieel telt Tielt op 31.12.70, 14.172 inwoners, wat op één jaar tijd een aanwinst van 105 eenheden betekent. Gedurende het afgelopen jaar noteerde men 405 inwijkingen en 240 geboorten, terwijl slechts 394 uitwijkingen en 146 overlijdens werden ge meld. De aktie van de Tieltse Postzegelklub (lokaal: Textielhuis) strekt zich uit tot ver buiten de grenzen van onze stad: op de 120 leden zijn er 40 uit de omliggende gemeenten. Gedurende het jaar 71 zal de Tieltenaar Arseen Verbeke verder op BRT 2 kolderen, namelijk op vrijdag van 15 tot 15.30 u., onder de titel «Buitenbeentjes en likkebaartjes»; dit in samen werking met Gérard Vermeersch. Op dezelfde post verzorgde A. Verbeke gedurende het jaar 70 iedere dinsdag een halfuur lang de uitzending «Licht en Liefde». Dhr A. Verbeke is voor zitter van het Davidsfonds-Tielt. Op 6 januari: eerste zitting van de nieuwe gemeenteraad, met enkele vermeldenswaardige nieuwigheden: drie partijen (CVP in de meerderheid, BSP en Volksbelangen in de minderheid), 15 gemeenteraadsleden, waaronder twee dames, waarvan er dan nog één schepen is! De samenstelling van de raad: Marcel Linclau, Raymond Braekevelt, Roger Vannieuwenhuyze ( Ie schepen), Marcel Billiet ( sche pen landbouw), André Rotsaert (schepen openbare werken), Daniël Vander Meulen (burgemeester), Eugène Houthoofd, Gentiel De Witte, Herman Verslype, Emiel Devos, Mevr. Staelens (schepen gezin), Mevr. Baertsoen, Firmin Wamez, Frans Vanhulle, Luc De Rammelaere. De zeven laatste zijn nieuwgekomenen in de raad.
69
120
121
122
123
124
125 126
127
128
70
Zetelen niet meer in de raad: Jozef Baert, Remi Van Dorpe, Adiel David, Albert Wittevrongel, Noël Stevens. Oud-burgemeester J. Baert, afwezig wegens ziekte, liet een zeer pittige afscheidsrede voorlezen door zijn opvolger. E.H. Godfried Vandeputte, pastoor-emeritus te Rumbeke-Beitem, overleed op 8 januari te Izegem. Hij werd geboren te Izegem op 26.1.1895. Van 1920 tot 1929 was hij leraar aan het kollege te Tielt. Op 9 januari, plechtige opening en inzegening van «D e Harle kijntjes», kinderdagverblijf door privaat initiatief opgericht in de Ieperstraat, reeds erkend door het N.W.K. Bekroning van de verkoopdagen gedurende dë eindej aarsfeesten in de Kortrijkstraat: op 9 januari trekking van de reuzetombola in «De Zalm». E.H . Gérard Maeyens, pastoor-emeritus, overleed te leper op 12 januari. Hij werd geboren te Tielt op 17.2.02 en priester gewijd op 18.12.26. Achtereenvolgens was hij leraar aan het kollege te Nieuwpoort ( 1926), onderpastoor op O LV te Brugge (1 9 3 8 ), pastoor te Zandvoorde (1 9 5 2 ), pastoor op St.-Jacob te leper ( 1959). Hij nam eervol ontslag op 15.2.64 en verbleef sindsdien te leper. E.H . Maeyens was de schoonbroer van een ander bekend Tieltenaar: Michiel Vandekerckhove. Michel Devooght, afkomstig van Lichtervelde, nu woonachtig in de Lindenlaan te Tielt, is een verwoed kweker van harzerkanaries. Op 17 januari werd hij te Luik nationaal kampioen, klasse A. Hoe kan het ook anders? Zijn leermeester was immers Jan Verhuist uit Meulebeke, enkele jaren terug wereldkampioen. In 1968 was M. Devooght reeds provinciaal kampioen geworden. In 1970 bezat hij 130 harzerkanaries. Op 23 januari vertrekt Pater Octaaf De Vreese, op 71-jarige leeftijd, terug naar Hong-Kong. Op initiatief van dé Tieltse Zonnegroep werd door drie Tieltse verenigingen - de stadsharmonie «D e Goede Vrienden», de volksdansgroep «Elkerlyc» en «Pro Musica» - in het St.-Amandsgesticht te Beemem op 23 januari een muzieknamiddag verzorgd. Na, op 23 januari een afscheidsfeest te hebben gegeven, waar een 200-tal vrienden aanwezig waren, vertrekt Pater Luk Casaert op 29 januari voor de tweede maal naar Bolivia. Hij heeft wel een bijzonder harde vakantieperiode achter de rug: met zijn vier Los Payas verzorgde hij niet minder dan 122 optredens in het Vlaamse land. In het Boudewijnpark te St.-Miehiels-Brugge, op 30 januari, schiftingswedstrijd Ieper-Diest-Tielt voor deelname aan «Spel zonder grenzen». Tielt won! De kamp werd uitgezonden door de TV.
129
130
131
132
133
134
135
136
Op 1 februari oogstte 'het Ballet van Vlaanderen met vijf balletnummers een groot sukses bij de 700 toeschouwers in de Eurohal. Op de vergadering (6.2.71) van de zeer aktieve parochieraad van de OLV-kerk, samengekomen met het oog op o.m. de voor bereiding van de vastenbeleving en Broederlijk Delen, werden enkele interessante gegevens bekendgemaakt. Zo vernam men dat Tielt 71 % misgangers telt. Ter vergelijking, het cijfer van het bisdom Brugge is 57 % en het Tieltse cijfer van tien jaar te rug is 72,8 %. Milac-Tielt viert haar 25-jarig bestaan. Het initiatief tot oprich ting werd destijd genomen door onderpastoor E.H. Knudde en wijlen Dr De Brabandere. Een ontvangst had plaats op het stad huis, een tentoonstelling (met o.m. een F 104-toestel) in de Eurohal. In het Vijverhof richt de Interskolaire Kulturele Werkgroep op 11 februari een Streuvélsavond in, met Tieltenaar deklamator Antoon Vander Plaetse. Streuvels werd geboren op 3 oktober 1871. Op 11 februari, onder grote volkse belangstelling, wordt op de Tieltse ringlaan de wedersamenstelling van een moord gehouden: op 3.8.70 werd inderdaad alhier, in een koelwagen, de Fransman Jean Lemelle vermoord door een van zijn landgenoten, Germain Liétard. Op 12 februari kwam de Stedelijke Verkeerskommissie voor de eerste maal samen. In «De Zondag» van diezelfde dag geeft oudburgemeester J. Baert, naar aanleiding van het invoeren van de blauwe zone in Kortrijk- en Ieperstraat, enkele beschouwingen en enkele gegevens vrij uit zijn recente studie over het verkeers probleem in de stad. Zo vernemen wij bijvoorbeeld dat het stadscentrum over 218 openbare parkeerplaatsen beschikt, met een gemiddelde bezetting van 145. Voorzien wordt dat binnen 5 à 6 jaar alle plaatsen zullen bezet zijn. Te leper namen, op 13 februari, de Tieltenaren Raf De Buck en Raoul Vandepitte deel aan de 13e Provinciale Filmwedstrijd, kategorie juniores. Hun 17 minuten lange kleurfilm «VRan en mOUW», naar een kort verhaal van Tieltenaar Herman Verschel den, die er samen met Tieneke Ruysschaert de hoofdrol ver tolkt — terwijl de groep Malpertuis zorgt voor de figuratie — bekwam de tweede prijs. Meteen stappen de auteurs over naar dè kategorie seniores en zal hun film deelnemen aan de Nationale Wedstrijd. Op 15 februari nemen de belangrijke werken op het Stationsplein een aanvang. Twee huizen verdwijnen: de vroegere herberg Hos te en het huis Willemyns, Voorziene duur der werken: 210 werk dagen.
71
Dit «hinderlijk» gebouw voor de aanleg van een parkeerterrein op het Stationsplein is niet meer ... Huis Deprez van weleer !
Historisch dokument ? «Preetjes doeninge» op het Stationsplein neergehaald.
72
137
138
139
140
141
142 143 144 145 146
147
Tieltenaar Ernest Verkest wordt op 15 februari uitgeroepen tot winnaar van de prijs «Interbad» ingericht door de gemeente Assebroek voor de muuirversiering van haar badzaal. Het voorontwerp van BPA «Ontvangersstraat» wordt door de gemeenteraad goedgekeurd, alsook de aankoop van de eigendom Mulle de Terschueren tegen de prijs van 8,5 miljoen en onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het park gedurende 99 jaar moet opengesteld worden voor het publiek. In het park zal, op kosten van de provincie, een dienstencentrum worden opgericht, in de eerste plaats, doch niet uitsluitend, bestemd voor de bejaar den. De mogelijkheid blijft open om van de aangekochte gronden een dfeel af te staan aan de aanpalende onderwijsinstellingen. Dezelfde gemeenteraad voert in de bebouwde stadskom een alge mene snelheidsbeperking van 60 km/u. in. Advokaat Marie-Josée Depraeter uit Tielt wordt rechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg. Zij is de eerste vrouweÜjke rechter in West-Vlaanderen. Vinkeniers van Aarsele, Doomkerke, Kanegem, Kruiskerke, Marialoop, Ruiselede, Schuiferskapelle en natuurlijk ook Tielt «kongresseren» in «H et Blauwhuis». Hulde wordt gebracht aan de kampioenen, ondervoorzitters, gewestkampioenen en verdienste lijke vinkeniers. De wielertoeristenafdeling van de Koninklijke Tieltse Sportklub, onder het voorzitterschap van oud-wielrenner Marcel Van Houtte, vierde traditiegetrouw opnieuw jaarfeest (20.2.71 ).Deze afdeling telt een honderdtal leden. 28 februari: stichting van een nieuwe hobbyclub: «Eurolens», fotoclub voor liefhebbers. Voorzitter is José Wittevrongel. Vanaf 28 februari stelt Rik Poot zijn beeldhouwwerken tentoon in Imago. Dit is zijn eerste tentoonstelling in West-Vlaanderen. Op 3 maart brandt de missiepost van Tieltenaar Germain Verbeke te Banawe (Filippijnen) volledig uit. Wingenaar Guido Van Cauwenberghe wordt trainer bij de Tieltse Atletiekklub, die meteen aan zijn eerste verjaardag toe is (stich ting op 5 maart 70). Op 5 maart gaat, in het Vijverhof, de tweede der drie vastenbezinningen door; Mgr Fraeyman spreekt over «Gelovig vertrouwen in de Kerk nu». Niettegenstaande het echte winterweer was er heel veel volk. Naar het schijnt, viel het bijzonder op hoeveel Kanegemnaars aanwezig waren. Vermeld mag worden dat Mgr Fraeyman, nu aktief in het ACW, kollege liep te Tielt, waar hij in 1936 zelfs de Gouden Stads medaille ontving als primus perpetuus. Op 6 en 7 maart herneemt Malpertuis één van de beste stukken uit zijn repertorium van vorig seizoen: «De Koning die sterft» van E. Ionesco. Het stuk wordt door Malpertuis deze maand nog
73
148
149
150
151
152
153
154
155
156
74
opgevoerd te Deinze, Hooglede, Roeselare en Roesbrugge. Op 19 februari was Malpertuis reeds te St.-Michiels-Brugge met «Zwarte Excellentie». Pater Gabriël Van Ooteghem, geboren te Tielt in 1937, minderbroeder-missionaris te Neihu, voorstad van Taipei (Form osa), naarwaar hij voor het eerst vertrok einde 65, is voor enkele maanden thuis ( Ruiseledesteenweg 45) met vakantie. De pas 18 jaar geworden Tieltenaar Frederik Vandervennet, lid van de Tieltse Atletiekklub en van het juniorenelftal van KFC Tielt, wordt kampioen van West-Vlaanderen N.S.V.O. te Proven. In het Gildhof op 13 maart, leerlingenkoncert van de Stedelijke Muziekakademie, met, als voorschotel, optreden van dhr R. Werthen, vioolleraar aan deze akademie en één van de twee Belgische kandidaten voor de Koningin Elisabethwedstrijd 1971. Stadsmedailles werden toegekend aan Bernadette Vervenne (piano - Tielt) en Geert Vandendriessche (slagwerk - Pittem). Beide laureaten werden nog speciaal bedacht met een geschenk door Lions en Rotary. Overigens scheen men zich de eer te be twisten aan de laureaten medailles en diploma’s te overhandigen, zodat ten slotte vier verschillende vooraanstaanden hiervoor werden ingespannen. Opgemerkt werd de aanwezigheid van talrijke leerlingen van de afdelingen Wingene, Pittem en Meulebeke, terwijl ook officieel werd medegedeeld dat een nieuwe afdeling start te Aarsele. Op 20 maart viert de aktieve KWB-St.-Jozef zijn eerste lustrum; dit gebeurt met H. Mis, sport en kaarting. Enkele weken vroeger vierde deze afdeling haar 100e lid. 21 maart: jaarvergadering van de Boerengi'lde Arrondissement Tielt in zaal Movy. Als sprekers o.m. E.H. De Bleeker, Direkteur van het Land- en Tuinbouwinstituut Tielt, en Tieltenaar Jan Hinnekens, Algemeen Sekretaris van de Belgische Boerenbond. Op de hoek van de leper- en de Krommewalstraat valt op 22 maart een nieuw slachtoffer voor méér parkeergelegenheid: café «De Blauwvoet». Er wordt eveneens een aanvang gemaakt met aanpassingswerken rond de St.-Pieterskerk, waar wat groen en aanplantingen verdwijnen; de kapelletjes van St.-Nikolaas van Tolentijn worden er terug geplaatst. De gemeenteraad van 24 maart keurt een begroting van 140 mil joen goed, waaronder 24 miljoen voor het stedelijk zwembad. De opcentiemen op de onroerende voorheffing klimmen op van 950 tot 1.200. Op de Tieltse berenkeuring van 24 maart kaapten de Ruiseledenaars vier van de vijf eersteprijzen weg; de vijfde eersteprijs ging naar een Meulebekenaar. Dezelfde raad benoemt op proef twee politie-agenten: Marnik Dobbelaere (Tielt) en Werner Desmaels (Elverdinge). Senator Willy Callewaert en Stef Lievens, uitgenodigd door
Modemizering eist steeds slachtoffers. «De Blauwvoet» moest eraan geloven. Ook de kerkomheining sneuvelde onder de hamer...
157
158 159
160
161
162
KWB en het Vermeylenfonds, komen op 26 maart antwoorden op de vragen «W at is politiek ? Wat is kuituur ?». Het Verbond der Vlaamse Academici, afdeling Roeselare-IzegemTielt, houdt voor de eerste maal een vergadering binnen de Tieltse muren (26 maart). Gastspreker is de Tieltse dichter Walter Haesaert. Het Bouwbedrijf Gewest Tielt, onder voorzitterschap van dhr Etienne Dupont, houdt op 27 maart zijn jaarfeest, dit maal in «De Visscherie» te Oostrozebeke. De Tieltse judoka en kersverse politie-agent Marnik Dobbelaere, zwarte gordel Ie klas, wordt op 28 maart overwinnaar in de klas der half-middengewichten op het judokampioenschap van WestVlaanderen te Oostende. Dat ook Tieltse landbouwers aan de massabetoging te Brussel op 23 maart deelnamen, is nu een vaststaand feit: bij drie verschil lende landbouwers ontdekte men immers drie vaten bier van elk 50 liter, afkomstig van een te Brussel geplunderde vrachtwagen. «Zanglust» herneemt een 13 jaar oud sukses: de Marcuspassie van Lorenzo Perosi. Opvoering in OLV-kerk te Tielt op 31 maart. Er wordt echter ook aan intergemeentelijke kultuurspreiding gedaan: deze passie wordt door Zanglust opgevoerd te De Pinte op 5 april en te Meulebeke op 7 april. In de OAK-biblioteek, gedurende heel de maand april, uitzonder lijke tentoonstelling van de verzameling «Schelpen van de Noord zee» van dhr Paul Mommerency uit Ruiselede.
75
163
164 165 166
167
De Tieltse schaakspeler Joost Callens neemt deel aan een Inter nationaal Jeugdschaaktornooi te Nice (2-10 april), samen met nog één andere Belg. Hij werd 21e op 30. Joost Callens was reeds vier maal jeugdkampioen van West-Vlaanderen. Op 3 april vangt René Sander in de vijver aan de ringlaan een karper van méér dan 7 kg. Geen aprilvis ! Tielt terug zonder water op 5 april. Evenmin een aprilvis ! Léonie De Leye (° Rumbeke 8.4.1871), dochter van Léo en Maria Dewijn, wordt als eeuwelinge gevierd, op 10 april, in het rustoord Deken Darras, waar zij verblijft sedert 30 januari 60. Met haar echtgenoot Remi De Kimpe (t 1929) had zij drie kin deren, waarvan Marie thans 73 jaar oud is. De moeder van Léonie werd er 99. Gedurende 36 jaar baatten de echtgenoten De Kim pe een land- en tuinbouwonderneming uit in Bousbecque ( Frank rijk). In 1943 ging Léonie een tweede huwelijk aan, met Silvain Oosterlinck ( t 1960). Op 11 april wordt de jeugdclub Wimpy één jaar oud, en toch telt hij reeds 436 leden ! Deze jeugdclub heeft o.m. een meisjes voetbalploeg, zoals trouwens ook de jeugdclubs Topecom te Pittem en Scarabe te Lotenhulle. Teken des tijds.
De dames treden aan ! Boven: jeugdclub Topecom uit Pittem en onder: Jeugdclub Wimpy uit Tielt. 76
168
169
170
171
172 173
174
Een Paasmaandag die lanig in het geheugenzal blijven van alle Tieltse gezinnen met een mentaal gehandikapt kind: de Tieltse Zonnegroep nam het enig initiatief een familiefeest voor hen in te richten, waar zij samen met hun gehandikapt kind een gezel lige namiddag konden doorbrengen. Senator-Schepen Roger Vannieuwenhuyse legt de eerste steen van het hotel-restaurant Shamrock. Het hotel, gelegen langs de ringlaan, zal 16 kamers bevatten met volledige sanitaire inrichrimg, benevens een zaal van 300 vierkante meter, een dagelijkse eetzaal van 70 vierkante meter, een conferentiezaal, salons en kleinere vergaderzaaltjes. Van 18 april tot 7 november viert de Koninklijke Stadsharmonie «De Goede Vrienden» haar 120-jarig bestaan. De officiële stich ting had plaats in 1851, door Deken Darras en Baron A. Mulle de Terschueren. Volgens sommigen zou de muziekmaatschappij echter reeds bestaan sedert 1789 ! Sinds 1963 spelen «De Goede Vrienden» in Ere-afdeling. «D e Zondag» wijdt aan dit jubileum een speciale editie van vier bladzijden. De huidige dirigent is Willy Vande Genachte. De voorzitters wa ren achtereenvolgens: C. Lamblin (1851-61), A. Mulle de Ter schueren (1861-75), I. Colle (1875-99), P. Colle (1899-1902), J. Van Daele (1902-13), R. Colle (1913-33), F. Hensmans ( 1933-35), J. De Gryse (1935-45), L. Samyn (1945-56), M. Neirinck (1956). Omwille van tal van omstandigheden, vermoedëlijk o.m. de fi nanciële toestand, schrapt Malpertuis voorlopig zijn laatste produktie: «De LLL-kampagne», speciaal door Pieter de Prins voor Malpertuis geschreven. Dhr Julien Desmet, 25 jaar dienst bij de RVA (waarvan 20 te Tieit), ontvangt de burgerlijke médaille, Ie klas. Ere-kanunnik Robert Nolf, Algemeen Direkteur van de Zusters van het Geloof te Tielt, overlijdt op 21 april in de St.-Lukaskliniek. Hij werd geboren te Torhout op 30.3.1899, als zoon van wijlen de heer en mevrouw Thierry Nolf-Stroom. Hij werd priester ge wijd te Brugge op 6 juni 1925 en twee dagen later leraar be noemd aan het kollege te Diksmuide. Vervolgens werd hij leraar aan het Klein Seminarie te Roeselare (18.9.27) en aan de Nor maalschool te Torhout (19.9.28). Op 20.7.37 werd hij onder pastoor te leper (St.-Jacob) en arrondissementsproost van de sociale werken, tot hij nationaal proost van de V K A J werd op 24.6.46. Hij werd ere-kanunnik van de kathedraal te Brugge op 8.9.53 en kwam, als Algemeen Direkteur van de Zusters van het Geloof, naar Tielt op 7.1.63. In het instituut Regina Pacis viert Zuster Amanda, geboren Ger maine Poma, haar 50 jaar kloosterleven (25 april).
77
176
176 177
178 179
180 181 182
De gemeenteraad, in vergadering van 28 april, verkiest als leden van de COO de Heren Jozef Ampe, Jozef Colpaert, Noël Ste vens, Robert Verhamme, Georges Maes en Raymond Braeckeveldt. In dezelfde raad wordt burgemeester Vander Meulen aangeduid als beheerder van de NV Interwest, mandaat dat na overleg met Aarsele, Dentergem en Kanegem aan Tielt werd toegewezen. Aarsele krijgt een kommissaris. Schepen Rotsaert wordt aangeduid als beheerder van de NV Inelgas. Dit mandaat werd door de groep Egem, Markegem, Oostrozebeke, Pittem, Ruddervoorde, Ruiselede, Schuiferskapelle, St.-Baafs-Vijve, St.-Eloois-Vijve, Wakken, Waregem, Wielsbeke, Wingene en Zwevezele aan Tielt toegewezen; Waregem krijgt het mandaat van kommissaris. ABN-volksavond in de Eurohal (28 april), daar de benedenzaal van het Gildhof vorige jaren te klein bleek te zijn. Een talrijke groep bedevaarders uit Tielt, Pittem, Egem, Winge ne, Ruiselede, Aarsele en Schuiferskapelle trekken opnieuw naar Halle, de meesten te voet ( 30 april, 1 en 2 mei ), de ouderen per auto of autocar. 30 april: opening van «Harlekijn», kleinkunstcentrum in de Kortrijks traat. De Koninklijke Footballclub Tielt viert zijn 50-jarig bestaan (1 en 2 mei). Het scheelde niet veel of deze verjaardag ging gepaard met een weinig eervolle degradatie naar 2e Provinciaal. De bedevaardersgroep «Henri Vermeersch» voor de 25e maal te voet naar Oostakker. Veertien leerlingen van het St.-Jozefscollege, onder leiding van hun leraar dhr Jozef Van Daele, brengen een langdurig bezoek aan de Tieltse zusterstad Gross-Gerau (Duitsland). En last but not least: op 4 mei bezetten een 40-tal heemkundigen het Vijverhof, waar, op initiatief van onze «Roede van Tielt», een reeks oude films over Tielt worden vertoond.
X IV . W AKKEN 183 184
Dhr Camiel Cluysse wordt opnieuw burgemeester. Met 2.483 inwoners op 31 december 70 telt Wakken 9 inwoners minder dan één jaar vroeger. Tijdens 1970 had men 47 geboor ten en 67 inwijkingen, 47 overlijdens en 76 uitwijkingen.
XV. W INGENE 185
78
Met een aanwinst van 15 eenheden telt Wingene nu 7.133 in woners. In het afgelopen jaar telde men 63 overlijdens en 108 geboorten (waarvan 94 te Tielt, slechts 1 te Wingene zelf), 130 inwijkingen en 160 uitwijkingen.
186
187
188 189
Samenstelling van de gemeenteraad: senator Willy Persyn (op nieuw burgemeester ), André Huys en Daniël Pyfferoen ( schepe nen), Robert Devos, Lambert Golsteyn en Léon Vandecaveye, die allen reeds in de vorige raad zetelden. Als nieuwkomers: Bea Cannoot, Joost Danneels, Etienne De Meulemeester, Roger Detavernier, Noël Mortier, Omer Vanlaere, Daniël Verbeke. Zetelen niet meer in de raad: Julien Danneels, Lucien Depestel, André Oasterlinck en Jozef Van Canneyt. Boomkweker René Schepers (° Wingene 1897), gedurende 32 jaar raadslid van de gemeente Aalter, waarvan 23 als schepen, werd door het gemeentebestuur van Aalter gehuldigd. René Schepers was geen kandidaat meer bij de jongste verkiezingen. De gemeenteraad, in zitting van 19 januari, benoemt dhr Maurits Vandergunst, wonende te Wingene, tot gemeenteontvanger. Dhr Aimé De Brabandere (° Wingene 27.10.89) overlijdt op 21 januari te Tielt. Hij was zoon van Henri en Theresia Brouckaert. Van 1926 tot 1957 was hij gemeentesekretaris van Win gene, en sindsdien ere-gemeentesekretaris.
X V I. ZW EVEZELE 190 191
Het officieel aantal inwoners op 31 december 70: 5.305, dit is 31 minder dan vorig jaar. Gedurende 1970 waren er 71 geboor ten en 106 inwijkingen, 62 overlijdens en 146 uitwijkingen. De verkiezingsuitslagen werden ongeldig verklaard door de Raad van State.
Pb. DE GRYSE en R. DECLERCK
Clichés uit «D e Zondag».
79
H ET BO EK EN H O EK JE VAN DE H EEM KU N DIGE. Bibliotheek van de Westvlaamse volkskunde: — — — — — — — — — —
Hervé Stalpaert, Westvlaams sagenboek I. Hervé Stalpaert, Westvlaams sagenboek II. M. Cafmeyer, Van as woensdag tot lichtmis. M. Cafmeyer, Van gehucht tot dorp. W. Giraldo, Volksgeloof en volksgebruik uit West-Vlaan deren. Bedevaartplaatsen. Hervé Stalpaert, Westvlaams sprookjesboek I. Hervé Stalpaert, Westvlaams sprookjesboek II. Lucien Dendooven, Westvlaams boerenvolk. Jack Verstappen, Westvlaams vissersvolk. Hervé Stalpaert, Algemene Westvlaamse volkskunde.
Deze werken kunnen besteld worden via het secretariaat en onze leden bekomen zeer interessante voorwaarden. Publicaties van Het Brugs Ommeland (Lege weg 133, 8200 Sint-Andries ) : — Jozef Penninck, Het Sint-Janshospitaal te Brugge. — Jozef Penninck, Het bier te Brugge (5 0 fr. ). — Gérard Franchoo, Het Keizer- en Konincklijk Gild «SintSebastiaan» te Sint-Michiels (125 fr.). — Jozef Penninck, Brugse godshuizen (50 fr. ). V. Arickx, De geschiedenis van Egem, verschijnt in 1971, te bestellen bij auteur, St. Denysseweg 4, 8500 Kort rijk.
