U t k ,i e l < \ e l
/:)
/
u
-v
% 1Vï?-9
B \i
p (>.-ê/i •->&> _ ■Nrfö
-------- -
iV>1 i\>?,»' V ^ j '
u
i»
ƒ
.„-
iT fe tte lu v \ / , v J ie r e t c / i f i r e
o
r
\UTt ItfStU
r A i o Hom B r
A DgJh’erviin B ril m i
^/Z/ll t/. >-|/AWhl.'Vf^ ùJ J
o BoüeJm
' &' ‘ ’rro ra c
Houc
i» V À
V ^k^r-
llT ^ x l
..... .
/y 0 ten ,h blle
fV 'A ,'‘YJA<V'<A
ö ') R , „ , s l’J e J f
A
^ 'iï h in . k * oltoute
ItsL
.Mottoifhetri
, Zererert
x f ie e d lo o n n
3ü'° ) KuLe^ '
.
V in d /
-y
:.i'v
^ ""a
M m ê ? 'ÿ t Æ r — „„À W " ^ A . ■*?v v V ”C e }
_’ Y i i •e /o tu lo \ . R . f
,J
i
d/r o -<Clae*'Jwu t
«
R
,
- 'ï i"
Q4
J 4 1
i
A ta > 7 iï s / d
)
i y :A y i
. . .
,
„
; / \
^ V f
rd ü
W
VJ
, 7
{
-
0
^ \ d f o t t H le L k? H e lto r y f-
^iî&ïÆ
‘ol ut i.
;A
)
t)J
H o i r e w r d - *•*
j y i y ï x i *,,V ï Æ i y- ^ 7 ;. * \*» /A- *,v\ o d, ^ Y..... •/, ; 17/
\ d VBVr .V V }
'5/ ’ -tv y •&
Ji>
”
v-
' ^ X Y ^ o o .f/ie e k e
'tB o e tè
"T " -^ W
d f i^ r r a t jc b B
jF%*.A i ( É / y Terttla l ’/
Ud l ^ A H H o h l r k t ^ p / l t m d t t
V-B-Joi’<tlu’ttt ) l l , i l / , t h e n i d . l t . Y i.jj
" n -J S "
11H u / .r t .
i ' i i ? 7/. -. jj
f* d ]
- i.j'i + t- r - f »'f>'- «
t \ • ,-U i?A
'.) y ,to v , 7 t b e r
'Jtv^rnfie.teto/u ^
d
_, S
«’ ' ^
„
/ V -V o
o
¥
J td tv tX
‘1 ,
\BofIo A A /]
r~ B r
Ç
ifir.in tiF y l
JZ ~ T ^
d s'
L
t
-„ J
, ^ t
■ i d ï f f e / ’t / n i & i o >t t O o t t ’r .
_
........
' OVjri-fd'"'',f^Mt£ ] t °t Hd/erv/r *dü-ds~-pO,— Driemaandelijks Heemkundig Tijdschrift
•id J h é T J t M r ' t o i y W ^ ' / i
R
A jY i 'A ijiT S
-n IIA jU i
d .y h d l d ~ d ~ ' f io e r fle re n S l/jetvt o n *•• U d r . i t / u n t u - , C u r tie J 1 D o rt
f /p e p l u t t ’. r ° ¥
u t , i , ■,}/■,■//
t }>>xj
<
O Oublient V V
TS —
.
/ -v
s
d
’r itt/p o t io e o r - t n r l
i d itu J td e id
J r t ,
ÿ e r lu iH it p j —f 1 7ttet~Jum rk
l
r'
j^AznV/1 j/(
. . , , o, t / h e r n
l i e eek
« '•
gi^nr/'lymaart 1978
f'M ,,
> -ïV? vh
■Amoiune
-ra ' ,'Y*V-
HoeE > c/ l^Av
X
/ ’A
// A^v/ ^-ft
Louto/u-T
-»
-Zl ynkiuj r jr,,v TI, a
'
l i. < Atteoeroei )j
ONTELBAAR
zijn de diensten die de Bank U kan-verstrekken zowel wat geldbeleggingen als wat kredieten betreft. Een goede raad ... bespreek in vertrouwen al uw financiĂŤle zaken met een deskundige van de
BANK VAN ROESELARE EN WE S T - V L A A N D E R E N
zo wint U zeker tijd en geld !
Agentschap Tielt, Markt 24
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor Tielt en de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 9, 8880 Tielt. Tel. 051/ 40.17.00 Ondervoorzitter : Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, 8780 Oostrozebeke. Tel. 056/66.90.91 Secretaris : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt. Tel. 051/ 40.18.38 Redactie : J. Billiet Ph. De Gryse W. Devoldere P. Vandepitte R. Vanlandschoot W. Vanseveren Lidmaatschapsbijdrage : 250fr. (te storten op PR. 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt). Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht.
INHOUD VAN DIT NUMMER: Medelingen
2
G. Puype, Jean-Henri Loosveldt (1835-1904)
3-18
Gh. Vandeputte, Roosebeke up de Mandere
19-24
Fr. De Poorter, De Kerk en in het bijzonder het Gent in verzet (1786-1814)
25-43
De Koningskwestie in beeld en ... onderschriften
35-38
Gedicht uit 14-18
39-40 Druk Veys, Tielt
LIDGELD 1978. Zoals u in het vorig nummer heeft gelezen, besliste de beheer raad met tegenzin, doch gedwongen door de alsmaar stijgende prijzen, en om de kring leefbaar te kunnen houden, het lidgeld van 250 Fr. (bleef drie jaar ongewijzigd) op te voeren tot 300 Fr. Wie erelid wenst te worden, en op die manier de kring extra wil steunen, betaalt minstens 600 Fr. Wie de kring op een andere, even doeltreffende manier wil helpen, kan dit gemakkelijk door een nieuw lid aan te werven : kijk eens uit in uw vrienden- of kennissenkring. Het zijn op de eerste plaats de leden die de kring moeten helpen bloeien! Alle betalingen op rekening nr 000-0398411-32 of 712-110173289 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt. Aan allen hartelijk dank. WIE NOG NIET BETAALDE, WORDT VRIENDELIJK VERZOCHT DAT ONMIDDELLIJK TE WILLEN DOEN: de volgende nummers van de jaargang '78 worden alleen toegestuurd aan wie zijn bijdrage betaalde. FOTOWEDSTRIJD. Vergeet u niet deel te nemen aan onze fotowedstrijd (reglement in ons vorig extra-nummer) ? Hebt u vrienden, kennissen of familieleden die ook belangstelling hebben : zij kunnen gratis een exemplaar van het reglement bekomen, mits een kaartje of tele foontje (051/40.18.38) naar het sekretariaat. VIERING 60e VERJAARDAG EINDE 1e WERELDOORLOG. De beheerraad smeedt vaste plannen om, in oktober/november 1978, een grootse viering op te zetten van de 60e verjaardag van het einde van W.O.I. Er zal zeker een tentoonstelling worden opgezet, een speciaal nummer van het tijdschrift worden uitgegeven, een akademische zitting worden gehouden. Ook u kan nog voorstellen of suggesties overmaken ! Die zullen in dank aanvaard worden. Wij richten tevens een zeer dringende oproep tot al onze leden om van nu af aan ons alles te willen bezorgen wat in het kader van die viering bruikbaar is: foto’s, dokumenten, vlugschriften, boeken, tijdschriften, voorwerpen allerhande (bv. uniformen, enz...), kaarten, enz... Na gebruik of na het nemen van fotokopie of foto wordt alles natuurlijk in goede staat aan de eigenaar terugbezorgd. HET OPZET BEPERKT ZICH ZEKER NIET TOT TIELT, MAAR BESTRIJKT ALLE GEMEENTEN DIE BEHOREN TOT HET WERK TERREIN VAN ONZE KRING. 2
JEAN-HENRI LOOSVELDT ° TIELT 7 OKTOBER 1835 + TIELT 19 SEPTEMBER 1904
Jean Henri Loosveldt was geen eerste-rangsfiguur, zelfs niet op plaatselijk vlak. Toch speelde hij in het Tieltse culturele en poli tieke leven in de laatste 30 jaar van de negentiende eeuw een be langrijke rol. Ongetwijfeld bezat hij een zekere populariteit die niet alleen te danken was aan het feit dat de familie Loosveldt iets betekende in Tielt. Dit artikel is een poging om een enigszins samenhangende levensbeschrijving te schetsen van de eerste Tieltse Davidsfondsvoorzitter en schepen Jean Henri Loosveldt. Ik wil hier dhr. Henri Loosveldt, kleinzoon van dokter Loosveldt, danken voor het materiaal dat hij mij ter beschikking heeft gesteld evenals de gegevens die hij mij mondeling heeft verstrekt. Eveneens dank aan dhr. R. Vanneste voor zijn hulp bij het opzoekingswerk op het stadsarchief en aan dhr. R. Vanland schoot, die zijn fiches met de inhoud van de Gazette van Thielt in bruikleen gaf. Het bespaarde me zeer veel opzoekingswerk.
BIBLIOGRAFIE
Bronnen : — Stadsarchief Tielt (SAT) : de geciteerde nummers slaan op het modern archief. — Rijksarchief Kortrijk (RAK) : registratie en domeinen kantoor van Thielt. — Archief Loosveldt (kleinzoon van J.H. Loosveldt) (AL) : — verslagboek 1862-1920 van De Thieltsche Broederband. — bidprentjes van J.H. Loosveldt, zijn vrouw en zijn ouders. — nummer van de Journal belge d'homœopathie met een necrologie van Loosveldt.
Dagbladen en tijdschriften: — Gazette van Thielt (GVT) aanwezig in het stadarchief. — De Roede van Tielt, heemkundig tijdschrift (RT): 3
DE POORTER (F.)- De familie Loontjes en «Groot Tomme». RT III, nr. 2, december 1975, pp3-23. VANLANDSCHOOT (R.)- Het eerste lustrum van de Davidsfondsafdeling in de streek van Tielt 1875-1880; RT VI, nr. 3, september 1975, 96 p. VANDEPITTE (P.) De Thieltsche Broederband. RT VII, nr. 1, maart 1976, pp 13-23.
Werken : BRYS (J.). Honderzeventig jaar muziekleven te Tielt en in ‘t bijzonder : Geschiedkundige Kroniek van de Harmo nie «De Goede Vrienden». Tielt, 1966, 284 p. DEGRAER (H.e.a.). Repertorium van de pers in West-Vlaanderen 1807-1914 Leuven, 1968, 415 p. (Interuniversitair cen trum voor Hedendaagse Geschiedenis. Cahiers — Bijdragen 48). Herdenking aan de inrichting en het feestmaal gevierd den 25 van Oogstmaand 1896. Tieit, s.d. 35 p. (Het betreft hier een brochure naar aanleiding van de eerste ver gadering van de Oudstudentenbond van het St.-Jozefscollege van Tielt). PERSYN (J.). Juliaan Claerhout, gemiste kans of menselijk tekort? 1975.
I. Zijn ouders Jean Henri Loosveldt werd geboren op 7 oktober 1835 als derde zoon van Jean Baptist Loosveldt en Anna Mussly. Zijn vader, Jean Baptist, werd geboren op 22 juni 1803 en stierf op 23 september 1874. Zijn moeder Anna Mussly werd te Heule geboren op 16 september 1813 en stierf in Tielt op 19 november 1866. J. B. Lossveldt was grondeigenaar; hij en zijn vrouw staan in de bevolkingsregisters vermeld als «bezondere». J.B. Loosveldt had 4
Z it lig d e i » a n , «lio n a a r g e e n e g in b le lo o z e r o a d g e v i n g e n g e l u i s t e r d h e e f t , e n <ie g i n l i i e l o o z e n • w js t'te feè strij# n . I’s a l x I , v . I.
\é) i |
Ik heb verslaten dat er niet beter was als w o ly k zyn. «ra weldoen in zyn leven. Eccl. 3.
f
TER 7VI.IGER GEDACHTENIS
TER ZALIGER GEDACHTENIS VAS MUSHEER
JU FV R O U W A N N A M USSLY,
J0M S - B 4P TIS TA L00SVELDT
« fo a n n e s B a p t i s t a L o o s v e ld t ,
v v u x iw e sa a r
.m
f
vas
ECRTGESOOTEVAS«V.tHEBK
js;rv « o tw
Geboren te Heule dea 16 September 1813, Scbïeljk oTerledea te Ibteli dea 19 Norember 1866.
:■%,/&. u k j s s l i ' , « l e Gazette van T h ie lt. L i d v a n
S lie h ie r .v o n den B a n d tier k e r k f a b r i e k , P r i n s tie r C o n f r é r i e v an O .-L .-V , v an H a lle ;
,,
overleden, te Thielt?den 23 September 1874. in den mëerdom van, 71jare.n en 8 maande».
SS
Z ijt alto o s ijve ra ars d e r w et. e n g eeft u w leven v o o rd e n g o tb ifkn st uw er voofvaderen, G e d e n k t de h e ld en d a d en u w er vo o rzaten in b u n leven g ep ieegd . e n g ij z u lt e e u « ;n g r o e t e n r o e m e n tu rn e n ö n s t e r v e lijk e n n u a m v e r w ó n e n , — o m d a t a lle n , d ie in G o d I t u n n e h«A O |r s t e l l e n , n i e t z u i l e n o v e r w o n n e n „ w o r d e n . V r e e s t «Ie b i j t e n d e w o o r d e n d e s b o n z e n i e t ; — h e d e n w ó r d t b i j v e r h e v e n , m o r g e n is b ij n ie t m e d f e D u s , w oest ste rk en o n w rik b a a r , en strijd t m an -; h a f tig v o o r ( Jo d e n V a d e r l a n d : h i e r i n i m m e r s is d e w are roem gelegen . I . H a c h a s . e . u * . i l , 83 , 01 , Z o o streed o n z e d ie rb a re o v e rle d e n e , en w a s sta n d v astige v o o rsta a n d e r van al h et g o ed e. H i j w as ee n v a d e r, geli jk o o k z ijn e o n v e r g e e lh a r e e c h t g e n o t e <*on<‘ o n v e r g e l i j k e l i j k e m o e d e r w a s , < lie b e id e n v e r d ie n e n e e u w ig in h e t g e h e u g e n d e r g o e~ d e n te le v e n . H acha». % Ii. V a a rtw e l, m ijn e k in -lere n , v reest a ltijd d e n S ie e r , e n d e n k t d ik w ijls a a n u w e n K u ie r ; O ! in tie n h e m e l v in d e n w ij o n s w e d e r e n zu lie n 'e lk a rid e r e r k e n n e n , Z o e t 11« : r t v a n ! U a r i a , w e e s m i j n e z « l ' . g h e n l . ~ » { M ) dagen « fla u t.}
G 'N , Cf
^
(m &
w \f
^
ij | o
?
| j
| I
Is het sbtoo dat de bittere dood ons be rooft van eene weerdïge eehtgenoole en teerhartige m oeder ? 1 .... Die acht nam op Jsaer huisgezin , en haerbrood in ledigheid n iet at. 2 ... Zy opendu haren mond met wysheid, en op hare tong was eene kering; van zachtzinnigheid. 3 ... Zy was ia hoog achting h y iedereen, omdat 7,y ü o dgrootelyks vreesde ; ja, niemand w isteeöig kwaed va» haer te zegge». 4 ... En hare handen waren gedurig voor de» armen open. 5. Aensehouw, o Heer, wat ons overgeko men is : De vreugd van ons hert is verdwe nen ! De kroon van ons hoofd is gevallen Î Daerom heeft do droefheid ons hert geraekt, en onze oogen m et tranen overgoten ! 6 ... Be eenige troost, die ons overblyft, is, dat gy het zoo gewild hebt : gy hebt ons «lie goe-’ de moeder gegeven, gy hebt ze ons ontno m en ; dat uw uaera gebeoedyd zy. 7. M i/ne K in d e re n ! eert uwen vader, en Vergeet de zuchten uwer moeder n iet. 8. ' h U Ren. 15.) 2. (P ro v. 31.) 3. (id .) 4 . {Judith. 8 .) à 5. (P ro v. 31.) 6 . (T h ren . 5 .)7 .{J o b / . ) 8 . E ccl. 7.) | 5K«et h ertvaa Maria, wees mya toevlugt, • (300 dagen aflaet.) -TRIF.Ef, «RUK., J\~B, EOOSVEtDT SS Cie. —
7 i. iilt . I ln r t a - I li U iU a d t . d r.
Bidprentjes van de ouders van J.H. Loosveldt.
5
blijkens zijn erfenisaangifte (1), die 67.763,97 Fr. beliep, gronden te Tielt, Aarsele en Dentergem met een totale oppervlakte van 9 ha 25a 31 ca. Anna Mussly (2) bezat gronden te Heule en te Tielt, evenals een blok woonhuizen te Tielt. J.B. Loosveldt was van 1850 tot 1867 uitgever, eigenaar en hoofd redacteur van de «Gazette van Thielt» die hij van 1856 tot 1867 ook zelf drukte (3). De oprichting van de Gazette van Thielt ging uit van de Tieltse clerus, die een orgaan wilde dat zou reageren op de antiklerikale toon van «De Thieltenaer» (4). In de necrolo gie (5) van J.B. Loosveldt wordt gezegd: «De zeer eerw. heer Darras (6) zaliger deed alsdan een beroep op de grootmoedig heid van den heer Loosveldt en verzocht van hem, dat hij de last op zich zou nemen van een katholiek blad te stichten ...... II.
Onderwijs en beroepsactiviteiten
Jean Henri Loosveldt (7) deed middelbare studies in het St.-Jozefscollege te Tielt. De Palmaressen uit die periode ontbreken echter. In het verslag (8) van de tweejaarlijke vergadering van de Oudstudentenbond van het Tieltse college, waarvan J.H. Loos veldt vanaf 1896 (9) tot zijn dood bestuurslid was, wordt vermeld dat hij in 1852 primus was. Op die bewuste vergadering hield hij immers een toespraak namens de oudstudenten. Hij studeerde geneeskunde aan de Katholieke Universiteit van Leuven (10). In 1859 (11) verwierf hij zijn diploma van doktor in de geneeskunde, chirurgie en verloskunde voor de Centrale Exa-
(1 ) RAK, Registratie en domeinen, Kantoor van Thielt nr. 205. (2) RAK id. nr. 200. (3) DE GRAER (H.e.a.), Repertorium van de Pers van West-Vlaanderen. 18301914, pp. 334-336. (4) Dagblad op 1 juli 1843 gesticht door C. Vanden Berghe die in 1847 arrondis sementscommissaris werd. Cfr., id., ibid., pp. 338-340. (5) GVT, XXV, 26 september 1874, 1-a. (6) Pastoor-Deken van Tielt van 1845 tot 1855. (7) Ook dikwijls als Henri vermeld. (8) GVT, Llll, 68, 23 augustus 1902, 1-b.c.d., 2-a. (9) Herdenking aan de Inrichting en het Feestmaal gevierd den 25 van Oogst maand 1896. Thielt, s.d., 35 p. (10) Op de m ilitielijst van 1855 (SAT nr. 2098) staat hij vermeld als woonachtig te Leuven. (11) SCHEPENS, Le docteur Henri Loosveldt. Journal belge d'homœopathie (organe des dispensaires Homœopathiques du pays du Cercle Homœopathique des Flandres et de la Société Belge d ’Homœopathie), sept.-oct. 1904, pp. 173-175 (met foto).
6
menjury van Brussel (12). Tot 1865 zou hij zijn praktijk in Moorslede beoefenen. In 1870 volgde hij te Brussel cursussen bij Dr. Jahr in de homceopathie. Het In Memoriam in de Journal belge d ’homœopathie schreef : «Dès ce moment LOOSVELDT fut un homœopathe ardent et, fidèle à ses convictions, pratiqua l’homoeopathie qui lui procura une clientèle honorable et lui donna des succès dont se rejouit son coeur généreux». In 1871 was hij medeoprichter van de «Cercle Homœopathique des Flandres» waarvan hij tot op zijn laatste levensjaar een aktief lid was (13). Verslagen van zijn genezingen en bevindingen verschenen in de Revue Homœopathique belge, l’Homceopathie militante, l’Union homœopathique en in Journal belge d’homœo pathie. Het «In Memoriam» in het laatstgenoemde tijdschrift vermeldt er 32.
III. Huwelijk en kinderen Jean Henri Loosveldt huwde in juli 1863 met Julie Loontjes, zuster van bankier Louis-Henri Loontjes (14). Het huwelijk werd voltrokken te Moorslede, waar Jean Henri Loosveldt sedert 1859 woonde. In 1865 keerde hij terug naar Tielt en ging wonen in de Hoogstraat. Julie Loontjes werd op 12 januari 1831 geboren als derde kind van Constantijn Loontjes en stierf op 21 oktober 1906 (15). Ze hadden vijf kinderen : — Jozef Loosveldt (Tielt 10-8-1866, Brugge 23-11-1945) priester, pastoor te Izegem en te Brugge. — Henri Loosveldt (Tielt 11-9-1870, Tielt 27-9-1946) brouwer, huwde met Emma Elisa Vande Vyvere, dochter van Constantijn Vande Vyvere. Ze hadden geen kinderen. — Jules Loosveldt (Tielt 3-8-1872, Tielt 8-7-1951) geneesheer, huwde met Adeline Lamblin, twee kinderen. (12) Volgens een mondelinge mededeling van zijn kleinzoon, H. Loosveldt, mocht Henri Loosveldt geen examen meer afleggen in Leuven, nadat een openbare hypnose-seance, waarvoor hij zich op dat moment sterk interes seerde, falikant was afgelopen. (13) SCHEPENS, id„ ibid. (14) LIBEERT (K.), Henri Loontjens, onuitgegeven seminarie-oefening RUG, 1976, 17 p. + bijlagen. (15) Deze en de volgende gegevens hebben we, naast de bevolkingregisters, ge put uit DE POORTER (F.), De familie Loontjens en «Groot Tomme», RT, lil, nr. 2 december 1972, pp. 14-20.
7
Marie Julie Loontjes (1831-1906), . .. , Jean Henri Loosveldt (1835-1904).
8
echtgenote van J.H. Loosveldt.
— René Loosveldt (Tielt 19-9-1873, Tielt 15-2-1951) nam de brouwerij van zijn broer over daar deze kinderloos was. Uit zijn huwelijk met Leona Nijs werden vier kinderen geboren. — Maria Loosveldt (Tielt 14-3-1875, Tielt 1-9-1928) ongehuwd.
IV. Rijkdom, milieu en status
§1 Rijkdom Specifieke bronnen betreffende de rijkdom hebben we niet. Wel weten we dat Loosveldt in 1867, 89,07 Fr. betaalde aan personele belastingen (16). Op de abonnementsrol van 1866 (17) staat hij vermeld voor een totaal bedrag van 45 Fr., evenals in 1869 (18). In 1876 moest Jean Henri Loosveldt 70 Fr. betalen en in 1890, 90 Fr. In 1904 was dit terug gedaald tot 70 Fr. (19). Uit de bevolkingsregisters weten we ook dat Jean Henri Loos veldt aanvankelijk een dienstknecht en een dienstmeid had, later alleen nog een dienstmeid.
§2 Religieus aspect en kerkfabriek Ongetwijfeld was Jean Henri Loosveldt lid van een aantal god vruchtige genootschappen maar we hebben niet gevonden van welke. Het In Memoriam (20) vermeldt dat hij «een overtuigde christen was en diep godsvruchtig, en geen dag ging voorbij zonder dat hij, zelfs meermaals, ter kerke ging om er zijner God te bidden en te loven». Na de dood van zijn vader werd Jean Henri Loosveldt op 4 oktober 1874 gekozen tot lid en schatbewaarder van de kerkfa briek van Sint-Pieters (21). De eigendommen van de kerkfabriek
(16) (17) (18) (19) (20) (21)
SAT nr. 899. SAT nr. 1679. SAT nr. 1681. In dat jaar ook verhuisde hij naar de leperstraat. SAT nr. 1684, SAT nr. 1686, SAT nr. 1689. GVT, LV, 17 september 1904, 1-d. Dekanaal archiefboek der beraadslagingen van de kerkfabriek van SintPieter te Tielt (1870-1900), p. 56.
9
stonden op zijn naam (22). Zijn vader bekleedde beide functies vanaf 1844 tot aan zijn dood in 1874 (23).
§3 Onderscheidingen «De overledene was vereerd met het burgerkruis van eerste klas en met de bijzondere decoratie der mutualiteiten en maatschap pelijke werken» (24). Het is merkwaardig dat in het verslag der inhuldiging van de stoomtram Tielt-Aalter ook Jean Henri Loosveldt wordt vermeld (25), op dat moment bekleedde hij nog geen politieke functie tenzij hij aanwezig zou geweest zijn als Davidsfondsvoorzitter (26). Ongetwijfeld was Jean Henri een gezien man in Tielt en waar schijnlijk was de familie Loosveldt één van de plaatselijke vooraanstaande families.
V. Politiek optreden en ideologische opstelling §1 De Thieltsche Broederband De Thieltsche Broederband werd op 23 juni 1862 als «Maetschappij van onderlinge bijstand» gesticht door deken Denys, baron Adile Mulle de Terschueren, Leopold de Schietere de Lophem, Stanislas Ysenbrant, Florent Priem, Prudent Van de Kerckhove, Jean Verschoore, Désiré Rijffranck, Constant Lamblin-Wauters en Henri Loontjes. Het doel was de werklieden de mogelijkheid te geven zich te be schermen tegen ziekte (27). In 1890 werd bij de mutualiteit een
(22) (23) (24) (25) (26)
Mondelinge mededeling van de heer Loosveldt. SAT nr. 3848. 1-d. en GVT, Llll, nr. 44, 31 mei 1902, 2-a. en GVT, LV, 17 september 1904, 1 d. GVT, XXXVII, nr. 97, 8 december 1886, 1-c.d. H. Loosveldt heeft samen met D. Minnaert en E. Vande Vyvere een uitge breid verslag gemaakt over de kostprijs van het vervoer van de kolen. (GVT, XXIX, nr. 85, 27 oktober 1888, 1-a.b.c.d. en verslag gemeenteraad van 1 december 1888). Misschien kan deze interesse ook een verklaring vormen ? (27) AL, verslagboek, verslag nr. 1,23 juni 1862. — Voor een algemene schets en de statuten van de «Broederband» cfr. VANDEPITTE (P.), De Thieltsche Broederband, RT, VII nr. 1, maart 1976, pp. 13-23, en VANLANDSCHOOT (R.), Het eerste lustrum van de Davidsfondsatdeling in de streek van Tielt, 18751880, RT, VI nr. 3, sept. 1975, pp. 10-11.
10
«lijfrentkas» opgericht. Jean Henri Loosveldt wordt in de versla gen voor het eerst vermeld op de vergadering van 4 april 1875 zonder uitdrukkelijk gekozen te zijn; de tweede maal dat hij aan wezig is, is de algmene vergadering van 1876 (28). Vóór de ne gentiger jaren was Loosveldt slechts sporadisch op de verga deringen aanwezig. Loosveldt, die het in het bestuur nooit verder bracht dan lid, werd na de dood van dokter Van Hove op de bijzondere vergadering van 31 december 1893 benoemd tot dokter van de mutualiteit (29). Na zijn dood werd hij opgevolgd door zijn zoon dokter Jules Loosveldt en dokter Ferdinand Vande Walle (senior) (30).
§2 De Davidsfondsafdeling Tielt De Tieltse Davidsfondsafdeling werd op 29 maart 1875 gesticht in de zaal van de Katholieke Kring te Tielt. De eerste dag reeds waren er 157 inschrijvingen, getal dat binnen het jaar boven de 200 zou liggen (30 bis). Jean Henri Loosveldt werd de eerste voorzitter, met de steun van de Goede Vrienden schrijft Vanlandschoot (31). Daarvoor hebben we echter geen aanwijzingen gevonden. Brys, in zijn werk over 170 jaar muziek leven in Tielt, vermeldt Jean Henri Loosveldt niet (32). In zijn openingstoespraak zei Loosveldt onder andere : «Het doel van de Davidsfondsafdeling te Tielt zal, gelijk overal, bestaan in ’t verspreiden van goede Vlaamsche boeken onder de werkende klasse» (33). De bibliotheek kwam er reeds op 2 december 1876, met de steun van De Thieltsche Broederband (34). Loosveldt die in die beide verenigingen lid was, heeft ongetwijfeld een belang rijke rol gespeeld in de oprichting. Pas op 25 april 1877 werd de eerste boekenlijst gepubliceerd in de Gazette. De bibliotheek (28) AL, verslagboek, verslag nr. 147, 4 april 1875 en nr. 158, 6 februari 1876. (29) AL, verslagboek, verslag nr. 335, 31 december 1893. (30) AL, id., verslag nr. 456, 30 oktober 1904. Het jaar daarop zal J. Loosveldt evenwel ontslag nemen. (30bis) VANLANDSCHOOT, O.C., p. 9. (31) ID., IBID., p. 7. De rol van pastoor-deken Denys kan ook beslissend geweest zijn. Immers, sedert 4 oktober 1874 was Loosveldt lid geworden van de kerk fabriek. (32) BRYS (J.), 170 jaar muziekleven in T i e l t Tielt 1966 284 p. Wel was op dat moment Adolf Loosveldt muziekleider van de Goede Vrienden maar deze man is niet de broer van H. Loosveldt zoals VANLANDSCHOOT schrijft op p. 42. (33) ld., ibid., p. 7. (34) ld., Ibid., pp. 58-60.
11
nam niet zo’n grote vlucht vooral door de belangrijke moeilijk heid om boeken te vinden. De eerste vijf jaar zou de Tieltse afdeling een grote bloei kennen, vooral door de stuwende wer king van de vijf bestuursleden Loosveldt, Flamen, Minnaert, Strubbe en Vande Vyvere. Getuige daarvan een brief van nationaal voorzitter P. Alberdingk Thym die aan de plaatselijke voorzitter schrijft «Uwe afdeeling was een voorbeeld en aanmoe diging voor vele andere» (35). Gedurende de eerste vijf jaar waren er een hele reeks voordrach ten van vooraanstaande katholieke leiders onder andere Guido Gezelle (2 maal), Adolf Verriest, Hendrik Claeys, Julius Planquaert (secretaris-generaal van het Davidsfonds) etc. (36). Daarna slabakte het een beetje totdat het grandioos zou hernemen met de grootse Lenaert De Bo-herdenking op 30 september 1885 (37). Loosveldt, belet door «familierouw», liet de verwelkoming over aan Minnaert (38). Ondertussen was er reeds de schoolstrijd geweest — volgens Vanlandschoot één van de redenen waarom de activiteit verzwakte — waar het bestuur zeer actief was (39). Loosveldt in Wingene (40) vergeleek de liberalen met de Parijse Communards van 1870. En op 14 april 1879 verklaart hij : «Wij ook, leden van het Davidsfonds, die onze krachten bijeenbrengen om aan ons Vlaemsche volk zijne taal, zijn godsdienst en zijn vrome zeden te bewaren, wij willen ook niet koel blijven als men ons wil afnemen hetgene wij voor onzen kostelijksten schat aanzien: de gods dienstige opvoeding onzer kinders. Wij ook zullen onze stem verheffen en aan onze bestuurders onzen wensch en onzen wil laten kennen» (41). Loosveldt zou ook in een diocesaan comité ter verdediging van het katholiek onderwijs zetelen (43). (35) VANLANDSCHOOT, o.c., p. 53, voetnoot 193. (36) ld., ibid., pp. 45-58. (37) Een verslag in vier afleveringen. GVT, XXXVI nr. 79, 3 oktober 1885, 1-a.b.c.d. 2-a.; nr. 80, 10 oktober 1885, 1-a.b.c.d. 2-a.b.c. (rede van Guido Gezelle); nr. 81, 14 oktober 1885, 1-b.c.d. 2-a. (liederen en gedichten gezongen op de huldedag) en nr. 82, 17 oktober 1885, 1-b.c. (lofrede van algemeen Davidsfondsvoorzitter P. Willems). Deze teksten verschenen ook in het jaarboek van het Davidsfonds voor 1886, pp. 76-120. Zie ook brief nr. 22 (Davidsfonds Tielt naar G. Gezelle) bij PERSIJN (J.), Juliaan Claerhout, gemiste kans of menselijk tekort, De Nederlandsche Boekhandel, 1975, p. 188. (38) François Loontjens, schoonbroer van Henri Loosveldt was enkele dagen er voor overleden. (39) VANLANDSCHOOT, o.c., pp. 80-88. (40) GVT, XXX nr. 27, 2 april 1879, 2-a. (41) GVT, XXX nr. 31, 16 april 1879, 2-b. (43) VANLANDSCHOOT, o.c., p. 86.
12
Eenmaal de schoolstrijd achter de rug kon meer tijd besteed worden aan de Vlaamse problematiek. Zo stuurt het Davidsfonds in juni 1883 een petitie naar het stadsbestuur met het verzoek voortaan de mededelingen en beraadslagingen in het Nederlands te doen : « ... het zal een dienst zijn bewezen aan de burgerij van Thielt, immers alle Thieltenaren kennen wel Vlaamsch; maar de drij vierden kennen geen Fransch genoeg om die tale naar be horen te verstaan en te gebruiken» (44). Een analoog verzoek schrift aan de provincieraad in 1890 (45). Een der laatste belang rijke activiteiten van het Davidsfonds waaraan J.H. Loosveldt meewerkte, was de organisatie van een gouwdag te Tielt op 12 april 1891 (46). J.H. Loosveldt hield bij die gelegenheid een toespraak waarbij hij het ministerie Beernaert en de eerste minis ter meer in het bijzonder veel lof toezwaaide: «Spreker (Loosveldt) noemde hier kortelijk wat de Vlamingen, onder de Katholieke regering, reeds verkregen hebben, als zijn, de Vlaamsche munt, vervlaamschte Moniteur, meer Vlaamsch in ’t onderwijs, de officieren van ’t leger die gaan moeten Vlaemsch kennen. Hij zei dat M. Beernaert in die zo wijze en redelijke hervormingen, voorzeker zijn ruim deel heeft, en dat wij hem daarvoor, op deze vergadering, al te samen onze dank moeten betuigen». De organisatie van de boerenkrijgherdenking in 1898 was voor het grootste deel het werk van de «D'Hulsterzonen» : het Davids fonds leed wat aan bloedarmoede, het bestuur was er ook al te lang in handen van dezelfde mensen. Dat werd ook in Leuven gezien. De Gazette schrijft in haar verslag over de algemene Vergadering van het Davidsfonds: «In zijn verslag betreurde de secretaris het verval der afdeling Thielt, eertijds de bloeiendste van al ... » (47). § 3 Gemeenteraad Jean Henri werd bij de verkiezingen van 16 oktober 1887 verkozen als gemeenteraadslid in opvolging van Fr. Loontjes met 260 stemmen op 346. Hij legde de eed af op 14 januari 1888 (48). (44) GVT, XXXIV nr. 52, 30 juni 1883, 2-a, SAT nr. 13. (45) GVT, XLI nr. 46, 7 juni 1890, 1-b.c. («aan de provinciale raadsheren van haar bestrek») en nr. 54, 5 juli 1890 («aan de Heren voorzitter en leden van den Provincie Raad».). (46) GVT, XLII nr. 30, 15 april 1891, 1-b.c.d. (47) GVT, XLVIII, nr. 37, 15 mei 1897, 2-c. (48) SAT, nr. 44, blad 59.
13
Bij de dood van burgemeester de Müelenaere in 1892 werd Jean Henri Loosveldt in de verkiezing van 4 juni 1892 verkozen tot schepen met 5 stemmen op 9 (49). Hij werd schepen van financiën en landelijke openbare werken. Bij de gemeenteraads verkiezingen van 17 november 1895, de eerste onder de nieuwe kieswet, werd Loosveldt verkozen met 1327 op 2634 geldig uitge brachte stemmen. Het interessante aan deze verkiezingen was dat er voor het eerst sinds jaren twee oppositiekandidaten werden verkozen. In de Gazette (50) kon men dan ook over de uitslag lezen : «Hij is deerlijk, hij is vernederend ! Hij was voorzien nochthans; want er was verdeeldheid; en ’t is door een ieder geweten wat men door verdeeldheid zaait». Op 18 oktober 1903 werd hij verkozen met 1855 op 2703 stemmen. Over zijn activiteit als raadslid en als schepen weten we niet zoveel. Wel verklaart burgemeester Boone in de lijkrede : «in den gemeenteraad nam hij deel aan alle besprekingen en vergemakkelijkte dikwerf, door zijne bevoegdheid, de oplossing der moeilijkste vraagstukken» (51 ). We weten wel dat hij interesse had voor het openbaar vervoer. Hij maakte samen met D. Minnaert en E. Vande Vyvere een studie over de kostprijs van het vervoer van kolen (52). Als schepen heeft hij zich blijkbaar extra ingespannen om de landelijke wegen te verharden (55) evenals voor de elektrische verlichting van het stadscentrum. «De stad ( ... ) zou beter en goedkoper verlicht zijn dan nu, zonder het minste gevaar van geldverlies te lopen» (54). Op 1 juni 1902 kreeg Loosveldt, samen met burgemeester Boone, schepen Goemaere en provincieraadslid Baert, het burgerlijk ereteken eerste klas. Bij deze gelegenheid werden toespraken gehouden door bestendig afgevaardigde L.H. Loontjes, pastoor-deken Busschaert en E.H. Boutens (namens de «Christen Volksbond»). Burgemeester Boone dankte in naam van de gede coreerden (55).
(49) (50) (51) (52) (53)
SAT, nr. 44, blad 172. GVT, XLVI, nr. 92, 20 november 1895, 1-b. GVT, LV, 21 september 1904, 1-c. GVT, XXXIX, nr. 85, 27 oktober 1888, 1-a.b.c.d. GVT, LV, 21-september 1904,1-c. «Het zo belangrijk werk van de versteening der landsche wegen hield hem vooral bezig». (54) GVT, Lil, nr. 35, 1 mei 1901, 1-a.b. In de twee volgende nummers 36, 4 mei, 1-c. en 37, 8 mei, 1-c.d. verschijnt een polemiek, met betrekking tot de kost prijs van electrische verlichting, tussen Loosveldt, Vande Vyvere en Loontjens. (55) GVT, Llll nr. 45, 4 juni 1902, 1-b.c.d. 2-a.
14
§ 4 Andere openbare functies J.H. Loosveldt was ook dokter van het armbestuur. Bij zijn dood werd hij opgevolgd door dokter De Brabandere (56). Hij was eveneens voorzitter van de stedelijke gezondheidscommisie (57). Uit de Gazette van 25 juli 1891 leren we ook dat Loosveldt verant woordlijke voor Tielt was van het liefdewerk voor de H. Augustinus en de H. Monica, dit naar aanleiding van een «Verslag van de bestuurders van den Congo-Staat aan de koning» (58). Tenslotte was hij ook voorzitter van het «Beschermings-Komiteit arrondissement Thielt». De leuze van deze vereniging was «Werkmanswoningen-Spaarzaamheid-Voorzienigheid» (59).
§ 5 Ideologische opstelling van Jean Henri Loosveldt We hebben niet veel gegevens die aanwijzigingen geven over de ideologische opvattingen van Jean Henri Loosveldt. Tijdens de parlementsverkiezingen hield Loosveldt een «uitge sproken pro-Beernaert meetingrede» (60). We hebben gezien dat J.H. Loosveldt op de gouwdag van het Davidsfonds, 12 april 1891 in Tielt, Beernaert ook veel lof toezwaaide. Ook op de plaatselijke Davidsfondsvergadering op 13 juli 1890 zwaait hij met het wierookvat voor Beernaert en vermeldt speciaal «het-geen ons tegenwoordig ministerie gedaan heeft om den Vlaming wegens zijne taal recht te schenken» (61). Maar het Davidsfonds (en Loosveldt) voldeed blijkbaar niet om de meer radikale flaminganten tevreden te stellen. Zo schrijft J. Claerhout aan G. Gezelle in 1886 : «ik heb mijn ontslag ingediend van lid van den raad van ’t Davidsfonds: ’t zijn al franskiljons» (62). Deze flaminganten (o.a. L. Wostyn) richtten een andere, meer radikale, vereniging op, namelijk de «D’Hulsterzonen» (63).
(56) (57) (58) (59) (60)
SAT, nr. 3581, verslag van 4 december 1904. SCHEPENS, o.C., p. 175. GVT, XLII, nr. 59, 25 juli 1891, 1-d. GVT, XLII, nr. 57, 18 juli 1891, 1-c. VANLANDSCHOOT, o.c., p. 70, op p. 75 schrijft hij dat «Beernaert zeker ge steund (werd) door Loosveldt». (61) GVT, XLI, nr. 57, 16 juli 1890, 1-a.b.c.d. (62) PERSIJN (J.), Juliaan Claerhout, gemiste kans of menselijk tekort p. 39, volledige brief pp. 192-193, nr. 28. (63) Vereniging genoemd naar de Tieltse letterkundige (1784-1834) cfr. VAN LANDSCHOOT (R.), Hulster Leo D’Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, deel 1 1973, pp. 694-695.
15
JOURNAL BELGE
d’Homoeopathie Organe des dispensaires Horr?œopathiques do Pays du Cercle Homœopathique des F la n d re s e t de la Société Belge d’Homœopathie
S O M M A IR E
:
1. N écroiocïe . — Le d octeur H e n r i L o o s v e ld t, 2. TtiâRAM'.i 'iiv i’E et Ci tnioi t . —• D es incnntinonces nocturnes d 'u rin e par le D ‘ T e s s i e r , — O bservations cliniques p..r le 1)’ V a n d e n N é u c k e r . :î, S ociétés . — C ercle médit al U oni.r'ipatlîiijur des F landres. — Congrès m édical hom œopathique; de L ondres. 4. D oceM tMS ixtkai 'is n r s joursaux h’iiomu. i u in r:. ». R
evue
B i b u <x j r a p iiu .u t ..
lï. NÉCRÔl.rtbi*. 7 . MlsCIiU.AN'F.ES.
SEPTEMBRE-OCTOBRE 1904 (lil O ctobre!
G AMD A U X B U R E A U X D U JO U R N A L Rue dos Baguettes, 36
BRUXELLES
P A R IS 0 . W EBER Ru» des Capucines. 8
L IB R A IR IE H. LAM EKTIN
P H IL A D E L P H IA BOKRICKS & T A F E L . f u b llih a r *
Ru» du Marché-au-Bois. 20
1101, Areh Street
A b o n n e m e n t : P o u r ht B elgKjijtq 5 f r .: P o u r l'E u ro p e . 6 . 5 0 f r . ; P o u r les
Etats-Unis d'Amérique, 1 doll. 1 2 . — L e N 1 fr.
J.H. Loosveldt was ongetwijfeld Vlaamsgezind, maar zoals zoveel katholieken was hij een «tandeloze leeuw» (64) voor wie de katholieke partij het belangrijkste was. J.H. Loosveldt steunde ongetwijfeld Beernaert op sociaal-eco nomisch vlak (de eerste sociale wetten dateren uit deze periode). Het jaarlijks verslag in 1904 van de mututaliteit de Thieltsche Broederband noemde hem «vriend van den werkman» A. Mulle de Terschueren, in zijn lijkrede, zegt ook dat Loosveldt ijverde voor het welzijn van arbeiders en mindere burgers. Hij was trouwens ook voorzitter van het Beschermingskomiteit, ongetwij feld een belangrijk genootschap ten voordele van de arbeiders aangezien het afzonderlijk wordt vermeld in de necrologie van Loosveldt. Ongetwijfeld kende hij als dokter van het Armbestuur en van de mutualiteit beter dan andere plaatselijke notabelen de leefwereld van de arbeiders en was hij er gevoelig voor.
VI. Dood en begrafenis van Jean Henri Loosveldt J.H. Loosveldt stierf op donderdag 19 september 1904, «ten vier ure half ’s morgends» (65). Hij was 68 jaar en 11 maanden oud. Op zijn bidprentje staan drie functies .vermeld, namelijk «genees heer, schepen der stad Tielt, schatbewaarder der kerkfabriek». De lijkdienst had plaats op 19 september in de Sint-Pieterskerk om 10 uur (66); de hoeken van de pelder werden gedragen door burgemeester J. Boone, schepen Goemaere, senator A. Mulle de Terschueren en provinciaal raadsheer en burgemeester van Aarsele Rynaert. Mulle de Terschueren gaf namens de Katholieke Kring en «andere genootschappen» een lijkrede in het sterfhuis, zie ook A. VAN SEVEREN. Leo D'Hulster (1784-1834) een vergeten dichter uit de Hollandse tijd, RT., V, nr. 1-2, maart-juni 1974. blz. 45-62, en nr. 3, septem ber 1974, blz. 2-27. Voor L. Wostyn, cfr. VANLANDSCHOOT (R.) ibid , deel 2, 1975, pp. 2092-2093 Hij stipt aan dat «Wostyn de enige (was) die bij de verkiezingen van juni 1884 onbeschroomd een Vlaams standpunt innam en van 1887 af contact had met de groep van De Klauwaerts (1887-1900)». (64) Uitdrukking overgenomen van HUYSE (L.), «De sabotage van de taalwetten is al sedert 1873 een geliefkoosd tijdverdrijf», De Nieuwe, nr. 638. 18 juni 1976. p. 4. (65) SAT, akte van overlijden, nr. 247. (66) GVT, LV, 21 september 1904, 1-b.
