>
De Roede van Tielt H EEM KUNDIG TIJD SCH RIFT 3e JG . - NR. 1 - JU L I 1972
Het gaat aiisrnaal in een
moeite door
w a n t bij d e
Bank van Roeselare ÂŽit West - Vlaanderen kunt U
b e s t te r e c h t
v o o r w e rk e lijk al
u w fin a n c iĂŤ le z a k e n
w a t o o k d e a a rd of d e o m v a n g e r v a n zij.
H e t is d e B a n k w a a r ie d e r e e n z ic h th u is v o e lt !
A g e n ts c h a p Tielt, M a r k t 2 4 ,
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor Tielt en de gemeenten van de vroegere roede van Tielt. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.
Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 9, 8880 Tielt. Tel. 051/41700. Secretaris : Ph. De Gryse, Kastanjelaan la, 8880 Tielt. Tel. 051/41838. Redactie:
P. Vandepitte Ph. De Gryse H. Maes F. Thiers G. Vandeputte A. Van Doorne O. Vanlaere R. Vanlandschoot
Lidmaatschapsbijdrage 1972: 150 fr. (te storten op P.R. 39.84.11 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt). Verschijnt tweemaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht.
Inhoud van dit nummer: P. Vandepitte, Inleiding 2-3 A. Van Doorne, Welaan dan, beminde parochianen.... Schijnwerpertjes op de parochiegeestelijkheid van Wingene van de X H Ie tot de X X e eeuw 4-20 O. Vanlaere, Velo’s en velokoersen 21-32 J. Lemey, In memoriam Georges Bruyneel 33-41 F. De Poorter, Sieur Jean-Baptiste De Poorter, burgemeester van Dentergem 42-53 M. De Muyt, Beelden uit het oude Ruiselede 54-57 J. Vervenne, Terugdenkend aan een omstreden figuur : Franz Impe (1892-1971) 58-62 Ph. De Gryse en R. Declerck, Zo leefde gedurende het jongste halfjaar.... 63-79 Divers 80-83 Het boekenhoekje van de heemkundige 84 Wettelijk depot: D/1972/1623-1.
Druk Veys, Pittem & Tielt.
1
INLEIDING
«Met de inrichting van de gouwdag heeft «D e Roede van Tielt» bewezen tot een volwaardige heemkring te zijn uitge groeid.» Met die woorden zwaaide de heer Jozef Penninck, voorzitter van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde, lof toe aan onze kring die op 8 april 11. inrichter was van de gouwdag van de Westvlaamse kringen voor heem kunde. Die dag vormde, dank zij de lange voorbereiding, toch wel een hoogtepunt in onze twee jaren werking. De belang stelling was groot. De voormiddag werd gekenmerkt door de merkwaardige lezing van de heer Romain Vanlandschoot die vooral de taak van de huidige heemkringen omschreef. Die taak, zo stelde hij, kan hoe belangrijk ook, niet beperkt blij ven tot de folklore. De heemkundige kringen moeten funda menteel onderzoek ter plaatse realiseren om dit materiaal ter beschikking te stellen van de algemene geschiedschrijving. Dat zijn voorbeelden sloegen op de X I X ’ eeuw doet niets af van het feit dat dit evenzeer voor andere perioden geldt.
De gouwdag in de raadszaal van het stadhuis, vd.n.r. Romain Vanlandschoot, Paul Vandepitte, Jozef Penninck, Philippe Degryse en Michiel Debruyne.
Het bezoek aan de Knokmolen te Ruiselede werd spijtig genoeg wat «uitgewaaid en uitgeregend», maar kan voor velen wellicht een aanloop betekend hebben om de Molenlandroute te verkennen. 2
Onze uiteenzetting in de namiddag diende omwille van het zware programma wat ingekort. Ze had tot doel een eerste schets van de geschiedenis van Tielt te bieden en meteen de grote lacunes in het vooronderzoek aan te wijzen. In dit op zicht was er directe aansluiting bij de lezing van voor de mid dag. Nu zijn we ook bezig alle publikaties i.v.m. Tielt en de gemeenten van de vroegere roede op steekkaart te brengen. Dit moet het uitschrijven van de geschiedenis van onze regio zeker ten goede komen. Een volwaardige heemkundige kring. Na de eerste, voor lopige structuur die tot stand was gekomen op 28 april 1970, werd die nu op de Algemene Vergadering van 28 januari 1972 herzien en verder uitgebouwd. We danken de talrijke leden voor hun aanwezigheid en medewerking want vergaderingen waarop statuten dienen goedgekeurd te worden, zijn meestal geen sinecure. Nu even over naar de toekomst. Op het punt van de publikatie voorzien we voor 1973 een wijziging ten gunste van onze leden. Er bestaat een goede kans dat we dan zullen over gaan tot vier nummers per jaar ! Ook voor volgend winter seizoen werd reeds een planning gemaakt. We zullen voor onze leden de nodige variatie kunnen brengen, gaande van familiekunde over «Koewachters» (door Magda Cafmeyer), museumbezoek tot een historische uiteenzetting over het protestantisme in Vlaanderen. We hopen U in september concrete inlichtingen te kunnen bezorgen. We rekenen dan ook op onze leden dat ze hun steentje bijbrengen om vrienden-geïnteresseerden aan te spreken om lid te worden van onze kring. Wie helpt mee om onze kring te doen uitgroeien tot een grote familie van 300 leden en abonnenten ? Tot slot nog dit. Voor dit nummer had de heer Romain Vanlandschoot een bijdrage voorzien n.a.v. het overlijden van Joris Lannoo, grondlegger van de thans bloeiende drukkerijuitgeverij Lannoo. Dit bleek echter onmogelijk daar het open stellen van het familie-archief niet tijdig kon gebeuren. We beloven dit wel voor het decembernummer en we hebben tevens de belofte dat dit artikel ook algemeen historisch zeer degelijk zal uitgewerkt worden. P. VANDEPITTE 3
W ELAAN DAN, BEM INDE PAROCHIANEN !... Schijnwerpertjes op de parochiegeestelijkheid van Wingene van X lIIe tot X X e eeuw
Over het verre verleden schrijven is vaak wat roekeloos, het blijft een zoeken en tasten in de hoop een glimp van de werkelijkheid te ontdekken. En als enkele vorsers dat doen, kan door die vele schijnwerpertjes wellicht een helle klaarte ontstaan. «Welaan dan, beminde parochianen !...» Deze bekende aanspreking brengt ons bij de parochieherder, de dorpspastoor. In het Cartularium der abdij van Sint-Pieter te Lo wordt ± 1224 een «JO H A N N ES, presbyter de Winghen» vermeld. Deze Johannes zal wel niet de eerste geestelijke geweest zijn die door de bisschop van Doornik, op aanduiding van het aartsdiakonaat Brugge en de dekenij Brugge, naar Wingene werd gestuurd om er pastoraal werk te verrichten. Wingene bestond reeds enkele eeuwen voor de tijd van pastoor Johannes; ons dorp wordt al vernoemd in een stuk van 847 : «Wenghinas». Vorm en betekenis - inhoud van deze plaatsnaam verklaren hoort thuis in een bijdrage over toponymie en het zou ons hier te ver leiden aan zo een onzekere interpretatie te doen. De latere parochie Wingene groeide, zoals het gewoonlijk ge beurde, rond een villa of grote hofstede; de «Villa Wenghi nas» of Winchina werd door Lodewijk de Vrome aan de abdij van Elnon in het huidige Frankrijk geschonken. Waarschijn lijk was die wieg van het latere Wingene «de Capulote of Capelote» (Kapelhout? - hout = b o s); deze plaats blijkt nog in 1872 onder de naam «Hooghuis» bekend geweest te zijn. Hoe ook, de voorwaarde bij die schenking luidde «dat de abdij van Elnon het beschavingswerk in onze streek zou voort zetten». Beschavingswerk betekent stoffelijk en geestelijk wel zijn der bevolking behartigen en bevorderen. Geestelijk wel4
zijn omvat zeer veel : prediking van de geloofsleer, voorbeeld zijn inzake christelijke deugden, maar tevens strijd tegen ziek ten, dronkenschap, ruwe zeden, bijgeloof en analfabetisme. Kortom het bijbrengen en bij schaven van een minimum aan menselijke betrekkingen. In de tijd van pastoor Johannes regeerde in het graaf schap Vlaanderen Johanna van Constantinopel (1204-1244); het graafschap Vlaanderen was in die tijd op godsdienstig ge bied en wat de kerkelijke organisatie betreft tot bloei geko men; de graven hadden reeds van bij de aanvang aan de kruis tochten deelgenomen, veelal met een duizendtal ridders en enkele duizenden voetknechten. Maar juist bij de twee kruis vaarten in de eerste helft der X lI I e eeuw was het grafelijk hof van Vlaanderen niet betrokken. Gravin Johanna kende toen heel wat binnenlandse moeilijkheden, ook kon zij als vrouw geen leidende positie in een kruisvaart op zich nemen. Of de heren van Wingene ( uit een oorkonde weten we dat een ridder Rogier van Wingene in 1200 getrouwd was met een jonkvrouw Agnes van Lichtervelde, en in een stuk van 1249 is hun zoon Raoul vermeld) pastoor Johannes bij zijn pastoraal werk steunden of onverschillig ertegenover stonden, weten wij niet. Er zijn wel aanduidingen dat de dorpsheren inspraak hadden bij benoemingen van parochiepriesters; het was overigens voor deze laatsten beter goede betrekkingen met de «prominenten» te onderhouden, wat dan aleens in het nadeel van de gewone man uitviel. In hoever nu de parochieherder uit die tijd en nog velen na hem de gehele bevolking van zijn ambtsgebied pastoraal kon bereiken en bijstaan valt moeilijk uit te maken. Wingene was van in den beginne zeer uitgestrekt, bebost en moerassig; het duurde zelfs tot 1242 eer Walter van Marvis, bisschop van Doornik, naar Wingene kwam om eindelijk de grenzen der parochie aan drie kanten vast te leggen ( de kant van Egem en Tielt bleef nog onbeslist! ). We mogen veronderstellen dat de parochiegeestelijken in vroeger jaren vooral met ziekenbe zoek en armenzorg bezig waren. Het zal voor ijverige pries ters geen sinekuur geweest zijn om bij de geloofsprediking in te gaan tegen een mentaliteit van onverschilligheid of van een godsdienstigheid die eerder bijgeloof was. Het valt niet licht 5
de geest van die tijd te beschrijven en te begrijpen: wij kun nen moeilijk aan voelen hoe eenzaam die mensen moeten ge weest zijn die bv. van Wingene naar Brugge stapten bij nacht en ontij, door bossen, langs onveilige wegen. Geloofden zij aan spoken zoals onze ouders en grootouders ons vertelden? O f riepen hun eenzaamheid en hun angst die waanvoorstellin gen voor hun ogen of in hun verbeelding op? Dit alles en de afgeslotenheid van hun dagelijks bestaan moeten toch ook op hun religieuze voorstellingen en beleving hebben ingewerkt. Het moet voor de priester vaak een uitzichtloze strijd geweest zijn tegen magische angstgevoelens en woekerend bijgeloof ont staan uit dat zowel geestelijk als lichamelijk afgegrendeld le ven. We weten ook hoe miniem het aantal mensen was dat in een afgelegen dorp tot in de 19e eeuw toe door school of buitenschools onderricht werd bereikt. Tijdens de X lV e en XVe eeuw bleef ons dorp niet gespaard voor allerlei rampen. We herinneren hier aan de pestepidemie van 1438 en de verwoesting en platbranding van kerk en woningen door op standige troepen van de hertog tussen 1452 en 1454. Pas in 1455 vond ik weer een pastoor van Wingene ver meld : JO O R IS BLADELIN of LEESTM AECKERE, wellicht geen broer, maar zeker een familielid van de beroemde Pieter Bladelin, stichter-eigenaar van de stad Middelburg-in-Vlaan deren en sinds 1450 ook heer van Poel voorde te Wingene. Hij was één der groten (diplomaat, raadgever, trésorier, hof meester) bij het Hof van Boergondië te Brugge. In 1464 werd pastoor Bladelin overgeplaatst naar Moerkerke en werd te Wingene opgevolgd door ADRIAEN LOYS. Dat jaartal staat in veler geheugen gegrift omwille van «de» aktualiteit van die dagen : de eerste vergadering van de Staten-Generaal der Lage Landen te Brugge. Deze bijeenkomst hield verband met kruistochtplannen van Filips de Goede en de heer van Poelvoorde, Pieter Bladelin, was de man die moest zorgen voor de finan ciering van deze tocht, die wegens de dood van de paus toch niet kon doorgaan. Tijdens het pastoorschap van Adriaen Loys, nl. in 1467, begon de regering van de meest omstreden en meest tragische figuur uit het Boergondische huis, Karei de Stoute. In hoever nu een parochiepriester uit die dagen tot de echte intelligentsia in den lande behoorde, valt moeilijk met 6
zekerheid te zeggen; wel zal Adriaen Loys een geleerd pries ter geweest zijn want hij wordt «M agister» genoemd; we we ten ook dat geleidelijk meer geëist werd van wie zich op het priesterschap wilde voorbereiden. Na magister Loys vinden we VINCENT ANDRIES ver meld, eveneens magister; hij bestuurt de parochie Wingene van 1468 tot 1493. Hij was er geen onbekende daar hij een tijd kapelaan was van de «eeuwighe kapelanie» van O.-L.-Vr.Altaar in de parochiekerk van Wingene. Pastoor Andries zal in 1477 ook de treurige mare vernomen hebben van Karei de Stoutes tragisch einde, en in 1482 de ongelukkige dood van diens dochter en opvolgster Maria van Boergondië. Pastoor Andries maakt er ook het begin der Habsburgse heerschappij bij ons mee. Wat er tussen het aftreden van Vincent Andrjes in 1493 en het jaar 1519 te Wingene gebeurde, weet ik niet; werd de parochie dan door een deservitor bediend, of door een pastoor uit een naburige parochie? In elk geval is dit meermaals in parochies van de dekenij voorgekomen. Eerst in 1519 komt O LIV IER de REEPEN als parochieherder naar Wingene; er schijnen goede betrekkingen bestaan te hebben tussen de heren van Wingene en pastoor de Reepen die wel licht ook van rijke komaf was; zo werd hem in 1529 door de baron van Wingene gevraagd te willen zorgen voor een kape laan ter bediening van een Kapelanij te Sint-Kruis waar een bevriende familie der heren van Wingene woonde; de pastoor stelde een bevriend priester Jan Cruweel tot kapelaan voor. Het is mij niet bekend hoelang Olivier de Reepen te Wingene bleef, maar in 1545 overleed reeds zijn opvolger JEH A N van ISEGEM . Intussen was er weer heel wat gebeurd in de Nederlan den en in de wereld. In 1500 was te Gent de latere Keizer Karei geboren en die begint reeds in 1516 te regeren. In 1517 begint officieel de Hervorming. Lutheranisme maar vooral calvinisme winnen vlug veld in de Nederlanden. De uitbreiding ervan wordt in onze streek omstreeks 1545 merk baar. In 1545 gebeurt te Wingene een ongewone pastoorsaanstelling : een zekere JACQUES de GRAEVE wordt door de pauselijke nuntius aan de parochie van Wingene toege wezen en deze moest daartoe de goedkeuring van Keizer Karei 7
krijgen. Dit kan ook samenhangen met de aanslepende kwestie van de reorganisatie der bisschoppelijke indeling in de Neder landen, maar het is een feit dat het bisdom Doornik waartoe ook Wingene toen behoorde, fel bewerkt werd door aanhan gers van Calvijn. Lagere adel, kleine burgerij en de doodarme wevers op het platteland bleken een gemakkelijke prooi. On der het pastoorschap van Jacques de Graeve moet al een slechte tijd voor Wingene en omgeving begonnen zijn. Hoe lang hij zijn ambt heeft uitgeoefend, heb ik niet kunnen na gaan, maar ik geloof niet dat zijn mij bekende opvolger in 1590 het bestuur der parochie van hem heeft overgenomen. Vooraleer pastoor ROLANDUS de VROE dat jaar te Wingene kwam, is wellicht de kapelaan van het O.-L.-Vr.Altaar of een ander priester als interimaris of als deservitor ingezet. Tijdens die voorbije 45 jaren werd eindelijk door paus Paulus IV de nieuwe kerkelijke indeling van onze ge westen doorgevoerd (1559-60). De streek van Tielt kwam onder het bisdom Gent, maar, wat de dekenijen betrof, werd Wingene naar Torhout overgeheveld. Intussen was ook de tijd van Keizer Karei voorbij; in 1555 deed hij te Brussel troons afstand en stierf drie jaar later. Het calvinisme wint steeds meer aanhang in de zuidelijke Nederlanden, ook onder de kooplieden. In 1562 beginnen de calvinistische propagandis ten met een nieuwe methode, het zingen in volle straat van hun befaamde «Chanteries»-protestsongs zouden we nu zeg gen; ook de hagepredikers treden veelvuldiger op. Of de be kende hageprediker uit Pittem, Jooris WYBO, alias Sylvanus, die rond Brugge en Eeklo predikte, dat ook te Wingene deed kan ik niet bewijzen. In 1567 komt dan de beruchte Alva in de Nederlanden aan. In mei 1568 worden de grote leiders van de opstand tegen Spanje, Egmond en Hoorne, op de Brus selse grote markt opgeknoopt. Steeds meer beroeringen be dreigen ook de plattelandsbevolking. 1593 is voor Wingene een echt rampjaar geweest: op de maandag na Kerstmis kwa men een paar honderd vrijbuiters uit Oostende, plunderden heel het dorp en staken dan de kerk en een groep huizen errond in brand. Twee jaren nadien bevestigde de stadmigstraat van Tielt nog dat Wingene «de alderaermste ende miserabelste prochie es van de Roede». 8
Volgens de aantekeningen van Dr. Carton uit Wingene bleef pastoor De Vroe tot 1597 in dienst. Hoe dan ook, slechts in 1608 vind ik een nieuwe aanstelling vermeld, die van JO HANNES H OSTE. Op het einde van dat jaar is stilaan een betere tijd op komst. Het Twaalfjarig Bestand wordt in april 1609 van kracht. Onder het bestuur van Albrecht en Isabella kent ook het platteland een korte periode van welvaart; ook te Wingene en in het omliggende leeft de saaiindustrie weer op en voor de boeren breekt een goede tijd aan dank zij be paalde landbouwhervormingen ( ontginning van het vele braak land, klaverteelt op groter schaal en vooral de rationele vruch tenwisseling ). Omstreeks 1621, met het verstrijken van het Bestand, gaat ook de economische toestand weer verslechten. Na Johannes Hoste, tussen 1611 en 1622 volgen dan drie pastoors snel elkaar op : JUDOCUS LAUW ERYNS, NICOLAAS de PAEPE, LUDOVICUS PLETZ. Met JO H A N NES COURTOIS verandert dat weer want hij blijft van 1622 tot 1662 en tijdens dat jaar neemt JACOBUS de HURPY zijn plaats in. Er wordt door sommigen beweerd dat de Hurpy in 1671 het pastoreel huis kocht, waarvan hij als pastoor toch het vruchtgebruik had - de onderhoudskosten waren wel ten laste van de pastoor. Hij bleef in elk geval de parochie besturen tot einde 1677 en begin 1678 volgde de aanstelling van JO H AN N ES DRUBBEL, die te Wingene heel beroerde tijden gekend heeft. Reeds in het eerste jaar van zijn «ministerie» kwamen de Franse krijgsbenden van Lodewijk X IV het al doodarme Wingene teisteren. De kerk, nog maar pas heropge bouwd, werd zoals de meeste grote hofsteden en huizen plat gebrand; de hele bevolking was de bossen ingevlucht. In 1681 brak een vreemde besmettelijke ziekte uit waartegen pastoor Drubbel, ten einde raad, de hulp van de hemel inriep : hij kreeg het gedaan de relikwieën van St.-Marculfus te bemach tigen en van paus Innocentius X I verkreeg hij voor de kerk van Wingene al de aflaten en voorrechten van de broederschap van Sint-Marculf of Marcou. Pastoor Drubbel wordt in 1687 opgevolgd door JA N BAPTIST van LO KEREN uit Tielt (° 1658), een jonge parochieherder die van 1683 tot 1687 te Pittem onderpas—
9
toor en schoolmeester geweest was en zeker een vruchtbare stage achter de rug had. Te Wingene bleef hij tot 1697, was daarna twee jaar pastoor te Ardooie, doch keerde naar Wingene terug tot aan zijn dood in 1731. Zijn vroegere be drijvigheid te Pittem bracht hem ertoe twee schoolboekjes uit te geven. In 1732 wordt de pastorij van Wingene betrokken door de zeventiende mij bekende parochieherder : JAN-BAPTIST de BUSSCHERE ; deze volbrengt er zijn taak tot 1771. Tijdens het pastoorschap van deze laatste twee, dat ruim gezien, samenvalt met de tijd van Maria-Theresia (1740 1780) heerste er vrede. Er was een relatieve welstand en uit die tijd dateren een aantal rijke huizen, mooie hoeven en stijl volle binnenhuisinrichting. Na de dood van de grote keizerin begon weer een periode van onrust ; een zware economische crisis in Europa maakte een einde aan de wederopbloei van kant- en linnennij verheid die ook te Wingene in veel arme gezinnen enige welvaart had gebracht. Wie de jaren 1770-1800 in het tijdsgebeuren meer be paald wil bekijken met betrekking tot de geestelijkheid, moet vooral wijzen op het Josefisme dat een frontale aanval bete kende op de voorrechten van de katholieke kerk: de juridische voorrechten der geestelijkheid worden afgeschaft, de ordon nanties tegen de reguliere geestelijkheid verschijnen en de op leiding van de seminaristen komt onder toezicht van de staat. In 1797 werd de Leuvense Universiteit opgeheven en de wet ten tegen weerspannige priesters werden strenger toegepast; velen werden gedeporteerd. Te Wingene hebben wellicht, behalve de parochiegees telijken, slechts weinig mensen veel van heel dat gebeuren ge merkt. In 1772 was RO GERIUS V YN A EG IE uit Brugge tot pastoor benoemd en zou tot 1818 zijn ambt uitoefenen. Met hem belanden we bij de meest tragische onder de Wingense pastoors. Geconfronteerd met een rampzalig tijdsgebeuren zal deze schone priesterfiguur aan pijnlijke verdachtmakingen en kwade bejegeningen worden blootgesteld. In september 1797 begon te Wingene de «Beloken T ijd», aangezien pas toor Vynaegie en zijn beide onderpastoors weigerden de be ruchte eed af te leggen. Nadat de kerk een zevental weken 10
zonder liturgische diensten gebleven was, legde pastoor Vynaegie toch de eed af. Hij had reeds in 1796 meegemaakt dat de doop- en trouwregisters werden afgehaald, dan had hij zijn 3.800 parochianen van september 1797 tot november zonder sakramenten moeten laten. Door het afleggen van de opge drongen eed werd hij in zijn parochie een omstreden man : wij weten dat de meerderheid van zijn parochianen de kerke lijke diensten ging bijwonen en de sakramenten ontving, maar het is ook bekend dat enkele families zich tegen de pastoor keerden. Het heeft thans zeker geen zin meer zijn daad te wil len verdedigen; heeft hij een pijnlijke persoonlijke beslissing genomen, alleen begaan met hçt geestelijk welzijn van zijn volk, of wist hij reeds iets af van het op gang zijnde Rescriptum Apostolicum van Pius V II en het concordaat NapoleonPius V II ? In die tijd werd vanwege zijn oversten niet tegen hem opgetreden en de enkele families die hem niet meer aan vaardden, kunnen misschien eerder al tegenstanders van zijn beleid geweest zijn. Het zijn ook veelal die families geweest die zich nadien min of meer van de kerk distancieerden in de richting van het Stevenisme, ontstaan door het feit dat de Vicaris-Generaal van het bisdom Stevens, de organieke artike len van het Concordaat verworpen had. Zoals steeds wordt in dergelijke gevallen zelden met gezond verstand een oordeel gevormd en de mens is van nature zo dat hij graag een schul dige vindt. Wat gebeurde anders nog onder Rogerius Vynaegie te Wingene? In oktober 1800 kon de pastoor, hoewel beëdigd, niet beletten dat de kerkmeubelen openbaar verkocht werden. Toch had hij voor enkele stromannen kunnen zorgen, ingeze tenen van Wingene, die zeker geen zwart goed wilden kopen en aldus voor de kerk konden terugkopen. In juli 1801 werd het bisdom Brugge afgeschaft (cfr. Concordaat) en verenigd met het bisdom Gent; Wingene, dat sinds 1560 tot de dekenij Torhout behoorde, ging in 1803 naar de dekenij Tielt over. In maart 1802 werd Wingene als zelf standige parochie afgeschaft en werd tot mei 1803 hulpparochie van Ruiselede (er mocht per kanton maar één parochie meer bestaan). Dit alles was voorbij toen op 31 maart 1804 op het «W alleke» te Wingene Monica de Vriese werd gebo ren, over wie verder nog zal gesproken worden. Tijdens de 11
jaren die volgden zal Pastoor Vynaegie het allicht wat rusti ger hebben gehad, al moet het voor een ijverig priester als hij pijnlijk gebleven zijn dat een deel van zijn parochianen hem zijn handelwijze in de Beloken Tijd niet konden vergeven. Ook is het wel treurig te bedenken hoe een parochieherder uit een plattelandsdorp zich veraf moet gevoeld hebben van de grote adellijke «Doorluchtigheden» die hij in het toen verre, vreemde Gent boven en onbereikbaar ver van hem wist staan: François de Paula Fallot de Beaumont (1802-1807) en Maurice-Jean-Madeleine de Broglie (1807-1821). In 1818 werd een nieuwe herder in de parochie Wingene aangesteld: PETRUS d ’HONDT. Wij leefden dan reeds een paar jaren onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De nachtmerrie van conscriptie en napoleontische oorlogen was voorbij (hierover heb ik opzettelijk niet uitgeweid daar dit stof te over levert voor een aparte bijdrage), maar ook de tijd van Oranje bracht hier geen rust. De korte periode die pastoor D ’Hondt te Wingene door bracht ging juist vooraf aan rampzalige tijden. In 1824 werd hij opgevolgd door PETRUS DUGARDIJN , geboren te Kort rijk in 1781. Van 1809 tot 1814 was deze reeds onderpastoor geweest van Rogerius Vynaegie en als pastoor zou hij 37 jaren lang met nooit verzwakkende ijver de Wingenaren stof felijk en geestelijk bijstaan in een tijd die in de geschiedenis van ons dorp er een van uitzonderlijke tragiek is geweest. Ik wil echter eerst met een blijde gebeurtenis beginnen! Op de tweede dag in zomermaand 1829 trad Monica de Vriese van het «W alleke» in het huwelijk met Pieter-Jan Gezelle; niet pastoor Dugardijn zegende de verbintenis in, doch hij delegeerde hiervoor onderpastoor Ferdinand van Gampelaere. Op sociaal-economisch vlak ging het vlug naar een steeds acu ter wordende crisis, vooral na 1830. Tot nog toe speelden heel wat grote gezinnen het klaar, dank zij een uiterst sobere le venswijze, met weven en spinnen en «speldewerken» (meestal werden de hardzwoegende vrouwen door opkopers uitgebuit! ) en met daarbij de vaak onderbetaalde daglonersarbeid van de man, zonder liefdadige hulp rond te komen. In kerkelijke krin gen werd voor het behoud van de huisvlijt geijverd wegens de morele gevaren van het fabrieksmilieu en van uithuizig 12
werk in het algemeen. Het moet gezegd worden dat de paro chiegeestelijken over ’t algemeen ook sober leefden en zo zie ken en armen konden steunen. De eigenlijke liefdadigheid hielp natuurlijk ook mee (ofschoon daar in alle tijden een geurtje van vernederend medelijden aan verbonden is ). Langs de priesters om werden velen geholpen zonder dat ze met de vinger gewezen konden worden of, erger nog, «milde» gevers naar de ogen hoefden te zien. De beruchte veertiger jaren der X lX e eeuw zijn genoegzaam bekend: allerlei rampen en pla gen in stallen en op akkers culmineerden in de cholera- en tyfusepidemie die onder de reeds verpauperde gezinnen veel vuldig slachtoffers maakte. Op kerkelijk gebied werd op 27 mei 1834 door paus Gregorius XV I het bisdom Brugge weer opgericht met de provincie West-Vlaanderen als begrenzing en Mgr. Boussen uit Veurne wordt de eerste kerkvoogd van het tweede bisdom Brugge. Tijdens zijn lang pastoorsleven te Wingene heeft Petrus Dugardijn binnen en buiten zijn paro chie heel wat veranderingen meegemaakt en o.m. verscheidene onderpastoors als helpers gehad. Over deze veelal weinig ver noemde en minder gewaardeerde parochiegeestelijken (thans zijn ze toch al «medepastoors» geworden en dat klinkt ten minste sympathiek!), hoop ik nog eens te schrijven of te lezen wat andere nieuwsgierigen erover weten. Ik wil evenwel uitweiden over één van deze Wingense onderpastoors die 17 jaren lang onder pastoor Dugardijn werkte en daarna nog twee jaren onder de volgende pastoor; deze onderpastoor zou wel een herdenkingsplaat in de Wingense kerkmuur verdienen of beter nog een biografie. Met deze wellicht wat lange pas sage over onderpastoor Jan-August CLARYSSE bedoel ik vooral hulde te brengen aan de vele priesterfiguren die in de loop der eeuwen tot op onze dagen te Wingene, geweten of ongeweten, miskend of gewaardeerd, zoveel goeds hebben ge daan. Ik denk hier nog speciaal aan diegenen onder hen die ik persoonlijk gekend heb tussen 1913 en 1937, mensen die bij mij de schoonste herinneringen hebben nagelaten. Met hun vele tekortkomingen en kleine kanten waren ze zo dicht bij ons, maar hun grootheid lag juist hierin dat ze ondanks die menselijke handicap steeds hun ondankbare en bijna onmoge lijke taak met zo vurige ijver wisten te volbrengen.
13
Jan Clarysse werd geboren in 1814 te Meulebeke. Hij was de zoon van een bouwvakarbeider die aan zelfbij scholing deed. Zijn vader las, tekende en had in zich de drift naar be kwaming en ontwikkeling en kon gelukkig datzelfde vuur bij zijn kinderen doen branden. Voor zoon Jan was zijn vlijtige en wijze vader het voorbeeld dat hem, ook als priester, gehol pen heeft om vol te houden. Priester gewijd te Brugge in 1842 werd hij in 1846 als onderpastoor naar Wingene ge zonden, volop in de ellendejaren, en wat toen voor het «arm ste kwartier» van de uitgestrekte parochie doorging, nl. de «Veldhoek» of « ’t Wingens Veld», viel de jonge priester te beurt. Hij heeft daar bewezen hoe een idealist ook realist kan zijn : hij zag voor die arme en ruwe mensen maar één red ding: meer ontwikkeling en meer vakbekwaamheid; meer stof felijke welvaart en minder onderworpenheid zouden mensen van hen maken die ook voor Gods woord zouden openstaan. Hij richtte o.m. een nijverheidscomité op om wevers en spin ners bestaansmiddelen en werkmateriaal te bezorgen; op eigen kosten begon hij met een soort «Akademie» of Tekenschool voor ambachtslieden en daar gaf hij gratis lessen in teken en bouwkunst. Deze lessen werden trouwens verzameld in een echte «Leergang van pratieke bouwkunde voor werklieden». De onbaatzuchtige priester moest hierbij ervaren dat invloed rijke burgers van Wingene hem in zijn sociaal werk ten gunste van de geringsten in de gemeenschap al dadelijk tegenwerkten. Onderpastoor Clarysse had van huis uit die drang naar ont wikkeling en sociale zin meegekregen; dat zag hij als een be langrijk deel van zijn priesterlijke opdracht. Hij was er niet voor beducht dat welvarender en meer ontwikkelde arbeiders tevens zelfbewuster en onafhankelijker zouden worden. Die gegoede ingezetenen waren daar wel bang voor. Waar die man tijd en werkkracht haalde om naast zijn zuivere priestertaak en zijn afmattend sociaal werk, zich steeds meer te bekwamen in de bouwvakkennis, is haast niet te begrijpen. Om nieuwe uitvindingen en werkmethodes bij te houden en uit directe bron de beste informatie te hebben studeerde hij ijverig Duits, Engels en Italiaans, talen waarin de beste vakboeken versche nen. Zo was hij ook in staat om in 1853 de nieuwe klokketoren te bouwen van Wingene’s derde stenen kerk die al tus sen 1730 en 1740 herbouwd werd op de oude grondvesten; 14
verder is veweten dat Clarysse als bouwmeester uit binnenen buitenland opdrachten kreeg om plannen voor kerkgebou wen te tekenen. In 1863 gebeurt iets ongewoons: onderpastoor Clarysse wordt op zijn 49e levensjaar in dezelfde functie naar een ge ringer parochie verplaatst, naar Lendelede. In het Archieven boek van Rond den Heerd (1 8 7 4 ) vond ik over die over plaatsing vermeld dat de eigen jaargenoten van Clarysse ont steld waren, daar hij juist de knapste van hun jaar was. Hoe ook, het was gebeurd ( inspraak was toen nog een zondige ge dachte natuurlijk) en aan gegronde of ongegronde kritiek werd hier en daar wel lucht gegeven; zelfs de Brugse liberalen be moeiden er zich mee in hun blad « L ’Impartial». Het was een welkome gelegenheid om zich beledigend uit te laten over bisschop Malou. In de «Gazette van Tielt» (12 nov. 1863) antwoordt Clarysse op de aantijgingen van « L ’Impartial», met de verklaring dat hijzelf die overplaatsing gevraagd had om dicht bij een spoorwegstation te wonen, wat nodig was we gens zijn vele verplaatsingen als bouw- en oudheidkundige. Erger wordt het als Clarysse op zijn 54e weer een andere onderpastorij krijgt, dit keer op St.-Michiels te Roeselare; daar timmerde de onvermoeibare eigenhandig een noodkerk voor de proosdij O.-L.-Vr. van Spanje. Als onderpastoor op St.-Michiels werd hij tevens proost van die voorlopige kerk. In 1873 werd deze proosdij tot parochie verheven en Jan Clarysse werd er de eerste pastoor. Een maand later overleed deze uitzonder lijke priester; hij was 59 geworden, maar was reeds vóór zijn benoeming lichamelijk totaal uitgeput. Jaren overwerk had den hem langzaam ondermijnd; volgens boze tongen had hij ook al jaren gestreden tegen dreigende innerlijke ineenstorting door miskenning en tegenwerking. Priester Clarysse zal zich over heel die kwestie zeker minder druk gemaakt hebben dan buitenstaanders - mensen als hij beantwoorden eventuele kleinheid van wie of waar ook met de nederige grootheid die van God komt. Toen Jan Clarysse in 1863 Wingene verliet, had hij al twee jaar onder de nieuwe pastoor PETRUS TERM O TE ge werkt; deze was in 1809 te Passendale geboren en vóór zijn aanstelling te Wingene had hij 23 jaren als onderpastoor te 15
Ardooie gewerkt. Zijn ijverig priesterwerk aldaar was zeker ook de Wingenaren ter ore gekomen en bij zijn plechtige «In haling» wilden zij iets geweldigs doen: er was die avond een vuurwerk waarvoor zij op een vuurwerkspecialist uit Brussel beroep gedaan hadden. Deze getuigde dat hij zich eerder in de «lichtstad Parijs» waande dan in het dorp Wingene! Tijdens de dertig jaren van pastoor Termote’s verblijf te Wingene is ook in het nog jonge bisdom veel gebeurd. In zijn paleis te Brugge heerste reeds sinds 1848 de leperling Johannes-Baptista Malou; opdringerige «katholieke» politici streef den naar een gelijkschakeling van kerkelijke en partijpolitieke belangen. Zo ontstond tenslotte de confessionele partij en de bisschop werd voortdurend in de politiek betrokken en onder zijn impuls werd de geestelijkheid steeds meer in de lokale kleine politiek gesleurd en ook bij de grotere politieke intriges gemengd. Het was het begin der beruchte «Herderlijke Brie ven over Politiek». In 1863-64, naar aanleiding van gemeen teverkiezingen kreeg ook pastoor Termote zulk een brief om de Wingenaren te waarschuwen dat zij op politiek gebied de richtlijnen van hun bisschop hadden te volgen; meer moet daarover niet gezegd worden, die tijden zijn God zij dank voorbij. Schrijvend over de parochiegeestelijkheid van Win gene moet ik evenwel over hun optreden niet enkel lovende woorden gebruiken daar het hier geen hulderede betreft: «over de doden niets dan goed» is een humane en een christelijke stelregel. Toch ben ik niet geneigd mij ernaar te schikken. Im mers over pastoor Termote valt heel wat meer goeds dan kwaads te vertellen en het deel menselijke missingen en ver gissingen zal in Gods ogen duidelijk geringer geweest zijn dan zijn daden van menselijke goedheid, zijn apostolische ijver en zijn onbaatzuchtige inzet voor wat hij het heil zijner parochia nen dacht te zijn. Ook het feit dat ik hier nu wil aanhalen moet geplaatst worden in de tijd en de tijdsgeest waarin het zich voordeed. Voor de «goede zaak» en ook op bevel van hogerhand en onder druk van lokale prominenten werden in die jaren mensen opgejaagd wegens hun «andere» overtuiging ( dat is noch nieuw noch oud! ) Wie het boek «Kinderjaren» leest van Norbert Fonteyne (° Oedelem 1904 - f Veldegem 1938) (onderwijzer te Veldegem 1923-1938), vindt in de postume uitgave van 1939 bij De Sikkel te Antwerpen op 16
t Z sl.'g e G e d a c h t e n '» v e n EErfWEEkUE.N
HEER
la U D O V lC U S D E V O S geboren te Poperinghe 14 Januari 1840; priester ge wijd 10 Juni 1865 ; bewaker iu ’t College Ie Meeneii 24 Januari 1865; onderpastor te Wervick 24 Mei 1871 pastor te Voorinezeele 23 Nov, 1887 ; pastor te Wvn* gene 2 April 1801 waar hij zijn ontslag gaf 20 Maart 1023 en er zacht tn den Heer ontsliep 22 April 1925.
pagina 127 het volgende vermeld: «Dank zij de pastoor van Wingene die destijds een hele tak van mijn familie van libe ralisme verdacht kon maken, zodat ze werkeloos werden en de streek verlaten moesten, hebben wij heel wat verwanten in Frankrijk ( Noorderdepartement) wonen». Velen te Win gene weten van grootouders of ouders dat dit één van vele gevallen is. Het was een uitzinnige tijd en laten we vooral geen oordeel vellen en over geen schuld spreken, doch blij zijn om de kentering ten goede. Op het ruime actief van Pas toor Termote staan voldoende feiten die van hem een schone figuur hebben gemaakt; we moeten maar even denken aan het enorme werk van de zondagsscholen waarover nu soms min achtend gesproken wordt, doch toen was het een ware zegen. Heeft pastoor Termote enkele mensen in een verkeerde ijver onrecht aangedaan, in hoeveel meer gezinnen heeft hij troost en stoffelijke bijstand gebracht. Een tragisch aspect in het Vlaanderen van die tijd, de Vlaamse beweging, schijnt hem volledig vreemd te zijn geweest; ook hebben Guido Gezelle en Hugo Verriest, hem goed bekende priesters, die vooral na 1885 dikwijls te Wingene bij de familie Blancke en bij notaris Hendrik Persijn aan huis kwamen, die parochianen eerder bij pastoor Termote in diskrediet gebracht. In de Kortemaand van 1891 overleed Petrus Termote wiens voorbijgang in de parochie de taak van zijn opvolger zeker niet gemakkelijk gemaakt heeft. Zo lange jaren was hij praktisch als de enige gezagdrager in parochie en gemeente erkend geworden. De periode 1861-1891 was in het land en ook te Wingene een beroerde tijd; op onze dagen zou Petrus Termote als pastoor een zeer omstreden figuur geweest zijn. In elk geval heeft pastoor LUDOVICUS D E VOS uit Poperinge, die na hem kwam, heel wat mensen en families met el kaar moeten verzoenen en dat is werk van lange duur, dat grote wijsheid en ook veel gezag en wilskracht vergt. Hiermede heb ik reeds de voortreffelijke kwaliteiten van pastoor De Vos opgenoemd. De nieuwe herder had geen geluk met zijn bisschop: reeds in 1894 stierf Mgr. Faict en zijn opvolger Petrus De Brabandere uit Ooigem bleef maar één jaar bisschop, zodat onze pastoor De Vos tijdens de vier eerste jaren van zijn «m i nisterie» zijn derde bisschop kreeg, nl. Gustavus-Josephus Waffelaert uit Rollegem. 18
Tijdens dat éne jaar onder Mgr. De Brabandere was het dat een parochiaan van pastoor De Vos te Wingene, notaris Hendrik Persijn, samen met drie andere vooraanstaande Vlaam se strijders, het befaamde «Vertoogschrift» van de Oudhoogstudentenbond in West-Vlaanderen aan de Brugse bisschop ging overhandigen. (Cfr. K. van Isacker, Herderlijke Brieven over Politiek, p. 6 1 ). Pastoor De Vos was reeds 51 jaar toen hij zijn taak te Wingene opnam; hij was een heel ander mens dan zijn voorganger; zachter maar niet minder streng van aard wist hij door zijn kordaat doch rustig optreden veel wonden te helen en twisten bij te leggen. Persoonlijk heb ik hem reeds als kind op de zusterschool van de Ondank gekend, heb nog zijn mis gediend daar in de kapel; ik heb hem thuis gezien en hem, toen ik collegeleerling was, in de pastorij bezocht. Bij al deze gelegenheden ging iets van deze priester uit, iets plech tigs en toch aan eenvoud, goedheid en heiligheid gepaard. Een laatste maal zag ik hem in zijn pastorij als «pastor emeri tus». Ik was op bezoek bij zijn coadjutor en plots verscheen de statige 85-jarige dreigend met zijn stok in de hoogte: de coadjutor moest al een kwartier in de kerk zijn voor een plech tige «trouw »! Eerwaarde Heer Sap vloog de kamer uit en nooit zal ik de laatste woorden vergeten die ik van de grijze priester hoorde. Hij legde zijn hand op mijn schouder en in zijn nog kloeke ogen lag treurnis toen hij zei: «Jongen, als de priesters beginnen te laat te komen, waar gaat de wereld naartoe!» Nooit heb ik gehoord dat iemand over deze pastoor een ongunstig oordeel uitsprak; zijn onderpastoors uit die laatste jaren spraken wel van «paster pitten De V os», maar zij eerbiedigden en bewonderden hem, want hij «w as» hun in alles een voorbeeld. In de plaatselijke politiek was het in dat eerste kwart der 20e eeuw te Wingene eerder rustig; de jaren van W .O.I wa ren er zonder veel bijzondere gebeurtenissen verlopen, toch moest de oude herder nog meemaken dat het voorste deel van zijn kerk met toren, beiaard en orgel in 1918 vernield werd en de feestelijkheden om de nieuwe toren en de nieuwe bei aard mocht hij niet meer beleven. Ludovicus De Vos, de paro chieherder die ui terlijk zonder geschiedenis van 1891 tot 1923 met gestrenge goedheid eendracht en vrede in zijn parochie bevorderde, zal ook zijn kleine menselijke kanten gehad heb 19
ben; zijn rechtschapenheid en zelftucht hebben zijn priester lijke levenswandel tot stichting gemaakt van alwie hem kende. De 22e mij bekende pastoor van Wingene overleed in de lente van 1925. Hij ruste in vrede... Mogen zij allen in Gods vrede rusten, vanaf pastoor Johannes, alle parochieherders van Wingene, over wie zeker oneindig meer zou te schrijven zijn in dien wij hen van dichtbij hadden kunnen kennen. A. VAN DOORNE
— — — — — — — —
— —
—
20
Archiefstukken ( R.A. Brugge, Kortrijk, Gent ). Archievenboek Rond den Heerd. Rond den Heerd. Fonds Dr. Carton. D. Lescouhier, «Geschiedenis van het Kerkelijk en Gods dienstig Leven in West-Vlaanderen», Brugge, 1926. V. Arickx, «Geschiedenis van Pittem». «Gezellekroniek 1963», Uitgave Gezellegenootschap, Ka pellen. M. Cloet, «H et kerkelijk Leven in een landelijke Dekenij in Vlaanderen, Tielt X V IIe eeuw», Uitg. Univ. Leu ven, 1968. K. van Isacker, «Herderlijke Brieven over Politiek», 1969. Waardevolle informatie en gegevens allerhande dank ik in niet geringe mate aan het benediktijnerwerk van Mar cel Persijn uit Wingene, arts-radioloog te Roeselare ( in manuscript ). «De Roede van Tielt», (alle reeds verschenen nummers).