ADRESSEN VAN DE AUTEURS : J. Baert, Sint-Janstraat 111, 8880 Tielt. M. Cloet, Brabançonnestraat 86, 3000 Leuven. R. Declerck, Sint-Janstraat 28, 8880 Tielt. Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt. A. van Doorne, Visserij 216, 9000 Gent. O. Van Laere, Rosendaalstraat 4, 8050 Wingene.
80
Ieder auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in «De Roede van Tielt», mogen slechts overge nomen worden met toestemming van de redactie.
sse,X S e v e c c fr ~ . •STPeeterj' .. dfc* \ ji-.ir e / ^ c nour S s S s zc re • £ * * &
» \
M scÆ
X y P o f Tf, y ie rtru è "'">i
-
*
j£ C fi/?n ^ B eest
-
3Zfy p $ts'.
y y
.t iÆ w l 'i - c 'a
Coc keA i/'ë ï Z o u / if i o n C .i
ïW u t uM/€/i\marÿu&\
y jÛ V Ç tOudei*
7)/r^rstó'\ \ ,'.A v<.X-/éA»o u( 0 'jr*2V<>t
S 'J e a n s to fc y / . | £ %?■■¥£*$
*> iV .> h>.:>~£ ?-4 J ? Xj
jf
7/i? ato
|
^“ v
P ^ iis / ^ r u ilù r ^outfens '\t£ *¥ ?e^£ \ J
9 t(o?~S4*7€~
\hotu
X. Æ A
,^ X
r* f .> . ■ j.i/s
M r jS t é
¥ # ^ /
*J
'\d//rè<i*r. A*ctuuJ- P uïra
me
'~;Y
i
eeWTJ». O a f f u t r f - .
*1 -ii.'_vVarn cfem'* « . ^- X
"'jS cus.i iV Ut Wtrynctk
fe ^ C o V , Caiaut o ^ ’oOJtAi.rf- ^
ïUa7acticj
oncon
trut* KJvr/*»*
ffouyèi
ffar-ë.,l \\nta* Haraue ^ Ccftun S la tare -rl» *!orfeàzuie, ~^n IMet? 1 : J j %vnsenJZas
r.
-i" « o o ,
vjr
J to y a e r tt r” fe s tu te n ip a m a s t . *' f o fc S -Aî/vÆw ,
tfe n s /T e ra e r W ^ fV t& a re jl
%ifru&s,
■>, i * * J
69 1 - f ca.
j Scfi‘iul’rc,L , xv V a r /A r r ^ e 1
« V
V ê® \P o e b ro rd e
Z a p o u t/
2-%
a oV^*/2r__*£,
W in d t
C A u ite ^ )i 0
\
y'i /
fOe/eomÀ-e
ea n L e d e rn
' «■>?'?. >U T J u e l t iO Z eto A em J\r.-= L o /-V. Ÿ 1 ' jteu/r-i W
Æ
,
Î
r o n n /u
*
^ " !& > e » u
V
W v u ttc y s u r s u j p r a m e n ’s^ev V-
#i'?
* ^T W .v * -
Z 7 u e /t ie’A O/b W d J a r /o p
cr/é S u t A a r Z e ,i
' j^jy. AKerkcreti
,'JB cvier,
t J î J ^ ’"v> vVJV 1 O
l> ‘ O u tre
_
Jf ftiff M
.
J<>, ^ :•* -■
, ff (•. IJ ' fe
S
KA/ 'n ieip/ie.
f,, 41 tevenneren / / u& /i
’<~r\e ± *A~ «-f»,i
i
/ O Seuacet ■Z e rA e i ^ y j f ~ ‘~a,
^P ^ h Ï
turiarutite
, o'1A j<w f t v e
A f/. /.> ..-■*1p,1el * ‘T■*// • ffa eèta '/l '
'Z i m a A e j W t ■■' G , . ?• Z o n fu r '-v 4 V y ? 1o z e r e t 'O &eneK J A o u ia -x e te ^ k ,'. ,
'-Cv_
Z ' / / ■ ' \ ,'
^ 1'J'
H 'r u y d o u f e
Tl ^ a u
a t -4fa \ ^BlanAuut Wte/sAed a y f jof y<Tl£v J-Jj .na/i_ y d Oise >7 rree utut/A tr u Z ,e .Z l u L 't O o et/i //i/t> ? S ' *ƒ a J e t u j ^ ^ ^ A e r ^ a r e d e ^ ^ ' '**/%'”“** d u j A p X e m '
*} }\ % \ A ’.î i «
j»7^® '-< ~r '*?■ W annejfàft/t^Kjb^ÇÇ^'Vuthn W L^T?fver-en* .. — f ' C *".'•Î / ■rmJ' ^><kw> J V«»V//y/^.|j f
^
? * & * * * 2 * « r. 'J z & 'C
fL“drt&çltnftnster' Lur/jgÿP^* IQf/rui'Æ #
4 if iltfüt/ienLj i* S
WeÜc - . - A T yîF rA ie
'
r
'Of 'VW-1 f -------------- Jd w ; ^ t’ff!
eanem
**
I* * S 3 e /a
f/J^kéfiter
"7/AerA^j^jtf^/ i,
■ ^,ZJL'a'3^/*' '^ p U v r iy /itr hf ^ ^ tj ru£aÿZ7rrriaZ(i
^ 1 \\
fte<
iS*L Hottt\ xt/7.^. T.vnr^
V * t’
^
\e ir e \
?<7Âem ^z^r\iP lip^W A R n* Stem G-tse/H»r edri/Aem fût»
o/C-W^V/é f / / | / !-v
J e u tA o f ’ \ 5
t
p tZ r f•>,
(Mer. 7fï% jem '^u
OU
4veZ pA em g p i
p jp k iu
ie r n e
ffo e n e
'
fatU rtZ e ,S G e Z v ,'SO a s s.u jt a.
CÙv
&Zmpui
vt in s u r e /e
_^A£~& ’orçp,in 2e JG.ë z-
, .
v, TIJDSCHRI f//A "mt* 7a ac \ i‘s e rie 971
T; X
T/*‘,<’ —, JRenai
Boni *% * Z eutrou CAape/te
USsP^1' 0 .
f-... •riy ■> 'hy ?'•! y
ffc le m t/ tz ts
'tire u r > >j ti '*f"> / / 3 _ >y/> n ïf v y/n\in ^ \ > j ûir.G d p \, / ^ JC A ateferZ tcrZ *. $Pie//e<?nt j f\ >1T
^a v n jd /im o u rr^ jter*£* ^eùZ^BU m cnt •h fb -B t/m ant
tAeherte eer-s /~ppu n f>our-c, ■^ JjtL zeau OltraYp, I--- er/trtv/ri c \ l t S i u ' /r ie c A in J < \ fK Y \ X ^ u B/ ^ e a u Z iis tM s i
^
W M ?->?
ï jfio tó p r if)
- , Jt J v r e a /u
ja n o i i
( r û£ '? ‘
>r¥
'
a
-fe r /
pe/ts/Xir-aef,
, r,
.. \
«G. ,O U re ç u r
t
)
B
/ AV « ciV- V > *
A '
*A vif , > .//,„ -mJropuele'ï
'1 ^
Het gaat allemaal in een
moeite door
w a n t bij d e
Bank van Roeselare en West - Vlaanderen kunt U
b e s t te r e c h t
v o o r w e rk e lijk al
u w fin a n c iĂŤ le z a k e n
w a t o o k d e a a rd of d e o m v a n g e r v a n zij.
H e t is d e B a n k w a a r ie d e r e e n z ic h th u is v o e lt !
A g e n ts c h a p Tielt, M a r k t 2 4 .
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor Tielt en de gemeenten van de vroegere roede van Tielt. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.
Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 9, 8880 Tielt. Tel. 051/41700. Secretaris : Ph. De Gryse, Kastanjelaan la, 8880 Tielt. Tel. 051/41838. Redactie: P. Vandepitte Ph. De Gryse F. Thiers O. Vanlaere R. Vanlandschoot Gh. Vandeputte Lidmaatschapsbijdrage 1972: 150 fr. (te storten op P.R. 39.84.11 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt). Verschijnt tweemaal per jaar. — Prijs van dit nummer: 60 fr.
Inhoud van dit nummer: P. Vandepitte, Inleiding J. Huyghebaert, De jonge Constant Vanden Berghe van 1808 tot 1847: «Iveraer van volksgeluk» M. Pype en Gh. Vandeputte, Ernest Brengier Fr. De Poorter, Slunsebeen Arm Vlaanderen in de streek van Tielt R. Vanneste, De Oude Wal O. Vanlaere, Beelden uit het oude Wingene Fr. De Witte, Honoré Maes Ph. De Gryse, Tielt voetbalt — een antwoord Ph. De Gryse en R. Declerck, Zo leefde gedurende het jongste halfjaar... Divers Het boekenhoekje van de heemkundige Ledenlijst
2-3 4-21 22-32 33-38 39-42 43-46 47-53 54-57 58-74 75-76 77 78-84 1
INLEIDING Met dit nummer sluiten we onze tweede jaargang af. De stichting op 28 april 1970 ligt in feite nog dichtbij en toch verspreiden we reeds onze publikatie op ruim 200 exemplaren in en buiten Tielt. Het is hoopvol maar toch ook de tijd om ons te bezinnen op een verder beleid en planning. Na een wat geïmproviseerd begin — alles diende immers uit de grond gestampt — kunnen we wat in april 1970 heette te zijn een «voorlopig bestuur» nu aanpassen en aanvullen. Er zijn inderdaad heel wat leden opgenomen die er in 1970 niet bij waren en ze moeten ook de kans krijgen een wellicht actievere rol op te nemen in het bestuur en de werking van de heemkundige kring. We denken hierbij ook aan de gemeenten van ons studiedomein, waar we trouwens reeds goede mede werkers konden vinden. Met het oog op deze omvorming plannen we voor januari 1972 een statutaire vergadering waarop we, na aanvaarding van de statuten, het bestuur zul len verkiezen. Mensen die allergisch zijn voor bureaukratie, kunnen we verzekeren dat het niet in onze bedoeling ligt er een log bestuurlijk gevaarte van te maken. Efficiënte, demo cratische werking blijft hoofdzaak. Voor dat bestuur liggen in de toekomst een aantal taken te wachten. Met 150 bladzijden publikatie per jaar is het mo gelijk een essentiële bijdrage te leveren voor de betere kennis van het heem in al zijn aspecten. De historische bijdragen in onze nummers die de periode van de XVIe tot de XlXe eeuw bestreken, zijn uitermate belangrijk voor de culturele en sociaal-economische achtergrond van deze periode. We hopen nog verder dergelijke publikaties te kunnen opnemen die het na verloop van jaren moeten mogelijk maken een synthetisch beeld van deze periode te construeren. Aangevuld met publi katies op het gebied van de familiekunde, de folklore en de «actualia» vormen onze nummers dan een evenwichtig geheel dat onze lezers kan aanspreken. 2
Op het punt van het inventariseren zijn we nog niet ver gevorderd. Wel stelden enkele mensen ons reeds wat documen ten ter beschikking. Met het opnemen van verhalen en getui genissen van oudere mensen staan we nog in een beginfase. Meer en meer rijst ook de vraag naar inlichtingen betreffende oudere publikaties. We hopen binnenkort te beginnen met het op steekkaart brengen van alle publikaties i.v.m. Tielt en de gemeenten van de vroegere roede. We drongen bij het stadsbestuur van Tielt aan op een duidelijke regeling i.v.m. het stadsarchief, maar voorlopig is die er nog niet. We hopen verder dat de gedrukte inventaris van het Oud en Nieuw Ar chief binnenkort zal klaar komen. Deze algemene taakomschrijving is veel omvattend en kan nog aangevuld met concrete opdrachten. Ik meen hiermee reeds voldoende gespreksstof te hebben aangebracht voor de actief-geïnteresseerden. Een discussie over beleid en planning — we verwijzen naar de statutaire vergadering van januari — hoop ik hiermee te hebben op gang gebracht. Paul VANDEPITTE
Aan al onze leden bieden we onze beste wensen aan voor 1972.
DE JONGE CONSTANT VANDEN BERGHE VAN 1808 TOT 1847: «IVERAER VAN VOLKSGELUK»
Constant Vanden Berghe (Aarsele 5 augustus 1808 - Roeselare 26 juli 1895) was een man van eenvoudige boereafkomst die reeds vanaf prille leeftijd een administratieve loop baan opging die hem zou voeren naar hoge en verantwoorde lijke posities. De evolutie van zijn gedachtenwereld is al even merkwaardig als de reeks initiatieven die hij heeft genomen om zijn maatschappelijke idealen te verwezenlijken. Men wille een biografie in twee schuifjes voor lief ne men: hieronder volgt het leven tot het jaar 1847, de «tweede» helft hopen we later te publiceren. Waarom het jaar 1847 als voorlopig eindpunt ? Het is de datum waarop Vanden Berghe werd benoemd tot arrondissementscommissaris van RoeselareTielt, wat hem in zo hoge mate toeliet zijn idealen in daden om te zetten. Dat jaartal was werkelijk een «caesuur»; daarnaast betekende zijn tweede huwelijk in 1848 voor hem persoonlijk zeker een even duidelijke mijlpaal. ONDER HET VERENIGD KONINKRIJK De vroegtijdige dood van zijn vader heeft voor de jonge Constant meegebracht, dat hij reeds op 8-jarige leeftijd aan het werk moest op de ouderlijke hoeve, wat dan vooral in «koewachten» bestond. Toch genoot hij verzorgd lager onder wijs, en werd in 1824 — hij was toen 16 jaar, — bediende in het gemeentesecretariaat te Aarsele. Op 1 april 1826 stapte hij over naar het arrondissementscommissariaat van Tielt, waar hij tweede bediende werd ( nadien hoofdbediende ) onder com missaris Lucien Aeben, een getrouw Nassaugezind functionaris. Vanden Berghe cumuleerde dit ambt met dat van gemeente secretaris te Oostrozebeke. 4
Van groot belang voor zijn later leven was zijn vriend schap met zijn één jaar oudere collega te Tielt, Jozef Ferdinand Toussaint uit Meulebeke, een begaafde jongeman met wie hij vele zondagen doorbracht ( 1 ). Kort vóór de Belgische Omwenteling is Vanden Berghe gehuwd met Maria Eeltjes, van Nederlandse afkomst, die door het openhouden van een winkel ’s mans schamele inkomsten wat aanvulde, en met wie hij een dochter, Julia, kreeg ( 2 ). Aan het jonge geluk stelde de Belgische Omwenteling een bruusk einde: de «Nederlandsgezinde» functionarissen verlo ren te Tielt hun betrekking en er speelden zich in het stadje tonelen van haat en geweld af, die (volgens Vanden Berghes eigen getuigenis uit zijn oude dag) de vroegtijdige dood ver oorzaakten van zijn echtgenote ( gestorven in april 1832 ) (3). Het is ons niet bekend waarvan hij tijdens de eerste postrevolutionaire jaren geleefd heeft. Voor hem waren ze vervuld van bitterheid, en eigenaardig is wel dat hij heel kort na het overlijden van zijn vrouw zijn zeer vooruitstrevende sociale denkbeelden begon te publiceren. IN HET SPOOR VAN SAINT-SIMON Reeds op 5 juni 1832 vindt men hem als gelegenheidscorrespondent van de krant L’EMANCIPATION te Brussel: hij ondertekende er met V.D.B. een korte bijdrage over de toe stand van klaver en koolzaad in de streek van Tielt. Niet zon der betekenis is wel dit: dezelfde Brusselse krant was in 1831 de spreekbuis geweest van orangistische elementen uit Tielt (zie verder), en nog in 1832 was ze zoveel als het lijfblad van de hoger vernoemde Jozef Ferdinand Toussaint, die na de Bel gische Revolutie was uitgeweken naar Brussel. Daar was hij secretaris geworden van Jozef vander Linden (lid van het Tijdelijk Bewind), en in tientallen kranteartikels en brochures had hij een democratische republiek voorgestaan. Vanaf maartapril 1831 voegde hij zich bij de aanhangers van het SaintSimonisme, de bekende «vroeg-socialistische» of «utopische» leer, door de aanhangers hun «nieuwe religie» genoemd ( 4 ). Het was echter niet in L’EMANCIPATION, maar in het blad DEN VADERLANDER uit Gent ( verschijnende driemaal 5
per week) dat Vanden Berghe vanaf juli 1832 zijn maatschappijdroom propageerde. Hoe hij tot die medewerking is ge komen, is gemakkelijk te achterhalen. Op 10 juli 1832 was in dat blad de fel-opgemerkte op roep «AEN DE VLAEMSCHE JONGELINGEN» versche nen, ondertekend met T., dat niets minder bevatte dan een noodkreet tot alle ontwikkelde, bewuste Vlamingen, om voor eerst aan de stoffelijke en morele ellende van hun ongeletterde volksgenoten (de werkende klasse) tegemoet te komen door hun zaak te verdedigen in kranteartikels, en om bovendien de taal van het volk aan te leren, teneinde als intellectueel de laagste klassen te kunnen bewerken met als doel ze te verhef fen. Voor wie de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging kent, spreekt het vanzelf dat het «taalaspect» uit deze oproep veel meer aandacht kreeg dan de sociale inhoud. De historici die het stuk bespraken, meenden overigens in T. de Gentse orangist Ph. Blommaert te herkennen ( 5 ), doch de ware au teur was Jozef Ferdinand Toussaint, de 25-jarige publicist van Meulebeekse afkomst, vriend van Constant vanden Ber ghe (6). Er bestaat geen reden om te betwijfelen dat voor Van den Berghe juist déze «Oproep» van zijn vriend het sein bete kende om hun gemeenschappelijke maatschappelijke idealen te verkondigen. Dat beiden ook na 1830 nog contact onder hielden, bewijst het feit dat de nalatenschap van Vanden Ber ghe een schriftelijk geannoteerd en verbeterd (waarschijnlijk door de auteur zelf) exemplaar bevat van de originele Parijse druk van Toussaints open brief «A M. ENFANTIN» (Parijs, 12 febr. 1832), waarin Toussaint zich openlijk afscheurde van het Saint-Simonisme ( 7 ). Hoe dicht Vanden Berghes publicaties de «vroeg-socialistische» idealen benaderden van zijn vriend — die na zijn «afscheuring» talrijke Saint-Simonistische elementen blééf ver dedigen in zijn geschriften ( 8 ) — zal blijken uit het hiervolgend overzicht van zijn medewerking aan DEN VADERLAN DER. Op 14 juli (vier dagen na de «Oproep») verscheen er zijn stuk (getekend: C.V.D.B.): «OVER HET AENGROEY6
EN DER BEVOLKING» (met vervolg op 25 augustus). De hoofdstelling luidt dat de maatschappij «in eenen lydende toe stand» verkeert, en bijgevolg «aen verbeteringen de dringend ste behoefte» heeft. In voetnoot sluit hierbij aan: «Eenen voortreffelyken schryver heeft in een brusselsch dagblad de middelen hiertoe aengewezen om door een gelykvormig stel sel van belastingen, niet alleen deze ruymte ( 9 ) te vervollen, maer ook om aen de inlandsche nyverheyd eene volkomene vrvheyd te geven, en de belastingen met veel minder kosten en zonder volksplagingen te doen inkomen». De bedoelde «voortreffelyke schryver» was natuurlijk Jo zef Ferdinand Toussaint, die in de loop der voorbije maanden, in een lange reeks bijdragen in L’EMANCIPATION, het be staande belastingssysteem had bekritiseerd als asociaal en nood lottig voor de economie. Die reeks heeft hij overigens kort vóór 5 juli van dat jaar gebundeld (10). Evenzeer als het onderwerp belastingen, was ook dat van het volksonderwijs in Vanden Berghes artikel beïnvloed door de publicaties van Toussaint. Overtuigend zowel voor die beïnvloeding als voor de geestdriftige sociale bezieling is vol gend lang citaat: «Terwyl dat zy (nl. de «verschillende politie ke gezindheden» ) zich onledig houden met het venyn der bit se lastertael op elkander neder te blazen, en door list en tweedragt alle hatelyke gevoelens meer en meer voedsel te geven, lydt het volk, Het eygenlyke volk, het volk dat werkt en zwoegt en zich met een wonderlyk geduld aen de hardste der vingen onderwerpt (11). O gy, die door uwe betrekkingen, uwe geldelyke en verstandelyke vermogens aen het hoofd der maetschappy geplaetst zyt, bedenkt wel wat eenen diepzinnigen schryver eens zegde: «Het volk toont zich gelyk het is, maer is niet beminnelyk» (12). Vereenigt dan uwe poogingen op dat het door eene verbreyding van welvaert en onderwys zach ter en beminnelyker worde. Dan zullen by eiken overgang van een oud tot een nieuw orde van zaken, die verschrikkelyke tooneelen van plundering en moord niet meer vernieuwd wor den, en gy zult op zulken wanhopigen als godslasterenden toon niet meer moeten uytroepen: «Er is te veel volk; het zal eerst maer beteren nadat eenen oorlog of buytengewoone sterfte zal hebben plaets gehad.»