17
burgemeester Boone namens gemeenteraad en kerkfabriek op het kerkhof. In het «In Memoriam» in de Gazette (67) wordt J.H. Loosveldt als volgt beschreven: «M. Loosveldt was de gezellige medeburger, die geerne met zijne stadsgenooten omging. Hij was een dienstveerdig man, en had er behagen in anderen in raad en daad bij te staan. Hij was de schrandere geneesheer, die om zijne kennissen en voorzichtigheid werd gezocht en geprezen. Hij was de man met uitgebreide kennissen, die overal in thuis was. Hij was de verstandige bestuurder, die namelijk zijn ambt van schepene der openbare werken zeer behertigde. Hij was de ieveraar in het Beschermings-Komiteit, waar hij met kennis van zaken wrocht en merkelijke diensten aan den arbeidende stand van de stad en de streek heeft bewezen. ( ...) Door zijn toedoen, hebben wij hier ter stede de heerlijkste vlaamsche feesten gehad. Hij was de man die zijn land beminde en zijne taal, en die Vlaming was van kop tot teen. De afgestorvene was bovenal een overtuigde christen en een diep godvruchtig man». Senator A. Mulle de Terschueren loofde in het bijzonder de in spanningen van Loosveldt voor de werkman en de mindere burger (68). Burgemeester Boone (69) loofde zijn ijver en be zorgdheid zowel voor zijn zieken als voor de kerkfabriek en de gemeenteraad. Maar «Niet enkel legde M. Loosveldt eene ongemeene veerdigheid en eenen vurigen iever aan den dag in het beoefenen der openbare ambten; hij toonde zich daarbij immer gulhertig en gedienstig jegens zijne bestuurlingen, verkleefd en toegevend voor zijne vrienden». Ook in het jaarlijks verslag over 1904 van de Thieltsche Broeder band (70) werd hij geloofd: «Vroeger als lid van het bestier en later als geneesheer der maatschappij heeft de heer Loosveldt hem altijd getoond vriend van den werkman, schrander en liefderijk geneesheer». Schepens tenslotte (71) beschreef hem als een «esprit studieux» en «homme modeste».
Geert PUYPE (67) (68) (69) (70) (71)
18
GVT, LV, 17 september 1904, 1-d. GVT. LV, 21 september 1904, 1-b. ID.. 1-b.c. AL, verslagboek, tussen verslag nrs. 457 en 461. SCHEPENS, o.c.
ROOSEBEKE UP DE MANDERE
Omstreeks 1550 vindt men voor het eerst de schrijfwijze OOSTroosebeke. Vroeger werd steeds als nauwkeurige plaatsbenaming «roosebeke up de Mandere» gebruikt. De geschiedenis van Oostrozebeke is nauw verbonden met de Mandei, die met zijn grillige loop in een bochtige vallei de gemeente van west naar oost in twee delen snijdt en haar een zeer eigen landschappelijk karakter geeft. Als we aardkundigen raadplegen, vernemen we hoe de Mandelvallei tot stand gekomen is. In het voorhistorisch tijdperk was West-Vlaanderen zeegebied. Overblijfselen van zeefauna en -flo ra, bovengehaald bij boringen (o.a. te Oostrozebeke op een diep te van 150 à 200 meter) duiden aan waar de vroegere zeebodem lag. Later werden op die zeebodem krijt en kleilagen gevormd door het verstenen van afgestorven organismen die door de branding afgevreten werden van de omliggende hoogvlakten van Frankrijk en ook van Engeland dat toen nog met een landtong verbonden was met het vasteland. Boven die krijtlagen kwamen lagen, gelijkend aan de bovengrond van de streek van Landen. Hierop volgde dan de afzetting van de kleiachtige «blauwe spie», die in dikke lagen te vinden is ten noorden van de Mandei. Blauwe spie, die de specie levert voor de steenbakkerijen en wiens ondoordringbaarheid tot gevolg heeft dat op de noordzijde van de Mandei ondergronds water moeilijk te vinden is. In de loop der tijden onderging deze rivier meerdere wijzigingen. Eertijds stroomde ze gelijklopend met de Leie, maar met gans af zonderlijke loop over het nu verzande meer van Mendonk langs de golf van Gent (Braakman) naar zee. Rond het jaar 300 van onze tijdrekening kwam een eerste verbinding met de Leie tot stand te Gottem. Later, door het uitschuren van moerassige gronden in de omgeving van Wakken, baande de Mandei zich een tweede maal een weg naar de Leie. Een tweede nieuwe verbinding die uiteindelijk de hoofdloop werd. De eerste kortsluiting met de Leie noemt nu nog de oude Mandei. Midden de 8e eeuw eindigde de grote kustvlakteoverstroming, die 400 jaar geduurd had. Hierdoor verlaagde het peil van alle waterlopen en ook van de Mandei, die van dan af vloeide binnen zijn huidige oevers in een dicht beboste vallei. Tot vóór een honderdtal jaren was de Mandei een bevaarbare rivier. Door schippers getrokken platte schuiten kwamen bij hoogwater van uit de Leie stroomopwaarts gevaren en zorgden 19
onder meer voor de bevoorrading van de oevergemeenten in steenkolen (toen in de volksmond hoelje genaamd). Op een plaat in de Flandria 111ustrata van Sanderus ziet men boten varen op de Mandelrivier. Mogelijk is dit een louter dekoratief element in de uitbeelding van het landschap en mag dit niet beschouwd worden als een volwaardig bewijs van bevaarbaar heid in de 17e eeuw. Het bewaarde getuigenis van een zekere Geeraart Steelandt is wel interessanter. Steelandt schrijft in 1616 dat veertig jaar geleden (omtrent 1580) : «Onbelettelyck ghecommen sijn van de stede van Ghendt, twee groote schepen ghelaeden met witte asschen, welcke quaemen ghevaeren van de Leye in de riviere de Mandere opwaerts tot binnen de prochie van Iseghem, in den Iseghemschen walle alwaer de voorseyde twee schepen ghelost ende ontlaeden wierden». De verklaring van bovenvermelde Steelandt wordt bevestigd door een dokument van het jaar 1636, waarin aangeduid staat aan welke bruggen door lieden vreemd aan de parochie er tol te be talen was, niet alleen voor het vervoer over de bruggen maar ook voor de doorvaart. Dit tolrecht behoorde toe aan de baron van Ingelmunster, die heer en meester was over de Mandei vanaf de grens van Izegem tot aan de Leie. Voor Oostrozebeke worden volgende bruggen vermeld : — Tol en doorvaart aan de Waelbrugghe (grens Ingelmunster-Oostrozebeke) — Tol en doorvaart aan de Leybrugghe (Leembrug) — Tol en doorvaart aan de Wansbrugghe (verdwenen brug die ten westen lag van de huidige hofstede VanYzere) — Tol ende doorvaart op de «Langhebrugghe van oudhede ghenaempt Wyborghbrugghe» (nu Kalbergbrug) — Tol en doorvaart aan de Steenbrugghe (nu Nieuwbrug), de enige brug die toen (in 1636) niet in hout was. Met de opkomst van de spoorweg en het delven van de vaart Leie-Roeselare, omtrent 1870, verdween de scheepvaart op de Mandei, die korte tijd nadien gedeklasseerd werd als bevaarbare rivier. Meteen verviel de erfdienstbaarheid, die er in bestond dat de oeverbewoners hun afsluitingen slechts mochten plaatsen langs de ene kant op 9.75m en langs de andere kant op 3 meters van de oevers. De industrialisatie van onze streek (inzonderheid het vak Roeselare-lzegem) heeft van de Mandei een open riool gemaakt. Algemeen wordt aangenomen dat op zekere tijdstippen het de 20
K)
meest verontreinigde rivier is in West-Vlaanderen. Eertijds was de Mandei gekend om zijn visrijke wateren. Uit de visserijpachten, verschuldigd aan het kasteel van Ingelmunster, kan men opmaken welk belang de visvangst vroeger had. In het jaar 1441 werd het visrecht vanaf de plaats van Ingelmun ster tot aan de Leybrugghe verpacht voor een termijn van 9 jaar, vervallend op St. Jansdag, voor 25 ponden ’s jaars. Hetzelfde jaar werden visserijpachten toegekend aan de erfgenamen van Joos Parwijs, de ene aan de Wyborghbrugghe (Kalbergbrug), de andere aan de Steenbrugghe (Nieuwbrug). Voor het jaar 1603 zijn volgende visserij-verpachtingen vermeld : — Joos Vandevoorde pacht het visrecht tot aan de Waelbrugghe. — Olivier Beaudemont (gheseyt Pygnaert) pacht het visrecht van de Waelbrugghe tot aen de plaetse ghenaempt de smalle stock. — Joos Verbeke van de smalle stock tot aan de Langhebrugghe. — Van Crombrugghe de la Douve van de Langhebrugghe tot de Leiebosschen. In 1636 is er sprake van vergunningen voor het vissen bij middel van hiltgeweren (1). Dit waren visfuiken, die geplaatst werden, soms in de rivier maar meestal nevens de Mandei, in de monding van de Mandelgrachten. Op het grondgebied van Oostrozebeke stonden toen drie hiltgeweren in de rivier zelf. Namelijk een hiltgeweer tussen de Waelbrugghe en de Deevebeek, een ander bij het smallestockbrugje en een derde bij de Steenbrugghe. Vol gende fuiken bevonden zich in de zijgrachten : — Een hiltgeweer geplaatst «neffens de mandere up de noortsijde van de cattesteertpit». — Een hiltgeweer op zuidzijde van de mandei, palend aan de ene kant aan ’t heerschip Nieuwenhove (grondgebied van het spookkasteel) en aan de andere zijde aan 't Bardoense (heer lijkheid gelegen bij de Leembrug). — Een hiltgeweer nevens de Wansbrugghe. — Een hiltgeweer op de zuidzijde bij het goed van het klooster van Eename. — Een hiltgeweer in de zijgrachten van het pachtgoed van Eename (hofstede José Vanparys).
(1) Hilt = fuik, een spits toelopend mandewerk, met ingang, zonder uitgang. Gheweer = afdamming. Hiltgeweer = dam uitgewerkt in een valstrik om vis te vangen.
22
— Een hiltgeweer aan de «MOTE» daer plaegt ’t pachthof Eename te staen, met gragten tot in de Mandere» (2).
Sedert onheugelijke tijden hebben de bewoners van de Mandelvallei te maken gehad met overstromingen. Een eeuwenoud ver schijnsel, waarbij de Mandei buiten zijn oevers treed en op vele plaatsen een breedte bereikt van 200 meter en meer. De geleide lijke volledige ontbossing heeft er wel toe bijgedragen die toestand te verergeren. Enkele treffende voorbeelden : Op 10 juli 1693 begon het te regenen, vier dagen lang. Gans de Mandelvallei stond blank. De pastoor van Ingelmunster vermeldt in het doopregister dat er op 13 juli in zes uren tijd zodanig veel water gevallen was dat de Mandelbrug drie ellen onderwater zat. In het ongeluksjaar 1846 voegde zich watersnood bij al deellende van die tijd. In het decembernummer van de Staendaerd van Vlaenderen wordt een artikel gewijd aan de «Katastrofale over stromingen te Oostrozebeke». In 1879 werden de smallestokbrug en de smallestokweg letterlijk weggespoeld. Verder handelt het gemeentelijk archief van 1820 over de slechte staat van de Kalbergbrug, dewelke dringend moet herbouwd worden, ener zijds om de schade van de overstromingen te beperken en ander zijds omdat ze de verbindingsbrug is met de Leie voor Pittem, Meulebeke en Tielt voor hun bevoorrading in meststoffen en bouwmaterialen. Reeds op het einde van de 13e eeuw trokken die periodieke overstromingen de aandacht van de overheid. Gewijde van Dampierre gaf toelating de Mandei te verbreden. Die verbreding werd nooit uitgevoerd. Het is slechts in 1936 dat een eerste dossier werd aangelegd. De oorlog kwam in 1940 en het dossier bleef in de laden van het ministerie steken tot in 1970. Van dan af werd er serieus werk van gemaakt. Het regelmatig onder water lopen heeft voor gevolg gehad dat de Mandelvallei over een breedte van een paar honderd meter bebouwingsvrij gebleven is en dat de grote rechtrekkings- en verbredingswerken, die nu volop aan gang zijn, geen hinder onder vinden van in de weg staande gebouwen. Deze werken beogen geen rechtlijnige kanalisatie. Bij de verbreding vanaf de Leie tot
(2) De reeds lang verdwenen Mote, nog aangeduid op de kaart van Ferraris, werd bij donkere nachten angstvallig vermeden. Onze voorzaten beweerden dat op die plaats een kasteel verzonken was en dat daar regelmatig spoken ver schenen.
23
De niet-vervuilde Mandei van vroeger.
aan de grens van Ingelmunster wordt de oude vallei in wijde bochten gevolgd en worden de mooiste afgesneden meanders bewaard. De belofte van herbeplanting enerzijds en anderzijds de ontwor pen zuiveringsstations laten toe te hopen dat, binnen afzienbare tijd, de Mandei te Oostrozebeke, terug een landschappelijk waardevolle rivier zal worden, visrijk en met de specifieke oeverbegroeiing van vroeger.
Gh. VANDEPUTTE. GERAADPLEEGD: R A K aanwinsten nrs. 2563 â&#x20AC;&#x201D; 2565 Standaard van Vlaanderen Geschiedenis van Ingelmunster Gemeentelijk archief. RAK. 24
DE KERK EN IN HET BIJZONDER HET BISDOM GENT IN VERZET (1786-1814).
Van 1786 tot 1814 heeft de kerk te lijden gehad van drie opeenvol gende zeer verschillende regimes: van Jozef II, de keizer-koster, van de Franse Revolutie en het Directoire en ten slotte van Napo leon. Tussen de oude boeken van de familie De Poorter-Van Overbeke te Aarsele heb ik ook een historisch werk geërfd, waar van de titelpagina luidt : «De jonge Leviten (sic) van het Semina rie van Gent te Wezel, te Parijs, enz., met eene voorafgaande Levensschets van den Cardinael Franckenberg en een Overzigt der kerkelijke gebeurtenissen van hetJaer 1801 tot 1814. Versierd met eene op stael gesnedene print, voorstellende den H. Joseph, Patroon van Belgiën. Door P.J. VANDER MOERE, Priester der Sociëteit Jesu, Levensbeschrijver van de H. Theresia in de Acta Sanctorum der Bollandisten. Brussel Drukkery van H. Goemaere, Uitgever, in de Bergstraet, 52, 1856». Het werk is in octavo en be staat uit twee delen : na een inleiding van 8 bladzijden volgt de levensschets van kardinaal Franckenberg (40 bladzijden) en het overzicht der kerkelijke gebeurtenissen (van blz. 42 tot 158). Deze 158 bladzijden zijn genummerd in Romeinse cijfers. Het laatste deel : «Dejonge Leviten van het Seminarie te Gent» beslaat 126 bladzijden genummerd in arabische cijfers. INLEIDING: P. Cornélius SMET publiceerde in 1807: «De Rooms-Catholyke Religie in Braband» en in 1808: «Heilige en roemweerdige Persoonen in geheel Nederland». Dit werk eindigt met het Concordaat en kende ongewone bijval. Dit zette P.J. van der Moere aan het vervolg te schrijven «tot het typstip in hetwelk de seminaristen van Gent eene yselyke vervolging ondergaen hebben ... Alreeds vele ooggetuigen zyn gestoreven en het getal der overlevenden smelt jaerlyks ... Aelst den 31 augusty 1856». «JOHANNES HENRICUS VAN FRANCKENBERG, CARDINAEL DER H. ROOMSCHE KERK, AERTSBISSCHOP VAN MECHELEN en PRIMAET DER NEDERLANDEN». Uit adellijk geslacht op 18 september 1726 geboren te Groot-Glogau in het bisdom Breslau gaat hij studeren bij de Jezuieten, wordt naar Rome gezonden en priester gewijd op 10 augustus 1749. Keizerin Maria-Theresia liet hem in 1759 door Paus Clemens XIII aanstellen tot aartsbisschop van Mechelen en 25
eveneens op haar voorstel benoemen tot kardinaal. Hij muntte uit door zijn mildheid en hij had de gewoonte de gasthuizen te be zoeken om de zieken moed in te spreken. Tegen keizer Jozef II verdedigt hij moedig de rechten van de kerk en veroordeelt het «Generaal Seminarie», door deze in 1786 opgericht. Door zijn toedoen mogen de bisschoppen opnieuw een eigen seminarie hebben met het gevolg dat het Generaal Seminarie te Leuven bijna leegloopt. Onder het Frans revolutionaire bewind weigert hij de eed van haat tegen het koningdom. Door de Sansculotten wordt hij 's nachts overvallen. «In zynen nachttabbaerd en met zyne slaepmuts op ... werd hij gevankelijk meegevoerd onzeker zynde waer men hem naertoe zou voeren, mogelyks naer Cayenne, mogelyks naer een der eilande Rhé of Oléron, naer welke priesters vervoerd werden, toen de reis naer America door de Engelschen belet was. Groot ongemak ondervond hy onder weg en kwam te Brussel omtrent tegen negen uren aen ... zoo ziek dat de geneesmeesters verklaerden dat hy onbekwam was om verder vervoerd te wor den». Na enkele dagen wordt hij ruw naar Emmerick over de Rijn gedeporteerd en wordt hier in een kamer samen met drie anderen opgesloten. Nadat de koning van Pruisen Westfalen ingepalmd had, mocht de kardinaal de wijk nemen naar Breda. Hier heeft hij zich nog tot aan zijn dood op 8 juni 1804 ten dienste gesteld, o.a. door het toedienen van het H. Vormsel aan de velen die in de Beloken Tijd het niet hadden kunnen ontvangen. Door de kerkvijandige geschiedschrijver Dewez, in zijn «Histoire de la Belgique», tome VIII, p. 216, wordt hij afgeschilderd als een eer zuchtige oproermaker. Maar zeer velen die hem van dichtbij ge kend hebben, alsook Pius VI en Pius VII, hebben zijn moed en geest van onthechting geprezen. ONDER HET DIRECTOIRE EN HET CONSULAAT Nadat de Franse troepen Rome veroverd hadden en Pius VI in ballingschap gestorven was, roemden zij er reeds op dat het de laatste Paus zou zijn. Maar de keizer van Oostenrijk liet de bereikbare kardinalen samenkomen in zijn gebied te Venetië : de nieuw verkozen Paus nam piëteitsvol ook de naam Pius, thans de VIIe. En op 9 november 1799 moest het Directoire plaats maken voor de drie Consuls, onder wie de zegevierende veldheer Napo leon de eerste plaats innam. Pius VII zond spoedig kardinaal Consalvi naar Parijs om te onderhandelen : het resultaat was het Con cordaat van 15 augustus 1801. Een voorwaarde voor de vrijheid van de kerk was een volledige reorganisatie van de bisdommen, 26
waarvoor het ontslag van al de bisschoppen vereist was, hetgeen zeker niet zonder strubbelingen kon geschieden. Daarbij kwam dat Napoleon aan het Concordaat eigenmachtig zijn fameuze Organieke Artikelen toevoegde. De Paus protesteerde te ver geefs. Niettemin was de vreugde zeer groot, toen op Pasen 1802 in de kathedraal van Parijs het TE DEUM gezongen werd in aan wezigheid van de drie consuls. In ons land werd het plechtig TE DEUM eerst op Pinksteren gezongen, hoewel reeds vele priesters opnieuw bezit genomen hadden van hun kerk. Op geestelijk en op stoffelijk gebied was de schade door de Franse Revolutie aan gericht in ons land enorm. Door de Prefect van het Departement van de Schelde had de Franse schatkist lange tijd iedere week van 10 dagen (Decadi) een gewicht van 20.000 ponden zilver van gewijde vaten ontvangen. Onherstelbaar was het verlies van zovele priesters en kloosterlingen, die in kerker en ballingschap omgekomen waren. Sommigen weigerden dan ook het Concor daat te aanvaarden en beriepen zich op Cornelis Stevens, de oude trouwe vicaris-generaal van het bisdom Namen. Echter ten onrechte: deze bleef wel ondergedoken en verspreidde vlug schriften tegen de maatregelen, waardoor Napoleon de kerk aan zijn gezag trachtte te onderwerpen. In West-Vlaanderen weiger den de pastoors van Zonnebeke, Oostrozebeke, Passendale en Gits het gebed voor de keizer na de Hoogmis te zingen, zoals nochtans door het Concordaat bepaald was. Deze laatste steunde tamelijk vele families in Gits, die de scheuring van de Stevenisten aankleefden : de Paus had het recht niet, zegden ze, «het Zwart Goed» af te staan. De pastoor van Gits keerde op het einde van zijn leven naar de gehoorzaamheid aan de Paus terug; zo ook nog enige families, nadat twee jonge dochters naar de Paus gegaan waren.
ONDER HET KEIZERRIJK Op 2 december 1804 wilde de Paus Napoleon tot keizer kronen in de Notre Dame te Parijs. Na de zalving echter nam deze de kroon en plaatste ze zelf op het hoofd. Hij probeerde de Paus in Frank rijk te houden; maar vruchteloos. Deze wilde in Rome zijn ! Maar het volgend jaar wordt hij door Napoleon beschuldigd partij te kiezen voor de landen die tegen Frankrijk samenspannen. In 1808 bezetten de Franse troepen opnieuw Rome en veroveren de Kerkelijke Staten. Pius VII antwoordt met excommunicatie; maar wordt ’s nachts gevankelijk weggevoerd eerst naar Savona, later naar Fontainebleau. 27
In zijn ballingschap weigert Pius VII de kerkelijke aanstelling aan de bisschoppen en vicarissen, die door Napoleon benoemd werden. Deze roept dan te Parijs een Nationaal Concilie bijeen zonder de Paus. Maar door toedoen vooral van de aartsbisschop van Bordeaux, van de bisschop van Doornik, Mgr. Hirn, en van de bisschop van Gent besliste dit Nationaal Concilie dat het zonder de Paus niet geldig kon beslissen. Woedend ontbindt Napoleon dit concilie en laat de laatste twee aanhouden. Doch de bisschop van Gent was niemand minder dan Mgr. de Broglie, die van prinselijke adel was. Napoleon omgaf zich gaarne met figuren uit de hogere adel en was jaloers op hen. Hij had Mgr. de Broglie reeds doen benoemen tot hofaalmoezenier en, zodra de gelegenheid zich voordeed, tot de belangrijke zetel van het bisdom Gent, dat toen de twee departementen van de Schelde en van de Leie omvatte. Mgr. de Broglie verwittigde Napoleon, dat de Vlaamse bevolking nog meer ultramontaans was dan de Italiaanse. Toch verweet deze hem zijn ondankbaar heid en viel uit: «Wat zou U geweest zijn zonder mij»? — «Prins» ! antwoordde de waardige bisschop, heel kalm maar met stekelige Franse esprit, al lachend. Napoleon zal het hem betaald zetten. Een prins waardig had hij zijn Vlaams bisdom samen met zijn degelijke, trouwe vicarissen, Vande Velde en Goethals, gewe tensvol bestuurd. Reeds in 1808 had hij te Sint-Niklaas het Kleinseminarie opgericht. Hij vormde twee voorname opvoe dingsinstituten voor meisjes: het éne onder de Dames van het Christelijk Onderwijs, het andere onder het bestuur van de Zusters Van O.L. Vrouw in de oude abdij van de Nonnenbossen. Juist op het gepaste moment had de Paus, die toen nog te Parijs was, zijn benoeming tot bisschop van Gent goedgekeurd. Vier maanden lang in pijnlijke en vernederende omstandigheden heeft Mgr. de Broglie in gevangenschap doorgebracht in de staatsgevangenis van Vincennes, terwijl hij voortdurend onder felle druk gezet werd om ontslag als bisschop van Gent aan te vragen. Eindelijk volledig uitgeput gaf hij toe en ondertekende het hem voorgelegde stuk. Doch onmiddellijk kreeg hij spijt, nog dezelfde avond vroeg hij een biechtvader en beleed vol berouw zijn zwakheid. Ook zal de Paus dit ontslag niet aanvaarden. In april 1813 benoemde Napoleon een van zijn creaturen, M. de la Brue, een kanunnik van Dijon, tot vicaris van het bisdom Gent; dus wederrechterlijk : de echte vicarissen en geheel de Gentse geestelijkheid wisten dat het ontslag van Mgr. de Broglie niet gel dig was. Op 1200 priesters kon M. de la Brue, «l’intrus», de indrin ger, nauwelijks rekenen op een dertigtal langs zijn kant; vanzelf 28
sprekend weer dezelfden die vroeger de eed van haat tegen het koningdom hadden afgelegd.
DE LEVIETEN VAN GENT Op zondag 25 juli zou M. de la Brue in de koordienst fungeren in zijn nieuwe hoedanigheid. Het was de gewoonte dat 36 seminaristen hielpen zingen. Doch op die dag verschenen er slechts vier en in de namiddag maar drie meer. Een handlanger van M. de la Brue begaf zich naar het seminarie en op dreigende toon sprak hij: «Ge zult het schandaal herstellen en schriftelijk verklaren dat ge u zult onderwerpen. Indien iemand weigert, zullen we zorgen dat zijn naam gezonden wordt naar waar het moet»! Heel spontaan riepen de 200 seminaristen: «Liever soldaat dan schismatiek» ! In de plaats van de President, die reeds ondergedoken was, sprak de directeur hun moed in en allen vertrokken naar huis. Op 27 juli verscheen een besluit van de perfect van het departe ment van de Schelde : het seminarie werd gesloten, alle goederen inbeslag genomen en alle seminaristen dienden zich aan te melden bij de kapitein van hun gemeente, belast met de lichting der troepen. Wie zich niet aanbood, zou als wederspannig vervolgd worden. Drie dagen later liet de prefect van het depar tement van de Leie gelijkaardig besluit afkondigen echter met dit verschil, dat al de seminaristen, alsook zij die reeds hun naam als toekomstige seminaristen opgegeven hadden, dadelijk opgeroe pen werden om op 5 augustus te Brugge te verschijnen voor de lichting. Allen gingen zich aanmelden en allen min één vernieuwden hun weigering om Mgr. de la Brue te erkennen als hun overheid. Reeds de volgende dag werden er 28 naar Parijs gebracht om in de Garde Impériale ingelijfd te worden. De overigen werden naar de kazerne gevoerd en sarrend gedrild. Toen Napoleon de weerspannigheid vernam, beval hij nog harder op te treden : allen, zowel die van Brugge die nog niet naar Parijs vertrokken waren, als die van Gent, moesten in een strafbataljon ingelijfd worden om gevankelijk naar de citadel van Wesel weggeleid te worden. Onder bewaking van gendarmes moesten ze te voet op weg. Te Aalst werden ze door de bevolking als ge loofsbelijders ingehaald. Te Brussel mochten ze op eigen kosten verder gevoerd worden over Leuven, Tongeren, Maaseik, Roermond, Venlo. Over de lange Rijnbrug werden ze dadelijk in de citadel opgesloten samen met boeven van de gemeenste soort. Ze lagen er in vochtige kazematten op een vunzige strozak. 29
Daar zij tot het strafbataljon behoorden, kregen ze maar slechte, halve uniformen en maar de helft van het gewoon soldatenrant soen en dit moesten ze nog dag en nacht tegen de vele ratten ver dedigen. De commadant behandelde hen aanvankelijk zeer brutaal; maar door omkoperij brachten ze hem tot zachter ge voelens en mochten ze dikwijls de stad ingaan om inkopen te doen. Ze maakten er gebruik van om met de pastoors in contact te komen en de sacramenten te ontvangen. Na enige dagen brak door waterbesmetting een epidemie uit: rodeloop met hevige koorts. Hun zieken moesten ze naar het mili tair hospitaal dragen, waar de hygiëne en de verzorging beneden alles waren en velen stierven. De eerste seminarist die te Wesel overleed, was Jozef Schelstraete van Drongen, de tweede, daags nadien was Carolus Buyse van Meulebeke. Toen Napoleon met zijn legers in Duitsland moest achteruit trekken, werden de semi naristen op 29 november bij de kanonniers ingelijfd en kregen ze voortaan een volledig rantsoen. Op 2 januari 1814 was Wesel door de Kozakken ingesloten. Gedurende het beleg hadden ze de buitengewone strengheid van de winter te verduren en moesten soms dag en nacht bij hun kanonnen blijven. Op 2 februari moesten de Franse soldaten Gent prijs geven; maar de citadel van Wesel hield stand tot na de overgave van Napoleon op 13 april. Doch eerst op 1 mei mochten de 8000 soldaten die Wesel bezet hielden, naar huis gaan. De seminaristen gingen eerst de pastoors bedanken voor hun stoffelijke en morele steun, alsook de burgers, zowel protestanse als katholieke, die hen geholpen hadden. Carolus Ameloot van leper, die later pastoor geweest is van Bavikhove, heeft een beknopt dagboek geschreven van het belangrijkste wat zij te Wesel meegemaakt hebben. Hij schrijft: «Eindelijk, staende te vertrekken, gingen wy voor de laatste mael onze oogen vestigen op de begraefplaets van onze overledene broeders .... met eene vaste hoop dat zy in den jongsten dag glorieryk zullen opstaen en dat wy malkaer zullen wederzien in de hemel. Wy trokken den Rhyn over na acht maenden en acht dagen te Wezel in ballingschap geweest te zyn, nog zynde ten getalle van acht en dertig, diesvolgens in minder getal dan wy er dooden lieten (1) .... Op den 18 mei kwamen wy te Gent aen. De
(1) Op blz. 106 schrijft Pater Vander Moere nog : «In de hoofdkerk van Sint-Baefs te Gent is in het jaer 1840 ... een gedenkstuk opgeregt, bestaende uyt eene groote plaet van wit marmer, waer op dry reien, de namen ingesneden zyn van de overledenen, welke die vervolging onderstaen hebben. In de middenrei staen de namen der seminaristen, en in de rei naer den linken kant komen, naer mate dat zy sterven, de namen van die, welke de vervol-
30
achtbare Superior, M. Van Hemme, die ook uit zyn ballingschap eenige dagen te voren weergekomen was, vergezeld van de overige seminaristen, ontving ons aen de poort van het semina rie, en leidde ons in de capelle. Doordrongen van de levendigste gevoelens van dankbaerheid voor God, daer in onze soldatenkleederen en met onze canonniersepauletten, na zoo vele ge varen en rampen, bevonden wy ons weder in die zelfde capelle, waer men ons de vernietiging van het seminarie aengekondigd had ...» Mgr. de Broglie kwam op 26 mei 1814 triomfantelijk te Gent terug. De Brugse archivaris, Jos. De Smet (2) verklaart dat deze, hoewel opgevoed in het Gallicanisme, onder invloed van zijn degelijke vicarissen, Van de Velde en Goethals, alsook van heel de Vlaamse geestelijkheid steeds meer de rechten van Paus en Kerk is gaan verdedigen tegen het machtsmisbruik van de burgelijke overheid: tijdens de beloken tijd hadden in WestVlaanderen 985 priesters op 1135, hetzij 85 %, de eed van haat tegen het koningdom geweigerd, waardoor velen zich grote be proevingen op de hals hebben gehaald. De seminaristen die gevlucht waren, met name de diakens en subdiakens, die volgens de kerkelijke wet geen soldatendienst mochten verrichten, werden vervolgd en hun familie werd op alle mogelijke manieren gepest o.a. door in hun huis gendarmes in te kwartieren. Zo heeft Phil. Pecceu van Passendale zijn schuil plaats verlaten. Geboeid is hij ook naar Wesel overgebracht, waar hij kort na zijn aankomst van uitputting en ziekte gestorven is ( 3 ). g i n g o v e r l e e f d h e b b e n . A e n h e t h o o f d v a n h e t g e d e n k s t u k ... z y n d e n a m e n g e g r a v e e rd
van
b is s c h o p ,
g e n e r a e l- v ic a r is s e n ,
o v e rs te n
en
p ro fe s s o rs
van
het
s e m in a r ie , z o o a ls v o l g t : M A U R I T I U S J O A N N . M A G D . D E B R O G L IE S. R O M
IM P E R II P R IN C E P S E P IS C .
G A N D . O B I IT A N N . 1 8 2 1 . A C . G O E T H A L S , V IC . G E N . O B . 1 8 3 6 . F A . M A R T E N S , P O E N IT E N T . 1 8 2 5 . J .C . V A N H E M M E , S E M . P R A E S . 1 8 2 2 . C .F . V A N D E N B R IE S S C H E , D IR . 1 8 3 6 . J .G . D E V O L D E R , S .S . L IT T . P R O F . 1 8 2 0 . F .L . D E V O L D E R , S .T H . PROF.
A .J . R Y C K E W A E R T ,
S .T H . P R O F . 1 8 3 6 . D .O .M . ... C L E R U S G A N D . E T
B R U G . P R A E S U L I B U S L . D E L E B E C Q U E E T F. B O U S S E N , B R U G . P .C .» . (2 )
J.
De
S m e t,
H et
b is d o m
G ent
onder
N a p o le o n
I,
in
C O L L A T IO N E S
B R U G E N S E S E T G A N D A V E N S E S , 1 9 5 5 , b lz . 8 7 - 9 4 e n b lz . 2 4 0 - 2 4 8 . P a te r V a n d e r M o e re
h e e f t d e g e b e u r t e n is s e n v a n z e lf s p r e k e n d a a n d o e n lijk e r e n r e a lis t is c h e r
b e s c h r e v e n . M a a r n ie t t e g e n s t a a n d e d e a p o lo g e t is c h e e n m o r a lis e r e n d e t o o n is z i j n v e r h a a l o b j e c t i e f e n b e t r o u w b a a r , a lh o e w e l J . D e S m e t o p b lz . 2 4 3 o .c . s c h r i j f t d a t d e v e s t i n g W e s e l z ic h s l e c h t s o p 5 m e i o v e r g a f, d i t o p b e v e l v a n d e n ie u w e P a r ij s e r e g e r i n g e n d a t d e s e m in a r is t e n o p 8 m e i e e r s t u it W e s e l v e r t r o k k e n . E n v e r d e r s t i p t h ij a a n : « In h e t g e h e e l z ijn e r te W e s e l 3 5 s e m in a r is t e n g e s t o r v e n o p d e 148». ( z ie h ie r o n d e r d e n o o t v a n d e r e d a c t ie ) . (3 ) O v e r d e s e m in a r is t e n d ie v a n B r u g g e n a a r P a r ijs g e s t u u r d w e r d e n v i n d t m e n
31
In het laatste hoofdstuk geeft Pater Vander Moere vier naamlijs ten : «Naemlijst A : van die seminaristen en studenten, welke in de vervolging gestoren zyn. — Naemlijst B: van die welke in den krijgsdienst of in de gevangenschap overleefd en naderhand den priesterlyken staet aanveerd hebben. — Naemlijst C: van die in hetzelfde geval geweest zyn, en den priesterlyken staet niet aenveerd hebben. — Naemlijst D: van die, welke in de gewyde orders zynde of om andere redens zich aen den krysdienst ont trokken hebben en ook niet gevangen zyn geweest». Uit deze naamlijsten schrijf ik de namen over van diegenen die geboren zijn in gemeenten in de Roede van Tielt : uit naamlijst A : (in de vierde kolom : strafplaats en in de vijfde kolom : sterfplaats) «Anseeuw Greg. Coolscamp, sem., Parys, Parys. Anseeuw Jos., Swevezeele, sem., Wezel, Wezel. Behaegel Leop., Thielt, sem., Wezel, Rhynsbergh. De Boyser Joan., Ardoye, sem., Parys, Parys. Buyse Car., Meulebeke, sem., Wezel, Wezel. Callewaert Ferd., Pitthem, stud., Wezel, Wezel. De Clercq Petr., Ingelmunster, sem., Wezel, Wezel. Le Cocq Joan., Meulebeke, stud., Wezel, Wezel. Van Nieuwenhuyse Franc., Thielt, stud., Parys, Rheims. De Nolf Leop., Swevezeele, sem., Wezel, Wezel. Vercoutere Aug., Pit them, sem., Wezel, Wezel. Vercruysse Lud., Meulebeke, Parys, Parys. Verlinde Silvester, Ingelmunster, stud., Parys, Parys. Walleghem Petr., Thielt, stud., Wezel, Wezel. Van de Wiele Aug., Lichtervelde, stud., afkomende van Wezel gestorven in armen van zynen vader. Naemlijst B : die later priester geworden zyn : Algoet Lud., Pitthem, stud., Wezel, pastor Caster. Ampe Joan., Ardoye, stud., Parys, pastor Peteghem (Deynse), Beert C., Thielt, stud., Stras burg, pastor Lisseweghe. Boone Joan., Thielt, sem., Parys, pastor Stavele. Buyse Jac., Meulebke, Wezel, pastor Poucques. Van Calbergh GuiI., Meulebeke, stud., Parys, pastor Tieghem. D’Hulster Lud., Thielt, sem., Parys, pastor Yper (S. Pieter). Van Dommele Car., Eeghem, sem., Parys, pastor Marcke. Goddyn Petr., Lichtervelde, stud., Wezel, pastor Handsaeme. Van de Kerckhove Isid., Ingelmunster, sem., Brugge, Van de societey e e n u it v o e r i n g r e la a s v a n B . J a n s s e n s d e B is t h o v e n in C O L L A T IO N E S , 1 9 5 5 , b lz . 2 4 9 - 2 5 9 . H ij c i t e e r t o o k F. C la e y s - B o u u a e r t , « L e D io c è s e e t le S é m in a ir e d e G a n d , p e n d a n t le s d e r n i è r e s a n n é e s d e la d o m i n a t i o n
fr a n ç a is e » , G e n t, 1 9 1 3 . D e z e
s c h r i j f t o p b lz . 2 6 4 d a t v a n d e 3 8 s e m in a r is t e n d ie in F r a n k r ijk h u n s o ld a t e n d ie n s t v e r r i c h t e n e r a ld a a r z e s g e s t o r v e n z ijn . (4 )
O p g e b ie d v a n v e r h o u d in g K e r k e n S ta a t is d e lib e r a le g e s c h ie d s c h r ijv in g v a n
e x - m i n i s t e r T h i e r s z e k e r n ie t o n p a r t i j d i g in z ijn t w e e g r o t e w e r k e n : « H is to ir e d e la R é v o lu tio n
f r a n ç a is e »
(1 0 b o e k d e le n
l 'E m p i r e » (1 9 b o e k d e le n 1 8 4 5 - 5 5 ) .
32
1 8 2 3 -2 7 ) e n
« H is to ir e d u C o n s u la t e t d e
Jesu. Laridon Franc., Wielsbeke, stud., pastor Audeghem. Loosveldt Petr., sem., Parys, pastor Ooteghem. Nolf. Phil., Thielt, stud., Brugge, pastor Emelgem. Van Ootghem Clem., Vynckt, stud, Wezel, dir. lersche-Damen Yper. Van Witberghe Ivo, Thielt, sem., Parys, pastor Wacken. Naemtyst C : Car. de Smet, Wacken, Parys, Am. Tack, Wielsbeke, Wezel. Franc. Wielfaert, Aerseele, Parys. Naemlyst D : Anseeuw Franc., Swevezeele, sem. pastor Ouckene. De Coninck, Thielt, diaken, pastor Vichte. Lambrecht Franc., Oeselghem, diaken, pastor Lootenhulle, Verkest Leo, Wynghene, sem., pastor Meessen. Dam. Van Wassenhove, Thielt, diaken, dir. hospitaal Harelbeke. Watteel Ivo, Meulebeke, diaken, pastor S. Maria-Audenhove».
Fr. DE POORTER
N O O T V A N D E R E D A C T IE . H . P ir e n n e ,
Histoire de Belgique,
t. III, b lz . 3 9 6 , d ie n a a r e n k e le a u t e u r s v e r w ijs t,
o . m . n a a r A d d . J . v a n d e r M o e r e e n n a a r C la e y s - B o u u a e r t ( w ie n s w e r k h ij e v e n w e l
Un séminaire beige sous la domination française. Le séminaire de «Honderd drie en negentig onder hen (= G e n ts e s e m in a r is t e n ) werden vanuit Gent naar Wezel gestuurd, waar meerdere omkwamen door ziekte.» o p g e e f t a ls
Gand.
G a n d , 1 9 1 3 ), s c h r ijf t :
H . P i r e n n e s c h i j n t h e t m o r e e l o o r d e e l v a n v a n d e r M o e r e o v e r d e B r o g lie in z ijn c o n f l i c t m e t N a p o le o n te d e le n . M a a r n ie t a lle a u t e u r s b e k ijk e n d e g e s c h ie d e n is v a n u i t e e n a p o l o g e t i s c h s t a n d p u n t e n v e le n lo p e n d u s m e t z o h o o g o p m e t d e B r o g l i e . U it e e n in h e t n a ja a r 1 9 7 8 b ij V e y s , T ie lt te v e r s c h ijn e n w e r k v a n P h . V a n
«Het Hof van Beroep te Brussel en de rechtbanken van Oost- en WestVlaanderen onder het Hollands Bewind» h a le n w e v o lg e n d e p a s s a g e s a a n ( h o o f d
H il l e ,
s t u k V ) d ie d e p e r s o o n li j k h e i d v a n d e B r o g l i e g o e d s it u e r e n e n o o k h e t v e r v o lg v a n d e h i e r v e r m e ld e g e s c h i e d e n is v e r h a le n :
ziel van het verzet tegen de eed (v a n t r o u w a a n d e g r o n d w e t v a n W ille m I) de Gentse bisschop Maurice de Broglie, die reeds bekendheid verworven had door zijn geschillen met Napoleon. Deze uiterst reaktionnaire prelaat had op 3 oktober 1814 een memorie toegestuurd aan het Congres van Wenen waarin hij het herstel van de betaling van de tienden vroeg. De artikelen 190-191-192-196 van de grondwet (v a n W ille m I) kon hij niet aanvaarden als zijnde strijdig met de beginselen van de katholieke godsdienst, omdat zij de vrijheid van de kultus waarborgden, een gelijke bescherming boden voor alle godsdiensten van het koninkrijk en verklaarden dat alle onderdanen van de koning, welke ook hun geloofsovertuiging w a s , bekwaam waren voor alle ambten en waardigheden. D oor een maatregel van doktrinaire aard ... verbood hij aan de katholieken, onder bedreiging van kanonieke sankties, de eed af te leggen ... De gemoederen kwamen nochtans tot bedaren, behalve in Vlaanderen onder de invloed van de «De
w as
33
bisschop van Gent ... In feite leidde de bisschop van Gent de oppositie vanuit Frankrijk, waar hij gevlucht w a s ... ( H ij o v e r le e d te P a r ijs o p 2 0 j u l i 1 8 2 1 ) . ... Dat hij een hinderpaal betekende voor de verzoening bewijst het feit dat, eenmaal ontdaan van zijn bisschop, het ( G e n ts e ) kapittel de ruzie in slechts 21 dagen af handelde ... ( d e B r o g l i e w a s ) zoon van een Frans maarschalk en van een uiterst gelovige en strenge moeder. Diderot schreef over haar : «qu'elle était dans l'opinion que celui qui nie ia sainte trinité est un homme de sac et de corde et qui finira par être pendu». Zijn broer, vicaris-generaai te Blois, was nog fanatieker dan hij : wanneer de Paus het konkordaat ondertekende, trad hij toe tot het anti-konkordatair schisma genaamd «la petite église», die zich slechts in 1842 onderwierp. Maurice de Broglie, geboren in 1766, leefde lang als geëmigreerde; hij werd priester gew ijd te Trier en door de koning van Pruisen prevoost benoemd te Posen (Polen); hij wou zijn vader aanzetten om in Frankrijk terug te keren, maar deze weigerde. Hij zocht toenadering met Bonaparte door bemiddeling van Bernier, bisschop van Orléans, verkreeg de handlichting van het sekwester op de goederen van zijn familie (hoewel deze nog altijd in vrijwillige ballingschap leefde), werd aalmoezenier van Napoleon, dan bisschop van Acqui en uiteindelijk van Gent in 1807. Na ruzie met de keizer aangehouden en opgesloten te Vincennes, daarna op het öiland Sainte Marguerite en te Beaune, keerde hij te Gent terug in 1814, maar kwam onmiddellijk in konflikt met Willem I: hij liet de jezuiten terugkeren tegen de zin van de koning in, kondigde pauselijke brieven af zonder diens toestemming, en weigerde in 1816 openbare gebeden voor de prinses van Oranje en in 1817 een Te Deum voor haar bevalling. Voor de rechtbank gedaagd, ontzegde hij aan een niet-geestelijke rechter het recht tegen hem te instrum enteren; hij vluchtte naar Frankrijk en werd bij verstek tot verban ning veroordeeld. De regering was zo onhandig het vonnis aan te plakken aan de schandpaal tussen twee dieven veroordeeld tot de expositie, de Broglie was een verwarde geest en een weinig /» chikkelijk persoon ... ».
