i 7t/ le\
Uu
-) jr ï J i i î
P/..SA£-
\
<7.i"
Lo,
S o n ie e c /e n
,» » ’^ v jf
R
B
G
R
A
V
A B e/Je/n B r iu n fe
4-' ^........ R É iï. , f■e ^ ' * tijji
A
A
Boeyktgr
J)gHeervanBelletfX
Tielt 1914-1918
I rT
DE REGIO TIELT
h ,, Us , /:W tot verkiezingen
^ f**\P o u r< j u es /
te> • I J e r c k e
-----T-
!
f
v ucaueç
r
• ’
^
2 & i
) ®-i/ïïM «/<; = ’Hoeckboatn )H oeekbootn 0
ï
/ ....-------'*<yV)
é * 5 #~ 4
*A
$l¥mjhetny'^ Av!Ll.
P' 7 k /
° 1 *1 » '"“‘^ A 0claerhou t
/
æA
Ïj
'<\7)en frviiemi
1
J
(io /t/u r n
(_
, / ------
jJu.iebetaktr
JUacftiWen 4 •• * Chaip^Btiaelfthficl (
ia ^ S W M
M
' f7 ie k \,iu \^ / ^ •'/ ” ^sfruUUfeUeMl JÇiiWU -
UU‘: ...
7/
r>:
t h r , * A v -
MTei'te tR eaJ/t-e ^
v W f ’ t-Cfe «VcwseLu'i •leanlcdernez
IÎ
> *- ^ k Q
^
y.
*jf -O pù
■iîïi W
^ w ^ /..^ ^ --...t
ojhiuvetns ■■Mmàtf _' Sutvorde )': (r e n te / 7 — é'Jcarr^ S ~ °^ ~ / / ’ ,7 ^ (■' ftasRAuré { rV lo v e a ! ie ? n \
v-~
^ '■■■■e % ^ ^ ^ e U ^ S X a la y e 7) l^RaureMU^B^’^Bu, Vu? C
A
i ofo>T
£
^ n k e u T ^ rT X
U iù ÿ
f -j
ONTELBAAR
zijn de diensten die de Bank U kan-verstrekken zowel wat geldbeleggingen als wat kredieten betreft. Een goede raad ... bespreek in vertrouwen al uw financiĂŤle zaken met een deskundige van de
BANK VAN ROESELARE EN W EST-V LAA NDEREN
zo wint U zeker tijd en geld !
Agentschap Tielt, Markt 24
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor Tielt en de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 9, 8880 Tielt. Tel. 051/ 40.17.00 O ndervoorzitter : Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, 8780 Oostrozebeke. Tel. 056/66.90.91 Secretaris : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt. Tel. 051/ 40.18.38 Redactie : J. Billiet Ph. De Gryse W. Devoldere P. Vandepitte R. Vanlandschoot W. Vanseveren Lidmaatschapsbijdrage : 300 fr. (te storten op PR. 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt). Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht.
INHOUD VAN DIT NUMMER:
R. V A N LA N D SCH O O T, De regio Tielt van bevrijding tot verkiezingen. 19 oktober 1918 - 16 november 1919
1-60
1
° Kanegem, 15 oktober 1866. Oudleerling St.-Jozefscollege (retorica, 1885). Hij volgde geneeskundige studies aan de K.U. Leuven en vestigde zich in Tielt als geneesheer. Hij huwde een dochter Horta. Hij stichtte, als onafhankelijke en feitelijk tegen de katholieke meerderheid, een eigen ziekenfonds : de Goudbloem. Hi) schreef een oorlogsdagboek van 17 september tot en met 17 november 1918. Bij de bevrijding publiceerde hij: Onze Delendu (zie illustratie op blz. 23) en in 1932 Folklore in Thielt, in Spreuken en Gezegden. Hij overleed op 5 juni 1932.
2
DE REGIO TIELT VAN BEVRIJDING TOT VERKIEZINGEN
19 OKTOBER 1918 — 16 NOVEMBER 1919
Met ontzettende snelheid vervagen de herinneringen van oudere mensen aan de afwikkeling van de eerste Wereldoorlog. Welhaast een mensenleven is voorbijgegleden en de schaduwen van de voor velen nog afschuwelijker tweede Wereldoorlog ver duisteren en verkleinen de aandacht voor de gebeurtenissen van 1918. Speciaal dan de gebeurtenissen van de laatste maanden en weken van dit troosteloos lange jaar, de trage en moeizame her stelperiode uit de winter van 1918-1919, uitlopend op de eerste naoorlogse verkiezingen van 16 november 1919, vragen onze aandacht. Meer dan men toen kon vermoeden, hebben deze ver kiezingen het einde betekend van een welbepaalde sociaal-politieke situatie in de regio Tielt. Het is mede onze bedoeling door deze studie van dit belangrijk keerpunt duidelijk te stellen hoe de streek eigenlijk pas nà 16 november 1919 afscheid heeft ge nomen van de 19e eeuw, zonder nochtans decisief een aantal politieke en sociaal-economische democratiseringstendenties door te voeren. Verbazend is ook hoeveel nieuw materiaal — dagboeken, foto’s, Duitse archiefstukken, brieven — ons nu in de schoot valt. De sluier over de historische gebeurtenissen wordt altijd traag opge licht en daarom pogen wij nu, zestig jaar na de feiten, een recon structie op te bouwen waarin het sterven van een oude en de ge boorte van een nieuwe tijd krachtig naar voren komen.
Afkortingen DZ GVT LP M RT
Dagboek van Dr. Octave De Zutter, Tielt (manuscript) Gazette van Thielt (LXXe jaargang, 31 mei 1919 tot 31 december 1919) La Patrie, Brugge (Franstalig weekblad, LXXIle jaargang, 18 februari 1919 tot 31 december 1919) Dagboek veldwachter Victor Maeseele, Egem. De Roede van Tielt, heemkundig tijdschrift
3
1. Het begin van het einde Het dagboek van de Tieltse dokter Octaaf De Zutter (1) leert ons in bar slechte taal maar met indringende helderziendheid hoe het laatste oorlogsjaar in de streek verlopen is. Op 21 juli 1917, toen er zowat overal enige deining ontstaan was rond de Belgische nationale feestdag, noteert de dokter: «Alles is verboden». Maar de eigenlijke verklaring lag in het feit dat de streek van TieltWingene-Egem «operatiegebied» (2) was geworden. En de strategische motieven van de Duitse bezetter wogen zwaarder door dan enige gevoeligheid voor de bevolking. De Zutter volgde goed alle militaire en politieke oorlogsgebeurte nissen. Hij las de Duitse communiqués, de Kölnische Volkszeitung, Het Volk, en de Nieuwe Rotterdamsche Courant, voor zo ver zij in Tielt beschikbaar waren (3). Wanneer bijvoorbeeld in augustus 1917 de vredespogingen van paus Benedictus XV defi nitief mislukt zijn, laat hij nuchter horen : «De paus heeft nog nooit gezegd dat de Dmtschers barbaren waren, en de wraak ligt nog opperst; wij kennen onze paus niet en daarom misschien voelt er niemand genegenheid voor» (4). Dergelijke taal week duidelijk af van wat de lagere clerus dacht, sprak en preekte over de paus van Rome. Eind 1917 komt bij De Zutter over als een verstrakking van de oor log. «Nu begint voor ons den oorlog». Een ongehoorde bedrijvig heid heerst in het stadje, het Armee Opperkommando (afgekort tot AOK) legt beslag op heel wat huizen. «'t Moet al buigen en bersten voor die lieden; nog altijd voort worden menschen uitge zet, en ’t is een oorverdoovend gerucht in stad van de zware autowagens die huizen doen daveren, de kaiseistenen malen en straten in waterlopen en grachten veranderen» (5). Ook de vredesgeruchten van december 1917 flakkeren op uit zijn notities, «’t Is al van den vrede dat de Duitschen klappen» en zelfs berichten van achter de Ijzerlinie, via drie krijgsgevangen Belgische soldaten in Pittem sijpelen door. «Zij hebben gezegd
(1) Dit dagboek is niet gepagineerd. We hebben het nagegaan, van 1 juli 1917 tot 17 november 1918. (2) DZ, 21 en 22 juli 1917: M, 24 juli 1917 : «Den dinsdag 24 juli 1917 kwam al hier het bericht dat de gemeente Eeghem te beginnen van heden ook in het operatiegebied kwam». (3) DZ, 1 december 1917; 2 maart 1918; 5 april 1918; 19 juni 1918. (4) D Z, 19 augustus 1917; A.F. M A NN IN G, H et Vaticaan zou graag willen, nr. 60, 14-18, dl. VIII, 1975, 1440-1444. (5) D Z, 1, 2 en 3 november 1917.
4
dat er langs den anderen kant ook sprake was van vrede» (6). Maar, op oudejaarsavond «spreekt niemand nog van het einde van den oorlog» (7). Integendeel, vanaf het voorjaar volgen de grote offensieven elkaar in alle hevigheid op. Op 5 maart worden alle paspoorten, ook die van de geneesheren, ingetrokken. Elf dagen later ziet De Zutter honderden arbeiders door Tielt trek ken, in de richting van Gent, allen weggelopen van het front; uit vrees om naar Frankrijk gestuurd te worden (8). Alle aandacht was nu immers op de Franse frontsector gericht. Het stadje liep leeg, de Kommandatur en praktisch alle troepen vertrokken naar het zuiden, naar het grote offensief van 21 maart, tussen de Scarpe en de Oise (9). Reeds de dag nadien «zegt een officier dat de Duitsche zege een fiasco is, en wij laten het ons niet gezeggen om dat overal uit te bezuinen — niemand spreekt of peinst nog aan vluchten» (10). Hier openbaart zich De Zutter als een populair bemoedigend man, die voor iedereen een opbeurend woord had in de zware oorlogstijden. «Vele lieden zijn mistroostig maar wij blijven altijd koelbloedig, standvastig en onwankelbaar in ons betrouwen, en het is ons gemakkelijk moed en troost te geven ...». De plotse stilte woog op de streek. «In stad zijn er geen bijzondere gebeur tenissen, van gemeenteraad wordt niet gesproken ... wij zijn nu al sedert acht dagen zonder vleesch ...nu zulten wij toch kunnen en leeren den vasten onderhouden» (11). Was de bedenking van de fietsende geneesheer aan het adres van de gemeenteraad een prikje? In elk geval, op zes april kwamen burgemeester Emile Vande Vyvere en de andere vroede vaderen bijeen om zich te be raden over de opgeëiste arbeiders (12).
(6) (7) (8) (9)
DZ, 4 en 9 december 1917; 20 december 1919. DZ, 31 december 1917. DZ, 5 en 16 maart 1918. «Le 21 mars 1918, à 4 heures du matin, surtout Ie front compris entre la val lée de la Scarpe et celle de l'Oise, l'artillerie allemande entrait soudaine ment et violemment en action. A 9 heures, l'infanterie ennemie, à la faveur d'un épais brouillard, abordait les positions sur lesquelles, depuis le prin temps de 1917, étaient établies les armées anglaises ...» Maréchal FOCH, Mémoires pour servir à l'histoire de 1914-1918, dl II, Plon, Parijs, 1931, 3, (verder afgekort : Foch II). (10) DZ, 22 maart 1918. (11) DZ, 27 en 28 maart 1918. (12) SAT, Handelingen van den Gemeenteraad; nr 46-47, 6 april 1918. Cf. L. GILLE, A. OOMS, P. DE LANDSHEERE, Cinquante mois d'occupation alle mande, dl IV, Dewit, Brussel, 1919, 159 (verder afgekcrt: Cinquante mois IV).
5
Vanaf zeven april steeg weer de koortsachtige activiteit van de AOK; de «état major» trekt naar Harelbeke. Dit hield verband met de tweede golf van Duitse aanvallen tussen La Bassée en Armentières (13). Valse geruchten lopen rond in Tielt, «de kortzichtige menschen vallen in twijfel maar vele anderen houden kloek stand». En in dezelfde dagboekaantekening lezen we verder: «Verscheidene duizende civielarbeiders komen van het front af (dit is de streek van Diksmuide-Bovekerke) en trekken naar huis met twee treinen, te zamen vijfenvijftig wagons» (14). Terwijl al de beschikbare Duitse troepen onafgebroken naar Noord-Frankrijk en de streek van de Vlaamse bergen trekken, oordeelt De Zutter: «’t Vertrekt al van Thielt weg — onze vijanden zitten in de hel» (15). Scherp luistert hij de ordonnans van een Duitse ge neesheer af: een nieuwe offensieve poging aan het front. Inder daad, de kroonprins van Beieren ondernam tussen Bailleul en leper op 25 april een razende stormloop (16). Aan het eind van de maand verhoogden de Duitsers weer de op eisingen, maar aan hetTieltse station konden er velen ontkomen. Voornamelijk een groepje arbeiders uit Ruiselede, een vijfentwintigtal, lieten de onthutste soldaten-bewakers ter zijde (17). De mensen herademen een beetje, ook burgemeester Vande Vyvere houdt het been stijf wanneer Duitse officieren met nieuwe opeisingsbevelen afkomen, maar zijn collega van Dentergem werd op 3 mei aangehouden en afgezet (18). De psychologische oorlogsvoering met vlugschriftjes, uit vlieg tuigen geworpen, leidt er alleen maar toe dat de bevolking des te klaarder het einde van de oorlogsverrichtingen voorziet. De eerst briefjes worden door De Zutters gemeld op 13 mei tussen
(13) DZ, 7, 8 en 9 april 1918. — «Le 9, en effet, les Allemands entamaient dans les Flandres une puissante offensive ... Ce jour-là, la Vie armée allemande (von Quast), mettant en ligne neuf divisions, attaquait entre La Bassée et Armentières ... atteignait la Lys entre Estaires et Sailly». Foch II, 49-50. (14) DZ, 11 en 12 april 1918. (15) DZ, 13 en 16 april 1918. — «Le 15 avril, dans la soirée, il (de vijand) lançait... de fortes attaques qui réussissaient à s'emparer de Bailleul et de Wulverghem». Foch II, 61. (16) DZ, 24 april 1918. — «Le 25 avril, le Kronprinz de Bavière a encore attaqué entre Bailleul et Ypres avec la droite de sa Vie armée et la gauche de sa IVe. Tandis que celle-ci gagnait du terrain vers Ypres, celle-là s'emparait de Dranoutre et menaçait Locre, sur la route de Poperinghe. Au centre, le corps al pin bavarois enlevait d’assaut Kemmel et le mont Kemmel, prenant ainsi pied sur la partie orientale des collines flamandes». Foch II, 68. (17) DZ, 25 en 29 april 1918. (18) DZ, 3 mei 1918.
6
Kanegem en Aarsele en aan de kant van de Poelberg (19). Niettemin zetten de Duitsers nog een herstructurering van de Kommandatur op, waarvan het gebied de gemeenten Tielt, Egem, Pittem, Meulebeke, Oostrozebeke, Wingene, Aalter, Ruiselede, Beernem en Knesselare omvat (20). Opmerkelijk is het commentaar van De Zutter over de slag om de Kemmelberg. «Een vierduizend soldaten op Thielt, zij komen van Kemmel en vertellen veel van al de lijken die daar liggen» (21). Een teken aan de wand was ook dat de oude pastoor van Rumbeke, Léopold Slosse, met Duitse toelating naar Brugge ging naar Mgr. Waffelaert. Van de Brugse bisschop kreeg hij een her derlijk schrijven mede over de toewijding van België aan het Hei lig Hart, in de loop van de maand juni. Hier ging de bisschop dus een flink stuk op weg met kardinaal Mercier, die van deze toe wijding duidelijk een patriottische en politieke aangelegenheid maakte. Maar het typerende zit hem hier: de oude pastoor trok te voet over Oostkamp, Hertsberge, Egem, Tielt, Meulebeke, Ingei munster, Emelgem, Kachtem naar huis. Telkens bracht hij de bis schoppelijke richtlijnen mondeling over en zeker zal daarbij sprake geweest zijn van het naderende einde van de oorlog. Ook De Zutter heeft hem gezien (22). Medio juni was er weer veel soldatengewemel, ditmaal in de richting van Diksmuide (23). «Deze offensieve, zo schrijft de dokter op 7 juni, zal de laatste zijn; het laatste en meeste geweld zal in Vlaanderen versterven en dan kom t de eeuwige vrede» (24). Vanaf dit ogenblik duiken er vele moedeloze gezegden van Duitse soldaten op. Ook zij verlangden naar het einde en zagen in dat de oorlog zo, goed als verloren was. Juist wanneer een doorbraak van het front in Arras gemeld wordt, komt er een tweede verbod om de nationale feestdag te vieren (25). De Zutter zet er zelfs nu al een datum op wanneer Tielt bevrijd zal zijn. «Wij zeggen nu dat wij Thielt kermis zullen (19) DZ, 13 mei 1918: 12 juni 1918, 18 juli 1918 met portretten van koning Albert en koningin Elisabeth: 20 juli 1918; 22 juli 1918; 9 september 1918; 26 sep tember 1918. (20) DZ, 18 mei 1918. (21) DZ, 19 mei 1918; 28 mei 1918; 1 juni 1918. (22) L. SLOSSE, Oorlogsdagboek van Rumbeke, Genootschap voor Geschiede nis, Brugge, 1962, 150. — DZ, 5 juni 1918. — Cinquante mois IV, 230-231. (23) DZ, 13 en 19 juni 1918. (24) DZ, 7 juli 1918. (25) DZ, 19 juli 1918; 22 juli 1918 : «dezen nacht moeten al de Duitschers schie lijk weg naar Arras; op dezen oogenblik is het eene ongehoorde beweging van troepen die naar de statie trekken»; 26 juli 1918 : «het gerucht van de fransche overwinning verspreidt zich meer en meer». — Foch II, 145 ; E. SCHRAEPLER, Ludendorffs laatste aanval, nr. 61, 14-18, dl. VIII, 1975, 1447.
7
vieren, de menschen zijn er al bovenop en al vol hope» (26). De nederlaag bij Montdidier, in het dagboek vermeld op 9 augus tus, loopt als een vuurtje rond in de streek (27). De Duitse over heid geeft nu tekenen van zenuwachtigheid. Er wordt uitgeplakt dat de burgers niet over de oorlog mogen spreken, niet in groep jes praten en alle strooibriefjes moeten indienen. Medio augustus lijkt het oorlogsgeweld weer in volle hevigheid te zijn uitge broken. «Schrikkelijke dag van geweld en geschut, zoo erg of (sic) die ergste die kwamen; het kom t meest van Kemmel. Het uur der rekenschap nadert met rassche schreden.» En profetisch voegt hij eraan toe: « Wij zeggen overal eer vier weken, g ij zult zien dat ze voorbereidingen zullen maken om te vertrekken» (28). Deze profetische blik was ongeveer juist, want het bevrijdende eindoffensief zou in het Houthulsterbos op 28 september begin nen. De tongen van de mensen worden veel losser, men volgt nu de frontverschuivingen op kaarten (29). In dat lange jaar 1918 steeg de levensduurte tot een ondraaglijke hoogte. Een ei kostte in maart 40, in augustus 85 centiemen (30). Ondervoeding zal hier wel mede het groot aantal ziekten en sterf gevallen bepaald hebben. Reeds op 25 november 1917 vermeldt dokter De Zutter tyfus (31 ). De Spaanse griep, «slach van influen za», is al aan de gang begin juli 1918. Humoristisch noemen de Tieltenaars deze griep de «kemmelziekte»; zelfs de Duitse bureaus waren er niet vrij van (32). De sterfgevallen, voornamelijk (26) DZ, 26 juli 1918. (27) DZ, 9 augustus 1918. — «Dans la journée du 9, une avance sérieuse était de nouveau réalisée sur le front franco-britannique ... Encerclé par le nord et par le sud, Montdidier était évacué par l'ennmi dans la nuit suivante». Foch II, 177; J.L. CHARLES, Zwarte dag voor Duitsland. De geallieerde aanval in de sector Amiens-Montdidiu, 8-11 aug. 1918, nr. 61, 14-18, dl. V III, 1975, 1452. (28) DZ, 16 augustus 1918; 18 augustus 1918: «veel troepen aangekomen in Rousselare en Ardooie»; 29 augustus 1918: «Wij zeggen onophoudend: tegen Allerheiligen zijn wij vrij»; 1 september 1918: «de communiqué zegt dat zij Kemmel verlaten hebben». — «Entre Ie 8 août et Ie 4 septembre, la direction suprême ramenait ses troupes du saillant au sud d ’Ypres, et les établissait sur la ligne Wytschaete, Armentières, La Bassée, abandonnait les positions importantes comme le Kemmel ... C'était là pour les Alliés un des avantages et non le moindre, qu'ils retiraient d'une victoire cependant encore à ses débuts. Bref, en six semaines, l'ennemi a perdu tous ses gains du printemps». Foch II, 194. (29) DZ, 4 en 7 september 1918. (30) DZ, 28 maart 1918: 0,40 fr; 17 mei 1918 : 0,55 fr; 21 juni : 0,70 fr; 14 augustus 1918: 0,85 fr. (31) DZ, 25 november 1917; Maeseele vermeldt de tyfus in Egem op 13 februari 1918. (32) DZ, 3 en 6 juli 1918.
8
door deze Spaanse griep veroorzaakt, lagen het hoogst in de maanden maart, oktober en november 1918, met een absoluut record van honderdvijfentwintig doden, precies in de weken van de bevrijding (33). Boeren en smokkelaars moesten het in die maanden erg ontgel den. «De vuige en lage geldaanbidders komen benauwd». En over de landbouwers : «Zij zullen na den oorlog de verachting en de lasten dragen» (34). De Zutter kloeg ook de zedenverwildering aan. Op 19 juli schrijft hij : «De gazet Het Volk schrijft een voor naam artikel over het zedenbederf; sinds lang reeds waren wij van gedacht daar iets over te zeggen. Velen geven openbaar schandaal die het vroeger niet zouden durven doen hebben alhoewel zij niettemin bedorven waren; menige anderen zijn ge vallen, hélas! die zonder de oorlogsomstandigheden niet zouden gevallen zijn maar de kristelijke familie’s die verre de grootsten hoop zijn, staan paal (sic) en perk en zoo getrouw als vroeger AAN GOD EN VADERLAND» (35). In dergelijke moeilijke omstandigheden moet nog opgehelderd worden welke betekenis het activisme in de streek heeft ge had, en welke de nawerkende gevolgen daarvan konden zijn na de.wapenstilstand van 11 november. Na de uitroeping van de onafhankelijkheid van Vlaanderen onder Duitse bescherming, en als onderdeel van de zogenaamde Flamenpolitik, was er ook in de provincie West-Vlaanderen, op 7 oktober 1917 een activis tische gouwraad opgericht (36). In januari 1918 ontstond er een verscherpte propaganda : in Gent hield men op 27 januari een op tocht op de Vrijdagmarkt, met aan het hoofd de bekende domi nee J.D. Domela Nieuwenhuis Nyegaard (37). Dergelijke optocht
(33) SAT, Bevolkingsregisters. Sterftecijfers: voor 1910, 237; 1911, 312; 1912, 221; 1918, 409; 919, 221; 1920, 179; 1921,213; 1922, 190. De hoge cijfers voor het laatste oorlogsjaar zijn als volgt per maand verdeeld : jan. febr. mrt april mei juni juli aug. sept. okt. nov. dec. 22 22 31 21 16 10 18 17 21 125 80 26 (34) DZ, 17 en 26 augustus 1918; 9 september 1918 : «... de boeren verkoopen zoo rap ze maar kunnen ... aan de duitschers, maar alle dagen zeggen wij, ze zullen later de verachting en de lasten dragen». (35) DZ, 19 juli 1918; 6 augustus 1918: «Naar Gent ... veel vrouwspersonen die wel zullen leeren zedelijker gekleed te gaan». — Vgl. met de oorlogsher inneringen van A. VANDER PLAETSE. (36) M. BASSE, Geschiedenis van de Vlaamsche Beweging 1905-1930, dl. I. 1933, 177. (37) Cinquante mois IV, 18. — L. WILS, Flamenpolitik en Aktivisme, Davidsfonds, Leuven, 1974, 222. — A. DE BRUYNE, Lodewijk Dosfel, Oranje, Wilrijk, 1967, 236 vond die van Brugge (3 september) «een van de best geslaagde». L. BUN1NG, Vlaming uit overtuiging, 1976, passim.
9
werd ook in Brugge, maar dan op 3 maart gehouden. Daar heeft Robrecht De Smet, kapelaan in Assebroek, tevens oud-leraar in het college van Tielt en collega van Cyriel Verschaeve, zeker een hand in gehad. Deze activistische manifestaties veroorzaakten felle protestreacties, eerst in Brussel. Zo kwamen de nog in het land verblijvende volksvertegenwoordigers en senatoren op 31 januari in vergadering bijeen in de zetel van de Société Générale om een protestbrief aan goeverneur-generaal von Falkenhausen te richten. Onder de handtekeningen vinden we ook die van sena tor, burggraaf de Jonghe d'Ardoye (Roeselare-Tielt) en de volks vertegenwoordigers Buyl (Oostende) en De Bunne (Menen) (38). Ook de gemeenteraad van Tielt stuurde op 9 februari een protest brief aan von Falkenhausen met betrekking tot de Raad van Vlaanderen. «... gezegd kommiteit bestaat uit personen die noch wettig gekozen zijn, noch wettig aangesteld en die geen wettig gezag kunnen uitoefenen. Buiten de feitelijke macht der Duitsche bezetting, kan er in België geen gezag bestaan dan datgene welke als wettig door de grondwet en 's lands wetten is ingesteld. Overigens worden de daden van voornoemd kommiteit door de overgroote meerderheid van het Belgisch volk afgekeurd en door de Vlamingen niet het minst. De gemeenteraadsleden van Thielt die de volle overtuiging, de gevoelens der Thieltsche bevolking (hebben ?) uit te drukken, teekenen eenparig protest aan tegen de doenwijze van gezegden Raad van Vlaanderen en bevestigen hunne getrouwheid aan de Belgische wetten, aan koning en landsbestuur» (39). Dit schrijven wordt in het dagboek van De Zutter vermeld op 20 februari 1918, als een brief «over ’t verraad van Vlaanderen» (40). Deze woordspeling op de Raad van Vlaanderen getuigt duidelijk van een afwijzende houding tegenover het activistisch avontuur, ja, zelfs van spot tegenover deze collaborateurs. Einde mei komt er een tweede activistische propagandagolf. Het «Gazetje van ’t verraad van Vlaanderen» wordt gedropt in Oostkamp, Ruddervoorde en Wingene alwaar men bang is om deze briefjes aan de dokter te tonen (41 ). De Zutter denkt daarbij vanzelfsprekend aan een bekend figuur uit Wingene, notaris Hendrik Persyn, een overtuigd flamingant, oud-leerling van het Tieltse college, (38) Cinquante mois IV, 38-44 : «on remarqua que les députés et sénateurs d'ar rondissements flamands sont en majorité parmi les signataires» (42).— M. BASSE, o.c. I, 1933,228-229. (39) SAT, Handelingen .... 9 februari 1918. (40) DZ, 20 februari 1918; 27 februari 1918 : «... het verraad van Vlaanderen vindt hier geen aanhangers maar veel tegenstanders»; cf. 3 april 1918. (41) DZ, 25, 28 en 29 mei 1918.
10
Notaris Hendrik Persyn. ° Wingene, 15 april 1857. â&#x2013; Wingene, 22 april 1933. Foto uit familie-archief Lodewijk Wostyn.
studiemakker van Albrecht Rodenbach in Leuven lid van de Swighenden Eede (groep rond Hugo Verriest) en lid van het Regionaal Bestuur van het Davidsfonds. In de loop van de ver dere aantekeningen van zijn dagboek spreekt De Zutter zich duidelijk uit tegen notaris Persyn en verdenkt hem van activis tische sympathieën. Zoals bekend deserteerden op 1 mei 1918 een aantal Vlaamse frontsoldaten om over de linies heen contact te zoeken met be kende Vlamingen. Op 10 juni werd te Kortrijk hun boekje uitge geven, Vlaanderens weezang aan den IJzer. Dit en andere acti vistische boekjes, in rode kaft, zouden nog opschudding verwek ken. Eerst op 22 juni hoort De Zutter iets over de overlopers, maar betwist dit feit met Duitse officieren «omdat zoo veel geen laffaards (sic) zijn in het Belgisch leger» (42). Op 11 en 21 juli 1918 laat de dokter erg goed in zijn kaarten kijken. «Een sociaal democraat van Kortrijk komt zich naar Thielt vestigen, Yperstraat, huis der Duitsche politie om propaganda voor het Vlaamsch te maken, zoo zegt ons een Duitsche politieagent ...» (43). Op de nationale feestdag heeft De Zutter portretten van koning Albert en koningin Elisabeth uitgedeeld en fier droeg hij de hele dag een goudbloem in het knoopsgat (44). Nu is pas goed zijn aandacht voor het activisme wakker gemaakt. Op 30 juli fietst hij naar Wingene. «... daar worden door notaris P. (Persyn) boekjes verspreid over de Vlaamsche martelaars van over 't front. Wij spreken het de lieden van Winghene te schande» (45). Langs welke kanalen of tussenpersonen deze boekjes bij notaris Persyn beland zijn, is ons niet duidelijk. Ook hier vermoe den we opnieuw de organisatorische hand van kapelaan De Smet uit Assebroek. Een kleine maand later horen we dan dat «zes jo n gens opgeëischt zijn om gazetten van ’t verraad in de dorpen te dragen, hunnen afgezant hier te Thielt ontvangt overal een koel onthaal» (46). Vlak voor het einde wordt notaris Persyn duidelijk beschuldigd; hij «is de schuld van den weinigen aanhang dat het woord van Vlaanderen in het geweste heeft gevonden» (47). Deze aan-
(42) D l, 22 juni 1918. (43) DZ, 11 juli 1918: -Vlaanderen vrij en wij hebben er niet weinig mee ge lachen en alleman». (44) DZ, 21 juli 1918 : «... maar wij waren ook gansch alleen om een teeken te dragen». (45) DZ, 30 juli 1918. (46) DZ, 24 augustus 1918. (47) DZ, 21 september 1918.
12
tekening staat daags vóór 22 september, wanneer in Tielt de laatste activistische volksvergadering doorgaat. Gérard Buyschaert, afgevaardigde van de Raad van Vlaanderen kwam spreken; Lodewijk Dosfel en Juul Charpentier, nochtans aangekondigd, zijn niet aanwezig. In plaats daarvan is de hoogstudent Arthur Mulier, één van de organisatoren van de Vlaamse studen tenbeweging aan de von Bissing-hogeschool van Gent, afge komen. Het jeugdige studentenvolk van het Tieltse college was nauwelijks tegen te houden. Dank zij de duidelijke interventie van onderpastoor Prosper Moncarey en leraar André Deleersnyder bleven ze evenwel afwezig (48). Maar dit incidentje leert wel hoe dwars door de oorlogsmaanden heen een betrekkelijke grote groep leerlingen een onverzwakte Vlaamse reflex behouden had. Daarenboven bewijzen, de in het archief Lannoo bewaarde pam fletten en plakbrieven dat de activistische propaganda en het Vlaamse programma dieper had ingesneden, dan de dokter wel wou toegeven. Luisteren wij even naar het kleurrijke verslag van Octaaf De Zutter over deze mislukte activistische volksvergadering. «Vandage om 5 ure was het openbare vergadering van de activisten of Duitsche flaminganten, eenige lieden van de dorpen hadden een pass gevraagd, kwansuis, om er naar toe te komen, doch eerder om in de stad te zijn : welgeteld waren al te zamen in die ver gadering 28 personen, 10 vrouwspersonen waarvan 7 van Thielt, 12 manspersonen en 6 sprekers of bazen. In stad werden brieven rond gedragen om protest aan te teekenen van wege het vlaamsch jongelingschap; wel gepraat en veel succes; het was voor de anderen eene schoone fiasco. In de herberg De Pluim wierden zij al het een en het ander onder de neus gewribbeld en het wierd zoo luide te gaan dat de geldzuchtige baas die vreesde misschien eenige schade te kunnen lijden verbod gaf om politiek te handelen naarvolgens het aangeplakt duitsch beveel dat nochtans maar verbiedt over oorlogs- of legereenheden te han delen. Laat er ons ook bijvoegen, dat de groote katten der activis ten, de ware ophitsers en ware plichtigen van die beweging, voorzichtjes achter de schermen gebleven waren. Hun namen willen wij hier niet neerschrijven, zij zijn geen 12 in getal in gansch ons arrondissement» (49).
(48) GVT, 29 juli 1922. — R. VANLANDSCHOOT, Het drama van Cyriel Verschaeve en Robrecht De Smet, Verschaeviana, I, 1, 1970, 90-91; O. DE VREESE, Vijftig jaar na retorica, Halletorentje, XVII, 2, juni 1970, 91-92. (49) DZ, 22 september 1918.
13
S T A P T H T E IiT Volk van Thielt en omliggende ! Burgers en Werklieden ! ZONDAG 2 2 SEPTEM BER 1918, om 4 uur (torenuur) in de groote Cinema zaal der Kortrijkstraat, nr (>*2, ------------ ----------
=
G R O O T E
=
=
VOLESnUERING Komt allen luisteren naar de Vrije Vtaamsehe sprekers die zullen optreden :
Advokaat L DOSFELD HOOGLEERAAR,
uit Gent
en de KRIJGSGEVANGENEN, afgevaardigden der Vlaamsche frontpartij :
Hassaert en Charpentier deze laatste m ed esch rijv er van “ VLAANDERENS WEEZANG AAN DEN YZER. "
Hebt nu eens den moed de waarheid te komen aanhooren, er is hier nu geen 'I ■aak van vóór of tegen den Duitsch te zijn, maar te vernemen waarom wij voort werkzame vlaamschgezinden blijven, en waarom onze jongens aan het front flamingant zijn. en de vlaamsehe frontpartij lichtten gesticht ; Zij zullen u zeggen, hoe men ook binst den oorlog de rechten van een volk vertrappekl en hoe men tracht het vlaamsclie volk te ontadelen, te verderven en te vernietigen. Zij zullen u zeggen welke daar tegenover de plicht is van alle Vlamingen.
Komt allen op, VRAAG en WOORD vrij ! De leus der Vlamingen is nog altijd, noch Fransch, noch Duitsch, noch Engelsch, maar Vlaanderen aan de Vlamingen.
In Vlaanderen Vlaamsch. ! Namens het Vlaamseh Sekretariaat van Thielt :
Eenige Katholieke Studenten en Onafhankelijke Jongelieden Uit het archief Joris Lannoo.
Tot de Tieltse toehoorders of aanwezigen op deze activistische vergadering behoorde ook mej. Judith Verberckt en haar zuster (50). Zij had een pedadogisch diploma behaald enige jaren voor de Wereldoorlog. Tijdens de oorlogsjaren bekwaamde zij zich verder te Gent, tijdens het academisch jaar 1917-1918, in de normaalcursussen ingericht door de Hoogere School voor Opvoed kunde van mej. Roza de Guchtenaere. Dit was een instituut dat door haar snel vernederlandst werd met medehulp van Hippoliet Meert, directeur-generaal van het Middelbaar Onderwijs, hoog leraar aan de von Bissing-universiteit en lid van de Raad van Vlaanderen (51). Misschien heeft Judith Verberckt aan deze von Bissing-universiteit enige vrije cursussen gevolgd uit interesse. In elk geval werd ze door een deel van de Tieltse opinie be schouwd als een activiste. Dit blijkt uit de verklaringen van deken Vanden Berghe en priesters Comeyne, Lauwers en Moncarey op het personeelsdossier van de Boerenbond te Leuven. De deken vermeldt : «Onder de oorlog werd er een vergadering belegd door de activisten. Slechts een twintigtal personen woonden de vergadering bij, waaronder de juffers Verberckt». Moncarey be schouwde dat eerder als een onbehendigheid (52). Met deze schrale oogst eindigde het activistische avontuur, want nog in dezelfde maand september zette het bevrijdende eindoffensief in. De poging om, met Duitse hulp, een activistisch persbureau in West-Vlaanderen op te richten op dat ogenblik moest natuurlijk stranden. Tielt was daar zelfs niet meer bij (53). Maar wie in het stadje de brieven — en ze zullen wel van hand tot hand overgeleverd geweest zijn ! — uit het Duits krijgsgevangen kamp Göttingen had gelezen, kon maar moeilijk enig respect op brengen voor het onpopulaire activistische avontuur. Ook deze documenten verklanken een belangrijk deel van de Tieltse publieke opinie.
(50) Judith Verberckt "Turnhout, 26 december 1893 " Tielt, 5 maart 1977. Zij was de dochter van een rijkswachtcommandant, die even voor W.O. I in Tielt be noemd werd. Na W.O. I werkte ze van 6 november 1920 tot 29 april 1924 aan de Belgische Boerenbond te Leuven als inspectrice van de Boerinnegilden, provincie West-Vlaanderen. (51) L. BUNNING, trefw. Roza De Guchtenaere, EVB, I, 1973, 626-627. (52) Fotocopie brief 12 oktober 1920, Archief B.B. Leuven. (53) LP, LXXII, 10, 23 maart 1919, 1-d. Er waren op 23 september 1918 vier bladen : De Beiaard, Brugsch Handelsblad, Kortrijksch Nieuws, Leiega/m.
15
2. De lange bevrijdingsdagen Even voor het grote geallieerde eindoffensief lezen wij bij De Zutter deze sprekende anekdote. «Een krijgsgevangene van Handzame mag zijne moeder vluchtelinge in Aarseele voor een dag bezoeken en het is geheel den dag processie in dit huis van lieden die achter inlichtingen komen» (54). In de nacht van 27 op 28 september barstte de hel los. Zowel De Zutter als Maeseele beschrijven deze schok, waarvan iedereen voelde dat hij het definitieve einde van de oorlog veroorzaakte. «Alle man wierd gewekt dezen nacht door het eeuwig geschut. Een man komt in en zegt dat zij om 2 1/2 ure dezen nacht meer dan 22 granaten geschoten hebben op Roeselare, andere op Lichtervelde, dat Kortemark plat ligt en dat al de arbeiders aan gansch het front weg geloopen zijn. Sedert een 14 dagen liep overal het gerucht dat er langs Brugge briefjes gevallen waren dat er den 28sten een verheugende dag zoude geweest zijn ... ’s Avonds is het estaminet van Michot, Kortrijkstraat, veranderd in leeszaal : elk heeft een duitsche gazet en bespreekt de gebeurte nissen van Bulgarije (de Bulgaarse legers hadden gekapituleerd, n.v.d.r.). De muren hangen vol kaarten, gelijk ten anderen overal. Verleden nacht om 2 ure is onze majoor gewekt door den telephoon en heeft moeten dringend naar een vergadering gaan. De Duitschers melden ons dat Hollebeke, Zonnebeke en Passchendale gevallen zijn : ’t gaat nu al op eenen dag. Van gansch den oorlog is er zulk geen beroerde nacht geweest van geschut gelijk verleden nacht» (55). Bij de eerste schokken van dit geallieerd eindoffensief sneuvelde frater Paul Impe, een van de belangrijke verbindingsmannen van de frontbeweging en medewerker aan het Gazetje van Thielt. De hoofd redacteur van dit Tieltse frontblaadje, aalmoezenier Paul De Beir, werd op 29 september gevangen genomen. Het laatste nummer, het vierendertigste in de reeks, oktober 1918, werd geredi geerd door aalmoezenier Arthur Coussens, eveneens een tieltenaar. Het hek is van de dam. Het volk drumt samen om de Duitse oorlogscommuniqué’s te lezen. De eerste vluchtelingen komen op
(54) DZ, 26 september 1918. (55) DZ, 28 september 1918; M, 27-28 september 1918; O. DE VREESE, art. cit. juni 1970 : «Op 28 september, Tielt kermis, hoorde ik vroeg in de morgen het gedonder van de kanonnen. Ik sliep op zolder en keek door het dakvenster. Het westen stond in lichte laaie. Ik riep mijn zusters op : weldra zien we onze broers terug. Daar hadden wij vier jaar lang voor gebeden» (92).
16
r; y
y
't 7i(Zis&cJLJ■ ’ Z'C Aalmoezenier A rthur Coussens. " Tielt, 1 september 1883. f Ichtegem, 19 januari 1926.
17
30 september al aan, «de heele stad is in gedruis». ’s Morgens werden de kerken gesloten en omgevormd tot ontvangstcentra voor vluchtelingen. In de namiddag begon de evacuatie van de A.O.K. «Wij gaan ’s avonds in de kerk; langs den communiebank en rondom staat het vol kortewagens en steekkarren, ja drijwielkarren» (56). Voor De Zutter betekenen de oktoberdagen een ongehoorde en nooitgeziene escalatie van feiten, gebeurtenissen, veranderin gen. «Ónmogelijk te beschrijven wat er al gebeurd en te zien is», zo schrijft hij op 2 oktober (57). Het zou nochtans nog verergeren, omdat ziekte, de beruchte Spaanse griep, en een aantal lucht bombardementen die na de bevrijding nog aanhielden, vele slachtoffers maakten. Op 8 oktober noteert hij dat er «in het hos pitaal geen berd meer (is) om kisten van te maken» (58). Daar enboven leefde de bevolking met de grote schrik dat de jongens en de mannen zouden opgeëist en weggevoerd worden. Zulk be richt circuleerde al in Tielt sedert 2 oktober: in Egem hebben de Duitsers hun bedreiging uitgevoerd, gelukkig zonder erge ge volgen (59). Sommige gebeurtenissen wezen duidelijk op het naderend einde. In Pittem en Egem werden op 9 oktober, in Tielt de dag daarop, belangrijke kruispunten en hoeken ondermijnd (60). De Egemse veldwachter noteerde eveneens op 9 oktober het neerstorten van twee Amerikaanse vliegtuigen (61). De streek begon te gonzen van wapenstilstand en vredesbesprekingen. «De vrede is afge wezen, en de krijg gaat nu nog twee jaren duren, zeggen de onnoozele duitschers; nog twee weken, zeggen wij». De voorwaar(56) DZ, 30 september 1918; over de vluchtelingen, 1 oktober 1918; M, 2 oktober 1918. (57) DZ, 2 oktober 1918; 9 oktober 1918: «Ongelooflijk veel beweging in stad van colonnen die gaan en komen». (58) DZ, 8 oktober 1918. (59) DZ, 2 oktober 1918; 9 oktober 1918 : «Het mannenvolk durft zich op straat niet toonen, of zij worden aangehouden om te arbeiden». — M, 11 oktober 1918 : «den vrijdags s’ morgens om 8 uren, tijdens de controle der weerbare mannen, werden al die mannen ter uitzondering der zieken, bedienden van Gemeente, werkers, comiteitsbedienden, op bevel van den Ortscommandant, een 100-tal te samen in de kerk opgesloten, en onder de waakzaam heid van een tiental soldaten geplaatst. Eenigen hadden nog kunnen ont vluchten. Hunne vrouwen, kinders, of broeders hebben hen mogen eten, kleêren en dekking dragen. Rond den middag heeft eenen wagen hun gepak weggevoerd, en terzelfdertijde hebben de mannen weggeleid geweest door soldaten en in het Patersklooster van Thielt opgesloten geweest. Daar hebben het meestendeel ontvlucht». (60) DZ, 9-10 oktober 1918. (61) M, 9 oktober 1918.
18
den van de Amerikaanse president Woodrow Wilson ontvlammen de gemoederen (62). Vanaf 11 oktober is de ineenstorting van het front vóór Tielt nabij. De omgeving zit proppensvol troepen en de laatste reserves worden naar het zuiden opgestouwd. Een Duitse kolonel vertelt aan De Zutter dat het ontruimingsbevel nog een kwestie van dagen is. Maar de scherptoeziende dokter ziet op zijn dagelijkse fietstocht tussen de Vijfpachtgoenstraat en het Hoogserlei de aanleg van prikkeldraadversperringen, van aan de Hollandse grens, langs Beernem, Wingene tot aan Pittem-berg toe. Dezelfde dag zit de Pittemsesteenweg al vol vluchtelingen (63). Maandagmorgen 14 oktober 1918 werd het stationsgebouw van Ardooie stuk geschoten door de geallieerde artillerie. Ook Tielt werd in de nacht zwaar gebombardeerd, de straten lagen vol brokstukken en het Gildhof was zwaar getroffen. Nog in dezelfde voormiddag vertrok de A.O.K. in allerijl uit de stad (64). ’s Ande rendaags waren de bevrijdende troepen aan de Tasse, en de Ortskommandatur van Egem (65) verliet haastig de gemeente. Het Tieltse station werd zwaar beschadigd op 16 oktober. In de vroege ochtenduren van de 17e dynamiteerden de Duitsers de kerktoren van Egem, vlak vóór de eerste Franse patrouilles vanuit Koolskamp het grondgebied van Egem en Pittem betraden. Tweehonderd Duitse krijgsgevangenen werden onmiddellijk te werk gesteld om de vele putten te dempen (66). Tielt kende die hele dag bangelijke uren. Iedereen zat in de «onderstand», het dagboek van De Zutter telde nauwelijks drie lijnen (67). Het slag-
(62) DZ, 8 oktober 1918; 10 oktober 1918. — «Nous vivons aujourd'hui des heures d'émotion et de fièvre intense. La réponse du Président des EtatsUnis à la demande d'armistice est arrivée à Berlin : elle exige, préalablement à tous pourparlers, l’évacuation du nord de la France et de la Belgique ... Tout Bruxelles sent que la paix est là, toute proche». Cinquante mois IV, 333-334. (63) DZ, 12 oktober 1918; Oorlogsboek van het Davidsfonds, dl II, Leuven, 1919, 214 onder Zomergem : «Op sommige plaatsen zijn hele velden prikkeldraad gespannen, een eerste verdieping wordt aangelegd nog op den westkant van de vaart, daar waar geen waterlopen zijn. Alles voorspelt een hoopelooze verdediging». (64) M, 14 oktober 1918; DZ, 14 oktober 1918, 15 oktober 1918 : «de verwoesting van 't Gildhof is vreeselijk ...». (65) DZ, 15 oktober 1918; M, 15 oktober 1918 en 16-17 oktober 1918: «In den nacht van woensdag tot donderdag zijn al de Duitsche soldaten die hier deez’ gemeente bezetten, vertrokken». (66) M, 17 oktober 1918; A. VAN WALLEGHEM, Oorlogsdagboek van Dikkebus 1914-1918, Genootschap voor Geschiedenis, Brugge, dl III, 1967, 127. (67) DZ, 17 oktober 1918.
19
17 oktober 1918 was een zwarte dag voor Egem. O m 6 uur in de morgen werd de kerk gedynamiteerd. De slag was zo geweldig dat ook het gemeentehuis lelijk werd toegetakeld. â&#x20AC;&#x201D; Voor de kerk Frits Van Keirsbilck en Frans Mestdagh. â&#x20AC;&#x201D; Rechts op de gevel van het gemeentehuis de wapensteen van Egem.
Wingene. Gedynamiteerde kerktoren, 17 oktober 1918. O p 17 oktober in de vroege morgen werd de kerktoren door de Duitsers gedynamiteerd. De beiaard lag vernield in de achterkerk. De kerk werd voorlopig gedicht en pas in 1924 hersteld en voorzien van een nieuwe toren. In 1926 kwam er een nieuwe beiaard.
veld lag rond Tielt, met aan de Hooithoek, Bergmolen en Ratte vele doden en gekwetsten (68). Om 4 uur in de morgen van 19 oktober verlieten de laatste Duitse soldaten de stad. Nauwelijks een kwartier later beklom dokter De Zutter de Halletoren om een Belgisch vaandel uit te steken. Toen volgden enkele uren van beklemmende stilte. Om 7 uur bereikten de eerste Franse soldaten de Hoogstraat. In de voormiddag om half elf luidden de paters de klokken. In de namiddag werden een dertigtal doden begraven (69). Maar de Duitse bombardementen bleven aanhouden, al die dagen hielden vele inwoners zich schuil in kelders en onderstanden. Op 21 oktober doodden bomscher ven de drie kinderen van dokter MaiIliet. 's Anderendaags gulpte een nieuwe stroom vluchtelingen, komend van Grammene en omstreken (70). Terwijl het carillon van de Halletoren op 27 okto ber voor het eerst weer wekkerde, droeg men velen naar het graf, slachtoffers van de gevaarlijke Spaanse griep (71). Eind oktober hoorde men in Tielt van de toebereidselen voor de slag om Gent. Maandag 28 oktober werden de Amerikaanse legerafdelingen afgelost (72). Op de morgen van Allerheiligen be gon een geweldig artillerievuur langs Deinze. De Duitsers beant woordden het met een bombardement op Tielt, het laatste (73), en het opblazen van de Scheldebrug te Gavere. Ondertussen arri veerden de eerste soldaten thuis, «maar niettemin is de droefheid op ieders gelaat» (74). Maar Gent viel niet, men had zijn wensen voor werkelijkheid genomen. Tot tweemaal toe kondigde De Zut ter de val van de stad aan (75).
(68) M, 18 oktober 1918; DZ, 19 oktober 1918: «... de slaglinie liep van Marialoopveld — Batavia — Hoogscherlei — Ratte, bezaaid met lijken van Duitschers en Franschen»; O. DE VREESE, art. cit. juni 1970, 93 : «... Men vertel de zelfs dat de soldaten zich hadden vastgebonden aan hun machines». (69) DZ, 19 oktober 1918; M, 19 oktober 1918 (70) M, 22 oktober 1918; DZ, 23 oktober 1918 : «’t Is Algemeene vlucht langs de Leie»; 26 oktober 1918: «altijd vluchtelingen uit Oost-Vlaanderen»; M, 1 november 1918. (71) DZ, 23, 27 en 29 oktober 1918: «ongelooflijk veel zieken en veel sterfge vallen»; 30 oktober 1918. (72) DZ, 28 oktober 1918; M, 28 oktober 1918: «den maandag hebben de ganschen dag zeer vele Fransche, Belgische en Engelsche troepen voor bijgetrokken ... om de Amerikaansche troepen af te lossen aan den slag»; DZ, 29 en 30 oktober 1918. (73) DZ, 1 november 1918. (74) DZ, 2 november 1918. De Zutter vermeldt dat er veel begrafenissen plaats hadden, cf. 4 november 1918. (75) DZ, 2 en 5 november 1918.
21
Merkwaardig is ook het bericht van de Tieltse geneesheer dat koning Albert op 4 november 1918 in Tielt was. Of slechts op doorreis (76) ? De koning had op 26 oktober zijn plechtige intrede gedaan te Brugge, waarschijnlijk in de hoop dat de opmars naar Gent en Brussel snel doorgang zou vinden, en verbleef inmiddels op het kasteel van Loppem. Het front stagneerde echter. Het 16e linieregiment, waar luitenant Joris Lannoo toe behoorde, stak slechts op 3 november de Leie over, om pas op 11 november in Sint-Denijs-Westrem binnen te rukken. Rond Zomergem werd fel gevochten en op 7 november was de koninklijke familie daar op bezoek, vlak bij de frontlijn (77). Dezelfde dag begonnen in de regio Tielt geruchten te lopen over wapenstilstandsonderhandelingen (78). De laatste weerstand van de Duitsers tussen Gavere en Gent brak in de loop van de dag van de 10e november, en in de nacht stoot ten de Belgische soldaten door tot in de straten van de Oostvlaamse hoofdstad. Het communiqué van de Wapenstilstand be reikte Tielt in de voormiddag van de 11e; om 11 uur luidden de Paters de klokken. «Nu dat de storm de kiemen van een nieuw en waarachtig leven heeft geworpen : Z. E. H. Principal uit ’tcollegie zegt ons : verledene nacht zongen de Fransche soldaten : Sauvez, sauvez la France, par votre Sacré Cœur». En met een «Deo gratias» besluit De Zutter (voorlopig) zijn dagboek (79). Precies op die dag publiceerde hij zijn Oorlogsaandenkan aan Thielt, Onze Delenda, eerbiedig opgedragen aan baron vander Gracht d’Eeghem, arrondissementscommissaris «opdat dezen die na ons komen, zouden weten welke gevoelens onze mede burgers getrouwlijk bezielden in die donkere tijden, en om aan het verlangen te voldoen van allen die er kennis van namen, laten w ij dit in het licht verschijnen». Onze Delenda betrok in de hulde ook de soldatenjongens uit de Tieltse gouwen. «Ons klein ge schrift bieden w ij ook den Heer Em. Van De Vyvere, burgemees ter onze stad ter eere» (80). Het schriftje dat niet erg opgemerkt werd, was een soort patriottische philippica, anti-Duits en revan chistisch, niet groot-Belgisch of met enig uitzicht op de hyste rische dromen van de annexionisten, maar ook geen enkele deur op een kier voor de Vlaamse of sociale problematiek. Het schit-
(76) (77) (78) (79) (80)
22
DZ, 4 november 1918. Oorlogsboek van het Davidsfonds, II, 1919, 229. DZ, 7 november 1918; M, 8 november 1918; DZ, 9 november 1918. DZ, 11 november 1918. Oorlogsaandenken aan Thielt. Onze Delenda, 1918, passim.
Onze Delenda. Voorpagina met de opdracht aan Mej. E. Mulle de Terschueren.
23
terde door zijn koele traditionalistische en burgerlijke besloten heid. De religieuze ontboezeming en de algemene vreugde konden evenwel de oorlogswonden niet verdoezelen. De materiële schade was aanzienlijk. Franse en Belgische soldaten werden bij het vrijmaken en herstellen van wegen ingezet (81). Doch de morele ellende was groter. Ziekte, de dood van velen, gewetens angsten en ook de opgekropte passie en wraakgevoelens tegen over hen die op een of andere wijze met de Duitse bezetter hadden meegedaan. Reeds op 17 oktober had de belangrijke figuur Emile Francqui, financier en voorzitter van het Nationaal Comiteit voor hulpverleening en Bevoorrading, in Brussel ge waarschuwd, «... il faut que les exaspérations soient bridées» (82). Maar reeds vier dagen later werden in Brugge «huizen aan gevallen, huisraad vernield en meubels weggehaald zonder dat de politie er op tijd bij was. Onschuldige slachtoffers werden ge troffen ... Activisten en vrouwen werden opgesloten in de Rode Zusters, Kathelijnestraat» (83). Op 30 oktober noteert veldwach ter Maeseele hoe een Franse soldaat in Egem het haar van een vrouw kwam afsnijden «om reden dat ze gedurende het beleg der Duitschers met hen in betrekking geweest had» (84). Het dag boek van De Zutter, dat tot 17 november strekt, geeft geen enkele indicatie in die richting. Hebben dergelijke feiten zich niet voor gedaan, of was de dokter te schroomvallig, hij die toch elke dag op zijn ronde een oplettende «spectator» was. De bevrijdingsdagen kunnen we afronden met een verwijzing naar de plechtige intrede van koning Albert in Gent op 13 novem ber en de politieke gesprekken van 13 en 14, resp. in Genten Loppem. Bij die gelegenheid schrijft De Zutter, die in de leperstraat Franse dagbladen koopt om zich toch maar op de hoogte van het politieke nieuws te kunnen stellen, dat op 15 november de koning weer in Tielt zou komen. Dat is erg onwaarschijnlijk. Wel heeft de stad een feest n.a.v. ’s konings naamdag georganiseerd maar een verslag daarvan is niet bewaard (85). Veel tijd voor patriottische (81) M, 4 november 1918 : Franse soldaten helpen bij het herstel van de wegen in Egem. (82) Cinquante mois IV, 349; cfr. de herderlijke brief van Mgr. Heylen, bisschop van Namen, van 15 november 1918, bij K. VAN ISACKER, Herderlijke brieven over politiek, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1969, nr 40, 93; J. JAGENAU, Kerk en Vlaamse Beweging, EVB, I, 1973, 774. (83) J. DE SMET, Brugge onder de oorlog 1914-1918, Brugge, 1955, 110-111. (84) M, 30 oktober 1918. (85) DZ, 13 en 15 november 1918; SAT, Handelingen 14 november 1918 ver meldt een huldeadres aan de koning.
24
beschouwingen was er zeker niet. Het leven ging voor de filosofie en het leven was voor de meesten hard. «In de groote kerk preeken zij fel over den woeker». En met deze snijdende opmerking sluit De Zutter definitief zijn oorlogsdagboek af (86).
3. Een m oeilijke aanloop In de loop van november had de bisschop van Brugge, Mgr. Gustave Waffelaert, die een broer in de hogere legercarrière had, een tekst gestuurd naar de Legerbode, een officieus weekblad van het Belgisch leger. Het is de eerste bekende tekst van nâ het beëindigen van de vijandelijkheden. «Ongetwijfeld zal de Heer gedenken en onze helden van Luik, van den IJze, van Houthlst, en overal, zullen met alleen genade bekomen voor zichzelf, maar zij zullen een onafhankelijk, vrij, één en ondeelbaar Vaderland hebben heroverd, roemrijker en voorspoediger dan ooit» (87). Des bisschops leuze verwees vrij doorzichtig naar het francofone «une et indivisible» van de strak-unitaire patriotards, en dat zou, voornamelijk in Tielt, tot wrijvingen en botsingen leiden. Het her stel van België voltrok zich echter veel trager dan de mooie fraseologie het voorspelde. « Wij waren geschikt, zegt de Zutter, ons dagboek te sluiten maar wij hebben vernomen dat de Gazette van Thielt in lang niet zal verschijnen en daarom willen wij voortgaan het eene en ander aan te stippen». Het grootse werk van Désiré Minnaert, de Gazet te van Thielt, zou nog moeten wachten tot 31 mei 1919. De oude uitgever had wel een poging gedaan op 19-20 november 1918 om zijn blad te drukken, maar de verwoestingen die de Duitsers aan gericht hadden in zijn atelier en het ontbreken van lood maakten hem dat onmogelijk (88). Volgen we daarom even het dagboek van veldwachter Maeseele. Reeds daags na de wapenstilstand moest in Egem de aangifte ge beuren van alle opeisingen, diefstallen, schade aan gebouwen door de Duitse soldaten veroorzaakt (89). Op 19 november
(86) DZ, 17 november 1918. (87) Persknipsel bewaard in Bisschoppelijk Archief Brugge, Necrologium, Waffelaert. (88) DZ, 12 november 1918. — Een strooiblaadje van 21 mei 1919 kondigde de GVT aan voor 31 mei : «de heele drukkerij was kapot». (89) M, 12 november 1918; M, 21 juli 1919: «Te beginnen van den maandag 21 juli en de volgende dagen moet de oorlogsschade in het gemeentehuis aan gegeven worden».
25
werden de lijsten aangelegd van de «jongelingen geboren in 1894, 1895, 1896, 1897, 1898 en 1899 voor de Nationale Militie» (90). Er was wel wapenstilstand, maar nog geen vrede en inmid dels nog aanwezigheid van vreemde troepen : op 4 december 1918 trokken 1.200 Amerikanen door Egem, terwijl er nog altijd Fransen in het dorp bivakkeerden (91). Even voordien, 30 november, werd de bedeling van schoolsoep en volkssoep gestaakt, na twee jaar soelaas voor de maag ge bracht te hebben. Later spreekt Maeseele over de eerste levering van een goede 50.000 kg. steenkool, «de eerste maal sedert het vertrek van de Duitschers ... Zij zijn verkocht hier op de plaats aan 8 Frank 50 centiemen het 100 kilos». Dat was 17 februari 1919 (92). Het moet voor velen in de streek een kouwelijke winter zijn geweest. De gemeenteraad van Egem beraadde zich op tweede kerstdag dan ook over de «dischbegrooting» 1919 (93). Die win teren ook nog lang daarna werd er schroomlijk veel gestolen, on danks rijkswachtversterking, speciale nachtpatrouilles en toe voeging van soldaten die nog onder de wapens waren (94). Scherpziende ogen als die van pastoor Edmond Denys, de pastoor van de «Franschmans» die op dat ogenblik in Lichtervelde verbleef, zagen dieper dan de oppervlakkige werkelijkheid en beaamden wat dokter De Zutter menig keer over woekeraars en «markenverzamelaars» had geschreven en deken Vanden Berghe de eerste zondag na wapenstilstand had gepreekt. Denys schreef schamper over «arm Vlaanderen» : «Twee gemeenten in West-Vlaanderen, Zwevezele en Wingene, hebben na de Wapen stilstand twee millioen marken in Belgisch geld uitgewisseld. Is Vlaanderen dan arm?» (95). Maar hoeveel hadden niets of weinig uit te wisselen ? In Egem werkte de postdienst opnieuw op 22 december; het zou tot 8 april 1919 duren eer de tweede dagelijkse ronde kon inge voerd worden (96). Begin januari keerden krijgsgevangenen uit Duitsland terug (97). Eind januari hernam het treinverkeer Lich-
(90) M, 19 november 1918. (91) M, 4 december 1918. (92) M, 30 november 1918; 17 februari 1919; 16 mei 1919 : «... is er voorde laatste maal verkocht in het voedingscomiteit alhier»; M, 13 juni 1919 : «... voor de laatste keer wordt er goeds verkocht in het voedingscomiteit alhier. Dus houdt het comiteit op van te bestaan te beginnen van heden». (93) M, 26 december 1918. (94) M, 26 januari 1919; 1 april 1919. (95) F. DE PILLECIJN, Pastor Denys, Davidsfonds, 1927, 143. (96) M, 22 december 1918; 8 april 1919. (97) M, 6 januari 1919; 14 en 15 januari 1919.
26
foT DruR/.A\ \ \ Aandenken aan
VICTOR
M AESEELE
echtgenoot van l i < >S V L .I 10 ( O I ? T K H O K S T BRIGADIER VELDWACHTER VAN ECGllüM ververJ met het burgerlijk cereteeken van 3f klas die geboren te Eeghem. 15 Augu^ü INÓ7, er godvruchtig in den Heer ontsliep, 17 Juni 1 J4. Lid van den Wekclijkschen Kruisweg. De ware goede krijgsman is deze die niet aan valt, maar die zich verdedigt, die niemands eere bevlekt, maar die den eerroover vervolgt, die leeft van ’s Konings solde maar zonder onrecht te plegen. S. Petr Chrvs. Alsknsten mensch, gij zijt soldaat van den hemel schen koning ; niemand is gelukkiger, want u wordt beloofd het rijk des hemels ; niemand is ster ker, want gij overwint den duivel ; niemand is zwakker, want gij kunt door uw eigen vleesch overwonnen worden. lvan. Trit. Zijne levenstaak was van militairen aard, en ging soms weinig welkom te gemoet, vooral binst Jen oorlog,en toch was niemand meer vredelievend: hij vond zijn behagen in lezing en in ’t getrouw aanteekenen der gebeurtenissen: nuttigen wetens weerdig voor later. Allerliefste ECHTGENOOTR -v Kinderen, ik dank u voor al uwe goede zorgen, vergeet mijne liefde niet en al wat ikzoogeern deed om u bij te staan. Beste Vrienden à AMBTüENOJ TEN,vergelen wij malkander niet, nadat de hand des Heeren mij geraakt heeft. Lieve MEDEBURGERS,heb ik u soms moeten mis hagen ’t was meest door den dwang die op allen woeg, laat niet een gebed te storten tot lafenis mimer ziel. jesus, Maria, Jozef. ** 7 j. aft. Éeglrem, E. Vyncke-Verstraete.
Veldwachter Victor Maeseele. ° Egem, 15 augustus 1857. + Egem, 17 juni 1924. l oto genomen door een Duits vliegenier in oktober 1917. Uit het archief Emiel Van De Caveye, Egem.
27
tervelde-Tielt-Gent; ook de tramlijn van Zwevezele naar Brugge was opnieuw in orde (98). Op 22 april hervatte het bedrijf Hector Bruneel de constructie van draineerbuizen (stilgelegd sedert de herfst van 1914) (99). Ook het herstel van de wegen vorderde erg langzaam. In mei vatte men het baanvak Egem-Tielt aan; in augustus de kasseiweg tussen Egem en Pittem en tussen Egem en Egem-Kapelle (100). Doch wat betekenden de vele materiële moeilijkheden in verge lijking met het religieuze, morele en sociaal-culturele herstel? Reeds op driekoningendag signaleerde Maeseeleeen «retraite ... van de jongelingen der beide congregaties, gepredikt dooreenen Eerwaarden Pater van Thielt» (101). De deken van Roeselare verzamelde al zijn priesters op 15 januari (102). Iets dergelijks horen we niet in Tielt van deken Vanden Berghe, die zoals later zal blijken, uiterst voorzichtig de naoorlogse toestanden beoor deelde. Trouwens de bisschop zelf, ouder (hij was 71 jaar) en ziekelijker geworden, was meer geneigd tot speculatieve en mys tieke theologische studie (er verschenen trouwens in 1919 werkjes van hem daaromtrent) dan tot de ontnuchterende en vernieuwende pastorale aanpak die zich na de oorlogsjaren op drong. Zijn eerste vastenbrief, in februari, was veel meer een patriottische ontboezeming in de lijn van zijn eerste briefje aan de Legerbode (103); Helemaal in dezelfde lijn kondigde de Brugsé prelaat een jubilerende en dankzeggende H.-Bloedprocessie aan (104). Maar de welbekende «Franschmans», onder bezielen de leiding van pastoor Denys, kwamen op 27 april samen, al leek de veer gebroken bij de vroeg oudgeworden zwoeger (105).
(98) M, 24 januari 1919. (99) M, 22 april 1919. (100) M, 10 mei 1919; 7 augustus 1919; GVT, LXX, 2, 7 juni 1919, 3-d, de tram Tielt-Aalter rijdt weer op 1 juni; in het nr31, 27 december 1919 schreef Désiré Minnaert zelf : «Het is ongelooflijk hoe dat de wegen verslecht zijn bij vóór den oorlog. Toen rollebanen, nu beenbrekers». (101) M, 6 januari 1919. (102) L. SLOSSE, o.c. 1962, 167; de eerste grote retraite voor de priesters van midden West-Vlaanderen ging door in Roeselare op 24 augustus 1919, idem, 177. (103) LP, LXXII, 3, 25 februari 1919, 1-a.b. G.J. WAFFELAERT, Mandement de Carême. «... le clergé a donné l'exemple du vrai patriotisme». (104) LP, LXXII, 22, 22 april 1919, 2-b. (105) L. SLOSSE, o.c. 1962,171-172. Edmond Denyswastoen slechts 54 jaar oud. In maart 1919 was hij zijn apostolaat in Frankrijk herbegonnen. Nauwelijks enkele jaren later, op 14 februari 1923 overleed hij in Lichtervelde, cf. F. DE PILLECIJN, o.c. 1927, 135, 147.
28
«Men ziet, zo schreef de ironische Joseph de Fuster in de Gazette van Thielt, dat den ouden tijd terugkeert. Voor den oor log hielden de herbergiers op geregelde tijdstippen «baarloop», ’t zou eigenlijk bierloop moeten zijn. Dat zijn de dagen dat ker missen, leveranciers en klanten, die anders de gelegenheid niet hebben bezoek te brengen, dan den penning gaan jeunen aan de herbergier die baarloop houdt. Dan komt het in de Gazette van Thielt, dan steekt den baas nen groenen tak uit de bovenvenster, madam doet de witte schorte aan, en ’s avonds zijn de tonnen leeg, het geldschof vol, en ... de straten nat. Vandage staat den eersten baarloop in de Gazette van Thielt, alsook de eerste kaarting (21 juni)» (106).
4. Afscheid van een oude generatie Opvallend veel belangrijke en minder belangrijke figuren ver dwenen, namen ontslag uit hun functies; verenigingen ver dwenen of slabakten, zoals de Broederband en het Davidsfonds. De Tieltse gemeentesecretaris, J. Hinnekens, vroeg op 5 augustus 1918 omwille van ziekelijkheid en hoge ouderdom, ont slag. De Raad verleende hem dat op 16 augustus en stelde voorlopig Albert Verschuere aan met een jaarwedde van 2.200fr. (107). Midden in de griep- en bombardementsperiode overleed op 18 oktober onderpastoor Joseph Vermandere, hij was in Tielt sedert 1912 (108). Op 9 november stierf dokter Joseph De Blauwe in Pittem, ten gevolge van de Spaanse griep. Maeseele schreef over hem : «Over eenige jaren was hij naar Duitschland vertrok ken, zijn Ambt van Dokter verlatende te Pittem, alwaar hij zich als Pater bij de Trappisten te Nurenberg begaf. Toen nu over goed 4 jaar den oorlog uitbrak was hij gedwongen naar zijn geboorte plaats te Pittem weder te keeren. Binst dit verblijf heeft hij veele zieken bezocht en geholpen want hij was een beroemde dokter» (109). Acht dagen later overleed architekt Gustaaf Hoste (17 november), gewezen directeur van de Tieltse Academie en ontwerper van het neogotische postgebouw in de Kortrijkstraat (110). Op 20 decem ber greep in de St.-Pieterskerk de plechtige lijkdienst plaats van dokter De Brabandere, schepen van de stad (sedert 1909) en (106) (107) (108) (109) (110)
GVT, LXX, 4, 21 juni 1919, 2-c. SAT, Verhandelingen .... 16 augustus 1918. (D. MINNAERT), Onze Dooden, GVT, LXX, 3, 14 juni 1919, 1-c.d. 2-a. M, 9 november 1918. (D. MINNAERT), Onze Dooden ...
