K A N T I N H E T T IE LT S E
De Roede van Tielt Driemaandelijks heemkundig tijdschrift
14' Jaargang - Nummer 1 - Maart 1983
ONT EL BAA R
zijn de diensten die de B ank U kan-verstrekken zowel wat geldbeleggingen als wat kredieten betreft. Een goede raad ... bespreek in vertrouwen al uw financiĂŤle zaken met een d esku n dig e van de
BANK VAN R O E S E L A R E EN W E S T - V L A ANDEREN
zo wint U zeker tijd en geld !
Agentschap Tielt, Markt 24
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeente van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde. Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt. 051/40.17.00 Ondervoorzitter: Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, Oostrozebeke. 056/66.90.91 Sekretaris-penningmeester : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt. 051/40.18.38 Redactie: J. Billiet, H. Defour, Ph. De Gryse, W. Devoldere, P. Vandepitte Lidmaatschapsbijdrage: 375 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt. Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht.
IN H O U D VAN DIT NUM MER Julien Verbrugge : Kant in het Tieltse
blz. 2-48
Druk Veys, Tielt
IN H O U D
Bronnenmateriaal. Ter inleiding. I. ALGEM ENE BENADERING 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Betekenis van de naam «kant» Definitie Uitrusting De bakermat: Vlaanderen of Venetië? Sinte-Anna Liederen.
D O N TSTA A N VAN K A N T IN H ET TIELTSE. 1. Weleer : het spinnen. 2. De crisisjaren. DI DE K A N TSCH O LEN IN HET TIELTSE A. Tielt : 1. 2. 3. 4. 5. 6.
De Apostolinen. De Liefde. ’t Gelove. De Hoop (De Poelberg). Sint-Jozef (Salette). Schuiferskapelle.
B. Aanpalende gemeenten : 1. Ruiselede l.a ’t Haantje l.b Axpoele 1. c ’t Veld 2. Pittem 2. a De Kriekeschool. 3. Egem. 4. Wingene + vijf wijkscholen. 5. Kanegem. 6. Aarsele. 7. Oostrozebeke 8. Meulebeke. 8.a. Het wezengesticht. 8.b Het centrum. 8.c De Paanders. 8.d ’t Veld. 9. Dentergem. 2
IV H O G E VLU CH T V PA TEN TPICH T 1. 2. 3. 4.
Het patentboek 1860. Het patentboek 1865. Het patentboek 1871. Almanak van de stad Brugge en van West-Vlaanderen.
VI DE EERSTE KA N T GROSSIERS. VII DE STATISTIEKEN 1. Algemeen 2. Spreiding van de kantwerksters over het Tieltse grondgebied 3. Telling aan de hand van de huwelijksakten. VIII HET VERVAL. IX DE H EROPSTANDING.
BRO NNENM ATERIAAL Van Olffen Annelie
- De techniek van het kantklossen.
Pierre Verhaeghen
- La dentelle Belge, 1912.
Ronny Gobyn
- Tielt na de grote crisis. Licentiaatsverhandeling.
José Deguffroy
Bijdrage tot de studie van het analfabe tisme en de geschiedenis van het lager onderwijs. - Licent.ver.
P. Antonellus Verschueren
- De zusters van ’t Geloove. - De Zusters Apostolinnen. - De Zusters van O.L.Vr van de 7 Weeën, Ruiselede. - Gedenkboek der Zusters van Maria, Pittem.
Klooster Wingene
- Jubileumboekje. - N ota’s over de school van Schuiferskapelle.
Klooster Heule
- Overgetypte nota’s over klooster te Meulebeke.
Valere Arickx
- De geschiedenis van Egem. 3
Josef Devogelaere
- De slechte jaren 1840-50 in het arr. Roeselare - Tielt.
Stadsarchief Tielt
- Patentregisters, bundels 1710 à 1732 - Gazette van Tielt 9 mei 1858 - art. «Waerheid». - Gemeenteraadsverslagen, bundels 36 à 39 1 - Bevolkingsregisters 1900 & 1920. - Huwelijksakten - keuze tussen 1800 en 1870
Gemeente Ingelmunster
- Gemeentekaart uit 1907
Uitgave uit 1906 van
- Annuaire du Commerce et de l’Indus trie.
Artikelen uit
- Toerisme in Oost-Vlaanderen, 1974, nr. 5, p. 110 - «Het Volk» - Vakantiegids - 18 juli 1981 - Fina-club - Okt. 1981 - Kant, een magi sche kunst.
Gesprekken met kanthandelaars - Maurice Neirinck, namens zijn moeder en zijn broer Arthur. - Clara Schaubrouck, namens haar moe der en haarzelf. - Mevr. Vaneeckhaute - Lemey, namens haar ouders - Maria Braekevelt, haar eigen handel. - Gentil De Decker, hun eigen handel. - Oscar Lambert, eigen handel. - Elbert Defraeye, eigen handel. - Mevr. Agnes Vaernewijck, namens haar ouders. Gesprekken met kantwerksters
- Susanna De Vaere - Germaine Chancelles - Madeleine Van Acker - Maria Mortier - Clara Schaubroeck - Cecile Vandenbulcke - Zuster Coleta
Stadsarchief Brugge
- Almanakken. Verschillende jaargan gen.
4
- Tielt - Tielt - Tielt - Wingene - Tielt - Tielt - Tielt
K A N T I N H E T T IE LT S E Ter inleiding Kant is weer in. Vanaf de eeuwwisseling, toen hij in onze streken zijn hoogtepunt kende, is hij jaar na jaar aan populariteit gaan inboeten. Zowat dertig jaar geleden was dit kunstambacht op stervens na dood. Sindsdien is er heel wat veranderd. Het kantklossen, of «spellewerken» zoals het hier wordt genoemd, heroverde op korte tijd heel wat verloren terrein. Daarbij zijn nu zowel modellen als techniek van hogere kwaliteit dan tijdens de oude bloeiperiode. Hoewel het niet meer om den brode moet worden beoefend — dat komt wellicht nooit meer terug — wordt het kantklossen weer aangeleerd door heel wat vrouwen, nu louter als hobby. Eveneens aangetast door de hobby-microbe die mijn vrouw een twin tigtal jaren geleden bekroop en terzake reeds ruim ingewijd door de vele contakten daaromtrent met haar collega’s, interesseerde het mij om de ge schiedenis van de kant in het Tieltse te achterhalen. Er viel heel wat te ontdekken ! Het is mijn bedoeling hier een samenvatting te brengen van mijn bevindingen : vanaf de opkomst tot het verval van deze eens zo befaamde techniek, die meehielp Vlaanderens roem uit te dragen.
ALGEMENE BENADERING. 1. Betekenis van de naam «kant» Hij haalde zijn naam uit de bedoeling waarvoor hij in het leven werd geroepen : iets afboorden, de boord, zoom of kant van iets uitmaken. In vroegere eeuwen was lange kledij traditie. Voor de vrouwelijke kledij bleef dit zo tot aan het begin van onze eeuw. Kant moest oorspronkelijk dienen om die delen van een kleed die het meest aan sleet onderhevig waren, zoals zoom, manchetten en halsuitsnij dingen, te beschermen. Het versleten «kantje», dat in zijn beginperiode nog niet de sier en de praal had waarmee het later werd bedeeld, werd van het kleed verwijderd en door een nieuw vervangen, zodat het kleed, dat in vergelijking met nu veel kostbaarder was, langer meeging. Al vlug evolueerde de kant : van nutsvoorwerp werd hij sierobject, dat kragen en mouwen tooide. Het kwam zover dat hij voor de adel een sta tussymbool werd. Bewijzen hiervoor zijn de talrijke schilderijen waarop zowel mannen als vrouwen, overdadig met radkragen omhangen, zich lie ten portretteren. 5
In heel West-Vlaanderen vond het woord «speldewerken» ingang. In het Tieltse werd het omgebogen tot «spellewerken». Ook hier is de beteke nis erg duidelijk : «spelle» is een dialectische vervorming van «speld»; dus werken met spelden.
2. Definitie. In haar boek «De techniek van het kantklossen» geeft Annelie van Olffen volgende definitie van het woord «kant» : «Kant is een opengewerkt textielprodukt, door menselijke hand vervaardigd, samengesteld uit verschillende tot draden verwerkte materialen zoals linnen, katoen, zijde, wol, goud- of zilverdraad en dergelijke. Met behulp van klosjes met garen en spelden op een voorafgemaakt patroon op een kantkussen, ontstaat een zogenaamde kloskant, in oude tijden ook spelden werk geheten».
3. Uitrusting. Bij de uitrusting van de kantwerkster komt heel wat materiaal kijken. A. Het kussen - Er bestaan verschillende vormen, maar in het Tieltse, waar men 'meestal bloemenwerk maakte, kwam het ronde kussen het meest voor. Het bestaat uit een ronde plank als basis (diameter tussen de 45 en de 60 cm), met grauw lijnwaad overspannen en zeer vast opgevuld met hooi of zeegras. Het bovenvlak heeft dan een zo plat mogelijke boogvorm. -Een tweede model was het «vierkant kussen met rol». Aan de top van een licht gebogen vierkant kussen bevindt zich, in een uitholling, een dwarsdraaiend, cylindervormig kussentje van een 10 cm. Daarover wordt het patroontje gewikkeld zodat het einde met het begin aansluit. Het vormt dus een doorlopend patroon. Men kan er alleen lintjeskant op vervaardi gen. Dit kussen rust volledig op de schoot van de werkster. B. De spellewerkstaan Het ronde kussen daarentegen rust alleen langs voor op de schoot van de kantwerkster. De achterkant rust op een in de hoogte verstelbare steun, aan een plank bevestigd, waarop de voeten steunen, die ook het geheel in bedwang houden. Men noemt dit in Tielt : spellewerkstaan. C. Het patroon. Op het kussen wordt het patroon gelegd. Oospronkelijk was het in perka ment. Heden wordt daarvoor speciaal karton gebruikt. Daarop bevindt zich de tekening en zijn de gaatjes reeds geprikt waarin de spelden, die de tekening bepalen, zullen terechtkomen. D. De klossen. De spellewerkster heeft ook tal van klossen nodig; deze worden soms ook
blokken of stokken genoemd. Hun aantal varieert van minimum een 12-tal tot soms 2 à 300, volgens de fijnheid en de grootte van het werkstuk. Deze klossen variëren eveneens in grootte en dikte, naargelang het garen waar mee wordt gewerkt. De klossenvoorraad van een bedreven kantwerkster, die zich niet beperkt tot steeds hetzelfde werk, loopt algauw op tot boven de duizend. E. De spelden Om het roesten te voorkomen, gebruikt men koperen spelden. Naargelang de aard van het werk zal men dikke of dunnere spelden gebruiken. De dikte van de speld bepaalt mee de diameter van de oogjes, die soms een ver siering op zichzelf kunnen vormen. Dikkere spelden beschadigen wel vlug ger het patroon. F. De toile. Om, bij het over en weer werpen van de klossen, te verhinderen dat de dra den aan de reeds ingeplante speldekoppen zouden haperen, wordt het werk afgedekt met een beschermend vel. Meestal is dit rond, ca. 45 cm in door snede met centraal een ronde opening van een 10 cm. In deze opening wordt gewerkt, de rest blijft afgedekt. Vroeger gebruikte men daarvoor een zware zwarte toile. Tegenwoordig wordt die meer en meer door zware, doorschijnende plastiekfolie vervan gen. G. De schaar en de haakpen. Een klein schaartje en een haakpen behoren eveneens tot de uitrusting. Als haakpen gebruikte men vroeger vaak een afgedankt pijltje van een vogelpik, waarvan men de punt gewarmd en gekromd had. Dat is zowat alles wat uiterlijk bij kantklossen vandoen is. Men kan echter nog niet uit de voeten zonder nog een paar andere hulpmiddelen. Eens zal het garen, dat zich op de klosjes bevindt, opgewerkt zijn. Ze moeten dan herwonden worden. H. De klossenwinder. Voor het herwinden van de klossen gebruikt men een klossenwinder. Ook hiervan bestaan heel wat varianten. Het komt er bij alle modellen op neer dat de klos gegrepen wordt en door een of ander systeem op een groot toe rental wordt rondgedraaid, de draad opwindend in rechtse richting, die met een licht zigzaggende handbeweging de lagen vast op elkaar legt. De opgewonden draad wordt vastgelegd met een speciale knoop, tegen ongekontroleerd aflopen. E)e haspel. Het garen wordt tegenwoordig op «connen» geleverd. Vroeger was dat op «strengen». Dan had men ook een haspel vandoen om de strengen erover te hangen om het «vernestelen» van deze zeer fijne draad te voorkomen. J. Het garen. En wanneer je nu nog een voorraad garen van allerlei dikten, kwaliteiten 8
en kleuren in huis hebt, en nog een priknaald bij de hand, dan is je uitrus ting volledig.