M . J . M . d e B r o g l i e ( 1 7 6 6 - 1 8 2 1 ) , e e n F r a n s e p r in s , b is s c h o p v a n G e n t.
34
DE KONINGSKWESTIE IN BEELD EN .... ONDERSCHRIFTEN.
Ingevolge een spijtige vergissing kreeg de lezer geen onder schriften bij de foto’s gevoegd bij het artikel van B. Tuyttens over de Koningskwestie in ons vorig nummer (8e jg. nr 4). Met onze verontschuldigingen proberen wij nu de zaken goed te maken door het herafdrukken van diezelfde foto’s, deze keer met de erbij passende onderschriften.
2 5 m e i 1 9 4 0 . K o n in g L é o p o ld III v e r la a t h e t k a s te e l v a n W ijn e n d a e le . A lle e n ...
35
3 0 o k t o b e r 1 9 3 7 . L é o p o ld III b e z o e k t T ie lt , H ij k r i j g t e e n b lo e m e n r u i k e r a a n g e b o d e n d o o r E d w ig e B a e ls , d o c h t e r v a n d e g o u v e n e u r v a n W e s t- V la a n d e r e n (1 e v .l. n . r . ) e n z u s t e r v a n L il i a n e B a e ls . O p d e f o t o n o g b u r g e m e e s t e r R e n é C o lle e n s c h e p e n F r a n z Im p e ( u it e r s t r e c h t s ) .
S t o e t t e n g u n s t e v a n L é o p o ld III. F o t o u i t s p e c ia a l n u m m e r v a n d e « Z o n d a g s v r ie n d » ( 2 2 .9 .1 9 4 7 ) , u it s lu it e n d g e w ijd a a n d e f i g u u r v a n L é o p o ld III e n d e k o n i n k l ij k e f a m ilie .
L é o p o l d III m e t z i jn tw e e z o n e n , B o u d e w ijn e n A lb e r t , z ijn t e r u g in B e lg ië ( h ie r n a d e l a n d i n g o p h e t m i l i t a i r v lie g v e ld v a n E v e re ).
37
DE VOLKSRAADSPLEGING VAN 12 MAART 1950
De redactie dacht dat het wel nuttig kon zijn wat dieper én regionaler (1 ) in te gaan op de cijfers van de volksraadpleging van 12 maart 1950, waarvoor B. Tuyttens alleen de algemene cijfers aanhaalde. % ja-stemmen bij de volksraadpleging van 12 maart 1950 : Rijk 57,68 % Brussel 48,16 % Wallonië 42,11 % Vlaanderen 71,99% Roeselare-Tielt 84,70 %. Met deze cijfers was ons arrondissement de kiesomschrijving die het hoogste percentage ja-stemmen scoorde! Roeselare-Tielt kan, samen met Turnhout (84,40 %) en Tongeren-Maaseik (84,32 %), ongetwijfeld doorgaan als een echt bastion van de Leopoldisten. Het kleinste aantal ja-stemmen werd genoteerd in het arrondis sement Bergen : slechts 31,21 %. Provinciaal bekeken, kwam Limburg op de eerste plaats (83,39 %), tamelijk ver gevolgd door West-Vlaanderen (74,68 %). De ja-stemmers haalden het uiteindelijk in 7 provincies; alleen Henegouwen en Luik spraken zich in meerderheid uit tegen de koning. Op 30 arrondissementen waren er 20 waar de meerderheid «ja» had gestemd. Geen enkel Vlaams arrondissement stemde in meerderheid «neen». Het kan ook interessant zijn te weten dat er in het arrondissement Roeselare-Tielt 96.196 ja-stemmen waren (tegen 17.377 neen stemmen) en dat cijfer even te vergelijken met de door de partijen behaalde stemmen bij de verkiezingen van 26 juni 1949 en bij die van 4 juni 1950.
C.V.P. Socialisten Liberalen Communisten Vlaamse Concentratie
26.6.49 80.086 22.059 3.776 1.516 4.814
4.6.50 83.114 22.650 3.025 1.049 -
(1 ) A l le d o o r o n s a a n g e h a a ld e c i jf e r s k o m e n u it h e t w e e k b la d « D e Z o n d a g » , jg .
1950.
38
GEDICHT UIT 14-18 (°) ’t Zijn droeve tijden als den oorlog loeit, Als men mensen slacht gelijk dieren, Als ’s mensens bloed bij beken vloeit, Als vrede en liefde liggen geboeid, Als haat en kwaad, als nood en dood Greinzen en vloeken en tieren. Waar is nu toch mijn arme man ? ’k Verga van angst, ik sterf ervan.
Och ! wat verschil bij ’t vorige jaar. Wij zaten hier zo blij te gaar, Bij ’t wiegske van ons jongste kind. En nu zoo ver, door sneeuw en wind En vorst en dan ... Ach God ! Ach God ! heb medelijden Met mijn bitter lot.
Ju ! roept het jongentje, peerdeke ju ! Hé, moeder, waar is vader nu ? Als vader komt, dan krijg ik een peerd, Een levend peerd en een blinkend zweerd, Een helm met pluimen en een grote banier. Dan gaan wij reizen ver van hier. En maken oorlog, en nog en meer! Zeg, moeder, wanneer komt vader weer?
Hoor, zegt ’t dochterke, moeder lief, ’k Heb vader geschreven eenen schonen brief. En dat wij bidden, op beide knieën, Voor hem; en hem zoo geerne zien. En dat gij toch zoo droevig zijt. En ik ook zoo dikwijls schreit. En dat ons broerke vlijtig leert, En of hij toch niet wederkeert.
(°) In 1 9 7 6 o p g e t e k e n d d o o r M a r ia C a s t e le in - V a n W o n t e r g h e m (° T ie lt 1 9 0 4 ).
39
De moeder aanhoort het eenvoudig geschrift En keert zich om met eenen hoorzigen drift, Grijpt uit de wieg 't onnozele wicht En heft het naar den hemel gericht En roept en snikt: Ach Heer, Ach Heer! Geef ons de genade en den vader weer.
Terwijl de moeder aan ’t bidden was, Terwijl het dochterke zijn briefje las, Terwijl het jongentje reed en liep, Terwijl het wichtje in zijn wiegje sliep, Daar ver in ’t vreemd en verwoeste land, Verlaten langs eenen eenzamen kant, Met doorboorde borst en hijgend van dorst, De nagels geprint in ’t vervrozene veld, Daar lag de vader, de dappere held, Te sterven !
40
Stort nu uw lidgeld van 300 frank. W ellicht wordt U erelid : minimum 600 frank. Zo houdt U uw heemkundige kring leefbaar.
ADRESSEN VAN DE AUTEURS: Fr. De Poorter, Hospitaalstraat 27, 8110 Kortemark. G. Puype, Begonialaan 16, 8880 Tielt. Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, 8780 Oostrozebeke.
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in ÂŤDe Roede van TieltÂť mogen slechts overgenomen worden met toestemming van de redactie.
S PiniukPjl.i'iVi’to
I
)
Eerueithsrn *
< h’VOOOR’
( I ^ z ïy w v ’ / v
-L .
S ]{i ui tenher 'T ^d_ ^ - jU
/.r ''k eb 'sM .
N/ / 'v ' “* A'<v/ /
\~Keuem
l ft
rlil \ _^B/tl ft
)/,',•« M
'lll/O't
/ P l a in e d e T o H o m il ie
vf.vi.fe'ortek e
3 iio u ti'ru w n t \ xB l lYl
_ (er Lt'i/utr ter' T Kt>i/dt
J t/tlU .. I h X A n 'Y D Ï Ï .
; 4 ^ r’ //# 7
IchàM i-ni
MrV.rt Ift
'litib o t /h v o t i
*
f jc o ■£ ■/
L ■^.V7fV/. i / /
"
U tfZ W
• »........... . .
O -lp & P < '< /o in ,i//o
M j b n 'V in w . i\/io o o L o /i
Kasokrinskorko *
\B o lletn .'Ch. , _
A . /.-? / / ; / / 7/>/7y 7/7 //*
g
t/d /o O zt.,„ sr, )r,
\ i 'l i e r l \ c
/ t
* f - J U c h e U h a p . _ - ±------ --X -i - ,Jl_ J . “ J , 'J .
(*. ite k e n J lo o m e n
(rP tp cK if ° '— v i l J P ir i w X X o t J u i*
^
co- . X
^'
* * to r /io H o k
jg S fa v w //.
% ‘‘ Î < *» /« < J Ta , -8T io r k o n l W /A ? ’* ' 4 PKo Lu .............. d « 7/ J u a tik o e r t o ia fil ''bn o ouo lo * ' .............. .. - -/.< ' W ••*"” ■ . . '•prete '/'d ry/ •/, ter m o o t T t a J o i p o u p tO n ih m r k A f . ■■■■'. ‘j ^
c , „
M
■ 'W
t P o r to r n a i -o k , 0 1 r - lto r k o i/o & Beu to r t.lt 't X u o /i !t . M in L r a m a i p ^ y O lic o t ï . tH .io tik « — _ \ if U m i c e t c o
U
v .>\VV
i ~
‘
, s ”i4'ia,v ,.■ >■■-st w ...........................
a 1 \ 3 11- 4
V&\Llnu/ieo;
;
S ta e n b e rv M . ¥.
A SLienCtuiü
_
7v / . ï
7
*
••
OteerO'l) , "
<-
:.,v >
: Ife/niul
, L ic ter y > e lt v i tu n e
l>/ neAr tpâjeL i
r*s
'A n to m e
•ononti re ■••.. , . tllm /Ie rrn a o o
^ ?
A
». w
^
S ïlir.L
J uJ>iat?/py{ ‘
T V W T 'S J ... > ---'■■.
ti
.Ttu'hco , Men in |.
cab. ^ M h
i tf n /ei/
u ^ « r d S ^, r»h*• o/ tr ■>-' : * •"**
m
jw te fte , .« -Y ■.„ 7\ | U /n t'u o m n i /6 ^ i’ Uv"M \ — < * = ^
d p P
>t. ,
l'- T ^ 'j
AMervufe02Î0liner\
P fP '
A
" te M n tP u ti
d
i(Lu, i. i<>1
8
• .
w d,
d M d m *V
S o n ie r a e n
i» R
d e r ü o e tu .
G
R
! . l Ai i i f
* ,t S wÏTfnA.rlfst'ijer V ie r S c h a re
f
-Hooi]* o ja tu v
"È4-Z
^
V
j ) S I e e r v a n B e lle tn
tJIuyc\l)imuh<-tbS*
1
A
A B e /ie rn P>rrvo,/e
.
A h e re
°
0Be/Je/ni
a
TVildendriee '^T , a ru ie n i
H,n t
^
tH ece/ete
î Vw\rj'eich’? J u r n te ^
Uel,e n h e > riï'ï'}JZ l1n£^ r,V
H j,i ) n y ^ f "
JiJeckboo a
Jïfidiieliveqe
A
i k
jter.ree/e
Maengelen
'''
i ■ ,/a
Iv o tr/te m
rf* 1*« A t A P P A A ' ”' 'c/dtJf.
A
A
Valbekl
À /f erareeIr
xAy> $)'.}
" v^
Uerl.udi r
a T*. é \?. •C
cercnJU. ■
'TiALtelaiap,i t
^aehelAfik ^eé- ï£
'.
LcU U jevè/d/ U are/le
> * y rA ,— r c jtie r dun
fySettlebeké LI BeHorçf-
.(^uaeheù
\Chaii
ter -Ren/e
in
a >7— , a « V A ^ v t ^ ' A
a
H h u U, d a r
o
'/ÏV a \
h l ) ).
*A a
/ f t
/
:ïW
J J in e /ir
i /f^ \
V- b)
É
i>
L e n d e ie ~
veie/
* fësV r W r /i/'Y A j £ A . / V A A V, _ V9~i '^Hameau ia ï V & ’c’ X ^Vitovehoen y> de v/ ^ -p . <1221,,, ! ^ - Hyu.e/ee' j
p v
'-ÿ Ç A lff rirbeekt^ d
S l.re o /n v ri h lid la / m n ^ .lf. X A U d x r) ^
L? 2 R ; , a
(AfrAC "AATfA Æ Ak 4* A Ai i A'rA W k^ '
x
R oosbeek r J A f e AaÆ-,-
2^ t 'y i>/o n A 'ln u n \^^ rn&ht,, £ JfJ ra u w _*e
_/—
É
—-^v ^Jfé^S ^dbj-eleiie, Jtavie/ieven a 5 ^ , •*.
Om
V ie rine
[Peten h e m
■r/ejÂ
ï Jt
iz,
' ' 4a
t,
11 /n a / urel 'e lL \j/" ' V t'r .'\ ' ff,d l,
ffoeahuS° *
r Hln
-t:r
’eeiè r ó b e lly / ^ ■%li l
yHl ’Zi W ' Pp,/;,/
J Acarr » J'
el/eo/fe, y i^ ’in ï AfJi'.C/a)
7iaiHcir laTruwt’
i0/>.
’-uoie Ji\ /'
Æ» i
Bu tem de ,
, 3t^x ^ o v fd h e rn V. « r fl !L Jl.„A z.Ati^a
V ^ 'U
<7/.r,reeu^/ha feilt h o rn w -
â oA,v< A>s <■Tenkei/ T~.lZd,
\
ONTELBAAR
zijn de diensten die de Bank U kan-verstrekken zowel wat geldbeleggingen als wat kredieten betreft. Een goede raad"... bespreek in vertrouwen al uw financiĂŤle zaken met een deskundige van de
BANK VAN ROESELARE EN WEST-VLAANDEREN
zo wint U zeker tijd en geld !
Agentschap Tielt, Markt 24
DE ROEDE VAN HELT Heemkundige Kring voor Tielt en de gemeenten van de vroegere Roede van'Tielt. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 9, 8880 Tielt. Tel. 051/ 40.17.00 Ondervoorzitter : Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, 8780 Oostrozebeke. Tel. 056/66.90.91 Secretaris : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt. Tel. 051/ 40.18.38 Redactie : J. Billiet Ph. De Gryse W. Devoldere P. Vandepitte R. Vànlandschoot W. Vanseveren Lidmaatschapsbijdrage : 300 fr. (te storten op PR. 000-0398411 -32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt). Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht.
INHOUD VAN DIT NUMMER: A. Vandewiele, Geschiedenis van Zwevezele of het waarachtig verhaal van een parochie
42
M. Etambala, Bijdrage tot de geschiedenis van Zwevezele. De demografische krisis te Zwevezele in 1694-1695
55
W. Lepoutre en M. Strobbe, Beelden uit het oude Zwevezele
71
Jaak Billiet, «Zwevezele, 1000 jaar dorpsleven» werd een tentoonstelling van formaat.
75
K. De Busschere, Gedicht uit 1914-1918
80
GESCHIEDENIS VAN ZWEVEZELE OF HET WAARACHTIG VERHAAL VAN EEN PAROCHIE (°)
Toneelspel in tien eeuwen, in natuurlijk decor, met veel beroemde en minder beroemde acteurs. Zeer natuurlijk gespeeld drama. Elke speler komt slechts eenmaal op, als zijn tijd daar is, en verlaat het toneel voorgoed. Er is geen doek en ook geen pauze. Joost vanden Vondel kende dit stuk reeds, waar hij schreef: «De wereld is een schouwtoneel, elk speelt zij rol, elk krijgt zijn deel». Wat was het decor? Welke rol speelde Zwevezele en wat was het doel dat Zwevezele te beurt viel in de loop der tijden ? De scene of het decor is duizenden jaren oud en er werd tiendui zenden jaren aan gebouwd. Men noemt dit de geologische opbouw. De primaire formaties liggen een 250 m diep (zandsteen, kwartsieten en schieters). De secundaire formaties zijn krijtlagen van een 30-40 m dik (mergels). De tertiaire lagen zijn : landeniaan op een 180 m diepte bestaat uit mariene- en continentale zanden die een artesische ijzerhoudende waterlaag bevatten; ieperiaan op enkele tientallen meter diepte bestaat uit zware plastische kleilagen en groen fijn zand; paniseliaan dicht bij de oppervlakte bestaat uit een plastische kleilaag waarop leiachtige zanden met zandsteen of veldsteen (uit die kleilaag werden bakstenen ver vaardigd). Het kwartair tijdperk met zijn ijstijden zond uit de droogliggende Noordzee, zwaardere zandkorrels over het noord westen, en reeds lichtere «loess»-deeltjes over het zuidoosten van Zwevezele; zo werd Zwevezele in het pleitoceen, zandgrond met in het zuidoosten zandleemgrond; en in het holoceen gebeurden de lemige afzettingen in de beekvalleien en de vorming van veen, zoals in het Vrijgeweid. De bronnen van de kasteelwal en van de wijk «’t fonteintje», zijn ontstaan door dikke, watervoerende zandige lagen, onder broken door een zware kleilaag, waarop het water stuwt. Zwevezele met zijn 2.277 ha, licht hellend van 44 m in het zuid oosten tot 16 m in het noordwesten, heeft zo zijn Jo beek of Grote beek en zijn Muizeveldbeek. Zijn vijvers, heide en bossen zijn van
(°) Deze tekst werd, met toestemming van de auteur, overgenomen uit de cata logus «Zwevezele, 1000 jaar dorpsleven». (Zwevezele, 1978), blz. 11-21.
42
het decor verdwenen. Sanderus schrijft in 1641 : «Zvevesele is een zeer vermaakelyk Dorp, gelegen op het afgaan van eenen Heuvel, van waar men een aangenaam gezicht over de naburige Landeryen heeft». En wanneer duiken in het ver verleden de eerste spelers op? Onze streek behoorde tot het land der Menapiërs en bij de komst der Romeinen werd de heirbaan Bavai-Blicquy-Kerkhove-St.Eloois-Vijve-Heuvels van Tielt en Pittem-door het Vrijgeweid-naar Aartrijke en Oudenburg aangelegd. De oudst bewerkte gronden zijn «Kouters» en werden reeds bewerkt in de Romeinse tijd. De hooggelegen gronden rond het kasteel waren koutergronden (de latere heerlijkheid «Ter Coutere») en gaven de naam aan de familie vande Coutere die er woonde in de 13e en 14e eeuw. Op het vrijgeweid, op de grens met Lichtervelde zijn Romeinse vondsten gedaan tussen 1841 en 1849 : vaasfragmenten; een graf met skelet, stenen en ijzeren voorwerpen en munten, Romeinse dakpannen en een vaas met 77 Romeinse munten van 10 verschillende keizers. De Romeinen gingen rond 250 en de Germanen kwamen : de Saksen, de Sueven, maar vooral de Franken. Alles werd vernield, er werd verjaagd en er werd vermoord. Landbouw en beschaving konden herbeginnen. De Sueven hebben Zwevezele gesticht, zo kan men lezen bij Sanderus, Winkler enz... Dit is wat eenvoudig en onwaarschijnlijk als uitleg. De naam is volgens Prof. Gyselinck, het Germaanse «Swibansali» of «huis van Swibo». Men kan zeggen : van Swibo de Zweef, en iedereen is te vreden. Prof. Gyselinck vermeldt nog andere Germaanse namen voor Zwevezele: «Winikan Husa» of «huis van Winiko» dit is Winckhuis, vanwaar Winkelhoek; ook Aspergem, zou in het Germaans betekenen «zanderige rug»; Hille is het germaanse «Hulja» of heuvel. En de landbouwgronden die de naam «akker» droegen, zoals «eectackere» (Rick), «waterackere», «cappelleackere» (meiboom), enz. wijzen op het Germaanse «ackara». Ook een «Dries» (zeswege) is Frankisch. Voor Christendom en beschaving en geschreven bronnen moeten we wachten tot de kloosters. De Frankische koningen (Merovingers), veroverden vanaf 420 GalIië. Clovis (481-511) werd Christen. Dagobert I (628-638) schonk aan Amandus een stuk grond in Pevele, aan de oever van de Scarpe (een bijrivier van de Schelde), bij de monding van het riviertje de Elno, om een kloos tergemeenschap te stichten. De plaats werd Elnone genoemd, later St.-Amands. De Karolingers zetten de kloosters aan,
43
Parochies te stichten in de streken waar ze uitgestrekte gebieden bekomen hadden, en de «tienden» werden ingesteld om deze parochies in leven te houden. Zo schonk Lodewijk de Vrome in 821 aan de St.-Amandsabdij, in het land der Menapiërs, in de streek van Roeselare, 117 «mansi» (een mansus is ongeveer 15 ha). Karei de Kale noemt deze mansi : ... Roeselare, Ardooie, Koolskamp, Wingene, Beernem. De kerken die gebouwd werden, zijn alle toegewijd aan St.-Martinus of St.-Amandus. Het feit dat Zwevezele tussen Koolskamp en Wingene ligt, en dat de patrones Ste Aldegonde is (waarvoor de St.-Amandsabdij een grote verering had), doet ons besluiten : dat Zwevezele eerst als afhankelijkheid van Wingene zal bestaan hebben met een kapel, en later als zelfstandige Parochie. Waarom van Wingene en niet van Koolskamp? Omdat we nog veel eeuwen later renten vinden op gronden die behoren aan de heerlijkheid van het St.-Amandse in Wingene en aan de kerk van Wingene. In de loop van de 10e eeuw hebben de monikken van Elnone enorme verliezen geleden. De Graven van Vlaanderen zetten zich hoe langer hoe meer af tegen de Franse koningen. Zo zal Zwevezele met de Ste.-Aldegondekerk, door de monniken van Elnone tot een bloeiende «villa» ingericht, aan de kanunniken van St.-Winnoksbergen gegeven zijn. In een mirakel van St.-Winnocus wordt Zwevezele vermeld (Suivesela), namelijk de bevrijding uit gevangenschap van de Meier van Zwevezele, Adalhardus. Het jaar staat niet expleciet vermeld, maar uit de omstandigheden-en vergelijking met andere mirakels, moet dit in het vierde kwartaal van de 10e eeuw zijn. Ook Prof. Gyselinck spreekt over einde 10e eeuw. En Karel De Flou vermeldt een schenking van grond in Zwevezele aan de St.-Pietersabdij van Gent in 971, doch dit is niet te kontroleren. Later lezen we dat Rogerus, proost van St Donaas en Libertus, deken van de St.-Donaaskerk in Brugge, aan bisschop Simon van Doornik en Noyon vragen om het «altare» van Zwevezele te mogen beschouwen als behorend tot het kapittel van St.-Donaas. Dit betekent : de Ste.-Aldegondekerk met de pastorale inkomsten en een derde van de tienden. Dit werd toegestaan in 1135, want Zwevezele behoorde tot het Bisdom Doornik. In 1242 komt Walter de Marvis, bisschop van Doornik, de parochies van het Grote Bulskampveld afbakenen. Ruddervoorde, Zwevezele en Winge ne worden dan oude, reeds afgebakende Parochies genoemd.
44
Op wereldlijk vlak. De graven van Vlaanderen schonken ook gronden en renten in leen aan «Heren» die ze verder verbrok kelden. Het gehele stelsel noemen we het leenroerig of feodaal stelsel. Om een bepaald gebied te kunnen besturen en ook te be lasten, werden rond het jaar 1000, de Casselrijen opgericht, verdeeld in Roeden. De Parochie Zwevezele was versnipperd (zoals praktisch alle parochies) in heerlijkheden (lenen met rechtsmacht), of in stukken grond onder een heerlijkheid die zich over meerdere parochies uitstrekte. Zwevezele lag voor meer dan 3/4 in de Kasselrij Kortrijk, onder de Roede van Tielt. Het noorden en enkele «enclaven», behoorden tot «het Brugse Vrije». Behoorden tot de Kasselrij Kortrijk: De «Dorpsheerlijkheid Zwevezele» : renten op gronden verspreid over de Parochie. Deze heerlijkheid bezit 32 achterlenen, zelfs tot in Moregem. Toch was die heerlijkheid niet zo belangrijk, maar ze leverde de titel «Heer van Zwevezele» en de hogere rechtmacht. Ze hing feodaal af van Roden of Nieuwenhove in Oostkamp, dat op zijn beurt afhing van Dendermonde en de Graaf. De heerlijkheid «Ter Coutere», vooral gelegen ten zuiden van de markt, met het kasteel erop. Ook «Ter Coutere» had 10 achterle nen, zelfs in Pittem. Hing af van Ingelmunster, dat op zijn beurt «releveerde» onder Dendermonde. Het is pas in 1421 dat ook deze heerlijkheid onder de heer van Zwevezele komt en dat de volgende heren binnen de parochie konden wonen. De heerlijkheid «St Baafs», de Bruggestraat vanaf de kerk tot de Kredietbank en de Egemstraat tot en met de hofsteden Vandenberge, Pecue en Delameilleure. Deze heerlijkheid werd bestuurd vanuit de hofstede Vandenberge «Het Blauwhuis». Ze hing af van de St. Baafsabdij en later van de St. Baafskerk van Gent. In 1633 ook door de Heer van Zwevezele gekocht. De heerlijkheid «Te Watere», ten zuiden van de beek tot tegen Koolskamp, met de hofsteden Dekeyser, Deroo en Jonckheere, en tot tegen de hofstede Volckaert. Daarbij nog een enclave tussen Aspergemstraat en Meiboomstraat, met hofstede Jozef Verstraete en Delodder. Deze heerlijkheid hing af van Komen en verder van Rijsel. De heerlijkheid «Ten Jo», gelegen op de Jo, met 2 achterlenen. Hing af van het hof van Claerhout in Pittem, en dit van het Prinselijk leenhof van Tielt. Ook reeds in de 16e eeuw aan de heer van Zwevezele. De heerlijkheid van «Het Pittemse», vooral gelegen tussen de twee delen van «Te Watere» (de lindeboomstraat loopt er door), een stuk grond ten zuiden van de Waterdam, land ten zuiden van
45
de Pincestraat, de hoek ten oosten van de Waterdam, land ten zuiden van de Pincestraat, de hoek ten oosten van de vannekensstraat en ten westen van de vrijgeweidestraat, en de hoek tussen de sprietstraten. Hing af van het hof van Pittem, Reeds vroeg aan de Heer van Zwevezele. De heerlijkheid «Bertevelde», de zuidhoek van Zwevezele en een deel van Lichtervelde, bestuurd vanuit de hofstede «Den Bonten Hont». (familie Vertriest-Loyson) vroeger grondgebied Zwevezele en nu Lichtervelde. Hing af van het graafschap van Lichtervelde en verder van de Burg van Brugge. De heerlijkheid van de «Prinselijke Ammanie van Tielt» gelegen tussen de Aspergemstraat en de Herreweg, alsook een brede strook vanaf de IJzerbergstraat tot de Rick. Eveneens gronden in Tielt, Meulebeke, Pittem, Egem en Wingene. Afhankelijk van de Graaf. De heerlijkheid van «Het St.-Amandse», verspreide stukken grond waaronder «het Stegelaersleen» op zeswege, afhankelijk van «het St.-Amandse» in Wingene en zo van de St.-Amandsabdij. De heerlijkheid van «de kercke van Wingene», vooral de hoek tussen Bruggestraat en Lichterveldestraat en praktisch geheel de Winkelhoek, afhankelijk van het hof van Tielt samen met grote gebieden in Wingene. De heerlijkheid van «Maelstaple», stukken land tussen zeswege en Lichtervelde, afhankelijk van het hof van Claerhout Pittem samen met gronden in Wingene, Ruiselede en Tielt. De heerlijkheid van «Hoog Bouchout» stukken land tegen Wingene en in Wingene, bestuurd vanuit Wingene. De heerlijkheid van «Damhoudersleen» tegen de Hilleen op Win gene, onder het leenhof van Tielt.
Heerlijkheden waarbij de band met de vroegere heren en hoven verloren is gegaan: De heerlijkheid «Ter Duunt», gelegen ten westen van de Herreweg en Vrijgeweidstraat, afhankelijk van de Abdij Ter Doest - Ter Duinen. Reeds in 1246 lezen we dat Margareta, Gravin van Vlaanderen en Henegouwen, zegt dat de bezittingen in Zwevezele en elders in Vlaanderen moeten terug gegeven worden aan de Abdij. Vanaf de 15e eeuw spreekt men nog alleen van de «legenoote ter Duunt». De heerlijkheid «De Hurtere», naar de zeer oude familie wonende in Zwevezele en in het land van Wijnendale. Renten op gronden in de Winkelhoek, tussen Koolskampstraat en Egemstraat en een weinig langs de Lichterveldestraat. Vanaf de 15e eeuw spreekt
46
men nog alleen van de renten «Ter hurtere» aan de Heer van Zwevezele. Ten slotte telde men nog 48 «allodia» of «vrij-eigen gronden», die van geen enkel hof afhangen en binnen de heerlijkheid «Zweve zele» bestuurd worden. Behoorden tot «Het Brugse Vrije» : De heerlijkheid van «Het Paussche en Vyversche», vooral gelegen tussen Lichterveldestraat, Beek en Stampkotmolenstraat, met de hofstede Spriet, Defour. Afhankelijk met gronden in andere gemeenten (totaal een 800 ha) van Wijnendale, dat zelf afhing van de Burg van Brugge. De heerlijkheid van «Wijnendale», grond rond het Vanneke en een paar hoeken ten noorden van de Landsman, onder Wijnen dale. De heerlijkheid van «Erckeghem», stukken ten westen van de baan Kortrijk-Brugge en ten noorden van den Hille, onder het hof van Erckeghem in Oostkamp. De heerlijkheid van «Oostkamp», gronden tegen Ruddervoorde, onder het hof van Oostkamp. De heerlijkheid van «Ruddervoorde», gronden tegen Rudder voorde, onder het hof van Ruddervoorde. De heerlijkheid van «den Houtsche», gronden tegen Ruddervoor de, afhankelijk van de Burg van Brugge. De heerlijkheid van «Archelaere», renten op gronden tegen Ruddervoorde en het Veld, onder het hof van Boereghem. Het «Vrijgeweid» is geen heerlijkheid maar een vrij-eigen grond van 460 ha op Zwevezele en Ruddervoorde, onder bescherming van Wijnendale. Een algmene bemerking over grondbezit. Men kan een hofstede en grond in leen bezitten (ook de gewone man), en betaalt enkel een soort successierecht aan de heerlijkheid. Men kan in «cheins» bezitten, en betaalt jaarlijks een soort grondbelasting, aan de heer. Men kan ook huis en grond pachten, en betaalt zoals nu een jaarlijks pacht, aan de eigenaar. Voor vrij-eigen grond betaalt men alleen belastingen door de Kasselrij opgelegd. De Heren van de heerlijkheden hadden rechtsmacht: lagere, middelbare of hogere. Enkel de Dorpsheer van Zwevezele had de hogere rechtsmacht (doodstraf en hoge boeten inbegrepen), uitgeoefend door zijn bank van 7 schepenen met een voorsche pen of Burgemeester en een Baljuw, voor wet en recht. De andere heerlijkheden hadden en schepenbank met eigen of ontleende schepenen. Maar voor gebruiken van verordeningen schikten ze zich naar de dorpsheerlijkheid.
47
Bekend als «de Schandpaal», is dit het symbool van de vroegere Heerlijkheid Zwevezele.
De eerstgekende heren van Zwevezele die opduiken uit het verleden zijn heren van Ayshove, uit de omgeving van Kruishoutem. Vandaar de naam «Swevezeele gheseyt Ayshove». Geraerd van Scorisse is door zijn huwelijk met de kleindochter van Diederik van Rochefort heer van Ayshove en van Zwevezele, hetzij omdat de heerlijkheid Zwevezele deel uitmaakt van Ayshove, hetzij omdat Zwevezele aan Jacob van Lichtervelde, werd verworven. Hij verkoopt de heerlijkheid Zwevezele aan Jacob van Lichtervelde, heer van Koolskamp en Assebroeke, in 1419, aan wie Diederik van Rochefort reeds in 1399 de heerlijk heid van Ayshove in Ardooie en Koolskamp had verkocht. Jacob werd onze eerste, dichtbij wonende heer, namelijk op de huidige hofstede Carron in Koolskamp bij de Mosselmarkt. Hij was vooral Soeverein Baljuw van Vlaanderen onder de Hertogen van Bourgondië. Zijn prachtig praalgraf staat in de kerk van Koolskamp. Zijn neef Jacob van Wingene erfde de heerlijkheid Zwevezele en liet deze over aan zijn schoonbroer Jan vanden Rijne. Dit was de eerste heer ter plaatse. Na hem volgden door huwelijk en erfenis de geslachten : van Halewijn, van Steelant, Luucx, van Haveskercke, vanden Abeele, Pecsteen de Swevezele en de Thibault de Boesinghe. Op die grond, in die verschillende heerlijkheden en onder het gezag van die heren, en onder het waakzaam oog van de lange rij parochiepastoors, speelde zich de geschiedenis van de vele Zwevezeelse families af.
Het schrijven van deze geschiedenis is in voorbereiding; de op zoekingen in de vele en verspreide bronnen, archiefstukken en uitgegeven werken, zijn bijna rond. Naast geschreven materiaal zijn er ook kaarten en fotografische documentatie. Enkele belangrijke uitgegeven werken zijn: Chronycke van Vlaenderen van Despars (1730), Verheerlijkt Vlaendre van Sanderus (1641-1735), Flandria Nostra van de Standaard Boek handel (1957), Woordenboek der Toponymie van K. De Flou (1934) en veel andere werken in de leeszalen van onze Rijks archieven. Waardevolle en oorspronkelijke bijdragen tot de geschiedenis van Zwevezele werden reeds geleverd door enkele «voorlopers», aan wie we veel verschuldigd zijn zowel bij het opstellen van voorliggend geschiedkundig overzicht in vogelvlucht als bij het schrijven van de in voorbereiding zijnde uitgebreide geschie denis van Zwevezele. We vernoemen graag :
49
1. de Heer V. Arickx : — «De Heerlijkheid en de Heren van Zwevezele vanaf de 15e eeuw», Biekorf 1966, blz. 37 t/m 52 en blz. 102 t/m 116. — «De Keuren van Zwevezele», Biekorf 1974, blz. 209 t/m 226. — «Moeilijkheden rond de restauratie van de kerk te Zweveze le», Biekorf 1964, blz. 385 t/m 391. — «Ridder Jan van Halewijn, heer van Zwevezele en Ridder van Jeruzalem», Biekorf 1965, blz. 55. — «De bevolking van Zwevezele in 1695», overgenomen in Houtland, 4e jg. nr 4. 2. Pater N.N. Huyghebaert O.S.B. : — «De Meier van Zwevezele in de Miracula S. Winnoci», Hande lingen van het Genootschap voor Geschiedenis, 1971, blz. 213 t/m 229. 3. de Heer M. Callewaert: — «Ken uw Dorp», Soldatenblad «Zwevezele Waakt» en «Ik Dien», 1957 tot 1964. In het Rijksarchief in Brugge werd in 1952 het belangrijk archief van het kasteel van Zwevezele overgebracht onder de naam : Familiefonds de Thibault de Boesinghe. Hier vinden we o.a. : Leenboeck I van Swevezeele Ayshove, 1729. Leenboeck II van Swevezeele Coutterhove, 1730. Landboeck van Swevezeele, Ter Coutter endeTen Joo, 1786. Nieuw Register van Swevezeele, Ter Coutter endeTen Joo, 1786. Renteboeck van St Baefs, 1729. Genealogie van Haveskercke, 18e eeuw. Handboeck van Jacob van Haveskercke, 1634. Kadastrale Atlas en legger van Popp, 1845. en veel afzonderlijke archiefstukken over Zwevezele met daarin kaarten uit 17e en 18e eeuw. In andere fondsen van het Brugse Rijksarchief vinden we nog : Tiendelegger van St. Donaes in Swevezeele, 1649. Legger van ’t Land van Wynendaele in Swevezeele, 1760. Legger van het Paussche en Vyversche in Swevezeele, 1772. In het Rijksarchief van Kortrijk : Renteboeck van Swevezeele, 1688. De Heerlyckhede Maelstaple in Swevezeele, 1634. Renteboeck vande Ammanie van Thielt, in Thielt, Meulebeke, Pitthem, Eeghem, Zwevezeele en Winghene, 1640. Renteboeck van de Kerkcke van Winghene in Swevezeele, 1457 en 1768.
50
Renteboeck van het St Amandsche in Swevezeele, 1634. De Parochieregisters van Swevezeele vanaf 1651. Archief van de Kerkfabriek van Zwevezeele, 17e eeuw en 18e eeuw. Gemeentearchief van Zwevezeele, 19e eeuw. en veel afzonderlijke archiefstukken met kaarten uit 17e eeuw en 18e eeuw. In het Rijksarchief van Gent: Legger vande rechten van St Baefs in Swevezeele, 1482. Renteboeck van St Baefs in Swevezeele, 1565. afzonderlijke stukken over Zwevezele in verschillende fondsen. In het Stadarchief van Gent : De Penningskohieren van Zwevezele, 1572 en 1577. In het archief van het Gemeentehuis van Zwevezele-Wingene : De Resolutieboeken van de Gemeenteraad vanaf 1804. De Resolutieboeken van het Schepencollege vanaf 1804. De Burgerstand van Zwevezele, 19e en 20e eeuw. In het Pastorijarchief van Zwevezele : Handboeck van Pastor Domicent, 1742. Liber Memorialis, 1903. Fotografisch Materiaal : Fotos van Fotokring Argos Fotos van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium te Brussel. Fotos van het Provinciaal Kunstpatrimonium te Brugge. Luchtfotos van het Militair Geografisch Instituut te Brussel. Fotos uit private verzamelingen. Kaarten : BelgiĂŤ 1e eeuw van Ortelius, 1594. Vlaanderen van Mercator, 1555. Ferraris kaart van 1777. Zwevezele 1676. Zwevezele dorp, 1676, 1729, 1833. Popp kaart Zwevezele, 1845. Kaart Vrijgeweid 1880. Stafkaart Zwevezele 1899. Stafkaart Zwevezele 1973.
51
Uit al deze bronnen moet Zwevezele te voorschijn komen met : — Zijn wijken, beken en vijvers, bossen en landen, en hun namen, zoals, : de Pannaershoek en de Jonckentonckhoek, de Daelstraet en de Capelleackerstraat, de Waerebeek en de Rinnebeek, Danckaertsvijver en de Gatevijver, de Riestebosschen en de Waerande, het soete Vrauwe stick en de Gildolf acker. — Zijn kerk, kapellen, kasteel, markt, wethuis, gevangenis, scho len, hospitaal en schandpaal. — Zijn molens, zoals de Stampkotmolen en de Rickmolen; herbergen, zoals de Kogge en het Liverkin; afspanningen, zoals Bourgognes Kruis en den Franschen Schilt; hofsteden, zoals ’t Baginhof en Ten Rinne. Zijn gezagdragers : — Pastoors, zoals Pastoor Nicolaus in 1307, Maerten vanden Rijne in 1470, Denys Coorne van 1482 tot 1509, Maerten Treij in 1565, Jan van Coolghen in 1572, Zegher van Braeckele in 1577, Roelandt de Vroe van 1587 tot 1601, Frans Vandemoere in 1617, Jacob Volckerick van 1647 tot 1649, Adriaan van Hollebeke en al de Pastoors ons bekend uit de Parochieregisters, Pastoor Domicent van 1742 tot 1774, Frans Bulcke tijdens de Franse Revolutie. — De onderpastoors, eerst één, na langdurige processen tegen Brugge voor de Raad van Vlaanderen in 1712, later twee, zoals Stampkerke en Spillebout. — De Burgemeesters, zoals de Van Couters voor de Franse Revolutie; Joannes Brusselle en Ferdinand Bousson tijdens de Franse Overheersing; Pieter Dobbelaere en Baron Pecsteen onder het Hollands Bewind; Marcus Dalle en Joseph de Thibault de Boesinghe onder Léopold I; Amand Vuylsteke en Victor Pattyn onder Léopold II; Firmin de Thibault de Boesinghe en Henri Maes onder Albert I; Désiré Sprieten Emeric Maes onder Léopold III; en de laatste Burgemeester van de Gemeente Zwevezele, Roger Behaeghel. — De schepenen, vóór de Franse Revolutie 7, tijdens de Revolu tie 3 en later 2. — De Baljuws en later de Veldwachters, zoals Laureyns Roels in 1617 en Simeon de la Fontaine in 1730. — De Greffiers en later de Gemeentesecretarissen, zoals Gaspard Algoet in 1613 en Joannes van Baren in 1830. — De Kosers, zoals vanaf 1766 het geslacht Callens. — Zijn families vooral, met hun verstrengelde stambomen. — Hun lief en meestal leed, tijdens veel oorlogen en weinig vrede, zoals in 1584 wanneer de parochie praktisch verlaten was tijdens de godsdiensttroebelen.
52
— Hun werk, zwaar en met primitief gereedschap, zoals zwinge len door vrouwen in 1499 voor 1 penning per dag. — Hun Godsdienstig geloof en beleving op de vele heiligdagen. — Hun huisvesting, verwarming en kleding, met plundering en brandstichting door voorbijtrekkende soldaten. — Hun bestaansmiddelen, waarbij in 1695 er 92 arme gezinnen waren op 149. — Hun gezondheid, waarbij er van september 1694 tot februari 1695, 102 mensen stierven op 750 door besmettelijke ziekten. — Hun voeding was zonder veel afwisseling en de aardappel deed maar zijn intrede rond 1725; en als de aardappeloogst mislukte telde Zwevezele in 1847, 250 overlijdens. — Hun handelsgeest bezorgde hun reeds in 1471 een wekelijkse markt en een jaarmarkt. — Hun rechten en plichten lezen we reeds in de Keure van Zwevezele uit de 15e eeuw. — Hun onderwijs en kuituur komen maar traag tot ontwikkeling, want in 1799 kunnen slechts 3 % lezen en schrijven. Maar toch is Philips Luucx van Zwevezele einde 16e eeuw een «groot kender der Grieksche tale». En in 1764 voert de bevolking het toneelstuk op «De Bekering vanden H. Hubertus». — Hun sport en ontspanning zien we in de St Sebastiaansgilde van 1704 en in de muziekmaatschappij van 1837. — Hun landsverdediging gebeurde meestal onder een vreemd vaandel : Spaans, Oostenrijks, Frans en Hollands. Lang is de lijst der gesneuvelden onder Napoleon. Welke zijn nu de families? In de 14e eeuw: Andries, Bouchout, Boudin, Coorne, Danckaert, Dauwe, Declerck, De Coninck, De Craemere, De Hurtere, De Ke mel, De Kimpe, De Raet, De Smet, De Steenwerpere, Goeghebeur, Haeghedoorne, Joeije, Noombroot, Treij, Van Coûter, Van Damme, Vanden Bussche, Van Dendere, Vanden Hede, Vanden Rine, Vander Haeghe, Vander Moere, Vander Poorte, Vander Steghele, Vande Walle, Van Lare, Van Noorthende, Van Maele, Van Steelandt. In de 15de eeuw: Komen daarbij of in de plaats: Blootacker, Bruneel, De Groote, De Ketele, De Leernijdere, De Wulf, Frodure, Heyns, Ketelaere, Kneuvele, Lampsens, Spoorman, Vander Meulen, Vander Sickele, Vander Stockt, Vande Weghe, Van Eijghen. In de 16e eeuw : Komen daarbij of in de plaats : Aelmeersch, Baert, Besuut, Beyts, Bonte, Breijdele, Callewaert, Cool, Crabbe, Craeye, De Blonde, De Deckere, De Hulstere, De
53
Jonckheere, De Jonghe, De Langhe, De Meester, De Nolf, De Paepe, De Riemaeckere, De Roo, De Witte, De Zutter, Faut, Goddyn, Goethals, Hostin, Ingelbeen, Lacket, Lauwers, Lobuuc, Logghe, Matfeijt, Meeschaert, Mestdach, oosterlinck, Pattyn, Ramont, Reynaert, Schotte, Tanghe, Tavernier, van Biesbrouck, Van Coppenholle, Vanden Abeele, Vanden Putte, Vander Beke, Vander Kest, Vander Meersch, Vander Straeten, Vande Voorde, Vande Woestijne, Van Dierendonck, Van Kersbilck, Van Oost, Van Roosebeke, Van Slambrouck, Van Eecken, Volkaert, Weijts, Wybo; Wymeersch. In de 17e eeuw komen na de godsdiensttroebelen veel nieuwe namen naar voor, waaronder: De Scheemaecker, Roels, Rups, Van Renterghem, Vuylsteke. Doch einde 1694 zijn bepaalde families letterlijk uitgestorven. In de 18e eeuw kennen we voorgoed de bevolkingsaangroei tot 3000 inwoners op het einde van de eeuw, en het verschijnen van families als: Callens, Crombé, Dobbelaere, Maeseele en Anseeuw. In de 19e eeuw gaat de stijging door met geboortecijfers van meer dan 30 %, maar sterftecijfers van meer dan 20 %, zodat in 1820 de kaap van de 4.000 wordt voorbijgestevend. In 1829 telt men reeds 791 woningen. In 1846 was de kaap van de 5.000 be reikt, maar dan volgende het hongerjaar 1847 met een geboorte cijfer van 24 % en een sterftecijfer van 52 %, waardoor het bevol kingscijfer zo gevoelig daalde en ook het geboortecijfer, dat slechts in 1876, opnieuw de 5.000 inwoners bereikt werden. In 1899 werd het getal 6.000 overschreden, in 1925 waren er 6.093 en dit is dan ook wel het maximum geweest. Later hebben we allemaal de daling tot onder de 5.000 meegemaakt, en opnieuw de overschrijding. Dit zou dan, in vogelvlucht, het epos moeten zijn van een parochie, epos dat in enkele honderden bladzijden nog moet uitgewerkt worden. André Vandewiele.