V ELO ’S EN VELO KOERSEN
Deze bijdrage verscheen in 1968 onder feuilletonvorm in het Wingens weekblad «D e Beiaard» en in 1969 in de «Gazette van Detroit». Is het te geloven dat de fiets, of liever de velo, op zijn Wingens gezeid, nog maar een zeventig jaar op de wereld is? En nu is er al sprake van naar de maan te vliegen, wel, wel! Wij gaan ze laten doen, nietwaar? Om nu voort te vertellen: gij weet evengoed als ik, beste lezer, dat voorlopers van alle slag en soort, eerst in hout, later in metaal, de geboorte van de eigenlijke velo zijn voorafgegaan, ’t Een proefstuk had kleine wielen, ’t ander had grote wielen, nog een ander een groot en een klein; totdat ze, na lang tasten en proberen, op het model gekomen zijn, of ongeveer, zoals wij het nu ken nen. Want, inderdaad, van verre gezien waren d’eerste rij wielen precies dezelfde als de onze; maar niet van dichtbij, verre van daar. ’t Was er wel aan dat er moest aan zijn om te kunnen rijden, maar dat was ook alles. Een hard zadel, een model van stuur (gedon, op zijn Wingens) zoals wij er nu geen meer vinden, een rem ofte frein van zeer simpele vin ding: een blokje dat pakte vlak op de voorband, en dat in beweging gebracht werd door een koordje of leertje, waaraan moest getrokken worden; een speciaal onderdeel was voor zien om het bestijgen van de velo te vergemakkelijken: op de achteras, aan de linkerzijde, was er een «tuitje» van enige cen timeters gemonteerd. De gebruiksaanwijzing van dit voorwerp luidde als volgt: met beide handen het stuur houden, de lin kervoet op het tuitje plaatsen en zich dan, met deze steun, over en op het zadel heffen, ’t Was een plechtige oefening. Onze oude burgemeester, Miel Vandenbrande, volbracht dit gebaar met bijzondere, burgemeesterlijke, statigheid, dat velen zich nog zullen herinneren. Cyriel Van Hauwaert, de eerste flandrien, beweert dat toen de gewone mansvelo ( vrouwvelos waren er nog niet, ge 21
kunt dat peinzen: zo’n stuk alaam en paste niet bij hun ge slacht), alleszins twintig tot twee en twintig kilo woog. Als wij nu, in onze verbeelding, zo’n machine bestijgen om eens de processieronde te doen, dan zullen wij er gauw onze buik van vol hebben: op zulk een hard zadel, daverend over de slechte straten van dien tijd? Neen, ons achterste kan er niet meer tegen, en wij stappen af na een paar honderd meter. Trouwens heel in ’t begin waren het nog volle banden; ’t is maar in 1888 dat de luchtbanden door Dunlop werden uitge vonden. De opkomst van de velos is vlug een succes geworden en ’t is interessant in de gazetten van dien tijd te lezen, hoe en welke de reacties van onze mensen waren. Ziehier wat ik gevonden heb in «D e Gazette van Thielt»: 1893: Rijwiel is, zooals men weet, de algemeen aangenomen vertaling van ’t fransch woord vélocipède. De Italianen zeg gen: figaro. Een buitenmens, die voor den eersten keer van haar leven eenen veloman zag, riep tot hare gebuurvrouw: kijk, Triene, een scharesliep die op hol gaat. 1894: de velos of wielpeerden gaan nog meer en meer door komen, zoo ’t schijnt. Men zegt dat er een macht bestellingen gedaan zijn, zoo in belgische als in engelsche fabrieken. 1895: Voor de moment zouden er al veertig duizend velos in ons land bestaan. 1896: Met 15 November zullen de niet ingepakte velos die de reizigers bij zich hebben, op ’t convooi als bagage vervoerd worden, tegen 70 centiemen voor die met eenen zadel, en 1,40 fr. voor die met twee zadels. Zodus, de velo was geboren en gedoopt. Maar meteen ontstond een nieuwe moeilijkheid: ’t was geen werk met zo een stuk alaam op de kalsijden van toen te rijden, want heb ben wij slechte steenwegen gekend, die van 1890 waren nog veel slechter. Het duurde dan ook niet lang, of men dacht aan een aparte weg voor de velos: de velobanen. En ik denk niet dat ik mij vergis wanneer ik beweer, dat Wingene er gauw bij is geweest, want in ’t jaar 1896 maakt ons gemeentebestuur bekend «dat het verboden is van de weg, gemaekt voor de velos, langs den steenweg van Wyngene naar Bloemendaal, te beschadigen of te gebruiken voor peerden, karren en wagens». 22
Dat is alleszins vroeg; bovendien ’t was in ’t zelfde jaar dat de staat een krediet voorzag van 200.000 F voor het aanleg gen van «wielrijdersbanen» langs de weg Oostende-BrusselLuik en Antwerpen-Brussel-Bergen; op de moment dus dat Wingene al zijn eerste velobaan in gebruik had. ’k Zou er ech ter sterk aan twijfelen of dat baantje er een was in gravé ofte grint: ’t zal naar alle waarschijnlijkheid slechts een aardewegje geweest zijn. In elk geval, beter zo’n ding, dan die harde, ongelijke kalsijdstenen. Welke was nu de eerste Wingenaar, die een rijwiel be zat? Niemand is in staat het met zekerheid te zeggen. — On der de eersten waren alleszins Christiaentje, «mijnheer» Vandersmissen, meester Verhooghe, Dokter Vandenberghe, maar «den dien had eenen chainless», zegt Toorke Tornout, en hij weet er wat van. Inderdaad, in die jaren werden velos op de markt gebracht, waarvan de ketting vervangen was door een as met tandwielen, die de beweging van de pedalen naar het achterwiel overbracht; een soort kardanas, dus. Welnu, chain less is een engels woord, dat wil zeggen «kettingloos». Dit systeem ’n kan echter niet fameus geweest zijn, aangezien het totaal uitgestorven is. Daar hadden wij dus de eerste velos in Wingene. Dat het niet lang duurde vooraleer er gesproken werd van «om ter zeerst» te rijden, spreekt vanzelf. Maar, heel in ’t begin kwam het er vooral op aan, voor elke velo-eigenaar, aan zijn medeWingenaren zijn voertuig te tonen, een demonstratie te geven; en dat waren, op onze parochie, de eigenlijke eerste koersen. Fonske Deserranno weet het nog zo goed: g’heel in ’t eerste, zegt hij, waren de Wingenaren wreed kurieus om die velomannen aan ’t werk te zien, en ’t is alleszins zeker dat de eerste koers tot niets anders diende, en de «rijke» eigenaars van een velo de gelegenheid gaf, preuts als duizend, de processieronde te doen en de bewonderende blikken van hunne medeburgers op te vangen. Jammer dat er toen geen bandop nemers konden opgesteld worden, wij zouden nog eens har telijk kunnen lachen met de opmerkingen van de kijkers : «meester Verhooghe zit ’t schoonst» — «zeg, rijd eens met één hand. Kunt ge?» — «Let op uw sleppe, ze gaat in ’t wiel draaien...» — «Pier, snuit eens uw neuze...» Algauw kwam het tot échte koersen, of «coursen» zoals 23
men het toen schreef, ’t Moet zijn dat er nu en dan een onge lukje gebeurde, want in een gazet van oktober 1898 heb ik het volgende gelezen: «O p verzoek van den Minister M. De Bruyn, hebben de gouverneurs der provincies al de gemeenten aangespoord het inrichten der wielrijderscoursen op de open bare wegen te verbieden, zoowel op de velobanen als op de andere. Het valt nu te zien of de gemeenten aan dezen wenk der gouverneurs gehoor zullen geven.» Wat door andere ge meentebesturen gedaan werd, weet ik niet, maar in Wingene werd op 28 oktober het volgende uitgeplakt: «D e gemeente raad, overwegende dat het inrichten van wielrijders wedren nen langs de wegen door het Beheer van Landbouw en Open bare Werken voor het wielrijden gemaakt, groot gevaar op levert voor de openbare veiligheid, besluit: Art. 1. Alle wielrijdersloopstrijden zijn verboden op de wielrijdersbanen, gelegen langs de openbare wegen op het grondgebied dezer gemeente. Art. 2. Alle overtreder zal gestraft worden met eene boet van 15 fr. of vijf dagen gevang.» Zoudt ge niet gaan peinzen, beste lezer, dat er g’hele dagen mensen werden doodgereden? Of was ’t voor de kie kens en hennen, of misschien voor de... fazanten?? Hier voor mij heb ik een interessant blaadje liggen van ’t jaar 1897, en wel de voorloper van onze «Beiaard», name lijk nummer 2 van «D E W YNGENAAR», een weekblaadje uitgegeven door drukker Ch. Vanmaele, in de Futselstraat. Het blaadje dateert van Zaterdag 9 Oktober, dus daags voor de jaarlijkse grote kermis (want in die jaren was de grote kermis op de eerste zondag van oktober ). — Welnu, ik vind er op de laatste bladzijde de aankondiging van een «prijs kamp voor wielrijders». — Seffens zal ik U alles te lezen ge ven, maar eerst nog een woordje over wat mij biezonder op valt: in 1897 bestond in Wingene al een wielrijdersbond, die de onvergetelijke naam droeg van «D E W YNGENSCHE K RU IPER S». Wie de peter is van dat kind, kan ik niet ra den; maar, ’t is alleszins geen droogstoppel geweest; en, tus sen haakjes gezeid, klinkt het niet veel geestiger, en zeker veel Wingenser, dan het vreemde, uit Brabant overgewaaide «Stoempers»? Allé, mannen van ’t bestuur, zou er geen mid del bestaan om uw club te herdopen? — Er is geen burger24
stand in de wereld, die het U zal beletten, en ’t is een gele genheid om er nog eentje op te pakken. Peinst er nog eens over, ’t is de moeite waard. En ziehier nu de «annonce» van die grote prijskamp : GEM EEN TE W YNGENE G RO O TE PRIJSKAM P voor W I E L R I JD E R S Gegeven door den Heer Edm. Christaens, Voorzitter, en de Heeren Van Den Brande, leden van den Wielrijdersbond van Wyngene, «D e Wyngensche Kruipers» op Kermis-Donderdag 14 October 1897. Met toestemming van ’t gemeente bestuur. 75 FRANK PRIJZEN 1° Snelkoers voor alle liefhebbers. (handicap) 5000 meters. Ie prijs 70 fr., 2e prijs Inleg 2° Ringsteken voor alle Ie prijs 8 fr., 2e prijs 6
15 fr., 3e prijs 8 fr. fr. 0,50 liefhebbers, onvergeld. fr., 3e prijs 3 fr.
10 fr. zullen gegeven worden aan het grootste getal wiel rijders eener zelfde gemeente, ten minste met 10 mannen, voorzien van een wettig getuigschrift. De wielrijders zullen zich moeten bevinden in het lokaal bij M. Henri Vandeputte, om 1 3 / 4 . Het deel nemen aan den stoet is verplichtende. — De commissie beslist onwederroepelijk alle geschillen en is niet verantwoordelijk voor de onge vallen. De Commissie: F. Van Der Smissen, Edm. Christiaens, H. Vandenberghe. 25
De namen van voorzitter en leden, en commissie, zeg gen genoeg: ’t zijn precies die Wingenaren, welke de eersten waren om een velo in hun bezit te hebben. En ziet ge ’t staan: «het deelnemen aan den stoet is verplichtende». Het kwam er inderdaad op aan zich aan de bevolking te tonen, zoals ik het vorige keer al vertelde. En ’t lokaal? Bij M. Henri Vandeputte, ’t is te zeggen «te Puttens», in ’t ende van Georges Van Wanseele, waar nu de weduwe Cogghe woont. Met de velo werd vanzelfsprekend een nieuwe stiel ge boren, deze van velos-maken; en in Wingene waren ze er rap bij, want Pier Velo, als eerste velomaker op onze parochie, had al bekendheid rond 1897. Trouwens, het feit dat hij de bijnaam kreeg van Velo, bevestigt uit zijn eigen al dat hij er in Wingene mee begonnen is. Zijn eigenlijke naam was Kamiel Goethals. In die jaren woonde hij waar nu de woning staat van onze tandarts Jozef Van Canneyt, maar meer innewaarts ( 1969: Dr. De Pamelare). Hij had er zijn werkwinkel, waar de velos gemonteerd, hersteld of geopereerd werden. Even later horen wij al van een tweede velomaker, Theofiel Mulier, de broer van de voermans Jules en Victoor. Die woonde rechtover Rudolf Lannoo, tegen de Luchtbal dus. Ik moet U niet vertellen, beste lezer, dat geheel Wingene met de slag geen velo bezat; ’t was immers een duur stuk voor die tijd. En zoals het nu voor jonkheden en jonge trouwers een droom, soms van jaren, is aan een auto te geraken, ston den de jonge gasten van toen te hunkeren en te kwijlen als ze hoorden dat Gusten-den-dien of Jules-den-anderen een velo gekocht had. De rappe vonden algauw middel om met de ene of de andere goed te staan, en alzo de velo te mogen bezich tigen om erop te leren. Gelukkig dat de velomakers van hun kant erin voorzagen; want voor een frank, of misschien twee, kon een velo voor een zondag-achternoen gehuurd worden. En ge moet U eens voorstellen, Wingenaar van nu, hoeveel jonge parochianen bendig-weg al hun drinkgeld kop en kop staken, om met den uitkomen ’s zondags met een gehuurde velo naar die of die kermis te trekken: ’t en hield niet meer in, ze wa ren immers in een duiveslag in Egem, of Kapelle, of gelijk waar. Allé, ’t was een geheel andere wereld aan ’t worden. Weet ge wanneer de Wingenaar van toen een echte veloman was? Als hij kon zeggen dat hij zonder ongelukken de 26
RAID gedaan had. «H a, man, ’k heb zondag de raid gedaan». — «En zonder haperen?». — «G e moogt gerust zijn». — «Allé, proficiat». En meteen had hij het doopsel des velos ontvangen en stond hij een sporte hoger in de achting van zijn maten. De raid, wat was dat, hoor ik U peinzen. Wel, de raid, dat was DE koers uit die jaren: hij liep, van op de markt, over den Beer, Hekke, Strokot, Doomkerke, Aanwijs en Wil denburg. Er gingen geen zondagen voorbij, of soms maandagen, dat ge langs die omloop niet vier, vijf of meer van die jonge velogasten tegen kwaamt. ’t Was nogal dikwijls «entraineren» dat ze deden, voor de naaste koers. Maar ’t grootste deel wa ren kerels, die ’t velodoopsel nog moesten ontvangen. Fonske Deserranno heeft mij daar vers-weg zijn eigen wedervaren ver teld. «Ik en Henrietje Anseeuw, wij hadden alle twee al een beetje leren rijden op een geleende velo. Maar ’t mocht er nog niet af, een te kopen; ’t was daar veel sparen aan, te meer daar wij aan tijden ons pinten nodig hadden. Nu, om er wat mee te doen, gingen we op een schone zondagachternoene naar Theofiel Mulier om een velo te huren, en onze raid te doen. ’t Is lang geleden, maar was ’t gisteren gebeurd, ’k zou het niet beter onthouden hebben. We zetten tegen stroom aan, an Blauwhuis dus. Wij reden natuurlijk niet te stout en ’t verliep al naar wens. ’t Was biezonder weer en wij hadden er wreed veel deugd van. Wel te verstaan, wij deden het niet al in enen trek: ’t was een lang einde, en wij hadden al onze tijd. Daar om, ’k peinze niet dat wij veel staminés onderweg overgeslagen hebben. Nu, wij geraakten toch, redelijk ver in de achternoene, weer op de plaatse. En toen gebeurde het. Dien Deneweth, de mulder (aan ’t Zwartegat), stond een pijpe te smo ren bachten zijn hage: wij kwamen wij daar op ons gemak aan gereden, en Dien was te wege iets te zeggen. Maar al met een keer, hoe ’t gegaan is weet ik niet, reed ik rechte in d ’hage; juist op de plaats waar de mulder stond. Hij verschoot hem dood, en ’k hore hem nog roepen «gien dwazek...»; maar ik ’n geraakte bijna op mijne velo niet meer van ’t danig lachen! ». Zou dat doopsel geldig geweest zijn? Om nu over de koersen voort te vertellen, moet ik nog eerst een minuutje blijven stilstaan bij de lijst van de Wingen27
se renners van toen. Er waren er verscheidene, en ik geloof niet dat mijn lijst volledig is: Kamiel Goethals (alias Pier de Velo) Alidor Van Cauwenberghe Albert Houtekier Victoor Van Tornout Gustaaf Landuyt Henri Vandenberghe. ’t Waren in alle geval de biezonderste, hoewel geen en kele ervan het in de koersstiel verre gebracht heeft. Ze heb ben inderdaad ondervonden, dat ze niet opkonden tegen de «vreemde» renners, die hier kwamen rijden; en daarbij, ’t bleef voor hen maar een liefhebberij en geen broodwinning. Van vreemde renners gesproken, de grote Cyriel Van Hauwaert heeft zeker een drietal keren in Wingene gekoerst, en telkens met sukses. Om er meer van te weten, ben ik over tijd Van Hauwaert gaan opzoeken, in zijn villa, deze kant Brussel. De vent is nu tachtig jaar, maar nog zeer fris van lichaam en geest. « ’k Wete nog heel goed dat ik meer dan eens in Wingene gereden heb. ’k Heb er zelfs eens aardig gevaren», vertelt hij, «maar ’t fijne ervan zou ik niet meer kunnen uiteendoen, ’t is te lang geleden; en peinst ge dat ik geen koersen gereden heb in mijn leven, d a?». Ik weet ik het, hoe hij hier eens aardig gevaren heeft, en ’k zal het U binnenkort wel vertellen. Maar om van Van Hauwaert voort te doen, door buitengewone voor spraak waren de Wingense koer sinrichters erin geslaagd hem, in ’t jaar 1909, naar hier te krijgen (hij was toen namelijk al de grote koereur van het westen ), alleen maar om de start te geven. Welnu, nooit was er in Wingene zoveel volk, op verre na niet: de helft was uitsluitend gekomen om hem ne keer te zien. Hadden onze renners al een «uniform»? Natuurlijk, maar nog verschillend van deze van nu. Om te koersen droe gen ze een platte fantasieklakke, een «sjetnen lijveke», een poefbroek die onder de knie rond de benen stropte, en veel kleurige gestreepte of geruite kousen. Aan de voeten natuur lijk de onmisbare velo-slessen. Kunt gij Alidor Cauwenber ghe of Pier Velo alzo voorstellen? 28
Om over de koersen zelf te vertellen, kan ik natuurlijk niet anders, dan te beginnen met de fameuze RAID. Ziehier de officiële aankondiging ervan voor ’t jaar 1902. Ge moet alles aandachtig lezen, ’t is interessant: W YNGENE Zondag 12 October 1902 G R O O T E V E L O - R A I D langst den steenweg Wyngene, Beer, Hekke, Doomkerke, St-Pietersveld, Vrijhuis, Wildenburg, Wyngene. Afstand 20257 meters, fr. 100 prijzen 100 fr. Verdeeld als volgt: fr. 20 - 15 - 10 - 8 - 7 - 6 - 4. 30 fr. in prijzen van 2 fr., alsook verscheidene kunst voorwerpen, zullen verlot worden onder de deelnemers die binnen de uur den weg zullen afgelegd en geenen prijs gewon nen hebben. — 10 fr. worden gejond door den Wel Edelen Baron van der Bruggen, Burgemeester, voor den eerst aanko menden mededinger van Wyngene aan ’t Boerenhuis te Wil denburg. 10 fr. worden geschonken door de Wel Edele Barones van der Bruggen voor den eerst aankomenden vreemden me dedinger aan ’t kasteel van Wildenburg. 10 fr. worden ook gegeven door den Heer Octaaf Sengier aan de drie Wyngensche mededingers die eerst zullen toekomen, en verdeeld als volgt: fr. 5-3-2. Den Heer Edm. Dejonckheere geeft twee flesschen goe den wijn aan de twee eerst uitkomenden die geen prijs gelot hebben. De inschrijving zal plaats hebben van 1 tot 3 uren na middag, op de Marktplaats. Inleg 50 centiemen per man. Men zal onmiddelijk vertrekken in serieën van vier mannen, door het lot bepaald. Eene controol is ingericht op de wijken Hekke en Vrijhuis, waar iedere ruiter van zijn rijwiel zal moeten afstappen om een kontroolbewijs te ontvangen. Elke wielrij der is persoonlijk verantwoordelijk voor de ongevallen door hem veroorzaakt. De Commissie: Vict. Verkest, Aug. Danneels, Fel. Fraeyman, Oct. Sen29
gier, Gust. Verhooghe, Heet. Vanlanduyt, Osc. Delrue, Jul. Michiels, Alb. Houtekier, Gust. DeBruyne, Fel. Vanpoucke, Henri Cloof, F. Vandersmissen. Hebt ge goed de aankondiging van de VELO-RAID ge lezen? Pas op, ’t was de eerste keer niet, hoor. Maar ’t is de oudste waarvan ik een tekst kon terugvinden. Zonder twijfel ging die koers al door in de jaren 97 of 98. Onze ouders kon den goed meten en tellen, er is geen twijfel meer mogelijk: 20.257 meters, de centimeters hebben ze voor ’t gemak laten vallen. Daaromtrent een Bruggeweg dus, en geen macadam, en zelfs geen echte velobaan, zoals wij die vóór de oorlog ken den, neen: een smal, ongelijkig aardebaantje. En ’k zou willen zeggen, een baantje in de aard van dat... maar ik vind er geen meer op Wingene, of weet gij er nog een liggen? Zodus, de mannen zetten aan: probeer ze in uw verbeel ding te zien, op hun zware velos met van die eerste koersguidons, in hun koerspak; allemaal gasten met een moustache onder de neus en een klakke tot schier over de oren. En let wel op, ’t is tegen het uurwerk, «in serieën van vier». Dave rend en klutsend dokkeren ze, bijna als karren, over de ste nen, naar de Wissel toe. Er staat overal wel volk, en alleszins vóór de staminés; en aangezien dat het al één herberg is, is ’t al één volk. Aan de Spie slaan ze in, en pakken, over dat het gaat, ’t velobaantje naar Ruiselede. Laten wij goed van wille zijn, en ons voorstellen dat het niet te droge en niet te nat ligt. Aan den Hekke, halt, «de ruiters moeten van hun rijwiel afstappen» voor de kontrool. Elk krijgt een bewijs (dat hij misschien onder zijn klakke bewaart), en ’t gaat weer verder, naar Strokot en ’t Haantje. — Van St.-Pietersveld voort verbetert de weg niet, verre zij vandaar: ’t is van pas-op, met al die bomen dichte langs de baan. ’k Geloof dat ik daar Staf Landuyt over zijne guidon zie stuiken. Ja, ja, ’t is van een zware boomwortel, die nogal verre uitzit, «Staf, jongen», hoor ik Alidor Cauwenberghe roepen, al passerend, « ’t en is hier nog geen kontrool, ’t is maar aan ’t Aanwijs!». Maar niet gelet, voort, voort, naar ’t Vrijhuis. Nieuwe kon trool en een tweede papierke onder de klakke. Van nu voort is ’t al goed te zien wie buiten de prijzen zal vallen: ’t zijn gasten voor Monten Jonckheere, zoals het aangekondigd werd. Van hier voort wordt de weg weer beter, langs de baan van 30
Bloemendale. — Op Blauwhuis staan de Baron en de Barones de renners af te wachten, midden machtig veel volk, want, zoals wij weten, hebben de Heren van ’t kasteel een aparte prijs uitgeloofd. En nu, rechte naar de plaatse. Van aan de witte buize al, is het een gejoel en een getier; en op de Luchtbal is er maar een nauw gangske meer vrij voor de velohelden. En natuurlijk, aan de arrivé kunt ge er met geen stokken meer door slaan, zo barmhartig veel volk is er samengeschoold. Ik zie omtrent geheel het schepencollege en de gemeenteraad; en natuurlijk ook, een die nergens ontbreekt, Staf Koorde, of juister gezeid Oktaaf Sengier: hij heeft trouwens 10 F. speciale premies gegeven voor de drie eerste «Wyngensche deelnemers». — Ondertussen worden overal de pinten nog eens gevuld, tot grote tevredenheid van de Wingense brou wers. Alles is zonder ongevallen verlopen, en er zijn geen fazanten doodgereden, toch niet bij mijn weten. En als de prij zen uitbetaald zijn, gaat de leute verder, tot in de avond. En dat was de raid, de koers in hoofdletters. Denk nu niet, beste lezer, dat er geen andere waren: de Wingenaren waren te vindingrijk, en de brouwers verkochten te gaarne bier, veel bier, opdat er niet bij de eerste de beste gelegenheid een velowedstrijd zou op touw gezet worden. En er waren er van alle soorten: ringsteking per velo, pijpekoers, roggenbroodkoers, en natuurlijk ook gewone koersen. Alle Wingenaren weten dat de Breughelfeesten gegroeid zijn uit de Roggenbroodfeesten van de Tieltstraat. Maar hoevelen herinneren zich nog dat die Roggenbroodfeesten al vóór de oorlog van 14-18 gevierd werden, en ook in de Tieltstraat. De kerels van die feesten waren hoofdzakelijk Stroot Vandenberghe en Warden Van Maele. En die Roggenbroodfees ten hadden vanzelfsprekend ook hun eigen koers, de Roggenbroodkoers. Warden was er de uitvinder van, en ’t was uit sluitend voor de Wingenaren. Waaruit bestond hij? Wel, de mededingers zetten gewoon aan, aan ’t Zwartegat, voor een processieronde. Na de eerste ronde moesten ze stoppen en van een wagen, die daar gereed stond, een pakje kiezen. De inhoud ervan was telkens verschillend, maar altijd een of andere kostuum, mannelijke of vriuwelijke. Het pakje werd door de koereur open gemaakt en wat erin zat, aangetrokken. Toorke 31
Tornout vertelt, dat deze koers veel volk trok en dat de plaat se gloeide van de leute, « ’k Weet nog wel», vertelt hij, «ik stond te kijken in de Kloosterstraat. En ik zie daar ineens een vrouwmens aangedisseld komen. Ge kunt denken, een vrouw mens op ne velo: ’t was een schandaal. Maar, al in ene keer, ’k bekende ze, ’t was Cies Nolf: hij had in zijn pakje een komplete vrouwenuitzet gevonden, met lintmutse en al. Watte gadomme hebt gij daar nu aan? roep ik hem toe; en ’t was precies of hij gevoelde zich niet biezonder thuis in dat ander geslacht. En zeggen dat er zo drie ronden af te leggen waren!». Ik mag ook niet vergeten dat er nog een pijpekoers was: daar hebt gij zeker nog niets over gehoord, lezer? Dat was nu eens een echte volkse wedstrijd, door de Wingenaren uit gevonden en biezonder genoten. Beeldt U eens in, twee of drie processieronden, op een harde en zware velo, over de alleszins effene kalseistenen van toen, en met een halve meter lange kalken pijp in uw hoofd. En de pijp moest nog branden en g ’heel zijn bij de aankomst, «ze moest nog vinzen», was ’t reglement. Het was een hele kunst, en elk maakte er van te voren een studie van, welke de beste taktiek zou zijn. Wel nu, in de praktijk werden er twee methoden toegepast. Zij die de slimsten meenden te zijn, en eigenlijk de domste wa ren, deden een stevige trek aan hun pijp bij de aanzet, pakten ze dan van dwarsen tussen de tanden, en koersten al dat ze geven konden. Waarom de domsten? Wel, dat ging niet om rap te rijden. En zo gebeurde het dat Victoor aan ’t Zwartegat vlak in Deneweth’s hage reed, en Sef Rijkers tegen de muur van de pastorij, en nog een andere dwars door Gernaey’s gla zen deur, op de Luchtbal. «Ik heb het nog geweten», vertelt Fonske Deserranno, «dat ’t haar aan de muur hing, in den draai, op de Luchtbal! Wel, wel, ze reden gelijk zotten». En lukte het dat er een rond geraakte zonder ongevallen, ge moogt gerust zijn, zijn pijp was al lang in slunsen, van den daver natuurlijk. En wie won er? Wel, simpelweg, zij die met één hand reden, nu en dan een trek doende, en redelijk op hun gemak: die kwamen misschien niet eerst aan, maar wel zonder blauwe plekken en met een gehele en «vinzende» pijp. Allé, Wingenaren, moeten ze leute gehad hebben, ja’s? O. VAN LAERE 32
In
memoriam
GEORGES
BRUYNEEL
In de avond van zondag 14 november 1971 overleed te Tielt Georges Bruyneel, in de volksmond «Bruneelke». Hij was een bescheiden, maar ongemeen actief figuur die in het bijzonder op de socialistische beweging te Tielt zijn stempel heeft gedrukt. De doorsnee-Tieltenaar kende hem vooral als mutualiteitssecretaris, als niet-op-zijn-tong-gevallen gemeenteraadslid of als dirigent van de harmonie «De Volharding». Maar ook in diverse verenigingen buiten de muren van het Textielhuis, was hij een gewaardeerd medewerker. Zo was hij o.a. betrokken bij de Heemkundige Kring en dit vanaf de stichting. Hij stond in voor een deel van de materiële inrichting van de heemkundige stand op de jongste handelsfoor en maakte een inventaris op van de «Oude benamingen van verdwenen of gewijzigde herberguithangborden te Tielt». Hij was ook bestuurslid van de Stedelijke Muziekacade mie, van Volbeno (Bond ter Bevordering van het Neutraal Openbaar Onderwijs) en van het Vermeylenfonds-Tielt. Georges Adolph Bruyneel werd geboren te Tielt op 6 sep tember 1905, als oudste zoon van Andréas Bruyneel, een we ver en gewezen soldaat van het K N IL ( Koninklijk NederlandsIndisch Leger) en Maria De Witte. Samen met Achiel Baert, Camiel Bouckaert, Henri Heytens en Gérard Morbé legde vader Bruyneel in 1912 met de op richting van de «Textielbond» de grondvesten van het Tieltse socialisme. Andréas Bruyneel was dus één der eersten die zich te Tielt als socialist affirmeerden ( 1 ). Dit berokkende hem en zijn kinderen veel moeilijkheden. «Toen Georges naar de Tielt se vakschool ging om er het beroep van schoenmaker aan te leren, werd hij daarvoor in de hoek geduwd. Hij werd op 33
school geduld, maar was er zeker niet gewenst. Hij kwam dan ook slechts in aanmerking om ergens te gaan werken wanneer er absoluut geen andere kandidaten meer waren» ( 2 ). Van 1919 af hielp Georges dan maar zijn vader bij het be stellen van het dagblad «Vooruit». Begin 1922 deed hij dit verder met Jozef Vande Wiele. Nog hetzelfde jaar vond hij werk als schoenmaker in de Militaire Schoenfabriek langs de Gruuthusestraat ( waar later, mede onder impuls van Georges Bruyneel, in 1947 de Middelbare School werd ondergebracht). Alras stond hij, na een staking, op straat. In het schoencentrum Tielt vond hij — ingevolge een afspraak tussen de patroons — geen werk meer. Dan maar naar Gent gespoord. Hij kreeg er werk maar het refreintje herhaalde zich: staking. Georges weer haantje-de-voorste en hij mocht opkrassen. In 1923 werd hij aangenomen bij de Tieltse schoenfabriek «L a Merveille», waar hij werkte tot 1945. Hij was er samen met Georges Van de Walle (gefusilleerd in een Duits concentratiekamp) de woord voerder van zijn mede-arbeiders. Schoenfabrikant Georges Pannemaeker was onder meer een muziekminnend persoon. Hij was voorzitter van de in 1919 gestichte zangvereniging «A Capella». Misschien verklaart dit ten dele waarom hij de, als de pest gevreesde socialistische syndicalist, maar uitstekende mu zikant, die Georges Bruyneel was, in dienst nam. Overigens hield de vrijzinnige liberaal Pannemaeker ( die veelal met zijn arbeiders mee aan de machines stond ) van diepgaande gesprek ken, over tal van zaken, met zijn arbeiders. Ook hier vond hij in de boeken lezende autodidact Georges Bruyneel een meer dan interessante gesprekspartner. «Kennis zal u redden», de leuze die op de nu vergeelde Germinal-brochures staat, was de lijfspreuk van Georges Bruy neel. Als negenjarige jongen leerde hij in «Vanzandvoordensreke» volwassen mensen lezen. In 1920, hij was toen vijftien jaar, sloot hij zich aan bij de Belgische Werkliedenpartij en trad tevens toe tot de socialistische jeugdbeweging «De Jonge Wach ten» uit Gent. Als dertienjarige had hij reeds in een opstelprijskamp van die vereniging de eerste prijs weggekaapt. Hij trok naar Menen, Gent, Brugge en zelfs naar Brussel om er vormingslessen te volgen. In Gent was hij kind ten huize en over nachtte hij bij Christ De Bruycker, de latere sleutelfiguur van de Centrale voor Arbeidersopvoeding. 34
Van links naar rechts : Onder zittend : Neirinck M., Bruyneel G ., Bruyneel A., Vercruysse Triphon en Vande Walle RenĂŠ. Ie rij staande : Ghekiere G., Bardoel M., Sanctorum Arth. Vande WaĂœe G., Sanctorum Leon, Bruyneel Jul., Sanctorum Frits, Maes G ., Vande Walle Seb. en Van Maele Oscar. 2e rij staande : Vande Walle G., Ghekiere Ch., Vande Walle Marc, Biebouw Jer., Den Doncker Mich., Baert arth., Sanctorum J., Dierckens Cam. en Vande Walle Aug. 3e rij staande : Vande Walle oct., Van Steenkiste Idesb., De Witte Rich., De Witte Gust. en Seynhaeve Cam.
Met de opgedane ervaring stichtte hij te Tielt in 1922 ook een afdeling van «De Jonge Wachten». Nog in 1922 was hij ( samen met zijn vader en enkele muzikanten uit Amicitia, o.a. de familie Vande Walle) medestichter van het socialistische muziekkorps «De Volharding» en van een turngroep. Hij werd de grote bezieler van de toneelkring en van de voetbalploeg, die aangesloten was bij de Arbeiderssport en waaruit later dan Sporting Tielt groeide. Vooral voor «zijn» muziekmaatschappij legde hij honderden huisbezoeken af. In zijn ouderlijk huis klonk er steeds muziek. Zelf bespeelde Georges een negental instrumenten, maar zijn lievelingsinstrument was de bugel. Op 10-jarige leeftijd speelde hij al de partij van de eerste bugel in het muziek «Amicitia». Samen met zijn vader, die dirigent van de harmonie «D e Volharding» was, gaf hij muzieklessen. In de beginjaren van het korps vormde Georges, tot in de late avondlijke uren, een groep klaroeners ( 3 ). «D e financiën ble ven lange jaren het zorgenkind. Aan jonge leerlingen was er geen tekort. Maar steeds was er geen geld om de nodige instumenten aan te kopen. Toch vond men een oplossing. In de
De voetbalploeg aangesloten bij de Arbeiderssport en waaruit later Sporting Tielt groeide.
36
periode tussen de twee wereldoorlogen ging er bijna geen week voorbij of er werden hier en daar in café’s liedjes gezongen ten voordele van de muziekmaatschappij en met de klakke rond gegaan» (4 ). Meerdere keren kreeg Georges Bruyneel aanbiedingen om een bezoldigde plaats te aanvaarden in de socialistische bewe ging. Steeds weigerde hij. Hij bleef liever wat hij was: een ge wone schoenmaker, die al zijn vrije tijd opofferde om de arbei ders cultureel te ontvoogden. Tijdens zijn «Jonge Wachten»periode werd hem zelfs het aanbod gedaan toe te treden tot de redactie van het dagblad «Vooruit». Dit zou evenwel een ver huizing naar Gent met zich hebben gebracht en daarom wei gerde de honkvaste jonge autodidact ook deze betrekking. Na de tweede Wereldoorlog zag hij zich in geweten toch genood zaakt, tegen een lager loon dan bij Pannemaeker, een functie als vrijgestelde te aanvaarden. Vele van zijn politieke vrienden hadden immers in de oorlog het leven gelaten. Er was een te kort aan bekwame mensen. Op 1 augustus 1945 trad hij in dienst als secretaris van de mutualiteit «Bond Moyson» te Tielt. Ook nog in 1945 werd hij voorzitter van de lokale afde ling van de BSP en begon het moeilijke werk van de wederop bouw, samen met Marcel Linclau, Gustaaf en Richard De Witte. De socialisten stonden zonder lokaal ( 5 ) . Tijdens de oorlogsjaren had men vergaderd in het huis van Georges Bruy neel zelf. In 1944 betrok men de voorkamer van de woning van Marcel Linclau in de Oude Stationsstraat. Enkel de administra tieve werkzaamheden konden er gebeuren. De eerste herhaling van de harmonie na de oorlog werd, met Georges Bruyneel als dirigent (6 ) op 1 juli 1945 gehouden «onder het afdak achter het huis» van Marcel Linclau. Na enkele weken, in september, kon men, voor vergaderingen en muziekrepetities, terecht in het «Hôtel de la Gare» (in de volksmond «De Koolzak») bij Georges De Jonckheere. Omzeggens alle dossiers, verslagboeken en formulieren waren tijdens de oorlog zoek geraakt, in beslag genomen of verbrand. De uitbater van het lokaal «Ons H uis» in de Hoog straat (nu Ciné Rio) heeft zelfs, toen een nieuwe huiszoeking door de Duitsers verwacht werd, veel documenten, boeken en het volledige archief in de «pompput» gekeild. De persoonlijke documentatie van Georges (waaronder een zeer uitgebreide 37
verzameling teksten, persknipsels en brochures over de Spaan se Burgeroorlog) en al zijn boeken, waren eveneens uit angst voor de Duitsers, door zijn vrouw in de tuin verbrand. Er diende werkelijk opnieuw van nul gestart. Met de fiets, de «bommeltram» en naderhand met een kleine motor fiets werden, door weer en wind, de gemeenten in de regio Tielt bewerkt. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1946 werd Georges Bruyneel, samen met Marcel Linclau, een eerste maal verko zen. Bruyneel zetelde onafgebroken in de Tieltse gemeenteraad tot zijn ontslag, einde 1967. In tegenstelling met de pragma tische Marcel Linclau, vertolkte Georges er, via indringende, synthetiserende monologen, vooral de principiële stellingna men van de BSP. Hij was een gevreesd debater met een heel eigen woordgebruik en een bliksemende, enigszins groteske humor.