4. De bakermat : Vlaanderen of Venetië ? Op het einde van de 15e eeuw moet de kloskant zijn ontstaan. Vlaande ren en Venetië betwisten elkaar de eer de bakermat van de kant te zijn. Zijn primeurschap tracht Vlaanderen te bewijzen met een schilderij van Hans Memling, «Madonna met kind» (ca. 1485) dat de familie Floreins uit Brugge voorstelt. Het koorhemd van de aanbiddende priester is voorzien van een strookje puntvormige kant als omranding. In Italië vermeldt een inventaris van de Milanese familie Sforza, opge maakt op 12 september 1493, de aanwezigheid van «een getand lint van een laken». De kantindustrie, die hier volop ingang zal vinden, betekende in latere eeuwen een goudmijn voor Vlaanderen. De uitvoer naar Frankrijk en Engeland was zeer belangrijk. De Franse regering zag zich genoodzaakt hoge invoerrechten te heffen op kant, om te beletten dat te veel Frans geld naar Vlaanderen zou afvloeien. Een gevolg daarvan was het opzetten van een zeer geraffineerde kantsmokkel. Tussen 1820 en 1836 werden aan de Frans-Vlaamse grens 40.300 honden neergeschoten, die speciaal waren afgericht om kant te smokkelen; dit stemt overeen met zeven dieren per dag ! Ook de Engelse koningin Elisabeth I was tuk op kant. Bij haar overlij den liet zij ongeveer 3.000 (jawel : drie duizend !) kanten jurken na.
5. Sinte-Anna. Sinte-Anna is de patrones van de spinsters en kantwerksters. Haar feestdag valt op 26 juli. Vroeger, toen «spellewerken» nog een schamele broodwinning was, was die feestdag voor de kantwerksters een dag van uit gelaten verpozing. Het was hun «mestdag» (van «misdag»). Patroonsfeesten werden toen nog met devotie en passende luister gevierd. Sommige van die vieringen overleefden tot op vandaag, maar verloren toch veel van hun oorspronkelijke betekenis. Noemen we maar : 19 maart 18 oktober 25 oktober 22 november 1 december 4 december 13 december
St .-Jozef St.-Lucas St.-Crispyn Ste.-Cecilia St.-Elooi Ste.-Barbara Ste.-Lucia
Timmerlieden. Schilders. Schoenmakers. Muzikanten. Boeren en smeden. Mijnwerkers en pompiers. Wevers (textielbewerkers).
Laatstgenoemde werd na W.O. II verplaats naar het 2e weekend van januari. 9
VO O R ’T K A N T K U S S E N ★ 66
M atig bewogen
V..-V-1 -1
V -tv
-O
1. Los-jes, los - jes, 2. Zachtjes, zach-tjes, 3. Los-jes, lo s - jes.
-p
los - jes, lach- tjes los - jes.
r . . -JsL —
Vlie-gen doen de Rei - zen ons ge Ktn-ders gaan als Piano
klos - jes, Van den dach- tjes. Van den klos - jes, Van den
e-nen kant. Naarden an-dren kant. e-nen kant. Naarden an-dren kant. e-nen kant. N aarden an dren kant. np
P
—
\ -- V.... Vrouw-kens ko- men Kan er ie- mand Kin - der- keus der
zal dat kan-tje die ge-dach-tjes reikt er u zijn
ï - = -------“ T dra- gen? ra - zen? ar - men?
vra pei ar
gen: Wie zen, W iar men. Wie
EPEE5E Het Lef - ste kind, het Naar 'tlief-ste kind, naar hef - ste kind. het Het
- ï — ---- h:
=F
Ko - nings-kind.1 Het ’tK o - mngs-kind. Naar Ko - nings-kind, Het
Lef- ste kind van 't lief ste kind van hef ■ ste kind van
't land ! Het 'tland! Naar 't land! Het
£ lief-ste kind, bet Ko-nings-kind. Het lief-ste kind van 'tland! ’tlief-ste kind. naar ’tKo-nmgs-kmd.Naar'tlief-ste kind van 't land! hef-ste kind. het Ko-nings-kind. Het lief-ste kind van ’t land! I. De dichter stelt zich de speldewerksters io or, die een kant vervaardigen voer het prinsje of het prinsesje, het c Koningskind. » T. RENE DECLERCQ. M. EM Œ L HULLEBROECK. K. Zes Liederen, 6de reeks. — Het lied moet zeer lichtjes uitgevoerd worden : meestal de noten staan « staccato » getekend. Uitspraak van da woorden fijn verzorgen I
Samen met het verdwijnen van het kantambacht stierf ook de viering van Sinte-Anna uit. De huidige jaarlijkse «Berefeesten» van de St.-Janstraat te Tielt groeiden uit de vroegere St-Annafeesten; maar voor velen is de oorspronkelijke betekenis van deze viering totaal onbekend : verering van hun patrones door de spinsters en kantwerksters. In Brugge,, wereldvermaard om zijn kant, is de parochiekerk van de wijk die nu zo bekend is om zijn oude, kleine, typische huisjes (in feite een zuiver gevolg van de vroegere armoede in deze arbeiderswijk !) Sinte-Anna toegewijd. Het interieur van deze kerk, gebouwd in 1514/16 en herbouwd in 1611, is het mooiste van heel Brugge; dat dankt zij niet aamde voorspoed van de doorsnee wijkbewoners : alleen met volle dagen kantklossen konden de vrouwen de hongerdood van hun gezin afweren.
6. Liederen. Het was gebruikelijk onder het kantklossen te zingen. In de klooster scholen zong men' meestal liedjes met godsdienstige inslag, of toch min stens met een opvoedende waarde, die gewoonlijk met een zedenles eindig den. Maar ook buiten de scholen zongen de kantwerksters. Vele van hun eigen liedjes waren zo geritmeerd en hadden een bepaald aantal verzen om hen te helpen tellen bij het werk : vooral het aantal slagen van het uit te voeren motief. Emiel Hullebroeck, die over talrijke beroepen een lied komponeerde, schreef er zelfs twee ter ere van de kantwerksters : - « Van ’t kantkussen», op tekst van René Declercq, in maat 2/4. - «Spellewerksterslied», op tekst van C. Devisschere, in 6/8. Guido Gezelle rijmde een 18 strofen lang huldedicht : «De spellewerksters» (Tijdkrans II). Enkele streken hadden hun eigen liederen. Zo zijn er uit leper bekend. Een specifiek Tielts spellewerksterslied is, zo er ooit een bestond, niet bewaard gebleven.
H. ONTSTAAN VAN KANT IN HET TIELTSE. 1. Weleer: het spinnen. Begon het kantwerken te Brugge omstreeks het einde van de 15e eeuw, in het Tieltse kwam het maar in zwang rond 1840, maar dan met zo’n explosie dat het in 10 à 15 jaar tijds heel de streek overspoelde. Tielt was tot dan een gemeente waar de vrouwen hoofdzakelijk spinsters waren. De eerste spinschool werd hier pas in 1813 opgericht. Met de Franse revolutie waren alle kloosterorden op de vlucht geslagen of ontbonden en waren hun bezittingen verbeurd verklaard. Dit beïn11
vloedde rechtstreeks de huisarbeid, daar de kloosters veel nood opvingen door o.a. het verstrekken van onderwijs en bijstand (brood, soep). Na de Belgische onafhankelijkheid ontstonden weer groepjes «gods vruchtige dochters», die nog geen echte kloosterorden uitmaakten, maar er meestal naar toe groeiden; zo zal uit de gemeenschap van de gezusters Bals, op de wijk «Boekboom», later de orde van «Het Geloove» ontstaan. Bij omzeggens al deze stichtingen was de stichting van een spinschool betrokken. Ook op de wijk de «Grauwenboom» hielden de gezusters Vroman een spinschool open. Door de opkomst van mechanische spinnerijen in de grote textielcen tra (in Gent reeds in 1801) is op korte tijd met handgespin «het zout in de pap» niet meer te verdienen. De tegenstanders van het mechanisch gesponnen vlasgaren verkondig den zonder schroom dat «niets de kwaliteit van het handgesponnen vlasgaren kon evenaren omdat er het speeksel van de Vlaamse maagden in ontbrak» ! Zouden ze dit zelf geloofd hebben ?
2. De crisisjaren. Weldra kon men met spinnen van 5 uur ’s morgens tot 9 uur ’s avonds nog amper 10 à 25 centiemen per dag verdienen. Dat betekende niet alleen de ondergang van de spinscholen, maar die van het spinnen in het algemeen, kort daarop gevolgd door de ondergang van het weven, dat een aanverwant typisch mannelijk beroep was. Dat luidde voor Vlaanderen de grote crisisjaren in, met 1847 als hoogte punt van armoede en hongersnood. In 1845, ’46 en ’47, drie opeenvolgende jaren dus, was de aardappel oogst voor 92% mislukt. De opbrengst volstond nauwelijks om als pootgoed te dienen voor het volgend jaar. In 1846 en ’47 zat de «brand» in de rogge, het tweede voedingsmiddel bij de doorsnee bevolking. Het deed de voedselprijzen enorm oplopen. Gemiddelde prijzen per kilogram.
Tarwebrood Roggebrood Rundsvlees Varkensvlees Aardappelen/100 kg.
1844 20 ctm. 14 ctm. 85 ctm. 84 ctm. 3,65 fr.
1845 22 ctm. 15 ctm. 92 ctm. 84 ctm. 6.00 fr.
1846 26 ctm. 21 ctm. 94 ctm. 106 ctm. 9,13 fr.
1847 41 ctm. 34 ctm. 95 ctm. 110 ctm. 12,50 fr.
(Uit J. Deguffroy, blz. 8) De groeiende armoede komt ook goed tot uiting in de subsidies die het Tieltse stadsbestuur aan de armenzorg besteedde : 12
1842 1843 1844 1845
20.211 22.997 20.158 25.975
fr fr fr fr
1846 1847 1848
36.684 fr 39.817 fr 32.641 fr
Wanneer men bedenkt dat de totale stadsuitgaven in 1848 slechts 53.850 fr bedroegen, dan heeft men een duidelijk idee van de omvang van de armenzorg (J. Deguffroy, blz. 9). Een soortgelijke tabel, voor Meulebeke dan, vonden we in «Het Boek van Meulebeke» (blz. 93) : 1848 1847 Jaren : 1846 1845 Uitgaven armenbestuur 23.252 fr. 27.197 fr. 29.939 fr. 31.664 fr. Totaal gem. uitgaven: 27.972 fr. 34.151 fr. 35.914 fr. 40.711 fr. Er moest dus dringend naar alternatieven gezocht worden. Toendertijd was die taak nog weggelegd voor de geestelijkheid. Zo danken Tielt en omliggende hun heropstanding aan priester-deken Marcellinus Darras. Pas in november 1835 te Tielt aangekomen, begon hij in april 1837 al aan de bouw van een «ouderlingengesticht», dat reeds in november 1838 in gebruik werd genomen (1).
m . DE KANTSCHOLEN IN HET TIELTSE. In 1839 haalde deken Darras zes zusters Apostolinen weg uit de nu nog beroemde kantschool aan de Jeruzalemkerk te Brugge, met de opdracht de arme Tieltse stadskinderen op te vangen en te leren kantklossen. De eerst kantschool in Tielt was een feit. In 1844 wist diezelfde deken Darras de gezusters Bals -zoals gezegd : de kiem van de latere kloosterorde «Zusters van ’t Gelove»- te bewegen hun spinschool op de wijk de Boekboom te laten varen en op kantonderricht over te schakelen. Van daaruit zullen «de Poelberg» en hun bijhuizen te Oostrozebeke, Kanegem en Aarsele gesticht worden. De «Liefde» en «Salette», aanvankelijk door leken bestuurd, werden later door hen overge nomen. Te Ruiselede en te Meulebeke volgden de zuster Van Sint-Vincentius : aanleren van kantwerk in hun scholen. De kloosters van Wingene en Pittem bleven evenmin achterwege. We geven hier in’t kort de historiek van de bijzonderste kantscholen in Tielt en aanpalende gemeenten.