54
Bijdrage tot de geschiedenis van Zwevezele De demografische krisis te Zwevezele in 1694-1695
I. DE ZUIDELIJKE NEDERLANDEN OP HET EINDE VAN DE 17e EEUW. A. Algemene situatieschets. 7. Op politiek-militair vlak. Met het Verdrag van Munster (1648) werd de scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden een voldongen feit. Hierdoor kwam het Zuiden nog méér in de greep van Madrid. De Spaanse koningen lieten zich alhier meestal vertegenwoordigen door een landvoogd of een gouverneur-generaal. Deze vertegen woordigers presteerden eigenlijk bitter weinig, enerzijds omdat hun verblijf in de Zuidelijke Nederlanden meestal van zeer korte duur was, anderzijds omdat de aanslepende oorlogstoestand hen belette nuttig werk te leveren. De Zuidelijke Nederlanden zelf hadden zeer weinig inspraak in het bestuur; zelden werden de Staten-Generaal bijeengeroepen. Dit gebied vormde gedurende deze periode een echt strijdtoneel. De Vrede van Munster had geen vrede gebracht tussen Spanje en Frankrijk; deze kwam er eerst door het Verdrag van de Pyreneeën (1659). Filips IV, koning van Spanje, moest toen Artesië en een reeks vestingen aan de zuidergrens prijsgeven aan Frankrijk. Bij die gelegenheid werd er ook gepland dat Lodewijk IV in het huwelijk zou treden met infante Maria-Theresia; daardoor zou zij evenwel haar recht op de Spaanse troon verliezen; als compensatie, zou zij 500.000 goudgulden krijgen. Toen Filips IV stierf, had hij aan Lodewijk IV evenwel nog altijd deze bruidschat niet uitbetaald. Lodewijk IV palmde toen de Zuidelijke Nederlanden in, gedeeltelijk omwille van deze niet-uitbetaling, gedeeltelijk omwille van het Brabantse devolutierecht (1). Lodewijk IV staakte dit geweld bij de Vrede van Aken (1668) en kreeg toen enkele Zuidnederlandse grensgebie den. Dank zij de druk van de Verenigde Provinciën had Lodewijk IV slechts zeer weinig grondgebied bijgewonnen. De Verenigde
(1 ) Het Brabantse devolutierecht : het hele vaderlijke erfgoed kon alleen naar de kinderen uit het eerste huwelijk gaan.
55
Provinciën hadden Frankrijk maar liever niet als buur ... Voor Lodewijk IV was dit al een voldoende reden om de Verenigde Provinciën aan te vallen. En opnieuw werd de strijd op Zuidnederlandse bodem uitgevochten! Dit duurde tot de Vrede van Nijmegen (1678). Maar Lodewijk IV was hiermee nog niet tevreden. Hij liet opzoeken welke gebieden ooit tot Frankrijk hadden toebehoord en lijfde deze zonder meer in. Onmiddellijk reageerden de grote mogendheden (Verenigde Provinciën, Engeland, Spanje) en vormden een koalitie. Zo brak de Negenja rige Oorlog uit (1688-1697). Het militaire pleit werd door Frankrijk verloren; het werd gedwongen de sedert de Vrede van Nijmegen veroverde gebieden terug af te staan. Maar de vrede zou van korte duur zijn : in 1702 zal de strijd opnieuw opflakkeren ...
2. Op sociaal-ekonomisch gebied. In de tweede helft van de 17e eeuw verkeerden de Zuidelijke Ne derlanden, sociaal-ekonomisch gezien, in een chaotische toe stand. Twee oorzaken lagen hieraan ten grondslag : 1° Colbert had in Frankrijk strenge tolmuren opgetrokken tegen de Spaanse Nederlanden en dit bracht in onze gewesten een harde slag toe aan de kwetsbare en zeer zwakke ekonomie. 2° De veelvuldige oorlogen hadden alhier een noodsituatie geschapen : graancrisis, hongersnood, enz ... De levensvoorwaarden van de arbeiders waren in geen geval allerbest te noemen. Er kwam méér en méér werkloosheid, het loonpeil bleef onveranderd en de kloof tussen meesters en gezellen werd groter. De landbouwers daarentegen hadden het bijlange niet zo slecht. Zij profiteerden van de stijgingen van de graanprijzen. Dankzij een groter gebruik van stalmest steeg de produktiviteit. Zij kweekten nu ook meer haver en rapen, wat een enorme vooruit gang betekende. Het vee kon hierdoor langer in leven gehouden worden. Klaver en rapen waren ook voedingsgewassen die de bodem opnieuw stikstofrijk maakten. Die boeren die niet vol doende hadden aan hun akkers, konden nog een bijverdienste vinden in de huisnijverheid (bv. textiel). Het kan evenwel niet ont kend worden dat de boeren ook hun problemen hebben gekend. Het optreden van de Franse troepen betekende telkenmale : ver trappelen van de veldgewassen, verbranden of opeisen van de granen, uitbranden van de hoeven, enz....
56
Om het binnenlands handelsverkeer te vergemakkelijken, werden enkele kanalen gegraven. Een poging om een Koninklijke Compagnie voor de Handel op Indië en Afrika op te richten (1698) mislukte wegens het verzet van de Verenigde Provinciën en van Engeland. De koopman was meestal ook ondernemer en bijgevolg leed hij zeker geen armoede. De kleine boeren, pachters, landbouwarbeiders vonden hierin een bijverdienste en waren dus goedkope arbeidskrachten. Vele rijk-geworden koop lieden belegden hun kapitalen in gronden en huizen en werden aldus grootgrondbezitters. In Vlaanderen ging het meestal om het linnenwaadhandel. 3. Op godsdienstig gebied. Een eeuw na het Concilie van Trente was de katolieke kerk nog niet volledig verlost van al haar problemen. Het concilie had wel de essentiële punten van het geloof vastgelegd, maar verschei dene andere moeilijkheden had het overgelaten aan de disputen van de theologen. De contra-reformatie was een schitterend sukses geworden in de Zuidelijke Nederlanden, met het gevolg dat men hier een zeer diepgaande diskussies toeliet. Eén van de twistpunten had betrekking op de verhouding tussen de wil van God en de menselijke vrijheid. Hieruit groeide het Jansenisme, dat zich verzette tegen de al te optimistische opvatting van de Rooms-katolieken. In 1643 werd deze nieuwe leer door de paus als ketters veroordeeld; het Jansenisme werd van dan af zeer hevig bestreden door de Jezuïeten. Tegen het einde van de 17e eeuw bereikte deze strijd zijn hoogtepunt. Het is pas vanaf 1720 dat het Jansenisme enorm veel aan betekenis zal beginnen te verliezen. In de Zuidelijke Nederlanden heeft de kerk maar heel weinig last gehad met het opkomend cartésianisme. 4. Besluit. De term «ongelukseeuw» is eigenlijk een ongelukkige benaming voor de 17e eeuw. Slechts in de tweede helft van de 17e eeuw kan voor die benaming een rechtvaardiging gevonden worden. De eerste helft van de eeuw werd zelfs gekenmerkt door betrekkelijk veel vooruitgang. Het verval van de Zuidelijke Nederlanden in de jaren 1650-1700 is een vaststaand feit. Het vlotte hier niet, noch op politiek-militair, noch op sociaal-ekonomisch, noch op godsdienstig gebied.
57
B. Het laatste decenium onder demografisch oogpunt. Het laatste decenium van de 17e eeuw heeft in onze gewesten helemaal geen normaal verloop gekend. Voor 1693-1695 en in mindere mate voor 1697-1698 kan men werkelijk van rampjaren spreken. Over deze demografische krisis werden reeds enkele interes sante werken gepubliceerd. H. Van Werveke (2) vermeldt dat het sterftecijfer in bepaalde dorpen reeds zijn hoogtepunt bereikte in 1693, in andere dorpen in 1694 of in 1695. Daarnaast merkt hij op dat alle dorpen met een hoogtepunt in 1694 nog heel gemakkelijk een verschillende evolutie per maand kunnen vertonen. Hij schrijft deze krisis toe aan : oorlog, graankrisis, hongersnood. Het werk van D. Dalle (3) leert ons veel bij over de demografische evolutie in het laatste decenium van de 17e eeuw. Deze auteur sluit, als oorzaak van de krisis, in geen geval een epidemie uit. Het interessant artikel van A. Wyffels (4) komt grosso modo tot dezelfde besluiten als de zojuist vermelde studies. II. BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS VAN ZWEVEZEELE. A. Status Quaestionis. Vooraleer met het eigenlijke onderzoek te beginnen, overlopen we eerst de literatuur die handelt over Zwevezele; wij voegen er een evaluatie aan toe. — Een raadpleging van het Repertorium van L. De Wachter (5) heeft uiteindelijk heel weinig nut. — Vernoemenswaardig is een artikel van J. Delbaere (6) over het leven van Joannes-Ludovicus Domicent, afkomstig uit Rum(2) H. Van Werveke, La mortalité catastrophique en Flandre au XVIIe siècle. In ; Les Congrès et les Colloques de l ’Université de Liège, vol. XXXIII, Luik, 1965, blz. 463. (3) D. Dalle, De bevolking van Veurne-Ambacht in de 17e en in de 18e eeuw. Brussel, 1963, blz. 115-116. (4) A. Wyffels, De evolutie van het Tieltse bevolkingscijfer in de XVIIe en XVIIIe eeuw. De Leiegouw, 1961, jg. III, blz. 223. (5) L. De Wachter, Repertorium van de Vlaamse gouwen en gemeenten. Zweve zele komt voor in deel VI (Antwerpen, 1957), blz. 360. Een voorbeeld van de hierin opgesomde artikelen : L. Van der Bruggen, De vereering van Ste-Aldegonde te Zwevezele. Ons Volk, jg. 29, ill., blz. 77. (6) J. Delbaere, Een pastoorsleven in de XVIIIe eeuw. In : Onze Stam, familiekundig bijblad bij Ons Heem, jg. XXI, nr. 3, 1967, blz. 135-138.
58
—
—
—
—
beke, pastoor te Zwevezele van 1742 tot 1774. Pastoor Domicent hield een dagboek. De kerkrekeningen die hij bij hield, waren zeer verzorgd. De handschriften van pastoor Domicent zijn een kostbare bron voor wie zich interesseert aan de geschiedenis van Zwevezele. In het werk van A. Sanderus (7) zijn twee (kortere) artikels over Zwevezele te vinden. Naast een kleine etymologische uit weiding over de naam «Zwevezele» (Zwaben, in het Latijn: Suevi ... ), vindt men er een zeer bondig overzicht van de middeleeuwse geschiedenis van dit dorp; meer specifiek wordt vermeld aan welke heren de Heerlijkheid Zwevezele heeft toebehoord. In het tijdschrift «Biekorf» heeft G. Altoos (8) enkele bijdragen gepubliceerd i.v.m. Zwevezele op het gebied van dialect- en taalstudie en van volkskunde. De belangrijkste historische bijdrage is van de hand van V. Arickx (9) : een dertigtal bladzijden over de heren en de heer lijkheid van Zwevezele vanaf de 15e eeuw. Bij het nazien van de voetnoten merkt men dat de auteur een uitstekende dokumentatie en heel wat archiefstukken heeft geraadpleegd. Een volledig nummer van het tijdschrift «Houttand» (10) werd gewijd aan Zwevezele en is van zeer grote waarde voor wie speurt naar de geschiedenis van deze gemeente. Dat nummer bevat volgende bijdragen van M. Callewaert: + Het volksonderwijs te Zwevezele. + Zwevezeelse figuren. + Een samenvatting over de geschiedenis van Zwevezele. (Dit is de samenvatting van een voordracht door V. Arickx te Zwevezele gehouden op 17 september 1962).
Van V. Arickx zelf bevat dat nummer de bijdrage «De bevolking van Zwevezele in 1695» ; daarin behandelt de auteur: het bevol kingscijfer, de verdeling per gezin, het aantal kinderen en hun verdeling per gezin, het dienstpersoneel, de sociale toestand en de beroepen.
(7) A. Sanderus, Verheerlijkt Vlaandre. Deel I, Leiden-Rotterdam, 1735, blz. 213. En deel II, blz. 24. (8) Wij willen ons hier beperken tot één voorbeeld : G. Altoos, Zantekoorn uit Zwevezele. In : Biekorf, 1962. jg. LXIII, blz. 277. (9) V. Arickx, De heerlijkheid en de heren van Zwevezele vanaf de 15e eeuw. In : Biekorf, 1966, jg. LXVII, blz. 37-52 en blz. 102-116. (10) Houtland, Torhout, jg. V, 1963, nr 4.
59
Als besluit menen wij te mogen stellen dat er over Zwevezele tot op heden heel weinig werd gepubliceerd. De belangrijkste bijdragen zijn van de hand van V. Arickx. B. De demografische krisis te Zwevezele in 1694-1695. 1. De archiefbronnen. Voor ons onderzoek konden we gebruik maken van slechts twee archiefbronnen: de volkstelling van februari 1695 en de parochieregisters. Uit de kerkrekeningen van Zwevezele (11) konden wij geen nuttige gegevens halen. Op het einde van de 17e eeuw werden in de kasselrij Kortrijk ver schillende volkstellingen gehouden (12). De Fransen wilden inderdaad weten hoeveel graan er nodig was voor het levens onderhoud van de bevolking. Maar deze tellingen dienden ook als basis voor de berekening van de belasting op het gemaal («de rechten van de maelderie»), die zij eisten van de inwoners van de kasselrij. Volgens de papieren van het Fonds Colen (13) gebeurde de telling als volgt: naast de naam en voornaam van het gezins hoofd vermeldde men of hij een echtgenote had, het aantal kinderen en het aantal knechten en meiden. De parochieregisters (14) zijn wel de belangrijkste bron waarop ons werk steunt. Voor Zwevezele zijn dat drie kleine en vuile registers. Ze zijn wel erg leesbaar. We konden geen volledige telling maken voor de periode 1690-1700, wel voor de periode 1693-1700. In het huwelijksregister werd inderdaad niets meer aangetekend vanaf 1 juli 1688, in het doopregister vanaf juni 1688, en in het overlijdensregister niets meer vanaf oktober 1685. We hebben geen verklaring gevonden voor dit fenomeen. Het doopregister werd achteraf nog met enkele namen aangevuld. (11) E. Warlop, Kerkrekeningen van Zwevezele. In: Inventarissen van archieven van Kerkfabrieken. Deel I, Brussel, 1949, blz. 135. (12) V. Arickx, De bevolking van Zwevezele in 1695. In : Houtland, Torhout, jg. V. 1963, nr 4, blz. 16. (13) Oud Archief te Kortrijk. Fonds Colen, 1e reeks, nr 1000. Registre des habi
tants de la Châtellenie soumise à la capitation. (14) E. Warlop en N. Maddens, Parochieregisters van Zwevezele. In: Inventaris van de parochieregisters. Brussel, 1973, blz. 106. — Doopregister: nr 1, 1651-1711. — Huwelijksregister : nr 7, 1676-1688 / 1693-1716. — Overlijdensregister: nr 11, 1651-1716.
60
De pastoor (pastoor De Lasalle en pastoor Abeels) ondertekende iedere bladzijde van het register met volgende formule: «/fa est quod attestor, ..... pastor in Sweveseele». Soms komt de formule in verkorte vorm voor. Naast de naam en voornaam van de persoon in kwestie en de datum van het doopsel, het huwelijk of het overlijden, treft men in de registers nog volgende inlichtingen aan. — Overlijdingsregister : ° ouderdom : aetatis : x annorum “ bediening van sakramenten : Munitus ab sanctis matris ecclesiae sacramentis ° begraafplaats: sepultus in locui officiis ° diensten achteraf : bv. missa tecta postera. — Doopregister: 0 naam van de ouders : filius (filia ).. e t ... ° naam van peter en meter : susceptores ° dag van geboorte : bv. heri natus. ° naam van de vroedvrouw : obstetrix. — Huwelijksregister. Pastoor De Lasalle gaf altijd twee data op : ° sponsal ia : verloving ° matrimonium : huwelijk. Pastoor Abeels notreerde alleen het huwelijk. In het doopregister komt er bovenaan een bladzijde een zeer belangrijke «Nota» voor (15). Gezien het belang van deze nota voor onze studie, geven we hier in extenso de tekst ervan, gevolgd door een vertaling. NOTA (16) Ecclesia nostra parochialia marodis gallorum anno 1695, july die 16 et 17, expoliata et penitus devastata, periit hunc manuale registrum Baptizandorum, quorum nomina etsi pauca, huic originali Brugis tune ab eadem turbulenta tempora deposito inscribi non potuerunt. hoe interim bonum est nullum parvulum toto isto (15) Oud Archief te Kortrijk, Doopregister van Zwevezele, nr 1, blz. 194. (16) Deze nota werd duidelijk in twee keren geschreven: 1° Ecclesia nostra .... baptizati sunt hi. 2° Post scriptum .... et exscribi poterat
61
In deze moeilijke jaren troostte Pastoor Norbert de la Salie zijn parochianen vanaf deze kansel met op de trapleuning de wapenschilden van Louis Albert van Haveskercke en Joanna del Rio, heer en vrouw van Zwevezele op het einde van de 17e eeuw.
JÉ.^ à
Het Wethuis van Zwevezele gebouwd door Louis Albert van Hayeskercke in 1684, tevens herberg «de Bonte Koe» met als waard Pieter de Brauwere, waar de baljuw Simeon de la Fontaine, de burgemeesters Joos van Renterghem en Joos van Huylenbroeck, en de griffier van Steelant poogden de lasten te verdelen en de nood te lenigen.
tempore intermedio sine baptismo obysse. Postea autem baptizati sunt hi. Post scriptum inveni in sordibus quando sit ecclesia nostra mundabatur et purificabatur registrum nostrum manuale, ita tarnen pro tutui et dilaceratur et praeter sequentia nihil legi et exscribipoterat.
Vertaling : Onze parochiekerk werd in het jaar 1695, op 16 en 17 juli, door Franse rovers uitgeplunderd en bijna totaal verwoest. Toen ging het handboek van zij die nog moesten gedoopt worden, verloren. Hun namen, uitgenomen een klein aantal, konden niet ingevuld worden omdat het originele wegens de troebele tijden naar Brugge was overgeplaatst. Geen enkel klein kind, gedurende die periode gezond, is er zonder doopsel gestorven. Maar later zijn ze allemaal gedoopt geworden. Na dit geschreven te hebben, vond ik in de vuiligheid, wanneer de kerk gezuiverd en gereinigd werd, ons handboek terug, maar gedeeltelijk gaaf en gedeeltelijk, gescheurd, en behalve het volgende kon niets meer gelezen of uitgeschreven worden. Deze twee bronnen, de volkstelling van februari parochieregisters, zijn niet voldoende om een zeer demografische studie te maken. Maar we denken volstaan om een idee te geven over de toestand 1694-1695.
1695 en de diepgaande dat ze toch in de jaren
2. Situatieschets. Sedert 1559 lag Zwevezele in de dekenij Torhout (17) en zodoende ook in het bisdom Brugge. Wie omstreeks 1690-1700 deken was te Torhout, konden we niet achterhalen. Wel weten we dat Guilielmus Bassery bisschop was te Brugge van 1690 tot 1706 (18). (17) D. Lescouhier, Geschiedenis van het kerkelijk en godsdienstig leven in WestVlaanderen. boek II. Brugge, 1926, blz. 233. (18) P.B. Gams, Series episcoporum ecclesiae catholicae. Graz, 1957, blz. 247. E.l. Strubbe en L. Voet, De chronologie van de Middeleeuwen en Moderne Tijden in de Nederlanden. Antwerpen-Amsterdam, 1960, blz. 243.
63
Dank zij de handtekeningen in de registers weten we wie te Zwevezele pastoor was in die tijd : Joannes Vanden Berghe (1680-1688?), Norbertus De Lasalle (1693-1697) en Frans Abeels (1697-17..). De heerlijkheid Zwevezele was administratief en gerechtelijk afhankelijk van de kasselrij Kortrijk en lag in de roede van Tielt (19). Op dat ogenblik behoorde zij toe aan de familie van Haveskerke (20). Louis-Albert van Haveskerke, gehuwd met Joanna del Rio, was er heer van 1668 tot 1732. Zwevezele was een zeer arme parochie. Waarschijnlijk werd dit nog verergerd door de bezettingen en herhaalde plunderingen van de Franse troepen. Volgens de telling van februari 1695 waren er 576 inwoners (21), verdeeld over 149 gezinnen (d.i. 3,8 mensen per gezin). Er waren 282 kinderen, hetzij 48,9 % van de totale bevolking, verdeeld over 125 gezinnen (d.i. 2,2 kinderen per gezin). De gezinnen werden in drie klassen gerangschikt: — de gegoede gezinnen 7,3 % — de middenklasse-gezinnen 30,8 % — de arme gezinnen 61,7 % (22). 3. Resultaten van ons onderzoek. 1° DE OVERLIJDENS. Wanneer we de evolutie van het aantal sterfgevallen tussen 1693 en 1700 bekijken, dan stellen we vast dat het cijfer normaal schommelt tussen de 10 à 14 gevallen. Maar de evolutie vertoont plots een forse stijging in het jaar 1694 (met 97 doden) en in het jaar 1695 (met 45 doden).
(19) M. Servais, artikel Zwevezele in : Armorial des Provinces et des Communes de Belgique. Luik, 1955, blz. 943. «Cette paroisse et seigneurie faisait partie de la châtellenie de Courtrai dans la verge de Thielt». (20) V. Arickx, De heerlijkheid en de heren van Zwevezele vanaf de 15e eeuw. In : Biekorf, 1966, jg. LXII, blz. 110-112. (21) Oud Archief te Kortrijk. Fonds Colen. 1e reeks, nr 1000. Registre des habi
tants de la châtellenie soumise à la capitation. (22) V. Arickx, De bevolking van Zwevezele in 1695. In : Houtland, Torhout, 1963, jg. V, nr 4, blz. 16-19. Er moet hier nog aangestipt worden dat de bevolking bijna uitsluitend van de landbouw leefde. Er waren 90 kleine en 22 grote landbouwers.
64
1693 1694 1695 1696 1697 1698 1699 1700
13 97 45 13 14 14 10 10
Voor de jaren 1694 en 1695 hebben we ook de telling gemaaKt per maand. Dan zien we dat het grootste aantal slachtoffers gevallen is tussen september 1694 en februari 1695 : in 6 maanden tijd 99 overlijdens ! De toestand tijdens de 10 laatste maanden van 1695 (met 10 overlijdens) is opnieuw praktisch normaal te noemen.
januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
1694
1695
3 3 8 4 1 6 6 2 8 11 22 23
25 10 3 3 2 0 1 0 0 1 0 0
Alle leeftijdsklassen werden aangetast, maar de kindersterfte verdient toch speciale aandacht; deze was enorm toegenomen : 1693: 2 kindersterften 1694 : 6 kindersterften (1 in november, 5 in december) 1695 : 14 kindersterften (waarvan 10 in januari en 2 in februari). Spijtig genoeg konden we geen vergelijking maken tussen de sterfgevallen bij beide geslachten. Bij de «infantes» kon men nergens uitmaken of het om een jongen of om een meisje ging. Naast de naam van de overledene vermeldde de pastoor ook soms «pauper» of «paupertas». In 1694 is dat, op 97 overlijdens, 12 maal het geval (in februari, maart, juni, telkens 1 x ; 2 x in sep tember, 1 x in oktober; in november en december telkens 3 x). In
65
1695 is dat, op 45 overlijdens, 8 maal het geval (4 x in januari, 3 x in februari, 1 x in maart). Soms treft men ook de vermelding «improvisa morte» aan, maar dit is niet veelbetekend. Volgens onze berekeningen is de bevolking van Zwevezele in vijf maanden tijd (september 1694 - januari 1695) met niet minder dan 13 % gedaald! In die periode waren er 89 sterfgevallen en slechts 3 geboorten, dit is dus een verlies van 86. In februari 1695 telde Zwevezele 576 inwoners. In september 1694 moeten er dus 662 zijn geweest. 2° DE GEBOORTEN. Bij de bespreking van het geboortecijfer moet rekening worden gehouden met twee feiten : — alleen de levendgeborenen werden gedoopt en ingeschreven in het register; — het doopregister kon niet volledig worden ingevuld daar het klad, met de namen van zij die nog moesten gedoopt worden, in 1695 voor een deel verloren ging. Er valt zeker niet te ontkennen dat er een grote daling was van het aantal geboorten in de periode 1694-1695; ook in 1697 was er een belangrijke achteruitgang. Tabel van het aantal dopen : 1693 1694 1695 1696 1697 1698 1699 1700
38 18 13 40 18 48 30 40
Voor die periode hebben we een vergelijking gemaakt tussen het aantal gedoopte jongens en het aantal gedoopte meisjes. We stellen aldus vast dat in de periode 1693-1695 méér meisjes dan jongens werden gedoopt. Velen beweren dat dit fenomeen zich slechts voordoet in tijden van demografische krisis : in normale tijden worden méér jongens dan meisjes geboren.
66
1693 1694 1695 1696 1697 1698 1699 1700
meisjes
jongens
20 12 6 18 7 23 13 14
18 6 7 22 10 25 17 26
3° DE HUWELIJKEN. Het aantal huwelijken bleef in de periode 1694-1695, met respektievelijk 11 en 14, aanzienlijk hoog. In de periode van 1680 tot 1708 komen slechts twee jaren met een hoger aantal huwelijken voor: 1686 en 1703 met elk 15 huwelijken. In tegenstelling tot de jaren 1694-1695, waren de drie volgende jaren een dieptepunt met respektievelijk slechts 5, 4 en 6 huwelij ken. Tabel van het aantal huwelijken : 1680 1681 1682 1683 1684 1685 1686 1687
5 8 11 5 12 5 15 11
1693 1694 1695 1696 1697 1698 1699 1700
4 11 14 5 4 6 12 10
1701 1702 1703 1704 1705 1706 1707 1708
9 13 15 10 7 8 8 6
4° BESLUIT. Ondanks het feit dat het huwelijkscijfer zeer hoog lag, blijven we geneigd te beweren dat er toen een demografische krisis moet zijn geweest : het aantal sterfgevallen nam sterk toe en het aantal geboorten kende een gevoelige daling. 4. Oorzaak van de demografische krisis. Omtrent de oorzaak van de demografische krisis van 1694-1695 bestaan er verschillende meningen: pest, dysenterie, oorlog, graankrisis, hongersnood.
67
Volgens. E. Huys (23) heerste er in de omstreken van Kortrijk rond de jaren 1690 een hevige pestepidemie. In zijn artikel beschrijft hij de toestand in enkele dorpen, maar hij spreekt niet over de toestand in Zwevezele. V. Arickx (24) schijnt de mening te delen dat ook Zwevezele aangetast was door die besmettelijke ziekte. H. Van Werveke (25) deelt heel zeker deze mening niet. Hij zegt uitdrukkelijk: «Si des années de forte mortalité se présentent encore dans le dernier quart du siècle, notamment en 1676 et en 1694, aucune de ces «flèches» n'est due à la peste». In diezelfde tekst beweert hij ook dat de gevallen van pest door de pastoors in de registers meestal werden aangestipt, met de vermelding «peste» of «pestis». Dergelijke vermelding hebben we in het overlijdensregister van Zwevezele geen enkele keer aangetroffen binnen de hier bestudeerde periode. In het laatste kwart van de 17e eeuw was de pest nagenoeg volledig verdwenen, maar men kende toen een andere verschrik kelijke ziekte : de dysenterie of «rooloop». Deze ziekte vertoonde volgende kenmerken : — ze kende een ruim verspreidingsgebied; — de ziekte verspreidde zich gelijktijdig op meerdere plaatsen; — de epidemie had een grote intensiteit. In tegenstelling met de pest werd deze ziekte bijna nooit vermeld in de parochieregisters. Naar onze mening was de werkelijke oorzaak van de demogra fische krisis de mislukte graanoogsten van de jaren 1693-1694. Deze zouden het gevolg zijn geweest van de brutaliteit waarmee de Franse soldaten zich gedroegen in onze gewesten. Om onze stelling wat kracht bij te zetten, willen we hier een zestal teksten aanhalen : a/ S.J. De Laet, L. Voet, e.a. Geschiedenis van België, Gent, 1969 blz. 238. « Vooral op het einde van de 17e eeuw trokken vreemde legers rovend en plunderend door ons land. Zij leefden op het land, wat betekent dat zij voor het onderhoud van manschappen en paarden beslag legden op de oogsten. Wijkende troepen deden niet zelden het rijpe koren in de vlammen opgaan.
(23) E. Huys, De pestziekte in 't Kortrijkse tijdens de jaren 1690. In: Handelin gen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, 1933. (24) V. Arickx, De bevolking van Kanegem in 1692 en 1695. In: De Leiegouw, 1964, jg. VI, afl. 1, blz. 24. «Wij weten dat ik 1694 een pestepidemie duizenden
slachtoffers wegmaaide in de kasselrij Kortrijk. In 1695 is het gemiddelde aantal personen per gezin 3,7 in Egem en 3,8 in Zwevezele» (25) H. Van Werveke, op.cit.
68
b/
c/
d/
e/
M
Vooral de grensgebieden moesten het ontgelden. Hongers nood en ziekte waren het gevolg van dat alles». E. Van Cappel, Aantekeningen over de toestand van de stad en kasselrij Kortrijk onder bodewijk XIV. In : H.G.O.K. Kortrijk, 1913-1914, deel XI, blz. 191-208. «Wij spreken niet van de gruwelen door brutale soldaten ge pleegd : de akkers platgetrappeld en de schuren geledigd ... De strijdende legers leefden ten koste van het vijandelijke land. De dorpen werden op schatting gesteld om levensmid delen, voeder en andere noodigheden te leveren», F. De Potter, Geschiedenis van de stad Kortrijk. Gent, 1876. « ... waar deze 15e juni maarschalk d'Humières het opperbevel in handen nam en al te velde staande vruchten ronde Kortrijk en Harelbeke deed neermaaien». A. Wyffels, De bevolkingsevolutie van de stad Tielt in de XVIIe en XVIHe eeuw. Blz. 222-223. «De tweede helft van de XVIIe en het begin van de XVIHe eeuw kende een afwisselend stijgen en dalen van het bevolkings cijfer, tengevolge van herhaalde oorlogen en hongersnoden (>■ (°) «Met hoogtepunten in 1693-1694 en 1697-1698 en 1709. Vooral de eerste hongersnood heeft op demografisch gebied een enorme invloed gehad». H. Van Werveke, La mortalité catastrophique en Flandre au XVIIe siècle. Blz. 468. «Si la mortalité est à son apogée en 1694 dans la plupart des villages, il y a une grande divergence quant au mois au cours duquel elle se place. Qui plus est : dans un certain nombre de cas la hausse se manifeste dès 1693, dans d'autres en 1695. Il s'agit apparemment des effets directs d'une famine, caussée par la Guerre de la Ligue d'Augsbourg, qui à ce moment rava geait la Flandre». D. Dalle, De bevolking van Veurne-Ambacht in de 17e en de 18e eeuw. Brussel, 1963, blz. 115-116. «Op onze beurt stelden wij vast dat verscheidene graan crisis gepaard gaan met een uitgesproken stijging van de foetale sterfte, dit is o.m. het geval in 1693-1694, 1698-1699 en 17391740». (Maar D. Dalle wijst in zijn werk ook op drie gevallen van dysenterie in 1693, 1695 en 1709!)
We zouden onze mening aldus kunnen samenvatten: oorlog, gevolgd door graancrisis, gevolgd door hongersnood, ziedaar de drie oorzaken van de demografische krisis in de jaren 1694-1695.
ALGEMEEN BESLUIT. Uit enkele demografische studies wisten we reeds dat er een krisis was geweest in de Zuidelijke Nederlanden op het einde van de 17e eeuw. Ons onderzoek over de situatie in Zwevezele bewijst in elk geval dat dit dorp toen ook rampjaren heeft gekend. Aan de hand van parochieregisters, volkstelling, demografische artikels en werken, konden we in feite alleen maar vaststellen dat er te Zwevezele een krisis is geweest en konden we enigszins de omvang van die krisis meten. Omtrent de oorzaken ervan bestaan verschillende meningen. Wij geloven niet dat de krisis te wijten was aan pest of dysenterie. Wij menen dat er drie opeenvolgende oorzaken zijn : oorlog - graankrisis - hongersnood. Het ware wenselijk dat over andere gemeenten een gelijkaardig onderzoek zou worden gevoerd. Het bijeenbrengen van alle resultaten zou wellicht leiden tot het gemakkelijker vinden van de werkelijke oorzaak (26). Mathieu ETAMBALA.
(26) Behalve de werken aangehaald in de tekst zelf en in de voetnoten, raadpleeg den wij nog o.m. : V. De Ghellinck Vaernewijk, het artikel Zwevezeele in: Sceaux et armoiries
des Villes, Communes, Echevinages, Châtellenies, Metiers et Seigneuries de la Flandre ancienne et moderne. Parijs, 1935, blz. 210 et 340. V. Arickx, Telling van de kommunikanten in de kasseirijk Kortrijk, Februari 1694. In : Biekorf, jg. LXV, 1964, blz. 17-19. C.H. Piot, Les effets de la guerre en Flandre pendant les années 1689 à 1694. In : Annales de la Société d 'Emu lat ion, Brugge, deel XXIV, 1872, blz. 321-333.
70
BEELDEN UIT HET OUDE ZWEVEZELE
Het kasteel de Thibault de Boesinghe, achterzijde, foto 1905.
Tijdens de Duitse bezetting, in 1916, ter gelegenheid van 21 juli, tooide het drietal A. Vermeersch, H. Desendere, H. Muylaert (v.l.n.r.) zich met respektievelijk een zwarte, een gele en een rode das. Zo woonden ze een kerkdienst bij. De Zwevezelenaars merkten het wel, de Duitsers niet!
71
Het zangkoor in 1916. Staande v.l.n.r. : Devriese. Poppe, H. Muylaert, Devriese en Van Sieleghem. Zittend: Decloedt, C. Lesage, T. Vanderhaeghe.
OpgeĂŤisten om te werken voor de Duitsers aan het front te Ledegem in 1917. V.l.n.r. : C. Gotelaere, M. Sierens, A. Lams, Aug. Lisabeth, Raym. Vansteelandt.
In de rijtuigm akerij Ern. Muylaert en E. Braet in de Bruggestraat. Foto genomen kort na de eerste wereldoorlog. V.l.n.r. : E. Muylaert, M. Sierens, C. Gotelaere, E. Braet, H. Coussens.
De dorsmachine van Ghesquière met o.a. V. Cortvriendt, J. De Buck, R. Vandekerckhove, L. en M. Devriese en G. Gesquière.
Wereldoorlog II : een Shermanntank voor het huis van fotograaf Dumon in de Bruggestraat.
Den Hille in de vijftiger jaren. Het opschrift luidt : Den Grooten Hille. Afspanning. Cam. Verleye. W. LEPOUTRE & M.STROBBE
NOTA — De hier afgedrukte foto’s zijn eigendom van en werden ter beschikking gesteld door de Zwevezeelse fotokring «Argos». — Het fotoboekje «Oud-Swevezeele in foto», in 1977 uitgegeven door diezelfde fotokring «Argos», en bevattende een 20-tal foto's met onderschrift, is nog steeds te verkrijgen door betaling van 250 Fr. (port inbegrepen) op rekening nr 000-0586561-02 van W. Lepoutre te Zwevezele.
«ZWEVEZELE, 1000 JAAR DORPSLEVEN» werd een tentoonstelling van formaat. t ’ Lieverke, de erg actieve kulturele kring van Zwevezele, is er van twee tot elf juni jongstleden in geslaagd een verrassend rijke verzameling heemkundig materiaal te presenteren aan de al even verraste als talrijke belangstellenden. Het stemmige decor van het «Lieverke» leende zich uitstekend voor de sfeerschepping : elke bezoeker kon er de liefde voor het gebruiksvoorwerp of bronnenmateriaal inademen. Geen sprake van «opstapeling» in deze nochtans beperkte ruimte: inrichters Raoul Verbeure en Wilfried Gevaert verdienen, samen met hun medewerkers, een pluim voor de overzichtelijkheid en de directe herkenbaarheid in deze, met monniken geduld opgezette collectie. De eerste blikvanger van de tentoonstelling was en blijft de prachtige catalogus : een werk om «U» tegen te zeggen. Zonder in superlatieven te vervallen, zouden wij dit werk van de heren Gevaert, Verbeure, Drs. Dezutter, Vandewiele, Staelens en Vermeulen, met speciale vermelding voor de grafische vormge ving door Drukkerij Gevaert, tot de beste heemkundige werken van de afgelopen jaren kunnen rekenen (1). Hiermee werd de bezoeker op een feilloze manier gegidst door beneden- en bovenkamers, in de kelderen op zolder. Het valt ons moeilijk, uit de zowat zeshonderd waardevolle voor werpen, een verantwoorde selectie «uitschieters» te maken: hiermee doe je het geheel onrecht aan. Vermelden we toch de enige presentatie van de land- en leenboeken uit het familiefonds de Thibault de Boesinghe, uit 17° en 18° eeuw, met daarbij fotocopiemateriaal van de penningcohieren, parochieregisters, resolutieboeken uit de 19° eeuw, het charter van de verkoop van de Heerlijkheid Zwevezele door Geraert van Scorisse aan Jacob van Lichtervelde (1419). Dé attractie van de benedenverdieping vormde het 17°-eeuwse kabinet, een kostbaar meubel afkomstig uit het kasteel van Zwevezele, met de wapens van de familie van Havesk.erke. Ook de verzameling religieuze volksprenten uit het Stedelijk Museum van Volkskunde te Brugge, de collectie haardgerief, kindergerief en kookgereedschap trokken de aandacht. (1 ) Deze catalogus is nog verkrijgbaar door betaling van 170 Fr. (port inbegrepen) op rekening n° 280-0295572-50 van mej. L. Deldycke te Zwevezele.
75
Popje, 19e eeuw.
Houten schooltas. Handvat met doorboring om de schooltas in de klas te kunnen ophangen. Zwarte schildering met bloemen in wit en rood. Initiatieven A.S.H. Afmetingen: 34 x 26,7 cm.: handvat: 17 cm. Dergelijke schooltassen dienden om het schrijfgerief en de boeken te bewaren. Ze komen voor sinds de 17e eeuw en werden ook gebruikt als schrijflessenaar. De meeste exemplaren bezitten een schuivend deksel. Voorliggend mooi beschil derd exemplaar uit het Stedelijk Museum voor Volkskunde te Brugge heeft een scharnierend deksel. Datering: 18e eeuw. (Bibliografie: J. Weyns, Volkshuisraad in Vlaanderen. Beerzel, 1974, deel I, blz. 403-405).
Ex-voto’s. Ex-voto betekent «krachtens een belofte». Het is een gebruik die ons overal in de bedevaartplaatsen opviel. Een ex-voto bestaat uit een wassen (soms zilveren) afbeelding, in betrekking met de gevraagde gunst, niet alleen voor menselijke ziekten en pijnen, maar eveneens bij de dieren. Verschillende afbeeldingen werden gegoten in plaasteren gietvormen.
Gevelsteen uit het «Pachtgoed van Swevezeele» (hofstede René Verstraete), 1703.
Spuwbak in gietijzer in de vorm van een paar aaneengegoten vrouwenklompen. Fabr. Stovegieterij Goddin uit Guise, dep. Aisne. Dergelijke voorwerpen waren een toegift bij aankoop van een kolenkachel.
Napoleonbeeldje in pijpaarde met polychrome beschildering. 19e eeuw.
Een apart geheel vormde zeker de collectie «devotie», zowat zeventig stukken waardevolle volkskunst, uitgedrukt in kruisbeel den, calvaries, religieuze volksprenten, kandelaars en paternos ters. Een heel speciale vermelding verdient de «kaartenkamer» op de bovenverdieping : dit is zowat het domein van de heer A. Vandewiele, die, zoals reeds vermeld, een geschiedenis van Zwevezele op stapel heeft staan voor het najaar 1979. Hij presteerde het om, aan de hand van vergelijkend kaartenmateriaal, de inplanting van de oudste plaatsen van Zwevezele nauwkeurig te reconstrueren : van woonkernen daterend uit de Romeinse periode, over de heer lijkheden, naar de 20° eeuw. Dit voorbereidend puzzle-werk van de heer Vandewiele — zowel wat topografie als toponymie betreft — belooft voor de toekomst. Voor de liefhebbers van kantwerk was er tenslotte de prachtige verzameling van Mevr. E. Denoo-Colle en van Mevr. L. Lams-Serruys een ware hulde aan de beroemde Vlaamse volkskunst en nijverheid. We konden er zelfs een handige vrouwelijke telg uit de familie Lams aan het werk zien: het kantklossen beleeft op dit moment een gelukkige «revival», evenals trouwens het spinnen en weven volgens de aloude technieken, ook op deze tentoon stelling te zien. Opzet en succes van deze gebeurtenis te Zwevezele moeten zeker alle geïnteresserden voor heemkunde een hart onder de riem zijn: hier werd het bewijs geleverd dat, mits geduldig en hard werken, heemkunde boven het amateurisme kan uitstijgen tot een echt wetenschappelijk niveau. De talrijke bruikleenge vers, het erecomité, de zwoegende organisatoren, de steunende gemeentebesturen zagen hun inspanningen zeker beloond : wij zwaaien hun vanuit Tielt een welgemeend proficiat toe, in de hoop op een nog nauwere samenwerking voor de toekomst (2).
J a a k B IL L IE T .
(2) Ter illustratie bij dit verslag, enkele foto's van tentoongestelde voorwerpen, ons bereidwillig ter beschikking gesteld door de inrichters, waarvoor beste dank. De onderschriften zijn afkomstig uit de catalogus.
79
GEDICHT UIT 14-18 Het zgn. «Gedicht uit 14-18» gepubliceerd in het vorig nummer van «De Roede van Tielt» (9e jg., nr 1, maart 1978, blz. 39-40) is niets anders dan het destijds vaak voorgedragen en in onze jonge jaren even vaak geparodieerde gedicht «Droeve Tijden» door G. Antheunis (Oudenaarde 9.9.1840 - Elsene 5.8.1907). Hij was de schoonzoon van H. Conscience en verbleef geruime tijd als vrederechter te Torhout. Het gedicht schreef hij op 1 januari 1871, tijdens de oorlog tussen Frankrijk en Duitsland. Het verscheen in «Uit het Hart», Dendermonde 1874.
(i. A ntiieunis . 1840.
Het feit van de vergissing door Maria Castelein en de redactie van het tijdschrift bewijst hoe populair een gedicht kan worden (en tegelijk hoezeer bepaalde gedichten inspelen op het volksgemoed en de «artistieke» zin van de volksmens). De lezing wemelt natuurlijk van interessante afwijkingen. Karel DE BUSSCHERE
80 D r u k V e y s , T ie lt
Adressen van de auteurs: J. Billiet, Wingensesteenweg 108, 8880 Tielt. K. De Busschere, Nieuwstraat 9, 8870 Pittem. M. Etambala Bredenbarm 3, 8060 Zwevezele. W. Lepoutre, Sprookjesdreef 11, 8060 Zwevezele. M. Strobbe, Bruggestraat 6, 8060 Zwevezele. A. Vandewiele, Zultseweg 53, 8790 Waregem.
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in ÂŤDe Roede van TieltÂť mogen slechts overgenomen worden met toestemming van de redactie.
' '= ^ . h ■ JL . . ^ ‘à ’tâ t n | w tv v ^ ^ .., /,, * ï ‘ ï A • " x - t ., Asr.-U’'^ 0>r ’//.w W * v 7 4 ' •■*.. v — A — ■!am =~ -*jL Ait ^ \ <£^> * lJ*- X _' ■— —L V l y ' W i T Î é -M ie h e l l'/i j i ''A~ J i n a f r t ^ _ , S „ > , , / « / »*' J,.-ur,n r ’^ e / . J '/te iJ fn i / — -u l ‘ * -3- / ; / ^ " v'r/ ^ „ / V la m e d e T o / .e t tim y /to rn
v /-w \i r\ 'h'fOVt I :’ v. , 'entAj’i \ \ \ <t ( w / ’.
/ (
», l
~
lubst-
rA tt^.uU te't
, A ff , , lie e r t A A ]u e A e n h rt;^ rk e
„
'le rlS t' •scknnskerke
*
,. £
<£<ù>u
a
/£ °
r ^ * O lia o t ï- tH a e n k . i a'tan n v t e „
t SieL en
Ma lam Ch.
, -
ooheck
D a iu 'k
........ Keltiuijfi-'l'eeeJ/e
t* ' H*’^ '1 A in , le / t-'a l,
IrU h Ü
1*»-
I
W
i
x
®
‘*n...... ^ ƒ / /' ktatrbel 'V ? „ f * y ^
^ O n à a n rk M .