Georges Bruyneel tijdens zijn Eén-Mei-Rede in 1952. (Zittend: Ghislain D ’Hondt, BSP-senator)
38
Georges Bruyneel greep niet zo vlug naar de pen. Maar als hij het deed, kon hij vernietigende dingen schrijven. Zoals toen zijn dochter Andrea ( 7 ) door enkele heethoofden mishan deld werd na een ophitsende toespraak van burgemeester Baert tijdens de schoolstrijd ( 8 ). Hij was een man van de politieke actie. Eens wilde hij te Ruiselede aan de kerkdeur pamfletten uitdelen. Maar de poli tiecommissaris had het zo niet bekeken. Georges werd in de nor gedraaid tot alle missen gedaan waren. Vrijgelaten na het middaguur ging Georges huis-aan-huis de pamfletten in de bus stoppen. Hij hield één pamflet over, belde aan bij de politie commissaris en stelde het de volkomen ontstelde man ter hand. Tijdens de Koningskwestie werd hij te Wingene bij het uitdelen van brochures van het Kerkplein geranseld en tamelijk erg toegetakeld. Op deze molestatie volgde zelfs een interpella tie in de Kamer door BSP-volksvertegenwoordiger Arthur Sercu. Georges Bruyneel was een belezen man. Hij was het pro totype van de self-mademan, die jarenlang met niet-aflatende studiegeest zichzelf vormde. Hij was zeer trots op zijn Pantheon-reeks van de Nobelprijswinnaars voor Literatuur. Ana tole France was zijn lievelingsauteur. Graag haalde Georges een citaat van deze schrijver aan. Als socialist, zei hij, strijd ik tegen de verheven gelijkheid voor de wet, die evengoed aan de rijken als aan armen verbiedt onder de bruggen te slapen, langs de straat te bedelen en brood te stelen. Georges Bruyneel sprak Engels, Duits en Frans en corres pondeerde met enkele Duitse vrienden. Na zijn vervroegde pensionering (op 1 oktober 1967, in zijn 62ste levensjaar, na 22 jaar dienst bij de mutualiteit) nam hij zelfs opnieuw zijn Engels leerboek ter hand. Het betrof hier «H et Engelsch met of zonder meester» door A.J. Witteryck, een uitgave uit 1928 van de drukkerij De Lusthof te Steenbrugge. Hij had kleine zakboekjes waarin hij moeilijke, weinig-gebruikelijke Neder landse woorden met hun betekenis noteerde. In zijn weinige vrije uren schilderde hij niet onverdienstelijk. Met gelijkgestemden had hij onmiddellijk contact. Ik her inner mij dat, toen we samen met Louis-Paul Boon ( 9 ) onder de dakpannen op de zolder van het dagblad «Vooruit» op de 39
grond gezeten, in vergeelde exemplaren van rond de eeuwwis seling zaten te bladeren, Boontje zo geboeid was door de jeugd herinneringen van Georges dat hij vergat zijn «whisky kof fie» te drinken. Ondanks het feit dat Georges overal de hand aan de volksontwikkelings- en de politieke ploeg sloeg, was hij toch eerder een figuur die altijd in de schaduw bleef. Hij had een hekel aan persoonlijke propaganda en verkoos nooit in het zonnetje te worden gezet. Hij had — zoals zoveel in het socialisme grijs geworden pioniers — een open geest. Het eigenaardige is dat wij nooit op zijn leeftijd hebben gelet. Geestelijk en intellectueel was hij een mens van de nieuwe generatie. Hij was iemand zonder voor oordelen, die met politiek-bewuste jongeren evengoed kon praten over Che Guevara en Mao als over Johannes X X III en Helder Camara. Hij had een enorme eerbied voor teksten,het geschreven woord. Nergens in de vele brochures die ik van hem kreeg is er een streepje in de marge geplaatst, zijn er onderstrepingen gebeurd, heeft hij een randbemerking geschreven. Na zijn oppensioenstelling begon hij systematisch aan het neerschrijven van de geschiedenis van de socialistische beweging in Tielt. Hij heeft daarvoor maandenlang in de meest uiteenlopende pu blicaties opzoekingen gedaan en met de hand honderden blad zijden nota’s genomen. Hij had zo’n groot respect voor die ge vonden teksten dat hij ze niet wilde verminken door er enkele uittreksels uit op te nemen. Hij was van plan ze als bijlagen aan zijn monografie toe te voegen. Als posthume hulde, alsmede uit erkentelijkheid, heb ik mij voorgenomen zijn monografie van de socialistische bewe ging persklaar te maken. Jean LEM EY (1 ) «Te dien tijde was er durf nodig om als aanhanger van deze ideologie te ver schijnen». J. Brys, H o n d erd zeven tig ja a r m uziekleven te T ie lt, Tielt, 1966. (2 ) Richard Verbrugge, B ij het op ru st gaan van B SP -voorzitter G eo rg es B ruyneel u it T ie lt, Vooruit, 29 oktober 1968. (3 ) «H et grootste deel van de Tieltse arbeiders-muzikanten moest toen zijn brood in «de vreemde» gaan verdienen. Velen ervan moesten zelfs de hele week uithuizig blijven, of ’s morgens vroeg vertrekken en ’s avonds laattijdig thuis komen !», J . Brys, o.c.
40
(4 ) Marcel Linclau, H arm on ie D e V olhard in g, Nieuw Tielt, 1971, nr 4. (5 ) In 1919 namen de socialistische organisaties hun intrek in het café «D e Kur saal» bij Adiel Strobbe, in de Oude Stationsstraat (waar nu het St.-Jozefsinstituut is). Wegens stopzetting van de zaak werd reeds in 1920 verhuisd naar «City Lowell» bij Emiel De Beis in de Kasteelstraat. In december 1925 betrok men «Ons Huis» in de Hoogstraat (nu Ciné R io). In september 1945 bood «Café de la Gare» onderdak. In 1950 werd het huidige lokaal «Textielhuis» in de Ieperstraat aangekocht. Tot zijn dood bleef Georges Bruyneel commissaris van de coöperatieve «D e Volharding» die het lokaal uitbaat. (6) Georges Bruyneel bleef tot zijn dood dirigent van de harmonie «D e Vol harding» (D e teleurgang van zijn muziekmaatschappij is hem niet in de koude kleren gekropen). De vader van Georges was dirigent van bij het ontstaan. In 1928 werd hij opgevolgd door Triphon Vercruysse. Georges Bruyneel werd toen onderchef. In 1971 zou Georges Bruyneel zijn gehuldigd als 50 jaar spelend lid. Na zijn overlijden werd zijn jongere broer Julien onderchef. Als nieuwe dirigent werd aangesteld de 30-jarige Jean-Claude De Jaegher (Ie prijs klarinet uit Roeselare), muziekleraar aan de rijksmiddelbare scholen te Aalter en te Evergem. (7 ) Op 12 juni 1931 huwde Georges Bruyneel met Zulma De Moor (geboren op 11.4.1909). Hun dochter Andrea werd geboren on 8 juli 1934. Georges Bruyneel heeft zorg gedragen voor Arsène Hellebu ck toen deze zijn moe der, Alida De Moor (zuster van Zulma) verloor. (8 ) In «Voor Allen» schreef Georges Bruyneel onder de titel « I s d a t hun s tr ijd ? » : Te dier gelegenheid sprak hij (burgemeester Baert, J.L .) tot een opgezweepte massa studenten en enkele burgers. Zoals hij zich uitliet strookt dit niet met de waardigheid van een burgemeester, te meer daar hij het hoofd van de politie is. (9 ) Louis-Paul Boon werkte toen aan «Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht».
41
SIEUR
JEAN-BAPTISTE
DE
POORTER
BURGEMEESTER VAN DENTERGEM
In de overlijdensakte van zijn vrouw, Jeanne-Brigitte Taelman, ( t Dentergem 24.2.1809) wordt hij vermeld als: «le sieur Jean-Baptiste De Poorter, cultivateur sur Het Hoendervelt». Hoewel hij sinds meer dan een jaar geen burgemees ter meer was, wordt hij «sieur» genoemd. In het Frans van die tijd betekende die titel iemand van aanzien. Baziel De Poorter schrijft in zijn stamboek ( 1 ) dat de hoeve, het Hoendervelt, een heerlijkheid was. Dit heb ik niet kunnen verifiëren. Maar ik heb wel gevonden dat onze stam vader niet in 1799 burgemeester werd, zoals Baziel De Poor ter schrijft, verkeerdelijk de datum van de Franse republikein se kalender omrekenend in onze jaartelling. De akten van de burgerlijke stand heeft J.B . De Poor ter ondertekend vanaf 12 Germinal de l ’An V III in de hoe danigheid van «commissaire municipal». Welnu dit is 2 april 1800. Weldra werd hij «maire provisoire», nl. vanaf 1 Florial de l’An V III, dit is 21 april 1800 en weinige tijd later onder tekende hij als «maire», met alleen zijn eerste voornaam, « Joannes De Poorter», schoon geschreven. Hij is dus eerst aan het bestuur gekomen, nadat Napoleon het bewind in handen had genomen en een einde stelde aan de kerkvervolging. «M aire» is het Franse woord voor de oude benaming «meyer». Hij was 65 jaar, toen hij op 8 februari 1808 ontslag nam. Maar laten we beginnen bij het begin: het loont de moei te om die boeiende persoonlijkheid van onze stam te leren ken nen. Geboren op de hoeve van Ottergem (Baziel De Poorter zegt weer «de heerlijkheid») te Zwijnaarde op 1 maart 1743, was hij reeds half wees: zijn vader Carolus was een paar maan den te voren gestorven in de ouderdom van 63 jaar. Zijn moe der, Jeanne-Marie-Isabelle Thienpont, was echter een kranige 42
vrouw. Zij stamde af van de gekende familie Thienpont, die in het Gentse dikwijls openbare ambten bekleed heeft. Zij heeft de gezegende ouderdom van 96 jaar bereikt ( 2 ). Zijn groot vader, Pieter De Poorter, was gehuwd geweest met Barbara Van Langeraet, dochter van de burgemeester van Zevergem. Zijn vrouw was de dochter van Pieter Taelman, burgemeester van Zwijnaarde en zijn oudere broer Carolus is benedictijnermonnik geworden in de beroemde St.-Pietersabdij te Gent ( 3 ). Hij werd zelfs dispensier, z.g. apotheker, van die machtige abdij, aan dewelke zeer veel parochies toebehoorden, die zij gesticht had en waarvan zij de grond vruchtbaar had gemaakt tot in Engeland toe ( 4 ). Niet ver van de kerk bezat zij een bui tengoed ( thans het kasteel van de adellijke familie de la Faille d ’Huyse). Daar heeft onze stamvader samen met zijn broer zijn Frans geleerd. Hij was voorbereid om burgemeester te wor den onder Napoleon. Ook zien wij in zijn familietraditie dat hij zeker de man niet was om zich achteruit te trekken, wan neer het algemeen belang op hem beroep zou doen. Hij heeft twaalf kinderen gekregen ( 5 ) : vier te Zwijnaar de en acht te Dentergem. De zakelijke gegevens vindt U in de stamboom, gepubliceerd in «Poorters Familieblad» ( 6 ) . Het oudste kind, Maria, heeft slechts enkele dagen geleefd. Het tweede, Maria-Theresia, zal huwen met Joannes Van Maldegem: op hun hoeve te Ruiselede zal hij zijn oude dag slijten; daar is hij ook gestorven op 2 mei 1825. Waarschijnlijk is de kunstschilder, E. Van Maldeghem, een bloedverwant. Van hem is het schilderij, voorstellend O.-L.-Vrouw van het Schapelier, boven het O.-L.-Vrouwaltaar in de kerk te Dentergem. Het werd geschilderd toen onze kozijn, Jean-Baptiste Devenijn, moest instaan voor de nieuwbouw van de kerk van Dentergem omstreeks 1860. Het derde kind, een zoon, werd Pieter genoemd (° Zwijn aarde 17.1.1773, * Aarsele 2 1.1.1854); zijn peter was Caro lus, die als dispensier van de abdij verkoos de naam van de patroon van de St.-Pietersabdij te geven boven zijn eigen voor naam. Omdat deze de oudste zoon was, moest volgens de wils beschikking van Baziel De Poorter de stamboom in het bezit blijven van de De Poorters van Aarsele, waarvan hij met zijn 43
vrouw Constantina Opsomer, weduwe Adriaen. Tack, de grondlegger is geweest. Het vierde kind (° Zwijnaarde 2.1.1775, f Vinkt 10.3. 1809), ook een zoon, werd Augustinus genoemd naar zijn oom Augustinus, die in de schepenbank van Zwijnaarde ze telde. Hij is de grootvader van Baziel De Poorter van Vinkt, die samen met zijn drie broers en twee zusters te Vinkt ge boerd en gebrouwen heeft en die allen ongehuwd zijn geble ven. Vanzelfsprekend heeft Baziel zodoende veel relaties kun nen aanknopen. Hij ging jagen — ik heb nog als kind zijn twee prachtige honden gezien — en hij had veel tijd om zijn stamboom op te stellen, voor welk machtig werk ( 465 blad zijden in-folio) hij ook veel heeft moeten reizen. Als schepen van Vinkt heeft hij ook de geschiedenis van zijn geboortedorp geschreven. De naam De Poorter van de tak van Vinkt is uit gestorven; maar die tak leeft voort langs Scholastica De Poor ter in de De Poorters van Poeke, die naar Amerika uitgewe ken zijn. Ivo De Poorter van de De Poorters van Emelgem trouwde immers met zijn nonkels kleindochter, Marie-Louise Van Landeghem, een dochter van die Scholastica De Poorter. Die Ivo De Poorter was landbouwer en steenbakker te Poeke, maar week uit naar Moline in de U.S.A. (7 en 8 ). Het vijfde kind, Maria-Theresia, is geboren te Dentergem op 8 november 1776. Dus kort voordien is de verhui zing van Zwijnaarde naar Dentergem gebeurd. Was het omdat de Schelde altijd maar de landerijen van Ottergem overstroom de ? Is er een meningsverschil geweest met de abdij ? Heeft hij plaats gemaakt voor zijn zuster die in 1776 gehuwd is ? We weten het niet. Hij kwam zich vestigen op de grote hoeve van het Hoendervelt op ongeveer 3 km. ten westen van het dorp, een 800 m. ten westen van de oude herberg De Miere, tussen de Poelberg enerzijds en anderzijds de kruiskalsijden Meulebeke - Dentergem en Tielt - Wakken. De hoeve was toen groter, maar besloeg veel bos ; zij was eigendom van het Armbestuur en de grond was ook maar arm. Niettemin heeft hij hier goed zijn brood verdiend: al zijn kinderen heeft hij aan welgestelde families kunnen uithuwelijken en degelijk kunnen vestigen. Maria-Theresia heeft maar een paar maan den geleefd. 45
Het zesde kind Sophie (° Dentergem 9.11.1777, f Tielt 27.2.1810) zal in 1806 huwen met Jean Verhamme: zij zijn de grootouders van Emiel Beke, die huwt met Marie Opsomer. Deze zijn de ouders van Jozef Beke, erepastoor van leper, St.-Niklaasparochie, afkomstig van Wielsbeke. Het zevende is Eugenia De Poorter (° Dentergem 8.4. 1779, f Dentergem 20.10.1861 ), die in 1809 huwt met Fran çois Devenyn. Op een oude landkaart van Dentergem uit de Franse tijd heb ik de «forma Devenyn», de hoeve Devenyn gevonden in de bocht van de weg van Dentergem naar Markegem. Hun zoon Jean-Baptiste Devenyn heette met zijn der de voornaam Deodatus, zoals ik, wat betekent: aan God ge geven. Onder de De Poorters is deze voornaam ook gebruike lijk geweest. Hij werd later gemeenteontvanger en schatbe waarder van de kerkfabriek. In deze hoedanigheid moest hij instaan voor de bouwwerken van de kerk van Dentergem samen met pastoor Scherpereel ( 9 ). In bouwcomité zetelden
De kerk van Dentergem zoals die tot stand kwam onder leiding van pastoor Scherpereel en J.-B. Devenyn, schatbewaarder van de kerkfabriek, en zoon van Eugenie De Poorter.
46
nog in 1853: J. De Stella, P. Doorns, armmeester, J. Opsomer, notaris, I. Vandevoorde, dokter. J.-B. Devenyn heeft veel historische romans geschreven, o.a. «De Ondergang van Kerstenburg». Dit is het kasteel dat vroeger stond tussen de hoeve Devenyn en de oude herberg «D e Kerstens». Afstam melingen van Devenyns zijn de Dambre’s te Vlamertinge, van wie Paul Dambre, pastoor van Mere bij Aalst, en Dr. Oscar Dambre, gekende figuur uit de Frontbeweging, afstam men. Ook de Van Themsche’s van St.-Eloois-Vijve, waartoe de veearts van Dentergem behoort, zijn afstammelingen van J.B . Devenyn en Eugenia De Poorter; evenzo de veearts Van Themsche van Tielt en E.H . Oswald Van Themsche, pastoor te Zande bij Oostende; evenzo Gustaaf de la Fontaine, beeld houwer te Menen. Deze was gehuwd met Edmonda Dosfel, dochter van Emiel Dosfel-Desmet en verwant aan de gekende Vlaamse studentenleider en dichter Lodewijk Dosfel. Het achtste kind was Joannes De Poorter (° Dentergem 11.10.1780, f Emelgem 7.4.1857), die zal huwen met Philippina Van Overbeke en de stamvader worden van de tak van Emelgem. Op een oude stamboomtabel, die ik ontvangen heb van kozijn Baziel De Poorter, staan hun 12 kinderen met al de toen reeds geboren afstammelingen vermeld, benevens een uittreksel uit de Gazette van Thielt, die toen het volgende schreef ( 1 0 ) : «Den 2 Oegst van 1880 is de eerzame vrouw Philippina Van Overbeke overleden tot Emelgem in den ou derdom van 91 jaren. Zij wierd geboren te Caneghem den 18 September 1789 van Petrus Van Overbeke en van Carolina Opsomer van Dentergem, moeie van M. Opsomer, nota ris en burgemeester te Dentergem, alsook van M. Opsomer, notaris te Kortrijk. Zij trouwde te Caneghem den 25 Februari 1810 met Joannes De Poorter, landbouwer op de heerlijkheid van ’t Hoenderveld te Dentergem en naderhand op het GrootGhistelgoed tot Emelghem. Zij was moeder, schoon-, grooten overgrootmoeder van 197 afstammelingen, waaronder wij bemerken twee priesters, de burgemeesters van Emelghem en Wercken, en de geneesheren Verstraete en Vande Maele, res pectievelijk tot Aelter en tot Alveringhem. Deze vrouw sleet lange en gelukkige dagen in voorvaderlijke eenvoudigheid en chirstelijke werkzaamheid. Zij wierd blijkbaar van God geze 47
gend, zag de kinderen van hare kindskinderen en stierf uitge put van krachten teederlijk bemind van haar talrijk nagelacht en omringd van de algemeene achting harer medeparochianen.». T. Opsomer, professor te Leuven, heeft de stamboom van de Opsomers gepubliceerd in het groot werk onder leiding van Ch. van Renynghe de Voxvrie, Tablettes des Flandres, Tome II, blz. 170-239 (1 1 ). Carolina en de vrouw van Pieter De Poorter, Constantina, komen erin voor. Over de uit gebreide familie Van Overbeke, van wie in oude tijden ver scheidene leden openbare ambten bekleed hebben te Kanegem en te Aarsele, raadpleeg de familiekroniek van de hand van Karel De Lille van leper over Jan-Frans De Zutter : deze stamde ook af van Petrus Van Overbeke (12 ). De tweede zoon van J. De Poorter-Van Overbeke, heet te ook Joannes; deze huwde met Virginia Roelens en is bur gemeester geweest van Emelgem van 1878 tot 1898. Ivo De Poorter, die uitweek naar Amerika, is het vierde kind van de Emelgemse tak. En het tiende is Augustus De Poorter ( of lie ver Depoorter, aangezien men op de burgerlijke stand te Emelgem de schrijfwijze van onze naam gewijzigd heeft). Deze huwde met Rosalie Verstraete: hun derde kind was dok ter Henri Depoorter, ook te Ardooie nog goed gekend als «dokter Poorterke» van Izegem; deze had een zoon, dokter August, groot-invalide van de Eerste Wereldoorlog en vader van de gekende dokters Depoorter van Brugge. De jongste van «dokter Poorterke» is apotheker Paul Depoorter, uitge ver van ons Poorters Familieblad. Burgemeester Devos van Dadizele is ook een kleinkind van Augustus De Poorter-Verstraete. Het negende kind van de «maire» was Xaverius De Poor ter; het heeft slechts 10 maanden geleefd. Het tiende kind van J.B. De Poorter-Taelman was Livinus. Zijn overlijdensakte luidt als volgt: « L ’an treize de la République française le 17 nivôse à trois heures de l’après-midi est décédé dans la maison de son père le sieur Liévin De Poorter né et décédé à Denterghem âgé de 20 ans 7 mois et 7 jours, conscrit de l’an treize. 48
Signé: P. Lambrecht, Fr. De Braeve, Joannes De Poorter». 17 Nivôse de l ’an 13 van de Republikeinse kalender is 7 ja nuari 1805. Hij behoorde dus tot de militieklas van het jaar 13 en zou moeten optrekken met het leger van Napoleon. Vader ondertekende in de hoedanigheid van burgemeester na de handtekening van de twee getuigen. Tot povere troost werd de jongen «sieur» genoemd, uit eerbied voor zijn vader. Het elfde kind Ignatius heeft slechts vier maanden ge leefd. Het twaalfde en laatste kind werd net als zijn vader Joannes-Baptista genoemd (° Dentergem 10.2.1788). Deze overleed te Meigem in 1878 in de ouderdom van 90 jaar. Hij is 42 jaar burgemeester geweest van Meigem. Zijn zoon Seraphinus heeft hem opgevolgd als burgemeester. Een andere zoon, Franciscus-Deodatus De Poorter is pastoor geweest van Leupegem bij Oudenaarde van 1864 tot 1897. Een kleinzoon, Augustinus De Poorter, is burgemeester geweest van Zeveren bij Deinze van maart 1923 tot februari 1931. Van de stam van Dentergem zijn er dus drie takken, die de naam voortzetten: de De Poorters van Aarsele, van Emelgem en Meigem. Een primordiaal kenmerk van onze stam is de onwrikbare gehechtheid aan de godsdienst. Maar ook de andere takken, die van Devenyns, Verhamme’s en Van Maldeghems, zijn steeds fundamenteel christelijk gebleven. Een paar jaren geleden ontving ik van Ralph De Porter de foto van Arnold DePorter die in 1963 tot priester gewijd werd in de U.S.A. Deze is de zoon van Walter D.P. en Anny Blancke, kleinzoon van Alberic De Poorter en Elodie Van Hecke van Poeke, die in Moline overleden zijn. Ze waren landbouwers. Een ander kenmerk van de De Poorters is wel dat het standvastige, verstandige werkers zijn, spaarzaam en niettemin vrijgevig. In Moline hebben ze de kerk van de Vla mingen helpen bouwen en in het parochieblad bemerk ik dat ze nog iedere maand meerdere dollars voor hun kerk over hebben. We zijn trouw aan de grond en de familie, honk vast en niettemin ondernemend en vooruitziend, niet bevreesd uit te wijken, als het gelegen komt. Stil en eenvoudig, zonder 49
veel ambitie; maar we laten ons gemakkelijk overhalen, wan neer op ons beroep wordt gedaan voor een of andere belang rijke taak. Het is zoals het staat op het doodprentje van pas toor Octaaf De Poorter: «ietwat naar de schuchtere kant ge neigd», houden we onze talenten en verdiensten gaarne ver doken; maar we gaan onbevreesd onze gang met overtuiging en rasfierheid. Onze neiging om met onze familie terugge trokken te leven is er misschien oorzaak van dat er dikwijls en herhaaldelijk gehuwd werd tussen familieleden, hoewel dit in de oude tijd noodzakelijk meer gebeurde dan nu. Ik denk dat we ook nogal diplomatisch aangelegd zijn. Toen onze stamvader in 1800 burgemeester werd van Dentergem, was zijn jongste 12 jaar. Zijn oudste dochter was reeds vijf jaar getrouwd, maar al de anderen waren nog onge huwd. Zijn oudste zoon Pieter was reeds 27 jaar. Als burge meester zag vader het gevaar aankomen dat Pieter toch allicht zou moeten optrekken naar de oorlogen van Napoleon. Van de Opsomers te Dentergem, met wie hij bevriend was, kwam hij te weten dat hun nicht Constantina Opsomer van Aarsele haar man, Adriaen Tack, vroegtijdig verloren had. Pieter zou niet moeten optrekken, indien hij eerstdaags getrouwd geraak te. Het lukte en zo werden Pieter De Poorter en Constantina Opsomer mijn overgrootvader en overgrootmoeder. «A quel que chose malheur est bon», zegt de Fransman. Bemerk dat hun zoon, mijn grootvader, Charles-Louis De Poorter huwde met Melanie Van Overbeke van Kanegem, een nicht van Philippina Van Overbeke, de stammoeder van de Emelgemse tak. Herinner U tevens dat deze de dochter was van Carolina Op somer. Alzo zijn de De Poorters van Aarsele driemaal bloed verwant met die van Emelgem. Pieter De Poorter is gemeen teraadslid geweest van Aarsele tot 1830 (1 3 ). Het is wel een wonder dat al de zonen van de maire van Dentergem in hun nieuwe woonplaats spoedig aan het gemeentebeleid hebben deelgenomen: Ivo De Poorter is ook schepen geworden van Poeke. Sinds lang intrigeert mij de vraag: hoe komt het dat onze stamvader burgemeester geworden is van Dentergem, hoewel hij er nog niet zo heel lang woonde; of ten minste toch nog niet tot de «ingezetenen» behoorde. Zeker was hij de Franse 50
taal zeer goed machtig en hij was intelligent. Hij zal ook wel fransgezind geweest zijn, zoals het merendeel toen. Kort te voren was ons volk in opstand gekomen tegen het Oosten rijks bewind van Jozef II, de «Keizer-koster». Allen die toen ietwat gestudeerd hadden, waren doordrongen van de Franse cultuur. In het begin werden de Franse troepen als bevrij ders onthaald. Maar het verergerde in 1797 en vooral in 1798, toen ze de godsdienst vervolgden en ons land bij Frankrijk ingelijfd werd, zodat onze jongens soldaat moesten worden in het Franse leger. In veel streken hebben de «conscrits», de jongelingen die op de militielijsten ingeschreven waren, zich in de bossen verscholen en voerden zelfs hier en daar een soort guérilla : de « Boerenkrijg voor Outer en Heerd ». In Dentergem was de pastoor ook ondergedoken, maar heeft toch zijn herderlijke bediening ongestoord kunnen voortzetten. Het schijnt wel dat onze stamvader er iets voor gedaan heeft om het ergste te voorkomen, aangezien hij onmiddellijk na de godsdienstvervolging in aanmerking kwam om het bestuur van de gemeente op zich te nemen en rust en vrede te bewa ren. Pastoor N. Scherpereel stipt in zijn «Geschiedkundige Schets van Dentergem» van 1863 aan dat Dentergem met recht de duif en de olijftak in het wapenschild draagt, omdat het er altijd zo vreedzaam geweest is. Sieur Jean-Baptiste De Poorter was gewis een behendige, innemende diplomaat, niet enkel om de goede overeenkomst in de gemeente te bewaren, maar ook om al zijn kinderen aan de «beste» families uit te huwen. In de pastorie van Dentergem heb ik ook nog een oud register van de leden van het Broederschap van het H. Sacra ment gevonden. Vele bladzijden zijn onbeschreven gebleven, gezien de hachelijke tijd. Maar op de lijst van het jaar 1794 vond ik de naam van Eugenia De Poorter, die op 9 maart moest instaan voor de aanbidding van 2 tot 3 u.; en in 1797 toen in de Parijse Commune de wrede Robespierre woedde, staat Pieter De Poorter opgetekend voor de aanbidding op 15 augustus en in de ledenlijst van 1806 vond ik de naam van Sophie De Poorter. Dus ondanks het feit dat onze stamvader wel in zeker opzicht met de Franse bezettende macht heeft 51
moeten samenwerken ( 1 4 ) , heeft hij er toch voor gezorgd dat zijn kinderen christelijk bleven, zodat deze hun kinderen op hun beurt ook een goede christelijke opvoeding hebben mede gegeven, en velen van dezen zich in dienst gesteld hebben van Kerk en land. Baziel De Poorter heeft in zijn stamboek lange lijsten opgesteld van priesters en kloosterlingen en van be stuursleden van kerkfabrieken, gemeenten en Openbare On derstand, «de Disch» of het «Armbestuur», zoals men vroe ger zegde.
Fr. DE POORTER, pastoor
(1 ) Baziel De Poorter, G en ealog ie o f G eslach tsb oom d er F am ilie D e P o o rter 15901 922, handschrift, register van 465 blz. , in het bezit van Frans De Poorter, pastoor te Ardooie. (2) A. De Vos, In v en taris d er lan d b ou w pachten in de G e n tse jaarreg isters van d e K eu re, Gent, 1958, vermeldt als pachter van het goed Ottersham te Zwijnaarde Pieter Thienpond in 1470. Welnu de vader van Jean-Baptiste De Poorter, nl. Carolus De Poorter, was gehuwd met Jean-Marie-Isabelle Thienpont; en Jean-Baptiste is van het goed Ottersham in 1776 vertrokken naar het goed ’t Hoendervelt te Dentergem. Het goed Ottersham is thans verdwenen onder de autosnelweg en de recht getrokken Schelde. Maar de «Ottergemsesteenweg» naast het Akademisch Ziekenhuis te Gent herinnert nog aan de oude heerlijkheid. (3 ) Dr. Marcel I.J. Deruelle, D e Sin t-P ietersab d ij te G en t, Gent 1933. (4 ) A. Van Lokeren, C h artes et D ocu m en ts de l ’A b b ay e d e Sain t-P ierre au m ont B lan d in à G an d , 2 vol., Gent, 1867. In dit groot historisch werk vinden wij de eeuwenoude overlevering be vestigd dat de familie De Poorter samen met de andere Vlaamse kolonisten, die de gronden van de abdij te Greenwich, te Lewisham en te Woolwich uitbaatten, moest uitwijken uit Engeland ten gevolge van de afscheuring van de Kerk van Rome. Ik heb in de archieven te Londen opsporingen gedaan; maar men gaf mij ten antwoord dat de bevolkingsregisters uit die tijden verbrand waren. Wel heb ik in het «Public Record Office», Chancerylane, London I, in de registers van de volgende eeuwen vele «Porters» vermeld gezien. In een lijst van tiendenbetalers van de parochie van Lievesham (dus was de naam nog niet verengelst tot Lewisham en schreef men in 1600 nog «Lieve» naar de rivier in Gent.) heb ik de naam van Willem Poirters willen lezen; maar het geschrift was zeer onduidelijk. (5) Doopregister van Zwijnaarde (Rijksarchief G ent). Alsook de bevolkings registers in het gemeentehuis van Dentergem. Parochieregisters in de pasto rie van Dentergem. (6 ) POORTERS FA M ILIEBLA D , Redactie en Beheer: Paul Depoorter, Vrij havenstraat 33A, Oostende. (7 ) Gaston-Pieter Baert, V lam in gen te M olin e, Illinois U.S.A., p. 26. (8) Het parochieblad van de SACRED H EA RT CHURCH, Moline: de paro chie van ambassadeattaché Ralph De P o rtes, zoon v«n Alberic De Poorter, kleinzoon van Ivo De Poorter van Poeke.
52
(9 ) Pastoor N. Scherpereel, G esch ied k u n d ige S ch ets van D en tergem , 1863. (10) GA ZETTE VAN T H IELT , Augustus 1880, «Gedachtenis van de Weduwe De Poorter-Van Overbeke». Afdruk in bezit van Fr. De Poorter, Ardooie. (11) Prof. Fr. Jos. Opsomer, G én éalog ie O p som er, in Tablettes des Flandres, T. II, pp. 170-239; Sous la direction de Charles van Renynghe de Voxvrie, 1949. Bemerk dat hij bij Constantina Opsomer noteert, dat ze echtgenote is van Adrien Tack, maar niet dat ze na diens dood hertrouwde met Pieter De Poorter, zoon van de «maire». (12) Karel M. De Lille, Jan -F ran cies D e S u tter, leper, 1966. Deze J.Fr. De Sutter is de echtgenoot van Rosalie Van Overbeke van Kanegem. Welnu meerdere De Poorters en Opsomers trouwden met een dochter Van Overbeke. (13) Eduard De Clercq, G esch ied en is van A arsele, Brugge, 1881. ( 14 ) P a sto o r P. L erm y te, M em oriale. Handschrift berustend in de pastorie te Aarsele. Petrus Lermyte is pastoor veweest te Aarsele van 31 januari 1832 tot 26 april 1876. In dit «Memoriale» lees ik dat onderpastoor J . Vanpoucke door het Frans bestuur op 15 maart 1799 verbannen werd naar het eiland Rhé en dat hij dank zij Napoleon, die de kerkvervolging deed ophouden, reeds op 20 fe bruari 1800 het verbanningsoord mocht verlaten en terugkeren naar Aarsele. Uit dit feit kan men afleiden dat J.-B. De Poorter, die slechts op 2 april 1800 commissaire municipal werd te Dentergem en op 21 april maire, geen «collaborateur» geweest is van de Franse antikerkelijke politiek.
53
BEELDEN UIT HET OUDE RUISELEDE Uit de verzameling van Maurice Demuydt.
De Bruggestraat in 1905. Op de voorgrond : «D e Zwaan».
Een groep uit de inhuldigingsstoet voor burgemeester Julien Billiet ( 1920 ) : de toneelgilde «Deugd baart vreugd». Op de achtergrond : de Knokmolen en café «De Kroon».
Het thans verdwenen Klein Begijnhof in de Waterboordstraat.
55
De reus Willem Van Gulick bij zijn eerste uitstap : 1930. De reus werd, enkele jaren terug, vernield in de brand van ÂŤDen TapÂť.
De visserij, te Kruiskerke, thans niet meer toegankelijk voor het publiek.
56
Het Kromhuis, gebouwd vóór 1800, afgebroken omstreeks 1950.
De Bruggestraat vóór 1914, met het klooster en «Noomke» van Schattemans (zie : «Ruiseleedse typen»).
57
Terugdenkend aan een omstreden figuur :
FRANZ IMPE (1892-1971)
Onderhavige bijdrage heeft niet de pretentie een geschiedkundig arti kel te zijn. Het is een benadering van en een oordeel over de mens Franz Impe. De redactie was van oordeel dat deze levendige getuige nis van een tijdgenoot niet mocht verloren gaan, en wel degelijk een plaats verdiende in ons heemkundig tijdschrift. Voor precieze histo rische gegevens verwijzen wij graag de belangstellende lezers naar de reeks artikelen van atty in «De Zondag», 28e jg. (1971), nrs. 45-4648-49 en 50. De redactie.
58
— «Hallo, alles goed?» — «Ja, Mijnheer Franz.» In de laatste negen jaar van zijn leven is dat honderden malen onze begroeting geweest. Wij woonden in dezelfde straat. Sommige dagen gebeurde het dat we mekaar twee of drie maal ontmoetten. Wekelijks kwam hij «D e Zondag» ten huize afhalen. Aan de manier van bellen wisten we dat het Mijnheer Franz was. Vele keren vond hij de weg langs de Sint-Janstraat en moest dan een «kouterke» slaan, negen keer op de tien over de oorlog 1914-18 en over de oud-strijders. Ik hoor hem nog «Good bye!» roepen bij het verlaten van de drukkerij of het bureau. Een speciaal man, een Tielts figuur, een omstreden per soon. De heer Franz Impe heeft in zijn leven vele vrienden ge had, maar ook vijanden. Is dat niet het lot van alle mensen die iets betekend hebben in de samenleving? Hij werd geboren te Tielt op 12 december 1892 en over leed er op 31 oktober 1971. In de late namiddag was hij in de kelder naar de verwarmingsinstallatie gaan kijken en werd er een tijdje later levenloos aangetroffen door zijn echtgenote, Mevr. Mc Murray. Hij was oud-strijder van de oorlog 1914-18. Over de oorlogsgebeurtenissen was hij nooit uitverteld. Als geen ander kon hij de verschillende fasen van de inval van de vijand beschrijven. De gebeurtenissen werden zorgvuldig gesitueerd: de plaats van de aanval en de tegenaanval, het uur van de operatie, het aantal manschappen, het aantal ingezette kanonnen, met opgave van het kaliber, het aantal slachtoffers, doden en gekwetsten. Tot in de kleinste details kende hij alles. Met naam en toenaam wist hij te spreken over de solda ten van zijn compagnie, over zijn onmiddellijke en zelfs ho gere oversten. Van bijna allen kende hij de familietoestand. In geuren en kleuren kon hij de wederwaardigheden ophalen die zij beleefd hadden. De naoorlogse literatuur over de oorlogsgebeurtenissen heeft hij zorgvuldig bijgehouden; zelf heeft hij menig artikel gestoffeerd met statistieken over doden en gesneuvelden. De lijst van de oud-strijders uit Tielt werd met heilige zorg bijge houden; met weemoed zag hij met de jaren het getal van de 59
overlevenden slinken. De memorabele herdenkingen van de eerste Wereldoorlog wilde hij voor geen geld ter wereld mis sen en graag haalde hij zijn ’piottenmutske’ boven, zonder schroom, maar veeleer met een zekere trots. Dat de jeugd zo weinig afwist van de oorlog 1914-18 en er zo onbekommerd om was, deed hem diep pijn. Hij zette zichzelf in om het geweten van de jongeren wakker te schud den. Hoewel oud-strijder in hart en nieren, was hij een ver woed tegenstander van de oorlog. Mijnheer Franz was een vredelievend man. Vast staat dat hij tijdens de eerste Wereldoorlog vele van zijn makkers geholpen heeft en het moreel van velen heeft ondersteund door zijn jovialiteit, zijn optimisme en zijn spon tane omgang. Hij was een menslievend man. Van nature uit actief, zelfs ietwat impulsief, heeft hij zich in het Tieltse openbare leven na de eerste Wereldoorlog vol ledig ingewerkt : in de brandweer, in de sport, ja, zelfs in de politiek. In 1920 doet hij zijn intrede in het brandweerkorps, wordt er luitenant en dan bevelhebber. In die hoedanigheid staat hij nog fris voor mijn geest. Hij moet zich daar «geneerd» hebben ! Hij voelde zich goed in dat uniform. Het stond hem. Wij gunnen hem van harte dat genot, wetende dat Franz Impe veel méér is geweest dan een parademan. Een beetje militaristisch inzake opleiding, was hij even wel vaderlijk in de normale omgang met zijn manschappen. Bekommerd om de materiële uitrusting van zijn korps, ijverde hij onverdroten om beter en doelmatiger materiaal te verkrij gen. Hij werd daarin niet altijd gevolgd. Het heeft hem mis schien wel pijn gedaan dat, jaren na zijn heengaan, een effi ciënte modernisatie werd doorgevoerd, modernisatie waar voor hij steeds had gepleit. Het ware onrechtvaardig de eerder primitieve uitrusting van het brandweerkorps dertg, veertig jaar terug ten kwade te duiden aan bevelhebber Franz Impe : hij bleef niet in gebreke; wel mag vermeld worden dat hij met eigen geldmiddelen een deel materiaal bekostigde dat naar zijn mening onmisbaar was. Dus zeker niet alleen parade - we kunnen hem dat trouwens vergeven - , maar activiteit, bekom mering en persoonlijke inzet. 60
Ik heb niet onderzocht hoeveel jaren Mr. Franz voorzit ter geweest is van de lokale voetbalclub. Ik heb evenmin on derzocht hoeveel moeilijkheden hij daar gekend heeft. Het is praktisch uitgesloten dat er op sportgebied steeds maar succes wordt geoogst. Er is een bestuur dat medebeslist, er zijn spe lers die over materiaal moeten beschikken, er is een publiek dat moet voldaan worden, er is een terrein dat moet onder houden worden, en er is ten slotte geld nodig om dat alles te kunnen doen. Het is geen sinecure om daarin orde te schep pen en alles harmonieus te doen samenwerken. Mensen die nu aan het roer staan, zullen dat best kunnen bevestigen. Franz Impe heeft dat jaren lang proberen te doen, voorzeker niet altijd met schitterend succes, maar hij deed het ! Er is geen geschiedenis over het voetballeven in Tielt te schrijven waarin zijn naam kan vergeten worden. Als men eerlijkheidshalve de bedragen zou vermelden die hij uit zijn persoonlijk bezit daar voor over had, zou dat ruimschoots de fouten verminderen of de tekortkomingen dekken, die hij zou mogen hebben begaan. Of mocht dat niet eens geschreven worden? Franz Impe heeft ook het glibberig pad van de politiek betreden. Hij is schepen geweest van de stad Tielt. In dat ambt zag hij wel enigszins een middel om mensen te kunnen plezier doen; maar hij had ook de ambitie het roer ietwat om te keren. Dat is hem niet gelukt. Hij was vermoedelijk in de ogen van zijn medeleden van het schepencollege te onbezonnen en te voortvarend. Hij werd geremd. Hij was schepen in een periode waarin de verantwoordelijken geen risico’s durfden nemen, maar praktisch uitsluitend met eigen middelen politiek wilden voeren. Dat wordt dan een middelmatige politiek; onder meer op gebied van openbare werken worden dan zogenaamde ver beteringen aangebracht, die wel geld kosten maar in feite geen verbeteringen zijn. Dat kaderde niet met de optiek van Franz Impe. «Een omstreden persoon» schreef ik in het begin. En inderdaad : in al zijn activiteiten was hij voor sommigen een steen des aanstoots. Viel zijn temperament tegen? Werd zijn ambitie hem kwalijk genomen? Was hij te onbezonnen? Was hij te vrijgevig misschien? Voor het grootste deel van zijn medeburgers was hij toch «Mijnheer Franz». En Mijnheer Franz... ging zijn weg. 61
Ook tijdens de jongste oorlog ging hij zijn weg, stout moedig, onberekend, zelfs nu en dan onvoorzichtig. Na de oorlog heeft hij daardoor moeilijkheden gekend. Een tijd lang werd hij een verbitterd man, tot hij uiteindelijk in ere werd hersteld. Ik weet niet of het nodig is de fouten van een man te verdoezelen. Franz Impe is niet feilloos door het leven gegaan. Wie soms wel? Tijdens de oorlog is hij af en toe onvoorzichtig geweest en moesten zijn gedragingen argwaan wekken. Franz liep graag in de kijker. Dat kan aanleiding geven tot het doen van dingen die men normaal niet zou doen. En dat is ook wel gebeurd. Uit kwaad opzet? Uit verraad? Wie Franz Impe heeft gekend en eerlijk wil zijn, zal dat tegen spreken. Hij was een te groot vaderlander om verrader te zijn. Wel was hij af en toe onvoorzichtig. Hij was onvoorzichtig toen hij, in de allereerste dagen van de bezetting, door zijn persoonlijke tussenkomst de men sen, die op de kiosk op de Markt waren samengebracht, wist vrij te spreken. Hij was onvoorzichtig toen hij in 1940 de brand hielp bestrijden op de Markt. Hij was onvoorzichtig telkens hij bij de militaire over heid aanklopte om iemand van deportatie of verplichte tewerk stelling in Duitsland te redden. Franz Impe is nooit voorzichtig geweest wanneer het erop aankwam mensen te helpen. Ik ben ervan overtuigd dat er méér op zijn actief dan op zijn passief stond, toen hij bij de Heer kwam. Hij zal er wel gekomen zijn geweest. Misschien heb ik de indruk gewekt zeer mild te zijn in mijn beoordeling. Het spijt mij niet. Ik kan over fouten en tekortkomingen heenstappen, om een ontroerde herinnering te bewaren aan een op vele gebieden verdienstelijk man, een durver tot in het roekeloze toe, een goedhartige tot in het naïeve toe. Zo was «Mijnheer Franz».