29
voorzitter van de Katholieke Kring. Weken later, pas op 20 februari 1919 werd hij in het schepencollege opgevolgd door Emiel Van Daele (111). Er zouden nog moeilijkheden rijzen voor de gemeenteraad. Op 27 december 1918 nam Hector Impe ont slag als raadslid (112), hij ambieerde de voor hem belangrijker post van voorzitter van het armenbestuur en dook op in de nieuwe Handelskamer van Tielt waar we het verder nog zullen over hebben. Op 1 januari 1919 overleed Jan D’Hoop, familielid van de bekende Tieltse zouaaf en van Leo D’Hoop, de vroeg gestorven principaal van het college van Diksmuide (113). In dat voorjaar stapelden de moeilijkheden zich alsmaar op. Schepen René Colle nam ontslag uit het college (114) en werd in die functie opgevolgd door Fritz Boone, die van dat ogenblik af misschien al mikte op de burgemeesterszetel van de oude en ziekelijke Emiel Vande Vyvere. Op 6 maart werd in de raad tot de vaste benoeming van Albert Verscheure en van gemeentebediende Arthur Lenoir besloten (115). Het grote feit was echter het overlijden van burgemeester Emiel Vande Vyvere op 16 maart 1919 (116). Dit sterven baarde opzien. De hele gemeenteraad en de pers reageerden onthutst, tot in Brugge toe (117). «Ondanks het feit dat burgemeester Emiel Vande Vyvere naar best vermogen heeft gehandeld gedurende de oorlog, moet er gedurende en onmiddellijk na de oorlog een grote lastercampagne geweest zijn tegen hem. Deze vindt waar schijnlijk zijn oorzaak in het feit dat de burgemeester de bevelen van de bezettende overheid moest laten uitvoeren. Bepaalde mensen hebben blijkbaar dit onderscheid niet kunnen maken» (118). De stilzwijgendheid van De Zutter over «politieke» per-
(111) (D. M INNAERT), Onze Dooden ... — SAT, Verhandelingen ..., 20 febrari 1919. De lijkrede door apotheker L. Wostijn uitgesproken en het brochuurtje door D. Minnaert uitgegeven Ter Nagedachtenis van Octaaf De Brabandere, zijn in het archief Wostiin. Tielr (112) SAT, Verhandelingen .... 27 december 1918. (113) (D. MINNAERT), Onze Dooden ... (114) SAT, Verhandelingen ..., 19 februari 1919. (115) SAT, Verhandelingen ..., 6 maart 1919; GVT, LXX, 1,31 mei 1919, 2-c. (116) Emiel Vande Vyvere ° Tielt 16 oktober 1853 + Gent 16 maart 1919. In 1872 stichtte hij de Katholieke Jonkheid, 1875 secretaris van het Davidsfonds, 1877 bestuurslid van de Goede Vrienden, 1884 gemeenteraadslid, 1887 be stuurslid Thieltsche Broederband, 1904 schepen, 1909 burgemeester, 1913 ondervoorzitter Broederbond, et. G. PUYPE, Emiel Vande Vyvere 18531919, seminarieoefening R.U.G., 1978. (117) SAT, Verhandelingen .... 18 maart 1919. In Tielt verscheen toen De nieuwe tijd (et. infra), 22 maart 1919; LP, LXXII, 12, 29 maart 1919, 2-d; GVT, LXX, 4, 21 juni 1919, (118) G. PUYPE, o.c., 1978, 22; cf. De nieuwe tijd, 22 maart 1919 : «... tegenover de
30
Emiel Van de Vijvere, burgemeester van 1909 tot 1919. Schilderij in het Tieltse stadhuis. Zie aantekening 116.
Van dit comité was Emiel Van de Vijvere voorzitter. Het heeft hem veel ondankbaarheid bezorgd.
N a tio n a a l H u lp - en V o e d in g s k o m ite it
Gewest Thielt ....... cc -
I I I
... ....... ■=
Hülpafdeeling
Voedingsonderstand 31
Ttiieli. j. D. Minnaurl. drukker
sonen en enkele insinuaties over het Tieltse Voedingscomité, waarvan Vande Vyvere voorzitter was, geven de bewering van G. Puype enige grond. De begrafenis van de bijna 66-jarige burge meester was het reële afscheid van een oudere generatie. De pelder werd gehouden door baron Vander Gracht, J. Hinnekens, Désiré Minnaert, schepen Van Daele, schepen Boone en apothe ker Lodewijk Wostyn. Waren verder nog aanwezig : de deken en de voltallige clerus van de stad, Mgr. Christiaens op thuisreis uit China, minister van state Alois Vande Vyvere, senator Vanden Bussche (Ardooie) en de volksvertegenwoordigers Gillès de Pélichy (Izegem) en Goethals (Meulebeke). Ook de directeur of «geestelijke bestuurder» van de Katholieke Kring, onderpastoor De Queker (sedert 1907 in Tielt), overleed op 8 april 1919 (119), precies op het ogenblik dat de burgemeesterszetel vacant was. Op 15 mei nam ook François Persyn ontslag als lid van de gemeenteraad (120). Ten slotte werd de katholieke par tij, vlak vóór de eerste parlementaire verkiezingen getroffen door het overlijden op 30 september 1919 van baron Maurice vander Bruggen (121 ), senator voor het arrondissement Roeselare-Tielt. Er waren in het politieke personeel en onder de sociaal-culturele élite grote bressen geslagen. Zij zouden slechts met mate en soms met tegenzin opgevuld worden.
5. De Katholieke Vlaamse Bond in Tielt « G e d u r e n d e d e D u its c h e b e z e ttin g e n b ijz o n d e r lijk n a d e o n t r u i m in g o n z e r s tr e e k , b e k o m m e r d e n z ic h e e n ig e n ijv e ra a r s e n g e w e z e n h a n d e la a r s m e t d e v ra a g : h o e o n z e z o o z w a a r g e te is te rd e n ijv e r h e id , u it a l d ie p u in e n , d o o r d e n v re e s e lijk e n o o r lo g v e r o o r z a a k t d o e n o p r ijz e n ? N a g r o n d ig e b e ra a d s la g in g e n , n a w e l de
laffe lasteringen en verdachtmakingen van sommige kleingeestige, verbit terde, door politiek opgehitste gemeene kerels». (119) (D. MINNAERT), Onze Dooden J. BRYS, Honderdzeventig jaar muziek leven te Tielt, Lannoo, Tielt, 1966, 152. (120) SAT, Verhandelingen 13 mei 1919. (121) Maurice Vander Bruggen, ° Gent 6 januari 1852 + Gent 30 september 1919; in 1879, gemeenteraadslid in Wingene; 1880, provincieraadslid voor het kanton Ruiselede; 1885, burgemeester Wingene; 1888, volksvertegenwoor diger voor Roeselare-Tielt; 1899, minister van landbouw, behorende tot de «jeune droite», tot in 1907; sedert 1900 senator ter opvolging aan Adile Mulle de Terschueren. — Zie L. SCHEPENS, De provincieraad van WestVlaanderen 1836-1921, Lannoo, Tielt, 1976, 591-592; R. GOBYN, Maurice Vanden Bruggen, basisbiografie, seminarieoefening, R.U.G., 1976.
32
d o o r h e t S ta a ts b e s tu u r a a n g e p r e z e n e m a n ie r v a n h e r o p b o u w o v e r w o g e n e n b e s tu d e e r d te h e b b e n , b e s lo te n z ij to t d e s tic h tin g v a n e e n e H a n d e l- e n N ijv e r h e id s k a m e r v o o r T h ie lt e n h e t o m lig
(122). Het klinkt vandaag als de aan hef van een statige encycliek. Deze enige nijveraars en hande laars, die deel uitmaakten van het initiatiefcomité en voorlopig bestuur, waren : Florent Denys, Auguste Delahaye, Jerome De Beir, Hector Impe, Franz Loontjens, Oscar Van Maele en Jozef Waelkens. Hun oproep verscheen op 6 januari 1919, het eerste teken van hernemende en/of vernieuwende activiteit. In een stadje waar nijveraars en kleine burgerij het altijd voor het zeg gen hadden gehad, was dit normaal.'Deze Handelskamer telde op 5 februari, dag van een eerste gezamelijk treffen en officiële stichtingsdatum, veertig leden. De standregelen van deze Kamer werden reeds op 20 februari in een klein brochuurtje verspreid. Deze statuten roken nog naar de oorlog. De derde alinea van arti kel drie was een rechtstreekse verwijzing en waarschuwing:
g e n d e , m e t z e te l t o t T h ie lt»
« K u n n e n g e e n d e e l m a k e n d e r H a n d e ls k a m e r, d e p e r s o n e n w e lk e z ic h p lic h t ig g e m a a k t h e b b e n a a n te w e rk e n v o o r h e t d u its c h e le g e r , o f a a n r e c h ts tr e e k s te k o o p e n o f te v e rk o o p e n v a n d e v ija n d e lijk e o v e r h e d e n »
(123). Deze vereniging, een middenstandsinitiatief, wilde in het alge meen de belangen van handel en nijverheid behartigen en «in 't
b ijz o n d e r , in d e z e tijd e n , d o o r a lle m id d e le n m e d e te w e rk e n t o t d e n s p o e d ig e n h e r o p b o u w d e r s tr e e k en 't h e rn e m e n v a n h a n d e l
(124). Deze Kamer werd gesticht « b u ite n a lle n p o lit ie k e n g e e s t » (125). Voor deze middenstandersgroep was dat uitgangspunt van 6 januari een misrekening. Het gelukzalige unionisme van 4 augustus 1914, nog bevestigd in de eerste rege ring Delacroix van 21 november 1918, verdoezelde alle proble men, zoals in het eerste naoorlogse nummer van L a P a trie (Brugge) te lezen staat : «... l'u n io n d e s c la s s e s , l ’u n io n d e s ra c e s , l ’u n io n d e s p a r t i s » (126). Deze drievoudige, naïeve doelstelling, sterk levend in de conservatieve vleugel van de Katholieke Partij, ook in West-Vlaanderen (voornamelijk in Brugge, maar ook in kringen à la vander Gracht en Mulle de Terschueren), zou door een aantal gebeurtenissen uit het voorjaar 1919 volkomen achtere n n ijv e r h e id »
(122) (123) (124) (125) (126)
Handel- en Nijverheidskamer. Thielt. Standregelen, z.j. (1919), 1. Handel- en Nijverheidskamer ..., 3. Handel- en Nijverheidskamer ..., 3, artikel 2. Handel- en Nijverheidskamer .... 3, artikel 2 LP, LXXII, 1, 18 februari 1919, 1-b.
33
haald worden, voornamelijk op sociaal en Vlaams gebied, en sterk doorwegen in de eerste naoorlogse verkiezingen. Wanneer de eerste algemene vergadering van de Handelskamer op 19 maart de standregelen definitief goedkeurde, hadden zich in het stadje al een aantal sociale, politieke en journalistieke feiten voorgedaan die een andere constellatie inluidden. Tussen 4 maart, stichtingsdatum van de Katholieke Vlaamsche Bond van Tielt, en 16 november, parlementaire verkiezingen waarin nieuwe gezichten als Gustaaf Sap, Isidoor De Grève en Fritz Boone naar voren kwamen, werd een ontwikkeling op gang ge bracht waarin christen-democratie, politieke arbeidersautonomie, uitgesproken flamingantisme harmonieus samengingen en op basis van het te verwachten algemeen stemrecht naar een uit gesproken meerderheid opstapte. De verdere evolutie in het Vlaamse land in het algemeen en in de streek van Tielt in het bij zonder is anders uitgevallen. Tussen november 1919 en de ge meenteraadsverkiezingen van 1921 is zowel de christendemocra tische als flamingantische trend van boven uit afgeremd. De ver wijdering, eerst van onderpastoor Lauwers in 1921 en nadien van onderpastoor Moncarey, mede door de verstrakkende houding van deken Vanden Berghe, heeft het aangevatte werk van de zomer van 1919 goeddeels vernietigd. Maar dat is een andere historie. Op 4 maart 1919 dus werd in Tielt de Katholieke Vlaamsche Bond gesticht. De voorgeschiedenis daarvan is weinig gekend. Ze had te maken met de oproep van Frans van Cauwelaert in De Standaard van 5 december 1918, waarbij hij het z.g. Vlaamse minimumprogramma wilde consolideren in een machtig verbond enkel met uitsluiting van de activisten (127). Ze had te maken met de groeiende druk van soldaten en aalmoezeniers die samen uit het front weerkeerden met een aantal geradicaliseerde ideeën, die snel oversloegen op de collegejongeren, en ze had te maken met een aantal nieuwe sociaal-politieke ideeën van de christelijke arbeidersorganisatie die eigen vertegenwoordigers wou afvaardi gen en de Katholieke Partij tot een uitgesproken (corporatis tische) standenpartij wou omvormen. De beide onderpastoors, Moncarey en Lauwers, waren de bezielde dragers van deze her vormingen. Voorzitter van de Katholieke Vlaamsche Bond werd Emiel De Sutter. Hij had in de oorlogsjaren het Gazetje van Thielt mogelijk
(127) R. DE SCHRYVER, trefw. Frans Van Cauwelaert, EVB, I, 1973, 283; M. VAN CAUWELAERT. trefw. Katholieke Vlaamsche Landsbond, EVB, I, 1973, 752.
34
Emiel De Sutter. ° Oeselgem, 14 augustus 1870. Tielt, 11 juni 1958. Kwam op 10 mei 1888 uit Wakken. In 1889 ondervoorzitter van D â&#x20AC;&#x2122;Hulster zonen. Foto uit het archief L. Wostyn, Tieit.
35
gemaakt en samen met Joris Impe, Hendrik Allaeys e.a. meege werkt in Engeland aan de Stem van België; aldaar leerde hij pater Juul Callewaert en priester Floris Prims kennen. Na de Wapenstilstand sloot hij vriendschap met luitenant Joris Lannoo en vele andere teruggekeerde soldaten. Hij was een overtuigd flamingant en later zou zich nog een scherpe breuk tussen hem en de Tieltse Katholieke Partij voordoen. Ondervoorzitters waren R. Cloedt en een zekere Debusschere. Tot de bestuursleden be hoorden Lodewijk Wostyn, Paul Maeyens, Emiel Thiers en Joseph De Fuster. Dat was iets geheel nieuws in Tielt. Deze groep stond open voor de twee grote revendicaties van dat ogenblik : de poli tieke bewustwording van de christelijke arbeiders en de radicali sering van de Vlaamse eisen. Daarenboven vond deze groep in de volgende weken en maanden de weg naar de universitairen en collegejongeren. Reeds op 10 november 1918 had pater Ceslas Rutten, drijvende kracht van de christelijke vakbeweging, in Brussel het nieuwe sociale programma geschetst (128). De gedachten van Rutten (en van Cardijn !) schoten snel wortel, niet alleen in de pers (129) : er ontstonden zo wat overal, in Brussel en in het Vlaamse land, zich nogal onafhankelijk opstellende christelijke arbeidersgroepen (130). Er was dus beroering in het Vlaamse Land, maar in het bis dom Brugge leek het windstil. Niets was minder waar. We hebben er al op gewezen hoe weinig toekomstperspectieven bisschop Waffelaert in zijn eerste vastenbrief had opengebroken. Zijn eerste prosynodale toespraak greep plaats op 3 juni 1919. En dat was toch uitgerekend dé gelegenheid om voor de hoogste diocesane instantie zijn plannen te ontvouwen. De prosynodale resoluties, op 13 november 1919 gedagtekend, werden slechts in maart 1920 gepubliceerd (131)! En de resoluties zwegen in het Latijn en in alle talen over de sociale en flamingantische moei lijkheden.
(128) E. GERARD, Uit de voorgeschiedenis van het A.C.W. dl I, Het einde van de Belgische Volksbond en de oprichting van het Democratisch Blok 19181921, De gids op maatschappelijk gebied, LXIX, 5, mei 1978 , 406-407 en n. 11. (129) vb. De Standaard, 18 en 19 december 1918; Het Volk, 21 december 1918. (130) In Brussel reeds in november-december 1918 (met Cardijn); in Antwerpen, begin maart 1919; Leuven, eveneens maart; Berchem,2 april; Sint-Niklaas, 4 mei; Tienen, 11 mei; Dendermonde, 11 mei; Diest, 13 juni 1919. E. GERARD, art. cit. mei 1978, 411,412. (131) Collationes brugenses, XX, 3, maart 1920, 161-172. Dit tijdschrift was sinds augustus 1919 opnieuw verschenen.
36
Toch was de bisschop al vlug na de Wapenstilstand geconfron teerd met de sociale pastoraal. Reeds op 14 december 1918 anti chambreerde kanunnik Luytgaerens bij Waffeiaert om Camiel Colpaert over te hevelen naar een hoge bestuursfunctie in de Bel gische Boerenbond te Leuven. De grote organisaties zaten niet met de handen in de schoot. De benoeming van Colpaert, die in de lijn lag van een duidelijker standenpastoraal, werd definitief geregeld op 23 maart 1919 (132). Pastoor Denys kreeg in dezelfde maand de opdracht om opnieuw naar Frankrijk te gaan; het Westvlaamse platteland kende immers weer een massale boeren emigratie (133). Maar wat met de arbeidersorganisaties ? J. Geld hof heeft er al op gewezen hoe diep het conflict was tussen bis schop Waffeiaert en priester Achiel Logghe, in februari 1919 (134). Logghe werd pas in september benoemd tot diocesaan proost van de sociale werken van het bisdom Brugge, terwijl Honoré Maes aangesteld werd voor de Leiestreek en de Tieltse retoricaleraar Leo Vanhalst tot directeur van de «vakschool» te Brugge (135). Hoe belangrijk deze benoemingen ook waren, het tijdstip waarop en de aarzelingen waarmee ze gebeurden, be wezen hoe ver de bisschop buiten de tijd leefde. Onderpastoor Moncarey en deken Vanden Berghe konden zich zulke besluiteloosheid en schuldige onwetendheid niet veroor loven. Temeer dat belangrijke kerkelijke figuren als bisschop Rutten (Luik), priester Broekx (Hasselt), de vicaris-generaal van Gent, Mgr. De Baets zich op Vlaams gebied zeer duidelijk uit spraken (136). Moncarey had niet stil gezeten. Hij had mej. Judith Verberckt willen aantrekken als vrijgestelde voor de Tieltse socia le werken, maar had in extremis dat plan laten varen (137). Zijn collega in Izegem, Franz Dewitte, startte op 26 december 1918 met De Volksmacht. Hij zelf, samen met Joris Lannoo, smeedde plannen om in Tielt De Nieuwe Tijd uit te geven, een blad dat in zijn titel zowel naar Hugo Verriest wees, als naar het gelijknamige
(132) J. GELDHOF, Ne pereant, III, 1966, 9. (133) F. DE PILLECIJN, o.c. 1927, 135; G. DURNEZ, trefw. Edmond Denys, EVB, I, 1973, 400. (134) J. GELDHOF, Ne pereant, II, 1965, 89. (135) LP, LXXII, 79, 13 september 1919, 2-c. De GVTgaf deze benoemingen niet ! (136) De lijst kan vervolledigd worden met vicaris-generaal Verboven (Luik), hoogleraar Kanoniek recht Alfons Van Hove (Leuven) en, voor het bisdom Brugge, de belangrijke priesterfiguren Camiel Callewaert, president van het groot-seminarie; directeur Alberic Decoene, Torhout; de proosten van de christelijke sociale werken Logghe, De Strooper, Moncarey, Dewitte, Maes; superior Deleu van Roeselaere ... (137) Archief B.B. Leuven.
37
blad in Sint-Niklaas door christen-democraten uitgegeven. Er moeten enkele nummers uitgekomen zijn in de maanden februari en maart 1919. Het initiatief bleek niet levensvatbaar. Moncarey bemoeide zich niet rechtstreeks met de Katholieke Vlaamsche Bond. De nieuwe onderpastoor, Achiel Lauwers, die nà 8 april 1919 zijn taak opnam, wel. Nu was Lauwers (138) een goede bekende van Robrecht De Smet, ze waren samen enige jaren werkzaam geweest in de Oostendse Sint-Pietersgilde (1895-1901). Overigens werd hij vanaf oktober 1901 collega van Verschaeve en De Smet in het Tieltse college, waar hij tot oktober 1914 bleef. Hij heeft er een levenslange vriendschap met Ver schaeve aan overgehouden. Tijdens en vlak na de oorlog werkte hij in Oostende en Vlissegem. Wanneer hij in mei 1919 effectief in Tielt optreedt, krijgt de Katholieke Vlaamsche Bond van hem precies zijn grootste versnelling. Het duo Emiel De Sutter - Achiel Lauwers greep de Bond aan als hefboom om in Tielt veranderin gen door te voeren. Vóór 25 mei kwam het bestuur voor de tweede keer samen. Men beraadde zich over een eerste alge mene vergadering, gepland op 1 juni, en een feestelijke viering van de 11e juli, waarbij pater Callewaert, de «houthakker» Paul Davidts en het sluimerende Davidsfondsbestuur zouden betrok ken worden. De Bond wou onverkort de geest van de «blauw voeterie» overdragen op de gehele stedelijke bevolking (139). Deze Tieltse afdeling haalde haar sterkte ook van buiten de muren. Van februari af hadden in Brugge en Roeselare, en mis schien ook wel in Wingene of Tielt, allerlei besprekingen plaats waaraan dr. Rubbrecht (140) en architect Huib Hoste uit Brugge, Gustaaf Vanden Bulcke uit Veurne, maar ook Gustaaf Sap (van Torhout afkomstig, op dat ogenblik hoogleraar te Leuven), Hen drik Persyn en Lodewijk Wostyn deelnamen (141). Voor Hendrik Persyn betekende dit een come back. Dokter Octaaf De Zutter en anderen met hem, hadden de notaris beschuldigd van activisme. Maar Persyn, die ook in het hoofdbestuur van Davidsfonds West-
(138) Achiel Lauwers ° Oostende 12 augustus 1877 1 Brugge 14 oktober 1965. Zie J. GELDHOF, Ne pereant, II, 1965, 93-97. — De nieuwe onderpastoor bleef in contact met het A.K.V.S., op 29 mei 1919 was hij op de begrafenis van dr. A. Laporta, cf. M. CORDEMANS, Dr Laporta en De Student, Wetteren, 1959, 547. (139) GVT, LXX, 1,31 mei 1919, 2-b onder de titel Vlaamsch Leven. (140) In het Verschaeve-archief, Steenbrugge, zit in de papieren Dirk Vansina een kleine notitie over het bezoek van Verschaeve aan dr Rubbrecht op 9 februari 1919 en het daaropvolgend bezoek door de veiligheidsdiensten. (141) M. BOEY, Westvlaanderen en de Vlaamse Beweging. XXe eeuw, EVB, II, 1975, 2036.
38
O nderpastoor Prosper Moncarey. ° Hanringe, 13 maart 1876. â&#x2013; Tielt, 18 augustus 1961. Leraar aan het Tieltse college 1901-1912, onderpastoor en gewestproost, Sociale Werken, Tielt, 1912-1925, pastoor Wijnendale 1925-1933, Hooglede 1933-1955, op rust in Tielt sedert 1956.
Onderpastoor Lauwers. 11Oostende, 12 augustus 1877. Brugge, 14 oktober 1965. Leraar aan het Tieltse college 1901-1914, onderpastoor in Tielt 1918-1921. Zie aantekening, 138.
39
Vlaanderen opklom, zal wel door zijn vriend Wostyn goed ge steund geweest zijn. Het groepje, waarin het gezag en het woord van Sap het meest doorwoog, vormde zowat een voorlopig bestuur van een Katho lieke Vlaamsche Gouwbond en kwam op 27 april 1919 in Roeselare samen. Gustaaf Sap werd er tot voorzitter verkozen. Dat Tielt sedert 4 maart een goed gestructureerde Bond had, wordt door deze achtergrondsopheldering verklaarbaar. Een aantal topfigu ren woonden in de streek of hadden er veel mee te maken. De Tieltse Bond had er voor gezorgd samen te komen vóór 25 mei. Op die dag vergaderde de Tieltse en regionale Katholieke Kring. Sedert 9 mei wist men dat de verkiezingen en een consti tuante zouden komen (142). De arrondissementele en plaatselijke afdelingen van de Katholieke Partij kwamen in actie, nu ze plots allemaal beseften dat er op 16 november onvermijdelijk belang rijke dingen stonden te gebeuren. Deken Vanden Berghe opende de vergadering. Daar was niets vreemds aan, hij had dat ook gedaan n.a.v. de laatste vooroorlogse verkiezingen in juni 1912. Wat meer bevreemdde was het vervolg van deze bijeenkomst. Désiré Minnaert, de ouderdomsdeken, verwelkomde onder pastoor Lauwers als de nieuwe kracht. De onderpastoor wees in zijn dankwoord naar Lodewijk Wostyn, de spreuk « In V la a n d e re n V la a m s » en deed twee opzienbarende voorstellen : een huldetelegram zenden aan staatsminister Vande Vyvere — n.a.v. de grote interpellatie van 14 mei (143) — en een motie opstellen om aan te sluiten bij de Katholieke Vlaamsche Bond. Voorstel dat eenparig werd aangenomen (144). Ook deze Tieltse overeenkomst stond niet alleen. In de loop van de maand juni « h a d S a p a l b e w e r k t d a t in W e s t- V la a n d e re n e e n a k k o o r d tu s s e n h e t K a th o lie k e V la a m s V e r b o n d en d e K a th o lie k e A s s o c ia tie w e rd b e r e ik t, w a a r b ij d e z e la a ts te v e r k la a r d h a d h e t m in im u m p r o g r a m m a te a a n v a a rd e n » .
Aan deze afspraak hadden naast Sap, ook Alfons De Groeve en prof. Lodewijk Scharpé (in Tielt geboren) meegewerkt (145). De Tieltse afdeling hield zijn eerste algemene vergadering op 1 juni. Ook deze dag had een bedoeling. Precies op dat ogenblik verstuurde het voorlopige Westvlaamse bestuur een oproep aan
(142) E. GERARD, art. cit. mei 1978, 422. (143) Deze interpellatie was «de eerste aanval, met het minimumprogramma in de hand», J.-M. LERMYTE & R. DE SCHRYVER, trefw. Aloïs Vande Vyvere, EVB, II, 1975, 1196; de GW, LXX, 2, 7 juni 1919, De rede van M. Vande Vyvere, 1-c : «... gematigde maar krachtdadige eischen». (144) GW, LXX, 1,31 mei 1919, 1-b. (145) M. BOEY, art. cit. 1975, 2036.
40
de priesters om
« a l h e t m o g e lijk e te d o e n o m , in d e n k o r t s t m o g e -
lijk e n tijd , d e k a th o lie k e V la m in g e n u w e r o m g e v in g te v e re e n ig e n en o p te le id e n . B u r g e rs , w e r k lie d e n , v ro u w e n , m e is je s m o e te n in b o n d e n v e r e n ig d e n o n d e r u w h o o g e le id in g d e n s t r ijd v o e re n ... V la a m s c h en K a th o lie k m o e t de fie re le u z e z ijn » (146). Voorzitter
Emiel De Sutter introduceerde hier onderpastoor Lauwers. Bur gemeester Boone — pas sedert 20 mei in zijn zetel — parafraseer de de leuze « A lle s v o o r V la a n d e re n en V la a n d e re n v o o r C h r is tu s » . Fritz Boone was een oude A.K.V.S.-er uit de eeuwwisseling, gevormd in de kring van Emiel Vliebergh, Hendrik Baels en Robrecht De Smet. Dat op dezelfde vergadering het besluit ge handhaafd werd om pater Callewaert en Paul Davidts op 13 juli naar Tielt te vragen, had eigenlijk verregaande betekenis. Het is toch ondenkbaar dat de stipte en gehoorzame deken Vanden Berghe, die goed besefte wat er in Tielt gebeurd was tussen 4 maart en 1 juni, drie dagen later, op de eerste naoorlogse prosynodale vergadering, de bisschop niet tussen vier ogen zal ge sproken hebben. Zonder enig aanwijsbaar gevolg, blijkbaar.
6. Het programma van Fritz Boone. Vlaams en sociaal Op 20 april wijdde de Tieltse gemeenteraad een uitvoerige be spreking aan de opvolging van Emiel Vande Vyvere. Er waren twee kandidaturen : Fritz Boone en Emiel Van Daele. Precies een maand later is de benoeming van Boone in het schepencollege aangekomen (147). In het eerste naoorlogse nummer van de Gazette van Thielt schreef Désiré Minnaert een artikel, De nieuwe Burgemeester, en zette daarbij dik in de verf dat Boone vurig gepleit had « v o o r e e n v o lk o m e n V la a m s c h b e s tu u r h ie r te r s te d e » op de vergadering van de Katholieke Kring, 25 mei (148). Boone aanvaardde het burgemeesterschap op een ogenblik van intense besprekingen en plannen waarbij de Katholieke Vlaamsche Bond centraal stond. Zijn inhuldiging op 22 juni was groots. Alle Tieltse verenigingen liepen in de stoet. Behalve het Davidsfonds en de d'Hulsterzonen. De eerste zou moeten wachten op de reddende hand van notaris Persyn, Joris Lannoo en Emiel Thiers, want de vereniging was duidelijk aan een generatiewisseling toe
(146) M. BOEY, art. cit. 1975, 2036. (147) SAT, Verhandelingen ..., 20 april en 20 mei 1919; in het schepencollege werd hij opgevolgd door Dr F. Vande Walle, 12 juni 1919. (148) GVT, LXX, 1,31 mei 1919, 1-b.
41
na het verdwijnen van de pioniers Loosveldt, Vande Vyvere, ter wijl ook deken Vanden Berghe er zich niet mee inliet! Precies daardoor miste zij de kans om als frisse drukkingsgroep in de Bond de spits af te bijten. Ze kwam pas weer op dreef eind december 1919 met een voordracht van Aloïs Walgraeve over Guido Gezelle (149). De tweede vereniging, waarvan Lodewijk Wostyn van 1889 tot 1914 de bezielende voorzitter was geweest, ging helemaal op in de Bond, niet in het minst onder invloed van Emiel De Sutter, die in de d’Hulsterzonen voor de oorlog ook een bestuursfunctie had bekleed. In ieder geval, Jeroom Matthys van de Goede Vrienden speelde een daverende Vlaamse Leeuw. Deken Vanden Berghe hield zich op de vlakte en betokkelde in zijn toespraak de klassieke theolo gische leer over de gemengde zaken in politico-religieuze aange legenheden en pleitte voor de meest soepele samenwerking tussen stedelijke en kerkelijke overheid. Geen enkele verwijzing naar de Vlaamse problematiek. Was dat misschien een stille afspraak na de prosynodale vergadering ? Maar ook geen enkele waarschuwing of afkeuring ! De rede van Fritz Boone op 22 juni was een staaltje van harmoni serende overredingskracht. «Aan godsdienst en vaderland ben ik rechtzinnig verkleefd». Maar daar volgt onmiddellijk op : «De ge dachte van trouw aan vorstenhuis en nationale instellingen, zal ik steeds in eer houden en verspreiden. Als Vlaming, zoo zal, in mijn bestuur, de Vlaamsche tale alleen gebruikt worden». Dat was een rechtzinnige verklaring, maar minder verstrekkend dan het minimumprogramma van de Bond. In het tweede deel verwijst Boone evenwel in versluierende termen naar de sociale problematiek. Als burgemeester zal hij «(trachten) de balans in evenwicht te houden tusschen de verschillende standen, allen klassenstrijd bekampen met koelbloedige krachtdadigheid, dat zal het voor werp zijn van ons pogen en streven». Ook hij brengt hulde aan de moed van staatsminister en familielid Aloïs Vande Vyvere, voor
(149) Het Davidsfonds nationaal zette zich achter het programma van het Vlaamsch Verbond in mei 1919, cf. M. BASSE, o.c. II, 1933 , 57. — het Tieltse Davidsfonds kwam ook niet voor in het Oorlogsboek van het Davidsfonds, 1919. Het Roeselaarse DF slootwel aan bij het Katholiek Vlaamsch Verbond vanaf maart 1919, onder invloed van Oscar Verhaeghe, maar bleef verder stil tot in november 1919, zie A. DEWEERDT, 100jaar Davidsfonds te Roeselare, Roeselare, 1975, 55; het Brugse DF herbegon op 7 april met een voor dracht over Guido Gezelle, LP, IXXII, 15, 5 april 1919, 2-c; de Poperingse afdeling hernam op 15 mei onder de leiding van Edmond Verhamme, R. VANLANDSCHOOT, trefw. E. Verhamme, EVB, II, 1975,1764; De eerste ver melding over Tielt in de GVT, LXX, 31, 27 december 1919, 1-d.
42
Fritz Boone. ° Tielt, 22 februari 1875. + Gent, 16 januari 1932. Oudleerling St.-Jozefscollege. Volgde rechten aan de K. Hogeschool te Leuven. Gehuwd met dochter Horta Madeleine. O p 25 oktober 1911 gemeenteraadslid, op 20 februari 1919 schepen. Vanaf 20 mei 1919 tot 16 januari 1932 burgemeester. Foto uit het archief L. Wostyn.
Jules Vervenne. ° Wevelgem, 10 oktober 1871, onderwijzer Torhout, in Tielt sedert 1891 of 1892, secretaris van de Tieltse volksbond 1896, nam de drukkerij van Welden in de Kortrijkstraat over 1897, medestichter en bestuurslid van de katholieke Toneelgilde, medewerker van Emiel Van de Vyvere. Herstichtte in ]um 1919 de Toneelgilde. Over leden te Tielt, 30 januari 1930.
zijn interpellatie in de Kamper op 14 mei : «de onverschrokken verdediger onzer Vlaamsche taalrechten». Tot slot bood Emiel De Sutter, voorzitter van de Bond, een bloemtuil aan (150). De Bond vond zijn eerste en hechtste steun in de oudleerlingen, de studenten en niet in het minst van de leraars van het SintJozefscollege (151). In oktober was Leo Philips voorzitter van het A.K.V.S.-Tielt; hij was de eerste om terugkerende fronters als Joris Lannoo en Honoré David op vergaderingen uit te nodigen. Begin januari 1919 werd hij opgevolgd door Gérard Van Over schelde met Herman Wostyn als schrijver, die op zijn beurt in oktober 1919 voorzitter werd. Vader en zoon trokken hierwel aan dezelfde streng. Deze groep had oog voor het hernemende Vlaamse studentenleven, nà 21 januari 1919 in Leuven, en de snelle radicalisering die zich daar voordeed (152), waarbij de hetze tussen Vlamingen en franstaligen vanaf 3 maart hoog opliep. Een tweede impuls voor de jongeren was de aankomst, op 6 februari, uit Stockport (Engeland) van de dominikaan Juul Callewaert (153). Hij sprak zich openlijk uit voor de frontsoldaten en zocht zo snel mogelijk direct contact met het jeugdige publiek. Op 22 februari predikte hij reeds een retraite in de normaalschool van Torhout, op aanvraag van directeur Alberic Decoene (154). De paasvakantie zag twee belangrijke initiatieven. Vooreerst hiel den pater Callewaert, dr. Alfons Vande Perre en Albrecht Pil in
(150) GVT, LXX, 5, 28 juni 1919, 1-a.b.c. (151) De lichting augustus 1908: Emiel Thiers; 1909: René Deleersnijder, Aloïs Stroobandt (Oedelem), Paul Impe, Honoré David, Joris Lannoo, Hilaire Van Overbeke; 1910 : Antoon Brys (Harelbeke); 1911 : André Deleersnijder, God fried Wostyn; 1912: Arseen Vande Velde (Beernem), Willem Wostyn; 1913: Jozef Van Overschelde; 1914: Antoon Van Overschelde; 1915: Marcel Stroobandt (Oedelem); 1916: Paul Coucke (Dentergem); 1917: Cyriel Verhaeghe (Ruiselede); Juul Fraeyman (Wingene); 1918: Leo Philips; 1919: Gérard Van Overschelde. Archief Sint-Jozefscollege Tielt, Palmarès 19091917, en 1918-1924. (152) L. VOS, Ideologie en idealisme. De Vlaamsche studentenbeweging te Leuven in de periode tussen de twee wereldoorlogen, Belgisch Tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, VI, 1975, nr 3-4, 265-266. — Op 4 februari her neemt Ons Leven. (153) P.J.A. NUYENS, Pater Juul Callewaert, Oranje, Wilrijk, 1969,71 ; IDEM, trefw. Juul Callewaert, EVB, I, 1973, 271. (154) Op 19 december 1918 was Alberic Decoene tot directeur benoemd. De les sen hernamen op 2 januari 1919 met Arseen Vande Velde als nieuwe leraar didactiek. Zie F. D’HEEDENE, Het leven en het werk van kanunnik dr. Albe ric Decoene 1881-1958, diss. K.U.L., 1969. Het incident Callewaert is aldaar niet behandeld.
44
Torhout (alweer daar) een Firmin Deprez-hulde (23 april) (155). Het Tieltse A.K.V.S. was daar niet aanwezig en het Westvlaams verbond nog niet heringericht. Het tweede initiatief betrof de her uitgave van de Vlaamsche Vlagge. En dat was wel een Tieltse aangelegenheid! « N a d e o o r lo g , schreef Joris Lannoo, n ie m a n d r o e r d e . Ik z e lf s ta k d e h a n d e n u it d e m o u w e n e n m e t d e h u lp v a n d e p r ie s t e r s R. V e rs c h u e re , H. Van O v e rb e k e , A. D e le e r s n ijd e r e n fra te r A .
Van
O v e r s c h e ld e
( w itt e
p a te rs ) s ta k d e
V la a m s c h e
V la g g e v a n w a l ... D e V la g g e z o u s te e n d o o d g e w e e s t z ijn w a s ik z e lf n ie t b e g in n e n te d r u k k e n m e t v e rlie s ...» (156).
Het groepje dat hier aan het werk was, had dus alles te maken met Tielt. Ze hadden elkaar reeds sedert 1915-1916 gevonden. Luitenant Lannoo besprak de heruitgave met drie leraars uit het college, R. Verschuere, H. Van Overbeke en A. Deleersnijder, maar zeker ook met zijn oudleraars, de beide Tieltse onder pastoors Pr. Moncarey en A. Lauwers. Een sterke inbreng daarin had ook de poësisklasse, niet alleen met Gérard Maeyens, maar ook het duo Herman Wostyn - Octaaf De Vreese, dat we verder nog zullen ontmoeten. Lannoo wendde zich ook tot notaris Persyn in Wingene, waarschijnlijk door bemiddeling van apotheker Wostyn, tot retoricaleraar Oscar Verhaeghe in Roeselare (die 1917-1918 in Tielt geweest was), collegeleraar Juul Faes in Veurne, deze beide laatste oudleerlingen van Tielt (Verschaeve en De Smet) en ten slotte ook tot collegeleraar Leo Dumoulin in Brugge en kapelaan Verschaeve in Alveringem. Het is maar al te duidelijk dat de centrale figuur hier oud-leraar Cyriel Verschaeve geweest is. Zijn editoriaal in het eerste num mer van de Vlagge liegt er niet om. « D e V la a m s c h e V la g g e r ijs t w e e r o p o m u v o o r a f te g a a n , jo n g s tu d e n te n v o lk v a n V la a n d e
ren». Verschaeve trok hier een aantal beleidslijnen voor het A.K.V.S. die diep zouden ingegrifd blijven. Voorde Vlaamse be weging is er oorlog. De studenten moeten zich voorbereiden, ook op de politiek. Door studie en literatuur, ook van Dosfel en van het Vaderland, het blad van het Vlaamse Front». «Door u zelf zo bekwaam m ogelijk te maken in uw taal, opdat uw tong slagvaar-
(155) E. BALDUCk, Dr Albrecht Pil, 1965, 93-94; A. DE BRUYNE, o.c. 1967, 304306; G. DU RN EZ, trefw. Albrecht Pil, EVB, II, 1975, 1249. (156) L. VOS, Het A.K.V.S. in konflikt met de geestelijke overheid. Nationalisme en kultuurflamingantisme in de katolieke Vlaamse studentenbeweging, diss. K.U.L. 1969, 38; L. & L. VOS-GEVERS, Dat volk moet herleven. Het studententijdschrift de Vlaamsche Vlagge 1875-1933, Davidsfonds, Leuven, 1975, 174.
45
d ig w e z e o p a lle g e b ie d v a n w e te n s c h a p e n k u n s t. B lijf t d e d w a z e to e s t a n d va n ’t o n d e r w ijs , d a n l i g t h ie r e e n re u s a c h tig a rb e id s
Dat was onverkort het combatieve pedagogische programma van Robrecht de Smet geweest in Tielt. Verschaeve mikte hier op de aarzelingen van de bisschop, de diocesane hoofdinspecteur, kanunnik Alphonse De Meester en de meeste collegeoverheden, die maar al te veel de gezaghebbende stem van La Patrie uit Brugge volgden. Dit blad was van 18 februari 1919 dui delijk in anti-Vlaamse zin gaan schrijven en drijven. In april werd deze Brugse krant nijdiger «Contre les séparatistes», d.w.z. de Katholieke Vlaamsche Bond van Leuven, waarin ook profes soren (o.a. Lodewijk Scharpé) en studenten een thuishaven hadden, moest het bitter ontgelden. De Tieltse Bond kon zich dus gewaarschuwd achten. La Patrie vond de medewerking van studenten en collegeleerlingen aan die Bond ergerlijk. Directeurs en leraars moesten dat beletten. « L e u r d e v o ir é ta it d ’e n fa ire d e s p a t r io t e s , ils e n o n t fa it d e s s é p a ra tis te s ...», zo ging het blad ver der (157). Op 24 april hield de Brugse afdeling van de Ligue pour la défense de la langue française, bij monde van haar voorzitter, Jean Halleux, een zeer goede bekende van bisschop Waffelaert, een voordracht : «La Question flamande». Het werd een onver holen, bijna hysterische afstraffing van- het « in V la a n d e re n V la a m s !» Immers, « lo u r d e e s t ic i la r e s p o n s a b ilité d e s é d u c a te u rs v e ld o p e n » .
d e la je u n e s s e . D e s e m e u r s d e d is c o r d e s ’é c r ie n t : en F la n d re , le fla m a n d . N o u s d is o n s n o u s : e n F la n d re , le fla m a n d e t le fr a n ç a is » (158). Wij blijven een ogenblik bij deze Brugse uitval staan,
omdat La Patrie ook in het bisdom goed gelezen ... en ingevolgd werd. Daarenboven verkondigde het blad diametraal tegenover gestelde visies van de Katholieke Vlaamsche Bond, waarvan de Tieltse afdeling in West-Vlaanderen zeker de meest gepronon ceerde flamingantische strekking had. Het verkondigde de stel lingen van burggraaf Amédée Visart de Bocarmé, burgemeester van Brugge en volksvertegenwoordiger en eveneens een goede bekende van Waffelaert. De burggraaf kwam in het voorjaar klaar met een studie, La Belgique bilingue, die in La Patrie harts tochtelijk werd aangeprezen en verdedigd (159). Visart pleitte, zij
(157) LP, LXXII, 14, 3 april 1919, 1-c; 19, 15 april 1919, 2-b, Contre les sépara tistes: «... il existe à Louvain un cercle d'apaches activistes, que l'autorité académique les expulse le plus tôt possible»; 20, 17 april 1919, 1-c. (158) LP, LXXII, 23, 24 april 1919; 24, 26 april 1919, 1-d. 2-a. Cf. J. DE MUELENAERE, Wat een principaal lijden kan, Haec Olim, VII, 1957, 55. (159) A. VISART, La Belgique bilingue, Desclée de Brouwer, Brugge, 1919 (vn. Hoofdstuk IV, Le programme des études au point de vue linguistique, en-
46
het met minder sectarisme dan Halleux, voor de tweetaligheid in het middelbaar onderwijs. De winsten van de wet Franck-Seghers uit 1910 werden hier op losse schroeven gezet (160). Daarom stak Verschaeve een dreigende vinger uit. Maar hij ging nog verder. «Door vooral stand te nemen tegenover de pas afgelopen Vlaamse geschiedenis : de Duitsers zijn erge vijanden geweest, niet het minst van Vlaanderen, doch zij zijn overwonnen en weg. In den strijd is ’t ook niet met overwonnen vijanden maar altijd bezig te zijn; in den strijd richt men al zijn macht tegen den tegenwoordigen vijand. Passieven en Activisten behoren tot het verleden, dienen tot het verleden te behoren». Verschaeve verbond daarbij duidelijk de studentenbeweging met de frontbeweging. «De Vlaamse frontbeweging heeft te midden van onnoemelijk Vlaams wee, de Vlaamse zaak tot in ’t hart van ’t volk doen dringen, ’t Volk is omgeroerd; tot het volk moeten gaan alwie licht en opheldering kunnen brengen, alwie hem zijn Vlaamse ellende, zijn Vlaams recht en zijn Vlaamsen plicht, als ook zijn Vlaamsen trots beter kunnen leren kennen. Studenten, dus niet enkel en niet meest onder elkaar bijeengekomen. Gij moet naar het volk, onder het volk. De toekomst staat toch in het teken der volksmacht, en dat is een zegen. Weesf voor ’t volk niet bevreesd, gaat er naar toe, gij zult veel schoonheid ontdekken, en redenen tot hoop, alsof ge naar de natuur gingt in de lente» (161). Joris Lannoo begreep dat, vanuit zijn frontervaring, onmiddellijk. Het dagboek Maeseele vermeldt op 18 mei 1919 een voordracht van Lannoo in Egem voor toekomstige sol daten, de gewone volksjongens van een buitengemeente (162). Het kon daarbij niemand ontgaan dat de finale uit het aforistisch geschreven stuk van Verschaeve een glashelder pleidooi was voor de zelfbestuurgedachte. Hier was hij logisch met zichzelf sedert maart 1918, maar overschreed de grenzen van de Katho lieke Vlaamsche Bond, en leunde aan bij het op 14 april gefor muleerde programma van het Vlaamsche Front (163). «De Vlaamsche Vlagge, zegt Louis Vos, laveerde even tussen front-
(160) (161) (162) (163)
seignement moyen, 73-126); bespreking in LP, LXXII, 36, 27 mei 1919, 1-a; 37, 31 mei 1919, 1-a.b; 38, 3 juni 1919, 1-b.c; 40, 7 juni 1919, 1-a.b. De wet Franck-Seghers moet geamendeerd worden ; LP, LXXII, 38, 1919, 1-c. We citeren volgens de uitgave in het Verzameld Werk van Cyriel Verschae ve, dl VIII, 1961,301,303, 305. M, 18 mei 1919. A. WILLEMSEN, Het Vlaams-nationalisme. De geschiedenis van de jaren 1914-1940, Ambo, Utrecht, 1969, 157-158; F. VANDER ELST, Nationalis tische partij en Vlaamse Beweging, EVB, II, 1975, 1029.
47
Apotheker Lodewijk Wostyn. 0 Linewege 13 september 1859. + Tielt, 27 juli 1937.
Albriek Beeuwsaert. " lzegem, 27 oktober 1878, priester gewijd 6 juni 1903, coadjutor en nadien onderpastoor in Oostende tot 1914, plaatsvervangend leraar college O os tende tot 3 juli 1919, nadien directer Insti tuut H . Familie te Tielt, ontslagen op 6 augusts 1942. In eer hersteld in 1956. Over leden te Tielt op 21 december 1968.
48
Herman Wostyn als collegestudent in 1918. °T ielt, 2 oktober 1902. Voorzitter A.K.V.S. 1919. Priester gewijd 18 december 1926, leraar college Poperinge 1926-1929, onder pastoor Elverdinge tot 1934, Ingelmunster tot 1953, pastoor Blankenberge tot 1956, Kuurne tot 196.9.
Kapelaan Cyriel Verschaeve. ° Ardooie 30 april 1874. T Solbad Hall 8 november 1949. Leraar college Tielt 1896-1911. O p 11 juli 1919 in Tielt.
p a r t ij e n V la a m s c h V e r b o n d ...»
(164). In april-augustus 1919 koos zij ondubbelzinnig voor de gedachten van de frontpartij, profite rend van de gunstige conjunctuur die erop dat ogenblik was voor de Katholieke Vlaamsche Bond en de inspanningen van Gustaaf Sap om de Westvlaamse krachten te verzamelen. Dit eerste Vlagge-nummer was een sterke stimulans voor de jon geren. Het Tieltse A.K.V.S. was nu wel op een Westvlaamse gouwdag in Gistel, in juni 1919, waar Cyriel Verschaeve, Karel Dubois en Fr. Strubbe het woord voerden (165). Ook de Tieltse Bond kreeg wind in de zeilen. Er waren inmiddels afdelingen gesticht in de omliggende gemeenten. Zo vergaderde de Wingense groep, de Groeninghegilde, op 22 juni. Op de dagorde stond : « ’t M in im u m p r o g r a m m a ; v o o r d r a c h t d o o r d e n h e e r A lb e r t D e jo n g h e , s o ld a a t b r a n k a r d ie r »
(166). Versterking kwam daarbij nog door de benoeming van Alberiek Beeuwsaert in het Instituut van de Heilige Familie, op 3 juli 1919(167). Weldra zou de Bond ook den ken aan een vrouwen- en meisjesafdeling. In dezelfde dagen be gon een opgemerkte voordrachtentoernee van pater Callewaert. Op 6 juli was hij in Beernem. Ridder de Vrière, senator, lichtte de bisschop in : de pater stookte de arbeiders en de Vlamingen op (168). Vier dagen later sprak hij voor de leerlingen van het St.Amandscollege van Kortrijk (169). Nog voor hij in Tielt arriveerde, bezocht Cyriel Verschaeve op 11 juli het Tieltse college en werd er met open armen ontvangen door principaal Vanden Abeele. We hebben elders de herinneringen van Octaaf De Vreese aan dat bezoek gepubliceerd (170). De Gazette van Thielt verbond ook het front en de Vlaamse be weging. Op 12 juli verscheen een hoofdartikel, waarschijnlijk van Lodewijk Wostyn, De Frontmannen, «w e ld ra z u lle n d ie jo n g e lin g e n , d ie fr o n tm a n n e n o n d e r o n s k o m e n v e rb lijv e n » . Met de grootste nadruk werd de viering van 13 juli aangekondigd, met Callewaert. « M a a r o p d ie n d a g z u lle n o o k w ij, m e t o n tr o e r in g en
(164) L. & L. VOS-GEVERS, o.c., 1975, 171. (165) De Zondag, 1 november 1952, 2. (weekblad in Tielt uitgegeven door J. Ver ven ne, 1944-1977). (166) GVT, LXX, 4, 21 juni 1919, 2-d. (167) J. GELDHOF, Ne pereant, V, 1968, 107. (168) P.J. NUYENS, Spanningen rond pater J. Callewaert, Kultuurleven, februari 1966, 110; IDEM, o.c. 1969, 78. — verslag over Beernem in GVT, LXX, 7, 12 juli 1919, 2-c.d. (169) De Standaard, 13 juli 1919; L. & L. VOS-GEVERS, o.c., 1975, 177. (170) O. DE VREESE, Vijftig jaar na retorica, Halletorentje, XVII, 1970; uitvoeriger over het bezoek van Verschaeve op 11 ju li: R. VAN LANDSCHOOT, Octaaf De Vreese, Vlaming China-missionaris, Lannoo, Tielt, 1970.
49
v e r tr o u w e n , in g e d a c h te v e rw ijle n b ij d e V la a m s c h e s tr ijd e r va n h e d e n d ie o n v e r s a a g d o p tr e e d t v o o r V la a n d e re n s r e c h ts h e r s te l e n V la a n d e re n s h e r w o r d in g , d ie in U h e b t d e w il va n u w b lo e d e ig e n v o lk in z ijn m o e d e r ta a l te o n tw ik k e le n , h e t b e te r, h e t s te r k e r te m a k e n , d e w il va n h e t z e lfb e w u s t te m a k e n , b e w u s t va n z ijn p lic h t e n , m a a r o o k va n z ijn e r e c h te n , d e w il te z ijn e e n g r o o t v o lk » . De tekst wordt aan Callewaert gericht, maar lijkt erg goed op een samenvatting van Verschaeves Vlagge-opstel van april (171). Het nummer van 19 juli besprak natuurlijk uitvoerig die dag. Het belangrijkste verslag was van Joseph De Fuster, be stuurslid van de Bond, met veel lof voor Emiel De Sutter. «Hout hakker» Paul Davidts, die van een betoging in Leuven, met dr. Vande Perre, naar Tielt gekomen was, citeerde uit het rode boekje van Charpentier Vlaanderens weezang aan den Ijzer. En Davidts was een overtuigd lid van het Vlaamse Front (172). De dominikanerpater begon zijn feestrede eveneens met lofuitingen aan Emiel De Sutter. Hij zag scherp in hoe de Katholieke Vlaam sche Bond in Tielt belangrijk zou zijn voor de toekomst. « T h ie lt is in 't h e r t je va n V la a n d e re n g e le g e n , d a a ro m m o e t T h ie lt e n h e t T h ie lts c h e h e t v o o r b e e ld g e v e n . T h ie lt is g o d d a n k e e n e V la a m s c h e s ta d . H e il a a n U, T h ie lt, en h e il a a n u w e n V la a m s c h e n B u r g e m e e s te r» . Ook Callewaert citeerde het rode boekje. Maar men
mag niet vergeten dat Joris Lannoo een belangrijk rapport over deze houthakkers in zijn bezit had sedert april 1919 (173). Ook Callewaert had de grootste lof voor staatsminister Vande Vyvere. « H a d d e m in is t e r V a n d e V y v e re h ie r g e w e e s t, ik h a d h e m h ie r o p e n b a a r m ijn e n d a n k u itg e s p r o k e n o m d a t h ij e e rs t e n m e e s t g e w r o c h t h e e ft a a n d e b e v r ijd in g d e r h o u th a k k e rs » . Ten slotte dankte Callewaert zijn vriend Lodewijk Wostyn (174). Merkwaardig is nog dat niet deken Vanden Berghe maar wel pastoor Bouve op 21 juli het Te Deum officieerde in de SintPieterskerk (175). Ondertussen bleef de aandachtgaande voor de Vlaamse problematiek. Precies de 21e trok het college, leraars en studenten, naar de frontstreek en bezocht Boezinge, Steenstrate,
(171) GVT, LXX, 7, 12 juli 1919, 1-d. Een ingezonden stuk. Het kan van Verschaeve, Persyn of Wostyn zijn. (172) G. DURNEZ, trefw. P. Davidts, EVB, I, 1973, 376. (173) R. VAN LANDSCHOOT, Joris Lannoo en de Eerste Wereldoorlog, RT, IV, 1-2, maart-juni 1973, 3-49. (174) GVT, LXX, 8,19 juli 1919, 1-b.c.d. — Cf. LP, LXXII, 56, 15 juli 1919 : «L'anni versaire de la bataille des Eperons d ’or à Bruges dans le calme et la tran quillité ... à Gand, il n'y a eu aucune manifestation». (175) GVT, LXX, 9, 26 juli 1919, 2-b.
50
leper. Dit voorbeeld werd gevolgd door het weeshuis dat in gezel schap van directeur Comeyne (oudleraar college), Joseph Ampe en Emiel De Sutter op 13 augustus Diksmuide aandeed (176). Vergeten we ten slotte niet dat dr. Jozef Verduyn, afkomstig uit Ruddervoorde, eveneens oudleerling van het college, toen wonend in Zwevezele, de bezielende stichter en leider was van de V.O.S., de Vlaamse Oudstrijders (met gelijknamig blad). V.O.S. verscheen op 1 augustus (177). J. Brys vergist zich waarschijnlijk waar hij schrijft dat in 1919 «de V.O.S., door bepaalde overheids bemoeiingen, geen lokaal kon vinden». De vereniging had een huis op het oog in de Vijverstraat (178). Op 6 augustus was er voor het eerst een plechtige prijsuitdeling in het college. Officiële instanties hadden verzocht er een patriot tisch karakter aan te verlenen (179). Niets daarvan in Tielt. Bis schoppelijk afgevaardigde was kanunnik De Schepper, professor in de kerkgeschiedenis aan het groot seminarie te Brugge. «De Blauwvoet», vierstemmig koor van August De Boeck werd uitge voerd. Octaaf De Vreese speelde de rol van Melchtal en Herman Wostyn die van Walter Fürst uit enkele scenes van Schiller's Wil helm Teil. Het kon niet Vlaamser en vrijheidslievender (180).
(176) GVT, LXX, 9, 26 juli 1919, 2-c; 12, 16 augustus 1919, 2-c. (177) G. PROVOOST, trefw. J. Verduyn, EVB, II, 1975, 1755; IDEM, trefw. V.O.S., 1964. (178) J. BRYS, o.c., 1966, 261. Dat zal wel 1920 of 1921 geweest zijn. (179) Circulaire Harmignie: Distribution de prix patriotique. Les professeurs démobilisés seront autorisés à brevêtir, le jour de la cérémonie, la tenue militaire, LP, LXXII, 54, 10 juli 1919, 1-b. — De discours flamand evenwel in de Westvlaamse colleges, 24 juni 1919, betrof een rede over koning Albert, zie R. VANLANDSCHOOT, Het drama ..., Verschaeviana, I, 2, 1972, 167 en nr. 23. (180) GVT, LXX, 11,9 augustus 1919,1-b.c. Waren op deze prijsuitdeling : in het 1e middelbaar ; Robert Verkest (Wingene), Remi De Rammelaere, Frans De Poorter (Aarsele), Jozef Ampe, Gérard Van Hecke; in de 6e Latijnse : Jules Sarre (Izegem), Florent Claeys (Izegem), Jozef Maeyens, Louis Vanhoutte; in het 2e middelbaar: Paul Van Daele, Gérard Dobbels (Meulebeke); in de 5e Latijnse: Jean Waelkens, Michiel Vanden Bussche (Torhout), Jozef Vervenne, Jozef Verstraete, Walter Wostyn, André Schotte, Antoon Demeyer; 3e middelbaar: Edgar Lievens, Gaston Van Luchene, Fritz Blancke; 4e Latijnse : Lionel Maes, Albert Philips, Julien Houtteman, Norbert Demeester, Leopold Maeyens; 3e Latijnse: Armand Desmedt (Wingene), Valeer Albers (Aarsele), Jean Colle; in de poësis: Ferdinand Vande Walle, Herman Wostyn, Emiel Devos, Isidoor Lambrecht, Gérard Maeyens, Octaaf De Vreese; in de retorica: Alfons Beel (Meulebeke), Jozef De Gruyter, Gérard Van Overschelde. Palmarès, College Tielt. Het is de poëzieklasse 1918-1919 die draagster geweest is van grote en verreikende flamingantische over tuiging !
»
51
Vier dagen later stonden deken Vanden Berghe en pater Callewaert samen op het podium in Aarsele bij de « v e r h e e r lijk in g o n z e r r o e m r ijk e e n d a p p e re s tr ijd e r s » (181). Aan het eind van de maand, op 25 augustus, greep in Tielt de stichting plaats van een Katholieke Vlaamse Vrouwenbond, opnieuw in aanwezigheid van deken Vanden Berghe. Voorzitster was mevrouw Cloedt. Het AVV-VVC ging voorop (182). Ook hier zal de invloed van Verschaeve en de nawerking van de eerste naoorlogse landdag van de Vlaamse meisjes te Gent op 9 augustus aanwijsbaar zijn. Hoogtepunt werd de vergadering van de Katholieke Vlaamsche Bond op 9 september 1919. Gedichten van Rodenbach werden voorgedragen door Octaaf De Vreese en Herman Wostyn. Voor de eerste maal sprak Sap in Tielt, over de financieel-ekonomische vraagstukken van de dag. De Sutter en Lauwers rondden de avond in feestelijke stemming af. Joseph De Fuster uitte zijn bewondering in de Gazette: « T h a n s beeft d e K a th o lie k e V la a m s c h e B o n d b e w e z e n d a t h ij, b e n e v e n s z ijn s tr ijd p u n te n z o o a ls h ij o p 13 j u l i e e n b e le e fd e , o o k p e r e ls v a n k u n s t- e n w e te n s c h a p p e lijk e a v o n d e n w e e t te g e v e n . A ld u s v o o rtg e d a a n : G o d e te r e e re , 't v o lk te n w ijz e , V la a n d e re n te n b a te » (183). De Katholieke
Vlaamsche Bond maakte propaganda voor de Rodenbachfeesten in Roeselare (14 september), daar waar La Patrie een campagne begon tegen Callewaert en Verschaeve (184). De gehele herfst zinderde nog van Vlaamsgezinde uitingen. De V.O.S. was in Egem aanwezig op de kolonel Naessens-hulde op 24 augustus (185). Op 1 oktober, in het kader van Tielts kermis, organiseerden de Bond en de pas opgerichte Katholieke Vlaam sche Vrouwenbond gezamelijk een Emiel Hullebroeckavond (186). Joris Lannoo en Paul De Beir werden op het stadhuis ont vangen als oudstrijders. Lannoo « h e rin n e rd e , g in d e r a a n d e n I jz e r , d e d a g e n v a n lijd e n en s t r ijd e n » (187). De Bond gatverder (181) G VT, LXX, 10, 2 augusts 1919, 1-b. Aankondiging. Achteraf geen verslag. (182) GVT, LXX, 14, 30 augustus 1919, 1-c.d. Ook hier is de invloed van Ver schaeve voelbaar. (183) GVT, LXX, 15, 6 september 1919,2-b, aankondiging; 16,13 september 1919, 2-b, verslag. (184) GVT, LXX, 10, 2 augustus 1919,1-c; 16, 13 september 1919, 2-b. Geen ver slag. LP, LXX11, 75, 4 september 1919, 1-a, n.a.v. proces-Borms; tegen de Rodenbacherdenking : 82, 20 september 1919, 1-b: La manifestation néo activiste de Rouiers en 83, 23 september 1919,1-a.b, Encore les manifesta tions de Roulers. (185) GVT, LXX, 14, 30 augustus 1919,1-d. Langepassus bij M, 24 augustus 1919. (186) GVT, LXX, 17, 20 september 1919, 1-c.d; LP, LXXII, 92,14 oktober 1919, 2-a, alwaar Emiel Hulleboeck een «activiste notoire» genoemd wordt. (187) GVT, LXX, 19, 4 oktober 1919, 1-a.b; cf. L. SLOSSE, o.c., 1962, 180: Rum-
52
nog, op 21 oktober, een avond met Willem Putman over het Vlaamse lied (188). En op een herdenkingsstoet in Pittem, eind oktober, droeg men het « d a n g e r d e m o r t ! » mede op de IJzerwagen (189).
7. De slagschaduw van de verkiezingen Eind augustus klonk in de Gazette voor het eerst een toon, een sombere dan nog wel, over de aanstaande verkiezingen. Het was de oude Minnaert die bezwoer terug te keren naar de vroegere « k a th o lie k e ja r e n » (1884-1914). « N o o it w a re n d e k ie z in g e n z o o g e w ic h tig » , herhaalde hij op 13 september, en een week later: «H e t g r o o t g e v a a r, ’t is h e t s o c ia lis m e , d a t re e d s v o lo p a a n ’t w e rk is ... D e r o ó s t r ijd , h ij z a l g e w e ld d a d ig w o r d e n »
(190). Minnaert leunde aan bij de traditionele vleugel van de katholieke partij, ter wijl zich sedert het voorjaar een aantal verschuivingen hadden voorgedaan ten gunste van een sterkere standenvertegenwoor diging. Hoe zou dat in Tielt overkomen? Burgemeester Boone, die deze verschuivingen goed begreep en met zijn eigen mutualiteitswerk bevorderde (191), zou evenwel niet kunnen optornen tegen de grote politieke krachten. Staatsminister Vande Vyvere, professor Sap en vakbondsleider De Grève zouden voorgaan. Zowel in Brugge als in Kortrijk werd de oude Gilde van Ambach ten opgedoekt, een verbond aangegaan met de Katholieke Vlaamsche Bond, en binnen de katholieke partij opgerukt naar betere plaatsen. Deze evolutie wordt treffend geschetst door E. Gérard (192). Isidoor De Grève trad in de christelijke textielvakbond duidelijk naar voren op het syndicaal congres te Gent op 30 maart 1919. Hij was « e e n ty p is c h e v e r te g e n w o o r d ig e r va n d e
(188) (189)
(190) (191)
(192)
beke herdenkt de IJzerdoden : krijgsaalmoezenier Carbonez, dr. Spincemaille en adv. J. Bernolet, op 19 oktober 1919. GVT, LXX, 21, 18 oktober 1919, 2-b; lovend verslag in 22, 25 oktober 1919, 1-b.c. GVT, LXX, 23, 31 oktober 1919, 2-b. — Iets dergelijks was ook in Zwevezele gebeurd en daar had na de stoet Verduyn het woord gevoerd, 20,11 oktober 1919, 1-c.d. GVT, LXX, 14, 30 augustus 1919, 1-c; 16, 13 september 1919, 1-a.b; 17, 20 september 1919, 1-b.c. GVT, LXX, 15, 6 september 1919, 1-c: Vergadering van het verbond der maatschappijen van onderlingen bijstand van het arrondissement Thielt» (voorlopers waren hier geweest Emiel Vande Vyvere, Hector Impe en Jules Vervenne); cf. R. REZOHAZY, Geschiedenis van de kristelijke mutualistische beweging in België, Leuven, 1957, 213 over F. Boone. E. GERARD, art. cit., mei 1978.
53
n ie u w e g e n e r a tie . Van s im p e l w e v e r h a d h ij z ic h o p g e w e r k t ... N a d e w a p e n s tils ta n d b e h o o r d e h ij s a m e n m e t A r th u r C a tte e u w e n G a s to n B o s s u y t, tw e e m e d e s ta n d e rs u it d e T e x tie lc e n tr a le , t o t d e r a d ic a le v le u g e l v a n d e b e w e g in g v o o r p o lit ie k e a u to n o m ie va n d e c h r is t e lijk e a rb e id e r s » . Terecht noemt E. Gérard hem een m ili tant flamingant (193). Van zodra de christelijke arbeidersgroepen dezelfde De Grève voorbestemden om in het arrondissement Roeselare-Tielt (en hier lag de klemtoon op Roeselare) politiek kandidaat te zijn, voelde Aloïs Vande Vyvere zich gebeten. Op de Rerum novarumfeesten te Gent, op 18 mei, liet hij een ondubbelzinnige waarschuwing horen : deze nieuwe groepen moesten buiten de politiek blijven (194). Meteen liet hij een paternalistische steek vallen. De evolu tie versnelde evenwel, en in volstrekt tegengestelde zin als Van de Vyvere toen voorhield. Na de junibesprekingen omtrent de vorming van een Westvlaamse Bond, bleek inmiddels dat ook Gustaaf Sap met de steun van de Boerenbond Leuven en in de rug geduwd door vele frontsoldaten die op stemrecht wachtten, hetzelfde beoogde als De Grève, binnen de Katholieke Vlaamsche Bond. De proosten van de christelijke arbeidersbeweging vergaderden op 14 juli in Roeselare ten huize van directeur De Strooper (de latere deken van Tielt); zij mikten op de grootste mogelijke poli tieke macht voor de christelijke arbeiders in de komende ver kiezingen (195). In de regio Tielt was Sap echter het meest bedrijvig. Op 3 augustus sprak hij te Ruiselede, op 9 september te Tielt. Wanneer dan 154 aanwezigen op de poll van 18 september, waar Sap op nieuw aanwezig is, de kandidaten aanduiden, krijgt Sap 147 stemmen, Vande Vyvere 148. Boone kan slechts plaatsvervanger zijn (196). De Gazette van 25 oktober geeft dan voor het arron dissement Tielt-Roeselare de definitieve lijst — na het overlijden van baron Maurice Vander Bruggen. Voor de Kamer: Vande
(193) E. GERARD, art. cit., mei 1978, 413. (194) E. GERARD, art. cit., mei 1978, 415. (195) E. GERARD, art. cit., mei 1978, 414 : «Al de leden zijn het eens om te beslis sen dat de tijd gekomen is om ... de politieke belangen zorgvuldig ter harte te nemen. De Gilde zal voortaan ook een ware werkliedenbond zijn, die aan gesloten bij de andere werkliedenvereenigingen van de arrondissementen Roeselare-Tielt, een grot politieke macht zal vormen, waarmede men ver plicht zal zijn rekening tehouden bij het aansluiten de kandidaten voor de verkiezingen van de openbare besturen. Van deze nieuwe richting wordt veel goeds verwacht», (geciteerd volgens het Verslagboek Roeselaarse Gilde 1897-1921). (196) GVT, LXX, 17, 20 september 1919, 2-d.
54
Gustaaf Sap. ° Kortemark, 21 janari 1886, onderwijzer Torhout 1905, studeerde verder in Leuven politieke en sociale wetenschappen en handels- en consulaire wetenschappen. Docent aan de Leuvense universiteit in 1913, in maart 1915 secretaris van minister Helleputte in Le Havr, volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Tielt-Roeselare van 16 november 1919 tot aan zijn dood. Later minister in verschillende kabinetten. Overleed te Brussel op 19 maart 1940.
55
Vyvere, Mahieu (Roeselare), De Grève, Sap en D’Hondt (Izegem, eveneens voor de christelijke arbeidersorganisaties), en als plaatsvervangers Sap, D'Hondt, Boone en Callens (Ingelmunster); voor de Senaat: Vanden Bussche (Ardooie), Gillès de Pélichy (Izegem), Billiet (Ruiselede) en als plaatsvervangers, BiIliet en De Laey (Hooglede) (197). Merkwaardig is ook dat bijna onmiddellijk na het verschijnen van de toespraak van Mgr. Rutten, bisschop van Luik, 26 september, de Gazette een lovende bespreking geeft. Rutten stond achter het Vlaamse minimumprogramma, achter de Katholieke Vlaamsche Bond (198). Sap zal hier wel de snelle verbindingsman ge weest zijn. Wanneer we het zwijgen van Mgr. Waffelaert, maar bovenal de luidruchtige campagne van La Patrie in aanmerking nemen, dan is de Tieltse Gazette, voor zover ze tegen Minnaert kon ingaan, een belangrijke flamingantische en sociaal-progressieve kroongetuige. Het Brugse blad fulmineerde tegen Poullet en Helleputte, Van Cauwelaert en Vande Perre, tegen de Katho lieke Vlaamsche Bond en tegen de Rodenbachherdenking van Roeselare: « L e c a u c h e m a r g e r m a n o - a c tiv is te c o n tin u e » . Het lot van België stond op het spel, men moest meer luisteren naar kardinaal Mercier en voornamelijk de jongere clerus intomen die aan flamingantische agitatie deed (199). Alleen, men aarzelde, in Brugge zowel als in Tielt, om het kiesprogramma, dat door de Katholieke Vlaamsche Landsbond (Van Cauwelaert) op 9 oktober (200) was opgesteld en dat een trouwe copie was van het minimumprogramma (gelijkheid in rechte en in feite voorde Vlamingen) in de bladen te publiceren. Minnaert, die nog immer de belangrijkste hoofdartikels schreef, zag maar één gevaar : « H e t is n u v o o r a l d e o p k o m s t van h e t s o c ia lis m e d a t m e n v re e s t, e n m e t re d e n » en « la n g s h e t s o c ia lis tis c h w e g e lk e g a a n , ’t (197) GW , LXX, 22, 25 oktober 1919, 1-a. (198) GW, LXX, 18, 27 september 1919, 1-b.c. Zie K. VAN ISACKER, Herderlijke brieven over politiek, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1969, nr 42, 95-96; A. RUBENS, Een Vlaams standpunt. Onuitgegeven brieven van Mgr. De Baets, Collationes brugenses et gandavenses, VI, 3, oktober 1970, 408-409. De LP sprak nooit over Mgr. Rutten. (199) LP, LXXII, 86, 30 september 1919, 1-a.b.c onder de titel La Flandre Beige : «... L'Union sacrée ... voilà ce qui, pendant de longues années encore, aurait dû primer les luttes des partis ... Le sort, l'existe, ce même de la Belgique sont en jeu ... Nous le regrettons pour M. Poullet, nous le regrettons pour M. Helleputte et pour tous ceux du Vlaamsch Verbond ... Nous le regrettons aussi pour le jeune clergé, qui se mêla inconsidéremment à l'agitation flamingante ...». (200) M. VAN CAUWELAERT, trefw. Katholieke Vlaamsche Landsbond, EVB, I, 1973, 753.