7
Juist van het onderwijs verwachtte steller de realisatie van zijn maatschappij droom: het zou de mens «verheffen», hem zijn «waerdigheyd» en «hoge bestemming» doen voelen, en hem leren «vooruytzien», want «armoede en ellende, bedelary en diefstal zyn meestentyds de rampzalige gevolgen van on kunde en gebrek aen vooruytzigt». De onderwezen mens zou «ophouden het speeltuyg te zyn der listen van den woelzieken en den boosaerdigen»; hij zou de rust- en heiligdagen niet meer doorbrengen «in nuttelooze geld en tydverkwistingen», maar «eenen nuttigen en zedelyken leesboek zal hem eenen gezelligen vriend zyn». De ware «sociale droom» van 24-jarige: «Orde en stilte zullen in den kring van zyn huysgezin heerschen; en het zaligste genoegen zal hy smaken te leven aen de zyde eener weerdige en beminnelyke huysmoeder». Een artikel, getekend C.V.D.B., getiteld «OVER HET ONDERHOUD DER ARMEN», kloeg op 6 november 1832 wantoestanden aan i.v.m. de armenzorg te Egem en Kanegem. Op het punt van armenzorg koesterde Vanden Berghe zeer concrete opvattingen, die hij het best zou verwoorden in een artikel van wat later ( zie verder ). Op 8 januari 1833 verscheen de bijdrage «DE GAZETLEZERS», ondertekend door «C.V...D...B..., uyt AerseeleThielt». Het betrof een aanklacht tegen het feit dat de krantelezers enkel belust waren op sensatie en bijkomstigheden, zon der acht te slaan op de werkelijke noden: «De werkende volks klas, by gebrek aen openbaer en bezonder krediet en aen het afzyn van eene ordentelyke regeling van werk, lydt van dag tot dag hardere dervingen; — een stelsel van belastingen dat in den grond alleen de herkende en industrieele klas drukt, blyft hare bronnen van welvaert uytzuygen; en (...) deze misbruyken, deze ongeregtigheden bestaen en blyven bestaen, zonder dat de meeste gazetlezers zich daerover schynen te be kreunen. Moet het dan verwonderen dat de gouvernementen deze slaphertigheyd voor eene algemeene tevredenheyd ne mende, zoo traegzaem zyn de hoogdringenste verbeteringen in te voeren, en zich zoo ligt inbeelden dat alles in den besten der werelden is !». De sociaal-bewuste jongere wilde de intelligentsia wak ker schudden: «Zohaest het kanon heeft opgehouden te bulde 8
ren en het vuer en het zweerd gden bloed meer doen storten, ah ! dan worden de gazetten in de oogen van velen zonder be lang, en gelyk gewoonelyk word gezeyd verdienen hun geld niet meer. Eenen iveraer van volksgeluk heeft schoon daer in de schreeuwenste ongeregtigheden aen den dag te leggen, de heylzaemste verbeteringen voor te stellen, hy predikt als in ’t wilde. «Er is geen nieuws meer», zoo spreken zy die gewoon zyn onnadenkend voort te leven en slechts aen eene lautere nieuwsgierigheyd weten te voldoen.». Het nummer van 14 maart 1833 bevat C.V.D.B.’s artikel «DIENT DE TEGENWOORDIGE WYZE VAN VOLKS VERTEGENWOORDIGING NIET VERBETERD TE WORDEN ?». Het antwoord was ogenschijnlijk «neen», begon steller, want «het is eene opmerking die ik meermaels heb gemaekt, dat het volk onverschilliger is aen al het geen men gouverne ment noemt, dan men gewoonlyk denkt». «De oorzaek van dit alles is zeker beweenlyk»: Vanden Berghe zag een dubbele oorzaak. Vooreerst staat de «werkende volksklas» onverschillig tegenover de «staetsregering» omdat juist de werklieden van de staat géén hulp hebben te verwach ten, geen levenswaarborgen: alleen leger, politie, rechtbank en administratie kunnen aanspraak maken op bestaanswaarborgen zoals pensioen; een werkman echter, «wiens lichaemskragten door den zwaren arbeyd zyn afgemat, gaet gebukt onder den last van de hooge jaeren; hy bevindt zich verlaten in het mid den van die maetschappy voor dewelke hy, gedurende eene lange reeks van jaeren, rykdommen heeft helpen verzaemelen». De tweede oorzaak van die onverschilligheid: het feit dat de werkende klas geen inspraak heeft in de wetgevende ver kiezingen. Als voorbeeld dient hier Meulebeke, dat minstens 9.000 inwoners telt, maar waar slechts 60 kiezers zijn, meestal op basis van grondbelasting, «zoo dat ongeveer een zestigtal EYGENAERS voor tolk dienen van een gemeente van 9.000 zielen, waer van het grootste aental GEENE EYGENAERS zyn». Bij deze tweede vaststelling haakte steller in, om in een lang betoog het algemeen kiesrecht te eisen. 9
Op 23 april 1833 verscheen van C.V.D.B..., uit Tielt, het artikel «ARMWEZEN. WERKHUYZEN», zijnde een reactie op een bericht uit L’EMANCIPATION van 31 december 1832, volgens hetwelk de bedelarij in de streek van Tielt ge heel was uitgeroeid. Vanden Berghe ontkende dat niet, maar uitte toch kritiek op het te Tielt gevolgd systeem, dat volgens hem geen einde kon stellen aan de ware plaag, nl. dat de men sen arm bleven, «lui, onreyn, en met wanorde in hun huys». Want: «Het is niet genoeg aen de arme lieden te zeggen: werkt en spaert; want het is eene droevige waerheyd dat de onkunde en ellende bykans alle gevoel van menschelyke weerdigheyd in hunne ziel hebben gesmoord. Vooral dient hunne liefde tot het werken, hunnen hoogmoed om wel te doen, te worden aengeprikkeld; en op dat punt zal men niet geraken met die lieden hun afgezonderd, verlaten en gelyk ik kom te zeggen, in hunne eygene oogen verachtelyk leven te laten voortleyden». Wat hij in de Tieltse bedelarijbestrijding eveneens afkeur de, was dat de gevolgde metode — uitkering van geldsom men — zou eindigen «met den eerlyken land- of ambachtsman te verdrieten», aangezien deze door de opbrengst van zijn werk moest instaan voor het onderhoud van personen die, hoewel even werkbekwaam, niet werkten. Om beide redenen stelde Vanden Berghe zijn alternatief voor: in elke gemeente een werkhuis oprichten, geleid door enkele kundige stielmannen ( bv. wevers ). Hij besloot met een citaat naar Bernardin de St.-Pierre ( in kapitalen ) : «DAT OM DE MENSCHEN BETER TE DOEN WORDEN MEN ZE GELUKKIG MOET MAKEN». Voor zover we konden achterhalen hield hiermee Van den Berghes medewerking aan DEN VADERLANDER op. Ook al zullen zijn vijf artikels wel geen systematische uiteen zetting van zijn ideeën hebben beoogd, er is genoeg stof voor handen voor een bondige samenvatting. Hij bekritiseert de bestaande maatschappijstructuur, om dat geen enkel officieel gezagsorgaan zich bekreunt om de no den van de werkende klasse. Een oplossing is slechts te ver wachten van overheidsinitiatief, doch van de liberale struc turen zoals ze bestaan is niets te verwachten. Dit is een eerste kenmerk: zijn sociale opvatting is anti-liberaal. (Men late zich 10
niet misleiden door het hoger aangehaald citaat van 14 juli 1832: onder de «volkomene vryheyd» die de «inlandsche nyverheyd» moet genieten, verstaat steller geen liberale vrijheidsvorm, maar een bevrijding van de drukkende belastingsvorm op de industrie. ) Een tweede vaststelling: van gewelddadige sociale op stand is nergens een spoor. Integendeel, die wordt als een drei gend spookbeeld voorgespiegeld, maar dan wel als een spook beeld dat de verantwoordelijke instanties tot sociale initiatieven moet aansporen. Men houde hierbij in het oog, dat de sociale hervormer zich richtte tot de overheid, de intelligentsia, de «gazetlezers»: die werkwijze is juist kenmerkend voor de hele stroming van het «vroeg-socialisme». De sociale geschiedschrij ving heeft overigens terecht aangetoond, dat aan de fameuze «bewustmaking» der werkende klasse (pas systematisch be gonnen met Marx rond 1848) de bewustmaking van de gelet terde stand is voorafgegaan, die precies zou resulteren in de vorming der intellectuele leiders van de aanstaande proletari sche revolutie. (Vanden Berghes «werkmethode» — de «ga zetlezers» bewerken — lag geheel in de lijn van de SaintSimonisten (13).) Wat was de precieze inhoud van Vanden Berghes sociaal programma ? Ofschoon het Saint-Simonisme zeker heeft inge werkt, bevatten zijn geschriften van 1832-1833 geen sporen van de extreme idealen van een totaal gehiërarchiseerde in dustriële heilsstaat. Hij belijdt een zuiver humanitair socialis me, waarbij de eisen voor volksonderwijs, belastingshervorming en algemeen stemrecht gelden als de onontbeerlijke voor waarden tot vreedzaam en menswaardig volksgeluk. O.i. toont deze stellingname op zijn minst aan, dat de ex-koewachter op gelukkige wijze aan het getheoretiseer is kunnen ontsnappen doordat zijn sociale overtuiging wortelde in zelf beleefde, autentieke gedrevenheid (14). IN HET SPOOR VAN HET ORANGISME Blijkt uit het hierboven beschrevene, dat Vanden Berghe heel wat van zijn vooruitstrevende overtuigingen moet hebben opgedaan langs zijn vriend en ex-streekgenoot Toussaint om, 11
dan zijn zeker nog andere geestesverwanten uit het Tieltse aan te wijzen, doch hierop kunnen we nu niet ingaan. Wel moet aangestipt worden hoe hij het Belgisch staats bestel ook om andere dan sociale motieven heeft bekritiseerd. Het feit dat de Belgische Revolutie hem in zijn persoonlijk le ven hard had getroffen, heeft er zeker toe bijgedragen dat de exbediende van de Nederlandsgezinde arrondissementscommissa ris de Belgische staat niet zocht te sparen. Hij figureerde te Tielt zeker in de sterk agressieve milieus van wat men de in dustriële orangisten kan noemen. Textielhandelaars van dat centrum der linnennij verheid ( handweefnij verheid ) hadden er reeds in 1831 geprotesteerd tegen de douanetarieven die hun handel vanaf de Revolutie benadeelden. Hun voornaamste woordvoerder was J. vande KerkhoveDierckens. Als tribune stond hem wel niet toevallig hetzelfde blad L’EMANCIPATION uit Brussel ter beschikking, waarin zijn meermaals vernoemde streekgenoot Toussaint zijn bijdra gen publiceerde. In het nummer van 18 mei 1831 klaagde hij de kort zichtigheid aan van de bewindslieden, voor wie volgens hem buiten Brussel niets van tel was. Hij kantte zich formeel tegen de kandidatuur van Leopold van Saksen-Coburg voor de troon, die in het Tieltse alleen maar tegenstanders had: zou de prins van Coburg het enige probleem — de stagnatie van de han del — oplossen ? Zou die Engelse kandidaat, voor wiens kan didatuur Frankrijk natuurlijk niet de minste sympathie had, een voordeliger douanetarief met Frankrijk voor mekaar bren gen, en daarmee werk verschaffen aan de duizenden werklozen die momenteel de straten vulden ? «Ik zeg neen, duizendmaal neen». Een vervolg verscheen op 7 juni, getiteld: «OPINIONS D’UN INDUSTRIEL SUR LE MINISTERE», waarin het heette dat ten gevolge van de troonsbestijging door Leopold de «thermometer van het patriottisme» zeer sterk daalde. Indien er waarheid schuilt in de betichting die Constantijn Rodenbach, patriottisch revolutieleider uit Roeseiare, uitte in 1832, als zouden de plunderingen van 18-19 oktober 1830 te Tielt en andere Westvlaamse steden het werk zijn geweest van contra-revolutionaire orangisten die hun Hollandsgezindheid maskerden door aansluiting bij Frankrijk te propageren (15), 12
dan zal men wel in de kringen van vande Kerkhove-Dierckens moeten zoeken. Dezelfde handelaar zette zijn publikaties verder, o.m. in MERCURE BELGE op 15 september 1833 met een artikel over de linnenhandel ( 16 ). Vanden Berghe, stadssecretaris te Tielt vanaf 1835 (de finitieve benoeming door K.B. van 14 nov. 1836), en vande Kerkhove-Dierckens zouden mekaar enkele jaren later vinden, om dan gezamenlijk de groeiende noodsituatie van de linnennijverheid in hun stad aan te klagen. In 1843 verscheen hun werk «RECUEIL DE LETTRES SUR L’INDUSTRIE LINIERE, PRECEDEES D’UNE ADRESSE AUX CHAMBRES LEGISLATIVES, 1841-1842». Met die publikatie komen we terecht in de periode die volgde op het eerste decennium van België’s onafhankelijkheid, en die voor het Orangisme reeds een zodanige evolutie had meegebracht, dat men de sociaal-economische opvattingen van het Tielts duo nog bezwaarlijk zou kunnen typeren als orangistisch. Ze kaderen beter in de scherpe crisis der linnennijverheid in de streek van Tielt tussen 1840 en 1850. ACTIVITEITEN I.V.M. DE GROEIENDE SOCIAAL-ECONOMISCHE CRISIS In hun bovengenoemde verzamelbundel publiceerden Vanden Berghe en Vande Kerkhove de tekst van verschillende brieven, over de linnencrisis gepubliceerd tijdens een langdu rige polemiek met het liberaal Brussels blad LTNDEPENDANT. Aanleiding tot die polemiek: Vanden Berghes steun (in L’EMANCIPATION van 29 juni 1841) voor een plan, om door verhoging van de douanetarief de invoer van Frans linnen in België tegen te werken. Dit voorstel was, samen met zijn ideeën voor staatssteun aan de bedreigde traditionele handweefnijverheid, bestreden door L’INDEPENDANT, het libe raal orgaan dat alle overheidsprotectionisme afwees: de Vlaam se linnennijverheid, hard getroffen door het machinaal vervaar digd linnen uit het buitenland waartegen geen concurrentie mogelijk was, moest ofwel ook maar gemechaniseerd worden, ofwel ten onder gaan ( 17 ). 13
De bundel bevat, na enkele brieven van Vanden Berghe en de antwoorden van L’INDEPENDANT, ook drie brieven van Vande Kerkhove-Dierckens, die zich op zijn beurt in de controverse had gemengd. In de volgende jaren, tijdens het hoogtepunt van de sociaal-economische crisis, zou deze laatste nog meer geschriften van dat soort publiceren (18). Reeds in zijn merkwaardige gedrukte Jaarlijks Stadsver slag van 1839 had stadssecretaris Vanden Berghe zijn belang stelling getoond voor het streekprobleem nummer één en remedies voorgesteld ( 19 ). Verscheidene van zijn initiatieven uit de daaropvolgende jaren — de oprichting van een lokaal weekblad (1843), zijn «kiesdr averij» voor de parlementaire kandidatuur van zijn vriend J.F. Toussaint (1845 en 1848), zijn promotie tot ar rondissementscommissaris (1847) — zouden grotendeels in het teken staan van die steeds acuter wordende crisis, die de streek van Tielt zo zwaar heeft getroffen, met een onvoorstel bare climax aan menselijke ellende in de jaren 1845-1848 (
2 0 ).
IJVERAAR VOOR EIGEN TAAL Zoals bij sommige geestesverwanten (Jacob Kats, Tous saint) ging Vanden Berghes sociaal bewustzijn gepaard met liefde voor de moedertaal. «De vlaamsche taal is de taal welke ik met de moedermelk heb ingezogen», zou hij in 1878 schrij ven (21). Contact onderhield hij zeker met de grote centrale figuur in de Vlaamse Beweging, F.A. Snellaert, een Gents arts afkom stig uit Kortrijk, onder wiens vele initiatieven het KUNST EN LETTERBLAD (Gent, 1840-1843) te vermelden is (22). Wanneer er in jaargang I (p. 76) het bericht verschijnt, dat in 1835 het opschrift «Gemeentehuis» te Oostrozebeke ver vangen werd door «Maison Commune», met als kommentaar: «De snuggere vertaler is gewis geen vriend van de vlaemsche beweging: hy verdient secretaris te wezen», vermoeden we dat precies ex-secretaris Vanden Berghe — afgezet na de Revolu tie — weleens de inzender kon zijn. In elk geval werkte hij in 1841 aan het tijdschrift mee. 14
Men weet dat hij in 1840 de promotor was van een «School van Teeken- en Bouwkunde» te Tielt, waarover hij een werkje uitgaf ( 23 ). In werkelijkheid was de oprichting het resultaat van een intensieve cultuurbedrijvigheid, door de stadssecreta ris aan de dag gelegd, als leider van een tiental jongeren (13 tot 18 jaar) die zich toelegden op de taalbeoefening en letterkunde, en die toneelopvoeringen voorbereidden ( 24 ). De groep trad met het stuk «RUBENS MENSCHLIEVENDHEYD» van de Gentenaar Prudens van Duyse voor het voet licht op 26 oktober 1841, ter gelegenheid van de opening van bovengenoemde Academie. Na de vertoning hield Constant vanden Berghe een redevoering «OVER DE VLAEMSCHE OF NEDERDUITSCHE TAEL» (25), waarvan hij de tekst wenste te publiceren in het tijdschrift van Snellaert: toen dat niet snel genoeg gebeurde, schreef hij op 2 december naar zijn vriend, ook wel om vier exemplaren van diens «TAELCONGRES EN VLAEMSCHE FEEST» (26) te bestellen, maar klaarblijkelijk vooral om aan te dringen op de publikatie van zijn stuk. Dit gebeurde dan ook in het laatste nummer van de jaargang 1841. De rede bepleitte het gebruik van de moedertaal — alge meen Nederlands — in plaats van Frans of dialect. Enkele passussen zijn het citeren waard: «Ondertusschen, het volk, gelyk men het ergens teregt heeft aengemerkt, is niet lieftallig maer toont zich gelyk het is; en daerom spreekt het zyne tael en zal ze blyven spreken, wat men er ook van denke en zegge.» Bemerk de letterlijke over eenkomst met zijn woorden van 1832, toen geïnspireerd door Toussaint. Dat de «taalflamingant» van 1841 zijn «socialis tisch» verleden niet vergeten was, blijkt ook uit deze passus: «...wy zyn wel van diegenen die dagelyks een fransch dagblad lezen, maer wy maken het volk niet uyt: wy zyn of publieke ambtenaren of renteniers, of geestelyken of begoede kooplie den; en onze rekeningen met het volk, onze onderhandelingen met het volk, zyn vlaemsch, zyn nederduitsch, en —de Hemel beware ons van dat onheil, — wanneer, ten gevolge van ramp zalige tyden, de volkswoede eens uitbarsten moest, ô van welke tael zouden wy ons bedienen om het volk tot bedaerdheid, tot kalmte, tot wysheid te brengen ?». Nog één citaat: «Vóór ik afbreke, myne geëerde toehoor15
tiers, heb ik gemeend, U in ’t belang onzer moedertael, als eene goede tyding te mogen aenkondigen dat verscheidene jon gelingen dezer stad, leerlingen der school van teeken- en bouw kunde, de noodzakelykheid hebben gevoeld zich te vereenigen in wekelyksche byeenkomsten om zich te onderwyzen, achtervolgens de spraekkonst van M. David, leeraer in de nederduitscbe tael by de katholyke Hoogeschool te Leuven ( 27 ) ». Dat Constant vanden Berghe op spontane wijze zijn Vlaamse overtuiging paarde aan zijn vooruitstrevende sociale inzichten, kan niet betwijfeld worden. Terwijl zijn maatschap pij droom boven reeds uitvoerig werd uiteengezet, mag hier nog een klein voorbeeldje volgen van zijn deelname aan de «taal beweging». Het betreft een kort verhaal vol jeugdherinnerin gen: «DE DUIVELSPUT TE AERSEELE», onder initialen V.D.B. verschenen in KUNST- EN LETTERBLAD IV, p. 6364. De duivelsput waarvan sprake lag links van de weg Aarsele-Kanegem, voorbij de hoeve «van den volkslievenden land man Philippus J.». Hij vertelt hoe hij en zijn vriendjes nooit in die put durfden te zwemmen. Dat durfden ze wél in de Vagueput, ook al liepen ze daar het gevaar van «bestraffing van den dorpschoolmeester», of van «de grillen van boerke J., den kluchtigen landsman», die soms hun kleren verstopte. Waarom ze wel daar, maar niet in de Duivelsput durfden te water gaan ? «Ik zal het Mabe, den zeventigjarigen koeherder op myn ooms pachthoeve, den regtzinnigen, den eenvoudigen Ma be, den vriend myner kinderjaren, maer laten verhalen». Dit verhaal komt hierop neer: in de put ligt een verwenste klok; toen men ooit eens had geprobeerd ze aan wal te trekken, met behulp van wel honderd oaarden, was de klok even boven wa ter gekomen, doch toen sloeg het plots twaalf uren op de kerk van Aarsele: ineens zakte de klok dieper dan ooit de afgrond in en «al de peerden vielen op hun achterste». HET WEEKBLAD DE THIELTENAER De actieve gemeentesecretaris heeft vanaf 2 juli 1843 zijn Vlaamse en maatschappelijke ideeën kunnen verspreiden door een eigen orgaan: het weekblad DE THIELTENAER. 16
Dat Hendrik Conscience medeoprichter was (28) zal wel onwaar zijn. Wel werd het nieuwe blad vanaf zijn verschij ning warm begroet door de leidende kringen der Vlaamse Be weging. Snellaerts tijdschrift KUNST- EN LETTERBLAD nam een gedeelte van het prospectus over: «De Thieltenaer zal alle vlaemsche belangen en voornamelyk de oude en dierbare linnenmakery met eenen warmen iver verdedigen, alle schreeu wende ongeregtigheden voor den dag brengen, zonder nogthans ooit zyne kolonnen te willen bezoedelen met personele lasteringen en vyandlyke gevoelens die de menschen verdeelen, zonder nut voor het gemeene best. Kunnen niet duizende en duizende ongelukkigen met veel grond zeggen: wat baet het de menschheid, dat deze of die persoonen, deze of die gazetschryvers, door eigen belang, door hoogmoed of door alle zotte redens, verdeeld zyn, onder malkaêr gelyk of ongelyk hebben, als wy volk, wy menschen, die geheele dagen werken en zwoe gen, aen zedelyk en lichaemlyk voedsel gebrek lyden ? Neen, gedachten van vrede, gedachten van maetschappelyke orde, van maetschappelyke verbeteringen, gedachten die by alle brave menschen byval vinden, zullen steeds het edel doelwit zyn, waernaer de Thieltenaer zal streven». Dit fragment bevat het «sociaal» programma, dat wel wat vaag klinkt, maar daarom niet minder doet betreuren dat de historicus Eugeen de Bock, geschiedschrijver van de «Vlaam se Beweging», eenvoudig over die tekst heen heeft gelezen, om alleen maar uit het «tweede gedeelte» — het Vlaams taalprogramma — te citeren (29). De volledige tekst van dit tweede deel: «Zoo wel uit geest van onderwerping aen taelkundige mannen, als uit liefde voor de moedertael, zal de Thieltenaer, naer zyn vermogen, de spel ling volgen van het Taelcongres, gehouden te Gent in october 1841. Hy zal in zynen schryftrant de twee uitersten trachten te vermyden, namelyk eene onaengename en onnatuurlyke hoogdravendheid van styl, en eene smakelooze en platte streektael. Eenvoudig schryven, zoo als men eenvoudig spreekt of spreken moet, dit zal de Thieltenaer tot leiddraed nemen». Van de jaargangen 1843-1847 zijn te weinig nummers bewaard voor een verantwoorde bespreking (30), terwijl de bewaarde jaargangen (1848 en verder) ons buiten het door ons afgebakend tijdskader zouden brengen ( 31 ) : in 1847 werd 17
de stadssecretaris inderdaad benoemd tot arrondissementscom missaris voor Roeselare en Tielt ( 32 ), en begon voor hem een tweede episode in zijn leven, die we in een vervolgartikel ho pen te bestuderen. Aangaande de strekking van DE THIELTENAER tussen 1843 en 1847 zijn alleen enkele aanduidingen bekend uit de politieke propaganda die het blad in 1845 maakte voor Jozef Ferd. Toussaint, greffier van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel en kandidaat-volksvertegenv/oordiger te Tielt. Men leze over die propaganda het artikel van J. Geldhof (33), waaruit blijkt dat Toussaints kiesprogramma ongeveer volledig in de lijn lag van Vanden Berghes gedachten: hulp aan de linnenindustrie, uitbreiding der leerwerkhuizen, afschaffing van de bedelarij. Om terug te keren naar Vanden Berghes benoeming tot arrondissementscommissaris in 1847: hij dankte die bevorde ring aan de liberale staatsman Charles Rogier, die in hetzelfde jaar 1847 het eerste liberaal ministerie had gevormd. Volgens een anecdote had de Tieltse gemeentesecretaris de eerste mi nister, op inspectiebezoek in de fel getroffen streek, zo deskun dig te woord gestaan, dat Rogier spontaan aan hem dacht toen de functie van arrondissementscommissaris in september open viel (34). Wat daarvan ook waar moge wezen (35), met Vanden Berghe kreeg het arrondissement een regeringscom missaris die even trouw de liberale lijn van het ministerie Ro gier zou volgen als zijn eigen sociale idealen van Vlaams «volksgeluk». Het Gents orgaan der Vlaamse taalbeweging, DE EENDRAGT (geleid door F.A. Snellaert) juichte de be noeming toe omdat een «echt vlaemschgezinde ambtenaer» was benoemd, die zijn indiensttreden aan de gemeentebesturen had aangekondigd «in ’t nederduitsch», terwijl alle andere nieuwe functionarissen in West-Vlaanderen dat in het Frans hadden gedaan (35). BESLUIT Tot hier het leven en de' gedachten van Constant vanden Berghe tot het jaar 1847. Wat moet het besluit zijn ? Een etiket als «vroeg-socialist en -flamingant» ligt de historicus 18
even na ter hand als dat van «republikein en orangist», door een tijdgenoot bedacht (37). De waarheid stond daar ergens tussenin, met dien verstande dat de man in kwestie vanaf 1832 wel een merkbare evolutie had ondergaan naar liberale sym pathieën, evolutie die de meeste orangisten (vanaf 1839, toen de laatste waterkans op hereniging met Nederland verzwond) en zeer veel utopische socialisten (o.m. Charles Rogier zelf, dichter Th. Weustenraad, J.F. Toussaint) hadden doorge maakt. Die ontwikkeling zal duidelijker blijken bij behandeling van de tweede levenshelft. Jozef HUYGHEBAERT
( 1 ) Zie over Toussaint: J. KUYPERS, De Vlaamse Beweging. Een socialistisch Standpunt, Antwerpen, 1960, pp. 51-67; J. GELDHOF, Een Orangistisch Rivaal van Alexander Rodenbach: Jozef Ferdinand Toussaint (Meulebeke 1807 - Elsene 1885), - Album ]oz. Delbaere, 1968, p. 121-131. (2) Naar eigenhandige brief van C. vanden Berghe, berustend in zijn nalaten schap (in particulier bezit). Dochter Julia zou in 1859 huwen met de Roeselaarse nijveraar Medard Verburgh. (3) «Ma première femme, née Hollandaise, a été victime de la Révolution de 1830. Elle a gagné une maladie de langueur, à la suite de la terreur et des saisissements, que, sous les menaces insensées de la fureur populaire, elle a éprouvées, dans l’innocence et la pureté de son cœur, qui n’a jamais connu la haine ni les intrigues qui formentent la haine: Parce que je n’haïssais pas, moi, les hollandais, ma pauvre femme devait en pâtir.» - Zelfde verwijz. als onder voetn. (2). (4) Zie J. KUYPERS, a.w. Over Toussaint als Saint-Simonist: enkele aanduidin gen in: H.R. D ’ALLEMAGNE, Les Saint-Simoniens 1827-1837, Parijs, 1930, passim. (5) P. FREDERICQ, Schets eener Geschiedenis der Vlaamsche Beweging, dl. I, 1906, p. 12 (waar voor de eerste maal Blommaerts auteurschap wordt ver ondersteld; op grond hiervan namen volgende auteurs met min of meer twijfel zijn veronderstelling over: ) L. PICARD, Evolutie van de Vlaamse Beweging van 1795 tot 1950, Antw.-Amsterd., s.d., dl. II, p. 43; H.J. ELIAS, Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte, dl. II, Antw. 1963, p. 26; E. DE BOCK, Ondergang en Herstel of het Ontstaan van de «Vlaamse Beweging», Antw. 1970, p. 72. Het auteurschap werd aan Blommaert toegeschreven om dat er overeenkomst van inhoud is met zijn in 1832 uitgegeven Aenmerkingen over de verwaerloozing der Nederduitsche Tael, door P.B. (zie hierover de bovengenoemde werken, plus M. LAMBERTY, De Vlaamse Opstanding, dl. I, Leuven (Davidsfonds) 1971, afb. 140). (6) De auteur, die met T. ondertekent (zijn gewoon initiaal, dat men ook vindt onder zijn tientallen artikels in andere bladen, zoals L’Emancipation), geeft zelf te kennen van Franse oorsprong te zijn en te Brussel te wonen: in dit geval verkeerde niet Blommaert, maar wel Toussaint. De gedachteninhoud van zijn Oproep komt overigens nauwkeurig overeen met zijn andere ge schriften uit die periode. (7) Parijs, Impr. de Lachevardière, 8 p. De tekst werd overgenomen in L ’Eman cipation van 21 febr. 1832. (8) Zie o.m. L ’Emancipation van 26 febr. 1832 (art. «Industrie. Douanes») en verder. (We bereiden over Toussaint een dissertatie voor, waarin we o.m. zijn verhouding tot de Tieltse kring van «utopisten» hopen te bestuderen.)