JOZEF VERVENNE 62
ZO HET
LEEFDE JO N G STE
GEDURENDE H ALFJAAR...
I. AARSELE 1
2
Of 7 januari 1972 voor de jeugdgroepen een historische datum zal worden moge later blijken: alvast werd op het gemeentehuis de stichtingsvergadering van een Jeugdraad georganiseerd. Ter gelegenheid van zijn 20-jarig bestaan werd het St.-Ceciliazangkoor op het gemeentehuis ontvangen. Stichter van het koor is meester Daenens.
I L DENTERGEM 3
4
5
III. 6
7 8
Voer voor statistici leverde ook Dentergem: totale bevolking 2.619, wat een achteruitgang is van 21 eenheden ! De cijfers voor 1971: geboorten 36, sterfgevallen 34, inwijkingen 52 en uitwij kingen 75. Weze nog aangestipt dat er hier 1301 mannen en 1318 vrouwen werden geteld. Dat ook hier sport belangrijk gevonden wordt moge blijken uit het feit dat er basketbal- en volleybalcursussen werden op touw gezet. De gemeenteraad keurde voor 1972 volgende subsidies aan aller lei verenigingen goed: toelagen aan jeugdverenigingen: 13.000 fr. aan ontspanningsverenigingen: 26.500 fr. aan sportverenigingen: 29.000 fr. aan allerlei andere verenigingen: een slordige 170.000 fr. EGEM Tijl is nog uit Vlaanderen niet verdwenen. Te Egem liet hij weer van zich horen in de huid van de studenten van de club De Peulschille, die op 1 april — in het raam van de boomplantactie — een boompje planten in een ledig bierflesje ! Het echtpaar Maurits Cools en Margriet Duyck vierden hun Gou den huwelijksjubileum. Daar de heer G. Decabooter als veldwachter had ontslag geno men, was zijn post vacant. Nu werd de heer Willy Schepens in zijn plaats tot veldwachter benoemd. Hij trad in dienst op 1 april. 63
IV. KANEGEM 9 Uit het jaarverslag voor 1971 pikten we volgende graantjes: to tale bevolking 1072 ( + 30); de schoolbevolking in lager en kleu teronderwijs bedraagt 141 leerlingen. V. LO TEN H ULLE 10 Tijdens de laatste gemeenteraadszitting werd een overzicht gege ven van de bevolkingsevolutie tijdens 1971. Het aantal inwoners bedraagt 2.170. Daaronder moeten vermeld worden: 43 geboorten, 28 sterfgevallen en 57 personen die zich in de gemeente kwamen vestigen. Anderzijds noteerde men een uitwijking van 50 personen. Vergeten we tenslotte niet dat tien paartjes in het alombekende bootje stapten. Het was tevens de gemeenteraad van de begroting: 300.000 fr. voor de openbare verlichting; 6.150.000 fr. voor het waterleidingsnet; 1.530.000 fr. voor de aankoop van grond voor de bouw van bejaardenwoningen; 400.000 fr. voor de uitrusting van de nieuwe wijk voor sociale woningbouw; allerlei onteigeningen kos ten 3.160.000 frank en verbeteringswerken aan een aantal straten belopen 2.000.000 frank. Of «koken geld kost» ! 11 Op de plaats waar het vroegere kerkhof lag in het centrum van het dorp zal een parkeerterrein voor een 40-tal auto’s worden aangelegd. Het kerkhof bevindt zich thans op de Barelhoek. VI. MARKEGEM 12 Op zondag 19 maart werd de nieuwe klok gewijd door PastoorDeken Duforret, onder de naam Amandus. Als peter en meter waren aanwezig: burgemeester Leon Van Lancker en Mevr. Jozef
64
Ysebaert. Het is een klok van 300 kg. die samen met de oude (gebarsten) klok van 500 kg. de uren zal aankondigen en plech tig zal beieren vanuit de geklasseerde Romaanse toren, die dateert uit de 10de of 11de eeuw. Lucia, de oude klok, zal instaan voor de uren en de junior Amandus zal het halfuur voor zijn re kening nemen. Ook de kleinen uit Markegem zullen het «doopsel» van Aman dus niet zo vlug vergeten, want zij kregen doopsuiker ! 13
14
Een viertal nieuwe wegen maken het verkeer in de gemeente makkelijker. Bedoeld wordt de definitieve betonverharding die op een aantal landbouwwegen werd aangebracht. Door dit werk is de dorpskom nu met een 4 m brede betonweg met de weg Wakken-Tielt verbonden. De totale bevolking bedraagt hier 770. In 1971 waren er 11 geboorten, overleden er 8 inwoners en werden er 8 huwelijken ingeschreven.
V II. M EULEBEKE 15 Op 9 januari werd te Marialoop E.H . G. Van Parys, voorheen medepastoor te St.-Baafs-Vijve, aangesteld tot nieuwe pastoor. 16
17
18
19
20
21
Een gelukkig initiatief: de schoolgaande jeugd kreeg verkeersvoorlichting. Aan de hand van kaarten van het centrum van de gemeente werden in de verschillende klassen door de commis saris van politie, de heer Vanhaeverbeke, inlichtingen verschaft over de nieuwe signalisatie. Het echtpaar Jules Biebouw-Godelieve werd op het gemeen tehuis ontvangen ter gelegenheid van hun Gouden Bruiloft. Een maandje later was het de beurt aan het echtpaar Gustaaf Pauwels-Brulez, dat eveneens de vijftigste verjaardag van hun huwelijk vierde. Op 31 december 1971 telde de gemeente 10.399 inwoners (—- 59). Naast 118 sterfgevallen stelde men een uitwijking van 251 personen vast. Anderzijds telde men 112 geboorten en 198 inwijkingen. Verder werden 98 huwelijken ingeschreven, alsook 6 echtscheidingen. Nogmaals een officiële ontvangst op het gemeentehuis. Ditmaal is het echtpaar Alberic Vanhoutte-Vermassen aan de beurt en dit ter gelegenheid van hun Gouden huwelijksjubileum. Vanaf 1 april mogen de openbare drankgelegenheden na het officiële sluitingsuur ( 1 uur ) nog langer openblijven mits de uit baters in hun taxatieboekje daarvan akte doen en daarvoor 100 frank per uur betalen zullen. Traditiegetrouw hield Meulebeke een A.B.N.-Volksavond. Tal van verenigingen hadden er een vinger in de pap, o.a. de KWB en KAV, de jeugdgroeperingen, de vrije onderwijsinstellingen, 65
22
23
24
25
26
27 28 29 30 31
66
de Film- en Dia-club en W .A.V.I. Het werd een succesvolle pre sentatie. Op de St.-Antoniusparochie had een zangcrochet plaats waarin deelnemers en juryleden uit Meulebeke, Pittem en Ardooie aan wezig waren. Er traden 13 deelnemers in het strijdperk. De ge hele feestavond werd geleid en begeleid door de kabaretgroep De Klaverkens. Eind 1971 werd onder impuls van de heer Frans Verstraete, rustend onderwijzer van ’t Veld, een Groencomité gesticht. De stichtingsvergadering had plaats op 12 oktober 1971. Het is de bedoeling om van Meulebeke een echte bloemengemeente te ma ken en dit niet alleen om een mooie gemeente te hebben, maar ook om «een duit in het zakje te doen» voor een gezonder leef milieu. Het Groencomité beschikt ook over een dia-montage om — gebeurlijk — de kinderen voor te lichten in verband met de aktie. En weer «goud» in het huwelijksleven ! Ditmaal was het echt paar Honoré D ’Hondt-Depypere. De burgemeester en schepenen brachten de jubilarissen een bezoek om hen een geschenk aan te bieden. Meulebeke mag een nieuwe pluim op zijn sporthoed steken: de nieuwe sportgroep «Dynamika Meulebeke» zet zich actief in voor de sport voor minder validen. Onder de nooit aflatende inspan ningen van hun monitor de heer Robert Claerhout, leraar gym nastiek aan het St.-Jozefscollege in Tielt, volgen de 45 leden van de groep zwemles en andere sportactiviteiten, zoals balspelen, tafeltennis, gymnastiek, enz. De leden komen niet alleen uit Meu lebeke, maar ook uit de omliggende gemeenten, zodat we te recht kunnen onderschrijven wat een journalist schreef: Meu lebeke wordt een regionaal sportcentrum voor gehandicapten ! En nog maar eens Goud in het huwelijksleven: het echtpaar Ro bert Devriese-Vandenberghe wordt door burgemeester en sche pencollege op het gemeentehuis ontvangen. 155.500 fr. is het totale bedrag dat door het schepencollege als toelage aan de verschillende verenigingen werd toegewezen. Alhoewel de Judoclub pas drie jaar bestaat, is hij er reeds in geslaagd het interclubkampioenschap te winnen. Het schepencollege heeft er toe bijgedragen dat een Bejaardenraad werd geïnstalleerd. V.I.L.O. Ter Borcht presenteerde eind april een gymnastiekshow ter gelegenheid van het eerste lustrum. En nog meer sport in de gemeente ! De Koninklijke Katholieke Turnclub «Rap en knap» vierde zijn 50-jarig bestaan. De stich ters waren Jozef Vanhaeverbeke, Jozef Versavel (die tijdens de Duitse bezetting gedeporteerd werd en in 1943 overleed in het
concentratiekamp te Sonneburg) en E.H. Olivier. Jozef Vanhaeverbeke is spijts zijn hoge leeftijd nog actief in de club als secretaris. V III. OOSTROZEBEKE 32 De gemeente bouwt verder aan zijn faam van kleinkunstcen trum. Op 9 januari beleefde men alhier de «avant-première» voor België van de show «Neerlands hoop in Panama» van Freek de Jonge en Bram Vermeulen. De opvoering had plaats in de zaal Concordia. Organisatoren: het liedjescafé De Beer, toneelkring Meer Vreugde en de Volkskunstgroep Die Rooselaer. 33 Naar oud Vlaams gebruik werd veearts Gaspard Degroote, na langdurige ziekte overleden, ten grave gedragen in een wijtewagen. Dat de dokter een geliefd persoon was, bewees de grote menigte die aan de rouwstoet deelnam. Dr. G. Degroote overleed op 14 februari 1972, slechts 54 jaar oud.
34
Op zondag 26 maart werd het feest ingezet ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de Oostrozebeekse Koninklijke Har monie «Sint-Cecilia». Het feestprogramma omvat een aantal muziekactiviteiten die over het gehele jaar gespreid werden. De harmonie werd gesticht op 17 oktober 1822 en de eerste vlag — nog in het bezit van de harmonie — dateert van 1827. De Koninklijke benoeming gebeurde in 1822 ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan.
IX . PITTEM 35 Ook huisvuil heeft zijn geschiedenis: in de veertiger jaren werd hier het huisvuil opgehaald met een handkar ofte steekkar en vanaf 1951 kwam er enige modernisatie in de dienst ! Voortaan zou de heer Frans Vertriest op de donderdagen en vrijdagen door Pittem trekken met zijn wagen en paard om de gemeente van het huisvuil te verlossen. De laatste vuilnisronde van Frans is op 31 december 1971 afgelopen, want nu wordt de dienst ge presteerd door de P.V.B.A. OVI uit Ingelmunster. Voor zijn 67
36
37
38
39
40 68
twintig jaar dienst werd Frans gehuldigd met het Gemeenteschild. Een andere verandering is de verruiming van het marktplein. Daartoe echter moeten een paar gebouwen worden gesloopt. Tot de «slachtoffers» behoren de parochiezaal en de twee oude onderpastorijen. In verband met die sloping zij vermeld dat de heer Valère Arickx uitgekiend heeft dat de beroemde Pittemnaar Pater Verbiest geboren is in de oude onderpastorij, op de zuidelijke hoek van de Markt.
Pittem triomfeerde in de Intergemeentenkwis, die zijn tweede uitgave beleefde. In 1970 werd Wingene in de eerste uitgave overwinnaar en trad nu op als gastgemeente. De andere mede spelers waren Meulebeke en Tielt. Gilbert Lambert presenteerde zijn Gezelle-film op 18 februari jl. De teksten voor deze film werden uitgezocht door Gezellekenner E.H. Karei De Busschere en de heer Romain Vanland schoot zorgde voor een inleiding. Organisatie: Davidsfonds. De Vendelgroep Telstar bestaat vijf jaar. De groep is gestart in 1967 tijdens een Rerum Novarum-viering. De initiatiefnemer was José Spriet, die met een achttal vrienden voor het eerst zwaaide in de optocht. Daarna zijn ze samen blijven werken en is de groep thans uitgegroeid tot een veertigtal leden, alle maal jonge mensen tussen 12 en 20 jaar. De optredens worden nu gescandeerd door een drumband. Op 26 maart had de proclamatie plaats van de derde opstelprijskamp georganiseerd door het plaatselijk Davidsfonds, dat kon
rekenen op de medewerking van het gemeentebestuur. De twee laureaten zijn Dirk Alliet en Marie-France Deman. 41
Wat niet zo dikwijls gebeurt: het echtpaar August Van DaeleNeirynck vierde zijn briljanten huwelijksjubileum. Ter gelegen heid van die 65 jaar huwelijksleven werden beiden dan door het gemeentebestuur gehuldigd. Ad multos annos !
42
Op initiatief van het groencomité werd ook dit jaar weer een boomplanting gepland. Op de plaats van de vroegere pastorijen wordt thans een parkeerplaats aangelegd en daar zal men ook voor het nodige «groen» zorgen. Burgemeester Gelaude plantte daar symbolisch een boom tussen de andere beplantingen die reeds waren aangebracht. Opmerkelijk is ook dat het Groen comité er voor gezorgd heeft dat bij de vier Pittemse bloemis ten «gratis» bloembakken ter beschikking gesteld worden van het publiek. Dit alles omdat Pittem groener en meer bebloemd zou worden.
43
Op 22 april overleed alhier Kanunnik Alban-Louis Vervenne, oud-deken van Roeselare. Hij was directeur van het klooster van Maria sinds 15 december 1968.
X. PO EKE 44 Op donderdag 11 mei jl. bracht onze Heemkundige Kring een bezoek aan het Kasteel van Poeke. De aids was professor Seghers, directeur van het Gentse Conservatiecentrum van het Mu seum voor Schone Kunsten. Er waren meer dan 100 geïnteres seerden.
69
X I . R U IS E L E D E
45
46
47 48 49
50
51
52
70
Naar aanleiding van het uittekenen van de Molenlandroute ver namen we dat Ruiselede de gemeente is waar het grootste aantal molens zal te bezien zijn. Onder de windwieken vermelden we: Hostens molen (gerangschikt als monument 1949) in de Kruiswegestraat; Knokmolen, alias Billiets molen, in de Knokstraat (gerangschikt in 1958); Lievens molen en de ruïne van de Vlaagtmolen. Men is stellig van plan deftig feest te vieren in het lopende jaar. Daartoe werd het feestcomité gedecentraliseerd zodat iedere pa rochie nu beschikt over een plaatselijk comité. De drie comités zullen in het bijzonder instaan voor de speelpleinen en het orga niseren van de plaatselijke feestprogramma’s. Het hoofdcomité zal als coördinator optreden. Ook overweegt men de uitgave van een feestkalender. Als statistische gegevens noteerden we voor Doomkerke voor 1971: 10 geboorten, 8 huwelijken en 14 sterfgevallen. Ook hier is het Rode Kruis actief en houdt een vrijwillige bloedinzameling. Streefgetal: 100 bloedgevers. Gouden Bruiloft: het echtpaar Jules Vandewalle had de eer en werd op het gemeentehuis ontvangen. Burgemeester Dupont sprak de hulde-woorden en overhandigde een geschenk. Na het succes van de Sportbiënnale 1971 werd thans overgegaan tot het organiseren van de Sportbiënnale 1972. Als eerste pres tatie noteerden we een «Lentewandeling» voor jong en oud, onder het motto: Ken uw dorp. Ondanks minder gunstig weer waren er toch een 140-tal wandelaars en wandelaarsters opge komen, om de 8 km lange tocht mee te maken. Van 22 april tot 7 mei vond de Veertiendaagse van Kunst en Kuituur plaats. Naast een schilderwerken-expositie had men er ook nog een poëzie-avond en een Volksliederenavond georgani seerd. De v.z.w. Open Kring, vereniging voor Kunst en Kultuurspreiding, had de touwtjes in handen. Speelruimte voor de kinderen is een probleem voor iedere ge meente. Hier heeft men alvast voor een oplossing gezorgd. In Kruiskerke werd er een terrein voor de kinderen vrijgesteld; in het centrum een stuk grond naast de toekomstige fabriek van de firma Claeys en te Doomkerke, de grootste parochie van de driebond, heeft men nu een weide, een moestuin en de speel plaats van de school gehuurd. De moestuin, in de Brandstraat, zal geëquipeerd worden met de nodige kinderspeeltuigen en een zandbak. Op de speelplaats daarnaast wordt een basket- en volleybalterrein uitgetekend.
X II. T IE L T
53
54
55
56
57
58 59
60 61
62 63 64
65
66 67
Verschijning van «H et oogbad», dichtbundel van Gwij Mandelinck, alias Guido Haerynck, geboren Wakkenaar (1937), thans Tieltenaar, leraar aan het college. Kapel Instituut H. Familie, 31 oktober: priesterwijding door Mgr De Smedt van Norbert Bethune, stichter en bezieler van de Zonnegroep. «Mourir d ’aimer» (Cayatte) op 5 november: eerste prestatie van de jongstgeborene in de kroostrijke familie van Tieltse cul turele verenigingen: de filmdebatclub, initiatief van een vijftal jongeren die, naar verluidt, geen hete hangijzers vrezen. Begin november neemt Tiny Vandeweghe (° Tielt 1950) haar eerste plaatje op: «Vraag heel de wereld & Zingende klokken». Op 26 februari: optreden op galabal van de Zonnegroep, waarvan ze actief lid is. 7 november: Tielt behoudt zijn CVP-senator: Roger Vannieuwenhuyze. Twee Tieltenaars in Provincieraad: André Rotsaert (CV P) en Marcel Linclau (B SP ). Vereniging voor Vreemdelingenverkeer (VVV) « ’t Tieltse» ge sticht op 8 november. Vanaf 12 november: reeks jeugdherinneringen van Willy Braeckevelt (° Tielt 26.5.1915, sinds 1951 woonachtig in het Gentse) in «De Zondag». Méér dan 1.100 vogels op 3e Vogelshow. Op rondreis doorheen West-Vlaanderen, voor de 2e maal te gast te Tielt: groep leden van de Volkshogeschool van Gross-Gerau (13 november). Zangkoor St.-Jozefskerk viert 15-jarig bestaan op 14 november. Half-november viert Landelijke Bediendencentrale haar 80-jarig bestaan in Europahal. Op 17 november, met 7 stemmen tegen 6 bij 1 onthouding ver strekt de Raad van Beheer van de Cultuurraad op eigen initiatief gunstig advies over het principe van opschikwerken aan feestzaal van Gildhof (zie ook nr 282, 1971). Eenparig gunstig advies voor nodige verbouwingswerken aan Malpertuis. Op 19 november is het Ballet van Vlaanderen voor de 2e maal te Tielt (zie ook nr 129, 1971 ). De Tieltse dichters Haerynck en Haesaert babbelen gemoedelijk over hedendaagse poëzie voor DFpubliek in Malpertuis. Dichter Van Craeynest neemt, van in de zaal, deel aan het debat. 20 november: wereldcreatie door Malpertuis van «Antigone» van Maria Labadaridou. Pro Musica (zie ook nr 239, 1971) verovert de omliggende ge meenten: Aarsele (26.11), De Ginste (25.12). Wingene (28.12). Een eerste fonoplaat wordt opgenomen op 29 december. Van 71
68
69
70
71
72 73 74 75
76
77
78
79
80 81
72
19.2 tot 4.3: viering van 5-jarig bestaan, met o.m. eucharistie viering in OLV-kerk en jubileumconcert. Novemberzitting van gemeenteraad staat in teken van sport: het zwembad zal op eigen kosten worden gebouwd; gronden wor den aangekocht voor speelplein op Keidam; voorontwerp sport stadion (schatting ruim 43 miljoen) goedgekeurd. Leuvense studentenclub «Moeder Tieltse» 70 jaar: enkele commilitones, ere-voorzitter prof. J. Vergote en drie ex-seniores ont vangen op stadhuis. Drukkerij-uitgeverij Lannoo behaalt Ie prijs in internationale prijskamp voor offset-drukwerk. 71 deelnemers. Duitse firma was inrichter. Tielts modehuis volhardt in boosheid: tweetalige uitnodiging voor opening nieuwe winkel (zie ook nr 277, 1971). Burgemees ter knipt het lint. De gebroeders P.P. en A. Rubens uit Tielt op een groepstentoon stelling te Menen. Op 9 december Rudolf Werthen (zie ook nr 256, 1971) en het Westvlaams Orkest in Movy op uitnodiging van Rotary. Zjef Vanuytsel in Harlekijn. Tieltenaar Kris Vandaele, leerling aan het college, krijgt tussenin ook zijn kans. Van 11 december tot 8 januari wedijveren Winkelcentrum Kortrijkstraat en de pasopgerichte Verenigde Handelaars van Tielt: de eindej aarsaankopenfurie wordt aangewakkerd met ruim een half miljoen frank prijzen. Vlaamse landschappen van Fr. Rubens nu ook in eigen stad te bewonderen: 11-26 december, voorhal stadhuis (zie ook nr 66, 1971). Afdeling Wielertoerisme van K.T.Sportclub krijgt uitgebreider bestuur (11 i.p.v. 9) en nieuw lokaal (Batavia). Leon Cools wordt voorzitter, voorzitter Marcel Vanhoutte wordt ere-voorzitter (zie ook nr 141, 1971). Plezante voetbalmatch op 26 december: Tennisclub Watewy tegen ploeg trouwe bezoekers van café Bridge. Terrein Dosko Kanegem. Stand: 6— 4. Op 30 december, machtsoverdracht bij Boerengilde: Adiel David (76 jaar), voorzitter sinds 1947, wordt ere-voorzitter. Opvol ger: schepen Marcel Billiet, secretaris sinds 47. Voortaan twee ondervoorzitters: Jozef De Ketelaere en Jozef Colpaert. Op oudejaarsavond wordt E.H. R. Verhelst (zie ook nr 112, 1971) pastoor te Rekkem benoemd. 1971 was voor Tielt een maat voor niets: het inwonersaantal blijft op 14.172. Wel waren er 229 geboorten tegen slechts 151 overlijdens, maar de inwijking (353) kon het niet halen op de uitwijking (431).
82
M arcel Linclau 25 jaar BSP-gem eenteraadslid.
83
Oostende, 9 januari: provinciaal judokampioenschap beloften en juniores: Tielt behaalt tweemaal goud (Guido Verschuere en Eric Ver Eecke) en eenmaal zilver (Johan Verbeke). Paul Sinnesael, medepastoor te Ichtegem sinds oktober 69, wordt op 14 januari medepastoor op onze St.-Pietersparochie. Zoals zijn voorganger: een zang- en muziekliefhebber. En, vermits hij jong is (° Roeselare 18.2.34), een vurig voorstander van jeugdmissen met orkest. Michel Devooght (zie ook nr 124, 1971) behaalt weer verschei dene kampioenstitels met zijn harzerkanaries: Antwerpen, Enge land, New-York en kampioenschap van België. Ruzie in supportersclub «Geel-Groen» wordt beslecht door stem ming: café «Sportcentrale» blijft het lokaal. Op 17 januari wordt Hans Bogaert voorzitter. Statuten van Bejaardenraad goedgekeurd door gemeenteraad op 12 januari. Alidoor Tassaert biljartkampioen in het Rustoord (zie ook nr 241, 1971). Besluiten worden getrokken uit verloop van bergingsoperaties na vliegtuigramp te Aarsele (zie nr 195, 1971): arrondissements commissaris Deprest brengt hiervoor alle hoofdverantwoordelijken samen te Tielt.
84
85
86
87 88 89
73
90
91
92 93 94
95
96 97 98
99
100
74
Op 25 januari: eerste algemene ledenvergadering van onze Kring. Goedkeuring statuten, samenstelling beheerraad, bestuur en re dactieraad. Goedkeuring door gemeenteraad van ontwerp verbouwingswer ken feestzaal Gildhof. Raadslid De Rammelaere: het ontwerp is slechts een «armzalige schets» en werd niet voorgelegd aan Cultuurraad. Raadslid Linclau: de gevolgde procedure sluit iedere inspraak van de gemeenteraad zelf uit. Schepen Vannieuwenhuyze: verwezenlijking van cultureel centrum zal door dit ontwerp geen vertraging lijden: Gildhof zal later dienst doen als buurt huis. De raad beslist ook aanleg van groenpark en parkings rond vis vijver; grond zal worden aangekocht voor nieuw brandweerstation; Lijkstraatje op Galgeveld wordt afgeschaft; Marnix Dobbelaere en Jaak Maene worden politieagenten. Officiële, drukbijgewoonde opening van hotel-restaurant Sham rock op 28 januari (zie ook nr 169, 1971). Einde-januari wordt café «De Rozeboom» in de St.-Janstraat gesloopt. Football Club Tielt werd gesticht op 31 oktober 1921. Viering van het jubileum heeft plaats in februari 72. Ontvangen op stad huis het ereplakket van de stad: Godfried Deturck, Ernest Loncke, Georges Maes, Albert Vanhaecke (23 jaar lang secretaris), Albert Vanhoutte, allen sinds méér dan 20 jaar bestuurslid. Ook aanwezig: Frits Vander Meulen en Jozef Destoop, medestich ters. Avondfeestmaal met talrijke speeches. Voorzitter Noë Van Huile brengt bijzondere hulde aan nagedachtenis van ere-voorzitter Frans Impe. Ook Tielt gaat in op uitnodiging van Pittem om, samen met Meulebeke, Aarsele, Koolskamp, Egem, Dentergem, Ardooie, Oostrozebeke en Kanegem over TV-distributie te praten te Pit tem op 10 februari. Slechts 60 aanwezigen op bal St.-Pietersmissiebond. 340 km ver: «De Goede Vrienden» op Rosensonntagszug te Leverkussen. Zestig jaar geleden traden Cyriel Braeckevelt en Maria Braeckevelt in het huwelijksbootje. Dit bracht hen vandaag op het stad huis, samen met hun 4 kinderen, 20 kleinkinderen en 11 achter kleinkinderen. Stichtingsvergadering Bejaardenraad (15 februari). Voorzitter Oscar Depla, ondervoorzitter Georges De Craemer, secretaris Florent Crevits. Op 24 februari vergadert de onlangs gestichte Club van de Rus tenden uit de Middengroepen (CRM ) voor eerste keer. Florent Crevits wordt voorzitter.
101 102
103 104
105 106
107
108
109 110 111
Marcel Van Quickelberghe sinds 1 maart ook dirigent «De Goe de Vrienden». Begin maart: centraal gebouw rusthuis en vroeger wezenhuis, Deken Darraslaan, gesloopt om door modern gebouw vervan gen te worden.
De 100e supermarkt van GB wordt geopend te Tielt. TV-programma Tip-Top: Tielt-W.Vl. tegen Tielt-Brabant. Ons Tielt wint nipt. Pentathlon, voor het eerst in kleuren. Beide uit zendingen vanuit de Europahal (8 en 11 maart). «De Zondag» van 10 maart begint de publicatie van een nietofficiële gods van de Molenlandroute. William Du Pree, tenor van de Opera van New-York, reeds her haaldelijk te gast te Tielt, verblijft er nu in minder prettige om standigheden: in het ziekenhuis, ingevolge ongeval te Aalter. De pastoor van Koolskamp, E.H . Verhinderen (° Meulebeke 13.10.06), overlijdt op 1 april te Kortrijk. Hij was surveillant aan het college te Tielt van 1932 tot 1942. Eerste uitgave op 1 april van de «100 km van Tielt»; inrichter: Tieltse Automobielclub (T A C ), gesticht einde februari. Onze stadsgenoten Jona De Backer - Stan Vanlerberghe worden over winnaars. Broederlijk Delen bracht te Tielt bijna half miljoen op, ten voor dele van ziekenhuis van Kimpangu. Heel april: Albert Rubens in «L e disque rouge», centrum voor constructieve kunst te Brussel. Op 8 april wordt de gouwdag van het Westvlaams Verbond 75
112
113
114
115
116 117
118 119
120
121
122 123
124
76
van Kringen voor Heemkunde een buitengewoon succes. Orga nisatie berustte volledig bij onze kring. Feest in het rustoord: 60 jaar geleden (19.4.12) traden in het huwelijk René Hoste (° Kanegem 1.2.88) en Marie-Rosalie Vermeersch (° Aarsele 16.1.93). Sinds 1925 zijn ze Tieltenaars. Twee leden van de minderheid verlaten gemeenteraadszitting van 12 april, wegens fundamenteel meningsverschil met meerderheid over ophaling huisvuil en woningnood der jeugdverenigingen. Ernest Verkest stelt tentoon in Beneluxhuis te Den Haag (14-26 april). Geboren te Tielt op 16.6.23, thans co-direkteur van Ima go. Hij verwierf bekendheid als toneelspeler, ontwerper van de cors, graficus en binnenhuisinrichter (zie ook nr 137, 1971). Ruim 75 aanwezigen op week-end (14-15 april) van Stichting L. De Raet: «De school van morgen». Concreet besluit, eerste stap naar oplossing talrijke problemen: pleidooi voor coördina tie oudercomités en oprichting van stedelijke schoolraad. Vijfde beker Tieltse competitie voor bedrijfsvoetbal wordt be haald door ploeg Lannoo. Provinciaal muziektornooi te Wervik (16 april): «Vermaak na Arbeid» behaalt ere-prijs (91 % ) en promoveert naar Ie af deling. Dirigent: Gery Bruneel. F.C. Tielt eindigt voetbalseizoen op 6e plaats. Op 22 april 1922 stichtten 9 arbeidersvrouwen en E.H. Prosper Moncarey de K.A.V.-Tielt. Het jubileum wordt in besloten kring in «D e Gilde» gevierd onder leiding van voorzitster Mevr. Irma Baertsoen-De Ruytter. Officiële viering volgt op Rerum Novarum. OLV-kerkkoor diept sympatieke traditie op uit onze eeuwen oude rijke folklore: meiavond. Op 29 april worden in openlucht aan alle uithoeken van de parochie meiliederen gezongen. De Paradijsschutters vieren op 30 april hun 25-jarig bestaan. Vertegenwoordigers van zustervereniging uit Gross-Gerau aan wezig. Huidige voorzitter: Frans Dewaele. Staf Verkest is al 18 jaar lang secretaris. Zes karabijnschutters stichtten de vereni ging in 1947: Georges Depoorter (thans in Canada), Albert Deroo, Jozef Desoete, Camiel Lambrecht, Richard Vansteenkiste en Germain Van Overbeke. Nog op 30 april: veel volk en buitengewone sfeer op «oudersdag» van Chiro in Vijverhof. Tien gewesten (ruim 300 deelnemers) ijveren in de Europahal om aan bijna duizend toeschouwers een sprankelende «Provin ciale cultuuravond K.L.J.-W.V1.» te brengen. Ter gelegenheid van 1 mei werden in het Textielhuis niet min der dan vier jubilea gevierd: 60 jaar Textielbond, 50 jaar Turn kring Atlas, 50 jaar harmonie De Volharding, 15 jaar biblioteek
125 126 127 128
Volksontwikkeling. Hulde werd gebracht aan een reeks ver dienstelijke mensen, niet het minst aan twee pioniers van de Textielbond: Henri Heytens (9 1 ) jaar) en Camiel Bouckaert (83 jaar), beiden aanwezig. Op 5 mei bezinnen 25 leden van de O.L.V.-parochieraad zich over 3 jaar werking en over de toekomst. In het Vijverhof vindt de stichtingsvergadering plaats van een gewestelijke bedrijfsgilde voor varkenshouders. Ook 60 jaar huwelijk voor het echtpaar Cyriel Claeys - Ida Van Lancker. De maand mei staat in het teken van 50 jaar muziekakademie. Op 13 mei speelt de Filharmonie van Antwerpen in de Europahal, op 28 mei is er akademische zitting in het stadhuis. De akademie ging van start in december 1922 als vrije muziekschool. Ze wordt thans geleid door het trio: Voorzitter-medestichter Mamert Dumont, Direkteur Albert Decock en Secretaris Frans Rubens.
Mamert Dumont. X III. W INGENE 129
130
Ook hier gaf men de cijfers bloot: totale bevolking 7.124 (— 9 ); geboorten 104 ( — 4 ), 154 intredingen ( + 2 4 ); uit wijkelingen 194 ( + 3 4 ); sterfgevallen 73 ( + 10). Het nieuwe postkantoor werd ingehuldigd op zaterdag 15 ja nuari. 77
131
132
133
134 135 136
137 138
Op zondag 23 januari beleefde de gemeente een hoogdag van de atletieksport, daar er een internationale veldloop plaats vond. Onder de atleten bemerkte men G. Roelants, Philip, Aider, Tagg en Hill. Onze Roelants won bij de seniors ! In hun lokaal hielden de landbouwers een receptie ter gelegen heid van het vijftigjarig bestaan van hun organisatie. Voorzitter Lucien Depester nodigde uit tot de heildronk. Nadien trok het gezelschap naar de zaal Wyncom voor een feestzitting. Naast «sprekerds» beluisteren kon men er ook kijken naar een diamontage, samengesteld door de heer Paul Van Colen, geassis teerd door de heer Omer Vanlaere, plaatselijke heemkundige, lid van de Roede van Tielt. De dia’s toonden beelden uit het verleden. Voorzitter Lucien Depestel gaf verslag bij het kijkgebeuren. Bij de jaarwende werd ook in Wingene een jaarstatistiek opge maakt: op de parochie Sint-Amand werden 65 geboortes (80 in 1970) genoteerd; 53 sterfgevallen (47 in 1970) en 49 huwe lijken. Z.E.H. V. Gesquiere werd pastoor van Sint-Baafs en in zijn plaats kwam E.H . Van Maeckelbergh. Op 30 maart 1932 werd hier het Davidsfonds opgericht, zodat men dit jaar het 40-iarig bestaan heeft kunnen herdenken. Daar de Chiro 15 jaar bestaat werd er flink gefeest door de jongens en de meisjes van de jeugdbeweging. De gehele gemeen te werd in de festelijkheden betrokken, ’s Morgens was er een ballonwedstrijd voor de kinderen en in de namiddag hielden de Chiro-jongeren zelf een optocht waarin ze verklede groepen vormden. Ook hier zal binnenkort een overdekt zwembad ter beschikking van het publiek staan. Eind april werd door burgemeester Persyn de symbolische eerste steen gemetseld. In het kader van de «Week van de Jeugd« had er op zaterdag 13 mei een «Eén tegen Allen» wedstrijd plaats. De Ene was weerman Armand Pien !
X IV . ZW EVEZELE 139 Na de nieuwe verkiezingen, die pas op 21 december 1971 door de Raad van State geldig werden verklaard, werd de heer Roger Behaeghel opnieuw tot burgemeester benoemd. REGIONAAL 140 Het kan wel goed zijn op het einde van deze bijdrage even enkele gemeenten van de Roede van Tielt met elkaar te ver gelijken op het gebied van hun inwonersaantal, zoals dat op het einde van 1971 werd geregistreerd: 78
Zwevezele 5.331 Wingene 7.131 Wakken 2.494 Tielt 14.077 Schuiferskapelle 1.014 Ruiselede 5.025 Pit tem 4.697 6.508 Oostrozebeke Voor Poeke en Wontergem zijn ons PH ILIPPE D E G RYSE voor Tielt
EN
Meulebeke Markegem Lotenhulle Kanegem Egem Dentergem Aarsele
10.399 770 2.170 1.072 1.366 2.610 3.075
de cijfers niet bekend. ROBERT DECLERCK voor de andere gemeenten
D e m eeste clichés werden ons ter beschikking gesteld d oor « D e Z on dag».
79
DIVERS
— Errata: in het artikel van Franz Dewitte over Honoré Maes (De Roede van Tielt, 2e jg., nr 2, december 1971, blz. 48-53 ) leze men op blz. 49 Arthur Darras i.p.v. Bar ras, en op blz. 47, in het inleidend woord van R. Vanland schoot, leze men Carbonez i.p.v. Carbonnez. — De provincie West-Vlaanderen schrijft in 1974 een prijs uit voor geschiedenis, ten bedrage van 40.000 fr. Komen in aanmerking: studies die handelen over een onderwerp dat de geschiedenis van West-Vlaanderen aanbelangt. Het reglement kan gratis op ons secretariaat verkregen wor den. — Door toedoen van de Provinciale Dienst voor Cultuur van West-Vlaanderen verscheen nu Westflandrica. Keuze uit de onderwerpscatalogus van de Provinciale Bibliotheek en Cultuurarchief te Brugge. De samensteller ervan, Luc Schepens, wijst in zijn inleiding op de taak van de Pro vinciale Bibliotheek en Cultuurarchief. Er wordt gestreefd naar het bijeenzamelen van documenten en publicaties die gewoonlijk in een algemene bibliotheek aan de aan dacht ontsnappen. Wie de 456 blz. tellende catalogus grondig doormaakt, kan er heel wat vinden om zijn heem kundige nieuwsgierigheid te voldoen. Er weze nog ver meld dat de boeken en documenten die er voorkomen gratis kunnen worden geraadpleegd ter plaatse of in de leeszaal van bibliotheken die ze via het interbibliothecair leenverkeer aanvragen. — Karel De Lille uit leper schreef ons i.v.m. de familie De Roo. Onder meer verwijst hij naar het werk van Ed. De Clercq, Geschiedenis van Aarsele, Brugge, 1881, waar over deze familie een en ander te vinden is. 80
— Wij danken zeer hartelijk volgende personen die ons fo to’s en/of documenten schonken: Aimé Declercq, MarieLouise Van Haezebrouck, Yvonne Ghekiere, Frans Demarey, Georges Dhaveloose, Jaak Vermeulen, Jozef Baert, Mevr. Frans Impe, Henri Loosveldt, Antoon Van Wonterghem, Michiel Huyghebaert en Mevr. Gustave Decroix. Wij hopen dat hun voorbeeld navolging zal vinden. Voor taan zou niets meer mogen verloren gaan of vernield worden. Indien U zich van «oude papieren» wil ontdoen, vertrouw ze ons dan toe. Zodra het ons materieel mogelijk is, zullen wij alle verzamelde stukken ter beschikking stel len van alle belangstellenden. — Dank zij de actie van enkele bestuursleden werd het aan tal leden opgevoerd tot 192 en het aantal abonnenten tot 58. Einde 1971 bedroeg het globaal cijfer 241. Wij rich ten een warme oproep tot al onze leden en abonnees om mee te helpen aan onze wervingsactie. Deze moet uitgaan van de basis. — We vernamen het overlijden van E.H . Marcel Armand Van Huffel, aalmoezenier van het Sint-Andriesziekenhuis te Tielt. Hij was lid van onze kring. Aan de familie bieden we onze oprechte deelneming aan. — Het Militair Geografisch Instituut publiceert ieder jaar een catalogusprijslijst van de verschillende beschikbare kaarten, die door de belangstellenden bij deze inrichting kunnen worden aangekocht. Om elke eventuele bestelling te vergemakkelijken bevindt zich in deze catalogus een kaart op schaal 1/1.000.000 die de verschillende bladen volgens schaal (1 /1 0 .0 0 0 , 1/25.000 en 1 /5 0 .0 0 0 ) aan geeft. Deze kaart, die vergezeld is van een index van alle Belgische gemeenten met het nummer van de kaarten op schaal 1/10.000 die het centrum van de gemeenten over dekken, geeft ook nog de staat van uitvoering van de her ziening en de vooruitzichten inzake uitgaven voor 1972 aan. De kaarten op schaal 1/25.000 zijn een ideale gids voor de wandelingen te voet ! Het Militair Geografisch Instituut houdt zich eveneens be zig met het reproduceren van oudere kaarten. Zo heeft het 81
Instituut onder andere de beroemde Mercator- (1 5 4 0 ), Fricx- ( 1740) en Ferrariskaarten (1 7 8 0 ) herdrukt op an tiek papier. Naast kaarten bezit het Instituut ook een luchtfotografische overdekking van België, die ter beschikking van het pu bliek is. Het adres: Abdij ter Kameren 3, 1050 Brussel. Momenteel werkt een studente van de K.U.L. aan een proefschrift over de magistraat van Tielt tijdens de X V IIIe eeuw: het zal vooral gaan over de verwantschap (behoor den de leden van de magistraat allemaal tot een beperkte plaatselijke elite? ) en de sociaal-economische situatie van die personen. Die studie is zeer belangwekkend omdat we over deze eeuw in Tielt elke ernstige studie missen. We houden onze leden verder op de hoogte. In de Familiekundige Vraagbaak van Ons Heem, 25e jg., nr 6, blz. 283-284, staat een uitvoerig antwoord op een vraag betreffende de familie Loontjens. Het antwoord is van de hand van Wilfried Steeghers, die een werk uitgaf over de familie Loontjens ( zie boekenhoekje ). Op 15 maart 1972 promoveerde Johan Decavele uit Aarsele tot doctor in de geschiedenis met de grootste onder scheiding. De titel van zijn proefschrift: «D e dageraad van het protestantisme in Vlaanderen». Momenteel is de jonge doctor archivaris van de stad Gent, in de opvolging van de ex-Tieltenaar Antoon Wyffels. Onze oprechte felicitaties. In een schrijven aan de Heemkundige Kring vraagt de Hr. Antoon Vander Plaetse onze aandacht voor de publikatie van specifiek Tieltse verschijnselen op het gebied van de woordenschat en de uitspraak. Uit zijn brief citeren we : «Ik denk hierbij aan het werk (cfr. de vragenlijst op blz. 212) van Prof. E. Blanquaert, Practische uitspraakleer van de Nederlandse taal. Bovendien heeft Dr. Arthur van Doorne een merkwaardig werk gepubliceerd: De Franse woorden in het dialect van Wingene, ui tg. Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialec tologie, X III, 1939. Beide werken suggereren een studie
over eigenschappen in het Tielts dialect: woordenschat, wendingen en spreuken, uitspraak, enz. Een paar details : uitspraak Benevens de algemeen-Westvlaamse afwijkingen van het A.B.N. (de i = licht, de u = lucht, de e = vet) treft men in het Tielts dialect een merkwaardig verschijnsel aan dat enig is in de fonetica. De oude Tieltenaren vervangen de ch in de sch-verbinding door een glottisslag (de burgerij meestal door k ). Voor het overige herinner ik mij typische woorden en uitdrukkingen : sneudoek = sjaal ellekediere, elleketet : treiterwoord, terzelfdertijd maakt men met de twee wijsvingers het gebaar zoals bij het slijpen van messen kontekeeraafs = tegenovergesteld, totaal verkeerd rollen = rol het u uit, ga weg, op zij gurt = gurte weg, gurt u aan de kant: ga weg, ga op zij uitschudden = hij schudt zijne rug uit, zijn groot gevoeg doen. Het stadsbestuur zou de uitgave van dergelijke publicaties moeten patroneren.Âť We zoeken ondertussen uit of ook op dit terrein bepaalde mensen hun inbreng kunnen leveren. We stellen in ons tijdschrift de nodige ruimte ter beschikking !