7 'a H oogledeM . \ /
W l/U e
H .™
-, SU ienChai.
, :
k\ , r . O a e n , v FoelieC h..
. <tgr.a
V a h tiV in v r
a ^ t t u h r t M t- K 'u e t i M ■
H a tlls a n ie n
*
- ’^8r
le - J e t r a lie
, tduieoken o K o rte iru trck °
Jivikeralwvcn , 3 l ■/• tC S iJtin ksm U u ^ ^ t ê M ^ A v '" / " ! jS t . ^
V. T o u u i u n t f ,
., ; ,<//•«> i i*
A f T t k i ’t i e
* .. ï '{olls/n, "/ h t o/V v T H oornen UrAn*»te ^Pietmt A : \ , 4 Klerken t V
,
‘
^ | K e i/d e „ . ...................£ J /l 1 *
h e tfie S.Jacvb „ char %
^
à:
Vlab/Tck
JOost \>n ukejS)keK Cabni/i^-y
PantdeStr^nj-bàtr
R om bec Vvora'lfdfcs x T W n'—\ ','
o l, vncetu
o
„ -Ó P 'W S K X w M
k /A /
F
H
f e 1 ** ,j ra ?{
jis£e\jfié. relie
» ° > <Jt\mit&r ' ty U ^ 'i\r 3. Rew ^ |) ^'i/», ii,c S/ïllvu
’r tznilttv'
ï
-. •O A 66"■IfaM-Lvrïr *>'* akvrvft .< A S . \ J llo : ‘■ V*•>.’/1 - SA--.1•/^AiV*AV/ . ^ •-v -'3'-r~ ’T xj* ^ r1
'in /tr y e
.... . «Tiistrc^Ve Menin L
x
r/u/7 \ &otntr Cab.
C&Jl
/
rr k ,/
,
/
7-7
Ht/Ur
V
T
z <•,'/< YM '
^ - ,y' ‘ 7
îja lfl « Ç£j
\
/
\ /
t
'i
<-
B TI R G R A. .. 1er O ost v ƒ>____________
V H
T T f A e l ■, ■/ ■</<■/ ■
( ’r v e le
^ Æ e | t 19Î4-1918
y tc h iir e
B e lln n 0 B e U e /m
^ ^ r / f n u, r y >,mui, .■/&>
■
>
«
fr.-^T^j f /dr' vnbo\ra r r jfb^ yv A J j >N
ri ( fj'u u ir
T u n n e lt’ < i V iv \ a r e l, 1e r
Poe.l v o o r d 'o te n ffn )//e
mu
i>
\ffin u e ju e
\
Huk#"4 * .\
®
’/ d f j r .
A
D K r.v s i Ci ^ n t e t y f h e t n ^ j -
^
f C L x e rh o n t X.
niene
-
4/
.
ï
\ihaa A^\], 1edidfe 7 ^
- ij
)f.
J \ l / l te n 1er. U n
'B o s te r'h o u ,
iL \ de 'K ird e
—f cJ h e r d u m
I , iie h
É
K X
7,
h te n
T lu e lz j^ m .
X
/.w.ïM ntfr W
*i i', «féiinl.edvr/n\
Z e v e re n
A frto X o n u z
fW J w
v
M e ire c jh e irhA)
\ Ku^r' ^BveckbooÇm ’ y. [ffeeokt’oetn \ M ' $
I f û U e liv e q e
u ,
Vxnckt
A 1V
ï i ^Ïh7fTf^ *-r~y'
lin d e n h e t
M e id e % /id re le le -
t I le re k e
'
I L ir e t
^^DFDKWÂRTlâff/ j / / É LEGERS EREN
S
...
M
d
O UenA
* M e u Ie b e k e ) ii e l i e t y O \ >ri j l h d z ‘
CV7
d $ r ï& ' •< s # m M ïr l r M 'InoelrnunKoter^^Jty
{ ,„ u r /
',n ^
/■;
y /A
ld M _^ï^} ir d W ^ M a u d e r
S I '/
7>
»*,•,Kvroiveoeelen , i, *1^
i T m d a !e /\ -//a m e iitt
d tu /rC h a l
1
0^
tip lïiio tiendd'’ '•
y
e V < > }fIe n 'i)'n- y . /uf /öf e X ,
n ‘y ~ < ^ . S T ^ t ^ l a u l u n j m
b jf i i n v e d / u ’t v , .-
0' ^~5, ƒ /
r<* i \
\Lfeçnetn (Hallenhem%Hl. XÂbekiiapS
.•• ..ïfcs’ m * *
5
3 le K \a u Y ^ llWqeu-eJd( iàre/le
/ / ,\le iK o i/e a ' \ y u"'^< p P r
a \
•„ : k
T d> 4 i i V~>5N' A X' - * - L^ ^ r / d e
' V/—
^ Ou
" ■
'* r u iw v e n A
'vo l. ^WrildklferteobOj}~r^oer<vh X & l
w e re n
'('a t/ie rttu
t
OlTTE
r/e.ïïl') ijTV' in n ifo fffe iï/e lcc$ fu tu r0
t /V !./h . <v(e l/tj, y ' ff.if/e 1 /
£
L re ç e m
ijwmfzj’^ v
.andelijks H
w e k fijh e rn S
ïfie u f i n en h’w v/F. rTL}JU1} hft?\
Y1c’+.n(tVsj-r~ W ï ’t f a i S j
Ia r e k
;
k i t u n e J 3 $ j „ >e jiv e / ie t 11 < „ .Ifi/L u ie i 'h. I ‘ • 4 iV
O u a rtrw n l
,,{
e tte r/n d 'e a /te m ' n “ - e \ f <* ï K Alap-.C y / w lare * ' ' -ÿ*.. •••*
-* ï* r Villieren,.Kpr'tn/
J t t ‘W ik e k ÿ n j __/
'ty p e J e t?
H u tr a r d e / : C re il l è t
<
*jr. j;
l o i/ e i? 7 ie r n \ .
i k laTruiv r u in e . T
K e .rte rt
*& (
Z i \ &
•*
a n f r i ’i t v o
o„ 7 C O r f f v ü f y ^ L . ,4//V S tw, Z m e u o ie e
*'
çÆJtïiurifMU J'
«^ j oJ lé e c fe y
'tttV' ï.,w /r
rt'iST,
yftuntnr
Jf- 1’.unJsLr
—/
X ^ i l V u / f l ö & * u ü 'A
ONTELBAAR
zijn de diensten die de Bank U kan-verstrekken zowel wat geldbeleggingen als wat kredieten betreft. Een goede raad ... bespreek in vertrouwen al uw financiĂŤle zaken met een deskundige van de
BANK VAN ROESELARE EN W E S T - V LA A N D E R E N
zo wint U zeker tijd en geld !
Agentschap Tielt, Markt 24
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor Tielt en de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 9, 8880 Tielt. Tel. 051/ 40.17.00 Ondervoorzitter : Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, 8780 Oostrozebeke. Tel. 056/66.90.91 Secretaris : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt. Tel. 051/ 40.18.38 Redactie : J. Billiet Ph. De Gryse W. Devoldere P. Vandepitte R. Vànlandschoot W. Vanseveren Lidmaatschapsbijdrage : 300 fr. (te storten op PR. 000-0398411 -32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt). Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht.
INHOUD VAN DIT NUMMER:
J. VAN DER MEULEN, Hertog Albrecht von Württemberg — de illustere onbekende — en zijn INADuitse leger
blz. 81-160
Setjpg 2t!6re(f>f son SBlirtlentSeta
Hij was een duidelijk uitgesproken soldatentype, net zoals de beide Kroonprinsen. Ik heb maar zelden het plezier gehad hem te ontmoeten, maar ik bewaar sterk de herinnering aan een onderhoud dat een diepe indruk op me maakte. Hij was een persoonlijkheid. Zijn eerste Chef van de Generale Staf, de bekende generaal Krafft von Delmensingen, had de grootste lof voor zijn arbeidskracht, zijn voorbeeldige omgang met de leden van de Staf, zijn onverstoorbare rust, zijn geliefdheid en kameraadschap, zijn trouw en aanhankelijkheid. In elke omstandigheid gedroeg hij zich, van top tot teen, als een vorst, een echte, geliefde Grandseigneur van de goede oude stijl. Erich Ludendorff
Tielt, augustus-september 1914, oorlogsdreiging in stad... W ij staan mijn broer les hommes au balcon
het de
X\» V < > r e n d verre
toren
' and
6f
en
and
de sa K Kaden van het vertraPte leger de Masochistiesemars;
de
d
é
b
â
c
I
e (1)
«Oorlog tussen Serviën en Oostenrijk», zo stond het die ochtend van 29 juli 1914 te lezen op de frontpagina van «De Gazette van Thielt». Désiré Minnaert (2), drukker-uitgever van deze belang rijke krant, besloot zijn artikel met de profetische woorden : «... Binnen korte dagen zullen wij er meer van weten maar, het zou wel kunnen eene triestige wetendheid zijn. God spare ons Belgenland!» Vrijdagavond 31 juli bereikten de oproepingsbevelen van al de dienstplichtigen de Tieltse gendarmerie. Die nacht nog werden ze verwittigd dat het vaderland een beroep op hen deed. «... veel mannen, die verleden nacht opgeroepen werden, ziet men ten allen kante onder het volk. Zij trekken naar de statie, om met de eerste treinen af te reizen ...» (3). De zgn. Commissie Remonte eiste 270 paarden op. Vanuit Pittem, Aarsele, Kanegem, Meulebeke en Tielt werden ze samengetroept op de Lakenmarkt (1 oogst). Een Belgisch officier, de Tieltse vee arts M. Van Temsche, en hoefsmid Jules Van Landuyt keurden de dieren. Mannen werden verplicht om de paarden te bege83
leiden naar het station, waar ze per trein naar Gent vervoerd werden (4). Ook de «automobiels van Thielt, met inbegrip van hun chauffeur (!)» moesten zich ten dienste stellen van de mili taire overheid. Op 2 augustus werd door de notabelen van de stad een stedelijk hulpcomité opgericht (5). De Belgische driekleur wapperde op de toren van de St.-Pieterskerk. Alles was voorbe reid. Ons land was paraat. De vijand ook ... Op 4 augustus 1914 was ze daar, de cavalerie van de Duitse kei zer. Even voor achten overschreed ze de Belgische grens, met lansen van drie en een halve meter lang. De «zinloze slachting» begon. De Tieltse burgerwacht en de gewapende brandweer schoten in actie. Notaris Joseph Van Daele (leperstraat, 45), van 1902 tot 1913 voorzitter van het stedelijk muziekkorps «De Goede Vrien den», was bevelhebber van de gewapende brandweer (6). L. Baert was kapitein van de Tieltse burgerwacht (7). De leden van de burgerwacht moesten zelf voor hun bewapening zorgen. De blauwe lijnwaden kiel van 1830 en een armband met de Belgische driekleur vormden hun uniform. «... Alle weerbare mannen waren opgeroepen, zelfs Omer, te zamen met mijn vader moesten de blauwe kiel aantrekken en de wacht optrekken. Al de boerderijen lagen vol vrijwilligers, het merendeel Walen. Zij zouden wel de Duitsers tegenhou den als het zover kwam ...» (8). Burgemeester Emiel Vande Vyvere — hij was nijveraar en woonde in de Kortrijkstraat nr. 10, nu huis Point Design — deed een oproep tot kalmte en verbood elke betoging of samen scholing (5 oogst). De bevolking, die druk de schaarse en gecen sureerde persberichten nalas (9), was angstig en bad getrouw aan de wijkkapelletjes om het onheil te doen keren. «Gisteren, dijnsdag rond 2 ure namiddag, trokken er een goed duizend personen naar Stocktkapelleken, alhier albij de statie, om er te gaan bidden tot Onze-Lieve-Vrouw-terNood, in dezen bangen tijd» (4). Intussen was de eerste Tieltse piot gesneuveld. Het was Hector Balcaen die gehuwd was met Flavie Oosterlinck. Hij was de huis knecht van Baron Vander Gracht, die zijn buitenverblijf had te Tielt (Hulsstraat, 24, thans woning Dr. R. Lannoo). Te Jupille viel H. Balcaen voor het vaderland (6 oogst 1914). 55 andere Tieltse soldaten zouden nog de lijst van de gesneuvelden aanvullen (10). «De Gazette van Thielt» schreef over «De Groote Belgische Zege pralen» maar het Duitse leger stoorde zich daar niet aan en rukte op. Op 12 oogst liet burgemeester Vande Vyvere overal aanplak ken : 84
«... De overweldiger heeft recht van levensmiddelen, huis vesting en persoonlijke diensten te eischen. Elk weze gewil lig, om rampen te vermijden» (11). De oproep tot kalmte werd in «De Gazette van Tielt» herhaald op 19 en 26 oogst en 12 september. Eind augustus waren er in Tielt al honderden vluchtelingen die in «onze stad Thielt eene milde herbergzaamheid» vonden (12). Zag men de vijand nog niet door de straten dwalen, in de lucht was er al wat beweging te zien. Op 3 september was er te Oostrozebeke en te St.-Baafs-Vrijve een zeppelin (luchtschip) voorbij gevlogen (13). En op 5, 7 en 9 september werden vijandelijke ver kenningsvliegtuigen boven Tielt gesignaleerd (14). Een week later (17 september) om halfelf 's avonds vloog er boven het Tielts station voor het eerst een zeppelin. De bevolking betrouwde dit niet, want zulk een «sigaar» had op 25 oogst Antwerpen gebom bardeerd. Na wat getreuzel zette het luchtschip koers naar Oos tende (15). Maar 10 dagen later werd het ernstig. «... Zaterdag nacht, kwart voor 12 ure, kwam een Zeppelin boven Thielt gevlogen, komend uit de richting van Deijnze. Het luchtschip miek een vervaarlijk groot gerucht. Bij oogenblikken hield het stil ...» (16). Waarschijnlijk lag het in zijn bedoeling de «Usine à gaz intercom munal de Thielt» (17) te bombarderen. Een eerste bom belandde echter in de groententuin van café «De Gaze» (Wittestraat, 83-85) tegenover de villa van de directeur. «... De tweede bom was gevallen op een bloot stuk land zo wat 100 meters van de eerste. Veel personen hebben de ont ploffing gezien; zij geleek aan eenen kleinen weerlicht, ge volgd door een geknal. Dat gebeurde na klokslag twaalf. Met schrik en geslagenheid bevangen, kwamen de geburen uit hunne woningen geloopen. Geheel den zondag (27 septem ber) was ’t als processie naar de plaats der ontploffing» (16). Het spektakel echter was pover. Een kuiltje van 1,5 meter dia meter en 50 cm diep was alles wat te zien was. Ietwat naïef schreef Minnaert in zijn «Gazette» : «... Iedereen die dat heeft nagegaan, moest zeggen dat die ontploffingskracht van zulke bommen, vervaarlijk groot moet zijn ...» (16). In Tielt zou men aan erger gewend raken ... Bovendien moest ieder, die in die groententuin wilde rondneuzen, eerst in de ge lagzaal een pint drinken. Victor Crop, de herbergier, deed aan 85
«het bombardement» een gouden zaak. Zelfs Jan Nolf (18), de Tieltse troubadour, vond in dit gebeuren een inspiratiebron. Al gauw zong hij : «’k heb ne zeppelin zien vliegen, twas nen deutsen zonder liegen, ze hebben der naar geschoten, en ze hebben hem gepast; ze hielden hun aan de sparren vast» (19). Intussen had men hier in Tielt voor het eerst de vijand van nabij kunnen «bekijken». Op woensdag 9 september werden twee gekwetse Uhlanen naar het Tielts hospitaal (Deken Darraslaan, nu Rustoord) overgebracht (14). Men bekeek hen als curiositeiten uit een museum. Niet gekwetste Uhlanen waren echter veel gevaar lijker ... Ze waren de schrik van de bevolking (20). Half september, één maand vóór de Duitse bezetting (!), had men al Uhlanen ge zien in Ingelmunster (15). Kort daarna doken ze ook op in het Tieltse. «... We zaten die avond te lezen aan Slette-kapelle (Wittestraat) toen plotseling een vrouw riep: «De Uhlanen zijn daar». Iedereen gilde en spoeterde naar huis. Ikzelf — ik was toen 7jaa r— was thuis onder de kas gekropen, opdat de sol daten mij niet zouden vinden ... Overal werden de huizen ge sloten en de blaffeturen (= vensterblinden) toegedaan. Aan de gevel van ons huis hing een reclameplaat voor Suchardchocola. Wij namen de reclame weg want ze klonk nogal «Frans» en dat kon gevaarlijk zijn ...» (21). «... Zo werd het oktober en op «vliegende maandag» (22) zagen wij duizenden vluchtelingen met verwilderde blik van uit de Hoogstraat over de Markt trekken. Niemand kon ze tegenhouden. Ze vertelden dat de Duitse soldaten iedereen vermoorden die ze tegenkwamen ...» (23' Het was duidelijk, de situatie was ernstig. «De grijsde» rukten op. Vele Tieltenaren sloegen op de vlucht, anderen brachten hun be zit in veiligheid. Arthur Impe (24), bloemist en groentenkweker plaatste nog vlug-vlug een advertentie in de (laatste) «Gazette van Thielt» (10 oktober) : Te bekomen bij Arthur Impe Meulebeeksche steenweg, Thielt, SCHOONE MELOENEN aan voordeligen prijs 86
De Duitsers stonden echter voor de deur. Ik vrees dat die «Schoone Meloenen» oorlogsbuit geworden zijn ...
Tielt bezet.
De Engelse beroepsmilitairen waren België ter hulp gesneld. Ook voor hen bleek de terugtocht naar de zee onvermijdelijk. Op 12 oktober waren deze «nette prachtig gedrilde soldaten» (25) in Tielt op terugtocht ... Tielt was vol spanning en angst om wat komen moest. De gruweldaden van het Duitse leger, te Dinant en Namen bv., waren hieraan niet vreemd. Op vijf slapende soldaten na was Tielt, die vroege morgen van 14 oktober, soldaten-vrij. De Duitse troepen namen bezit van de ledige stad, niet zonder de nodige intimidatie. In het stadhuis werd dit slapend vijftal ontdekt. Vier Engelsen werden aangehou den. De vijfde, een zekere Erberth John. kon ontkomen (26). De Duitsers beschuldigden er de bevolking van Engelse soldaten te verbergen. Ook zou klokkengelui de intocht van de vijand gemeld hebben. Men dreigde met represailles. «... Wij kwamen aan de sakristie (van de St.-Pieterskerk, n.v.d.r.) en botsten op vijf Duitse soldaten, met de bajonet op het geweer. Zij leidden burgemeester Vande Vyvere, gebon den, op naar de kerk. Toen de Duitsers de stad binnen kwamen luidde de doodsklok en zij kwamen zien als het waar was. Dat was waar, want Ik had de lijkdragers de baar zien binnendragen in de kerk; het lijk stond nog in de kerk maar de dragers waren gaan lopen, samen met al de mensen In de kerk ...» (27). Burgemeester Emiel Vande Vyvere stond er dus slecht voor. «... Wij hoorden vertellen, dat de Duitsers burgemeester Van de Vyvere aan de muur van de dekenij wilden neerschie ten ...» (28). Leden van de gemeenteraad ijlden naar dame Elise Eikelmann (van de Heilige Familie, toen gevestigd in de Krommewalstraat, nu St.-Andrieskliniek) en vroegen haar de Duitse overheid van Tielts onschuld te overtuigen. Blijkbaar werd door haar tussen komst — zij was van Pruisische komaf — de stad en de burge meester gespaard (29). 87
De bezetting van Tielt, die bijna dag op dag 4 jaarzou duren, was aangevangen ... Het was brouwer René Colle — doctor in de rechten en schepen van stad sinds 8 oogst 1914 (30) — die, in naam van de stad, de vijand «ontving» (31). Bij deze Duitse delegatie was er blijkbaar een belangrijk man die schepen Colle 24 uur tijd gaf om zijn woning te ontruimen (Hoogstraat nr 26). Een vrijgeleide om met zijn familie het land te verlaten en zich in Engeland te vestigen (!) kreeg hij erbij. Dit Duitse heerschap zou tijdelijk — de oorlog zou toch niet lang duren — de herenwoning van schepen Colle be trekken. Dit personage, deze man met de snor, was hertog Albrecht von Württemberg, bevelhebber van het IVe Duitse leger. Onvoorzien, zou hij 28 maanden lang «Tieltenaar worden».
Albrecht von Württemberg, afkomst en familiebanden (32).
Op 23 december 1865 zag hertog Albrecht het levenslicht te Wenen, in die tijd het Parijs van Midden-Europa. Zijn vader Philipp (1838-1917) die gehuwd was met aartshertogin Maria Theresia van Oostenrijk stamde in rechte lijn af van Ulrich I, de eerste graaf van Württemberg (1241-65), een gebied met als cen trum Stuttgart, tussen Rijn en Donau (33). Het hertogdom Würt temberg werd in 1805 verheven tot soeverein koninkrijk en in 1871 trad het toe tot de Duitse Statenbond met behoud van eigen instellingen. Op dat moment was Karl I (1823-1891) koning van Württemberg. Toen deze kinderloos stierf, nam zijn neef Wilhelm II (1848-1921) de koningskroon over, maar ook dit huwelijk bleef zonder kroost. Gelukkig was er nog onze Albrecht, een ver familielid — hun beide overgrootvaders (!) waren broers — die het koningshuis in mannelijke lijn zou kunnen voortzetten. «Seine königliche Hocheit der Herzog Albrecht von Württem berg» is dan ook de titel (blijkbaar niet voor astmatici bestemd) waarmee onze legeraanvoerder officieel wordt aangesproken (34). Dat hij dit koningschap meer dan waardig was, hieraan zal hij geen moment getwijfeld hebben; trouwens het zat in de fami lie ... Zijn grootvader, Alexander, was gehuwd met prinses Marie van Frankrijk, de dochter van koning Louis-Philippe van Frankrijk (1830-1848). De broer van prinses Marie, zijn grootmoeder, was de hertog van Nemours, in 1830 kandidaat voor de Belgische 88
Wûrttemberg Königreich
Friedrich Eugcn, • 1732, t 1797, Hz. 1795, G FM, oo D orothea v. Brandenburg-Schwedt Friedrich I., * 1754, t 1816, Hz. 1797, Kurf. 1803, Kg. 1805, co A uguste v. Braunschweig-Wolfenbüttel
Alexander, * 1771, t 1833, co Antoinette v. SachsenCoburg-Saalfeld
___________ I_________ Wilhelm I., • 1781, t 1864, Kg. 1816, oo Pauline v. W ûrttemberg
Paul, * 1785, t 1852, co C harlotte v. SachsenHildburghausen
Alexander, * 1804, 1 1881, co M arie v. Frankreich
Karl I., * 1823, t 1891, Kg. 1864, co Olga v. RuBland
Friedrich. * 1808, t 1870, oo K atharina v. W ûrttemberg
Philipp, * 1838, t 1917, co M aria Theresia v. ôsterreich ! A lbrecht, * 1865, + 1939, Thronfolger, G FM, co M argarete v. ôsterreich
i
Wilhelm II ., • 1848, t 1921, Kg. 1891-1918, • co M arie v. Waldeck
i
Philipp, * 1893, der/eit C hef des Hauses, x: Rosa v. ôsterreich W ûrttemberg, K ënige, Herzoyc, Frinzen im 19. u. 20. Jahrh. (im Aus/ug)
Cari, * 1936, co Diane v. Frankreich
Stamboom en wapenschild van het edele geslacht von Wûrttemberg. In de derde kolom vind je hertog Albrecht (1865-1939) terug. Het wapenschild van dit geslacht toont ons drie leeuwen en drie hoorns van een hert op een veld van goud. Elementen van dit wapenschild vindt men nu terug in het embleemvan de automobielfabriek Porsche. In 1922 ontwierp de republiek Wûrttemberg een nieuw wapenschild. We lezen : «Alleen in Wurtemberg trachtte men de afgezette koning niette grieven doordat men zijn wapen met de drie herthoorns handhaafde en daaraan slechts de zwart rede landskleuren toevoegde». Thans vinden we de drie leeuwen van hertog Albrecht nog terug op het wapenschild van de deelstaat Baden-Württemberg. (O. NEUBECKER, Heraldiek, bronnen, symbolen en betekenis, Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1977, blz. 245; zie ook blz. 121, 263). (Cliché : Brockhaus Enzyklopàdie, Wiesbaden, 1974, 17e uitgave, deel 20, blz. 521).
89
!*
t
M«ek«:ni*n v. Moüfce Kfô?spripfe i: W «îhdm v FtançoL «» sd«ndoiff s**? » Kjonprfnr Rupp»#tht Herzvo,gP Afbute chi vK tück v. Bayern v. WârttfembPfg Kaiser tontheimH,
Fgtk«fthaÿft v, v. £<r»em v Kteitl*f
v. 8etbmaRR'’H©tNfej| » Hsf»<j*nh«?ç v H*
Augustus 1914, het Duitse opperbevel kende toen betere tijden ... — Zittend, tweede van links : hertog Albrecht, 28 maanden lang «Tieltenaar». Kijkt hij bedrukt of voelt hij zich wat bedeesd in dit «bloedig gezelschap»? — Op de voorgrond : Keizer Wilhelm II, op 1 november 1914 bezoekt hij het TieltseA.O.K. — Zittend, eerste van links : Kroonprins Rupprecht, op 27 maart 1917 in Tielt. In oktober 1918 deserteerde Rupprecht, dook onder in een Brussels klooster en eindigde zijn militaire carrière als stoker op een lokomotief. (Cliché Heemkundig kring) — Staande, zesde van links : Erich Ludendorff, op 25 maart 1917 in Tielt. — Zittend, tweede van rechts : Paul von Hindenburg, op 19 januari 1917 te Tielt de gast van hertog Albrecht, die hij zeer waardeerde. — Staande, derde van rechts : von Beseler, op 20 september 1914, kwam hij met zijn troepen onder bevel van hertog Albrecht te staan. — Staande, vijfde van rechts, Erich von Falkenhayn, door de geschiedenis ver antwoordelijk gesteld voor het gebruik van het gifgas en voor de tweede slag om leper. Was erg misnoegd over het pover resultaat dat hertog Albrecht met «zijn» gifgas behaalde.
90
troon en haar zus Marie-Louise (dus de groottante van Albrecht) was de eerste koningin van België ... (35). Onze Albrecht, blijkbaar voor grootse daden voorbestemd, ge noot de klassieke opleiding van de Duitse adel : hij begon op 17jarige leeftijd een militaire carrière. In 1906 werd hij bevelhebber van het 11e legerkorps van Kassei en van het 13e legerkorps van Württemberg. Zijn ster rees steil omhoog want in 1913 was hij al kolonel-generaal van het Duitse leger. Van een erfgenaam van de koningstroon wordt een voornaam huwelijk verwacht. Dit deed hij door te trouwen met aartshertogin Margarete Sophia van Oostenrijk (° 1870), de zuster van aartsher tog Frans Ferdinand van Oostenrijk ... Politiek gezien was dit huwelijk een grootse zaak. Of het een gelukkig huwelijk was, kunnen we niet vertellen; kortstondig van duur was het wel. In 1902 stierf Margarete, niet zonder hem vijf kinderen te hebben nagelaten. Philip (1893-1970?) was de oudste en de nieuwe erfgenaam (36). De troon was safe, maar het zou niet nodig blijken.
Het begin, voor Albrecht een familiezaak ...
Wanneer 1914 aanbrak, bestond de Duitse krijgsmacht uit negen legers. Het IVe, Ve en VIe leger hadden een adellijk opperbevel hebber. Over dit IVe leger voerde onze Albrecht, kroonprins van Württemberg, het bevel. Zijn carrière had een hoogtepunt be reikt ... Op 28 juni 1914 bracht aartshertog Frans Ferdinand van Oosten rijk, schoonbroer van Albrecht, een bezoek aan Serajewo, de hoofdstad van Bosnië. Als toekomstige keizer van OostenrijkHongarije — hij zou zijn oom Franz Jozef opvolgen — wilde hij een bezoek brengen aan deze provincie die zopas geannexeerd werd (37). Men had hem verwittigd dat de ontvangst mogelijks koel zou zijn. Het werd een «knalontvangst» : hij werd begroet met bommen en nadien werd hij, samen met zijn vrouw, neerge kogeld (38). Princip, een 18-jarige TBC-patiënt, gehuurd door de Servische organisatie Zwarte Hand, loste de schoten die over de hele wereld hun weerklank vonden (39). Deze moordpartij haalde in vier opeenvolgende edities (1, 4, 8 en 11 juli) de frontpagina van de «Gazette van Thielt». Op 15 juli moest de Serajewo-affaire in de «Gazette» de plaats ruimen voor de inhuldiging van E.H. Bouve als pastoor van de nieuwe O.-L.-Vrouw parochie. 91
Zo had hertog Albrecht een schoonbroer én een schoonzus ver loren, maar Wenen was zijn troonopvolger kwijt (40). Wenen zon op wraak. Op 5 juli 1914 gaf de Duitse keizer Wilhelm II aan Wenen een «blanco cheque» met volledige steun. Oostenrijk stond sterk. Tien dagen later verleende de keizer «het veldteken van Constantijn-den Groote» aan paus Pius X (41) en vertrok toen opgewekt met zijn zeiljacht op vakantie naar Noorwegen. Waarschijnlijk stond Hertog Albrecht — een stronk van de oudste Duitse adel — evenmin afkerig tegenover een oorlog; bovendien, ditmaal was zijn familie erbij gemoeid, je zou voor minder ... «Aanvankelijk werd de Eerste Wereldoorlog door de adellijke kringen in West- en Midden-Europa, helemaal in de traditie van het oude Europa, vanaf de Karolingen tot 1914, be schouwd als een sport, een spel, een jacht, een korte veld tocht. De Pruisische adel in Berlijn, de Hongaarse adel in Boedapest en de Weense hofadel, allemaal waren ze ervan overtuigd : in de herfst, als de bladeren vallen zijn we weer op tijd thuis» (42). Ook van Britse zijde horen we zonderlinge geluiden. Majoor Sir Tom Bridges schrijft : «We haatten de Duitsers niet. We waren volkomen bereid tegen wie dan ook te vechten ... en we zouden even bereid willig op de Fransen zijn afgestormd. Ons motto luidde: Komt voor elkaar. Waar gaat het eigenlijk om ?» (43). Op die manier werd de teerling geworpen. De logge oorlogs machine kwam in geheel Europa op gang. Oostenrijk-Hongarije verklaarde — gesteund door Duitsland — de oorlog aan Servië (28 juli). Rusland steunde Servië. Frankrijk — de Triple Entente indachtig — steunde Rusland. Duitsland verklaarde meteen de oorlog aan Rusland en Frankrijk. Op 4 oogst viel Duitsland België binnen met de bedoeling Frankrijk aan te vallen. België verzette zich. Groot-Brittannië kwam België ter hulp. Het spektakel kon beginnen.
De eerste sporen die hertog Albrecht verdiende.
Terwijl het VIIIe en IXe Duitse leger en de vier Oostenrijkse legers aan het Oostfront «succes» behaalden, werden de overige VII Duitse legers aan het Westelijk front ingezet (44). Het Ie leger 92
vocht in de noordelijke frontlijn (Luik), terwijl het VIIe leger in het zuiden van de frontlijn terug te vinden was (Nancy-Epinal). Het IVe Duitse leger van onze Albrecht zat dus halfweg de frontlijn en moest het gebied tussen Givet en Aarlen bezetten. De cavalerieeenheden zouden daar zo snel mogelijk doorstoten naar de Maas (tussen Namen en Verdun) om inlichtingen te kunnen inwinnen over de Franse legerbewegingen (45). Medio augustus 1914 was hertog Albrecht met zijn 180.000 man gearriveerd op de lijn Clervaux-Neubourg, links en rechts aan sluitend op het IIIe, respectievelijk Ve Duitse leger, waar kroon prins Wilhelm van Duitsland de scepter zwaaide. In het IVe en Ve leger hadden we dus : «... twee bevelhebbers die wegens hun titels uiteraard met veel tact moesten worden behandeld door Helmuth Graf von Moltke, de Duitse opperbevelhebber en ontwerper van het gewijzigde Invasieplan» (46). Op 17 oogst plande Albrecht, in samenwerking met het IIIe leger, door te stoten naar de lijn Namen-Givet-Bastogne-St.-HubertLéglise-Neufchâteau maar drie dagen later kwamen er nieuwe orders van het Duitse Opperbevel. «Het IVe leger kreeg de moeilijke taak zowel naar het westen op te rukken, tegelijk met het 3e leger, ais in verbinding te blijven met het 5e leger» (46).
De Slag in de Ardennen (22-25 oogst).
Op 22 oogst raakten onverwacht 2 korpsen van hertog Albrecht slaags met 2 korpsen van het Franse 4e leger. In de streek van Porcheresse-Ochamps en in het bos van Luchy kwam het tot een bloedig treffen. Het dorpje Maissin bijvoorbeeld veranderde ver scheidene malen van bezitter (47). Tegen de avond trokken de Fransen in grote wanorde terug, zelfs twee generaals werden ge vangen genomen. Albrecht stak een eerste pluim op zijn hoed ... Hoewel de Duitsers na drie bloedige dagen de Slag van de Arden nen op hun aktief mochten schrijven, kon men niet spreken van ■de definitieve doorbraak. De onbesuisdheid van kroonprins Wil helm was hiervan een belangrijke oorzaak. De geschiedschrijver noteert : 93
«Vooral de Württembergse kroonprins Albrecht gaf metho disch leiding aan de operaties en coördineerde de akties van zijn grote eenheden» (48). Ook moeten we vermelden dat— in tegenstelling met het Ie en IIe Duitse leger— de troepen van Albrecht zich niet schuldig maak ten aan terreurdaden tegenover de bevolking.
Verdere gevechten en de Slag aan de Marne
( 4 - 9 september)
Het Ie, IIe en IIIe Duitse leger rukten fel op in zuidelijke richting, het IVe leger moest enkel de verbinding garanderen met deze om zwenkende vleugel en het Ve leger. Eind oogst stak hertog Albrecht de Maas over te Sedan (49) na harde gevechten en zware verliezen en op 4 september begon voor de vijf Duitse legers de Marneslag. Weerom boekten de Duitsers geen beslis sende resultaten. Hier in de Champagnestreek moesten de Duitsers partij geven aan de Franse soldaten, inderhaast aangevoerd per taxi ... Het Franse élan kent geen grenzen. Hoewel de frontsector die door het IVe leger werd bestreken de meest gunstige indruk maakte — ze bereikten zelfs Vitry le Fran çois (50) — konden de Duitsers de doorbraak naar Parijs niet for ceren. Uitputtende marsen, voortdurende gevechten en gebrek kige bevoorrading werkten nadelig op het moreel van de Duit sers. De legers trokken zich terug achter de Aisne op de lijn Noyon-Verdun. Moltke, in paniek geraakt, meldde de keizer: «Uwe majesteit, wij hebben de oorlog verloren !» (51). Hertog Albrecht begon te vrezen, voor het vallen van de bladeren, niet thuis te zijn ...
Reorganisatie van het leger.
Aan de Aisne werd verder gevochten, met te verwaarlozen resul taat, tot 28 september. Toen probeerden de vijandelijke partijen 94
elkaar voor te zijn in de z.g. «race naar de zee». Hertog Albrecht nam afscheid van de Champagnestreek en van zijn pinhelmen en vertrok naar België om een corridor naar de Belgische kust vrij te maken (52). Een nieuw IVe leger werd gevormd (20 september). Vier «schooljongenskorpsen» van 18- 23 jaar werden per trein naar Brussel aangevoerd. Deze formatie, 165.000 man, (het 22e, 23e, 26e en 27e reservekorps) en Von Beselers 3e reservekorps — dat Antwerpen en Gent had ingenomen — waren de nieuwe hoop voor hertog Albrecht(53). Intussen had het Belgisch leger Antwerpen verlaten (10 oktober) om zich achter de IJzer terug te trekken. Gent werd door de Brit ten op 11 oktober in de steek gelaten. Via Tielt (12 oktober) voeg den ze zich bij het Belgisch leger.
De Slag aan de IJzer (19 okt. - 17 nov ).
Op 13 oktober verliet de laatste trein het Tieltse station, richting Adinkerke. Aan boord een groepje vrijwilligers uit Tielt (o.a. Joris Lannoo, Achiel De Vreeze, Joris Impe, e.a. ...) die gevolg gaven aan de oproep van koning Albert: «Vlamingen, gedenk de Slag der Gulden Sporen» (54). «Vader en ik gingen mee naar de trein, (met mijn broer die naar het front optrok, n.v.d.r.) en toen zag ik weer die bloed tranen staan in de ogen van mijn vader; zijn gemoed kwam vol, en hij bleef niet wachten tot de trein vertrok. Ik wel, rond zeven uur in de avond bij het vallen van de deemstering. Toen ik thuis kwam zegde niemand iets. Wij aten zwijgend en toen werd de rozenkrans gebeden. Wij dachten, het zal zo lang niet duren ...» (55). ’s Anderendaags — rond zeven uur in de morgen — arriveerde Albrecht von Württemberg in Tielt met zijn nieuwbakken leger om verder door te stoten naar Ingelmunster. «... Gekomen aan de draai van de Bruggestraat, waar de likeurwinkel was van Bonmaliier, zag ik de winkelier met bevende hand de glazen vullen van de zegedronken Duitse ruiters ...» (56). Deze jonge mensen, die de schoolbanken geruild hadden voor het geweer, trokken zingend, ongetraind en naïef vanuit Tielt de vuurdoop tegemoet. 95
«... Dagen aan een stuk zagen wij hele regimenten Duitsers opstappen naar de Yzer, zingend van «Gloria! Victoria !» ...» (56). Met hun 110 bataljons vormden ze de bloem van Duitslands jeugd die naar de slachtbank werd geleid. De geschiedenis heeft het de Duitse legerleiding nooit vergeven (57). De 17e oktober was dit leger al ten westen van de weg BruggeKortrijk; 18 oktober geeft ons het beeld van de voorhoedegevechten in de IJzerstreek. De Duitsers hadden een belangrijke reserve Studenten-regimenten achtergehouden in het Tieltse (58). Op 19 oktober was het volop roos. Het resultaat van deze slag was niet hoopgevend voor de Duit sers. Het front werd gestabiliseerd, de loopgravenoorlog kon be ginnen. Diksmuide werd ingenomen, Kaaskerke en Nieuwpoort werden nodeloos bestormd. Voor leper begon een bloedige legende. En in Bikschote-Langemark, werden de Duitse school knapen door de Britse veteranen bij duizenden weggemaaid. Men sprak over de kindermoord van Langemark! Toen het front door schipper Geeraert onderwater werd gezet bleek Calais, het einddoel, verder dan ooit (59).
Hoog bezoek
Op Allerheiligen 1914 was Tielt meer dan een bezette stad. «... We verstonden er ons niet aan. Vanaan de statie tot aan het huis van de Hertog (Hoogstraat 26) stond op het plankier alle meter 1 soldaat. Het geweer rechtop in positie. Toen reed een zwaarbewaakte auto voorbij ...» (60). Inderdaad, Keizer Wilhelm II van Duitsland, bezocht het hoofd kwartier te Tielt, om de mislukte doorbraak naar Calais te be spreken (61). Want twee dagen voordien (30 oktober) hadden de onthutste Duitsers, die in Pervijze en Ramskapelle huis na huis veroverden, gemerkt dat het water in de modderige weilanden achter hen plotseling begon te stijgen ... (62). Waarschijnlijk was ook het humeur van hertog Albrecht die dag allesbehalve. Hij had maar al te goed het strategische belang beseft van deze door braak naar Calais. Een doorbraak die nooit meer zou komen. Albrecht meende dat de oorlog voor Duitsland verloren was (63). Hij zou nog gelijk krijgen ook. 96
«In het Nieuw Gasthof», bij Camiel De Vlieger (Bruggestraat, 35-37). Op 1 novem ber 1914 had Camiel als gasten de keizer van Duitsland, de hertog van Württemberg en een heel stel hoge officieren. In deze eetzaal (foto) nuttigden ze hun «Reisspeise» en herkauwden hun eerste nederlaag in de Ijzerslag. In 1918 kreeg Camiel nogmaals militair bezoek : één zware geallieerde bom vernielde zijn woning ... (Cliché Heemkundige kring)
Die middag dineerde dit selekt gezelschap in het «Nieuw Gast hof» bij Camiel Devlieger (Bruggestraat, nr37). De spijskaart van dit gastmaal is nog bewaard (64). Na de maaltijd en de stafverga dering ten huize van de hertog vertrok Wilhelm met zijn hoogste officieren per auto over Deinze naar Spa. 10 minuten later— het was juist vespers en lof — werd Tielt gebombardeerd (vanuit een vliegtuig). Eén van de bommen, bestemd voor de keizer, viel — heel precies gemikt — aan de achterdeur van het huis van de her tog (het huis Colle). In de Tramstraat werd een Duitse schild wacht gedood, zijn naam was : Grüb (65). «... Het weze nogmaals gezegd dat wij van alles ooggetuige zijn geweest dat er een doode was, die in het doodenhuis van het hospital was overgebracht; in het groot hospital 5 of 6 erg gekwetste aan de beenen waaronder nog een met eene wonde aan het hert, een of twee gekwetste bij de damen van Biervliet; dan eene dozijn of twee licht verwonde duitschers aan de handen door glasstukken en onder de burgers enkel eene dame, M. De Koning, erg aan den rug gewond maar toch genezen; al het andere zijn inbeelding en vertelsels;...» ( 66 ).
De geallieerden waren er dus als de kippen bij want : «... Op geheimzinnige manier was een boerenzoon van aan de Ratte de nacht te voor op de hoogte gekomen van deze komst en met zijn fiets is hij haastig naar Sluis gereden om dit bericht aan de verbondene legers via Londen kenbaar te maken en 's morgens was hij terug op het hof ...» (67). De keizer was gaan vliegen. Hertog Albrecht bleef achter in Tielt. Alleen. Toen de Duitsers inzagen dat verder stormlopen tegen het Ijzerfront nutteloos was, stopten ze op 17 november hun aan vallen.
Tielt, hoofdkwartier van de Duitse legers in Vlaanderen.