(9) (10) (11) (12)
(13)
(14)
(15) (16) (17)
( 18 )
(19) (201 (21) (22) (23) (24) (25) (26) (27)
20
Bedoeld is de «ruyjnte» die er zal zijn nadat de bestaande belastingsvormen, die de grondbezitter bevoordelen, zullen zijn afgeschaft. De bundel: Coups d’œil sur le système financier de la Belgique, Brussel, 1832, 39 p. De uitgave werd aangekondigd in L ’Emancipation van 5 juli 1832, p. 3. Bemerk de letterlijke overeenkomst met volgende zinsnede van Toussaint uit diens Oproep van 10 juli: «...Het volk, het eygenlyk volk, de menigte...». De bedoelde «diepzinnige schrijver» moet Toussaint zijn die in L ’Emancipa tion van 3 april 1831 zijn stuk «Du Peuple» volgend citaat naar Walter Scott had meegegeven: «Je l’aime malgré son immoralité, son ignorance et sa misère». Zie J. DHONDT, De opkomst van de Burgerij als politieke Macht en de Groei van de Arbeidersstand (1789-1856), - Geschiedenis van de Socialis tische Arbeidersbeweging in België, Antw. vanaf 1960, p. 44: «In de jaren 1830 en onmidd. nadien zoeken vooruitziende liberalen een teoretisché fun dering voor hun verdere actie, en vinden deze merkwaardigerwijs in het so cialisme. (...) Vooral het St.-Simonisme leende zich hiertoe uitstekend. Deze leer streefde naar verheffing der armste volkslagen, maar zag hiertoe als middel dat de intellectuele elites de leiding over de gemeenschap namen». Tot dusver de 24-jarige weduwnaar in Den Vaderlander. We weten zeer goed hoe groot de kans is, dat hij in nog andere organen, toen en later, zijn ge dachten heeft neergeschreven. Onze onvolledigheid is. gewoon , te wijten aan het feit, dat het genre «lokale geschiedschrijving» in West-Vlaanderen nog voor 90 % XIXe-eeuwse klerikoliberale mentaliteit kent. Enkele licentiaatsthesissen her en der voor prof. Dhondt kunnen daar niet veel aan veranderen. C. RODENBACH, Episodes de la Révolution en Flandre, 1829-1831, Brus sel, 1833, p. 151. Dat soort persartikels verscheen ook van andere Tieltenaren, o.m. «De l’ex tinction de la mendicité à Thielt» door Ch.S. in L ’Indépendant, 13 dec. 1836. Zie over de respectieve voor- en tegenargumenten in de discussies over het probleem van «traditionele» en mechanische weefnijverheid: G. JACQUEMYNS, Histoire de la crise économique des Flandres (1845-1850), Kon. Belg. Ac.., Lett., morele en polit, wetensch. in-8, dl. XXVI, bd. I), Brussel, 1929. (In dit werk op p. 78: een citaat uit de vernoemde bundel van Vanden Berghe en Vande Kerkhove.) O.m. Industrie linière. Situation des Flandres. Tielt, Horta De Laere, 8 p. (15 mei 1846); Questions des Flandres. La Flandre libérale. Les deux in dustries linières, in-8, 18 p. (Vermeld in: Bibliographie Nationale, IV, 1897, p. 50-51). Zie H. DE WAELE, De sociaal-economische toestand te Tielt in de jaren 1838-1850, - De Roede van Tielt, I, 1970, pn. 17-26. Zie over die crisis o.m. de vernoemde studies van G. JACQUEMYNS en H. DE WAELE. Gedrukt bericht door C. vanden Berghe, arrond.-commiss., Roeselare 28 mei 1878, aan de gemeentebesturen, waarin hij hen aanspoorde, voor hun cor respondentie met zijn diensten «’t vlaamsch» te gebruiken. Zie E. DE BOCK, Ondergang en Herstel..., p. 161-164. C. VANDEN BERGHE, Over het Nut, de Noodzakelykheyd en de Toe komst eener School van Teeken- en Bouwkunde, Tielt, Van Welden-Gaulin, 1840. Zie artikel Nationael Tooneel, - Kunst- en Letterblad, II, 1841, p. 34. Vermeld in: A. DE VLAMYNCK, Jaerboeken der Aloude Thieltsche Rhetorijkkamer, - Vaderlandsch Museum voor Nederduitsche Lett...., V, Gent 1863, p. 217. Zie over het Taalcongres (23 okt. 1841) en het daaropvolgend Vlaams Feest (24 okt.): L. WILS, Kanunnik Jan David en de Vlaamse Beweging van zijn Tijd, Leuven 1957 (Keurreeks Davidshnds, nr. 67), p. 127 e.v. De tekst van deze rede in Kunst- en Letterbl. vermeld in: Th. COOPMAN en J. BROECKAERT, Bibliographie van de Vlaemsche Taalstrijd, I, p. 338, nr. 612. Jan David, hoogleraar Nederlands aan de Leuvense universiteit, in
(28)
(29)
(30)
( 31 )
(32) (33)
(34)
(35)
(36) (37)
1841 voorzitter van het Taalcongres. Was de voorstander van een Neder duitse eenheidstaal in de Vlaamse gewesten, daarin heftig bekampt door de z.g. taalparticularisten, die vooral actief waren in Westvlaamse klerikale middens. - Zie L. WILS, a.w. Noteer i.v.m. Vanden Berghes stellingname inzake taalgebruik: de leider van de particularisten, priester Leo de Foere, een geboren Tieltenaar, was volksvertegenwoordiger voor het district Tielt, en telde de plaatselijke ex-orangistengroep tot zijn politieke tegenstanders. Aldus vermeld in: E. VANDEN BERGHE-LOONTJENS, Schets eener Ge schiedenis der Rederijkkamer Ste Barbara, gezeid Zeegbare Herten, te Rousselaere, lener, 1887, p. 117. De auteur, industrieel te Roeselare, was een zoon uit het tweede huwelijk van Constant vanden Berghe. Waarschijnlijk ligt meer waarheid in het bericht dat het weekblad door Conscience «met blijd schap werd begroet» (vlgs. P. DE CALUWE, Lijkrede bij het graf van Gonst, vanden Berghe, Roeselare, juli 1895, gedrukt). Zie E. DE BOCK, a.w., p. 164. Hij citeert enkel dat De Thieltenaer «naer zyn vermogen, de spelling (zal) volgen van het Taelcongres». Op die manier was het inderdaad niet moeilijk, zijn lezers te doen geloven dat de Vlaamse Beweging vóór 1850 beperkt bleef tot een exclusieve taalbeweging... Voor wie lezen kan, is het toch evident dat de «Vlaamse belangen» van Vanden Berghe in 1843 vooreerst «de linnenmakerij» golden. Zie voor meer kritiek op De Bocks werk (o.a. over Toussaint): J. H(UYGHEBAERT), Nieuw (Antwerps) licht op de Afkomst van de Roeselaarse Rodenbachs, - De Weekbode, 4 juni 1971. Men zie over dit weekblad: H. DEGRAER e.a., Repertorium van de Vers in West-Vlaanderen, 1807-1914, Leuven, 1968, pp. 338-340. De gegevens zijn er niet alleen vollediger, maar ook betrouwbaarder dan de bewering van Julien Kuypers, als zou De Thieltenaer onder leiding gestaan hebben van de exSaint-Simonist J. Toussaint (J. KUYPERS in: Geschiedenis van de Socialis tische Arbeidersbeweging in België, p. 133). De strekking van het weekblad in de eerste helft van 1848 werd nauwlettend bestudeerd in: R. VANLANDSCHOOT, De Thieltenaer en de FebruariRevolutie van 1848, De Roede van Tielt, I, 1970, p. 27-50. Merk evenwel op dat Const. vanden Berghe toen officieel het redacteurschap niet meer waarnam (doch zijn invloed op het blad zeker wel behield). Eigenlijk benoemd door K.B. van 19 sept. 1847 tot voorlopig commiss. van de (voorlopig) samengevoegde arrondissementen Roeselare en Tielt. Een K.B. van 26 april 1849 bevestigde die benoeming. J. GELDHOF, a.w., p. 128. Hier wordt Vanden Berghe in 1845 verkeerdelijk als arrondissementscommissaris aangeduid. Ook de bewering, als zou zijn blad in zijn propaganda met geen woord gerept hebben over Toussaints vroe ger «orangisme en St.-Simonisme» is volledig uit de lucht gegrepen. Overigens schreef niet alleen C. v.d.B. kiespropaganda, maar vlgs. Le Nouvelliste des Flandres van 7 juni 1845 (p. 1) ook J. vande Kerkhove-Dierckens. «Het was de nederige secretaris, zoals M. Vanden Berghe zich bescheiden noemde, die aan Rogier het lijden en de ontberingen der zoo hard beproefde bevolking deed kennen. Getroffen door de hooge verdiensten die hij in den secretaris van Thielt had erkend, riep M. Rogier hem ’t volgend jaar naar Brussel, om hem de plaats van arr.-comm. aan te bieden.» - P. DE CALUWE, a.w. Eerste min. Ch. Rogier had net als C. vanden Berghe een kortstondige pe riode van St.-Simonisme achter de rug, en was te Brussel in elk geval be vriend met J.F. Toussaint, die hij in 1849 als beloning voor het veroveren van een liberale zetel voor volksverteg. te Tielt een notariaat bezorgde, (zie over dit laatste punt: J. GELDHOF, a.w.). De Eendragt, II, p. 40 (10 okt. 1847). NI. door een Tielts correspondent in Het Brugsche Vrye (16 dec. 1848), blad van de orangistische en republikeinse gesuspendeerde priester Ben. Beeckman. H et noemde Vanden Berghe, «den ex-orangist en ex-republicaen», een «ge keerde kazakke».
21
ERNEST
BRENGIER
De toondichter van «GUDRUN» en van de cantate «OOSTROZEBEKE».
«La Flandre Occidentale, cette province de Belgique qui a déjà fait naître tant d’artistes, peut se glorifier d’avoir parmi ses habitants un compositeur, Brengier, qui sait s’imposer.» Le Ménestrel, Paris 10 juin 1921. Midden de grauwe voorgevel van een groot herenhuis, zopas ingericht als moderne drankgelegenheid met feestzaal, enigszins verdoken achter de stoere-Sint-Amanduskerk te Oostrozebeke, hangt een bronzen gedenkplaat waarop volgende tekst: «Hier woonde van 23.10.1890 tot 5.07.1918 Ernst Brengier toondichter en schiep er het muziekdrama Gudrun de cantate Oostrozebeke en menig Vlaams lied.» Ernest Brengier, de oudste uit een gezin van twee, werd op 1 maart 1873 te Sint-Eloois-Vijve geboren. Zijn vader Pe trus Brengier was afkomstig van Ingelmunster en gehuwd mee Pharailde Dewulf. Als bakker vestigde hij zich in oktober 1890 te Oostrozebeke. Ernest was toen 17 jaar. Al zeer vroeg hadden zijn ouders, zijn leraars en de men sen uit zijn naaste omgeving de uitzonderlijke muzikale be gaafdheid bij de jonge Ernest ontdekt. De vele deuntjes of 22
liedjes die hij hoorde bij vrienden, familieleden of op het kermisorgel van zijn geboortedorp speelde hij reeds vroeg als knaap uit het hoofd op het klavier, zonder ooit muziek ge leerd te hebben. Zijn oudere zuster FANNY, geboren te SintEloois-Vijve op 28 januari 1864, die muzieklessen kreeg op het pensionaat waar ze vertoefde, gaf de jonge Ernest zijn eerste muziekonderricht. Als vijftienjarige knaap kreeg Ernest zijn eerste ernstige muzieklessen van professor Moeremans te Waregem. Begaafd als hij was, liet hij zich het jaar daarop inschrijven aan het muziekconservatorium te Gent. Hier maak te hij in vier jaar tijds de studies door voor piano, orgel, cijferbas, harmonie en contrapunt. Daarna studeerde hij fuga. Hij liet zich bij zijn leraars Tilborgs, Samuel, Lebrun, D’Hulst e.a. opmerken als een schitterende, uitzonderlijke muzikaal be gaafde leerling. Speelde hij niet alles na wat hij hoorde of wat hem in handen kwam ? Zelfs een mooi orgelstuk, ergens be luisterd in een kerk, was hem bij zijn thuiskomst niet te moei: lijk. Eens aan zijn klavier, schrikten hem zelfs de sonates van Mozart niet af. Het is dan ook niet te verwonderen dat de jonge Ernest van jaar tot jaar Laureaat van zijn klas werd. Meer zelfs ! Bij de prijskamp in harmonie verklaarde de jury unaniem: «que ce n’était pas un travail d’élève, mais un tra vail de maître». Van oordeel dat Brengier te hoog boven de anderen uitstak besloot zij «une mention toute spéciale hors concours» aan zijn werk toe te kennen, met de grootste on derscheiding en «acclamation du jury !». Na die schitterende studies aan het muziekconservato rium bracht de gemeente Oostrozebeke een passende hulde aan de bewonderde en veel geprezen laureaat. De plaatselijke har monie speelde voor zijn huis een dreunende serenade en als bewijs van waardering werden hem al de werken van R. Schu mann geschonken. Lag deze artistieke en muzikale ontwikkeling tot nu toe hoofdzakelijk in zijn persoonlijkheid zelf opgesloten, toch we ten wij dat hij nu eerst een belangrijk figuur, én als toondich ter én als Oostrozebekenaar, zou worden. Twee bezielende West-Vlamingen, Peter Benoit en Jozef Lootens, drukten op hem in de komende jaren hun stempel. Dit verklaart voor een deel althans de enorme muzikale activiteiten die hij van dan af zou ontplooien. 2>
Ernest Brengier ontmoette Peter Benoit voor het eerst op de wereldtentoonstelling te Antwerpen in 1896. Meteen ontstonden tussen beide mannen hechte en intieme vriend schapsbanden, die zouden aanhouden tot aan de dood van P. Benoit. Regelmatig ontmoetten Brengier en Benoit elkaar te Harelbeke, waar deze laatste zijn tante kwam bezoeken. Bren gier liet hem dan enkele zelf gecomponeerde werken zien. Benoit, sedert 1867 directeur van de Antwerpse muziekschool (later tot Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium verhe ven), nam ze mee naar Antwerpen, waar hij ze liet uitvoeren. Alhoewel deze eerste muzikale scheppingen zeer alledaags aandeden, moedigde P. Benoit zijn vriend aan verder te com poneren. Hij raadde hem zelfs aan naar Antwerpen over te komen, wat E. Brengier in 1895 ook deed. Van dan af kwam hij dagelijks met Benoit in contact. Hij had als vriend van den huize steeds toegang tot zijn huis, waar hij hem zijn werken voorspeelde. Zij deden vaak lange wandeltochten, terwijl ze intens van gedachten wisselden of inspiratie vonden in het fiere en grootse kader van deze machtige, in-Vlaamse Scheldestad. De indrukken, die Brengier in dat inspirerend milieu op gedaan heeft, hebben op zijn levenshouding en de geest van zijn werk diepgaande invloed uitgeoefend. Deze jaren getuigen dan ook van een sterk verhevigde scheppingsdrift. Op aandringen van Benoit, die uitgesproken ijverde voor het lyrisch drama in al zijn grootheid, componeerde Brengier «Agnes Bernauer», een monodrama op tekst van Em. Hiel. Het werd echter nooit opgevoerd. Een tweede libretto van dichter Kints, een eenakter met als titel «Liefdezucht», bleef eveneens in de kartons liggen. Alleen de opera «De twee koningskinderen» op tekst van Ducastillon werd te Antwer pen, eerder in ongunstige omstandigheden, uitgevoerd. Hoe gelukkig moet E. Brengier nochtans geweest zijn een zijner ge liefde werken te horen uitvoeren met volledig orkest. In die tijd was het immers een grote zeldzaamheid dat een jong toon dichter daartoe de kans geboden werd. Zo groeide langzamerhand een stevige broederband tus sen beide kunstenaars, toevallig ook allebei afkomstig uit de zelfde streek van het rustige West-Vlaanderen. Benoit, die meer en meer Brengier als zijn leerling vertroetelde, zag in hem zijn mogelijke opvolger. Naar aanleiding van het verlenen 24
van de koninklijke titel aan het muziekconservatorium was Antwerpen in feest. Benoit moest er in het feestpaleis, in aan wezigheid van talrijke prominenten, zijn Rubenscantate diri geren. Die heuglijke dag stond de meester erop dat Brengier hem ten huize afhaalde en ten aanschouwe van iedereen, als blijk van bijzondere vriendschap en waardering, zijn dirigeer stokje droeg. Gaf Benoit hier niet een symbolische wenk voor wat er in de toekomst weggelegd was voor de talentrijke Bren gier ? Het is niet mogen zijn. Zopas had Benoit één der twee vacante plaatsen aan het Antwerps Koninklijk Vlaams Muziek conservatorium aan E. Brengier toegezegd of hij werd zwaar ziek. Met gebalde vuisten, in een laatste opstand van zijn sterke wil tegen de dood, is hij op 8 maart 1901 gestorven. Ernest Brengier stond alleen... Het bezielend voorbeeld, waarnaar hij idealistisch zijn leven had gericht, was hem pijn lijk ontrukt, en nog niet ten volle tot rijpheid gekomen werd hij vergeten en miskend. Volledig afgesloten van de muzikale wereld, waarvan hij zo gedroomd had, keerde hij omstreeks 1904 naar Oostrozebeke terug. «Geen beter middel om van mijn diep verdriet en rauwe ontgoocheling te genezen dan mijn vroegere vertrouwde huiselijke omgeving», dacht E. Brengier. Ook dat was een teleurstelling. De ene tegenslag volgde op de andere. Verarmd en vereenzaamd werd hij tapijtenfabri kant. Toch zal hij nu eerst, wonder van de voorzienigheid, een belangrijk toondichter worden. Tijdens deze tweede Oostrozebeekse periode kwam hij meer dan ooit in contact met Jozef Lootens, zoon van Dr. Lootens uit Oostrozebeke, die niettegen staande hij een brouwerij diende uit te baten, meer belang stelde in maatschappelijk dienstbetoon en leefde voor poëzie en kunst. Onmiddellijk ontstond er een wederzijdse intieme vriendschap. Haast dagelijks kwam E. Brengier bij de familie Lootens aan huis, een prachtig domein gelegen in de Stations straat, thans beter gekend als het onthaalcentrum «De Visscherie», en waar ook Cyriel Verschaeve en nog menig ander kunstenaar mekaar regelmatig ontmoetten. Tijdens een van hun vele wandeltochten sprak Brengier de wens uit zijn krach ten te mogen beproeven aan het schrijven van een opera. Jozef Lootens, die op het college te Kortrijk Robrecht Desmet en 25
Jozef Lootens en Ernest Brengier (staande) in ÂŤDe VisscherieÂť.
Toondichter Ernest Brengier.
26
Caesar Gezelle als leermeesters had gehad, en die te Oostrozebeke regelmatig contact had met een uitmuntend taalgeleerde Jan Craeynest, gaf hem Rodenbachs «Gudrun» ter lezing. Het boek bleef een paar maand onaangeroerd bij Brengier lig gen. Toen begon hij het te lezen. Hij las het eenmaal, twee maal, driemaal. Brengier had de passende stof ontdekt waarin hij de vereiste hoedanigheden van bouw en actie meende te vinden om een hoogstaand muziekdrama, naar Wagneriaanse trant, te scheppen. Gudrun moest een zuiver kunstwerk wor den, Vlaams van aard, en dat, indien het werkelijk degelijk was, ten voordele van de Vlaamse kunst zou pleiten. Ernest Brengier vroeg aan zijn vriend Jozef Lootens het dichtwerk van A. Rodenbach tot de omvang van een muziek drama te willen inkorten. In de tekst werd duchtig gesnoeid. Al wat niet absoluut nodig bleek voor de handeling viel weg. Toch werd er geen woord aan toegevoegd, zodat het hele libretto wel degelijk van A. Rodenbach bleef. Dit omvangrijk werk was af, toen Jozef Lootens contact zocht met Cyriel Verschaeve, in die tijd leraar aan het college te Tielt. Deze las het tekstboekje en loofde de omwerking: «A. Rodenbachs drama is door U prachtig verkort, zodanig dat niets wezenlijks ontbreekt en dat de tonelen over het algemeen gemakkelijk begrepen kunnen worden; de versvorm is goed gekozen». Daarop zette E. Brengier zich aan het werk. Aan de muzikale schetsen van de vijf bedrijven werkte hij twee jaar. Twee jaar later was ook de orchestratie van het hele drama klaar. Dat was in het jaar 1909. Wederom werd C. Verschaeve geraadpleegd. Brengier zong hem bijna het hele stuk voor, zich zelf begeleidend op de piano. Verschaeve was heel en al geest drift. Toen in datzelfde jaar A. Rodenbach te Roeselare zijn standbeeld kreeg, schreef C. Verschaeve een geestdriftig arti kel in het «Rodenbachsblad» van 15 augustus 1909 om er het werk van E. Brengier in aan te kondigen. Toen bleek de inspanning, die E. Brengier zich tot het componeren van dit hoogstaand lyrisch drama opgelegd had, te groot. Hij werd zwaar zenuwziek. Twee jaar moest hij te bed blijven. In zijn naaste omgeving vreesde men het ergste. Die verschrikkelijke kwaal, waaronder hij fysisch en psychisch erg leed, wilde maar niet beteren. Was die overspanning niet te wijten aan een te sterk geconcentreerd leven bij het scheppen 27
van zijn lievelingswerk ? Wellicht had de kunstenaar zijn krachten overschat. Vier lange jaren, van 1905 tot 1909, had hij immers ’s voormiddags aan de compositie van zijn «Gudrun» gewerkt, terwijl hij ’s middags steeds volledig ingeno men werd door de vele dagelijkse materiële beslommeringen in de fabriek. Gelukkig kwam E. Brengier zijn ziekte te boven en kon hij de reusachtige klavierpartituur voltooien. Van verdere tegenslagen bleef hij nochtans niet gespaard. Tijdens de eerste Wereldoorlog verborg hij angstvallig zijn dierbaar manuscript in een stevige kist in de kelder van zijn huis. Schuchter van aard geworden, werkte hij haast onopge merkt en teruggetrokken verder aan meerdere kleinere com posities. Toch zou hij niet lang meer in Oostrozebeke vertoe ven. De 7e juli 1918, na de dood van zijn vader, verliet hij definitief zijn gemeente, waar hij zoveel scheppend werk had verricht, en ging zich vestigen in de omstreken van Brussel. Ook hier werd hij niet vergeten. Dank zij de steun van talrijke vrienden en bewonderaars kon «Gudrun» in 1921 worden ge publiceerd. Eerst nu zou zijn werk ten volle bekend worden. Op 28 april 1929 werden op het festival van de «Vlaamsche Concerten» te Antwerpen, onder directie van Lode Ontrop, de twee laatste bedrijven in concertvorm uitgevoerd. In een interview aan het Antwerps dagblad «Le Matin» verklaarde de dirigent zelf: «Quoique datant de 1907, la par tition n’a rien perdu de sa vigueur, de son coloris ardent et réel. C’est d’une structure parfaite et Brengier a remarqua blement exprimé les données du poème dans sa musique». Ook E. Painpare schrijft vol bewondering in het «Han delsblad» van 29 april 1929: «Deze opvoering onder de breede en gezagvolle leiding van Lodewijk Ontrop, is een door slaande, machtige kunstopenbaring geworden. De partituur draagt een scherpen, romantieken stempel. De muziek is uiterst diep en statig, zonder overdreven pathos. De orchestratie be weegt zich bij voorkeur in de diepe snaren-sfeer. De arias beve len zich aan door verheven en altoos smaakvolle wendingen». Ook «De Gazet» van 30 april sluit zich daarbij aan en schrijft: «Maar laten we nog enkel zeggen dat de zaal, recht staande, een minutenlange ovatie bracht aan de uitvoerders, aan leider Ontrop en meest van al aan de toondichter Bren gier, die er aan gehouden had van ergens in een loge zijn werk 28
te komen beluisteren. Na ’t eerste bedrijf was hij verplicht zich door het publiek te laten begroeten en burgemeester Van Cauwelaert ging hem persoonlijk gelukwenschen om het over vloedig succes dat hem te beurt viel. De ovaties groeiden tot een echte orgie, toen we ook nog het vijfde bedrijf ten gehoore kregen. We wachten nu met ongeduld de creatie ervan door een onzer nationale opéras met ongeduld af. Het zal voor zeker de moeite loonen. Want «Gudrun» is een prachtwerk». Die creatie kwam er ... Op 27 april 1934 te 19.30 uur ging in de «Franschen Schouwburg» te Gent de eerste van de vijf vertoningen door. Het orkest, onder de kundige leiding van Maurice De Prêter, was te dezer gelegenheid versterkt tot zestig man. De beroemste Vlaamse kunstzangers uit die tijd werkten mee. Gu drun werd vertolkt door Mevrouw Briffaux en Wate door Gérard Wouters, beiden van de Vlaamse Opera te Antwerpen. Hoofdregisseur was Luc. Van de Putte. Geen kosten werden gespaard om van deze grootse op voeringen hoogstaande kunstvertoningen te maken. Paul Bergmans schreef in «La Flandre Libérale» van vrij dag 27 april 1934: «Il s’agit d’une œuvre d’importance à tous égards. Elle exige, outre une mise en scène soignée, des inter prètes nombreux et un orchestre renforcé. Grâce au dévoue ment d’un comité aussi enthousiaste que zélé, les difficultés matérielles et artistiques sont vaincues, sans intervention des pouvoirs publics ... Aussi espérons-nous que l’exécution mettra en pleine lumière la haute valeur artistique de «Gudrun». Het werd een hoogtepunt ... Paul Gilson getuigde: «Brengiers schepping is een gran dioos en somber epos. Het is als een tweede standbeeld voor A. Rodenbach, en wel ’t schoonste en ’t liefste dat de dichter voor zichzelf had gewenst. De gestalte van Rodenbach her leeft weliswaar in brons on het Sint-Amandsplein te Roeselare, maar zijn ziel en zijn kunst leeft voort in de muziek van Brengier». Van dan af behoorde Brengiers «Gudrun» definitief tot het cultuurpatrimonium van ons Vlaamse land. En als dank voor deze gedurfde creatie schreef Ferdinand Rodenbach in «Het Nieuw Roeselare» van zondag 20 mei 1934 volgend huldedicht: 29
Ik die best weet, hoe Albrecht kampend leed; maar ’t leed verkropte, dat in ’t hart hem beet; ik voel, om hem, mijn eigen stem ontroeren, als ik, in ’t openbaar, het woord moet voeren. Daarom neem ik mijn toevlucht tot een dicht, ter uiting van mijn hartelijken plicht. Mijn dank gaat eerst naar ’t wakker Comiteit, om ’t stout bewerken dezer feestelijkheid. Gedenkt, hoe een gewrocht, zoo nationaal, gezongen en gedicht in eigen taal, reeds dertig jaar een opvoering verbeidt, die zegepraalt - dank zij een Comiteit. Te grooter is dan ook die zegepraal zij huldigt eigen schoon, als ideaal. De artisten, met de gaaf geboren, hebben dat ideaal doen zonnegloren. Gij hebt gezien, hoe elk zijn rolle schiep, meezinderend met ’t voelend zielediep. Gij hebt gehoord den galm dier taal van ’t Noorden, zoet als zefier, of ruw als stormakkoorden. ’t Was hooge kunst in zang en spel; ’t was leven, van koren en gedrild orkest omgeven. Krachten, gij hebt op U ons preutsch gemaakt; proficiat, triomft, het was volmaakt ! Een woord slechts over ’t machtig kunstgewrocht. Het ademt uit ons volk zijn levenstocht. Het wortelt diep in Moerlands ouden grond. De zang is het, der ziel op Vlaamschen mond; ons Noorderlucht, ons duinen, onze zee, ons heidenvolk in kamp, door wel en wee; ons Zangepos, dat leeft uit eigen tier ! Heb dank, en leve lang Meester Brengier ! Hij heeft getoond wat Vlaandrens hersenpan tot grootheid van ons volk nog scheppen kan. O Vlaamsch genie, Peter Benoit, gegroeit; nog bromt ons eigen schoon uit eigen bloed. De Kunst uws lievelings bloeit tot uw roem; ze is van den hof uw schoonste zonnebloem ! Laat ik dan op die zaal mijn blikken varen, zoo roep ik uit, als Wate: Kunstenaren, 30
hoog het hart ! Vlaandrens zon gaat weer aan ’t gloren, «Uit houwe trouwe, is Moerenland herboren !» Het jaar daarop werd het werk opgevoerd in de Konink lijke Vlaamse Opera te Antwerpen. Ernest Brengier stierf te Gent op 25 juli 1940. Ruim een honderdtal handschriften liet hij na: cantates, zangspelen, orgel- en klavierstukken, liederen. Gedichten van G. Gezelle, A. Rodenbach, C. Verschaeve, René De Clercq, Prudens Van Duyse, Jan-Frans Willems, Hubert Melis, e.a. werden door hem getoonzet. Tal van deze liederen zijn inder tijd in druk verschenen. Hij componeerde ook het «Ascencio» voor de H. Haarprocessie van Kortrijk. Het werd aldaar op de grote markt met volledig orkest uitgevoerd. Ook schreef hij de muziek van het «Verbiestlied» (woorden van C. Verschaeve), het slotlied op de liederenavond tijdens de Verbiestfeesten te Pittem. Toch willen we nog één van zijn vele werken beklemto nen: zijn «Cantate Oostrozebeke». E. Brengier componeerde dit koorwerk ter gelegenheid van het 75-jarig jubileumfeest van de plaatselijke muziekmaatschappij «Sint-Cecilia» (18221897). Ze werd voor de eerste maal uitgevoerd op zondag 8 augustus 1897. Ziehier de tekst, geschreven door een ander Oostrozebekenaar, de taalkundige Jan Craeynest: ZINGENSCHAP Allen O Roos die langs de beke wast ( 1 ), in Vlaanderland, dien bloementuin onzes Heeren; sinds eeuwen staat ge wortelvast, uw doomend hert naar ’t zonnig Oost aan ’t keeren ! Meiskes Ik groet uw zoet uw geurig gebloei ! Mannen ’k Wil lof en dank mijn leven lang, den grooten Schepper spreken,
Knechtjes Ik min u xn uw jeugdigen groei !