56
is op de Bolchevistische strate geraken» (201). De onderhandelingen in het arrondissement Brugge, die uiteindelijk aanleiding gaven tot een compromis dat sterk overhelde in de richting van de Katholieke Vlaamsche Bond en de christelijke arbeidersorga nisaties, vallen hier buiten het bestek van deze bijdrage. Maar ze hebben Aloïs Vande Vyvere, lijsttrekker van Tielt, tot nadenken gestemd. De meetings kwamen echter zeer traag op gang. Maeseele vermeldde op Allerzielen de komst van Fritz Boone naar Egem «over de katholieke partij» (202). Minnaert trok op 8 november in de Gazette alle registers open: terug naar de katholieke jaren (203) . ’s Anderendaags was er grote meeting in het Gildhof met staatsminister Vande Vyvere. De collegeleerlingen gingen er in blok naar toe. Minnaert opende de vergadering. Kwamen dan in volgende orde aan het woord : Boone, de Pélichy, De Grève, Sap en Vande Vyvere. Het was de consecratie van het standen principe en het minimumprogramma. Wat Vande Vyvere op 18 mei nog niet kon slikken, had zich op 9 november al onherroepelijk doorgezet. Zelfs La Patrie had het opgemerkt (204) . Vande Vyvere nam kordaat afstand van de Frontpartij, die in West-Vlaanderen sedert september 1919 in Lichtervelde ge poogd had tot een provinciale organisatie te komen (205). Deken Vanden Berghe gaf het slotwoord (206). Maar de Gazette liet alleen, onder de titel «Voor wie gestemd ...?» op 14 november de Minnaert-versie horen. Algemeen stemrecht, met inbegrip van stemrecht voor de vrouwen (waar De Fuster een uitgesproken voorstander van was), democratisering, politieke autononomie van de christelijke arbeidersorganisatie, uitgesproken standen vertegenwoordiging, Vlaams minimumprogramma, de Katho lieke Vlaamsche Bond die dat alles wilde overkoepelen, zijn in de tekst van de oude redacteur verdwenen (207). Niemand meer dan hij incarneerde de oude generatie. Hij liet geen ruimte, tenzij nà de verkiezingen, aan Joseph De Fuster. Deze laatste kon er zich,
(201) (202) (203) (204)
GVT, LXX, 20, 11 oktober 1919, 1-b.c : De kiezing. A4, 2 november 1919. GVT, LXX, 24, 8 november 1919, 1-a.b.c. LP, LXXII, 104, 11 november 1919, 1-a.b: Evolutions : «... pour ne parlerque de la West-Flandre, à Coudrai, deux ouvriers prennent place sur la liste catholique, à Thielt-Roulers il en est de même et à Bruges, comme à Thourout, les cercles ouvriers voient les hommes de leur choix et de leur classe prendre rang parmi les candidats». (205) M. BOEY, art. cit. 1975, 2036. (206) GVT, LXX, 25, 14 november 1919, 1-b. (207) GVT, LXX, 25, 14 november 1919, 2-a.b.c.
57
in zijn ironiserende trant, mede vergenoegen een stukje te schrij ven over de onderhuidse verdeeldheid van de katholieke partij, onder de titel «Zes soorten van ontevredenen. Waarom ...?» Hij antwoordde zelf : « 1 ° o m d a t d e k a n d id a te n v a n d e k a th o lie k e l ijs t te v la a m s c h g e z in d z ijn ! 2 ° o m d a t d e k a n d id a te n va n d e k a th o lie k e l i j s t n ie t v la a m s c h g e z in d g e n o e g z ijn ! 3 ° o m d a t e r o o k w e r k lie d e n o p d e k a th o lie k e l i js t s ta a n ! 4 ° o m d a t h e t n ie t a lle n w e r k lie d e n z ijn d ie o p d e k a th o lie k e l ijs t s ta a n ! 5 ° o m d a t S a p o o k o p d e k a t h o lie k e l i j s t s ta a t ! 6 ° o m d a t S a p e n k e l o p d e v ie r d e p la a ts o p d e k a th o lie k e lijs t h e e f t ! » (208).
Dat er iets veranderd was in de streek leerde ons opnieuw het dagboek Maeseele. Op 14 november kwam D'Hondt in Egem spreken. «... e e n e v o o r d r a c h t g e g e v e n a a n d e w e r k lie d e n en k ie z e rs v o o r z e a a n te tr e k k e n o m v o o r d e k a th o lie k e l ijs t te s te m m e n e n m e t h e t d o e l a lh ie r o o k e e n e c h r is te n e w e r k lie d e n b o n d te
(209). Een christelijke werkliedenbond betekende, naar het voorbeeld van Brugge, Kortrijk en Roeselare niets meer of niets minder dan de Katholieke Vlaamse Bond met een sterke sociale en democratische inslag. De nieuwe tijden en de volks macht, om het met christendemocratische weekbladtitels uit te drukken, waren toch geboren. Er werden in het arrondissement, op 16 november 1919, 39.401 stemmen uitgebracht, waarvan 2.618 blanco en ongeldige. De katholieke lijst haalde 27.675 hetzij 70,7 % van de stemmen. De lijst had 17.228 kopstemmen en 10.447 naamstemmen. Dat was een nieuw stemgedrag. De verdeling van deze naamstemmen is uiterst leerzaam : 5.478 voor Isidoor De Grève, 3.358 voor Gustaaf Sap, 805 voor Aloïs Vande Vyvere, 560 voor Mahieu en 247 voor D’Hondt. De socialisten haalden 6.383 stemmen of 16,2 %. Dat was misschien in Midden West-Vlaanderen de grootste verras sing (210). De Fronters haalden 1.672 of 4,2 %, de liberalen 1.346 of 3,4 %. Blanco en ongeldige stemmen bedroegen dus 5,5 %. De Gazette van 22 november die de cijfers gaf (niet de procenten), had op de eerste bladzijde geen enkel hoofdartikel. Op de tweede bladzijde kwam De Fuster aan het woord : De wetgevende ver kiezingen van zondag 16 november. «... Ik g e lo o f d a t v o o r k e u r
s t ic h te n »
s te m m e n n ie t in d e a lg e m e n e r e g e l h e t p a s s e n d w o o r d is, w e z o u d e n ’t b e te r « s ta n d e n s te m m e n » n o e m e n . In d e rd a a d ’t is e n k e l
(208) GVT, LXX, 25, 14 november 1919, 2-c. (209) M, 14 november 1919. — laattijdig gaf LP toe, LXXII, 107,18 november 1919: Lendemain, 1-a : «... Aveugles sont ceux qui ne comprennent pas que la question flamande, notamment, est une question démocratique». (210) L. SLOSSE, o.C., 1962, 188.
58
op de katholieke lijst dat er, in verhouding met het bekomen aan tal stemmen, bovenmate veel voorkeurstemmen uitgebracht werden ... Meer dan vijfduizend werklieden stemden nevens «hunnen» kandidaat Isidoor De Grève, terwijl meer dan drijduizend landbouwers en Vlaamschgezinden nevens den naam van Hoogleeraar Sap stemden. (...) Die vast ingegroeide en diep gewortelde toestand die de eene stand immer aan de andere ondergeschikte maakte, scheen voor velen, tengevolge haren langen duur, een recht te zijn, terwijl het feitelijk enkel een toe stand was, zelfs een mistoestand waar het langs redelijker en weerdiger weg den lagere niet gegund was, — zelfs heimelijk zooniet openlijk gedwarsboomd — zich langs eerlijken en kundigen weg hooger op te heffen. Scherpe en hotsige tijden hebben er moeten komen om velen te doen inzien dat toestanden geene rechten zijn, en wee degenen die nog immer niet zien willen. Zij proeven zich tegen den stroom te stellen die hen verbrijzelen zal. (...) Dat deze die recht eischthet met kracht en klem, doch tevens met weerdigheid doe. Dat deze die om recht en alleen om recht, gevraagd wordt, daarin eene krenking van zijn recht zie, doch enkel afstand van ongegronde voorrechten. (...) De kiezingen in 't algemeen bezien, toonen duidelijk aan dater demokratischepoli tiek dient gevoerd te worden; dat de Vlamingen volle recht en snel recht moet geschieden; dat de katholieke partij meer dan eendrachtig zal moeten staan. De rechterzijde die na de wapen stilstand over de meerderheid beschikte had geenen durf, met min mannen hoeft zij nu meer durf» (211). Een geheel andere toon horen we, de volgende weeke, bij Désiré Minnaert: Van de kiezing. Zij is slecht uitgevallen. «Zij is de kiezing van de mis noegdheid». De schuld ligt bij het te plotse invoeren van het alge meen stemrecht op 21 jaar. «De katholieke partij heeft, met de kiezing, eene neêrlaag ondergaan, dat is zeker» (212). Op 14 december was er in de Katholieke Kring feest, met eerst een serenade aan de Goede Vrienden voor onderpastoor Lauwers. Minnaert zwaaide in zijn toespraak het eerst de lof naar hem toe, en pas dan naar de drie gekozenen : Vande Vyvere, De Grève en Sap, maar vergat Fritz Boone niet. De drie gekozenen
(211) GVT, LXX, 26, 22 november 1919, 2-a.b. (212) GVT, LXX, 27, 29 november 1919, 1-b.c. Cf. LP, LXXII. 110, 25 november 1919, 1-a: «Nous récoltons aujourd'hui les mauvaises fruits de cette cam pagne malsaine ...» (uit een interview met kardinaal Mercier). — LP, LXXII, 118, 13 december 1919, 1-a.b.: Politique, «Les récentes élections législa tives ont démontré qu’il y a quelque chose de changé dans l'habitus de nos compétitions politiques».
59
antwoordden, Vande Vyvere met een beroep op de « d in g e n va n v o o r tijd » die men niet mocht vergeten en moest doen herleven; De Grève met de belofte naarTielt te komen wonen en Sap met de verzekering dat hij « d e v e r d e d ig e r z a l z ijn van d e
de
V la a m s c h e b e la n g e n , o o k d e r b e la n g e n v a n d e la n d b o u w e r s ».
Proost Lauwers had het laatste woord, voor René Colle, be stuurslid van de Goede Vrienden en een telegram aan de familie Mulle de Terschueren. Oud en nieuw konden moeilijk dichter bij elkaar zijn, dan op deze zegevergadering (213). Doch over de kerstdagen heen zou de vraag in Tielt gesteld blijven, wie van beide, de oude of de nieuwe strekking het gehaald had. Daar kon den slechts de gebeurtenissen van 1920 en 1921 op antwoorden.
Romain VANLANDSCHOOT Oktober 1978
(213) GVT, LXX, 30, 20 december 1919, 1-b.c.d.
MET D A NK AAN : Lena De Bie — Rudi De Brabandere — Georges De Zutter — Rina Driessens — Maurits Strobbe — Emiel Van de Caveye — Jan Vander Meulen — Robert Vanneste — Ingrid Verstaen — Jozef Vervenne — Lutgart Wostyn
60
DRUK E VEYS, 8880 TIELT
Eén jaar GRATIS VERZEKERING voor de leden van : - V.T.B. - V.A.B. - Davidsfonds - Willemsfonds - V.O.S. - A.N.Z. - Bond Grote en jonge Gezinnen - Sporta - V.V.B. bij het afsluiten van een tienjarige polis in één van de takken - Brand - Burgerlijke verantwoordelijkheid gezin - Persoonlijke verzekering - Persoonlijke verzekering inzittenden auto
Inlichtingen bij onze plaatselijke bemiddelaars of rechtstreeks aan
n.v. De Wordstar en Boerliaave die de zaak aan de bemiddelaar van uw keuze zal overmaken
GENT : Groot-Brittaniëlaan 121. - Tel. (091) 25.75.15 ANTWERPEN : Louiza-Marialei 2. - Tel. (031) 33.98.05.
Dit is een wenk van haar kultureie stichting : V.Z.W. NOORDSTARFONDS. Agent : Gérard VANSTEENKISTE F. D'hoopstraat 89. - Tielt - Tel. 40.21.79
y. oaen/ no/n —
V
—-
<d l’t\
/.et tiep h e m ft
i
•«,
"-4jL-
~ o,
JL
-A_ ƒ
*
,=^
llo c r r
Gap. ( l a n d ,\ °
( Ij '/ ïv '.v v
ifHm l wcmh'inS \ i >
1_ ~~ 4r_ _
-y»=-
3//<>///snik}/ -7*_ " ^
'A_ jU ."
oh >
y
.,.
uurGit
r, ft
JS h tn v e n
'j
eruyj-e i s
tiende
.
iW
a
^
P l a i n e a e T o irnldiautfi
1*■ ^/J-vY .I/ & V .-tVi ,ƒƒ l'
o
Caterine ia te r m e V
lo n t e n e r n
/
£
Ü V > .V /,7 /7 1 ft
\ r , 7 fu lJ tT t'& H n 'h e lc J h if’
-,
7 , ...n,
B aboe
»
_^p
VUll/
^ H \/n o n d a to
^
//., .u ia /o c }
;.'
Jt
......“V " ' / : . .
ft rp
ft J i-d e ll b,h>,afà7o '^ \la a d e /o o E v v e n k e r'e k e f y A >Kj}>! , ,ir ^ E e J e ir a lle U ohnV uvet^ ^}h-^& jlLo/tai b u >i/,\IhX M T Ad 'È I Oo,r/iei'k\o ,i\h a eek en °J ^ K asekp n ekerke ft o K a r /o m a i'c k . ° jOioh , , ft &l i e r kon o & BeubrtM A. JGuen M ■ ha\*ne i \ r s.JÓeob I kP o ( m z n U a j n s n ^ ^ s ^ 'O l i e o t V -tU ie ,, /x o o'ten n e e t A -j Chap ■j ^ (■ t Stoken S a r t 'e n C r ia lp o y o \ Rolleme Gh. ^ ........ .............„ ^ le iic a y A ld E d & y * %o An te m. e JPiotoPKbooheck - ft
c ¥g_^
*V
te n jh n ie k
V [ i Mk
- ?'4 , , ft Elf'ken lankaert l*V plPsAeiiR r l;--'~{ietijniuiKiierc — Kolnnmo'beeoke ''............. e ---r ' * ■ • ft- ■* ne. J. ''-Ç eU bel: \, V S^pL^-tÊ^-lfaiinet'/t. ■ /• ^ S fcr Heeot , c ///n O/ ,e/iL o 'a ,, * \ l/u P PHum t f n t y•' m y17 kJeM . * „ , . — ••. / f roatayrm a - ... JloOirlede ^ <.fWW fcvvv4 ^ (t - a **y
tvke/n ft
'• •
*m
1 / 7 -Eaoobeek „
-- .v ï -sA
ï >.
\\V
A
^ ’ -ü-
, ,„
v
P s. Geere/eV VlebrK-k
••'■' r ^ W
/'ont,{/Steen.ili'àtc
v ïLienrfwü. k
J
d l o u k U i P ki/OU0 ( «f , x T
-\ * ï x
Vellekeni ,
l ' W
le.i7.7,
R o tm
—flïlil Ceiics , < ^ S
l
“ft
¥ .^ 7 /1
Jfo o rj'le ,
'h i
r+u
7%: A ' ft''1. ï 7 \ ft o -■>•• ’ -'A 4ÎJ y Wueneone
=!'■ ,7\-. S te in a e lM ■ \
^ SP aèN ’ö d e iv l
m a ille t
4
ï_
e TT."■/
b s t't
*
r ) a tid ^ P ii°
P M
-
'irounkvrft c • ^ > •
Zopitn aV
1RS.
[runere.r ‘t l 1
i
;
r ikytyloo'eC af,
MVï GptdeC.kebe 7 i X3.ij_ Menin À
’
/ B I /
.
j% i 7/
V'
-
G P U'
\
X
/
t > \ re le
:
/•*'
lo f
]> ^**
l Tii
i> yJ»/.-
'/ / ,w J v ,v -
"
Vie/\rtc/iïire
ï
/ i ' ,,: ,/‘^ 7
•&
*
x. ^
// // ;/, r|//, r///<*■
r*
,,
•/
'V
,
r>
L<
V
T
&Bt’üsvi ftrUiiijt'
.DçMeet'vunB rllein ., ° °#<
^ 'PO/'dt. v/c’
JViLis/ulriej'
4» V l \ V
y
S o n u ’t\ jf? i
J - y y
H
.ü
\>y
.........
'
T.a/uleolu
}v ^ L \ ih
4
'^ .Y ,’ />rl<’
*
PoeJ l’OO/'J
fa ir ,
Wet 'te %R ee o Ie te ^ )
,
' h v■ H e r e k t
'C ^
1 ï',r/\rj-elii' /
*<>’, . U-an/Icdn ■/?<
■ Ü ÏÏ.ïp U t M 'W -s J th u r
■ Hli ‘h l l l ° J >> \ % W r b i^
ƒ
) Ru
c
i - * M t',7 /% .~>tw
( W
^ fir e e k b o e y /x J ,, $ , ■ kbooth ç P i j - ' - i
.'Putti/ieni \ ƒ
5^r~ fR „Y ir \v^~.
*C# b r yJj \
-,
_
y
i’e r
f c
S
S
/
^
. 4,
H e1 i (_ ./----
.üi/.retetu \
,i ü
x h
^ L
\ b .n ,,t J/,.n „ s
-
* n Jïr r ^ ty x fj 6
■ ui/pe/nteeT-iï<-\
.i/ƒ
m r lFlY
n-2f-
v .0
A
_ s
rrn ^ Z p ^
*i > ?
.!!■ i
c
a ' 0
f rJ <■«' \ ^ R o e , e b e e k e t, . I R k j <Jt R ./ e h r .
/P /u n r e 'J-\
•j\JjeqR&r/i ///alle//hem -^d(-
yÇfle.rcft
^
M in der
■ Iru /eon t/n \ ' ter°- ' Â j f .
XAbeMmpJ
/,% & m t ii4 o e ,
L l ïkeB en yt-
1 v$y y
$
ï\
^ 0)//jhe,
3,
Lc/ukeTi *
^
(Pt’tt’tjhem 'bete ,11 If
■.
O N T E L B A A R
zijn de diensten die de Bank U kan-verstrekken zowel wat geldbeleggingen als wat kredieten betreft. Een goede raad ... bespreek in vertrouwen al uw financiĂŤle zaken met een deskundige van de
BANK VAN ROESELARE EN W E S T - V L A A N D E R E N
zo wint U zeker tijd en geld !
A g e n tsch a p T ielt, M a rkt 24
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor Tielt en de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 9, 8880 Tielt. Tel. 051/ 40.17.00 Ondervoorzitter : Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, 8780 Oostrozebeke. Tel. 056/66.90.91 Secretaris : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt. Tel. 051/ 40 . 18.38 Redactie : J. Billiet Ph. De Gryse W. Devoldere P. Vandepitte R. Vanlandschoot W. Vanseveren Lidmaatschapsbijdrage 300 fr. (te storten op PR. 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt). Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht.
INHOUD VAN DIT NUMMER G . Lams, De heerlijkheid van Wingene, de Heren van
Wingene
62
G . Lams, De heerlijkheid met voorbeelden uit Wingene
77
G. Lams, «Bloetschenderije» te Wingene in 1756
99
E. Vandecaveye, De Heerlijkheid «Goed ten Ryne» te Egem
101
A. Demeulemeester, Een obiit in de Pittemse parochiekerk
104
DE HEERLIJKHEID VAN WINGENE. DE HEREN V A N WINGENE.
I. ONTSTAAN. Wingene is zeker wel een van de oudste plaatsen van Vlaanderen. Omstreeks het jaar 800 is er hier reeds sprake van een heerlijkheid. Lodewijk de Goedaardige, zoon van Karei de Grote, koning van Frankrijk van 814 tot 840, gaf aan het Sint-Amands klooster van Elnon, de Villa van Wingene. Deze gift werd bekrachtigd en be vestigd door zijn zoon Karei de Kale, op 23 maart 847. Hier volgt een uittreksel uit die oorkonde die deze bevestiging meldt (vertaling uit het latijn) : «In de naam der heilige en onverdeelbare Drievuldigheid, Karei, bij de genade Gods, Koning ... Daar wij wantrouwig waren wegens de inzichten der opvolgende be stierders van Sint-Amands klooster in 't Doornikse, doen te weten dat wij, naar het voorbeeld van onzen doorluchtigen vader, Lodewijk, op het aandringen der monniken van dit klooster, uit de goederen van dit ge sticht, zekere villa's uitgesteken hebben, die uitsluitelijk aan de klooster lingen ten oorboire ende nutte zouden blijven, zonder dat de eene of de andere abt, om gene reden, deze villa's, tot iets anders mogen doen dienen, en, niet alleenlijk hebben wij goedgekeurd al hetgene ons vader, zaliger gedachtenis, hun gegeven had, maar uit eigen goedgunstigheid hebben wij er nog bijgevoegd wat ons nodig docht, verwachtende in ver gelding de gebeden der kloosterlingen, en van God een zalige beloning. Ziet hier wat ons vader, heugelijker gedachtenis, aan de kloosterlingen van Sint-Amands abdije gegeven heeft: in 't Brabandse ... en in het land der Menapiers, nu Mempiscus genaamd: Rollare, Hardoga, Cokenlare, Ledda, Ricoluvingaheim, Coloscampum, Wengheninas, Berneham en Bonart ... Gegeven den X der kalenden van april, Xe Indictie, Vile jaar der rege ring van Karei, allerroemrijkste koning. Gedaan in 't klooster van Sint Amand te Elnon in name Gods gelukkig. Amen» (1). Een villa (2) van die tijd bestond uit één of meer kleine pacht hoeven of hofsteden (manses), ieder met woning en omtrent twaalf bunder land, genoeg om geheel het huisgezin te onderhouden. Daarbij waren ook «kortwoonsten» of hutten (casae) zonder land en
62
eindelijk een soort koeiplekjes (hospicia) met een weinig land om te beboeren (3). Zeker is er in bovenvermelde oorkonde nog geen spraak van heer lijkheid of leenroerige afhankelijkheid (comitatus). Waarschijnlijk ligt daar echter wel de oorsprong van een der oudste heerlijkheden van Wingene, die later «Het Sint-Amandsche», zal genoemd worden. In die tijd onderscheidde men twee soorten landbezitters : — deze die het genot hadden van de grond, van zijn opbrengsten en van de maatschappelijke voordelen die aan zo'n bezit vast waren; — deze die eigenlijk de grond bezaten. Gebeurde het dat één en dezelfde persoon beide bezittingen had, dan was hij allodiale bezitter; had hij echter alleen het vruchtge bruik, dan was hij leen-bezitter. De oude allodiale bezitter van de Villa van Wingene was dus oor spronkelijk de Koning van Frankrijk. Aangezien Lodewijk de Goedaardige bijzonder mild wilde zorgen voor het onderhoud van de kloosterlingen van St-Amandsabdij, is het te vermoeden dat hij hun het vruchtgebruik met de voorrechten van die villa's afstond. Dit recht werd beneficia en later heerlijkheid genoemd. Wie ermee begiftigd werd, moest noodzakelijk leenman zijn en in zekere dienst van de gever staan.
(1) Johan Mabillon. Annales Ordinis S. Benedicti 11, (Parisiis 1704), p. 752. (2) Karei de Grote, die goed de beschavende invloed voorzag van een verstandig beleid van de grond, deed hier en daar landbouwinrichtingen, landhoeven aanleggen, «villae» genoemd. In 794 werden verordeningen uitgegeven nopens de hofsteden en het beboeren van koninklijke domeinen. Die regeling deed in onze bossen grote open plaat sen ontstaan, waar nieuwe landbouwdomeinen en later dorpen zouden ver rijzen. In 818 bestatigt een capitularium (verordening) dat veel nieuwe villa's waren ontstaan, met afhankelijke bidplaatsen of hofkapellen, met nieuwbebouwde landen errond. In die tijd zal de villa Winghina ook wel haar oorsprong ge vonden hebben. (3) Vergelijk Edm. Poullet, Histoire politique nationale, 2e ed., I, Louvain, 1882, p. 69.
63
GESLACHT VAN WINGHENE ? - 1372 DE SINOPLE A TROIS MACLES 2 ET I D'ARGENT AU CHEF D'OR CHARGE DE TROIS PALS DE GUEULES CRI : SOMERGHEM !
64
II. 'T GESLACHT VAN WINGHENE (7-1372) Al wie voor de eerste maal een charterboek doorbladert, wordt ge troffen door het groot getal edelen en ridders, die bijna op elke bladzijde voorkomen en de naam dragen van de een of de andere van onze Vlaamse parochies. Welnu, men weet dat er in de vroegste tijden geen erf- of familie namen bestonden : voornamen alleen waren voldoende om de mensen, nog klein in getal, uit elkaar te onderscheiden. Doch wan neer de bevolking talrijker werd, en de gemeenschappelijke betrekkingen meer uitbreiding genomen hadden, moest men noodzakelijk overgaan tot bijnamen, d.w.z. namen wijzende op een nadere aanduiding, een nadere bepaling van de persoon. Zo voegde men bij de naam van land- en dorpsbewoner, deze van zijn ambt, van zijn beroep, van zijn hoedanigheden, geestelijke of lichamelijke, van zijn familiebetrekkingen, van zijn woonplaats enz. De ridders of edelen integendeel namen doorgaans de naam aan van hun bezittingen of heerlijkheid en zoveel mogelijk de naam van de parochie waar hun eigendom gelegen was. Eerst waren het de onderhorigen die zo handelden tegenover hun heer, dan later de graven zelf in hun charters, totdat dit gebruik mettertijd algemeen bekrachtigd werd. Zo komt het dat wij in de geschiedenis van Wingene een oorspronkelijk geslacht ontmoeten, dat de naam van onze parochie, Wingene, draagt. We moeten echter niet geloven dat al de heren, die hier onder de naam «van Wingene» voorkomen, noodzakelijk tot het eerste geslacht behoren. Wij geloven eerder, dat wij hier, na verloop van veel jaren, voor twee en misschien meer geslachten staan, die elkaar, 't zij door aankoop, erfenis of huwelijk, in onze heerlijkheid zullen opgevolgd hebben. Volgens Com. Guiliard, de l'Espinoy en andere schrijvers, droegen de heren van Wingene voor wapen : «de sinople à trois mades 2 et 1 d'argent, au chef d'or, chargé de 3 pals de gueules». Deze schrijvers beroepen zich op het vermaard steekspel dat te Brugge gehouden werd op 11 maart 1393. Daar verscheen inderdaad Wouter van Winghene in het strijdperk met dit wapen op zijn schild (1). De uitgestrektheid van de heerlijkheid van Wingene is in de eerste tijden moeilijk te bepalen, oorkonden ontbreken en de heerlijkheid werd op verschillende tijdstippen, nu eens vermeerderd, dan ver minderd of verbrokkeld. We weten echter wel dat zij zich uitstrekte op een groot deel van Wingene en Zwevezele, en door haar onder lenen ook een deel van Ruddervoorde, Ruiselede, Oostkamp, Tielt en Egem bevatte. 65
Op het einde van de achttiende eeuw bestond de heerlijkheid van Wingene nog uit : als grondeigendom of foncier op onze parochie : 1. 18 bunders winnende land, gezegd 't Hof van Wingene. 2. 33 bunders veld of woestijn, waaronder het Miersveld of Ratteveld (2), het Heerveld (3), de Hondsvijver (4) en nog enige andere gronden, hier en daar gelegen (5). De heerlijkheid van Wingene was gehouden van het Leenhof van Tielt (6) (hoofdplaats van de Roede van Tielt) onder de kasselrij van Kortrijk. Al deze «Heren van Winghene» in juiste volgorde, met begin- en einddatum, rangschikken zal wel onmogelijk zijn, daar veel ge gevens uit de eerste tijden ontbreken. We zullen echter de opsom ming trachten te maken van de verschillende gekende heren van Winghene, gekend door geloofbare getuigschriften en wel bijzon der op oorspronkelijke handvesten gesteund.
RENIER VAN WINGHENE 1122 De oudste, ons bekende, bezitter van de heerlijkheid van Wingene, is Renier van Winghene (7). Hij verschijnt als getuige, samen met een groot getal edellieden, in een charter van het jaar 1122. Karei de Goede, om een eind te maken aan de klachten die de paters deden tegen Daniel, beschermheer van de abdij van St.Baafs, bepaalde de rechten van het voogdijschap, gelijk ook zijn grootvader, graaf Robrecht, gedaan had (8). Karei de Goede bekwam met deze rechtsgedingen wel de genegen heid van zijn onderdanen, maar wekte tegen hem haat en de wraakgierigheid van sommige edelen. Hij werd op 2 maart 1127, in de St.-Donaaskerk te Brugge, vermoord. Zijn dood was voor geheel Vlaanderen het begin van diepe rouw en allerhande onheilen volgden elkaar op. LAMBERT VAN WINGHENE 1128 Terwijl Diederik van den Elzas, die dan aan het hoofd stond van enige benden uit het Land van Waas, de hulp van de Bruggelingen inriep, deed zijn voornaamste mededinger, Willem van Norman die, zich als graaf van Vlaanderen erkennen door de bevolking van onze streken, en vooral door de edelen. Onder de aanhangers van Willem vonden wij ondermeer Lambert van Winghene. Toen hij vernam dat enige vrienden van Willem door de Bruggelin gen te Gistel belegerd werden, snelde hij er naar toe. Hij versloeg de vijand op 23 april 1128 en verbrandde daarna het kasteel van de notaris van Diederik in Beernem (9). De Bruggelingen van hun kant bleven ook niet werkloos. Met het
66
inzicht zich op hun nederlaag van Gistel te wreken, kwamen zij op 14 mei naar Wingene afgezakt en belegerden het kasteel van de heer van Wingene. Doch de bezetting weerstond zo dapper, dat de aanvallers, na vruchteloos stormlopen, het beleg moesten opbreken ( 10). Ln 1128 vinden we nog eens Lambert van Winghene in een charter, waarbij Willem van Normandie : «aan God, aan zijnen hieligen tempel en aan zijn bedienaars» de leenverheffen afstaat, «te betalen ter dood van deze die deze lenen van hem hielden» (11). Lambert van Winghene onderscheidde zich ook in de slag van Axpoele (21 juni 1128), waar Willem van Normandie, op zijn tegen strever, Diederik van den Elzas, een volkomen overwinning be haalde. Willem van Normandie genoot niet lang van zijn overwinning. Hij stierf te Aalst op 27 juli 1128. Enige edelen probeerden de oorlog verder te zetten. Diederik van den Elzas trok echter op 28 augustus 1128 met zijn zegepralend leger naar leper, terwijl de Bruggelingen het kasteel van Ruddervoorde roofden en verbrandden. Lambert van Winghene, Lambert van Ruddervoorde, Isaac van Voormezeele en veel aanhangers van Willem moesten het opgeven en vluchtten in het kasteel van Wijnendale. Van daamit deden ze nog veel uit vallen en strooptochten in de omliggende streken, die zij grondig verwoestten (12). Het moet zijn dat Diederik van den Elzas, de dappere heer van Winghene aan zijn kant kon krijgen, want in 1130 tekent Lambert een charter, waarbij graaf Diederik zijn geschil met de abt van St.Bertin aangaande de stad Poperinge vereffent (13). RENIER VAN WINGHENE 1145 In 1145 verschijnt nogmaals een Renier van Winghene als getuige in een charter, bij dewelke Diederik van den Elzas, op verzoek van abt Everdeus (35e abt van St.-Baafs te Gent) en zijn beschermheer Daniel, de rechten op het voogdijschap van de St.-Baafsabdij be paalt (14). FROMOLD VAN WINGHENE
1149 - 1167 - 1180 - 1190 - 1192 1195 - 1210 Philips van den Elzas, die reeds lang voor de dood van zijn vader (+ 17 januari 1168) met het beheer van het land was gelast, begiftigt bij brieve van 7 december 1149 de palle van Hertsberge, met 14 ge meten meers, naderhand geheten de Pallemeersch, gelegen te Oostkamp, onder de heerlijkheid van Baldwin, heer van Gentbrugge. Dit charter werd mee bezegeld door Fromold van Winghene (15). In 1167 tekent Fromold van Winghene, met andere edellieden, een 67
i
charter, waarbij graaf Philips de bezittingen en voorrechten van de abdij van Ninove bevestigt (16). Een charter van 1180'leert ons nog een Fromold van Winghene kennen. Hij tekent de brieven bij dewelke Philips van den Elzas aan de abdij van de Nonnebosschen een tiende schenkt, gelegen onder leper en Zillebeke (17). In 1190 is Fromold tegenwoordig bij de vereffening gedaan door graaf Philips in een geschil wegens een partij land, gelegen in de parochie van Eernegem (18). Op 26 juli 1195 tekent Fromold een charter waarbij Baldwin (19) de voorrechten bevestigt die de proostdij van St.-Amand bezat in de parochie van Ardooie (20). Dezelfde Fromold bezegelt in 1192 een charter waardoor Baldwin twee kapellaniën inricht in zijn kapel, die hij in 1190 in Kortrijk ge bouwd had (21). Fromold of Fremaut van Winghene leefde nog in 1210, want op 12 november 1210 verklaart : «Fremaut de Winghene, le père» samen met nog andere heren, zich verplicht «pour caution envers ce comte de Hollande, que Roger Ghiselin en Lambekin de Winghines, frères, ... rentreront en prison huit jours après qu'ils en seront sommés. A Male, le vendredi lendemain de la St Martin 1210» (22). ROSTO VAN WINGHENE 1169 Philips van den Elzas schonk in 1169 zestien kanonikale prebenden aan de kerk van St.-Pieter te Ariën : «tussen Wattene en Burburg lag een moeras op een grote uitgestrektheid, een ontoegankelijke modder, en was door de mensen onbruikbaar. Ik heb (zegt Philips) op mijn eigen kosten, ten prijze van veel zweet, die modderachtige moer doen uithalen en als het ware een betere natuur er in persende met geweld, in vrucht baar land veranderd. Omdat Walter van Kortrijk een groot deel van dat land, te weten dry honderd gemeten, en ook enige van mijn leenknechten, te weten Rosto van Winghene, en anderen, een groot deel van het zelfde land ten titel van leen, uit mijn eigen hand voortijds bezaten, heb ik het wederom met den gelde mij toegeëigend en insgelijks aan dezelfde kerke van Ariën geschonken» (23). ROGIER VAN WINGHENE 1217 - 1226 - 1238 - 1241 In het begin van de dertiende eeuw vinden we als plaatsheer Rogier van Wingene. Hij huwde Agnes van Lichtervelde, dochter van Jacob en Agnes de Masmines. Daar Jacob van Lichtervelde slechts twee dochters had, Agnes en Johanna, vrouwe van Rogier van Seclin, werd Rogier van Winghene bij het overlijden van zijn schoonvader (+ 23 januari 1217) ook heer van Lichtervelde. In februari 1217 bevestigt hij, samen met zijn vrouw, Agnes, de 68
giften die zijn schoonvader, Jacob van Lichtervelde, gedaan had aan de kerk van Eeckhoutte (24). Deze giften werden door Johanna van Vlaanderen gaarne bekrach tigd. Sedert de slag van Bouvines (1214) immers was haar man ge vangen en ze spande alle middelen in om het volk te behagen. Zij bouwde kerken en kapellen, stichtte kloosters en godshuizen en probeerde zo, door tussenkomst van de geestelijkheid, haar man, graaf Ferrand, uit de gevangenis te verlossen (25). In 1218 trok Rogier van Wingene, samen met zijn broer Fromold, op Kruistocht (26). In 1226 sloot Lodewijk VIII het verdrag van Melun, dat zeer ver nederend was voor Vlaanderen. De koning van Frankrijk eiste niet alleen de goedkeuring van graaf Ferrand en zijn vrouw Johanna, maar eiste tevens de waarborg van de edelen en gemeenten van het Vlaamse land, die hen verbinden moest de koning van Frankrijk bij te staan, in geval de graaf van Vlaanderen aan zijn beloften te kort zou schieten. Onder de edelen vinden wij Rogier van Winghene, bij brieven gegeven te Brugge op 17 december 1226 (27). In januari 1238 verpandt Rogier van Winghene nogmaals zijn woord, om de koning van Frankrijk te dienen tegen de graaf van Vlaanderen, indien deze de overeenkomst zou verbreken. Op dit stuk noemt hij zich zelf Ridder, en hij bevestigt dit met zijn zegel (28). In maart 1241 begiftigt Rogier van Winghene de kerk van St.-Bertinus te St.-Omaars, met de tienden gelegen in de parochies Passendale en Zonnebeke (29). Bij de dood van Rogier ging de heerlijkheid van Lichtervelde over naar Rogier van Lichtervelde, zoon van Jan, heer van Koolskamp (30). De heerlijkheid van Wingene bleef in het bezit van Rodolf of Raoul van Winghene (31). RODOLF VAN WINGHENE 1257 - 1260 Rodolf van Winghene is ons bekend door een latijns charter (waar van wij maar een gebrekkig afschrift hebben), waarin ridder Rodolf en zijn vrouw Sibelia, «tot betalen hunner schulden, de tienden van den auteur van Winghene, verkopen aan de kerk van Wingene voor de som van zeshonderd ponden vlaamse munte» (32). In 1260 bekrachtigde Rodolf van Winghene de verkoop die zijn moeder, Agnes van Lichtervelde, gedaan had aan de «religieusen ende convent van Moorseele», over haar tienden in de parochie Lich tervelde, mits 22 ponden vlaamse munte. Dit charter werd ge tekend : «maendaechs voer Sente Marie Magdalenedach 1260» (33). Na de dood van haar man (?) ziet men zijn vrouw, Sybelia, een tweede huwelijk aangaan met Allaert van de Walle. Zij verkopen in 69
1274 een deel van haar goederen, 45 1/2 bunder land gelegen tussen de parochie Wingene en Ruddervoorde, aan Jan van Hertsberghe (34). Jan van Hertsberghe schonk deze goederen aan de Paters Ter Duinen die zo hun boerderij merkelijk vermeerderd zagen. LODEWIJK VAN WINGHENE 1279-1293 In een charter van 1279 is Lodewijk van Winghene getuige bij brieven die Beatrix, vrouwe van Kortrijk, doen kennen dat Wouter van Houlede, ridder, aan Isabella van Machelen, het jaarlijks in komen van een tiende, welke hij in leen hield van Beatrix, als jaar lijks inkomen schenkt (35). In 1293 bezegelt Loonis van Winghene, als leenhouder van de graaf van Vlaanderen een charter, waarbij de Bruggelingen zich vrij maken van het tolrecht, jegens de grote tolmeester Jan van Gistel, voor 2.800 ponden vl. munte. (36). GILDOLF VAN WINGHENE 1302 De regering van Gwijde van Dampierre was voor Vlaanderen een aaneenschakeling van rampen en onheil. Beurtelings ging de graaf een verbond aan, nu eens met de koning van Engeland, dan met de koning van Frankrijk. Verschillende malen drongen de Franse legers in ons land, bezetten de steden en hadden het beheer van Vlaanderen om zo te zeggen in handen. De koning van Frankrijk wou kost wat kost Vlaanderen aan zijn kroon vasthechten. Onder voorwendsel genade te schenken en over vrede te onderhandelen, ontbood Philips de Schone de graaf met een vijftigtal edelen. Het ganse Vlaamse gezantschap werd in hechtenis genomen (24 mei 1300). Philips de Schone's doel was eindelijk bereikt. In mei 1301 kwam de vorst, vergezeld van zijn gemalin en een schitterend gevolg het graafschap als heer en meester bezoeken. Zijn oom Jacob de Chatillon, werd bestuurder van Vlaanderen. Veel van de overgebleven edelen werden aanhangers van de koning van Frankrijk en kregen de naam «Leliaarts». Onder hen was ook de heer van Winghene, Gildolf (Despars noemt hem Rudolf). Na de «Brugse metten» (18 mei 1302) riep Philips de Schone een machtig leger op en onder leiding van Robrecht van Artezië, trokken ze op weerwraak. De Bruggelingen bleven ook niet stil zitten en onder leiding van Willem van Gulik, met Jan en Gwijde van Namen, werd een leger macht samengetrokken. De burgemeesters van Brugge, Martijn Van der Rughe en Heme, leenden een som van meer dan 15.000 pond. Deze som werd voorgeschoten door 35 neringen en de poor
70
ters van verschillende steden en gemeenten, waaronder Winghene (37). De ambachten en neringen (38), bijgestaan door een groot getal edelen (39) maakten zich klaar voor de strijd, die beslist werd op de Groeningekouter op 11 juli 1302. Veel edelen sneuvelden (40) waar onder Gildolf van Winghene. Vlaanderen bleef vrij ! ROGIER VAN WINGHENE 1315 In 1315 zien we weer een Rogier van Winghene, als getuige in een uitspraak die graaf Robrecht (41) deed in een geschil tussen Zegher van Liedekerke, ridder, heer van Boulers en de lieden van de stad en de landen van Geraardsbergen (42). DANIEL VAN WINGHENE 1348 In een oorspronkelijke koopakt van die tijd zien we Daniel van Winghene als plaatsheer van Wingene. De verkoping ging door op 4 januari 1348, «voor Maes van Scaerpinghe, baliu Daneels van Winghene» (43). Op 3 augustus 1348 deed Jan van Acker een nieuwe aankoop van een hofstede, «die men hetet Drubbels hofstede ... binnen Daneels herscepe van Winghene» (44). DIEDERIK VAN WINGHENE 1356 - 1368 - 1369 Jan van Acker koopt op 16 juli 1356 een partij land te Wingene «lig gende te Rijsberghe». De akt werd verleden voor Philips Tkindt «baliu», Philips en Willem van der Vloet, Willem de Wulf en Jan de Smet «scepenen van Diedryx van Winghene» (45). De archieven van Wingene en onder andere het renteboek van de kapellanie van O.L.Vrouw, dat uittreksels bevat van het jaar 1368, maken meer dan eens gewag van Diederik van Winghene. Hij stierf in 1369 en liet de heerlijkheid van Wingene over aan zijn zuster Margriete, zoals blijkt uit het leenverhef : «1369-1370 Item van joncvrouzve Margriete van Winghene van eenen leene dat hare toekwuaem ende verstaerf bi der doet van Diedericke, haren broeder ontfaen» (46). MARGRIETE VAN WINGHENE 1370 - 1372 Margriete van Wingene huwde met Jan de Leude. In een charter van 3 november 1370, berustende in de archieven van den Vrijen te Brugge zien we : «Wij Heynric de Poertere, balliu ende wettelyc maenre in dezen tyde mire Joncvrouiven van Winghene, ende fans Jueden haer kerckelyx voghets ...» (47).
71
Jan de Jeude (elders Jan de Leude of de Lende geschreven) is ons enkel bekend door een misdrijf dat hij beging tegen de lieden van Poelvoorde, en waarvoor hij gevonnist werd door de Raad van Vlaanderen om aan de graaf van Vlaanderen 25 ponden gr. te be talen (48). Jan de Leude en zijn vrouw Margriete, verkochten de heerlijkheid van Wingene in 1372 aan Mevrouw Van Tomme (49). x Na het hier uitvoerig besproken geslacht van Wingene (7-1372), volgenden volgende geslachten elkaar op : Van Poucke (1372-1506), Tristram (1506-1530), van Gramez (1530-1582), Mesdach (15821607), van Haveskercke (1607-1687), Van Schoore (1687-1730), De Croix (1730-1855), de Montmorency (1855-1887) en De Curel (1887?). Bespreking van deze geslachten kan de stof vormen voor meer dere andere artikels.
Guido LAMS.
(1) Onze opzoekingen laten echter niet toe Wouter van Winghene onder de bezit ters van Wingene op te nemen, maar wij kunnen ook niet ontkennen dat hij waarschijnlijk tot de familie behoorde en misschien als vertegenwoordiger van het aloude geslacht optrad. Wouter droeg hetzelfde wapen als de heren van Bautershem, hetgeen ons doet vermoeden dat beiden tot de zelfde familie behoorden. Dit vermoeden wordt enigszins bekrachtigd door Butkens in zijn «Trophées de Brabant», waar hij zegt dat Wouter van Winghene, hoogstwaarschijnlijk de zoon was van Wouter van Bautershem, «gezeid van Winghene», tweede zoon van Hendrik II, ridder, heer van Bautershem in 1223, 1224 en 1232. (2) Het Miersveld of Mireveld was vroeger een belangrijk deel van de heerlijkheid van Wingene, eertijds bekend als Mindervelt. Zo vinden wij in een leenverhef van de Heerlijkheid van Wingene van 1366 door Diericx van Winghene : «Item ute desen leene (Heerlijkheid van Wingene) gaet jaerlycx te mins heeren lijfnere (a) vorseit van eene plaetse heet Mindervelt (b) item houd Diedericx zwasnede (c) de helft van desen vorseit leen in douwarien; item up dit vorseit leen heb ben Diedericx zusteren van haers vader goedinghe XIX LL, parisis sjaers (d)». (a) lijfnere = lijfnede = ten oorboore = ten profijte; (b) Mindervelt kan later wel minrevelt-mirevelt-mirsvelt-mierevelt geworden zijn en betekent «velt van mevroùwe»-mire vrouwe van Winghene; (c) zwasnede = swayerinne (Kiliaen); (d) Rijksarchief te Brussel — Rekenkamer, Reg der Leenen van V I, n° 1059, f° 168. In een staat van goederen van 1785 vinden we het Miersveld zo beschreven : «eene partije velderijen alsnu bosch, gelegen binnen de prochie, verre suyt west van de kercke, genaemt het Miersch ofte Rattevelt, op welcke het gerechte (galg) van Wynghene, ten suytsijde plagte te staen, palende oost Ve en hoirs d'heer Rodants,
72
(3)
(4) (5)
(6)
(7)
vrauw douarière Capiteyn de Caigny, Emmanuel Bonne en Coquelaers bosch, suyt het Sinte Amants straetien, separerende de prochien van Wynghene ende Eeghem, ivest den ouden pittemschen bruggewegh ende noort Emmanuel Bonne, met den soogenaemden wagtbosch, groot 4 bunderen 160 roeden». (In 1527 verkocht Victor Tristram, Hr van W., een gedeelte van het Miersveld, 8 of 9 gemeten, aan Cornélius Roose, fs Olivier, voor elf ponden grooten VI. munte). Het Heerevelt was gelegen: «verre noort van de kercke van W., digt bij het gescheed vande prochie Wynghene en Ruddervoorde» en nabij de Munkebossen. Het bedroeg 14 bunders en 241 roeden. De Hondsvijver was een partij land, west 't Heerevelt, groot 8 bunder 284 roeden. De overige eigendommen bestonden in enige allodiale gronden, zoals de Pouckebilcken, 't Konynhol enz. die in de nabijheid van het kasteel gelegen waren. Roede, district, grondgebied, rechtsgebied op hetwelk de hoogballiu zijn ge zag uitoefende. De baljuw was de vertegenwoordiger van de graaf voor de stad Tielt en tevens voor de ganse Roede. Het hoogbaljuwschap werd meestal toevertrouwd aan een voornaam edelman die zich niet metterwoonst in de stad kwam vestigen en slechts in de belangrijke beslissingen tussenkwam. Voor de gewone uitoefening van het ambt liet hij zich vertegenwoordigen door een plaatsvervanger, die de titel van baljuw van de stad droeg. De roede van Tielt was gevormd door de stad Tielt en door het gebied dat buiten de stadsgrenzen gelegen was, en zich over een grote omschrijving uit strekte. De roede was dus het platteland en vormde het ressort van de stads schepenen, die er de rechtspraak over uitoefenden, tenzij waar een heerlijk heid jurisdictie bezat. Onder de roede behoorde het deel van de Tieltse parochie dat binnen en een deel dat buiten de omheining lag, en de parochies Pittem, Egem, Zwevezele, Wingene, Ruiselede, Poeke, een deel van Lotenhulle, en Vinkt, Kanegem, Aarsele, Wontergem, Gottem, Dentergem, Markegem, Oeselgem, Wakken, Sint-Baafs-Vijve, Wielsbeke, Oostrozebeke, en Meulebeke. De jurisdictie van de stad over de rede, kenmerkend voor de inrichting van de kasselrij Kortrijk, reikt tot in de dertiende eeuw terug en legt uit hoe iedere roede haar eigen recht bezat, het kon wijzigen en optekenen zonder tussenkomst van het kasselrijbestuur. De stadsmagistraat oefende het gezag uit over een gebied, dat uit twee delen was samengesteld : de stad en de roede. De stadsmagistraat van Tielt was samengesteld uit een baljuw, een schout, zeven schepenen en een college van raden. Behalve een schepenbank, bezat Tielt een leenhof, dat onmiddellijk van de graaf afhing en bediend werd door de hoogbaljuw als maner en een onbepaald aantal leenmannen als recht sprekend college. E. Strubbe, «De luister van ons oude recht», pp. 202-206, 1973, Rijksuniversiteit Gent. Publ. Fac. rechtsgel./5. In «De Vlaamse adel voor 1300» vermeldt E. Warlop Fromold I als eerste (pri mas) heer van Wingene, dit op 27 mei 1107 (verc. N° 37) en ook nog tussen 1111 en 1115 (veie. N° 75). Ook Renier verschijnt op 21 maart 1107 en zelfs in 1122 (verc. N° 107). Hoe die echter met elkaar in betrekking stonden is ons niet bekend.
73
(8) Serrure, «Cartulaire de St Bavon à Gand», p. 28. E. Le Glay en E. de Coussemaker, «Inv. anal, en Chro. des archives de la cham bre des comptes à Lille», I,'p. 25, Lille, 1865. (9) Custis, «Jaerboeken der stadt Brugge», I, p. 169, Brugge, 1765. (10) A. De Vlaminck, «La bataille de Thielt», in Messager des sciences Histor., Gand, 1877, p. 72. (11) Léopold Devillers, «Inv. des arch. des commanderies Belges de l'ordre de St Jean de Jeruzalem», Mons, 1876, p. 169. (12) A. De Vlaminck, «La bataille de Thielt», p. 22. N(incolas) D(espars) en F.R., «Chronyke van Vlaenderen», Brugge, A. Wyts, I, p. 173. (13) F.H. d'Hoop, «Rec. des chartes du prieuré de St Bertin à Poperinghe», Brugge, 1870, p. 14. (14) Serrure, «Cartulaire de St Bavon à Gand», p. 37. (15) E. Van den Bussche, «La prévôté d'Hertsberghe». In: La Flandre, II, 1868-1869, p. 256. Rijksarchief te Brussel, Cart. et Manuscrit, f° 8. (16) Miraeus, «op. dipl.», I, p. 543. Le Glay et De Coussemaker, «Inv. arch. des Comptes à Lille», I, p. 43. (17) Léop. van Hollebeke, «L'abbaye de Nonnebossche», Bruges, p. 63. (18) F.H. d'Hoop, «Rec. des Ch. du Pr. de St Bertin», p. 27. (19) In 1190 vertrok Philips van den Elzas met de derde kruisvaart naar het H. Land. Hij overleed op 1 juni 1191 in het beleg van Prolemais. Baldwin VIII volgde hem op. Van dan af werd Vlaanderen met Henegouwen verenigd. (20) Mussely et Molitor, «Cart. de l'ancienne église Coll, de N.D. à Courtrai», Gand, 1880, p. 1. (21) Kervyn de Lettenhove, «Hist. de Flandre», Bruges, 1853, I, p. 335. (22) St Génois, «Droits primitifs, etc.», tome I, Paris, 1782, p. 424. Trésorerie des chartes de Hainaut à Mons, N° DD 2. (23) Latijnse charter Miraeus, op. dipl., I, p. 186. (24) Archieven van de abdij van den Eeckhoutte, berustende in 't Groot Seminarie te Brugge. (25) De dood van Philips August (1223) en de troonsbeklimming van zijn zoon Lodewijk VIII, schenen voor Johanna een gunstig ogenblik om haar smekingen te hernemen. De vrede van Melun werd getekend, en Ferrand, na meer dan twaalf jaar opsluiting in het Louvre, werd op vrije voeten gesteld (1226). (26) R.A. Antwerpen oork. Pitsemburg, N° 8. (27) Wouters, «Diplômes imprimés», D IV, p. 20. (28) Op deze zegel staat aan de ene zijde Rogier afgebeeld te paard, aan zijn linIinkerhand een schild houdend met zijn wapens. Hij droeg een vierkante helm en een wapenrok over het harnas getrokken en daarrond «sigillum Rogeri de Winghines et de ...». Langs de andere zijde stond een effen schild en daarop een balk met vijf han gers. Rondom «Secretum meum michi» (Teulet Layette du trésor des Chartres, II, p. 367). (Douet Collectio de sceaux, II — Paris 1867 — N° 3960). (29) Archieven van het Groot Seminarie van Brugge. (30) Gailliard, «Bruges et Ie Franc». (31) De l'Espinoy, «Rech. des ant. et nobl. de Flandres Douai», 1631, p. 301. Volgens E. Warlop had Rogier I vier kinderen : — Radulf x Sibella — Rogier II x Sara — Walter — Jacob.
74
(32) «Rodolf van Winghene, ridder en Sibelia, zijne vrouw; aan allen die deze tegenwoordige letteren zullen zien of horen, zaligheid in de eeuwige God. Kond zij U allen dat wij, Rodolf en Sybelia, uit vrijen wil, noch vreze, noch aanstoking daartussen komende, maar uit dringende noodzakelijkheid tot het betalen onzer schulden, met dewelke wij ten hoogste belast zijn, verkocht hebben, voor eeuwig, goed ende wettelijk, volgens de wetten van het land, onder goedkeuring van onze Eerw. Bisschop van Doornik, ordinaris van deze plaats, kennisse en wijs domme van de mannen van de kerk van de H. Amandus in onze patrimoniele wei landen, aan de zelve kerk, voor en mits zeshonderd ponden vl. munte, de tienden, of de opbrengst der tienden, en alles wat wij genieten in offergiften, en casuele in komsten van het altaar van de kerk van Wingene, alsook het recht van patronaat schap van deze kerk ... Wij, Rogier, jacob en Wouter, schoonbroeders van voorn. Rodolf, keuren goed en loven en erkennen dat met onze toestemming en wil is geschied de voorzegde ver koping ... aan de kerkmeesters derzelve kerk gedaan ... In teken van waarheid en weerde hebben wij, Rodolf, Sibelia en Rogier, eigen zegels hebbende, dezeve aan deze en tegenwoordige charter doen hangen ... ten jare 1257 in den maand augustus». (33) Charter uit het Cartularium van Wevelgem 1260. (34) «Cronica abbatum monasterii de Dunis», Bruges, 1839, p. 122. (35) Baron Jules de St Génois, «Inv. Anal, des Chartres des C. de El.», N° 256, p. 79. (36) Custis, «jaerboecken der stadt Brugghe», I, p. 249. Loonis van Winghene droeg in zijn wapen: «Lambel es cinq pendants». Wat doet vermoeden dat hij een oudste zoon was. Op zijn zegel, gedeeltelijk ge broken, leest men nog: + 'LONIS van W...HE (Gilliodts-Van Severen, Inv. arch. Bruges, I, pp. 34-35). (37) «De slag van Kortrijk in 1302», door Theodoor Stevens, p. 25. (38) De wethouders van Brugge betaalden in 1302 een vergoeding aan 33 ambach ten. De wevers, 1188 man sterk, waren verdeeld in 7 «vouden» of afdelingen. De volders hadden 31 «vouden» van 15 man ieder. Al de neringen leverden 7.308 wapenknechten. Villani schatte het ganse leger op 20.000 mannen. (ibidem, p. 48). (39) Onder de edelen vinden we twee heren van Poelvoorde, zoals een rekening van 29 augustus 1302 ons leert : «Rekening der stadt Brugge van 29 augustus 1302. Verblijfkosten van Willem van Saliers en zijn gezellen bij de Slag der Gulden Sporen ... item, pour Johan, le fil Wautier de Polevorde XX s. item, pour Gillon de Polevorde, de puis kil vint à mon signeur XXX s.». (Gilliodts-Van Severen, «Inv. Arch. Bruges», I, p. 146). (40) — De Weert verzekert «dat er 2200 edele Franchoysen ende vele princhen» op het slagveld omkwamen; — Een Artesische kroniek: «Er waren wel 5.000 doden, zij behelst 62 namen van graven en prinsen»; — Het Gentse Memorieboek wil dat er «wel XI duysent edelmans ende VIII duysent anderen in gheheel den slach bleven»; — De Minorita Gandavensis geeft 20.000 Franse doden. (Theodoor Stevens, «De Slag van Kortrijk 1302», pp. 60-61). (41) Gwijde was op 5 maart 1305 in de gevangenis van Compiegne overleden. Zijn oudste zoon, Robrecht van Béthune, volgde hem op. Hij stierf op 17 septem ber 1322, enige maanden na de dood van zijn oudste zoon Lodewijk van Nevers. Robrechts kleinzoon, Lodewijk, erfde de grafelijke kroon.
75
(42) De l'Espinoy, «Rech. des ant. et nobl. de Fl Douai», 1631, p. 301. (43) Deze verkoping geschiedde op 4 januari 1348 na «gheboden te Winghine in de kercke drie Sondaghe». Het ging over «vier ghemeten en eene linie lands ende meersch ligghende te eenen stecke te Rijsberghe, dat men heet Touverstic ende de mersch der toe». («Arch. van den Staat» te Brugge. CH. vermeld bij E. Van den Bussche). (44) «Een hofstede die men hetet Drubbels hofstede, die groot es drie gmete vive en twintich roeden min, Curter roeden. Ende nog eenen bek, die men heet Wullefs hofstede (vandaar waarschijnlijk de naam Wulfhoek), die groot es drie gmçte ende twee ende veertich roeden. Ende noch eenen belc die men hetet den Veldeghe belc, ligghende tusschen Wullefs hofstede ende Katelinen Hanne Weyts bilke, dese es groot vire linien ende achttien roeden, curter roeden. Somme van desen voorseiden lande so es sevene gmete ende twee linien ende vive en dertich roeden, curter roeden. Ende dit voorseide land leghet al in de prochye van Ruddervoorde ende bin Daneels herscepe van Winghine ...». (Arch. van de Staat, te Brugge, lade 84, voorl. N° 981). (45) Arch. van de Staat, Alg. meng. Ch., Lade 81, N° 795. (46) Rijksarchief te Brussel, Rekenkamer, gerolde rekening N° 2366. (47) Daarna verschijnen een reeks personen, waaronder Bauten van Rijsberghe, Gillis Weits, Philips 't Kindt en zijn vrouw Maria van Rijsberghe, als ver kopers van gronden gelegen in Wingene «in een jeghenode die men heet te Rijsberghe, aen de zuutsyde van daer Willem Sherryn vorsiet nu ten tyde wonende es, ende tusschen Boudens Vos vivere an d’een zy de ende tusschen Gillis Weits ende Willem van derVloet, Philips zone meersch an d'ander zyde». De aankoper van die gronden was Baldwijn de Vos, die op onze parochie reeds eigendommen bezat. Het stuk werd getekend door schepen Jan de Hond, Jan Bouden, Philips van der Vloet ende Jan Gommaringhen. (Archieven van de Staat, Algemene mengeling, Charter, Lade 86, N° 1132). (48) Rijksarchief te Brussel, Rekenkamer, gerolde rekening N° 1041. (49) Wij lezen in een rekening van vereffening van lenen gehouden van 't kasteel van Kortrijk over de jaren 1372-1373 : «Item van Jhan den Jeude ende mi-joncvrauwe sinen wive van eenen leene ligghen de in de prochie van Winghene dewelke sy vercochten mevrauwe van Tommen der in gheervet bi commissien van minen gheduchten heere vorsereven ontfaen X //.». (Rijksarchief te Brussel, Rekenkamer, ger. rek. N° 2369). Deze verkoop wordt bevestigd door een balierekening van Kórtrijk van 20 september 1372 tot 10 januari 1373: «Item van dan Jhan de Jeude ende Joncvrauwe Margriete van Winghene, sien wettelyk wyf, hebben vercocht C II. par. siaers te lire de penninc VIII up een leengoet gheheeten te Winghene, dewelke zy houdende sien van minen gheduchten heere van Vlaenderen. Item voert boven desen, so hebben zy vercocht 't gheheele leengoet XVIII C II par. mire vrauwen van Tommen der in gheervet bi commissien van minen gheduchten heere vorscreven, ontfaen van tiende penninghen van de vorscreven coepen II C LX ll. pars.». (Rijksarchief Brussel, ger. rek. N° 1326).
76
DE HEERLIJKHEID met voorbeelden uit Wingene
I. DEFINITIE VAN DE HEERLYKHEID. Een alomvattende definitie van een heerlijkheid geven is zeer moeilijk. Wij kunnen een heerlijkheid echter nader omschrijven als : een grondgebied waarover iemand van rechtswege en in eigen naam overheidsgezag uitoefende. De heerlijkheid was dus een soort koninkrijkje (1) in het klein (2).
II. ONTSTAAN. De heerlijkheden zijn ontstaan in de loop van de tiende en elfde eeuw, ten gevolge van het groot verval van het koninklijk gezag bij de Karolingers, dit vooral na het verdrag van Verdun, dat in 843 het grote rijk van Karei de Grote in drie delen splitste, name lijk: Oost-, West- en Midden-Frankenland. Karei de Grote, die zijn groot rijk in gouwen indeelde, stelde over iedere gouw een graaf aan, ambt dat weldra door zijn opvolgers erfelijk gemaakt werd. Daar de graaf niet meer kon afgezet worden, raakte het gezag van de vorst in verval en daarvan maak ten sommige gouwgraven gebruik om zich tot echte territoriale vorsten op te werken. Op kleinere schaal vestigden ook talloze heren hun persoonlijk ge zag over kleine of grote gebieden. Dit gebied werd dan een heer lijkheid genoemd (3). Om dit gezag te doen naleven gebruikten de heren de rechtspraak, zowel het burgerlijk recht als het strafrecht, als bijzonderste wapen. De voornaamste heren hielden hun heerlijkheid rechtstreeks van de vorst in leen, langs de leenhoven of kasselrijen om. Op hun beurt waren deze grote heren leenheer over een aantal kleinere lenen. Ze hadden hun eigen leenhof, waarin al hun leenmannen zetelden. Dit strafrecht liet de heer, langs zijn baljuw om — die steeds voor zitter was van de schepenbank —, uitoefenen. Dit strafrecht was bij iedere heerlijkheid niet even groot. Zo hadden wij hoge, middelbare en lage justitie (4). 77
III. INWONERS. Naast de heer, hadden wij de boeren, de horigen en de vrijen. De boeren waren meestal geen eigenaar van de grond die ze be werkten. Op grond van een erfelijk gebruiksrecht, met een jaar lijkse grondcijns belast, betaalden ze het gebruik van de grond zowel in geld als in natura. Deze oude grondcijns was erfelijk en onveranderlijk vast aan het stuk land, zodat in latere tijden deze grondcijns steeds lichter uitviel zowel voor de boeren als voor de heren (5). Het grootste gedeelte der inwoners van een heerlijkheid waren horigen, lijfeigenen of laten. Ze waren geboren in de heerlijkheid en brachten er hun hele leven door. Ze waren «met handen en voeten» aan hun heer gebonden en konden zich aan de heerlijke rechten niet onttrekken. Men had opzittende (die binnen de grenzen van de heerlijkheid verbleven) en afzittende laten (buiten de heerlijkheid gevestigd). Uit vrije ouders geboren mensen konden ook de heerlijkheid be wonen, doch ook zij dienden het overheidsgezag van de heer te erkennen en waren onderworpen aan de heerlijke rechten (6). Sommige heerlijkheden vielen ongeveer samen met een dorp, o.a. Zwevezele en Lichtervelde. Andere heerlijkheden strekten zich uit over verscheidene dorpen en kregen zo de naam van «land», o.a. het Land van Wijnendale in het Brugse Vrije. Wingene bevatte twee grote heerlijkheden, die gehouden waren en afhingen van het leenhof van Tielt: 1) de Heerlijkheid van Wingene, naar de plaatsheer genoemd, en 2) de Heerlijkheid Poelvoorde, naar het aloude geslacht van Poelvoorde. Kleinere onder lenen hingen er van af (7), of waren afhankelijk van andere grote heerlijkheden zoals Oyghem, Ayshove, e.a.
IV. SOORTEN GRONDEN. In de negende eeuw begon men stilaan drie soorten gronden te onderscheiden : a. allodiaal goed; b. leengronden; c. cijnsgronden.
78
SCHOUTTEWALLE Schoutheet-te-Walle, verblijfplaats van de schout, werd reeds vermeld in 1444. Het was Âť een hofstede, met opperhof, nederhof, portaal met optrekkende brug en omringd met een dubbele walling Âť. De wallen zijn gesloopt, maar de hofplaats, met zijn mote, zijn gebleven. Het woonhuis draagt het jaartal 1618 in een eiken balk boven de voordeur. Foto Vandurme
A. Allodiaal goed. Het allodiaal goed was het goed dat iemand in volle eigendom bezat, van niemand afhing, aan niemand iets verschuldigd was, zelfs niet de minste last of dienstbaarheid, en waarvan niemand opperheer was, tenzij de eigenaar zelf. Zulk goed mocht ook gronden en renten hebben die er van afhin gen. Wie er bezitter van was, had zekere rechten op wie de grond of rente van hem in leen hield. Dit waren dan allodiale hoven of allodiale lenen. Poelvoorde uitgezonderd, hebben wij in Wingene geen allodiaal goed gevonden. In de tweede helft van de achttien de eeuw veranderde Poelvoorde in allodiaal goed (8). Er bestond echter ook allodiaal goed zonder heerlijke rechten of rechtsgebied. In Wingene waren verscheidene zulke goederen, o.m. de hofstede in Ratelinge, waar vroeger burgemeester Muylle' woonde, tot vóór een paar jaar bewoond door burgemeester Willy Persyn.
B. Leengronden. Een tweede soort gronden waren leengronden (9). Deze gronden hingen af van andere grond, van een rente, soms van een ambt, van een bedrijf e.a., 't zij leen, heerlijkheid of allodiaal. Waren zij van groot belang en bezaten zij heerlijke rechten, dan waren het leenheerlijkheden, zo niet, dan waren het eenvoudige lenen of achterlenen. De leengronden werden niet in volle eigendom uitgegeven, maar alleen in een soort vruchtgebruik, dat nochtans sedert veel eeuwen erfelijk overging. Zij die daarmee begiftigd waren noemde men leenhouders, vassalen, leenmannen of mannen van lene. Zij hadden rechten en plichten, niet alleen aan hen, aan wie hun leen of heerlijkheid toebehoorde, maar ook aan degene die van hen onderlenen of heerlijkheden hadden. De grondregel van het hele leenroerig stel sel luidde dan ook : «Le Sire ne doit pas moins au vassal, que le vassal au Sire». a. In Wingene waren verscheidene heerlijkheden: deze van Win gene, Poelvoorde, 't Sarros, 't Bedelf, Westacker, Wildenburg, Boonem, Boeckhout, Damhouderleen, ze waren gehouden en hingen af van het leenhof van Tielt. b. Deze van Oyghem, Schouteet-te-Walle en Ter Parcke hingen af van de heerlijkheid van Oyghem. 80
c. Ter Vloet en de Capulote waren gehouden van Ayshove in Koolskamp. d. De heerlijkheid van den Hauweelschen hing af van het kasteel van Nevele. e. 't Ronsevalsche, was gehouden van Vinderhoute. f. Gruuthuse van Tielt-Ten-Hove en verder van 't kasteel van Kortrijk. g. Het Sint-Amandsche hing af van de abdij van St.-Amand in Pevele, vervolgens van de Proostdij van St.-Amand te Kortrijk (waarschijnlijk een gift van 1125) en later van de Kapel van Roeselare. Om aan hun verplichtingen tegenover hun heer te kunnen vol doen, gaven de leenmannen zekere delen land in leen of onderbeneficie aan mannen van zekere stand en belastten ze deze met de verplichtingen die deze grond op zich had. Deze onderlening noemde achterlenen of manscepen. In 1502 dienden alle rapporten aangegeven te Kortrijk, zoals de aanhef van ieder dénombrement getuigt : omme te obedieren de bevelen mijns gheduchten heere bij den ivelcke bevolen es allen leenhouders, hebbende jurisdictie ende vierschare, huerlieden bij leen bij goeden verclaere in gheschrifte over te bringhen in de handen van Pieter Louis, hooghballiu van Curtrick, in soo verre als die ligghen binnen de stede ende casselrije van Curtricke ... (10). Sommige heerlijkheden waren niet altijd even groot. Ze werden onderverpacht, verkocht of werden verdeeld bij huwelijk of over lijden. a. 't Hof van Wingene telde in 1502 51 bunderen + 12 manscepen en twee achterlenen : Te Craeyeeck + 1 leen Ter Kletter in Roe selare. b. Poelvoorde telde in 1502 61 bunderen en 29 roeden + 10 leenen; daarbij kwamen : — bij octroye geappliceerd 's Herotz + 10 leenen; — drie achterlenen ghehouden door Jacob Boudins; — nog een ghemet in Thielt-Buyten. c. Het Sint-Amandsche bestond uit de Lentackercouter van 7 bunder + 25 manscepen en Ten Bouchoute 17 bunder en 4 achterleenen; daarbij kwam nog : — 2 maten in Zwevezele; — een rente van 35 raz. 2 v. 1 pinte; — Ter Haerschaere 16-10-7; — 10 en half ghemete.
82
d. Ter Vloet telde 27 ghemeten en vier leenen. C. Cijnsgronden. Een derde soort gronden hield het midden tussen het allodiaal goed en het leengoed: cijnsgronden (Censives) (11). Hoewel onder de een of andere heerlijkheid gelegen, hingen zij er toch niet zo onmiddellijk van af als de leengronden. Ze waren nochtans erfe lijk, maar niet in volle eigendom zoals de allodiale goederen. Ze werden cijnsgronden genoemd, omdat zij jaarlijks een zekere cijns moesten betalen in geld, of bepaalde goederen leveren aan de heer onder wiens heerlijkheid zij gelegen waren, en dat het cijnshof of laathof (cour censale, cour de tenants) genoemd werd. De gebrui kers of bezitters van zulke cijnsgrond noemde men laten (censi taires, tenanciers, tenants). Woonden zij onder het betrek van de heerlijkheid, dan noemde men ze opzittende laten; waren de gebruikers buiten de heerlijk heid gevestigd, dan werden ze afzittende laten genoemd. De kloosterlingen van Sint-Amand hadden niet alleen hun plichten op anderen overgelaten, ze trachten ook financiële voor delen uit hun bezittingen te halen. Daarom verdeelden zij een groot deel van hun gronden te Wingene in percelen en gaven ze in een soort eigendom aan mensen van lagere stand, gelast ze te be boeren en jaarlijks een zekere cijns of rente te betalen, handwerk te doen voor het klooster e.d. Dit waren de cijnslanden onder het «Sint Amandsche» te Wingene. Vanaf ongeveer 800 veranderden deze lasten niet meer volgens de maatschappelijke toestand van.de eigenaar of pachter, maar waren op elk perceel cijnsgrond gelegd, en wie ook de pachter of ge bruiker was, hij moest onveranderlijk dezelfde cijns betalen (12). Zo vinden wij dat de laten die zekere erven onder het St.-Amand sche in pacht hielden of bezaten, verschuldigd waren te betalen boven de pachtsom : — «in penninckrente vyfthien ponden, acht schellinghen, ses pennin«ghen parisise; — «twee en tseventich vaten evene (haver) makende achtthien rasie«ren thieltsche mate; — «vier cappoenen; — «ses hinnen; — «acht eyeren ende ' — «twee paer hertenhantschoenen isjaers, «gaende uyt (belast op) diversche gronden van erfven geleghen in «Winghene ende Zwevezeele, ende zoo wanneer de selve gronden ver83
«anderen bij coope ofte anderscins, so es men danof schuldich den XVe «penninck van datse gelden ende ter doot dobbel rente van doot coop».