A. Tielt. 1. De zusters Apostolinen : 1839. Op verzoek van deken Darras kwamen zes zusters Apostolinen uit het klooster, tot op heden het befaamde kantcentrum aan de Jeruzalemkerk te 13
Brugge, naar Tielt. Ze werden ondergebracht in het leegstaande ex-klooster der Zusters Alexianen op de Markt (2), dat pas door de «gendarmerie» was ontruimd. Deze kloostergebouwen waren na de Franse revolutie stadseigendom geworden. Het stadsbestuur verantwoordde zijn gastvrijheid voor de zus ters met volgend argument : «...voor meestal de meisjes van de kantschool zou het kantwerk niet mogelijk zijn geweest in de armtierige, weinig verlichte en dikwijls vol rook zijnde woningen hunner ouders». Dat de school succes kende, bewijst een verslag uit het kloosterarchief. In 1847 werd aan de jonge speldewerksters in totaal 18.140 fr uitgekeerd. In 1855, na zestien jaar werking dus, overschreed men de 500.000 fr !. Maar ook de zusters Apostolinen werden aangemaand «patentrecht» te betalen (zie verder onder V). Op advies van de hogere geestelijkheid wei gerden zij dit, met het gevolg dat ook hun overste, Pauline Jourdan, voor de rechtbank werd gedaagd. Het kloosterarchief vermeldt alleen de veroor deling, maar zegt niets over-het bedrag van de boete of over de aard van de straf. Dit gebeurde in het jaar 1864. In datzelfde jaar verwierven de zusters een eigendom langs de Ieperstraat (3) en verlieten de stadsgebouwen op de Markt. Hoogstwaarschijnlijk was de veroordeling van hun overste daar niet vreemd aan, maar daarover vermeldt het kloosterarchief niets. Al hun klassen, kantschool inkluis, verhuisden natuurlijk mee. De schoolstrijd van 1879/84 deed ook die kantschool heel wat van haar elan verliezen. Men trachtte in 1895 de kantschool wat nieuw leven in te blazen — wat gedeeltelijk lukte — door er een huishoudschool aan toe te voegen. Met de eeuwwisseling kwamen de eerste schoenfabrieken en weverijen, die heel wat meisjes aanspraken. De oorlog van 1914/18 betekende het einde van de kantschool bij de zusters Apostolinen. Er waren toen nog een hondertal leerlingen. 2. De Liefdeschool : 1840 ? Op de wijk «De Grauwenboom» hielden de gezusters Julia, Sisca en Coleta Vroman sinds 1837 een «leer»-^fchool open, met een spinschool ernaast. Het waren geen kloosterlingen en hun school droeg dan nog de naam «De Liefde» niet. Wanneer ze de spinschool lieten varen en met kantklossen van wal staken, is niet met zekerheid te zeggen.. Vermoedelijk gebeurde de omschakeling tussen 1840 en 1845. De school werd door de vrouwelijke jeugd van deze landelijke wijk druk bezocht. In 1869 lieten de, intussen zeer oud geworden, gezusters Vroman hun school aan het klooster van ’t Geloove over, die er een bij huis van die congregatie van maakte en het met de naam «De Liefde» bedacht. Het werd de bloeiendste kantschool van Tielt. Na de eeuwwisseling nam ze deel aan tentoonstellingen in de Verenigde Staten. De kantschool van «De Liefde» hield stand tot 1955, hoewel de belang 14
stelling volstrekt niet meer te vergelijken was met die van vroeger. Hét nog voorhanden zijnde materiaal verhuisde naar het St-Jozefsinstituut, waar de school, op een andere leest geschoeid, na een paar jaar werd heropend. 3. ’t Gelove: 1844. Toen in 1833 de gezusters Theresia en Francisca Bals op de wijk «De Boekboom» hun devoot leven startten, voorzagen ze in hun levensonder houd met spinnen en was hun eerste zorg het oprichten van een spinschool. Op 1 november 1844 startte er een kantschool. Deze dankte, net als te Ruiselede, haar ontstaan aan de intrede van een postulante uit Kortrijk, die het spellewerken onder de knie had. «In die school» vertelt hun kronijk «werd kant vervaardigd van 20 fr de el. De kant die men te Brugge vervaardigde, ging van 4 tot 24 f r de el». In 1849 werd ’t Gelove reeds gelauwerd : op de nationale tentoonstel ling te Brussel verwierven ze een bronzen eremetaal. De landelijke bevolking rond ’t Gelove voelde minder dan in het stede lijk gedeelte van Tielt de aantrekkingskracht van de opkomende fabrieken aan. Niettemin betekende ook voor deze kantschool de oorlog 1914-18 het einde van haar aktiviteiten. 4. De Poelberg: 1845. In zijn woning op de Poelberg gaf Petrus Hullebush, bijgestaan door zijn nichtjes Coleta, Theresia en Melanie Van Severen, sinds het schooljaar 1833-34 gewoon onderwijs aan de kinderen van de wijk. Petrus was de broer van Amelie Van Hullebusch, de eerste die zich bij de gezusters Bals, aan ’t Geloove, aansloot en bij de verheffing tot kloosterorde de eerste overste werd. Het ligt voor de hand dat van daaruit de stimulans moet gekomen zijn om op Tielts hoogste punt een kantschool op te richten. Het was zuster Angelica (die ook met de kantschool aan ’t Geloove was gestart) die op 5 augustus 1845 met acht van haar beste leerlingen naar de school van Petrus Van Hullebusch trok om er onderricht in kant te geven. Met het nieuwe schooljaar dat op 15 september 1881 begon, werd ook de gewone school door ’t Gelove overgenomen. Het huidige klooster en schoolgebouw werden in 1882 gebouwd. 5. De Saletteschool : 1840 Officieel heette die wijk in die tijd «de Stationswijk». Later werd de school genoemd naar het kapelletje dat in 1854 vóór de school werd gebouwd en aan O.L.Vrouw van Salette was toegewijd. De kapel staat er anno 1983 nog. Meester Bernard D^Craemer is daar tussen de volkstelling van 1833' en die van 1846 aangekomen. Samen met zijn moeder en zuster gaf hij er
onderricht. Moeder en zuster staan in de bevolkingsregisters van 1846 ingeschreven als «schoolmeesteresse». Wanneer met de kantschool werd gestart, is ons niet erg duidelijk. Op de patentregisters van 1860 (zie verder onder V) — dit is het eerste jaar dat ook de kantscholen patentrecht dien den te betalen — vinden we meester De Craemer terug met vijf beroepen, in volgende orde : le rang : keersverkoper 2e rang : landmeter 3e rang : fabricant de dentelle avec 30 ouvrières 4e rang : marchand de dentelle 5e rang : maître d ’école. Aan het woord «fabricant» mogen we niet zo zwaar tillen. De «30 ouvrières» moeten als dertig leerling-spellewerksters opgevat worden (zie verder onder V). Waarschijnlijk heeft B. De Craemer, wegens de belastingsplicht, het kantonderricht stopgezet. De volgende jaren komt hij niet meer als dusda nig in die patentregisters voor. In 1877 — de school stond toen al een vol jaar leeg — namen de zusters van ’t Gelove het schoolgebouwtje over, en op 22 april 1877 openden ze er een kantschool met vier, en een «leerschool» met twaalf leerlingen. Eigen lijk heette ze dan de «Sint-Jozefsschool». Beide afdelingen kenden een gun stige evolutie; er diende bijgebouwd in 1905 en in 1908. Met W.O I stopte de kantschool in «Salette». De Sint-Jozefsschool kende pas haar grote ontplooiing na 1925, toen ze overgebracht werd naar de Oude Stationstraat. De huidige enorme gebou wencomplexen langs de Oude Stationstraat, Kroonstraat en Stationstraat zijn het resultaat van de kiemen die 100 jaar geleden in de twee middenste huizen van de «Salettereke» werden gelegd. In 1955 werd, na het sluiten van de kantschool aan De Liefde, het mate riaal naar de Sint-Jozefsschool overgebracht. Na een onderbreking van enkele jaren werd dan opnieuw gestart. Het groeide uit tot een bloeiende kantschool. Nu volgen 46 cursisten, uit liefhebberij, de wekelijkse kantles. 6. Schuiferskapelle : 1843. Schuiferskapelle werd pas in 1862 een zelfstandige gemeente; vóór die datum was het een gehucht van Tielt. De gegevens over het ontstaan en de evolutie van de kantschool in deze Tieltse randgemeente vonden we dus in het Tieltse stadsarchief. Een gewone leerschool werd er eind 1839 opgericht op initiatief en met geld van «desservant Naert». In 1843 vroeg deze Naert een subsidie aan voor het oprichten van een «werkschool». Daarin moet zonder twijfel het kantonderwijs in vervat zijn geweest. Op 15/11/1842 werden vanuit het klooster te Wingene vier zusters naar Schuiferskapelle gestuurd, waar ze een (1ste?) bijhuis stichtten. Op 10/02/1845 werd door Wingene het klooster opgegeven, doch slechts één 16
Modem kantwerk (20 x 20 cm). Uitvoering : Cecile Vandenbulcke.
Een kantklas in de St-Jozefsschool, 1966-67. V.l.n.r. : Anna GoĂŠthals, Brigitte Tack, Christine Deketelaere, Erna Goethals, Jacqueline Pauwels, Mia Van Dierdonck, Lieve Van BĂ elen, Magda Verstraete, Greta Depaepe of Christa Den Doncker, Godelieve Desloover, Annemie Pattyn, Kaatje Casteleyn.
zuster verkoos terug te keren : de drie overige bleven op hun post. Later, en mogelijks reeds van dan af, sloot het klooster aan bij de Zusters van Gits. In 1945 ging het over naar de Zusters van ’t Gelove, waarbij het heden ten dage nog hoort. Deze overdrachten maken het moeilijk de archieven van deze dorps school te volgen, daar ze telkens overgeheveld werden naar het moeder klooster. Uit verslagen van de Tieltse gemeenteraad weten we dat er in 1847 al een kloosterschool te Schuiferskapelle was, waar aan 78 jongens en 116 meisjes kosteloos kantonderricht werd gegeven. Schuiferskapelle zal dus de eerste trein niet hebben gemist. Hoogst waarschijnlijk had ook de eerste wereldoorlog het stopzetten van deze kantschool tot gevolg.