31
die land en zee, die veld en vee gemaakt heeft, roos en beken ! Meiskes Ons dochtren zien hun reinheid aan, in ’t witte van uw blaadren: uw rood komt op hun voorhoofd staan, bij ’t minste oneerbaar naadren ! Knechtjes Uw sterke en zoete geuren doen den goeden naam vermonden van onze zonen, kloek en koen, vol deugd en vreugd bevonden ! Allen Vorstin van ’t bloemgeslacht, bewaart uw geurenpracht, uw schoone verwendracht, door droogte, vorst en vlagen ! Blijft liefde zoet in ’t rein gemoed, blijft mannendeugd, blijft vrouwenjeugd voor God en Vlaandren dragen ! De frisse romantische muziek van deze cantate «Oostro zebeke» toont aan hoe innig de verbondenheid van Brengiers kunst, reeds van het begin, met zijn levenservaring te Oostro zebeke is geweest. En al is Ernest Brengier geen Oostrozebekenaar van geboorte, toch menen wij te mogen besluiten dat Brengier geen Brengier zou geweest zijn zonder Oostrozebeke. Marcel PYPE Ghislain VANDEPUTTE {1 ) Dit beeld steunt op een foutieve toponymie. Kanunnik G.F. Tanghe gaf vol gende betekenis aan de naam Oostrozebeke in zijn «Parochieboek van Oostroosbeke» (1874) op blz. 7: «Hoogst waerschynlyk is het dat deze naem voorkomt van de menigte roozen die in deze beke groeiden en bloeiden». Meer gefundeerd is de verklaring van de professoren Mansion en Carnoy als zou ROOS afgeleid zijn van het gotische «RAUS», dat riet betekent. Roosbeke, gelegen op de Mandei, wijst alsdan op een sompige rietachtige beek, wat met de huidige werkelijkheid volledig overeenstemt.
32
SLUNSEBEEN
In heel de streek had ze geen andere naam dan «Slunsebeen». Het was in de hongerjaren 1845-1860. Ze verkeerde veel in het Tieltse. Wanneer de kwajongens van ver haar ach terna riepen: «Slunsebeen», stak ze dreigend haar mispelaren stok naar hen uit. Ze had hem altijd bij de hand om de boze honden van haar weg te houden en ook omdat ze niet al te goed meer «te gange» was. Dit belette haar echter niet om alle dagen grote afstanden af te leggen van de ene hofstede naar de andere. Ze droeg geen kousen. Maar als het koud begon te wor den, wikkelde ze doeken rond haar magere benen. Niemand wist waar ze vandaan kwam; ze sprak met een Gentse tong val. Haar echte naam was niet gekend. Het was « Slunsebeen» > overal gekend en gevreesd. Want ze kon meer dan de gewone mensen. «Als ze een glas melk komt schooien, moet ge er een snuifje zout in doen», zei men, «dan heeft het kwaad geen macht». Maar zonder te proeven wist ze het. Dan zei ze ge woonlijk: «Merci Madame, d’er es weer zeit in». In het aardappelseizoen, «de aardappeluitdoentijd», kwam boer Taai met een zwaar voer aardappelen van het land naar huis. Het was in de valavond «tussen donkeren en kla ren». Toen hij aan de draai gekomen was om naar de hofstede te rijden, verscheen daar almeteens van uit het elshout als een spook Slunsebeen. De paarden schrokken en de boer niet min der. Met zijn djakke sloeg hij naar Slunsebeen dat het klet ste. Maar zij stak dreigend haar stok naar de boer en riep met schorre stem: «Boer, ge zult dit nog beklagen !». Niet lang daarna kreeg hij de «koeke en ’t herte gespan» en hij is ervan «te kwiste gegaan». Vroeger had ze al eens de kwade hand op de hofstede ge smeten. Het gebeurde een keer dat een merrie niet kon ka chelen, een koe niet kon kalven en een zeug niet kon viggen en als er gekarnd werd, moest de karnhond wel anderhalf uur in het kamwiel lopen: er kwam bijna geen boter op de melk, die niet wilde dikken, ’s Nachts hoorde men on de zolder vreem de geruchten, alsof er voortdurend gekarnd werd. Ten slotte is de boerin naar de «stee» gegaan om de paters te halen en 33-
zij hebben de hofstede belezen. Daarmede kwam er een einde aan de beheksing. Sommigen beweerden dat Slunsebeen dezelfde was als de tovenares die in een kleine lemen «kortwoonst» buisde — een hutje van plak en stak — tegen de Oude Wal, gelegen tussen Tielt, Kanegem en Ruiselede. Er was daar een «klokkeput» en als men er knikkers in wierp en men zijn oor tegen de grond legde, dan kon men het horen luiden in de diepte. Er zou daar in de oude tijden nog een klooster gestaan hebben. Het gebeurde eens dat de boever van het Klokhof tegen de middag daarlangs naar huis ging met zijn paarden en met zijn hondje dat altijd achter hem liep. Hij hoorde dat Slunse been de trog aan het uitschrappen was en in zijn driestheid riep hij: «Slunsebeen, wil je voor mij ook een ovenkoekske bakken ?» — «Ja ’k, boever», riep zij, «het zal een goed zijn». En warempel, toen hij na de middag terug naar het land ging, zag hij op de staart van de ploeg een klein ovenkoekje liggen. Hij gaf het aan zijn hondje, dat het rap opat en almeteen vloog het in de lucht. Hij zag het nooit meer terug. Er waren ook zeer bijgelovige mensen die beweerden dat Slunsebeen zich kon veranderen in een kat of in een hond. Op nieuwjaarsavond kwam Pier Beels met zijn vrouw Manse van de stad terug naar huis langs de Kanegemwegel. Het was stekedonker. Almeteen gaf Manse een luide gil. Pier zelf was geschrokken door een luchtverplaatsing langs hem, terwijl een hond verderop vreemd aan het huilen ging. Pier had gevoeld dat zijn Manse plots een heel eind verder weg vloog. Het was zeker Slunsebeen die zich in een grote hond veranderd had, die soms een mens een eind verder op zijn rug meevoerde. En een andere keer had boer Sareis met zijn spade een vreemde zwarte kat, die kiekens kwam halen, bijna een oor afgekapt. Weken nog nadien liep Slunsebeen met een bebloede doek rond haar gezwollen hoofd. Daarna heeft ze niet al te lang meer in het Tieltse verkeerd. ARM VLAANDEREN IN DE STREEK VAN TIELT Tot omstreeks 1900 waren onwetendheid, bijgeloof en armoede troef. De ergste hongerjaren waren ongetwijfeld 184534
1847, toen de oogst van de aardappelen door de opkomende plaag mislukte. Uit die tijd stamt de kleinerende spreuk te Tielt: «Loop naar de Paters om soppen !» Immers in het kloos ter der Minderbroeders werd toen groentensoep uitgedeeld aan de noodlijdenden. Mijn moeder, Odile Loontjens, die geboren is in 1863 op de hoeve «’t Aprits» tegen de Kanegemwegel te Tielt, kon goed vertellen over vroegere tijden; dank zij haar sterk ge heugen en welbespraaktheid kon ze letterlijk weergeven wat ze van haar ouders en andere oudere mensen gehoord had. Maar zelf heeft ze ook nog gezien hoe de werklieden «in de huizen», d.i. in de arbeiderswoningen, die «meegingen met het hof» een snuifje zout strooiden op hun sneden roggebrood om het vet te vervangen of hoe ze in het voorjaar in hun «lochtingske» een sjalottenpijpje aftrokken om erbij te eten en zo doende vet én smout uit te sparen, ofwel enkele blaadjes wilde zurkel «van langs de kant». Van boter geen sprake ! Zelfs de grote boeren aten meestal smout om al hun boter te kunnen verkopen op de markt; want het kwam erop aan van «als ’t jaar tenden was» de pacht te kunnen betalen. Tot in de jaren tachtig gebeurde het geregeld dat hier en daar een boer «uitschudde», als ze «boerden dat het haar door hun klakke groeide», zodat ze «met de rode lantaarn aan de deisel» er vanonder trokken, d.i. dat ze hun schulden niet meer aankonden en plots soms ’s nachts, hun hoeve verlieten om uit te wijken naar Wallonië, Frankrijk of Amerika. In de streek van Moline (V.S.A.) was reeds menig boer uit de streek ge vestigd, en verdiende daar goed zijn brood. Het waren «rijke boeren» die aan hun kinderen 3000 fr. konden medegeven, wanneer ze trouwden en zich op een andere hoeve vestigden. Maar zeer velen bleven ongehuwd bij gebrek aan geld en «oc casies»: er waren toen ook te weinig hoeven. Eigenlijk moest een boer rijk zijn en arm leven om zijn kinderen eerlijk te kunnen uithuwelijken. Is het heden ten dage nog altijd niet zo ? Zeer weinig boeren waren eigenaars van de hoeve die zij beboerden; sommigen bezaten wel een kleine hofstede, die ze aan een «koeiboer» verpachtten. De prijs van de landbouw grond schommelde rond 3000 fr. de hectare. Ze hadden het niet onder de markt. Ze zaten met veel volk op hun hofstede. 35
Veel verdoken werkloosheid met lange lastige arbeidsdagen van vijf «schoven» en vijf eetmalen: ’s morgens, te 8 u., te 12 u. en ’s zomers daarna een «noenestond» tot één of twee uur, te 4 u. en ’s avonds als het begon donker te worden of ’s zomers te 8 u. Bijna altijd karnemelkpap en aardappelen, uitgezonderd ’s morgens en te vier uur koffie met melk. Het landbouwersgezin at gewoonlijk samen met het ge woon werkvolk: de hoever, de meid, de koeier, twee of drie daguurmannen. Allen zaten aan de lange, lage, wit geschuurde tafel in de achterkeuken. Als er meer volk was, vrouwvolk om te wieden, te binden, aardappelen te rapen, at de boer met zijn gezin in de voorkeuken en het ging er luidruchtig aan toe in de achterkeuken met al dat volk uit dezelfde gebuurte. Ze aten met vijf, zes personen uit één grote, hoge papkom, elk aan zijn kant, met grote houten lepels. Ook de aardappelen, waarop de boerin de «kaantjessaus» gegoten had, werden ge meenschappelijk uit één grote platte teil gegeten. Elk moest aan zijn kant blijven en niet stekken naar de vetkaantjes, die vóór een andere teilgenoot lagen. Het was gewoonlijk ajuinsaus, waarin de boerin «kaantjes», d.i. stukjes reuzel, gesne den had. Het smaakte goed door. En toen de tijden verbeter den, kreeg iedereen ook nog een grote snede reuzel op een snede brood: gezouten spek uit de kuip of gerookt in de «boerenkave» boven de open haard, waar een grote pot of een zwarte ketel aan een hengsel hing. Wanneer de oogst binnen was, bakte de boerin boven het haardvuur op een grote ijze ren plaat de fijne pannekoeken, vier in één keer. Uitzonderlijk aten de boer en zijn gezin eens rundsvlees, wanneer er in de gebuurte «noodslachting» geweest was. Wanneer het vlas al gesleten was en in de rootput zat, was het kermis met rijstpap, waarin veel bloem, rijst en kaneel gemengd was en waarop de boerin bruine suiker strooide. Dan at men buik-sta-bij ! Op veel hoeven was het ’s zomers de gewoonte dat de kinderen van het werkvolk ook op de hof stede verbleven en aten. Anders moest hun moeder pap koken voor een hele week en aardappelen met de peel ook voor een week. Bijna iedere week mocht zij bijna een halve liter karne melk hebben voor vijf centiemen. Het waren meestal gezinnen met vijf tot tien en meer kinderen. Over het algemeen waren er bij iedere kortwoonst drie of vier honderd «lands», dus on 36
geveer 30 aren, waarop de landarbeider zijn eigen «leefte» kon opdoen. Meestal hield hij ook een geit, die kloeke melk gaf en die graasde langs de graskanten. Ook is er op het platteland nooit zoveel honger geleden als in de stad door werklozen in de slechte jaren. In de zomer werd op het veld of in de maaimeers de dorst gelest met «scheewei», melkwei, of met afgelengde karnemelkdrank; in latere betere jaren ook reeds met goedkoop bier uit de ton in de kelder. Mijn moeder en ook mijn vader zijn dik wijls met bier naar het veld gegaan. Als de eerste aan wie de grote pint aangeboden werd zei: «Santé», moest de schenker die eerste pint uitdrinken. Iedereen zorgde steeds dat er een weinig in de grond van de pint bleef, om ermede de pint uit te spoelen, uit beleefdheid voor de volgende. Als ’t slijttijd was, kwam de geneverkruik te pas. Dan vooral werd er luid gezon gen en zotternij uitgehaald. Zo gebeurde het eens dat een slijter een levende muis met kop en haar binnenspeelde: hij had ge wed voor een half franske ! In die jaren lag het dagloon van een landarbeider niet veel hoger dan een halve frank. Het zal nog duren tot omstreeks 1900 eer het één frank is. Maar bedenk dat ze jaarlijks negen tig frank pacht te betalen hadden voor hun huis en driehonderd «lands». Niet te verwonderen dat priester Fonteyne als on derpastoor te Tielt die toestand in zijn sermoenen geweldig aanklaagde en kon uitvaren tegen de bazen en de rijke boeren, die zich vetmestten op het zweet van de werkman. In de lange rij wiedsters werd er dan van niets anders gesproken. «Die kon het zeggen». Op zulke dagen werd er niet veel meer gezongen of gepaternosterd. Jammer dat hij de edele inborst niet had van een priester Daens en dat hij triestig eindigde, door ieder een verlaten. Ik bezit het notaboekje van mijn grootvader Louis De Poorter, die van 1844 tot 1877 boerde dicht bij Aarsele-Kapelle, tussen Aarsele, Tielt en Kanegem. Hierin zie ik hoe dik wijls hij rogge en aardappelen, ook al eens tarwe en geld moest voorschieten voor zijn werkvolk. Zo lees ik: «vijf franck voor een broek voor N.N.», «voor N.N. 18 stuyvers voor een klacke», «een halve franck voor kloefen voor N.», «vier franck voor een kiel voor N.», «vier franck en half voor schoen», «een zak ertappels aen 8 franck», «een groten zak rogge aen 37
vierentwintig franck». «Betaelt voor het maken van den bau, schure en stallinge en zwynskoten: «eenen canadaboom 86,50 «sperren 170,— «van zagen 69,66 «steen zesduyst 65,30 «steen 67 duyst 677,46 «steen 13 duyst 141,50 «van het yser 182,07 «van naegels 52,46 «voor het metsen 213,27 «een eeyken balke 42,— «kalck en hardsteen 362,35 «een eeyken balcke 47,— «van temmeren 174,— 2.283,57 Het is jammer dat er geen datum aangegeven staat. Wel kan ik de rekening dateren van de begrafenisonkosten voor zijn vader, Pieter De Poorter, daar ik weet dat deze overleed op 21 januari 1854 te Aarsele: «den dokter 22,64 «dienst en was 278,25 «brood in de kerk (aan den arme) 40,— «de kiste 9,— «de gebedekens (gedachtenissen) 9,— «het guide (weekmissen) 10,— «rundsvlees 33,76 « brood voor de maal tij d 53,— «hespen 25,— «boter 17,— «in de capelle ( herberg, waar de maaltijd was ) 37,50 «van den driessche (die waarschijnlijk rondgegaan was om uit te nodigen ) 1,50 «samen verschoten voor sterven en begraven van vader de poorter: 536,65 fr. Die Vandendriessche had misschien ook de strooien krui sen bezorgd of misschien had hij helpen waken. In die tijd was er grote eerbied voor de overledenen. Fr. DE POORTER 38
DE
OUDE
WAL
Wie zal ons de oplossing geven van het intrigerende ver haal, dat reeds eeuwen van generatie tot generatie is voort verteld. In het voorwoord van zijn boek «Bestendigheden» ( 1 ) geeft Prof. Gaston Colle een zeer treffend beeld van het ro mantisch verhaal, dat hem gedurende zijn jeugdjaren en ook later herhaaldelijk heeft bezig gehouden. Dit artikel heeft mij er toe aangezet enkele notities te publiceren. Langs de steenweg van Tielt naar Ruiselede, lag in het begin van deze eeuw een vreemde heuvel. Hij was nog ge deeltelijk met half opgevulde grachten omgeven en bedekt met een dicht struikgewas. Het was voor de jeugd een para dijselijke omgeving, om er gedurende lange zomerdagen eenzaa mrond te zwerven of om er rumoerig met vriendjes sol daatje te spelen. Ontdekte vroeg of laat grootvader of groot moeder het doel deze jeugdige expedities, dan dook opnieuw,, met zijn vele yariaties, de geschiedenis op van het geheimzinnig verzonken tempelierskasteel. Vele jaren geleden stond daar een groot kasteel, bewoond door heldhaftige tempelridders. Om duistere redenen werd het door de aarde verzwolgen. Dit verhaal is zo oud, dat wij zelfs geen enkele versie hebben ge vonden die ons de oorzaak van deze gebeurtenis weergeeft. De enige bijzonderheid, waarvan alle verhalen getuigen, is het bestaan van een vreemde holte in de berg, niet groot, zelfs niet breder dan een hand. Deze holte stond in verbinding met de gewelven van het verzonken kasteel en zelfs, volgens som mige getuigenissen, met de onderaardse gangen die in de rich ting van de stad liepen. Wanneer men een steentje in de opening liet vallen, dan klonk er het geluid van een vreemd soortig klokkenspel, dat zich steeds dieper in de ingewanden van de aarde voortplantte. De put was zo diep, dat men eerst na enkele seconden de eerste tonen van het geluid kon waar nemen. De verhalen sluiten dan ook aanstonds aan met het bestaan van verschillende onderaardse gangen die van uit de kelders der Tielse notabelen, ver buiten de stad, bij het ver 39
zonken kasteel uitmondden. Prof. Colle maakt zelfs gewag van een bronzen poort in de kelder van een van zijn medeburgers. De verhalen moeten eertijds zeer intens geleefd hebben, zodat deze plaats op iedereen die er bij valavond voorbijkwam een onheilspellende indruk maakte. Prof. Colle vertelt: «Wan neer ik er met de paarden van mijn vader voorbijkwam, nam de koetsier, uit voorzichtigheid, mij de teugels uit de hand, want op het ogenblik dat het duister beeld van de berg op doemde, werden de paarden schichtig, spitsten de oren en schoten eensklaps sneller vooruit. Ik ben wel een beetje droef om die romantische berg», besluit hij zijn verhaal. Wij zijn dit met hem eens. Waarom hebben wij nu niet meer zo een ge zellige, griezelige en romantische berg ? Jaren terug heb ik tevergeefs nog een spoor van het hele geval opgezocht. Stuntelige opzoekingen naar geheimzinnige onderaardse gewelven deden me zelfs in een zeer oude gierput -belanden, en meteen stond er een dik punt achter al deze ge schiedenissen. Tot op zekere dag, de Heer Arthur Lenoir za liger, mij een pak vergeelde papieren ter hand stelde. Deze ver haalden, in een bijna onleesbaar handschrift, de geschiedenis van onze stad en brachten opnieuw belangstelling voor de oude wal. Dit handschrift was van A. De Vlaminck, schrijver van het gekende boek over de Tieltse Rederijkerskamer ( 2 ). Reeds in de tijd van De Vlaminck was het grootste ge deelte van de berg verdwenen. Twintig jaar terug, schrijft hij, was het nog volledig intact. Het omvangrijke grondwerk, waarvan men met reden veronderstelt dat het een Romeins castellum was, had ongeveer de oppervlakte van 1 1/2 ha. in de vorm van een rechthoek. De brede grachten waren gedeel telijk opgevuld door de instortingen van de aarden wallen en de vier ingangen beantwoordden aan de vier poorten van een antiek kamp. Binnen de aarden omheining heeft men verschil lende potscherven van Romeinse oorsprong gevonden. In een Latijnse tekst van een akte van de Sint-Baafs Abdij, dd. 6 oktober 1434, komt volgende vermelding: «Sint-Bertijn heeft recht op de tienden van de landerijen ten westen, en Sint-Baafs op deze ten oosten van de oude mote «DEN OUDEN WAL» (3). Een landboek van Ruiselede, uit het jaar 1687, geeft vol gende tekst: «D’heer van waterschoot behoort een partye landt, 40
De °Ucie
IS4J
A* la s
(j
Sr WeSen Ka„
hanegem
,;g l
erop en erinne staet een oude vervallen fortresse genaemt ou den wal, paelende oost ende Suyt ’t voorgaende ende ’t naervolgende, west den doschwegel naer de straete van Ruyselede naer Thielt, groot 1 bunder 87 roeden» (2). Het landboek van Kanegem, dd. 5.2.1762, geeft volgende tekst: «Item den houden wal synde eenen struyckbosch met Jandt daeraen gelegen noort, de straete, oost ende Suyt Guill. hendrickx, west, selfs, groot een bunder en tachentigh roe den» (4). Aanduidingen zijn ook te vinden op de kaart in hetzelfde landboek, alsook op de kaart van 1841, uit de atlas der wegen van Kanegem (4). Op deze laatste ziet men dat slechts de helft overblijft. Aangevuld met gegevens uit het archief van Kanegem, hebben wij daar de versie van De Vlaeminck, die toch getuigt 20 jaar te laat te komen, bewezen met de atlas der wegen van Kanegem. Deze auteur vraagt zich dan ook af hoe het mogelijk is dat de archeologen zich nog nooit met deze belangrijke mili taire constructie hebben bezig gehouden. Waarschijnlijk hield men dan nog te veel van deze romantische berg, tot nuchtere boeren er vruchtbaar akkerland van gemaakt hebben. Met veel moeite hebben wij het perceel teruggevonden en niets kan ons nog doen vermoeden dat hier eens de oude wal heeft gelegen. Het is gelegen op het grondgebied van KANEGEM, rechts van de weg naar Ruiselede, recht over het hof van Verkinderen, juist aan de grenspaal. Zelfs het reliëf of de vruchten wijzen op geen enkel spoor. R. VANNESTE ( 1 ) Gaston Colle - Bestendigheden, een reeks lezingen uit het Frans vertaald door Henri Van Crombruggen, ed. Universitaires, Brussel, 1945. (2 ) A. De Vlaminck - Notice historique sur la ville te Thielt, onuitgegeven hand schrift, eigendom Jozef Lenoir, Tielt. (3) Rijksarchief Gent. (4 ) Gemeentearchief Kanegem.
42
BEELDEN UIT HET OUDE WINGENE O. Vanlaere
â&#x20AC;&#x2122;t Blauwhuis.
De Luchtbal 1918.
43
Jantje Deneweth’s molen, aan ’t Zwartegat, de schouw van «Coussens machine» en helemaal links de in 14/18 vernielde toren van de kerk.
De Tieltstraat, gezien van aan ’t Zwartegat naar het centrum toe.
44
De Tieltstraat, gezien van aan ’t Zwartegat, richting Tielt. Rechts «Coussens’s machine», namelijk stoommaalderij.
De Markt, met links de herberg «In ’t Oud St. Joris - Gemeentehuis».
45
De kerk van Wingene, vóór de oorlog 14/18.