V. VERHEF VAN LEENGOED. Aan lenen en heerlijkheden waren zekere plichten en voorrechten verbonden. De leenheer en leenman gingen een wederzijdse ver bintenis aan. Oudtijds (13) geschiedde dit met grote plechtigheid : «De leenman kwam tot voor zijn overheer, blootshoofds/zonder kerel (14) zonder zweerd noch sporen. Hij knielde voor dezen neder, bekende en beleed (15) zijn vassaal of leenman te zijn, uit hoofde van zeker leen of heerlijkheid die hij van hem hield, en zwoer hem te staan ten dienste, te trauwe ende waarhede» (16). Deze plechtigheid gebeurde wanneer de leenman voor het eerst in het bezit kwam van een leen of heerlijkheid, d.w.z. wanneer hij deze verhief bij aankoop of deellot, of ook nog wanneer de leen man een nieuwe overheer kreeg. A. Dénombrement. Wanneer de leenman het verhef deed, of ten laatste binnen de 40 dagen erna diende de leenman aan zijn overheer een schriftelijke bekentenis in, die men dénombrement noemde en waarin hij de grootte, de hoedanigheid, de plichten, voorrechten en inkomsten van zijn leen omstandig beschreef (17). Hij ondertekende dit stuk en wettigde het met zijn zegel. «Dit ist rapport ende dénombrement van eene leene dat ic, Antheunis Mettenye, fs Pieter, heere van Maercke, overgheve twelcke ik hou dende ben te Leene ende Manscepe van mijnen gheduchten heere ende prince den aertshertooghe van Oostenrycke, van Bourgognen en grave van Vlaanderen en als van zijn casteele van Curtrycke ende hove van Thielt : tselve leengoed ghenaemt 't goed ende heerschip te Poelvoorde, groot sijnde eenentzechtig bunder XXIX roeden onder landt, meersch, bosch ende velt, lettel meer o f min, met alle de huysen, bomen ende andere catheylen daer up staende ende toebehoorende ende met eender wintmeulen al ligghen ende staende binnen de prochie van Wynghene, ende ... (hier volgt verder het beschrijf van rechten, 20 in totaal!) den 9e dach van april int jaer duust vyf hondert ende twee. (Algem. handv. v.h. Rijk L. 926 N° 9573). Bij het doen van het verhef van zijn leengoed moest de nieuwe leenhouder daarbij nog een bepaalde som betalen aan de overheer of aan zijn plaatsvervanger, dikwijls 10 pond parisis, genoemd
84
een vol reliëf, soms de beste vrome, dat is de beste opbrengst van een der drie laatste jaren. Soms was het maar een half reliëf of 5 pond parisis. Had de nieuwe leenhouder zijn leen verkregen door koop en niet door erfdeel, dan betaalde hij doorgaans dubbel reliëf en daarbij nog de tiende penning van de koopsom. In Wingene waren de heerlijkheden van Winghene, het SintAmandsche, Poelvoorde, Ter Vloet, Bouckhout, Schreyen, Westacker, Ter Kercken e.a. ten vollen relieve. Maelstaeple, Damhouderleen e.a. waren ten halve relieve. Onder de achterlenen van 't Hof van Winghene waren er 8 lenen gehouden ten beste vrome. Van de 25 achterlenen van 't SintAmandsche waren er 15 ten vollen koope van 10 gulden, drie ten halven koope, drie ter beste vrome en drie te XL s.p. en een te XX s.p. B. Leenverplichtingen. De leenman zweert hij het verhef van zijn leengoed : «te staen ten dienste, ter trauwe ende waerhede». In de «Memorie» van Jan van Dadizele staat dat de heer van Dadizele verplicht was den grave van Vlaanderen te dienen : «te zijne orloghe, te zijnen hove en te zijnen ghedinghe». Dit komt overeen met de bovenaangehaalde for mule en beslaat de vijf verplichtingen van de leenman : — getrouwheid; — dienst; — raad; — rechterkentenis; — bede-hulp. 1. Getrouwheid (te trauwe staen). De leenman moest voor de belangen van zijn overheer staan, mocht niet samenspannen met zijn tegenstrever of vijand, en moest hem verwittigen als men plannen tegen hem smeedde. 2. Dienst (dienen te zijne orloghe). De leenman moest zelf de wapens opnemen en optrekken met zijn gewapende leenmannen, indien hij er had, en zelfs soms met zijn laten en onderhorigen, als zijn leenheer Te velde trok, om lijf en rechten te verdedigen. Was het voorwerp van de strijd van minder belang, dan was de plicht van krijgsdienst ook niet zo streng.
85
3. Raad (te waerhede staen, dienen te zijnen hove). De leenman was verplicht, als hij daartoe gemaand werd van zijn leenheer, naar zijn hof te gaan om met hem zitdag of waarheid te houden, hem goede raad te geven, zijn goederen te helpen be sturen, en hem bij te staan als hij recht moet toepassen, oordelen en straffen uitvoeren. 4. Rechterkentenis (ten ghedinghe staen). De leenman moest erkennen dat er niemand anders mocht oor delen over de eigendom en de beschikking van zijn leengoed, tenzij zijn overheer, zittende te midden zijn leenhof van zeven huisgenoten, d.w.z. zeven mannen die ook een leen hielden van dezelfde heer. 5. Bede-hulp. De leenman was naar geweten ook nog verplicht zijn eigen geld beurs of deze van zijn onderhorigen aan te spreken, om zijn over heer wat te helpen, wanneer daartoe de bede gedaan werd, het geen slechts gebeurde in bijzondere omstandigheden, zoals bij de blijde intrede van de heer in zijn heerlijkheid, als de zoon van de heer tot ridder geslagen werd, als zijn dochter trouwde, als hij ter kruisvaart trok, als hij met zijn vorst naar de oorlog trok, als hij krijgsgevangen gemaakt was en voor zijn vrijheid losgeld ge vraagd werd, soms ook als de heer een stuk grond aangekocht had. Alle grote heerlijkheden van Wingene waren «dienst, trauw en waerhede» verschuldigd aan de overheer (18). C. Voorrechten. De leenheer of overheer had ook zijn verplichtingen tegenover zijn leenmannen. Bij het leenverhef gaf de leenheer een zoen aan zijn leenheer, beloofde hem in alles rechtmatigheid d.w.z. hem te eerbiedigen, hem nooit in zijn faam te kort te doen, hem overal recht te laten volgen, nimmer te dulden dat men hem of een van zijn onderdanen zou aanvallen, gewapenderhand tussen te komen; als het nodig was, hem te beschermen in zijn leengoed. Benevens deze verplichtingen waren er aan de belangrijke heer lijkheden ook voorrechten vast. Deze voorrechten bleven steeds dezelfde, de leenheer mocht er geen nieuwe bijvoegen tenzij met toestemming van de gemeente en dan nog maar omwille van zekere diensten in nijverheid en landbouw, ofwel in vergelding 86
van bijzondere voorrechten door hem aan zijn onderhorigen ver leend. Deze voorrechten kunnen in drie punten samengevat worden : — zij strekten de leenman tot eer; — zij gaven hem gezag, macht en vermogen; — zij bezorgden hem een zeker inkomen. 1. Zij strekten de leenman tot eer. De heer, vooral hij die de hoge justitie waarnam, mocht : — de eerste plaats bij de kerkelijke plechtigheden nemen (19); — eerst van alle aanwezigen ontving hij het gewijde brood en water, en eerste werd hij bewierookt; — zo hij wilde, mocht hij in het koor een gesloten bank of zitten hebben; — hij ging eerst ten offer en volgde onmiddellijk na de geestelijk heid in de processie of ommegang; — hij was bij naam en titel aan de gelovigen bevolen bij openbare gebeden enz.; — bij zijn afsterven werd zijn wapenschild (20) op zijn doodskist geplaatst en binnen de kerk met rouw behangen; doorgaans lag zijn familiekelder in het koor van de kerk. Tot en met de familie van Haveskercke was dit alles in Wingene ook het geval (21). 2. Ze gaven de leenman gezag, macht en vermogen. a. wetten. De heer mocht in zijn heerlijkheid niet alleen bij ban of ordonnan tie de verplichtingen vaststellen van zijn onderhorigen, maar ook nog voor de omschrijving van zijn heerlijkheid wetten maken in civiele, criminele en politiezaken. Hierin moest hij toch rekening houden met de reeds bestaande gewoonten of costumen (22). Tijdens de laatste eeuwen voor de Franse omwenteling zag de heer zijn wetgevende macht merkelijk verzwakken naargelang de macht van de vorsten toenam, zodat de heer nog slechts «ordon nantiën van politie» maken mocht ofwel verordeningen uitgeven die niet streden met het algemeen recht of met de ordonantiën of plakkaten van de vorsten. b. krijgsdienst. In zake van krijgsdienst had de heer het recht zijn onderhorigen en laten te doen de wapens opnemen om de banniere van onzen 87
«genaedigden prince» te volgen ten strijde, door zijn boeren de wacht te doen houden op en rondom zijn kasteel en hen zelfs te verplichten hem te volgen ten strijde voor zijn eigene en persoon lijke geschillen (23). Dit recht dat vroeger heel groot was, vermin derde naarmate het recht van de vorsten aangroeide. c. rechterlijke zaken. In rechterlijke zaken of rechtsgebied mocht de heer zelf oordelen en vonnis vellen te midden van zijn leenmannen : — hij had het recht op zijn heerlijkheid een of meer meiers of balliu's aan te stellen, die zijn plaatsvervangers waren; — hij mocht schepenen benoemen; — hij mocht zijn balliu en meier het recht geven in zijn naam te oordelen en uitspraak te doen in betwistingen, in civiele en criminele zaken; — hij kon hen alle soorten akten laten tekenen en beslechten nopens de eigendom van goederen (jurisdiction gracieuse); — hij had het vermogen lijfstraffen en doodvonnissen door hen uitgesproken te doen uitvoeren en de boeten te innen die zij opgelegd hadden; — ja, zelfs het recht genade te verlenen aan veroordeelden tot lijfstraffen of tot enkele boete, kwam hem toe. Dit vermogen van rechtsgebied verschilde natuurlijk naar de omvang en grootte van de heerlijkheid : — grond-heerlijkheid of foncier-heerlijkheid (24). Het rechtsgebied ging niet verder dan de grond die zij in eigendom hadden. De voorrechten van de heer waren slechts toepasselijk op de laten die er percelen van hielden. Alle foncier-heerlijkheden hadden het recht «neven justitie» te houden d.w.z. het vermogen van wettelijke akten en «passeringhen» in zaken van eigendom te voltrekken en ten hoogste de nodige middelen te gebruiken om cijns- en andere rechten te innen. In betwiste zaken (jurisdiction contentieuse) ging het recht van «wijsdom en kennisse» der foncier-heerlijkheden op de gronden die er van afhingen niet al te ver. Het werd doorgaans bepaald door de rechten van de schepenen. — de justitie-heerlijkheid. De justitie-heerlijkheid omvatte echter alle landen binnen dit gebied gelegen, gelijk van wie of wat gehouden, ook op alle personen die binnen het gebied woonden. Tot 1200 waren er twee graden van justitie-heerlijkheden : «hooge- en nedere justitie».
88
‘P rtcto n u m 'D om in i i e Ü o e lv o o r ie in M iinM tu.
i Ou J e C x /lr t l
- \ obili e t G -m ercJc V iro
D .p e t r o
Ado rées
Toparchae de P o e lv o o rd e Jfa n t 4 (e lek m at-am ‘Prcetxrru lu x
tn e tn
DJ) VedaiVus du Plouich
■teeUfluè d u
I . P lc u ie t
I n u r n tt
e:
Tv %t
In het begin van de dertiende eeuw was een derde trap ertussen geschoven en men had tot aan de Franse omwente ling : hooge-, middel-, en nedere justitie. — De hoge justitie had volle recht in criminele zaken. Het uit wendig kenmerk was het bezit van een galg of een schand paal. In Wingene hadden vijf heerlijkheden hoge justitie: de heerlijkheid van Wingene, het Sint-Amandse (25), Poelvoorde, Westacker, Wildenburg (26). De rechtspraak geschiedde aanvankelijk veelal in het vrije veld, aan de rand van een straat, onder de «groene loovers», naar de zeden en gewoonten der Germanen. Zo komt het dat de schandpaal of kaak wel eens aangetroffen wordt ver van het kasteel of de kerk, bij een kruisstraat, zelfs aan de rand van het bos of in het vlakke veld. Daarom werd de plaats waar de schandpaal of galg verrees soms «'t gerech te», «de vierschaar» of «het galgenstuk» genoemd. Wanneer de schandpaal werkelijk als galg dienst deed, was ze natuurlijk voorzien van een horizontale arm. Diende ze alleen als schandpaal, dan waren er kettingen aan bevestigd om de schuldige aan vast te klinken. Soms was de kaak op gevat als een tamelijk lange zuil, waarop men een breed kapiteel of een stenen dekplaat aanbracht. Ze stond dan meestal tegen het gebouw waar recht gesproken werd of als gevangenis dienst deed. (vragenlijst III Verbond van Heemkunde, St Jacobsmarkt 45 te Antwerpen) Het gerecht van de heerlijkheid van Wingene stond eertijds op het foncier (27) der heerlijkheid, namelijk dicht bij het kasteel, op het einde van een straatje, dat heden nog Gal genstraatje genoemd wordt. Later werd het verplaatst ver zuidwaarts van de kerk op het Miersveld, ten zuiden van een stuk land palend zuid het St.-Amandstraatje, aan de grens tussen Wingene en Egem. Dit van Poelvoorde stond dichtbij de herberg «De Beer» tussen de straat naar Poelvoordemolen en de Balgerhoutstraat. — De middele justitie sprak recht aangaande civiele zaken. In de criminele zaken mocht zij overtredingen beoordelen die boete tot straf hadden, soms ook met de galg. — De nedere justitie had alleen het vermogen van wettelijke akten en «passeringhen» in zaken van eigendom of ten hoogste de nodige middelen te gebruiken om cijns- en andere renten te innen, zoals van foncier-heerlijkheden.
90
— wettelijke passeringen. De «Wettelijke passeringhen» kwamen nogal wel overeen met de latere landrechterlijke inschrijvingen. Wilde men een grond verkopen, hem op de ene of andere manier belasten, dan ge beurde dit voor mannen van het foncier-hof of voor de schepenen. De overlevering van de grond werd niet rechtstreeks gedaan : de verkoper «ontuitte en onterfde» zichzelf eerst d.i. hij gaf deze grond eerst in de handen van de balliu van de heer of zijn plaatsvervanger. Deze, nadat het foncier-hof, de leenman nen, allodiale mannen of de laten, huisgenoten (pairs) van koper en verkoper, de grond toegewezen hadden, gaf hem zinnebeeldig over in handen van de aankoper. In verkoping van leengrond bestond dit zinnebeeld in de «in vestiture»; het was allodiaal goed, men gaf: «halm ende plock» (ceps en rameau). Voor cijnsgrond gaf men een strohalm (fétu, effestucatio). Het was maar omstreeks 1300, dat de foncier-hoven begonnen boek te houden, en deze «ervenissen en ontervenissen» of «wettelijcke passeringhen», met dag en datum werden inge schreven in hun «halmboeken» of «leenregisters». Te lande echter was men onder dit opzicht veel ten achter bij de stad. Met het opkomen van de registers bleef de zinnebeeldige over levering stilaan achterwege. d. het bestuur. Voor wat het bestuur aanging, bestonden de heerlijke rechten te lande vooral uit : — het hoog toezicht over maten en gewichten; — het voogdijschap van minderjarigen; — het toezicht over wegen en straten die geen heerbanen (voies royales) waren; «noch zoo behoort ten voorst heerschepe Straetberyt omme danop de boeten te innene up degene die danop in gebreke zouden zijn» (fief van Poelvoorde 9 april 1502). Doorgaans waren de binnenwegen kerkwegen en parochiewegen, met aan weerszijden grachten. Ze waren de eigendom van de heer. Daarop mocht hij bomen planten, soms zelfs aan de kant van de heerwegen. «43 eecken op beede zijden van de dreve noort 't foncier, uytghelaeten den leenboom die den bodem volght, ghepresen ter aerde ligghend, comt 17 Pt 4 sh» (uit de «Coopschat van de Heerlickhede van 't Sint Amandsche in Wynghene» 1687).
91
POELVOORDEMOLEN De oudst-gekende molen van Wingene is de banmolen van Poelvoorde. In 1383, na de slag van West-Rozebeke, werden de goederen van de heer van Poelvoorde verbeurd verklaard, waaronder ÂŤ...1 Corenmuelne Âť. De molen werd geklasseerd, maar bij gebrek aan subsidie voorlopig niet hersteld, tot... hij op 14 mei 1947 door een storm geveld werd. De laatste van de acht Wingense molens was meteen uit het wijdse landschap verdwenen...
— het toezicht over onbevaarbare en soms over een deel van be vaarbare wegen. De waterwegen die door de heerlijkheid liepen werden aange zien voor bijzondere eigendom van de plaatselijke heer en deze had er volle recht op. In het algemeen mocht het lopende water niet opgehouden worden, zonder toelating van de heer. De heer zond zijn officieren uit om de straten en de waterwegen te schouwen, ten einde te zien of niemand grond ingepalmd had. Daarbij had hij het recht tol te innen op rivieren, wegen en bruggen van zijn heerlijkheid. «noch zoo behoort ten desen heerschepe stroom ende wijns vrije voghelrije ende visscherije» (Rapport Poelvoorde, 9 april 1502). — het toezicht over jacht en visvangst. «... ende vermach een hilteweere te stellen omme visch ende Paeldynck te vanghene ...» (Rapport van het leen ende heerschip Ter Haerschaere, overgegeven door Vincent van Overdycke op 14 april 1502). e. geldelijk. Wat het geldelijke betrof, had de leenheer het vermogen zekere ge wone zettingen of lasten op zijn onderhorigen te innen. In zekere gevallen kon hij ook buitengewone zettingen eisen, dat men beden noemde. Het recht tot zulke beden verminderde echter met de tijd en was soms geheel verdwenen. De heer had ook het recht aan zijn laten en onderhorigen te ge bieden nergens anders te gaan dan naar de banmolen, naar de ban brouwerij, naar de banoven e.a. van de heerlijkheid. De bedoeling was een zekere hoeveelheid van de goederen, die men aanbracht om te verwerken, af te houden. Hiermee werd een soort intrest gedekt voor het kapitaal, dat de heer in zijn gebouwen geïnvesteerd had. (Leenmolen voor de heer van Wingene, de molen van Poelvoorde voor de heerlijkheid Poelvoorde). 3. Voorrechten die de heer een zeker inkomen bezorgen. Verschillende voorrechten brachten de heer financiële baten bij, onder meer : — de opbrengsten van de openbare weegschaal; — opbrengsten van de openbare maat; — de grute en forage of lasten op het brouwen en verkopen van bier en wijn; — tiendeschoven; — dagwerken of karweien die ofwel bestonden in handwerk of in 't vervoeren met paard en wagen (28);
93
— hij had ook het recht pontpenningen en pontgelden te eisen in de verkoop van onroerende goederen; — het beste hoofd (meilleur catel - morte-main) op de roerende nalatenschap van de laten of inwoners van zijn heerlijkheid, 't zij uit hoofde van de grond door hen bezeten of van hun woonst binnen het gebied van zijn heerlijkheid, 't zij omwille van hun maatschappelijke stand (29); — ook had de heer het recht van alles voor hem te houden wat gevonden was en dat niemand toebehoorde : de nalatenschap van vreemden, van bastaarden gestorven zonder kinderen, van mensen overleden zonder gekende erfgenamen, enzovoort (30).
VI. SLOTBESCHOUWING. Tiende, tiendepenning, leenverhef, heerlijke renten, manscepen, beste vrome, doderhand, beste catheyl, karwei, straatschauwing, put en galge ... en meer andere namen uit de oude tijd, worden nu met schrik genoemd als sprak men van gevaarlijke spoken. Dikwijls werden ze somber en met hatelijke kleuren afgeschilderd en zelfs op lage wijze gelasterd. Wij willen die tijden niet verontschuldigen, noch de afpersingen verschonen, doch het zou ons niet moeilijk vallen aan te tonen dat zij al die schande niet verdienen, die sommige auteurs hen toe schrijven. Men vestigst dikwijls de aandacht op de dwingelandij, het geweld, de verdrukking van vroegere tijden om ... deze van de huidige ciag te verbloemen en te doen vergeten. Wat die namen aangaat, het volstaat te zeggen dat zij ons niet méér afschrikken dan- sommige wetsbepalingen van onze tijd zoals de rechtstreekse en onrechtstreekse belastingen van alle aard die wij vandaag de dag aan de staat betalen moeten, nog daargelaten het soldaatje spelen de meest verwenste karwei van allemaal. Luister wat E.H. Vanhaecke in zijn verdienstelijk werk over SintGodelieve dienaangaande zegt : «Hedendaags ware het leenrecht onverdragelijk, maar wie verzekert er ons dat de hedendaagse rechten en belastingen, na drie, vier eeuwen, door het nakomelingschap, met de vinger niet zullen gewezen worden als hatelijke en verdrukkende maatregels ? Moest men de leenheer, tijdens de middeleeuwen uitnemend veel betalen, wat al lasten dragen wij hedendaags niet ! Wat brengen wij niet in van ons geld in de schatkist van staat, van gau, van gemeente, uit hoofde van deuren en vensters en schouwen, van knechten en meiden, van honden en paarden ? 94
Schraapt een onverbiddelijke Patente meermaals het beste deel niet af der nog onzekere winst van den minderachtigen winkelier? Hoe hoog is de belasting niet gerezen, die in de middeleeuwen het doodehandsrecht heette en nu de naam draagt van erfenis- of seccessie-recht ? Waren de misbruiken menigvuldig in de middeleeuwen, onze verwaande XIX eeuw telt er ook genoeg» (31).
Guido LAMS.
VOETNOTEN
(1) De vorstendommen en heerlijkheden zijn in dezelfde periode en in dezelfde historische omstandigheden ontstaan, namelijk in de loop van de tiende en elfde eeuw en ingevolge het sterke verval van het Karolingische koninklijk gezag. (2) J. Denijs in het Cultureel Jaarboek van de provincie Oost-Vlaanderen — 1948, pp. 165-193, geeft ons meer uitleg over de heerlijkheid en de heerlijke rechten. (3) De Heerlykheid als heem van onze voorouders door prof. dr. Jan van Rompaey in «Ons Heem», 29e jg., 4, Hooimaand 1975, pp. 125-135. (4) Dr. Carton maakte een uitgebreide studie over de Heerlykheden en deze van Wingene in het bijzonder (1890). Dit handschrift kwam langs apotheker Fraeyman om in ons bezit. Veel gegevens komen uit dit handschrift. (5) Men mag cijnzen en renten niet verwarren met pacht. De huur van landbouw gronden of pacht werd maar belangrijk vanaf de dertiende eeuw en dan nog uitsluitend voor nieuw ontgonnen gronden, want de omzetting van cijnsgrond in pachtgrond was wegens het eeuwigdurend karakter van de cijns nu eenmaal niet mogelijk. Door de aangroei van de bevolking in de dertiende eeuw moest men gaan uitzien naar nieuwe landbouwgronden, dit vooral door inpoldering en ontginning van woeste gronden, heiden en bossen. De pacht bood voor de grondbezitters het grote voordeel dat ze een contract was voor een bepaalde termijn en dat de pachtprijs na verloop van die termijn dus eventueel kon aangepast worden aan de economische realiteit. (Prof. dr. Jan van Rompaey, o.c., p. 132). (6) De vrijen hielden meestal ook .hun grond in cijns van de heer en konden zich ook aan bepaalde heerlijke rechten niet onttrekken. (7) Zie verder onder «leengronden». (8) Op de heerlijkheid van Poelvoorde bestond er o.m. een allodiaal tiende : «eene thiende wesende aludiael ende gheen leen, vrij zuver ende onbelast, welcke thiende men bevyndt niet belaest te zijn met competentie ofte eenige andere lasten». (9) De leengoederen moesten verkocht worden voor de mannen van het leenhof, waarvan zij afhingen. De allodiale goederen voor de schepenen onder wiens rechtsgebied zij gelegen waren. (10) Rapport van Poelvoorde, gegeven door A. Mettenye fs Pieter, op 9 april 1502. (Algem. Handvesten van het Rijk, Lade n° 926, n° 9573).
95
(11) Lange tijd waren de cijnshouders, zelfs als ze vrij waren van geboorte, niet vrij het gebied van de heerlijkheid te verlaten. Stilaan verviel echter deze verplichting overal, zodat de cijns op een ander kon overgaan. (Edm. Poullet, Histoire politique nationale, pp. 490-491). (12) Edm. Poullet, o.c., pp. 68-71. (13) Vanaf de jaren 1400 gebeurde het verhef gewoonlijk niet meer zo plechtig. In plaats van persoonlijk bijeen te komen, mocht men van beide zijden contract maken bij volmacht. Zo kwam de leenman of zijn afgevaardigde bij de balliu en de mannen van zijn overheer. Op het laatst deed men als verhef alleen een eenvoudige inschrijving op het leenboek met aanduiding van het betaalde verhefgeld. (Edm. Poullet, a.w ., p. 485). (14) Kerel = wambuis, overkleed. (15) Vandaar de woorden: «Ik, N. Kenne ende lije» die men zo dikwijls in oude denombrementen tegenkomt. (16) «Ten dienste, te trauwe ende waerhede» is een geijkte formule om al de ver plichtingen van de leenman te bepalen. (17) In een dénombrement was dit alles maar in het algemeen gegeven en zeker niet perceel per perceel enz. Om de kleine bijzonderheden daarover te vinden, moest men de terrier of lig g er der heerlijkheid raadplegen, waar alles breed voerig beschreven en bepaald was op de eed van de laten. Als het nu gebeurde dat de ligger versleten of ergens zoek geraakt was, dan moest die vernieuwd worden en daartoe moest de toelating bekomen worden van de vorsten. Zo vinden we dat er in 1666 op bevel van Mher Jacob van Haveskercke een nieuwe ligger of register der heerlijkheid van Wynghene gemaakt is door Frans de Pours, gezworen landmeter 's lands van den Vrijen, volgens de drie oude renteboeken gemaakt in 1550, door Lodewijck van de Kerckhove, balliu en ont vanger van Hugo van Grammez. (18) Omtrent het jaar 1460 trad Roland van Poucke in het huwelijk met Guyotte van der Goes, dochter van Pieter, heere van Goes ... Ter gelegenheid van zijn huwelijk ontving hij van 't magistraat van leper een gifte van 150 ponden groote (Fr. de Potter). De stad Thielt schonk hem twee kannen wijn : «Item als Roelant, heere van Poucke, borghgrave van Ypre, eerst te Thielt was naerzijn huwelic, hem geschonken tivee kannen wyns van XXVI sc. VIII d.P. (Rijksarchief Brussel Rek. stad Thielt 10 okt. 1458 - 22 nov. 1460). De graaf van Vlaanderen : «in voorderinghe ende ter hulpe van iinen huwelijke» gaf hem de aanzienlijke somme van 1.800 LL «te betalen met 300 LLp 's jaers»; de eerste betaling werd gedaan in 1461, de laatste in 1466. (Rijksarchief Brussel Stadsrek. Yper van 't jaer 1461 Reg. 38685 (° 38). (19) De heer van Wingene had, krachtens zijn heerlijkheid van het Sint-Amandsche, het recht om de koster te benoemen. «Zoo vermach ic te stellen en te ommiteren : den costere ende alle officieren, de reke ningen te zien en te protesteren en te teekenen ...» (dénombrement 14 sept. 1528 door Hughe van Gramez). (20) Dit wapenschild werd dan gedurende «een jaer en zes weken» in de kerk ge houden. Achteraf kreeg het dan een plaats aan een der muren voor of achteraan (dit kan men heden nog zien in het kerkje van Wildenburg). Soms ook werden er metalen geldstukken in vorm van legpenningen in de kerk uitgedeeld aan de voorname personen die de dienst bijwoonden. Deze gedenk penningen of loodjes droegen de wapens van de overledene met de datum van
96
(21)
(22)
(23)
(24)
(25)
(26)
(27)
(28)
(29)
zijn afsterven. «Gheresolveert . . . te laeten celebreren inde kercke van Sinte Salvator binnen Brugge, eenen solemnelen vollen dienst met het exponeren van de quartieren op de tombe, ende aen de keerssen het enckel wapen. Datter sullen ghemaeckt ende ghegoten worden soo veele teeckenen als men nodigh sal jugeren tot begroeten den bisschop, de prelaeten, de twee collégien ende andere persoonen van Consideratie». (Staat van goederen van Jv Marie Alexandrina Coleta, gravinne van Schoore, overleden den 20 september 1730). Na de familie van Haveskercke werd het kasteel niet meer bewoond door de eigenaars. De familie De Croix bewoonde haar kasteel in Dadizele. Zo vinden wij in 1547 een nieuwe «Costume van Tielt», die alle mogelijke richt lijnen geeft over rechtsgebruiken in de stad Tielt en de Roede van Tielt. (Handel. Gesch. en Oudh. Kring van Kortrijk XIII — 1934 — pp. 248-276). Dit syn de verbuerde goede inde prochie van Winghine eerst vande ghenen die bleven te Rosebeke (27 november 1382). Item Lammechin Desmet onder Oliviere van Poelvoorde I ghemet pachtlands . (arch. gen. du Royaume CH. de C reg N° 1163 f° 28). Foncier-heerlijkheden vond men waar de heer de volle eigendom van zijn heer lijkheid ten titel van allodiaal goed of leen bezat en er het een of ander van afge staan had, maar de grondeigendom (la directe) van het afgestane had behou den. «Ghesitimeert 't capitael van de premenentien van voorn, heerl. heer van Kercke en prochie, h o o g h e, m iddle en n ed ere ju s titie , bastaerts, stragiers, Balliu, onderballiu, greffier, vullen banck van 7 scepenen, wint, stroom, jacht, Hiltgheweer, waranden, costere enz. comt 400 Pt Gr.VI». (prisie bij coopschap van Heerl. van St. Amandsche «op den XXIIIJ ende andere daghen van Mey XVIc achtentachtighe, ghepresen bij ons Joos Lust ende Pieter Maes, gheswooren prijsers ...»). «d'heerlickheit van Bulscamp jan Wyts : — een rente van XXXIII ponden, groot 223 bunderene velt, wesende den meesten deel bevijvert; — ballieu en hooghe justitie, middele en nedere; — pit ende galghe ende al datter toebehoort; — bastaerde, vondt ende stragiersgoed, dootcoop ende wandelcoop; — boeten van drie ponden parisis; — ende zoo wanneer eenighe wettelichede behoeft te doen, dan moet den Bailliu van Thielt mij ontleen mannen ende schepenen omme wet, recht ende vomisse te doen ten allen tijde van nooden; — ende daeronder staende mijn voorseyden leen ten dienste van trouwen ende waerheden tenruelieven van vullen coope ende XXs par. te cam. ghelde ter doot, ende ter vertieninghe bij coope den thiensten penninck ...» (rapport Bulscamp — 29 april 1502). Het «foncier» was het bijzonderste deel van de heerlijkheid. Van het Sint-Amandsche was dit de Lendacker-kouter, omtrent 7 bunderen groot. De heer was doorgaans gehouden, indien hij geen kleine vergoeding schonk, ten minste man en paard te onderhouden en geen karwei te eisen binnen de oogsttijd. Het recht van «de dode hand» werd door een charter van Philips van den Elzas in het jaar 1190 aan de inwoners van Kortrijk en tevens aan de bewoners van de kasselrij opgelegd. Hij voorzag de helft van alle meubels van de afgestorvene als aandeel ten voordele van de vorst.
97
Margareta van Constantinopel en haar zoon Guido, legden dit recht ook schriftelijk vast in 1252. Ze verminderden echter hun voorrechten tot «het beste hoofd». Dit «beste hoofd» kon echter bestaan uit het beste meubel, maar ook uit het beste stuk vee zoals paard, koe e.a. (Massely, Invent. arch. de Cortrai I, p. 75 note I). «1387 De Ia mort jehan de Rycberghe une jument pour le milleur catel vendue VIII p. 1391 De la mort le Curé de Winghene I cheval pour le milleur catel vendu al hoir pour IllI P. (Balierek. van Thielt 17 sept. 1391 - jan. 1392). 1402 De la mort de Gautir, jadis eues de madame de Poucke, une vache vendue pour le meilleur cateil à la veuve dudit Gautir pour III P. 1484 vander doot van joos de Backe Kint een kerlekin vercocht XX s.p. vander doot Maeyekin vander Vlienderbeke eene gheete vercocht XX s.p. 1540 Le seigneur ou bailly de Wynghene, par le trespas de Pierre de Voocht, une seincture d'argent». (Rijksarchief te Brussel, Rekenkamer, Balierek. van Thielt en Kortrijk). (30) 1384-1388 «Roegier de Wulf van Winghene, gestorven bastaert, hi hadde inde vorschreven prochie ontrent II ghemeten erven mids een stedekine vercocht der weduwe de catheyle mids quaden husekin ten stedekine, toebehorende d'een heilt van al den catheylen mijns gheduchts heren, deel overzien ende ghepresen bi goeden lieden, ontfaen VI gulden XV s». (Rijksarch. Brussel Rekening Philips van Poelvoorde, Balliu van Kortrijk N° 1377). (31) L. Vanhaecke, «Sinte Godelieve van GhisteU>, 3e uitg. 1889, pp. 14-15.
98
«BLOETSCHENDERIJE» TE WINGENE IN 1756
Dat het gerecht in vroegere eeuwen andere straffen uitsprak dan heden het geval is, vinden we nogmaals bevestigd in een vonnis en strafuitvoering van 1756. Jacobus De Pestel van Wingene werd beschuldigd van «bloetschenderije» met zijn schoondochter Marie Joanna van Haverbeke en werd veroordeeld tot openbare boetedoening in zijn parochiekerk, na zes weken vasten op water en brood; dit bij kerkelijke justitie van 21 januari 1756.
G. LAMS
Joannes Robertus Caimo (1), b ij de gratie Godts ende H. Stoel, B isschop van Brugghe, erfachtigh Cancetier van Vlaenderen etc. Alsoo ghy JACOBUS DE PESTEL, fs Domin, inw oonder der p ro c h ie van Wyngene, onser diocese, hebt ghecom m itteert ende begaen het criem van BLOETSCHENDERIJE m et MARIE JO ANNA VAN HAVERBEKE, fa Jacob, verweckt by Joanna de Graeve, weduwe van Bernaert van Nieuwenhuyse, inwoonderig g h e der selve prochie van Wyngene, uwe schoondochter, daer van aen ons ten vollen is gebleken met uwe eigene kennisse aen ons ten Rechte sittende gedaen, welcke saecke ende misdaet niet ly d e ly c k en is in een landt van Rechte sonder condigne straffe andere tot exempel, daerom ist dat wy op alles rypelyck gelet hebbende, uw Jacobus de Pestel voornoem t, condemneren m its dese onse sententie definitive, te vasten in de vangenisse van onsen geestelycken hove, te waeter ende te broodt, den tyde van ses weken, ende voorts den XV der toekomende maent februarie, wesende eenen sondag, geleyt te worden door eenen ofte meer officieren van onsen geestelycken hove naer uwe prochiekercke van het voornoem de Wyngen, alwaer gy suit gecleet worden door den selven o ffic ie r voor de groote kerckdeure, met een overgetrocken w it cleet, om ringelt m et roeden ende eene brandende geluw e wasse flambouwe in de rechte handt, ende alsoo verscheynen in het midden van de parochiale kercke van
(1) Joannes Robrecht Caimo was de 16e bisschop van Brugge (1754-1775) met als spreuk «Candide et fidelitor».
99
Wyngen, alwaer doo r den Eerwaerden heer Pastor (2) sal met lu y d e r stemme afgelesen worden dese onze sententie, daernaer im m ediatelyck voor het beginnen van de hooghmisse ter presen tie van het gemeente, tot den selven goddelycken dienst gekom en synde, su it gy door onsen officier geleyt worden drym ael rontom het kerkchof der selve parochie van Wyngene, ende voorts su it gy m et gebogen knien ende luyder stemme voor de groote kerckdeure van G odt en de justitie vergiffenisse vraegen. Voorts wy verbieden uw wel expresselyck van ooit meer op wat p re te x t het saude m ogen wesen ofte met eenigen handel ofte conversatie te hebben met de boven gezeyde Marie Joanna Van Haverbeke ofte wel m et eenige andere suspecte persoonen, op p yn e van overgelevert te worden aen den weirelycken Rechter, condem nerende uw voorts in de costen en misen van justitie â&#x20AC;&#x2122;t onzer tauxatie. A ldus gelesen ende geprononceert in onzen geestelycken hove van Brugghe, desen 21 januarie 1756 By laste van syne doorl. hoogw t voornoemt. F. Hoonacker, secretaris (3)
(2) In Wingene was Debusschere sinds 1732 pastoor. Hij herbouwde zijn kerk en tooide ze met al de kunstschatten die onze kerk heden nog bezit. Wingene telde in 1737, 2.844 inwoners, verdeeld over 480 huizen. (3) R.A.K. Aanwinsten VI N° 3129.
100
DE HEERLIJKHEID «GOED TEN RYNE» TE EGEM. De heerlijkheid «Goed Ten Ryne» is gelegen langs de Egemse Binnenweg (nr33) (1), d.i. de verbindingsweg tussen enerzijds de baan van Egem naar Egem-Kapelle en anderzijds de baan EgemPittem. Deze hoeve wordt thans bewoond door Germain Van Nieuwenhuyze. Boven de voordeur bevindt zich een steen (nog in tamelijk goede staat), waarop twee wapenschilden en de datum 1755. Opzoekingen hebben ons ervan overtuigd dat het gaat om de wapenschilden van Charles de Croeser en zijn echtgenote Marie Charlotte Stochove. Het wapen links, met de drie kepers en kroezers, is dat van de familie de Croeser, later bijgevoegd «ten Berghe» : «de sable avec trois chevrons d ’argent accompagnés de trois gobelets de même» (van sabel met drie kepers van zilver vergezeld van drie
kroezen van hetzelfde). Het wapenschild rechts is «compagné en chef de deux m ouchetures d'herm ines de sable et en pointe d ’une tête de lion du même lampassé de gueulles» (van zilver met een keper van
keel vergezeld in het schildhoofd van twee hermelijnen staartjes van sabel en in de punt (of voet) van een leeuwenkop van hetzelfde getongd van keel) (2). In zijn werk «Bruges et Ie Franc» (deel IV, blz. 81), schrijft Jan Gailliard dat Charles Joseph de Croeser, heer van Berges (3), Ten Ryne, Wynenburg, Ten Torre, Ter Walle, enz ... geboren werd te Brugge op 18 januari 1701 ; in 1727 en 1731 was hij raadsheer van Brugge, in 1729 was hij schepen; op 10 oktober 1745 huwde hij met Marie Charlotte Stochove, die geboren was op 2 april 1724 en overleed op 9 april 1774; zij werd begraven in de St.-Gilliskerk te Brugge. Ze was de dochter van Charles Emmanuel Stochove, heer van de St.-Catharinakerk, en van Marie Jacqueline Rommel. Charles de Croeser werd begraven bij zijn ouders in de Potteriekerk te Brugge naast het kooraltaar aan de epistelzijde (4). E. VANDECAVEYE (1) Vóór de fusie met Pittem was dit Kasteelweg nr 11. Vermoedelijk was het hof Ten Ryne vroeger omringd door een wal. (2) J. Gailliard, Bruges et Ie Franc, deel IV, blz. 81. Zie ook D’Hondt de Waepenaert Quartiers Généalogiques des familles flamandes, blz. 11. (3) Berges = Ten Berghe, vroegere heerlijkheid te Koolkerke; er bestaat thans nog een ruim kasteel met die naam, bewoond door de van Caloen s. (4) Zie het werk van pastoor Maertens over de Potterie's.
101
1
EEN O B IIT IN DE PITTEMSE PAROCHIEKERK
Sinds kort prijkt op de noordermuur van het koor, in de O.L.Vrouwkerk te Pittem een obïit. Onder obïit verstaat men een ruit vormig paneel in hout, meestal zwart, waarop de sterfdatum staat aangeduid van de afgestorven persoon. Dit sierstuk wordt meege dragen in de lijkstoet, bij de katafalk geplaatst, en na de begrafenis opgehangen in de kerk waar de uitvaart plaatsgreep, meestal in het koor tegen de zoldering. Een obïit onderstelt de adellijke stand. Terecht kwam pastoor Maurits Vertriest op de gedachte deze obïit in de parochiekerk op te hangen want Pittem heeft inderdaad, vooral in de 19de eeuw en ook in deze 20ste eeuw, adellijke be woners gekend, die er hun kasteel hadden. De obïit, die thans te zien is in de parochiekerk, herinnert aan het afsterven, op 7 november 1891, van de Weledele Mevrouw de Gravin Gustaaf-Adolf de Müelenaere, geboren Maria-Augusta Dujardin. Wie was deze dame? Maria-Augusta Dujardin werd ge boren te Brugge, aan de Dyver, op 29 april 1824, als tweede dochter en vierde kind van de bekende Brugse bankier Félix-Willem Dujar din (1789-1849), gehuwd met Franciska Sabot. Dit gezin telde 6 kinderen. Deze familie woonde eerst aan den Dyver doch vestigde zich, in maart 1841, in de Eeckhoutstraat, in de prachtige residentie genoemd «Schoon Hotel» waar, vóór de Franse revolutie, debekende Brugse abdij van «den Eeckhoutte» gevestigd was. De Dujardin's behoorden zonder twijfel tot de rijkere stand. Félix Dujardin behoorde tot de liberale partij en in feite was heel deze familie nogal liberaal gezin (in de 19de eeuwse betekenis). Op 12 mei 1847 trad Maria-Augusta Dujardin te Brugge in het huwelijk met Gustaaf-Adolf de Müelenaere die geboren was te Pittem op 14 mei 1823. De familie de Müelenaere behoorde, in het Pittem van de 19de eeuw, tot de vooraanstaande families. Gustaaf-Adolf was een zoon van advokaat Jan de Müelenaere, burgemeester van Pittem van 1820 tot 1830, en van 1831 tot 1842. Het gezin de MüelenaereDujardin vestigde zich eerst te Brugge waar, op 27 november 1850, hun eerste (en enig) kind werd geboren, een meisje : Maria-FélixJohanna de Müelenaere. In 1862 kwam het echtpaar de MüelenaereDujardin naar Pittem wonen waar zij in de bevolkingsregisters werden ingeschreven op 12 december 1862. Zij vestigden zich in het grote hoekhuis aan de zuidwestkant van het Marktplein (de late re onderpastorij, thans gesloopt). Gustaaf-Adolf wierp zich in de po-
104
litiek. Na de dood van zijn oom, graaf Félix-Amand de Müelenaere, in 1862, werd hij tot volksvertegenwoordiger gekozen voor het arrondissement Tielt en daarom, op 3 december 1862, te Pittem ge huldigd. Het volgend jaar, op 27 oktober 1863, werd hij lid van de Pittemse gemeenteraad en, op 10 mei 1864, werd hij benoemd tot burgemeester van Pittem, zoals zijn vader Jan dat vroeger geweest was. Enkele dagen later, op 24 mei 1864, werd hij te Pittem luister rijk «ingehaald» en gehuldigd. Daarmee werd Maria-Augusta nu burgemeestersvrouw. In 1865 begon burgemeester Gustaaf-Adolf de Müelenaere met de bouw van zijn kasteel in de Tieltstraat (thans klooster der Broeders Maristen), vooral met gelden uit de bank Dujardin te Brugge, de familie van zijn vrouw. Op 1 december 1868 ging de burgemeetersfamilie zich te Elsene vestigen doch behield haar domicilie te Pittem. Brussel werd zo wat de winterresidentie, terwijl de familie de zomermaanden meestal doorbracht te Pittem op het kasteel in de Tieltstraat. Maria-Félix-Johanna de Müelenaere, de enige dochter van de bur gemeester, trad, op 2 maart 1869, in de kerk van Sint-JakobKoudenberg te Brussel, in het huwelijk met jonkheer baron KarelChristiaan-Ghislain-François de la Croix d'Ogimont, geboren op het kasteel «Ogimont» te Velaines, in het Doomikse, op 13 augus tus 1844. De weledele familie de la Croix d'Ogimont was een zeer oude adellijke familie afkomstig uit Valenciennes, in NoordFrankrijk, die in de 18de eeuw zich in de streek van Doornik kwam vestigen. De jonge baron was, langs moederskant, verwant met de familie de Jonghe d'Ardoye, gevestigd op het kasteel te Ardooie. Het jonge echtpaar vestigde zich te Brussel in de Beliardstraat, doch kwam af en toe verblijven op het kasteel in de Tielt straat. Op 5 december 1871 wérd burgemeester Gustaaf-Adolf de Müelenaere in de adelstand verheven, met de titel van graaf, erfe lijk voor alle afstammelingen. Daarmee werd Maria-Augusta Dujardin — bij de eenvoudige volksmensen te Pittem was het «Gustaatje» — voortaan «Mevrouw de Gravin», zoals zij in de be waarde bescheiden terecht genoemd wordt. Omstreeks die tijd (1870) had de grafelijke familie, op het kasteel in de Tieltstraat, ongeveer 8 man vlaamssprekend dienstpersoneel. Uit recent ontdekte dokumenten blijkt dat de familie de Müele naere in niet te beste verstandhouding leefde met de Pittemse parochiegeestelijkheid en evenmin met het klooster der Zusters van Maria. Zowel de graaf als de gravin waren zich bewust van hun bevoorrechte positie in het dorpsleven en lieten dit ook her haaldelijk aanvoelen. Zij identificeerden zich als het ware met de gemeente. Dit bleek vooral uit het konflikt tussen de grafelijke
105
familie en het klooster der Zusters van Maria. Inmiddels waren ook te Brugge de moeilijkheden begonnen met de bank Dujardin waarmee burgemeester Gustaaf-Adolf de Müelenaere zéér nauw betrokken was. Deze laatste werd er zelfs ziek van, helemaal over stuur, zwartgallig en half-krankzinnig. Dit had tenslotte zijn dood voor gevolg. Hij overleed te Elsene op 8 juli 1874. De uitvaart greep plaats te Pittem op 15 juli 1874, in aanwezigheid van heel wat personaliteiten. Kort daarop, zoals men weet, «sprong» de bank Dujardin te Brugge, nl. op 5 oktober 1874. Onder de getroffe nen waren er héél wat Pittemnaren die, omwille van de graaf en de gravin, hun vertrouwen in deze bank hadden gesteld. Groot ongenoegen dus en mistevredenheid. De gravin zelf ontsnapte nipt aan het faillissement want, kort vóór 1 oktober 1874, kreeg zij haar geplaatste 15.000 fr. terug, voor die tijd een aanzienlijke som. Maria-Augusta Dujardin, Gravin de Müelenaere, bleef alleen achter op het kasteel in de Tieltstraat. Zij behield haar domicilie te Pittem tot 3 oktober 1891. Ruim 10 jaar voordien, nl. in 1882, had zij gezorgd voor een praalgraf, met het wapen van de adellijke familie de Müelenaere, op het graf van haar echtgenoot. Dit praal graf is het werk van de Brugse beeld- en steenhouwer Louis Piek. Het bevindt zich in de nabijheid van de Calvarieberg op de Pittemse begraafplaats. De 67-jarige gravin verliet Pittem in oktober 1891 met bestemming Brugge, haar geboortetad, waar zij een maand nadien overleed, op 7 november 1891. Zij werd begraven te Pittem, in het praalgraf, naast haar in 1874 overleden echtge noot. Haar obïit is nu, zoals gezegd, opgehangen in het koor van de Pittemse parochiekerk. Een herinnering aan het verleden. Wij danken pastoor Vertriest, die dit herinneringsstuk zijn ware be stemming terugschonk. Naar verluidt diende deze obïit voordien als afsluitingsstuk tussen anthracietkolen en andere kolen in het koolhok van de Pittemse pastorij, wat toch niet de eerste bestem ming is van een obïit, zo dunkt mij toch ...
André DEMEULEMEESTER.
106
DRUK E
V E Y S , 8880 'TIELT
ADRESSEN VAN DE AUTEURS : Guido Lams, Galgenstraat 29, 8050 Wingene. Emiel Vandecaveye, Kol. Naessenstraat 22, 8871 Egem. André Demeulemeester, Zandgroeflaan 2, 1160 Brussel.
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in «De Roede van Tielt» mogen slechts overgenomen worden met toestemming van de redactie.
_, •'=
_
■ W l//’
-
j.î
/ . ’<7 7 M \/hem
Uti/uiekAjLi'uwty
h •/nu '
ckèirsM "in/, ce
J/<nV
■ .Ke u etn
'"y,
i, i ,
«
\trruie ,.
«■
,3
h / i à ’Uc’n i <3.
•r — --L- -4l_
^
^
^
P lain t* ile T o ^ t^ efu ù ith
/
^-5
j :
i - ji , _ -A = - • -rfjL '^= À*r.
/ . , ; ,/ J - J ’. n n /e r e 0 M icheli haf' __ x»<7/7/,/ir *
y KM < v-A
A ,/w
-J- , \.
3 //, >« tenfwrj’
I
#//<!nreni brj'f
t' .
j.
■
cL 4i
Ch ^ a
■'
£
’/><■’<vA' cC/ï YWV’A . »<7/?«
iff/e r i'l
///«w l h/ocnihu’li
jj,
M l'l/n e n Ja lc
/ f i
;, //.c / /mur o
,,
v l ;l ;
,J
"
Touirlunit&
i , jA i v ,-/ A __
wv
1' X
\ctlerk\e Kasek tinskerke *
^
<s ' '''^ A /^ V?/ s> _g_ter ,leu,n- ^ h jJ /l unen.tuTt . **•
S
J J
R e v e n ir .
a e n u ilt e
iï
o
-
o o
- —-------- L/reh c r\ hurle/nu
e
U ele n V v i> et B
.C hneehen
* .. 4
\
.,,
°
%
Z»
® / / ///
*>l i e r k e u e £ B e n fo r t.lie t K lie n If ■ R in t .r u u ie n _ / ^ y O t i c o l ï tH .ie tu i - — _ _. N u 'U n n eeC t, ,.
S.Jacûh X S* ° i"*. r(i/7 W ('r/olfnKre ° — v0 ® ^°Jtven/i ’U'Ueme Ch. * J k - { Hue W o oitn en ~ ~V . , . - x nen .r / W n T W W / ,,A v . ^ iifir..___ r h 7''^'.w r ^ r 'Æ — '’C e tx ' ^ \ i y,-|k . -•■ ? 154, &Klerk*i ^l Vn-i/ettB V _ />/lankaerh * f *: ' If. ^ h e /n u /p .-h o e c h c ............ •. ^ , ƒ• 3^ r / .,.l,,, .■ ■ /,: . f-CnChirk M. V f . t !\ A 1-; - J i f ‘ T * , 5 \ 3*V * ryÔ ftvrtriA ^U e
^
^
jin lfv h .r r ,. l
*
.^ p /S î . J ’A\ 1en C ha1 7 .
I.
*
T.
q \lilt lei‘leer :^ h . . L o l e i v , i X e n u n M e t C
^ • i'U tó l'ïM
i
T)
jr t / ie *« ••■ ■ /C X v ,
.
ÿ
Æ > >ïj ; V ï» ,*
U
>7 / , U •/’,/('/
%
Ê
M
^ C
h
^
^
*
.
a
v
i
AHef/e/n }\ru,h)i'
.
f
° V)cU<\
A l ly r e
JÆ/fV
£
^7,7-V y/’3' /- ’"
/7#
/ i '" <A/
f.a n Je a h e
Mot te tRecdete ^ J
v^ l >^
.14
r
D ç j i^ r r a n B e d v n
tHu <y«>A/tvi ui. ’VÜbs 1
-t
o
r
' ‘ '' ' '>J-e
T to .y J x v
J t e r . rtcfilt r e
*
r .
h
1R u u s lt’de
)J$x,V r P ( j I ( ’ e£ÿr*
Vort ' j ‘j 'e / h ' t '
*,f.Jeci nLedt’t v?e
W im je J n e ,
^
u 'h t m
O
B ee ckbo oC tn
' ^ û ih îii - 0 r
0 iHoeckboorh \ M Jiij. ..i'^-ÎLdhâ-Ji ? /— * i iv ifiè« k - 4 < ,e q n è fn
ï
' ....... - ,
/
__
.
ïtÜ ie lu ,e < ,e
v_ ./
—‘
Z acn\pjrn
M t
>L'-. AeKtrcke j'fvZ //(ZI ^»Diei'Jur^ek
ll'a
^ u tïe .ï*
'U a ii/iu iï.p
■-,!>•) 1M
'■J.Ct'olu’m )llé //e ,//te ttiY .lf.
'XAbehijap/
» Mk5 a- .î ^
ÿ
c' ï >
'i u n ’M t e W
-i/s, •« SjfT-iP 6
- J ta v u 'tio v e n
^
i; [ .
’' ••r r -1*- ' S ‘ J"JsietiÿûCi
^ 4' ••* Y jlio
^î, Y~V-/ e ' \3'Z7i,<v<'A/,rZ< ■tnoel)nun\'lerR * t e , _a# A B .te h
r?-,.R \,
tlr b e tf e C t f
« r II
.
.O it.te le d it
‘ , W i a i u /e u e in l u itre d e 1 1 '' t 0®
^M e n le h e k
(
J-
Xjjjy /
"B oa te r h e it.
17 \r-ii-~v
* /
^M tn Z ë lt’t H
g S s s ^ V ^ 'w g
W
,
“ S f f liU X * /
* ,-A s
'-^
\ i ’ii ïsfui/. r chat ZKuvrrwvtoi ;ryj' ~
>1 K , i)n tp cfh t „■
^m JW W
\~ d Y ~ )
' 0
X ) T jn 'a iu ie if’l ie in C C
X /ta iiM W
C
0
'A
C ^ b iy d e
\t Jte irp le ^ O
x jY fâ W ^ ’f e V J ^ ,5 i^ . V -8- 1IIT , , /■ N , “ > /> j’ * ✓ M eluH,n,. , iïM tw N uif ..ejJ-%ïf 14 ]U o T
a 'ù
t
/; -ïZv;
^ C ^
: O lT H
«•>’ 1 Petotjhem
£ Æ.f fureiollty.
^
y
‘H effe lA
landelijks H
'tuur
X ie t if ir e n boxe,
*® 5,’l 'jm y e i ,r
j*v>; L ;À $ C^VNQ
ï'> fy s > y d
8,)>N
■
^
Ô
W W ltiw tt*?'? iZ u /c v y /it
c k s jh e tn '' T h Z A j,
r/h7euj lien.
O uar trient. *HLnnvti •>re -■-* ‘7 ’
/
r
W
,A n
% p lfe .7/t„ ; C
’efce/n ‘r r „ jtiïi ’f ?( 9n/• <^/5/*zv7^ J7,fnf:i l ' ÜArFe),n.re\.
ts te * e rt„ ' J fY Y’p erC' s- M n n r f'o n &
W ‘
/ ■■■*
ï M d'e\O are ~ < B ---.
n
/ „ c'^rzu^L,... .) --m\~V^,, Ru t r i ”-de /: ( tOIi ÏJ,
( o i/e tjfie in L e u r dExt'ieti
, ^ W
& ¥?*;•••. ^
V
f a
/ !
£
0
f \
/ÆZrca/iii/râ) P •. NI—^ ^ p° > fR .i l a y
V l’7 P —r. Am enw ieo
^dhKauraeou >' t ju . l 'i î j oJ2eoofe> Tlmkeu Zemi^av ^ jA ‘tU r %t>ueruù? î M x ^ d 7, 0 & J d u d /;f , £ Iünd,Lr s-R
ONTELBAAR
zijn de diensten die de Bank U kan-verstrekken zowel wat geldbeleggingen als wat kredieten betreft. Een goede raad ... bespreek in vertrouwen al uw financiĂŤle zaken met een deskundige van de
BANK VAN ROESELARE EN WEST-VLAANDEREN
zo wint U zeker tijd en geld !
Agentschap Tielt, Markt 24
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor Tielt en de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 9, 8880 Tielt. Tel. 051/ 40.17.00 Ondervoorzitter : Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, 8780 Oostrozebeke. Tel. 056/66.90.91 Secretaris : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt. Tel. 051/ 40.18.38 Redactie : J. Billiet Ph. De Gryse W. Devoldere P. Vandepitte R. VĂ nlandschoot W. Vanseveren Lidmaatschapsbijdrage : 300 fr. (te storten op PR. 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt). Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht.
INHOUD VAN DIT NUMMER A. HOUBAERT en K. HAAZEN, Het Obituarium of Doden boek van het Tieltse Minderbroedersklooster
108-194
De dood. Dit erg expressief beeldje bevindt zich in de bovengang van het klooster, juist naast het bord waarop alle overleden confraters vermeld staan.
HET OBITUARIUM OF DODENBOEK VAN HET TIELTSE MINDERBROEDERSKLOOSTER
INLEIDING BIJ DE LATIJNSE UITGAVE VAN HET OBITUARIUM.
Op het belang van de Obituaria of dodenlijsten werd herhaaldelijk ge wezen o.a. door P. Ursmer Berlière (1) en door P. Herwig Ooms (2). Obituaria en necrologia zijn steeds een voorname bron van belangrijke inlichtingen voor de kloostergeschiedenis en zelfs voor de geschiedenis van de streek. Meer dan eens werd de wens uitgedrukt bestaande obi tuaria uit te geven, voorzien van biografische noten (3). Reeds in 1336 werden door paus Benedictus XII (1334-1342) voorschrif ten bepaald voor het opstellen van obituaria bij de minderbroeders (4). Nog belangrijker waren de bepalingen van paus Julius II (1503-1513) : Wij bevelen dat er, volgens de algemene statuten van de orde, in alle kloos ters een boek of dagboek van perkament zou bijgehouden worden; daarin moeten worden ingeschreven de dag en het jaar van het overlijden, de naam en familienaam van de biezondere en merkwaardige weldoeners, van de merkwaardige vreemdelingen die op bezoek kwamen, van hen die de broeders van het klooster te gast hebben ontvangen en van hen die aalmoezen aan de broeders hebben geschonken; eveneens de namen van de merkwaardige paters en broeders van het klooster, en zeker ook van de overleden plaatselijke prelaten en van de prelaten van de orde. En ook vooral de naam en familie naam van die heren en weldoeners die de gebouwen van diezelfde broeders in hun geheel o f gedeeltelijk hebben opgericht of ze met reden hebben verbeterd, o f die er op eigen kosten voor gezorgd hebben dat die plaatsen werden ver beterd of hersteld, of die gebouwd hebben voor de broeders of hen ver meldenswaardige schenkingen hebben gedaan (5). (1) Ursmer BERLIERE, Rapport sur Ia publication des obituaires beiges, in Compte rendu des séances de la Commission Royale d'histoire ou Recueil de ses bulletins, t. 70 (5e série, t. 11), (1901), p. XXVI-XXXIX. (2) Herwig OOMS, Franciscaanse Necrologia, in Franciscana, 19 (1964), p. 49-69. (3) L'utilité des obituaires est indiscutable, et leur publication grandement désirable (U. BER LIERE, o.c., p. XXVII). (4) Ordinationes Benedicti XII, in Archivum Franciscanum Historicum, 30 (1937), p. 360. (5) Firmamenta trium ordinum beatissimi Patris nostri Francisci, Parisiis, Johannes Petit, 1512, tertia pars, f° XXI, r° et v°.
109
Deze verordeningen van paus Julius II werden trouw opgevolgd in het Obituarium van het Tieltse klooster. Capitularis Register Defunctorum Patrum, Fratrum ac Benefactorum conventus Tiletani conditi 1624 wordt onder nr. 0.72 in het Provinciaal Archief der Minderbroeders te Sint-Truiden bewaard. Het is ook op perkament in twee kolommen geschreven. De eerste vermelding dateert van 20 augustus 1631 (dus enkele jaren na de stichting van het klooster), de laatste van 15 mei 1882. Het meet 280 x 194 mm. en beslaat 45 folia. Het werd regelmatig door verschillende handen aangevuld en bevat de lijst van al de religieuzen in hef klooster van Tielt overleden en ook een lijst van al de syndici en de weldoeners van het Tieltse klooster. Honderd jaar lang werden in het kloosterkapittel de namen der overledenen voor gelezen en herdacht. Zo worden in deze lijst, zonder verdere aandui ding, vermeld de overledenen die in het klooster van Tielt gestorven zijn. Dit geldt uiteraard voor de periode van vóór de Franse Omwente ling. Na die periode werden in dit dodenboek ook opgenomen de over leden medebroeders van de andere Belgische kloosters (tot 1882). De verbondenheid met de bevolking van Tielt en omstreken is op vallend. De verschillende stichters — Willem de Richardot en zijn echt genote Anna de Rye samen met hun kinderen Alexander, Claude, Eugeen en Gelaas —, alsook de promotor van de stichting, de deken van Tielt, E.H. Jan de Mol worden piëteitvol herdacht. Niet minder dan 15 pastoors die de minderbroeders bijzonder genegen waren, worden vermeld : de pastoors van Olsene, Kanegem, Meulebeke, Zulte, leper, Gottem, Grammene, Brugge, Zwevezele, Ruiselede en Wingene. Al de syndici of geestelijke vrienden, die het finantieel beheer van het kloos ter behartigden worden herdacht. Zo konden we de volledige lijst van de syndici opmaken vanaf de stichting tot na de Franse Omwenteling. Zeven pastoors van Tielt en omstreken vermaakten hun bibliotheek aan het klooster van Tielt, nl. de deken van leper Christof Welvaert, de pas toor van Olsene Antoon de Roy, de pastoor van Meulebeke Pieter Verbeke, de pastoor van Zulte Pieter Glabeke, de pastoor van Pittem Frans Tack, de pastoor van Wingene Jan-Baptist Van Lokeren en de pastoor van Meulebeke Pieter Hazart. Met bijzondere genegenheid wordt Judocus Van Brabant herdacht, 17 jaar oud, die zijn leven liet bij de brand van de kerk in 1660. Worden eveneens vermeld als speciale weldoeners van het klooster de vader, de moeder en de zuster van P. Ferdinand Ver biest, S.J. Piëteitvol worden de geneesheren van het klooster vermeld, die de zieke confraters verzorgden en gratis de geneesmiddelen ver schaften. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de dames die voor het onderhoud van de kerk en de sakristij zorgden of kostelijke ornamenten schonken voor de eredienst of voor het versieren van het beeld van O.-L.-Vrouw. Verscheidene burgemeesters van Tielt en omstreken zorg110
den voor het onderhoud der broeders. Zelfs hoge kerkvorsten worden speciaal herdacht om hun bijzondere genegenheid jegens het klooster.
P. Archangelus HOUBAERT, ofm
INLEIDING BIJ DE NEDERLANDSE VERTALING VAN HET OBITUARIUM
Voor de Nederlandse vertaling van het Tieltse Dodenboek hebben wij gebruik gemaakt van de uitgave van de oorspronkelijke, Latijnse tekst, verzorgd door archivaris pater A. Houbaert, ofm.; deze verscheen in Franciscana, 30e jg., 1-2, 1975, blz. 19-72. Voor de bereidwilligheid waarmee pater Houbaert de toelating gaf ook de inleiding en de verhelderende biografische voetnoten over te nemen, hartelijk dank. Bij deze nederlandstalige uitgave hebben wij evenwel een belangrijke vormwijziging doorgevoerd. Het obituarium, om te beantwoorden aan het doel waarvoor het wordt opgemaakt en bijgehouden (iedere avond, gedurende 100 jaar, worden de namen van de doden voorgelezen, die op die dag gestorven zijn en voor wie gebeden worden gevraagd), ver meldt de gegevens per dag voor iedere maand, ongeacht het jaartal; zo begint het Tieltse obituarium met 2 januari 1856 en vervolgt met: 3 januari 1866, 4 januari 1679, 5 januari 1861, 5 januari 1879, 5 januari 1882, 6 januari 1717, enz... Bij deze uitgave hebben wij een strikte chronologische volgorde ge nomen. Dit moet voor onze lezers de leesbaarheid en bruikbaarheid van de tekst veel verhogen. Bovendien werden de vermeldingen door ons genummerd (van 1 tot 390); dit moet ook de leesbaarheid ten goede komen en de verwijzingen vergemakkelijken. De voetnoten opgesteld door pater A. Houbaert werden door ons, weer omwille van een vlottere leesbaarheid, telkens geplaatst onmiddellijk na de tekst uit het obituarium waarbij zij horen. De tekst uit het obitua rium wordt in gewoon lettertype gedrukt, de «voetnoot» of verklarende notitie wordt cursief gedrukt. Wanneer, bij het vergelijken van de gegevens uit het obituariurrypf uit de notitie van pater Houbaert met het doodsprentje uit de omvangrijke verzameling die zich in het Tieltse klooster bevindt, een datum onjuist bleek te zijn of ontbrak, werd die door ons achteraan de notitie bijge voegd. 111
In deze uitgave werden de namen vernederlandst, en dit naar het voor beeld van Heiligenkalender. Doopnamen. Naamdagen. Uitgave Licap, Brussel. Enkele Latijnse titels werden door ons niet vertaald, omdat zij nagenoeg onvertaalbaar zijn. Graag geven wij er hier evenwel een benaderende omschrijving van : — clericus : frater, d.i. kloosterling die de priesterwijding nog niet heeft ontvangen. — lector jubilatus : lector (= leraar) emeritus. — pater provinciae : ere-provinciaal. — praeses : verantwoordelijke, bestuurder van een gemeenschap die (nog) geen kloostergemeenschap is. De Latijpse uitgave door A. Houbaert was reeds voorzien van een Per sonenregister. De Index der Plaatsnamen die aan deze Nederlandse uit gave wordt toegevoegd, werd opgemaakt door Philippe De Gryse. Deze stond ook in voor enkele aanvullingen bij de verklarende notities van phter Houbaert, voor het nauwkeurig nazicht van de Nederlandse ver taling, voor het herwerken van de Personenregister, en voor het volle dig persklaar maken van deze uitgave. Hiervoor onze welgemeende dank. Ten slotte danken wij graag de redaktie van het tijdschrift voor het ge nomen initiatief om deze nederlandstalige uitgave van het dodenboek overvloedig te illustreren met foto's. Jaak Billiet verdient lof en dank voor zijn opnamen. Het meeste hier gebrachte fotomateriaal werd vroe ger nooit gepubliceerd. In het kader van de herdenking «350 jaar Min derbroeders op het Pouckhof» was de kloostergemeenschap graag be reid de toelating tot fotograferen te verlenen.
P. Kunibert HAAZEN, ofm
GEBRUIKTE AFKORTINGEN
(Z.)(E.)P.F. Br. p.p.b. O.H.V. ofm S.T.L. 112
(Zeer)(Eerwaarde) Pater Frater Broeder priester, predikant, biechtvader Onze Heilige Vader Ordo Fratrum Minorum = Minderbroeder Sanctae Theologiae Lector = lector in de heilige godgeleerdheid.
1.
20 augustus 1631. Broeder Bernard, lekebroeder, overleed aan de pest bij het verzorgen van de pestlijders.
2.
24 augustus 1631. Broeder Bonaventura CLERICI, p.p.b., overleed aan de pest bij het verzorgen van de pestlijders.
3.
8 september 1631. Broeder Pascal DE LA HAYE, priester en biechtvader, overleed aan de pest.
4.
4 oktober 1631. Broeder Urbaan, lekebroeder, overleed aan de pest.
5.
11 juli 1632. Overlijden van Mailliard CORDIER, zeer toegewijd syndicus van dit klooster. Maillard Cordier was de eerste syndicus van het Tieltse klooster, nml. van 1624 tot 1632; hij was schepen van de stad. Zie 14 december 1673.
6.
23 oktober 11635 ?). Overlijden van broeder Anastaas PROVINGIER, lekebroeder, een voorbeeld van werkzaamheid en architekt van dit klooster; hij overleed te Gent. In de «Graf- en Gedenkschriften van Oost-Vlaanderen», deel II, Recolettenklooster Gent, wordt Br. Anastaas Provingier als volgt herdacht op 28 november 1635 : «Broeder Anastaas Provingier, lekebroeder, bezweek aan de pest terwijl hij ijverig als architekt werkte bij de bouw van een kapel; hij werd ter plaatse begraven». Hij hielp als architekt mee aan de bouw van het minderbroedersklooster te Tielt in 1629.
7.
11 oktober 1637. Afsterven van de doorluchtige mevrouw Anna DE RYE, gravin van Galmaarden, stichtster van dit klooster. Anna de Rye was de echtgenote van Willem de Richardot, stichter van het klooster van Tielt. Zie 10 september 1640.
8.
16 november 1637. Overlijden van de weledele heer Frans DE TROMPES, heer van Hulswalle, biezondere weldoener van dit klooster. Hulswalle is thans Schuiferskapelle.
9.
17 december 1637. Overlijden van de moeder van de gebroeders Vincent en Joris CORTURE, Kortrijkse priesters, die voor de bouw van dit klooster een belangrijke aalmoes schonk. Deze vrouw had twee zonen in het klooster : P. Vincent Corture, geboren te Kortrijk ca. 1611, en P. Joris Corture, geboren te Kortrijk ca. 1614; deze laatste overleed te leper op 5 december 1654.
113
10.
10 september 1640. Te Brussel ontsliep de doorluchtige en edele heer Willem RICHARDOT, graaf van Galmaarden, baron van Lembeke, heer van Tielt-ten-Hove, die, naast andere weldaden die hij gedurende zijn leven aan dit klooster bewees, de grond voor hetzelfde klooster schonk zodat hij terecht als de stichter ervan wordt beschouwd en waardig is dat men hem eeuwig in dachtig zij. Eerst gaf Willem de Richardot grond op het Gruuthof om er een klooster te bouwen, en later op het Pouckhof met dezelfde bedoeling. Thans is het klooster nog gelegen op het Pouckhof in de Kortrijkstraat. Zie ook 11 okto ber 1637. Voor meer gegevens over de familie de Richardot, zie : K. Haazen, Notities over enkele weldoeners van het Patersklooster te Tielt in de 17e eeuw. (De Roede van Tielt, 6e jg., nr4, dec. 1975, blz. 17-25).