B. Aanpalende gemeenten. 1. Ruiselede : 1845. Pastoor Doom, naar wie Doomkerke, een parochie van Ruiselede, is genoemd, vond bij de Zusters van St.-Vincentius de medewerking om, naar het reeds ervaren succes van deken Darras te Tielt, in zijn gemeente met kantonderwijs te starten. In 1845 traden twee uitstekende Kortrijkse kantwerksters als postu lante tot de orde toe. De kantschool was meteen een feit. Het sloeg zó bij de bevolking in dat een derde onderwijzeres werd aangetrokken. N a enige jaren telde de kantschool 250 leerlingen, in leeftijd variërend van 6 tot 60 jaar. Uit Aalter, Kanegem en andere aangrenzende gemeenten kwamen ze te Ruiselede in de leer. De werkuren liepen van 6 tot 11.45 uur en van 13 tot 20 uur. Al wie zijn «communie» nog niet had gedaan, mocht naar huis als zijn «pil» (van peil, een bij ouderen nog gangbare term voor wat «verplichte hoeveelheid» betekent) was afgewerkt. Wanneer ze door eigen schuld hun peil niet had den gehaald,werden ze bij wijze van straf, zonder schort naar huis ge stuurd, tot spot van al wie ze ontmoetten. Alleen de oudere leerlingen en volwassenen mochten bij kunstlicht (petroleumlicht) werken. Dat was een bisschoppelijk bevel voor alle katho lieke scholen van het bisdom. De kinderen kregen dagelijks een half uur onderricht in lezen. De cate chismus leerde men onder het kantklossen. Typisch voor Ruiselede was het bestaan van het «speelkantje» op «bet kussen van liefdadigheid». Dat was een lintjeskant op het kussen van de les geefster. Ieder volwassen leerling moest dagelijks een motiefje afwerken. De opbrengst van dat kantje diende om kledij te kopen voor de meest noodlijdenden onder hen. De kantschool van Ruiselede had zich gespecialiseerd in «Valencienne», een zeer fijne, kunstvolle kant. In 1877 werd aan de leerlingen in totaal IS
100.000 frank uitbetaald. In 1912 kon Zuster Antonina, die toen de kantschool bestuurde, werk uitgeven aan 350 speldewerksters, leerlingen en thuiswerksters. Herhaaldelijk kreeg Ruiselede echt kunstwerk te vervaardigen, o.a. een pracht van een voile ter waarde van 55.000 fr. voor een Amerikaanse prin ses; in 1916 kwam de vererende opdracht een «mantilla» te klossen, die zou aangeboden worden aan de koningin van Spanje als dank voor de voedsel hulp tijdens de oorlog. Het laatste groot werk dat in de Ruiseleedse kantschool werd vervaar digd, is de grote voile in « Valencienne» voor het beeld van O.L. Vrouw van de Zeven Weeën in hun eigen kapel. Een zekere Martin, waarmee de school veel zaken deed, tekende het ontwerp, zuster Antonina maakte het patroon en de knapste leerlingen voerden het uit. Dit kantwerk siert nog steeds het beeld en werd gemaakt als dank voor de bescherming tijdens de oorlog 1914/18. Zo vlug als de school was gegroeid, zo snel takelde ze af na de oorlog 1418. Ze hield het nog uit tot het begin van de dertiger jaren. Vanuit het moederklooster in de Bruggestraat trokken na verloop van tijd een groepje zusters naar de wijken «’t Haantje», «Axpoele» en «’t Veld», waar telkens een kantschool werd overgenomen en een kloostertje gebouwd. 1. a / ’t Haantje : 1857. Dit wordt hun eerste bijhuis. Er bestond op die wijk, naast een kant school, al een betalende school in een privé-woning ondergebracht en door leken gehouden. Pastoor Doom van Ruiselede kocht een landelijk huisje, waar op 28 januari de gewone school en op 1 april de kantschool onder leiding van de zusters van start gingen. De kloosterannalen vertellen dat de eerste vijf zus ters er als op een missiepost leefden. Rond 1880 moeten, zowel de leer- als de kantschool elk een 100-tal leer lingen hebben geteld. 1. b/Axpoele: 1853. Ook Axpoele, op een boogscheut van het Axpoelekruis (er geplaatst ter herinnering aan de veldslag die er tussen Diederik van den Elzas en Wil lem van Normandie beslecht werd met de kroon van Vlaanderen als inzet) kwamen zich enkele zusters vestigen. Dit gebeurde in 1874. Ze namen er de leer- en kantwerkschool over, die daar in 1853 door de gezusters Van Renterghem was opgericht. Méér gegevens vonden wij in de bronnen niet. 1. c ’t Veld: 1884. Dat jaar trokken drie zusters vanuit het hoofdklooster naar ’t Veld —
ook Kruiskerke geheten. Ook daar bestond toen al een kantschool. Die was door de juffrouwen Theresia Van den Eynde en Nathalie Van Hullebusch in hun huis opgericht. Toen beide juffrouwen in 1894 de wijk verlie ten, nam het klooster de taak over. Het kloosterarchief vertelt iets noch over de juiste datum van oprich ting noch over de sluitingsdatum. 2. Pittem : 1842. Te Pittem moet het ontstaan van de kantschool in 1842 gesitueerd wor den. Dagregisters uit dat jaar en volgende vermelden regelmatig de aan koop van «staens, blokken, kussens en kleedjes». Officieel gebeurt de stichting maar in 1846. Ook hier was het de pastoor, E.H. De Costere, die de pro motor was van deze nieuwe activiteit voor meisjes en vrouwen uit de arbei dende klasse. De uitvoering werd toevertrouwd aan de «communiteit van Geestelijke Dochters» een soort kloostergemeenschap, waaruit in 1848 de «Zusters van Maria» zullen ontstaan. Zoals elders bereikte ook hier de kantschool algauw de top. Tegen eind 1846 waren er al 300 leerlingen. In het schooljaar 1912-13 was het leerlingenaantal gezakt tot 100. Net als voor de andere, betekende de oorlog 14-18 de definitieve stop zetting van de kantschool. Veel is er over de kantschool van Pittem niet geweten. In 1909 had ze mogen meewerken aan het kanten kleed dat door de provincie WestVlaanderen aan prinses Elisabeth werd geschonken. 2 a / De Kriekeschool : 1869. Op enkele «herenhoeven» in de buitenwijken van Pittem bestonden «huisscholen» waar gewoon lés werd gegeven, maar ook de beginselen van spellewerken werden aangeleerd. Dit was het geval bij ondermeer Eugenie en Thecla Craenspoel op «den Berg», die in 1860 onderricht gaven aan een 30-tal leerlingen, en bij Sisca De Mare op de «Muizelaere». In 1869 bouwden de Zusters van Maria uit Pittem op de hoek van de Kriekestraat langs de baan naar Meulebeke een nieuwe school, aan St.-Jozef toegewijd, maar die in de volksmond als de «Kriekeschool» zal bekend blij ven. Op 3 oktober 1869 opende ze met 58 leerlingen. In 1873 werd een kapel aangebouwd. Waarschijnlijk sloot ook deze school na 1918 haar kantafdeling. 3. Egem: 1846. Door toedoen van de weledele Jonkvrouw Marie Van der Gracht ■ >o - O
d’Eeghem, werd een reeds bestaand schooltje uitgebreid en begon men er met kantonderwijs. Een zekere Rosalie Verstraete was er de eerste lerares kant. In 1850 waren reeds 70 meisjes ingeschreven. In 1853 treedt Rosalie Verstraete in het klooster te Deftinge. Ze werd er later algemene overste. Ze werd te Egem in datzelfde jaar opgevolgd door Rosalie Regelbrugge, die «meesteresse» bleef tot haar overlijden op 2 januari 1861. Haar opvolgster was Barbara Mattens, een legendarische figuur te Egem. Ze was zeker reeds in 1853 in de kantklas bedrijvig. Toen in 1875 de Zus ters van Maria uit Pittem hier een bijhuis kwamen vestigen, was dit voor Barbara een zware slag. Zij die zoveel had verwezenlijkt voor de arme kin deren van het dorp, zag heel wat van haar leerlingen naar de kloosterschool overgaan. In 1879 werd haar school gesloten en nam ze haar intrek in het klooster, zij het niet als religieuze. Ze bleef er kantles geven. Ze overleed op 2 december 1915 «in den ouderdom van 90 jaren». Het is algemeen bekend dat er in Egem talrijke jongens waren die kantles volgden. 4. Wingene: 1838. De kronieken van het klooster te Wingene vermelden enkel dat er spellewerkonderricht in de school werd gegeven; jaartallen noch resultaten worden meegedeeld. Toch mogen we voor waar, aannemen dat van den beginne af dit ambacht er zal onderwezen geweest zijn, te meer daar de eerste stichting te Wingene de naam kreeg van Ste-Anna, de patrones van de kantwerksters. In 1861 kwam pastoor Termote te Wingene aan. Hij zorgde ervoor dat op alle Wingense gehuchten een schooltje kwam waar, naast godsdienstonderricht, lezen en schrijven, ook kantles werd gegeven. Al deze stichtingen gebeurden door het moederklooster van Wingene. 1862 Stichting op Wingene-Veld (St Jan). 1864 Ste-Theresiaklooster op Wildenburg. 1867 Stichting O.L.Vrouw Visitatie op Den Ondank. 1872 Oprichting van St-Elooi (oud klooster). Beide laatste kloosters zullen in 1954 verdwijnen en samengebracht worden in een nieuw klooster, dat bij de wijkkerk komt. 1881 Nieuw hoofdklooster in de Pastoor Termotestraat. Weldoeners, en naar alle waarschijnlijkheid ook de afnemers en doorverkopers van de produkten van de «arm leer- en kantschool», waren de families : - van der Brugge, van het Wildenburgkasteel; - dokter Ivo Slock-Verkest en hun dochter; - juffrouw Hortence Suys, van het Munckkasteel. • Pierre Verhaeghe roemt in zijn boek «La dentelle belge» (1912) de invloed die «mademoiselle Slock» aanwendde om te Wingene te maken «la fine duchesse de Bruges». Hij citeert ze ook als fabrikante, die zeer kunstvolle tekeningen ontwierp naar het voorbeeld van oude patronen, die ze met grote nauwkeurigheid herwerkte en liet vervaardigen (blz. 106). 21
5. Kanegem: 1846. Onderpastoor Verstraete nam in 1846 het initiatief om in het huis van «boer De Clercq» een kantschool in te richten. Hij nam daartoe zijn toe vlucht tot de Zusters van ’t Geloove uit Tielt die hem een zuster stuurden om samen met twee leken het kantonderricht op gang te brengen. Vier jaar later telde de school reeds 100 leerlingen. In 1853 verliet ze de hoeve waar ze ontstaan was voor een lokaal dat meer in’t centrum lag. 6. Aarsele: 1850 ? Wanneer precies de kantschool ontstond, weten we niet. Wel weten we dat in 1858 twee zusters van «’t Geloove» naar Aarsele trokken om er de kantschool over te nemen, die reeds enkele jaren bestond. We zetten het jaar 1850 voorop omdat toen de Kanegemse kantschool haar hoogtepunt kende en het nabij gelegen Aarsele daarop wel zal inge speeld hebben. In 1867 werd ze gesloten en in 1870 heropend. We vonden geen reden voor deze drie jaar durende onderbreking. Over een datum voor de definitieve sluiting tasten we eveneens in het duis ter. 7. Oostrozebeke : 1853. Op deze typische vlassersgemeente werd in dat jaar door «’t Geloove» overgeschakeld van een spinschool, die in 1840 was opgericht maar door tijdsomstandigheden overbodig was geworden, naar een spellewerkschool. In 1865 nam de «kantschool voor jongens» — de jongens leerden stropkant maken — haar intrek in de nieuwe gebouwen in het «Mandelstraatje». De kantschool voor meisjes bleef nog een hele tijd naast de pastorie in de zogenaamde «pastoorschole». Er kwam in 1897 een breischool bij, die in 1900 met 9 machines was uitgerust. In 1902 ging ze ter ziele. De kantschool bleef bloeien. Op 2 febr. 1870 werd door «’t Geloove» een nieuw klooster geopend op de Ginste. De kloosterannalen spreken alleen over een «leerschool» en in 1890 over de oprichting van een «huishoudklas». Een kantschool kwam op deze Oostrozebeekse wijk blijkbaar niet tot stand. 8. Meulebeke. We mogen gerust aannemen dat, net als elders, de kantscholen om streeks 1840 zullen zijn ontstaan. Mogelijks is Meulebeke zowat de enige gemeente uit de Tieltse regio waar het ontstaan van dit onderwijs niet samenvalt met de oprichting van een of andere kloosterorde. Of toch ? 8. a / Wezengesticht. De zusters die de zorg hadden over bejaarden en weeskinderen, leerden 22