H et kerkplein met wat overschiet van de in 14/18 opgeblazen toren
NOG
OVER
HONORE
MAES
(1879-1971)
De redactie van ons tijdschrift kreeg van E.H. Franz Dewitte ( thans pastoor-emeritus in Izegem ) een tweetal notities over Honoré Maes. Deze notities zijn een aanvulling op, en soms een verbe tering van twee bijdragen die gewijd werden aan de op 21 maart 1971 overleden grote priesterfiguur: Ph. De Grvse, Honoré Maes 1879-1971, in De Roede van Tielt, II, 1, juni 1971, blz. 43-52, en R. Vanlandschoot, Betekenis van Honoré Maes voor de Vlaamse studentenbeweging en sociale beweging in West-Vlaanderen 1895-1911, in Halletorentje, XVIII, 3, juli 1971, blz. 85-95. Wij publiceren hier, in extenso ( als document ), de twee de notitie van Dewitte, omdat ze betrekking heeft op het brede sociale werkveld van Honoré Maes en loopt over de belang rijke periode van 1903 tot 1931. Hoewel voornamelijk de streek van Kortrijk en de Leie in het vizier komt, zijn de uit schieters naar het Tieltse zo belangrijk dat we het stuk in zijn geheel presenteren. Een heemkundige kring is al te zeer geneigd zich in het folkloristische of strict volkskundige op te sluiten en vergeet soms dat de lokale, regionale geschiedenis van de allerlaatste ■eeuw niet zal kunnen geschreven worden, zonder dergelijke bijdragen als die van Dewitte. Met name het ontstaan van de christelijke, resp. socialistische arbeidersbeweging wordt veel te veel met algemeenheden afgedaan. Meteen moge hier een oproep gericht worden tot de oude re lezers, zij die bv. vanaf 1912 onderpastoor Moncarey in Tielt aan het werk zagen, of onderpastoor Joris Buysschaert in Ardooie, of Carbonnez in Ingelmunster, vrienden en medestan ders van Honoré Maes. Zelfs wordt het dringend het ontstaan van het christelijk middenstandersverbond in Tielt (n.a.v. de initiatieven van on derpastoor Lauwers in Tielt 1918-1921, later in Lichtervelde ) aan de vergetelheid te ontrukken. 47
De eerste notitie van Dewitte met betrekking vooral tot de seminariejaren en de eerste flamingantische werking van Honoré Maes, zal in een tweede bijdrage in het Halletorentje verschijnen, omdat zowel de problematiek als de behandelde personen daar beter thuis horen. De streek mag zich gelukkig achten dat de tijdschriften overvloed aan kopij hebben... R. VANLANDSCHOOT * *
*
1903. In die tijd wisten wij, seminaristen, nagenoeg met zekerheid, wie leraar zou worden en wie hulppriester of «coad jutor». ’t Was immers een zeldzaamheid dat een pastoor «eer vol ontslag» nam; hij werd bijgestaan door een coadjutor die op de «pastorie» thuis lag. Dr Scholl ( 1 ) noemt Maes «de Pedagoog» en niet zonder reden. Zijn vrije tijd immers had hij besteed — meer dan anderen — om zich voor te bereiden om in de humaniora leraar te worden. Maar de seminarieplaagskes waren bekend en Maes en Alberik Beeuwsaert werden het slachtoffer van een nieuwe plaag... stemverlies; zij konden al leen nog vezelen, ’t Zou niet alleen maanden duren bij Maes maar... jaren ! Van leraarschap was er geen spraak meer, hij zou zich voorbereiden op het «ministerie»... coadjutor te wor den en onderpastoor. Priester gewijd op 19-12-1903 werd hij met Pasen 1904 coadjutor benoemd op de Barakken ( St.-Jozef ) te Menen, een nog jonge parochie aan de Franse grens, tussen Menen-stad en het nijverheidsstadje Halluin of Halewijn. Van meet af stond Maes in het werkelijk leven. De Barakken, grenspost, waren de doorgangspoort naar het Franse Noorden: Halluin, Roubaix, Tourcoing, Rijsel, het nijverig gebied van Frankrijk. «Werk» ontbrak in ons land, en de lonen waren ho ger in dat gebied dan bij ons. De «trek» naar Noord-Frankrijk was begonnen in de jaren 80 en duurde voort. De Barakken vingen in de eerste plaats Oost-Vlamingen op uit de streek van Oudenaarde en Kruishoutem. Na een kort verblijf op de Ba rakken trokken zij de grens over. Pastoor Hillewaere, die in 1946 pastoor was op de Barakken, vertelde op een bijeenkomst 48
te Kortrijk: «’t Gaat stilaan beter, maar toch wanneer ik na een maand opnieuw een straat bezoek, is een derde of nog meer van de inwoners vervangen, de vroegere zijn verdwenen over de grens». En dat die verhuizers niet tot de «elite» behoor den kunt ge gissen. Daar kwam Maes voor het eerst in contact met het «volk en de miserie». Maar E.H. Lauwers had «ons» over de nood van onze Vlaamse arbeiders gesproken. Maes leerde die nood van dichtbij kennen en zien. Zijn verblijf op de Barakken, ofschoon kort, was een school geweest. Te Lauwe verbleef hij twee maanden. Hier maakte hij kennis met de vlasbewerkers en de vlasnijverheid, met de zwingelaars, met de zwingelkoten, waar ge niet zaagt van ’t geweldig stof en waar «emmers bier» dat stof moesten blussen ! 2 juli 1904 werd Maes coadjutor van onderpastoor Alberik Declercq te Wevelgem. Sedert 1901 was E.H. Vanlerberghe, pastoor te Wevelgem, de eerste proost van de arbeiders te Roeselare, die reeds als grote arbeidersvriend bekend stond op zijn parochie. Hier zou Maes als coadjutor zich gedurende twee jaar wijden aan de opvoeding der jongeren: «Patronaatswerk». Hij vond bekwame medewerkers: Arthur Barras en Meester Missiaen. Daar vormde hij Remi Wallaeys, die burgemeester werd en senator, Achiel Wallaeys, die zijn broer zou opvolgen als bur gemeester, Maurits Cottyn, de eerste «vrijgestelde» te leper en tal van anderen. In die tijd gaf hij in «Geloofsonderricht» te Brugge een paar brochures uit over jeugdopvoeding. Later zou hij samen met Hendrik Heyman over jeugdop voeding een derde brochure uitgeven. Onderpastoor Declercq kwam na twee jaar terug in bediening. Pastoor Vanlerberghe, die zijn coadjutor had leren kennen, vroeg aan het bisdom om Maes te behouden als vierde onderpastoor, ’t Kon niet, de bevolking was nog niet groot genoeg; dat gebeurde eerst in 1907. Maar Vanlerberghe zou persoonlijk voor de staatswedde van zijn vierde onderpastoor instaan en behield Maes. In 1907 belastte de pastoor zijn onderpastoor met de organisatie van de ... arbei ders — niet met de arbeiders van de Leiestreek zoals op de rouwgedachtenis vermeld — het was immers E.H. Leroeye te Kortrijk die begaan was met het grootste deel van het arron dissement. Zo ging ik op aandringen van Leroeye «spreken» te Lauwe in 1908 en te Gullegem in 1910. Surveillant gewor den te Kortrijk in 1906 werd ik in 1907 tot medewerker van 49
het «Kortrijkse Volk». In 1908 waren we, na het heengaan van advocaat Vandorpe met «twee» aan de redactie van dat «Vlaams en Volksgezinde weekblad». Maar daar was Maes te Wevelgem en Joris Buysschaert onderpastoor te Ledegem. Bei den kwamen in de redactie, met hen Leo Dejaegere onderpas toor te Bissegem, die een nieuwe rubriek op zich zou nemen «Kunst en letteren». Iedere week, de maandagnamiddag, kwa men we samen ten huize van Leroeye. Dat duurde tot 1910. Van 1910 tot 1912 kwamen we samen op mijn kamer in het Sint-Amandscollege. Van 1912 tot de oorlog 1914 te mijnen huize in de Papestraat te Izegem. Er liep immers een «trammeke» van Wevelgem tot Izegem en een ander ... trammeke van Izegem naar Ardooie, waar Buysschaert onderpastoor ge worden was. Intussen werkte Maes aan het syndicaat der vlasbewerkers waar hij vooral steunen mocht op zijn oud-patronaatsleden. Hij mocht rekenen op de steun van zijn pastoor in de bit tere strijd die hij voeren moest tegen het onbegrip der «bazen» en de tegenwerking der socialisten (Debunne te Menen was immers in 1906 volksvertegenwoordiger geworden). Hij ken de de staking aan de Leie, maar hield vol en van Wevelgem uit groeide langs de Leie de syndicale gedachte, zodat in 1914 het syndicaat der vlaswerkers (Wevelgem, Lauwe, Gullegem, Bis segem) 1000 leden telde en zijn eerste vlag zag wijden te Kort rijk. Maar Maes dacht verder. Zijn studiekring, zijn toneel kring, zijn turners... bloeiden, maar hij wilde meer. De «Volks bond» moest stevig uitgebouwd. Er moest nog meer gedacht aan de godsdienstige, politieke en sociale ontwikkeling van de arbeiders. De Katholieke Werkliedenbond werd gesticht in 1909. Van ’t begin af werd hier en daar de neus opgestoken. Die bond zou geen «werkmanskring» zijn en geen «Vrede» zoals te Antwerpen... Dat waren immers meestal een soort pa tronaten voor gehuwde mannen en parochiaal opgericht. Maes verdedigde zijn opvatting in de «Gids op maatschappelijk ge bied» en later nog op de sociale studieweek te Leuven. Met weinig succes ! Wie zegde immers dat op Vlaams en Sociaal gebied de West-Vlamingen — in die jaren althans — extre misten waren ? De Katholieke Werkliedenbond bloeide te We velgem. (Twee jaar ging ik af en toe de eerste zondag van de maand spreken voor de algemene vergadering, tot Maes hele 50
maal hersteld was van zijn «stemverlies». ) De Katholieke Werkliedenbond werd in 1910-11 gesticht te Ardooie (Buysschaert), in 1912 te Tielt (Moncarey), Ingelmunster (Carbonez), Izegem (Dewitte). Kernen bestonden reeds te Kortrijk (Lowyck) en Bissegem (Devaere, pastoor). Het orgaan was «Het Kortrijkse Volk», «Het Izegemse Volk», «Het Tieltsche Volk». In september 1913 werd te Wevelgem de eerste alge mene vergadering gehouden, een soort «congres». Er waren meer dan 300 leden aanwezig. Met de oorlog 1914 en de be zetting viel alle bedrijvigheid stil, konden we mekaar zelfs niet bezoeken en hadden de grootste moeite om nu en dan enkele van onze bestuursleden samen te roepen. In oktober 1918 werd de streek van Menen, Wevelgem... geëvacueerd. Maes landde bij familie te Haaltert ( Oost-Vlaanderen ). Na de wa penstilstand (11-11-1918) kon hij nog in dezelfde maand te rugkeren. Wevelgem behoorde niet tot de verwoeste gewes ten. Maar, zoals in heel West-Vlaanderen, was alles ontredderd, een chaos. Vluchtelingen keerden terug uit Frankrijk, Enge land, Nederland: arbeiders, opgeëisten, soldaten en zo meer. Met de nieuwe regering leerden we ook wat «rood of geen brood» betekende. De «Mark» had in de laatste maanden van de bezetting zijn rol gespeeld; de levensduurte steeg — 1 frank per uur was een slogan geworden. Begin december nodigde Maes Buysschaert en mij uit om eens de toestand te overzien. Daar konden Buysschaert en ik zien hoe werkelijk, op drie, vier maanden, vooral in Midden- en Zuid-West-Vlaanderen, de toestanden waren veranderd en de gedachten geëvolueerd. Er werd kort na die bijeenkomst een vergadering belegd te Kort rijk met E.H. Lowijck en de «besten» van de «Gilde». Daar besloot ik, gezien de uitgever van «ons weekblad» nog in Le Havre verbleef, een nieuw blad uit te geven, orgaan van de «Syndicaten en de Kat. Werkliedenbonden». Zo verscheen te Izegem op Kerstdag 1918 het eerste nummer van «De Volks macht». In januari 1919 kwamen bij mij, te Izegem samen: Maes, Buysschaert, Carbonez, Moncarey en Lowijck. E.H. Destrooper ( Roeselare ) was nog in Frankrijk. Daar werd be slist De Volksmacht uit te geven als orgaan van de Christelijke Werkers verbonden van Midden- en Zuid-Vlaanderen. Tevens moest ik meedelen dat ik, onderpastoor benoemd te... Oostkamp, zou moeten afzien van mijn «wekelijkse» medewerking 51
aan het blad van Midden- en Zuid-West-Vlaanderen. De vriendschapscontacten bleven, hechter nog dan te voor, maar zeld zamer. Einde 1919 werd Maes proost benoemd van de Gilde te Kortrijk en van de sociale werken van het arrondissement, tevens directeur van O.-L.-Vrouw van Bijstand. Treurig was de toestand in de «Gilde»... meer dan treurig. E.H. Lowijck had getracht, onder de oorlog, in contact te blijven met de leden van de oude Studiekring, de beste bestuursleden en met Arthur Mulier. Hij had tal van oud-leden geholpen en... be waard voor de »Gilde». Wanneer Maes zijn eerste onderzoek had beëindigd kwam hij tot volgend resultaat: Christen gesyndikeerden in ’t arrondissement Kortrijk: 7000 - Socialisten: 29000. Gelukkig mocht hij rekenen op de vrijgestelde voor de textielarbeiders Gaston Bossuyt; op Arthur Mulier, die eerst de «Bakkerij» zou doen bloeien, daarna de drukkerij «Vooruitgang» zou oprichten en de man van de Gilde zou blijven; op Arthur Mayeur; Arthur Catteeuw, later Jules Coussens en Alfred De Taeye en E.H. Lowijck. In 1922 zou E.H. Schrurs, onderpastoor op O.-L.-Vrouw, zijn hulpproost wor den. Maes heeft zich nooit thuis gevoeld in Kortrijk stad. Hij was meer met Menen en het Menense vertrouwd. Zo kwam het dat Schrurs belast werd met de stad Kortrijk en de Proost het arrondissement beging. Na een paar jaren mocht de hulp proost in een conferentie te Rijsel (2) met als onderwerp «Hoe men een arrondissement gaaf houdt» verklaren: «Waar de socialisten 21000 leden telden en wij... 10000, hebben wij nu 22000 leden en de socialisten 19000». In 1926 werd de brochure uitgegeven «Het christen Werkersverbond van Kort rijk en zijn afdelingen». Sedert 1919 waren onze betrekkingen eerder schaars. In 1928, kwam ik, onderpastoor te Passendale, terug aan de redactie van de «Volksmacht». Iedere week ging ik de donderdag naar de drukkerij te Kortrijk en ging ’s mid dags bij Maes. Op de redactievergaderingen zagen we Maes uiterst zelden. Hij was te veel in beslag genomen door het nieuw werk dat hij op zich had genomen: het Lyceum O.-L.Vrouw van Vlaanderen. Hij, de pedagoog, die jaren te voor zo graag leraar was geworden, had Kortrijk begiftigd met «Hu maniora» voor meisjes en een Vlaams instituut. En de «Gilde» was in volle opgang dank zij zijn gevormde medewerkers, waar bij we nog twee plaatselijke proosten mogen noemen: Firmin 52
Decuyper te Wevelgem en Jan Decuyper te Desselgem. Maar immer was hij aanwezig op de proosten-vergaderingen waar hij een voorname rol speelde. Ik ondervond bij mijn wekelijks bezoek dat hij met zijn gezondheid begon te sukkelen. Zo ver wonderde het mij niet dat hij in november 1930 ontslag nam als «proost»; een half jaar later, mei 1931, werd hij pastoor te Waregem. De vriendschap bleef echter even echt en hecht, en dat met al de oud-proosten. E.H. Maes is een «grote proost» geweest, in de beroerde tijd na de oorlog 14-18, wanneer alles in de arbeidersbeweging in West-Vlaanderen of aan te vangen was of te herbeginnen, vooral in het Kortrijkse.
(1) Dr. Scholl, De Arbeidersbeweging in West-Vlaanderen, Brussel, 1953. (2 ) Die conferentie werd gegeven voor de Chr. Sociale Studiekring te Rijsel; ze werd uitgegeven door «Les Editions Spes» te Parijs. Een exemplaar werd geschonken aan het A.C.W. (1970). P.S. Hier en daar heb ik iets uit de «Memoires» van E.H. Maes overgenomen, maar heb vooral geput uit eigen herinnering.
53
T I ELT
VOETBALT
Onder deze titel verschenen in ons nummer 1-2, Ie jaar gang, op blz. 92, twee foto’s, waarbij onze lezers verzocht wer den ons de naam mede te delen van de personen die zij op deze foto’s herkenden. Heel wat reacties kwamen los. Wij danken heel bijzon der voor hun nuttige inlichtingen de heren Pol de Vaere en Aimé De Clercq, dhr en Mevr. Gustave De Witte-De Keyser, Mevr. Elie Bouquiaux-De Keyser. Mevr. Oscar Vermeersch bezorgde ons eveneens waardevolle gegevens en schonk ons daarenboven een pakje foto’s van dezelfde voetbalclub. De club in kwestie was de «Sporting Club Op Ons Eigen», gesticht circa 1914, teloorgegaan omstreeks 1920. Het was een zogenaamde «vrije» voetbalclub, die wedijverde met de voet balclub van onderpastoor René Vermandele. «Op Ons Eigen» speelde meestal op een weide gelegen in de Blekerijstraat, nu ingenomen door het Passionistinnenklooster, of op de weide van boer Schouppe (Kasteelstraat). Tijdens de oorlog speel den zij dikwijls ten voordele van de krijgsgevangenen. Tegen standers waren bijna onveranderlijk ploegen uit omliggende ge meenten, voornamelijk Pittem, Oostrozebeke en Ruiselede. De club speelde zelfs met verschillende elftallen. Op de foto die verscheen onderaan bladzijde 92 van bovenvermeld nummer zien wij wat kan doorgaan als het be stuur van de club; in feite was deze niet zo goed gestructureerd dat er een echt bestuur bestond. Wij drukken hierna de zelfde foto af, met vermelding van de namen: De foto werd genomen aan de achtergevel van «Oud Tielt». Naar ons weten, is geen enkele van de erop voorkomen de personen nog in leven. Op te merken is dat deze club niet de eerste voetbalclub van Tielt is geweest; vroeger had al een club bestaan, waarin o.m. Gaston Hinnekens en Marcel Desauw speelden. Ziehier, in het kort, wat wij over deze zeven personen hebben ver nomen: 54
v.l.n.r.: Richard Herman, Oscar Deschacht, Oscar Vermeersch, Gaston Hinnekens, Georges Vanden Bussche, Marcel Desauw, Victor Cackaert.
— Richard Herman werkte in de schoenfabriek van de Tsjechoslovaakse vluchteling Jean Ashl in de Gruuthusestraat (waar nu een afdeling van het Koninklijk Atheneum is gevestigd). Na de Ie Wereldoorlog werd hij beroepsmili tair en ging te Antwerpen wonen. — Oscar Deschacht was geboortig van Stene. Hij was post bediende te Tielt van 1913 tot 1931; daarna werd hij overgeplaatst naar Burcht. Hij woonde in bij Oscar De Clercq, die een «kruidenierswinkel» en beenhouwerij had in de Stationsstraat, thans nr 103 - firma Dhondt. (Later baatte Oscar De Clercq er een hotel-restaurant uit, het «Hotel de la Boucherie».) Het is bekend dat heel wat mensen die niet konden schrijven op Oscar Deschacht be roep deden tijdens de Ie Wereldoorlog om brieven te schrijven naar familieleden-krijgsgevangenen of -opgeëisten. — Oscar Vermeersch (Tielt 24.11.95 - Tielt 31.7.70) was voorzitter van de club. Daar hij zijn hele leven te Tielt heeft verbleven, is hij bij de meeste lezers wel voldoende bekend. Daarenboven menen wij dat wij hem enig onrecht zouden aandoen met een korte vermelding: hij verdient méér en beter. 55
— Gaston Hinnekens was de zoon van een leerhandelaar. In gevolge een ongeval op 5-jarige leeftijd moest hem de lin kerarm worden afgezet. Hij woonde in de Hoogstraat, hoek Van Zantvoordestraat. Tijdens de oorlog 14-18 spionneerde hij voor de Engelsen, samen met o.m. Oscar Vermeersch; in 1917 werden zij aangehouden en weggevoerd. — Georges Vanden Bussche werkte bij de RTT en woonde op de Knok ( nu Kasteelstraat 1 ). Gehuwd met Georgina Dupont, was hij dus de schoonbroer van Mevr. Oscar Ver meersch, geboren Magdalena Dupont. — Marcel Desauw was eveneens postbediende. De familie Desauw woonde in de Tramstraat (nu nr 1). Hij huwde met Gertrude Del tomme. — Victor Cackaert was bediende op het station. Tijdens de 1e oorlog woonde hij op de Rame in café «De drie klok ken» (thans nr 21 ). Later woonde hij in de Stationsstraat (nu nr. 37), waar hij bij een bombardement in 1940 om het leven kwam. Hij was gehuwd met Irma Bergez, afkom stig van Dentergem. Zijn zoon was aktief in het verzet tij dens de oorlog 40-45, werd aangehouden en onthoofd sa men met een groep andere Tieltenaren. Al deze «bestuursleden» waren eveneens spelers in één der ploegen. Op andere foto’s van dezelfde club en uit dezelfde pe riode zien wij onder meer nog: Michel Vergucht, later gehuwd met Orfa De Keyser. Hij fungeerde meestal als scheidsrechter. Emiel De Keyser, schoonvader van Michel Vergucht. Hij was uitbater van het clublokaal «Café Renaisien» in de Sta tionsstraat (thans, en sinds het einde van de Ie oorlog, «In den Ijzer»). Kamiel De Keyser, zoon van Emiel. Richard Vanden Bussche, broer van Georges. Georges Seynaeve, goalkeeper. Oscar Dhaenekindt, bediende op het station, woonde in de Kasteelstraat. Hij werd onderstationschef en later stations chef te Sint-Niklaas. Hij trad gewoonlijk op als ploegkapitein. 56
Ernest Janssens en zijn broer, die woonden in het café «De Vlaamse Duif» in de Kasteelstraat. Nesten Naessens, meester-smid, woonde Aarseelsesteenweg. Gérard Vermeulen, die in de Vijverstraat woonde en later in de Nieuwstraat. Julien Lagrou, zoon van de politiecommissaris. Georges Meulebrouck, die werkte in de schoenfabriek van Pannemaecker. Georges Decraemer en zijn broer. Georges en Robert Buysse. Julien Gillis en zijn broer. Zoals men ziet, waren er tussen al deze voetballiefhebbers aardig wat familiebanden ! Komen verder nog op de foto’s voor: Prosper Vansteenkiste, Briek Billiet, Jules De Bruyne, Wilfried Vandermeersch, Gaston Calberson, Arthur Bethune, Maurice Biebuyck, Georges De Decker, Antoon Desmet, Antoon Vermeulen, Georges Heytens, René Bruyneel, Arthur Lambert, Maurice Ameye, Daniel Hollebeke, Jozef Robrecht, Jozef Destoop, Gustaaf Van Eeckhoutte, Edgard Maes, André Demeester, Je rome Maes, Félix Goethals. Wie méér inlichtingen bezit over deze voetbalclub of over de hierboven besproken figuren, zal door ons uiteraard met open armen ontvangen worden. En tot slot: zou iemand het ooit aandurven eens de ge schiedenis van de verschillende Tieltse voetbalclubs te schrij ven ? Naar onze mening zou het een heel boeiend hoofdstuk worden. Ph. DE GRYSE
57
ZO HET
LEEFDE JONGSTE
GEDURENDE HALFJAAR...
I. AARSELE 192
Het Parochiaal Jeugdverbond levert een goede prestatie met de uitgifte van «De Zilveren Gids» ! Daarin vindt men de nieuwe straatnamen en nummers, het plan van de gemeente, de verschil lende diensten van de gemeente en heel wat andere wetenswaar digheden.
193
Zondag 4 juli 1971 wordt het 50-jarig bestaan van Boeren- en Boerinnengilde gevierd. Onder het motto «Ieder voor Allen; Allen voor Ieder» werd de gilde gesticht op 14 december 1919. De eerste voorzitter was Cyriel Devos. Onafgebroken werkte de gilde verder en telt nu zowat honderd leden onder het voorzit terschap van Jozef Vander Straeten.
194
Het Brandweercorps van Aarsele wordt beter uitgerust en krijgt een grotere personeelsbezetting. Voor het eerst was er sprake van een brandweercorps in 1935, maar de officiële erkenning — door gemeente en provincie — volgde pas in 1937. Twee jaar later beschikten de spuitgasten over een draagbare pomp met benzinemotor en weldra konden ze ge bruik maken van een eerste wagen. Pas in 1958 kochten ze een tweedehandse tankwagen af van het Amerikaanse leger. Door de verplichte ministeriële reorganisatie werd besloten tot een volledi ge en degelijke uitrusting. Reeds in 1969 werd op de gemeente begroting een som van 1.650.000 fr. uitgetrokken. Het materieel omvat thans: een nieuwe halfzware tankwagen, die volledig zelf standig kan ingeschakeld worden, een wagen voor vervoer van ander materieel en personen, die daarbij nog een draagbare pomp meetrekt. In het totaal beschikt het corps nu over vier pompen en een kleine tweeduizend meters slangen. Of luitenant-bevelhebber Mare Van Overschelde niet fier mag zijn !
195
Niet alleen door aangename gebeurtenissen raakt een dorp bekend, ook soms door erg droevige ! Zo een triestige gebeurtenis is de vliegtuigramp op 2 oktober 11. waarbij een Britse Vanguard neer stortte naast de Dauwebeek. Hierbij verloren 55 passagiers en 8 bemanningsleden het leven.
58
IL DENTERGEM 196
Op initiatief van de cultuurvereniging «Dandilo» werd een groepstentoonstelling onder de naam «Kreateam» gepresenteerd. Vijftien plaatselijke kunstenaars tonen er het resultaat van hun kreativiteit. Naast olieverfschilderijen zag men er ook werken in pastel, houtskool, keramiek, potlood- en pentekeningen, collages en zelfs poëzie.
197
Traditiegetrouw trekken een tiental bedevaarders te voet naar Halle.
198
Tijdens de gemeenteraad werd definitief het Bijzonder Plan van aanleg aanvaard.
199
Opnieuw feest: nu is de muziekvereniging Sint-Cecilia aan de beurt ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan. De vereniging bestaat sedert 1821 en dit zonder onderbreking. De kenspreuk: lever en Eendracht. Vanaf juli 1971 draagt de harmonie de titel «Koninklijke St.-Cecilia Harmonie». De «koninklijke» titel werd haar pas verleend.
200
Dat men ook hier lang kan leven bewijst het diamanten huwe lijksjubileum van Adolf Debacker en Herminie Lambrecht.
201
Het probleem van de vrije tijdsbesteding van de jeugd wordt weer wat kleiner nu het jeugdsportplein officieel werd geopend. 59
Het plein is gelegen in de Wontergemstraat en het omvat o.m. een volley- en basketplein.
III.
EGEM
202
Het Parochiaal Centrum zal verder opgeschikt worden. Daartoe werd naar geld uitgezien. De oplossing zag men in een dansfeest, opgeluisterd door de vedette Anneke Desender.
203
«Lang zullen ze leven ...» klonk ook hier ter gelegenheid van het gouden huwelijksjubileum van C. Deswarte-Vandeputte.
IV.
KANEGEM
204
In de maand mei hielden de chirojongens een reuze-verkoop van ... spuitbussen voor insektenbestrijding, om hun kas wat gezonder te maken. Het werd een groot succes. De jongens maakten daar bij gebruik van versierde verkoopskarretjes. Het echtpaar Jules Demeulemeester - Martha Comyn vierde zijn gouden jubileum en dat werd traditioneel met een grote hulde gevierd.
205
206
Te Kanegem probeert men het eens anders: de jaarlijkse wielerbedevaart dit jaar naar Oostakker.
207
Het Bijzondere Plan van Aanleg Oost-West werd goedgekeurd. Het gaat hier over een strook gelegen tussen de Tieltstraat en de Aarselestraat.
60
208
E.H. G. Vandeplassche vierde zijn zilveren priesterpubileum. Hij is thans ook proost van het arrondissementeel bestuur van de boerenbond.
209
— Aangezien Kanegem niet is aangesloten op een openbaar watervoorzieningsnet en er acuut gevaar voor drinkwatertekort bestaat, zal de gemeente zorgen voor eigen waterwinning, o.m. door middel van een boorput. — Donker wordt verder bestreden met de uitbreiding van de openbare verlichting.