11.
13 november 1645. Overlijden van Thomas VAERMAN, syndicus, dit klooster ten zeerste genegen. Thomas Vaerman was syndicus van het klooster van 1633 tot 1645. Zie ook 14 december 1673.
12.
16 januari 1646. Te Parijs ontsliep E.P.Fr. Dominiek HUAERT die in meerdere bedieningen, zoals die van Provinciaal, Custos, Definitor, Gardiaan, enz, deze provincie gediend heeft en tenslotte als «Pater Provinciae» overleed; hij is een blijvende herinnering waardig. Dominiek Huaert, geboren ca. 1593, achtereenvolgens gardiaan te leper, te Kortrijk, te Grevelingen en te Brugge, was provinciaal van de provincie van het graafschap Vlaanderen van 1641 tot 1644. In 1645 werd hij naar Parijs ge zonden om, door de tussenkomst van de koning van Frankrijk, te bekomen dat de minderbroeders van Hulst hun klooster mochten blijven bewonen.
13.
12 februari 1646. Overlijden van E.H. Judocus DE MEYERE, pas toor te Olsene, tijdens zijn leven een biezondere weldoener van dit klooster.
14.
5 april 1646. Overlijden van E.P.F. Thomas POURS, p.p.b., ge wezen gardiaan en in meerdere kloosters vicaris; hij ontsliep als vicaris van dit klooster. P. Thomas Pours, geprofest ca. 1624, was gardiaan te Poperinge in 1635.
15.
114
26 mei 1646. Afsterven van de doorluchtige en edele heer Jan DE HAENE, heer van Kanegem, enz., ten zeerste waardig dat men hem gedenke; naast andere aalmoezen schonk hij grootmoedig voor het optrekken van het klooster een deel van de grond; daaren boven kwam hij jaarlijks met aalmoezen de armoede van het
klooster ter hulp; de broeders die naar hem toe gingen en bij hem te gast waren, ontving hij met genegenheid en liefde. In 1624 vestigden de minderbroeders zich te Tielt, op het Gruuthof, links in de Kortrijkstraat, geschenk van de heer Willem de Richardot, graaf van Gal maarden, stichter van het klooster (zie 11 oktober 1637 en 10 september 1640). In 1629 verhuisden de minderbroeders naar-hef Pouckhof, rechts van de Kortrijkstraat, waar ze thans nog wonen. Alsdan ontvingen ze van de heer Jan de Haene en van zijn echtgenote Caroline de Coudenhove een stuk grond om de tuin van het Pouckhof te vergroten. Zie ook 6 april 1677.
16.
10 augustus 1646. Overlijden van E.P.F. Lieven BRUNEEL, p.p.b., gewezen vicaris te Nieuwpoort.
17.
23 september 1646. Overlijden van E.H. Pieter HAZART, Kortrijkzaan, pastoor te Meulebeke, die tijdens zijn leven de kloosterlin gen steeds weldeed; bij testament schonk hij zijn volledige biblioteek aan het klooster. E.H. Pieter Hazart, S.T.L., was pastoor van Meulebeke van 1629 tot aan zijn overlijden.
18.
22 december 1646. Overlijden van Z.E.P.F. Cherubien VAN AELST die, nadat hij meerdere ambten had vervuld (gardiaan in de kloosters van leper en Poperinge, vicaris te Duinkerke, magis ter van de novicen te Gent), tenslotte gardiaan van dit klooster werd. Hij ontsliep te Gent. Cherubien Van Aelst, geboren te leper ca. 1587 als zoon van Jan, syndicus van het klooster van leper, en van Margareta Bitouinckx, werd geprofest ca. 1608.
19.
22 februari 1647. Te Brugge ontsliep P.F. Pieter SIMONS van dit klooster, een werkelijk godvruchtig en gehoorzaam kloosterling, p.p.b. Pieter Simons, zoon van Lodewijk, werd geboren te Kortrijk op 11 maart 1609, geprofest te Kortrijk op 8 juli 1631 en priester gewijd te Gent op 23 december 1634.
20.
5 juli 1649. Godvruchtig overlijden van P.F. Jan DE GREVE, p.p.b.
21.
19 februari 1651. Te Pittem ontsliep de heer Judocus VERBIEST, biezondere vriend en beschermer van de broeders en van de orde. Judocus Verbiest, baljuw van Pittem, was de vader van P. Ferdinand Ver biest, jezuïet, missionaris en sterrekundige in China (1623-1688). Zie ook 13 november 1665.
115
22.
15 oktober 1652. In zijn klooster te leper ontsliep Z.E.P. Laurens DINGEON, lector jubilatus in de H. theologie, provinciaal; om wille van zijn voorbeeldig leven is hij ten zeerste alle aanbeveling waardig. Laurens Dingeon werd priester gewijd te Gent op 11 mei 1622. Van 1647 tot 1650 was hij provinciaal van de provincie «Graafschap Vlaanderen».
23.
23 december 1655. Overlijden van E.P.F. Donatiaan DE LA PLA CE, vicaris van dit klooster, die, omwille van zijn predikaties en private vermaningen bij het biechthoren, hier aan de zielen veel goed heeft gedaan; hij is begraven in het noordelijk deel van de kloostergang, in het midden, naast de vensters. Donatiaan de la Place, geboren te Brugge ca. 1614, geprofest te Kortrijk op 7 februari 1635, overleed te Tielt.
24.
24 november 1657. Overlijden van Z.E.H. Jan DE MOL, licenciaat in de H. theologie, deken van de christenheid, biezondere vriend en promotor van dit klooster. Het is door bemiddeling van deken J. De Mol dat er in 1624 te Tielt een minderbroedersklooster gesticht werd.
25.
22 september 1658. Overlijden van de doorluchtige en edele heer DE LA BOUCHARDERYE. Hij bewees vaak afzonderlijke wel daden aan dit klooster en betuigde een biezondere genegenheid tegenover alle broeders. Bij testament liet hij 200 gulden na, alsook jaarlijks de nodige turfblokken en 100 karpers uit zijn visvijvers, die jaarlijks rond de Advent moesten geleverd worden. Hij is ten zeerste onze gebeden en een blijvende herinnering waardig. Het gaat hier om Vincent Wyts, heer de la Boucharderye. Adolf Van Puymbrouck, Eenige bladzijden uit de geschiedenis van het klooster der ££. PP. Minderbroeders-RecoUecten te Thielt. Tielt, 1883, vermeldt als overlij densdatum : 22 september 1659 (blz. 239). Antonellus Verschuere, De Min derbroeders te Thielt (1624-1933). Tielt, 1933, geeft als overlijdensdatum: 22 september 1657 (blz. 32), maar elders : 8 juli 1633 (blz. 227)1 Zie ook 11 mei 1672, 28 juni 1672, 13 december 1677, 4 augustus 1679, 25 augustus 1681 en 19 augustus (nr. 387).
26.
10 januari 1660. Overlijden van Broeder Matteüs POITAU, lekebroeder. Matteüs Poitau, geboren in 1610, werd geprofest te Gent op 25 februari 1635.
116
Het glasraam waarvan sprake in nr. 27. Het glasraam bevindt zich thans in de zuidergang van het kloosterpand. Het onderschrift is niet meer leesbaar; het luidde als volgt : Aensie, o Heer, aensie ]oos Brabant voor u knielen Die, als men sach alhier de vlamm' 't convent vernielen. In 't blusschen onbevreest boodt overal de handt, Doch die, eylaas, is self gebleven in de brandt. Bidt voor de ziele. Anno 1660, 20 february. De hiervermelde datum is onbegrijpelijk, daar het vaststaat dat de brand gebeurde tijdens de nacht van 20 op 21 januari.
27.
20 januari 1660. Behulpzaam bij de brandbestrijding tijdens de ramp in dit klooster, bedolven onder de instortende gevel van de oude kapel, door de rook verstikt, hoewel er onderuit getrokken, ontsliep dadelijk Judocus VAN BRABANT, burger van deze stad. Hij is het waardig dat we hem voor altijd in onze gebeden aanbe velen, hij die voor ons zijn leven gaf, en dat, ieder jaar, een jaarge tijde wordt gezongen voor zijn zielerust. Een glasraam, door de moeder van Judocus van Brabant aan het klooster ge schonken, herinnert aan deze droeve maar heldhaftige daad. Thans is het glasraam nog aanwezig in het kloosterpand van Tielt, waar de jongen in knielende houding is afgebeeld.
28.
15 februari 1663. Overlijden van E.P.F. Mark CAMPEN, p.p.b., jubilaris in de orde. Mark Campen, geboren in 1597 als zoon van Comeel en Catharina Geldhof, werd geprofest te Gent op 9 maart 1614. Gedurende dertig jaar was hij biechtvader in de abdij van Eename.
29.
30 november 1663. Overlijden van de edele heer Jan HAVESKERCKE, baron van Wingene, enz., een biezondere vriend van dit klooster.
30.
14 januari 1664. Te Kortrijk ontsliep broeder Godfried VAN HECKE, lekebroeder, lid van onze kloostergemeenschap.
31.
21 september 1664. Overlijden van E.H. Pieter GLABEKE, ge durende 50 jaar pastoor te Zulte en weldoener van de orde. Hij was een biezondere gastheer voor de broeders. Bij testament liet hij aan dit klooster zijn biblioteek en andere dingen na.
32.
1 februari 1665. Overlijden van de beminde in Kristus, P. Severien ROBERT, priester, een allerijverigst man.
33.
7 juni 1665. Overlijden van Br. Zacharias STASEN, een nederig lekebroeder.
34.
9 juli 1665. Te Gent ontsliep P.F. Athanaas MOENEN, priester, lid van onze kloostergemeenschap.
35.
13 november 1665. Te Pittem ontsliep mevrouw Anna VAN HECKE, echtgenote van de heer Judocus Verbiest, tijdens haar leven een biezondere weldoenster voor de broeders. Anna Van Hecke was de moeder van P. Ferdinand Verbiest, jezuïet, mis sionaris en sterrekundige in China (1623-1688). Zie ook 19 februari 1651.
118
36.
10 februari 1668. Overlijden van P.F. Sixtus LIBBERECHTS, priester, een eenvoudig en rechtschapen man, die God vreesde. Sixtus Libberechts, geboren te Ottergem ca. 1610, werd geprofest te Kortrijk op 6 augustus 1630.
37.
29 april 1668. Te Brussel ontsliep mevrouw Theresia DE MERODE, echtgenote van de prins van Steenhuise, graaf van Galmaar den, enz. Theresia de Mérode was de echtgenote van Claude de Richardot, oudste zoon van Willem de Richardot, graaf van Galmaarden (Gammerages), stich ter van het klooster van Tielt. Zie 10 september 1640 en 3 november 1670.
38.
3 april 1670. Overlijden van E.P.F'. Patrick CORNUET, gardiaan van dit klooster, die verschillende funkties in de orde op lofwaar dige wijze heeft vervuld. Patrick Comuet, geboren ca. 1613, geprofest in 1633, werd gardiaan te Hondschote in 1668 en te Tielt in 1669.
39.
3 november 1670. Te Brussel ontsliep de doorluchtige en edele heer DE RICHARDOT, prins van Steenhuyse, graaf van Galmaar den, baron van Lembeke, heer van Tielt-ten-Hove, oudste zoon van de stichter van ons klooster, de heer Willem Richardot. Claude de Richardot was de oudste zoon van Willem de Richardot, stichter van het Tieltse klooster. Zie 10 september 1640 en 29 april 1668.
40.
11 mei 1672. Overlijden van mevrouw Francisca CORTEWYLLE, dochter van Filip, heer d'Oudenhove, echtgenote van de edele en doorluchtige heer Vincent Wyts, heer de la Bouchardrye, die bij haar dood dit klooster 200 gulden naliet. Zie 22 september 1658, 28 juni 1672, 13 december 1677, 4 augustus 1679, 25 augustus 1681 en 19 augustus (nr. 387). Ook enkele gegevens over de geslachten Cortewylle en Wyts in het aangehaalde artikel van K. Haazen.
41.
28 juni 1672. Overlijden van mevrouw Anna DE CORTEWYLLE, gewezen echtgenote van de edele en doorluchtige heer J. Vincent Wyts, heer de la Boucharderye, die een zeer uitzonderlijk weldoe ner was voor dit klooster. De datum 1672 staat in het handschrift bijgeschreven door een andere hand. Dit is overduidelijk een vergissing : Anna de Cortewylle was de eerste echtgenote van J. Vincent Wyts (zie nr. 25). Na haar overlijden huw de J. Vincent Wyts met haar zuster, Joanna Francisca (zie nr. 40), die even wel anderhalve maand vóór Anna zou overleden zijn ! Noch A. Van Puymbrouck, noch A. Verschuere geven een oplossing voor deze verwarde puz zel, die zeker niet vereenvoudigd wordt door de betwisting over de over lijdensdatum van J. Vincent Wyts zelf (zie nr. 25).
119
Zie 22 september 1658, 11 mei 1672, 13 december 1677, 4 augustus 1679, 25 augustus 1681 en 19 augustus (nr. 387).
42.
14 december 1673. Overlijden van onze moeder syndica, Catharina D'HAENE, weduwe van Maillard Cordier en van Thomas Vaerman, syndici van dit klooster. Zie 11 juli 1632 en 13 november 1645. Catharina D'Haene was syndidè van dit klooster van 1645 tot 1652.
43.
8 juli 1675. Overlijden van Z.E.H. Pieter DE STEUR, pastoor te Gottem.
44.
17 augustus 1675. Te Brugge ontsliep Z.E.H. Jacob TURCK, pas moor te Zwevezele.
45.
7 november 1675. Overlijden van Z.E.H. Embert WIJHMANS, pastoor te Grammene.
46.
10 juni 1676. Overlijden van Catharina ROOSE, echtgenote van wijlen de heer De Keyser, burgemeester van deze stad; zij was ook een biezondere weldoenster gedurende haar leven.
47.
19 september 1676. Te Aarsele ontsliep burgemeester Pieter VAN HULLE. Hij was de gastvrije en heel biezondere vriend van onze broeders; zowel gedurende zijn leven als in zijn testament was hij onze weldoener; hij is alle gedachtenis waardig. Pieter Van Huile, burgemeester van Aarsele, was landbouwer op het Goed te Baudeloo.
48.
7 oktober 1676. Overlijden van Anna ROOSE, echtgenote van de heer Matteüs 't Hooft, weldoenster van dit klooster.
49.
20 oktober 1676. Te Pittem ontsliep Z.E. Heer en Magister Frans TACK, priester en bezoldigd kapelmeester, derde-ordeling van O.H.V. Franciscus, zeer uitzonderlijk weldoener, die tijdens zijn leven weldaden aan onze klooster bewees; bij testament schonk hij een nieuw missaal, een brevier in kwarto en nog enkele boeken voor de biblioteek en een aanzienlijke aalmoes; hij is een eeuwige gedachtenis ten zeerste waardig.
50.
9 november 1676. Overlijden van de heer Pieter DE JONCKHEERE, schepen van deze stad, man van wie veel verwacht werd, vriend en beschermer van onze serafijnse orde.
120
51.
25 november 1676. Overlijden van Z.E. Heer en Magister Jacob DENYS, medepastoor van deze stad.
52.
23 maart 1677. Overlijden van de edele en doorluchtige heer Ferdi nand DE HAENE, heer van Kanegem, biezondere gastheer en weldoener voor de broeders.
53.
6 april 1677. Te Gent ontsliep de edele mevrouw Caroline COUDENHOVE, weduwe van de edele en doorluchtige heer Jan de Haene, heer van Kanegem, een uitzonderlijke weldoenster voor ons Tieltse klooster. Zie ook 26 mei 1646.
54.
16 mei 1677. Overlijden van Z.E.H. Egied FEYS die 32 jaar lang pastoor was te Olsene, een weldoener voor onze serafijnse orde en een zeer uitzonderlijk gastheer voor onze broeders : van waar ze ook kwamen, ze werden altijd liefdevol en zeer welwillend ontvangen. Hij is ten zeerste waardig blijvend herdacht te worden.
55.
17 juni 1677. Overlijden van Z.E. Heer en Magister Jacob HURPY, pastoor te Wingene, een zeer ijverig man, gastheer voor onze broeders en weldoener zowel tijdens zijn leven als zeer speciaal in zijn laatste wilsbeschikkingen.
£6.
26 oktober 1677. Overlijden van de heer en Magister Roeland KRUUCKE, schepen van deze stad en gedurende 25 jaar de zeer trouwe syndicus van ons klooster van minderbroeders-recollekten te Tielt. Roeland Cruycke was syndicus van het klooster van Tielt van 1652 tot 1677. Zie ook 8 december 1697.
57.
28 oktober 1677. Te Olsene ontsliep de edele en doorluchtige heer Frans LANCKSAELE, baron van Exaarde, topark van Olsene, enz. Omwille van zijn biezondere genegenheid voor onze serafijnse orde, is hij een blijvende herinnering waardig.
58.
13 december 1677. Overlijden van mevrouw Elisabeth Comelia VAN HEMERS, echtgenote van de edele en doorluchtige heer Joris Wyts, heer de la Boucharderije. Meerdere leden van de familie Wyts worden herdacht in dit Dodenboek : zie 22 september 1658, 11 mei 1672, 28 juni 1672, 4 augustus 1679, 25 augus tus 1681 en 19 augustus (nr. 387).
121
59.
17 augustus 1678. Te leper ontsliep de zeer merkwaardige en zeer hoogwaardige heer Willem HERINCX, bisschop van leper. Hij was lid van de orde der minderbroeders-recollekten van de pro vincie van Brabant of Germania Inferior; in die serafijnse orde be kleedde hij op lofwaardige wijze meerdere funkties : lector jubilatus in de h. theologie, provinciaal van zijn provincie, ten eeuwi gen dage Pater Provinciae, definitor-generaal, en gedurende drie jaar commissaris-generaal van deze provincies. Vervolgens werd hij als bisschop van de kerk van leper aangesteld, welke funktie hij gedurende 9 maanden uitoefende; toen schonk hij zijn ziel aan God terug. Hij verdient ten zeerste een altijddurende aanbeveling. Willem Herincx, geboren te Helmond (NI.) op 3 oktober 1621 als zoon van Hendrik, kerkmeester te Helmond, en van Margareta van Ewyck, trad in bij de minderbroeders te Leuven in 1637, werd op 24 september 1644 tot pries ter gewijd, werd lector in de filosofie en de theologie, provinciaal van de Germania Inferior (1663-1666 en 1672-1673), definitor-generaal (1670-1674), commissaris-generaal van de Natio Germano-Belgica (1673-1677) en tenslot te bisschop van leper (24 oktober 1677 tot 17 augustus 1678). Hij schreef meerdere theologische werken. Zie Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. 4, kol. 408-411 en Franciscana 24 (1969), blz. 3-28.
60.
4 oktober 1678. Op de feestdag zelf van onze zeer heilige vader Franciscus, die zij zeer vereerde, ontsliep te Pittem mevrouw Jacoba VERBIEST, echtgenote van de heer Jan Lust, een uitzonderlijke weldoenster : zij was onze orde zeer genegen. Jacoba Verbiest was de oudste zuster van P. Ferdinand Verbiest, jezuïet, missionaris en sterrekundige in China (1623-1688). Zie ook 19 februari 1651 en 13 november 1665.
61.
11 november 1678. Te Brugge ontsliep de heer Pieter Chrysolius VAN VOLKEN, kanunnik van de kathedrale kerk van de H. Donaas, allerbiezonderste weldoener van onze serafijnse orde en vooral van de provincie, en ook van dit klooster van Tielt, die tot het wederopbouwen van het uitgebrande klooster 50 pond grote schonk; hij is ten zeerste het herdenken waardig.
62.
4 januari 1679. Te Gent overleed de zeer doorluchtige en zeereerwaarde heer Frans VAN HOORENBEKE, bisschop van Gent, lid van de derde orde van O.H.V. Franciscus. Hij was voor onze orde zeer verdienstelijk en is ten zeerste een eeuwige gedachtenis waar digFrans Van Hoorenbeke, geboren te Brussel, werd de 10e bisschop van Gent in 1667. Hij was 49 jaar toen hij te Gent overleed.
122
63.
4 augustus 1679. Overlijden van de edele heer Lodewijk DE WYTS, broer van de heer de la Boucharderye. Zie 22 september 1658, 11 mei 1672, 28 juni 1672, 13 december 1677, 25 augustus 1681 en 19 augustus (nr. 387).
64.
8 augustus 1679. Te Aalter ontsliep Karel JANSSENS, een buiten gewoon gastheer voor onze broeders.
65.
26 augustus 1679. Te Ruiselede ontsliep Z.E. Heer en Magister Arnold FRANSENS, gedurende 33 jaar zeer waakzame pastoor al daar en zeer uitzonderlijke gastheer voor onze broeders. Arnold Fransens, geboren te Oudenaarde, eerst pastoor te Eine, was pastoor van Ruiselede van 1646 tot aan zijn overlijden.
66.
1 september 1679. Te Brugge ontsliep mevrouw Maria VAN DE VOORDE, derde-ordelinge die tijdens haar leven het klooster van Tielt een vergulde zilveren ciborie schonk en bij testament een flinke aalmoes naliet; ze verdient dat men haar eeuwig gedenke.
67.
23 september 1679. Te Wingene ontsliep de edele mevrouw Maria SEMPLE, barones van Wingene. Om haar biezondere genegen heid voor de kloosterlingen van de serafijnse orde verdient zij dat men haar ten zeerste aanbevele.
68.
23 oktober 1679. Te Pittem ontsliep de heer Jan LUST,vriend van onze orde en uitzonderlijke weldoener.
69.
27 oktober 1679. Overlijden van Jan KRUUCKE, vriend en weldoener, zoon van onze vader syndicus Roeland.
70.
30 mei 1680. Overlijden van de edele jongeman Frans CRUYCKE, zoon van Roeland, syndicus van dit klooster. Zie 26 oktober 1677 en 8 december 1697.
71.
9 augustus 1680. Op dezelfde dag waarop hij geboren was, verliet dit leven, nadat hij alle sakramenten van de Kerk godvruchtig ont vangen had, onze geliefde in Kristus : P. Christiaan DE CRAECKER, 53 jaar oud, 30 jaar geprofest, 26 jaar priester, gewezen vica ris en biechtvader van monialen; hij was onvermoeibaar zowel in het werk als in de predikatie. Christiaan De Craecker, geboren te Aalst op 9 augustus 1627, geprofest te Kortrijk op 1 december 1652, overleed te Tielt.
123
72.
15 augustus 1680. Te Brussel ontsliep de zeer verheven en zeer doorluchtige heer Alexander DE RICHARDOT, heer van Steenhuisse, graaf van Galmaarden en Lembeke, topark van Avelgem, Ootegem, Heestert, Warmaarde, Berchem, Dottenijs, Aubers, Tielt-ten-Hove, Aarsele, enz., aanvoerder van een vrije cohorte, en algemeen legeraanvoerder van Zijne Katholieke Majesteit; hij had voor ons klooster dezelfde godvruchtige genegenheid als zijn vader, de stichter van dit klooster. Hij verdient in de gebeden van de heilige communiteit te worden aanbevolen. Alexander de Richardot was de zoon van Willem, stichter van het minder broederklooster van Tielt. Zie 10 september 1640.
73.
25 augustus 1681. Overlijden van de edele mevrouw Francisca W IJTS, dochter van de edele heer Vincent de la Boucharderye. Ze werd alhier in het vaderlijk graf bijgezet. Zie 22 september 1658,11 mei 1672, 28 juni 1672,13 december 1677,4 augus tus 1679 en 19 augustus (nr. 387).
74.
17 december 1681. Overlijden van E.P.F. Jozef RAPSAET, vicaris van dit klooster. Jan Rapsaet (kloosternaam : Jozef), geboren te Heestert ca. 1620 als zoon van Jan, baljuw van Heestert, en van Livina Salins, geprofest te Kortrijk op 26 november 1662, overleed te Tielt.
75.
1 maart 1685. Overlijden van Z.E.H. Pieter VERBEKE, gewezen pastoor te Meulenbeke [sicj, daarna de zeer waakzame pastoor van deze Tieltse stad en gedurende 30 jaar deken van ditzelfde gebied. Tijdens zijn leven was hij onze zeer grote weldoener; ook bij zijn overlijden dacht hij aan ons : hij liet ons zijn biblioteek na. Hij was 66 jaar. Hij verdient ten zeerste een blijvend aandenken. Pieter Verbeke was pastoor te Meulebeke van 1647 tot 1655. Toen werd hij pastoor van Tielt, in opvolging van E.H. Jan De Mol (T 1657), later deken te Tielt.
76.
17 september 1686. Overlijden van P.Fr. David BOERMAN, p.p.b., onvermoeibaar in het biechthoren en in het bezoeken van de zieken. David Boerman, geboren in 1635, geprofest in 1654, overleed te Gent.
77.
21 juni 1690. Overlijden van E.H. Jan MERSMAN, pastoor te Zul te, gastheer voor onze broeders en een heel biezondere weldoener.
78.
28 augustus 1690. Overlijden van P.F. Hilarion STYL, priester.
124
79.
7 maart 1691. Overlijden van mevrouw Rebecca VAN DER MEIRE, echtgenote van de heer Egied Damman, baljuw van Zulte, de broeders zeer genegen.
80.
16 maart 1692. Overlijden van E.H. Antoon DE ROY, pastoor te Olsene, die tijdens zijn leven aan ons klooster enkele boeken van zijn biblioteek schonk.
81.
13 oktober 1692. Te Landau in de Elzas overleed de edele en door luchtige heer Eugeen Albert RICHARDOT, jongste broer van de prins van Steenhuyse; zijn hart, opgeborgen in een ijzeren koffer tje, werd onder de blauwe steen vóór de trede van het hoogaltaar in de kapel van het oude klooster begraven en in maart 1707 over gebracht naar de nieuwe kerk, onder de bovenste trede, d.i. onder het bovenste vlak van het hoogaltaar. Eugeen Albert Richardot was de zoon van Willem, stichter van het minderbroedersklooster van Tielt; Eugeen werd in de nieuwe kerk in 1707 opnieuw begraven. Zie ook 10 september 1640.
82.
13 november 1693. Overlijden van P.F. Athanaas VAN DE VEL DE, priester.
83.
29 september 1694. Overlijden van de zeer ervaren heer Elendrik VAN DER HOFSTADT, geneesheer die de broeders alle genees middelen toediende en ze met de allergrootste zorgen ten dienste stond.
84.
26 oktober 1694. Overlijden van onze biezondere vriend en wel doener de heer Pieter DUCHATEL, baljuw van deze stad. Pieter Duchatel, burgemeester van Tielt in 1686-87, drong in 1686 bij Constantijn Letms, P. gardiaan van Tielt, aan om een aanvang te nemen met de humaniorastudies onder leiding der minderbroeders. De uitslagen der studenten worden bewaard in drie registers, thans berustende in het pro vinciaal archief der minderbroeders te Sint-Truiden.
85.
5 november 1694. Overlijden van P. Winnok TYTGAT, p.p.b. Pieter Tytgat (kloosternaam : Winnok), geboren te Wakken op 18 maart 1658, werd geprofest te Kortrijk op 12 juli 1679.
86.
14 november 1694. Te Gent ontsliep F. Pascal LIEVENS, lid van onze kloostergemeenschap.
87.
27 juli 1695. Overlijden van E.P. Corneel WYLAEIS, vicaris van dit klooster, gewezen missionaris. 125
Franciscusbeeldje met kruis. Hout. Het beeldje bevindt zich thans in de recreatiekamer (met opschrift ÂŤ1644Âť in het plafond).
Adriaan Wylaeis (kloosternaam : Comeel), geboren te Gent in 1656, werd geprofest te leper op 29 augustus 1677.
88.
31 maart 1696. Te Gent ontsliep E.P.Fr. Roeland CRUUCKE, ge wezen gardiaan van dit klooster, op verschillende plaatsen vicaris en magister van de jonge fraters; hij was nu vicaris in het klooster van Gent. Zijn moeder, de weduwe van Roeland Cruucke, die ge durende 25 jaar de zeer trouwe syndicus was van ons klooster, liet hij achter verteerd door ouderdom en verdriet. Roeland Cruucke, zoon van Roeland, schepen van Tielt, en van Martina Cordier, werd geboren te Tielt op 16 september 1653 en geprofest op 4 december 1672. Zijn vader was geestelijke vader van het klooster te Tielt van 1652 tot 1677; na zijn dood werd zijn echtgenote de geestelijke moeder van het klooster tot aan haar dood op 8 december 1697. Zie ook 26 oktober 1677 en 8 december 1697.
89.
8 december 1697. Te middernacht ontsliep Martina CORDIER, echtgenote van wijlen Roeland Cruucke, die gedurende zijn leven 25 jaar lang syndicus was van dit klooster, welk ambt zij met even veel trouw en genegenheid gedurende nog 20 jaar, tot aan haar dood, heeft voortgezet. Zie 26 oktober 1677 en 31 maart 1696.
90.
30 augustus 1698. Overlijden van broeder Willem VAN PUYVELDE, lekebroeder. Judocus Van Puyvelde (kloosternaam : Willem), geboren te Sint-NiklaasWaas op 22 augustus 1641, werd geprofest op 4 december 1665 te Kortrijk.
91.
14 juni 1700. Overlijden van Joanna ALLIET, weduwe van Jan De Blaere, die tijdens haar leven welwillend een deel van de grond voor het klooster schonk.
92.
12 april 1701. Te Brussel ontsliep de zeer verheven en doorluchtige heer Gelaas DE RICHARDOT, heer van Steenhuyse, graaf van Galmaarden, baron van Lembeke, topark van Avelgem, Ootegem, Heestert, Warmaarde, Berchem, Dottenijs, Aubers, Aarsele, enz., kamerheer van de doorluchtige Hertog van Beieren Maximiliaan Emmanuël, goeverneur van België, aanvoerder van een vrije co horte en algemeen legeraanvoerder van Zijne Katholieke Majes teit. Gelaas de Richardot was de zoon van Willem, stichter van het minderbroedersklooster van Tielt. Zie 11 oktober 1637 en 10 september 1640.
93.
7 mei 1701. Overlijden van P.F. Alexander DE CASTRO, p.p.b. 127
94.
22 juli 1701. Overlijden van P.F. Lambert LAMBRECHT, p.p.b.
95.
25 maart 1703. Overlijden van de heer Jan LAMBRECHT, schepen van deze stad, trouw syndicus en groot weldoener van dit kloos ter. Jan Lambrecht was geestelijke vader van het klooster van 1697 tot 1703. Zijn zoon, Bernard, geboren te Tielt op 26 januari 1695, werd minderbroeder op 13 oktober 1713 en overleed te Kortrijk op 14 augustus 1762. Zie ook 14 okto ber 1740.
96.
21 mei 1703. Overlijden van Br. Filip DE REU, lekebroeder.
97.
20 oktober 1703. Te Gent ontsliep Z.E.P. Cypriaan DESCAMPS, ex-definitor, nu gardiaan van ons klooster, een ijverig, vredelie vend en voorbeeldig man. Cypriaan Descamps, geboren ca. 1635, geprofest in 1655, was gardiaan te Oudenaarde, Eeklo en vervolgens Tielt.
98.
12 februari 1704. Overlijden van P. Maxim VAN DER SCHUREN, p.p.b. Adriaan Van der Schuren (kloosternaam : Maxim), geboren te Outer (O.VI.) in 1658, werd geprofest te leper op 21 januari 1677.
99.
4 november 1704. Overlijden van P.F. Adjuut GONTIER, predi kant en biechtvader.
100.
10 april 1705. Overlijden van de godvruchtige dochter Catharina VAN RYCKEGHEM, derde-ordelinge van onze orde; tijdens haar leven en bij haar laatste wilsbeschikkingen was ze zeer vrijgevig voor dit klooster.
101.
8 juni 1705. Overlijden van mevrouw Catharina JOCHEM, moeder van onze syndicus Jan Lambrecht, tijdens haar leven een weldoen ster voor dit klooster. Bij testament liet zij, tot opbouw van de kerk, een aanzienlijke aalmoes na. Haar zoon Jan Lambrecht was syndicus van het klooster van Tielt van 1697 tot 1703. Zie 25 maart 1703.
102.
128
28 september 1706. Overlijden van de heer Jan VAN DER PIETE. 15 jaar lang was hij ononderbroken burgemeester van deze stad; nu ook eerste schepen van de kasselrij Kortrijk; gedurende zijn leven was hij de serafijnse orde zeer genegen en een biezondere weldoener voor dit klooster.
103.
12 november 1706. Overlijden van Br. Adriaan DE BACK, lekebroeder. Jan De Back (kloosternaam : Adriaan), geboren te leper op 16 oktober 1639, werd geprofest op 24 april 1664.
104.
2 september 1707. Overlijden van mevrouw Maria Antonia GOUDENHOOFT, echtgenote van de zeer deskundige heer Van Santvoorde, stadspensionaris, die tijdens haar leven voor ons zeer mild was en ons bij testament haar zijden klederen naliet voor allerlei altaarornamenten. Zie 6 januari 1717 en 6 november 1764.
105.
29 december 1707. Overlijden van P. Emmanuël VAN MOL, p.p.b., onvermoeibaar in het biechthoren. Ignaas Van Mol (kloosternaam : Emmanuël), geboren te Antwerpen ca. 1646, werd geprofest te leper op 25 december 1667.
106.
25 augustus 1708. Overlijden van E.P. Victor VAN PUYVELDE, gewezen overste van de missionarissen, praeses van De Klinge, en nu biechtvader van de zusters penitentinen. Andréas Van Puyvelde (kloosternaam : Victor), geboren te Nieuwkerken in 1649, geprofest te leper op 6 maart 1671, overleed te Tielt.
107.
23 oktober 1708. Overlijden van mevrouw Maria Agnes VAN SANTVOORDE, echtgenote van de heer Constantijn du Chastelle, baljuw van deze stad, die tijdens haar leven onze orde ten zeer ste toegewijd was en, naast andere weldaden, bij haar overlijden haar kostbare klederen schonk om er ornamenten van te maken voor onze kerk; ze koos in onze kerk haar rustplaats vóór het altaar van de Zalige Maagd Maria opdat haar ziel, geholpen door de dagelijkse misoffers en de gebeden, zo spoedig mogelijk zou mogen rusten in de eeuwige vrede. Zie ook 2 oktober 1740.
108.
17 december 1708. Te Brugge ontsliep Z.E.P. Robert PROVENTIER, ex-provinciaal, door wiens zeer grote zorg en werk ge durende zijn provincialaat, de kerk van dit klooster van Tielt, waarvan vele jaren eerder de bouw begonnen was, volledig werd opgetrokken. Robert Proventier, geboren in 1639, geprofest in 1657, gewezen gardiaan van Gent, Kortrijk en Brugge, was provinciaal van 1704 tot 1707. In 1660 brandden de kerk en het klooster van Tielt af. Slechts in 1707 werd de kerk herbouwd.
129
1979 : binnenzicht van de Paterskerk. Het gebouw dateert uit 1707, het hoofdaltaar uit 1717. Het retabel is van de hand van broeder Lucas De Meyer (leerling van De Craeyer?), dateert uit 1728 en stelt de Kruisvinding voor (titel van deze kerk; zie nr. 112). In 1965 werd een nieuw altaar geplaatst om te beantwoorden aan de nieuwe liturgische voor schriften. De beelden in het koor : links de H. Francisais, rechts de H. Clara.
109.
9 januari 1709. Te Kanegem ontsliep Stefaan WILLEMS, genees heer, die, naast andere weldaden, gedurende enkele jaren de zieke broeders van dit klooster met veel toewijding heeft verzorgd en hun de nodige geneesmiddelen heeft verschaft.
110.
10 november 1709. Te Ruiselede ontsliep Jacob VAN DEN HENDE, burgemeester, tijdens zijn leven onze buitengewone weldoe ner en liefdevolle gastheer voor alle paters; daarom verdient hij aanbevolen te worden in onze misoffers en gebeden. Zie 18 november 1710.
111.
23 maart 1710. Overlijden van E.P. Emmanuël DE CAESMAEKER, gewezen missionaris, nu vicaris van dit klooster en biecht vader van de zusters penitentinen. Emmanuël De Caesmaeker werd priester gewijd te Gent op 27 maart 1694.
112.
28 september 1710. Zoals meer uitvoerig beschreven staat in het register van het klooster, blz. 60, heeft, daags vóór het feest van de Kerkwijding van de H. Aartsengel Michaël, de zeer doorluchtige en zeereerwaarde Filip Erard Van der Noot, bisschop van Gent, onze kerk met het hoofdaltaar geconsacreerd onder de titel van de Vinding van het Heilig Kruis; bij verordening van dezelfde door luchtige moet de kerkwijding ieder jaar gevierd worden op de zondag die het voornoemd feest voorafgaat. De nieuwe kerk van de minderbroeders te Tielt werd ingezegend op 3 okto ber 1707 en plechtig geconsacreerd door Mgr. Van der Noot, bisschop van Gent, tot wiens bisdom Tielt behoorde.
113.
18 november 1710. Te Ruiselede ontsliep Francisca DE ROO, moe der van pater Aloïs Van Hende, die, zolang zij leefde, ons met veel weldaden bedacht en alle paters die gastvrijheid zochten, met lief de ontving; daarom is zij onze aanbeveling waardig. Augustien Van Hende (kloosternaam : Aloïs) werd geboren te Ruiselede op 12 juni 1680 als zoon van Jacob en van Francisca De Roo. Hij was geestelijk bestuurder van de zusters franciscanessen te Velzeke, waar hij overleed op 7 maart 1713.
114.
12 april 1713. Overlijden van P. Pieter Maes, p.p.b. Jan-Baptist Maes (kloosternaam : Pieter), zoon van Adriaan en van MariaJoanna Van Breusseghem, geboren te Sint-Niklaas-Waas, werd geprofest te Brugge op 19 november 1702.
115.
26 juli 1714. Overlijden van Br. Didacus VAN AUDENAERDE, lekebroeder, 60 jaar oud, die ononderbroken gedurende 30 jaar trouw voor dit klooster gewerkt heeft. 131
Pieter Van Audenaerde (kloosternaam : Didacus), geboren te leper op 19 mei 1655, geprofest te leper op 12 maart 1679, overleed te Tielt. Hij was bedelbroeder.
116.
6 januari 1717. Overlijden van de zeer geleerde heer Willem VAN SANTVOORDE. Hij was pensionaris van deze stad. Om de wel daden die hij bewees, is hij waardig dat men voor zijn ziel bidt. Willem Van Santvoorde had een zoon in het klooster: Willem (klooster naam : Gregoor); deze overleed te Tielt op 6 november 1764. Zie op die da tum en ook 2 september 1707.
117.
23 juni 1720. Overlijden van Frans FAIS, gedurende 32 jaar huis knecht van dit klooster.
118.
25 juni 1721. Overlijden van P.F. Illuminaat CAESEMAEKER, p.p.b., biechtvader van de zusters penitentinen. Illuminaat Caesemaeker, geboren te Gent op 16 augustus 1675, geprofest te Oudenaarde op 16 juni 1696, overleed te Tielt, waar hij bestuurder was van de zusters penitentinen.
119.
16 april 1722. Overlijden van P.F. Baltazar D'HERRE, p.p.b. Jan D'Herre (kloosternaam : Baltazar), zoon van Jan en van Petronella De Beurme, werd geboren te Oudenaarde op 11 september 1677 en geprofest te Kortrijk op 5 januari 1699.
120.
23 december 1724. Overlijden van E.P.F. Feliciaan VAN REMOORTERE, p.p.b., lector emeritus in de wijsbegeerte en godge leerdheid, biechtvader van monialen, jubilaris in de orde, een echt vreedzaam man. Judocus Van Remoortere (kloosternaam : Feliciaan), geboren te SintNiklaas-Waas op 24 december 1645 als zoon van Antoon en van Catharina De Meyer, geprofest te leper op 18 december 1668, was lector in de theologie in de abdij te Eename van 1696 tot 1699.
121.
29 juni 1725. Overlijden van broeder Hermes CNUDDE, lekebroeder. Hermes Cnudde, geboren te Gent op 3 januari 1678, geprofest te Brugge op 2 juli 1702, overleed te Tielt. Hij was kleermaker.
122.
9 november 1725. Overlijden van P.F. Casimir COSMAN, p.p.b., gewezen lector in de wijsbegeerte, vicaris en thans biechtvader van de zusters penitentinen. Jan Cosman (kloosternaam : Casimir), zoon van Jan en van Judoca Seroels, geboren te Meulebeke op 27 april 1693, geprofest te Brugge op 8 april 1711, was biechtvader van de zusters penitentinen te Tielt.
132
123.
26 april 1726. Overlijden van broeder Patrick HANNE, lekebroeder.
124.
27 november 1726. Overlijden van Jacob LE COCK, gedurende meerdere jaren de zeer werkzame knecht van dit klooster; hij werd begraven in de gang.
125.
25 juli 1728. Overlijden van P.F. Christiaan VAN DE KERCKHOVE, predikant en biechtvader. Christiaan Van de Kerckhove, geboren te Gent op 26 juni 1697, werd gepro fest te Oudenaarde op 9 mei 1718.
126.
9 november 1728. Overlijden van Judoca JOCHEM, echtgenote van Judocus Eemelle; zij was onze orde zeer genegen.
127.
28 april 1729. Overlijden van P.F. Gabriël PIERSSENE, priester. Gabriel Pierssene, geboren te Gent op 16 april 1644, werd geprofest te Oudenaarde op 26 oktober 1692.
128.
18 augustus 1729. Overlijden van de heer Jacob DE CAIGNY, burgemeester van deze stad en weldoener van het klooster.
129.
13 mei 1730. Overlijden van P. Comeel GYSELINGK, p.p.b. Corneel Gyselingk, geboren te Amsterdam op 5 maart 1687, werd geprofest te Oudenaarde op 12 augustus 1714.
130.
6 oktober 1731. Overlijden van Z.E.H. Jan-Baptist VAN LOKEREN, die 45 jaar lang de zeer waakzame pastoor van Wingene was; hij was weldoener en biezondere vriend van onze orde gedurende zijn leven en na zijn dood : bij testament liet hij aan dit klooster zijn biblioteek na. Over J.B. Van Lokeren, zie : G. Lams, Joannes Baptista Van Lokeren (16871731). (De Roede van Tielt, 7e jg., nr 2, juni 1976, blz. 43-56) en G. Lams, Aanvullingen bij Johannes Baptista Van Lokeren (1687-1731). (De Roede van Tielt, 8e jg., nr 1, maart 1977, blz. 9-15. Hierin o.m. de tekst van het testa ment van J.B. Van Lokeren).
131.
8 februari 1733. Overlijden van de uitzonderlijke weldoener van dit klooster, Judocus LE MALLE, schepen van deze stad; hij werd begraven in onze kerk, vóór het vensterraam dat door hem ge schonken werd.
132.
1 juli 1734. Overlijden van Francisca VAN DE KEERE, derde-ordelinge, die 30 jaar lang zeer trouw zorgde voor onze sakristie. 133
133.
5 mei 1735. Te Zwevezele ontsliep Joanna VELDENS, weldoen ster van onze orde.
134.
13 juli 1737. Overlijden van Pascal VAN RUYMBEKE, lekebroeder, godvruchtig man, allerijverigst in zijn staat. Frans Van Ruymbeke (kloosternaam : Pascal), geboren te Kortrijk op 6 februari 1668, geprofest te Kortrijk op 18 februari 1691, overleed te Tielt. Hij was kok.
135.
12 oktober 1737. Overlijden van broeder Filip FLORIN, lekebroeder. Filip Florin, geboren te Rekkem (Kortrijk) op 28 februari 1697, geprofest te Tielt op 27 juli 1721, was tuinman en bierbrouwer.
136.
18 juni 1739. Te Kanegem ontsliep Gaudens WILLEMS, een biezondere vriend en weldoener van onze orde.
137.
8 augustus 1739. Overlijden van E.H. Jacob CORTHALS, onder pastoor te Meulebeke, onze orde ten zeerste genegen en lid van de 3e orde van O.H.V. Franciscus. Jacob Corthals was onderpastoor te Meulebeke van 1712 tot 1739.
138.
16 augustus 1739. Te Lotenhulle ontsliep de weduwe STEVENS, weldoenster van onze orde en haar zeer toegewijd.
139.
8 november 1739. Te Brussel ontsliep de zeer verheven prins Anselm Frans, Prins de la Tour et Tassis en van het Heilig Roomse Rijk, Grootmeester van de Posterijen van België, enz. Omwille van zijn biezondere genegenheid voor het geheel van onze orde, is hij ten zeerste een blijvend herdenken waardig. Anselm Frans de la Tour et Tassis, Grootmeester van de Posterijen van België, werd geboren te Brussel op 30 januari 1681. In 1952 werd in ons land een reeks postzegels uitgegeven over de familie de la Tour et Tassis. Welke de verhouding of band was tussen prins Frans Anselm en de minderbroe ders hebben we niet kunnen achterhalen.
140.
3 februari 1740. Te Pittem ontsliep Emmanuël VYTHENS; hij werd in onze kerk begraven. Nadat hij 11 maanden te leper in het novi ciaat had doorgebracht, werd hij om gezondheidsredenen ontslagen en legde Hij professie af in de 3e orde van O.H.V. Fran ciscus.
141.
2 oktober 1740. Overlijden van de heer Constantijn DU CHASTELLE, baljuw van Nevele; hij is in onze kerk begraven. Zie 23 oktober 1708.
134
142 .
14 oktober 1740. Overleed en werd in onze kerk begraven : Maria CRUYCKE, weduwe van de heer Jan Lambrecht, die, na de dood van haar echtgenoot zijn voetspoor volgend, 36 jaar lang het ambt van syndica vervulde op een zeer trouwe wijze; zij behoorde tot de 3e orde en was onze orde zeer genegen; zij is ten zeerste een eeuwige gedachtenis waardig. De echtgenoot van Maria Cruycke, Jan Lambrecht, was syndicus van ons klooster van 1697 tot 1703. Zij werd na zijn dood syndica of geestelijke moe der van ons klooster van 1703 tot 1740. Zij had een zoon minderbroeder: Pieter Lodewijk Lambrecht (kloosternaam : Berard), overleden op 14 augustus 1762. Zie ook 25 maart 1703.
143.
5 mei 1742. Overlijden van mevrouw Rosa CAGNY, godvruch tige dochter van de 3e orde van O.H.V. Franciscus. Tijdens haar leven zette zij zich in, met grote zorg en bekwaamheid, voor het versieren van het beeld van de heilige maagd; ze was ook steeds bereid om de ornamenten, zowel van het altaar als van de heilige maagd, te verstellen en om nieuwe te geven; ook om vele andere weldaden aan dit klooster bewezen, is ze waardig dat men haar eeuwig gedenkt.
144.
2 juni 1742. Overlijden van mevrouw Catharina Francisca MAHIEU, godvruchtige dochter van de 3e orde van O.H.V. Fran ciscus; ze is in onze kerk begraven.
145.
4 juni 1742. Overlijden van P. Isidoor VAN DEN BROUCKE, p.p.b., lid van onze kloostergemeenschap. Jacob Van den Broucke (kloosternaam : Isidoor), geboren te Hofstade op 4 februari 1712, geprofest te leper op 20 juli 1733, overleed te Tielt.
146.
9 juni 1742. Te Gent ontsliep Z.E.P. Ignaas GYSENS, lector emeri tus in de heilige theologie en nu provinciaal van deze provincie, een zeer godvruchtig en ijverig man, onvermoeibaar in het biechthoren en in het bezoeken en troosten van zieken, zelfs van eenvoudige afkomst. Hij verbond die aktiviteiten op zulkdanige manier met de zorg voor het gebed dat hij zelden afwezig was bij het koorgebed; hij is derhalve ten zeerste aanbevelenswaardig. Filip Ignaas Gysens (kloosternaam : Ignaas), zoon van Jan Filip en van Regina Van Coppenolle, geboren te Gent op 6 september 1684, geprofest te Brug ge op 29 juli 1703, gardiaan te Sint-Niklaas-Waas van 1718 tot 1721, archi varis van de provincie van het Graafschap Vlaanderen van 1721 tot 1724, gardiaan te Gent van 1724 tot 1726, was provinciaal van 1727 tot 1730 en van 1739 tot 1742.
135
147.
19 maart 1743. Overlijden van Fr. Gorgoon DE VLAMINCK, priester en student in de h. theologie; hij behoorde tot het kloos ter van Gent. Jan Baptist Laurens De Vlaminck (kloosternaam : Gorgoon), zoon van Jan Baptist en van Maria Petronella De Crock, geboren te Tielt op 17 februari 1715, werd geprofest te leper op 9 september 1737.
148.
12 januari 1744. Overlijden van P. Albert JOOS, gewezen vicaris en biechtvader van monialen. Albert Joos, zoon van Jan en van Elisabeth Hannoo, geboren te Brugge op 23 februari 1688, geprofest te Brugge op 26 december 1708, was geestelijke vader van de zusters penitentinen te Brugge.
149.
30 april 1745. Overlijden van mevrouw Maria Joanna VAN DOORNE, echtgenote van Frans T'Hooft, de zeer trouwe syndicus van dit klooster. Buiten andere weldaden zowel aan het klooster als aan de sakristie bewezen, liet zij bij testament een goede aal moes na; zij is waardig dat men haar blijve gedenken. Zie 22 november 1761.
150.
5 september 1745. Overlijden van Lowijs HOOSTERLYNCK uit Zwevezele, een weldoener van onze orde.
151.
22 mei 1746. Overlijden van P.F. Félix VAN OUTRYVE, p.p.b., gewezen lector in de filosofie en vicaris. Frans Van Outryve (kloosternaam : Félix), zoon van Pieter en van Maria Magdalena De Strop, geboren te Ooigem op 24 maart 1706, geprofest te leper op 23 juli 1723, overleed te Tielt.
152.
6 juni 1746. Te Gent ontsliep E.P.F. Polycarp DE POTTER, p.p.b., gewezen praeses van de missionarissen en thans vicaris te Tielt. Jacobus Vincent De Potter (kloosternaam : Polycarp), geboren te Oudenaar de op 8 april 1700, geprofest te leper op 25 juni 1720, was missionaris te De Klinge.
153.
16 april 1750. Overlijden van br. Arseen WAGENAERE, lekebroeder. Arseen Wagenaere, geboren te Wakken op 10 maart 1688, geprofest te Gent op 18 februari 1715, was tuinman.
154.
136
21 september 1754. Overleed en is in onze kerk begraven, vóór de grafsteen van Andréas Verduyn; mevrouw Anna Maria DE GAR CIA, dochter van de derde orde van O.H.V. Franciscus.
Het handschrift is niet erg leesbaar : de vermelde datum kan ook 1751 of 1759 zijn. Daar Andréas Verduyn overleed op 4 april 1757 (zie nr. 161), zou het logischer zijn hier te lezen : 1759.
155.
3 april 1755. Te Gent ontsliep E.P. Gisleen MARTENS, gewezen vicaris, nu lector in de Filosofie en in de h. theologie te Tielt, 45 jaar oud, in het 19e jaar van zijn professie, in het 18e jaar van zijn priesterschap. Pieter Martens (kloosternaam : Gisleen), geboren te Merendree op 26 juni 1710, werd geprofest te leper op 12 december 1736.
156.
4 april 1756. Te Tielt ontsliep Fr. Sixtus BULTINCK, lekebroeder, 45 jaar oud, in het 25e jaar van zijn professie. Pieter Bultinck (kloosternaam : Sixtus), geboren te Brugge op 18 februari 1703, geprofest te Gent op 6 augustus 1721, was kleermaker.
157.
16 mei 1756. Overlijden van P.F. Félix PYSSONNIER, p.p.b., 30 jaar oud, in het 9e jaar van zijn professie, in het 6e jaar van zijn priesterschap. Pieter Jacob Pyssonnier (kloosternaam : Félix), geboren te Lo op 25 decem ber 1726, werd geprofest te leper op 10 juni 1748.
158.
6 juni 1756. Overlijden van br. Didacus STAES, lekebroeder. Jan Frans Staes (kloosternaam : Didacus), zoon van Maarten en van Amelberga Van Kerckhof, geboren te Sint-Niklaas-Waas op 24 september 1715, geprofest te Kortrijk op 2 maart 1742, overleed te Tielt.
159.
10 juni 1756. Op het kasteel te Wielsbeke ontsliep P.F. Quirien WALKIERS, p.p.b., 43 jaar oud, in het 19e jaar van zijn professie, in het 18e jaar van zijn priesterschap. Frans Walkiers (kloosternaam : Quirien), geboren te Ninove op 13 maart 1713, werd geprofest te leper op 1 mei 1737.
160.
8 september 1756. Te Wakken overleed mevrouw Maria Catharina BOURDEAUX; ze was daar een trouwe ontvangster van het geld voor de missen en van andere aalmoezen; in haar testament was zij ook mild voor ons.
161.
4 april 1757. Overlijden van Andréas VERDUYN, derde-ordeling; 37 jaar lang was hij de zeer trouwe huisknecht van dit klooster.
162.
9 mei 1757. Overlijden van P.F. Gaspar BEELAERT, p.p.b., 31 jaar oud, in het 9e jaar van zijn professie, in het 7e jaar van zijn pries terschap. 137
Franciscusbeeld. Hout. Oorsprong onbekend. Wordt in 1840 in het archief van het klooster vermeld. Staat thans in de inkomhal.
Jan Frans Beelaert (kloosternaam : Gaspar), zoon van Jan en van Comelia De Nys, geboren te Eeklo op 3 februari 1726, werd geprofest te leper op 29 april 1748.
163.
24 augustus 1757. Overlijden van E.P. Cosmas VERSCHUERE, vicaris van dit klooster, p.p.b., 51 jaar oud, in het 28e jaar van zijn professie, in het 27e jaar van zijn priesterschap. Pieter Judocus Verschuere (kloosternaam : Cosmas), zoon van Jan en van Catharina Defoor, geboren te Kortrijk op 18 februari 1707, werd geprofest te leper op 27 april 1737.
164.
29 januari 1758. Te Dentergem ontsliep Judoca WARLOP, echtge note van Jozef Burchgrave, die tijdens haar leven dit klooster met veel weldaden bedacht.
165.
24 augustus 1758. Overlijden van broeder Telesfoor BOLLAERT, lekebroeder, 41 jaar oud, in het 17e jaar van zijn professie.
166.
26 april 1759. Overlijden van broeder Koenraad DE COESTER, student in de filosofie, 21 jaar oud, in het 2e jaar van zijn professie. Laurens Frans De Coester (kloosternaam : Koenraad), geboren te Poperinge op 31 oktober 1738, werd geprofest te leper op 4 juli 1754.
167.
25 mei 1759. Overlijden van P.Fr. Benignus TIBERGHEIN, p.p.b., 59 jaar oud, in het 37e jaar van zijn professie, in het 34e jaar van zijn priesterschap. Pieter Jacob Tiberghein (kloosternaam : Benignus) als zoon van Jan Baptist en van Petronella De Meester geboren te leper op 5 maart 1701, geprofest te leper op 17 juni 1722, overleed te Tielt.
168.
15 september 1761. Overleed en is in onze kerk begraven onder de grafzerk door haar geplaatst: Joanna SWANCKAERT, god vruchtige dochter van de 3e orde van O. H.V. Franciscus, die haar hele leven lang onvermoeide zorg had voor de schoonheid en netheid van Gods huis; bij testament liet zij ook een aalmoes na voor de kerk.
169.
12 oktober 1761. Zoals we vroom geloven, is door God van de aar de naar de hemel geroepen : de zeer doorluchtige en zeer eerwaar de heer Willem DELVAUX, bisschop van leper, jubilaris in het priesterschap en in het bisschopsambt. Als beschermer van onze provincie en als heel biezondere vriend, en omwille van een ver ordening van het eerbiedwaardig definitorium [= raad van de P. Provinciaal], verdient hij ingeschreven te worden in de kapittel-
139
registers van alle kloosters opdat zijn gedachtenis nooit verloren zou gaan en altijd voor zijn ziel zou gebeden worden. Willem Delvaux was de 16e bisschop van leper, van 1730 tot 1761. Zijn spreuk was : «Nascimur ad labores». Zijn portret komt voor in Flandria Illustrata, II (1735), blz. 321.
170 .
22 november 1761. Ontsliep en werd in onze kerk begraven: de heer Frans 'T HOOFT, die 21 jaar lang de zeer trouwe apostolische syndicus was van ons klooster van Tielt. Frans 't Hooft was syndicus van ons klooster van Tielt van 1740 tot 1761. Zie ook 30 april 1745.
171.
10 augustus 1764. Overlijden van Br. Lieven DE VLIEGERE, lekebroeder, 35 jaar oud, in het 10e jaar van zijn professie. Ljeven De Vliegere, geboren te Gent op 22 augustus 1729, geprofest te leper op 7 januari 1755, overleed te Tielt. Hij was tuinman.
172.
6 november 1764. Overlijden van P.F. Gregoor VAN SANTVOORDE, p.p.b., gewezen vicaris. Willem Van Santvoorde (kloosternaam : Gregoor), geboren te Tielt op 12 oktober 1676 als zoon van Willem en van Maria Antonia Goudenhooft, werd geprofest te Kortrijk op 25 maart 1699. Zie ook 2 september 1707 en 6 januari 1717.
173.
27 december 1764. Overlijden van E.P. Jozef DE KEYSER, p.p.b., jubilaris van de orde. Lieven De Keyser (kloosternaam : Jozef), geboren te Gent op 20 februari 1693, werd geprofest te Oudenaarde op 4 mei 1716.
174.
6 januari 1765. Overlijden van E.P.Fr. Jan Baptist AMERLINCK, lector emeritus in de theologie, gewezen biechtvader van monialen, thans lector in de h. moraaltheologie. Jan Baptist Amerlinck, zoon van Pieter en van Joanna Vanhecke, geboren te Izegem op 16 januari 1707, geprofest te Kortrijk op 26 november 1724, pries ter gewijd te Antwerpen op 23 december 1730, was lector in de wijsbegeer te en in de godgeleerdheid.
175.
1 juni 1765. Te Brugge ontsliep Z.E. P.F. Jeroom VLAMYNCK, lector emeritus in de h. theologie, ex-provinciaal van deze provin cie en definitor-generaal van onze gehele orde. Frans Vlamynck (kloosternaam : Jeroom), zoon van Pieter en van Anna Van de Voorde, geboren te Lokeren op 8 juni 1704, geprofest te leper op 28 oktober 1723, gardiaan te Sint-Niklaas-Waas van 1742 tot 1748, provinciaal van 1748 tot 1751, werd tenslotte definitor-generaal van 1756 tot 1762.
140
176 .
6 januari 1766. Overlijden van E.P. Illuminaat MAST, p.p.b., ge wezen vicaris, gardiaan en thans vicaris. Egied Mast (kloosternaam : Illuminaat), geboren te Gent op 23 april 1725, geprofest te leper op 10 mei 1744, priester gewijd te Gent op 31 mei 1749, was gardiaan te Diksmuide in 1762.
177.
10 maart 1766. Overlijden van broeder Hendrik VIVEGNIS, 52 jaar oud, in het 27e jaar van zijn professie. Pieter Jozef Vivegnis (kloosternaam : Hendrik), geboren te Fumay op 28 juli 1714, geprofest te Brugge op 10 juni 1739, was ziekenoppasser.
178.
17 juli 1766. Overlijden van P.Fr. Damaas VAN OVERSCHELDE, lector emeritus in de h. theologie, gewezen gardiaan en thans lector in de moraaltheologie. Joachim Van Overschelde (kloosternaam : Damaas), geboren te Lauwe op 9 augustus 1721, geprofest te leper op 27 december 1742, werd lector in de abdij van Lo bij Veume en gardiaan te Sint-Niklaas-Waas.
179.
13 april 1767. Overlijden van P.Fr. Venerand PAINDAVAIN, p.p.b. Judocus Paindavin (kloosternaam : Venerand), zoon van Pieter en van Maria Ghemen, geboren te Sint-Niklaas-Waas op 15 november 1697, werd â&#x20AC;˘ geprofest te Oudenaarde op 4 september 1719.
180.
21 juli 1767. Overlijden van P. Marius DE MUYTTHENAERE, p.p.b., 64 jaar oud, in het 40e jaar van zijn professie, in het 39e jaar van zijn priesterschap. Egied de Muytthenaere (kloostemam : Marius), zoon van Judocus en van Brigitte Coomaert, geboren te Heule op 12 oktober 1723, geprofest te leper op 13 februari 1747, overleed te Tielt.
181.
19 december 1767. Overlijden van mevrouw Jozefa Constantia VAN SANTVOORDE, dochter van de 3e orde van O.H.V. Franciscus. Naast veel andere weldaden vervaardigde en verstelde ze, in haar uitzonderlijke mildheid, als verzorgster van het huis van God, meerdere ornamenten voor het altaar en gewaden voor de sakristie. Daarom is zij een eeuwig aandenken waardig. Ze was 78 jaar oud, en sedert 10 jaar jubilaresse. Ze is begraven in onze kerk, in een graf door haar zelf aangebracht, naast het hoogaltaar.
182 .
18 januari 1768. Overlijden van onze biezondere weldoenster mevrouw Joanna VAN SANTVOORDE, weduwe van de heer De Caigny; ze werd begraven in de parochiekerk; ze was ons in leven en dood zeer genegen. 141
183 .
1 februari 1768. Overlijden van de beminde in Kristus P.F. Romaan DIERIKX, p.p.b. Pieter Dierikx (kloosternaam : Romaan), geboren te Munte ca. 1735, werd geprofest te Oudenaarde op 24 september 1755.
184.
19 maart 1769. Overlijden van E.P.F. Momolien JOORIS, p.p.b., vicaris. Ferdinand Benedikt Jozef Jooris (kloosternaam : Momolien), geboren te Nieuwpoort op 28 maart 1726, werd geprofest te leper op 19 oktober 1746.
185.
3 juni 1769. Overlijden van P.Fr. Constantijn GOETHALS, p.p.b., gewezen vicaris, 69 jaar oud, in het 37e jaar van zijn professie, in het 36e jaar van zijn priesterschap. Karei Goethals (kloosternaam : Constantijn), geboren te Oostwinkel op 3 februari 1700, geprofest te leper op 20 mei 1722, overleed te Tielt.
186.
7 februari 1770. Overlijden van E.P.F. Paulien NEIRINCK, p.p.b., gewezen gardiaan, vicaris en biechtvader van monialen, 60 jaar oud, in het 42e jaar van zijn professie, in het 36e jaar van zijn priesterschap. Jan Maarten Neirinck (kloosternaam : Paulien), geboren te Kortrijk op 28 maart 1710 als zoon van Judocus en Elisabeth De Ryckere, werd geprofest te Kortrijk op 20 december 1730.
187.
27 mei 1771. Overlijden van broeder Medard HUYSSE, lekebroeder, 62 jaar oud, in het 37e jaar van zijn professie. Simon Huysse (kloosternaam : Medard), geboren te Wervik op 6 april 1710, geprofest te Sint-Niklaas-Waas op 30 oktober 1734, was organist en kleer maker.
188.
4 september 1771. Overlijden van br. Lucas BOSSUYT, sub diaken, student in de wijsbegeerte, 23 jaar oud, in het 3e jaar van zijn professie. Eugeen Jan Emest Bossuyt (kloosternaam : Lucas), geboren te Ooigem op 19 november 1747, werd geprofest te leper op 30 april 1769.
189.
14 november 1773. Overlijden van P.F. Florens VAN DE VELDE, p.p.b. Jozef Lodewijk Van de Velde (kloosternaam : Florens), geboren te Menen als zoon van Jozef en van Catharina Boudewijn, werd geprofest te Kortrijk op 23 juli 1744.
190.
142
31 oktober 1776. Overlijden van de heer Willem DE BLAERE, die gedurende 12 jaar substituut van dit klooster was; hij werd in onze kerk begraven, bij de biechtstoel van Z.E.P. gardiaan; hij is een
blijvende herinnering waardig. Gedurende 12 jaar was Willem De Blaere de plaatsvervanger van de syndi cus van ons klooster.
191 .
7 juni 1777. Overlijden van P. Bavo LA HOUSSE, p.p.b., god vruchtig man, terminarius in Ruiselede. Jan Frans La Housse (kloosternaam : Bavo), zoon van Jan Frans en van Joanna Descans, werd geboren te Wervik op 24 mei 1735 en geprofest te leper op 2 juli 1754.
192.
16 juli 1777. In de residentie te Koewacht ontsliep P.F. Bonaventura DE LAET, lid van onze kloostergemeenschap, leraar in de Syntaxis aan het college, 28 jaar oud, in het 10e jaar van zijn pro fessie en het 4e jaar van zijn priesterschap. Frans De Laet (kloosternaam : Bonaventura), geboren te Koewacht op 6 april 1749, geprofest te Oudenaarde op 21 juli 1767, werd priester gewijd te Brug ge op 17 september 1773.
193.
2 mei 1779. Overlijden van P.F. Luciaan LUCHENE, p.p.b., termi narius te Ruiselede, 37 jaar oud, in het 13e jaar van zijn professie en het 11e jaar van zijn priesterschap. Jan Baptist Luchene (kloosternaam : Luciaan), zoon van Albert en van Maria Augustina Duthoit, geboren te Gottem op 12 september 1742, werd gepro fest te leper op 12 september 1766.
194.
16 juni 1779. Overlijden van onze dierbare in Kristus, Z.E.P.F. Eugeen LIETAER, priester en predikant, in het verleden zeer dik wijls biechtvader van monialen, definitor, thans gardiaan, 61 jaar oud, in het 49e jaar van zijn professie en het 42e jaar van zijn pries terschap. Pieter Ignaas Lietaer (kloosternaam : Eugeen), geboren te Lauwe op 28 juli 1718, geprofest te leper op 30 september 1737, gardiaan te leper van 1757 tot 1760 en van 1763 tot 1765, te Eeklo van 1768 tot 1769, te Oudenaarde van 1772 tot 1774, werd in 1778 gardiaan te Tielt, waar hij overleed.
195.
22 november 1779. Te Eeklo ontsliep Fr. P. Richard DE RYCKE, p.p.b., lid van onze kloostergemeenschap, 34 jaar oud, in het 14e jaar van zijn professie en het 9e jaar van zijn priesterschap. Jan Frans De Rycke (kloosternaam : Richard), geboren te Eeklo op 23 okto ber 1746 als zoon van Petrus en van Agnes Vermeulen, werd geprofest te leper op 24 september 1766.
196 .
23 december 1779. Overlijden van Br. Pacifiek DAMAN, lekebroeder, 73 jaar oud, in het 49e jaar van zijn professie. Pacifiek Daman, geboren te Nokere op 8 juli 1706, werd geprofest te Gent op 6 mei 1732. Hij was kok.
143
Franciscusbeeldje naast de huidige voordeur van het klooster. Typerend voor de eenvoud en de traditionele gastvrijheid van de Paters Minderbroeders.
197.
5 augustus 1782. Overlijden van Br. Simon BERNARD, lekebroeder. Bernard Simon, geboren te Kortrijk op 23 maart 1751, werd geprofest te Gent op 23 oktober 1778.
198.
22 februari 1786. Van tussen de levenden is weggehaald Z.E.P. Maurits VAN WAESBERGHE, gewezen lector emeritus in de filosofie en in de h. theologie, biechtvader van monialen, vicaris, novicenmeester, meerdere malen gardiaan, definitor en jubilaris in de orde; hij is de eerste van de onzen die begraven is op het gemeenschappelijk kerkhof, in de omgeving van de stadsschool. Hij was 79 jaar oud, in het 58e jaar van zijn professie en in het 54e jaar van zijn priesterschap. Jan Baptist Van Waesberghe (kloosternaam : Maurits), zoon van Lodewijk en van Maria Buyck, geboren te Eeklo op 25 juni 1707, geprofest te leper op 19 juli 1728, werd gardiaan te Eeklo, Poperinge, Brugge en Tielt.
199.
21 juli 1787. Overlijden van mevrouw Maria DELCAMBE, weduwe van de heer Van Wynghene, die tijdens haar leven een weldoenster was en ons bij haar dood indachtig was. Meerdere leden van de familie Delcambe waren voorname weldoeners van de minderbroeders van Tielt. Zie o.m. 18 februari 1808, 27 januari 1819 en 29 augustus 1834.
200.
27 juli 1788. Overlijden van E.H. Jan HEURIBLOCK, bestuurder van de school van de arme meisjes, die gedurende enkele jaren onze apostolische syndicus was, zeer weldoende en waarlijk aan te bevelen. Jan Heuriblock was syndicus van het klooster van Tielt van 1776 tot 1780.
201.
12 mei 1790. Te Gent ontsliep P.F. Maximiliaan VALENTYN, p.p.b., lid van onze kloostergemeenschap. Félix Alexander Valentyn (kloosternaam : Maximiliaan), zoon van Willem, werd geboren op 25 februari 1730 en geprofest te leper op 26 februari 1753.
202.
2 juli 1790. Overlijden van E.P. Aureel DE CUYPER, p.p.b., ge wezen biechtvader van monialen, vicaris, gardiaan, definitor en jubilaris in de orde. Jan Frans De Cuyper (kloosternaam : Aureel), zoon van Joost en van Ignatia Crommelinck, werd geboren te Kortrijk op 9 juli 1720, geprofest te leper op 18 september 1738, bestuurder van de zusters te Nevele en te Velzeke, gar diaan te Sint-Niklaas-Waas en te Tielt, waar hij overleed.
145
203 .
10 augustus 1794. P. Hugolien STEYAERT, p.p.b., lid van deze kloostergemeenschap, overleed te Gent, 61 jaar oud, in het 38e jaar van zijn professie en het 36e jaar van zijn priesterschap. Judocus Frans Steyaert (kloosternaam : Hugolien), zoon van Willem en van Joanna Maria Van Ryckegem, werd geboren te Ruiselede op 20 januari 1734 en geprofest te leper op 8 mei 1758.
204.
19 januari 1795. Te Tielt ontsliep Caroline DECAMERE, echtge note van de heer Delcambe, syndicus. Zie 27 januari 1819.
205.
17 mei 1796. Overlijden van br. Daniël BEELDENS, lekebroeder. Daniël Beeldens, geboren te Bazel op 29 april 1728, geprofest te Brugge op 30 april 1755, overleed te Tielt. Hij was schrijnwerker.
206.