Nadat op 12 oktober 1914 het hoofdkwartier te Gent was geïnstal leerd (68), werd eind oktober beslist in «Thielt» het definitieve hoofdkwartier in te richten. Tielt was ideaal gelegen, Roeselare lag te dicht bij het front en Gent was te ver. Andere steden waren er niet, want men moest even ver van Nieuwpoort als van Rijsel 98
Het bureau van het A.O.L. in de woning van Dr. Vande Walle (Hoogstraat 44). Hier werd vier jaar lang de strategie van het Ijzerfront op papier gezet. Aan de wand hangt links een kaart van Europa, rechts een kaart van de frontstreek in Vlaande ren. Rechts zit Rittmeister Herwarth von Bittenfeld, net als hertog Albrecht een paardenmaniak. Thans wordt dit bureau voor vreedzamer doeleinden gebruikt. Het is de leefkamer van Dr. Vande Walle. (Cliché André Verbaeys - Tielt)
99
blijven. Bovendien waren er in Tielt twee belangrijke spoorlijnen. Hertog Albrecht nam zijn intrek in het herenhuis van schepen Colle waar hij over het doen en laten van het Duitse leger — tussen de Hollandse grens en Rijsel — besliste (70). Twee schildwachten aan de voordeur, één aan de poort en twee aan de achterdeur bewaakten dag en nacht het huis waar zich deze sinistere bedoening afspeelde. De Duitsers noemden dit gebouw «das A.O.K. 4» (Armee Ober Kommando, IVe leger) (71), deTieltenaars spraken van «het huis van den hertog, waar men zijn kloefen moest af doen en barrevoets passeeren om den hertog niet te storen in zijn ru s t...». In werkelijkheid bleek dit getrappel de telefonische communica tie met het front te storen. Zo zegden de Duitsers toch. De vier statigste herenwoningen in de omgeving van het hoofd kwartier werden opgeëist en ingericht als bureaus voor het «A.O.K. 4» (72). De belangrijkste bureaus werden ondergebracht bij Dr. Ferdi nand Vande Walle (Hoogstraat, 44), waar eveneens een schild wacht de toegang tot de woning bewaakte. Geheel de beneden verdieping was bureau, boven sliepen er officieren. Een veldtele foon stond er dag en nacht in verbinding met het front. De dokter en zijn gezin mochten er blijven wonen en kregen de keuken toe gewezen ... Dr. F. Vande Walle (jr.) weet nog te vertellen dat ze. de omstandigheden in acht genomen, niet mochten klagen van de Duitse «huisbezetting». Minder geluk had meneerke Lemaire; hij was gehuwd met juf frouw Denys (72bis), liberaal, artistocraat, rentenier en kinder loos. Hij woonde in de Hoogstraat, nr. 36 (thans fotograaf Maes) en mocht eveneens onderdak verschaffen aan de Duitse bureaus. Hij had vrije tijd zat, was even braaf als nieuwsgierig en snuister de met de regelmaat van de klok in de dokumenten van het hoofdkwartier. Dit was nu eens informatie uit eerste hand ! Nog nooit was meneerke Lemaire zo in zijn schik geweest. De Duitsers dachten er echter anders over en begin 1915 kon meneerke Lemaire ophoepelen. De Duitsers weigerden de dien sten van meneerke Lemaire, ze hebben de oorlog verloren ook ! Het huis van Dr. Loosvelt, gevlucht in 1914 (Nieuwstraat nr. 7, thans Dr. Speybrouck) was eveneens volledig ingenomen door het hoofdkwartier (hier bevond zich de maquette waarrond de strategen hun aanvallen planden (69)), net als het huis van de familie Billiet, Hoogstraat nr. 53. Voor de bemeubeling van deze vier huizen werden inderhaast bureaus, tafels en stoelen geleverd door de firma Decoene, Kortrijk. I00
Hertog Albrecht, de rijzweep in de hand, stapt gelaarsd en vol nieuwe aanvals plannen het bureau van het A.O.K. binnen (Nieuwstraat, 7, huis Dr. Speybrouck). (Cliché André Verbaeys - Tielt)
101
Vijfennegentig man voerden hier in Tielt het bevel over het IVe Duitse leger (73). Hertog Albrecht was de chef, en generaalmajoor Ilse was de tweede in rang. Wanneer we de lijst overlopen vinden we in deze generale staf drie hertogen (Albrecht en zijn zonen Philipp en Karel-Alexander), twee graven, vier «Rittmeister» zonder andere titel, één prins en zes baronnen (Freiherren) terug. In Tielt was nog nooit zoveel blauw bloed bijeen geweest. De Duitse adel had hier werkelijk de handen vol ! Nu nog is het opvallend dat de Tieltse ooggetuigen vertellen dat de kledij van deze «Herren Offizieren» prachtig was. Velen droegen een pantalon, afgeboord met een rode bies, de broekspijpen vastge maakt met een bandje onder de voet, zodat het geheel strak spande rond het edele been. Ziek mochten deze heren ook niet worden; tot de generale staf behoorden zes dokters ... Het huis De Leersnyder (Kortrijkstraat, 89) en het huidige huis BiIliet (Kortrijkstraat, 142, o.a. de Kapelmeister van het Spandaumuziek verbleef hier) waren volledig ingericht als «Ubernachtungsquartier» voor het A.O.K. Andere «Herren Offizieren» waren gelogeerd bij de Tieltse elite van die tijd. Een kolonel bv. was drie jaar lang «op kwartier» bij Dr. De Zutter (Kortrijkstraat, 84, thans parfumerie Hellebuyck). En de belangrijke generaal Ilse was thuis bij de weduwe Waüters-Denys, leperstraat nr. 27 (74). Ilse liet in de tuin van familie Waüters een bunker bouwen, uit veiligheids overwegingen. Die bunker, Duits fabrikaat weetje, is nu nog in die tuin te zien. Vanzelfsprekend kreeg dit Tieltse hoofdkwartier hoog bezoek over de vloer. Niet alleen de keizer van Duitsland of de hoogste militaire bonzen (zie beneden), ook «nobele sympathisanten» kwamen regelmatig aankloppen. Zo wipte in 1915 (de precieze datum konden we niet achterhalen) de koning van Beieren, Lodewijk III, eventjes over naar België, waar zijn landgenote koningin was (koningin Elisabeth was af komstig van Beieren). Natuurlijk kwam Lodewijk, met zijn prach tige witte baard, in Tielt even gedag zeggen aan zijn buurman kroonprins Albrecht en zijn twee zonen. (Beieren en Württemberg waren twee buurlanden). Bovendien waren twaalf- à vijftien duizend Beieren vrijwilligers in het leger van Albrecht. Hier in Tielt was Lodewijk vergezeld van zijn vrouw, de koningin, en zijn twee dochters (74bis). Je kon nooit weten waar het goed voor was ... En op 6 (of 7) april 1916 was kardinaal von Hartmann, aartsbis schop van Keulen en vicaris van het Duitse leger, te Tielt (75). Boven zijn bisschoppelijk tenu droeg hij een zware militaire legerjas. Deze von Hartmann was in feite een militair bevelhebber «op zijn sloffen». Hij stond in zeer nauwe relatie met de hoogste 102
militaire gezaghebbers. Zijn precieze houding, en meteen de relatie van de Duitse katolieke kerk, t.o.v. de eerste Wereldoorlog is totnogtoe vrij duister gebleven.
Voorzieningen voor het hoofdkwartier.
Niet alleen meneerke Lemaire en de familie Colle werden ge dwongen plaats te maken voor het Duitse hoofdkwartier, ook de familie van bankier Loontjens (Kortrijkstraat, 58, thans Nopri) moest voor de Duitsers plaats ruimen (76). Den Tap, of de Katho lieke Kring, naast het huis Loontjens (Kortrijkstraat, 60-62, nu textiel L. Van Maele) werd eveneens aangeslagen en ingericht voor het A.O.K. De woning Loontjens werd luxueus ingericht want elke middag waren hertog Albrecht met zijn beide zonen en de hoogste officieren er te gast (77). Tijdens de maaltijd speelde het «Spandaumuziek» (78), een keur korps van Duitse beroepsmuzikanten, vrolijke wijsjes; hertog Albrecht was in Wenen geboren ! In de verte bulderde het kanon. Elke donderdag- en zondagvoormiddag, van elf tot twaalf, gaf dit 35-koppig «Spandaumuziek» een concert op de kiosk. «... de generaals en den hertog en zijn kliekske stonden ton te luisteren ...» (79). Voor het huis van de gezusters Samijn, «Ellegoederen» (nu Bank van Roeselare), was er een houten bank geplaatst. Daarop namen de hertog en zijn twee zonen plaats tijdens het concert. Muziek moet zittend beluisterd worden ... Ook de frontsoldaten «op vakantie» waren op dit muzikaal festijn belust. Na het kanongebulder aan het front konden hun oren best wat muziek gebruiken. Op de markt stonden ook de gebroeders Van Quickelberghe te luisteren, niet te dicht bij de soldaten; «de mensen zouden denken dat we voor de Duitsers zijn» Bij dit Spandaumuziek speelde een zekere Starke, fluitist. Deze man kreeg bekendheid als componist van Duitse marsen. De leden van dit legermuziekkorps waren vier jaar lang gehuisvest in de Meulebeekstraat (nu Kasteelstraat). De mensen kenden hen al vlug als «de fluit», «de trombone» en «de contrabas» ... Halver wege 1918 werden ze overgebracht naar het front, om voor de soldaten te spelen. Al gauw ruilden ze hun viool voor een ge weer ... 103
In de tuin van Casino I (huis bankier Loontjens, thans Nopri - Kortrijkstraat). Op de voorgrond (derde van rechts), de haren kortgeknipt, ziet U hertog Albrecht, ■Rechts (met kepi) staat Oberstleutnant Weber, Bemerk ook de gesculpteerde tuinzetel (uiterst rechts. Op de achtergrond blaast het Spandaumuziek enkele muzikale klanken, de hertog ter ere ... (Cliché André Verbaeys - Tielt)
104
Wanneer de Hertog naar huis Loontjens kwam eten (de Duitsers spraken van Casino nr. 1) volgde hij steevast dezelfde weg: Hoogstraat - Vijverstraat - Rameplein - Ramestraat - Kortrijkstraat. Opdat hij zijn tere voeten niet zou kwetsen aan de Tieltse kasseien werd die weg speciaal geplaveid met effen, roze vier kante steentjes. Aan de Hoogstraat - Vijverstraat was er een bar rière aangebracht. Deze weg was aangelegd voor de hertog en niet voor privé gebruik van de Tieltse stedelingen bestemd. Tot halverwege de zestiger jaren kon men nog deze hertogelijke straat zien. Nu is dit mooiste straatje van Tielt met een heerlijke laag asfalt bedekt (80). Het A.O.K. had ook een compagnie garnizoensoldaten ter be schikking die hier de permanente bezetting vormden. Zij stonden in voor de service van het hoofdkwartier: bureelwerk, ontspan ning, militaire wacht en parade, enz. Zij waren ondergebracht in de «Ludwigs-Kazerne» (nu Instituut Heilige Familie, Hulstplein). In deze Ludwigs-Kazerne was ook de «Badeanstalt», de badin richting, waar de frontsoldaten zich moesten laten ontluizen. De Tieltenaren, die aangehouden waren voor smokkel, een boete niet konden betalen, of op andere kleine vergrijpen betrapt werden, werden eveneens in de Ludwigs-Kazerne opgesloten. In het Duitse Casino nr. 1 werden soms schitterende feesten ge organiseerd. Zo werd in de winter 1916-1917 in de hof een prach tige wintertuin — met monumenten van sneeuw gemaakt— inge richt. De Duitse adel bewonderde deze pracht en nuttigde het zo veelste glaasje «snaps». Vanaf 1917 begon dit luxeleven te ver slechten. «... in den casino ontvangen de officieren geen snaps meer, en geen koffy of cigaren, en den dynsdag en vrijdag avond geen wijn ...» (81). Regelmatig waren er ook officieren in Tielt die kwamen uitrusten van de frontperikelen. Zij waren ondergebracht in het kasteel Ronceval (Kasteelbos; boven op het kasteel was een zoeklicht geïnstalleerd om vliegtuigen, die Tielt bombardeerden, op te sporen). Ook voor de frontofficieren was er een speciale mess in gericht, nl. Casino nr. 2 (in de Kortrijkstraat nr. 89, het Ubernachtungsquartier, nu huis De Leersnyder). 's Winters werd op de vijver van het kasteelbos lustig geschaatst. «... toen woensdag de 4 vliegers nog al leeg over de ijsbaan aan het kasteel passeerden was er eene waarvan de mitrail leuse werkte; een burger zei aan de duitsche soldaten die daar ook schaverdeinden : zij zien (de engelsche) u staan en 105
Voorjaar 1916. Hertog Albrecht, tweede van rechts, op het Tieltse marktplein. Albrecht, het eeuwige rijzweepje in de hand, draagt een zware overjas met een halsboord van vossenpels. Aan zijn voeten rust zijn trouwe herdershond. Op de kiosk houden de «Landstrumers» een concert. (Cliché André Verbaeys - Tielt)
106
schieten misschien naar u; en op eene pink zatten zij in het hout ...» (82). Het spreekt vanzelf dat voor de «A.O.K.» te Tielt een vlotte com municatie met het front noodzakelijk was. In 1906 hadden de Duitsers de «Gesellschaft für drahtlose Télégraphié» opgericht, die als handelsmerk het woord Telefunken voerde (83). Deze organisatie had al in eerste Wereldoorlog een grote invloed op het beeld van de oorlogsvoering en de strategie. Begin 1915 werd op een stuk weiland in de Kasteelstraat (nr. 23-29) een 45 m hoge radiomast opgericht. De Tieltenaren spraken van «de Funke». «... het waren matrozen die afgekomen waren om deze mast op te richten. Zij konden langs koorden kruipen en spanden die hoge perse vast langs de 4 kanten aan betonblokken, die in de grond gegoten waren ...» (84). Aan de voet van deze radiomast was er een seinhuisje, waar dag en nacht een soldaat in contact stond met het front. De radiomast van het Franse leger stond in Hondschote. Bij de bevrijding wisten de Franse soldaten te vertellen dat de Tieltse Funke zo sterk was dat ze de berichten, vanuit Tielt verzonden, in Hondschote opvingen (85). Nade oorlog had de Tieltse bevolking aan deze radiomast een vette kluif brandhout. De Duitsers had den ook een eigen duiventil ingericht op de zolder van de Be roepsschool (Grote Hulsstraat, 38, thans woning Dr. W. Van Craeyenest). Dagelijks reden enkele soldaten, met een mand vol duiven op de rug, per motorfiets naar het front. Zo werden korte berichten, van God-weet-waar aan het front, naar het hoofdkwar tier te Tielt overgevlogen. De Tieltenaars — evenals de overige mensen die in «das Sperrgebiet» woonden — mochten geen dui ven houden, te gevaarlijk voor spionage (86). De opgeëiste duiven werden samengetroept in de Nieuwstraat nr. 10 (de vroe gere magazijnen Verbeke) en bakker Joseph Loosvelt (Kortrijkstraat, 39, thans juwelier Loosvelt) moest instaan voor de ver zorging van de diertjes (87). Bakker Hector Gadeyne (Oude Stationsstraat, 83) een verwoede duivenpiet, kon niet scheiden van zijn beestjes en verborg ze. Spijtig genoeg was er een Duitser, verbonden aan de duiventil in de Beroepsschool, bij bakker Gadeyne op kwartier. Hector werd verklikt, hij rook onraad en poogde nog zijn duiven te verbranden in zijn bakoven. Het mocht niet baten. Samen met zijn vrouw Augusta en zijn zoon Cyriel werd hij aangehouden. Op 18 decem ber 1915 werden ze door de krijgsraad te Gent gevonnist. Te Tielt werd het vonnis overal aangeplakt. Na een maand gevangen schap te Aken werd de familie in een kamp te Anrath (bij Krefeld) 107
opgesloten. Ze moesten er zwoegen voor de Duitsers, leden hon ger, kregen slaag en werden vaak vernederd. Augusta en Cyriel kregen gratie op de feestdag van de Duitse keizer. Hector moest blijven. Hij zou zijn vrouw en kinderen nooit meer terugzien. Hij stierf te Anrath op 12 januari 1917, van honger en ontbering. Op zijn rouwprentje staat geschreven, sober en pijnlijk : «... ik ben gestorven verre van u ...» (88). Minder noodlottig was de afloop voor Jules Van Bruwaene, hij woonde op de grens Tielt-Pittem (grondgebied Pittem) in het ver lengde van de Oude Pittemstraat. Jules verborg zijn duiven in een put, een buis zorgde voor de luchttoevoer. Prima idee, maar ook hij werd verklikt. Samen met zijn zwangere vrouw werd hij in Aken in de gevangenis gestopt... Zo werd zijn zoon, Georges, «in gevangenschap» geboren (11 januari 1916). Daardoor werd aan het gezin Van Bruwaene gratie verleend. De berichtgeving van de krijgsverrichtingen van het IVe leger werd in het huis van de familie De Sutter (Nieuwstraat, nr 17) ge censureerd en netjes opgepoetst. Behalve de klassieke succes sen was er «lm Westen Nichts Neues». Het Duitse moederland kon gerust wezen in haar zonen ... Deze persberichten en offi ciële communigués dienden niet alleen voor het Duitse thuisland. Het IVe leger gaf tweemaal perweek een eigen krant uit : «Kriegszeitung der4. Armee». Regelmatig (om de 2 à 3 nummers) had die soldatenkrant een culturele bijdrage van 4 blz. : «Lose Blàtter». In mei 1915 verscheen een «Lose Blàtter» volledig gewijd aan «Thielt, in dem sich das Hauptquartier befindet» (90). Het station te Tielt was een knooppunt voor de aanvoer van legermateriaal. De bevolking, in het «Sperrgebiet» woonachtig, kreeg verbod (15 oktober 1915) zich op de sporen te begeven. Men liep kans neergekogeld te worden door troepen van de «Landsturm» (51e compagnie) die de spoorweg bewaakten (91). Deze «Landsturmers» — veteranen van 40-45 jaar — stonden ook in voor de bewaking van het A.O.K. en speelden «douanier» aan de grenzen van de stad. Ze droegen een speciale helm met een kruis op en waren gehuisvest in het Sint-Michielscollege (Lager onderwijs, Kortrijkstraat, nr 59). Dagelijks kwamen ze in parademars naar het hotel l’Espérance (later Amicitia, thans A.S.L.K. - Markt). Ze hadden een fanfare (trommels en fluit) die, net als het Spandaumuziek, tweemaal per week een concert gaf. In de zomer van 1916 werd, door «personeelsgebrek» aan het front, deze spoorwegbewaking afgeschaft. Van toen af werd de stad verantwoordelijk gesteld in geval van sabotage aan de sporen. Vooral de Tieltse jeugd nam deze sabotage-karwei op 108
æ Ter zaliger gedachtenis van
HECTOR G A D E Y N E
De eerste Tieltenaar die viel voor 't vaderland.
ec ht ge no ot v an
Augusta Missant Geboren te Hooglede den 9 Mei 1856 w oon ach ti g te Thi elt op 0. L. Vrouw paroc hi e en sc hi e lij k ove rleden te A n r a t h in D u it s c h l a n d , den 12 J a n u a r i 1917.
Het leven van den m ensch is een tran en d al en een ballingschap op deze w ereld ; m aar n a dit leven is de hem e' ons d ierb aar Vaderland. Onderw orpen wij ons aan de besluiten der godde lijke Voorzienigheid; zij zijn altijd rech tv eerd ig , altijd heilig, altijd aanbiddelijk, alhoew el zij onbe grijpelijk en d u ister aan ons v erstan d voorkomen. Óm zijne zoetaardigheid en goed k a ra k te r w as hij van iedereen bemind. Het w as een oprechte c hristen, een w are echtgenoot, een allerbeste vader die zijne k in d ers beminde en opvoedde in e er en deugd. Al stierf de rechtveerdige een o n v erw ach te dood, hij zal nochtans in ru s te zijn. Vaartwel, dierbare echtgenoote en k in d ers, ik ben gestorven verre van u ; m aar zijn wij op de w ereld gescheiden g ew eest, wij zullen wederom, door eenen onverbreekbaren 'band te sam en vereenigd zijn in ons nieuw V aderland. In tu ssch en bidt voor uw en overledenen m an en vader. Zoet H ert van Jé s u s w ees mijne liefde. 300 d. afl. D r u k J . V e rv e n n e - M is s a n t T h ie lt.
109 Bakker Gadeyne, de man die ver klikt werd en stierf in het kamp van Arnrath.
zich. Zij draaide de metalen wieltjes af waarop de kabels voor de signalisatie liepen. Met vier zulke wieltjes kon men een karretje maken. In Tielt waren er twee strategisch enorm belangrijke lijnen : TieltDiksmuide en Tielt-Kortrijk-leper (92). Het hoofdkwartier besliste daarom de lijn Gent-Tielt-Diksmuide te verdubbelen. Er werden twee spoorlijnen naast elkaar gelegd. Omdat de Duitsers nooit verder geraakt zijn dan Diksmuide, ligt er vanaf Diksmuide naar de kust nu slechts een enkel spoor... Het waren vooral Russische en Italiaanse krijgsgevangenen — met Italië had Duitsland een speciaal eitje te pellen — die voor de aanleg van deze spoorlijn werden ingezet (93). Deze mannen — een 300-tal — waren «gehuisvest» in het slotklooster (in de Blekerijstraat) en kregen er een tergende behandeling (94). Vele Tieltse gezinnen droegen dagelijks de aardappelschillen naar deze krijgsgevangenen opdat ze toch iets te eten zouden hebben ... De Italianen hadden een uniform waarop gouden sterretjes genaaid waren. Kinderen die «voedsel» brachten, kregen dan een sterretje cadeau. Het zijn kostbare sterretjes geweest ... En toen — na veel honger — de sterretjes op waren, gaven ze een versierde ring of een ander kleinood, gemaakt uit metaalafval, gevonden langs de spoorweg (95). ’s Winters hadden ze er een nieuwe vijand bij : de koude (De winter van 1917 heeft geschiedenis gemaakt!). Om te kunnen stoken braken deze krijgsgevangenen de houten vloer van hun slaapzaal uit en liepen dan op de balken. Het waren ook deze Russen en Italianen die op de grens Tielt-Pittem (Pittemberg) een verbindingsroute aanlegden tussen de lijn Kortrijk-leper en de lijn naar Diksmuide. De Duitsers noemden dit station: «TieltWest». Vaak stonden op deze lijn treinen vol munitie te wachten op transport. Dit werd nu het speeloord bij uitstek van de Tieltse jeugd, die elke middag vrijaf had; er werd in het lager onderwijs alleen ’s voormiddags les gegeven. Na de oorlog werd deze verbindingsroute volledig afgebroken. Een klein zijspoor werd aangelegd vanuit het Tieltse station naar de schoenfabriek van de Oostenrijker Aschl (96). Tijdens de eerste Wereldoorlog stapelden de Duitsers daar stro en haver. Na de oorlog — de fabriek was intussen militaire schoenfabriek ge worden — werd dit spoor nog vaak gebruikt. Een andere militaire instelling was wel het SANKA (Sanitàts Kraftwagen Abteiling). Het SANKA kreeg onderdak in de thans afge broken textielfabriek Frans Vande Vyvere-Pollet (Hulstplein). Vanaf medio 1917 werden daar de militaire ziekenwagens opge lapt (97).
110
Het Tieltse postgebouw (Kortrijkstraat) was ook het centrum voor de militaire postbedeling in de gehele streek. De Tieltenaars zelf mochten geen brieven posten ! Viermaal per dag trok een post koets beladen met brieven vol angst en hoop naar het station. De bakkerij voor de Duitse bezetters in Tielt bevond zich in de leperstraat nr 61-63 (thans Unie en bankinstelling). Daar woonde in die tijd Joseph Vande Vyvere, drukker. De drukpersen werden uit het magazijn verwijderd en vervangen door een bakoven (97). Te Tielt liet het Duitse hoofdkwartier ook de stafkaarten van het IVe leger drukken. De drukkerij bevond zich in de (thans gesloten) textielfabriek Maes (Oude Stationsstraat). De wijzigingen van de frontposities en de stellingen van de vijand werden op deze kaar ten nauwkeurig aangeduid en door het hoofdkwartier regelmatig bijgewerkt. In dezelfde Oude Stationsstraat was de weverij «de Piere» (nu huis Demarey, nr 98) ingericht als garage, waar de auto van de hertog en deze van de hogere officieren gestald waren. Op de deuren van de hertogelijke wagen schitterde het Duitse keizer lijke wapen met de fiere adelaar.
Tielt, hoofdstad van bezet België ten westen van de Schelde.
Bezet België werd in twee bestuurszones verdeeld. De eerste, die zich uitstrekte van het front tot aan de Schelde, stond onder het bestuur van het IVe leger te Tielt. «... De rest van het land werd door een Duitse gouverneurgeneraal bestuurd (successievelijk : von der Goltz, von Bissing, L. von Falkenhausen). Overal bleven de burgerlijke overheden in functie, lange tijd ook de gerechtelijke» (98). De mensen, die woonden in het gebied bestuurd door hertog Albrecht — «das Sperrgebiet» — werden beperkt in hun vrijheid. Het «Sperrgebiet» was zelf onderverdeeld in het operatiegebied (het front en omgeving, dit noemde men «de hel») en het etappengebied (dit noemde men «het vagevuur»). Tielt werd ge louterd in «het vagevuur». Te Tielt werden dus niet alleen beslissingen van militaire aard ge troffen, ook het «burgerlijke bestuur» van West- en Oost-Vlaanderen kreeg hier een supervisie.
*' .
In het voorjaar van 1915 bracht hertog Albrecht met zijn legerstaf een bezoek aan zijn soldaten in Oostrozebeke gelegerd. Hier komtzijn wagen de Hoogstraat inge reden. De straten, waar de hertogelijke stoet langskwam, waren letterlijk gebor steld. Overal waren sparretjes geplant, een erepoort werd opgetimmerd en de huizen langs de weg waren versierd. Veiligheidshalve moesten de burgers binnenshuis blijven. Tussen een kordon van soldaten begaf de hertog zich naar de opgesmukte Gildezaal. (Cliché : Ghislain Vandeputte, Oostrozebeke)
112
Toen von Bissing op 31 december 1915 verklaarde dat «de onder wijstaal aan de universiteit te Gent voortaan uitsluitend het Nederlands zal zijn» (99) — een mededeling met enorme politieke gevolgen ! — bekrachtigde von Württemberg deze beslissing (april 1916) en ondernam zelf definitieve stappen om dit besluit uit te voeren (100). Waarschijnlijk stond Albrecht onder druk «van boven af», want de gedachte dat een universiteit in zijn gebied werd opgericht stemde hem niet onverdeeld gelukkig (101). Een andere politieke daad was de Belgische wet van 15 juni 1914 in het gebied van het IVe leger te doen toepassen. Daardoor werd de schoolplicht in het lager onderwijs tot de leeftijd van 12 jaar opgetrokken, vanaf september 1916 (102). Weerom een beslis sing met een «activitisch reukje» ... Andere beslissingen waren: de censuur op alle drukwerken en foto's; vanaf 19 maart 1915 mochten enkel nog rouwberichten gedrukt worden en alle fotoapparaten werden verzegeld. Ook werden de gemeenten verantwoordelijk gesteld in geval van sabotage aan de spoorwegen, verkeerswegen en telefoonleidingen. En op 31 juli 1916 besloot men in West- en Oost-Vlaanderen de identiteitskaart te vervangen door het Duitse «eenzelvigheidsbewijs» (103). Dergelijke beslissingen, genomen door Albrecht en Co., werden uitgevoerd door de plaatselijke Kommandanturen en Ortskommandanturen. De aanplakbrieven en bevelschriften werden gedrukt in het huis van schoolmeester Paul Crommelinck (thans huis Elysée, Kortrijkstraat). Er was ook een installatie voorzien voor steendruk (104). Vanaf 1916 werden de persen van drukkerij Lannoo (Joris zat aan het front) hiervoor gebruikt. De Tieltse Kommandantur bevond zich eerst ook in het huis van meester Crommelinck, ernaast was het beruchte Meldeamt (thans huis Duthoit). Later werd de Kommandantur overgebracht naar de leperstraat, nr 46-48, in het huis Mulle de Terschueren. Wanneer de Duitsers beslissingen namen, die geheel bezet België betroffen, kon men weerom von Württemberg niet over het hoofd zien. Zo ondertekende hij op 10 november 1915 samen met von Bissing een bevel dat van de Belgische bevolking 40 miljoen frank (per maand) eiste; dit als «deelname» in de onderhouds kosten van het leger en als bijdrage voor de administratie in het bezet gebied (105). Toch wel een originele gedachte ...
113
Het marinegebied — (Gruppe Nord).
De bezetting van het front, van de Hollandse grens tot aan Lombardzijde-Schoorbakke, verdient een speciale vermelding. Het Marinekorps «Flandern» (drie divisies) bezette deze kuststreek. Dit marinekorps behoorde tot het IVe Leger en hing af van het hoofdkwartier te Tielt (106), maar had als directe bevelhebbers het «Generalkommando» onder leiding van Admiraal von Schroeder. Dit «Generalkommando» was gevestigd in het Provin ciaal Hotel, op de markt te Brugge (107). Het Marinekorps zorgde ook voor het onderhoud en de bemanning van de duik- en torpedoboten met als thuishaven Zeebrugge en Oostende. Het flottieltje «Flandern» telde een dertigtal duikboten waarvan er der tien operationeel weinig waarde hadden (108). Toch mogen we het belang van deze vloot niet onderschatten. Toen de Duitsers de onbeperkte duikbootoorlog verklaarden (1 februari 1917) bleek het flottieltje «Flandern» zo aktief dat de invoer van Ameri kaanse voedselpaketten in ons land enorm beperkt werd (109). Het Nationaal Comiteit voor Hulp en Voeding zat zonder graan en kon geen brood meer bakken. Zo had onze bevolking de grote hongersnood van 1917 grotendeels aan dit flottieltje te danken ( 110 ).
Hertog Albrecht en «la petite histoire».
Toen Albrecht in Tielt arriveerde was hij een «illustere onbe kende». Wel kon men in de «Gazette van Tielt» (19 september 1914) lezen dat het IVe Duitse leger onder bevel stond van een zekere «hertog van Wurtemburg» — let op de foutieve schrijf wijze — maar daar was het dan ook bij gebleven. Algauw kwam men te weten dat deze man meer was dan een hooggeplaatst militair; hij bewoonde een kasteel. Stel je voor. Die koninklijke «levenswandel» bleef hij dan ook in Tielt verderzetten. Zelfs zijn trouwe lakei — de man droeg een typisch jasje met strepen — had hij speciaal vanuit Württemberg naar Tielt laten overkomen. Niet allleen zijn lakei, ook zijn kledij werd vanuit Stuttgart, de hoofdstad van zijn rijk, naar Tielt overgebracht. Kleermaker Jozef Martens moest regelmatig een nieuwe hals boord op het kostuum van de hertog aanbrengen (111). Jozef Martens was in Tielt de buurman van Albrecht. Beter een goede buur ... zal de hertog gedacht hebben. 114
Op de keerzijde van deze foto lezen we : «Hertog Albrecht = Brücke zwischen Eindsdyk und Roggeveld, erbaut von der Pionier = Komp. 304». De Duitsers verbonden Eindsdijk (een gehucht van Vladslo) met het Roggeveld (een gehucht van Esen) door een lange houten brug. Er onderdoor stroomde de Handzamevaart, die door de overstroming van het laagland zeer breed geworden was. De Duitsers doopten deze grote noodbrug, naar hun bevelhebber, de hertog Albrecht brug. Toen de Duitsers in 1914, na bloedige strijd, eindelijk het gehucht Eindsdijk veroverden, kon men in de Duitse pers lezen dat de «Stadt Eindsdyk» gevallen was ... (Cliché : André Verbaeys - Tielt)
115
Volgens onze ooggetuigen was Albrecht door zijn eigen man schappen graag gezien. Soldaten vertelden zelf dat hij goed met zijn volk kon omgaan. Wanneer soldaten hun opperbevelhebber ontmoeten, werd normaal een militair saluut van hen verwacht. Getuige J.G. vertelde dat de hertog regelmatig met de hand teken deed dat dit saluut voor hem overbodig was, wanneer hij zijn manschappen op straat tegenkwam. Aan het front, tussen Esen en Vladslo lag er een lange brug over het overstroomd gebied. De soldaten doopten deze brug de «Herzog Albrecht Brücke». En wanneer het de verjaardag was van de hertog (23 december) cir kelden Duitse vliegtuigen boven het «A.O.K. 4» (Hoogstraat 26) en wierpen bloemen in de tuin van de hertogelijke woonst. Winterrozen ... Elke morgen reed de hertog te paard, samen met Philipp en Karei Alexander, zijn twee oudste zonen, naar de vroegmis in de Paterskerk. Hoewel het koninkrijk Württemberg een protestants bolwerk was, bleef de hertog katholiek. Voor de bezettingstroepen liet hij in het Paterskerkje regelmatig godsdienstige oefeningen houden, zowel voor protestanten als voor katholieken. Speciaal werden daarvoor Duitse aalmoeze niers ingezet (112). «Gott mit Uns» was dus geen holle frase! Op 27 januari 1917 (113) werd in de kloosterkerk de geboortedag van de Duitse keizer plechtig gevierd. De Hertog, het garnizoen en de staf van het IVe leger waren aanwezig. Al te ijverige sol daten hadden het borstbeeld van keizer Wilhelm midden op het altaar ter verering uitgestald. «Zaterdag om 11 uur was er een dienst voor de Keyzer bij de Paters voor de Kathoiyke en in de capeI aan de kerk voor de Protestanten. Wij gemoeden in den voormiddag een pater : Pater is het waar dat zaterdag het borstbeeld van de Keyzer op het altaar heeft gestaan voor het tabernakel; gansch de stad spreekt ervan, wat was dat; — Ja het is waar, doch zie hoe : de twee duitschers die de kerk versierd hadden, hadden daar eigentlijk dat beeld gezet; de ordonnance van den her tog komt in hi ziet het «weg daarmee» zegt hij; het wierd sef fens afgenomen; maar het had er toch gestaan; daaraan kan men gemakkelijk zien welk een bespottelijk en slaafsch denkbeeld de duitschers van hunnen keyzer hebben; van die zake is veel gesproken geweest» (114). ’s Namiddags, als het weer het toeliet, deed de hertog een rit te paard rond de stad. Zijn twee zonen, zijn ordonnans en zijn lijf arts vergezelden hem. Zijn ene zoon droeg een kepie met een rode band, de andere met een gele band. In Tielt sprak men 116
De dagelijkse middagtrip ... Hertog Albrecht, op zijn volbloed paard, rijdt door de Nieuwstraat. Het huis op de hoek Markt - Nieuwstraat (Ellegoederen : Samijn) draagt nog de sporen van het bombardement van 1 november 1914. (ClichĂŠ AndrĂŠ Verbaeys - Tielt)
117
algauw van «de roo en de gele klakke ...». De drie paarden van de hertog waren gestald in het wagenhok van dr. Ferdinand Vande Walle (Hoogstraat, 44), in die tijd schepen van de stad. Zoals het een edelman past was Albrecht verzot op paarden. In de steen bakkerij «Steenhuyse» (Pittemse Steenweg, 10, thans «drankslijterij» Kristoffel) liet hij speciaal een manège aanleggen waar hij kwam paardrijden en zijn dieren trainde. Hoe onze hertog hier in Tielt naar voren kwam ? «... Hij was zeer terughoudend tegenover de bevolking, hij zag niemand staan, kortom 't was een aristocraat. Hij was mager, beenderig van aangezicht en bruin van v e l...» (115). «... die mens was nie contrarie. Da waren hertelijke, grote, propere mensen. Hij kon pertig gaan; allez, ne flinke militaire gang. Hij was altijd schone gekleed, maar zijn klakske (= kepie) stond wat diep over zijn ogen ...» (116). «... Hij kwam hier regelmatig over de vloer want de bureaus waren hier. Het was een strenge man. Hij was bruin, van het donkere type. Hoewel het niet direct het type van een joviaal iemand was, meen ik, dat hij — en vele van de Duitse offi cieren — niet afkerig zou geweest zijn van vriendelijke om gang met mensen van Tielt; maar wij waren natuurlijk zeer terughoudend ...» (117). Voor de massa van de Tieltse bevolking, die hem niet van zo nabij gekend hebben, was de hertog «... ne vieze pitoe ...». Anderen zeggen milder : «Ik heb die man nooit zien lachen ...». Veel reden tot lachen had hij wel niet. Streng opgevoed volgens Pruisische normen had hij vroeg zijn vrouw verloren. Nu was hij een een zame vijftiger, al jarenlang ver van huis, in het arme, mistige Vlaanderen. En het leger, dat hij aanvoerde, werd met de dag kleiner en jonger ... Zelfs het succes bleef uit. Toen von Arnim in Tielt hertog Albrecht opvolgde (zie beneden) verdween met hem ook de adellijke sfeer (?) uit de Hoogstraat, von Arnim was klein van postuur en hoewel hij van Pruisische afkomst was, liet hij in het «A.O.K. 4» de teugels wat losser. «... d ’er werden daar ton somtijds feesten gegeven. Collens' vleugelpiano stond daar nog en ze speelden muziek en dans ten. En ’k peinsde, moest Madame Colle (in Engeland) hare marmeren vloer zien, ze zou schreimen (= huilen) ...» (116). Iemand die er vier jaar lang de plezante noot in hield was wel generaal-majoor Ilse, na hertog Albrecht de tweede in rang. Deze man, kloek gebouwd «lijk een boerepaard», was een ware kinder 118
vriend. Regelmatig nam hij schoolkinderen mee naar de «spekkewinkel» of deelde snoepgoed en koeken uit op straat. Zo geliefd als Ilse was, zo gehaat was graaf von Schmettow. Hij was officier van de Uhlanen en even gevreesd als de Uhlanen zelf. Tijdens de inname van Namen in 1914 werd hem de hand afge schoten, maar toch bleef hij toen, te paard, verder zijn troepen aanvoeren. Zoals de meeste officieren had hij op wandel zijn rij zweepje bij. Hij gebruikte het ook ! «... Wanneer de mensen niet bijtijds uit de weg gingen sloeg hij ze van het plankier. Vraag het maar ne keer aan Sefke Tijtgat...» (116). Door de Tieltenaren werd graaf von Schmettow «Knops» ge noemd. En «Knops» was zeer katholiek. Hoewel het zelfs in de kerk lastig voor hem was om zijn agressiviteit te onderdrukken ... «... wanneer d ’er iemand, op de communiebank bij de Paterkens, te dichte bij die 'n één arm durfde gaan zitten, ton stuikte hij ze d ’er van ...» (115). Graaf von Schmettow woonde bij dr. Vande Walle, net als luitenant-kolonel Holland en majoor von Monbart. « ... von Holland beroemde er zich op dat hij ooit met de koningin van België had gedanst. Het was een echte Duitser die altijd sakkerde en donderwetterde op zijn mannen. Ge heel in tegenstelling met de Monbart. Dat was in feite een Duitse fransman die afstamde van de Franse Hugenoten. Hij was altijd zeer beleefd en meegaande met zijn volk ...» (117). Met kerstmis waren de Duitsers op hun best. Van hen komt trou wens het gebruik om kerstbomen in huis te halen. De mensen hier begrepen dit niet. Stel u voor : een denneboom omhakken, in de woonkamer plaatsen en dan nog versieren ... (118). «... Kerstavond was de enige keer dat wij door het opperkommando in onze eigen salon «uitgenodigd werden». Er stond een kerstboom, er branden vele kaarsen en men speelde piano. De officieren, onderofficieren en ordonnan sen vierden zonder onderscheid broederlijk naast elkaar. Er werd gezongen en wijn gedronken ...» (117). Er werd maar éénmaal per jaar kerstmis gevierd ...
119
Verdere veldslagen van het IVe leger in Vlaanderen.
«Pa, hoe gaat het aan den IJzer ? vroeg den kroonprins aan den keizer. Slecht, mijnen jongen, wij kunnen niet door. De Belgische soldaten, die staan er altijd voor ...» (119). Het relaas van deze akties komt neer op de geschiedenis van de Ie Wereldoorlog in België vanaf 20 september 1914. Dit is niet onze bedoeling. Wel kunnen we, in vogelvlucht, de belangrijkste veld slagen opsommen die hertog Albrecht en zijn opvolger niet ge wonnen hebben. Na de Slag aan de IJzer (19 okt. - 18 nov. 1914; ook genoemd: «De Eerste slag om leper») groeven beide partijen zich in en maakten stellingen die de komende drie jaar niet meer dan enkele kilometer zouden worden verplaatst. Men wachtte op de lente van 1915 ... wanneer de grond weer hard zou zijn. Maar eerst moest het nog Kerstmis worden. Kerstmis 1914. Te Diksmuide (120) en tussen leper en La Bassée speelden zich menselijke taferelen af. De Duitsers plantten kerstbomen op de borstwering van de loopgrachten. «... ’s Avonds werden kaarsen op die kerstbomen aange stoken en men zong kerstliederen, die de Tommies met ver slagenheid hoorden. Recht op kwamen zij door het nie mandsland naar de Duitse linies ...» (121). De Engelsen lieten de molens van Wulveringem en Kemmel wieken bij wijze van antwoord. Er werden foto’s gemaakt en ver broederd. Het 133e Duitse infanterie regiment en de 2e Schotse garde deden het nog beter aan de Belgisch-Franse grens. «... Schotten en Pruisen, Württembergers en leren togen te samen op hazen- en konijnenjacht in het niemandsland en na de uitwisseling van geschenken speelden zij samen een internationale voetbalwedstrijd : Engeland-Duitsland. De eindstand was 3-2 voor de Duitsers ...» (121). Het verslag van deze voetbalwedstrijd, zowel van Britse als van Duitse zijde, is bewaard gebleven. 120
Maar hier in Tielt kon von Württemberg er niet mee lachen. Zulke frivoliteiten pasten niet voor een leger, op weg naar de viktorie. En te Diksmuide kwam een Belgisch luitenant met het bevel van hogerhand dat «het nu met dat kinderspel moest gedaan zijn ...». En inderdaad. Op 22 april 1915 begonnen de Duitsers de tweede Slag om leper. Zelfs het gebruik van het nieuwste wapen, «gas», (zie beneden) betekende voor de mannen van Albrecht geen succes. Op 25 mei stopten ze hun massale aanvallen op leper. De geallieerden had den 70.000 man verloren, de Duitsers de helft meer (122). In het hoofdkwartier te Tielt begon men zich zorgen te maken. 1916 maakte twee zaken duidelijk. Het massale leger, door GrootBrittannië op de been gebracht na het invoeren van de dienst plicht betekende een enorme steun voor de geallieerden. Ook bleek dat God zowel aan de kant van de munitiefabrieken als aan die van de grote bataljons stond. De «korte veldtocht van 1914» was een uitputtingsoorlog geworden. In 1916 lag het zwaartepunt in Frankrijk. Somme en Verdun, twee akelige begrippen in 1916, betekenden voor 1,5 miljoen (!) mensen het Einde (123). Aan het front van hertog Albrecht bleef het «relatief kalm» in die periode. Doch geen nood. De Vier Ruiters van de Openbaring zouden hun oogst niet verloren laten gaan. 1917 stond voor de deur ... Maar Albrecht zou weldra afscheid nemen van Tielt en zijn IVe leger (zie beneden). 1917 : Ditmaal waren het de geallieerden die het initiatief namen. In Mesen lag een heuvelrug. Kon men er niet over vanwege de vijand, dan zou men er onderdoor gaan. Britse soldaat-mijnwerkers groeven kilometer lange gangen in de heuvel. Spijtig ge noeg hadden de Duitsers dezelfde idee. Soms ontmoetten twee ploegen mijnwerkers elkaar «waarbij de betrokkenen eikaars keel openklauwden en el kaar doodsloegen met pikhouwelen en schoppen» (124). Ten slotte werden op 7 juni 1917 onder de Duitse stellingen 500 ton explosieven tot ontploffing gebracht. Slechts enkele versufte Duitsers overleefden de slachting. Zij «mochten» deelnemen aan de derde Slag om leper (31 juli - 7 november). Het regende weken aan een stuk. Men vocht er in een modderzee, diep genoeg om manschappen en dieren te laten verdrinken. Het landschap was een nachtmerrie, «vloeibare klei ... een verraderlijke slijm» (125). De strijd was het heetst bij Geluveld (10 oogst), Langemark (16 oogst), de heuvels bij Passendale en Staden (1 september), Poly121
goonbos (26 september), Broodseinde (4 oktober), Poelkapelle (9 oktober). En toen de mannen van het IVe leger de heuvelrug van Passendale aan de Canadezen moesten prijsgeven (6 november) hadden ze al 202.000 man verloren. De Britten 300.000. Maar het IVe leger kon zich deze verliezen niet meer veroorloven ... Ludendorff, de opperchef van het hele Westelijk front, overdreef niet toen hij schreef : y «Dat was geen leven meer, het was slechts een onuitspreke lijk lijden» (126). 1918 — we worden eentonig in onze wreedheid — was de finale, Wagner waardig, na ruim vier jaar bloedvergieten. Nochtans be gon het hoopvol voor het IVe leger. In april 1918 werden op een paar uur tijd de heuvels heroverd die in 1917 prijsgegeven waren. Het leger was versterkt met soldaten van het Oostelijk front. En toch liep de zaak vast. Definitief. Oorlogsmoeheid, voedseltekort en revolutie ondermijnden het moreel. Op 23 april 1918 kreeg de 1e Marinedivisie van het IVe leger een serieuze veeg uit de pan toen de Britten met hun schepen, de «Vindictive», de «Iris» en de «Daffodil», een aanval deden op de duikboothavens van Zeebrugge en Oostende, waar het gevreesde flottieltje «Flandern» onderdak had. De Britten hadden zich — zij het zonder veel succes — gewaagd in het hol van de leeuw zelf. Psychologisch een serieuze klap (127). Te Spa besloot de keizer (14 oogst 1918) «dat naar een gunstige gelegenheid moest gezocht worden om vrede te sluiten» (128). De mannen van koning Albert (12 divisies, 170.000 man!) (129), gesteund door het 2e Britse leger (Plumer) en het 6e Franse leger (Dégoutté) maakten het zaakje rond (130). Op 28 september 1918 begon het geallieerd offensief. Het IVe Duitse leger plooide. Het Duitse hoofdkwartier verliet Tielt - maandag 14 oktober (131). Om half twee in de nacht van 18 op 19 oktober, verlieten de laatste Duitsers Tielt via de Hoogstraat (132). Op 11 november kapituleerde Duitsland. Koning Albert reed aan het hoofd van zijn troepen Gent binnen (13 november). De Gentse Prof. Frans Daels, officier, rukte de Belgische vlag van zijn woning ... (133).
De gasaanval van 22 april 1915.