V. MEULEBEKE 210
Het Rerum Novarumfeest was aanleiding voor een tweede uit gave van een zangwedstrijd «Ontdek de Ster» ... en er was zelfs een prijs van de pers te verdienen !
211
Het was dit jaar eenendertig jaar geleden dat, in de omgeving van het station, het achtste Linie 9 Kie van het Belgische leger slag leverde tegen de Duitsers. Zevenentwintig Belgische soldaten ver loren er het leven. Dit werd dit jaar opnieuw herdacht door de wapenbroeders en familieleden met een bedevaart naar Meulebeke en een bezoek aan de plaatsen waar zij sneuvelden.
212
Ter gelegenheid van de kermis werd door het feestcomitee op nieuw een tentoonstelling voor schilderkunst en beeldhouwwerk georganiseerd. De jonge kunstenaars waren ditmaal: Rik De Jonckheere, beeldhouwer, Josee Maes, tekenares en Rik Vermeersch, schilder.
213
— Te Marialoop vierden de echtgenoten Aimé Bekaert-Biebauw hun gouden huwelijksjubileum. — De Sint-Antoniusparochie Meulebeke-Pittem-Ardooie bestaat 35 jaar. De bewoners van ’t Veld hebben dat dan ook pas send gevierd. De oprichting van deze parochie werd bij K.B. van 1/12/36 goedgekeurd. De animator van het eerste uur was E.H. Scherpereel, toenmalig pastoor van Meulebeke. Eerst maakte men gebruik van de kapel van de Veld'school. In 1940 begon dan de bouw van de huidige kerk. Door de oorlog werd het werk herhaaldelijk stilgelegd. Pas in 1951 werd de kerk voor het eerst in gebruik genomen. Hierbij kunnen we ook nog aanstippen dat E.H. Scherpereel, naar aanleiding van zijn briljanten priesterjubileum, door de Meulebeekse oudstrijders gevierd werd, daar hij hun ere-voor zitter is. E.H. Scherpereel verblijft thans in het rustoord. 61
214
Vermeldenswaardig is vast en zeker de beslissing van de gemeen teraad om de Bosterhoutmolen aan te kopen en over te brengen naar het domein Ter Borcht. Een prijs van 100.000 fr. werd voor de verkoop berekend. De molen is geklasseerd en zal bij de ver plaatsing gerestaureerd worden. De molen zal als bezienswaardig heid deel uit maken van de geplande molenroute. Hij zou reeds meer dan tweehonderd jaar oud zijn, want zijn inscriptie spreekt van 1766. Het is een staakmolen die geklasseerd werd in 1930 en opnieuw na de tweede Wereldoorlog. Vermelden we nog dat deze molen de storm van 1941-1942 getrotseerd heeft, alhoewel niet zonder schade, terwijl twee andere molens uit de omgeving neergeknakt werden, nl. een te Ingelmunster (de molen van Monteyne, die stond langs de weg naar Oostrozebeke ) en een te Lendelede (deze van Vervaecke).
215
Sportgebeurtenis met allure: «De 24 uren van Meulebeke»... voor wielertoeristen. Er verschenen zeventien ploegen van vier leden aan de start.
216
Sedert enkele jaren bestaat de traditie dat het gemeentebestuur de laureaten van de schoolgaande jeugd uit alle afdelingen op een receptie ten stadhuize uitnodigt. Ook dit jaar weer en er wa ren vijf laureaten !
217
Massale belangstelling voor de huldiging van de twee honderd jarigen. Het werd echt het «feest van de eeuw». De feestelingen waren Aloïs Goudsmet en Sidonie Neirinck. De twee jubilarissen zijn rasechte Meulebekenaren.
62
218
Met de grote kermis konden we een geslaagde attraktie zien: het feestcomitee van de Stationsstraat had een tekenwedstrijd voor kinderen ... «op straat» georganiseerd. Er werden 123 deelnemers geteld, allemaal beneden de twaalfjarige leeftijd.
219
Nogmaals een heuglijke dag voor een gehuwd echtpaar en de familie: de heer en mevrouw Jules Tytgat en Elisa Vanhaeverbeke stapten 60 jaar geleden in het huwelijksbootje en bereikten dus nu de «diamanten haven».
VI.
OOSTROZEBEKE
220
De overbekende Volksdansgroep «Die Rooselaer» gaat de Vlaam se Volksdans demonstreren in talrijke Noorse steden. Voor de boeg: een veertiendaagse tournee van 5.000 km.
VII. PITTEM 221
In het weekblad De Zondag verscheen opnieuw (1 4 /5 /7 1 ) de «Pitthemsche Chronicke», waarin tal van bejaarde mensen aan het woord komen en aldus een stukje verleden opnieuw levend maken. Tevens vonden we er een oude foto van de Kauwstraat ! De auteur van de kroniek is W. Devoldere.
222 Voor de vijfde maal had een Ontdek de Ster-wedstrijd plaats. Dit op initiatief van de jeugdclub Topecom. Hans Vankeirsbilck behaalde voor de tweede maal de titel van Ster van Topecom. 63
223
Het echtpaar Jozef Dewitte - Maria Demuyt vierden hun gouden huwelijksjubileum: Jozef, geboren te Tielt, is tweeëntachtig jaar en Maria, afkomstig van Ruiselede, is er eenentachtig.
224
Het avond- en nachtverkeer zal steeds veiliger kunnen gebeuren, nu de straatverlichting fel wordt uitgebreid. Er bestonden reeds 332 lichtpunten en er komen er nu 198 bij.
225
Nogmaals gouden huwelrksjubileums: Justin Dewaele - Helena De Deygere; Jozef Vercouter - Magdalena Van Daele; Jozef Meeuws Gabrielle De Deurwaerder. Detail: de heer Valère Arickx is een schoonzoon van dit laatste echtpaar.
226
Het Pittemse centrum lijkt op één grote werf: de gasleiding is volledig vernieuwd, nieuwe aansluitingen op het rioleringsnet werden uitgevoerd. De nieuwe wegbedekking op het Marktplein draagt bij tot een mooier uitzicht van het centrum.
227
Aan de Kromte te Pittem werd een derde sociale wijk gepland. «De mei» werd reeds op de daken gezet en men voorziet dat de woningen in april woonklaar zullen zijn.
228
De zusters van Maria krijgen een nieuwe algemene-overste in de persoon van zuster Storme. De congregatie heeft in Pittem haar moederklooster. In het totaal telt de orde zo wat 700 zusters en daarvan zijn er ongeveer 150 als missie-zuster werkzaam.
229
Opnieuw «Zotte Maandag»-viering met een prachtige stoet en vuurwerk tot besluit.
230
Milac is 25 jaar oud en op 10 oktober werd dat met een groot se viering herdacht. Aan de basis van de Pittemse Milac stond de heer Gillis Vergote, die voorzitter werd én het nog altijd is !
231
Een uitermate goed bekende culturele gebeurtenis is zeker het Filmforum van het gewest Tielt, dat zijn films presenteert in ciné Alfa. Het dertiende speeljaar is op 28 oktober 11. gestart met een inschrijving van 550 abonnees.
V III. POEKE 232
Een nieuw schoolcomplex, bestaande uit twee klaslokalen en een sanitaire-inrichting, wordt opgetrokken en in het centrum van de gemeente wordt een drinkwaternet aangelegd. Ook andere straten zullen later kunnen aansluiten daarop.
233
Het kasteel van Poeke wordt nu in gebruik genomen als openluchtschool onder de naam Heide en Duinen. Wijlen barones Ines Pijcke de Peteghem had haar domein overgedragen aan het
64
Nationaal werk voor Schoolkoloniën en zo werd het ter beschik king gesteld van Heide en Duinen. Het is een school geworden voor fysisch zwakke kinderen, die er een periode van drie tot zes maanden doormaken.
IX. RUISELEDE 234
Prachtig initiatief te Kruiskerke: een fotowedstrijd met als thema: Landelijke alleenstaande Huisjes.
235
Ruiselede beschikt over een nieuw brandweerarsenaal, gelegen in de Aalterstraat.
236
— Op initiatief van de heemkundige kring van het Zuid Bulskampveld en de vereniging «België in de Wereld» werden de gemeenten Lotenhulle, Poeke en Ruiselede met zijn parochies Doomkerke en Kruiskerke in éénzelfde plechtigheid betrok ken, ni. de Edward Coryn-hulde. Edward Coryn was de eerste consul te Moline, V.S.A. Deze hulde ging gepaard met de onthulling van een gedenksteen, een werk van beeldhouwer Mestdagh uit Knesselare. Op de plechtigheid waren ook heel wat Amerikanen aanwezig. — Nu we toch over Ruiselede bezig zijn, vermelden we nog een andere «karaktertrek» van de gemeente. Een snuggere heeft uitgekiend dat het aantal cafees de laatste jaren fel is terug gelopen. Vóór de oorlog 1914-18 telde Ruiselede-DoomkerkeKruiskerke 169 herbergen... nu nog slechts tweeëntwintig !
237
Genoteerd: oprichting van een Wielertoeristenclub onder de naam «De Molentrappers». Pas van wal en de club telt reeds 75 leden, waaronder ook heelwat vrouwen !
238
«Waarom altijd vreemde pluimen ...» dacht de heer Herman Claeys en hij spande het legendarische «paard» voor de wagen om een tentoonstelling te houden waar de «Ruiseleedse kunst 71» zou getoond worden. Dit initiatief werd dan verder uitgewerkt door de jeugd- en kultuurraad in samenwerking met het gemeente bestuur.
X. TIELT 239
Op 1/2 mei, 19e Europees muziekfestival voor de jeugd te Neer pelt (NL): Pro Musica ( St.-Jozefscollege ), gesticht in 1967, be haalt tweemaal de hoogste onderscheiding (in groep 1 en groep 2): Ie prijs met lof der jury. Daarbij nog de medaille van het ministerie van nationale opvoeding en Nederlandse cultuur. 65
240
Zonder het minste officieel vertoon wordt een deel van ae Krommewalstraat, nl. over de Ringlaan, omgedoopt tot «Burggraaf Vande Vyverelaan».
241
Rustoord: als aanloop tot de stichting van een kaarters- en een biljartclub wordt een eerste tornooi op touw gezet. Dit gelukkig initiatief beoogt de vele vrije tijd der bejaarden een nieuwe ziel in te blazen.
242
Op 3 mei 1771 werd het eerste klooster der Zusters Passionistinnen gesticht door Paolo Danei. Dit feit wordt in besloten kring gevierd in de gemeenschap der Passionistinnen te Tielt. Op 19 juni volgt dan de officiële en openbare feestviering: H. Mis door Mgr De Smedt, opgeluisterd door Zanglust. Op 19 en 20 juni krijgt het publiek de gelegenheid het klooster te bezoeken. Vermelden wij terloops dat de eerste steen van het Passionistinnenklooster van Tielt gelegd werd op 21 juni 1904, op grond geschonken door een zekere Mevr. Van de Walle. Vanuit Tielt werd een klooster gesticht te Sittard (N l.) in 1938 en te Heule in 1953.
243
Tweehonderd muziekliefhebbers wonen, op 9 mei, in «De Gilde» het lenteconcert bij van de harmonie «Vermaak na Arbeid».
244
Originele reuze-waterbetoging op 14 mei. Initiatief: Actiecomitee Kortrijkstraat. Sindsdien: geen enkele wateronderbreking meer. Maar dat zal wel toeval zijn.
245
Half-mei werft de Tieltse Atletiekclub weeral (cfr nr 145) een trainer aan: Herman Vandenbussche, afkomstig van Roeselare, sinds enkele maanden Tieltenaar, leraar aan het college.
246
De autobuslijn Tielt-Roeselare wordt afgeschaft. Eénparige posthume verontwaardiging van de gemeenteraadsleden.
247
Voor de vierde maal wordt de beker van de stad Tielt voor be drijfsvoetbal uitgereikt. Winnaar: Erta.
66
248
De schoenfabriek PVBA Juva (u weet wel: de Juvaboys van de voetbal ...) sluit haar deuren wegens faillissement. O Tieltse nij verheid !
249
Michel Cloet, lector aan de KUL, afkomstig van Pittem en lid van onze kring, houdt op 28 mei voor onze leden een uiterst interessante lezing over het leven in de dekenij Tielt in de 17e eeuw.
250
In het kader van Sportiva 71 wordt dooi de Tieltse Atletiekclub tijdens het Pinksterenweekend o.m. «De Twaalf Uren van Tielt» ingericht: er werden juist geteld 205,905 km gelopen. In de driekamp voor miniemen (hoog- en verspringen, kogelstoten) be haalden Marijke Van Nieuwenhuyse en Karl Libeert de eindover winning.
251
Op 6 juni wordt de 3e Blanca-Gyselen-prijs voor poëzie toegekend aan de Tieltse dokter Wilfried Vancraeynest.
252
Op het proefbedrijf «Mariënhove», 17e Zomerfeest op 13 juni. Modeshow van werkkledij. Deken A. Duforret zegent de nieuwe gebouwen. Het Land- en Tuinbouwinstituut van Tielt telt thans 197 leerlingen.
253
Na zijn mede-medepastoor R. Verhelst (cfr nr 112), viert E.H. Aloïs Desmet zijn zilveren priesterjubileum. Aloïs Desmet werd geboren te Dentergem op 11.6.21. Hij liep college te Tielt. Na zijn priesterwijding op 13 juni 46, wordt hij bewaker en leraar aan het college te Waregem. Sinds juli 55 is hij medepastoor op St.-Pieters te Tielt.
67
254
De 14e poëzieprijs van de stad Heist wordt gedeeld door Walter Haesaert uit Tielt en Frank De Crits uit Brussel ( 13 juni).
255
Oudstrijders uit Brignoles komen hulde brengen aan hun ge sneuvelde landgenoten 14-18.
256
Rudolf Werthen, sinds 9 jaar leraar aan de Stedelijke Muziekaca demie, behaalde de 7e plaats in de Koningin Elisabethwedstrijd voor viool 1971. Op 27 juni wordt hij tijdens een receptie op ons stadhuis gehuldigd. Rudolf Werthen is geboren te Mechelen en woont thans te Gent.
257
E.Z. Ambroisine (in de wereld Eudoxie Mahieu, ° Wervik 26.6, 92) overleed in het Stedelijk Rustoord Deken Darras, waar zij, als verpleegster-verzorgster, op 31.5.20 aankwam. Sinds 1965 was zij op rust. In 1920 telde het rusthuis ( + wezenhuis) een gemeenschap van 18 kloosterzusters (Zusters van Liefde van Roeselare); nu zijn er nog slechts vijf.
258
Op de O.L.V.-parochie draait de vakantiewerking voor de tweede maal op volle toeren, nadat het proefjaar verleden jaar als ge slaagd werd beschouwd. Aan de jeugd wordt regelmatig ontspan ning in de vrije natuur geboden, alsook jeugdmissen, die zorg vuldig worden voorbereid. Een 100-tal jongeren zijn regelmatig aanwezig.
259
Op 3/4 juli, Vlaamse kermis op de St.-Jozefsparochie. Vermel denswaardig ? Ja, als men bedenkt dat het de 15e keer was en dat dergelijke feesten nu toch stilaan een zeldzaamheid worden,
260
Tielt gaat verder met een treurige traditie: de verwaarlozing van de omliggende gemeenten. Op de 3e Wakkense Handelsbeurs blonken alle Tieltse instellingen, inrichtingen, handelaars en mid denstandsorganisaties uit door een schitterende (en misprijzen de ? ) afwezigheid.
261
De 5e Poëzieprijs van de Stad Tielt wordt niet toegekend door de jury, «omwille van de waarde van de prijs zelf». Wel worden twee aanmoedigingspremies toegekend: aan Dr Wilfried Vancraeynest uit Tielt en Daniël Van Ryssel uit Gent. Ook enkele bijzondere vermeldingen, o.m. voor onze stadsgenoot Guido Haerynck. Tijdens de prijsuitreiking kwamen Clem Schouwenaars, Willy Spil lebeen, Walter Haesaert en Eugeen Van Itterbeek aan het woord. Er waren 762 inzendingen.
262
Voor de 13e keer Europafeesten. Met academische zitting, maar zonder Vanden Boeynants. Met praalstoet. Met reclamespandoeken in de straten. Met de tentoonstelling «120 jaar Goede Vrienden». Met vuurwerk. Met de traditionele Walter Kunnen. Met een na-
68
tionaal salon «De vrouw artieste» (in het NCMV-lokaal in de Hoogstraat, het programmaboekje ten spijt) met o.m. de Tieltenaars Jeanne Loosveldt, Augusta Hoste (Tielt 7.11.81 - Tielt 7.10.65) en Rosane De Clercq. Met bierbatjes. Met tentoonstellin gen in alle hoeken van de stad. Met een Europarally voor wieler toeristen uit Oost- en West-Vlaanderen. Met een verkoopdag in de Kortrijkstraat. Met een wijnproef. Met Amerika, maar zonder Engeland noch de Skandinavische landen. Met een experimentele expositie, met gecensureerde affiche, die één dag vroeger sloot dan in het programmaboekje vermeld. Zonder Eurofriet. Met de Stadsharmonie van Lausanne. Met een mini-praalstoet op zaterdag. Zonder reuzetent. Met een volksdansfestival. Zonder opgeschikte voorhal in het stadhuis. Met fanfares uit bijna alle Westvlaamse gemeenten. Met Europavissing (of zonder ? want de vissing ging door te Ingelmunster ). Zonder veel publieke belangstelling voor de 11 juli-viering. Met Walter De Buck in Harlekijn. Met Chansakabarflet, maar zonder veel publiek, en posterpakkettentoonstelling in Malpertuis (met werken van o.m. Tieitenaar Albert Ru bens). En, gelukkig, met zon ! 263
Van 12 tot 23 juli brengt een Chirogroep van Tielt een onver getelijke vakantie door in Zwitserland. En of er aan alpinisme werd gedaan !
264
Winningen aan de Moezel verwelkomt op 24 juli de 100e Tieltse bezoeker van het jaar 71. Dat daar heel wat moézelwijn bij te pas kwam, hoeft wel niet verduidelijkt.
265
Voor de 70e keer houden de inwoners van de Beren- of St.-Jan straat hun St.-Annafeesten. Ditmaal komt er een ontvangst op het stadhuis bij (25 juli).
69
266
E.H. Aurèle Chanterie, student aan het «Institut Catholique» van Parijs, wordt benoemd tot leraar aan ons St.-Jozefscollege. E.H. Jozef Hostens, leraar aan datzelfde college, wordt in dezelfde hoe danigheid benoemd aan het St.-Amandscollege te Kortrijk. E.H. Roger Decock, medepastoor te St.-Andries, wordt benoemd tot Algemeen Direkteur van de Zusters van het Geloof, ter ver vanging van wijlen E.H. Nolf (cfr nr 173).
267
Sinds 2 augustus betrekt Tielt, benevens uit St.-Léger zoals voor heen, ook water uit de nieuwe winning van Beernem. Dit laatste water heet veel zachter te zijn.
268
Onze brandweer neemt bezit van een nieuwe brandbestrijdingswagen (kost: 1,6 miljoen, waarvan 1/4 ten laste van de stad). De vorige wagen, 17 jaar oud, wordt afgedankt.
269
Op Watewy, twee tenniskampioenen: Filip Desmedt bij de jon geren, Frank Dewispelaere bij de heren.
270
Aan de nederlaag van Tielt in «Spel zonder grenzen» te Blackpool op 18 augustus, ten aanschouwe van miljoenen TV-kijkers, verspil len we best niet te veel woorden.
271
En of onze stadsgenoten reizigers zijn: de misdienaars van de St.Jozefsparochie reizen twee dagen lang doorheen Oost- en WestVlaanderen (23-24 augustus), terwijl 87 leden van de grootoudersclub, waaronder 10 Meulebekenaren, een eendagsreis on dernemen naar Parijs op 21 augustus.
272
Tieltenaar Jozef Vandendriessche behaalde verschillende titels van nationaal kampioen in atletiekwedstrijden voor gehandicapten. Hij werd, samen met zijn sportmakkers van de «Doven De Haerneclub» (Kortrijk), gehuldigd op ons stadhuis door het stads bestuur en zijn werkgever, de uitgeverij Lannoo.
273
Op het stadhuis worden, op 5 september, René De Seranno, zijn vrouw, hun zoon en schoondochter officieel ontvangen. Deze Tieltenaar vertrok in 1922 naar de V.S., waar hij thans aan het hoofd staat van een moerenfabriek te Detroit. Na de ontvangst werd door de Tieltse Amerikaan een middag maal aangeboden aan al zijn klasgenoten, waaronder Antoon Van der Plaetse, die overigens de hele feestelijkheid had georganiseerd. Waren ook aanwezig: E.P. Verthé («België in de wereld»), Mgr G. Maertens (vice-rector van de KUL) en Will Ferdy. In «De Zondag» verschijnt een reeks artikelen over R. De Seran no, van de hand van een journalist die hem ter plaatse ging bezoeken.
274
De gemeenteraad beslist op 8 september: oprichting van een zesde jaar notenleer aan de Stedelijke Muziekacademie; met de bouw
70
van het zwembad zal begonnen worden zonder de steeds maar uitblijvende staatstoelagen af te wachten. 275
Tijdens een méér dan 3 uren durende Algemene Vergadering, waar bijna alle Tieltse culturele verenigingen vertegenwoordigd waren, gaat de nieuwe Culturele Raad van start op 10 septem ber: goedkeuring der statuten en verkiezing van de beheerraad: Lucien Tyteca (voorzitter), Piet Vanden Berghe (ondervoorzit ter), Maurice Baertsoen (secretaris), Romain Vanlandschoot, Noël Stevens, Jean Lemey, Philippe De Gryse, Luc Haeck, God fried Lannoo, Paul Vandepitte, Leon Vandamme, Robert Van neste, Robert De Craemer, Adiel Van Daele en André Vandeputte.
276
Met ruim 8.000 bezoekers overtrof de Tieltse Handelsbeurs ( 1016 september) alle verwachtingen. Zou de keurige stand van onze heemkundige kring daar voor iets tussen gezeten hebben ? De talrijke foto’s uit de Ie Wereldoorlog en van het verenigings leven tussen beide oorlogen in, welke tentoongesteld waren in onze stand, wekten in ieder geval een grote belangstelling. De vorige handelsbeurs werd gehouden in 1963.
277
Tweede tweetalige modeshow van een bekend Tielts modehuis in «El Parador» (24 september).
278
Op 24 september gaat in de Europahal («Eurohal» heeft officieel afgedaan) de Ie Tuin- en Natuurhobbyshow open.
279
In het kader van de 25e verjaardag van het Belgisch-Nederlands cultureel verdrag, en mede in het kader van het 120-jarig bestaan van de Goede Vrienden: congres op 2 /3 oktober van 7 Neder landse en Belgische muziekfederaties, in El Parador. Verscheidene muzikale optredens in de Europahal.
280
Samen breken, op 6 oktober, 180 Tieltenaren een Tielts record: dat van het grootst aantal bloedgevers op één inzameling.
281
In de nummers 33-34-35 van «De Zondag» publiceert Gérard Vervaeke een tweede reeks jeugdherinneringen aan de St.-Janstraat. Op 13 oktober beslist de gemeenteraad met algemeenheid van stemmen «in principe» de grote toneelzaal van het Gildhof terug bruikbaar te maken voor toneel- en muziekopvoeringen. De nieu we Culturele Raad werd niet geraadpleegd. De brandweer zal dus «in principe» deze zaal moeten verlaten en krijgt «in prin cipe» een nieuw arsenaal. Maar eerst bouwt men nog voor hen een tweetal garages op de koer van het Gildhof (raming: 250.000 fr. ); de poorten worden deze keer hoog genoeg gemaakt. Dezelfde raad beslist ook eenparig de Europahal, destijds opge trokken als stadsmagazijn, sinds kort omgedoopt tot «polyvalent
282
71
gebouw», nog polyvaienter te maken door het bijbouwen vart kleedkamers, sanitair, stortbaden en bar. 283
Op initiatief van enkele oudleerlingen wordt Broeder Marist Emiel Van Poucke in het college op 17 oktober gehuldigd. 60 jaar kloosterleven kan al tellen ! Hoewel Broeder Emiel al 40 jaar uit Tielt weg is, zijn hier nog tal van mensen niet vergeten dat zij bij hem het 4e studiejaar hebben gevolgd (1921-31), dat hij hier de stichter was van de openbare biblioteek, zich zeer verdien stelijk heeft gemaakt in de vakschool en de bezieler was van tal van Vlaamse kermissen ten voordele van de Tieltse missionarissen. Na zijn verblijf te Tielt was Broeder Emiel ook zelf gedurende 33 jaar als missionaris werkzaam in Kongo en Burundi. Door Henri Dedeyne, zijn jongste oudleerling, werd aan de jubi laris een portret overhandigd, geschilderd door Leon Vandamme,, één van de opvolgers van de Broeder in het 4e studiejaar.
284
Hoewel de verjaardag reeds voorbij is (28 mei 61 - 28 mei 71), verschijnt in «De Zondag» van 22 oktober nog een interessant overzicht over 10 jaar werking van de St.-Pieters-missiebond.
285
Met zijn studieweekend van 22/23 oktober over «De derde we reld en onze verantwoordelijkheid» bewijst de Stichting Lodewijk De Raet o.m. dat Tielt wel degelijk mensen uit het omliggende, en zelfs uit Izegem en Waregem, kan aantrekken; als het maar de moeite loont ...
286
Op 23 oktober wordt de Provinciale Prijs voor Grafische Kunst toegekend in het Gildhof, alwaar een deel der ingezonden werken tentoongesteld blijven.
72
287
Verscheidene jeugdverenigingen spannen samen om de film «Een dag loon», over het ontwikkelingsprobleem in Latijns-Amerika en meer bijzonder in Brazilië, in Tielt te vertonen, en het daaropvol gend debat te laten leiden door Jan Talpe, goed vertrouwd met de Braziliaanse toestanden en Brazilië uitgewezen wegens «sub versieve aktiviteiten». Dit als bekroning van een anti-11.11.11.actie en als inzet van een verdere actie (zo wordt toch gehoopt). Weinig volwassenen aanwezig.
288
Verschijning van het eerste nummer van het stedelijk informatie blad «Info-Tielt».
289
Onder impuls van de ploeg voorzitter-secretaris van de nieuwe Culturele Raad verschijnt de culturele kalender voor het eerst onder gedrukte vorm.
290
Een rijke schare aanwezigen snoepen van de lezing van Dr Michiel De Bruyne over «De bende van Bakelandt». Een avond ingericht door onze kring (2 november).