ook deze laatsten het beroep van kantwerk(st)er aan. Dit klooster was en is nog een onafhankelijke gemeenschap, die nooit bijhuizen heeft opgericht. Over hat ontstaan van hun kantonderricht ben ik niets te weten gekomen. Het eindigde met W.O.I. 8. b /H e t centrum: 1861. De «Zusters van Liefde» uit Heule openden pas in 1861 het klooster in Meulebeke-centrum. De eerste reeds bestaande school, lag in de «Roosebeekstraat». De zusters woonden er echter niet. De kloosterannalen mel den dat de zusters...«sedertdien dagelijks over en weer gingen om school te houden voor de kantwerksters en voor de arme knechtjes en meisjes». Er moet dus al eerder met kantonderwijs zijn gestart. Later werd deze school, na het aankopen van de «stichting Vermeulen» naar de plaats van de huidige bibliotheek overgebracht. 8. c / De Paanders : 1865. Vanuit het centrumklooster werd een bijhuis opgericht op de wijk «De Paanders». Over die school, volgende passage: «1894. Van dan a f moesten de arme kinderen, die tot dan toe den gehelen dag kantwerk maakten, nu ook het onderwijs in de lagere school volgen». Verder wordt aangehaald dat men ervoor zorgde dat ze «het kantwerkstieltje dat voor hen onontbeerlijk was, konden leeren vóór en na het onderricht hun in de lagere scholen gegeven. Enkel na de Plechtige Communie hielden ze zich den ganschen dag met kant werk bezig». In 1902 bouwde men er een nieuw lokaal voor de kantschooh.Het uit breken van de oorlog in 1914 betekent er eveneens het einde van de kantschool. «... Die bloeiende kantwerkschool, welstand der bewoners van deze wijk, wordt ineens opgeschort en kan nooit meer heropend worden». 8. d / Het Veld: 1865. Hetzelfde jaar als op «de Panders» wordt op «Het Veld» een bijklooster geïnstalleerd. Ook hier moet al een kant- en leerwerkschool zijn geweest, want, vermeldt het kloosterarchief .. «het kantwerken toen in ’t veld zeer bloeiend was, ja enigzins vermaard...en dat velen van de plaats naar ’t Veld kwamen om kant te leren maken. ... Enkel in 1901 werd de kantschool voor knechten voorgoed afgeschaft». De kantwerkklas voor meisjes, met de adultenscholen, werd afgeschaft in oktober 1919. 9. Dentergem Een nu 86 jaar oude kloosterzuster uit het rustoord te Dentergem ver23
zekerde mij dat in de gemeente, in een ver verleden, nog kantonderricht werd gegeven. Over data, noch van start noch van stopzetting, kon ze enige aanwijziging verstrekken, zelfs niet bij benadering. Merkwaardig : Dentergem is de enige van alle aan Tielt palende gemeenten waar het kloosterarchief niets vermeldt over het geven van kantonderricht. In 1861 trokken drie zusters vanuit het moederklooster te Ruiselede (waar nochtans een erg bloeiende kantschool bedrijvig was) naar Dentergem om er onderricht aan meisjes te geven. In 1877 werd hen tevens de zorg over de weeskinderen toevertrouwd, die tot dan in het bestaande «armhuis» waren opgenomen. Twee hypothesen lijken mij hieromtrent mogelijk: het zou kunnen dat alleen aan de inwonende weeskinderen het kantambacht werd aange leerd, en dat dit de reden zou zijn waarom het kloosterarchief er niets over vertelt. Ofwel was het geven van kantles zó doodgewoon geworden dat dit het vermelden niet meer waard was... Het zou zeer sterk verbazen, mocht de vrouwelijke bevolking van Dentergem niet mee in de dans gesprongen zijn toen dit in die tijd zeer lonend beroep overal hoge scores lukte. Bewijzen van kantonderricht te Dentergem hebben we echter niet.
IV HOGE VLUCHT Dat de kantscholen het goed deden, kunnen we opmaken uit de versla gen van de gemeenteraad van Tielt (SAT bundels 36 à 39). Het valt op dat de kantscholen heel wat meer leerlingen telden dan de lagere scholen — toen leerscholen genoemd — alhoewel de cijfers in de loop der jaren naar mekaar toe groeien.
Aantal leerlingen die kosteloos onderwijs genoten (*)
1847/48 1848/49 1852/53 1856/57 1859/60 1860/61 j. m. j. m. j. m. j. m. j. m. F m. Gemeenteschool Partikuliere scholen : Klein College C. De Volder F. Beke F. D ’Hondt Totalen : 24
57 14 16 16 16 16 32
23 24 14 24 37 61
16 18 48 16 64
20 51
9
12
13 16
154
8
8 ,
84 8 92
43
8 42
112 8 205 8 120 213
Kantwerkscholen : ’t Geloove D ’Hope Apostolinen Kloostersch. Sch. Kap. B. De Craemer R. Vroman
81 102 190 78 23 78
122 62 81 75 101 52 133 63 88 41 99 35 312 187 318 156 378 104 116 51 77 24 77 48 16 24 33 14 32 100 52 34 52 36 5C
82 69 346 66 26 97
32 40 30 31 97 193 22
37 36
7445 221 44
35
42
88
56
552 831 431 622 381 705 273 686 194 342 115 472 587 959 536 1.053 1.086 1.383
Totalen :
(*) j. staat voor jongens m. staat voor meisjes. Bron : J. Deguffroy, blz. 240. In zijn boek «De slechte jaren 1840-1850 in het arrondissement RoeselareTielt», noteert Jozef Devogelaere volgende cijfers over de kantbedrijvigheid ten jare 1845. We haalden er de Tieltse randgemeenten uit. Gemeente Aarsele Meulebeke Oostrozebeke Pittem Ruiselede Wingene
leerlingen
meesteressen
meters kant geproduceerd
125 134 46 78 240 183
4 3 2 3 5 6
2.450 5.728 • 1.750 T.748 8.000 625
uitbetaald loon. 5.800 7.080 1.638 2.773 6.750 5.400
fr. fr. _ fr.’ fr. fr. fr.
Wat Tielt zelf betreft, worden geen cijfers aangehaald. Het valt op dat Wingene, in verhouding tot de rest, zeer weinig meters kant voortbrengt maar toch een even belangrijk deel in het loon verwerft, wat wijst op de kwaliteit van de aldaar geproduceerde kant. In 1846 al vreesde arrondissementscommissaris Vandamme dat de produktie weldra de behoeften zou overschrijden, want dat er in zijn distrikt ieder jaar 2000 nieuwe kantwerksters werden gevormd en er 240.000 meters kant werden afgewerkt.
V. PATENTPLICHT. Patentplicht is hetzelfde als belastingsplicht. Het was een systeem van belastings-onderwerping, dat na de Franse Revolutie werd uitgedacht. Het overschakelen van spin- naar kantbedrijvigheid was een zegen voor onze streek. In de vijftiger jaren viel er met kantklossen in de scholen 60 à 70 ctm. per dag te verdienen, evenveel als met 12 uren kinderarbeid in de fabriek. Bovendien kregen de kinderen op de scholen nog onderricht in lezen, schrijven en catechismus. 25
Weven was toen gedegradeerd tot een beroep dat amper 25 ctm. per dag opleverde. Spellewerken was dus een lonende bezigheid geworden. Dat ontging ook de toenmalige liberale Belgische regering niet. In 1860 werden alle kantscholen voor het eerst in het patenboek ingeschreven. Naast hun naam staat geakteerd : «Prospection exercée et reconnue par le rencencement général du patentes». (SAT. bundel 1726). Het kwam er op neer dat ze voor fabrikanten werden aangezien. Er werd een belasting van 1,25 fr. per leerling gevorderd. In West-Vlaanderen vielen 400 scholen, — eigenlijk mócht je ze kantfabriekjes noemen — onder dit stelsel. Er was een echte schoolnijverheid ontstaan en sommige leerlingen verdienden er goed hun brood. Wie buiten schoolverband aan kanthandel deed, kon niet concurreren. De scholen kwamen ifi opstand tegen deze beslissing. Ze wierpen op ’dat ze aan hun leerlingen geen cent verdienden, dat het onderricht, behalve de kosten van het materiaal, kosteloos werd verschaft, dat de leerJingen er voor eigeh rekening werkten. Geen enkele werknemer betaalde toen belasting, wat het verzet tegen deze aanslag verduidelijkt. De kerkelijke overheid protesteerde mee* Het bisdom verbood alle gevorderde patenten te betalen. Het baatte niet. De schooldirecties werden in 1864 voor de rechtbank gedaagd. - Het Gelove kreeg een boete opgelegd van 2000fr. Men had het vooral op zijn bijhuizen te Kanegem en Aarsele gemunt. - De overste van de Apostolinen werd eveneens gedagvaard, maar hun kro niek vermeldt alleen het feit, en maakt geen gewag van de omvang van de straf. Mogelijks was de daarop volgende verhuizing uit de stadslokalen hen daardoor opgedrongen. Het kan, doch niets is bewezen. De patentregisters geven ons ook een beeld van het aantal tewerkgestelden in de bedrijven, in dit geval de kantscholen. We haalden de kantfabrikanten uit de registers van 1860, de eerste opname van de kantscholen — uit die van 1871, het laatste boek — en uit 1865, een blik middenin.
1. Patentboek 1860 a / Fabrikanten. Bruggestraat Hoogstraat Kortrijkstraat Markt Ie wijk 3e wijk 4e wijk 5e wijk 7e wijk 9e wijk 26
Impe Frédéric De Veyn Vve Louis Bekaert Marie *Jourdan Pauline (Apostolinen) *Vroman Soeurs (Liefde) *Coene Virginie (Kapelle) *Mussche Jacques (ergens Biesgat) *Hullebusch Amelie (’t Geloove) *Van Severen Soeurs (Poelberg) De Craemer Bernard (Salette)
14 werksters 8 werklieden 8 werklieden 160 werklieden — — 80 ouvrières — 55 ouvrières 30 ouvrières
3e rang Ie rang le rang Ie rang le rang Ie rang Ie rang le rang Ie rang 3e rang
b / Handelaars. Bruggestraat 9e wijk
Mortier Constant De Craemer Bernard (Salette)
le rang 4e rang
Noot : Op de 3e wijk vinden we Coene Virginie. Het was de zusterkantverantwoordelijke van de kloosterschool van Schuiferskapelle. Aange zien deze gemeente op 8/08/1862 onafhankelijk werd, komt ze op de vol gende tabellen niet meer voor. Met * aangeduid kregen de vermelding: «Prospection exercée...» (zie hoger.) achter hun naam. Waar — staat, stond geen aantal vermeld.
2. Patentboek 1865 a / Fabrikanten. Hoogstraat Markt Ie wijk 5e wijk 7e wijk
Devolder Enfs Louis Jourdan Pauline (Apost.) Vroman Gezusters (Liefde) Van Hullebusch Amelie (Gelove) Van Severen Gezusters (Poelberg)
28 ouvrières le 150 ouvrières le — le 60 ouvrières le 55 ouvrières le
rang rang rang rang rang
b / Handelaars. Bruggestraat Ieperstraat
Debacker Veneranda Vanhekke Wed. Désiré
3. Patentboek 1871 a / Fabrikanten. Hoogstraat Ieperstraat Ie wijk 5e wijk 7e wijk
Devolder Enfts Jourdan Pauline (Apost.) Vroman Rosalie (Liefde) Van Hullebusch Amelie (Gelove) Goethals Augusta (Poelberg ?)