23 december 1796. Overlijden van Br. Bonifaas VAN EECKHOUTTE, lekebroeder, 58 jaar oud, in het 34e jaar van zijn professie. Pieter Jozef Van Eeckhoutte (kloosternaam : Bonifaas), geboren te Kortrijk op 10 januari 1738, werd geprofest te leper op 24 oktober 1763. Hij was kleermaker.
207.
16 januari 1797. Overlijden van br. Linus VERLEEUWEN, leke broeder, 60 jaar, in het 37e jaar van zijn professie. Linus Verleeuwen, geboren te Gent op 3 juli 1737, geprofest op 23 septem ber 1760, was tuinman.
208.
17 juli 1797. In de tijd van de uitdrijving uit het klooster van Gent ontsliep P. Ignaas BRAECKMAN, Gentenaar, p.p.b., gewezen vicaris en novicenmeester, 59 jaar oud, in het 39e jaar van zijn pro fessie. Dionysius Braeckman (kloosternaam : Ignaas), geboren te Gent op 13 februari 1739, werd geprofest te Oudenaarde op 28 oktober 1758.
209.
210
.
9 augustus 1797. Te Gent ontsliep mevrouw Maria DELCAMBE. 18 juli 1798. In de periode van de vervolging door de Fransen ont sliep in het hospitaal van Brugge E.P. Evarist FLORISON uit Geluwe, p.p.b., 70 jaar oud, in het 52e jaar van zijn professie, sedert 2 jaar jubilaris. Félix Jozef Emmanuël Florison (kloosternaam : Evarist), geboren te Geluwe op 3 oktober 1729, geprofest te leper op 29 mei 1747, uit het klooster van Tielt verjaagd op 17 februari 1797, werd naar het Rasphuis van Brugge over gebracht.
146
16 maart 1801. Overlijden van br. Adjuut DE VRIESE, lekebroeder.
211 .
Jacob De Vriese (kloosternaam : Adjuut), geboren te Tielt op 16 februari 1726, geprofest te leper op 7 juli 1753, was metser.
212
.
18 juli 1803. Overlijden van E.P. Paul DE SWAENE uit Ledegem, p.p.b., gewezen vicaris en gardiaan, 70 jaar oud, in het 48e jaar van zijn professie. Jan Baptist De Swaene (kloosternaam : Paul), zoon van Pieter en van Petronella Tiberghien, geboren te Ledegem op 28 maart 1734, geprofest te leper op 20 maart 1755, overste in de residentie te Koewacht, gardiaan te Diksmuide, uit het Tieltse klooster verjaagd op 17 februari 1797, hield zich schuil in de Sint-Janstraat bij de juffrouwen De Vlaminck, daarna te Meulebeke, waar hij 's nachts de H. Mis opdroeg en biecht hoorde : hij overleed te Tielt.
213.
1 oktober 1803. Overlijden van E.P. Stefaan VERSTRAETE, vica ris, 62 jaar oud, in het 38e jaar van zijn professie. Egied Benedikt Verstraete (kloosternaam : Stefaan), geboren te Heule op 14 oktober 1741 als zoon van Antoon en van Barbara Theresia Nuttens, werd geprofest te Oudenaarde op 12 maart 1766. Na de uitdrijving (17 februari 1797) nam hij zijn intrek bij de heer Baert in de Sint-Janstraat. Hij overleed te Tielt.
214.
14 maart 1804. Te Menen ontsliep E.P. Ignaas VERMERSCH, p.p.b., gewezen vicaris, 78 jaar oud, in het 56e jaar van zijn profes sie, sedert 7 jaar jubilaris, lid van deze kloostergemeenschap.
215.
27 juli 1804. Te Meulebeke ontsliep P. Theodoriek RENIERS, p.p.b., 53 jaar oud, in het 27e jaar van zijn professie. Pieter Jozef Reniers (kloosternaam : Theodoriek), geboren te Izegem op 20 mei 1751 als zoon van Gaspar en van Maria Magdalena Kerckhof, werd geprofest te Oudenaarde op 24 oktober 1777.
216.
24 juli 1805. Overlijden van P. Augustien SOETAERT uit Wijtschaete, p.p.b., 61 jaar oud, in het 38e jaar van zijn professie. Filip Jacob Soetaert (kloosternaam : Augustien), zoon van Michel en van Petronella Kint, geboren te Wijtschate bij leper op 4 juli 1744, geprofest te leper op 7 oktober 1767, priester gewijd te Brugge op 9 maart 1770, vond een schuilplaats te Oostakker gedurende de Beloken Tijd.
217 .
27 juli 1805. Te Lokeren ontsliep P. Albien GALAN, p.p.b., 57 jaar oud, in het 37e jaar van zijn professie, gewezen humanioraleraar aan het college van Tielt. Pieter Jan Galan (kloosternaam : Albien), zoon van Pieter Judocus en van
147
Anna Besançon, geboren te Lokeren op 16 december 1747, geprofest te leper op 22 november 1768, werd priester gewijd te Brugge op 20 december 1771. Hij had nog twee broers in het klooster der minderbroeders : Robert (P. Tiburtius) en Willem (P. Hendrik).
218.
28 juli 1805. Overlijden van E.P. Bartel VINCENT van Oude naarde, jubilaris, p.p.b., 73 jaar oud, in het 51e jaar van zijn professie, sedert 2 jaar jubilaris. Jan Baptist Vincent (kloosternaam : Bartel), zoon van Jan en van Catharina De Gimberci, geboren te Oudenaarde op 13 oktober 1732, geprofest te leper op 15 april 1754, verjaagd uit zijn klooster te Tielt op 17 februari 1797, vond een schuilplaats bij de heer Willem Van Santvoorde.
219.
15 augustus 1805. Overlijden van E.P.F. Laetus REGELBRUGGHE, p.p.b., 65 jaar oud. Jan Maurits Regelbrugghe (kloosternaam : Laetus), zoon van Joris Abel en van Judoca Maes, geboren te Tielt op 22 september 1740, geprofest te Oude naarde op 1 mei 1760, leraar aan het college te Tielt, verjaagd uit het Tieltse klooster op 17 februari 1797, hield zich schuil in het huis van zijn broer, die in de Hoogstraat woonde. Hij overleed te Tielt.
220.
5 augustus SCHAEGE biechtvader jaar oud, in
1806. Overlijden van E.P. Samuël VAN DER uit Wingene, p.p.b., gewezen gardiaan, vicaris, van monialen en lector in de h. moraaltheologie, 73 het 19e jaar van zijn professie.
Jan Baptist Van der Schaege, zoon van Jozef en van Maria Van Antwerpen, geboren te Wingene op 29 december 1733, geprofest te Oudenaarde op 10 april 1757, gardiaan te Poperinge en te Tielt. Na de verdrijving uit het klooster (1797) vond hij een schuilplaats in het huis van de heer De Volder, maar werd later opgesloten in het Rasphuis te Brugge.
221.
18 februari 1808. Te Brugge ontsliep de heer Pieter DELCAMBE, weldoener van dit klooster.
222.
28 april 1808. Overlijden van P.F. Clemens APERS, p.p.b., ge wezen vicaris, 70 jaar oud, in het 42e jaar van zijn professie. Jan Apers (kloosternaam : Clemens), zoon van Boudewijn en van Egiedia Stevens, geboren te Lochristie op 4 maart 1738, geprofest te Oudenaarde op 18 februari 1766, werd op 16 augustus 1797 door de Fransen uit het klooster van Diksmuide verjaagd. Hij overleed te Tielt.
223.
21 januari 1814. Overlijden van P.F. Jan Baptist DE DOBBELAERE, p.p.b., 71 jaar oud, in het 48e jaar van zijn professie. Maarten De Dobbelaere (kloosternaam : Jan Baptist), geboren te Sint-Janin-Eremo op 28 april 1743, geprofest op 19 september 1766, uit het klooster van Tielt verdreven in 1797 door de Fransen, overleed te Tielt.
148
224.
11 april 1814. Overlijden van E.P.F. Comeel VAN DE WALLE, ge wezen gardiaan, vicaris en biechtvader van monialen, 72 jaar oud, in het 49e jaar van zijn professie. Jan Baptist Van de Walle (kloosternaam : Comeel), geboren te Deinze op 10 juli 1743, geprofest te Oudenaarde op 14 september 1765, gardiaan te Tielt van 1793 tot 1796, uit het klooster verjaagd door de Fransen op 17 februari 1797, weigerde de eed af te leggen en hield zich schuil in de Bruggestraat in het huis van de weduwe De Vlaminck.
225.
1 juli 1814. Overlijden van P.F. Floribert LELIAERT, p.p.b.. Floribert Leliaert, geboren te Zwijnaarde op 11 maart 1749, geprofest te Oudenaarde op 24 april 1769, werd verjaagd uit het klooster te Poperinge. Hij overleed te Zwijnaarde.
226.
23 mei 1816. Overlijden van br. Colombaan VAN DEN BOSCH, lekebroeder. Nicolaas Van den Bosch (kloosternaam : Colombaan), geboren te Sint-Niklaas-Waas op 9 september 1750, geprofest te Kortrijk op 11 september 1771, overleed te Tielt.
227.
6 juni 1816. Te Tielt overleed de heer Antoon Lodewijk DELCAMBE, zoon van de gewezen syndicus van dit klooster. De vader van A.L. Delcambe, Pieter Frans Delcambe, was syndicus van het klooster van Tielt van 1780 tot 1818. Zie 27 januari 1819.
228.
29 april 1817. Overlijden van P. Rumold ROMBAUT, p.p.b., 76 jaar oud, in het 54e jaar van zijn professie. Ambroos Bonifaas Rombaut (kloosternaam : Rumold), zoon van Adriaan en van Catharina De Cock, geboren te Sint-Niklaas-Waas op 10 februari 1741, geprofest te Oudenaarde op 1 febmari 1763, werd uit het klooster van Tielt verjaagd op 17 februari 1797 en verbleef daarna in het huis van de heer De Pape, geneesheer. Hij weigerde de eed af te leggen.
229.
18 februari 1818. Overlijden van P. Fr. Bonaventüra WIELFAERT, p.p.b., 56 jaar, in het 31e jaar van zijn professie. Jacob Wielfaert (kloosternaam : Bonaventura), geboren te Tielt op 10 maart 1762 als zoon vaft Antoon en van Joanna Maria Barvoets, geprofest te Gent op 24 september 1787, werd veroordeeld door de Fransen en in het Rasphuis opgesloten. Later werd hij onderpastoor te Koekelare, pastoor te Knesselare en te De Klinge.
230.
22 augustus 1818. Overlijden van B. Hubert HERMANS, lekebroe der. Hubert Hermans, geboren te Adegem op 3 december 1749, werd geprofest te Brugge op 6 november 1778. Hij was wever.
149
Grondplan van klooster en kerk der Minderbroeders te Tielt in het begin van de 18e eeuw. (overgenomen uit : A. Verschuere : De Minderbroeders te Thielt (1624-1933), blz. 40-41).
r
r. ra
C ra
ra
d j.
73
a) b) c) d) e) f) g) h) i) k) l) m) n) o) p) q) r) s) t) u) w) y) x) z)
De kamer van de knecht van het brouwershuis. De stookput. De Brouwerij. De houtstal. Plaats vóór de houtstal. Toilet («loca secreta») onder het huisje van de hovenier (-). Het kapittel. De refter. De spinde. De keuken. Het washuis. De trap vóór het kapittel. De gastenkamer zonder bedden. De gastenkamer. Gangetje naast het portiershuis. Het portiershuis. Het pand. Het pandhof. De trap naast het washuis. De gastenkamer. De provinciaalskamer boven de ziekenkamer. Gangetje van het pand naar de sakristie — kerk via trap. Toiletten voor de zieken en gasten. De sakristie.
A) B) C) D) E) F) G) H) I) K) L)
De kerk. Het spreekhuis. De uitgang van de kerk naar de straat. Het erf naast de kerk. Tuin achter de kerk. De grote tuin. Hoppier (= plaats waar de hoppe staat). De vijver. Plaats vóór de brouwerij. De speelplaats («area») voor de studenten. Het college.
151
231.
27 januari 1819. Te Tielt ontsliep de heer Pieter DELCAMBE, ge wezen syndicus van dit klooster. Pieter Frans Delcambe was syndicus van 1780 tot 1819. Met de bons van de verjaagde kloosterlingen herkocht hij, voor hen, dit klooster.
232.
21 maart 1823. Overlijden van P. Fr. Eusebius VAN HOVE, p.p.b., 73 jaar oud, in het 44e jaar van zijn professie. Frans Van Hove (kloosternaam : Eusebius), zoon van Pieter en van Anna Catharina Wilsens, geboren te Vrasene-Waas op 13 februari 1750, geprofest te Oudenaarde op 15 januari 1779, overste van de residentie van Geraardsbergen en biechtvader aldaar van de zusters penitentinen, werd onder pastoor te Kortrijk (O.L.V.-kerk).
233.
25 februari 1824. Overlijden van P.F. Antonien VERSTRAETEN, predikant en biechtvader, 74 jaar oud, in het 52e jaar van zijn professie, sedert 2 jaar jubilaris. Pieter Jan Verstraete (kloosternaam : Antonien), geboren te Heule op 12 feari 1750, geprofest te Oudenaarde op 5 oktober 1772, werd priester gewijd te Brugge op 25 februari 1774. Hij werd uit het klooster van Kortrijk verjaagd door de Fransen in 1797. Hij overleed te Tielt.
234.
25 september 1828. Te Gent ontsliep Z.E.P.F. Gaudens SORME [sic), gewezen gardiaan van dit klooster, jubilaris, 82 jaar oud, in het 63e jaar van zijn professie, sedert 13 jaar jubilaris. Antoon Emmanuël Storme (kloosternaam : Gaudens), geboren te Emelgem op 26 maart 1746 als zoon van Emmanuël en van Maria Theresia Werbroucke, werd geprofest te Oudenaarde op 2 oktober 1767. Na zijn uitdrij ving uit het klooster (1797) nam hij zijn intrek bij de heer Delcambe in de Nieuwstraat. Hij werd later onderpastoor te Assenede en, van 1808 tot 1817, pastoor te Overslag. Hij overleed te Gent.
235.
30 november 1829. Overlijden van P.F. Ildefons VANDOORNE, gewezen vicaris van dit klooster en nieuwe novicenmeester. Hij overleed te Eeklo. Willem Vandoome (kloosternaam : Ildefons), geboren te Nevele op 18 sep tember 1742, geprofest te Oudenaarde op 30 april 1764, werd priester gewijd te Brugge op 14 maart 1767.
236.
24 januari 1830. Overlijden van Br. Constantijn VERHELST, lekebroeder. Constantijn Verhelst, geboren te Avelgem op 31 december 1754, geprofest te Sint-Niklaas op 8 januari 1781, was tuinman.
237.
152
28 september 1831. Overlijden van Joanna Clara Antonia DE CAIGNY, echtgenote van onze geneesheer, de heer Frans Strack. Ze was ons zeer genegen. Zie 17 maart 1837.
238.
17 maart 1834. Overlijden van de heer Karel DEROO, een biezondere weldoener van dit klooster. Samen met Pieter Frans Delcambe herkocht K. Deroo na de Franse om wenteling het klooster voor de paters.
239.
22 mei 1834. Overlijden van E.P. Antonien VERKEST, p.p.b., jubilaris, uit het klooster van Diksmuide verdreven in 1797, naar het eiland Ré verdreven en verbannen in 1798, vicepastoor te Klerken, dan gedurende 25 jaar pastoor te Stuivekenskerke, in dit klooster tot de orde teruggekeerd op 19 maart 1833; daar overleed hij, omringd door zijn biddende broeders, God ononderbroken lovend en dankend omdat hij in de orde, waarin hij voor God plechtige belofte had uitgesproken, zijn ziel aan God mocht weer schenken. Emmanuel Verkest (kloosternaam : Antonien), zoon van Jan Baptist en van Helena Van Bruaene, geboren te Wingene op 20 januari 1757, geprofest te Oudenaarde op 27 januari 1784, werd priester gewijd te Gent op 20 decem ber 1784. (Doodsprentje : geboren 10.7.1754, professie 27.1.1783, wijding 20.12.1783).
240.
29 augustus 1834. Overlijden van mevrouw Joanna Theresia Ghis laine DELCAMBE.
241.
4 november 1835. Overlijden van de heer Pieter Frans DELEFORTRIE, priester, leraar aan de Syntaxis aan ons college, die zinnens was tot onze orde toe te treden. E.H. Pieter Delefortrie was geboren te Brugge.
242.
13 juli 1836. Overlijden van mevrouw Maria Anna DE NECKER, die ons altijd behulpzaam was ten tijde van de opheffing.
243.
17 maart 1837. Overlijden van de heer Frans Strack, geneesheer van dit klooster en buitengewone weldoener. Zie ook 28 september 1831.
244.
26 juni 1837. Overlijden van P. Fr. Hendrik DE CRICK, p.p.b., 72 jaar oud, in het 42e jaar van zijn professie, in het 41e jaar van zijn priesterschap, gedurende ongeveer 30 jaar humanioraleraar aan het college van deze stad. Egied Willem De Crick (kloosternaam : Hendrik), zoon van Willem en van Anna Catharina De Latin, geboren te Geeraardsbergen op 7 december 1765, werd geprofest te leper op 21 september 1791. Hij was gedurende 3 jaar onderpastoor te Lichtervelde.
153
In de zuidergang van het kloosterpand : Marmeren steen, opgericht in 1858 ter nagedachtenis van Pater Jacobus Vergauwen (zie nr. 250).
154
Vertaling van de tekst: Tot eer van de Allerhoogste God en tot vroom aandenken aan Z.E.P. Jacobus Vergouwen, geboren te Verrebroek in het Land van Waas op 19 februari 1759, die, om niet groot te worden, zich gemaakt heeft tot de kleinste van de minderen [ = minderbroeders]; die waardigheden ontvluchtte, maar nooit op de vlucht sloeg. Hij heeft zich ten zeerste toegelegd op de deugd die van hem een minderbroeder maakte. Het Tielts college had hem als overste, het weeshuis als bestuurder, het klooster als leider; hij was de heroprichter van de provincie St-Jozef in het Graafschap Vlaanderen en haar provinciaal; hij was delegaat-generaal van BelgiĂŤ. Het Gentse klooster vereerde hem als zijn stichter. Het hemels jeruzalem heeft deze ware zoon van de Patriarch [ = Sint-Franciscus], die schitterde door alle deugden en gesierd was met alle soorten talenten, midden zijn rouwende broeders, op 16 april 1842 opgenomen. Hij ruste in vrede. Het weeshuis waarover sprake in deze tekst werd door P. Vergauwen herbouwd in 1831; het lag in de Kortrijkstraat, naast de Patersdreef; de gebouwen zijn thans eigendom van apoteek Fr. Thiers; een ijzeren kruis op het dak herinnert nog aan de oorspronkelijke eigenaars.
Herdenkingsplaat van de Boerenkrijg, aan de Halletoren aangebracht op 8.9.1898. De 4e persoon van rechts is Pater Jacobus Vergauwen (zie nr. 250).
155
245.
22 juli 1837. Overlijden van mevrouw Juliana Emerentia WAUTERS, die tijdens haar leven veel zorg besteedde aan de versiering van het Mariabeeld en het onderhoud van onze kerk.
246.
7 juli 1839. Overlijden van mevrouw Ludovica DE NECKER, die ons veel weldaden bewees.
247.
16 juli 1839. Fr. Aloïs VAN DER BOST ontsliep zeer godvruchtig. Hij werd geprofest in dit klooster op 30 september 1835 en was vervolgens gedurende 2 jaar leraar van de Poësis aan het college van deze stad; hij was 22 jaar oud. Aloïs Van der Bost (doodsprentje : Van der Borst), geboren te Gent op 14 mei 1817, overleed te Tielt.
248.
17 juli 1841. Overlijden van Fr. Deodaat MICHIELSEN, novice, krachtens het indult van Pius V, «Summi.Sacerdotis Cura», gepro fest op zijn sterfbed op de 16e van dezelfde maand. Lambert Willem Michielsen (kloosternaam : Deodaat), geboren te Asten op 9 maart 1829, overleed te Tielt op 17-jarige leeftijd. (Doodsprentje : over leden 1846).
249.
21 januari 1842. Overlijden van Catharina Theresia Petronella GILLIODTS, weduwe van jan Karei Deroo, een uitzonderlijke weldoenster van ons klooster.
250.
16 april 1842. Ontsliep zeer godvruchtig in het klooster van Tielt : Z.E.P.F. Jacob VERGAUWEN, 83 jaar oud, jubilaris in de orde en in het priesterschap, die, nadat hij op 3 oktober 1833, als eerste in België, het kloosterkleed van de orde opnieuw had opgenomen, van 24 maart 1834 tot aan zijn dood met de allergrootste toewijding het ambt van provinciaal heeft vervuld en op 30 november 1840 het klooster van Gent oprichtte. Jacob Vergauwen, zoon van Comeel en van Catharina Van Hoeck, geboren te Verrebroek-Waas op 9 februari 1759, deed zijn humaniorastudies aan het college van Mol en aan het college der PP. Augustijnen te Gent. Hij werd ge profest te Brugge op 19 februari 1784. Uit het klooster van Tielt verjaagd door de Fransen op 17 februari 1797, weigerde hij de eed af te leggen. In 1811 werd hij onderpastoor te Zomergem, waar hij een klooster van zusters stichtte. Hij heropende het college te Tielt, hernam het kloosterkleed in 1833 en werd de restaurator van de nieuw-gestichte Belgische minderbroedersprovincie. (Doodsprentje : hernam het kloosterkleed 3.10.1834). Zie : Een held uit den Franschen Tijd of Levensschets van Pater Jacobus Vergauwen. Tielt, 1899, 68 blz. Zie ook : M. Ryckaert, Het voormalig klooster van de zusters van Sint-Vincentius a Paulo te Zomergem. In : Appeltjes van het Meetjesland, 25, 1974, blz. 74-201.
156
251.
5 maart 1843. In het klooster van Sint-Truiden overleed, omringd door de gebeden van de broeders, Z.E.P.F. Lambert DIRIX, lector in de wijsbegeerte en in de h. godgeleerdheid, ge wezen magister van de studerenden en van de novicen, ook gar diaan van het klooster van Sint-Truiden. Na vele en zeer grote moeilijkheden te hebben overwonnen, verkreeg hij van de H. Stoel de oprichting van onze Sint-Jozefsprovincie van België. Op gezag van de apostolische stoel werd hij benoemd tot de eerste minister-provinciaal van deze provincie. Deze funktie heeft hij, omwille van zijn vroegtijdig afsterven, slechts zeven maanden kunnen uitoefenen. Jan Lambert Andréas Dirix (kloosternaam : Lambert), geboren te Montenaken op 30 november 1808, priester gewijd te Luik op 17 december 1831, professor in de wijsbegeerte aan het bisschoppelijk seminarie van Rolduc, minderbroeder geworden te Sint-Truiden op 26 april 1835, gardiaan te Sint-Truiden op 11 april 1842, werd de eerste provinciaal van de nieuw-gestichte Sint-Jozefsprovincie van België. (Doodsprentje : gardiaan te Sint-Truiden 11.4.1840).
252.
2 oktober 1844. Te Sint-Truiden ontsliep P.F. Theofiel QUINOT, priester en predikant, 35 jaar oud, in het 7e jaar van zijn professie en het 5e jaar van zijn priesterschap.
253.
3 april 1845. Te Sint-Truiden ontsliep Z.E.P.F. Hubert NARTUS, jubilaris, eredefinitor, 82 jaar oud, in het 56e jaar van zijn profes sie en het 52e van zijn priesterschap. Hubert Nartus, geboren te Sint-Huibrechts-Hem op 1 februari 1763, gepro fest op 7 oktober 1791, werd priester gewijd te Luik op 2 juni 1792. Hij was één van de vier paters die op 7 december 1833 te Sint-Truiden het klooster kleed hernamen. (Doodsprentje : overleden 1844).
254.
24 april 1845. Te Tielt overleed de heer CLAEYS, gedurende meer dere jaren de zeer ijverige geneesheer van dit klooster.
255.
18 juni 1845. Te Sint-Truiden ontsliep Br. Jan RENIERS, lekebroeder, jubilaris, 80 jaar oud, in het 56e jaar van zijn professie. Jan Reniers, geboren te Zoutleeuw op 27 juli 1768, geprofest te Erkelenz, uit zijn klooster te Hasselt verjaagd in 1797, nam opnieuw het kleed aan te Sint-Truiden in 1837.
256.
21 mei 1846. Te Meulebeke ontsliep mevrouw DELAERE, een bui tengewone weldoenster van dit klooster.
157
257 .
3 juli 1846. Overlijden van P. Fr. Stanislas BOUDRY, priester en predikant, gewezen leraar aan het college, thans leraar aan de Franse school, 27 jaar oud, in het 5e jaar van zijn professie en het 4e jaar van zijn priesterschap. Angelus Frans Boudry (kloosternaam : Stanislas), geboren te leper op 21 april 1819, geprofest te Tielt op 30 september 1841, priester gewijd te Brugge op 17 december 1842, overleed te Tielt.
258.
27 oktober 1847. Te Sint-Truiden overleed Br. Illuminaat GOETELEN, frater, 23 jaar oud, in het 2e jaar van zijn professie. Adriaan Goetelen (kloosternaam : Illuminaat), geboren te Turnhout op 27 december 1824, werd geprofest te Tielt op 16 oktober 1846.
259.
6 november 1847. Te Tielt ontsliep Z.E.P.Fr. Frans VAN MAELE, gewezen «praeses» van dit klooster, vicaris en novicenmeester, nu definitor van de provincie, 43 jaar oud, in het 13e jaar van zijn pro fessie en het 12e van zijn priesterschap. Frans Van Maele, geboren te Tielt op 19 februari 1805, geprofest te Tielt op 30 april 1835, werd priester gewijd te Brugge op 19 december 1835.
260.
7 april 1849. Te Gent ontsliep P.F. Ferdinand LEMMENS, p.p.b., 40 jaar oud, in het 5e jaar van zijn professie en het 2e van zijn priesterschap.
261.
2 februari 1850. Te Rekem ontsliep frater Edmond WAUTERS, «clericus», 22 jaar oud, in het Ie jaar van zijn professie. Gustaaf Wauters (kloosternaam : Edmond), geboren te Tielt op 10 november 1828, werd geprofest op 5 oktober 1849.
262.
15 juli 1850. Te Sint-Truiden ontsliep Br. Frans TILKIN, lekebroeder, 56 jaar, in het 14e jaar van zijn professie. Arnold Tilkin (kloosternaam : Frans), geboren te Nederheim op 16 maart 1794, werd geprofest te Sint-Truiden op 6 september 1838. (Doodsprentje : geprofest 6.9.1836).
263.
30 maart 1851. Te Rekem ontsliep P.F. Victor SMIT, priester en predikant, 39 jaar oud, in het 5e jaar van zijn professie, in het 2e jaar van zijn priesterschap. Simon Smit (kloosternaam : Victor), geboren te Groningen op 3 augustus 1812, geprofest te Sint-Truiden op 13 oktober 1846, werd priester gewijd te Luik op 12 augustus 1849.
264.
158
27 juni 1851. Te Sint-Truiden ontsliep br. Adriaan DE BIE, lekebroeder, 83 jaar oud, in het 62e jaar van zijn professie, sedert 12 jaar jubilaris.
Adriaan De Bie, geboren te Turnhout op 22 december 1768, geprofest in 1789, uit het klooster verjaagd in 1797, nam opnieuw het kleed aan te SintTruiden in 1849.
265.
29 april 1852. Te Brugge ontsliep mevrouw Hendrika DUVIVIER, biezondere weldoenster van dit klooster.
266.
6 april 1853. Te Sint-Truiden ontsliep Z.E.P.F. Jan Baptist JANSSENS, gewezen definitor, 80 jaar oud, jubilaris in de orde en in het priesterschap, door de Franse vervolging uit zijn klooster ver dreven in 1797; hij hernam zijn serafijns kloosterkleed op 7 decem ber 1833 te Sint-Truiden, waar hij God voortdurend lof bracht om dat hij in de orde, midden zijn broeders, zijn ziel aan God kon terugschenken. Jan Baptist Janssens, geboren te Rekem op 16 juli 1770, geprofest te Erkelenz op 6 oktober 1790, priester gewijd te Luik op 21 december 1793, was defini tor van 1842 tot 1848. (Doodsprentje : overleden 5.4.1853).
267.
9 mei 1853. Te Sint-Truiden ontsliep Fr. Casimir SIWINSKI, Pool, vervolgd om reden van legerdienst, subdiaken, 29 jaar oud, in het 3e jaar van zijn professie. Silvester Alexander Siwinski (kloosternaam : Casimir), geboren te Kalisz (Polen) op 1 januari 1824, geprofest te Sint-Truiden op 20 juli 1851, werd subdiaken gewijd te Luik op 27 maart 1852.
268.
6 september 1853. Te Sint-Truiden ontsliep Fr. Romaan TRUYENS akoliet, 26 jaar oud, in het 3e jaar van zijn professie. Frans Hubert Truyens (kloosternaam : Romaan), geboren te Weert op 18 april 1827, werd geprofest te Tielt op 4 oktober 1850. (Doodsprentje : gepro fest 4.10.1849).
269.
13 november 1853. Te Leuven ontsliep Jan Baptist TUERLINCKX, in onze serafijnse orde te Brussel geprofest in 1793, uitgedreven te Leuven in 1796, priester gewijd te Emmerich in 1797, onze bie zondere weldoener. Jan Baptist Tuerlinckx, geboren te Westmeerbeek op 16 juli 1774, werd assis tent te Boom na de uitdrijving uit zijn klooster te Leuven op 1 december 1796. (Doodsprentje : noviciaat 2.10.1792; professie Brussel 21.11.1793; priesterwijding Emmerich 28.10.1797; assistent te Boom 1799; terug in het klooster 1801).
270.
31 maart 1854. Overlijden van de heer Pieter VAN DE CASTEELE, die vele jaren de zeer trouwe apostolische syndicus van dit klooster was en voor ons een grote weldoener. Pieter van de Casteele was syndicus van 1844 tot 1854.
159
De wondetekens van de H. Franciscus, schilderij van Tieltenaar GĂŠrard De Seyn, ca 19 buitenportaal van de kerk.
271.
12 september 1854. Overlijden van de heer Damiaan LONCKE, die op zijn kosten een nieuwe ziekenzaal liet bouwen en daaren boven door grote aalmoezen de nood van het klooster ter hulp kwam.
272.
13 september 1855. Overlijden van de edele heer Hendrik Bernard YSENBRANT D'OUDENFORT, gewezen syndicus van dit kloos ter. De heer Hendrik Ysenbrandt-Delcambe was burgemeester van Tielt en, van 1833 tot 1844, syndicus .van het klooster.
273.
2 januari 1856. Te Meulebeke overleed de heer Leonard LONCKE, 81 jaar oud. Hij was voor ons een grote weldoener.
274.
5 april 1856. Te Gent schonk zeer rustig zijn ziel aan zijn schepper terug : Z.E.P. Rafaël NACKOM, p.p.b. , gewezen gardiaan te Gent (gedurende drie jaar), gewezen lector in de wijsbegeerte, 32 jaar oud, in het 13e jaar van zijn professie en het 9e van zijn priester schap. Frans Maarten Nackom (kloosternaam : Rafaël), geboren te Sint-Truiden op 16 april 1824, geprofest op 1 augustus 1843, werd priester gewijd te Luik op 19 mei 1847.
275.
15 november 1856. Te Sint-Truiden ontsliep in de Heer Fr. Athanaas DEROY, subdiaken, 30 jaar oud, in het 3e jaar van zijn professie. Frans Karel Edward Deroye (kloosternaam : Athanaas), geboren te Brussel op 2 november 1826, geprofest op 6 juni 1853, werd subdiaken gewijd te Luik op 22 december 1855.
276.
3 februari 1857. In het klooster van Rekem overleed plotseling P.F. Dominiek WOUTERS, p.p.b., 36 jaar oud, in het 17e jaar van zijn professie en het 12e jaar van zijn priesterschap. Frans Antoon Silvester Wouters (kloosternaam : Dominiek), geboren te Sint-Truiden op 31 december 1821, geprofest op 13 september 1849, werd priester gewijd te Luik op 24 augustus 1845. (Doodsprentje : geprofest 13.9.1840).
277.
30 mei 1857. Overleed in dit klooster Z.E.P. Pius VAN DER VEL DEN, lector jubilatus in de h. godgeleerdheid, 59 jaar oud, in het 14e jaar van zijn professie, in het 35e jaar van zijn priesterschap. Wat betreft geleerdheid en godsvrucht, een zeer opmerkelijk man. Hendrik Van der Velden (kloosternaam : Pius), geboren te Boeke (NI.) op 5 juli 1789, priester gewijd te Mechelen op 10 augustus 1822, vicaris-generaal van Ravenstein en Megen, lector in de Sint-Jozefsprovincie in België, schrij-
161
ver van meerdere theologische werken. Zie : Biographie Nationale, 26 (1936), p. 561. - Sybrand Galama o.f.m., Henricus Van der Velden (1798-1857), in : Bijdragen voor de Geschiedenis van de provincie der Minderbroeders in de Nederlanden, deel 39 (1963), blz. 340-353. (Doodsprentje : geboren 5.7.1798).
278 .
21 augustus 1859. Te Gent ontsliep br. Bemardien ADRIAENSSENS, lekebroeder van de derde orde, 26 jaar oud, in het 2e jaar van zijn professie. Pieter Adriaenssens (kloosternaam : Bemardien), geboren te Doel op 9 au gustus 1833, werd geprofest te Gent op 20 oktober 1857. (Doodsprentje : pro fessie 26.10.1857).
279.
4 oktober 1859. Te Heist-op-den-berg ontsliep Fr. Sebastiaan WUYTS, clericus, 27 jaar oud, in het 2e jaar van zijn professie. Frans Wuyts (kloosternaam : Sebastiaan), geboren te Heist-op-den-Berg op 10 november 1832, werd geprofest te Tielt op 4 oktober 1857.
280.
28 november 1859. Te Sint-Truiden ontsliep Z.E.P. Leonard LEFE VRE, eerste gardiaan van het klooster van Namen, tweemaal sekretaris van de provincie, 44 jaar oud, in het 19e jaar van zijn professie, het 16e jaar van zijn priesterschap. Jean Baptiste Lefèvre (kloosternaam : Leonard), geboren te Charleroi op 13 februari 1816, werd geprofest te Sint-Truiden op 17 november 1840.
281.
27 december 1859. Overlijden te Bonne-Espérance van P. Alex DEHAYBE, p.p.b., 45 jaar oud, in het 4e jaar van zijn professie en het 21e van zijn priesterschap. Henri Joseph Dehaybe (kloosternaam : Alex), geboren te Spy op 7 maart 1814, priester gewijd te Namen op 26 augustus 1838, pastoor te Yvoir in 1842, werd geprofest op 9 september 1856.
282.
5 januari 1861. Overlijden van mevrouw Melanie BOELENS, we duwe van de heer Dierckens. Zij was een weldoenster voor ons klooster.
283.
13 februari 1861. Overlijden van de heer Lieven VAN DE VELDE, pastoor te Kanegem, tijdens zijn leven een biezondere weldoener voor dit klooster.
284.
5 mei 1861. Te Sint-Truiden ontsliep Br. Didacus SWARTENBROEKS, lekebroeder van de 3e orde, 62 jaar oud, in het 26e jaar van zijn professie. Hendrik Swartenbroeks (kloosternaam : Didacus), geboren te Sint-Truiden op 3 februari 1799, trad in het klooster te Sint-Truiden in op 9 december 1834.
162
285 .
17 januari 1862. Te Tielt ontsliep br. Athanaas DE NOLF, sub diaken, 27 jaar oud, in het 5e jaar van zijn professie. Lodewijk Karei De Nolf (kloosternaam : Athanaas), geboren te Lichtervelde op 15 februari 1835, geprofest op 21 november 1857, werd subsdiaken ge wijd te Sint-Truiden op 8 september 1860.
286.
23 januari 1862. Te Hasselt ontsliep zeer zacht, door een vroeg tijdige dood ontnomen, Z.E.P.F. Wenceslas MERTENS, gardiaan, 26 jaar oud, in het 8e jaar van zijn professie, in het 2e jaar van zijn priesterschap. Pieter Frans Mertens (kloosternaam : Wenceslas), geboren te Weert op 31 oktober 1836, geprofest op 19 oktober 1854, priester gewijd op 8 september 1860, werd gardiaan te Hasselt op 24 januari 1861.
287.
31 januari 1862. Te Gent ontsliep godvruchtig in de Heer Fr. Anacleet THEVENARD, clericus, 22 jaar oud, in het Ie jaar van zijn professie. Gustaaf Thévenard (kloosternaam : Anacleet), geboren te Tongeren op 25 februari 1840, werd geprofest op 16 september 1861.
288.
3 april 1862. Overlijden van frater Florimond VAN DER GEYNST, clericus, novice, 24 jaar oud. Hij sprak zijn geloften uit op zijn sterfbed. Karei Vander Geynst (kloosternaam : Florimond), geboren te Oudenaarde op 6 maart 1838, werd geprofest op 8 februari 1862.
289.
1 juli 1862. Te Sint-Truiden ontsliep br. Arnold FRANSEN, lekebroeder van de Ie orde, 72 jaar oud, in het 27e jaar van zijn profes sie. Iedereen beminde deze goede man. Arnold Fransen werd geboren te 's Heerenelderen in 1790.
290.
7 januari 1863. Te Gent ontsliep zacht in de Heer Z.E.P.F. Lodewijk LIMBOURG, gewezen provinciaal, 50 jaar oud, in het 26e jaar van zijn professie, in het 23e jaar van zijn priesterschap; hij was een uitstekend zieleleider, die zowel voor de armen als voor de rijken in de bres stond. Antoon Maarten Limbourg (kloosternaam : Lodewijk), geboren te Lembeek (Brabant) op 31 mei 1813, geprofest op 15 september 1837, priester gewijd te Brugge op 23 februari 1839, was provinciaal van de Sint-Jozefsprovincie van 1848 tot 1851.
291 .
14 november 1863. In ons klooster van Bonne-Espérance te Montignies-sur-Sambre ontsliep godvruchtig Z.E.P.F. Edward GRENCON, gardiaan, 44 jaar oud, in het 19e jaar van zijn priester schap en het 13e van zijn professie. 163
Xavier Grençon (kloosternaam : Edward), geboren te Wasseiges op 3 januari 1819, priester gewijd te Luik op 1 juni 1844, werd geprofest op 4 oktober 1850. (Doodsprentje : overleden 13.11.1863).
292 .
22 april 1864. Overlijden van Z.E.H. Christof Bernard WELVAERT, van het distrikt leper, deken, tijdens zijn leven een uit zonderlijke vriend van onze orde; bij testament liet hij dit klooster het werk «Acta Sanctorum» na, met de verplichting jaarlijks een plechtige mis op te dragen voor zijn zielerust. E.H. Welvaert was deken Van leper gedurende méér dan 25 jaar.
293.
10 juli 1864. Te Gent ontsliep br. Sulpitius CRUYT, derde-ordeling, 32 jaar oud, in het 5e jaar van zijn professie. Karei Adolf Cruyt (kloosternaam : Sulpitius), geboren te Lokeren op 1 no vember 1837, werd geprofest te Gent op 3 december 1859. (Doodsprentje : geboren 1827).
294.
6 augustus 1864. Overlijden van E.P. Victor DOUTERLUIGNE, p.p.b., 44 jaar, in het 8e jaar van zijn professie en het 19e jaar van zijn priesterschap. Juliaan Doutreluigne (kloosternaam : Victor), geboren te Kortrijk op 23 november 1820 als zoon van August en van Sofie Lucia Bartholomeus, priester gewijd te Brugge op 20 december 1845, onderpastoor te Wakken in 1846, geprofest te Tielt op 5 oktober 1856, vertrekt als missionaris naar Ier land. Hij overleed te Tielt.
295.
29 december 1864. Overlijden van de heer Pieter BAERT, genees heer die, omwille van zijn liefde voor alle armen, ons klooster zeer genegen bijstond met zijn kunde.
296.
24 april 1865. Te Sint-Truiden ontsliep fr. Jan Baptist DE COCK, subdiaken, 25 jaar oud, in het 6e jaar van zijn professie. Leo De Cock (kloosternaam : Jan Baptist), geboren te Ingooigem op 14 janu ari 1840, geprofest te Tielt op 25 september 1861, werd subdiaken gewijd te Luik op 18 december 1864.
297.
2 augustus 1865. Te Sint-Truiden ontsliep godvruchtig in de Heer Z.E.P.F. Adolf KOEPP, gewezen gardiaan en gewezen custos, 61 jaar oud, in het 34e jaar van zijn professie en het 32e van zijn pries terschap. Adolf Koepp, geboren te Sint-Truiden op 25 mei 1804, geprofest te Urbino (Italië) op 4 oktober 1831, werd priester gewijd in Urbino op 7 april 1832.
164
Kopie, door Tieltenaar Leon Van Damme, ca 1962, van het kruis van San Damiano (Assisi). Deze kopie bevond zich in de kapel van het noviciaat tot dit naar Turnhout verhuisde in 1965. Het schilderij bevindt zich thans in dat deel van de vroegere refter dat nu ge bruikt wordt als vergaderzaal.
298 .
13 september 1865. Te Namen ontsliep broeder Ivo DELAHAYE, lekebroeder van de Ie orde, 42 jaar oud, in het 23e jaar van zijn professie. Hendrik Delahaye (kloosternaam : Ivo), geboren te Blankenberge op 4 januari 1823, werd geprofest te Tielt in 1849.
299.
8 november 1865. Te Lokeren ontsliep P.F. Raymond KNAPEN, 31 jaar oud, in het 13e jaar van zijn professie en het 7e jaar van zijn priesterschap. Pieter Hubert Knapen (kloosternaam : Raymond), geboren te Weert op 18 februari 1835, geprofest te Tielt op 10 oktober 1853, werd priester gewijd te Luik op 18 juni 1859.
300.
3 januari 1866. Te Sint-Truiden ontsliep br. Fideel WILLEMS, lekebroeder van de 3e orde, 53 jaar oud, in het 26e jaar van zijn professie. Jan Hubert Willems (kloosternaam : Fideel), geboren te Borgloon op 6 maart 1813, werd geprofest te Sint-Truiden op 20 mei 1840.
301.
6 januari 1866. Te Lokeren overleed br. Celestien DE WAELE, lekebroeder, 52 jaar oud, in het 16e jaar van zijn professie. Jan Baptist De Waele (kloosternaam : Celestien), geboren te Kruishoutem op 4 februari 1814, werd geprofest op 24 augustus 1850.
302.
28 maart 1866. Te Roubaix ontsliep godvruchtig in de harten van Jezus en Maria : Z.E.P.F. Efrem COMIANT, gardiaan, 50 jaar oud, in het 7e jaar van zijn professie en het 26e van zijn priester schap. August Jozef Comiant (kloosternaam : Efrem), geboren te Eugies (Hene gouwen) op 26 november 1816, priester gewijd te Doornik op 13 juni 1840, pastoor te Molembaix op 27 maart 1848, geprofest op 3 februari 1859, werd gardiaan te Roubaix in 1865.
303.
9 mei 1866. Te Flasselt ontsliep, terwijl het volk en zijn medebroe ders hem beweenden, Z.E.P.F. Gabriël MILIS, gewezen gardiaan, gewezen definitor, thans custos en lector emeritus, 44 jaar oud, in het 26e jaar van zijn professie en het 21e van zijn priesterschap. Lodewijk Milis (kloosternaam : Gabriël), geboren te Sint-Truiden op 15 no vember 1822, geprofest te Sint-Truiden op 28 september 1840, priester gewijd te Luik op 24 augustus 1845, werd gardiaan te Sint-Truiden in 1846.
304.
166
31 oktober 1866. Te Sint-Truiden ontsliep godvruchtig in de Heer P.F. Gangulf VAN EYBERGEN, 25 jaar oud, in het 7e jaar van zijn professie, het Ie van zijn priesterschap.
Félix Van Eybergen (kloosternaam : Gangulf), geboren te Tongeren op 28 juli 1842, geprofest te Tielt op 26 september 1861, had nog twee broers in het klooster : P. Evarist (+ 1909) en P. Matemus (+ 1867).
305.
23 maart 1868. Te Roubaix ontsliep godvruchtig P.F. Polidoor JEU, 25 jaar oud, in het 6e jaar van zijn professie, het Ie van zijn priesterschap. Charles Joseph Jeu (kloosternaam : Polidoor), geboren te Doornik op 13 mei 1843, geprofest op 12 oktober 1863, werd priester gewijd te Sint-Truiden op 20 juni 1867. (Doodsprentje : geboren 12.5.1843).
306.
20 juni 1868. Te Bristol (Engeland) ontsliep P.F. Aidaan MORRIS, 25 jaar oud, in het 7e jaar van ziijn professie, het Ie van zijn pries terschap. Aidaan Morris, geboren te Bristol (Engeland) op 7 oktober 1843, geprofest te Tielt op 13 juni 1862, werd priester gewijd te Luik op 6 januari 1868.
307.
1 augustus 1868. Te Hasselt ontsliep godvruchtig na een verdien stelijk leven E.P. Prosper KEULTGENS, 86 jaar oud, in het 61e jaar van zijn professie, in het 55e jaar van zijn priesterschap; hij was afkomstig van Amsterdam en had professie afgelegd in de provin cie van het H. Kruis in Saxen. Filip Jacob Kueltgens (kloosternaam : Prosper), zoon van Jan Willem en van Joanna Royers, geboren te Amsterdam op 4 januari 1783, geprofest te Vrede (Duitsland), in Duitsland uit zijn klooster verdreven bij keizerlijk dekreet van 14 november 1811, priester gewijd te Hildesheim op 7 juni 1814, kapelaan te Bree, Wijshagen, Nunhem en Wessem, was ten slotte pastoor te Aldeneik van 14 december 1824 tot 1848. Daarna woonde hij in het minderbroedersklooster te Hasselt, waar hij overleed.
308.
6 juli 1869. Te Rekem ontsliep br. Thomas LARDINOIS, lekebroeder van de eerste orde, 66 jaar oud, in het 31e jaar van zijn profes sie. Thomas Lardinois, geboren te Noorbeek (NI.) op 31 augustus 1803, werd geprofest op 11 april 1838.
309.
15 juli 1869. Te Valkenburg ontsliep zeer zacht, zoals hij geleefd had, E.P.F. Bonifaas PRINCEN, gewezen gardiaan, 30 jaar oud, in het 12e jaar van zijn professie, in het 7e jaar van zijn priesterschap. Pieter Frans Princen (kloosternaam : Bonifaas), geboren te Weert op 19 mei 1839, geprofest op 1 april 1857, priester gewijd te Luik op 1 juni 1862, werd gardiaan te Hasselt in 1865. (Doodsprentje : geboren 29.5.1839).
310.
24 februari 1870. Te Tielt ontsliep onze dierbare broeder in Kristus, Br. Bernard LEENESONNE, orgelist, lekebroeder uit de 167
Ie orde, 72 jaar oud, in het 31e jaar van zijn professie. Bernard Leenesonne, geboren te Evergem op 20 februari 1798, werd ge profest op 4 mei 1839.
311 .
17 maart 1870. Te Rekem ontsliep Fr. Michiel CORCORAN, cleri cus, 21 jaar oud, in het 3e jaar van zijn professie. Edward Corcoran (kloosternaam : Michiel), geboren te Dublin (Ierland) op 8 april 1849, werd geprofest op 9 oktober 1867.
312.
30 april 1870. Te Antwerpen ontsliep P.F. Clemens GERIS, p.p.b., 49 jaar oud, in het 25e jaar van zijn professie, het 21e jaar van zijn priesterschap. Pieter Geris (kloosternaam : Clemens), geboren te Beersel (Ned. Limb.) op 12 maart 1821, geprofest op 25 oktober 1845, werd priester gewijd te Gent op 22 december 1849.
313.
15 mei 1870. Te Sint-Truiden ontsliep br. Eugeen BOFFE, lekebroeder van de Ie orde, 48 jaar oud, in het 23e jaar van zijn profes sie. Jan Boffé (kloosternaam : Eugeen), geboren te Orsmaal cp 12 april 1822, werd geprofest te Gent op 1 mei 1847.
314.
20 november 1870. In het klooster van Antwerpen ontsliep P.F. Pieter Baptist TIMMERS, 31 jaar oud, in het 8e jaar van zijn professie, in het 2e jaar van zijn priesterschap. Adriaan Timmers (kloosternaam : Pieter Baptist), geboren te Uden (NI.) op 10 januari 1839, geprofest te Tielt op 13 oktober 1862, werd priester gewijd te Luik op 5 juni 1868.
315.
7 juni 1871. Te Antwerpen ontsliept Fr. Foliaan COKS, clericus, eenvoudig geprofest op 13 januari 1862, in het 10e jaar van zijn professie.
316.
5 oktober 1871. In het klooster van Bonne-Espérance ontsliep Br. Andréas VERMEULEN, lekebroeder van de 3e orde, 38 jaar oud, in het 7e jaar van zijn professie. Pieter Jacob Vermeulen (kloosternaam : Andréas), geboren te Daknam op 22 november 1833, werd geprofest op 25 februari 1864.
317.
12 januari 1872. Te Gent ontsliep in de Heer P.Fr. Venans MOONEN, p.p.b., 59 jaar oud, in het 25e jaar van zijn priester schap, in het 27e jaar van zijn professie. Thomas Antoon Moonen (kloosternaam : Venans), geboren te Hoensbroeck op 26 november 1813, geprofest op 18 december 1845, werd priester gewijd te Brugge op 18 december 1847.
168
318 .
5 maart 1872. Te Lokeren ontsliep Br. Mansueet DE VOGELAERE, lekebroeder van de Ie orde, 48 jaar oud, in het 22e jaar van zijn professie. Pieter De Vogelaere (kloosternaam : Mansueet), geboren te Gent op 24 maart 1824, werd geprofest op 24 augustus 1850.
319.
10 mei 1872. Te Rekem ontsliep Z.E.P.Fr. Jacob VRANCKEN, lec tor in de H. Godgeleerdheid, gewezen novicenmeester, gardiaan en custos, 66 jaar oud, in het 29e jaar van zijn professie, in het 37e jaar van zijn priesterschap. Jacob Vrancken, geboren te Aalst op 24 september 1806, priester gewijd te Luik op 1 mei 1835, kapelaan te Tessenderlo in 1835, werd geprofest op 1 augustus 1843.
320.
2 juni 1872. Te Antwerpen ontsliep Br. Hyacint CORTHOUDTS, lekebroeder, 43 jaar oud, in het 12e jaar van zijn professie. Pieter Jan Corthoudts (kloosternaam : Hyacint), geboren te Overpelt op 23 december 1829, werd geprofest te Hasselt op 9 november 1869. (Doodsprentje : geprofest Ie orde 9.11.1860).
321.
20 juli 1872. Te Leuven ontsliep in de Heer P.F. Chrysogoon MET TEN, p.p.b., 32 jaar oud, in het 10e jaar van zijn professie, in het 5e jaar van zijn priesterschap. Filip Jacob Metten (kloosternaam : Chrysogoon), geboren te Turnhout op 25 oktober 1840, geprofest op 13 oktober 1862, werd priester gewijd te SintTruiden op 20 juni 1867.
322.
6 november 1872. Te Mechelen ontsliep B. Rumold LENAERTS, 3e ordeling, 39 jaar oud, in het 9e jaar van zijn professie. Lodewijk Lenaerts (kloosternaam : Rumold), geboren te Wommersom op 29 oktober 1834, geprofest te Mechelen op 12 oktober 1864, verzorgde de ge kwetsten gedurende de belegering van Parijs in 1870.
323.
5 maart 1873. Te Roubaix ontsliep zacht in de Heer P.Fr. Rumold BLEYENS, p.p.b., 33 jaar oud, in het 11e jaar van zijn professie, in het 6e jaar van zijn priesterschap. Jan Baptist Bleyens (kloosternaam : Rumold), geboren te Turnhout op 23 oktober 1840, geprofest te Tielt op 25 april 1862, werd priester gewijd te Sint-Truiden op 20 juni 1867.
324 .
11 maart 1873. Te Gent overleed Z.E.P.F. Natalis NEUTELEERS, gewezen provinciaal, 66 jaar oud, in het 30e jaar van zijn professie, het 43e jaar van zijn priesterschap. Natalis Neuteleers, geboren te Montenaken op 25 december 1807, pastoor te Velm tot 1842, geprofest te Sint-Truiden op 5 oktober 1843, was provinciaal van 1854 tot 1857 en van 1866 tot 1869.
169
Pater Bonaventura Bruneel (zie nr. 331). Een exemplaar van dit schilderij bevindt zich in het kloosterpand, een ander in de traphal van het Tieltse stadhuis. Baziel August Bruneel was de tweede die toetrad tot de orde na het heroprichten van de kloosterprovincie.
325 .
7 november 1873. Te Lokeren ontsliep Br. Gregoor VAN POUCK, derde-ordeling, 26 jaar oud, in het 5e jaar van zijn professie. Pieter Van Pouck (kloosternaam: Gregoor), geboren te Sint-Niklaas-Waas op 22 maart 1848, werd geprofest te Gent op 29 maart 1869.
326.
27 november 1873. Te Namen ontsliep in de Heer E.P. Andréas LALIEU, gewezen vicaris, p.p.b., 60 jaar oud, in het 34e jaar van zijn professie en het 31e jaar van zijn priesterschap. Louis Joseph Lalieu (kloosternaam : Andréas), geboren te Hingeon (Namen) op 21 oktober 1814, geprofest op 28 september 1840, werd priester gewijd te Luik op 17 december 1842.
327.
28 maart 1874. Te Gent ontsliep in de Heer P.Fr. Gregoor CLERCKX, p.p.b., wegens ziekte teruggekeerd uit Egypte, waar hij gedurende 11 jaar apostolisch missionaris was geweest; hij was 56 jaar oud, in het 34e jaar van zijn professie en het 31e jaar van zijn priesterschap. Hendrik Frans Clerckx (kloosternaam : Gregoor), geboren te Diest op 5 okto ber 1818, geprofest te Sint-Truiden op 22 januari 1840, werd priester gewijd te Luik op 23 december 1843.
328.
28 juni 1874. Te Namen ontsliep Br. Jan Jozef VANDERGETEN, lekebroeder, 52 jaar oud, in het 32e jaar van zijn professie. Pieter Vandergeten (kloosternaam : Jan Jozef) werd geboren te Sint-Truiden op 22 december 1822.
329.
18 augustus 1874. Te Namen ontsliep Br. Benedikt BONET, leke broeder, 55 jaar oud, in het 18e jaar van zijn professie. Louis Bonet (kloosternaam : Benedikt), geboren te Dhuy (Namen) op 31 oktober 1819, trad bij de minderbroeders in op 6 januari 1858.
330.
23 oktober 1874. Te Mechelen ontsliep godvruchtig P.F. Maarten VERHAGEN, een edel man, zeer bekommerd om de zielzorg, 35 jaar oud, in het 17e jaar van zijn professie, het 12e van zijn pries terschap. Theodoor Jozef Hubert Verhagen (kloosternaam : Maarten), geboren te Weert (NL) op 2 december 1858, geprofest te Tielt op 4 oktober 1857, priester gewijd te Plymouth (Engeland) op 21 december 1861, was gedurende tien jaar werkzaam in Engeland. (Doodsprentje : geboren te Weert (Limburg) 2.12.1838).
331 .
20 januari 1875. Terwijl hij het heilig ministerie uitoefende, ont sliep te Niel bij Sint-Truiden P.Fr. Bonaventura BRUNEEL, p.p.b., 61 jaar oud, in het 41e jaar van zijn professie, het 38e jaar van zijn priesterschap, gewezen leraar aan het college te Tielt, op171
richter en eerst gardiaan van het klooster van Gent, gewezen definitor, onvermoeibaar in het verspreiden van de eredienst van O.L.Vr. en van de derde orde van S. Franciscus, en vol ijver voor de bekering van de zondaars. Baziel August Bruneel (kloosternaam : Bonaventura), geboren te Tielt op 8 maart 1814, geprofest op 20 april 1835, priester gewijd te Brugge op 23 sep tember 1837, was leraar van de Syntaxis aan het college te Tielt van 1835 tot 1837. (Doodsprentje : geprofest 30.4.1835).
332.
25 februari 1875. Te Hasselt ontsliep P.F. Gentiel VAN OPPEN, p.p.b., 55 jaar oud, in het 29e jaar van zijn professie, het 26e van zijn priesterschap. Willem Van Oppen (kloosternaam : Gentiel), geboren te Alken op 8 septem ber 1820, geprofest te Tielt op 16 oktober 1846, werd priester gewijd te Luik op 12 augustus 1849.
333.
11 maart 1875. Te Gent ontsliep de verdienstelijke P.Fr. Frans Xaveer FRYDAL, p.p.b., 60 jaar oud, in het 38e jaar van zijn profes sie en het 36e van zijn priesterschap. Frans Xaveer Frydal, geboren te Maastricht op 22 oktober 1815, geprofest te Sint-Truiden op 16 mei 1837, werd priester gewijd te Luik op 9 augustus 1839.
334.
8 oktober 1875. In het klooster van de H. Barbara te Rekem ont liep Br. Eucheer VAN DENBERK, lekebroeder van de eerste orde, 84 jaar oud, in het 24e jaar van zijn professie. Pieter Van den Berk (kloosternaam : Eucheer), geboren op 1 januari 1791 te Weert als zoon van Maarten en van Elisabeth Goofers, was eerst timmerman en huwde op 26 november 1821 met Maria Catharina Knapen. Uit dit huwe lijk sproten twee kinderen, o.a. Godfried, die minderbroeder werd onder de naam P. Ladislas. Na het overlijden van zijn vrouw trad Pieter in bij de min derbroeders; hij werd geprofest in 1851 en vierde zijn zilveren jubileum in 1873. (Doodsprentje : geprofest 1848 of 1849).
335.
29 januari 1876. In de residentie van Gent ontsliep Z.E.P. Remakel VAN DRIEL, p.p.b., 43 jaar oud, in het 17e jaar van zijn professie en het 12e van zijn priesterschap. Reinier Van Driel (kloosternaam : Remakel), geboren te Stratum (Ffolland) op 13 december 1833, geprofest op 18 april 1859, priester gewijd te Luik op 24 mei 1864, was overste van de residentie van Gent-buiten-de-Dampoort van 1871 tot 1874.
172
r~-'é
T en b lu k e van l OKLNTFL'JKHEH ) EN DANK i-..:.;
'f*"
JE G E N S
DE
W±M2 i
|§ A T O ^ S V fIN D E N B R O E D E R S ^TE
T
m ,EET
TEH
GELEGENHEID
DER FEESTELIJKE i r
VAN
DE
H O N D E R D J A R IG E
h e r o p e n in g ?
, »
.
^ L
O
O
S
T
HERDENKING
E
R
n a
v a n i> e J
^
r
a
r:
h e t n
a
c
h
e
' o m w e n t e l in g . ET
i
U U , l» E M f O U .E C »
E W C’HETAm'». lfT At^I’i,
U E ^ ;.T A 1 > £ sHUISMEESTER -
' B
h ie l t
C T IE W '.N E N U W
lü'lï f.iM? ORÏwhtW 19 5ó .
1833-1933 : viering van de 100e verjaardag van de heropening van het klooster. Deze hulde van het Tieltse stadsbestuur aan de EE.PP. Minderbroeders werd getekend door Tieltenaar Maurits Vander Meeren en bevindt zich thans in een spreekkamer van het klooster. Links de naam van P. Vergauwen (zie nr. 250), rechts die van P. Lucas Vanhecke, gar diaan in 1933. Onderaan de namen : graaf Richardot en deken De Mol, de twee «stichters» of promotoren van het klooster.
336 .
17 maart 1876. Overlijden van Br. Victor LISSENS, lekebroeder, 46 jaar oud, in het 17e jaar van zijn professie. Jan Jozef Lissens (kloosternaam : Victor), geboren te Lokeren op 28 decem ber 1830, geprofest te Gent op 12 augustus 1859, overleed te Lokeren.
337.
25 maart 1876. Te Sint-Truiden ontsliep E.P.F. Angelus RUYSENVELDE, p.p.b., gewezen gardiaan, 51 jaar oud, in het 30e jaar van zijn professie, het 27e van zijn priesterschap. Frederik Marcel Ruysenvelds (kloosternaam Angelus), geboren te Houtain-l'Evêque op 16 januari 1825, geprofest op 1 februari 1846, priester gewijd te Luik op 12 augustus 1849, was vanaf 1859 bestuurder der zusters van Liefde te Sint-Truiden.
338.
18 juli 1876. Te Sint-Truiden ontsliep Z.E.P.F. Salvator VAN LIES HOUT, lector jubilatus, 64 jaar oud, in het 41e jaar van zijn profes sie, in het 42e jaar van zijn priesterschap. Salvator Van Lieshout, geboren te Boekel op 17 februari 1812, priester ge wijd te Warmond op 20 september 1854, werd geprofest te Sint-Truiden op 10 november 1855. (Doodsprentje : priesterwijding 1834, professie 1835).
339.
19 april 1877. Te Gent ontsliep Br. Michiel GYSELINCK, lekebroe der, 65 jaar oud, in het 40e jaar van zijn professie. August Gyselinck (kloosternaam : Michiel), geboren te Gent op 29 februari 1812, werd geprofest te Tielt op 8 mei 1837.
340.
25 mei 1877. Te Mechelen ontsliep Z.E.P. Augustien MICHIELS, p.p.b., 75 jaar oud, in het 34e jaar van zijn professie, het 49e van zijn priesterschap. Pieter Joris Michiels (kloosternaam : Augustien), geboren te Gent op 24 april 1802, priester gewijd te Mechelen op 2 augustus 1827, werd geprofest op 5 oktober 1843.
341.
28 juni 1877. Te Mechelen ontsliep P.F. Mariaan RAES, p.p.b., 41 jaar oud, in 15e jaar van zijn professie, in het 10e jaar van zijn priesterschap. Bernard Raes (kloosternaam : Mariaan), geboren te Kerksken op 8 oktober 1836, geprofest op 13 oktober 1862, werd priester gewijd te Luik op 6 juni 1866. (Doodsprentje : overleden 27.6.1877).
342.
2 oktober 1877. Te Gent overleed P.F. Pacifiek VAN BRUS SEL, p.p.b., 65 jaar oud, in het 37e jaar van zijn professie, het 33e van zijn priesterschap. Jozef Jan Van Brussel (kloosternaam : Pacifiek), geboren te Brugge op 12 februari 1812, geprofest te Tielt op 5 oktober 1840, priester gewijd te Brugge op 17 december 1842, was eerst leraar aan het college te Tielt, daarna, ge durende 25 jaar, aalmoezenier van de gevangenen in het Rasphuis te Gent.
174
343 .
6 december 1877. Te Gent overleed godvruchtig in de Heer Br. Bavo OTTEVAERE, lekebroeder, 46 jaar oud, in het 15e jaar van zijn professie. Hendrik Ottevaere (kloosternaam : Bavo), geboren te Vichte op 26 augustus 1830, werd geprofest op 28 maart 1861. (Doodsprentje : overleden 1876).
344.
21 januari 1878. Te Killarney in Ierland overleed E.P.F. Alfred MURRAY, p.p.b., 32 jaar oud, in het 12e jaar van zijn professie, het 6e van zijn priesterschap. Jan Willem Murray (kloosternaam : Alfred), geboren te Pauhatinui (NieuwZeeland) op 18 november 1846, geprofest te Tielt op 18 oktober 1866, priester gewijd te Sint-Truiden op 25 mei 1872, vertrok als missionaris naar Ierland.
345.
10 april 1878. In het klooster van Bonne-Espérance ontsliep god vruchtig P.F. Vincent LAURENT, p.p.b., 63 jaar oud, in het 38e jaar van zijn professie, het 32e van zijn priesterschap. Pieter Jozef Laurent (kloosternaam : Vincent), geboren te Seneffe op 6 juli 1813, geprofest op 26 oktober 1840, werd priester gewijd te Luik op 16 augustus 1846.
346.
2 mei 1878. Te Hasselt ontsliep P.F. Berard MARSE, p.p.b., 50 jaar oud, in het 31e jaar van zijn professie, het 26e van zijn priester schap. Berard Marsé, geboren te Sint-Truiden op 22 januari 1828, geprofest te Tielt op 3 oktober 1847, werd priester gewijd te Amiens in 1862. (Doodsprentje : geboren 23.1.1828, professie 1852).
347.
4 mei 1878. Te Londen ontsliep Br. jozef LYNCH, lekebroeder van de 3e orde, 32 jaar oud, in het 3e jaar van zijn professie. Jozef Lynch werd geboren te Anghadown (Ierland) in 1846.
348.
5 juni 1878. Te Brussel ontsliep in de Heer P.Fr. Efrem BLONDELET, p.p.b., 54 jaar oud, in het 11e jaar van zijn professie, in het 28e jaar van zijn priesterschap, die veel geijverd heeft om de gods vrucht tot het H. Hart van Jezus te verspreiden. Henri Blondelet (kloosternaam : Efrem), geboren te Beaufort (Fr.), priester gewijd te Verdun op 29 maart 1859, werd geprofest te Tielt op 14 juni 1867. Zie over hem : Biographie du R.P. Ephrem composée et lue à l'occasion de son exhumation le 19 avril 1880 en l'église de Strombeek, près Bruxelles par l'abbé Blondelet, curé d'Ancemont (France). Ixelles, 1880, 72 blz. (Doods prentje : priesterwijding 30.3.1850).
349 .
16 juni 1878. Te Gent ontsliep P.F. Bemardien VAN ACKER, priester en predikant, 77 jaar oud, in het 41e jaar van zijn profes sie, het 39e van zijn priesterschap. 175
Jan Van Acker (kloosternaam : Bemardien), geboren te Wondelgem op 4 januari 1801, geprofest te Tielt op 13 september 1837, werd priester gewijd te Brugge op 23 februari 1839.
350 .
23 juni 1878. Te Sint-Truiden ontsliep Br. Pieter SAESEN, lekebroeder van de Ie orde, 68 jaar oud, in het 41e jaar van zijn profes sie. Pieter Saesen, geboren te Maaseik op 15 oktober 1810, werd geprofest op 21 februari 1837.
351.
27 juni 1878. Te Gent ontsliep Z.E.P.F. Jozef BEEL, gewezen gar diaan en gewezen definitor, 61 jaar oud, in het 41e jaar van zijn professie, het 38e van zijn priesterschap, onvermoeibaar in het uitoefenen van zijn geestelijke bediening en, omwille van zijn naastenliefde, door allen bemind. Jozef Beel, geboren te Meulebeke op 13 mei 1817, geprofest te Tielt op 10 september 1838, priester gewijd te Brugge op 19 september 1840, was gar diaan te Sint-Truiden en te Gent.
352.
17 oktober 1878. Te Mechelen ontsliep in de Heer Br. Jacob DULLAERT, lekebroeder van de derde orde, 36 jaar oud, in het 8e jaar van zijn professie. Jan Isidoor Dullaert (kloosternaam : Jacob), geboren te Sint-Niklaas-Waas op 27 maart 1842, werd geprofest te Gent op 28 juni 1870.
353.
8 december 1878. Te Lier ontsliep godvruchtig in de Heer Z.E.P.F. Gummaar PEETERS, gardiaan van het klooster te Glasgow, 50 jaar oud, in het 30e jaar van zijn professie en het 29e van zijn priester schap. Jozef Peeters (kloosternaam : Gummaar), geboren te Lier op 20 maart 1829, geprofest te Tielt op 2 mei 1849, priester gewijd te Luik op 2 juni 1855, werd missionaris in Engeland en gardiaan van het klooster te Glasgow (Schot land).
354.
5 januari 1879. In het klooster van Leuven ontsliep, na een lang durige ziekte met geduld gedragen, P.F. Remi DUMONT, p.p.b., 64 jaar oud, in het 41e jaar van zijn priesterschap, het 24e van zijn professie. Hippoliet Dumont (kloosternaam : Remi), geboren te Auxere (Fr.) op 22 april 1815, priester gewijd te Sens op 22 juli 1838, werd geprofest te Tielt op 20 november 1856.
355.
24 april 1879. In het klooster van Montignies ontsliep Br. Bonaventura GEUZE, 68 jaar oud, in het 19e jaar van zijn professie. Nicolaas Geuze (kloosternaam : Bonaventura), geboren te Bessain (Hene-
176
gouwen) op 29 april 1811, werd geprofest op 25 april 1853. (Doodsprentje geboren te Ressaix).
356 .
25 mei 1879. Te Sint-Truiden ontsliep na een langdurige en pijn lijke ziekte geduldig gedragen te hebben, Z.E.P. Leo MOMMEN, p.p.b., 53 jaar oud, in het 37e jaar van zijn professie, het 29e van zijn priesterschap. Gewezen gardiaan, gewezen custos, gewezen definitor, lector emeritus, was gedurende 20 jaar te Sint-Truiden de bestuurder van de 3e orde van O.H.V. Franciscus. Het was een uitstekend man op gebied van geleerdheid en van godsvrucht. Pieter jan Lieven Mommen (kloosternaam : Leo), geboren te Alken op 28 december 1826, geprofest op 6 oktober 1844, werd priester gewijd op 30 april 1850.
357.
27 mei 1879. In het klooster van Killarney ontsliep P.F. Bruno DE GRAVE, p.p.b., 46 jaar oud, in het 24e jaar van zijn professie, het 20e jaar van zijn priesterschap. Frederik De Grave (kloosternaam : Bruno), geboren te Stekene op 22 augus tus 1833, geprofest te Tielt op 4 oktober 1855, werd priester gewijd te Plymouth op 29 april 1860.
358.
14 juli 1879. Te Lokeren ontsliep P.F. Ambroos CORNELIS, 74 jaar oud, in het 41e jaar van zijn priesterschap, in het 35e jaar van zijn professie. Lieven Comelis (kloosternaam : Ambroos), geboren te Lokeren op 19 okto ber 1805, priester gewijd te Gent op 11 juni 1838, werd geprofest te Tielt op 6 oktober 1844.
359.
15 december 1879. Door zijn biddende broeders omringd en ge sterkt door de sakramenten der stervenden ontsliep te Hasselt P.F. Didacus VAN GORP, p.p.b., 39 jaar oud, in het 17e jaar van zijn professie, in het 12e jaar van zijn priesterschap, om zijn liefde be mind door God en door de mensen. Antoon Ulrick Van Gorp (kloosternaam : Didacus), geboren te Turnhout op 19 juli 1840, geprofest te Tielt op 13 oktober 1862, werd priester gewijd te Sint-Truiden op 20 juni 1867.
360 .