83
H ET BO EK EN H O EK JE VAN DE H EEM KU N DIGE M. Bauwens-Lesenne, Bibliografisch repertorium der oudheidkundige vondsten in W est-Vlaanderen (vroegste tijden tot Noormannen), Nationaal Centrum voor oudheidkundige navorsingen in België (Jubelpark 1, 1040 Brussel), reeks Repertoria, reeks A, 1963 (150 blz. - 100 fr.). Wilfried Steeghers, D e fam ilie L oontjens 1575-1972. Besteladres: bij de auteur, Begijnengracht 56, Gent (150 fr .). Emiel Lamberts, K erk en liberalism e in het bisdom G en t (1 8 2 1 -1 8 5 7 ). B ijdrage tot de studie van het liberaal-katolicism e en het ultram on tanism e, X X X IX-508 blz., 750 fr.
Besteladres: «Werken op het gebied van de geschiedenis en de filologie», Universiteitsbiblioteek, Mgr. Ladeuzeplein, 3000 Leuven. J. De Brouwer, D e kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in d e bis dom m en A ntw erpen, G e n t en M echelen tussen 1570 en 1 795. 2 Delen; Dl I X X X I + 566 blz., Dl II 918 blz. - 1800 fr.
Besteladres: Uitgeverij E. Veys, Tielt. PCR. 58.85.64. Encyclopedie van de V laam se bew eging, 2 delen.
Redactie: Jozef Deleu, Gaston Durnez, Prof. Dr. de Schryver, Ludo Simons, Johan Ducheyne. Uitgeverij Lannoo, Tielt (ca. 1.975 fr.). - zie bijlage (de bestel ling kan gebeuren via ons secretariaat). Uit de vele uitgaven van Familia et Patria, 8120 Handzame noteer den we: E. Warlop, D e V laam se adel vóór 1 300, 1300 blz., 2.000 fr. L.L. De Bo, W estvlaam sch Idioticon, (1892), heruitgave, 1.349 blz., 1.500 fr. L.L. De Bo, K ruidw oordenboek, 1888, heruitgave, 290 blz., 400 fr. J. Hendrickx, Stam boek van Vlaanderen I , 100 blz., 80 fr. Michiel Mispelon, K lim in je stam boom , 52 blz., 30 fr. Ph. van Hille, H e t H o f van B eroep van B ru ssel en de Rechtban ken van O ost- en W est-V laanderen onder h et Frans bew ind (1 8 0 0 - 1 8 1 4 ), 250 blz., 500 fr. F. Debrabandere, Studie van de persoonsnam en in d e kasselrij K o rtrijk (1 3 5 0 -1 4 0 0 ), 558 blz., 900 fr. 84
A dressen van de auteurs:
A. van Doorne, Visserij 216, 9000 Gent O. Vanlaere, Rozendaelstraat 4, 8050 Wingene J. Lemey, Ontvangersstraat 2, 8880 Tielt F. De Poorter, Marktplein 23, 8850 Ardooie J. Vervenne, Tramstraat 7, 8880 Tielt M. De Muyt, Waterboordstraat 4, 8080 Ruiselede
leder auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem in gestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in «De Roede van Tielt», mogen slechts overge nomen worden met toestemming van de redactie.
Gedrukt op 400 exemplaren.
P cete
■
'
/F »
» ' * « ’• '* '
te u we. tam
i^ s m te n ■ ftut<s
ite u m a s t
j
Z i
ten M u ite Jt ^
/Z n c p o e .
£<?<?
te Z a p o u tj 'cAe Zr f j / i Car ' , / 7 >
) £ * fn r t / t e r Z p
J*o t6 éf
T fte n c & t
Î
;
k te te rao n e '
te u e sn
M s ‘ B a rtin IJ w
ey ere n
T C /u iü *
ór//<2±
jBcrerfe
•nnert.
r
O < 7 \e rtrr a
vfactenfff
,3<7c|/V/!yi[
\te r /ç o )
m ] Q ram en t e f t t e à O to r e
ZK & rtep — v >
i ± ’
} 4 j& D k i j s s f , V Î A A ^ ’ /?. _
’y -arntnit/se \en/re<rAter>
Au tn a r
^ tfa rZ n y ^ S Z Z !s l
.i >
; A--.
tZ n n y A e r e /f Z
T l O u tr e P a r u te te -.
,
H vh?> '
4 ffa e a ta r e l
* W/
^ Jz rr e t
S f
Z e rn te ra
* “ \ ' /•£& ffc lte n e 'Zn. jt o t e t i i r gi r f f 4‘
fZ /tou/atetea. À f. (. , «~^rfe/r*7eet~ . h ttA tf * Ï C
,
AiVxi e/rotfe
ï
»
&
, ^
;> *
d tune 7
/tem../:/ i ft. ’
te o cu-j'e ~r & Ie .te
/?</' M oPotteeA ert
’
Jr
'
^ * tu fte te e t t r rt e g ,
■*.-»% . /
i
V
A? j
, 1'.
■ Sttere/uAU m
)
a
e _ A S i AW«y!? *§)<,
& ^ r v & ?n u / ) yfrm e/i/A * tfartefêae/A en. 'Jv àSi'-n/e.'n jV.'w yiV
• -' tte te A /rn r. ' A f A A ‘e/te^r/n-rn
lO td e /Z re c /u p ie m 't e t e
i v
>
W’- W'Cfi,
. ?v<&<■' ) 7/~ ^ ^ Î^ ~ N J û r * iBaBy'rtameK ‘Z x/te '“S „ s*V*'*v iS', ®
W o rfe ç A e tn
'7 /t\c A fe l )
3v —
'>tfelt’en e/ ^ r \A A ~ ': ^ iS r i'r /A ç/fetrAem _ B Z uyA e er-elp \ & JSZ rfedA em 'T T .p .
O ffre é e è A L
k ^ ^ n e \ f / t J ' t ) e (yff U-er'e/nAemOpitr-eirAeu'é. ■?
I
. °7*- a te rZ i em erj.w e B otr/rm ,p Bun te / ■» ( t H M I 1/ ’''’
u A e /n
. y A
ï a u tr t
M
\
tomuye
''A T y ,/^ r i te t e d fr tie Z te A ir m a Z d /S te te '
, fltc/.
K
•eAotven ^T ~^^B tA t,riso'e jfie /te n X i> -a e t O. >camifr\c
CA ape//e —' . I c / t e z e t te
ttttrot ; Atr e e t n
f i . imour^i, ''tcunhourcr ’C Â t n y f Z 'auleut'
f Ot'uAerm ó. tn e ffo te m /
*•
Het gaat allemaal in een
moeite door
w a n t bij d e
Bank van Roeselare en West - Vlaanderen kunt U
b e s t te r e c h t
v o o r w e rk e lijk al
u w fin a n c iĂŤ le z a k e n
w a t o o k d e a a rd o f d e o m v a n g e r v a n zij.
H e t is d e B a n k w a a r ie d e r e e n z ic h th u is v o e lt !
A g e n ts c h a p Tielt, M a r k t 2 4 ,
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor Tielt en de gemeenten van de vroegere roede van Tielt. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.
Voorzitter : P. Vandepitte. Driesstraat 9, 8880 Tielt. Tel. 051/41700. Secretaris : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt. Tel. 051/41838. Redactie:
P Vandepitte Ph. De Gryse H Maes F. Thiers G. Vandeputte A. Van Doorne O Vanlaere R Van landschoot
Lidmaatschapsbijdrage: 150 fr. (te storten op P .R .39.84.11 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt). Verschijnt tweemaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht.
Inhoud van dit nummer:
P. Vandepitte. Inleiding 2 F. De Poorter, De familie Loontjens en «Groot Tomme» 3 Het boekenhoekje van de heemkundige 24 A. Van Doorne, Aantekeningen bij de geschiedenis van de parochie Sint-Jan-Baptist 25 O. Vanlaere, Velo’s en velokoersen (vervolg en slot) 33 Divers 50/68 G. Vandeputte, Beelden uit het oudeOostrozebeke 51 W. Devoldere, Zo leefde gedurende het jongstehalfjaar.... 55 Ledenlijst 1972 69
Wettelijk depot: D/1972/1623-2
Druk E. Veys, Tielt. 1
INLEIDING
Eindelijk kunnen wij ons laatstenummer van . . . 1972 aan bieden. Het heeft heel wat moeite gekost want allerlei omstandig heden braken het normale ritme : voorzitter en secretaris waren tijd e lijk onbeschikbaar, beloofde artikels konden niet tijdig uitge schreven worden en tenslotte waren er problemen voor de drukker. Wij hopen dat U ons wil verontschuldigen. Bovendien brengen wij U hoopvol nieuws. Ingaande op een eerder genomen beslissing publiceren wij, met ingang van 1973, vier nummers per jaar. Per nummer zal het aantal bladzijden ver minderen maar het totaal van de volledige jaargang zal lichtjes verhogen. Het is zeker aangenamer viermaal per jaar een nummer te ontvangen. Ook het drukprocédé is gewijzigd. Wij hopen dat het uitgekozen lettertype iedereen kan bevredigen. Daarenboven zullen wij onze leden nog gedurende de maand mei een extra nummer toesturen dat uitsluitend betrekking heeft op Tielt en de Molenlandroute. Het wordt een historisch-toeristische benadering. Hierover volgt binnenkort nog meer nieuws. In het voorliggende nummer ontbreekt het aangekondigde artikel over Joris Lannoo. De heer Romain Vanlandschoot had enige vertraging met het doornemen van de vele bronnen maar zijn uitvoerig artikel komt nu beslist in het eerste nummer van 1973. Dus nog een paar weken geduld. Tevens melden wij U de herneming van onze activiteiten. Op dinsdag 17 april houden wij onze algemene ledenvergadering, onmiddellijk gevolgd door een lezing door de heer A. Lowyck over de Boerenkrijg te Tielt. De Davidsfondsafdeling Pittem nodigt ons uit voor hun heemkundige tentoonstelling op 16 mei (zie de rubriek Divers). Over onze verdere plannen volgt later informatie.
Paul Vandepitte 2
DE FAMILIE LOONTJENS EN “GROOT TOMME”
Wanneer men van Tielt naar Ruiselede gaat en even voorbij de plaats waar vroeger de herberg "De Roozeboom” stond, dus voor bij de verkeerslichten, naar links in de diepte kijkt, ziet men er een grote hoeve met een klok op het huis. Daar ligt de oude heerlijk heid “ Groot Tomme” , in de Rijkegemkouter nummer één (1). Het is een oude schaaphofstede van 48 ha., sedert 1643 bewoond door de familie Loontjens, in de jaren achtienhonderd door de Van Wambeke’s en sinds 1902 opnieuw door Loontjens. In mijn kinderjaren woonde daar “ Nonkel Urbain Loontjens” , een rijzige, struise boer, al te vroeg overleden (2). Met welk een kinder lijk geweld konden wij op die uitgestrekte hofstede spelen ! Ons geliefkoosd spel was “ duikske weg” . We konden ons goed weg stoppen in die grote schuren, met aan weerszijden een hoge “ tas” veldvruchten, in die aaneensluitende “ dilten” met stro boven de koeien, in die ontzaglijk hoge hooischuur, in de schaapstal, in het wijde wagenhuis en zoveel andere gebouwen, achter de met aarde overdekte aardappelkelder en het bakhuis of “ ovenbuur” . Met eer bied keken we naar de vier zware trekpaarden van Brabants ras en naar de “ loper” die soms in de sjees of in de tilb ury ingespannen werd. In de oude sjees was er wel plaats voor zes personen : er waren twee banken. In de nieuwe lichte tilb ury was er slechts één bank, waar twee personen zacht in de kussens konden zitten, en een uitneembare “ bok” voor de koetsier. In de uitgestrekte weide grepen telkenjare paardenkoersen plaats. Daar is ook voor het eerst in de hele streek een vliegtuig opge stegen, o niet hoog en niet ver ! Het gebeurde enkele jaren vóór de eerste Wereldoorlog. 3
HISTORISCHE BRONNEN
Wilfried STEEGHERS, de voortreffelijke historicus van het Meet jesland, heeft in “ Ons Heem” (25e jg., blz. 283-284) een stamboom van de familie Loontjens laten verschijnen. In 1972 heeft hij een veel uitgebreider studie uitgegeven bij drukkerij L. Vanmelle te Gent; dit fraai werkje draagt als titel : “ De familie Loontjens A. Di. 1575-1972” ; het bevat 72 bladzijden (3). In hetzelfde jaar publiceerde hij een tweede werkje met als titel : “ Het schaapgoed Groot. Tomme te Tielt en de familie Loontjens” . Een plakket van amper acht bladzijden, geïllustreerd met fo to ’s van de schuren en stallen, alsook van de woning. Beide uitgaven hebben een identieke kaft : een mooie fotokopie van een buitenpoorterslijst van de Roede van Tielt (Rijksarchief K o rtrijk); op die lijst vindt men de namen van Quinten Loontjens en van Jan Loontjens. Het eerste werk bevat zes uittreksels uit de Wezerijregisters van het R.A. K ortrijk, tal van familiefoto's, alsook een fotokopie van het genealogisch bidprentje van Jan Loontjens, " u it gegeven te Rumbeke, Sinksen 1897” . Er wordt niet gezegd wie de opsteller is geweest. Het is zeker van de hand van pastoor Slosse van Rumbeke, de gekende genealogische vorser van die tijd. Hij heeft nog talrijke dergelijke stamtafeltjes gemaakt voor paro chianen en vrienden. Er is nog steeds zo’n prentje te zien in de woonkamer van Odiel Spruytte, landbouwer te Rumbeke. Het is dhr A. Robert Tanghe, dienstoverste van de burgerlijke stand te Tielt, die dit prentje van Jan Loontjens aan W. Steeghers bezorgde, samen met een reeks inlichtingen en gegevens. Sinds vele jaren ben ik in het bezit van de uitvoerige stamboom van de familie Loontjens zoals die door pastoor Slosse opgesteld werd en door Arthur Loontjens, destijds inspecteur L.O. wonend te Wevelgem, geverifieerd en aangevuld. A rthur Loontjens was een nauwgezet historisch vorser. Veel van zijn documentatie en zijn historische biblioteek berusten thans in het Museum van het Vlaamse Kultuurleven te Antwerpen (4). De overeenkomst tussen het werk van Slosse en dat van W. Steeghers is treffend. Deze laatste heeft echter de stamboom voorzien van vele voetnoten en verwijzingen naar de vindplaatsen in de parochieregisters, poorterslijsten en wezerijregisters. Het moet nochtans gezegd dat zijn overzicht over de Loontjens die te Tielt bleven weinig duidelijk en op bepaalde punten onjuist is. Daarom wil ik hier de bladzijden 19 en 20 van zijn aangehaald 4
werk volledig herwerken en aanvullen, terw ijl ik mij vergenoeg de rest samen te vatten. Ik heb opsporingen verricht en gegevens geverifieerd in de parochieregisters die in de dekenij van Tielt berusten, alsook in be paalde stukken van het Stadsarchief van Tielt. Hierbij dank ik dan ook Z.E.H. Kan. André Duforret, pastoor-deken van Tielt, alsmede dhr A. Robert Tanghe, die mij waardevol geholpen heeft vooral met zijn fichenstel van de huwelijken gesloten te Tielt tussen 1785 en 1925 en zijn lijst van de burgemeesters van Tielt.
DE OUDST GEKENDE LOONTJENS - UITBREIDING
W. Steeghers begint, zoals pastoor Slosse, met : I.
QUINTEN LOONTJENS, fs. Passchiers, "afkomstig van Nevele of omstreken, geboren rond het jaar 1575" (5). Hij komt reeds voor op de buitenpoorterslijst van de Roede van Tielt. Hij overleed te Kanegem in 1637. Onder zijn kinderen vermeld ik : 1° Pieter, die geboerd heeft op het Riemersleen te Tielt; 2° Jan, zie II; 3° Joos, op het kasteelgoed Hamme te Kanegem; 4° Steven, die zich vestigde op het "G root Vlaeght” (6).
II.
JAN LOONTJENS is de eerste die we met zekerheid vinden op “ Groot Tomme” . In 1643 komt hij voor in de buiten poorterslijst van K ortrijk. Hij is dezelfde als die van het bid prentje van pastoor Slosse. Hij was “ schepene der heerlijkhede van Tomme, pointer, setter en mederegeerder van Thielt-Buyten” (7). Hij huwde te Tielt met Joanna van Crombrugge op 10 februari 1643 en overleed op Tomme op 4 maart 1688, oud 80 jaar. Hij had tien kinderen, allen op Tomme geboren. Vermelden wij enkel het vijfde : Steven (zie III) en het zevende : Alberic, wiens afstammelingen door W. Steeghers uitvoerig besproken worden (o.c., blz. 22-50). Deze afstammelingen vestigden zich te Kanegem, Rumbeke (welke tak uitweek naar Frankrijk), Roeselare, leper, Poperinge, Lendelede, Wakken, Gent, Brussel en Zomergem. Een afstam meling van deze laatste tak, namelijk Petrus Loontjens, is 5
landbouwer geweest te Oostwinkel, waar hij 30 jaar lang burgemeester was en waar hij overleed op 1 april 1901. Zijn zoon Alfons huwde op 13 september 1905 met Bertha Dossche, dochter van een Polderboer uit WaterlandOudeman; haar zuster Amelie was toen reeds boerin op Groot Tomme. Alfons Loontjens was landbouwingenieur en kocht een brouwerij te Kaprijke. Enkele jaren later stichtte hij te Eeklo, samen met enige andere brouwers uit de streek, de Centrale Brouwerij “ Paul Krüger” . Zijn oudste zoon, Pieter, werd in 1931 te Gent to t priester gewijd en in 1948 door Mgr. Calewaert benoemd to t geeste lijk directeur en professor aan het grootseminarie te Gent. Weldra werd hij kanunnik en algemeen directeur van de Zusters van de Kindsheid van Jezus. Benevens publikaties over het geestelijk leven, schreef hij nog tal van artikels in godsdienstige tijdschriften. Zijn broer Urbain, beheerder van de brouwerij, overleed te Eeklo op 7 november 1968. Hij heeft een zoon, Alfons, doctor in de rechten en licenciaat in het notariaat, die te Deinze woont.
DE TAK LOONTJENS TE TIELT
III.
STEVEN LOONTJENS, stamvader van de Loontjens die te Tielt bleven, werd geboren op Tomme op 24 april 1658 en is aldaar overleden op 21 juni 1723. Uit zijn tweede huwelijk, namelijk met Joanna De Rammelaere, is geboren :
IV.
GUILLELMUS LOONTJENS, geboren op Tomme op 19 januari 1704 en er overleden op 16 juni 1764. Zoals zijn vader was hij buitenpoorter van K ortrijk. Twee jaar na zijn dood staat hij nog vermeld als pachter van Groot Tomme, dat in 1766 verkocht werd (8). Gehuwd met Joanna Bogaert won hij zes kinderen. Er is een zeer interessante staat van goed opgemaakt geworden, gedateerd 16 april 1765 (zie W. Steeghers, o.c., blz. 59). Onder zijn kinderen vermelden wij enkel :
6
V.
STEVEN LOONTJENS, die de naam van zijn grootvader kreeg. Hij is geboren op Tomme op 23 oktober 1748 en aldaar overleden op 19 maart 1797, nog geen 50 jaar oud. Is hij gestorven van angst en verdriet . . . uit vrees dat zijn oudste zoon, Jan-Francis, die weldra 20 werd, als "conscrit” voor het gehate Franse leger zou opgeëist worden ? Hij was gehuwd met Maria-Jacoba D’Hondt en had vier kinderen die in aanmerking komen : 1. Catharina, geboren op Tomme op 13 augustus 1773, vroeg gestorven; 2. Jan-Francis, zie VI A; 3. Constantijn, zie VI B; 4. Catharina, zie VI C.
VI.
A. JAN-FRANCIS LOONTJENS, geboren op Tomme op 5 mei 1777, overleden op ’t Aprits te Tielt op 17 december 1850. Hij huwde met Maria Allemeersch van Tielt, dochter van Martinus en Marie-Thérèse Vanden Broucke, geboren te Tielt op 9 december 1795 en er overleden op 31 januari 1858. Zij boerden op het 30 ha.-groot hospitaalgoed 't Aprits, gelegen langs de Kanegemwegel. Zij hebben vier kinderen grootgebracht : 1.
2. 3. 4.
Constant, geboren te Tielt op 17 februari 1825; hij huwde met Julia Tack en kreeg negen kinderen, die zich meestal in Deinze en omstreken vestigden. Charles-Louis, volgt als stamvader V II. AA. Maria-Theresia, overleden als overste van het klooster te Schorisse op 19 juni 1888, oud 57 jaar. Leo, volgt als stamvader V II. AB.
V II. AA. CHARLES-LOUIS LOONTJENS, geboren op ’t Aprits op 4 januari 1827 en aldaar overleden op 18 september 1887. Op zijn sterfbed zei hij nog : "Jongens, de koeien zitten aan de schelven ! ” Ik herinner mij niet meer wie er dan gegaan is, noch of hun vader ondertussen niet gestorven is. Charles-Louis Loontjens huwde te Tielt op 23 november 1859 met Eugenia Baert, dochter van Ludovicus en Emiliana Verkest, geboren te Tielt op 1 maart 1834 en er overleden op 31 december 1908. Zij was nog zeer klein toen zij haar ouders verloor en werd grootgebracht door Nonkel Vanbruwaene op een hoeve langs de Egemsesteenweg. In haar 7
doopakte lees ik dat Marie-Anne Van Lockeren haar meter was. Dit was haar vader’s moeder : hij was verwant met de Baert’s van het goed Claerhout te Pittem en met de olie slagers. W. Steeghers (o.c., blz. 19) schrijft dat Charles-Louis Loontjens, die “ met een Baert gehuwd was” , de zoon is van Steven Loontjens, die met Joanna De Rammelaere getrouwd is. Welnu, zo springt hij drie generaties over ! En verder ook : wat een verwarring in de Loontjens van Tielt ! Hij kent heel zeker beter de Loontjens van Zomergem en van Rumbeke : Kanunnik Pieter Loontjens heeft mij bevestigd dat hij in zijn familie geen enkele onnauwkeurigheid aangetroffen heeft; en dit is veel zeggen wanneer het gaat om genealogie ! Hier volgen nu de elf kinderen die Charles-Louis Loontjens en Eugenia Baert op het goed ’t Aprits hebben grootgebracht : 1.
8
Emerence Loontjens (° Tielt 7.9.1860, t Kanegem 2.3.1927) huwde met Theofiel Verkinderen van Kane gem. Te Kanegem hebben zij dertien kinderen groot gebracht : — Alice, gehuwd met Ivo Persyn van Tielt; — Maria, die binnenging bij de Grauwe Zusters te Roeselare; — Maurits, ongehuwd, wonend te Kanegem; — René, gehuwd met Maria Verkinderen van Marialoop, boerde te Gits; — Bertha ging binnen bij de Arme Klaren te Roese lare; — Omer, gehuwd met Jeanne Eeckhout van Vlaamse boeren in Frankrijk, boerde op twee grote hoeven in het département Seine-et-Marne; — Clara, huwde met Alfons Goethals van Ardooie, die lang burgemeester geweest is van Kanegem; — Paul, ongehuwd gestorven; — Hélène, ongehuwd, woont met haar jongste broer, Oscar, te Gistel; — Germaine, gehuwd met Jozef Verstraete, graan handelaar te Zwevezele; — Agnes ging binnen bij de Grauwe Zusters te Roese lare; — Martha, gehuwd met André Vandevelde, graan handelaar te Gistel;
—
2.
Oscar, priester (Brugge 10.6.1933), eerste directeur, van de Vrije Technische School St Henri te Moeskroen, daarna pastoor te Gullegem, nu op rust te Gistel. Hortensia Loontjens (° Tielt 15.11.1861, t Meulebeke 10.11.1937) huwde met Gustaaf Verkinderen van Meulebeke, waar zij acht kinderen hebben groot gebracht : — — —
—
— — — —
Antoon, verongelukt op zeventienjarige leeftijd; Jozef, gehuwd met Jeanne Plovier, Meulebeke; Georges, huwde met Lia Waffelaert en is ettelijke jaren burgemeester geweest van Meulebeke en lid van de Provinciale Raad; een dochter van hen, Angeline, is kloosterzuster te Kinshasa; Maria, huwde met Jozef Goethals, destijds schepen te Ardooie en voorzitter van de hoerengilde; een zoon van hen werd to t priester gewijd te Ardooie op 16 juni 1962 en is thans subregent in de Vrije Technische School te Tielt; Oscar, overleed als seminarist. Martha, ongehuwd, woont te Ardooie; Gérard, ongehuwd, overleden te Meulebeke; Leopold, priester (Brugge 14.8.1932), subregent in het St Jozefscollege te Tielt van 1932 to t 1942, op 1 april 1972 overleden als pastoor van Koolskamp;
Gustaaf Verkinderen heeft als schepen van Meulebeke lange tijd de gemeente goed en wijs bestuurd samen met burgemeester Van Baveghem (9). 3. Odile (Adilia) Loontjens (° Tielt 7.3.1863, t Aarsele 8.4.1944) huwde met François De Poorter, landbouwer te Aarsele, waar ze drie kinderen grootgebracht hebben : — Maria, ongehuwd overleden; — Urbain, huwde met Rachel Roelens en boerde te Aarsele; hun zoon Frans, gehuwd met Annie Verstrynge, is landbouwer te Tielt, Kanegemstraat nr
20
;
—
Frans, priester (Brugge 16.8.1931), leraar en directeur van het H. Hartcollege te Waregem, sedert 1956 pastoor te Ardooie. Drie gezusters Loontjens hebben dus elk hun jongste zoon opgevoed to t priesterroeping, met de hulp van ; 9
4.
Sidonie Loontjens (° Tielt 20.10.1864, f Boom 1.4.1943), die binnentrad bij de Arme Klaren te Roeselare en als slotzuster ging medestichten te Boom. Toen ze binnenging, zei mijn moeder haar : “ Sidonie, bid veel dat ik zou mogen achterkomen." Maar toen zij, bij een bezoek, van de kloosterkoffie geproefd had, zei ze : “ Sidonie, ge moet niet meer lezen daarvoor” . 5. Urbain Loontjens (° Tielt 10.2.1866, f op Tomme 8.10.1922) huwde met Alice Storme (° Knesselare 19.12.1873, t op Tomme 14.5.1934). Op het kerkhof te Tielt liggen ze begraven in de middengang vooraan rechts. Toen de Van Wambeke’s geen goesting meer hadden om nog voort te boeren, lieten ze, met instemming van de eigenaar, hun hofstede over aan hun kozijn Urbain Loontjens. Zo kwam er in 1902 opnieuw een Loontjens op Tomme. Hun kinderen, allen op Tomme geboren, zijn : —
Maurice, geboren op 4.12.1903, ongehuwd, heeft op Tomme als bedrijfshoofd geboerd to t 1972, toen hij de hoeve overliet aan Joël Vincent, zoon van zijn zuster Maria. Op dit punt ook heeft W. Steeghers zich vergist in zijn plakket “ Het schaapgoed Groot Tomme” op bladzijde 6. — Maria, geboren op 1.2.1905, huwde met Robert Vincent van Tielt, met wie ze een handelszaak te Lichtervelde overnam. Hun zoon, Joël Vincent, gehuwd met Christiane De Ketelaere van Poeke, is thans pachter op Groot Tomme. — Madeleine, geboren op 11.7.1908, gehuwd met Roger Boone vlashandelaar te St Baafs-Vijve. — Omer, geboren te Tielt op 17.11.1906, gehuwd met Margriet Bolle, kinderloos overleden. — Celesta, geboren op 20.11.1911, ongehuwd, woont bij haar broer op Tomme. — Germaine, geboren op 26.9.1913, gehuwd met André Boone, landbouwer te St Baafs-Vijve. 6. Jan-François Loontjens, geboren op ’t Aprits op 24.11.1868 en aldaar overleden op 16.1.1953. Hij was ongehuwd. Hij ligt samen met zijn twee ongehuwde zusters begraven op het kerkhof te Tielt in de midden-
François Loontjens
1868-1953
gang rechts, waar hun ouders ook begraven werden. Hij is lang schepen van Tielt geweest en voorzitter van de boerengilde. Kort voor de dood van burgemeester Fritz Boone op 16.1.1932 is hij, van 19.11.931 af, tevens voorzitter geweest van het schepencollege en was hij waarnemend burgemeester to t 29 december 1932, toen hij met de verkiezingen zijn kandidatuur niet meer stelde. Zijn neef Maurice Loontjens van Tomme heeft dan weldra zijn intrede gedaan in de gemeenteraad. Allebei mannen van aanzien, verstandig en dienstvaardig, die hun ongehuwde staat aanwendden voor het welzijn van de hele familie en de bevolking. 7. Leontine-Marie Loontjens, geboren op ’t Aprits op 3.6.1871, overleden op ’t Aprits op 7.12.1949. Zij was ongehuwd en hielp haar broer François op de boerderij en bij de opvoeding van Gérard en Gerarda Tack. 8. Febronie Loontjens, geboren op ’t Aprits op 8.7.1872, ook ongehuwd; bleef met haar broer en haar zuster het verzamelpunt van de hele familie to t aan haar dood op ’t Aprits op 4.5.1947. 11
9.
Elisa Loontjens, geboren op ’t Aprits op 21.11.1873, overleden te Ingelmunster op 23.12.1906, gehuwd met A rthur Tack. Ze lieten vier kleine wezen achter : Gérard en Gerarda werden opgenomen bij hun grootmoeder, nonkel François en de “ tanten” op ’t Aprits; de twee jongste werden opgenomen door de familie Tack, name lijk Maurice en Marcel. Gerarda Tack huwde met Adiel Vandemaele van Tielt en woont, vroegtijdig weduwe, op een hoeve dicht bij de Flessche te Tielt. Ze heeft drie kinderen grootgebracht : Gérard, die boert te Dentergem, Maria te Kanegem, en Norbert. Haar broer, Gérard Tack heeft de hoeve ’t Aprits van Nonkel François overgenomen en onlangs gekocht. Ge huwd met Jeanne Van Parijs van Oostrozebeke, heeft hij twee zonen : Frans en José, Kanegemstraat nr 17. Maurice Tack huwde met Irma Vanhuylenbrouck van Tielt. Ze hebben twee kinders grootgebracht : MarieAntoinette, die boert in Zingem, en Frans die huwde met Yvonne Demeyer en handel d rijft, Driesstraat nr 105 te Tielt. Marcel Tack, gehuwd met Alice Vandevoorde, boert te Schuiferskapelle. 10. A rthur Loontjens, gezegd Joseph (° Tielt 4.9.1875, f Wingene 26.6.1948), huwde met Maria De Vlieger. Ze boerden te Wingene en hadden vier kinderen : — Albert, geboren te Wingene 9.8.1916, gehuwd met Yolande Vandaele van Tielt, rijksveearts, Stations straat te Tielt. Hun kinderen zijn : Rolly, Mia (f op 13.11.67, slachtoffer van een auto-ongeval) en Jaak, student geneeskunde. — Maria-Josée, verpleegster te Antwerpen. — Clara, gehuwd met Walter Boone, St Baafs-Vijve. — Frans, huwde met Godelieve Busschaert en boert op de ouderlijke hoeve. 11. Cyriel Loontjens (° Tielt 31.3.1877, f Poeke 31.7.1970) huwde met Hermanie Vandevyvere van Tielt; hij was lang schepen van Poeke. Er zijn zes kinderen : — Urbain, gehuwd met Madeleine Goethals, Aarsele. — Frans, gehuwd met Antoinette Claeys, boert ook te Aarsele. 12
—
— — —
Gérard, huwde met Alice Lampaert, boerde op haar ouderlijke hoeve en nam nog een grotere hoeve over te Otegem. Alice, huwde met Edmond Deschrijver, onder wijzer te Poeke. Maria, huwde met Gérard Dehaemers, landbouwer te Gistel. Omer, gehuwd met Antoinette Van Dorpe, boert op de ouderlijke hoeve.
V II. AB. LEO LOONTJENS. Geboren op ’t Aprits op 10.8.1832, overleed te Aarsele op 16.8.1905. Hij was gehuwd met Melanie Vandaele van Tielt. Zij boerden eerst op een grote hoeve te Ruiselede-Doomkerke. Ze moesten verhuizen, omdat ze zonder toestemming van de eigenaar een fruitboom , die te veel licht nam in de woning, gerooid hadden. Zo vertelde mijn moeder over haar oom Leo. Vrijmoedig en recht voor de vuist. Ze hebben dan geboerd op een hoeve te Aarsele aan het Lindeke, en hebben vijf kinderen grootgebracht : 1. Victor Loontjens (° Ruiselede 18.1.1863, t Aarsele 20.1.1925) huwde met Marie Depoortere, die te Aarsele een Delhaize-winkel openhield. Hij was veldwachter. Ze hebben zeven kinderen gehad : — Hélène, die huwde met Remi Dewilde van Merelbeke; — Honoré, huwde met Angèle Huyghe van Aarsele, was beëdigd landmeter van het kadaster in Kongo; — Madeleine, ongehuwd; — Adrienne, huwde met CharlesMartens, die koerspaarden hield te Wontergem; — Robert, huwde met Germaine Maes; — Germaine, ongehuwd; — Gabrielle, ongehuwd, renteniert met Madeleine, Sterrestraat te Aarsele. 2. Emma Loontjens (° Ruiselede 28.1.1864, t Aarsele 19.11.1946) huwde met Alfred Coussens en bleef op de ouderlijke hoeve. Hun kinderen zijn : — Leon, gehuwd met Martha Lambert, boert te Elene-Zottegem; — Yvonne, huwde met Gustaaf Gelaude; 13
—
3. 4.
5.
Andrea, huwde met Guillaume Claeys en bleef op de hoeve; — Gérard, gehuwd met Irène Claeys, houdt te Brussel een groentenwinkel. Modest Loontjens (° Ruiselede 5.7.1866, t Aarsele 7.9.1903), ongehuwd. Hector Loontjens (° Aarsele 2.3.1873, f Izegem 19.2.1937) huwde met Jeanne Sauvenier en was onder wijzer te Izegem. Zij hadden vier kinderen : — Leon, die een schoenzaak overnam te Izegem; — Dina, gehuwd met Hermann Lenz; — Ena, gehuwd met Jerome Moeykens, Brugge; — Leona, gehuwd met Werner Vandekerckhof, Sint Lambrechts-Woluwe. A rthur Loontjens (° Aarsele 1.5.1874, t K o rtrijk 11.3.1955). Hij studeerde aan de Normaalschool te Tor hout, werd onderwijzer te Wervik en later te Wevelgem. Hij werd benoemd tot rijksinspecteur L.O. Hij schreef geschiedkundige bijdragen in het Kortrijks Handelsblad en publiceerde o.a. een geschiedenis van Kortrijk-Overleie. Van hem getuigde Kanunnik A. Vervenne, ouddeken van Roeselare : " Ik heb zeer veel bij hem geleerd; een onderwijzer die zijn leerlingen wist op te voeden tot eerlijkheid in woord en daad.” Hij was een sociaal werker. Zijn huwelijk met Hélène Couckuyt werd met vier kinderen gezegend : — Noëla, regentes, gehuwd met Jean delà Royère, verhuisde van Menen naar Mariakerke; — Noël, studeerde voor regent en werd benoemd tot leraar Nederlands aan de Belgische ambassade te Parijs; hij overleed plots op 12.8.1968; zijn vrouw verblijft in Parijs; — Olivia, onderwijzeres, huwde met Marcel Van Tilborgh, die op 28.9.1963 verongelukte; — Lei'la, gehuwd met de industrieel Raymond Fronville, gevolmachtigde van Lever-Bos; zij wonen in Brussel.
B. CONSTANTIJN LOONTJENS, stamvader van de Loontjens-binnen-de-stee, broer van Jan-Francis, die op ’t Aprits ging boeren en stamvader is van de grote familie die we zojuist overliepen.
Constantijn is geboren op Tomme op 13 juni 1788 en over-, leed in zijn woning te Tielt op 3 januari 1859. Hij bezat een welvarende bakkerswinkel op de hoek van de Markt en de Kortrijkstraat. Men noemde hem “ Stientje” . Zijn vrouw, Marie-Françoise Vande Voorde, kon zeer goed met de vele klanten omgaan. Haar moeder was ook een Loontjens. Overleden te Tielt op 9 april 1837 liet ze drie kleine kinderen achter, die niettemin een verzorgde opvoeding ontvangen hebben : Jan-Francis, Louis-Henri (volgt VII B) en Julie. 1.
2.
Jan-Francis (gezegd François) huwde met Prudence Debacker, dochter van Joannes en Justine Bruneel, weduwe van Dominicus De Croix. Dit huwelijk bleef kinderloos. LOUIS-HENRI LOONTJENS (gezegd Henri), STAM VADER VII B, gehuwd met Marie-Justine Vande Vyvere. Hij stichtte een private spaarkas, die weldra in het Tieltse gunstig gekend was als de “ Bank van Loontjens” , eerst gevestigd naast de ruime patriciërs woning in de Kortrijkstraat, naast de “ Katolieke Kring” , waarin hij overigens ook een grote rol speelde. De majestatische tuin van dit herenhuis is thans het bezit van de Vrije Technische School, terwijl de woning zojuist gesloopt werd voor het optrekken van een waren huis. Henri Lootjens was een man van aanzien en genoot het vertrouwen van de bevolking. Hij werd ook “ gouwschepen” , zoals het op zijn rouwgedachtenis staat, d.i. lid van de Bestendige Deputatie van de Provincie WestVlaanderen. De privé-bank Loontjens werd even voor de oorlog 14-18 door de Société Générale overgenomen, die onder de benaming “ Bank van Roeselare” , later “ Bank van K o rtrijk ” een groot huis kocht in de leperstraat, ge bouwd door burgemeester Stevens en toen toebehorend aan Joseph Vande Vyvere, broer van Marie-Justine. Sedert staatsminister A. Beernaert bezat Tielt een grote invloed in het land. Zijn opvolger, minister Aloi's Vande Vyvere, had reeds als student het Tielts college beroemd gemaakt toen hij de drie eerste prijzen wegkaapte in het "Concours de l’Etat” : drie wedstrijden onder al de athenea en al de gepatroneerde colleges van het hele land ! Hij was ook zeer welsprekend en kon met ont15
roering in de stem overtuigend spreken over "ons zo dierbaar Vlaamse V o lk” . Zijn interpellatie in de Kamer in 1919, samen met A. van de Perre en Fr. Van Cauwelaert, over de achteruitstelling van de Vlaamse soldaten aan de IJzer, heeft geschiedenis gemaakt. Als minister van Wederopbouw van de "Verwoeste Gewesten” heeft hij recht op onze dankbaarheid. Dit belette niet dat hij door de “ Fronters” (10), zoals de Vlaamse Nationalisten eerst genoemd werden, verguisd werd. "Omver en er over” was hun leuze, “ Voor Vlaanderen zelfbestuur ! ” Dit was ook de kreet van de studenten in hun op tochten. Henri Loontjens is geboren te Tielt op 29.12.1832 en aldaar overleden op 30.3.1913, in roem en eer. Hij was lange tijd voorzitter van de Katholieke Kringen van het arrondissement Tielt. Hij had vijf kinderen : 16
a)
b)
c) d)
e)
Justine Loontjens (° Tielt 30.4.1875, t Tielt 13.4.1959) huwde met René Colle, brouwer en burgemeester van Tielt van 23.1.1933 tôt 31.12.1946. Zij hadden drie kinderen : — Marie-Thérèse, ongehuwd overleden (° Drongen 1.9.1898, t Tielt 18.12.1963). — Dokter Henry Colle (° Drongen 9.12.1899, t Tielt 7.1.1971), chirurg en stichter van de heelkundige afdeling van het St Andriesziekenhuis, oorlogsvrijwilliger 1914-1918, lid van de kerkraad, Ridder in de Leopoldsorde, vereerd met het Gouden Kruis van de Poolse Erkentelijkheid wegens zijn uitzonderlijke ver diensten tijdens de bevrijding (11). Na de dood van zijn eerste vrouw, Marie-Céline Claeys Bouuaert, huwde hij met Thérèse Carlier. Hij had een dochter, Cécile, die huwde met dokter Rik Van Houtte, zoon van Prof. Dr. Paul Van Houtte. — Dokter Jean Colle, professor aan de Katho lieke Universiteit te Leuven; hij huwde met Jeanne Claeys Bouuaert en heeft één dochter. Martha Loontjens (° Tielt 16.7.1877, f Gent 28.9.1952), gehuwd met Jos. Lagae, Eerste Presi dent van het Hof van Beroep van Gent. Zij hadden vijf kinderen. Jeanne Loontjens (° Tielt 3.9.1880, f Tielt 31.8.1935), ongehuwd. Germaine Loontjens (° Tielt 21.5.1883, f Tielt 4.7.1958), ook ongehuwd, woonde met haar zuster in het ouderlijk huis rechtover het college. FRANZ LOONTJENS, STAMVADER V III B, (° Tielt 28.1.1886, f Tielt 1.1.1958), doctor in de Rechten, lid van het beheerscomité van de Société Générale, ere-censor van de Nationale Bank van België, Officier in de Kroonorde, lid van de kerk raad, Syndicus (d.i. financieel-juridisch adviseur) van de Paters Minderbroeders te Tielt. Hij huwde met Marie-Louise Vande Vyvere, dochter van de staatsminister. Ze woonden naast de bank in de leperstraat en hebben vier kinderen grootgebracht :
17
H
Franz Loontjens
1886-1958
-
—
HENRY LOONTJENS, STAMVADER IX B, geboren te Tielt op 2.7.1920, burgerlijk inge nieur, huwde met Christiane Vanmaele, dochter van de textielfabrikant, Félix D’hoopstraat. Ze hebben vijf kinderen : Louis-Henry (° Tielt 23.4.1948), laatste jaarsstudent ge neeskunde; Ann (° Tielt 26.6.1950), Christiane (° Tielt 23.9.1956); Franz (° Tielt 7.2.1958); Myriam (° Tielt 29.1.1960). François (° Tielt 6.1.1922), notaris te Veurne, huwde met Françoise Floor, dochter van een notaris van Veurne. Zij hebben één kind : Pascale.