Deze gasaanval, de eerste uit de wereldgeschiedenis, is hét wapenfeit van hertog Albrecht waar we speciaal de aandacht op vestigen. De Duitse scheikundigen, sterk in gas geïnteresseerd zoals in tweede Wereldoorlog nogmaals zou blijken, hadden een nieuwe vondst gedaan : fosgeen (CO CL:), een gifgas dat vooral de longen aantast. De chemicus Fritz Haber maakte er een strijdwapen van. Na geslaagde proeven op varkens en honden kon een experiment «in vivo» aangevat worden. De officiële spelregels lieten het toe : op de Eerste Wereldconferentie voor de Vrede (1899 - Den Haag) werd het Britse voorstel om het gebruik van stikgassen in oor logstijd totaal te verbieden door Amerika gekelderd ... Op 31 januari 1915 werd het in Polen (aan het Russische front) voor het eerst geëxperimenteerd (134). Door de hevige vorst bleef de aan val zonder resultaat. Dan maar naar het Westen overgewaaid. Hertog Albrecht zou het zaakje klaren. Geluwe, maart 1915. Zo stond het genoteerd. Om met eigen ogen het resultaat te kunnen zien, was hertog Albrecht per auto vanuit Tielt naar Geluwe afge reisd. «... De bevelhebber van het IVe leger kwam over nacht naar Gheluwe. Een soldaat kwam den sleutel vragen van de raad zaal op ’t gemeentehuis. De portretten onzer vorsten werden uit deze zaal verwijderd en hertog Albrecht von Württemberg hield aldaar eene beraadslaging met hooge officieren. Maar ondertusschen veranderden de weersomstandigheden. De wind keerde en de gasaanval kon niet doorgaan» (135). Te Tielt, op het hoofdkwartier, besliste men een nieuwe poging te wagen, ditmaal in de omgeving van Poelkapelle. Op 12 april was alles klaar. De 15e en 19e april moest de aanval uitgesteld worden (136). Maar op 22 april om 17 uur kwam uit de Duitse linies, tussen Bikschote en Langemark, een geelgroene nevel gekropen die langzaam door de wind naar de loopgraven van de geallieer den werd gedreven. «De nevel zoals hij op een vochtige avond soms wel boven de weilanden hangt» (137), was het bewuste fosgeen (Chloorgas), vrijgelaten uit 5.700 hoge drukflessen. Soldaten van het Franse leger (Algerijnen), Canade zen en Belgen zagen de grauwe wolk langzaam naar zich toe drijven. 123
We are the Dead. Short days ago We lived, feit down, saw sunset glow, Loved and were loved, and now we lie In Flanders fields. * (J. Mac Crae, 1916)
De Kanadees (1924), Langemark, St.-Juliaan. De handen gevouwen op de kolf van zijn geweer houdt de Kanadees mijmerend de wacht bij zijn tweeduizend landgenoten, slachtoffers van de gasaanval van 22 24 april 1915, zij rusten in het park rondom. Dit park is niet altijd groen geweest... «... 25 april 's avonds reed ik met de fiets van Poelkapelle naar Kerselare (= St.-Juliaan). De aanblik was verschrikkelijk. De doden lagen er bij honder den in de loopgraven. Zelfs gesneuvelden van oktober 1914 lagen daar nog tussen, niet veel meer dan geraamten met wat zeildoek tussen ...». (25 april 1915, Dagboeknotitie van A. Jung, Duits soldaat)
(* Tweede stroof van het gedicht «In Flanders fields», beter bekend als «Flower of Remembrance», van kolonel John Mac Crae ( : 28-1-1918), een gevierd prof. ge neeskunde aan de Mc. Gill universiteit te Canada).
124
«Iedereen die in de wolk terechtkwam snakte onmiddellijk naar adem, geraakte gedeeltelijk of volledig blind. Allen liepen rond met blauw gezwollen aangezicht waaruit de ogen afgrijselijk puilden. Ontelbaren zijn, dagen, weken, maanden en zelfs jaren nadien na een afschuwelijk lijden gestorven ...» (John Buchanan). De Duitsers zelf waren verrast toen ze de vluchtende, brakende en stervende vijand zagen. «De uitwerking van een geslaagde gasaanval was afschuwe lijk», schreef een Duitser. «De mannen lagen allemaal met gebalde vuisten dood op hun rug ... het hele veld was geel» (138). Zelfs von Württemberg had de onverwachte resultaten van zijn oorlogsgas niet voorzien want vruchteloos probeerde de korps commandant «... zo snel mogelijk een aktie op touw te zetten om desailant van leper van het noorden uit af te snijden, maar zijn poging mislukte omdat hij niet over voldoende middelen beschikte en door de buitengewone dapperheid van kleine detache menten Canadezen en Britten, die hem de weg versperden» (139). Taktisch gezien had onze hertog een flater begaan; opnieuw was een kans om door te breken verloren gegaan, maar het gifgas had zichzelf als oorlogswapen bevestigd. Hertog Albrecht had ge zorgd voor een primeur van triest allooi ... Ook de Belgische en Franse legerleiding werd nadien doorde ge schiedenis veroordeeld. Uit onderzoek bleek dat ze wel degelijk op de hoogte waren van de nakende gasaanval, maar ze verdom den het hun manschappen in te lichten en gasmaskers te be zorgen ... (140). En dan is er nog het verhaal van een zekere August Jaeger, die in de nacht van 13 op 14 april 1915 uit puur humanitaire over wegingen naar de Fransen overliep en hun alles vertelde over de aanstaande gasaanval. (In 1932 werd hij hiervoor door de nazi’s veroordeeld ...) (141). Nabij de brug over de leperlee, te Steenstrate, werd op 28 april 1929 een monument opgericht, als aandenken aan de slacht offers van de eerste gasaanval. Blijkbaar gingen de Duitsers niet prat op deze prestatie. Op 8 mei 1942 dynamiteerden ze dit monu 125
ment. Nu staat op die plaats een kruis «tot vrede en verzoening in de wereld» ... Hetzelfde lot onderging het Bretoense gasmonu ment te Boezinge. In 1940 werd het door de Duitsers vernield.
Het IVe Duitse leger : enkele types.
Hertog von Württemberg was in 14-18 de aanvoerder van een «leger onbekenden». Na de oorlog raakte von Württemberg ver geten, enkelen uit zijn leger werden beroemd, zelfs berucht ... 1. PETER KOLLWITZ: Peter zou waarschijnlijk nooit de galerij naamlozen verlaten hebben. Hij was één van de duizenden studenten die in 1914 zingend optrokken tegen de vijand. De Slag om Diksmuide maakte hij van nabij mee. Van té dicht. Op 23 oktober 1914 was alles voor hem al afgelopen. De modder van de IJzer bleef hem bespaard. Peter had echter een be roemde moeder. En of. Zijn ma Kàthe Smidt (1867-1945) — dochter van een communistisch advokaat die «om niet onop recht te moeten zijn, zijn beroep vaarwel had gezegd en metselaar was geworden» (142) — huwde met de arts Karl Kollwitz en werd één van de markantste vertegenwoordigers van het Duitse expressionisme (twee van haar beeldhouw werken kan je bewonderen in het Middelheim openlucht museum). De centrale thema’s van haar kunst (beeldhouw werk en tekeningen) zijn lijden en dood). Tijdens het naziregime werd haar werk als «ontaarde kunst» bestempeld om dat ze geïnspireerd was door anti-militaristische gevoelens (143). Na de dood van haar achttienjarige zoon, Peter, besloot Kâthe Kollwitz haar pijn en verdriet te verstenen in een beeld houwwerk. Twee ontroerende granieten beelden waren het resultaat na acht jaar arbeid (1924-32). De «vader» en «de moeder», het treurende ouderpaar. Op het soldatenkerkhof te Vladslo - Praatbos, bij Diksmuide, staat dit woordeloos monu ment (144). Vlak voor de moeder ligt een vierkante steen, één van de vele. Daarop staan 20 namen gegraveerd. Als 9e naam lezen we : Peter Kollwitz; Musketier, t 23-10-14. 2. ERICH MARIA REMARQUE : (pseudoniem voor Erich Maria Kramer, 1898-1970). In 1916 als Duits vrijwilliger aan het Westelijk front aangespoeld — waar precies konden we niet achterhalen — schreef hij na zijn frontervaringen «lm Westen 126
«Wir liegen zusammen in Reih' und Glied. Wir standen zusammen im Leben. Drum gleiches Kreuz und gleicher Schmuck Ward uns aufs Grab gegeben. Nun ruhen wir aus von dem heissen Streit Und harren getrost der Ewigkeit».
De Duitsers noemen zelfs hun militaire begraafplaatsen een «Friedhof», een vredestuin; voor hen, die hier liggen, kwam de vrede veel te laat ... Arduinen tegels, waarop telkens twintig namen staan, geven het dodenveld het uitzicht van een schaakbord. De pionnen steken onder het gras. Pa Kollwitz zit ge knield, treurend maar rechtop. Ma Kollwitz, kaalgeschoren, onbegrijpend, door smart gebogen. De wake bij het graf van hun kind. Versteend verdriet (Verzen van de gedenkplaat op het vroegere Duitse kerkhof te Brugge. Cliché uit L. Schepens, In Pace. Soldatenkerkhoven in Vlaanderen, Tielt, 1974, blz. 12).
127
nichts Neues» (1929). Van de ontelbare romans over de Ie Wereldoorlog is dit wel de beroemdste (8 miljoen exemplaren verkocht) (145). Het thema van dit boek is de onverbiddelijke demoralisering en ontredding van een groep Duitse frontsoldaten. Hun lot wordt in een nuchtere en desillusionerende stijl beschreven. De hoofd figuren van deze roman (Paul Baumer, Kat, Tjaden, Müller, Kropp, Haie ...) hebben— vooraleer in de Champagnestreek te belanden — «gediend» in het Vlaanderen van hertog Albrecht. In het hospitaal te «Thourout» heeft Haie zich zelfs een bijzonder soort luizen op de hals gehaald ... (146). Deze roman werd in 1930 verfilmd door Lewis Milestone («All quiet on the western front»). Bij de première van deze film in Ber lijn (herfst 1930) stichtte Goebbels groot tumult — iets wat zich later nog zou herhalen ... Namens het opkomend nationaal — socialisme sprak hij zich uit tegen de anti-militaristische tendens van het boek. In 1933 werden de boeken van Remarque openbaar verbrand. In 1938 werd hem het Duits staatsburgerschap ontnomen. Een ander romancier, minder beroemd, was EDWARD STILGEBAUER (1868-1936). Hij was in West-Vlaanderen soldaat in het Duitse leger. De strategische overstroming van de IJzervlakte be schreef hij ter plaatse in zijn roman Inferno (1915) (147). Ook de wereld van de poëzie kwam aan bod, of beter, kreeg een harde klap toen ERNST STADLER (1883-1914) sneuvelde voor «zijn» vaderland nabij Zandvoorde (z-o van leper). Stadler, die niet alleen dichter was maar ook een knap vertaler en scherp criticus, doceerde sinds 1912 aan de V.U.B. Zijn dichtbundel «Der Aufbruck» (1914) wordt nu nog als hét hoogtepunt van het Duitse expressionisme beschouwd. Met hem verloor de wereld der Muzen in 1914 één van haar grootsten ! En dan was er nog een kunstenaar ... 3. ADOLF HITLER: (1889-1945) (148) Vrijwilliger bij de Beierse infanterie verliet de weesjongen Adolf Hitler München op 21 oktober 1914. Bestemming: Vlaanderen. Zijn regiment (het regiment List) bestond vooral uit studenten, kunstenaars en intellectuelen. Het konvooi treinde over Mannheim-Keulen om via Aken in Rijsel te belanden. (Misschien passeerde Hitler op 23 oktober in Tielt, via de lijn Gent-Tielt-Kortrijk-Rijsel). Van 28 oktober tot 9 november vocht hij langs de weg GeluweBeselare en rukte op naar Mesen-Wijtschate. Op 2 december '14 werd hem het Ijzeren Kruis IIe klas uitgereikt, want hij had 128
Toen Hitler in Vlaanderen was, maakte hij een pentekening van de kerk van Ardooie (27 juni 1917). De waarde van dit werk wordt thans op 500.000 B.Fr. ge raamd. Tijdens zijn verblijf in Ardooie kon Hitler best over de baan met Alfons en Jozef Goethals. Alfons werd later burgemeester van Kanegem. Op 29 mei 1940 kreeg Ardooie hoog bezoek ... «... Zeker is, datze na de middag bij de boer Goethals aan de kerk halt maakten. Hitler toonde zijn gezellen van welke gezichtshoek uit hij zijn gekend schilderij van de kerk maakte. Hij had daarginds onder de boom gestaan, op de rand van het veld, in de zomer 1917 en hij had moeite gehad om nieuwsgierige kinderen uit de weg te houden ... . ... Na die uitleg werden foto’s van de reisgezellen gemaakt, langs een gevel van de Goethals boerderij, en dan reden ze de weg terug ...». (J. DE LAUNAY, Hitler in Vlaanderen, aflevering 6, Komen 1940, in de Weekbode (weekblad), 16 januari 1976). cliché : J. GOEBBELS, Der Führer und die Kunste, in Adolf Hitler, Bilderaus dem Leben des Führers, Leipzig, 1936, blz. 68).
129
zich een moedig korporaal getoond. Nipt was hij ontsnapt aan de «hel van Wijtschate», de voorzienigheid was met hem ... Zijn regiment was geslonken van 3.200 tot 611 man. Na gevech ten in Frankrijk verbleef hij van 21 mei tot 12 juli 1917, juist voor het begin van de 3e Slag om leper, in Ardooie, op de Markt nr 16. Tot 4 oogst was hij dan ook op het front bij Beselare en Geluveld om daarna weer naar Frankrijk te vertrekken. En vanaf 17 sep tember 1918 was hij weer in Vlaanderen voor de laatste gevech ten. Op 14 oktober 1918 werd hij ten zuiden van Wervik slacht offer van een gasaanval. «... Tegen den ochtend kreeg ook ik pijn, die van kwartier tot kwartier erger werd, en om zeven uur in den vroegen morgen verliet ik, strompelend en wankelend, met brandende oogen het fro n t... Reeds een paar uren later waren mijn oogen tot gloeiende kolen geworden, en het was nacht om mij heen ...» (149). Hitler meende echt blind te worden. Hij was wanhopig. Wat moest er van hem, kunstschilder zonder ogen, geworden? De ge schiedenis heeft uitgewezen dat hij toch zijn baan gevonden heeft ... «... Het staat onbetwijfelbaar vast, dat Hitlers verblijf in Vlaanderen een stempel drukte op zijn persoonlijkheid en op heel zijn verdere leven. Vuurdoop, militaire onderscheidin gen, gas- intoxicatie, tijdelijke blindheid, zijn dingen, die geen mens vergeet...» (159). Op 29 mei 1940 bezocht Hitler opnieuw zijn oude frontstreek in Vlaanderen. Hij was toen ook te Ardooie. Niet meer als korporaal. Hij had blijkbaar een belangrijker functie ... 4. Topfiguren van Nazi-Duitsland Hitler was niet de enige Nazi-bonze die oorlogsschool liep in Vlaanderen ! RUDOLF HESS (° 1898) was door Hitler uitgekozen om ooit zijn opvolger te worden. In 1914 vrijwilliger, vinden we hem in 1916 als luitenant in de streek van Komen-Wijtschate terug. De Duit sers groeven er onderaardse gangen (zie boven). Dit mollenleven beu ging hij over naar de luchtmacht. In juni 1940 bezocht hij de oude slagvelden waar hij in ’ 14-’ 18 streed. Op 10 mei 1941 vloog hij als vredesgezant naar Engeland en zit sindsdien in de gevangenis (151). 130
HERMANN GÖRING (1893-1946) was gedurende '14-’18 één der groten van de luchtmacht. In maart 1918 was hij gelegerd te Izegem en op 14 juli 1918 werd hij chef van het escadrille von Richthofen. (Baron Manfred von Richthof en was de beroemdste piloot uit de Ie Wereldoorlog, 80 overwinningen. Hij verbleef te Marke op het kasteel van baron de Bethune. Op 21 april 1918 werd hij neer gehaald). Göring die von Richthofen opvolgde, nam ook zijn in trek in het kasteel te Marke dat hij op 13 september 1940 opnieuw bezocht. Hij was toen chef van de Duitse luchtmacht. Op 24-25 juni 1940 reisde Göring samen met Hitler, die er blijkbaar niet ge noeg van kreeg, de slagvelden van ’ 14-' 18 af (152). Voegen we er nog aan toe dat Fritz Braun, de vader van Eva Braun, Hitlers maîtresse, in 1914 als luitenant gelegerd was te Komen-Comines (153).
Hertog Albrecht : «Adieu Thielt».
Von Württemberg had «niet altijd gelukkige leiding aan de opera ties» in Vlaanderen gegeven (154). Zo dacht reeds E. von Falkenhayn erover. Inderdaad, grote successen bleven uit. Men besloot von Württemberg te vervangen en de leiding van de legers aan het Westelijk front te reorganiseren. Op 29 januari 1917 was von Hindenberg himself op bezoek bij hertog Albrecht in Tielt (155). Waarschijnlijk werd hertog Albrecht toen op de hoogte gebracht van deze delikate beslis sing. In februari 1917, zijn vader was juist overleden, werd von Würt temberg benoemd tot bevelhebber van een legergroep in ElzasLotharingen. Misschien was Albrecht zelf tevreden met deze overplaatsing, want hij was — voor het eerst sinds jaren — ge legerd dicht bij huis. Zo bleef hij daar, ver weg van het «hete fronttoneel», buiten de grote gebeurtenissen zowel van 1917 als 1918 (156). Kroonprins Ruprecht van Beieren, in 1914 bevelhebber van het VIe Duitse leger, nam nu de algemene leiding van het IVe, VIe, XVIIe en IIe Duitse leger (157). Ruprecht zwaaide de scepter vanuit Rijsel-St.-Maur. En hier kwam generaal Friedrich Sixt von Arnim zich uitsluitend met het IVe leger bemoeien. De grote nederlaag in Vlaanderen was voor hem bewaard. Von Arnim verhuisde van Kortrijk naar 131
Friedrich Sixt von Arnim, opvolger van hertog Albrecht in Tielt. Hij was het die vanuit Tielt de oorlogszon bloedrood zag ondergaan.
132
Tielt (158) en nam zijn intrek in de woning Colle. Het Spandaumuziek speelde lustig verder maar de toon werd stilaan minder uitbundig. Hoe reageerde de Tieltse bevolking op deze machtswijziging ? Laten we even dr. De Zutter aan het woord : zondag 25-2-17 : «... Men zegt : hertog gaat naar Bellem zijnen zomer passeeren, maar C. zegt dat hij met zijn suite van Thielt vertrekt...». (C. is een Duits kolonel die jarenlang bij dr. De Zutter— hij woonde in de Kortrijkstraat nr. 84, nu parfumerie Hellebuyck — «op kwartier» was). Het hoofdkwartier te Tielt werd nog uitgebreid. Er kwamen «nog 14 burelen bij en veel officieren». dinsdag 27-2-17 : «... dezen avond afscheidsfeest in den casino van den her tog ...». woensdag 28-2-17 : «... dezen middag is de hertog weg, — de menschen zien er geen goed in; men zegt dat hij een gansche wagon eten mede had. —» vrijdag 2 maart 17 : «... Men zegt dat de hertog weg is omdat hij de verantwoor delijkheid niet wilt dragen van het bloedvergieten eener nut teloze offensive op Calais, maar 't zal veeleer zijn om de ver nedering aan een ander over te laten te moeten met schande wellicht naar huis komen ...». Sixt von Arnim, de nieuwbakken bevelhebber van het IVe leger (159), was in België geen onbekende. Een hoogtepunt in zijn car rière bereikte hij wel op 20 augustus 1914. Hij was toen bevel hebber van het Duitse 4e korps dat Brussel bezette. Die dag dic teerde hij de Brusselse burgemeester Adolphe Max de voorwaar den voor de overgave van de stad (160). von Arnim vond het Brus selse stadhuis zo verrukkelijk dat hij in de gotische zaal zijn eigen bed liet installeren. Adolphe Max knarsetandde. Met reden, want hij sliep in de schepenzaal ernaast (161). Hier, op het Tieltse hoofdkwartier, was het vertrek van Albrecht blijkbaar een nieuwe stimulans. Op zondag 25 maart 1917 was Ludendorff, de eerste man na de keizer, in «das A.O.K.» te Tielt. De 27e verbleef de kroonprins van 133
De laatste stuiptrekkingen van de oorlog zaaiden vernieling in Tielt. Hier de leperstraat waar drie huizen (nu de nrs 31,33 en 35) stuk werden gebombardeerd. Het middenste huis was toen bewaard door Camiel D'haveloose-Geeraert (dakdek ker).
134
Beieren hier en op 6 april was het de beurt aan de broer van de keizer van Oostenrijk-Hongarije. «... de broeder van den keyzer van Oostenrijk heeft in Thielt genoenmaald, ik heb hem uit den auto zien stappen om 11 1/2 ure, en colonel zegt dat hij verleden nacht bijna te Brugge getroffen was door de bomben ...» (162).
Het einde.
«O ! beziet die groote Keizer ! Al zijn volk ligt in den IJzer. En beziet hem daar nu met zijne groote macht, Hij en kan nog niet door zulk’ eenen gracht ! ...» Het hoofdkwartier van het IVe leger zou in Tielt blijven tot 14 okto ber 1918. Vanuit Tielt zag generaal Sixt von Arnim de oorlogszon bloedrood ondergaan. Zijn IVe leger bestond toen uit de 1e marinedivisie (langs de kust), 6 divisies tussen de kust en leper met 4 reservedivisies in het achterland; 6 andere divisies lagen in de sector tegenover de Britten (163). In de nacht van vrijdag op zaterdag 28 september 1918 begon het laatste geallieerd offensief, dat de overwinning zou betekenen (zie boven). Bij Dr. De Zutter verbleef toen een majoor. Op het «A.O.K. 4» was er groot alarm. zaterdag 28 sept. : «... verleden nacht om 2 ure is onze major gewekt door den telephon en heeft moeten dringend naar eene vergadering gaan ...» (164). maandag 30 sept. : «... ’s morgens worden de kerken gesloten en voorbereid om vluchtelingen te ontvangen — het stormt — den A.O.K. moet weg; in den namiddag voeren zij alles naar de statie ... — de vreselijke slagen van gisteravond waren vrijwillige ont ploffingen der duitsche munitie aan ’t fro n t...» (164). De Duitsers zaten totaal aan de grond; er was zelfs «in het hospital geen berd meer om (doods)kisten te maken» (8 oktober). 135
Op zaterdag 12 oktober 1918 werd voor de laatste maal ver gaderd, métal de groten van het IVe leger, in de Hoogstraat, nr26. «... de colonel komt van Gent om er aan deel te nemen en hij zegt ons dat het nog eenlge dagen zal moeten duren eer wij beslissend nieuws zullen weten —« (164). En op 14 oktober 1918 schreef Dr. De Zutter : «... en dezen voormiddag is de A.O.K. in de vlucht weg; —» Op zaterdag 19 oktober, om halfvijf in de morgen, stak Dr. De Zut ter samen met Frans Bottez, de nationale driekleur op het belfort. Vier jaar lang had hij op dit moment gewacht. Om 7 uur bereikten de eerste Franse soldaten de markt ... ook zij brachten hun hoofdkwartier over naar Tielt, het zou er blijven tot maandag 4 november 1918. Daarna was Tielt hoofdkwartier af.
En verder.
Vanaf het moment dat hertog Albrecht Tielt verliet, zijn we zijn spoor bijster. Ook de val van de oude Württembergse monarchie scheen niet meer te stuiten na de Duitse nederlaag. Toen bleek dat koning Wilhelm II von Württemberg niet eens meer tien man tot zijn be schikking had om de bestaande orde te verdedigen, nam hij de benen (165). Hij deed troonsafstand (29 november 1918). Meteen was voor onze Albrecht de kans verkeken nog ooit koning te worden; een koude douche ! Albrechts zoon, Karel-Alexander — de «gele klakke» van Tielt — had genoeg van de wereld gezien en ruilde zijn uniform voor de paterspij. Hij werd Benediktijn in de abdij van Maria Laach (EiffelDuitsland) (166). Kroonprins Rupprecht van Beieren — opvolger van hertog Albrecht en algemeen bevelhebber van het IVe, VIe, XVIIe en IIe leger — bracht het er niet beter af. Op 7 november 1918 vernam hij dat de bevolking van Beieren het koningschap beu was. Zijn eigen kroon indachtig, liet hij zijn leger in de steek en arriveerde in München, verkleed als stoker op een lokomotief ... Zijn pa, koning Lodewijk III, in 1915 als «toerist» in Tielt, was al door de revolutionaire menigte onttroond (167).
136
En Friedrich Sixt von Arnim beleefde wel het dieptepunt in zijn carrière juist na de eerste wereldoorlog. Tijdens een opstand van de Duitse houthakkers werd hij de schedel ingeslagen (168). Het koninkrijk Württemberg werd een republiek (26 april 1919) en in 1934 opgenomen in het grote Duitse Reich van Hitler. Zo mochten de jonge mannen van Württemberg het nog allemaal eens overdoen ... Sinds 1951 maakt dit oude koninkrijk deel uit van de deelstaat «Baden-Württemberg». Hertog Albrecht, de achterkleinzoon van de roi-citoyen van Frankrijk, stierf in 1939 te Altshausen. Thans wordt dit oude geslacht in stand gehouden door hertog Carl von Württemberg (° 1939) die gehuwd is met prinses Diane van Frank rijk. Vele vragen blijven over. Hoe sleet hertog Albrecht zijn laatste levensdagen ? Was hij op standig, verbitterd of weemoedig misschien ? Had hij dit allemaal wel gewild of was hij in een rol gedrongen, want net als kroon prins Wilhelm II (van Duitsland) en kroonprins Rupprecht (van Beieren) had hij zijn voorname militaire positie vooral (en alleen?) aan zijn adellijke afstamming te «danken». Vond zijn katholieke gelovige ziel nog rust bij de gedachte aan de kinder moord van Langemark? Tenslotte stonden die schoolkinderen toch onder zijn bevel. En dan was er nog die eerste gasaanval uit de wereldgeschiedenis die hij geleid had. Onbewust wellicht had hij een nieuwe poort geopend: wetenschappelijk vernuft en menselijke (?) wreedheid hand in hand; zijn voorbeeld zou navol ging krijgen, Hiroshima was niet zo ver meer af ... En indien hij had geweten dat Hitler ooit een oud onderdaan van hem geweest was, dan zou je voor minder slapeloze nachten «lijden» ... Hier in Tielt raakten hertog Albrecht en de zijnen stilaan vergeten. De generatie van ooggetuigen die hem gekend hebben, sterft uit. De familie Colle, terug uit Engeland, nam weer bezit van het huis waarin over het lot van honderdduizenden soldaten beslist werd. «... De salon van Collens' bouw — ie lag, als ge voor 't huis staat aan de straatkant rechts — was door den hertog schone gedrappeerd met zijde. Achter den oorloge wierd die zijde van de muren gedaan en de maarten (= personeel) van Col lens maakten d'er bloezen van ...» (169). Alles werd weer als voorheen. Tielt, in 1830 één van de vier be langrijkste steden van West-Vlaanderen, werd opnieuw dat rus tige provinciestadje, om snel — door politiek conservatisme en gebrek aan initiatief — te verworden tot het godvergeten gat van West-Vlaanderen. 137
Het kleine Duitse militaire kerkhof was de laatste zwijgzame getuige van de Duitse aanwezigheid in Tielt. In de twintiger jaren werd dit kerkhof opgeruimd. De Duitsers kregen hier nooit vaste grond onder de voet ... Een vier jaar lange nachtmerrie was voorbij. Miljoenen hadden gestreden en geleden. Men droomde van een nieuwe tijd. Totaal nieuw : Zullen zijn gevallen alle katedralen kannibalen Hannibalen generalen idealen kolonels bordels misschien zal er plaats zijn voor een van - zelf - sprekende schoonheid zuiver ongeweten
(170). Die vanzelfsprekende schoonheid bleek echter een ijdele hoop. Economische en politieke machten hebben er zuiver-ongeweten ander over beslist. 1914-1918 was een generale repetitie ge weest ...
Jan VAN DER MEULEN juli 1978.
138
GEBRUIKTE AFKORTINGEN — SG
— RT — EW
— G VT — a.a. — a.w.
Standaard Geschiedenis van de 20ste eeuw, Standaard, Antwerpen-Utrecht, deel I, 1970; deel II, 1970. De Roede van Tielt. Heemkundig tijdschrift. 14-18 De Eerste Wereldoorlog, Amsterdam Boek B.V., Amsterdam, Geïllustreerd verzamelwerk in 80 afleveringen, 1975-76. De Gazette van Thielt. We excerpeerden de edities vanaf 1 juli 1914 tot 10 oktober 1914. Aangehaald artikel. Aangehaald werk.
(1) P. VAN OSTAYEN, Bezette stad, Het Sienjaal, Antwerpen, 1921. Strofe uit het deelgedicht Bedreigde stad. (2) Johannes-Désiré Minnaert (° Ursel 10/03/1847, : Tielt 25/04/1924) volgde in 1867 J.B. Loosveldt op als drukker-eigenaar van de Gazette van Thielt. Tot 10 oktober 1914 zou hij hoofdredacteur blijven van zijn Gazette en een conservatief-katholieke koers varen. Van 1919 tot 1940 werd de Gazette verder uitgegeven door Jozef de Fuster, die gehuwd was met Maria Van Landeghem, de nicht van de ongehuwde Minnaert. Voor uitgebreide informatie, zie : R. VANLANDSCHOOT, Het eerste lustrum van de Davidsfondsafdeling in de streek van Tielt 1875-1880, in RT, 3, 1975, blz. 36-45. (3) GVT, 65e jg. nr. 60, 1 augustus 1914. (4) GVT, 65e jg. nr. 61, 5 augustus 1914. (5) R. VAN LANDSCHOOT, Joris Lannoo en de eerste Wereldoorlog, in RT, 1-2, 1973, blz. 5-6. (6) J. BRYS, Honderdzeventig jaar muziekleven te Tielt, Lannoo, Tielt, 1966, blz. 150, vermeldt foutief: «1913: afsterven van de goede Voorzitter Jozef Van Daele». J. Van Daele overleed te Tielt op 16 mei 1916. (7) Dubbele Provinciale Wegwijzer van West-Vlaanderen, en bijzonderlijk der stad Brugge. Geuens-Willaert, Brugge, 1914, blz. 368. (8) O. DE VREESE, Vijftig jaar na retorika, in Halletorentje, XVI. nr. 3, september 1969, blz. 132-134. (9) Op 16 oogst 1914 werd de censuur ingevoerd. (10) Volgens de gedachtenis : Soldaten van Thielt Gevallen in den Wereldoorlog 1914-1918, Lannoo, Tielt, z.d. Op deze lijst staan slechts 54 namen van ge sneuvelden. De bestaande lijsten verschillen zowel in aantal gesneuvelden als in plaats en datum van overlijden. De lijst van stadsambtenaar O. Tanghe vermeldt 55 namen, H. Balcaen ontbreekt echter. De Eeregedachtenis van onze Tieltsche soldaten, (met een gelegenheidsgedicht van Cyriel Verschaeve), verspreid in maart 1917 aan het front bij de Tieltse soldaten, ver geet eveneens H. Balcaen. De officiële Lijst der gesneuvelde soldaten ge durende den oorlog 1914-1918, Stad Thielt, vermeldt 56 namen, waaronder Hector Balcaen. (11) GVT, 65e jg. nr. 64, 14 augustus 1914. (12) GVT, 65e jg. nr. 69, 2 september 1914. (13) GVT, 65e jg. nr. 70, 5 september 1914. (14) GVT, 65e jg. nr. 71, 12 september 1914. (15) GVT, 65e jg. nr. 72, 19 september 1914. (16) GVT, 65e jg. nr. 64, 3 oktober 1914. (17) P. VANDEPITTE, J. VAN DER MEULEN, Ph. DE GYSE, Van Thielt tot Tielt, Tielt, 1975, blz. 44.
139
(18) Johannes Constantinus Nolf (° Tielt. 10 maart 1873 - Tielt, 1 februari 1952). Jan was aanvankelijk schoenmaker. Na de eerste Wereldoorlog werd hij «beroeps» liedjeszanger op markten en kermissen. Jan, vader van vier zonen en vier dochters, was altijd vergezeld van zijn vriend «Carius», de accordeonist. Ontelbare plezante volksliedjes behoorden tot zijn reperto rium. Deze persoon en zijn werk verdienen een heemkundige studie. De lie deren, opgetekend door Maria Van Wonterghem en gepubliceerd in RT, I, 1977, blz. 2 en 16, zijn van de hand van Jan Nolf. (19) GERBRAND (pseudoniem voor Gérard Vander Plaetse), Jan Nolf, de Tieltse Troubadour, in De Zondag, weekblad voor het arrondissement Tielt en om liggende, 19e jg. nr. 4, 27 januari 1962, blz. 4. GERBRAND publiceerde in de reeks : Tielt in schuifkes wekelijks in De Zon dag een korte bijdrage over een Tielts historisch/folkloristisch figuur. (20) Volgens de huidige conservator van het stedelijk museum te Diksmuide, waren de Uhlanen (= Duitse verkenners te paard) veelal Duitse misdadigers en terdoodveroordeelden, die in 1914 uit de gevangenis ontslagen werden als ze zich wilden laten inlijven bij deze voorposten van het Duitse leger, een reuze gevaarlijke job; ze moesten, midden in vijandig gebied, zelfstandig in staan voor hun veiligheid, voedsel en overnachting. (21 ) Een van de vele mondelinge mededelingen van MICHEL VAN DER MEULEN, mijn vader (° Tielt, 1907 - ; Tielt 1977). Hij woonde in de Kasteelstraat, 26, Tielt. Verder afgekort als : Getuigenis M.V. (22) Volgens J. DE SMET was 24 augustus de «vliegende maandag». «Op 24 Augustus brak een nieuwe paniek uit. nu in het Zuiden en het Midden van West-Vlaanderen. Als een lopend vuur verspreidde zich het gerucht dat de Duitsers de mannen van achttien tot vijftig jaren meenamen om hen mede te doen strijden. Overal sloegen de mannen op de vlucht. De plaatselijke overheden waren radeloos ... ... 's Anderendaags was deze paniek gestild en keerden de mannen terug. Er werd veel gelachen en gespot en de dag van deze vlucht kreeg de naam van «Vliegende Maandag». J. DE SMET, Brugge onder de oorlog 1914-1918, Gidsenbond, Brugge, 1955, blz. 16. (23) O. DE VREESE, a.a., september 1969, blz. 134. (24) Arthur Impe woonde in de huidige Kasteelstraat, nr. 135. Hij was de broer van architect Albert Impe en stadsbeiardier Leon Impe. (25) A. VERSCHUERE, De Minderbroeders te Tielt (1624-1933), Lannoo, Tielt, 1933, blz. 203; R. BACCARNE en J. STEEN, Poelkapelle 1914-1918, Almar, Wervik, 1965, blz. 62 : «... General Capper trok zijn troepen terug in de bossen tussen Brugge en Tielt en wachtte af ...»; Het waren Gordon Highlanders (Schotten) die in Tielt waren. Zij waren een regiment van de 20e brigade, die behoorde tot de VIIe divisie o.l.v. generaal CAPPER. (1 divisie = 3 brigades; 1 brigade = 4 regimenten; wat betreft de VIIe divisie op 12-10-1914). (26) Na boeiende lotgevallen kwam Erberth John terecht bij Willem Callens (Nieuwe Stationsstraat nr 10), een man vol avontuur, teruggekeerd uit Canada. Hij bleef er verdoken tot eind april 1915. Toen vluchtte hij samen met Willem Callens naar Nederland (via Watervliet). Beiden lieten ze zich toen inlijven in het Engels leger. Mondelinge mededeling van FRITS VAN DEN DAELE, Oude Stationsstraat, 74, Tielt, (° Tielt, 1902). Verder afgekort als : Getuigenis F.V.
140
(27) O. DE VREESE, a.a., september 1969, blz. 134. (28) O. DE VREESE, Vijftig jaar na retorika, in Halletorentje, XVI, nr. 4, december 1969, blz. 187. (29) De Zondag (weekblad), 26e jg. nr. 37, 12 september 1969, blz. 7 : «140 jaar geleden openden Juffrouwen van Biervliet een kostschool te Tielt». E. Eikelmann was geboren te Ostenrath (Rijns Pruisen) op 6 november 1852. Zij stierf in het klooster van de Heilige Familie (Helmet) op 6 januari 1939. (30) — De brouwerij Colle was gevestigd in het vroegere woonhuis van de fami lie Colle (Kortrijkstraat nr 38), nu Colruyt Boxer. — René Colle volgde Mauritz Goemaere op als schepen. Goemaere (° 22-09-1822) was katoliek gemeenteraadslid sinds juli 1872, Hij was schepen van 6 januari 1894 tot aan zijn dood, 9 juli 1914. — Als notaris werd Goemaere opgevolgd door zijn neef Edgar Snoeck. Na dien werd dit het notariaat Verkest. Thans wordt deze studie waarge nomen door mevr. Depraetere-Bauwens. (31) J. BAERT, De familie Colle - een eeuw Tleltse geschiedenis, in RT, 1, 1971, blz. 39. Dr. H. Van Houtte meent echter over informatie te beschikken waar uit moet blijken dat René Colle, in de eerstedagen van de bezetting, met een tiental andere notabelen, voor een executiepeleton werd gebracht en pas in extremis werd gered door een tegenbevel van hogerhand. (32) Voor deze biografische gegevens werd geput uit : — Standaard Encyclopedie, Standaard, Antwerpen, 1974, deel 13, blz. 364; trefwoord: WÜRTTEMBERG. — Brockhaus Enzyklopàdie, Wiesbaden, 1974, 17e uitgave, deel 20, blz. 521-522; trefwoord : WÜRTTEMBERG. — Enciclopedia Italiana, Rome, 1949, dl. 35, blz. 810; trefwoord: WÜRT TEMBERG, Albrecht, duca di. — LAROUSSE, TROIS VOLUMES, Larousse, Parijs, 1966, dl. 3, blz. 1066; trefwoord : WURTEMBERG en WURTEMBERG (Albrecht, duc DE). (33) « WURTEMBERG (royaume de), Etat de l'Allemagne; capit. Stuttgard; 19.514 kil. c.; 2.169.000 h. (Wurtembergeois). Sol montagneux, couvert par la Forêt Noire, baigné par le Neckar et ses affluents. Sol fertile : céréales, vignobles; filatures, papeteries, industries du fer et du bois». Petit Larousse Illustré, Larousse, Parijs, 1907 (?), blz. 1653. Ter vergelijking (zelfde bron blz. 1168), België : bevolking : 7.000.000. Opp. : 29.456 km ’. (34) Kriegsalbum von Gent herausgegeben von der Photographischen Abteilung der Kommandantur Gent, 1916, opdracht (eerste blz.). (35) Standaard Encyclopedie, a.w., 1972, dl. 9, blz. 69-70. (36) De twee oudste zonen, hertog Philipp en hertog Karel Alexander, behoorden tot de staf van de A.O.K. (zie beneden) en verbleven bij hun vader in Tielt. De jongste, hertog Jozef, kwam regelmatig op bezoek maar woonde niet in Tielt. De beide dochters van de hertog werkten als verpleegster aan het Westelijk front. Mondelinge mededeling van GERARD MARTENS, Hoogstraat, 8, Tielt. (° Tielt 1904). Verder afgekort als : Getuigenis G.M. Gérard was vier jaar lang de «buurman» van hertog Albrecht en zijn opvol ger. (37) «Okt. 1908 annexatie van Bosnië en Herzegowina ondans Turks protest. Servië ziet zijn plannen voor een groot Servisch rijk doorkruist en mobili seert». H. KINDER en W. HILGEMANN, Sesam Atlas bij de Wereldgeschiede nis, Bosch & Keuning, Baarn, 1967, II, blz. 121a.
141
(38) H.W. BALDWIN, De Eerste Wereldoorlog, Utrecht-Antwerpen, Prisma nr. 1068, 1965, blz. 19-21; V. DEDIJER, De moordaanslag In Serajewo, in SG. 1, 1970, blz. 437-442. (39) Er was geen rechtstreekse medeplichtigheid van de Servische regering ! Zie : H. KINDER en W. HILGEMANN, a.w., 1967, 11, blz. 122a. (40) Ik wil hier duidelijk stellen dat ik nergens een stamboom van de Habsburgers vond waarop ook de vrouwelijke afstammelingen vermeld staan. Alleen weet ik met zekerheid dat Frans Ferdinand aartshertog van Oostenrijk was en dat Margarete Sophia aartshertogin van Oostenrijk was. Daaruit besluit ik (ten onrechte ?) dat beiden onderling broer en zus zijn. (41) Zie GVT, 65e jg. nr. 56, 18 juli 1914. Veel lol heeft de paus niet beleefd aan zijn militaire onderscheiding. Op 20 oogst 1914 zou hij sterven. Het beruchte konklaaf van 1914 kon dan begin nen. Zie ook voetnoot 75. (42) F. HEER, Fin de siècle, in EW, 1, 1975, blz. 6a. (43) F. HEER, a.a., 1975, blz. 6a. (44) P. YOUNG, De strijd om Noord-Frankrijk, in SG, II, 1970, blz. 13-24; J. ERICKSON, De eerste gevechten aan het Oostelijk Front, in SG, II, 1970, blz. 25-31. (45) J. VERSEPUT, Legers in de startblokken, in EW, 9, 1975, blz. 199a en kaart blz. 203. (46) R. JENNES, Kemphanen in de Ardennen, in EW, 10, 1975, blz. 228a. (47) R. JENNES, a.a., 1975, blz. 229c. (48) R. JENNES, a.a., 1975, blz. 232a. (49) M. LERECOUVREUX, De zwaai van von Schlieffen, in EW, 10,1975, blz. 240c en kaart blz. 243. (50) K. KWIET, Terugtocht, in EW, 12, 1975, blz. 284a-284b. Dr. Kwiet, assistenthoogleraar te Berlijn, biedt hier een heerlijk staaltje van accurate geschied schrijving : hij heeft het op blz. 284a over de hertog van Mecklenburg, waar het hertog Albrecht von Württemberg moet zijn ! Zie ook : F. GAMBIEZ, Tegenaanval; in EW, 12, 1975, kaart blz. 278. Situatie van de Duitse legers op 5-7 september 1914, zie ook : L'Album de la Guerre, l'Illustration, Parijs, 1926, kaart blz. 95; Situatie op 8-10 september 1914, Zie : idem, kaart blz. 98. (51) H.W. BALDWIN, a.w.,-1965, blz. 27-29. (52) I'Album de la Guerre, a.w., 1926, kaart blz. 108. (53) A.H. FARRAR-HOCKLEY, De wedloop naar de kust, in EW, 13, 1975, blz. 298 b. R. BACCARNE en J. STEEN geven een arîdere en peciezere indeling; zie na dit artikel bijlage : «1914, Westelijk front». (54) R. VAN LANDSCHOOT, a.a., 1973, blz. 6-7. (55) O. DE VREESE, a.a., september 1969, blz. 134. (56) O. DE VREESE, a.a., december 1969, blz. 187. (57) «... De kinderregimenten beoogden in 1914 een doorbraak naar Kales, en kwamen aan het front te Langemark, na een nonstopvoetreis van ergens rond Tielt! Onophoudelijk zingend «Deutschland über alles» lieten ze zich afslachten. In 48 uur waren er duizenden doden. Een Engels generaal zou uitgeroepen hebben : «Dat ze toch ophouden, het heeft geen zin». ...», zie E. BALDUCK, Krijgskerkhoven en Oorlogsmonumenten in het leperse, Vlaamse Toeristische Bibliotheek, maandschrift, Antwerpen, apriL 1966, blz. 13a-13b. (58) Zaterdag 17 oktober ... De Studenten-regimenten die inmiddels in Dentergem lagen wisten nog altijd niet waar ze tegen de Engelsen zouden ingezet worden; ook niet of het
142
tegen de Fransen of tegen de Belgen zou gaan. Zij meenden dat ze Oosten de moesten innemen, maar op 17 oktober bereikte hun het nieuws dat de haven gevallen was. Zij bleven toen wachten op verdere bevelen in de omge ving van Tielt ... Zondag 18 oktober ... (De Fransen) vonden die tegenstander niet, want uitgerekend die dag maakte de hele 51e Res. Div. rechtsomkeer bij Tielt omdat zij na de val van Oostende op bevelen moesten wachten. Zij bleven de hele zondag in bivak liggen in de boerderijen tussen Tielt en Deinze ... R. BACCARNE en J. STEEN, Poelkapelle 1914-1918, Almar. Wervik, 1965, blz. 72-73. (59) Voor uitgebreide informatie, zie : A.P.F. BROEKMANS, Eb en vloed in Vlaanderenland, in EW, 13, 1975, blz. 308-313. (60) Getuigenis M.V. (61) De keizer kwam per trein naar Tielt, waarschijnlijk vanuit leper, via KortrijkIngelmunster. Op 28 oktober 1914 was hij te Diksmuide. maar reisde door naar leper. «... Fleute komt unseren Kaiser Wilhelm nach Dixmüde», fluister den de soldaten heel stil in het oor van de burgers, op 28en O ctober... ... Wilhelm was den 28en afgekomen, maar. hij moest spoedig afreizen naar Yper, of zijn kolossale Deutsche stiefel ( laarzen) liepen vol zeewater en zijn leger bleef vóór den ijzer, ...», W. OOM, Piot, De Vlaamsche Boekenhalle, Leuven-Gent-Mechelen. 1923, blz. 204-205. Zie ook: E. VERMEULEN, Na latenschap, Roeselare, 1964, blz. 20-22; A.P.F. BROEKMANS, a.a., 1975, blz. 312b vergist zich wanneer hij schrijft : «... 30 oktober ... De Duitse keizer bevindt zich te Tielt in het hoofdkwartier van de prins van Württemberg om de beslissende stoot van nabij te volgen ...». Ooggetuigen zijn formeel : het was op Allerheiligen 1914 dat de keizer in Tielt was ! (62) W. OOM, a.w., 1923, blz. 206-207 : «... en zagen ze zitten rond de tafel, drie onderofficieren, vuil van hoofde tot voete, nat lijk schoteldoeken, doomend lijk machienen ... en een korte, struische, begon de jeremiade — Ach, Du lieber Gott ! Schrecklich ! Alles Wasser, alles Wasser ! ... Wij waren met onze kanonnen en machiengeweren bij Ramscapelle. Onze keizer, Willem, die had bevel gegeven aanval te maken den 30en op geheel het front, van Arras tot de zee. Wij vermoedden niet, hoe de grond, die bij den aantocht droog was, slap en slijkerig werd. In onze loopgraven drong zoutwater ... Alles Wasser ! Onze dooden en gewonden in het Wasser ! Ach. Du lieber G o tt1Wij vluchtten, tot de riem in het Wasser. Wij vluchtten, tuimelden in onzichtbare kanalen, ... Duizenden huilden en verdronken ...». (63) «... Le 30 octobre, le duc de Wurtemberg écrivait que «le sort de toute la guerre» dépendait de leur succès. Le lendemain le général von Beseler fut contraint d'avouer que «la continuation de l’offensive était impossible ...» E. CAMMAERTS, Le Roi Albert, Le Roi Chevalier, défenseur du droit. Brus sel, 1936, blz. 167. (64) P. VANDEPITTE, J. VAN DER MEULEN, Ph. DE GRYSE, a.w., 1975. blz. 19, 70. De Spijskaart: Kartoffelsuppe, Eier nach Metternich, Kalbsbraten mit Gemüse und Kartoffeln, Reisspeise mit Chocoladensauce, Früchte. (65) Getuigenis F.V. (66) O. DE ZUTTER, Oorlogsdagboek van Tielt. dagboeknotitie van 28 januari 1917; Onuitgegeven manuscript vanaf 17 september 1916 tot 17 november 1918.