28 januari 1880. Te Namen ontsliep E.P. Eleuteer PONCELET, ge wezen gardiaan, 50 jaar oud, in het 26e jaar van zijn professie, het 23e van zijn priesterschap. Bartholomé Joseph Poncelet (kloosternaam : Eleuteer), geboren te CrasAvernas op 1 september 1830, geprofest op 19 oktober 1854, werd priester gewijd te Luik op 18 oktober 1857.
177
361 .
10 februari 1880. Te Sint-Truiden ontsliep Br. Odulf VANDERBEKEN, derde-ordeling, 77 jaar oud, in het 34e jaar van zijn pro足 fessie. Laurens Vanderbeken (kloosternaam : Odulf), geboren te Borgloon op 14 maart 1803, werd geprofest te Sint-Truiden op 13 augustus 1847.
362.
16 februari 1880. Te Tielt ontsliep Anacleet WITTEWRONGEL, lekebroeder, 64 jaar oud, in het 28e jaar van zijn professie. Jan Wittewrongel (kloosternaam : Anacleet), geboren te Tielt op 30 decem足 ber 1816, werd geprofest te Gent op 7 mei 1852.
363.
9 april 1880. Te Gent ontsliep E.P.F. Ildefons VERGAUWEN, ge足 wezen superior van het college van Tielt, 74 jaar oud, in het 45e jaar van zijn professie, in het 44e jaar van zijn priesterschap.
364.
14 april 1880. Te Namen ontsliep P.F. Filip HUCHANT, p.p.b., 64 jaar oud, in het 41e jaar van zijn professie, in het 40e jaar van zijn priesterschap. Jean Baptiste Huchant (kloosternaam : Filip), geboren te Montignies-surSambre op 1 juni 1816, geprofest op 2 juli 1839, werd priester gewijd te Luik op 6 maart 1841. (Doodsprentje : geprofest 3.7.1839, overleden 17.4.1880).
365.
20 mei 1880. Te Hasselt ontsliep E.P.Fr. Marcel METTEN, vicaris, p.p.b., 50 jaar oud, in het 27e jaar van zijn professie, het 23e van zijn priesterschap. Jan Baptist Metten (kloosternaam : Marcel), geboren te Turnhout op 15 december 1830, geprofest te Tielt op 16 juni 1853, priester gewijd te Luik op 18 oktober 1857, overleed te Berbroek, tijdens het prediken van een missie.
366.
21 mei 1880. Te Lokeren ontsliep Br. Rogier SABOO, lekebroeder, 62 jaar oud, in het 30e jaar van zijn professie. Willem Saboo (kloosternaam : Rogier), geboren te Tienen op 26 juli 1818, werd geprofest te Tielt op 4 oktober 1850. (Doodsprentje : overleden 20.5. 1880).
367.
29 juni 1880. Te Gent ontsliep Br. David TIMMERMANS, leke足 broeder, 71 jaar, in het 38e jaar van zijn professie. Jan Timmermans (kloosternaam : David), geboren te Diest op 15 november 1809, werd geprofest te Sint-Truiden op 19 augustus 1849. (Doodsprentje : overleden 28.6.1880).
368.
9 augustus 1880. Te Sint-Truiden ontsliep Br. Bruno KEMPENEERS, lekebroeder, 69 jaar oud, in het 31e jaar van zijn professie. Quinten Kempeneers (kloosternaam : Bruno), geboren te Sint-Truiden op 31 oktober 1811, werd geprofest te Sint-Truiden op 19 augustus 1849.
178
369.
30 augustus 1880. Te Tielt ontsliep Z.E.P. jeroom VAN ROOIJ, p.p.b., lector emeritus in de dogmatische theologie, 56 jaar oud, in het 34e jaar van zijn professie, het 33e van zijn priesterschap. Maarten Hubert Van Rooij (kloosternaam : Jeroom), geboren te Weert op 24 juli 1824, geprofest te Sint-Truiden op 5 oktober 1843, schreef meerdere theologische en ascetische werken.
370.
12 september 1880. Te Hasselt ontsliep Br. Félix RODES, lekebroeder, 79 jaar oud, in het 45e jaar van zijn professie. Willem Hendrik Rodes (kloosternaam : Félix), geboren te Den Haag op 22 maart 1801, werd geprofest te Sint-Truiden op 19 maart 1836. (Doodsprentje : overleden 11.9.1880).
371.
12 oktober 1880. Te Leuven ontsliep E.P.F. Apollinaar BULCKENS, p.p.b., gewezen gardiaan van dit klooster, nu vicaris van het klooster van Sint-Truiden, 42 jaar oud, in het 20e jaar van zijn professie, het 15e jaar van zijn priesterschap. Dominiek Bulckens (kloosternaam : Apollinaar), geboren te Geel op 13 augustus 1839, geprofest te Tielt op 26 september 1861, werd priester gewijd te Sint-Truiden op 20 juni 1867.
372.
31 december 1880. Te Tielt ontsliep godvruchtig, zoals hij geleefd had, Br. Edward STAS, lekebroeder, 65 jaar oud, in het 31e jaar van zijn professie. Pieter Hubert Stas (kloosternaam : Edward), geboren te Wellen op 18 okto ber 1817, werd geprofest te Tielt op 4 oktober 1850.
373.
21 januari 1881. Te Tielt ontsliep Francisca VAN NIEUWENHUYSEN, 88 jaar oud, tijdens haar leven voor ons een weldoenster.
374.
23 januari 1881. Te Rekem ontsliep Br. Gentiel DRIESSENS, derde-ordeling, 47 jaar oud, in het 17e jaar van zijn professie. Arnold Driessens (kloosternaam : Gentiel), geboren te Rekem op 5 augustus 1832, werd geprofest op 15 augustus 1864. (Doodsprentje : overleden 22.1.1881).
375.
27 februari 1881. Te Tienen ontsliep godvruchtig Z.E.P.Fr. Chrysostoom SACRE, p.p.b., gewezen gardiaan, gewezen definitor, 75 jaar oud, in het 41e jaar van zijn professie, in het 47e jaar van zijn priesterschap. Jan Sacré (kloosternaam : Chrysostoom), geboren te Bevingen (Sint-Trui den) op 2 september 1806, priester gewijd te Luik op 2 augustus 1834, kape laan van Ste-Margaretha (Luik) tot 1839, werd geprofest te Sint-Truiden op 20 mei 1840. (Doodsprentje : professie 20.5.1848).
179
1644 : datum aangebracht op het plafond van een vertrek dat oorspronkelijk als gasten- en provinciaalskamer diende, later gebruikt werd als kapittelzaal, en thans de recreatiekamer van de kloosterlingen is.
376 .
18 juli 1881. Te Mechelen ontsliep Z.E.P.F. Paul SWAEGERS, gardiaan, 60 jaar oud, in het 35e jaar van zijn professie, het 32e van zijn priesterschap. Pieter Jozef Swaegers (kloosternaam : Paul), geboren te Meir op 9 januari 1822, geprofest te Tielt op 15 november 1846, werd priester gewijd te Luik op 22 december 1849.
377.
7 oktober 1881. In dit klooster ontsliep godvruchtig in de Heer P.Fr. Léopold VAN EKERT, p.p.b., 67 jaar oud, in het 36e jaar van zijn professie, het 32e van zijn priesterschap. Jan Frans Van Ekert (kloosternaam : Leopold), geboren te Eersel (NI.) op 6 november 1814, geprofest te Tielt op 21 september 1846, werd priester ge wijd te Luik op 22 december 1849.
378.
1 december 1881. In ons klooster van Leuven ontsliep godvruchtig E.P.F. Rafaël GOETGHEBUER, gewezen gardiaan, 43 jaar oud, in het 24e jaar van zijn professie, het 21e van zijn priesterschap. Jozef Lodewijk Goetghebuer (kloosternaam : Rafaël), geboren te Oostende op 22 februari 1837, geprofest te Tielt op 22 april 1857, priester gewijd te Gent op 30 maart 1861, is gardiaan geweest te Roubaix.
379.
18 december 1881. Te Gent ontsliep godvruchtig in de Heer P.F. Kamiel BEERNAERT, p.p.b., 65 jaar oud, in het 43e jaar van zijn professie, in het 40e jaar van zijn priesterschap. Albert Kamiel Beemaert (kloosternaam : Kamiel), geboren te Kortrijk op 4 februari 1817, geprofest te Sint-Truiden op 7 juli 1840, werd priester gewijd te Brugge op 17 december 1842.
380.
5 januari 1882. Te Gent overleed godvruchtig in de Heer Z.E.P. Isidoor SPEYBROUCK, jubilaris in het priesterschap, 79 jaar oud, in het 36e jaar van zijn professie, in het 54e jaar van zijn priester schap. Ignaas Frans Speybrouck (kloosternaam : Isidoor), geboren te Roeselare op 5 april 1803, priester gewijd te Doornik op 6 juli 1828, onderpastoor te Ingelmunster in 1829, werd geprofest te Tielt op 14 februari 1846.
381.
4 februari 1882. In het klooster van Killarney ontsliep godvruchtig in de Heer P.Fr. Michiel MURPHY, p.p.b., 35 jaar oud, in het 11e jaar van zijn professie, in het 5e jaar van zijn priesterschap. Nicolaas Murphy (kloosternaam : Michiel), geboren te Togher (Ierland) op 6 december 1846, geprofest te Tielt op 19 november 1877, werd priester gewijd te Sint-Truiden op 8 december 1877. (Doodsprentje : professie 19.11. 1871).
181
382.
19 april 1882. Te Antwerpen ontsliep in de Heer Br. Bemardien VAN HOECKE, derde-ordeling, 49 jaar oud, in het 18e jaar van zijn professie. Desiderius Van Hoecke (kloosternaam : Bemardien), geboren te Lokeren op 23 juni 1833, werd geprofest op 8 januari 1864.
383.
9 mei 1882. Te Brussel ontsliep godvruchtig Br. Stefaan FIERENS, lekebroeder, 51 jaar oud, in het 21e jaar van zijn professie. Constantijn Fierens (kloosternaam : Stefaan), geboren te Sinaai-Waas op 22 januari 1832, werd geprofest te Lokeren op 17 februari 1862.
384.
15 mei 1882. Te Lokeren ontsliep P.F. Amaat METTEN, p.p.b., 57 jaar oud, in het 36e jaar van zijn professie, in het 33e jaar van zijn priesterschap. Jan Antoon Metten (kloosternaam : Amaat), geboren te Turnhout op 20 juni 1825, geprofest te Tielt op 16 oktober 1846, werd priester gewijd te Luik op 17 augustus 1851. (Doodsprentje : priesterwijding 1851).
Vermeldingen waarbij, in het handschrift van het Obituarium, geen jaartal voorkomt : 385.
21 januari . Overlijden van de heer Jacob VAN HENDE, bal juw van Ruiselede. Hij was een beste weldoener van ons klooster, waardig dat men hem eeuwig blijve gedenken.
386.
26 juni . Te Gent ontsliep mevrouw Constantia VAN DE WAETERE die tijdens haar leven en in haar testament dit klooster veel weldaden bewees.
387.
19 augustus . Overlijden van de edele heer Karel WIJTS, broer van de edele en doorluchtige heer de la Boucharderye. Zie ook 22 september 1658, 11 mei 1672, 28 juni 1672, 13 december 1677, 4 augustus 1679, 25 augustus 1681.
388.
13 oktober . Overlijden van P.F. Frans HEYMANS, predikant en jubilaris in de orde. Jan Heymans (kloosternaam : Frans), geboren te Duinkerken op 16 maart 1655, geprofest te Kortrijk op 15 augustus 1673, overleed te Tielt.
389.
29 november
. Overlijden van P.F. Theodoos ROBIJN, p.p.b.
Frans Robijn (kloosternaam : Theodoos), geboren te Brugge op 8 maart 1658 als zoon van Jacob en van Maria Frederycx, geprofest te leper op 21 septem ber 1677, overleed te Tielt.
390. 182
3 december . Overlijden van de heer Jan Frans GOETHALS, die ons zeer genegen was en ons veel weldaden bewees.
\ ' T
Westelijke gang van het kloosterpand.
INDEX DER PLAATSNAMEN (°)
Aalst 71 - 319 Aalter 64 Aarsele 47 - 72 - 92 Adegem 230 Aldeneik 307 Alken 332 - 356 Amiens 346 Amsterdam 129 - 309 Ancemont 348 Anghadown 347 Antwerpen 105 - 174 - 312 - 314 - 315 - 320 - 382 Assenede 234 Asten 248 Aubers 72 - 92 Auxerre 354 Avelgem 72 - 92 - 236 Baudeloo 47 Bazel 205 Beaufort 348 Beersel 312 Berbroek 365 Berchem 72 - 92 Bessain 355 Bevingen 375 Blankenberge 298 Boeke 277 Boekel 338 Bonne-Espérance 281 - 291 - 316 - 345 Zie ook Montignies-sur-Sambre Boom 269 Borgloon 300 - 361 Brabant 59 Bree 307 Bristol 306
Brugge 114 177 220 257 342 Brussel 269
12 - 121 - 192 - 221 - 259 - 349 10 - 275
19 - 23 - 44 - 61 - 66 - 108 - 122 - 146 - 148 - 156 - 175 - 198 - 205 - 210 - 216 - 217 - 230 - 233 - 235 - 241 - 250 - 265 - 290 - 294 - 317 - 331 - 351 - 379 - 389 37 - 39 - 62 - 72 - 92 - 139 - 348 - 383
Charleroi 280 Cras-Avernas 360 Daknam 316 Deinze 224 De Klinge 106 - 152 - 229 Den Haag 370 Dentergem 164 Dhuy 329 Diest 327 - 367 Diksmuide 176 - 212 - 222 - 239 Doel 278 Doornik 302 - 305 - 380 Dottenijs 72 - 92 Dublin 311 Duinkerke 18 - 388 Eeklo 97 - 162 - 194 - 195 - 198 - 235 Eename 28 - 120 Eersel 377 Egypte 327 Eine 65 Elzas 81 Emelgem 234 Emmerich 269 Engeland 353 Erkelenz 255 - 266
(°) Wegens het zeer veelvuldig voorkomen van de plaatsnaam Tielt, werd deze niet in de index opgenomen. De nummers verwijzen naar de tekst van het Dodenboek en/of naar de verklarende noti tie die erbij hoort.
184
Eugies 302 Evergem 310 Exaarde 57 Fumay
177
Galmaarden 7 - 10 - 15 - 37 - 39 - 72 - 92 Geel 371 Geeraardsbergen 232 - 244 Geluwe 210 Gent 6 - 18 - 19 - 22 - 26 - 28 - 34 - 53 62 - 76 - 86 - 87 - 88 - 97 - 108 - 111 112 - 118 - 121 - 125 - 127 - 146 - 147 152 - 153 - 155 - 156 - 171 - 173 - 176 1% - 197 - 201 - 203 - 207 - 208 - 209 229 - 234 - 239 - 247 - 250 - 260 - 274 278 - 287 - 290 - 293 - 312 - 313 - 317 318 - 324 - 325 - 327 - 331 - 333 - 335 336 - 339 - 340 - 342 - 343 - 349 - 351 ' 352 - 358 - 362 - 363 - 367 - 378 - 379 380 - 386 Germania Inferior 59 Glasgow 353 Gottem 43 - 193 Graafschap Vlaanderen 12 - 22 -146 Grammene 45 Grevelingen 12 Groningen 263 Gruuthof 10 - 15 Hasselt 255 - 286 - 303 - 307 - 309 - 320 332 - 346 - 359 - 365 - 370 Heestert 72 - 74 - 92 Heist-op-den-berg 279 Helmond 59 Heule 180 - 213 - 233 Hildesheim 307 Hingeon 326 H. Kruisprovincie 307 Hoensbroeck 317 Hofstade 145 Hondschote 38 Houtain-l'EvĂŠque 337 Hulst 12 Hulswalle 8
leper 9 - 12 - 18 - 22 - 59 - 87 - 98 - 103 105 - 106 - 115 - 120 - 140 - 145 - 147 151 - 152 - 155 - 157 - 159 - 162 - 163 166 - 167 - 169 - 171 - 175 -176 - 178 180 - 184 - 185 - 188 - 191 - 193 - 194 195 - 198 - 201 - 202 - 203 - 206 - 210 211 - 212 - 216 - 217â&#x20AC;&#x2122;- 218 - 244 - 257 292 - 389 Ierland 294 - 344 Ingelmunster 380 Ingooigem 296 Izegem 174 - 215 Kanegem 15 - 52 - 53 - 109 - 136 - 283 Kalisz 267 Kerksken 341 Killarney 344 - 357 - 381 Klerken 239 Knesselare 229 Koekelare 229 Koewacht 192 - 212 Kortrijk 9 - 12 - 17 - 19 - 23 - 30 - 36 - 71 74 - 85 - 90 - 95 - 108 - 119 - 134 - 158 163 - 172 - 174 - 186 - 189 - 197 - 202 206 - 226 - 232 - 233 - 294 - 379 - 388 Kortrijk (kasselrij) 102 Kruishoutem 301 Landau 81 Lauwe 178 - 194 Ledegem 212 Lembeek 290 Lembeke 10 - 39 - 72 - 92 Leuven 59 - 269 - 321 - 354 - 371 - 378 Lichtervelde 244 - 285 Lier 353 Lo 157 - 178 Lochristi 222 Lokeren 175 - 217 - 293 - 299 - 301 - 318 325 - 336 - 358 - 366 - 382 - 383 - 384 Londen 347 Lotenhulle 138 Luik 251 - 253 - 263 - 266 - 267 - 274 - 275 - 276 - 291 - 296 - 299 - 303 - 306 - 309 314 - 319 - 326 - 327 - 332 - 333 - 335 337 - 341 - 345 - 353 - 360 - 364 - 365 375 - 376 - 377 - 384
185
Maaseik 350 Maastricht 333 Mechelen 277 - ,322 - 330 - 340 - 341 - 352 - 376 Megen 277 Meir 376 Menen 189 - 214 Merendree 155 Meulebeke 17 - 75 - 122 - 137 - 212 - 215 256 - 273 - 351 Mol 250 Molembaix 302 Montenaken 251 - 324 Montignies-sur-Sambre 355 - 364 Zie ook Bonne EspĂŠrance Munte 183 Namen 280 - 281 - 298 - 326 - 328 - 329 360 - 364 Nederheim 262 Nevele 141 - 202 - 235 Niel 331 Nieuwkerken 106 Nieuwpoort 16 - 184 Ninove 159 Nokere 196 Noorbeek 308 Nunhem 307 Olsene 13 - 54 - 57 - 80 Ooigem 151 - 188 Oostakker 216 Oostende 378 Oostwinkel 185 Ootegem 72 - 92 Orsmaal 313 Ottergem 36 Oudenaarde 65 - 97 - 118 - 119 - 125 - 127 - 129 - 152 - 173 -179 - 183 - 192 -194 208 - 213 - 215 - 218 - 219 - 220 - 222 224 - 225 - 228 - 232 - 233 - 234 - 235 239 - 288 Oudenhove 40 Outer 98 Overpelt 320 Overslag 234 Parijs 12 - 322 Pauhatinui 344
186
Pittem 21 Plymouth Poperinge Pouckhof
- 35 - 49 - 60 - 68 - 140 330 - 357 14 - 18 - 166 - 198 - 220 - 225 10 - 15
Ravenstein 277 RĂŠ 239 Rekem 261 - 263 - 266 - 276 - 308 - 311 319 - 334 - 374 Rekkem 135 Ressaix 355 Roeselare 380 Rolduc 251 Roubaix 302 - 305 - 323 - 378 Ruiselede 65 - 110 - 113 - 191 - 193 - 203 385 Saxen 307 Schuiferskapelle 8 Seneffe 345 Sens 354 's Heerenelderen 289 Sinaai-Waas 383 Sint-Jan-in-Eremo 223 Sint-Huibrechts-Hern 253 Sint-Jozefsprovincie 251 - 277 - 290 Sint-Niklaas-Waas 90 - 114 - 120 - 146 158 - 175 - 178 - 179 - 187 - 202 - 226 228 - 236 - 325 - 352 Sint-Truiden 84 - 251 - 252 - 253 - 255 258 - 262 - 263 - 264 - 266 - 267 - 268 274 - 275 - 276 - 280 - 284 - 285 - 289 296 - 297 - 300 - 303 - 304 - 305 - 313 321 - 323 - 324 - 327 - 328 - 333 - 337 338 - 344 - 346 - 350 - 351 - 356 - 359 361 - 367 - 368 - 369 - 370 - 371 - 375 379 - 381 Spy 281 Steenhuise 37 - 39 - 72 - 81 - 92 Stekene 357 Stratum 335 Strombeek 348 Stuivekenskerke 239 Tessenderlo 319 Tielt-ten-Hove 10 - 39 - 72 Tienen 366 - 375 Togher 381 Tongeren 287 - 304
Turnhout 258 -2 6 4 - 321 - 323 - 359 365 - 384 Uden 314 Urbino 297 Valkenburg 309 Velm 324 Velzeke 113 - 202 Verdun 348 Verrebroek-Waas 250 Vichte 343 Vrasene-Waas 232 Vrede 307 Wakken 85 - 153 - 160 - 294 Warmaarde 72 - 92 Warmond. 338 Wasseiges 291 Weert 268 - 286 - 299 - 309 - 330 - 334 369
Wellen 372 Wervik 187 - 191 Wessem 307 Westmeerbeek 269 Wielsbeke 159 Wijshagen 307 Wijtschate 216 Wingene 29 - 55 - 67 - 130 - 220 - 239 Wommersom 322 Wondelgem 349 Yvoir
281
Zomergem Zoutleeuw Zulte 31 Zwevezele Zwijnaarde
250 255 77 - 79 44 - 133 : 150 225
187
PERSONENREGISTER (°) Adriaenssens Bemardien 278 Alliet Joanna 91 Amerlinck Jan Baptist 174 Amerlinck Pieter 174 Apers Boudewijn 222 Apers Clemens 222 Baert 213 Baert Pieter 295 Bartholomeus Sofie Lucia 294 Barvoets Joanna Maria 229 Beel Jozef 351 Beelaert Gaspar 162 Beelaert Jan 162 Beeldens Daniël 205 Beernaert Kamiel 379 Bernard 1 Bernard Simon 197 Besançon Anna 217 Bitouinckx Margareta 18 Bleyens Rumold 323 Blondelet (abbé) 348 Blondelet Efrem 348 Boelens Melanie 282 Boerman David 76 Boffé Eugeen 313 Bollaert Telesfoor 165 Bonet Benedikt 329 Bossuyt Lucas 188 Boudewijn Catharina 189 Boudry Stanislas 257 Bourdeaux Maria Catharina 160 Braeckman Ignaas 208 Bruneel Bonaventura 331 Bruneel Lieven 16 Bulckens Apollinaar 371 Bultinck Sixtus 156 Burchgrave Jozef 164 Buyck Maria 198
Caesemaeker Illuminaat 118 Cagny Rosa 143 Campen Comeel 28 Campen Mark 28 Claeys 254 Clerckx Gregoor 327 Clerici Bonaventura 2 Cnudde Hermes 121 Coks Foliaan 315 Comiant Efrem 302 Coornaert Brigitte 180 Corcoran Michiel 311 Cordier Maillard 5 - 4 2 Cordier Martina 88 - 89 Cornelis Ambroos 358 Cornuet Patrick 38 Cortewylle Anna 41 Cortewylle Filip 40 Cortewylle Francisca 40- 41 Corthals Jacob 137 Corthoudts Hyacint 320 Corture Joris 9 Corture Vincent 9 Cosman Casimir 122 Cosman Jan 122 Coudenhove Caroline 15 - 53 Crommelinck Ignatia 202 Cruycke Frans 70 Cruycke Maria 142 Cruycke Roeland 56 - 70 - 88 - 89 Zie ook Kruucke Cruyt Sulpitius 293 Daman Pacifiek 196 Damman Egied 79 De Back Adriaan 103 De Beurme Petronella 119 De Bie Adriaan 264 De Blaere Jan 91
(°) De nummers verwijzen naar de tekst van het Dodenboek en/of van de verklarende noti tie die erbij hoort. Voor de kloosterlingen wordt niet hun doopnaam, doch wel hun kloosternaam vermeld.
188
De Blaere Willem 190 de Caesmaeker EmmanuĂŤl 111 de Caigny 182 de Caigny Jacob 128 de Caigny Joanna Clara Antonia 237 Decamere Caroline 204 de Castro Alexander 93 De Cock Catharina 228 De Cock Jan Baptist 296 De Coester Koenraad 166 de Coudenhove Caroline 15 - 53 De Craecker Christiaan 71 De Crick Hendrik 244 De Crick Willem 244 De Crock Maria Petronelle 147 De Cuyper Aureel 202 De Cuyper Joost 202 De Dobbelaere Jan Baptist 223 Defoor Catharina 163 de Garcia Anna Maria 154 De Gimberci Catharina 218 De Grave Bruno 357 De Greve Jan 20 De Haene Ferdinand 52 De Haene Jan 15 - 53 Dehaybe Alex 281 de Jonckheere Pieter 50 de Keyser 46 De Keyser Jozef 173 de la Boucharderye 25 - 63 - 387 de la Boucharderye, Joris Wyts 58 de la Boucharderye, Vincent Wyts 40 41 - 73 De Laere 256 De Laet Bonaventura 192 Delahaye Ivo 298 de la Haye Pascal 3 de la Place Donatiaan 23 De Latin Anna Catharina 244 de la Tour et Tassis Anselm Frans 139 Delcambe 204 - 234 - 272 Delcambe Antoon Lodewijk 227 Delcambe Joanna Theresia Ghislaine 240 Delcambe Maria 199 - 209 Delcambe Pieter 221 Delcambe Pieter Frans 227 - 231 - 238 Delefortrie Pieter Frans 241 Delvaux Willem 169
De Meester Petronella 167 de Merode Theresia 37 De Meyer Catharina 120 De Meyere Judocus 13 De Mol Jan 24 - 75 De Muytthenaere Judocus 180 De Muytthenaere Mariiis 180 De Necker Ludovica 246 De Necker Maria Anna 242 De Nolf Athanaas 285 De Nys Comelia 162 Denys Jacob 51 de Pape 228 De Potter Polycarp 152 de Richardot Alexander 72 de Richardot Claude 37 - 39 de Richardot Eugeen Albert 81 de Richardot Gelaas 92 de Richardot Willem 7 -10 - 15 - 37 - 39 72 - 81 - 92 De Reu Filip 96 De Roo Francisca 113 Deroo Jan Karel 249 Deroo Karel 238 de Roy Antoon 80 Deroy(e) Athanaas 275 de Rye Anna 7 De Rycke Petrus 195 De Rycke Richard 195 De Ryckere Elisabeth 186 Descamps Cypriaan 97 Descans Joanna 191 De Steur Pieter 43 De Strop Maria Magdalena 151 De Swaene Paul 212 De Swaene Pieter 212 de Trompes Frans 8 De Vlaminck (juffrouwen) 212 De Vlaminck (weduwe) 224 De Vlaminck Gorgoon 147 De Vlaminck Jan Baptist 147 De Vliegere Lieven 171 De Vogelaere Mansueet 318 De Volder 220 De Vriese Adjuut 211 De Waele Celestien 301 De Wyts Lodewijk 63 D'Haene Catharina 42
189
D'Herre Balthazar 119 D'Herre Jan 119 Dierckens 282 Dierikx Romaan 183 Dingeon Laurens 22 Dirix Lambert 251 Douterluigne August 294 Douterluigne Victor 294 Driessens Gentiel 374 du Chastelle Constantijn 107 - 141 Duchatel Pieter 84 Dullaert Jacob 352 Dumont Remi 354 Duthoit Maria Augustina 193 Duvivier Hendrika 265 Eemelle Judocus
126
Fais Frans 117 Feys Egied 54 Fierens Stefaan 383 Florin Filip 135 Florison Evarist 210 Fransen Arnold 289 Fransens Arnold 65 Frederycx Maria 389 Frydal Frans Xaveer 333 Galan Albien 217 Galan Hendrik 217 Galan Pieter Judocus 217 Galan Tiburtius 217 Geldhof Catharina 28 Geris Clemens 312 Geuze Bonaventura 355 Ghemen Maria 179 Gilliodts Catharina Theresia Petronella 249 Glabeke Pieter 31 Goetelen Illuminaat 258 Goetghebuer Rafaël 378 Goethals Constantijn 185 Goethals Jan Frans 390 Gontier Adjuut 99 Goofers Elisabeth 334 Goudenhooft Maria Antonia 104 -172 Grençon Edward 291 Gyselingk Corneel 129 Gyselinck Michiel 339
190
Gysens Ignaas 146 Gysens Jan Filip 146 Hanne Patrick 123 Hannoo Elisabeth 148 Haveskercke Jan 29 Hazart Pieter 17 Herincx Hendrik 59 Herincx Willem 59 Hermans Hubert 230 Heuriblock Jan 200 Heymans Frans 388 Hoosterlynck Lowijs 150 Huaert Dominiek 12 Huchant Filip 364 Hurpy Jacob 55 Huysse Medard 187 Janssens Jan Baptist 266 Janssens Karel 64 Jeu Polidoor 305 Jochem Catharina 101 Jochem Judoca 126 Jooris Momolien 184 Joos Albert 148 Joos Jan 148 Kempeneers Bruno 368 Kerckhof Maria Magdalena 215 Kint Petronella 216 Knapen Maria Catharina 334 Knapen Raymond 299 Koepp Adolf 297 Kruucke Jan 69 Kruucke Roeland 56 - 69 Zie ook Cruycke Kueltgens Jan Willem 307 Kueltgens Prosper 307 La Housse Bavo 191 La Housse Jan Frans 191 Lalieu Andréas 326 Lambrecht Ber(n)ard 95 - 142 Lambrecht Jan 95 - 101 - 142 Lambrecht Lambert 94 Lancksaele Frans 57 Lardinois Thomas 308 Laurent Vincent 345 Le Cock Jacob 124
Ottevaere Bavo
Leenesonne Bernard 310 Lefevre Leonard 280 Leliaert Floribert 225 Le Malle Judocus 131 Lemmens Ferdinand 260 Lenaerts Rumold 322 Letins Constantijn 84 Libberechts Sixtus 36 Lietaer Eugeen 194 Lievens Pascal 86 Limbourg Lodewijk 290 Lissens Victor 336 Loncke Damiaan 271 Loncke Leonard 273 Luchene Albert 193 Luchene Luciaan 193 Lust Jan 60 - 68 Lynch Jozef 347
Paindavain Pieter 179 Paindavain Venerand 179 Peeters Gummaar 353 Pierssene Gabriël 127 Poitau Matteüs 26 Poncelet Eleuter 360 Pours Thomas 14 Princen Bonifaas 309 Proventier Robert 108 Provingier Anastaas 6 Pyssonnier Félix 157 Quinot Theofiel
Maes Adriaan 114 Maes Judoca 219 Maes Pieter 114 Mahieu Catharina Francisca 144 Marsé Berard 346 Martens Gisleen 155 Mast llluminaat 176 Maximiliaan Emmanuel, hertog van ren 92 Mersman Jan 77 Mertens Wenceslas 286 Metten Amaat 384 Metten Chrysogoon 321 Metten Marcel 365 Michiels Augustien 340 Michielsen Deodaat 248 Milis Gabriël 303 Moenen Athanaas 34 Mommen Leo 356 Moonen Venans 317 Morris Aidaan 306 Murphy Michiel 381 Murray Alfred 344 Nackom Rafaël 274 Nartus Hubert 253 Neirinck Judocus 186 Neirinck Paulien 186 Neuteleers Natalis 324 Nuttens Barbara Theresia
343
213
252
Raes Mariaan 341 Rapsaet Jan 74 Rapsaet Jozef 74 Regelbrugghe Joris Abel 219 Regelbrugghe Laetus 219 Reniers Gaspar 215 Reniers Jan 255 Reniers Theodoriek 215 Robert Severien 32 Robijn Jacob 389 Robijn Theodoos 389 Rodes Félix 370 Rombaut Adriaan 228 Rombaut Rumold 228 Roose Anna 48 Roose Catharina 46 Royers Joanna 307 Ruysenvelds Angelus 337 Saboo Rogier 366 Sacré Chrysostoom 375 Saesen Pieter 350 Salins Livina 74 Semple Maria 67 Seroels Judoca 122 Simons Lodewijk 19 Simons Pieter 19 Siwinski Casimir 267 Smit Victor 263 Soetaert Augustien 216 Soetaert Michel 216 Speybrouck Isidoor 380 Staes Didacus 158
191
Staes Maarten 158 Stas Edward 372 Stasen Zacharias 33 Stevens Egiedia 222 Stevens (weduwe) 138 Steyaert Hugolien 203 Steyaert Willem 203 Storme Emmanuël 234 Storme Gaudens 234 Strack Frans 237 - 243 Styl Hilarion 78 Swaegers Paul 376 Swanckaert Joanna 168 Swartenbroeks Didacus 284 Tack Frans 49 Thevenard Anacleet 287 't Hooft Frans 149 - 170 't Hooft Matteüs 48 Tiberghein Benignus 167 Tiberghein Jan Baptist 167 Tiberghien Petronella 212 Tilkin Frans 262 Timmermans David 367 Timmers Pieter Baptist 314 Truyens Romaan 268 Tuerlinckx Jan Baptist 269 Turck Jacob 44 Tytgat Winnok 85 Urbaan
4
Vaerman Thomas 11 - 42 Valentyn Maximiliaan 201 Valentyn Willem 201 Van Acker Bemardien 349 Van Aelst Cherubien 18 Van Aelst Jan 18 Van Antwerpen Maria 220 Van Audenaerde Didacus 115 Van Brabant Judocus 27 Van Breusseghem Maria Joanna 114 Van Bruaene Helena 239 Van Brussel Pacifiek 342 Van Coppenolle Regina 146 Van de Casteele Pieter 270 Van de Keere Francisca 132 Van de Kerckhove Christiaan 125
192
Van den Berk Eucheer 334 Van den Berk Ladislas 334 Van den Berk Maarten 334 Van den Bosch Colombaan 226 Van den Broucke Isidoor 145 Van den H,ende Jacob 110 Vanderbeken Odulf 361 Van der Bo(r)st Aloïs 247 Vandergeten Jan Jozef 328 Van der Geynst Florimond 288 Van der Hofstadt Hendrik 83 Van der Meire Rebecca 79 Van der Noot Filip Erard 112 Van der Piete Jan 102 Van der Schaege Jozef 220 Van der Schaege Samuel 220 Van der Schuren Maxim 98 Van der Velden Pius 277 Van de Velde Athanaas 82 Van de Velde Florens 189 Van de Velde Jozef 189 Van de Velde Lieven 283 Van de Voorde Anna 175 Van de Voorde Maria 66 Van de Waetere Constantia 386 Van de Walle Corneel 224 Vandoorne Ildefons 235 Van Doorne Maria Joanna 149 Van Driel Remakel 335 Van Eeckhoutte Bonifaas 206 Van Ekert Leopold 377 Van Ewyck Margareta 59 Van Eybergen Evarist 304 Van Eybergen Gangulf 304 Van Eybergen Matemus 304 Van Gorp Didacus 359 (Van) Haveskercke Jan 29 Van Hecke Anna 35 Van Hecke Godfried 30 Van Hecke Joanna 174 Van Hemers Elisabeth Comelia 58 Van Hende Aloïs 113 Van Hende Jacob 113 - 385 Zie ook Van den Hende Van Hoeck Catharina 250 Van Hoecke Bernardien 382 Van Hoorenbeke Frans 62 Van Hove Eusebius 232 Van Hove Pieter 232
Van Huile Pieter 47 Van Kerckhof Amelberga 158 Van Lieshout Salvator 338 Van Lokeren Jan Baptist 130 Van Maele Frans 259 Van Mol Emmanuel 105 Van Nieuwenhuysen Francisca 373 Van Oppen Gentiel 332 Van Outryve Félix 151 Van Outryve Pieter 151 Van Overschelde Damaas 178 Van Pouck Gregoor 325 Van Puymbrouck Adolf 25 - 41 Van Puyvelde Victor 106 Van Puyvelde Willem 90 Van Remoortere Antoon 120 Van Remoortere Feliciaan 120 Van Rooij Jeroom 369 Van Ruymbeke Pascal 134 Van Ryckegem Joanna Maria 203 Van Ryckeghem Catharina 100 Van Santvoorde Gregoor 116 - 172 Van Santvoorde Joanna 182 Van Santvoorde Jozefa Constantia 181 Van Santvoorde Maria Agnes 107 Van Santvoorde Willem 104 - 116 - 172 218 Van Volken Pieter Chrysolius 61 Van Waesberghe Lodewijk 198 Van Waesberghe Maurits 198 Van Wynghene 199 Veldens Joanna 133 Verbeke Pieter 75 Verbiest Ferdinand 21 - 35 - 60 Verbiest Jacoba 60 Verbiest Judocus 21 - 35 Verduyn Andréas 154 - 161 Vergauwen Corneel 250 Vergauwen-Ildefons 363 Vergauwen Jacob 250 Verhagen Maarten 330 Verhelst Constantijn 236 Verkest Antonien 239 Verkest Jan Baptist 239 Verleeuwen Linus 207
Vermersch Ignaas 214 Vermeulen Agnes 195 Vermeulen Andréas 316 Verschuere Antonellus 25 - 41 Verschuere Cosmas 163 Verschuere Jan 163 Verstraete Antoon 213 Verstraete Stefaan 213 Verstraeten Antonien 233 Vincent Bartel 218 Vincent Jan 218 Vivegnies Hendrik 177 Vlamynck Jeroom 175 Vlamynck Pieter 175 Vrancken Jacob 319 Vythens Emmanuel 140 Wagenaere Arseen 153 Walkiers Quirien 159 Warlop Judoca 164 Wauters Edmond 261 Wauters Juliana Emerentia 245 Welvaert Christof Bernard 292 Werbroucke Maria Theresia 234 Wielfaert Antoon 229 Wielfaert Bonaventura 229 Wijhmans Embert 45 Willems Fideel 300 Willems Gaudens 136 Willems Stefaan 109 Wilsens Anna Catharina 232 Wittevrongel Anacleet 362 Wouters Dominiek 276 Wuyts Sebastiaan 279 Wylaeis Corneel 87 Wyts Francisca 73 Wyts Joris 58 Wyts Karei 387 Wyts Lodewijk 63 Wyts Vincent 25 - 40 - 41 - 73 Ysenbrant d'Oudenfort Hendrik Bernard 272
193
ftj* Klooster en noviciaat (het iets hogere gebouw links), gezien vanuit de tuin. Het noviciaat van de Vlaamse St.-Jozefsprovincie was gevestigd te Tielt van 1834 tot 1965. De tuin heeft nu plaats gemaakt voor een parking.
DRUK
E
VEVS. 8880 TIE LT
ADRESSEN VAN DE AUTEURS : Archangelus Houbaert, ofm, Minderbroedersstraat 5, 3800 Sint-Truiden Kunibert Haazen, ofm, Kortrijkstraat 17, 8880 Tielt
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in ÂŤDe Roede van TieltÂť mogen slechts overgenomen worden met toestemming van de redactie.
y / l'P
Jori I
(
■ "USU'L
JSppck p<]fier) ? lie/ nephem
,
nneke JWWPtfAc ^ JJ. lfevecoh’
t
e
J .V elet'o ' Cap
*
1'
,<
*-
^H o u te n h à /p K .
, hi/h/r\°
iW w n
Z e c le ljJu jn —
t x A:^ = -..
^ -=tw=_
—=-
i° A
U/ v
C lte k e lre M . r/^.C
Y.Xh e i/e /n
^
-K oa/ /
<;. v/a m ter H et/,le a
T.
T o yut h o u l è
X
^ lu •<le ir a it ’e
àj
Mo/an JP i >e/■ B eh aeeken
Eortemeu'ck
\pJart'on
9L u '
( 'rtetperre
tfC rîi\R ocheck d Pietp ie t^
^
terJhnn °C e tz .............. .
Ko 1/>nj/p■■'/<eeeke
F $ k 1V ^ K l i £ PyMahncCh. *
r ,
B -Jellu netid/île
'
1H oornen J A ntoine
^ 'fc
.... ,/
A BeuhrtM ot K u e/iJf Hanta/unen ïO lieot ï. tH.u O ~ X_ iCtatneeK c "tg.
t Ju rken
j- d je ttJ ila /ik c ie r p
.
»/?> A1)
^ & W erkaie
^ E°P•e/te
& U j/ n e n J < t le
i l l e t % '\ g
Hoven JC. 1
^ X Ml
‘t r i A rù irk e rk e A t t t \r
^:Jetyh\h>
Plaine deTo 7...n.
7#
o h re ^ h J U e
J. Jacob 'hap ■ A 1 ' Kolie me Ch ■
t
a
-
)r
Æ . e /k e rk Ç ' Vtt" / ' " ' V^
t jJ t
*-
a a rt M S . -B......... •._ l l e e n J t
t.iatrrm e
t j H i e / i e l t 'h a / P
ih à M s m
/ v A >F?,,, jj
S:
5 /J ,
Penn/.i'e i t . Ch* f "
ù m J jf
y
h T v Ji
J ïn /7 /P t'p
tir u* * rt' Jto ife iiS Ïu
-
\ r i*xa-atï.vï
9JfailleJ è ï °J n lck
t
n i % d it ec%
j e»t// ‘■ pJ/ ~ d 1 -..5 , ■ «j. uirrt* (ïr)a tiilik e n 0
_ ï. C,
Ktûndanek AC.
1 r
MeeeUo
t \
t
K (.‘
- '-JiOoe&v
M at J y ,, 5— ^ 1 ”/w e t nap ^JJpui/erao'
zêilebeok ,
-v
C
JJ, ‘s ^ A l#aî&'.re%*-
r e ^ f c $ ^ ° ^, Tiw tte, M en u
V -.
& t JCnerleerp:-
1
"...
Z iiK K 'A -\'-<P
\ o r\K-A". FJ ^ : Àr àe K r,ap. d ' :t ÿ^& u F J jP
iS È
P
, , :•■'
\" K ~ P K ^ Z e n jy \
m & F
J
Cab.
,
. r,* r
,
M e? 'te ■IR e c c le h r ^ j
it & N e v e l e
®Vcrf'J-J'fln’! ■ w h te n K y ^ tf"
^ % ern *
ç / i J ’c U , jr .,U y É - - :
f 'h e tn .
■a
'vu’r
r /iA
v
■>i m
m t
tf r P ë f r t f h e m . : \ ’■(£
i
T ^um frebu
u 4,m
. t ïlj è h n d * \r & ï
'< a >
\ 7)en 'trgieni{
W
ï
K ilt J I
l \
S
I I i eh S
{' *,
Wf
i Hj Pi'
|Jtnaet:
•uyperuieert-dèX ! *
-
...u A & & 2 > s\ x
,
S .° ,
/Z u /te T -
(• „ j F a i n v e
h
Z v p ,e.
*
'•S\I<feqiiètn (Ilalù’t/hem%}f. *??!<&. ■XAbelCh—1 - "••pL B o s c h
j
* M
i
1
1V'.7/.;,>c.
'uvehru ten
u
ZSjtrMVe ’^p'tvpj'hüfi
.
'.inneif/ieiv^Zul M ii >
I ^TenJale/
^8
V A )
.,
/A ,8
^
* ,
Z v n d e lê '
•elj, J t a v ic /w v e n ■& 7A,
viriel
keveren
" y /,
>rti’<>'
Sunu’cmJtvP ,.■ ''
) t
OtTDJ
tP etev/iem
M
i i r te J K i fh /r lJ f!
' £ /R n flureletlii/^ SaRe
<v>d *
)j
\v ïb
V .a ’ mpC
: m e n j j ù û K e >>
'Inoecm un\nber>> ®
,
lUU/evëMfuJrslle jjv ^ rvï
’e r l n e k $~s~^ ”7 h e v .
">•4^
■ J'hait'A ,)J,iel}(fu [< < 7
)(iüt//l, n t
X É fa
e
t ê & s fï
ï>r',n *n e <f
Cartel v/
huur0 ï
i*
t-h'^nt! l , v ( T epU al^
)a rrl
t (■1 /In te rn e
TUi.avX^iy )\4fil’/,u'\•'X:*k | ■
'
IIA n n e
'r'-'” 5
’tterlwf ri“ / -
naiH de laJt'uuX ec . ° r u itte f é k 7 ) o OO.B oO <
'Rollcq/i, -i5 ïi- ^
°Jb\iAeei-is ffjpi'tnl S o^bXZTZ'i t car\ it jf ■ ^•A .
Coveif/iern\.
V7X8^ % ^ ! L ^**tène//i ¥L m° tv f &r*uAi'i
< Th $tJslr
ONT EL B AA R
zijn de diensten die de B an k U kan-verstrekken zow el wat g eldb elegg in g en als wat kredieten betreft. Een goede raad ... bespreek in vertrouw en al uw fin an ciĂŤ le zaken met een d esku n d ig e van de
BANK VAN R O E S E L A R E EN WE S T - V L A A N D E R E N
zo wint U zeker tijd en geld !
Agentschap Tielt, Markt 24
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor Tielt en de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 9, 8880 Tielt Tel. 051/40.17.00 Ondervoorzitter : Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, 8780 Oostrozebeke - Tel. 056/66.90.91 Secretaris : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt Tel. 051/40.18.38 Redactie : J. Billiet Ph. De Gryse W. Devoldere P. Vandepitte R. Vanlandschoot Lidmaatschapsbijdrage : 300 fr. (te storten op PR. 000-0398411-32 van de Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt. Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht.
INHOUD VAN DIT NUMMER : A. DEMEULEMEESTER, Merkwaardige priesterfiguur in een ge sloten plattelandsgemeente: Henri-Edmond Castel, pastoor van Pittem van 1865 tot 1886.
Z. E. H. Castel Henri-Edmond Castel (1814-1886), pastoor van Pittem van 1865 tôt 1886. Begaafd predi kant. Een politiek geëngageerd parochiepriester. Een merkwaardig pastoor uit het Pittem van de 19de eeuw. (Foto Roygens, Pittem).
M E R K W A A R D I G E P R IE S T E R F IG U U R IN EEN G ESLO TEN PLATTELAN DSG EM EEN TE. H E N R I-E D M O N D CA STEL, P A S T O O R V A N P IT T E M V A N 1865 T O T 1886.
In zijn verdienstelijke monografie over de geschiedenis der ge meente Pittem (1), handelend over de parochiegeschiedenis der 19-de eeuw, geeft Valère Arickx en bondige samenvatting van dit pastoraat (2). Henri-Edmond Castel was pastoor van Pittem vanaf einde mei 1865 tot aan zijn dood, 12 augustus 1886, d.i. 21 jaar lang. Dit was het langste pastoraat te Pittem tussen het jaar 1800 en het jaar 1900. Zeer gewaardeerd door Mgr. Jan-Jozef Faict, de toenmalige bisschop van Brugge, kan het niet geloochend worden dat deze priester een sterke persoonlijkheid bezat en, herhaalde lijk, daarvan blijkgaf o.m. op het politiek vlak. .Hij- bezat, m hoge mate, de gave van heb woorcT Hij heeft gedurende deze 21 jaren van zijn pastoraat te Pittem een onmiskenbare stempel gedrukt op het parochiaal en politiek leven te Pittem in de tweede helft van de negentiende eeuw. Pastoor Castel werd, in zijn herderstaak, gekonfronteerd met een scherp zelfbewuste adel, te Pittem ge vestigd, onder elkaar verwant trouwens, verpersoonlijkt in de weledele families de Mûelenaere, de la Croix d'Ogimont en Joos de ter Beerst. Precies uit deze konfrontatie, die vaak een botsing was, treedt, in de persoon van pastoor Castel, een sterke impone rende persoonlijkheid te voorschijn. Dit alles wettigt, meen ik, deze studie die wat dieper wenst in te gaan op deze persoonlijk heid.
AFKOMST EN STUDIES. Henri-Edmond Castel werd geboren te Langemark, in het Ieperse ommeland, op 17 februari 1814. Deze gemeente, die in 1840 6.190 inwoners telde, werd tijdens de oorlog 1914-1918, zoals zovéél omlendende gemeenten, volkomen vernield. Ook het gemeente archief werd aldus aan de oorlogsgod geofferd met het gevolg dat
(1) «Geschiedenis van Pittem» (G.A. Veys, Pittem), 1951. (2) Op. cit., blz. 161-162. Foto van pastoor Castel tegenover blz. 128.
197
wij over de afkomst en de familiale kontekst der familie Castel in het onzekere tasten. Daar het Sint-Vincentiuscollege te leper pas in 1834 van wal stak, met de aanvang van het episkopaat Boussen, ging de jonge Castel studeren aan het befaamde Klein Seminarie te Roeselare. Hier studeerde hij tijdens het superioraat (1814-1849) van Bernard-Jozef Nachtergaele. In de Zesde Latijnse Klas had hij als titularis priester Louis-Edward Delva (1807-1892), in de Vijfde en Vierde Latijnse Klas volgde hij de lessen bij priester Jan-Karel Van Geluwe (1797-1854). Titularis der Derde Latijnse Klas was priester Dominiek Verdeghem (1793-1888), de latere archivaris van het bisdom Brugge. In de Poësisklas zat Castel bij Jan-Baptist De Corte (1811-1873), priester, de bekende en «gemoedelijke fabulist» (Baur) en ook zeer gegeerd predikant. Mogelijks heeft de jonge Castel, bij deze leraar, zijn preekroeping gevonden. In de retorica tenslotte had Castel als titularis priester Jaak-Filiep Hoornaert (1796-1863), een zeer onafhankelijke geest, die in 1846 (3) — Castel was toen reeds priester-leraar aan het Klein Seminarie — een uiterst scherp rekwisitoor neerschreef over de neergang van het Klein Seminarie, tijdens de laatste jaren van de oud en ziek ge worden superior Bernard-Jozef Nachtergaele. In augustus 1839 verliet Henri-Edmond Castel, als schitterend laureaat, de retorica en meteen het Klein Seminarie. Medestudenten waren o.m. Jan-Jozef Faict, uit Leffinge, die de retorica verliet als laureaat in 1834. Castel en Faict hebben elkaar leren kennen te Roeselare. Ver der Karei Van de Maele (retorica 1835), later titularis van retorica en collega van Castel, Lodewijk Mahieu, uit Komen, die eveneens tot de retorica 1839 behoorde, en tenslotte Bruno Van Hove, uit Izegem, die de retorica als laureaat in 1840 te Roeselare verliet en steeds een goede vriend van Henri-Edmond Castel zal bli|ven. Op 1 oktober 1839 begon Castel aan de eigenlijke priesteroplei ding en trad binnen in het Groot Seminarie aan de Potterierei te Brugge (4). Deze priesteropleiding werd in 1840 even onderbroken omdat aan de jonge seminarist gevraagd werd les te geven in het college te Kortrijk. Op 4 juli 1833 had de te leper geboren (° 4 juli 1804) priester Désiré-Pieter-Antoon De Haerne de opdracht gekre gen om, samen met de Roeselaarse priester David Verbeke, het af-
(3) Zie «Gezellekroniek», nr. 6, oktober 1970, blz. 142-148. De precieze datering van dit stuk heb ik vastgelegd in de bijdrage «Rond de eerste uitgave van Gezelles «Kerkhofblommen», 1858 in «Rollariensia», X, 1978, blz. 157-186 (cf. blz. 167, voetnoot 39). (4) Archief Groot Seminarie Brugge : «Catalogus Alumnorum Seminarii Brugensis instituti 1-ma octobris anni 1833, sub Illustrissimo ac Reverendissimo Domino R. Boussen 18-vo Brugensium Episcopo», onder nummer 277.
198
geschafte stedelijk college van Kortrijk weer op te richten. Tot 1886 zou dit college een gepatronneerd college blijven. Toen seminarist Castel er les gaf, in 1840, kwam aldaar ook aan priester Karel-Jozef Clément ("Komen 1808) onder wiens principalaat dit Kortrijks col lege een vrij hoge vlucht zou nemen. Einde 1840 keerde semina rist Castel naar het Groot Seminarie te Brugge terug om zijn pries teropleiding verder te zetten. Hier zou Castel Jan-Jozef Faict voor een tweede maal ontmoeten, nu als professor. In juni 1844 werd Henri-Edmond Castel priester gewijd (zijn zilveren priesterjubi leum van 25 later, in 1869, te Pittem herdacht worden) en kreeg meteen de vererende benoeming van leraar aan het Klein Semina rie te Roeselare, de instelling aan de Mandei die hij amper 5 jaar vroeger had verlaten.
DE LERAAR. Henri-Edmond Castel is leraar geweest aan het Klein Seminarie te Roeselare vanaf oktober 1844 tot november 1857, dus ruim 13 jam lang. Hij heeft er de la n g z a m e n e e rg a n g m e e g e m a a k t van deze be kende onderwijsinstelling tijdens de laatste jaren van het superioraat Nachtergaele (5). Blijkens de jaarlijkse meestal in januari gepubliceerde «Almanach der bisdommen van Gent en Brugge», waar, steeds op de bladzijden 59«60, de leraarsbezetting van het Klein Seminarie werd aangeduid en volgens een nota van superior Bernard-Jozef Nachtergaele uit het schooljaar 1848-1849 (6), is Castel, gedurende deze 13 jaren, steeds titularis der Poësis klas geweest en tevens leraar van Duits. Onder de collega's waren er bekenden zoals bv. de Komenaar Lodewijk Mahieu, mede student uit de retorica 1839, titularis der Vijfde Latijnse Klas, en Karei Van de Maele, retorica 1835, titularis der Retorica. Met het aantreden van de nieuwe bisschop van Brugge, de Ieperse aristokraat jan-Baptist Malou, in 1849, werd het Roeselaarse Klein Semi narie grondig hervormd, een uiterst dringende noodzaak. Daar waar collega's werden overgeplaatst, werd Castel behouden en be vestigd door Mgr Malou wat pleit in het voordeel van de priester leraar. Vanaf het schooljaar 1849-1850 kreeg het Klein Seminarie, zoals verwacht, een nieuwe superior in de persoon van Jan-Jozef Faict, de eminente laureaat van Roeselare 1834. Voor de derde
(5) Zie hoger voetnoot 3. (6) Archief bisdom Brugge (voortaan : ABB) : Superior Nachtergaele aan secre taris Frans-Xaveer Nolf, 8 november 1848.
199
maal ontmoetten Castel en Faict aldus elkaar op hun levensweg. Overste en ondergeschikte leerden hier elkaar beter kennen en waarderen, de start van een vriendschap-voor-het-leven. Tijdens zijn dertienjarig verblijf te Roeselare maakte Castel aldus 3 supe riors mede : Bernard-Jozef Nachtergaele (van 1844 tot 1849), JanJozef Faict (van 1849 tot 1856) en, tenslotte, Augustin Frutsaert (van 1856 tot 1857). Tijdens het schooljaar 1847-1848 had Castel, in zijn Poësisklas, als leerling de Brugse hovenierszoon Guido Gezelle die, in november 1857, zijn opvolger zou worden. Sommige auteurs, bv. Frank Baur, hebben de leraarsbekwaamheid van leraar Castel vrij negatief verwoord, de vergelijking makend met het origineel optreden van zijn opvolger in de dichtersklas, Guido Gezelle. Baur heeft het over «de brave Castel», «de ouderwetsche Castel» (7), allerlei omschrijvingen, erg subjektief gekleurd, zonder vaste bewijsvoering. Wat dacht superior Jan-Jozef Faict van zijn Poësisleraar? De intel ligente Mgr. Malou, die erg véél werk maakte van het onderwijs beleid in zijn diocees, gaf, vanaf 1852, aan ieder college-overste de opdracht, uiterlijk tegen 10 augustus van elk jaar, een vertrouwe lijk verslag neer te s c h r ijv e n , bestemd voor de bisschop, over iedere priester-leraar werkzaam in de hem toevertrouwde onder wijsinstelling. Het bisschoppelijk archief te Brugge bewaart tal van deze «Rapports confidentiels», gesteld ofwel in het Latijn of wel in het Frans, doch vrijwel even groot is het aantal dat thans, helaas, zoek is geraakt. Deze vertrouwelijke verslagen zijn een be langwekkende informatiebron over deze of gene onderwijspriester doch zij dienen zeer oordeelkundig benaderd en verklaard te worden, rekening houdend met de steller van deze verslagen. Over de leraar Castel zijn ons thans, vooralsnog, 3 verslagen be waard, alle 3 neergeschreven door superior Faict, resp. uit de jaren 1854, 1855 en 1856. Uit het superioraat Nachtergaele is geen ver slag over Castel bewaard en evenmin uit het superioraat Frutsae'rt. Laten wij deze 3 verslagen aandachtig bekijken. Op dinsdag 22 augustus 1854, aan het einde van het schooljaar 1853-1854, schreef superior Faict die, geboren te Leffinge op 22 mei 1813, dus amper één jaar ouder was dan Castel, over deze laatste het volgende aan Mgr. Malou te Brugge : «E.H. Castel. Leraar van Poësis. Zelfde handelwijze, zelfde karakter als tijdens het vorig jaar (= vorig schooljaar : 1852-1853); wiens leerlingen ruimschoots leren lui te zijn» (8). De superior verwijst hier uit-
(7) Zie Frank Baur «Uit Gezelle's Leven en Werk» (Davidsfonds, Leuven) 1930. (8) ABB : bundel Klein Seminarie, superioraat J.J. Faict. In het Latijn.
200
drukkelijk naar zijn verslag van augustus 1853 dat, helaas, thans zoek is. Leraar Castel maakt geen vooruitgang, stagneert, aldus de superior, en de luiheid wordt aangekweekt. Dit is ronduit een negatief oordeel, echter niet het énige in dit augustusrapport van 1854. In zijn vertrouwelijk verslag van maandag 13 augustus 1855, na het schooljaar 1854-1855, beoordeelt superior Faict iedere priester leraar aan de hand van de acht volgende normen : priesterlijke geest, genegenheid voor het college, gehoorzaamheid, genegen heid voor de collega's, geschiktheid voor de taak, vlijt, genegen heid voor de leerlingen, sukses. Leraar Castel had, volgens de superior, een «goede priesterlijke geest» doch «een tikje werelds» (9). Zijn genegenheid voor het Klein Seminarie was verkoeld «om dat hij geen enkele collega kon verdragen». Zijn gehoorzaamheid was, volgens de superior, «materialiter perfecta» («materieel ge zien, volmaakt»). Voor wat betreft de genegenheid van Castel voor zijn priester-collega's is het oordeel van de superior grondig ver nietigend : «Amicos non habet; si quem assidue fréquentât minus docilem facit» («Vrienden heeft hij niet; de personen met wie hij in bestendig kontakt treedt laat hij minder o n d e rd a n ig achter zich»). Castel leek dus wel, in het korps, een «alléénloper» want iemand die met niemand over de baan kon, kon bezwaarlijk vrienden aantrekken. Daarentegen had leraar Castel, steeds vol gens superior Faict, een goede geschiktheid voor de hem toever trouwde taak en bezat hij voor de leerlingen een «lofwaardige» («laudabilis») genegenheid. Evenwel betekende zijn inzet en vlijt «nauwelijks iets» («applicatio est vix aliqua») en het sukses was dan ook «middelmatig» («mediocris»). Alles bij elkaar dus een mengsel van gunstige en ongunstige bemerkingen. Een bekwame leraar, liefdevol voor de leerlingen doch niet sociaalvoelend in het leraarskorps, alléénloper, cavalier seul, karakteriëel niet geschikt om in gemeenschapsverband te leven. Uit dit augustusverslag van 1855 vernemen wij verder nog dat de toen 41-jarige Castel gewik keld zat in een soort «amitié particulière» met de 12 jaar jongere collega, titularis der Derde Latijnse Klas, de priester LodewijkJozef Messiaen uit Komen (10). Superior Faict, die deze vriend-
(9) ABB : bundel Klein Seminarie, superioraat J.J. Faict. In het Latijn. (10) Deze was titularis der Derde Latijnse Klas, opvolgend aan Louis Mahieu. Over Lodewijk Messiaen, zie «Rollariensia», art. cit. blz. 171, voetnoot 48a. Met het aantreden van superior Bruno Vanhove, oktober 1859, verdween Messiaen uit het Klein Seminarie, opgevolgd, in de Derde Latijnse Klas, door Gezelles oud-leerling Rufijn Delbaere.
201
schapsvorm afkeurde, lijkt te verwijzen naar voorgaande briefwis seling, thans verloren gegaan. De miswas der «amitiés particu lières» in de Westvlaamse college-intematen der negentiende eeuw werd, tot nogtoe, vrij uitsluitend op het vlak der leerlingen gemeenschap bestudeerd, onvoldoende op het vlak der priester leraars. Het koppel Messiaen-Castel, met een leeftijdsverschil van 12 jaar, was, blijkens de bewaarde bisschoppelijke briefwisseling, stellig niet alléénstaand. Om al deze redenen, zoals wij elders heb ben aangetoond (11), bezat leraar Castel, in de ogen van zijn supe rior, niet de persoonlijkheid om, initiatiefrijk en stuwendondernemend, de «Vlaamse» afdeling der Lettergilde van het Klein Seminarie te leiden. Castel was daarvoor kennelijk een té oneven wichtige persoonlijkheid. Na 10 jaar lesgeven begon Castel er zoetjesaan genoeg van te hebben en zag uit naar iets anders. Reeds in augustus 1855, zoals wij zoéven zagen, betekende zijn inzet en vlijt, volgens superior Faict, nog nauwelijks iets, had nog nauwelijks iets om het lijf. Op 31 juli 1856, aan het eind van het schooljaar 1855-1856, schreef superior Faict, in het Frans, aan Mgr. Malou het volgende : «Mr. Castel : Prol. de 2-dp Aspire de tout son cœur à devenir curé; il est d'ailleurs très capable et je suis sûr qu'il ferait parfaitement bien au ministère» (12) («M. Castel, leraar van Poësis: verlangt van ganser harte om pastoor te worden; hij is tenandere héél be voegd en ik ben zeker dat hij het in het parochiewerk echt goed zou doen»). Henri-Edmond Castel was op dàt ogenblik 42 jaar oud, volgens de toenmalige gebruiken erg jong om pastoor te worden. Onderpastoor zou hij niet meer worden. Het leraarsverslag van 31 juli 1856 is het laatste dat Jan-Jozef Faict als superior neerschreef. Op dat ogenblik was hij, zoals wij elders hebben aan gestipt (13), persoonlijk, vrijwel zeker, reeds ingelicht over zijn aanstaande promotie naar Brugge als grootvikaris van Mgr. Malou en dus zijn nakend heengaan uit het Klein Seminarie. In dit licht gezien moet de notitie van superior Faict over leraar Castel en diens groot verlangen verklaard worden als een soort «afscheids geschenk» van de weldra afscheidnemende superior. Een gezag volle voorspraak bij de bisschop. Men weet dat, in ditzelfde ver slag van 31 juli 1856, superior Faict een gelijkaardig lief gebaar stelde jegens de priester-leraar Guido Gezelle die, bij Mgr. Malou, (11) Zie de uitvoerige bijdrage «Gezelle, Direkteur der Vlaamse Afdeling in de Lettergilde te Roeselare», te verschijnen in «Gezellekroniek» nummer 14. (12) Archief Klein Seminarie Roeselare. Bundel superioraat J.J. Faict, fol. 91. Superior Faict deed hier stellig een profetische voorspelling. (13) Zie hoger voetnoot 11.
202
vurig werd aanbevolen om titularis der Poësisklas te worden, op volgend aan Castel. Zeventien maanden later ging de vurige hartewens van leraar Castel eindelijk in vervulling. Op 18 novem ber 1857 kreeg hij, eindelijk, zijn vurig begeerd pastorij(tje) te Voormezele, in de dekenij leper. Zijn opvolger te Roeselare, in de dichtersklas, was, zoals men weet, Guido Gezelle, oud-leerling van Castel, die evenwel deze klas betrad tegen heug en meug. Mgr. Malou was vriendelijk ingegaan op de hem door superior Faict ingefluisterde suggesties betreffende de toekomst der leraren Castel en Gezelle. De precieze datum waarop Castel het Klein Seminarie verliet, woensdag 18 november 1857, danken wij aan een notitie in het notaboekje van de Zwevegemnaar Teofiel Toye (14), broer van Firmin-Frans Toye, onderpastoor bij Castel te Pittem (zie verder).
PASTOOR TE VOORMEZELE. In november 1857 was de parochie Voormezele, gelegen op nauwelijks 5 km. van leper, een kleine parochie van ongeveer 1.070 zielen, behorend tot de 27 parochies tellende dekenij leper (15). Zoals te Pittem was ook de kerk te Voormezele toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Sinds meer dan achthonderd jaar wordt in deze parochiekerk een relikwie van het H. Bloed vereerd in een thans nog bloeiende volksdevotie (16). Aan deze parochie was één onderpastoor verbonden. Bij zijn aankomst te Voormezele trof pastoor Castel als onderpastoor priester Floris Herman (“Moeskroen 27 juni 1817 - ! Wulveringem 25 mei 1900), die te Voorme zele verbleef sinds september 1849. Voorheen was hij, van 1847 tot 1849, leraar Frans geweest in het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, collega aldaar van Bruno Van Hove, studiegenoot en collega van Castel te Roeselare. Onderpastoor Floris Herman werd, in augus tus 1864, pastoor te Wulveringem en, te Voormezele, opgevolgd door de Poperingenaar (°10 december 1837) Hendrik-Albert De Badts (17). Pastoor Castel was te Voormezele eveneens Direkteur (14) Zie : Frank Baur, op. cit., blz. 140. (15) Zie : «Dit is West-Vlaanderen», Deel III (Uitgeverij Flandria Brugge), 1962, blz. 1975-1979. Sinds december 1835 was deken van en te leper Karel-Bemard Welvaert (° Zomergem 1783). (16) Zie : G.F. Tanghe «Historie van het Heilig Mirakuleuse Bloed vereerd te Voormezele» (1873) en D. Vanhauwaert «Geschiedenis der relikwie van het H. Bloed» (1901). (17) Geboren te Poperinge op 10 december 1837. Studeerde aan het college van zijn geboortestad tijdens de principalaten Frutsaert en Van Lede. Overleed als pastoor van Dudzele op 19 november 1898.
203
der aldaar gevestigde Zusters van de H. Vincentius. Hoe de ver houding was tussen de pastoor en de twee hogervernoemde elkaar opvolgende onderpastoors Floris Herman en Hendrik-Albert De Badts kan men uit de bewaarde bisschoppelijke briefwisseling voor de periode 1857-1865, het pastoraat van Castel te Voormezele, niet opmaken. Nochtans heb ik duidelijk de indruk dat HenriEdmond Castel de promotie naar de pastorij te Pittem te danken heeft aan de nieuwe bisschop te Brugge (in september 1864), Mgr. Jan-Jozef Faict, oud-studiemakker, oud-leraar en oud-superior van de pastoor. Pastoor Castel bleef 8 jaar te Voormezele, een nuttige aanloop naar de grotere parochie Pittem. Verder mag aangestipt worden dat de parochie Voormezele, in de tijd van pastoor Castel, verscheidene kastelen telde, o.m. de kastelen Elzenwalle, Surmont, Vercruysse en Mahieu die allen verwoest werden tijdens Wereldoorlog I. Enkel het Elzenwalle-kasteel werd herbouwd. Pastoor Castel had dus wel enige ervaring in de omgang met adel en high life op de buiten, een situatie die zich voor hem te Pittem zal herhalen.
PASTOOR BENOEMD TE PITTEM. In de vroege morgen van dinsdag 16 mei 1865, om 3,30 u., over leed, in de pastorij te Pittem, de 64-jarige pastoor Karel-Lodewijk Van Raes (18), een Gezellevriend (19), na een pastoraat van 16 jaar (sinds 3 september 1849). Onderpastoor Viktor-Pieter Crousel, oudste in leeftijd (°1822) en in dienstjaren (te Pittem sinds 17 mei 1851), schreef onmiddellijk de volgende brief aan pastoor-deken Karel-jan Denys (20) te Tielt, tot wiens dekenij de parochie Pittem toen behoorde : «Mijnheer De Deken, Met droefheid laten wij U weten dat Mr. De Pastor van deze morgen om 3 h. 1/2 het tijdelijk voor het eeuwig verwisseld heeft, wij bevelen hem u in uwe ge beden en verzoeken U te voor zien in het bestier der parochie. Van dezen morgen is er eene trouw en wij twijfelen of de voorige deligatie (sic) geldt of niet. Aenveerdt, Mijnheer De Deken onze eerbiedige groetenissen. V. Crousel, F. Dewilde, onderpastors. (18) Zie Arickx, op. cit., blz. 160-161. (19) Zie : Jub. Dichtoefeningen (Verklarende aantekeningen). (20) Geboren te Roeselare op 24 december 1800. Leraar college leper in- 1824. Priester gewijd te Mechelen op 17 februari 1826. Onderpastoor te Heestert in 1828. Eerste principaal van het college te leper in 1833. Direkteur der Ierse Damen aldaar in 1841. Pastoor te Rollegem in 1842 en te Moorsele in 1852. Pastoor-deken te Tielt op 29 juni 1855 tot aan zijn dood te Tielt op 24 novem ber 1882, opgevolgd door Edward-Karel Verraes (ABB : Necrologium 66).
204
Pitthem 16 Mei 1865» (21). Deze brief was medeondertekend door de jongere collega van onderpastoor Crousel, namelijk de Roeselaarse priester Félix-Amand-Karel De Wilde ("24 oktober 1828), sinds 30 januari 1864 onderpastoor te Pittem. Op deze zelfde 16 mei 1865 vertrouwde deken Karel-Jan Denys het tijdelijk bestuur der parochie Pittem toe aan onderpastoor Viktor-Pieter Crousel en bracht Mgr. Faict, te Brugge, op de hoogte in een in het Latijn ge stelde brief (22). Zoals gebruikelijk, betuigde de bisschop zijn deelname in de rouw en bevestigde onderpastoor Crousel in zijn tijdelijke taak (23). De uitvaart van wijlen pastoor Van Raes greep plaats in de parochiekerk te Pittem op zaterdag 20 mei 1865, om 10 u. De opvolging liet niet lang op zich wachten. De keuze van Mgr. Faict viel op de toen 51-jarige hem wel bekende pastoor van Voormezele, Henri-Edmond Castel. Te Voormezele werd pastoor Castel opgevolgd, in juni 1865, door de drie jaar oudere Vlamertingenaar Jan-Baptist Thevelin, sinds december 1859 pastoor te Lombardzijde. De benoeming van Castel naar Pittem was ongetwijfeld een promotie. In 1865 telde Voormezele slechts 1.120 zielen, Pittem 5.000. Voormezele kende slechts één wettelijk erkende onder pastoor, Pittem kende er twee. Henri-Edmond Castel werd te Pittem benoemd op dinsdag 30 mei 1865, precies 14 dagen na het afsterven van zijn voorganger, en nog dezelfde avond geraakte het blijde nieuws bekend te Pittem. Voor de meeste parochianen was hij een onbekende uitgezonderd enkele oudleerlingen van het Klein Seminarie. In overleg met de Pittemse Kerkfabriek waarvan de voorzitter, op dat ogenblik, sinds 1848, notaris Filiep-Constant Libbrecht was, en de onderpastoors Crousel en De Wilde, werd de installatieplechtigheid van de nieuwe pastoor vastgesteld op don derdag 8 juni 1865, zijnde de donderdag na Pinksteren (= zondag 4 juni 1865). De plechtigheid zou geleid worden door deken KarelJan Denys.