XL WAKKEN 291
De gemeente wordt opgeschrikt door een hevige brand in de wasserij «Edelweiss». Het bedrijf wordt totaal vernield en meer dan vijftig personen worden werkloos.
292
In de lokalen van de gemeentelijke Jongensschool en de zaal Ritz vindt de Derde Handelsbeurs van Wakken plaats. Dit onder het impuls van de oudervereniging.
XII. WINGENE 293
Hier blijft de mei-maand synoniem met Maria-maand: de kapelle tjes worden versierd en ’s avonds vergadert men er om te bidden. Verder is er elke donderdagavond rozenhoedje op de wijk «Het Raakske» en de jaarlijkse danknovene gaat door bij de Lourdesgrot op de Zandberg. Ook worden cars ingelegd voor een reis naar Öostakker en wordt er ingetekend voor een Lourdesreis.
294
De Sint-Amanduskerk heeft dringend een oppoetsbeurt nodig en daarom werd gehouden ... een geldinzameling onder de bewoners van Wingene.
295
We noteerden een folkloristisch evenement op zondag 20 juni: de 21e Witte Koers ofte het officieel kampioenschap van België voor Brood- en Banketbakkers. 73
296
Als een echte vondst signaleren we «de grote avondmarkt» ter gelegenheid van de kermis. Deze gebeurtenis verliep in echt Breughelse stijl want de marktkramers lieten een vrolijk staaltje verkoopkunst zien.
297
En dat feesten een deel van hun leven is bewijzen de Wingenaars met de «wedergeboorte van Stretjeskermis», daarmee bedoelen we de feestelijkheden in de Futselstraat.
298
En het feest van het jaar is voor Wingene de alom bekende Breughelfeesten, die dit jaar op 12 september doorgingen. De volkstoeloop was enorm en typisch hedendaags met heelwat verkeers opstoppingen aan de toegangswegen tot de gemeente. De praal stoet was van het hoogste gehalte.
X III. ZWEVEZELE 299
Jaarlijkse ommegang ter ere van Sinte-Aldegondis, patrones van Zwevezele, die wordt aangeroepen tegen kanker.
300
Dat de Vlamingen «renners» zijn werd nog eens bewezen door twee dappere peddelaars die per fiets naar Lourdes vertrokken: de heren Fausto Devriese en Louis Kesteloot.
301
Enigszins uniek was wel de viering van vier gouden huwelijks jubilea. De jubilarissen: de echtparen T. Taeckens-Ide, A. Deblaere-Jacob, H. Lanckriet-Deneweth en U. Deschout-Meerschaert. Pb. D E G R Y S E
74
en R . D E C L E R C K
DIVERS
— De Heer Joseph Baert uit Tielt overhandigde ons een brief waarin de Heer Jozef van Overstraeten, voorzitter van de V.T.B., een verklaring geeft voor de naam Tielt. We cite ren: Wij ontmoeten in 1119 de naam de Tileto, in 1128 Tiled en Tileth. Die woorden stammen opvallend duidelijk uit het Germaanse kollektief teulothu, bij teuli, dat tuil, struikgewas betekent. Er is ook nog een Oudnederlands woord tuyl, met de betekenis «bouwland». Ik meen echter dat we moeten blijven bij «struikgewas». Reacties op deze verklaring zijn zeer welkom. Wie uitvoe rig op deze naam wil ingaan, krijgt hiervoor de nodige ruimte in onze volgende nummers. — Het doctoraal proefschrift «Het kerkelijk leven in een lan delijke dekenij van Vlaanderen tijdens de XVIIde eeuw. Tielt van 1609 tot 1700» (Leuven, 1968), van ons mede lid dr M. Cloet werd door de Koninklijke Akademie van België (Klasse der Letteren) bekroond met de prijs de Saint-Genois 1970. Dit is een vijfjaarlijkse prijs voor een historische of literaire studie. We feliciteren dr M. Cloet met deze hoge onderscheiding. Een bewijs van zijn gewaardeerde activiteit is eveneens het verschijnen van een nieuwe lijvige studie van zijn hand: «Karel-Filips de Rodoan en het bisdom Brugge tijdens zijn episkopaat (1602-1616)», Koninklijke Vlaamse Akade mie voor Wetenschappen, Brussel. — De familie De Roo wordt intens bestudeerd door de pastoor van Vinkt, E.H. Frans Michem. Hij verwees naar dokter De Roo uit Roeselare die een levendige belangstelling heeft op het gebied van de familiekunde. We ontvingen ook en kele gegevens van Mevrouw Maria Maertens-Verkinderen uit Bavikhove. We durven hopen mettertijd een uitvoerig artikel over deze familie te mogen opnemen. 75
We vernamen het overlijden van drie van onze leden, de Heren Georges Bruyneel en Raoul Callewaert uit Tielt, en de Heer Arthur Verhoustraete uit Aalter. Aan de families bieden we onze oprechte deelneming aan. We danken de Heren Jozef De Leersnyder en AimĂŠ De Clercq uit Tielt voor de documenten die ze ons schonken. We hopen dat hun voorbeeld gevolgd wordt.
HET BOEKENHOEKJE VAN DE HEEMKUNDIGE Michel Cloet,
K a r e l-F ilip s d e R o d o a n en h e t b is d o m B r u g g e ti jd e n s z ijn e p is k o p a a t ( 1 6 0 2 - 1 6 1 6 ) , Koninklijke Vlaamse Akademie voor We
tenschappen, Brussel (370 blz. - 860 fr. ). Michel Cloet,
H e t k e r k e l ij k le v e n in e e n la n d e lijk e d e k e n ij v a n V la a n d e r e n ti jd e n s d e 1 7 e e e u w - T i e l t v a n 1 6 0 9 t o t 1 7 0 0 , Universitaire
uitgaven, Leuven, 1968. Cafmeyer, Stalpaert, Callewaert, Lowyck, Geldhof, D e H . G o d e l i e v e in d e v o lk s v e r e r in g 1 0 7 0 - 1 9 7 0 , Bond van de Westvlaamse Folkloris ten, Brugge (P.R. 45.12.63), 94 gestencilde blz. - 115 fr. De Mulder, Mil, Vansevenant, blz. - 700 fr.).
V la a n d e r e n W e s t ,
Lannoo, Tielt (250
E.M. Desplenter-Laebens, K r u is e n d e w e g e n . E e n f a m ilie v e r h a a l 1 5 6 5 1 9 7 0 , drukkerij Veys, Pittem. Besteladres: bij de auteur, Staatsbaan 35, Aarsele (P.R. 110.665) 500 fr. Frans Michem, V i n k t in m e i 1 9 4 0 , 4e druk, september 1971 - 120 fr. Besteladres: bij de auteur te Vinkt (P.R. 42.27.52). Frans Michem, V i n k t : k e r k 100 fr. Besteladres: zie boven.
en p a r o c h ie ,
Johan Roelstraete, D e v o o r o u d e r s 8120 Handzame, 1971.
gestencild, september 1971 -
v a n S tijn S tr e u v e ls ,
M. Maertens-Verkinderen, D e fa m ilie s V e r k in d e r e n Familia et Patria, 8120 Handzame, 1971.
Familia et Patria,
e n V a n W a lle g h e m ,
Boeken te bestellen bij Heemkundige Kring M. Van Coppenolle, Legeweg 133, Sint-Andries (P.R. 16.44.54): R. Haelewyn, O o s te n r ijk s e w e g e n in W e s t- V la a n d e r e n , Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde. 60 blz. - 55 fr. L. Devliegher, K u n s tp a t r i m o n iu m v a n W e s t-V la a n d e r e n . II en III: De huizen te Brugge (900 fr.). IV: De Zwinstreek (580 fr. L V: Damme (286 blz. - 240 fr.).
77
ERELEDEN, LEDEN EN ABONNEES 1970 E N /O F 1971 De ereleden staan vermeld in hoofdletters. A a l t e r (9880) Stockman Luk, Brugstraat 103 Verhoustraete Arthur ( t ) , Lostraat 30
(8890) Neirinck Jozef, Vinktstraat 54 Van Overschelde Jos, Hoogstraat 18 A a r s e le
A r d o o i e (8850) De Poorter Frans, Marktplein 23 Van Acker Lucien, Beverenstraat 22 B is s e g e m (8620) Cocquyt Raph, Ieperstraat 39 Wynendaele M., Pieter Benoitstraat 18
(8000) Bleyaert Gérard, Ketsbruggestraat 11 De Meester J., Dijver 2 Dewulf Romain, Hugo Losschaertstraat 3 Provinciale Biblioteek en Cultuurarchief, Zilverstraat 32 Ronse Hubert, Oude Oostendesteenweg 33 B ru g g e
(9000) Story E., P. Van Duyseplein 8 Van Doorne Arthur, Visserij 216 Vanneste Raf, Gérard Duivelstraat 1 Wyffels Antoon, Winkelstraat 2 G ent
l e p e r (8900) De Lille Karei, Cartonstraat 40 Katolieke Centrale Vereniging voor Lektuurvoorziening, Menensesteenweg 29
(9890) Rijserhove A., Kloosterstraat 54 Goegebuer Louis-Michel, Kloosterstraat 85 K n e s s e la r e
(8500) Arickx Valère, Sint-Denijseweg 4 Demedts André, Condédreef 21 HOSTENS Jozef, Collegestraat 8 Rijksarchief, Guido Gezellestraat ROELSTRAETE Johan, Hugo Verrieststraat 157 K o r tr ijk
78
(3000) Cloet Michel, Brabançonnestraat 86 Houthaeve Robert, Herestraat 51 Lagrain Robert, Groot Begijnhof 21 Seminarie voor Volkskunde, Blijde Inkomststraat 5 L euven
(8860) Gemeentebestuur MATTELIN Edgard, Spoorweglaan 3 Veys Benoit, Kerkstraat 2 M e u le b e k e
(8780) Bonte Marcel, Stationsstraat 122 Coucke Luc, Hoogstraat 44 Declerck Boudewijn, Markt 11 Declerck Mare, Otteca 4 Degroote Gaspard, Wielsbekestraat 65 Goesaert Frans, Kalbergstraat 38 OPENBARE BIBLIOTEEK CENTRUM, Stationsstraat 15 Vaernewyck Georges, Hoogstraat 7 Vandekerckhove Trees, Hoogstraat 48 Vandeputte Gabriel, Kalbergstraat 6 Vandeputte Ghislain, Stationsstraat 83 Vankeirsbilck Etienne, Kalbergstraat 101 Van Loo J.K., Meulebekesteenweg 5 Van Overbeke Jozef, Markt 23 Verlinde Georges, Grotstraat 16 Viaene AndrĂŠ, Lindestraat 8 Viaene Georges, Stationsstraat 105 O o s tr o z e b e k e
(8870) Defour Guido, Molenstraat 5 Denys Frans, Tieltstraat 43 Devoldere Wilfried, Oostwijk 21 Neyt Luc, Tieltstraat 157 R it te m
(8800) Baert Flor, Statiedreef 92 Huygebaert Jozef, Beverenaardeweg 42 Lagrain Frans, Kraaiaard 25 PERSYN Marcel, Stijn Duboislaan 2 R o e s e la r e
(8080) Verhaeghe F., Bruggestraat 32 Verstraete Pierre, Poekestraat 5 R u is e le d e
(8881) Strobbe Karei, Dorp 34 Vandermeulen Erik, Dorp 57
S c h u if e r s k a p e lle
79
(8200) Gidsenbond Brugge, Sint-Jansdreef 31 PENNINCK Jozef, Legeweg 132
S in t- A n d r ie s
(8201) Franchoo Gérard, Rijselstraat 169 Vandamme Dries, Tillegemstraat 32 Vrielynck Marcel, Notelarendreef 2 S in t-M ic h ie ls
(8880) Ameye Gaston, Stationsstraat 14 Ameye Marcel, Beernegemstraat 36 Arrondissementscommissariaat, Bruggestraat Averhals Frans, Markt 10 Baert Jozef, Sint-Janstraat 111 Baertsoen Maurice, Volderstraat 27 Balduck Michel, Beernegemstraat 1 BANK van ROESELARE en WEST-VLAANDEREN Bauwens André, Europalaan 36 Billiet Germain, Kortrijkstraat 81 Billiet Jaak, Pittemsesteenweg 16 Blancke Frans, Krommewalstraat 23 Blondeel Jules, Félix D ’Hoopstraat 26 Bruyneel Georges ( t ), Oude Stationsstraat 34 Buyssens Joseph, Gruuthusestraat 72 Buyssens Philippe, Lindenlaan 49 CaÜewaert Raoul ( t ) , Hoogstraat 2 Carlier Bernard, Félix D ’Hoopstraat 22 Carlier Henri, Deken Darraslaan 7 Cuvelier Oscar, Kortrijkstraat 81 De Bleeker André, Kortrijkstraat 59 De Brabandere Jan, Bruggestraat 41 De Brabant Nestor, Rame 16 De Bruyne André, Rozenlaan 2 Debruyne Remi, Waaiberg 1 Decavel Pol, Generale Bankmaatschappij Declerck Robert, Sint-Janstraat 28 Declercq Aimé, Beneluxlaan 55 Decock Freddy, Pontweg 20 c Decreus Wilfried, Hoogstraat 75 Dedeurwaerder Gérard, Kasteelstraat 119 De Gryse Philippe, Kastanjelaan 1 Demarey Frans, Plantinstraat 23 De Mûelenaere Mare, Hulststraat 17 De Vaere Pol, Sint-Michielsstraat 117 Devos Emiel, Ruiseledesteenweg 5 De Waele Hubert, Kortrijkstraat 17 Dhaveloose Georges, Hulstplein 16 T ie lt
80
DUFORRET A., Ieperstraat 15 Goethals Lydie, Lindenlaan 61 Gryp Odiel, Tramstraat 6 Haazen K., Kortrijkstraat 17 Huys Léon, Stationsstraat 32 Instituut H. Familie, Hulstplein Kindts Hilaire, Lindenlaan 69 Langerock Jan, Kortrijkstraat 29 Lannoo Godfried, Kasteelstraat 99 LAUWERYNS Marcel, Driesstraat 15 Lecluyse Oswald, Hoogstraat 18 Lemey Jean, Ontvangersstraat 2 Lenoir Jozef, Nieuwstraat 23 Linclau Marcel, Huttegemstraat 18 Loontjens Louis, Kortrijkstraat 59 Loosvelt Henri, Krommewalstraat 20 MÂÈS Henry, Félix D ’Hoopstraat 189 Maes Lionel, Stationsstraat 52 Marichael René, Beneluxlaan 59 Mattelin S., Plantinstraat 25/3 Mesuere Rudolf, Sterrestraat 25 Neirinck Maurice, Europalaan 16 Nemegheer Georges, Kasteelstraat O.A.K. Biblioteek, Lakenmarkt Oosterlinck William, Europalaan 18 Paters Minderbroeders, Kortrijkstraat 17 Rooryck H., Stationsstraat 30 Rosseel Roland, Sterrestraat 13 Rotsaert André, Plantinstraat 30 SINT-JOZEFSCOLLEGE, Kortrijkstraat 59 Snauwaert Lucien, Hondstraat 115 Staelens J. (Mevrouw), Grote Hulststraat 63 Stevens Noël, Oude Pittemstraat 33 Tack Jozef, Beneluxlaan 51 Tack Luc, Sint-Michielsstraat 46 Tanghe Robert, Oude Stationsstraat 101 Tavernier Herwig, Egemsesteenweg 90 Thant Jacques, Sint-Janstraat 103 Thiers Frans, Kortrijkstraat 23 Tuyttens Arsène, Europalaan 40 Tyteca Lucien, Bedevaartstraat 36 Vanacker Noël, Stocktmolenstraat 9 Van Daele Adiel, Lindenlaan 18 Vandenberghe Piet, Kastanjelaan 20 Vanden Bulcke Michel, Ieperstraat 3 Vandepitte Paul, Driesstraat 9 81
Vander Meeren Maurits, Waaiberg 4 VANDER MEULEN Daniël, Félix D ’Hoopstraat 48 Vander Meulen Jan, Kasteelstraat 26 Vander Plaetse Maurice, Kortrijkstraat 92 Vande Walle Fernand, Hoogstraat 46 Vanhoutte Hendrik, Hoogstraat 26 Van Huffel Marcel, Krommewalstraat 16 Van Huile Noé, Euromarktlaan 6 Van Luchene Erik, Deinzesteenweg 9 Van Maele Franz, Deinzesteenweg 6 Vanneste Lionel, Brignoleslaan 3 Vanneste Robert, Ieperstraat 84 Vannieuwenhuyze Roger, Hulstplein 28 Van Wonterghem Antoon, Sint-Janstraat 40 Verbaeys André, Tramstraat 15 Verbeke Albert, Sterrestraat 16 VERBEKE André, Félix D ’Hoonstraat 174 Verbeke Arsène, Sint-Janstraat 20 Verbeke Raymond, Nieuwstraat 8 Vergucht Luc, Galgenveldstraat 12 VERGUCHT Marcel, Burggraaf Vande Vyverelaan 26 Verhelst Marcel, Deken Darraslaan 60 Verkest Antoon, Sint-Janstraat 34 Verkest Ernest, Kortrijkstraat 20 Verleye Marcel, Sint-Janstraat 60 Vermeersch Frans, Tramstraat 38 Vermeire José, Keidam 73 Verslype Herman, Kasteelstraat 188 Vervaeke Gérard, Pontstraat 45 Vervenne Jozef, Tramstraat 7 Vervloet Victor, Luxemburglaan 3 VEYS E., Ieperstraat 18 Viaene Johan, Meulebeeksesteenweg 11a WARNEZ André en Firmin, Bedevaartstraat 82 Waüters Gabriël, Ieperstraat 27 Wittevrongel Albert, Sint-Michielsstraat 76 Wittevrongel Robert, Stedemolenstraat 46 Wostyn Lutgart, Nieuwstraat 18 Zwaenepoel André, Kortrijkstraat 81 (8480) Stadsbiblioteek, Grote Markt 1 Van Gelder Etienne, Weststraat 6 V eu rn e
W a k k e n (8788) Maes Hervé, Markegemstraat 37 Vandenbulcke Roger, Markegemstraat 146
82
W in g e n e (8050) Anseeuw An toon, Kerkplein 5 Braeckevelt R., Zandbergstraat 44 Cappoen Albrecht, Pastorijstraat 38 Christiaens André, Beernemstraat 8 Debrabandere Godfried, Tieltstraat 10 Deschepper R., Bruggestraat 63 Gemeentebestuur Lambert René, Tieltstraat Persyn Willy, Ratelinge 40 Pyfferoen André, Tieltstraat 62 Rijckaert Philippe, Markt 3 Van Canneyt Jozef, Bruggestraat 28 Van de Voorde André, Bruggestraat 52 Vanlaere Omer, Rozendaelstraat 4 Van Parys, Bruggestraat 18 Verkain Elfrida,. Bruggestraat 15
(8060) Callewaert Marcel, Lichterveldestraat 28 Deldycke, Lichterveldestraat 8 Verbeure Raoul, Bruggestraat 29 Z w e v e z e le
E n e ld e r s ...
Carton, Rollegemstraat 28, 8798 Sint-Eloois-Winkel Claeys Léon-Jozef, Ruddervoordestraat 40, 8210 Zedelgem Colpaert Roger, Koornmarkt 15, 8700 Izegem Coucke A., Dendermondsesteenweg 4, 9140 Zele Dauw Adhémar, Sint-Michielsstraat 11, 8020 Oostkamp de Bethune Emmanuel, Kasteeldreef 10, 8510 Marke De Mey A., Waversebaan 35, 3031 Oud Heverlee Dewulf Omaar, Dorp 45, 9508 Wontergem De Zutter Paul, Sectie B, nr 22, 8891 Kanegem Gaublomme Valère, Ardeense Jagersstraat 5, 9803 Gottem Huys Paul, Steenweg Gent-Deinze 28, 9810 Drongen Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde, Kei zersgracht 569-571, Amsterdam 1002 Janssens A., AG. Vandercruyssestraat 60, 9850 Nevele MAERTENS Maurice, Kervijnstraat 57, 8752 Bavikhove Michem Frans, Heerdweg 13, 9806 Vinkt Neyrinck Willem, Vaartstraat 9, 9920 Lovendegem Rombaut R., Grondwetlaan 4, 9110 Sint-Amandsberg Stadsbiblioteek, H. Conscienceplein 4, 2000 Antwerpen Van Daele Sylvère, Bachstrasse 8, D 5880 Ludenscbeid, WestDuitsland Van den Brande Jos, Prins Karellaan 7 a, 8300 Knokke VAN DER ELST Emmanuel, Sint-Michielslaan 75, 1040 Brussel Vanheule Lodewijk, 8993 Izenberge-Leisele 83
Vanhoutte Michel, Molenstraat 2, 8799 Sint-Baafs-Vijve Van Maele Jules, Twee Dreven 8, 9830 Sint-Martens-Latem Verbeke Jozef, Ieperstraat 161, 8710 Heule Vlieghe Nestor, Kerkhofstraat 46, 8580 Avelgem Volckaert A., Ardooiestraat 86, 8851 Koolskamp Wyffels Carlos, Cyriel Buyssestraat 2, 9220 Merelbeke Ruilabonnemen ten Tijdschrift van het Gemeentekrediet van BelgiĂŤ, Brussel Rollariensia, Roeselare Franciscana, Sint-Truiden Bachten de Kupe, Veurne Ten Mandere, Izegem De Leiegouw, Kortrijk Het Brugs Ommeland, Sint-Andries De Gidsenkring, Brugge Het Iepers Kwartier, leper Appeltjes van het Meetjesland, Eeklo Ter Cuere, Bredene Het stadsbestuur van Tielt verleent een werkingstoelage.
Adressen van de auteurs: J. Huyghebaert, Beverenaardeweg 42, 8800 Roeselare M. Pype, Stationsstraat 15, 8780 Oostrozebeke Gh. Vandeputte, Stationsstraat 83, 8780 Oostrozebeke Fr. De Poorter, Marktplein 23, 8850 Ardooie R. Vanneste, Ieperstraat 84, 8880 Tielt O. Vanlaere, Rozendaelstraat 4, 8050 Wingene Fr. De Witte, Prinsesstraat 15, 8700 Izegem R. Declerck, Sint-Janstraat 28, 8880 Tielt. Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt.
Gedrukt op 400 exemplaren. 84
l e d e r a u te u r is v e r a n t w o o r d e li jk v o o r d e in h o u d v a n d e d o o r h e m in g e s tu u r d e b ijd r a g e . B ijd r a g e n v e r s c h e n e n in « D e R o e d e v a n T i e l t » , m o g e n s le c h ts o v e r g e nom en
w o r d e n m e t to e s te m m i n g va n d e
r e d a c tie .
oTP/e'rrïr - ^ , ,sr ' # o v r l "tSV\?x7/v» du/jrfe '-s i,
ï *
'? ’
r J P fS ljL
)
;^ V
'
^
.
'A > y V?’ / ' <w| 2V lk h > in * n < W ■1 C û M a % Â ^ i t æ 7 \ . ^ * T
jt f e a s t J
Z ou ltn oh
'y/ib/elo ~ *
rnesj-t WW
; l 7
X\
V—
^
JrAacAsm
^.-Aieujna.
1' 3— f;e!r/£e/te . Jnsiwu^-J^<?AL,r-k ^■l&O&Jieo;'-
-rAsrr, ^/^VolcaftlvnixMCDB -----_ 'Aem0^<u£ïr± V l ! a, Ztïr’.'zé . {V# 4 a *Jiiieuie , xtfóeuCyhfA3 l r&Jprtöni — " ^ -“ -a ^ M v T c tn t —
<J. Ptftersten r :.i.f€‘‘c''*w /ie.J fW
V. * Q
-te-scttr
& $ , t 3nçft. <s\Z à)iaw adc /* ,3 V i* 2» . \ ''i'\“‘"K‘........ ■'a*P
4 W
W d r ie m , 5 * , #V
S>-
< s
<-
i^ ijr *J i <X V /
^
l\ r \ i a \jU tà/tZ >*»’; ~.
'/ 'X s. ... y/~ ^ r— ««?
tfcrr&e
mi w#
\
wT * •> A
de'Jfentnatn' •>■••>-. <• ■rrt\ A v '' dutüê SiH Ü cote 'A A r V
, A/ ^ A
A
f A
\
/
p « fia s
A J
l
r ^o-"-fe7e^Jfont~rj
v
.,
r w .t- A - NK*
c . ,
-Y .yw
T
(prin^ue^J r
.
»
4I
\Td’r
T C
,
' ■ - *J•»v» A ^
r
,
ï . r <*
-h
f 'é -^ 'la r n V C'ù-ertÀ]
%w
A
ief'ij* '\y 4 f/>k ü ^ Z&OiUr'i?
So
.
/% * « * " * 7 _
- "
-^ U > v
^
^ ,
A A
V^ »v 3,fSf)/ - v 4~ ! ^ f i / A <?
j
ï
.V
vyw à.
^
7
..
ï
T2 s?r lino
zV/v/^-Vjv^o^S
.^•J»
Cafele :
1n&>
r
/~ D
i*0«ud&èn tWboftAafi > tyapde ajpAea/ecmL^ ■ ^ z-v JloAardr-te Æ F - . . o/V «x {* ^ sl A ^A v A '
r
“^SL
c2 A
i V He ?t’<,r»'/c
Connue
tS.J& on
.[N ieu% ci*]ce
-
O'appart
A "\ A ^ deXem/e j&Dranvufre \ X»,,, «? 'Varneton1* ^ L
25,.* W
\ %; €>J ;| 7 Concon \ dm eelaf //* v. jF /; e# r «##aa '■ •!i /; ■ . > ,# tjfsunt, è ù 'JB Êmu* !//? * , ■/ __ i v /V^*, d' A y,
7 _ i \ ^ * p\ Z / d ^ \ & « p t t n c " . ^ • / r f ^ ^ j »;. -^ s £ f ,fn je M pn au e $ ],.& i \ <^jA V A tv ^ | | f .
dou te ^ K ï/tertw ert-t
u.-t ®2S&
.JT/eariöT 20
Xr* 0*z \ . i f r / ' ' **r
-/7W r—V3A 1111 ii
A c
'ar/a .//j* ^ Hl
!
\ - ^ * m*9r*(£
''-Cfarek 0 S^rew < r\
£
( ~
.V«/nT
y>rffler Jjczrnl> r'?ditr?\ r ^ ^ xïA £ ^ /7*‘Tr*M e -« - ,— ^^ r a za re
ja JDnuàcfoi^ *£z* farfelauiej
SCAartr
Jiafrk^
i / j ^ /u en