28 86 25 13 24
ouvrières ouvrières ouvrières ouvrières ouvrières
le le le le le
rang rang rang rang rang
b / Handelaars. St.-Janstraat Kortrijkstraat 7e wijk 7e wijk
Pickery Adolphe Robberecht Eduard Verhuist Henriette Vandaele Rosalie
in ’t klien. — —
in ’t klien. 27
In het huis naast de Patersdreef, nu apotheek Thiers, woonden in 1866, 4 religieuzen met 24 kantwerksters. Ze staan op de patentregisters niet ver meld. Ontsnapt aan het oog van de fiscus of zou het de werkplaats van Devolder Enfts zijn ? Een kijk op deze drie tabellen maakt duidelijk, dat de kantschool der Zusters Apostolinen veruit de belangrijkste was van Tielt, wat anderzijds ook bewijst dat spellewerken niet alleen op de buiten doch evenzeer in het stadsgedeelte werd beoefend. Eveneens valt op dat het aantal ingeschreven leerlingen in de scholen sterk terugloopt, wat erop wijst dat er meer thuis dan uitsluitend op school werd gewerkt. De handelaars werden talrijker.
4. Almanak van West-Vlaanderen. Wij boorden een andere bron uit die tijd aan : de «Provinciale almanak en wegwijzer van de stad Brugge en der provincie West-Vlaanderen», een jaar lijkse uitgave, die omstreeks 1780 moet zijn ontstaan en tot 1928 verscheen. Van het merendeel van deze almanakken is een exemplaar in het Brugse Stadsarchief bewaard. We controleerden zeven almanakken tussen 1860 en 190Ô, met tussenpauzen eerst van 10, dan van 5 jaar. , De almanakken geven, in tegenstelling tot de patentregisters, geen informatie over de belangrijkheid van de handelszaak. Anderzijds stelden we vast dat ze niet altijd volledig betrouwbaar zijn, omdat ze zich moge lijks door reklamedoeleinden lieten beïnvloeden. Zo weten we o.a. zeer goed dat Clémence Vande Voorde (echtgenote Henri Neirinck) in 1885 aan «De Liefde» een kanthandel startte, maar haar zaak wordt in de geraad pleegde almanakken niet vernoemd. 1860 kozen we uit om ons onderzoek te starten omdat het, bij de tien delige jaren, het eerst jaar is waarin de kanthandel wordt vermeld. adres
Naam Horta Impe Mulle Gezusters *De Craemer Bernard Zs. Apostolinen Vereecke Vrouw Zs v. ’t Gelove *Van Severen Gez. *Vroman Gezusters Devolder Gezusters N olf - Vrouw Pickery - Vrouw Van Durme Gezusters Van Eeckhout M. Van Steenkiste L.
Krommewal Bruggestraat Kortrijkstraat 9e wijk (Salette) Ieperstr. Ieperstr. 5e wijk Poelbergschool Liefdeschool Hoogstraat leper-, St Jan, Tramstr. St. Jan- & Tramstr. Kortrijkstr. Ieperstraat Bruggestraat
1860 1870 1880 1885 1890 1895 1900 X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X X
X
X .
X
*
X
X
X
X
X
X
X
X
* N a het overnemen van de scholen «Salette», «De Liefde» en de «Poel28
X
X X X X
Tafelkleed. Gebreveteerd model van het huis Lambert, Wingene.
berg» door ’t Gelove, komen deze scholen niet meer zelfstandig voor. De verkoop werd mogelijks door het moederklooster geregeld. VI DE EERSTE K A N TG R O SSIER S. Te Tielt, en dat zal in de omgringende gemeenten eveneens het geval zijn geweest, waren er in het centrum wel een paar winkeltjes te vinden waar men kant verkocht en, voor zover nodig, ook inkocht. «In ’t klien» kwalificeert men ze in de patentregisters. De groothandel in kant, een produkt dat in de tachtiger jaren wellicht Vlaanderens grootste exportartikel was, bleef tot dan in hoofdzaak het pri vilegie van de kantscbolen. Je mocht ze zonder schroom «kantfabriekjes» noemen, want welke patroon stelde toen 50 à 150 personen te werk ? De patentplicht enerzijds, maar ook de schoolstrijd van 1879 - 84 zal er in grote mate verantwoordelijk voor zijn dat de kloosterscholen een deel van hun onaantastbare voorrechten kwijtraakten. De wet van 10 juli 1879 verbood alle officiële instanties subsidies toe te kennen aan onderwijs dat niet neutraal was. In de dekenij Tielt volgden 98 % van de leerlingen katholiek onderwijs. Dit luidt de periode in van de eerste kant-«grossiers». Alhoewel omzeg gens in ieder huis elk raam met zware «stoorskant» was gegarnierd, toch bleef er van de Vlaamse kantproduktie maar een heel klein deel in ons land. Parijs vooral was er in geïnteresseerd; de grote Duitse centra, o.a. Frankfurt en Berlijn, waren grote afnemers; maar het overgrote deel verscheepte men naar Amerika, waar de toen welstellende Belgische inwijkelingen de mode van geklost tafellinnen, servetten, neusdoeken, onderleggers, enz... lanceer den en er goed voor betaalden. Wanneer we nu even de kantgrossiers overlopen, vallen twee zaken sterk op : - De eerste grossiers wonen meestal in de omgeving van de school. - Het is niet de man, maar de vrouw die zich tot geslepen kanthandelaarster ontpopt. Eén van de eersten in het vak is Clémence Vande Voorde. Pas getrouwd met Henri Neirinck, begint ze in 1885 met een kanthandel in de echtelijke woning, café «Het Burgerswelzijn» naast de Liefdeschool. Wan neer ze in 1905 overlijdt, zal haar oudste zoon, Arthur, in Tielt beter gekend als «Tuur Wille», de zaak overnemen en deze tot aan zijn overlijden in 1967 verderzetten. Hij had, tussen beide oorlogen, ver boven de 100 spellewerksters in dienst ! Te Wingene vinden we juffrouw Slock, die eerst in de omgeving van de school aan Den Ondank, later in de Pastoor Termotestraat een gerenom meerde kantzaak opzet. Nog in Wingene startte in de vorige eeuw Mevrouw Henri Lambert de zaak die later door haar kinderen zal worden voortgezet tot aan de dood van Cordulla in 1965. Rond 1914-18 hadden ze boven de 150 kantwerksters in dienst ! 30
Te Ruiselede kende iedereen de kanthandel Van Daele - later door Camiel Vaernewijck verdergezet. Meulebeke kende met de kinderen Defraeye, die tevens textielfabrikan ten waren, verwoede kanthandelaars. Vooral Julia en Elodie legden er zich op toe. In 1907, toen ze amper 12 jaar was, trok Julia met een volle valies kant naar Brussel. Ze hadden in bepaalde perioden boven de 300 kant werksters in dienst ! De beste periodes, zo verklapte (broer) Elbert mij, waren de beide oorlogen (Duitse belangstelling) en de periode er tussenin. Er kwam na 1950 een zeer sterke terugloop, zodat deze handelszaak stilaan doodbloedde. In Kanegem duurde het nog iets langer. In 1915 huwde Adiel Lemey met de dochter van een kanthandelaarster uit Hansbeke en ging zich van meetaf aan volledig in die branche inwerken. Het werd het bloeiendste bedrijf uit de hele streek. Het bleef bestaan tot 1971, tot beide echtgenoten overleden waren. Ze hadden tussen de twee oorlogen 250 werknemers, met pieken tot 300 !
MANUFACTURE
DENTELLIERE
-
LEMEY -
T i e l t s t r a a t , N r . 74
KANEGEM T e le fo o n R u is e le d e 680 .65
De handelaar bezorgde de kantwerkster zijn patronen, schatte er zelf de werktijd van en betaalde x centiemen per uur. Hij stond meestal zelf in voor het ontwerpen, tekenen en uitwerken van de patronen. «Parkemiens» werden ze genoemd : een dialectische verta ling van «perkament», hoewel ze dan reeds op blauwdruk, maar meestal op karton van een afgedankte doos werden doorgegeven. Oorspronkelijk wer den de patronen op echt perkament gemaakt. Iedere kanthandelaar had dus zijn eigen patronen, en deze mochten niet doorgespeeld worden aan de concurrentie ! Sommige grossiers lieten zelfs hun ontwerpen brevetteren. Niet iedereen hield zich echter aan het gegeven woord. Handelaars die niet 31
zo vaardig waren in het tékenen, namen weleens hun toevlucht tot repro duceren. Ze leenden of kochten een kant en legden die op blauw kaftpapier in het felle zonlicht : door verkleuring van de niet-bedekte delen van het papier bekwam men een tamelijk nauwkeurige reproduktie van het model; bijtekenen en dè punten zetten, was verder al heel wat gemakkelijker. Om namaak van grote stukken tegen te gaan (bv. tafelkleden, altaardwalen, koorhemden) werd veelal elk onderdeel door een andere kantwerkster geklost en dan op het atelier aaneengezet. Een bijkomend voordeel was dat de kant op kortere tijd afgewerkt was. Nadeel was dat alle klosters die een hand in het werk hadden, een beetje dezelfde vaardigheid, nauwkeurigheid en gevoel dienden te hebben; anders kon je, na het verzamelen van het werkstuk, er de verschillende werkstijlen gemakkelijk in onderscheiden. De kanthandelaar verhandelde niet alleen kant, maar ook de aanver wante produkten, zoals garen, klossen, spelden. Zijn werksters dienen dit allemaal bij hem aan te kopen, en met steeds aan concurrerende prijzen. Het gebeurde ook wei dat de handelaar zelf zijn garen ter beschikking moest stellen, voornamelijk bij zwaardere garens, omdat hiervoor de spellewerksters financieel niet bij machte waren. Na'de afwerking werden kant en resterend garen dan afgewogen, wat veelal met hevige discussies gepaard gingDe kanthandel is steeds een lonend beroep geweest. Vooral in de winter — want dan werd er meer geklost — moest men wel wat voorraad kunnen opslaan (en dus kapitaalkrachtig zijn), maar de verdiensten waren evenredig. De oplettende kanthandelaars zijn er welstellend door geworden. N a de eeuwwisseling komt weldra een gevoelige wijziging. De scholen verlaten de handelsrangen, maar ze worden door heel wat nieuwe opge volgd. We raadpleegden nogmaals «De Almanak» en vergeleken die even met een soortgelijke uitgave : de «Annuaire du Commerce et de l ’Industrie», een jaarlijkse publikatie, waarvan wij enkel de editie 1906 in bezit hebben. Naar hijzelf vermeldt, haalt de «Annuaire» zijn informatie uit officiële bronnen. Geen van beide uitgaven is volledig. Vanaf 1910 duikt Neirinck (4) hier wel op, maar op de Poelberg was intussen ook een zekere Schaubroeck actief geworden en die vinden we nergens terug. Laat ons aannemen dat wie op de tabellen voorkomt, wel handel zal gedreven hebben, maar ook dat beide uitgaven een zekere reklame (tégen betaling?) inhielden, waarvoor mogelijks op den buiten niet werd geron seld.
32
Eerste deel van een tweeluik, in kant vervaardigd na W.O. I uit dankbaarheid voor de geno ten hulp vanuit de V.S.A. Een exemplaar van het tweeluik werd opgestuurd naar de V.S.A. en bevindt zich voor het ogenblik nog in Washington; een ander exemplaar bleef te Tielt en bevindt zich nog in privaat bezit. Ieder deel van het tweeluik meet 80 bij 45 cm. De tekening werd gemaakt door Margriet Impe, naar een bestaand model. De uitvoering werd verzorgd door Elodie Van Neste (echtgenote Achiel Vande Wiele), bijgestaan door Alice Poelvoorde; beiden spellewerkten thuis voor rekening van Hector Impe. De opdracht kwam van het Tieltse stadsbestuur. Het vervaardigen van die stukken vereiste de kennis van heel wat ver schillende technieken.
Ann.
1900 1905 1906 1910 1915 1921 1925 1928
Naam
Adres
Horta Zusters Pickery - Vrouw Zust. ’t Gelove Zust. Apostolinen Van Durme Zusters Van Eeckhout M. Van Steenkiste L. Blancke - Vrouw N olf E. Watteyn Soeurs Neirinck Arthur Pincket Van Hoorenweghe Van Steenkiste J. Desoppere Heytens Impe Hector De N eys/De Meulenaere Vroman De Craemer Dusselier Heytens P. Vande Putte Gabriëlle Michielssens J. Muylaert Roelens P.