—
3.
Louis Loontjens (° Tielt 30.11.1924), Phil. Bacch., to t priester gewijd op 31.7.1949, leraar aan het college te Tielt. — Jean Loontjens (° Tielt 30.11.1924), burger lijk ingenieur, huwde met Godelieve Soubry, dochter van de industrieel te Roeselare. Zij hebben twee kinderen : Philippe en Isabelle. Julie Loontjens (° Tielt 12.1.1831, f Tielt 21.10.1906), derde kind van Constantijn, stamvader VI B, huwde met dokter Jean-Henri Loosveldt (° Tielt 7.10.1835, f Tielt 15.9.1904), en bracht vijf kinderen groot :
Dokter Jean-Henri Loosveldt
1835-1904 19
a)
b)
c)
d)
e)
20
Jozef Loosveldt (° Tielt 10.8.1866, t Brugge 23.11.1945), onderpastoor op St. Salvator te Brugge, pastoor op St. Hilonius te Izegem, pastoor op St. Jacobs te Brugge van 1929 to t aan zijn schie lijk overlijden. Henri Loosveldt (° Tielt 11.9.1870, f Tielt 27.9.1946), brouwer. Zijn huwelijk met Elisa Vande Vijvere bleef kinderloos. Jules Loosveldt (° Tielt 3.8. 1872, f Tielt 8.7.1951) , geneesheer, huwde met Adeline Lamblin. Zij woonden in de Nieuwstraat en hadden twee kinderen : Julia, gehuwd met Louis Glibert, heeft zelf vijf kinderen; Ann is jong gestorven. René Loosveldt (° Tielt 19.9.1873, t Tielt 15.2.1951) nam de brouwerij van zijn broer Henri over daar deze geen kinderen had. René Loosveldt was gehuwd met Leona Nys van K o rtrijk en had vier kinderen : — Henri (° Tielt 27.4.1904) huwde met Ger maine Delmeire van Kanegem. Zij wonen in de Krommewalstraat en hebben vier kinderen : Marie-Joseph, gehuwd met dokter Roland Bekaert, Wakken (5 kinderen, waar van twee verongelukt); Jeanne, ongehuwd; Mare, scheikundig ingenieur, gehuwd met Annie Vander Linden, St. Kwintens-Lennik; Martine, ongehuwd. — Edouard, jong gestorven. — Marie-Jeanne, jong gestorven. — Marguerite, huwde na de dood van haar eerste man, advokaat Leonce Demeyer, met de Brugse aannemer Pierre Monballiu. Maria Loosveldt (° Tielt 14.3.1875, f Tielt 1.9.1928), ongehuwd.
VAN WAMBEKE’S OP TOMME - EEN BISSCHOP
W. Steeghers, o.c. blz. 20, schrijft dat Catharina Loontjens, ge boren is op 13.8.1773; dat zij huwde met Lodewijk Van Wambeke en dat ze de dochter zou zijn van Constantijn Loontjens, lezen wij in het tweede werkje van W. Steeghers op bladzijde 5. Welnu, we hebben gezien in het doopregister van Tielt dat ze wel de dochter is van Steven Loontjens, dus de zuster van Constantijn. In het huwelijksregister staat evenwel dat Lodewijk Van Wambeke op 14.11.1821 trouwde met CATHARINA LOONTJENS (VLC), ge boren op Tomme op 26.11.1790 en er overleden op 18.9.1866, dochter van Steven. Het enige mogelijke besluit is dat er twee Catharina’s geweest zijn in het gezin. Vroeger gebeurde het dikwijls dat de ouders de naam van een overleden kind gaven aan een later geborene. Lodewijk Van Wambeke was een hereboer, bezat eigendommen in Kanegem en in Aarsele en “ kreeg de post" op Tomme. Uit het huwelijk zijn twee kinderen grootgegroeid : 1. Judoca, die huwde met Goethals. 2. Charles Van Wambeke (° op Tomme 18.8.1824), huwde met Clémence Vermeersch uit Deinze en won op Tomme acht kinderen : a) Alice b) Jules c) Odile, die huwde met Justinus Calewaert van Deinze. Hun enige zoon, Karel-Justinus Calewaert, geboren te Deinze op 17.10.1893, werd to t priester gewijd te Gent op 23.4.1922, werd professor aan de C.B.I. te Leopoldsburg, President van het Grootseminarie te Gent, ten slotte Bisschop van Gent op 28.1.1948; hij overleed te Gent op 27.12.1963. Tijdens de pontificale uitvaartdienst mocht ik bij de familie plaats nemen. Hij had een zeer grote, robuste gestalte en zwart haar : algemene kenmerken van de Loontjens; evenzo een voudig, werkzaam en dienstvaardig. Tijdens de tweede wereldoorlog kwam hij dikwijls bij zijn familie, tevens pachters, bedelen voor zijn seminaristen, namelijk bij Alfons Goethals - Clara Verkinderen te Kanegem. Kanunnik Pieter Loontjens was zijn vertrouwensman. Het portret dat Prof. Mgr. J. Coppens van hem schetst, is ietwat eenzijdig (12). d) Marie-Joseph Van Wambeke huwde met Alfons Bossaert van Kortrijk. Hun dochter Marie-Antoinette trad binnen in het 21
e)
f) g) h)
klooster; Gabriël is rechter, Voorzitter van het Hof van Beroep te Gent, en huwde met Marie Van Overberghe, waarvan vier kinderen. Urbain Van Wambeke (° op Tomme 18.12.1864, f Deinze 23.4.1913) huwde op 5.9.1899 met Amelie Dossche. Zij hadden geen kinderen en lieten Tomme over aan hun kozijn, Urbain Loontjens. In maart, 1972 bezocht Amelie Dossche, samen met de zoon van haar zuster Bertha, Kanunnik Pieter Loontjens, de oude bakermat. Geboren op 4.9.1879 als dochter van een polderboer van Waterland-Oudeman is zij thans nog in goede gezondheid. Paul Van Wambeke, notaris, ongehuwd overleden. Elodie, ongehuwd. Leontine, ook ongehuwd, rentenierde, samen met haar zuster Elodie, in de St. Janstraat te Tielt, niet ver van ‘‘Braet’s molen” .
Wij mijmeren met François Villon : “ Mais où sont les neiges d ’antan ? ”
Fr. DE POORTER
(1) (2)
(3) (4)
(5)
22
Dassonville, Thieltsche Mengelingen, Tielt, 1878. Ten noorden van “ Groot Tomme" is er een kleinere hoeve, “ Klein Tom me”. Urbain Loontjens overleed op 8.10.1922. Hij liet zijn vrouw, Alice Storme, achter met zes minderjarige kinderen. De nieuwe pachtbrief te Doornik opgemaakt op haar naam, dd. 13.11.1923, stelt de pachtsom vast op 13.000 fr. De eigenaars waren Frédéric en Joseph Erembault du Maisnil et du Coutre. Besteladres : W. Steeghers, Begijnengracht 56, Gent. In een schrijven verklaart Noëla Loontjens dat haar vader bijna al zijn vrije tijd besteedde aan historische opzoekingen. Aan haar ook bijzondere dank voor haar gewaardeerde medewerking ! Zelfde bewoording bij W. Steeghers als bij Slosse. Sommigen menen dat de naam Loontjens afkomstig is van het oude graafschap Loon. Waarom zo ver zoeken ? Is het geen typisch Oostvlaamse naam ? In de streek van Eeklo en Deinze noemt men familiair iemand die Leon heet : Loone of Loontje. Voeg daarbij de uitgang-ns voor de afstammelingen van Loontje. Veel voorkomende namen in de familie zijn : Jan, Arthur, Urbain, Frans, Louis, Henri, Maria.
(6)
In het dagblad “ De Standaard” van 9.8.1972 tekende cartoonist Steven Wilsens een pentekening van het “ Vlaagthof” , een “ nederzetting door Tempelridders gesticht”. Is er geen verband met de oude volkslegende als zou niet zo ver van daar, bij de Oude Wal tussen Kanegem, Tielt en Ruiselede, nog eens een klooster van Tempeliers ge staan hebben ? (7) Zie stamboom, opgemaakt door pastoor Slosse, waarvan een afschrift bij mij. Tielt omvatte : Tielt-Buiten en Tielt-Binnen. Men zegt nu nog : “ binnen de stee”. De pointers en setters hadden met de belastingen te maken, de fameuze "tienden". (8) Zowel W. Steeghers als pastoor Slosse hebben de verkoopakte dd. 16.6.1766 overge nomen. Hierin lezen wij dat “ het fonchier groot is beth 35. bunderen, bestaende in een schoon behuyst Pachthof ’t gone gebruykt word bij Guilliame Loontjens ten 75. ponden gr. 'sjaers ter eerste keirsse ingestelt op 3333. ponden 6. sch. en 8. gr. wisselg. boven de Conditiën.” Berust in het stadsarchief van Gent, Abrahamstraat 13. (9) Mevr. Martens-Verkinderen, De Familie Verkinderen, Uitg. Familia et Patria, Hand zame, 1971. Zij vermeldt met alle data tot de laatste afstammelingen toe. Dit heb ik niet gedaan, zeker niet voor familie die buiten Tielt woont. (10) Met “ Fronters” wordt hier verwezen naar de Frontpartij, opgericht in 1919 en ge groeid uit de Frontbeweging tijdens de eerste Wereldoorlog. Zij groepeerde de politici die voor Vlaanderen een radicaal andere positie eisten. (N.v.d.red.). (11) Voor de familie Colle, zie : J. Baert, De familie Colle — Een eeuw Tieltse ge schiedenis, De Roede van Tielt, 2e jg., nr. 1, blz. 37-41. (N.v.d.red.). (12) J. Coppens, Monseigneur K.J. Calewaert, 1893-1963. In memoriam. Verscheen in “ Analecta Lovaniensia”, maart 1972, 38 bladzijden. Om de brochure te bekomen, kan men zich wenden tot Boekhandel Desbarax, Naamsestraat 24 te Leuven of 55 fr. gireren op PR 7219 van Desbarax, Leuven.
23
Het boekenhoekje van de heemkundige
* Drukker-uitgever E. Veys publiceert . . . Om zijn vele publicaties te kunnen volgen verschijnt vanaf 1973 viermaal per jaar “ Yggdrasil” , tijdschrift voor letteren en kunst. Hieruit noteerden wij : Ph. Van Hille, De gerechtelijke hervorming van Keizer Jozef II, 300 blz., 450 fr. Jos. Ghysens, Aalst tussen de beide wereldoorlogen (1920-1940), verzorgd album met 164 full-page foto's — 275 fr. * M. Nuyttens-Neuville, De Orde der Tempeliers in Vlaanderen, te bestellen bij de auteur, Vierschaarstraat 13, K ortrijk, PR. 1 0 2 9 6 .7 7 350 fr. * Panorama van de Brugse geschiedschrijving sedert Duclos, te bestellen door overschrijving van 600 fr. op PR 4114.23 van Gidsenbond Brugge. * A. Dawyndt, De oude Veurnse herbergen rond de jaren twintig, te bestellen bij de auteur, Strandlaan 218, Koksijde — 170 fr. * * Daels en Dekkers, Dom Modest van Assche, 24 blz., te bestellen bij W. D ’Hondt, Esperantostraat 2, 8320 Assebroek — 30 fr. + verzendingskosten * Notitieboekschen van J.B. Vande Walle : een Izegemse kroniek uit de 18e en 19e eeuw, 64 blz., te bestellen door overschrijving van 100 fr. op PR 16.44.54 van Heemkundige Kring van Coppenolle, St.-Andries. * Albert Schouteet, Catalogus der kaarten en plannen in het stadarchief te Brugge, 64 blz., 75 of 100 fr., naargelang de bereikte oplage. 24
AANTEKENINGEN BIJ DE GESCHIEDENIS VAN DE PAROCHIE SINT-JAN-BAPTIST TE WINGENE
In 1913 werd een afgelegen hoek van de uitgestrekte gemeente tot derde parochie van Wingene erkend. Het afgebakende gebied viel ongeveer samen met wat to t dan toe ‘‘Wingens Veld" of "Veldhoek” genoemd werd, met als wijken of gehuchten : Haze, Hekke, Platte Beurze en Veld. Meestal werd die afgelegen en als wat achterlijk beschouwde uit hoek pastoraal verzorgd door de onderpastoor der Sint-Amandsparochie. In “ De Roede van T ie lt” , 3e jg. nr. 1 — p. 14*15, schreef ik daarover reeds i.v.m. onderpastoor Jan-August CLARYSSE. In 1846 kreeg hij de zielezorg over dit “ aermste quartier” van de uitgestrekte parochie Wingene toegewezen. Hij vond er wevers en spinners, dit waren arbeiders en kleine landbouwers, en zij vormden de grote meerderheid der schaarse bevolking van deze kant der gemeente. Priester Clarysse werkte daar van 1846 tot 1863, een periode die algemeen bekend staat als een rampzalige tijd. De ellende begon al in de winter 1844-45 met het bevriezen der belangrijkste veldvruchten, het koolzaad en de tarwe. In juli 1845 werd heel de streek door een vernietigende aardappelziekte geteisterd en voor de grote massa der arbeidersbevolking waren aardappelen en roggebrood praktisch de enige voeding. In 1846 was de graanoogst een totale mislukking en de opbrengst der aard appelen ging voor de helft verloren. De verpauperde gezinnen moesten in de bedelarij hun toevlucht zoeken. Ook Wingene wordt in "De Standaert van Vlaenderen” (januari 1847) vernoemd in de jammerklacht over de bedelarij als echte sociale plaag. Het armen bestuur kon er niet tegenop. Er werd een “ Commissie van Lief dadigheid” opgericht om de ergste nood te lenigen. Daar de linnennijverheid verder achteruitging, werd een “ modelwerkhuis” nood25
zakelijk geacht. Dit kwam er öp 1 januari 1849; de commissie van deze inrichting had als eerste directeur onderpastoor Clarysse. Het werkhuis viel stil in 1861, het jaar van pastoor Termote’s aanstelling te Wingene. Zeker onder zij impuls werd voor een nieuw leerwerkhuis geijverd. De geestelijkheid wilde vooral uit moreel en godsdienstig oogpunt straatloperij tegengaan en ook het werkzoeken ver van huis, in Frankrijk en elders. Natuurlijk waren heel wat mannen seizoenarbeiders of “ trimards” en bij tussen pozen werd nogal druk aan wildstroperij ofte “ pensejagerij” gedaan, wat soms heel wat geld opbracht. Keren we nu terug naar het begin, de erkenning der nieuwe parochie Sint-Jan. Door een paar ingezetenen van Wingene-dorp werd, vooral sinds de oprichting der parochie Sint-Joris-Wildenburg als tweede parochie van Wingene, getracht een derde parochie te krijgen. Dit gebeurde tegen de uitdrukkelijke wil van pastoor Lodewijk DEVOS, maar invloedrijke parochianen van deze pastoor bleken op het bisdom meer te kunnen bekomen dan hij. Einde november 1913 was het zover dat de Brugse bisschop Mgr. Waffelaert de eerste pastoor op de nieuwe parochie benoemde. Die eerste parochieherder was de 39-jarige Jozef PICAVET uit Tielt; hij was de neef van de rijke Julie Slock uit Wingene die het te Brugge gedaan gekregen had haar wil op te dringen. De nieuwe pastoor reed wegens een lichaamlijk handicap meestal te paard door zijn parochie. Hij was wel populair : ze hadden daar nu eens een eigen pastoor ! En in die hete zomerse juni- en julidagen 1914 liet hij al eens van uit één der vele herbergen een "stoop” (2y2 liter) bier bezorgen aan de mensen op de akkers ! Bij die benoeming scheen de belofte verbonden dat die vermogende familie een kerk zou bouwen voor die derde parochie te Wingene. Jammer genoeg, bij de inval der Duitse legers in augustus 1914, vluchtte pastoor Picavet naar het Heilig Land waar hij bleef en in 1923 ook overleden is. De parochie zonder herder en zonder kerk werd dan voorlopig bediend door deservitors. Firmin Demarez uit Lichtervelde, zwager van dokter Alidor van Hollebeke uit Wingene (oorlogsvrijwilliger), werd als eerste interimaris of deservitor aangesteld. Na hem kwam Franciscus Declerck uit Sint-Baafs-Vijve to t december 1919. Diezelfde maand nog werd de tweede pastoor te Sint-Jan benoemd, Félix VERVAECKE uit Lichtervelde, die reeds 57 was. In de kortemaand 1923 werd hij vervangen door een onderpastoor der Sint-Amandsparochie te Wingene, Ursmar DELPORTE uit Sint-Denijs. Sinds 26
1911 was Ursmar Delporte een graaggeziene en zeer ijverige priesterfiguur en één der beste predikanten die Wingene ooit ge kend had. Die benoeming in zijn 51e levensjaar op een parochie van zowat 800 zielen, verbaasde velen die hem goed kenden. In die tijd werd kritiek nog “ gefluisterd” . Tijdens zijn hele verblijf op Sint-Jan, en vooral toen ik in de hogere humaniorajaren was, ging ik onder de vakantie bijna dagelijks met pastoor Delporte om. Zeer vlug was hij vertrouwd met al zijn parochianen. Hij behoorde nog to t de generatie van pastores die huisbezoeken als het voornaamste pastoraal werk beschouwden. Hij kende vooral de noden en de mizeries op elk gebied. Hij leed onder het huichelachtig christenzijn van sommigen die meer meenden te mogen doen en laten dan de doorsneeparochianen. Maar hoe vertrouwelijk hij ook met mij omging, nooit heb ik hem namen weten vernoemen, noch feiten horen vermelden. Hoe zag de bevolking van Sint-Jansparochie eruit in die twintiger jaren ? Een twaalftal “ grotere boeren", heel wat "koeboeren", van wie velen nog uit werken gingen omdat hun “ koeiplekske” niet genoeg opbracht. De belangrijkste ingezetenen waren onge tw ijfeld twee families die bloeiende boomkwekerijen bezaten. Tot omstreeks 1925 was de kleine parochie rijk aan landse herbergen. Bij Poelvoordemolen, die op het grondgebied der parochie SintAmand stond, bevond zich de herberg "In Poelvoorde” , door het volk meer "De K ru l" genoemd, omdat de steenweg daar een kronkel vertoonde. Bij de Veldschool, die sinds het ontstaan der parochie ten dele als kerk gebruikt werd, stonden een drietal her bergen. Wat verder was er “ Den Haze” en “ De Platte Beurze” . Op het eigenlijke “ Veld", tegen de bossen naar Sint-Pietersveld en Doomkerke toe, was er ook kans te over om de dorst te lessen : daar werd voor gezorgd ip "De Kruisboomhoek", "De Lapper” en “ Den U itkant". Wie daar voorbij was en de richting Schuiferskapelle uitging, vond op de w ijk Hekke drie herbergen, nl. "Den Ouden Hekke” , “ Den Hekke” en “ Den Nieuwen Hekke” . Ik meen dat er alleen in “ De Lapper” weleens gedanst werd, overigens was op heel de gemeente Wingene dansen taboe. Nog voor het einde der jaren tw intig vielen al een viertal “ staminees" weg. Naast boomkwekerijen, boerenbedrijven, en kleinere boerderijen waren er dus heel wat welgestelde herbergiers, soms tevens winkeliers, verder welbeklante winkels waar zowat alles te bekomen was en één werkelijk goede bakkerij op de w ijk Hekke. De rest van de bevolking bestond uit arbeiders, landarbeiders en enkelen die in dienst van de gemeente werkten. Belangrijk voor een landelijk ge 27
west is wel dat er ter plaatse twee hoefsmederijen en een wagenmakerij bestonden. Lang voor Sint-Jan parochie werd, bestond er een klooster voor zusters met een school voor meisjes en de “ Veldschool” voor de jongens. Naast de pastoor was er sinds de oprich ting der parochie ook een koster die tevens onderwijzer was. In de twintiger jaren was ook de zondagsschool nog niet afgeschaft, maar nadat ze eerst na de hoogmis werd gehouden, hield ze niet lang meer stand. Tijdens het pastoorschap van Ursmar Delporte viel, wellicht voor het eerst sedert het bestaan der parochie, te Sint-Jan iets heel bijzonders voor. De koster-onderwijzer, Edgard Mahieu, richtte de eerste “ vereniging" der jonge parochie op : een cultuurvereniging dan nog, wat eigenlijk neerkwam op de vorming van een toneel groep, onder de stoute naam “ Katholieke Vlaamsche Wacht — Vrij en Vrank” . Dit onverwacht en voor dit gehucht ongewoon initia tief van de ijverige onderwijzer mocht zich vooral bij de jongeren tussen de tw intig en de dertig (wie jonger was moest in die tijd nog zwijgen ! ) in een grote bijval verheugen. Doch vooraanstaande ouderen, onder wie bepaalde figuren der Sint-Amandsparochie, brachten pastoor Delporte tegen de opzet in het verweer : er zou nl. een geurtje van politiek flamingantisme rond dat plan gehangen hebben en de vlag der vereniging moet ergens met een Vlaamse Leeuw gedreigd hebben. De naam zelf klonk reeds verdacht : die was wel nog “ Katholiek” maar toch ook “ Vlaams” en de veront rustende leuze “ vrij en vrank” was gekruid met “ contestatie” . De "s trijd ” heb ik niet van heel dichtbij meegemaakt, maar ik hoorde op een beruchte zondag wel de donderpreek waartoe de anders zo rustige en wijze pastoor zich had laten verleiden. Ik herinner mij nog heel goed de evangelische aanklacht “ wolven in schaaps kleren” , speciaal aan het adres van de onthutste meester Mahieu, maar aangevoeld en niet zo licht verteerd door allen die eens iets schoons wilden presteren met het oog op de winterontspanning der bevolking. Hoe de kwestie dan toch to t ieders voldoening op Sint-Jan haar beslag kreeg, weet ik niet. Wel werd op zekere dag bekend gemaakt dat een feestelijk gebeuren de oplossing van het gerezen geschil zou bekronen ! De festiviteit ging door op het speelplein der Oude Veldschool : eerst werd door de intussen to t inzicht gekomen pastoor de vlag gewijd en daarna werd de feestrede uitgesproken door de heer Jozef Roose, schoolhoofd te Wingene. Deze laatste kon zeker niet van gevaarlijke Vlaamsgezind heid verdacht worden. In de middag werd een legendarische tocht
28
rond de parochie ondernomen die begon bij de Veldschool. Daar in de onmiddelijke nabijheid bezochten wij de eerste herberg en vandaar uit al de andere die toevallig allemaal aan de periferie van de parochie "gestaan ende gelegen” zijn. Ik spreek hier over het jaar 1929; intussen zijn er maar een paar herbergen op Sint-Jan meer overgebleven, zodat een rondgang als toen geen zin en geen bijval meer zou hebben ! . Toen de eerste toneelopvoering zou doorgaan, rezen weer m oeilijk heden. Op heel Sint-Jan was er maar één plaats voor toneel en dat was de “ kerk", samengesteld uit een deel van de Veldschool met daarbij vooraan een kleine nieuwbouw waar het altaar stond. De twee klaslokalen die het verlengstuk van de kerk uitmaakten, vol stonden niet om de grote toeloop van toeschouwers op te vangen die zich voor dit allereerste "concert” door het vroegtijdig kopen van kaarten reeds hadden aangemeld. Weer moesten de geest driftige Sintjanners zich te weer stellen en zij wisten dat zij die er tegen waren er nu ook “ de gewijde plaats” zouden bij betrekken. Weer luwde de tegenkanting, vooral nu de tegenstanders onder vonden dat oud en jong op Sint-Jan de jonge onderwijzer en zijn plan steunden. Zoals gewoonlijk in de wereldpolitiek en bij groot scheepse stakingen, bracht ook op Sint-Jan een tussenoplossing de redding : het eigenlijke koor, het aangebouwde kapelletje binnen de communiebank, werd met een dik gordijn afgeschermd en tijdens de voorstellingen zou het Allerheiligste naast het koor in de sacristie opgeborgen worden. Niemand scheen eraan te denken dat Onze-Lieve-Heer zelfs van in zijn schuilplaats de hele voorstelling met de drakerige tragedie en de onschuldige klucht zou kunnen volgen. En de Goede God, die doorgaans minder streng over de mensen oordeelt dan velen beweren, b lijkt het hele gedoe goed gekeurd te hebben, “ want het voorhangsel des tempels scheurde niet ! ” . Een eerste opvoering op tweede Kertdag werd een enorm succes en een tweede op “ Dertiendag” 1930 was de bevestiging van de nood zakelijkheid van meester Mahieu’s opzet. Het aantal acteurs was niet gering. Voor de verschillende stukken tijdens de periode 1929-1933 waren er 32 spelers beschikbaar : dat was de “ grote tijd ” ! Na het vertrek van meester Mahieu was het met de toneel groep gedaan, daar zijn opvolger er niets voor voelde en anders kon niemand zich met de regie bezighouden. De KAJ. uit Wingene kwam dan ook op Sint-Jan toneel spelen, onder leiding van onder pastoor Jozef Decadt.
29
Dit is een lang verhaal geworden, maar het is praktisch het enige gebeuren op de parochie wat buiten het dagelijkse en het alle daagse te vermelden valt. Keren we nu even terug naar pastoor Delporte. Na die strubbe lingen in verband met de toneelgroep is de verhouding tussen pastoor en koster-onderwijzer niet meer geworden wat ze voor heen was. Overigens, pastoor Delporte is nooit de ontgoocheling van die onverwachte benoeming op Sint-Jan te boven gekomen. Dikwijls heeft hij zich met bitterheid uitgelaten over wat hij steeds als een achteruitzetting is blijven beschouwen. Op Sint-Jan hebben zeer weinigen geweten hoe hun pastoor tegen afstomping en ver eenzaming heeft gestreden. Bij zijn parochianen was hij een graaggeziene bezoeker met de gulle lach, het goede eenvoudige woord, de wijze raad, het milde oordeel. Begin juni 1929, voor de Mis, zei hij mij met bedwongen hoop dat hij naar het bisdom ontboden was. Ik wist dat een paar belangrijke pastorijen vakant waren, o.m. Wielsbeke. Dat ook het aangrenzende Schuiferskapelle met een paar honderd zielen meer dan Sint-Jan open stond/ wist ik niet. Hij wist dat natuurlijk wel, maar achteraf bekende hij nooit gevreesd te hebben dat hem na Sint-Jan die naastgelegen parochie zou toe gewezen worden. Bitter ontgoocheld kwam hij uit Brugge thuis en dadelijk zagen zijn beide huishoudsters en ikzelf dat hem een tweede duidelijke achteruitstelling was aangedaan. Zonder de ver bolgen woorden en de schampere spot van de anders zo eerbied waardige priester, voelden wij aan welke zware slag hem te Brugge was toegediend. Ik weet het, velen zullen oordelen dat zoiets met priesterlijke gehoorzaamheid moest aanvaard worden; dit wordt zeer licht gezegd waar het over anderen gaat ! De laatste harde woorden uit de mond van de nieuwe herder van Schuiferskapelle hoorde ik, toen ik hem naar zijn tweede pastorij voerde. Wie hem van dichterbij kende, wist dat hij de volgende morgen weer de ijverige parochiepriester zou zijn. Hij was van aard kwetsbaar en zwaarmoedig, maar dit bleef binnenskamers. Naar buiten toe zag hij enkel zijn plicht als pastoor en die plicht hield voor hem meer in dan het minimum. Ursmar Delporte was een priester die op een drukke pastorale taak berekend was en daarbuiten had hij weinig belangstelling. Na zijn grote bedrijvigheid als onderpastoor van de grote Sint-Amandsparochie te Wingene, was hij in zijn opeen volgende kleine pastorijen overgeleverd aan verzanding en ont moediging.
30
In juni 1929 kwam Alfons CAGNEAUX uit K o rtrijk als nieuwe herder te Sint-Jan aan. Een dertigtal jaren was hij onderpastoor te Oekene geweest en hij had gehoopt dat het bisdom hem totaal vergeten was. Hij was een man zonder ambities en dat kleine SintJan zonder sociale werken en bonden van allerlei aard beviel hem uitermate. Hij was van rijken huize, had veel gereisd, hield van een goed etentje en brak gaarne een oud wijnmerk open. Hij had graag gezelschap omdat hij van de mensen hield en altijd meer goede dan kwade kanten aan hen vond. Vaak hoorde ik hem beweren dat iemand die het leven niet heerlijk vond bezwaarlijk in de hemel kon geloven; ascetische gedraging vond hij geen deugd omdat ze vaak ten koste van de eenvoudige menselijke levensvreugden werd vertoond. Pastoor Cagneaux kwam op zijn kleine parochie niet luieriken : behalve zijn kerkelijke diensten die hij bijzonder goed verzorgde, wijdde hij zich aan het grondig leren kennen van “ al” zijn parochianen; vooral hun noden en mizeries interesseerden hem, want hij wilde helpen met milde daad en blijde lach. Pastoor Cagneaux was voor veelvuldig huisbezoek en hij bracht op dat gebied verandering in de dagindeling van zijn voorgangers : hij deed dat in de voormiddag ! Aanvankelijk vonden heel wat huis vrouwen dat wat vervelend. Hij was echter zulk een eenvoudig en blijmoedig man, dat na korte tijd niemand die huisbezoeken nog hinderlijk vond. Hij bracht nog iets nieuws in op de parochie : de straten van Sint-Jan gonsden van zijn breviergebed, want luidop biddend stapte hij van het ene huis naar het andere en van hofstede naar hofstede; intussen groette hij de schaarse voor bijgangers of riep de mensen op de akkers een goede dag toe. Hij had dan het gevoel, zegde hij, dat heel de parochie met haar herder meebrevierde ! Hij was een gelukkig man die geen eenzaamheid kende : thuis schreef en las hij, want geschiedenis en heemkunde hadden hem altijd aangetrokken. Zoals bij pastoor Delporte kwam ik ook bij hem in de vakantie bijna dagelijks aan huis. Menig keer ook voerde ik hem met de “ sjees” naar de priesterconferenties te Tielt. Die bijeenkomsten begonnen al in de voormiddag, maar hij moester maar tegen 12 uur zijn. Eens vroeg ik hem waarom hij toch zo laat ging. "Het tweede deel is het interessantste” , monkelde hij oolijk. De brave man had al zoveel jaren onder vonden hoe nutteloos de meeste bijeenkomsten en conferenties zijn. Aan een goede tafel werden doorgaans wijzer woorden ge sproken, iedereen was dan in de beste stemming. Dan besefte ik ook, waarom hij altijd op “ ’t Hoge” uitstapte om te voet naar de stad te wandelen : zijn eetlust moest wat gescherpt worden ! 31
Als pastoor in zijn kerk was Allons Cagneaux vlug bekend om zijn zwierige bewegingen en gebaren aan het altaar, om zijn korte missen en nog korter preken. Deze gingen meestal tegen roddelpraatjes en afgunst, tegen de leegloperij en de drank; maar over het algemeen sprak hij liever over de deugd dan over de zonde. Om te besluiten : ik weet niet hoe het oordeel der toenmalige hogere overheid over Ursmar Delporte en Alfons Cagneaux luidde; wel ken ik zeer goed hun beider oordeel over die hogere instanties. Zij leefden natuurlijk nog in een tijd zonder enige medezeggingschap, zonder enige consideratie. Op allerlei kleinzieligheden die zij van hogerhand te verwerken kregen, reageerden zij op gans verschillende wijze : Delporte maakte zich kwaad en was onge lukkig, Cagneaux beleefde er eerder genoegen aan, “ Het staat op hun rekening daarboven” , zegde hij dan, “ ze zullen ze op tijd en stond ook wel voorgelegd krijgen” . Twee totaal verschillende mensen : uiterlijk de statige aristocratische Delporte, de kleine fysisch minder goed bedeelde Cagneaux; beiden uit een gegoede familie. Naar hart en geest waren zij ook heel anders gebouwd : Cagneaux was luchthartig en kon alles goed relativeren, Delporte was wat zwaar op de hand. Als parochieherders, met hun goede en kwalijke kanten, beide voortreffelijke priesters. Persoonlijk blijf ik het als een eer en geluk beschouwen, dat ik bij hun menselijk en priesterlijk leven zo nauw ben betrokken geweest. Ik ben ook blij openlijk getuigenis af te leggen van het schone en het goede wat beiden op hun eigen wijze voor de mensen van Sint-Jan hebben verwezenlijkt, ongeweten en niet gewaardeerd.
A rthur Van Doorne
Om leemten in mijn aantekeningen en in mijn herinneringen aan te vullen, wendde ik mij tot — de heer Edgard Mahieu uit Brugge, destijds onderwijzer-koster op Sint-Jan; — E.H. Joost Van Landuyt, Wingenaar van geboorte en huidig parochieherder op Sint-Jan-Baptist. Hiervoor mijn hartelijke dank. 32
VELO’S EN VELOKOERSEN (vervolg)
Deze bijdrage verscheen in 1968 onder feuilletonvorm in het Wingens weekblad "De Beiaard” en 1969 in de “ Gazette van Detroit” .
En als gij nu denkt, beste lezer, dat ik t ’enden mijn latijn ben, dan zijt ge er neven ! Verleden week had ik een simpatiek woordeke voor de brouwers, weet g'het nog ? Ze verkochten gaarne bier, en ze wisten het goed aan boord te leggen. En aange zien al wat koers was, veel volk trok, waren zij er nog allicht bij als inrichter of ten minste “ van de commissie” . De specialist was Vandenbrande. Brouwer Vandenbrande, die regelmatig een koerske in Wingene gaf, richtte in ’t jaar 1909 ’n grote wedstrijd in : Wingene-Wenduine. Gij zult zeggen : wat had hij in Wenduine ver loren ? Wel, ’t is simpel en klaar; hij had in Wenduine een paar herbergen en hij wilde ze ook eens wat “ jeun" ! ! ! Het zou nu natuurlijk zoveel niet meer te betekenen hebben, maar toen was ’t wat anders : koersen waren er helemaal niet zoveel als tegen woordig, en er was zó al niet veel te doen. En inderdaad, veel volk was er die dag in Wenduine, aan de arrivée. Maar ’t is waar, ze zijn nog niet aangezet ! Vooraleer ik ze laat aanzetten, eerst nog een woordeke over de strijd tussen de merken. Ge moet weten, lezer, inmiddels waren de grote merken al opgekomen, ge herinnert ze U nog wel : ze waren niet zo talrijk als nu, maar de strijd was er des te harder door. In Wingene had Camiel Goethals ALCYON en Fons Baesen LA FRANÇAISE. En ’t is tussen deze twee kastars dat de strijd uitgevochten werd. Ik kan mis zijn, maar ik peinze dat Alidor Cauwenberghe, Staf Bourquin en Georges Desmet van de Biezonderste Alcyon’s waren; voor La Française vochten alleszins 33
Viktoor Van Tornout, Jules Delameilleure en Jules Allaert (van St.-Jan). Er waren nog andere Wingenaren natuurlijk, en ik en zou geen enkele vrijw illig durven overslaan, ge kunt dat denken. Zo weet ik zeker dat Kamiel Fraeyman ook aangezet is, maar hij liet het op Scheewege al steken; trouwens, ’k geloof dat hij daar wat zitten had, en hoe zoudt ge zelf zijn in zulke omstandigheden ? Allé, ze zijn weg, geheel de bende, langs den Hille, naar Brugge toe. Na een paar kilometers zijn er al opgevers en achter blijvers. Jammer genoeg waren er toch geen auto’s om de strijd van dichtbij te volgen en een verslag op te maken, want het moet 't een en ’t ander geweest zijn. “ Aan de wapens” , vertelt Toorke Tornout, “ verlies ik mijne frein : hij was afgedaverd. Niet gelet, en er hem zo rap mogelijk weer opgesteken. Maar ik had toch een hoop tijd verloren, en'k gaf al dat ik geven kon om de eerste weer in te lopen. Aan ’t inkomen van Oostkamp rijdt er daar een jong kereike, dat precies ook aan ’t koersen is. Zeg ventje, roep ik, rij eens wat voor, tot buiten Oostkamp, en geef maar kardjas ! En dàt heeft mij veel geholpen, ’k weet nog wel, aan de brugge van Steenbrugge liep Jules Allaert daar rond : zijn klakke was in de vaart gewaaid. Hij had natuurlijk gewild dat ik op hem wachtte, maar ge ziet dat van hier ! ” , “ Aan de kontrool, bij de Kruispoort, moesten wij natuurlijk afstappen en tekenen, ’k Zegge tegen Jules : ’t is hier van rap te zijn ! En met vier waren wij er vanonder, vier la-françaisen natuur lijk, en met Delameilleure, de beste sprinter, bij ons. Maar ’t sloeg àl tegen : hard tegen wind, en vooral platvallen van Jules in Blankenberge. Op de laatste stekke werden wij dan ook door de Alcyons ingelopen. Ik gaf nochtans de moed niet op, want ik wist dat ik kans had en nog fris op mijn paard zat. Maar dan heb ik het schaap verbeeld : bij ’t inrijden van Wenduine was er ineens een splitsing in de weg; reed ik niet rechtdoor, in plaats van links ! Al d ’andere hadden het goed op, en Doren Cauwenberghe won ge makkelijk de sprint, doordat Delameilleure eruit gevallen was. ’t Heeft mij toen danig gespeten, want ik was nog zo goed dat ik voor twintig frank weer naar Wingene zou gekoerst hebben. En ’t en is niet dat er niet rap gereden werd : nog een half uur aan een stuk kwamen er nog coureurs binnen, ge kunt denken. Nu, ’t was gauw al vergeten, want te Félix Deblaere’s, die in een van Vandenbrande’s herbergen woonde, stond er een groot biefstuk te wachten; en wij hebben het gemakkelijk meester gekund. Bier was er vanzelfsprekend in overvloed; en volk ook, en de twee t ’hope, ge kunt peinzen wat dat geeft. Vandenbrande zelf met nog ver34
Bijlage bij “ De Roede van T ie lt” , jg. III, nr. 2
Boeken en tijdschriften gratis ter beschikking der leden op het sekretariaat : aanvullende lijst : aanwinsten sinds juli 1972.
1. Boeken, brochures, overdrukken. — G. Husslage : Windmolens. Een overzicht van de verschillende molensoorten en hun werkwijze. — Amsterdam 1968. — M. De Muyt : Ruiseleedse typen. — Tielt 1966. — Louis Gille, Alphonse Ooms, Paul Delandsheere : Cinquante mois d ’occupation allemande. — Bruxelles 1919. (Vier delen) — Wilfried Steeghers : Het schaapgoed "Groot-Tomme” te Tielt en de familie Loontjens. — 1972. — Karei Brants : Wetgeving 1909-1911. — Brugge, 1912. — L. Simons : de bewustwording van Vlaanderen. — Overdruk uit “ De Gids” , september 1918. — Tielt, 20 zichtkaarten. — Tielt 1972. — Programma Europafeesten 1972. — Toeristische autoroutes in West-Vlaanderen. — Brugge, z.d. — Bezoek aan Tielt, Roeselare en Izegem van Z.M. Koning Léopold III op 30 october 1937. — A. Van Doorne : De Franse woorden in het dialect van Wingene. — 1939. — De schoolwet van 1914. Openingsrede uitgesproken door Baron Janssens de Bisthoven, gouverneur der Provincie. Gewone zittijd van 1931. — Brugge 1931. — R. Vanlandschoot : De hervorming der humaniora door de Brugse bisschop Waffelaert in 1896. Ideologische achter gronden. — Overdruk uit “ Standen en Landen", LV III, 1972, blz. 227-257. — 40 jaar Vlaams nationalisme. — Brussel 1957. — Onze beweging, 2e reeks, Ie deel. — Leuven 1913. — Stad Roeselare : jaarverslagen van 1916 t.e.m. 1923, 1970 en 1971.