143
Een studiewerkgroep van onze heemkundige kring bereidt de gecommenta rieerde uitgave voor van dit Oorlogsdagboek van Dokter Oktaaf De Zutter (° Kanegem 15 oktober 1866. : Tielt 5 juni 1932). O. De Zutter is ook de auteur van «Onze Delenda, Oorlogsaandenken aan Thielt» (1918) en van «Ons Leven, naar Spreuken, Gezegden en Spreekwoorden der Folklore van 'Thielt» (1932). (67) F. IMPE, Uit het dossier van de Eerste Wereldoorlog, in De Zondag, (week blad), 25e jg. nr. 39, 27 september 1968, blz. 7; F. Impe vergist zich waar schijnlijk wanneer hij schrijft dat ook von Flindenburg de keizer vergezelde in Tielt op 1 november 1914. In oktober-november had von Flindenburg de handen overvol met de oorlog tegen Rusland. Bovendien werd hij juist op 1 november 1914 benoemd als opperbevelhebber aan het Oostelijk front. Zie : H. KINDER en W. HILGEMANN, a.w., 1967, II, blz. 125b. (68) Kriegsalbum von Gent, a.w., 1916, blz. 1. (69) Deze maquette is nu nog bewaard en werd tentoongesteld in het Tieltse stadhuis ter gelegenheid van de herdenking : «Tielt, hoofdkwartier Duitse legers in Vlaanderen» (11-22 november 1978). (70) De meeste geschiedenisboeken over de eerste Wereldoorlog situeren het aktieterrein van het IVe leger tot aan Armentières-Rijsel. Nochtans vermeld den de Duitsers zelf dat vanaf 17 november 1914 de vaart Komen-leper de grens vormde tussen het IVe en VIe Duitse leger. Zie: O. SCFIWINK, Die Schlachtan der Yserund bei Ypern im Herbst 1914, uitgegeven op bevel van de Duitse generale staf. 1917, blz. 125 (van de Engelse vertaling I) (71) Tijdens de tweede Wereldoorlog betekende «das A.O.K.» : das Allgemeine Ober Kommando. In feite was het toen Hitler zelf die das A.O.K. was. (72) De meeste inlichtingen over de bureaus van het A.O.K. werden verkregen van Dr. FERDINAND VANDE WALLE, Hoogstraat, 44, Tielt (° Tielt, 1901). Verder afgekort als : Getuigenis F.V.W. (72bis) Meneerke Lemaire was een Fransman, gekend door en geliefd bij de Tieltse bevolking. Op markt en kermis betaalde hij vaak een of ander kleinood voor de minder gegoeden. Hoewel hij liberaal was. trouwde hij toch in de St.-Pieterskerk in 1910(1911 ?) met juf fr. Denys. De Tieltse libera len hadden een erepoort opgezet aan de woning Denys, de leperstraat ver sierd en spandoeken met spreuken aangebracht (zie ook voetnoot 74). De meisjes van het franstalig pensionaat van de Zusters Apostolinen (leper straat) kregen die voormiddag vrijaf om te gaan neuzen bij die trouwplech tigheid. Terug op school dienden ze een opstel te schrijven over dit trouw feest. Zo wisten de nonnen haarfijn wat zich buiten de muren van hun bastion afspeelde ... Na de eerste Wereldoorlog verhuisde meneerke Lemaire naar het Brusselse, waar hij gestorven is. Een van de vele mondelinge mededelingen van Mevr. Albert Vercoutere, Kasteelstraat, 32, Tielt (° Tielt 1900). (73) De namen en functies van de bevelhebbers van het IVe leger vind je terug in bijlage. (74) Deze familie Denys — afkomstig uit de herenwoning waar thans de Krediet bank gevestigd is (leperstraat)— behoorde tot de Tieltse oppositie. Door de katolieke elite van die tijd werd ze geacht (om haar financiële macht) en ver acht (om haar overtuiging, ze waren liberaal). Rond de eeuwwisseling bestond de Tieltse «blauwe kern» uit: Florent, Richard en Alberic Denys (textielgroothandel), Cyrille Notteboom (merce rie), advokaat Waûters, Emile Vandewoude (griffier), Theofiel De Croix (brouwer), Gustave Catry (onderwijzer), Georges Malliet (dokter), Jules Mommaert (verzekeringen) en Adolf en Raymond Verschoore (juweliers). De katholieke machthebbers vinden we vooral terug in de families Loontjens
144
(bankiers), Vande Vyvere (nijveraars), Boone (wijnhandel-renteniers), Colle (brouwers), Mulle de Terschueren (grootgrondbezitters), gesteund door de deken en het arsenaal collegeleraars. Liberalen en katolieken hadden eigen lokalen, pers, en verenigingen (handboog, toneel, muziek ...). Ze bekampten elkaar tot en met. Eén van de vele staaltjes dorpspolitiek werd beschreven door deken J. BRYS, a.w., 1966, blz. 115-130. (74bis) Mondelinge mededeling van JOSEPH GOETHALS, Hoogstraat, 27, Tielt (° Tielt, 1899). Verder afgekort als : Getuigenis J.G. Joseph was vier jaar lang de «buurman» van hertog Albrecht en zijn opvol ger. (75) «... De 7 april is alhier voorbijgereden, te wege naar «het front» of het strijdperk al de kanten van Yper, Mgr. von Hartmann, kardinaal aartsbis schop van Keulen. Hij kwam van Thielt, en reed voorbij 3 1/2 ...». L. SLOSSE, Oorlogsdagboek van Rumbeke in 1914-18, Genootschap voor Geschiede nis, Brugge, 1962, blz. 67, dagboeknotitie van 7 april 1916; Kardinaal Félix von Hartmann (1851-1919) was sedert 29oktober 1912 aarts bisschop van Keulen. In een verklaring van 18 december 1913 over de christelijke vakbonden schaarde hij zich aan de zijde van de kardinalen Mer cier (Mechelen) en Amette (Parijs). Paus Pius X benoemde hem in zijn laatste consistorie (25 mei 1914) tot kardinaal. Tijdens het conclaaf (26 augustus - 28 september 1914), dat de verkiezing van paus Benedictus XV zou opleveren, werd in het Vatikaan eveneens (officieus) onderhandeld om de verloren wereldvrede te herstellen. Hierbij kwam het tot een botsing tus sen de Belgische patriot Mercier en de Duitser von Hartmann. Benedictus XV schreef op 18 oktober 1914 een pauselijke brief naarvon Hartmann. Deze Duitse kardinaal bemiddelde ook tussen kardinaal Mercier en de Duitse gouverneur-generaal in België, von der Goltz (oktober 1914) en von Bissing (december 1914). Als vicaris van het Duitse leger bezocht von Hartmann zeker driemaal het front in Vlaanderen; eind oktober 1914 (aan de Yzer), 7 april 1916 (zie boven) en 28 september 1918 (in Brugge) (zie J. DE SMET, a.w., 1955, blz. 105). R. LILL schrijft : «lm 1 Weltkrieg bemühte er sich erfolgreich urn Militârsielsorge, Betreuung der Kriegsgefangenen und Begnadigung vieler von deutschen Kriegsgerichten verurteilter Auslânder; vermittelte zwischen Reichsregierung und Vatikan bei dessen Friedensbezühungen». (R. LILL, Lexicon fü r Theologie und Kirche, trefwoord : von Hartmann, V, 1960, K. 21). Een foto van de nieuwbenoemde aartsbisschop verscheen in Averbode's Weekblad, 6e jg. nr. 51, 15 december 1912, blz. 605; GVT, 64e jg. nr. 15, 19 februari 1913, geeft een verklaring van von Hartmann in aanwezigheid van keizer Willem II; lit. : L. BERG, Ein Kirchenfürst im Felde, Keulen, 1916. Deze gegevens werden verschaft door Romain Vanlandschoot. (76) Voor uitgebreide informatie over deze familie Loontjens, zie F. DE POORter, De familie Loontjes en «Groot Tomme», in RT, nr. 2, december 1972, blz. 3-23. (77) P. VANDEPITTE, J. VAN DER MEULEN, Ph. DE GRYSE, a.w,, 1975, blz. 12. (78) J. BRYS, a.w., 1966, blz. 247. (79) Getuigenis J.G. (80) P. VANDEPITTE, J. VAN DER MEULEN, Ph. DE GRYSE, a.w., 1975, blz. 45. (81) O. DE ZUTTER, a.w., dagboeknotitie van 3 januari 1917. (82) O. DE ZUTTER, a.w., dagboeknotitie van 4 februari 1917. (83) P.H. KYLSTRA, Oorlog aan de lijn, in EW, 46, 1976, blz. 1106a. (84) Getuigenis M.V. (85) Getuigenis F.V.
145
(86) «Op 11 november 1914 moesten al de duiven aangegeven worden bij de Bel gische politie, met een afzonderlijke opgave van de reisduiven. En vanaf 22 November mochten de diertjes niet meer uitvliegen tot op 6 Maart 1915, wanneer de duiven drie dagen in de week mochten losgelaten worden». J. DE SMET, a.w., 1955, blz. 29. Na het neerschieten van een reisduif die een spionnagebericht droeg, te Oostende, werd half mei 1915 bevolen al de duiven in te geven of te doden. Het bezit van een reisduif werd gelijkgesteld met het bezit van vuurwapens. Hierop stond de doodstraf. (87) Getuigenis F.V. (88) Mondelinge mededeling van CYRILLE GADEYNE, (° Tielt 1898). Cyrille is de zoon van Hector en woont in de Kasteelstraat, 8, Tielt. (89) Mondelinge mededeling van de heer Van Bruwaene (zoon van Jules), A. Wauquezlaan, 26, Dilbeek. (90) Andere werken uitgegeven door de legerleiding van het IVe leger waren : — «An Flanderns Kueste. Kriegszeitung fuer das Marinekorps», van 15-31916 tot 1-10-18, veertiendaags. — «In Flandrlsche Erde», 1917. Tekeningen en indrukken van Duitsers aan het front in Vlaanderen. — O. SCHWINK, Die Schlacht an der Yser und bei Ypern im Herbst 1914», 1917. — «Kriegsalbum von Gent», 1916. (91) J. DE SMET, a.w., 1955, blz. 35. (92) P. VANDEPITTE, J. VAN DER MEULEN, Ph. DE GRYSE, a.w., 1975, blz. 71-72. (93) Italië was vóór de oorlog bondgenoot van Duitsland maar bleef bij het uit breken van de oorlog neutraal. (Zie ook : Italië b lijft onzijdig, in GVT, 65e jg. nr. 62, 12 augustus 1914). Op 23 mei 1915 verklaarde Italië, na veel touwtrekkerij, de oorlog aan Oostenrijk-Hongarije en op 27 oogst 1916 keerde het zich ook tegen Duits land. De krijgsgevangen Italianen moesten dit bekopen. Zij verrichtten het zware werk voor het Duitse leger, werden door hun bewakers mishandeld en kregen bijna niets te eten. Duizenden zijn in Vlaanderen vah uitputting omgekomen. De gevangengenomen Russen ondergingen eenzelfde lot. Zij waren een Aziatisch ras, dus minderwaardig, zo dachten de Duitsers er al in 1914 over ! (94) A. VERSCHUERE, a.w., 1933, blz. 206. (95) Getuigenis M.V. en getuigenis F.V. (96) P. VANDEPITTE, J. VAN DER MEULEN, Ph. DE GRYSE, a.w., 1975, blz. 38. (97) Getuigenis F.V. (98) J.A. VAN HOUTTE en P. VOETEN. Geschiedenis van België, Lier, z.d., blz. 242. (99) L. SCHEPENS, in Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, dl. I, 1973, blz. 55. (100) 15 avril 1916. «... enfin, — ceci date de quelques jours, — un arrêté du prince Albrecht de Wurtemberg, commandant en chef de la IVe armée (l'armée qui opère en Flandre), ordonnant que les cours de l ’Université de Gand se donneront en langue flamande et chargeant le chef de l'administration civile allemande de prendre les dispositions nécessaire à cette fin». L. GILLE, A. OOMS en P. DELANDSHEERE, Cinquante Mois d'Occupation Allemande, Brussel, dl. Il, 1919, blz. 112-113. (101) «... De plus, il n’a jamais vu d'un très bon œil, raconte-t-on, l’installation d'une université dans «son» gouvernement». L. GILLE, A. OOMS en P. DELANDSHEERE, a.w., dl. Il, 1919, blz. 375.
146
Hierbij dienen we op te merken dat dit een patriottisch, franstalig werk (van 1919 !) is en bijgevolg allesbehalve objectief in de activistische materie. (102) J. DE SMET, a.w., 1955, blz. 82. (103) J. DE SMET, a.w., 1955, blz. 27, 30, 35. (104) Getuigenis F.V. (105) L. GILLE, A. OOMS en P. DELANDSHEERE, a.w., dl. I, 1919, blz. 486. (106) «... Daar West-Vlaanderen echter ingedeeld bleef bij het gebied van het Vierde Duitse leger, met hoofdkwartier te Tielt, waarvan ook het Marinekorps afhing ...». J. DE SMET, a.w., 1955, blz. 23. (107) J. DE SMET, a.w., 1955, blz. 20, 23, 39. (108) W. HUBASCH, Half klaar voor onder water, in EW, 1975, blz. 918-920. (109) Graanimport uit Amerika 73.000 ton oogst 1916 idem sept. 1916 idem okt. 1916 34.000 ton dec. 1916 24.000 ton febr. 1917 : 5.745 ton ma. 1917 Zie : J. DE SMET, a.w., 1955, blz. 70. (110) Tijdens de eerste Wereldoorlog hadden de Duitsers in West-Europa 6 vlootbases: Kiel, Hamburg, Bremerhaven, Wilhemshaven, Emden en ZeebruggeOostende. «... De duikboten van het Marinekorps Flandern hebben gedurende de jaren 1915-1918 voor 3.342.000 ton scheeps-ruimte in de grond geboord, d.i. 23 % van de door de Duitse onderzeeërs vernielde tonnage. Maar van de duik boten van de Vlaamse kust zijn drie en tachtig ten honderd niet naar hun basis teruggekeerd». J. DE SMET, West-Vlaanderen, slagveld in twee oorlogen, in West-Vlaande ren, Brussel, 1958, blz. 136-137. (111) Getuigenis G.M. (112) A. VERSCHUERE, a.w., 1933, blz. 206. (113) A. VERSCHUERE, a.w., 1933, blz. 206, schrijft : «... Op 27 Januari 1916 ...». Dit is fout. De juiste datum is 27 januari 1917. (114) O. DE ZUTTER, a.w., dagboeknotitie van 29 januari 1917. (115) Getuigenis G.M. (116) Getuigenis J.G. (117) Getuigenis F.V.W. (118) W. OOM, a.w., 1923, blz. 215-216 schrijft : «... Kerstdag werd schoon gevierd, hier, daar, in ieder kwartier en ook in de casino's. Kerstdag werd gevierd door de hogere officieren in een groote zaal; ze aten gebradene ganzen met roode kooien en nog andere leelijke dingen die aan de ribben hielden; zo aten lijk wolven en ze dronken lijk zeu gen; ze zabberden veel geile praat, telden beurtelings de meisjes op, die sedert de campagne door hun klauwen passeerden, moorelden heildronken uit op hun keizer, zongen Duitschland boven alles, en, als het twaalf ure sloeg, stonden ze op ... vielen op hun knieën voor den kerstboom, aanbaden den Menschgeworden God en zongen weenend hun kerstliedje, metweeke, mystieke kwezelstemmetjes. Zielroerend ! Schön ! In de kerk, prachtig met dennenboomtjes versierd, werd de hoogdag luister lijk gevierd door de bezetting, ... En dan preekten de aalmoezeniers van God en zeer veel van den ke ize r...». (119) Strofe van een oorlogsliedje van Jan Nolf. Zie : RT, I, 1977, blz. 16.
I47
(120) ID, Belgische en Duitse troepen opnieuw samen aan de Ijzer, in het Nieuws blad (dagblad), 1 oktober 1974, blz. 7, tussen IJzer en Leie; R. LEYRE, Diksmuide herinnert op zondag 4 oktober aan Tweede Kerstdag 1914, in De Weekbode (weekblad), 20 september 1974, blz. 16. (121) J. DE LAUNAY, Hitler in Vlaanderen, aflevering 8, Kerstmis 1914, in De Week bode (weekblad), 30 januari 1976. (122) H.W. BALDWIN. a.w„ 1965, blz. 54. (123) A. HORNE, Verdun, de hel van het Westelijk Front, in SG, II, 1970, blz. 121. (124) L. WOLFF, In Flanders Fields, The 1917 Compaign, New York. 1958, blz. 94. H.W. BALDWIN, a.w., 1965, blz. 157 schrijft : «Wolffs aanschouwelijke be schrijvingen van de in 1917 in Vlaanderen geleverde gevechten zijn meester stukken van vertelkunst ...». (125) B. BAND, Passendale, een hel van modder en vuur, in SG, II, 1970, blz. 260269. (126) B. BAND, a.a., 1970, blz. 266. (127) Voor meer informatie, zie : P.R. KEMP, Vizier op de Noordzee, in EW, 39, 1976, blz. 934-936. (128) H.W. BALDWIN, a.w., 1965, blz. 138. (129) A.P.F. BROEKMANS, Over de Ijzer naar Gent, in EW, 62, blz. 1482 ben kaart blz. 1483. (130) Voor meer informatie, zie : G. HANOTAUX, Circuits des Champs de Bataille de France, l ' Edition française illustrée, Parijs, hoofdstuk : Sixième Observa toire, La Chute du plateau de Thielt delivre la Belgique occidentale. (131) 0. DE ZUTTER, Onze Delenda, Oorlogsaandenken aan Thielt, De Zutter, Thielt, 1918. blz. 6. (132) 0 . DE ZUTTER, Oorlogsdagboek van Tielt, onuitgegeven manuscript, dag boeknotitie van 19 oktober 1918. (133) M. RUYS, De Vlamingen, Tielt, 1972, blz. 85. (134) M. LERECOUVREUX, Gas aan de Ijzer, in EW, 20, blz. 464b. (135) E. HUYS .Geschiedenis van Getuwe, Lannoo, Tielt, 1977,3e uitgave, blz. 195. (136) Voor uitgebreide informatie over deze gasaanval, zie : R. BACCARNE en J. STEEN, a.w., 1965, blz. 96-102. (137) A.H. WART, Gas Warfare, New York, 1942, blz. 17. (138) A. CLARK, Tegenslag voor de geallieerden in 1915, in SG, II, 1970, blz. 74. (139) A. CLARK, a.a. 1970, blz. 68. (140) R. DUSAUCHOIT, Raadsels rond de eerste Duitse gasaanval, in Gazet van Antwerpen, 4 mei 1974, blz. 33, weekendbijdrage. (141) R. BACCARNE en J. STEEN, a.w., 1965, blz. 99. (142) Standaard Encyclopedie, a.w., 1972, dl. 8, blz. 264b. (143) M.R. BENSTEIN-STOELEN, Middelheim, Antwerpen, 1969, blz. 73-75. (144) Aanvankelijk stonden deze beelden op het kerkhof van Esen-Roggeveld. In 1957-58 werden ze, samen met het graf van haar zoon, overgebracht naar Vladslo. (145) Voor deze informatie werd geput uit : Standaard Encyclopedie, a.w., 1973, dl. 11, blz. 330c; trefwoord REMARQUE Erich Maria en idem, 1972, dl. 9, blz. 406c; trefwoord MILESTONE Lewis. Moderne Encyclopedie der Wereldliteratuur, Gent, 1972, dl. 7, blz. 229; tref woord REMARQUE. Grote Winklerprins Encyclopedie, 1976, dl. 16, blz. 239-240; trefwoord REMARQUE. (146) «... Haie hat eine besonders feine Art von Làusen: sie haben ein rotes Kreuz auf dem Kopf. Deshalb behauptet er, sie aus dem Lazarett in Thourhout mitgebracht zu haben, sie seien von einem Oberstabsarzt persönlich ...». E.M. REMARQUE, lm Westen Nichts Neues, lm Propylàen, Berlijn, 1929, blz. 79.
148
(147) R. BODART, M. GALLE en G. STUIVELING. Literaire Gids van België, Neder land en Luxemburg, Hachette. Parijs. 1972. blz. 223. (148) Voor deze informatie werd geput uit : J. DE LAUNAY, Hitler in Vlaanderen, artikelenreeks in 12 afleveringen, in De Weekbode (weekblad) van 5 decem ber 1975 tot 20 februari 1976, (in het Frans ook in boekvorm uitgegeven). (149) A. HITLER, Mijn Kamp, vertaling S. Barends, Steenlandt, Brussel. 1942, blz. 171. Zelfde werk, hoofdstuk V : De Wereldoorlog, blz. 136-139 : Hitler vertelt over zijn vuurdoop in de streek van Mesen; hoofdstuk VII : De revolutie, blz. 159-175 : Hitler wijdt uit over zijn frontervaringen in Vlaanderen. (150) J. DE LAUNAY, a.w., De Weekbode (weekblad), 26 december 1975. (151) J. DE LAUNAY, a.w., De Weekbode (weekblad), 2 januari 1976. (152) J. DE LAUNAY, a.w., De Weekbode (weekblad), 30 januari 1976 en 6 februari 1976. (153) J. DE LAUNAY, a.w., De Weekbode (weekblad), 9 januari 1976. (154) Enciclopedia Italiana, a.w., 1949, dl. 35, blz. 810a «... Al mancato successo ... secondo E. von Falkenhayn, allora capo di stato maggiore dell’esercito, anche la condotta non sempre felice delle operazioni ...» (... «De niet altijd gelukkige leiding van de operaties droeg ook bij tot het uitblijven van de overwinning, volgens E. von Falkenhayn, toen chef van de generale leger staf ...»). We moeten opmerken dat hertog Albrecht de grootste successen behaalde onder de algemene legerleiding van H. von Moltke. Op 14 september 1914 werd von Moltke (in het geheim) vervangen door E. von Falkenhayn, die de brokken mocht lijmen. Sindsdien heeft hertog Albrecht geen enkel groot succes — o.a. de verwachte definitieve doorbraak naar de zee — meer be haald. Het lijkt onwaarschijnlijk, in de militaire context gezien, dat Albrecht zelf zijn overplaatsing zou aangevraagd hebben. (155) O. DE ZUTTER, a.w., dagboeknotitie van 19 januari 1918. (156) Enciclopedia Italiana, a.w., 1949, dl. 35. blz. 810a : «... Anche qui il duca rimase all’infuori dei grandi avvenimenti sia nel 1917 sia nel 1918 ...» («... Ook daar bleef de hertog buiten de grote gebeurtenissen, zowel van 1917 als van 1918 ...»>). (157) E. SCHRAEPLER, Wedloop met de tijd, in EW, 53, 1976, kaart blz. 1255. Zie ook : B. BAND, a.a., 1970, kaart blz. 265. (158) von Arnim kwam van Kortrijk, volgens getuigenis G.M. en getuigenis J.G. (159) F.S. von Arnim stamde af van een Brandenburgse (Pruisen) adellijke familie. Hij was verwant met de romantisch-nationalistische dichter Ludwig Achim von Arnim (1781-1831) en met de diplomaat Karei von Arnim (1824-1881), Duits ambassadeur te Parijs, in eeuwig conflict met Bismarck. (160) R. JENNES. Duitse Mars op Brussel, in EW, 9, 1975, blz. 218a. Zie ook : L. GILLE. A. OOMS en P. DE LANDSHEERE, a.w.. dl. I, 1919. blz. 10, 14. (161) L. GILLE, A. OOMS en P. DELANDSHEERE. a.w., dl. I, 1919, blz. 18. (162) O. DE ZUTTER, a.w., dagboeknotitie van 6 april 1917. (163) A.P.F. BROEKMANS, Over de Ijzer naar Gent, in EW, 62, 1976, blz. 1484a. (164) Dagboeknotitie O. DE ZUTTER. (165) H. LADEMACHER. Vorsten Afgedankt, in EW. 69, 1976, blz. 1659c. (166) Getuigenis F.V.W. (167) J. DE LAUNAY, a.w., De Weekbode (weekblad), 20 februari 1976. (168) Getuigenis G.M. (169) Getuigenis M.D.V. (° Aalter. 1907); Getuige wenst onbekend te blijven. (170) P. VAN OSTAYEN. a.w., 1921. Strofe uit het deelgedicht : Opdracht aan Mijnheer Zoënzo.
149
BIJLAGE 2
1914 WESTELIJK
FRONT
Keizer WILHELM II van Duitsland
DUITS OPPERBEVEL te Spa duo : P. von Hindenburg — E. Ludendorff (vanaf oogst 1916)
leger kroonprins
kroonprins
Gallwitz
— bevel IVe leger : Generaal Friedrich Sixt von Arnim (vanaf 1/3/1917) — hoofdkwartier : Tielt, Hoogstraat, 26. (tot 14/10/18) — leger : 1e Marinedivisie (langs kust) 12e Divisies 4e Reservedivisies — front : Hollandse grens - kust - Nieuwpoort - Armentières (Rijsel).
150
BIJLAGE 1
1914 WESTELIJK
FRONT
Keizer WILHELM II van Duitsland
DUITS OPPERBEVEL te Spa. — H. von Moltke (tot 14/9/14) — E. von Falkenhayn (vanaf 14/9/14)
von Kluck
von Bülow
von Hausen
hertog
kroon prins Wilhelm
kroon prins Rupprecht
von Heeringen
Albrecht von Württemberg (tot 28/2/17) | •hoofdkw artier IVe leger te Tielt, Hoogstraat, 26 -leger : (vanaf 20/9/14) 1) Vanaf de Hollandse Grens-Lombardsijde : Marinekorps Flandern, o.l.v. Admiraal von Schroeder, te Brugge, afhankelijk van het A.O.K. te Tielt 2) Lombardsijde-Nieuwpoort-Armentières : (*) — 5 reservekorpsen. vrijwilligers uit Pruisen (XXII tot XXVI) — 1 reservekorps, vrijwilligers uit Saksen en Württemberg (het XXVIIIe) — 1 divisie, vrijwilligers uit Beieren — 3e reservekorps «von Beseler» (had Antwerpen veroverd) (1 korps = 2 divisies) (1 divisie = 12.500 à 15.00 man) (*) cijfers volgens R. BACCARNE en J. STEEN, a.w., 1965, blz. 67: zie voetnoot
-fro n t : Hollandse grens - kust - Nieuwpoort - Armentières (Rijsel); zie ook voet noot (70).
151
BIJLAGE 3
DE GASAANVAL VAN 22 APRIL 1915.
De verantwoordelijkheid. Door de geschiedenis werd E. von Falkenhayn verantwoordelijk gesteld voor het gebruik van gifgas. Op dat ogenblik was hij minister van oorlog en de rechterhand van keizer Willem. Dit «historisch vonnis» bleef de hertog von Württemberg be spaard. Trouwens, door de historici werd von Württemberg altijd over het hoofd gezien — totnogtoe ontbrak er trouwens een studie over hertog Albrecht ! — , men beschouwde hem «slechts» als de uitvoerder van het duivelsplan van von Falken hayn. Moreel gezien heeft Albrecht zich nooit verzet tegen het oorlogsgas; mis schien stond hij, gezien zijn positie, gewoonweg onder dwang. En waarschijnlijk had ook hij nooit de onmenselijke gevolgen van dit moderne wapen voorzien, von Falkenhayn verdedigde zich in zijn memoires als volgt : «Tegen de versterkte stellingen zijn de klassieke wapens onvoldoende: er is dus een krachtiger wapen nodig dat gemakkelijk te vervaardigen is. Dat is het geval met gas. Het gebruik er van bij vestingoorlogen is al sinds de oudste tijden bekend (bij de Fransen in de vorm van «stinkende potten»). De toespelingen in de Franse pers op het op handen zijnde gebruik van een vreselijk gas en het gebruik door de Engelsen van bommen en picrinezuur brachten ons op het idee dit wapen te gebruiken». Het klinkt als een weinig overtuigend pleidooi, het zweemt naar een tafelgesprek in het Pentagon of het Kremlin ... Volledigheidshalve moeten we eraan toevoegen dat na april 1915 de geallieerden zelf niet ten achter bleven in het gebruik van gas als oorlogswapen.
Enkele beschouwingen. «De dag na de eerste gasaanval was de directeur van het gemeentelaboratorium te Parijs reeds ter plaatse om de getroffen soldaten in de ziekenhuizen vragen te stellen en te onderzoeken. De aard van het gas werd meteen vastgesteld, zodat men kon beginnen met het vervaardigen van veiligheidsmaskers op grote schaal. Er werden er ook gemaakt voor de paarden van de artillerie, die nodig zouden kunnen zijn om kanonnen uit een door gas getroffen gebied weg te halen ...» (M. LERECOUVREUX, Gas aan de Ijzer, in EW, 20, 1975, blz. 465). «Secondé par l’effet de surprise, l'assaut ennemi lancé de part et d'autre de Langemark, enfonce en quelques heures le saillant d ’Ypres. Arrêtée, comme par miracle, à la limite des vagues de chlore, notre droite maintient sa position avec sang-froid. Pendant huit jours, nos régiments du 6e et 1e,e division forment un pivot inébranlable dans le flanc de la poche créée par l'ennemi. Cette bataille nous coûte 1.500 hommes» (R. VAN OVERSTRAETEN, Carnets de guerre du Roi Albert, 1953, blz. 27-28). «Ja, de duitsch behaalde eene zegenpraal, doch misschien wel de schandigste welke zij tot nu toe binst hunnen onrechtveerdigen oorlog verkregen ...» (A. VAN WALLEGHEM, Oorlogsdagboek van Dikkebus, dl. I, 1964, blz. 106-108. daoboeknotitie van 23 april 1915).
152
Het chemisch-biologisch aspect. Het gas dat de troepen van hertog Albrecht op 22 april 1915 gebruikten was het fosgeen (C O Cl:). Dit chloorgas is een dubbel zuurchloride van koolzuur (H: COs). Het chloor zorgt zelfs in een zeer kleine dosis voor irritatie van de slijmvliezen (aantasting van het oog en de ademhalingswegen met pijnlijk hoesten). Een con centratie van 1 prom ille ervan in de lucht is al toxisch. Het gas is zwaarder dan lucht en «plakt» dus aan de grond. In het levend organisme belet dit gas ook de noodzakelijke eiwitaanmaak omdat het gaat reageren met de aminozuren. (H. MAHLER en E. CORDES, Basic Biological Chemistry, Harper édition, New York, 1968, blz. 42). In 1917 gebruikten dezelfde Duitsers bij leper een nieuw soort «duivels chemicalie», nl. het mosterdgas. Toxicologisch is dit een protoplasmavergif (= een gif voor de vloeistoffen in de levende cellen). Weefsels die ermee in contact komen, gaan pijnlijke blaren vertonen en daarna afsterven. Vermengd met de modder en het water is dit mosterdgas, lang na het vrijlaten ervan, nog zeer toxisch; aan het front een reuze-voordeel ! Sinds 1917 werd het mosterdgas, naar de stad leper. «Yperiet» genoemd. Soldaten, die de eerste gevolgen van de gasaanval overleefden, werden nadien nog bedreigd door de laattijdige gevolgen van blijvende longbeschadiging. Het chloor of het Yperiet had de minuscule bloedvaatjes van de longen blijvend be schadigd. De longcapillairen vertoonden een gestoorde permeabiliteit. Vele slachtoffers kwamen in uiterste ademnood, gaven bloedfluimen op en stierven in een stadium van onbehandelbaar longoedeem (type normale hemodynamiek). (J. JOOSSENS, Hartziekten, dl. I, Acco. Leuven, 1975, blz. 34-35).
153
BIJLAGE 4
Hier publiceren we voor het eerst de naamlijst van de Duitse bevelhebbers, die vanuit Tielt, de Duitse legers in Vlaanderen aanvoerden. De originele lijst, in gotisch handschrift, en afkomstig van het Tieltse hoofd kwartier, werd ons ter be schikking gesteld door André Verbaeys, Tielt. De lijst is niet gedateerd, maar betreft vermoedelijk de periode 1914-1916. Een tweede, latere lijst, die we niet publiceren, bevat slechts 65 namen en is evenmin gedateerd. Een sterretje (*) achter de naam betekent dat we deze bevelhebber niet meer terugvinden op de latere lijst. Verklaring van de militaire graden, volgens rangorde (mededeling André Verbaeys). Gen. Oberst Gen. Major Oberst Major Hauptman Oberst Leut. Rittmeister Leutnant Adjudant Iste klas Adjudant 1ste Sergeant Majoor Sergeant-Majoor Sergeant 1ste Korporaal Korporaal Soldaat 1ste klas piot Ober gen. Arzt Stabarzt Oberarzt Feldzahlmeister Feldpost sekr. Armee-Veterin M.T.O.
154
— Kolonel-Generaal — Kolonel — Kapitein — 1ste Luitenant
— hoofd van hospitaal : kommanderend-hoofdarts — arts die bij de staf de verbinding verzorgde tussen de staf en het Rode Kruis aan het front — hoofdarts — betaalmeester ter front — chef-post ter front — leger veearts — intendant, regelt alles i.v.m. het materieel
Geheimrat Bever (nr. 41)
Dr. SteinbrĂźck legerveearts (nr. 53)
Generaal Majoor von Wyssel (nr. 69)
Hauptman Sachs (nr. 49)
Rittmelster Frhr. zu Inn & Knyphausen (nr. 23) en Oberstleutnant Weber (nr. 18)
155
Prins zu Hohenlohe (nr. 15)
156
Hauptman von Stockmayer (nr. 66) en Hauptman Hoffschlaeger (nr. 67)
NAMENTLICHE Liste der Herren Offiziere pp des Armee-Obercommandos der 4 Armee
Dienstgrad
Name
N°
Armee Oberkommando 1
2 3 4 5 6 7 8 9 10
11 12
13 14 15 16
17 18 19 20 21
22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
41 42 43 44 45
Gen. Oberst Gen. Major Oberstleutnant Major Hauptman Major Gen. Major Rittmeister Oberstleutnant Major Major Hauptman Rittmeister Oberstleutnant Oberst Major Major Oberstleutnant Rittmeister Rittmeister Rittmeister Rittmeister Rittmeister Hauptman Hauptman Rittmeister Leutnant Wachtmeister Major Hauptman Oberveter. Hauptman Oberstleutnant Major Oberstleutnant Leutnant Obergeneralarzt Stabsarzt Oberarzt Feldzahlmeister Geh. Ober Kr. Ofr.R. Oberpostsekr. Feldpostsekr Rabbinner Major
Herzog Albrecht Ilse v. Pommer-Esche v. Werner Josupeit v. Cleve v. Groddeck Graf v. Schmettow Holland v. Metzsch Frhr v. Gaisberg Frhr vom Holtz Herzog Philipp Herzog Karel Alexander Prins zu Hohenlohe v Monbart Wortmann Weber v. Plaetz Graf v. Wedel Herwarth v. Bittenfeld v. Heyden - Linden Frhr. zu Inn & Knyphausen Wendorf v. Vietsch v. Freijhold Groddeck Ilse Witte SchĂźtte Schober Godbersen Wallmann Schroder * Kollmann ' v. Restorff * Dr. Landgraf. Dr. Rodenwaldt Dr. Siegfried Friebsee Bever Stadahl Enghusen Dr. Wilde Frhr. von Richthofen
157
46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
Hauptman Hauptman Hauptman Hauptman Rittmeister Leutnant Armee-Veterin. Stabsveter. Mitgl. d. Kr.Fr.A.L. Mitgl.d. Kr.Fr.A.L. Mitgl.d. Kr.Fr.A.L. Mitgl.d. Kr.Fr.A.L. Mitgl.d. Kr.Fr.A.L. Mitgl.d. Kr.Fr.A.L. Mitgl.d. Kr.Fr.A.L.
Friedrichs ' Kraij Vogts Sachs * Frhr. v. St André Herrmann * Hochstetter * Dr. Steinbrück * Aschoff I Aschoff II Offenheimer Naglo v. Siemens Jérusalem Godbersen
Platsoffizier der Flieger 4 61 62
Hauptmann Oberstleutnant
Genée ' v. Scanzoni *
General der Plonlere 63 64 65 66 67 68
Gen-Major Major Hauptman Hauptman Hauptman Feit. bau Oberleutnant
Hildemann Kuhlmeij Kunze v. Stockmayer Hoffschlaeger Nicklaus
Stab Fusart. Regiment ? 69 70 71
General Major Oberstleutnant Leutnant
v. Wissel Fittel Koch
Leutnant bei stab des Armee Ober Kommando.
Armee Intendantur 72 73 74 75
Geh. Ober Int. R. Geh. Int. R. Ober Int. Sekr. Int. Sekr.
Dr. Kanzki Nachstaedt Schreiber Dannenberg
Vermessungs - Abteilung 1 76 77 78 79 80
158
Hauftmann Vermess-dirig. Feldtof. Rechn. Rat Feldtof. Rechn. Rat Feldtopogr.
Frhr. v. Kanstein Lehmann * Hühnermann * Neupert * Graser *
81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95
Feldtopogr. Feldtopogr. Feldtopogr. Feldtopogr. Feldtopogr. Feldtopogr. Feldtopogr. Feldtopogr. Feldtopogr. Feldtrigonometer Feldtrigonometer Feldtrigonometer Feldtrigonometer Feldtrigonometer Feldtrigonometer
Bulla * Lesser * Gan * Wiegratz * Gutsche * Reinicke * Schreiber * Senstleben * Kluck * Klamm * Lange * Stadtaus * Berndt * Sembries * Muller *
Noot : •ûoals gezegd vinden we in deze lijst drie hertogen (nr. 1,13,14). één prins (nr. 15) en zes baronnen (Frhr. = Freiherr, nr. 11, 12, 23, 45, 50, 76) terug. Negen bevel hebbers dragen de militaire titel Rittmeister (nr. 8. 13, 19-23, 26, 50), een militaire graad die toegekend werd aan bevelhebbers die minstens als ridder geboren waren (1 ). Van vier ritmeesters werd hun adellijke titel niet vermeld (nr. 19, 21.22, 26). De bevelhebber Bever (nr. 41) was ook lid van de Geheim rat. Vertrouwelingen van vorsten (hier hertog Albrecht ? keizer Willem ?...) kregen deze onderscheiding wegens verdienste. Sinds 1919 werd deze titel niet meer verleend (2). Een speciaal individu was ook Dr. Wilde (nr. 44). Hij draagt de titel Rabbinner. Was Dr. Wilde werkelijk een rabbi (joods geestelijke) of hield hij er andere duistere praktijken op na ...? In hoeverre de majoor Frhr. von Richthofen (nr. 45) verwant was met de Duitse wonderpiloot, Frhr. Manfred von Richthofen, konden we evenmin achterhalen.
(1) ULLSTEIN. Lexicon den Deutschen Sprache, Frankfurt/Berlijn, 1969, blz. 745b. (2) Idem. a.w.. blz. 360b.
159
Met dank aan Camilla Deparcq Cyrille Gadeyne Joseph Goethals Gérard Martens Frits Van Den Daele Michel Van der Meulen, mijn vader Paul Vandepitte Ferdinand Vande Walle Hendrik Van Houtte Romain Vanlandschoot André Verbaeys Mevr. Albert Vercoutere Zij verschaften me waardevolle informatie of verzorgden de taal kundig / historische revisie van de tekst. Lena Debie Rudi De Brabandere Rina Driessens Zij verzorgden geduldig het vele teken- en typwerk, en stonden in voor de praktische realisatie van de tentoonstelling. Het Koninklijk Legermuseum en speciaal De heer Lorette, conservator De Koninklijke Albert I Bibliotheek Het Stedelijk Museum, Diksmuide Zij steunden ons initiatief metterdaad.
160
DRUK
E. VEYS, 8880 TI ELT
Eén jaar GRATIS VERZEKERING voor de leden van : - V.T.B. - V.A.B. - Davidsfonds - Willemsfonds - V.O.S. - A.N.Z. - Bond Grote en Jonge Gezinnen - Sporta - V.V.B. bij het afsluiten van een tienjarige polis in één van de takken - Brand - Burgerlijke verantwoordelijkheid gezin - Persoonlijke verzekering - Persoonlijke verzekering inzittenden auto
Inlichtingen bij onze plaatselijke bemiddelaars of rechtstreeks aan
n.v. De Noordstar en Bocrhaave die de zaak aan de bemiddelaar van uw keuze zal overmaken
GENT : Groot-Brittaniëlaan 121. - Tel. (091) 25.75.15 ANTWERPEN : Louiza-Marialei 2. - Tel. (031) 33.98.05.
Dit is een wenk van haar kulturele stichting : V.Z.W. NOORDSTARFONDS. Agent : Gérard VANSTEENKISTE F. D'hoopstraat 89. - Tielt - Tel. 40.21.79
)t*v ccofa*
.C.F'tei'o' Crr
3
\'L<
<
Hou tenho r J ' M .
i ’\in. Uf.
y. *
t
AM -*4.
P u ie h e lrh a /P
vn
kM ^ 'e /,s
JEet/etn *
'i
M oer
f.in d e
MeJiie r
P ± .- + l/p-iA ùi
E e t tieet h e m *
iantiek:e\ju>'ivptiy\ ij.
t, . le k e /re A l.
tff r
_y
¥O ii/p*
4= ”*
p L l i n o ile 'T o ^ t^ h fn ù ttj^ ~Bee.r/ M a ueClt\^_^F /.iln v e tÆ ft \ (lórre ' 1Z een M & M E n en d t /.• ,,,,/ m i/oe y/jc >n u lle t ■ ^"'"'i"" nr„, H a b o t ï' . % itrrin e w u i f t- g e i l t , Bee* rt ?§S ’jip. ■ & 'reken . ^kerhck i r.yV/. ter H e u r e r. un/ . .
1710'rt *-
v i JF. ï
e .r /le r k )e K a s c k r in s k e r k e *
%
jr *
J. Jacob Jr /x o t O i eken chdF %
R o lle n e 'l'h . ^
' “" ‘Z U IP \
_ jr.
. W oü„
\oort*.
A f r 4* *
^
,
\
cJ * e n /i /»# *
£ - ...... 'u ^ b M
P p ylJe M . *EooiJUde
,> ƒ
StoenbenrfÆ ,
-//fa t Cence ~
<^S
: // /« /tM f r>c >t -
'hi.i'T’O/n.r
H te n jio n e k . .. .................... ° B e tx
M rlnn^pPerke
-
i- V A i,
***
Crutpc
' ~ S T -----, , E F u-w M ^ oeherk
J jlerkgi
\ **
<
* \& J a/7'e7j
u ,n
JFsu ( tlo o n u v i t f A n to in e
h m:
A l U e l e n u il /e
M o le n lin w Jch reeken , o K o r te n ir r e k , ° ^ L ie /il. & net'Jnvie £ BeuhertU A. X u eu iM . — — J ta ii tr o n ie n O iio o t ï. tB a e tu
h o ,v ie
n
O
¥.0?zZ}
Wi/ei !
rp; lnPUftxm\t
. Tterlice^ M e e lift
Ai
. L /C U f M<r ». ^
r/<r^wJllahqju’L
^Itotee’/eeede P ,. xîiïetÙ
•a u v i i r r r «
Qflo/liene).