X Krommewal X Tram-/Nieuwstr. X 5e wijk X Ieperstraat X Kortrijkstr. X Ieperstraat X Bruggestraat ? ? ? Bruggestr./Kromw. Nieuw-/Ieperstr. Ieperstraat Kortrijkstraat Nieuwstraat Kortrijkstraat Tramstraat } Ieperstraat Ieperstraat Meulebekestwg. Kortrijkstraat Hoogstr./Kortrijkstr. St.-Michielstraat St.-Michielstraat Kortrijkstraat
X X X X
X X X X
X
X
X X X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X X
VII D E STA TISTIEK EN 1. Algemeen Om een idee te krijgen over het aantal vrouwen, dat in Tielt met kantklossen zijn brood verdiende, gingen we even in de bevolkingsregisters van Tielt dfc tellingen van de jaren 1866-1880-1900 en 1920 uitpluizen. We deden een telling van de beroepen die bij het opmaken van de registers wer den genoteerd. Wijzigingen die later zijn aangebracht, zijn te veel over de jaren gespreid en niet gedateerd, zodat ze voor een vergelijkend onderzoek van geen waarde zijn. Ten einde de omschakeling van spinnen op kantwerken duidelijk te stellen namen we ook de spinsters in onze tabel op. De wevers, het manne lijk nevenberoep bij het spinnen, telden we ook op. Eerst nog een belangrijke opmerking in verband met het begrip 34
X
X X
X
X
X
X
X X X X
«actieve beroepsbevolking»: in de tellingen 1866-1880 en 1900 hebben de kinderen vanaf 11/12 jaar reeds een beroepsaanduiding achter hun naam ! Met de telling van 1920 is die leeftijd al opgetrokken tot rond de 15 jaar en zien we zelfs al sporadisch iemand op leeftijd voorkomen met de vermel ding «zonder beroep». Bij de gehuwde vrouwen komt de vermelding «zonder beroep» of «huisvrouw» vaak voor in 1920, iets wat in de drie voorgaande tellingen onbestaande was. 1866 Beroepsbevolking, (M & Vr.) Spinsters Wevers - M & Vr. Kantwerksters Fileersters
% 1880
% 1920
% 1900
%
7.679 7.166 6.198 6.472 91 8 0 885 13,67 1,46 0,11 5,52 393 5,11 1.347 20,81 563 9.08 396 437 5,69 934 1.113 15,53 1.097 16,94 15,06 92 1,19 0 0 0
Het beroep van spinster was dus bij iedere telling tot op ongeveer 10 % teruggevallen. Het weven daalt in mindere mate. De weefnijverheid werd in 1880 in onze streek nog met door plaatselijke mechanisatie beïnvloed, maar het weven bracht toen al minder op dan het kantklossen, en zo kwijnde het weefambacht weg. Het kantwerken blijft tot 1900 nagenoeg hezelfde peil behouden, om dan zó sterk te dalen dat het in 20 jaar tijds met 60 % was gezakt; in de vol gende 10 jaar verdwijnt het totaal als beroep. Een concurrerende techniek, het fileren, kwam dan (tot halfweg de der tiger jaren) in de mode. Ter vergelijking : een grafiek betreffende de beroepsspreiding in 1907 in de gemeente Ingelmunster, ook een bekende kantwerksterskern. Op een bevolking van 6.890 inwoners waren er 2.950 tewerkgesteld in de nijver heid. Kantwerksters : Wevers : Vlasbewerkers : Schoenmakers & -stiksters: Landgebruikers : Lanbouwarbeiders :
1.200 of 350 250 350 200 600
40, 67 11,86 8,47 11,86 6,77 20,33
% % % % % %
2. Spreiding van de kantwerksters over het Tieltse grondgebied. Het interesseerde ons ook te weten of de kantwerksters zowat gelijk matig over het hele grondgebied van Tielt waren verspreid. Om dat uit te maken, onderzochten we de tellingen van 1900 en 1920. We hebben daartoe Tielt in 24 woongebieden opgesplitst : vooreerst de 9 wijken die toen officieel bestonden (zie kaart) en daarbij het stedelijk gedeelte verdeeld in 12 sektoren. Om reden van te grote woonverschillen splitsten we daarbij de 9e wijk nog op in 4 delen, nl. : a/ Het stedelijk gedeelte gevormd door: laatste deel Kortrijkstraat L(inks), Oude Stationstraat R(echts) en de beide kanten van de Stationstraat, b / Het toen nog vrij onbebouwd landelijk gedeelte tussen enerzijds : Feestwegel, Wittestraat, Huffeselestraat, Bedevaartstraat R en anderzijds : de huidige Meulebekesteenweg en Kasteelstraat L. d Weer een stedelijk deel : het blok Kortrijkstraat, Luchtbalstraat & St.Michielstraat vanaf de Volderstraat tot aan de Vierhoek, d/ Nog een landelijk stuk : alles wat lag tussen de huidige Kasteelstraat R, de Holdestraat, de Pittemsesteenweg en de Deken Darraslaan tot aan de Volderstraat. We verstrekken best ook wat uitleg over het sredelijk gedeelte : som mige straten van toen hebben nu een andere omschrijving of veranderden qua lengte en uitzicht. 1. De St.-Janstraat droeg vroeger maar die naam tot aan het huidige kruis punt met Europalaan en Pontweg. Het tweede deel van die straat was : links de 4e en rechts de 5e wijk. 2. De Fabriekstraat is de huidige Europalaan. 3. De Hoogstraat daarentegen liep tot aan het huidige kruispunt met de Conventieweg en de Beneluxlaan. 4. Bij de Nieuwstraat zijn ook Rame, Vijverstraat, Hulststraat, Hulstplein en Karnemelkstraat begrepen.
TIELT WINGENE
5. De Kortrijkstraat eindigde rechts op het einde van de Luchtbalstraat R. Links liep ze tot aan de Oude Stationsstraat. 6. Het blok Oude Stationsstraat L., Grote Hulststraat L. tot aan het kruispunt met de Steenstraat hoorde toen eveneens bij de Kortrijk straat, maar we noteerden toch deze groep huizen apart. 7. De Ieperstraat liep door tot aan het kruispunt. Schependom- en Vol derstraat. 8. Wat toen St.-Michielstraat heette, is het blok rond het Gildhof, nl. St.Michielstraat R. tot Steenovenstraat, Volderstraat L. en Stedemolenstraat L. 9. Krommewal : omvatte ook de Kerk- en Kistestraat. , 10. Bruggestraat : telde ook de huizen in de Kapellestraat mee. 11. Tramstraat is de huidige Tramstraat + de huidige Pontweg. 12. De Markt stemt overeen met de huidige Markt.. Bijna alle landelijke hoofdwegen vormden een scheidingslijn tussen wijken. B.v. : Deken Darraslaan : links was 9de wijk - Rechts 1ste wijk. Wingenesteenweg : links was 1ste wijk - rechts 2de wijk. Deinzesteenweg : links was 5de wijk - rechts 6de wijk. Let er ook op dat. sinds de afscheiding van Schuiferskapelle in 1862, de 3de wijk nog amper 17 of 18 huizen telde. Om het overzicht duidelijker te maken, geven we telkens, bij benadering, het aantal huizen die zich in die omschrijving bevonden. De cijfers van de aktieve beroepsbevolking omvatten zowel mannen als vrouwen. Het berekende % moet verdubbeld worden als we de raming wil len doen op basis van de vrouwelijke bevolking.
38
Telling 1900
Aant. huizen Beroepsbevolk. Kantwerksters. %
Aantal huiz. Beroepsbevolk. Kantwerksters %
Ie w.
2e w.
3e w.
4e w.
5e w.
6e w.
•7e w.
8e w.
9 a/.
b/.
c/.
d/.
188 681 106 15,56
95 342 76 22,22
23 62 13 20,96
118 407 80 19,65
232 785 136 17,32
110
371 56 15,09
198 616
175 442
19,80
82 317 . 52 16,40
14,93
129 438 81 18,49
43 110 9 8,18
109 315 69 21,90
S.Jan
Fabr.
Hoog.
Nieuw
Kortr.
Blok.
leper
Gildh. Kromw.
Brug.
Tram.
Markt
93 209 17 8,13
22 55 16 29,09
142 379 38 10,02
158 306 50 16,33
124 304 11 3,61
17 71 22 30,98
40 97 22 22,68
43 133 0
Ie w.
2e w.
3e w.
4e w.
5e w.
180 623 70 11,23
99 358 52 14,52
20 74 11 14,86
107 425 29 6,82
228 460 62 13,47
S.Jan
Fabr.
Hoog. Nieuw.
Kortr.
122
44
66
218
no
60 116
11
5,04
19 17,27
8,62
95 281 31 11,03
6e w.
7e w.
8e w.
9 a/.
b/.
c/.
d/.
114 397
109 314 16 5,09
169 525
5,28
227 701 40 5,70
1,52
176 602 16 2,65
45 146 3 2,05
105 311 35 11,25
Blok.
leper
Gildh. Kromw.
Brug.
Tram.
Markt
10
98 244 • 2 0,81
100
10
Telling 1920
Aant. huizen Beroepsbev. Kantwerksters %
U i
vo
Aant. huizen Beroepsbev. Kantwerksters %
89 227 7 3,08
11 48 1 2,08,
132 349 3 0,85
125 315 11 3,49
116 344 0 —
21
31 2
6,45
42 130 3 2,30
8
58 145 20
13,79
101 275 23 8,36
47 116 0.
42 137 2
1,45
Ander statistisch materiaal vinden we bij Pierre Verhaeghen in zijn boek «La Dentelle Belge» (1912), waarin hij cijfers aanhaalt uit de industriële telling van 1896. Over heel België telde men toen aan kantwerksters: 47.571 West-Vlaanderen : 25.547 - 53,7 % Oost-Vlaanderen : 18.199 - 38,2 % De overige provincies samen kwamen maar aan : 3.825 In 1896 stelde men vast dat de kantnijverheid zich in West-Vlaanderen over de hele provincie verspreidde, met uitzondering van de grensstreek ten noorden van Poperinge en de kust. In West-Vlaanderen komt de streek van Tielt als eerste uit de enquête. De cijfers : arrondissement Tielt Diksmuide Roeselare leper
kantwerk(st)ers
% v/d vrouwelijke beroepsbevolking.