— Stad Izegem : jaarverslagen 1969 en 1971. — Stad Izegem, Elektriciteitsbedrijf : jaarverslag 1970. — Rik Vandervennet : Onderzoek naar de nood aan technische bijstand bij de K.M.O. in het N.C.M.V.-gewest Tielt. — Gent 1971. — R. Vanlandschoot : Knelpunten in het democratiserings proces Onderwijs Regio Tielt. — Overdruk uit “ Haltetorentje” , XIX, 2, augustus 1972. — Album Antoon Viaene. — Brugge 1970. (Met o.m. een bijdrage van V. Arickx : Moeilijkheden bij de restauratie van de Sint-Pieterskerk in Tielt, 1710-1720). 2. Tijdschriften. — Alle sinds ju li 72 verschenen nummers van de tijdschriften waarmee “ De Roede van T ielt” een ruilabonnement aanging. — Handelingen van de Kortrijkse Geschied- en Oudheidkundige Kring, nieuwe reeks, deel X X IV , 1950-51. (Met o.m. een bijdrage van J. Vangaver : De pastorij van Ruiselede, een bijdrage van A. Impe : De koortskapel en St-Annakapel te Dentergem, en een bijdrage van A. Impe : De burgemeesters van Pittem). — Halletorentje : Ie jg. (1954) nr. 3, de jaargangen 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 volledig, 9e jg. nr. 1 en 2, jaargang 10 volledig, 11e jg. nr. 2 en 3, de jaargangen 12, 13, 14, 15, 16, 17 en 18 volle dig, 19e jg. nr. 1. — De Wuppe, nr. 1 (fam ilietijdschrift van de Lemey’s).
schillige andere Wingenaren, was met de trein gekomen en ’t werd een klare Wingense leute. En dat is ’t, wat ik nog weet van Wingene-Wenduine” . Ge zijt bedankt, Viktoor, en to t de naaste vergadering . . . ’t Is niet voor ’t een of ’t ander, beste Wingenaar die mij leest, maar ze zagen veel af, onze koereurs, en ze moeten er wat voor over gehad hebben. Vooral in de eerste jaren waren er zelfs veel kijkers die triestig keken, van de danige compassie. En ik weet van goed part dat bij voorbeeld Seven Cauwenberghe, er hartzeer van had, zo die mannen te zien tjolen, bij zoverre dat hij voor een koers, ’k weet niet precies welke, een kortwagen of twee stro naar de aankomst voerde : “ ze zullen steendood zijn, de tjoolders; ge zult het zien, ze zullen van hun velo stuiken en blijven liggen ! ’’. Was dat niet schoon ? 'k Moet er bij zeggen dat ik, verders van de rest, nog van geen doden gehoord heb . . . De olijke Wingenaren hadden er ondertussen nog een ander soort koersen op gevonden. Om-ter-traagst, waarom zouden zij dat ook eens niet proberen ? ’t Was voor de leute, en natuurlijk niet over een afstand van 20.256 meters, gelijk de raid, neen : van Peerstalle to t aan de “ Oolijkaard” ; dat zijn enden, nietwaar ? Of weet gij niet waar “ De Oolijkaard” was ? Wel, ’t is simpel : aan de Grenzen in, een honderd meters. “ Jamaar, daarmee ben ik niet gekort, waar waren de Grenzen ? ” hoor ik U peinzen. Ach, ja, Wingenaar, ’t is alzo voor meer dan honderd van die oude “ staminé’s” , ze zijn allemaal verdwenen en de geschiedenis van onze dierbare parochie ingegaan. Maar ge moogt er op rekenen, als de tijd komt zullen wij eens samen geheel de gemeente overgaan, om al die herbergen met hun leute en gezelligheid, weer voor een momentje in ’t leven te roepen. De Grenzen ? Eingelijk heette de herberg “ In de Grenzen van Wildenburg” . Wel, dat is een honderd meters of twee deze kant Peerstalle aan uw rechter hand. Zodus, dat was een koers van daaromtrent driehonderd meter; en was 't van Peerstalle to t aan de Grenzen gravé, van daar tot aan de Oolijkaard was 't aardeweg, met een smal wegelke dat berijdbaar was. Eigenlijk was dat niet slecht gevonden, om-ter-traagst : de toeschouwers hadden alleszins waar voor hun geld, aangezien dat ze voortdurend spektakel hadden. Als hoofdregel van 't spel gold, dat de deelnemers in geen geval mochten afstappen, zelfs niet met de voet op de grond komen. Verduiveld, als ik dat goed bepeins, die mannen moeten nog een beetje gezweet hebben, en op hun tonge gebeten ! 35
Probeer zelf maar eens, lezer, maar ge moet ten minste met twee zijn, om het te ondervinden. ’t Is weer eens onze vriend Victoor, die uit zijn nog zeer frisse memorie een paar herinneringen weet op te diepen. “ Ja, ja, ik heb daar ook aan meegedaan. Ik was er trouwens nog allichte bij, als er met de velo moest gepresteerd worden. Zoudt ge mij geloven ? ’t Was een raar spel dat om-ter-traagst rijden, ’t Was nog in de reden zolang wij op de gravé zaten; maar achter dat aardebaantje ? ’t Was 't ontzien, een smal dingske van een wegelke, en lastig om in evenwicht te blijven, ’k Weet nog goed, Monten Houtekier, de kuiper, reed vlak achter mij. En ’t moet zijn dat ik voor hem te trage reed, want al met een roept hij : “ Toe, 'k ga op u zitten” .— "Dat is niet, antwoord ik zo zere of tellen, ge moet maar vorensteken ! Ja, ik ging ik niet verdapperen, ge kunt dat peinzen” Wat jammer dat Victoor geen uitslagen meer kent, of er in alle geval niet zeker van is. Maar in uw verbeelding lezer, hebt gij de strijd toch wel een beetje kunnen volgen, nietwaar ? — En U al de giechelende kijkers en volgers voorstellen. Veel volk was er, ge moogt gerust zijn, vooral veel jonge gasten van de plaats. Weeral een goede dag voor de tien herbergen van de hoek, en voor “ het inrichtend kom iteit” . Vergeet inderdaad niet dat zeer dikwijls het inleggeld voor de leden ervan was : rekent en telt hoeveel pinten dat vertegenwoordigde ! ! Als ik bedenk, beste lezer, hoe onze jonge gasten van vóór vijftig, zestig jaar van het velorijden bezeten waren, dan mag ik gerust het woord manie gebruiken. Allé, voor een niet werd de velo voor de dag gehaald. Ge hebt daar bij voorbeeld het geval van Staf Landuyt. en Clarie van Hertsberge, die, op een simpele wedding, een handicap-koers reden, zij getweeën. En ge moet niet denken dat er geen volk was : ’t drumde op de Luchtbal, ginder aan de slag naar Landuyts hof, ge weet wel. De rit ging in de richting van Beernem, to t Bloemendale, dan ’t kasseitje naar Herts berge, verder Ruddervoorde Kruiskalseide, en zo langs de Hille terug. Dokter Vandenberghe, die ze had zien aanzetten, zei, met veel stielkennis, “ ze zullen ulder ’t herte af rijden ! ” . En inder daad, Staf Landuyt, die de wedding won, spoog bloed bij de aan komst, van de danige inspanning. Het bleek echter, bij nader onderzoek, dat hij 's noens rode kolen gegeten had . . En nu, de fameuze keer dat Van Hauwaert “ aardig gevaren heeft” in Wingene : ’t zijn z’n eigen woorden . . . maar ’t is alles wat hij er nog van weet. De koers liep van Wingene naar Bloemen36
dale, door en weer. De eigenlijk "grote” koereurs stonden aan den Anker, terwijl de Wingense mededingers "vorenkregen” , al naar gelang hun waarde. Zo stonden Henri Vandenberghe en Leon Detavernier aan de Veldspriet en Kamiel Goethals met Alidoor Cauwenberghe een beetje voorbij 't Banmerke, of liever ’t Barrierke. Beelt u eens in, lezer, zo verre vóór, op zulk een korte afstand : ’t is niet om te geloven. Voor de aanzet was het zo ge regeld : het vertreksein zou gegeven worden “ met ’t kanon", dat ze dus gemakkelijk to t aan de Veldspriet moesten horen. Maar toen gebeurde het : ’t fijne heeft niemand juist geweten maar ’t is te peinzen dat ergens deze kant Blauwhuis, in de bossen, een schot moet afgegaan zijn van een jager misschien : in alle geval, de Wingenaren zetten aan, al wat ze geven konden. En toen het echte kanonschot afging, waren ze al een geheel eind gevorderd; bij zo verre dat toen Van Hauwaert en de andere aan ’t Aanwijs kwamen, zij daar al de eerste Wingenaren kruisten : ze waren al op de terug weg naar de arrivée. Van Hauwaert was "vroed"-kwaad, ge ziet dat van hier. Fonske Deserranno vertelt : " Ik en Henri Anseeuw zaten te Bloemendale aan een tafelke, en de koereurs moesten rondom ons draaien. Van Hauwaert kwam toe lijkeen briesende leeuw. En terw ijl hij achter onze rug draaide, deed hij niets dan godveren en reklameren, dat het nievers op trok, en dat ze hem niet meer zouden hebben, en wat week ik al. En 't was ’ne vreemden, ge moogt mij geloven, die Van Hauwaert ! ’’. Hij was hij natuurlijk overtuigd dat er gezeurd werd in de Wingense rangen. “ En wij, die van niets ’n wisten", gaat Fonske verder, “ wij verstonden er ons niet aan. Ge zit daar onpatiëntig te wachten om de grote Cyriel, want hij had toen al een fameuze naam, te zien; en hij komt daar af lijk een wilde beeste, met zulke komplimenten ! Wij waren er precies niet stijf wel van . . .’’. Hoe zoudt ge zelve zijn, lezer ? Ondertussen ging de koers natuurlijk verder. Vandenberghe en Leon Detavernier werden toch nog ingelopen (hoe is 't moge lijk ! ). Maar Kamiel Goethals en Alidoor Cauwenberghe, die verre de beste waren onder de aangezette Wingenaren, waren een heel einde vooruit. Bij zoverre dat ze hun eigen niet konden geloven. En toen ze aan de w itte buize kwamen, zei Kamiel al met eens tegen Alidoor : “ Zouden wij algelijk ons hier geen beetje zetten ? ’t Gaat te onnozel zijn, als wij zo ver vooruit toekomen” . Maar Alidoor, jongere springer dan Kamiel, was er niet voor te vinden : hij voelde dat hij nu de keure had om Van Hauwaert te kloppen, en hij had geen zin die keure in gevaar te brengen. "N iet te doen : we gaan voortdoen” , riep hij Kamiel toe. En inderdaad, aan den 37
Anker wierd er gesprint en Alidoor klopte Kamiel. Van Hauwaert was de eerste die dan, een beetje later binnen kwam. Ge kunt peinzen dat hij weinig goed wist van Wingene en de Wingenaren. ’t Moet zijn dat hij er inderdaad in 1963 niet veel meer van weet, want toen ik bij hem was, heeft hij mij met klassieke Westvlaamse hartelijkheid ontvangen. En zo eindigt de historie van Cyriel Van Hauwaert, door de Wingenaren geklopt . . . Ik ’n mag niet uitscheiden niet eerder dan wanneer ik de grote velovechter uit de jaren 1908 tot 1911 in de klaren heb getrokken : Jules Delameilleure. Vader Félix Delameilleure woonde met zijn bende kastars van zonen op Rozendale. Hij “ deed” in ’t vlas, en er werd daar gezwin geld tegen klippen en bergen. Ik ben zeker dat het stampen op de zwingelmolen voor de jonge Jules een biezonder entrainement moet geweest zijn. Hoe Jules aan 't koersen gevallen is, dat is aardig gegaan. In ’t jaar 1908 gaf Staf Koorde een loopkoers, Staf Koorde, dat was een van de kurieuste figuren van Wingene uit die tijd, die door zijn farsen en fratsen veel leute onder de Wingenaren bracht. Zodus, Koorde kreeg het almeteens in de bolle een loopkoers te geven : van Pier Van Pamels to t aan de Koeivoet. Kolossaal niet waar ? En zeggen dat de wedstrijd met tamtam aangekondigd werd in "De Sportvriend” , de sportgazet uit die jaren. Er kwamen zoveel lopers op van elders als van hier : er waren er zelfs van Ingelmunster, en van Deinze. Jules Delameilleure kon rap lopen, en goeste had hij genoeg; maar hij durfde niet. Nu, gegeneerd-weg overklapte hij Cies Nolf en René Saelens om mee te doen. Ze geraakten 'takkoord en zouden natuurlijk delen. In ’t geheel waren ongeveer veertig man opgekomen. Maar ’t was algauw ge kend : van aan de aanzet schoot Jules naar de kop, sprintte al wat hij geven kon, en . . . won met alleszins dertig tot veertig meters voorsprong. Hij was er wel drie, vier dagen stokkestijf van. Daarmee was ’t natuurlijk gekend : Jules was ’ne zereloper, in de letterlijke betekenis. Maar wat nu ? Veel zulke koersen waren er niet; en hij kon niet meer “ vereuveren” : ’t is dan ook begrijpe lijk dat Jules niet meer voortgedaan heeft. Maar, elk zei : “ Jules, jongen, waarom 'n koerst ge niet met de velo ? Ge moet gij dat ook kunnen” . Hij had wel gewild, maar hij was te gegeneerd, en daarbij, zij hadden nog geen velo thuis. Hij liet dat dus vallen, hoewel hij goeste genoeg had. Maar korts daarna geraakten de Delameilleure’s aan een koersepaard, een van Pol Zuttermans. Hij 38
reed er enige dagen op, zonder eigenlijk te “ entraineren” natuur lijk. Een paar weken later echter werd een koerske voor beginne lingen gegeven aan "De Zwarte Hond” , op ’t Hoekske. Zonder aan iemand iets te zeggen, tro k Jules er op af. De "kleine” Haeck reed mee, en Dewaele van Knesselare, en nog veel anderen. Er was een rondeke of zes af te leggen; 't was alleszins geen doodgaan. Van aan ’t vertrek demarreerde Jules uit alle macht. Ja, hoe gaat dat : nog nooit gekoerst hebben, en misschien niet peinzen dat het toch verder was dan van aan Piers tot aan de Koeivoet. Maar Jules was weg, en bleef weg, en "als grote overwinnaar” kwam hij over de eindmeet, ’t IJs was gebroken : hij wist dat hij kon, en hij zou voortdoen. Of liever, beginnen als koereur. Die overwinning was algauw geheel Wingene-door bekend, en elkendeen zei : “ Ziet ge wel, dat was te peinzen” . Met die glansrijke overwinning op ’t Hoekse had hij meteen naam gekregen, bij zoverre dat Fons Baesen er achter zat om hem voor La Française te winnen. Jules aanvaardde nogal gemakkelijk; en vanzelfsprekend kreeg hij algauw van de fabriek een velo. Een echte koereur echter had een uniform vandoen. Welnu, dat was eveneens in de weerdij van enkele dagen gebeurd : Jeanne Carton (de dochter van de dokter) breide hem een schone sjetten muts ; en Ivo Hollebeke, van de Luchtbal, zei : "Hierzie, jongen, een beetje goed voor een broek ! En de broek maakte Stantje Deserranno, en daarmee was Jules gestoffeerd lijk ’n hond met vlooien : hij kon evenwaardig naast de andere renners verschijnen. Kijk, hier hebt ge hem in volle koersornaat. Ik zeg wel ; koersornaat, dat wil zeggen gereed om aan te zetten. Op de inschrijving zelf, had hij natuurlijk zijn nieuw uniform aan. En belet eens de velo. 't Is er nog een met de "sluiting” op de voorband : een gevaarlijk stuk alaam dus, en naar alle waarschijn lijkheid een der biezonderste oorzaken van zijn talrijke onge lukken. Niet vergeten, inderdaad, dat Jules altijd een “ geweldigaard" is geweest, een die geen duts was op zijn paard. Meer dan eens trouwens heeft zij zich ernstig bezeerd. Bij zoverre dat vader Delameilleure met dat koersen maar weinig gediend was : hij zag hem liever rustig zitten stampen op de zwingelmolen. Maar Jules had het koersen nu eenmaal in het hoofd gehaald, en niemand kon hem tegenhouden. Als het er op aan kwam, trok hij wel eens zijn plan, om te voorkomen dat vader zou opspelen. En bij zijn broers vond hij broederlijke steun, 't Was zo ’t geval met die koers in Eernegem, in ’t jaar tien.
39
Dal was zo gegaan : hel was slil in ’t vlas, op die moment; en Jules, met zijn broers, moest nogal dikwijls in de bossen gaan werken. Zo kwam het dat, die dag, vader Delameilleure zei : “ Emeric, vandaag zoudt ge moeten hout gaan kappen, ginder, bachten de Rijkerij. Ge kunt t ’hope gaan met Jules” . Niet gelet; elk pakte zijn alaam in, en Jules stak er in zeven haasten zijn koersgerief bij. De broers kwamen goed overeen; en, terwijl Emeric neerstig kapte en wrocht bachten de Rijkerij, ging Jules op zijn duizend gemakken gaan winnen in Eernegem. Er kraaide geen haantje naar, en vader, die altijd schuw was dat zijn zoon eens zou veronge lukken op die koersen, zag die dag zijn beide zoons netjes thuis komen, na volbrachte dagtaak. Maar de zondag daarop, na de achtmis, staat vader als naar gewoonte nog een beetje te klappen met Félix Van Poucke. "Gadomme” , zegt Félix al in ene keer, “ Jules heeft alzo weer ne keer gewonnen, da, van de weke, in Eerne gem ? ” . Pardaf ! “ Wat zou h ij” , zegt vader, “ hij ’n is niet weg geweest” . Maar Félix wist het van goed part : zijn zoon, eveneens koereur, was er ook geweest. De rest van 't verhaal moet ik U natuurlijk niet vertellen, lezer ! ! Die ongerustheid van vader Delameilleure was niet helemaal ongegrond, want, zoals ik het U verleden week al vertelde, Jules had inderdaad regelmatig ongelukken : ’t was een vurige kerel, die ’t einde van zijn macht niet kende. Zo gebeurde het eens, ’t was ook in 't jaar tien, dat Jules naar Tielt in de piste ging rijden. Want Tielt had een schoon, houten pistje, in die jaren, aan deze kant van de stee, langs ’t kasseitje van Kapelle. Een belangrijke koers was het want 't ging om het kampioenschap van het arrondissement. Hij had er zijn gedachten op gezet, en was wel geschikt van te winnen, als er een beetje kans was. ’t Spel ging aan ’t draaien, en hij voelde zich bijzonder in vorm. Nog achttien ronden vielen er af te leggen; onze krak wilde plots naar omhoog rijden, om te demareren, maar van ’t danig geweld stuikte hij ineens door zijn voorwiel, en hij lag er. Zijn schouder was nogal lelijk geschonden. Maar onze nuchtere Jules ’n lette niet, pakte zijn pistemachine op zijn schouders en verliet, zonder om te kijken, het strijdperk. In zeven haasten had hij zich omgekleed en trok met zijn baanvelo, in koerstempo, naar de kruiskalseide te Ruddervoorde. Er was hier namelijk ook een koerske, die dag. Maar, een ongeluk komt nooit alleen : hij was een paar minuten te laat, ze waren juist aangezet. Niets aan te doen, peinst Jules, ’t zal voor de naaste keer zijn. En dit was zeker wel zijn voornaamst gave : de koeragie ! Nooit 40
afgeven, altijd vechten en voortdoen. Van dat vechten ga ik U nog een voorbeeld geven, is ’t goed, beste lezer ? ’t Was op de grote kermis, ook in ’t jaar tien. Er waren daar omtrent vijfendertig koereurs, Wingenaars alleen, en de ronden liepen over de Kozijnhoek, naar de Wulfhoek, Rozendaalstraat, inslaan aan Huys’ens, en zo over Scheewege weer naar de plaats. De arrivée was “ aan de komesairs” , zoals men het toen zei; en ’k moet U zeker met zeggen waar dat was ? Nu, de renners bleven verscheidene ronden t'hope; maar, m de laatste ronde werd het serieus. Want, een eindje vóór Huysens, begonnen er daar enkele uit alle macht te demarreren; en voor dat Jules op had wat er juist aan de gang was, was ’t gebeurd. Kijk, lezer, ge moet weten dat het eindje van aan Huysens tot aan de baan van Scheewege, toen aardeweg was, met hoopkens nog, en een smal rijbaantje langs de gracht. Welnu, de Alcyons waren het, die demarreerden, om langs dat smal baantje Jules de weg af te snijden, en hem alzo achteruit te krijgen. En ’t was te laat, als onze held het op had. Toen heeft hij het spel willen forceren, door toch langs dat wegelke de een na de andere voorbij te steken. Maar hij reed in de “ d ijk ” , en voor hij weer op zijn paard zat, waren al de anderen al voorbij en hing hij helemaal achteraan. Maar toen kwam de vechter voor de dag : niet zo gauw waren ze op de gravé, of Jules begon onophoudend te demareren, overstak de een na de andere, en haalde de fameuze Alcyons in aan Van Wanseele’s. En Jules had toen nog asem ge noeg om er zonder verpozen over te gaan en met een meter of drie te winnen. Wel, lezer, daarvoor moet ge toch ‘ne vechter zijn, of niet ? En als ge w ilt weten welke die drie Alcyons waren, dan geef ik U hier hun namen : Sef Van Poucke, Fiel Deblaere en Leon Vandewiele . . . Gij ’n weet van geen uitscheiden, peinst ge zeker, lezer van Wingene ? Wat zou ik. En ’t en is niet zo zeer dat willen, ’t is dat kunnen ! Als ge denkf dat ik nog niet uitgepraat ben over Jules Delameilleure, en dat ik, om wel te zijn, Hurtekant en Sef Van Poucke nog aan de beurt zou moeten laten komen. Ik was van de week nog bij Marcel Dewaelsche een pinte gaan drinken, ginder op ons oud Peerstalle; en zegt Marcel : “ Bah neen, er is daar geen einde aan. En ’k zou niet weten waarom er een einde moet aan komen” . Marcel, ’k hore dat gaarne : ’t is een teken dat ik mijn tijd niet verlies met elke week dit kolonneke te vullen over ons schoon, oud Wingene.
41
En, ’k ga dus voortdoen. Over Jules nog een beetje, en dan zullen we verder zien. Jules ’n was de man niet om, op moeilijke momenten, er veel komplimenten aan te maken. Ge zult gaan horen. Er is een tijdje geweest dat Leon Baesen, ge kent hem allemaal en ge moogt hem vragen of het waar is, dat Leon Baesen, zeg ik, dikwijls met Jules meetrok, als supporter, en misschien wel een beetje als “ soigneur” . Zo was ’t eens koers in Kapelle en Leon was danig gaarne mee gegaan, maar hij zat zonder paard. “ Ge moet daarmee niet inzitten", zei Jules, “ gauw, schiet u maar op mijne rug” . Zo gezeid, zo gedaan; en lijk een jockey op zijn paard, reed Leon zo naar Kapelle. “ En zing nu maar ’ne keer” riep Jules als ze op Kapelle plaatse kwamen. Leon zong gelijk ’ne lijster (hij ’n is trouwens nog geen haar veranderd). Jules won zijne koers, en Leon geraakte weer thuis gelijk hij vertrokken was. Dat waren mannen, hé ? Onze held was zo een beetje gelijk de fameuze Deolet, als ik Marcel Dewaelsche mag geloven (en hij weet er wat van) : niet kunnen eerden dat er een vóór hem is, altijd naar de kop willen. Jules deed zo ’ne keer mee in een koers te Tielt, langs de Ruiseleedse baan. En om te zeggen dat het geen bucht was die mee deed : Lucien Buysse was ook van de partij. In ’t doorgaan naar Ruiselede riep hem een Wingenaar zeker : "Jules naar de kop, jongen ! ” . — "In ’t werekeren” was zijn antwoord. — En, inder daad, in ’t werekeren was hij alleen weg, en dus alleszins op de kop. Onze Wingenaar zal voldaan geweest zijn. Sef Van Poucke was, met Jules Delameilleure en Hurtekant, een van de Wingenaren van vóór veertien-achttien, die een serieuze aanleg vertoonden om “ 'ne goe koereur te worden. Zijn eerste koers van betekenis die hij won, had plaats op de “ klassieke om loop” Kozijnhoek-Spaans Brouwerijke, van de ene ton naar de andere, zoveel ronden. De strijd verliep nogal normaal, to t vlak vóór de laatste ronde. Sef komt aan de Kozijnhoek toege stekt en wil een beetje geweldig de draai rond de tonne nemen. Maar daar staat een muur in de weg : “ Mijne velo sloeg dobbeltoe” vertelt Stef. Gelukkig, hij kan nog rijden, maar ’t is al : zijn stuur wil alleen nog disselen, niet meer kort draaien. Weer aan ’t Brouwerijke gekomen, kan hij niet verder dan afstappen om rond de ton te geraken. En joep, weer te peerde, om direkt zich los te snokken en te winnen. Dat is een goede vuurdoop geweest, maar van een andere kant gaf het koeragie om voort te doen.
42
En Sef deed voort. Zo moest hij zich eens dapper weerden, in een koers op de Luchtbal. ’t Was ook een tonnekoers, van de Luchtbal naar ’t Barrierke, door en weer, zoveel keren. Verschillige vreemdelingen deden mee, onder andere de fameuze Rosten D'nys van Rumbeke, met zijn broer, de Zwarten. Sef voelde zich goed en reed moedig, een tikske nijdig mee. Hij had zo gaarne gewonnen, zo’n schone koers, en op zijn eigen parochie. Zodus, de laatste ronde was aan de gang, en Sef hield de Rosten biezonder in de gaten. Ze draaien schone aan ’t Barrierke, en Sef komt nevens de Rosten D’nys “ Zeg, ge zoudt mij niet laten winnen, zeker ? ’k Zou toch zo gaarne de eerste zijn, hier op mijn eigen parochie, ’t Is mij gelijk wat ik krijg; ’k ben kontent met ’t geld van de derde of vierde". Maar hij is gauw bescheid : “ Ik zal mij gaan haasten. Ge moet u g . . . v maar weerden lijk ’n ander” . Sef dringt aan, maar ’t is verloren geklapt. Toen heeft Sef er ook een, van binnen door getrokken, en op zijn tanden gebeten : “ Als ge peinst dat ge de beste zijt, we zullen ’t eens gaan zien” . Ondertussen waren ze al de Achtwoonst voorbij. Sef schiet ineens de Rosten voorbij en stampt dat zijn tong op zijne guidon hangt. Maar de Rosten b lijft aanplakken, zij het met veel moeite. Nog 'ne keer geprobeerd en ’t gaat te wege, maar tien meter verder is hij weer bij. Maar aan Kerckaerts geeft Sef opnieuw ’ne wrong, en nu heeft hij hem liggen : hij wint met enkele meters voorsprong. De beruchte Rumbekenaars waren wel kwaad, en er werd wel gedisputeerd; maar Sef was de eerste, en de reste ’n telde niet. Onze Van Poucke had ondertussen al naam gekregen, en ge lijk het gaat met zulke gasten, ze krijgen van veel merken keure. De meeste koersen heeft Sef voor La Française gereden. En in dien tijd vooral was er nogal eens rivaliteit, meer dan nu. Zo gebeurde het eens, 't was op de Zandberg, na een van de vele "lokale” wedstrijden. Kamiel Goethals, van de Alcyon, en Fons Baesen, van La Française, geraakten aan ’t disputeren en nogal serieus, ’t Spel eindigde op een wedding : Sef Van Poucke zou rijden tegen Georges Desmet (ge weet wel, hij is fakteur geweest tot enkele jaren geleden). Zegt Fons tegen zijne poulain : “ Durft ge ? ” . — “ Durven” , zegt Sef, “ ’k en zou er nog nooit mijn kleren voor afdoen” . Er wordt overeengekomen over dag, plaats en uur. ’t Nieuws loopt gelijk een vuurke, en op de gestelde (zon) dag is er een schrik van volk. Ze zullen een half-uur verscheen vertrekken, op de Zandberg, aan Rijckers; de weg loopt over de Hille naar Steenbrugge, terug over de Hille naar Egemkapelle, weer terug naar 43
de Hille, en zo naar Wingene, met de aankomst aan de Luchtbal, aan Smetje Dhondt’s. Er wordt geloot en Georges moet het eerst aanzetten. Daar gaan ze . . . Wie zal het halen : La Française of Alcyon ? Kurieus hoe die weddingkoers ruchtbaar geworden was, want aan de brugge te Steenbrugge was er een massa volk. Nu, ze reden alle twee als ging het om de wereldtitel, voor ’t harte af. Aan den Hille, bij de eerste doortocht, stond Mondje Baesen met zijne kronometer in d’hand, en stak twee vingers in de lucht, om te zeggen “ Sef, jongen, g'hebt al twee minuten op Smet” . Sef voelde precies dat hij nog meer kon en gaf latarze. Terug van Egemkapelle stond Mondje daar weer met zijn twee vingers, en hij kapte daarbij nog ’ne vinger in twee : dus, twee minuten en half. Dat gaf koeragie, te meer daar Jules Delameilleure van aan Scheewege achter hem meereed om er hem nog wat bij te pompen, mocht het nodig zijn. En zo stoomde Sef naar Wingene. Hij nadert de plaatse, komt aan de komesairs, en toen gebeurde het onvoorziene: ’t had een beetje geregend, en Sef, die zijn draai aan den Anker wat te kort pakte, gletste uit en vloog tegen de bordeure. In een wink was hij weer rechte en, met de armen in de lucht, riep hij “ ’ne velo. toe, ’ne velo ! ” . Gene velo te vinden, geen een. Maar Sef 'n lette niet en zette het op een lopen. Maar 50 meter verder staat daar de oude Keere met een vrouwvelo. Zonder vrage of antwoord snokte Sef hem ’t peerd uit zijn handen en sprintte uit alle macht naar Smetje Dhondt’s. Wat een drama ! Maar de kronometer ’n houdt niet van liegen, en Sef won nog met dertig sekonden. Leve La Française, die in de wedding de victorie dus behaalde. ’t Was een biezondere koers in de piste te Tielt, en Sef was aan de aanzet. Na enige ronden naderde de sprint voor de eerste premie. Sef wist dat hij geen uitblinker was in het sprinten. Zegt hij almeteens tegen Fons Baesen, die natuurlijk ook daar was en de La Française^ in ’t oog hield, “ Ze rijden zij lijk niet zere, ’k kan ik rapper. Ge moet mij zeggen wanneer het precies een premie is” . Fons deed op tijd teken, en Sef, in plaats van de sprint af te wachten, schoot uit; en d'andere moesten niet meer sprinten, want Sef was ermee gaan lopen. — Achter een ende zegt Fons : “ Allé, probeert nu ne keer een ronde te pakken” . Niet gelet en in een korte robbelinge lag Sef een halve ronde voor. Maar om er een gehele van te maken heeft hij acht en dertig ronden alleen ge vochten, zonder een ogenblik af te geven. Maar zijn ronde heeft hij 44
gepakt, en, wat meer is, hij en heeft ze niet meer gelost en heeft zo 't spel gewonnen, ’t Was een schone victorie. Na de koers en een paar pinten trok Sef, met zijne maat D’Absalmon van Blauwhuis, naai ’t Haantje, ’t Zat daar entwat schoons, naar ’t scnijnt, en ze moesten dat zien ! ! Pakt dat ze redelijk lange zitten kijken hebben, want ’t was donker als ze voort gerochten. ’t Was al bin’n te doen, en Sef met zijn koersmachine had geen licht natuurlijk. Zodus, D’Absalmon moest vóór rijden, achter die donkere eerdestraten, dwars door de bossen, naar Blauw huis toe. Ze kwamen daar al met een keer aan een smal duikerke, en Sef, die het te laat gezien had, zat er nevens en stekte met zijne kop voren in den dijk. Suf en half verdoofd bleef hij liggen, terwijl D ’Absalmon, die niets gehoord of gezien en had, dapper voortpedaleerde, put in, put uit, naar den Brabander. Als hij op de eerste steentjes komt, wil hij wat zeggen tegen Sef, maar krijgt geen antwoord. Niet wetende wat gepeinsd, maakt hij rechts omkeer, op zoek naar zijne maat. Hij komt op de plaats van het ongeluk als Sef juist uit den dijk aan ’t kruipen is. “ Wat hebt gij uitgesteken ? ” vraagt D’Absalmon. Maar Sef en heeft niet veel goeste om te lachen, want hij heeft hem ferm zeer gedaan en weet alleszins al dat er een tand of twee uit zijn hoofd verdwenen zijn. t'Hope trekken ze nu naar Blauwhuis. Te D’Absalmon’s wast hij zich een beetje en bekent zijn eigen niet meer in de spiegel : dikke lippen, blauwe plekken, en nog ’t een en ’t ander. En zo toege takeld trekt hij naar huis, of liever naar Henri Huys’ens, waar hij zijn werk heeft. Dagen aan een stuk is hij maar ’nen halven : maar . . . Zondag is er weer een schone koers, nu op den Ondank. Hij doet wat hij niet laten kan en trekt op. Hij is te wegen aan te zetten in de koers voor Wingenaren, maar moet zoveel voren geven, dat hij liever de tweede wedstrijd afwacht, die van de vreemdelingen. D’eerste ronden zijn wreed lastig, want zijn spieren zijn precies nog stijf; maar hij bijt op de tanden, die hem nog resten van zondag, en stilaan geraakt hij op dreef. Zijne moraal heeft er deugd van, en zie, almeteens voelt hij de form werekeren. Hij geeft maar door, is bij elke ontsnapping, en als de eindmeet in 't zicht komt is hij nog sterk genoeg om geheel den boel te kloppen en te winnen. Dat zijn man’n, hé ? Vader Van Poucke staat aan den arrivé te kijken en kan er hem niet aan verstaan : “ ’k en wete met wat er van die jongen gaat worden” , zegt hij "dat en heeft in acht. dagen van hier bijna niet geëten, zijn aangezichte is nog zwart en blauw van zondag, en dat komt hier de koers winnen ! 45
Beste lezer van Wingené, ’t is allemaal historie, feiten en woorden. En ik ben blij dat wij nog al die helden uit dien tijd bewaard hebben, om het ons te vertellen. En, met dat het hier nu zwart op w it staat, zal het nog bewaart blijven voor die achter ons komen . . . Als ik wil volledig zijn over onze Wingense renners van vóór de oorlog van 14-18, dan moet ik nog een woordeke overhouden voor Lotje Hurtekant. Zijn naam hebt hij trouwens al tegen gekomen in voorgaande "vertesselkes” . Lotje zal wel de beste ge weest zijn onder de “ Wingenaren die koersten” , ’t Was een gevaar lijk kerelke, niet te groot van bouw, maar goed vergaard. Hij wist wat hij wilde, had een machtige ‘‘fo n d " en reed gewoonlijk zeer verstandig. Nijdigheid was zijn biezondere eigenschap, en dat gaf snee aan zijn demarrages : die hem kende, onder de andere koereurs, hield hem altijd apart in de gaten. Een van de grootste feiten uit de paar jaren, welke hij koerste, is zijn overwinning geweest in het kampioenschap der beginnelingen te Blankenberge. Ze waren op ’t laatste met twee weg, en een paar honderd meters voor de aankomst demarreerde hij uit alle macht en won met verschillende lengten. In een andere koers aan de kust heeft hij eveneens van zich doen spreken : de Omloop van de Zeekust. Jules Van Hevel, die toen ook in zijn opkomen was, werd door elkeen aangezien als de zekere over winnaar, temeer daar hij een onweerstaanbare sprint had. Jules voelde zich dien dag uitermate sterk, en van dertig kilo meters vóór de aankomt, te Oostende, demarreerde hij om den boel in slunsen te trekken. De trein was zo geweldig, dat de een na de andere moest lossen. Een enkele was er, die bleef aanplakken; en in Gistel, bij de doortocht, k ijk t hij voor de zoveelste keer onder zijnen arm, in de hoop dat hij Lotje ook heeft k w ijt gespeeld. Maar ja, “ die g . . . sche rosten, ’k en krijge hem niet los” . Los ? Maar Jules toch, hoe hebt gij het op ? Voorbij Gistel, naar de aankomst toe, gaat Lotje ineens zélf naar de kop; en wat gebeurt er ? Jules moet op ’n ende zelve lossen, en Hurtekant wint door aliéné aan te komen, 'k Weet zonder of Jules van Hevel daar na nog iets zou weten : die hem kent, moet het hem maar eens vragen. Voor dat ik het vergeet : Lotje reed voor de La Française van Fons Baesen. Fons had nogal een “ écurie” , nietwaar ? ’k Peinze daarop, omdat Hurtekant eens meegedaan heeft in de koers GentBrugge-Gent. Het Engels Velomerk T.B.C. gaf een velo als premie 46
voor de eerstaankomende op T.B.C. Dat was buitengewoon, want een velo kostte toen 175 tot 200 F. Maar Lotje ’n had er geen, een T.B.C. “ Ge moet daarmee niet inzitten” zei Fons, “ ’k zal ik algauw een t ’hope steken” . En tegen dat het zondag was, stond het nieuw peerd op zijn poten en tegen dat het zondagavond was, hat het al ’ne maat, want Hurtekant bracht de fameuze premie naar Wingene. Dat Lotje genen duts was, hebt gij al verstaan. Neen, hij ’n was het niet; per kontrarie, hij was verre van gemakkelijk en kwam nogal licht 'ne keer uit zijn kot, soms voor ’t minste dat hem tegenging, ’k Ga u daar een staalke van vertellen, 't Was koers op den Beei, en Hurtekant was er op gemunt. Nu, er kwam d ik wijls een bende koereurs uit het Roeselaarse, die altijd t ’hope deden, en bekend stonden om hun vuile streken. Als z’het tegen een hadden, ge mocht gerust zijn . d ’er gebeurde wat mee voor aleer de koers naar zijn einde liep. Zo was het ook ’t geval op den Beer : ze kenden Lotje goed, en ze zouden hem ne striep trekken als het er op aankwam. En inderdaad, op ’ne moment proberen ze om hem in den dijk te rijden. Maar Lotje weert hem; en wat gebeurt er ? Hij en Bergske van Roeselare; ze rollen alle twee den dijk in. Lotje houdt hem den bovensten, trekt zijn slesse uit en geeft Bergske mij daar een trommelinge, dat het zwart en blauw ziet. En dan ? Wel, ’t is simpel : Hurtekant schiet hem were op zijn peerd, de piste in. En die korte oefening in den dijk moet hem lijk deugd gedaan hebben, want hij wint op zijn één been. Dat zijn mannen, hé ? Ik ben zeker dat al die grote koppen uit dien tijd, zoals Van Hevel, de Buysse's, die toen ook in ulder opkomen waren, ons nationaal Lotje biezonder goed moeten gekend hebben, en er misschien nog van alles over weten. Maar gaat het hen ’ne keer vragen ! ’t Zou de moeite lonen. ’t Was in ’t jaar '12. Lotje deed mee in de beroepsrennerskoers; en er zaten kastars in, ge moogt het geloven : al dat Buysse heette, Miel Haeci. van ’t Hoekske, Ritten Van Lerberghe, en nog vee! andere. In de laatste ronde, deze kant Scheewege, wordt Lotje dooi Velo Buysse (dat was Leon Buysse van Pittem) in ’t zand gereden. Ja, ja, d'r zaten trukken in dat volkske; en dat ze het op Lotje gemunt hadden, wil vele zeggen. Nu, onze Hurtekant verachterde daardoor nogal merkelijk, en hij had al zijn wil en krachten nodig om ten minste zover weer bij te komen, dat hij aan de aankomst nog de vierde kon geraken. De prijsdeling was te Kamiel Goethals’ns, en al dat volkske bleef daar nog een beetje 47
klappen. Ritten Van Lerberghe komt daar bij ’t groepke Buysse staan, en zegt : “ ’t Is ge . . . toch wel wreed, die Wingensen heeft prijs en ik niet” . Zegt Marcel Buysse daarop : “ Ritten, jongene, die Wingensen zal nog dikwijls ’ne keer prijs hebben, dat gij niets ’n hebt” , 't Was vele gezeid, en ’t was juist : ’t was een wreed manneke, dat Lotje. En had hij kunnen voortdoen, ’t zou een grote renner ge worden zijn. Maar ja, toen moest hij soldaat worden, en dan volgde de oorlog. En na de oorlog, in plaats van opnieuw te proberen, trok hij naar Amerika. En hij zit er trouwens nog. Laat ik er alleen nog bijvoegen dat ons nationaal Lotje in die drie seizoenen, die hij gekoerst heeft, in de vijftig overwinningen behaalde. En vooraleer ik dan eindelijk uitschei over dat koersen, wil ik U nog van een Wingenaar vertellen, die gij allemaal zeer goed kent, en die in die jaren zo wreed reed, dat hij geen enkele koers ver loren heeft. Zijn dat mannen. Ja’t ? ’k Moet er bij zeggen, dat hij maar één keer gereden heeft ! ! ! Ge hebt leute, nietwaar ? ’t Is daarom dat ik het hier vertelle. Die Wingenaar was niemand anders dan Fons Baesen. ’t Was koers op de Ratte, en Fons reed er naar toe met Jules Delameilleure. Daar gekomen, horen ze dat er drie koersen zijn, waaronder een voor die nog geen prijs gereden heeft. Zegt Fons al met een keer : “ 'k Zou ook wel ’ne keer meedoen", ’t Was wreed were, regen en wind, en veel more. Van bij den aanzet pakt Fons in een korte robbelinge tien meters, geeft al wat hij geven kan, en komt alleen toe, zonder iemand gezien te hebben . . .tenzij, aan Hooit, Alida en Adrienne uit den Anker; maar ze bekenden hem niet, zo smerig en onkennelijk was hij van ’t slijk en de more. En sedertdien heeft Fons nooit meer gereden. Zodus, ge ziet dat ik niet gelogen heb : hij heeft inderdaad geen enkele koers verloren . . . En hier stop ik over het veloleven in ons Wingene van vóór 14-18. 'k Zou juiste nog een woordeke willen zeggen over de eerste VROUWVELOS. Ze zijn betrekkelijk vroeg op de markt gekomen, maar in Wingene waren er niet veel vóór den oorlog. Fons Baesen peinst dat Clemence Van Bruaene, de vrouw van boer Vincent, onder de geheel-eerste moet geweest zijn. Van in ’t begin was er een “ kasse” rond de keten, en een nette over ’t achterwiel. Wij weten nog allemaal van die netten, en ook van de fameuze rekkers, die na den eersten oorlog “ uit zedigheid” gebruikt werden. Vóór den oorlog waren ze niet in gebruik, om de eenvoudige reden, dat 48
de roks lang genoeg waren . . . ! Maar met die subiete verkorting, na 1918, moest er wat op gevonden worden, ’k Zie ze nog rijden, die Wingense dames, met een speciale rekker, die aan de voet en de boord van de rok was vastgemaakt, om te voorkomen dat “ de rokjes” te veel zouden “ waaien” . Ja, ja, jonge Wingenaren, ’t is geen kluchtje, ’t is pure geschiedenis . . . Maar lacht gij algelijk maar ’ne keer; ’k doe het zelve, binst dat ik schrijve . . .
O. VAN LAERE
49
DIVERS
— Wij danken hartelijk mevrouw Franz Impe, de heren Aimé Declercq, Milo Baert en W illy Tack die ons allerlei materiaal, documentatie en boeken overhandigden, die op heemkundig gebied waardevol zijn. Onze verzameling groeit aan. Wij richten nogmaal een oproep to t onze leden en lezers om dit goede voorbeeld te volgen. — Dat de heer Robert Tanghe reeds jaren werkzaam is op het gebied van de familiekunde is voor velen geen onbekende meer. Dank zij de massa’s gegevens waarover hij beschikt, kwam hij to t de samenstelling van een “ Alfabetische tafel van de doopakten en geboorte-akten van de Ie januari 1796 to t 31 december 1806” . Dat register wordt binnenkort in druk gegeven en . . . de gegevens voor de volgende registers liggen reeds klaar ! Wij houden onze leden en lezers verder op de hoogte.