EEN FEESTELIJKE INSTALLATIE. Pittem, donderdag 8 juni 1865. Een schitterende lentezon. In de vroege morgen reed een prachtig rijtuig, bespannen met 4 paar den, naar Tielt om de nieuwe pastoor af te halen die de nacht had (21) ABB nys, (22) ABB (23) ABB
: Onderpastoors Crousel en Dewilde aan pastoor-deken Karel-Jan De 16 mei 1865. : Pastoor-deken Denys aan Mgr. Faict, 16 mei 1865. : Acta Faict, 17 mei 1865 : Mgr. Faict aan Deken Denys.
205
doorgebracht in de dekenij (24). Deken Karel-Jan Denys was ech ter die dag belet door «eene ligte onpasselykheid» en had zich laten vervangen door een goede vriend van de nieuwe pastoor, kannunik Bruno Van Hove, sinds 30 september 1859 superior van het Klein Seminarie te Roeselare. Een echt gelukkige keuze. Om 10 u. in de voormiddag werd de nieuwe pastoor begroet op de grens tussen Pittem en Tielt, langs de steenweg naar Tielt, ter hoogte van de herberg «Het Hoge» alwaar een prachtige zegepoort stond opgetimmerd met het volgende jaarschrift : HelLWensCH ! Henri Castel, herDer Lief In plttheM ! Omringd door de leden van de gemeenteraad, de kerkraad, de leden van het Armbestuur en door enkele notabelen, hield de 42jarige burgemeester Gustaaf-Adolf de Müelenaere, sinds 10 mei 1864 burgemeester van Pittem, een korte welkomsttoespraak die werd toegejuicht. De nieuwe pastoor, zéér spraakvaardig, gaf een welsprekend antwoord. Daarna besteeg het hele gezelschap opnieuw de rijtuigen, een 20-tal, en, begeleid door ongeveer 100 ruiters, reed de stoet, bergafwaarts, naar Pittem. Ter hoogte van de woning van Leo Baert, sinds 1850 lid van de Kerkfabriek, te Pittem beter bekend als «Stamper Baert», stond een prachtige zegepoort. Hier stapten alle genodigden af en werd de nieuwe herder, een tweede maal, begroet door een Pittems meisje gekleed als herderin. Hier zou de nieuwe pastoor en zijn gevolg de litur gische gewaden aantrekken. Inmiddels was een stoet van méér dan 1.200 personen, vanuit de dorpskom, pastoor Castel tegemoet getreden. De pas op 22 augustus 1864 gestichte fanfare «Eendracht en Kunstiever» was vanzelfsprekend van de partij. De in 1841 gestichtte koorzangmaatschappij was eveneens aanwezig en, samen met de aanwezige priesters, werd, tijdens de tocht naar de kerk, langs de Vrouwestraat (= huidige Verbieststraat) de liturgische zang «Veni Creator» gezongen, om de bijstand van de H. Geest over dit pastoraat af te smeken. De kerkruimte zat proppensvol toen Kannunik Van Hove, namens deken Karel-Jan Denys en namens de bisschop, overging tot de officiële aanstelling van Pittems nieuwe pastoor. In een kanseltoespraak onderlijnde kannunik Bruno Van Hove de plichten van een pastoor tegenover de parochiegemeenschap, en de plichten van deze laatste tegenover de pastoor. Een zegening met het Allerhei ligste besloot deze kerkelijke plechtigheid. In een zaal van het (24) Voor het relaas der installatie-plechtigheid steunen wij op een brief van een anonieme Pittemnaar, geschreven op vrijdag 9 juni 1865, daags na de instal latie, en gericht aan de «Gazette van Tielt» (Zie deze krant, nummer van donderdag 15 juni 1865, H. Sakramentsdag).
206
klooster der Zusters van Maria, bereidwillig afgestaan door de Eerwaarde Moeder Marie-Joseph (Jw. Pelagie Vermandere, een Pittemse brouwersdochter), had, om 13 u., een banket plaats voor een beperkt aantal genodigden, ongeveer een 40-tal. Koorzangers en leden der fanfare gaven hun mooiste stukken ten gehore tijdens deze feestmaaltijd. Bij het nagerecht werden niet minder dan vier toespraken gehouden. Vooreerst kannunik Van Hove waarop de nieuwe pastoor minzaam antwoordde. Vervolgens werd het woord gevoerd door burgemeester Gustaaf-Adolf de Müelenaere gevolgd door zijn schoonbroer, de 63-jarige jonkheer EugèneFrançois-Marie-Ghislain Joos de ter Beerst. Iedere toast werd luid ruchtig toegejuicht. Een konkrete spijskaart van dit banket kon ik niet terugvinden. Het is opvallend dat het bloeiend verenigings leven van dat ogenblik niet aan het woord kwam. Enkel de hogere burgerij had het woord. Jonkheer Joos de ter Beerst had er aan ge houden, met heel zijn gezin, zijn residentie in de «Rue Souve raine», nummer 92, te Elsene, alwaar hij sinds 11 mei 1863 ge domicilieerd was, te verlaten om te Pittem de aanstelling van de nieuwe pastoor bij te wonen. Te Pittem verbleef deze familie dan in het grote hoekhuis aan de Zuid-westkant van het marktplein (= de latere onderpastorijen, thans gesloopt). Het hele gezin woonde deze installatie bij : jonkheer Eugène-François-MarieGhislain Joos de ter Beerst, zijn echtgenote de toen 40-jarige Camilla-Carolina-Maria-Eulalie de Müelenaere, zus van de burge meester, en hun twee toen in levende zijnde kinderen : het zes tienjarig meisje Gabrielle-Fanny-Eugenia-Maria-Georgina en de 15-jarige Eugène-Camiel-Jean-Marie-Ghislain, de latere burge meester. 21 jaar later zal de jonge burgemeester Joos de ter Beerst, in zijn grafrede op de uitvaart van pastoor Castel te Pittem, met ontroering deze feestelijke aanstelling van donderdag 8 juni in herinnering roepen. Omstreeks 16 u. bracht de nieuwe pastoor en zijn gevolg een bezoek aan de beide lagere scholen die smaakvol versierd waren en vervolgens aan het ouderlingengesticht. Daarna ging men uit een om elkaar terug te vinden in de avond, om 21 u., voor de alge mene verlichting. Met de jonge fanfare «Eendracht en Kunstiever» op kop wandelde de nieuwe pastoor en zijn gevolg doorheen de feestelijk versierde en verlichte straten van Pittem. Talrijke wonin gen waren bijzonder fraai verlicht (bv. deze van notaris FiliepConstant Libbrecht) doch twee herenhuizen trokken één en al de aandacht. Vooreerst de woning van jonkheer Joos de ter Beerst, aan de zuid-westkant van het Marktplein. Bij dit huis stond een praalboog opgesteld met als tema : de godsdienst. En dan vooral het kasteeltje in de Tieltstraat (= thans klooster Broeders Maristen) 207
van burgemeester Gustaaf-Adolf de Müelenaere. Vlak vóór het kasteeltje, midden op de kalsijde, stond een reusachtige praalpoort met als tema «De Goede Herder». In ieder der zes vensters, uitgevend op de Tieltstraat, waren doorzichtige kleurrijke teksten aangebracht en eveneens boven de grote inrijpoort. Boven het huis, helemaal op de koepel van het kasteeltje, stond een over vloedig verlicht bootje, de H. Kerk voorstellend, zichtbaar vanuit het Pittemse ommeland. Toen pastoor Castel en zijn genodigden het kasteeltje naderden werd plots, bij het kasteeltje, een soort feeëriek Bengaals vuur aangestoken, aanschouwd door de talrijke Pittemnaren die daar aanwezig waren. Niet te verwonderen dat burgemeester Gustaaf-Adolf de Müelenaere en zijn echtgenote, de toen 41-jarige Augusta-Maria-Johanna-Josefina Dujardin, en hun énige naar verluidt beeldschone dochter, de toen 15-jarige MariaFélix-Johanna-Franciska-Filomena-Augusta de Müelenaere, door de aanwezigen luidruchtig op handgeklap werden onthaald. Deze familie had inderdaad zeer veel bijdragen voor het welslagen van dit installatiefeest. Pastoor Henri-Edmond Castel was aldus, reeds vanaf de eerste dag van zijn ambtsaanvaarding, gekonfronteerd met wat hij, in zijn briefwisseling met Mgr. Faict te Brugge zal noemen «la grande familie de Pitthem» («de grote Pittemse fami lie»). Omstreeks 22 u. begeleidde de groep genodigden de nieuwe pastoor naar zijn ambtswoning, de pastorij die in 1943 gesloopt werd en die stond tussen het oude Pittems gemeentehuis en de huidige pastorij (nieuwbouw). Hier zou pastoor Castel dan reside ren tot aan zijn dood. De eigentijdse kroniekschrijver voegt eraan toe dat het te Pittem een rustige juni-avond was, die donderdag 8 juni 1865, en dat alles teneinde was om 10,30 u. (25). Ongetwijfeld een mooie dag voor de 51-jarige priester. Toch had burgemeester Gustaaf-Adolf de Müelenaere aan de nieuwe pastoor iets gezegd dat deze laatste lijkt misnoegd te hebben. Het betrof een bemer king vanwege de burgemeester over de pastoorswoning. Op zon dag 25 augustus 1872, d.i. ruim 7 jaar later, schreef pastoor Castel aan Mgr. Faict o.m. dit: «Le jour même de mon installation ici, Mr. le Bourgmestre osait soutenir que le presbytère appartient à la commune. Grosse erreur!» («De dag zelf van mijn installatie hier, durfde Mijnheer de Burgemeester het aan te beweren dat de pastorij toebehoort aan de gemeente. Zware vergissing!») (26). Op dat ogenblik, augustus 1872, woedde er reeds een hevige twist
(25) Ibidem. (26) ABB : Pastoor Castel aan Mgr. Faict, 25 augustus 1872.
208
J**
J
v /?
<..w^
/
• / J *
* U^
9 (' /
**
«L el//
A» * <y,. .
^
V - 'l / f
/J <^>»
*/
'► il'*' /* y»e<fv> r t ï / J ,
vC-i/ •/1./ r ./ s ' t j * '/
>>"» r<-"-y "-■ •<'/: \ ,
•■ * r y /l^ Jr -f lf>J X‘‘ “»
**
c.y^*
ƒ 'a e c « /, *uxv ^
^
i 1— t -/¥*?-*'t-
Jft+'fit. *C*.
k/' y 7"^ * *
« ^ t K ^ * ) / / v > '-
f ^ /.. . Y
f-e-b , /* * //-
,
/• + * , 2 ‘/ t ■ , r< ., J - •' • ■ *'<
.y , ^
/
* A
"?-«'« •»> c- ► ».
Y^
.
^ ^ ^ «/
wrw/> _y< / i - ' J J -
2 f/ ’ /^f< '
_
*V■ *-.*(- IfX.*C. /
/ , ^ y/ S e.x J,*, r f S t*
.„ ^ c<Y»*t -^ ^
.y^r
**■?>
/
\ (
.
/*ƒ
,
J
’/ 1? f i t w-
y
/
-V. , y
•«.««»* < ,/*S a ■ '/-11< ■ t t u - K j ‘
b ij
/
* ’1 ■ H
/*
' '' > '^n' •
j
- r r .y
&/-Y-/$'t-V' t
A f .<-* j, t> « ■^ '/■/-,>■ ■«/.< / •--///* ' ‘ r_r»',et'*-'
7ff.As-x* / cv / , ,
Y v» t •y ?/ <, *{ //«..'t
a-c^j *-«
•
7
;
/ /Y Csx//
v
-
-■~ *~-
—
ft/Hà fr\
■
'*•
"t. ,, . / /7. /r- ,^ * A /
Handschrift pastoor Castel. Betreft brief aan Mgr. Bruno Van Hove (1819-1891), grootvikaris (1875-1890) van Mgr. J.J. Faict, bisschop van Brugge, over de samenstelling van de Pittemse Kerkfabriek, toen een delikate aangelegenheid, waarvoor de bisschoppelijke goedkeuring vereist was. (Foto Roygens, Pittem).
tussen «pastorij en kasteel», tussen de pastoor en de (sinds 1871) grafelijke familie. Wij komen hierop later uitvoerig terug. Doch op deze zonnige junidag van 1865, dag der installatie, leek alles nog koek en ei.
EEN LIEF GEBAAR VANWEGE MGR. FAICT. Op 22 september 1864 had paus Pius IX een nieuwe bisschop te Brugge benoemd in de persoon van Mgr. Jan-Jozef Faict. De bis schopswijding greep plaats te Brugge op 18 oktober 1864. Daarna begon de nieuwe bisschop, die in het diocees reeds vrij goed ge kend was, her en der aan een reeks van «blijde intreden». De O.-L.-Vrouwparochie te Pittem kwam aan de beurt in juli 1865, dus in de allereerste weken van het pastoraat Castel. De bisschop was zijn medewerker van destijds, in het Roeselaars Klein Seminarie, niet vergeten. De «blijde intrede» van Mgr. Faict te Pittem greep plaats op zondag 16 juli 1865, zijnde de tweede zondag der St. Godelieve-vijftiendaagse, de bloeiende volksdevotie te Pittem in gebruik sinds 6 juli 1677 (27). Alle huizen in de dorpskom waren mooi versierd doch bijzondere blikvanger was hier andermaal het kasteeltje van burgemeester Gustaaf-Adolf de Müelenaere ter Tieltstraat. Mgr. Faict droeg een H. Mis op in de parochiekerk en het middagmaal werd gebruikt op het kasteeltje van burgemeester de Müelenaere «waer eene prinselijke tafel hem (= Mgr. Faict) en zijn medegenoten opgedischt was» (28). Daarmede zette de bis schop een traditie in want, telkens hij op Vormreis was in de dekenij Tielt en te Pittem kwam, ging hij middagmalen bij de familie de Müelenaere-Dujardin, later op het kasteel Joos de ter Beerst, ter Waterstraat (= thans Psychiatrische Kliniek St. Jozef). Omstreeks 16 u. verliet de bisschop Pittem met bestemming Aarsele.
(27) Zie Arickx, op. cit., blz. 115. (28) Zie «Gazette van Tielt», nummer van woensdag 19 juli 1865 steunend op een brief uit Pittem gedateerd maandag 17 juli 1865. Ofwel had deze blijde in trede van Mgr. Faict plaats op zondag 16 juli ofwel op maandag 17 juli 1865. Deze laatste dag was de bekende «Zotte Maandag» (zie Arickx, op. cit., blz. 196).
210
ZIJN ONDERPASTOORS. Gedurende de 21 jaren van zijn pastoraat werd Henri-Edmond Castel bijgestaan door steeds twee onderpastoors. De pastoor zag aldus een hele reeks priesters komen en gaan. Hier volgen, bon dig, enkele losse notities over deze priesters die met Castel heb ben samengewerkt op de parochie te Pittem. Hoe zag de pastoor de samenwerking? In een brief van donderdag 29 augustus 1872 aan Mgr. Faict schreef Castel deze merkwaardige zin : «In rebus ad bonum spectantibus parochiae, cum vicepastoribus meis soleo apertissime procedere» («Voor wat betreft de aangelegenheden die het welzijn van de parochie raken, heb ik de gewoonte met mijn onderpastoors uiterst openhartig op te treden») (29). Bemerk de superlatief : «apertissime» = zéér open, zéér openhartig, zéér doorzichtig. Intentieverklaring of beleefde werkelijkheid? In elk geval, een voor die tijd merkwaardige beleidsoptie die getuigt van een open geest. Wij keren verder terug op het karakter van deze pastoor. Bij zijn aankomst te Pittem trof pastoor Castel als onderpastoors de Poperingenaar Viktor-Pieter Crousel en de Roeselarenaar FélixAmand-Karel De Wilde. Geboren te Poperinge in 1822 verbleef Crousel reeds te Pittem sinds 17 mei 1851 en kende dus degelijk de parochie. Deze onderpastoor overleed te Pittem, 47 jaar oud, op zaterdag 26 juni 1869, omstreeks 16 u. in de namiddag. De plech tige uitvaart greep plaats in de parochiekerk te Pittem op woens dag 30 juni 1869 (30). De inboedel van het sterfhuis Crousel werd openbaar verkocht te Pittem (31). Félix-Amand-Karel De Wilde werd geboren te Roeselare op 22 okto ber 1828. Studeerde aan het Klein Seminarie van zijn geboortestad alwaar hij leraar Castel in het korps heeft gekend. Vanaf 1855 was hij verbonden als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, vooral als leraar Frans in de Lagere Afdeling (32). Op 30 januari 1864, dus amper een jaar voor de komst van Castel naar Pittem, werd De Wilde onderpastoor te Pittem. Op donderdag 6 juli 1871,
(29) ABB : Pastoor Castel aan Mgr. Faict, 29 augustus 1872. Over de kontekst van dit brieffragment, nl. de moeilijkheden tussen pastoor Castel en onder pastoor Toye, straks verder. (30) ABB : Pastoor Castel aan Mgr. Faict, 27 juni 1869. (31) Zie «Gazette van Tielt», september 1869. (32) Voordien was hij een tijdlang leraar Frans geweest in het college te Menen. Hij was, volgens Leopold Slosse (zie «Rond Kortryk», II, blz. 1074) verwant aan priester Karel-Jan De Wilde (1777-1845), pastoor van Pittem van 1834 tot 1845.
211
feest van de H. Godelieve, kreeg onderpastoor De Wilde een promotie : op die dag werd hij onderpastoor op de St. Maartensparochie te Kortrijk, toen een parochie van 11.000 zielen met 3 onderpastoors. Hij overleed als pastoor van Lauwe op 3 februari 1899. Onderpastoor Viktor-Pieter Crousel, overleden op zaterdag 26 juni 1869 (zie hoger), was nog maar nauwelijks toevertrouwd aan de aarde (woensdag 30 juni 1869) of, reeds 2 dagen later, vrijdag 2 juli 1869, had hij, te Pittem, een opvolger in de persoon van de Zwevegemnaar Firmin-Frans Toye. Geboren te Zwevegem op 30 juli 1840, studeerde Firmin-Frans Toye aan het Klein Seminarie te Roeselare. JTij begon er de Zesde Latijnse Klas tijdens het school jaar 1855-1856. Hij zat dus in de Vierde Latijnse Klas (schooljaar 1857-1858) toen leraar Castel in de Poësisklas werd vervangen door Guido Gezelle. De zeer vurige Gezelliaan trad binnen in het Groot Seminarie te Brugge op 1 oktober 1862 (33). Priester gewijd op Quatertemperzaterdag van Pinksteren, 26 mei 1866, te Brugge, werd hij, op 20 september 1866, benoemd tot bewaker van het Externaat aan het Klein Seminarie te Roeselare (34). Door superior Hendrik Delbaar (35) werd hij, ohawille van zijn gezelliaanse in stelling, uit het Klein Seminarie verwijderd (36) en kwam, op vrij dag 2 juli 1869, als onderpastoor naar Pittem. Hier bleef hij tot dinsdag 22 oktober 1872, dag van zijn benoeming tot onderpastoor op de Sint-Petrus-en-Paulusparochie te Oostende bij pastoordeken Karel-Lodewijk De Costere, oud-pastoor (1845-1849) van Pittem. In dezelfde functie ging hij over naar Waregem op 28 okto ber 1877 alwaar hij, op 23 juni 1884, als onderpastoor, zijn ontslag nam. Firmin-Frans Toye overleed in zijn geboortedorp, Zweve gem, op 2 mei 1913 (37). Met het oog op de promotie van onderpastoor Félix-Amand-Karel De Wilde naar Kortrijk, die effektief plaats had op 6 juli 1871, was, reeds op 24 mei 1871, een nieuwe onderpastoor te Pittem be noemd in de persoon van de Geluwenaar Henri-Teofiel Lefevre. Ge boren te Geluwe in 1842, oud-student van het Sint-Aloysiuscol-
(33) Zie : ]. de Müelenaere «Over Gezelles Confraternity» in «Gezelliana», jg. V, 1974, afl. 1-4, blz. 3-123 (cf. blz. 83). (34) Zie «Almanach der bisdommen Gent en Brugge», 1867, blz. 178. (35) Over deze beruchte superior zie mijn uitvoerige bijdragen in «Rollariensia», II, 1970, blz. 5-50 en III, 1971, blz. 5-64. (36) Zoals ik aangetoond heb in de uitvoerige bijdrage «Gustaaf-Hendrik Flamen» (1837-1920). Zijn heengaan in Roeselare : augustus 1873», te verschijnen in «Rollariensia» 1980. (37) Zie jaarboek bisdom Brugge, 1914, blz. 159.
212
lege te Menen, w^s Henri-Teofiel Lefebvre priester gewijd te Brugge op Quatertemperzaterdag van de Advent’ 22 december 1866, samen met 13 aftdere diakens (38). Hij was seminariegenoot geweest van de hoger vernoemde Firmin-Frans Toye. In januari 1867 werd hij hulppriester bij de pastoor Lodewijk-Emiel Gervoson, te Dadizele. Een jaar later, januari 1868, werd hij onder pastoor te Moerkerke, in de dekenij Brugge-Zuid, bij pastoor Angelus Claerhout, Pittemnaar (°1810) (39), aldaar pastoor sinds februari 1856. Onderpastoor Henri-Teofiel Lefebvre bleef te Pittem tot 17 mei 1877 en overleed als pastoor van Sint-Joris-ten-Distel in 1890. Na het heengaan van onderpastoor Firmin-Frans Toye naar Oostende op 22 oktober 1872 kwam reeds op 29 oktober een op volger.in de persoon van de Tiçltenaar Constant Van Zieleghem. Geboren te Tielt op 1 december 1831 studeerde Constant Van Zie leghem aan het college van zijn geboortestad. Tijdens het school jaar 1853-1854, dat hij evenwel, om gezondheidsredenen slechts met Nieuwjaar 1854 kon beginnen (40), volgde hij één jaar Wijsbe geerte aan het Klein Seminarie te Roeselare (41). Hier leerde hij Henri-Edmond Castel, toen Poësisleraar, zijn latere pastoor, ken nen evenals de jonge Gezelle die in maart 1854 te Roeselare aan kwam. Ingetreden in het Groot-Seminarie te Brugge op 1 oktober 1854 werd hij, samen met 11 andere wijdelingen, op Quater temperzaterdag van de Advent, 19 december 1857, in de kerk van het Groot-Seminarie te Brugge, tot priester gewijd (42). Op 24 juli 1858 kreeg hij zijn eerste benoeming : bewaker van het Externaat aan het Roeselaars Klein Seminarie (43). Op woensdag 10 augus-
(38) Zie «Almanach der bisdommen Gent en Brugge», 1867, blz. 178. Op deze zelfde dag werd Jozef Gezelle (° Brugge 1840), jongere broer van Guido, priester gewijd als leerling van het engels seminarie. (39) Zie Arickx, op. cit., blz. 221. Foto tegenover blz. 192. (40) ABB : Superior Faict aan Mgr. Malou, op 17 april 18f>4, na het eerste semester van het schooljaar 1853-54: «Vansieleghem (sic) Constant. Caractère : bon mais timide. Piété : exemplaire. Régularité : parfaite. Application : soutenue; vocation : parait certaine. Remarques particulières: Arrivé au nouvel an (= niewjaar 1854). Ses yeux vont bien, vue très faible». (41) Zie J. de Mûelenaere, art. cit., blz. 62. Hier was hij medestudent van KarelLodewijk Verschaeve, uit Ardooie, later pastoor van Pittem van 1891 tot 1901, tweede opvolger van pastoor Castel. (42) Zie «Almanach des bisdommen Gent en Brugge», 1858, blz. 178. (43) ABB : Acta Malou 1858 24 juli. Hij werd «Directeur der Leegere School en Surveillant der Externen» (zie : «Almanach der bisdommen Gent en Brugge», 1859, blz. 34). Kort daarop, op zondag 8 augustus 1858, schreef superior Augustin Frutsaert het volgende aan Mgr. Malou : «Le surveillant des exter nes, Mgr. Vansieleghem (sic), est à peine installé; il se montre de très bonne
213
tus 1859 kreeg hij van zijn superior, Augustin Frutsaert, een gun stig rapport (44). Met het aantreden van de nieuwe superior in oktober 1859, de Castelvriend, Bruno Van Hove, werd Constant Van Zieleghem titularis der Zesde Latijnse Klas, met 20 uren les per week en eveneens verantwoordelijke voor de congregatie van het Externaat (45). Tijdens het schooljaar 1862-1863 had Van Ziele ghem Alfons Van Hee in zijn klas (46). Ook superior Van Hove had niets dan lof over zijn leraar der Zesde Latijnse Klas (47). Na dat, op 2 juli 1869, de medeseminarist van Constant Van Zieleg hem, de Moeskroenenaar Henri Delbar, superior te Roeselare was geworden, had Van Zieleghem, tijdens het schooljaar 1870-1871, Albrecht Rodenbach in zijn klas. Superior Delbar was over deze klas zéér opgetogen (48). Zoals hoger aangestipt kwam Constant Van Zieleghem, op 29 oktober 1872, als onderpastoor naar Pittem, te Roeselare, als titularis der Zesde Latijnse Klas opgevolgd door de Wevelgemnaar (°1849) Fréderik-August David. Hij bleef te Pit tem tot 4 december 1875, dag van zijn benoeming tot Pastoor van O.L.Vrouw ter Potterie en Bestuurder der Zondagsscholen te Brugge (49) alwaar hij overleed op 30 april 1902 (50). Op 17 december 1875 kwam, in de plaats van Constant Van Zie leghem, een nieuwe onderpastoor naar Pittem in de persoon van Pieter-Albert Pieters. Geboren te Nieuwkapelle, in Veume Am bacht, op 2 oktober 1849, was Pieter-Albert Pieters eerst hulppries ter vanaf 18 februari 1874, te Moerkerke bij de 64-jarige Pittemnaar, pastoor Angelus Claerhout (zie hoger). Op 16 december 1874 werd hij onderpastoor te Emelgem en, precies één jaar later, zoals ge zegd, kwam hij, in dezelfde funktie, naar Pittem alwaar hij
(44) (45)
(46) (47)
(48) (49) (50)
214
volonté. J'ai lieu d'espérer que le choix qu'on a fait de ce Mr. aura été heu reux» (Archief Klein Seminarie Roeselare, bundel superioraat Frutsaert, fol. 4). Zie Jub. Brieven, II, 1859, 66a : «A l'externat Mr. Vanzieleghem marche très bien sous tous les rapports». ABB : Superior Van Hove aan Mgr. Malou : «Tableau des occupations respec tives». In de bijdrage (zie hoger voetnoot 11) is de datering van dit stuk, november 1859, aangetoond. Zie Karel M. De Lille «Aflons Van Hee» (leper, 1963), blz. 25-26. ABB : Superior Van Hove aan Mgr. Faict, maandag 10 april 1865 (maandag der Goede Week) : «M. Van Zieleghem, prof. de Sixième, mérite sous tous les rapports les plus grands éloges». Van Zieleghem staat op de leraarsfoto uit het superioraat Van Hove (ABB : necrologium 66 sub «Van Hove»). ABB : Superior Delbar aan Mgr. Faict, dinsdag 4 oktober 1870. Zie «Rollariensia», II, 1970, blz. 31. Zie «De Zondagsbode van het bisdom Brugge» van 9 augustus 1896, blz. 388. Cf. «Gezelliana», VIII, 1977, blz. 169 (129). Zie Jaarboek bisdom Brugge 1903, blz. 57.
onderpastoor van Castel zou blijven tot ruim één jaar na dezes dood. Pieters werd een derde maal onderpastoor, ditmaal te Roeselare, op 27 december 1887. Pastoor te Zandvoorde-bijOostende op 18 augustus 1892, te Rekkem op 28 juli 1899 alwaar hij eervol ontslag nam op 22 april 1920 en, na 18 jaar emeritaat, overleed te Ardooie op 21 juli 1938 (51). Op 17 mei 1877 kreeg onderpastoor Henri-Teofiel Lefebvre een opvolger in de persoon van de Stavelenaar Henri Butaye (°1849), leeftijdsgenoot en medeseminarist van onderpastoor Pieter-Albert Pieters. Henri Butaye was slechts gedurende 3 jaar onderpastoor bij Castel, tot 6 januari 1880, dag van zijn excardinatie (52) uit het bisdom Brugge met de bedoeling toe te treden tot de missio nerende toen zéér bloeiende missiekongregatie der Paters Picpussen (53). Op te merken valt dat, met de onderpastoors Pieters en Butaye, er een gevoelige verjongingskuur plaats greep, vergeleken met hun voorgangers Henri-Teofiel Lefebvre en Constant Van Zieleghem : bij zijn benoeming te Pittem, in 1876, was PieterAlbert Pieters slechts 27 jaar oud en Henri Butaye, in 1877, slechts 28 jaar. Onderpastoor Henri Butaye verliet Pittem omstreeks 14 januari 1880 (54) en het duurde nog tot 18 mei 1880 vooraleer er een nieuwe onderpastoor kwam in de persoon van de Roeselarenaar Isidoor-jozef-Alfons Fraeys. Geboren te Roeselare op 30 mei 1846, studeerde Isidoor-Jozef-Alfons Fraeys aan het Klein Seminarie van zijn geboortestad. Hij volgde de Lagere Afdeling aldaar in de jaren dat de leraars Castel en Gezelle nog aanwezig waren in deze befaamde onderwijsinsteling. Hij behoorde tot de eerste Zesde Latijnse Klas (schooljaar 1859-1860) van titularis Constant Van Zieleghem, later onderpastoor te Pittem. De retorica voltooide hij in augustus 1865, gevolgd door één jaar Wijsbegeerte te Roeselare (1865-1866). Ingetreden in het Groot Seminarie te Brugge op 1 oktober 1866, werd Isidoor-Jozef-Alfons Fraeys priester gewijd te Brugge op zaterdag 2 april 1870, zaterdag vóór Passiezondag, wijding «extra tempora» d.i. «buiten de gestelde tijden» (55). Op (51) Zie liturgisch kalender bisdom Brugge, 1939, blz. 146. (52) Excardinatie (letterlijk : «uit de hengsels heffen») betekent de geschreven in stemming waarmede een bisschop een onderhorige priester toelaat het bis dom definitief te verlaten, (bv. om over te gaan naar een ander diocees of om toe te treden tot een kloostergemeente). (53) Zie Arickx, op. cit., blz. 163. (54) ABB (54) ABB : Acta Faict 1880, 11 januari. (55) Buiten de gestelde tijden d.i. de quatertemperzaterdagen van Pinksteren en de Advent, de toen klassieke wijdingsdagen. Op maandag 15 november
215
15 september 1869 was hij reeds benoemd tot leraar aan het SintVincentiuscollege te leper. Op 18 september 1873 werd hij, in de zelfde hoedanigheid, overgeplaatst naar het Sint-Lodewijkscollege te Brugge alwaar hij leraar Koophandel was en ook lid van de «Gilde van Sinte Luitgaarde» (56). Op 19 augustus 1878 stelde Mgr. Jan-Jozef Faict priester Fraeys aan tot aalmoezenier der St. Augustinusdrukkerij te Scheepsdalle (Brugge). Op 18 mei 1880 kwam hij als onderpastoor naar Pittem alwaar hij de laatste jaren van het pastoraat Castel zou meemaken plus nog 8 jaren erbij totaan zijn benoeming tot pastoor te Snellegem op 7 maart 1894. Aangesteld als pastoor van Handzame op 27 mei 1898 over leed hij, schielijk, te Aarsele op 23 maart 1918 (57).
WAS HIJ EEN AUTORITAIR PASTOOR ? Deze vraag mag gesteld worden als men weet welk oordeel superior Faict, vroeger, in het Klein Seminarie te Roeselare, neer schreef over de leraar Castel (zie hoger). Met het oog een karakteriëel beeld van deze pastoor vast te leggen, als beleidsmens dan, onderzocht ik zéér nauwkeurig dit 21-jarig pastoraat. Enkele ge gevens en gebeurtenissen werpen wel enig licht op de gezagsuit oefening van deze pastoor die te Pittem verbleef vanaf zijn 51-ste tot aan zijn 72-ste levensjaar. In de namidag van zaterdag 26 juni 1869, omstreeks 16 u., over leed, in zijn woning te Pittem, onderpastoor Viktor-Pieter Crousel, amper 47 jaar oud (zie hoger). De volgende dag, zondag 27 juni 1869, stelde pastoor Castel Mgr. Faict te Brugge schriftelijk op de hoogte van dit afsterven. Bijzonder typerend lijkt mij wat de pastoor daaraan toevoegt, doelend op de opvolging : «S'il est permis de dire mon avis, je dirai qu'il me semble que la paroisse de Pitthem demande un vicaire jeune encore et vigoureux, qui joigne à une certaine fermeté de caractère, uhe docilité sacerdotale et l'abnégation de vues personnelles». («Indien het toegelaten is 1869 was Mgr. Faict vertrokken per trein uit Brugge naar Rome om het Eerste Vatikaans Concilie (dat begon op 8 december 1869) bij te wonen. Hij bleef afwezig uit het bisdom tot 21 juli 1870. Deze priesterwijding werd verricht door de pauselijke nuntius. (56) Zie Jozef Geldhof «Pieter Baes en de Gilde van Sinte Luitgaarde» in «Biekorf», jg. 1959, 10a, blz. 301-308. Over deze Gilde van Sinte Luitgaarde, zie : Romain Vanlandschoot «De gilde van Sinte Luitgaarde 1874-1875; Westvlaamse aspecten, uitgesproken en onuitgesproken verhoudingen tegenover Guido Gezelle» in «Gezellekroniek», nummer 13, 1978, blz. 75-116. (57) Zie Jaarboek bisdom Brugge 1916-1920, blz. 176.
216
mijn zienswijze te uiten, dan stel ik dat, naar het mij voorkomt, wat de parochie van Pittem nodig heeft dat is een nog jonge en levenskrachtige onderpastoor die aan een zekere karaktervastheid en priesterlijke onderdanigheid en een verzaken aan persoonlijke mening weet te verbinden» (58). De afgestorven onderpastoor Crousel was 47, zijn collega De Wilde, op dat ogenblik, 41. Pastoor Castel vroeg dus een jongere onderpastoor wat Mgr. Faict, reeds op 2 juli 1869, inwilligde door de benoeming van de toen nauwe lijks 29-jarige Firmin-Frans Toye. Deze laatste kwam echter uit de school van Gezelle, de school van het zich-zelf-zijn, de zelfver werkelijking. Dit zal, zoals wij verder zullen zien, tot moeilijk heden leiden tussen pastoor Castel en onderpastoor Toye. Uit dit zou men kunnen afleiden dat de pastoor een autoritair gezagsfiguur was, wat niet zelden voorkwam, in die tijd, in de klerikale rangen. «Priesterlijke onderdanigheid» en «verzaken aan persoon lijke zienswijzen» : pastoor Castel stond erop dat deze deugden, duidelijk en herkenbaar, aanwezig waren bij zijn medewerkers. Een tweede revelerende gebeurtenis deed zich voor in juliaugustus 1871. Deze gebeurtenis was de volgende. Zoals hoger aangestipt, kreeg onderpastoor Félix-Amand-Karel De Wilde (59), na ruim 7 jaar onderpastoor geweest te zijn te Pittem (1865-1871), een promotie : onderpastoor op de Sint-Maartensparochie te Kortrijk. Deze benoeming had plaats op donderdag 6 juli 1871, feest van de H. Godelieve. Ruim één maand later, op zondag 20 augustus 1871, begon, in het Groot-Seminarie te Brugge, om 19 u. 's avonds, de jaarlijkse priesterretraite voor parochiepriesters. Tijdens deze retraite, die duurde tot vrijdagavond 25 augustus 1871, werd, onder de aanwezige priesters, tijdens de rekreatiemomenten, de situatie in de Pittemse parochie besproken en werd o.m. gezegd dat de benoeming van onderpastoor De Wilde uitgelokt werd door pastoor Castel. Een niet nader geïdentificeerd priester spoedde zich, na de retraite, naar Pittem om pastoor Castel daarvan in te lichten. Op maandag 28 augustus 1871 schreef de pastoor naar Mgr. Faict om zich te verdedigen (60). Op woensdag 30 augustus 1871 antwoordde Mgr. Faict in een vrij geruststellende brief aan pastoor Castel waaruit ondermeer dit :
(58) ABB : Pastoor Castel aan Mgr. Faict, 27 juni 1869. (59) Zie hoger voetnoot 32. Onderpastoor De Wilde had veel weg van een salonpriester die, daarom, bijzonder in de smaak viel op het kasteeltje ter Tieltstraat. «De grote familie van Pittem» heeft, naar het mij voorkomt, gepoogd hem aan de haak te slaan als privé-kasteelaalmoezenier. Mgr. Faict heeft dit echter verijdeld. (60) ABB : Pastoor Castel aan Mgr. Faict, 28 augustus 1871.
217
«Croyez bien qu'aucun bruit sinistre n'est arrivé jusqu'à moi. J'ai promu M. De Wilde; et si je ne l'avais pas fait, je le ferais encore, en ne prenant conseil que de ma conscience. C'est ainsi que je m'applique à isoler complètement mon administration de toute influence étrangère» («Geloof mij vrij, geen enkele bedenkelijke roddelpraat heeft mij hier bereikt. Ik heb M. De Wilde vereerd met een promotie; en indien ik het niet had gedaan, dan zou ik het thans nog doen, enkel mijn geweten als leidraad nemend. Op die wijze streef ik ernaar mijn beleid te vrijwaren tegen iedere in menging van buitenuit») (61). Pastoor Castel ging dus vrijuit in deze benoemingszaak van zijn onderpastoor. Overigens wens ik te onderlijnen dat de roddelpraat over Castel afkomstig was, voor al en in de eerste plaats, vanwege «la grande familie» («de grote familie»), namelijk Gustaaf-Adolf de Müelenaere-Dujardin. On derpastoor De Wilde, die jarenlang leraar Frans was geweest, eerst te Menen dan te Brugge, feilloos en vloeiend Frans sprak, was een bijzonder goede vriend der familie de Müelenaere-Dujardin die pastoor Castel ervan verdacht de hand te hebben in deze be noeming van 6 juli 1871. Doch deze gebeurtenis, onderdeel in de konfliktsituatie tussen pastoor Castel en de familie de Müelenaere, behandelen wij later in een afzonderlijke bijdrage. Een derde vrij typerende gebeurtenis doet zich voor in augustus 1872. Het betreft de verhouding tussen de pastoor en de sinds 2 juli 1869 te Pittem benoemde onderpastoor Firmin-Frans Toye. Deze laatste vertrok op zondag 25 augustus 1872 naar Brugge om aldaar, in het Groot-Seminarie, de jaarlijkse retraite voor parochie priesters bij te wonen. In een helaas niet bewaard schrijven van pastoor Castel aan de bisschop moet de pastoor zeer waarschijnlijk klachten hebben geformuleerd over zijn onderpastoor Toye. In elk geval, op dinsdag 27 augustus 1872, werd onderpastoor Toye bij de bisschop ontboden voor een gesprek. Nog dezelfde dag schreef Mgr. Faict aan pastoor Castel te Pittem: «Locutus sum hodie ad R.D. Vicepastorem quem videor mihi invenisse optime dispositum; cuique vehementer commendavi ut in omnibus maneat cum suo pastore conjunctissimus» («Vandaag heb ik gesproken met de Eerwaarde Heer Onderpastoor die, zo dunkt mij, uiterst gunstig gesteld is. Ik heb hem met klem aangemaand opdat hij in alle aangelegenheden met zijn pastoor uiterst verenigd zou zijn») (62).
(61) ABB : Acta Faict 1871 30 augustus, fol. 247 : «Lettre à M. Castel, Curé à Pitthem». (62) ABB : Acta Faict 1872, 27 augustus, fol. 263 : «Littera R.D. Pastori in Pitthem». (= Brief aan Eerwaarde Heer Pastoor in Pittem).
218
Uit de kontekst van deze briefwisseling is niet op te maken waar precies het meningsverschil lag tussen pastoor Castel en onder pastoor Toye dit omdat de klachtenbrief van Castel aan de bisschop, in de onderstelling dat hij het schriftelijk deed, niet be waard is. Bemerk de superlatief «conjunctissimus» («uiterst verenigd») in de bisschoppelijke brief, woordgebruik dat pastoor Castel misschien ook had gebruikt. Op donderdag 29 augustus 1872 antwoordde pastoor Castel aan Mgr. Faict en schreef o.m. het volgende : «Libentissime accipio quod Celsitudo Vestra dignatur mihi dedarare de bonis dispositionibus vicepastoris mei, et gratias ago propter commendationem additam ad perfectam inter nos fovendam conjunctionem». («Met bijzondere vreugde ontvang ik de verklaringen van Uwe Hoogwaardigheid omtrent de goede gesteltenissen van mijn onderpastoor en ik betuig mijn dank voor de daaraan toegevoegde raadgeving teneinde een volmaakte eenheid tussen ons beiden te begunstigen») (63). Volgt dan, in deze zelfde brief, de hoger reeds aangehaalde zin, door de pastoor neergeschreven, over zijn «open» beleidsvoering met zijn onder pastoors. En toch kan ik, na nauwkeurig onderzoek, me niet ont doen van de indruk dat de «benoeming» van onderpastoor Firmin-Frans Toye, kort daarna, dinsdag 22 oktober 1872, een gevolg is geweest van onenigheid tussen hem en pastoor Castel. Een «verwijdering» dus waar, vanzelfsprekend, de zwakste partij het slachtoffer was. fn de bestuursbriefwisseling tussen pastoor Castel en Mgr. Faict en omgekeerd of in zijdelingse briefwisseling kon ik niet op het spoor komen van konflikttoestanden die het karakteriëel profiel van Castel in het licht stellen. Termen als «mon vicaire» («mijn onderpastoor») waren toenmaals gewoon en bewijzen niets. Even min als het respektvolle «Monsieur le Curé» («Mijnheer Pastoor») in de pen van de onderpastoors of andere personen die in kontakt traden met pastoor Castel. Deze laatste had niets te maken met de «promotie» van onderpastoor De Wilde, zoals hoger beschreven, in 1871, ook al roddelde «la grande familie» het tegenovergestelde om de pastoor te kunnen bezwadderen. De benoeming van onder pastoor Constant Van Zieleghem, op 17 december 1875, was, van wege Mgr. Faict, vooral ingegeven door kommer om de zwakke gezondheidstoestand van deze priester (64). Ook de benoeming (63) ABB : Pastoor Castel aan Mgr. Faict, 29 augustus 1872. (64) Onderpastoor Van Zieleghem had een zwakke gezondheid (zie hoger voet noot 40). «Depuis ma nomination comme vicaire à Pitthem, j'ai certainement fait un grand pas dans la voie de la guérison ...» (uit brief Constant Van Zieleghem aan Mgr. Faict geschreven vanuit Pittem op maandag 21 juli 1873. (ABB : Necrologium 66).
219
van onderpastoor Henri-Teofiel Lefebvre, op 17 mei 1877, was een normale benoeming. De missionarisroeping van onderpastoor Henri Butaye in 1880, was er niet, zoals het onderzoek aantoont, om te ontkomen aan pastoor Castel. Deze laatste was zonder twijfel een scherp plichtsbewust priester, met een duidelijke taak omschrijving voor ogen, en die van zijn medewerkers onderhorig heid eiste. Pastoor Castel, zo komt het mij voor, was zeker geen brutaal autoritair priester. Wellicht heeft hij, zowel te Voormezele als te Pittem, trachten te zijn wat hij te Roeselare had meegemaakt vooral bij superior Faict. Faict en Castel waren oprechte vrienden en laatstgenoemde was wel vrijmoedig in zijn schriftelijk verkeer met de bisschop. Indien Castel een echt brekende autoritaire halve god ware geweest dan zouden daarvan, in de schriftelijke en mondelinge overlevering, talrijkere sporen overgebleven zijn. Dit is echter niet het geval.
GEBEURTENISSEN TIJDENS DIT PASTORAAT.
Vanzelfsprekend is het niet de bedoeling dit 21-jarig pastoraat uit voerig en uitputtend in al zijn geldingen détailrijk te doorlichten en uit te klaren. Een bondige samenvatting kan men aantreffen bij Valère Arickx (65). Hier volgen enkel een stel kleinere gebeurte nissen waarbij deze pastoor nauw betrokken was. De feestelijke installatie, op 8 juni 1865, hebben wij hoger be schreven. Eveneens de «blijde intrede» van Mgr. Faict te Pittem, als nieuwe bisschop van Brugge. De bisschop loofde toen Pittem als «een der schoonste parochiën van zijn bisdom», een welwillen de stijlfiguur die hij ook aanwendde voor andere parochies. Nog in oktober 1881 — naar het einde toe van het pastoraat Castel — had Mgr. Faict lovende woorden voor Pittem. Aan een priester te Aalbeke, aan wie hij had voorgesteld Direkteur te worden der Zusters van Maria te Pittem, schreef Mgr. Faict : «Aliunde Monia les, quibus inservires, undique piae sunt et optimae, et parochia de Pitthem valde amoena est» («Trouwens, de kloosterzusters, in wiens dienst U zoudt treden, zijn in allerlei opzicht vroom en uit stekend en de parochie Pittem is zeer lieftallig» (66). In juni 1869 werd, op bescheiden wijze, het zilveren priesterjubi leum van pastoor Castel gevierd (67). In juni 1871 werd te Pittem, (65) Zie Arickx, op. cit., blz. 161-162. (66) ABB : Acta Faict 1881 5 oktober, fol. 463-464. De bedoelde kloosterzusters zijn natuurlijk de Zusters van Maria. Véél jaren vroeger, nl. op 20 februari 1833, had Jan Simons, pastoor van Pittem van 1820 tot 1834, Pittem bestempeld als een strijdlustige parochie : «Fortis sit oportet
220
zoals overal in het bisdom Brugge en elders, het pauselijk jubi leum (Pius IX 25 jaar paus : 1846-1871) herdacht met een door Mgr. Faict voorgeschreven triduum (15, 16 en 17 juni 1871). Op woens dag 1 mei 1872, als start van de Mariamaand, werd de nieuwe kapel van O.L.Vrouw van Lourdes, gebouwd door Karei Baert en familie, plechtig door pastoor Castel ingewijd (68). Er was een enorme volkstoeloop naar deze landelijke bidplaats (69) alwaar vrij vlug een intense volksdevotie zou bloeien. Op vrijdag 23 mei 1873, daags na O.Heer Hemelvaart (22 mei 1873), zegende pastoor Castel de nieuwe St. Jozefskapel in bij de Kriekeschool. Ruim 1.500 Pittemnaren gingen, processiegewijs, vanuit de parochie kerk naar deze nieuwe kapel. Het altaar van deze nieuwe kapel was een gift van de Pittemse priester Karel-Lodewijk Tavemier, grote vriend van de pastoor, medestudent en medeseminarist van Gezelle, sinds 12 september 1863 onderpastoor op de St. Annaparochie te Brugge en die, op 21 januari 1874, pastoor zou worden te St.-Joris-ten-Distel (70).
pro parochia mes lutosa, extensa et 6.300 circiter animarum» («Hij moet kracht dadig zijn voor mijn strijdlustige uitgestrekte parochie van ongeveer 6.300 zielen») (ABB : Pastoor Jan Simons aan Mgr. Boussen, 20 februari 1833). Pastoor Simons drukte in deze brief zijn wensen uit over de nieuw te benoemen onderpastoor na het heengaan van onderpastoor Justus van de Venne. (Zie Arickx, op. cit., blz. 158).
(67) Zie «Gazette van Tielt», juni 1869. (68) Zie «Gazette van Tielt» van zaterdag 4 mei 1872. Deze kapel was gebouwd in februari of maart 1872 (zie bijdrage, ondertekend O.P., in de dagkrant «Het Volk» van 29 september 1978). In 1978 werd, op initiatief en op kosten van de kloostergemeenschap der Zusters van Maria te Pittem, deze bouw vallige bidplaats, eerbiedwaardige 106-jarige, gesloopt en vervangen door een nieuwe kapel. (69) ABB : Pastoor Castel aan Mgr. Faict, 10 september 1874 : «... een grote volks toeloop van godvrezende lui, vooral op zon- en feestdagen». Er was, op dat ogenblik, echter ook al kritiek gekomen op Karei Baerts bidplaats : in deze Lourdeskapel (vergeten wij niet dat de Lourdesfeiten van 1858 toen nog vrij recent waren) was er nergens een grot te bespeuren en, anderzijds, te véél voorwerpen «die geen versiersels zijn» (Zie «Gazette van Tielt» van zaterdag 28 maart 1874). (70) Zie : Antonellus Verschuere O.F.M. «De Zusters van Maria van Pittem. Een eeuw congregatieleven ...» (Lannoo Tielt), 1948, blz. 27. Karel-Lodewijk Tavemier werd geboren te Pittem op 13 maart 1826 als zoon van Ivo Tavernier die gehuwd was met Coleta Verstraete. Tijdens het school jaar 1849-1850 was hij, op de afdeling Wijsbegeerte te Roeselare, mede student van Gezelle en heeft, aldaar, leraar Castel gekend. In april 1850, na het eerste semester, schreef superior Faict het volgende rapport : «Charles
221
Vanaf zondag 31 mei 1874 tot zaterdag 6 juni 1874 was Mgr. Faict op Vormselreis in de dekenij Tielt (71). De parochie Pittem kwam aan de beurt op H. Sakramentsdag, donderdag 4 juni 1874. Op die dag diende de bisschop het H. Vormsel toe in het St. Jozefscollege te Tielt om 6,30 u. (Eerste Communie en Vormsel) en kwam dan naar Pittem voor het H. Vormsel om 11 u., vervolgens te Egem om 15 u. en, tenslotte, te Koolskamp om 17 u. Daarna ging de bis schop overnachten in de ambtswoning van de deken te Tielt. Te Pittem gebruikte hij het middagmaal, zoals gewoonlijk, op het kasteeltje van de familie de Müelenaere-Dujardin, ter Tieltstraat. In mei 1874 was Mevrouw de Gravin de Müelenaere, geboren Augusta-Maria-Johanna-Josefina Dujardin, persoonlijk naar het bisschoppelijk paleis te Brugge geweest om Mgr. Faict uit te nodi gen (72). De bisschop aanvaardde de uitnodiging «à la condition que je ne vous gêne pas et que Vous consentiez à faire les choses de la manière la plus simple» («Op voorwaarde dat ik U niet stoor en dat U ermede instemt alles op de eenvoudigste manier te rege len») (73). De ziektetoestand van graaf Gustaaf-Adolf de Müele naere, die te Ukkel verbleef, was inderdaad, op dàt ogenblik, zorgwekkend. De komst van de bisschop naar Pittem voor het H. Vormsel was, voor de parochiegeestelijkheid, steeds een grote gebeurtenis. Burgemeester graaf Gustaaf-Adolf de Müelenaere overleed, in zijn winterresidentie te Ukkel, op woensdag 8 juli 1874, om 12,30 u. op de middag, amper 51 jaar oud (74). Het stoffelijk overschot werd
(71)
(72)
(73)
(74)
222
Tavernier: caractère : assez bon, un peu léger. Capacité: suffisante; Pieté: satisfaisante; Conduite: assez bonne; Application : assez soutenue» (ABB). Priester gewijd in de kathedraal te Brugge op Quatertemperzaterdag van Pinksteren, 10 juni 1854 (samen met o.m. Guido Gezelle) (ABB : Acta Malou 1854 10 juni fol. 221-223). Leraar aan het St. Amandscollege te Kortrijk in 1854. Onderpastoor te Loppem op 24 december 1856. Onderpastoor op de St. Anna-parochie te Brugge (Gezelles thuisparochie) op 12 september 1863. Pastoor te Sint-Joris-ten-Distel op 21 januari 1874 alwaar hij overleed op 20 mei 1878 (ABB : Necrologium 66). ABB : Acta Faict, 1874, fol. 220 : plan van deze pastorale reis in het Tieltse. «Le 31 mai 1874, ce jour-là, je quitterai Bruges en voiture vers 8 h». (Mgr. Faict aan Deken Karel-Jan Denys). ABB : Acta Faict 1874 dinsdag 26 mei, fol. 202 : «A M. Castel, Curé à Pitthem. Je n'ai pu faire autrement que d'accepter l'invitation à dîner que Mme la Comtesse est venue me faire en personne». ABB : Acta Faict 1874 dinsdag 26 mei, fol. 202 : «A Mme la Comtesse de Müelenaere, Pitthem». Feitelijk was dit, vanwege de bisschop, een antwoord op een brief van de Gravin aan de bisschop (helaas zoek geraakt) waarin zij haar wensen aanbood voor het Pinksterfeest zondag 24 mei 1874. Gemeente-archief Ukkel, overlijdensregister 1874, nummer 151. Cf. Gemeente-archief Pittem, overlijdensregister 1874, nummer 56. De aangifte van dit
overgebracht naar het kasteeltje ter Tieltstraat te Pittem. De teraar debestelling greep plaats zaterdag 11 juli 1874, in de parochiekerk te Pittem, om 15 u. Staande naast de lijkbaar hield pastoor Castel een merkwaardige, diep doorvoelde rede waarin hij vooral de burgemeestersloopbaan van de afgestorvene belichtte. Op woensdag 15 juli 1874, om 10 u., had dan, in de parochiekerk, nog een plech tige nadienst plaats ter nagedachtenis van wijlen graaf GustaafAdolf de Muêlenaere waar heel wat hoogwaardigheidsbekleders aanwezig waren (75). Diep-indruk-makend was ook de lijkrede die de begaafde redenaar pastoor Castel uitsprak in de parochie kerk op zondagnamiddag 7 februari 1875 bij de uitvaart van de 77-jarige, op donderdag 4 februari 1875 onverwacht overleden burgemeester notaris Filiep-Constant Libbrecht (76). Het jaar 1875 was voor de universele Kerk een «Heilig Jaar» dat gepaard ging, ook te Pittem, met allerlei plechtigheden. In de tweede helft van dit jaar 1875 zou de twist tussen pastorij en kasteel een hoogtepunt bereiken met een nasleep die bleef duren tot 1878. Dit moeten voor de niet meer jonge pastoor echt harde jaren geweest zijn. In de lente van 1878 kwam Mgr. Faict ander maal op Vormselreis in de dekenij Tielt (77). Pittem kwam aan de beurt op donderdag 20 juni 1878, H. Sakramentsdag met net de zelfde regeling als in 1874 : om 6,30 u. in het St. Jozefscollege te Tielt, om 11 u. te Pittem, middagmaal bij Mevrouw de Gravin de Müelenaere, ter Tieltstraat, die de bisschop reeds op 25 mei had uitgenodigd (78), te Egem om 15 u. en te Koolskamp om 17 u.
(75)
(76) (77)
(78)
overlijden werd, te Ukkel, gedaan door de toen 72-jarige jonkheer EugèneFrançois-Marie-Ghislain Joos de ter Beerst, schoonbroer van de afgestorven graaf, die vergezeld was van zijn toen 24-jarige (enige) zoon, jonkheer Eugène-Camiel-Jean-Marie-Ghislain Joos de ter Beerst. Vader en zoon Joos waren toen gedomicilieerd te Pittem. Zie «Gazette van Tielt», nummers van 11, 15 en 18 juli 1874. Het afsterven, de uitvaart en de Nadienst van de graaf viel tijdens de H. Godelieve-vijftiendaagse (Feest H. Godelieve op maandag 6 juli 1874, eerste kermiszondag op 12 juli, tweede kermiszondag op 19 juli, «Zotte maandag» op 20 juli 1874. Voor de Nadienst van woensdag 15 juli 1874 : zie : Romain Vanlandschoot «Het eerste lustrum van de Davidsfondsafdeling in de streek van Tielt 18751880» in «De Roede van Tielt», jg. 6, nr. 3, september 1975, blz. 19. Gemeente-archief Pittem, overlijdensregister 1875, nummer 6. Zie «Gazette van Tielt», nummers van zaterdag 6 en woensdag 10 februari 1875. Deze vormselreis in de dekenij Tielt had plaats vanaf zondag 16 juni tot zaterdag 22 juni 1878 (AAB : Acta Faict, 1878, fol. 248 : plan van deze vorm reis). ABB : Acta Faict 1878 25 mei, fol. 218 : Mgr. Faict aan pastoor Castel te Pittem (in het Latijn) o.m. «Accessit hodie ad me Comitissa de Müelenaere atque me invitavit» («Vandaag is de gravin de Müelenaere hier geweest en zij heeft mij uitgenodigd»).
223
Overnachting te Tielt. Kort voordien had de Gravin van Mgr. Faict de toestemming verkregen, in het kasteeltje ter Tieltstraat, een persoonlijke huiskapel in te richten (79) met een Kruisweg (80). Dit alles werd ingezegend door pastoor Castel. Op 2 september 1878 woonde pastoor Castel, in de huiskapel van het kasteel te St. Kruis-bij-Brugge, de huwelijksplechtigheid bij, voorgezeten door Mgr. Faict zelf, van jonkheer Eugène-CamielJean-Marie-Ghislain Joos de ter Beerst, 28 jaar oud, en jonkvrouw Georgina-Teresia-Maria-Filomena-Sylvia-Ghislena de Bie de Westvoorde. Met deze gebeurtenis zou, tot grote vreugde van pas toor Castel, stilaan, op het kasteel ter Waterstraat, een nieuwe geest waaien. Het volgend jaar, 1879, op 22 april, overleed te Elsene, op 77-jarige leeftijd, jonkheer Eugène-François-MarieGhislain Joos de ter Beerst, vader van de hogergenoemde jonkheer Eugène-Camiel, de man die het leven van pastoor Castel vaak zuur had gemaakt. De schoolwet van 1879 verplichtte pastoor Castel over te gaan tot het oprichten van een vrije katholieke jongensschool en dat in het pand op de zuid-westhoek van het Marktplein, afgekocht aan de weledele familie Joos de ter Beerst die er geen gebruik meer van maakte (81). Op 9 september 1880, in de namiddag, omstreeks 16 u. (82), overleed te Pittem priester Karel-Lodewijk Van Schoebeke, 82 jaar oud (83), die, destijds, persoonlijk praeceptor geweest was (79) Op haar audiëntie van 25 mei 1878 zal Gravin de Müelenaere, zeer vermoe delijk, bij de bisschop, de zaak bepleit hebben van een privé-huiskapel in het kasteeltje ter Tieltstraat. Kort daarop, op 7 juni 1878, werd de oprichting van deze huiskapel officieel ingewilligd : «Precibus praenobilis Dominae Comittisae de Müelenaere, erigitur oratorium domesticum in domo rurali quam habet in Pitthem» («Op aandringen van de weledele Mevrouw de Gravin de Müelenaere wordt een huiskapel opgericht in het buitenverblijf dat ze te Pittem bezit») (ABB : Acta Faict 1878 7 juni fol. 231). AugustaMaria-Johanna-Josefina Dujardin was toen 54, sinds 4 jaar weduwe. Het kasteeltje ter Tieltstraat wordt hier «domus ruralis» («buitenverblijf») ge noemd omdat de Gravin, op dat ogenblik, reeds de gewoonte had de winter door te brengen bij haar familie in haar geboortestad Brugge. (80) Mgr. Faict had daarvoor de toestemming reeds op 27 januari 1877 verleend, (zie : ABB : Acta Faict 1877 27 februari fol. 81). (81) Zie Arickx, op. cit., blz. 205. Antonellus Verschuere, op. cit., blz. 27-29. (82) ABB : Pastoor Castel aan Mgr. Faict, 10 september 1880 : «Rev. Dominus C.I. Van Schoebeke, schole sororum director et confessarius extraordinarius, heri, hora 4-a verspertina pie in Domino obdormivit» («De Eerwaarde Heer Karel-Lodewijk Van Schoebeke, direkteur van de zusterschool en buitenge woon biechtvader is, gisteren, om 4 u. in de avond, vroom in de Heer ont slapen»). (83) Geboren te St. Baafs-Vijve op 8 oktober 1798. Trad binnen in het Groot seminarie te Gent op 1 oktober 1820. Priester gewijd te Mechelen in 1824. Onderpastoor te Eine in 1824, te Kuume in 1825, te Bredene in 1827. Hier
224
van Mgr. Faict. Op 11 september 1880 schreef deze laatste aan pastoor Castel : «Doleo quam plurimum propter obitum charissimi Domini Van Schoebeke, annis 1829 et 1830 per sex menses praeceptoris mei; cujus specialem agam in precibus et sacrificiis meis memoriam» («Ik ben uitermate bedroefd omwille van het afster ven van de mij geliefde Fleer Van Schoebeke, in de jaren 1829 en 1830, gedurende 6 maanden, mijn praeceptor. In mijn gebed en Misoffer zal ik een speciale gedachtenis voor hem hebben») (84). Sinds zijn ontslag als pastoor van St. Denijs-bij-Kortrijk, op 18 november 1868, was priester Karel-Lodewijk Van Schoebeke aal moezenier in het klooster der Zusters van Maria te Pittem. Op vrijdag 19 mei 1882, in het raam van zijn Vormselreis in de dekenij Tielt, kwam de 69-jarige Mgr. Faict nog eens naar Pittem. Het dagschema was enigzins gewijzigd : op deze vrijdag 19 mei, daags na O.-L.-Heer Hemelvaart, diende de bisschop het H. Vormsel toe te Egem om 8 u., te Pittem om 10 u. en te Koolskamp om 17 u. Voor het middagmaal te Pittem had Mgr. Faict 2 uitnodi gingen gekregen, uitgaande vanuit de twee kastelen. Mevrouw de weduwe Joos de ter Beerst, geboren Camilla-Carolina-Maria-Eulalie de Müelenaere, toen 57 jaar oud, had, reeds in april 1882, vanuit haar winterresidentie in de «Rue Souveraine» 92, te Elsene, Mgr. Faict uitgenodigd voor het middagmaal op het kasteel ter Waterstraat. Maar ook Gravin de,Müelenaere, geboren Dujardin, had de bisschop uitgenodigd om het middagmaal te gebruiken op het kasteeltje ter Tieltstraat, zoals de prelaat dit reeds vroeger had gedaan. Toen Mgr. Faict, op 2 september 1878, in de kasteelkapel te St. Kruis, het huwelijk had ingezegend van jonkheer EugèneCamiel, dan had hij aan de jonggehuwden beloofd bij zijn eerste Vormselbezoek te Pittem te komen middagmalen op het kasteel ter Waterstraat. Dit schreef hij, op 21 april 1882, aan Gravin de Müe lenaere, te Pittem : «Je n'ai pas pu faire autrement que d'accepter l'invitation que Madame Joos et ses enfants (85) ont bien voulu me vervulde hij tevens de taak van proost op de wijk Sas-Slijkens en kwam aldus in kontakt met de jeugdige Jan-Jozef Faict, uit het naburige Leffinge. Pastoor te Heist in 1832, te Beerst in 1839, en, tenslotte, te St. Denijs-bij-Kortrijk in 1851. Hij maakte er de beruchte «affaire van St. Denijs» mede (kerkhoven kwestie) en nam ontslag in december 1868. Na een kort verblijf te Brugge vestigde hij zich te Pittem. (ABB : Necrologium 66). Zie L. Slosse «Rond Kortryk», IV, blz. 1718. (84) ABB : Acta Faict 1880 11 september, fol. 460 : «Littera R.D. Castel, parocho in Pitthem» (= Brief aan E.H.Castel, pastoor in Pittem). (85) Bedoeld wordt de toen 57-jarige Camilla-Carolina-Maria-Eulalie de Müele naere, sinds 22 april 1879 weduwe van jonkheer Eugène-François-MarieGhislain Joos de ter Beerst. Haar twee toen in leven zijnde kinderen waren jonkvrouw Gabrielle (° 1849) en jonkheer Eugène-Camiel (° 1850), beiden toen reeds gehuwd doch inwonend op het kasteel ter Waterstraat.
225
faire, pour le 19 Mai, jour de la Confirmation à Pitthem. Vous voudrez bien vous rappeler que j'ai béni le mariage de votre neveu Eugène (86); et, de ce chef, j'ai cru devoir accepter. Je n'en aurai pas moins l'honneur de venir vous offrir mes respects, à l'issue de la cérémonie» («Ik kon niet anders dan de uitnodiging aanvaarden die Mevrouw Joos en haar kinderen tot mij hebben willen richten, voor 19 mei, Vormseldag te Pittem. U zult U willen herinneren dat ik het huwelijk heb ingezegend van uw neef Eugène; en, uit dien hoofde, heb ik gemeend te moeten aanvaar den. Niettemin zal ik de eer hebben U te komen groeten, aan het einde van de plechtigheid») (87). Bij Koninklijk Besluit van zaterdag 7 februari 1885 werd de toen 35-jarige jonkheer Eugène-Camile-Jean-Marie-Ghislain Joos de ter Beerst benoemd tot burgemeester van Pittem, zonder twijfel tot grote vreugde van pastoor Castel die aldus het aantreden van een nieuwe generatie kon begroeten. Pastoor Castel was immers een uitgesproken voorstander van jonge kaders. Amper één week later, zondag 15 februari 1885, overleed, in het klooster der Zusters van Maria, 61 jaar oud, de Eerwaarde Moeder MarieJoseph (Jw. Pelagie Vermandere), sinds 25 oktober 1885 Overste, een uitstekende medewerkster van de pastoor. Haar plechtige uit vaart greep plaats op donderdag 19 februari 1885, in de parochie kerk te Pittem, om 10 u., met een ontroerende lijkrede door de pastoor (88). Wijlen Moeder Marie-Joseph Vermandere werd teraarde besteld in een (thans nog bestaand) graf, links van de kerkhofkapel, op de Pittemse dodenakker. Enkele weken later, op donderdag 5 maart 1885, had dan, te Pittem, de plechtige inhuldi ging plaats van de nieuwe burgemeester Joos de ter Beerst. Een grootse stoet doortrok de gemeente en, om 16 u., had, in het lokaal der Vrije Katolieke School, in het pand aan de zuid-westkant van het Marktplein, een banket plaats. De 71-jarige pastoor voerde er, welsprekend, het woord, de jonge burgemeester huldi gend, de spons vegend over het verleden en de twisten tussen pastorij en kasteel. Op dàt ogenblik ging de gezondheidstoestand van de pastoor reeds duidelijk achteruit. De laatste maanden van dit pastoraat behandelen wij verder, afzonderlijk. (86) Bedoeld wordt jonkheer Eugène-Camiel-Jean-Marie-Ghislain Joos de ter Beerst (1850-1930). (87) ABB : Acta Faict 1882 21 april, fol. 208 : «Lettre à Mme la Comtesse de Mûelenaere, Pitthem». (88) Zie «Gazette van Tielt» van zaterdag 21 februari 1885. De gedenkzuil, met kruis, op haar graf, is in neogitieke trant. De opschriften van dit graf, zowel aan de voor- als aan de achterzijde, zijn vrijwel totaal onleesbaar geworden, weggewist door de tijdssleet.
(wordt vervolgd) 226
A. DEMEULEMEESTER
ADRES VAN DE AUTEUR :
André Demeulemeester, Tieltsestraat, 9 - 8870 Pittem.
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in «De Roede van Tielt» mogen slechts overgenomen worden met toestemming van de redactie.
DRUK VEYS, TIELT
M a a a n o .j/ta r n
ï o ii/tn -
./> /W * w
■ 'j tavc!U'
J*:f c
Z a J a L //td , e Z ^
* t V - . , - ^ ï/ï' - t ë r - " ^
' S't’i ’Ct'oh'
? JtAvi I
fij'/W aï''' lap
m
-*>*.••
•CHih'i,
w
■/!V^/(i>/•diit\ ^
, . „ sL'h{^ iU ,i\ tiv t'it^ "ui/ti't’ I S
Kmem v ‘ * ) t C
*
jl W ^ . \rfleriSa Kasak hnskerka &
/ v
<Tr
K o<d,./rf?. r
&
q
ï /
^ J \r w /e r e
O.- A
□ & / , . ‘ / p la in e d e Co . n.H’i /ncn,fap
â
l
ft ^
—
•’4-
f ,,.•■/
v ; ' .......
V
k A l.
>
4
*=- uU.
A =-~ -jL_- £ , | 1 - -i_ 4 _ ^ ét _ I. —'J. ^ . \.
'arntif- tpM ieJieh/iap.
^ v , /JrV,r/ ' 5
X X
ai/
,^ V i,.ïr- /
y
^ r y
akab'sM.
iarlna C
_
a
h
--A». -A-
’lit uttm fiorj*
ÏAWÏ?»
1
, * . !,£ * 4 u
'-v-.7f<ï<ul<rloo r A Bo v e n *
a È tS le iv a lle 7UöletiVyvet * J ju u ek en
z_» >
s<*n? V\ fV e?jftin tstu n sji S ^ c O lü v t *- tlLiank S.Jtu-ol f ° , ■/ S S*- Statneet « ^ ^ Act taken t _ , — ^ A <• n x char % >\8J d / 7W ( i'is tp ty e ° — R ........ollen u r t'fi- ï .JFd ’ ( Woomen ^\I /.•i'J/th/i', 9s n e i u a p / l U t j SAntolne PPu-^ndSoohed B at v’< .•0 •.... "Getx Cfic, W & ’W X -. V . A Xlar'ka/t S ’<*<' .......... ■ ï < ISolnum-'oaacke Ay/rBlank aerf t~ r* jiuuirt-curfi , ” , , 1 i . ,> ter H aast H ta a a n S ’o u S 't^nJnrirk ’tu n d a n ckM Ar.. **' >Hi rr
U sp ê^m fy \<«4st7* /yoorta r , . r. cdioyfa j hf co iite u d 1**.
^ / V VsrLe/n 4 M * ,
* * a
x
^
A ^ a-Atin1ïtu t/ x?.a *: “ 'k ; : *StambarvM <>cueri <’rr vnu..• J7 V1v" , ^ 3 VT15 a ^ y , 1 SU ien O'haü. _a ^» -a
-W ,
.
1 t • !■f' c * i ~ A A
^
L o t
¥v..7/V‘
r u i: s
jankldano . yUl.rh.rni. .atuiKt/lïî}
ylrvutoornt
■ fnre!^ y y ! n /x a -.
’ooaeChap t. Am >'tsAsscCab.
''H/w/erAf'
E
:-A
ï..ffle s M n ls JkJv & Ç tiP *
M a n in