— Op 30 januari 1973 overleed te Korbeek-Lo pater Wigbert (Hubert) De Waele, o.f.m.. Hij was stichtend lid van “ De Roede van T ie lt” en was bekend om zijn vele historische artikels. Wij verliezen in hem een bezield en bekwaam heemkundige. Op 8 februari 1973 overleed te K o rtrijk de heer Antoon Vander Plaetse, geboren Tieltenaar, bekend letterkundige en voor drachtkunstenaar. Hij was lezer van ons tijdschrift en in ons laatste nummer van ju li 1972 publiceerden wij zijn oproep om aandacht te besteden aan de specifiek Tieltse verschijnselen op het gebied van de woordenschat en de uitspraak. Aan biede families bieden wij onze oprechte deelneming aan. 50
OUDE PRENTKAARTEN VAN OOSTROZEBEKE
1.
De kerk vóór 1935.
2.
De markt in 1901 met op de achtergrond de nu verdwenen afspanning “ De Hert” tevens Gemeentehuis en Vredegerecht. 51
3.
Hoek van de markt (1901) in het midden de in 1940 vernielde woning van wijlen Dr. Opsomer en links het vroegere café “ De Helm” .
4.
De Ingelmunsterstraat in 1901, nu Hoogstraat genaamd met nog eens de herberg “ De Helm” en verder links de oude brouwerij Lootens.
52
5.
Opname van het jaar 1912 met achtereenvolgend het vroegere huis van Dr. Opsomer — de pastorij en de woning waar toondichter Ernest Brengier verbleef van 1890 tot 1918.
6.
De Sterhoek in 1912 — rechts het thans verdwenen estaminet “ De Ster” — bemerk de drinkbak voor de paarden. 53
7.
De stationsstraat in 1901.
8.
De stationsstraat in 1912. Beeld genomen van op de zelfde plaats als de voorgaande prentkaart.
54
Gh. VANDEPUTTE
ZO LEEFDE GEDURENDE HET JONGSTE HALFJAAR . . .
I. AARSELE 141. In het parochiaal centrum wordt gestart met een ruilclub. 142. Een niet alledaags feit is wel dat oud-burgemeester Camiel Blancke zijn gouden bruiloft viert. Zijn echtgenote, Maria Galle, is afkomstig van Tielt. 143. Het Sint-Ceciliazangkoor bestaat 20 jaar. Stichter, meester D ’Haenens, is nog steeds de onbaatzuchtige leider. 144. In oktober wordt een gedenksteen geplaatst n.a.v. de eerste verjaardag van het neerstorten van de Engelse Vanguard waarbij 65 personen de dood vonden (zie nr 195/1971).
II. DENTERGEM 145. Voetbalclub “ De Zonnekloppers” ontvangt het ontslag van voorzitter Piet Dejonghe. Ruim 34 jaar stond hij aan het hoofd van deze sportvereniging. 146. De plaatselijke hoerengilde viert haar 50-jarig bestaan, waarbij ook decoraties opgespeld worden. 147. Net zoals die van Egem en Kanegem constateren de ge meentevaderen dat zij geld “ te over” in kas hebben. 148. Na een succesvolle start, twee jaar geleden, waagde de toneel club zich nogmaals op de planken met “ De klucht van de brave moordenaar". 149. Ereburger Pierre Abbeloos overlijdt amper een paar dagen na ’t feest waarbij de weverij Abbeloos haar 75-jarige bestaan vierde. 55
150. Diamanten bruiloft : Adiel Nemegeer en Zulma Desmet stapten zestig jaar terug in het huwelijksbootje. 151. Een oud volksspel fleurt weer op in de gemeente : bollen, De “ Beekbolders” vierden dan ook hun kampioen.
III. EGEM 152. Op 11 juni viert Egem het 50-jarig bestaan van zijn boerinnengilde. 153. Egemkapelle heeft nood aan een wijkburgemeester. Daartoe kozen ze dit jaar Roger Kesteloot. 154. Herstellingswerken moeten dringend uitgevoerd worden aan de dorpskerk : het regent in het Egemse bidhuis. . . Het dak moet volledig vernieuwd worden met schalies.
IV. KANEGEM 155. Op 21 juni wordt de 1.100e inwoner opgetekend in de be volkingsregisters. 156. Gewezen pastoor E.H. Van Huffele overlijdt op 29 mei te Tielt. Hij was Kanegems pastoor van 1956 to t 1964. 56
157. 5 augustus : gouden jubileum van Cyriel Damman-Maria Vam derbeken. 158. De bloemengemeente streeft er telkenjare naar een zo aan trekkelijk mogelijk karakter te krijgen. Dit doen ze door bebloemingswedstrijden, waarbij de proclamatie het hoogtepunt vormt : laureaten werden mevrouw Delanote en mevrouw Dufour.
V. LOTENHULLE 159. De populaire operette “ Hoger op" werd opgevoerd ter ge legenheid van het 19-jarig bestaan van de groep “ Vlaanderens zonen” .
VI. MEULEBEKE 160. Zondag 14 mei was een historische dag voor de turnclub “ Rap en Knap” : 50-jarig bestaan, wat dan ook op een grootse wijze gevierd werd. 161. Vernissage in het gemeentehuis ter gelegenheid van de kermis : Rita Missant (Turnhout) en Joris Tinei uit eigen streek (Izegem). 162. Gouden jubilea waren er in juni ook : Jozef Vanquathem en Helena Debels waren de feestelingen, samen met Remi Debouver en Suzanna Sabbe. 163. E.H. Verkest, ere-pastoor van Marialoop, viert op 10 juni zijn gouden priesterjubileum. 164. De Herentmolen wordt officieel geopend als trekpleister langs de Molenlandroute. Naast gerstenat kan men er ook pannekoeken en boerenbrood verorberen. 165. Nogmaals een paartje in 't goud : Gustaaf Janssens — Irma Deschamp. 166. Sidonie Neyrinck (° Meulebeke 31.8.1871) overleed op 23 ju li 1972 als oudste inboorlinge der gemeente (zie nr. 217/1971). 167. 72 jaar terug werden de Goethals- en Plettinckplaats inge huldigd tijdens een kermis. De kleurrijke affiche van die tijd werd nu opgehangen in het gemeentehuis. 57
58
168. De vernieuwde Veld- en Grote Roeselaarsestraat werden op een originele manier “ ingefietst” onder leiding van burge meester en schepenen. 169. Een attractie was wel de speciale trein die Meulebeke aandeed en ruim 240 treinlustigen naar Brugge bracht, vergezeld van een kleinkunstgroep. 170. De Beerkensworp werd weer een treffer in het kermisprogramma. Een vernissage Petrus Mertens en een fo to tentoonstelling noteerden we nog in het programma. 171. Zevenvoudig viergeslacht op de gemeente : een niet-alledaagse gebeurtenis zou men denken ! 172. Nogmaals een gouden huwelijksjubileum : Camiel Verhuist — Alice Spiessens. 173. Zonder in herhaling te willen vallen, moeten we de reeks der gouden jubilea voortzetten : Aloi's Desmet — Magdalena Vanthournout en Joseph Vanthournout — Valentine Verf ai 11ie. 174. Verder nog twee jubilea in het klooster, die niet aan onze aandacht ontsnapten : Zuster Arnolda en Zuster Sebastiana vierden hun diamanten kloosterjubileum. 175. De Bosterhoutmolen (geclasseerd uiteraard) diende als inspiratie ofte model voor een klein broertje. Albriek Descheemaecker is de vader ervan.
V II. OESELGEM 176. Het plaatselijke corps der Civiele Bescherming viert op 11 juni haar 10-jarig bestaan. 177. De gemeenteraad bespreekt de verruiming van het gemeente huis.
V III. OOSTROZEBEKE 178. 12 augustus betekende de start van het vijfde internationaal volksdansfestival, ingericht door “ Die Roselaer” . 59
IX. PITTEM 179. Het jongste gemeenteraadslid, Norbert Thorrée, stapt op 19 mei in het klassieke huwelijksbootje met Marie-Anne Monteyne. 180. In de neuro-psychiatrische kliniek St.-Jozef zegent E.H. Depreitere, rector van voornoemde instelling, een nieuwe turnzaal en ontvangsthalle in. In de kliniek verzorgen de Pittemse zusters reeds dertig jaar zenuwzieke personen. 181. 1922 moet een vruchtbaar jaar geweest zijn voor landbouwgilden : na Egem en Dentergem is ook hier de boerinnengilde aan de beurt om feest te vieren. 182. Regien Storme wordt verkozen to t nieuwe voorzitster van de Jeugdraad. 183. Opmetingen worden gedaan met het oog op het plaatsen van ’n TV-mast voor teledistributie. Bij die gelegenheid heeft een persconferentie plaats. 184. Het Gemeentelijk Cultuurcomite komt op gang. Na de ge meenteraad brengt voorzitter Jozef Lambrecht verslag uit over de werking. 185. Tijdens het eerste weekend van de kermis wordt een hobbytentoonstelling gehouden. Zeker een goed initiatief. Zelfs zag men er een drietal spellewerksters “ hunnen stiel” uitoefenen. 186. Zotte Maandag kende een nieuwe start en tevens een succes met zijn feestmarkt. Vooral de oude Tambour kreeg veel toe hoorders bij de vertolking van zijn oude liedjes. 187. Volksfiguur Georges Lanssens overleed op 58-jarige leeftijd. Jarenlang was hij chef van de fanfare. Zelf componeren deed hij ook : een 25 werken werden inmiddels geboekt. 188. Reeds herhaaldelijk zorgde Telstar voor de faam van zijn ge meente. Ditmaal (26.8) kregen ze "Ie Grand Prix d ’honneur” te Gosselies. 189. Interessant initiatief van de gemeentelijke verkeerscommissie : week van de verkeersveiligheid, waaraan een wedstrijd en tentoonstelling gekoppeld werden. 190. Gewezen dorpsgenoot Valère Arickx werd benoemd tot directeur van de gewestelijke omroep BRT-West-Vlaanderen. 191. Metro ? Het ongebruikte station werd omgedoopt en -getoverd to t "De Metro” : een ontmoetingscentrum voor de plaatselijke jeugdbewegingen. 192. 3 november : de Golden River City Jazz Band verzorgt een uitzonderlijke jazz-avond in de zaal achter het gemeentehuis. 60
193. Actie voor de missies was er zeker te bespeuren : op 21 oktober zong Johan Verminnen bij de Maristen; de week erop was Pater Mark Fillet, werkzaam bij menseneters, te gast als leider van een debat. 194. Arbeidsereteken voor Br. Albert Vandecasteele. Zo kent hem echter niemand : “ broertje” kent iedereen evenwel. 195. Een nieuwe financiële instelling op de gemeente : ook de Bank van Roeselare en West-Vlaanderen opende hier zijn deuren. Kantoorhouder werd dhr. Willaert uit Handzame. 196. Een jaar na de oprichting van het Gemeentelijk Cultuurcomite kwam ook het Feestcomité van de grond. 197. Première te Pittem van het Bach-concert o.l.v. dhr. Lützen. Werkelijk een goed initiatief van het GCC.
X. RUISELEDE 198. Het driedaags eerste Ruiseleedse Hobbysalon kende een onverwacht groot succes. 199. Het molendorp bij uitstek maakte de eerste uitgave mee der Molenfeesten. Men kon er kennis maken met de “ molen koeken” . 200. 69 wandelaars stapten de Molenlandroute in twee dagen af. Er werd overnacht te Meulebeke. 61
200
201. Misschien interessant om noteren in “ De Zondag” van 25 augustus onder de rubriek Kruiskerke : “ Men vergete niet dat in de Nieuwe Snoeibijl de meubelen en comfort van de Oude Snoeibijl te zien zijn en eveneens alle fo to ’s van de negen molens van Ruiselede” . Een buitenkans voor heem kundigen ! 202. Even boeiend is wat we lezen in de volgende uitgave van datzelfde weekblad : “ Ons wapenschild” , een artikeltje over het Ruiseleedse blazoen. 203. Zaterdag 30 september startte de bekende Ruiseleedse Jazz club “ Bananapeel” opnieuw met haar werking in de “ A st” , (zie nr 94/1971). 204. Tijdens de 27 punten lange gemeenteraad komen problemen als huisvuil en parkeren aan bod.
XI. SCHUIFERSKAPELLE 205. Voorheen pastoor te Woesten werd E.H. Staelens aangesteld als nieuwe pastoor in opvolging van E.H. Strobbe. 62
XII. TIELT
206. Een arrondissementeel promotiecomite wordt gesticht. In heel wat gemeenteraden zal dat in de komende weken discussies uitlokken. 207. E.H. Vertriest, reeds 19 jaar als parochiegeestelijke te Tielt, viert zijn zilveren jubileum als priester. 208. De laatste Tieltse “ heirweg” verdwijnt : de kasseiweg naar Schuiferskapelle wordt gemoderniseerd. 209. Onder een hutsende regen werd op 27 mei de Molenlandroute officieel ingereden. 210. Het C.M.B.V. viert zijn 20-jarig bestaan. 211. Het jaarlijks zomerfeest op Mariënhove grijpt opnieuw plaats onder een stralende zon. De inrichters, het Land- en Tuin bouwinstituut, zijn werkelijk met het geluk geboren, (zie nr 252/1971). 212. Wie het goed doet te Tielt krijgt een nieuwe kans. Die kans kregen ook Juul Kabas en Mare Dex. 213. In kelderteater Malpertuis heeft de Belgische kreatie plaats van “ Alice” . 214. Vier wielertoeristen — ’n sport die “ in” is — trachten zich in de kijker te fietsen : Erik Buyck en André Desloover fietsen naar Venetië; Robert Verschatse en Gilbert Amey wille Gross-Gerau aandoen. 215. Negen burgemeesters uit buurgemeenten ondertekenen een brief gericht aan de Tieltse raadsleden, waarin ze mededelen met verbazing kennis genomen te hebben van het Tielts be sluit : Tielt had namelijk principieel besloten niet aan te sluiten bij Interwest inzake teledistributie. 216. Een kwarteeuw rijksonderwijs wordt besloten met de tweede promotie van de hogere cyclus. 217. In “ De Zondag” van 7.7.72 lezen we dat de echte Mira uit Streuvels’ “ Teleurgang van de Waterhoek” zes jaar te Tielt woonde. Opzoekingen van lid Robert Vanneste brachten aan het licht dat Maria Vermeeren — haar ware naam — in 1905 te Tielt kwam wonen na haar huwelijk te Gent met Eduard Mostaert. In 1912 gaat ze zich te Brugge vestigen. 218. Dit jaar stonden de Europafeesten in het teken van ver nieuwing. De praalstoet trotseerde dit maal een gutsende regen. 63
219. Onze stadsvaderen beslissen over te gaan to t de aankoop van een stuk grond op de Poelberg. Doel : uitbouw van een be perkt recreatie-oord. Tevens wil men een wandelpad naar de Poelberg aanleggen. 220. Stadshovenier Michel Den Doncker (° Tielt 30.9.09) overleed op 21 juli.
221. Dr Karei Van Vooren werd to t wijkdeken verkozen tijdens de 72e Berefeesten. 222. Heel wat deelnemers daagden op voor het halen van het Olympisch minimum. 223. Félix De Vos schiet reeds 50 jaar naar de oppergaai bij de handboogschutters St.-Joris. 224. Steeds in het teken van de Molenlandroute werd een eerste molenrally georganiseerd. Het werd een toeristische zoek tocht (inrichter : TAC) met medewerking van het Feest comité der Stationswijk ter gelegenheid van “ Statiekermis” . Aan de start verschenen 71 wagens. 225. Het jaarlijks zendingsfeest der Westvlaamse missionarissen, dat op 2 september doorgaat, verenigt 150 missionarissen. Dhr. A. Brusselle werd gedecoreerd door bisschop Mgr. De Smedt. 64
226. Protestbetoging op 3 september met 750 toeterende wagens en 3.000 ontevreden vogelliefhebber, veroorzaakt door het onlangs verschenen K oninklijk Besluit. 227. Andermaal kreeg Tielt de Poolse oudstrijders op bezoek, die er hun gewezen bevelhebber generaal Maczek na een lange tijd terugzagen. 228. Stadsgenoot Gwij Mandelinck w int de eerste prijs tijdens de Vlaamse Poëziedagen te Deurle. Bekroonde gedichten van Guido Haerynck (zijn ware naam) : “ Van bij de mensen” en "Waar de zon aan overuren doet” , (zie nr 53/1972).
229. De derde familiezoektocht startte onder een gutsende regen. Wat opvalt bij dergelijke rally's is dat telkenmale gebruikge maakt wordt van de Molenlandroute. 230. Tijdens de raadszitting wordt het probleem van de nieuw te bouwen pastorie (O.L.Vr.-parochie) naar voren gebracht. 231. Het feestcomité van de Tieltse Marollen (Félix d'Hoopstraat) bestaat een kwarteeuw. Dat werd meteen de gelegenheid om Maurice Van Ooteghem ais vijfentwintigste deken aan te stellen. 232. Op een herfst-zonnedag kende men kermisvreugde bij Injextru-Plastics : 25 jaar bestaan. 65
André Verbeke van InjextruPlastics
232
233. Harmonie “ Vermaak na Arbeid” werd op het stadhuis ont vangen bij haar promovering naar eerste afdeling, (zie nr 117/1972) 234. Toch een goede beslissing voor feestneuzen en mensen van het nachtleven : de biertoevoer voor droge kelen in de plaat selijke herbergen gaat in het vervolg door to t 2 uur ’s morgens. 235. Een fakkelloop werd gehouden, die start nam te Tielt. Het was een organisatie van de plaatselijke N.S.B. 236. Voor velen zorgden de V.T.I.-leerlingen wel voor een ver rassing : de opbrengst van de missieweek werd 238.100 fr. 237. Ook de weg Tielt-Wingene wordt hersteld, wat wel goed aan komen zal bij vele weggebruikers. 238. Komen en gaan bij de stadsharmonie "De Goed Vrienden” : voorzitter Maurice Neirynck gaat, stadssecretaris Jozef Tack komt.
X III.W A K K E N 239. Begin juni wordt het nieuwe rustoord in gebruik genomen. 240. Op 5 september werd de 4e jaarmarkt gehouden, waarop marktkramers hun waren aan de man trachtten te brengen. 66
Daarnaast werd in tal van herbergen bruin brood met “ hoofdvlees” opgediend.
XIV. WINGENE 241. Als apotheose van de Week der Jeugd werd Armand Pien uitgenodigd als mijnheer Een. Hij nam het op tegen Allen en werd moreel verliezer. 242. Gevaar voor bevel tot afbraak van zomerhuisjes in de omgeving van Wildenburg : deze weekendwoningen werden opgetrokken zonder enige voorafgaande toelating. 243. Gouden jubileum : René Cloet — Maria Dero uit de Leenmolenstraat. 244. Als besluit van de kermisfeesten kregen we de tweede uitgave van de feestelijke avondmarkt met als blikvanger Tamboer ! 245. Het presterende mannenkoor "Cantemus” is 15 jaar jong. Op de feestavond zorgde het koor zelf voor enkele nummers. 246. Diamanten in de gemeente : feestelingen zijn Gustaaf Schotte — Valerie Verfaillie in het bejaardencentrum. 247. Op 3 oktober stond het sein weer eens op groen om feest te vieren : 75 jaar parochie Wildenburg. 248. Even noteren : “ De Zondag” van 27.10 leert ons iets over de geschiedenis van onze plaatselijke molens. 249. Einde oktober overleed haastig in onze gemeente dorpsfiguur en gemeentebediende Frans Depauw.
XVI. ZWEVEZELE 250. Door de vele verkiezingsperikelen kan de begroting slechts in juni ter goedkeuring aan de raadsleden voorgelegd worden. 251. De gemeenteraad kwam in oktober weer eens bijeen. Dikwijls is het echter moeilijk uit te maken waar meerder- of minder heid is. Wel was een meerderheid te vinden voor de uit breiding van de openbare verlichting. (clichés “ De Zondag” ).
W. DEVOLDERE 67
DIVERS
— De provincies West-Vlaanderen schrijft in 1974 een prijs uit voor geschiedenis, ten bedrage van 40.000 fr. Komen in aan merking : studies die handelen over een onderwerp dat de geschiedenis van West-Vlaanderen aanbelangt. Het reglement kan gratis op ons secretariaat verkregen worden. — De heer Valère Arickx, stichtend lid van onze vereniging, werd benoemd to t directeur van BRT — omroep West-Vlaanderen. Wij wensen hem van harte geluk. — Vanuit Pittem ontvingen wij het bericht dat de plaatselijke afdeling van het Davidsfonds er een heemkundige tentoon stelling organiseert met archiefstukken, oude fo to ’s en kaarten, gebruiksvoorwerpen, . . . Die gaat door in de parochiale zaal in de Kauwstraat op 12 en 13, 19 en 20 mei, van 10 to t 12 en 15 to t 17 uur. Op woensdag 16 mei om 20 uur worden de heemkundigen apart uitgenodigd. Een afzonderlijke uitnodiging volgt nog. — Door het Gemeentekrediet van België wordt een prijs Pro Civitate uitgeloofd ter bekroning van oorspronkelijke en ontuitgegeven werken, die een belangrijke bijdrage vormen to t de plaatselijke of gewestelijke geschiedenis van België. Dit jaar is de prijs voorbehouden aan auteurs die niet houder zijn van een diploma licentiaat in de geschiedenis, in de filologie of in de kunstgeschiedenis oudheidkunde of van licentiaat of doctor in de wijsbegeerte en letteren. De prijs bestaat uit 20.000 fr. in geld. Een laureaat mag niet meer meedingen gedurende de vier jaren, die volgen op de wedstrijd waarin zijn werk werd bekroond. Komen enkel in aanmerking : onuitgegeven oorspronkelijke werken steunend op oorspronkelijk — gedrukt of onuitgegeven — bronnenmateriaal en systematisch hiernaar verwijzend, die elders nog niet werden bekroond en niet werden verspreid. De werken, getypt in drie exemplaren, met opgave van naam, adres en titels van de auteur moeten worden gestuurd aan het Ge meentekrediet van België, Pachecolaan 44, 1000 Brussel, onder de vermelding Pro Civitate Prijs Geschiedenis, en dat voor 1 juli 1973. 68
ERELEDEN, LEDEN EN ABONNEES 1972
De ereleden staan vermeld in hoofdletters.
Aalter (9880) Leden : Deguffroy JosÊ, Ter Weibroek 29 Stockman Luc, Brugstraat 103 Aarsele (8890) Leden : Daenens Lievin, Stationsstraat 43 Neirinck Jozef, Vinktstraat 54 Van Overschelde Jos, Hoogstraat 18 Abonnee : De Splenter-Labens Esther, Staatsbaan 35 Amsterdam Lid : Instituut voor Dialactologie, Volkskunde en Naamkunde, Keizers gracht 559 - 571 Antwerpen (2000) Abonnee : Stadsbiblioteek, H. Conscienceplein 4 Ardooie (8850) Lid : De Poorter Frans, Marktplein 23 Abonnee : Van Acker Lucien, Beverenstraat 22 69
Avelgem (8580) Abonnee : Vlieghe Nestor, Kerkhofstraat 45 Bambang (Filippijnen) Abonnee : De Lodder Julien, Catholic Mission Bavikhove (8752) Lid : Maertens-Verkinderen Maria, Kervijnstraat 57 Brasschaat (2130) Lid : Thiers Emiel, Bloemenlei 1 Brugge Leden : Bleyaert Gérard, Ketsbruggestraat 11 Dewulf Romain, Hugo Losschaertstraat 3 Gidsenbond Brugge vzw, Sint Jansdreef 31 Penninck Jozef, Legeweg 132 Ronse Hubert, Oude Oostendesteenweg 33 Stalpaert Hervé, Bossuytlaan 9 Vrielynck Marcel, Notelarendreef 2 Abonnees : De Brugse Boekhandel, Dijver 2 Franchoo Gérard, Rijselstraat 159 Brussel Abonnees : Office International de Librairie, Marnixlaan 30 Van der Eist Emmanuel (t ), Sint Michielslaan 75 Dentergem (8898) Leden : Marysse Marcel, Kerkstraat 1 Spiessens José, Statiestraat 21 Vandekerckhove Fr., Groeneweg 7 Verhelst Luc, Statiestraat 14 Abonnee : Van Houtte L., Kerkstraat 2 70
Drongen (9810) Abonnee : Huys Paul, Steenweg Gent-Deinze 28 Edegem (2550) Abonnee : Deroo Eric, Pieter Vanden Bemdenlaan 49 G e n t(9000) Leden : Schautteet, Vlasmarkt 12 Van Doorne Arthur, Visserij 215 Vanneste Raf, GÊrard Duivelstraat 1 Wyffels Antoon, Winkelstraat 2 Gottem (9803) Lid : Gaublomme Valère, Ardeense Jagersstraat 5 Herent (3020) Lid : Top Stefaan, Belsenakestraat 102 Heule (8710) Lid : Verbeke Jozef, leperstraat 161 le p e r(8900) Lid : De Lille Karei, Cartonstraat 40 Abonnee : Katolieke Centrale Vereniging voor Lektuurvoorziening WestVlaanderen, Menensesteenweg 29 Izegem (8700) Lid : Colpaert Roger, Koornmarkt 15 Izenberge-Leisele (8993) Abonnee : Vanheule Lodewijk 71
Kanegem (8891) Lid : De Zutter Paul, Markt 6 Knesselare (9890) Abonnee : Goegebuer Louis-Michel, Kloosterstraat 85 K n o kke (8300) Abonnee : Van den Brande Jos. (Mevr.), Prins Karellaan 7a Koolskamp (8851) Leden : Delesie Albert, Ardooiestraat 16 Strobbe Karel Volckaert-Eeckhout (Mevr.), Ardooiestraat 86
(t
Korbeek-Lo (3040) Lid : ) De Waele Hubert, Oude Baan 293
K o rtrijk (8500) Leden : Arickx Valère, Sint Denijseweg 4 De Brabandere Jan, Goedendaglaan 2 Demedts André, Condédreef 21 Roelstraete Johan, Hugo Verriestlaan 157 Abonnees : Hostens Jozef, Sint Amandscollege, Collegestraat Rijksarchief, Guido Gezellestraat (t ) Vander Plaetse Antoon, Hovenierstraat 64 Leuven (3000) Leden : Cloet Michel, Brabançonnestraat 86 Houthaeve Robert, Herestraat 51 Abonnees : Lagrain Robert, Groot Begijnhof 21 Seminarie voor Volkskunde, Blijde Inkomststraat 5 .
72
Lovendegem (9920) Lid : Neirynck Willem, Vaartstraat 9 Ludenscheid (West-Duitsland) Abonnee : Van Daele Sylvère, Haendelstrasse 3 Marke (8510) Abonnee : de Bethune Emmanuel, Kasteeldreef 10 Merelbeke (9220) Lid : Wyffels Carlos, Cyriel Buyssestraat 2 Meulebeke (8860) Leden : Gemeentebestuur M ATTELIN EDGARD, Spoorweglaan 3 Nollet Guido, Marialoopstraat 2 a Abonnee : Verkest Jules, Karel Van Manderstraat 2 Nevele (9850) Lid : Janssens Antoine, A.C. Vandercruyssestraat 60 Oostende (8400) Abonnee : De Gryse Arsène, Albert I promenade 42 Oostrozebeke (8780) Leden : Defoer A.. Meulebekesteenweg 1 Van Acker Remi, Molstenstraat 44 Vandeputte Ghislain, Statiestraat 83 Van Loo J.K., Meulebekesteenweg 5 Abonnees : Bonte Marcel, Stationsstraat 122 Coucke Luc, Hoogstraat 44 Declerck Boudewijn, Markt 11
Declerck Marc, Otteca 4 Degroote Gaspar, Wielsbekestraat 65 De Visscherie, Statiestraat 18 - 20 Openbare Biblioteek Centrum, Stationsstraat 15 Roobroek Gaston, Wielsbekestraat 69 Vaernewijck Georges, Hoogstraat 7 Vandekerckhove — Van Acker (Mevr.), Hoogstraat 48 Vandeputte Gabriël, Kalbergstraat 6 Vankeirsbilck Etienne, Kalbergstraat 101 Van Overbeke Jozef, Markt 23 Verlinde Georges, Grotstraat 16 Viaene André, Lindestraat 8 Viaene Georges, Stationsstraat 105 Oud-Heverlee (3031) Abonnee : De Mey A., Waversebaan 99 Pittem (8870) Leden : De Busschere Karei, Nieuwstraat 9 Defour Guido, Molenstraat 5 Denys Frans, Tieltstraat 43 Devoldere Wilfried, Oostwijk 21 Van de Wiele Albert, Egemsestraat 4 Vergote Gillis, Kauwstraat 7 Ranchi (India) Abonnee : Vandekerckhove Willy, St Xavierscollege, Box 9 Rijmenam (2830) Abonnee : De Winter - Vandekerckhove Madeleine, Hoogstraat 50 Roeselare (8800) Leden : Huyghebaert Jozef, Beverenaardeweg 42 PERSYN MARCEL, Stijn Duboislaan 2 Schautteet Lieven, Vlamingstraat 26
74
Abonnees : Lagrain Frans, Kraaiaard 25 Wetenschappelijke Boekhandel Nys, Menensteenweg 237 Ruiselede (8080) Leden : Deblaere Julien, Kruiskerkestraat 58 De Paepe Oscar, Bruggestraat 118 Gemeentebestuur Vanbosseghem Pol, Brandstraat 50 Van Wonterghem Laura, Kruisbergstraat 19 Verhaeghe F., Kasteelstraat 15 Abonnees : De Muyt Maurice, Waterboordstraat 4 Vyncke Jozef, Brandstraat 79 Schuiferskapelle (8881) Leden : Vandermeulen Erik, Dorp 57 Vandoorne Paul, Veldstraat Sint Amandsberg (9110) Lid : Rombaut R., Grondwetlaan 4 Sint Baafs Vijve (8799) Lid : Vanhoutte Michel, Molenstraat 2 Sint Eloois Winkel (8768) Lid : Carton, Rollegemstraat 28 Sint Martens Latem (9830) Lid : Van Maele Jules, Twee Dreven 8
Tielt (8880) Leden : A illiet L., Schuiferskapellesteenweg 29 Ameye Gaston, Stationsstraat 14
Ameye Marcel, Beernegemstraat 36 Ampe Joseph, Hoogstraat 38 Averhals Frans, Markt 10 Baert Jozef, Sint Janstraat 111 Baertsoen Maurice, Volderstraat 27 Bill iet Germain, Kortrijkstraat 81 Billiet Jaak, Pittemsesteenweg 16 Blancke Frans, Burggraaf Vande Vyverelaan 23 Blondeel Jules, Félix D'Hoopstraat 26 Bossaert Michel, Grote Hulststraat 28 Buyssens Joseph, Gruuthusestraat 72 BUYSSENS PHILIPPE, Lindenlaan 49 Callewaert Raoul (Mevrouw), Hoogstraat 2 Carlier Bernard, Félix D'Hoopstraat 22 Carlier Henri, Deken Darraslaan 7 Cuvelier Oscar, Kortrijkstraat 81 Declerck Robert, Sint Janstraat 28 Declercq Aimé, leperstraat 82 Decreus Wilfried, Hoogstraat 75 De Bleeker André, Kortrijkstraat 59 De Brabant Nestor, Rame 16 Debruyne Remi, Waaiberg 1 Decavel Pol, leperstraat 59 De Cock Albert, Deken Darraslaan 92 Dedeurwaerder Gérard, Kasteelstraat 119 De Gryse Philippe, Kastanjelaan 1 De Keyser Willy, Bruggestraat 78 Delember Bonfils, Beernegemstraat 34 Demarey Frans, Plantinstraat 23 De Muelenaere Marc, Hulststraat 17 De Rammelaere Luc, Kistestraat 20/3 De Ruyck Marcel, Egemsesteenweg 93 Devos Emiel, Ruiseledesteenweg 5 Dhaveloose Georges, Hulstplein 16 Ducheyne Johan, Rozeboomlaan 24 Duforret A., leperstraat 15 Goethals Lydie, Lindenlaan 61 Gryp Odile, Tramstraat 6 Haazen K., Kortrijkstraat 17 Haeck Luc, Waaiberg 6 Haerynck Guido, Pontstraat 27 a Houtteman Gérard, Holdestraat 54 76
Huys Léon, Stationstraat 32 Instituut H. Familie, Hulstplein 32 Kindts Hilaire, Lindenlaan 69 Langerock Jan, Kortrijkstraat 29 Lannoo Godfried, Kasteelstraat 99 LAUWERVNS MARCEL, Driesstraat 15 Lemey Jean, Ontvangerstraat 2 Lenoir Jozef, Nieuwstraat 23 Linclau Marcel, Huttegemstraat 18 Loosveldt Henri, Krommewalstraat 20 Maes Lionel, Stationstraat 52 Marichael René, Beneluxlaan 59 Mattelin Sylvère, Plantinstraat 25/3 Mesuere Rudolf, Sterrestraat 25 Meuwissen Wim, leperstraat 65 Neirinck Maurice, Europalaan 16 Nemegheer Georges, Kasteelstraat 55 Neyt Luc, Bruggestraat 48 Nolf Marguerite, Stationstraat 41 Paters Minderbroeders, Kortrijkstraat 17 Rooryck H., Stationsstraat 30 Rosseel Roland, Sterrestraat 13 Rotsaert André, Plantinstraat 30 SINT JOZEFSCOLLEGE, Kortrijkstraat 59 Snauwaert Lucien, Hondstraat 75 Staelens J. (Mevrouw), Grote Hulststraat 63 Stevens Noël, Oude Pittemstraat 33 Tack Jozef, Beneluxlaan 51 Tack Luc, Sint Michielsstraat 46 Tanghe Robert, Oude Stationsstraat 101 Thant Jacques, Beneluxlaan 43 Thiers Frans, Kortrijkstraat 23 Tuyttens Arsène, Europalaan 40 Tyteca Lucien, Bedevaartstraat 36 Vanacker Noël, Stocktmolenstraat 9 Van Daele Adiel, Lindenlaan 18 Vandenberghe Pierre, Kastanjelaan 20 Vanden Bulcke Michel, leperstraat 3 Vandepitte Paul, Driesstraat 9 Vandeputte André, Kasteelstraat 142 VANDER MEULEN DANIEL, F. D’Hoopstraat 48 Vander Meulen Jan, Kasteelstraat 26
Vander Plaetse Maurice, Kortrijkstraat 92 Vande Walle Fernand, Hoogstraat 46 Van Doorne Walter, Beneluxlaan 6 Vanhazebrouck Marie-Louise, Kortrijkstraat 37 Van Holm Léopold, Stokerijstraat 18 Vanhoutte Hendrik, Hoogstraat 26 Van Huffel Marcel (t) Krommewalstraat 16 Vanlandschoot Romain, Hondstraat 4 Van Luchene Erik, F. D’Hoopstraat 213 Van Maele Franz, Deinzesteenweg 6 Vanneste Robert, leperstraat 84 Vannieuwenhuyze Roger, Hulstplein 28 Vanthemsche Jozef en Esther, Sint Janstraat 36 Van Wonterghem Antoine, Sint Janstraat 40 Verbaeys André, Tramstraat 15 VERBEKE ANDRE, F. D'Hoopstraat 174 Verbeke Arsène, Sint Janstraat 20 Verbeke Raymond, Nieuwstraat 8 Vergucht Luc, Galgenveldstraat 12 VERGUCHT MARCEL, Burggraaf Vande Vyverelaan 26 Verhelst Marcel, Deken Darraslaan 60 Verkest Antoon, Sint Janstraat 34 Verkest Ernest, Kortrijkstraat 20 Vermeersch Frans, Tramstraat 38 Vermeire José, Keidam 73 Verslype Herman, Kasteelstraat 188 Vervaeke Gérard, Pontstraat 45 Vervenne Jozef, Tramstraat 7 Vervloet Victor, Luxemburglaan 3 VEYS ERIK, leperstraat 18 Viaene Johan, Meulebeeksesteenweg 11a Warnez Firmin, Bedevaartstraat 82 Wauters Gabriel, leperstraat 27 Wittevrongel Albert, Sint Michielsstraat 76 Wittevrongel Robert, Stedemolenstraat 46 Wostyn Lutgart, Nieuwstraat 18 Abonnees : Arrondissementscommissariaat, Bruggestraat 27 De Witte Gentil, Stationsstraat 87 Dierckens Eugène, Sterrestraat 23 Loontjens Louis, Kortrijkstraat 59 O.A.K. Biblioteek, Lakenmarkt 78
Rubens Frans, Kistestraat 20 Vander Meeren Maurits, Waaiberg 4 Veurne (8480) Lid : Stadsbiblioteek, Grote Markt 1 Abonnee : Van Gelder Etienne, Weststraat 6 Vinkt (9806) Lid : Michem Frans, Heerdweg 13 W akken(8788) Leden : Maes Hervé, Markegemstraat 37 Vandenbulcke Roger, Markegemstraat 146 Wevelgem (8610) Lid : Vanduynslager Hubert, Grote Markt 32 d Wingene(8050) Leden : Anseeuw Antoon, Kerkplein 5 Cappoen Albrecht, Pastorijstraat 38 Christiaens André, Beernemstraat 8 Deschepper R., Bruggestraat 63 Gemeentebestuur Lambert René, Tieltstraat 201 Persyn Willy, Ratelinge 40 Pyfferoen André, Tieltstraat 62 Rijckaert Philippe, Markt 3 Van Canneyt Jozef, Bruggestraat 28 VAN DE VOORDE ANDRE, Bruggestraat 52 Vanlaere Omer, Rozendaelstraat 4 Abonnees : Braeckevelt Remi, Zandbergstraat 44 Debrabandere Godfried, Tieltstraat 10 Lams Guido, Galgenstraat 29 Mulier Roger, Tieltstraat 4
Van Parijs Jozef, Tieltstraat 18 Verkain Elfrida, Bruggestraat 15 Wontergem (9508) Lid : Dewulf Omaar, Dorp 45 Zedelgem (8210) Lid : Claeys LĂŠon-Joseph, Ruddervoordestraat 40 Zele (9140) Lid : Coucke A., Dendermondsesteenweg 4 Zwevezele (8060) Leden : Callewaert Marcel, Lichterveldestraat 28 Deldycke (Mevrouw), Lichterveldestraat 8 Abonnee : Verbeure Raoul, Bruggestraat 29 Ruilabonnementen : Rollariensia, Roeselare Het Land van Nevele, Landegem Ons Doomkerke, Oostkamp Bos en Beverveld, Oedelem Handelingen van de Kunst- en Oudheidkundige Kring, Deinze Tijdschrift van het Gemeentekrediet van BelgiĂŤ, Brussel Franciscana, Sint Truiden Bachten de Kupe, Veurne Ten Mandere, Izegem De Leiegouw, K ortrijk Het Brugs Ommeland, Sint Andries-Brugge De Gidsenkring, Brugge Het lepers Kwartier, leper Appeltjes van het Meetjesland, Eeklo Ter Cuere, Bredene De stad Tielt en de provincie West-Vlaanderen verlenen een werkingstoelage
80
Adressen van de auteurs : O. Vanlaere, Rozendaelstraat 4, 8050 Wingene. F. De Poorter, Marktplein 23, 8850 Ardooie. G. Vandepitte, Stationsstraat 83, 8780 Oostrozebeke. A. Van Doorne, Visserij 216, 9000 Gent. W. Devoldere, Oostwijk 21, 8870 Pittem
leder auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem in gestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in «De Roede van Tielt», mogen slechts overge nomen worden met toestemming van de redactie.
Gedrukt op 400 exemplaren.
•J e v e c o tt ?ferj„
•v /
...
% & ir u £ f * * X $ S T
.ÿ
^ Uust\
%2và3&
S a ru fe
««
&Z.
C \
*
'V f
* :*
‘%'i
'-t'-Â !'^ ^
V -V
ï
^ T T
kJ 3 è >'<**•'**
A K »*
S rA o c Z
■Cb/rur Jt’e rA e /ie , C °Kh-À ~l * 4 . Z is a ffi^ ^ Z -Z ^ rtv A ,
v , T*_
i,
A&Cvl*OAn<ï>C
>r.1 wtvwsT'
ï
^ 2 ‘^
:
Vacaire Ci ŸoneiecfyX
I f li
, .r' ‘ — ----rL * , W * * * » X em :* ') f.■*- " * * ^ A ~
I
. ----V
JL *._5
3 f/W
y
% o « ïc J à \ VS\ ‘\ ^ v v lin o ~.Jr . 3 V -ZPZ !-
M / . n * - ^ 3 S r Uewtn/. /; - y
?1% j >>-
Z JC e iT iÀ \ 4-.
V rc w o u tre l %
9. \
,< w ' ' le^uncÆeh ■if'tr. CAapeie a%p6e<utxl m *s fl oA /O JlcA ardrte ‘C * Z \ - e % .nqu* c 4* fb u p ltn t tfpXfrj
F
v i 't o t j r
r
3$,
tîeu ■\ A iA
I’
C A au Z s
itiy lt A W a
, 4^
'JHfâèsas H Ê r ju s
/;
h /'
u
*Vtf
^ ■ jÈ p n d u c
^
//« ifouve<iu\ Jfà e re k Z A ' iu Z /' .4T / e s È fifè r * u x 'e ^ i *rO L ............ R
P ré vo ie *
p lK
|l è.
■
'de t
o
u
b
a
i x
J
A ■*■***•+''
^re /e ri& itë h e m ^•^■ 4 1 iFontehfrte Y ïfiM fiïe m ) ^ ^ re rÀ c A i ^ n r .v / ^ Ÿ u e fî^ A rs /e jB re u c \: j Ta ; vécut o C j %ots^- ûre/uei P rerru K î * '» " X i . t2 fw iü X/M v n ts F s t. iW w i2 A * 4 C ap.
e n tente e r e '
' . e u * tc u iis it / , />
1
■ln 7intdrtf/er*/j> t
* 1 1
rü ^
It J L L E r
v
_„-
•, uiwir