6.397 3.253 4.122 1.905
18,3 12,1
8,3 3,1
Hetzelfde onderzoek telde 117 mannen die spellewerkten in België. «Maar», zegt Verhaeghen, «het moeten er meer zijn omdat vele mannen enkel in de winter dat werk verrichten». Hij citeert deze te leper, Meulebeke, Tielt, Brugge en de streek rond Aalst. Verder heeft hij lovende woorden voor Wingene waar «Mademoiselle Slock enorme inspanningen doet om vooral oude motieven te herwerken in nieuwe tekeningen en patronen». Tenslotte verwijt hij de Vlaamse vrouwen hun gebrek aan smaak bij het dragen van kant, maar looft de goede smaak terzake van de Parijse en Amerikaanse vrouwen. «In Vlaanderen», zo schrijft hij «degraderen de jonge meisjes de kant tot afzoming van hun lingerie; kant verdient tocfh beter». Iets wat Verhaeghen blijkbaar ontging, of waarmee hij blijkbaar geen rekening hield, was dat de kant in Vlaanderen gemaakt werd, niet in de eerste plaats om hem zelf te dragen, nog minder om ermee te pronken, maar in de allereerste plaats om ermee zijn brood te verdienen. Voor zijn Parisiennes lagen de zaken misschien anders ... 3. Telling aan de hand van de huwelijksakten. Het interesseerde ons om te weten of er, vóór de oprichting van de kantscholen, hier al kantbedrijvigheid zou bestaan hebben. We gingen dit na door het nakijken van het beroep van de vrouwelijke huwelijkspartner op de huwelijksakten. Het onderzoek wees duidelijk uit dat dit beroep hier toen niet bekend was. 40
Om een verantwoord beeld te krijgen, deden we weer tellingen op meerdere tijdstippen. Jaargang
Aantal huwelijken.
landbouwsters spinsters
kantwerksters
rest
1800 1830 1845 1850 1860 1870
84 76 51 63 77 75
18 16 10 6 16 14
0 0 4 0 13 23
23 21 27 21 27 35
43 39 10 35 21 3
De gemiddelde leeftijd van de bruidjes was voor het jaar 1845, 29 jaar en 8 maanden. De vier spellewerkstertjes, die in dat jaar huwden, waren respectievelijk 19, 20, 22 en 26 jaar oud, wat eens temeer de vrij recente beoefening van dat ambacht aantoont. De eerste bruiden, die het beroep «spellewerkster» opgaven, ontmoet ten we in 1845. Het kan een resultaat van de kantscholen zijn. Bemerk terloops ook de daling van het aantal spinsters na 1850, niettegen staande het stijgende aantal huwelijken. VIII. HET VERVAL. We willen niet beweren dat de kanthandelaars aan de basis lagen van het wegkwijnen van het kantambacht, al is er een parallel tussen de opgang van de ene en de ondergang van het andere. Met de eeuwwisseling bereikte het aantal vrouwen dat spellewerkte zijn hoogtepunt. Toch is in die periode dat ambacht al niet meer dé winstgevendste arbeid. In de steden lonkten de opkomende textiel- en schoenfabrieken. Op het platteland waren heel wat vrouwenhanden nodig voor land- en hoevewerk. Hoewel daar niet herzelfde loon te verdienen was als in de fabriek, toch was het beter betaald dan het thuis kantklossen. Volgens Oscar Lambert (90 jaar, Wingene) verdiende een kantwerk ster rond de eeuwwisseling ca. 75 centiemen voor een dagtaak van 12 uren. Bij de boer bad men toen 1 fr per dag. Dit wordt bevestigd door F. Verhaeghem.Hij vermeldt een gemiddeld uurloon van 5 à 7 centiemen, met werkdagen van 10 à 14 uren, en onderlijnt daarbij nog dat in het Tieltse de lonen veruit het hoogst waren, omdat daar de fijnste kant werd vervaar digd. (R. Gobyn, blz. 131). Mevrouw Van Eeckhaute-Lemey gaf me eveneens een vergelijking, dit keer voor de jaren 1948-1950. De verdienste van een kantwerkster werd dan berekend op een uurloon van 3 à 4 fr, waar een ongeschoold arbeider toen toch al de 20 fr. benaderde ! 41
Anno 1983 zijn er nog kanthandelaars die oude vrouwtjes van 80 jaar en méér durven tevreden stellen met 10 fr/uur ! Op mijn gespreksronde ten huize van verschillende kantwerksters ontmoette ik er zo drie die nog de hele dag klossen aan een tarief van 10 à 12 fr. per uur, om zowat 60 à 100 fr per dag te «verdienen» ! Vol enthousiasme vertelden ze mij hoe ze als klein meisje, na van moe der de eerste lessen gekregen te hebben, naar de kantschool trokken. Enke len volgden de dagschool, anderen alleen de zaterdag- of zondagschool. En hoe ze de lange winteravonden klosten met de «kinké» (5) op de kleine keu kentafel; een met water gevulde bokaal stond voor de «kinké», zodat de lichtstraal als door een vergrootglas op hun werk viel. Over de lonen uit hun tijd herinnerden ze zich niet meer zoveel. Alle aangesproken oudere kantwerksters hadden het beroep thuis geleerd en gingen zich in de kantschool vervolmaken. Veel kantwerksters stopten ermee als ze huwden, om opnieuw te beginnen eens hun kinderen volwassen werden; het was dan wel hoofdza kelijk als hobby. Zoals onze tabel onder VII, 1 de snelle terugval van het spellewerkstersambacht in 1920 aantoont, zou het de moeite niet meer geloond hebben om de telling van 1930 na te gaan. Maar de kanthandel floreerde verder. Tussen beide oorlogen in had ieder «marchand» nog tussen de 50 en de 250 kantwerksters in dienst. Het waren meestal huismoeders, zogezegd «zonder beroep», die het klossen als bijverdienste uitoefenden. Daarin dient de reden gezocht waarom bij de tel ling van 1930 omzeggens geen vrouwen meer met die beroepsaanduiding voorkomen, terwijl de handelaars elk toch nog een respektabel aantal kant werksters in dienst hadden. Het ambacht werd met meer door jongeren aangeleerd. De oudere ran gen dunden verder uit. De verdiensten uit kantklossen werden niet aange past aan de evolutie van de levensstandaard. Daar het kantklossen «in 't zwart» gebeurde, waren er ook geen syndi cale acties mogelijk om de lonen op te trekken. De kanthandel bleef echter nog jaren een florissante bedoening. Een greep uit het bestand :
Te Tielt :
Schuiferskapelle Kanegem Ruiselede 42
Arthur Neirinck familie Pincket familie Schaubroeck (Clara) juffrouw Vandeputte Alice Blondeel (C. De Decker) Maria Braekevelt Madeleine Schaubroeck (A. Guilbert) Adiel Lemey Van Daele, later Vaernewijck
1905-1967 1906-1955 1910-heden 1906-1975 1920-1970 1942-1970
Mevrouw Magdalena Van Acker (° Meulebeke 13.10.1897), echtgenote van Gentil De Witte, woonachtig aan de Claerhoutstraat te Tielt, nog dagelijks aan het kantklossen. Foto 1983.
Brugs bloemenwerk. Gebreveteerd model van het huis Lambert, Wingene.
Wingene :
Zwevezele Pittem Meulebeke Egem
Jules Michielssens Arthur Vroman kinders Lambert Cecile Serruys kinders Snauwaert Coghe (op Peersstalle) Denoo Christiane Delie (later te Tielt) kinders Defraeye Maria Puypers (Marialoop) kinders Versteyn
Deze lijst is onvolledig. Dit bewijst, voor wat Tielt betreft, de tabel ■ onder VI. We vermeldden hier alleen zij die bij gesprekken met oudere kantwerksters en - handelaars werden vernoemd. Oscar Lambert (kinders Lambert) uit Wingene leverde sinds 1930 al zijn kant nog uitsluitend aan de firma «Strunkmann & Meister» uit Bellefield Berlijn. Ons werd een dubbel van een leveringsnota dd. 18.3.1959 ter inzage meegeven. Het document bevestigt de omvang en de belangrijkheid van die handel: het betrof een levering ter waarde van 91.586 fr! De techniek bespoedigde de ondergang van het kantambacht. Machi nes vervaardigen nu lintjeskant. Dit machinaal voortgebracht lint wordt dan in lussen en andere kronkelingen naast en over elkaar gelegd. Ze boot sen het hoofdmotief van originele kant na. Het wordt dan wel met handge maakte vullingen aan elkaar verbonden. De machinekant heeft zijn intrede gedaan ! Voor oningewijden is machinekant moeilijk van echte kant te onder scheiden. De grote regelmaat die handgeklost kant mist en het veelvuldig gebruik van de zogenaamde «kunst- of Duitse slagen» die eveneens een eigen karakter vertonen, zijn soms de enige herkenbare tekenen van «echte» kant De firma Vroman uit Wingene is één der eerste die machine kant vervaardigde. Ze is vandaag nog heel bedrijvig.
IX D E H E R O P S T A N D I N G
Samen met het totaal verdwijnen van het kantwerken als beroep kwam ook de retro-mode : een verlangen naar en herwaarderen van alles wat oud is en met vroeger te maken heeft. «Antiquairs» doen gouden zaken met alles wat 40 jaar geleden rommel was. Festiviteiten gaan met folkloristische demonstraties gepaard. Daar ontbreken zelden kantwerksters, en ze kun nen op veel sympathie rekenen want «moeder (of grootmoeder) kon dat ook zo goed!» Nostalgie. Af en toe ontmoet je wel iemand die het in zijn kinder jaren heeft geleerd, maar er niets meer van terecht brengt. Er kwam méér vrije tijd. Het kantwerken werd niet meer beschouwd 44
Halletoren, Tielt (60 x 23 cm). Tekening: Walter Plettinck. Patroon: Martine Bruggeman. Uitvoering : CĂŠcile Vandenbulcke.
als een beroep van de laagste klasse. Welstellende dames en rijke juffrouwen begonnen het aan te leren. Dit werkte aanstekelijk. Kant is weer in. Echter niet meer in de gebruiksvorm van vroeger, hoe wel oude kant in waarde toeneemt. Het wordt geherwaardeerd. Momenteel dient kant meer als decoratief element in de woonkamer. Sierlijke onderleggers doen het weer. Omzeggens de helft van de huidige moderne kantontwerpen zijn bedoeld om ingekaderd te worden en net als een schilderij of foto als wandversiering opgehangen te worden. De machinaal-vervaardigde kant is zelfs veld aan het verliezen. De kanthandelaars hebben grotendeels afgedaan. Behalve in de grote centra als Brugge en Brussel, waar de toeristen zich «Lace of Flanders» willen aanschaf fen en door onkunde, onwetendheid en geraffineerde verkoopstechnieken veelal met goedkope machinekant de deur uitgaan ... De kantwerksters kunnen hun waar tegenwoordig gemakkelijk recht streeks aan belangstellenden kwijt. Met het vervaardigen van kleine werk stukjes is, voor een goed gevorderde, zo’n 50 fr/uur te verdienen. Grotere werken, waarvoor bv. 100 en méér uren nodig zijn, worden omzeggens niet meer verhandeld; voor een stuk voor eigen gebruik heeft men wel nog zo’n aantal uren over. De kantscholen, hoewel ze nooit meer het peil van vroeger zullen halen, zijn weer op het voorplan getreden. In kantscholen te Brugge wor den weer cursussen voor monitrices gegeven, een driejaarlijkse cyclus gedu rende één dag per week. Het aantal geïnteresseerden voor deze cursus «monitrice» is elk jaar groter dan het aantal dat mag inschrijven zodat een «numerus clausus» wordt toegepast ... Talrijk zijn ook de vrouwengroeperingen, zoals K.A.V. en Boerinnenbond, die ten gerieve van hun leden een cursus van 10 à 20 lesavonden orga niseren. Ze worden druk bezocht. Kantklossen is echter een techniek die je niet in 40 uurtjes onder de knie hebt. Daar zijn jaren geduld en oefening voor nodig. De vingervlug heid van de kantwerksters van vroeger is niet meer te evenaren. Wanneer op oudere leeftijd wordt gestart, haalt men nooit meer dat snelle ritme. Anderzijds vereist de precisie van de hedendaagse patronen én de uit voering ervan een veel delikatere hand en uitgebreidere kennis van de vele verschillende technieken. Het mag gezegd dat weinig kantwerksters van vroeger de modellen van heden zouden aangekund hebben. In hun tijd, toen het om den brode ging, waren ze té eenzijdig opgeleid. Ook in Tielt is er weer een kantschool. Toen in 1955 de kantschool van «De Liefde» haar deuren sloot wegens ziekte van de lerares zowel als wegens de uitgestorven belangstelling op deze landelijke wijk, werd het lesmateriaal naar de kelders van het StJozefsinstituut in de Oude Stationstraat overgebracht. Lang zou het er niet opgeborgen blijven. Er was nu in het stedehjk gedeelte belangstelling voor het hernemen van de kantleergangen omdat daar overschot aan vrije tijd bleek te zijn. In die optiek werd in het St-Jozefsinstituut een cursus «kant» als vrije-
Kantklossen ten huize van Julien Verbrugge. V.l.n.r. : Bea De Cock - Claerhout, Celestina Truyaert - Braeckeveldt, Maria Cools - Tempelaere, Cecile Verbrugge - Vandenbulcke, Veerle De Cock.
Een kantklas in St-Jozef, 1983. V.l.n.r. : Conny Vanderhaegen, Claudine Vandaele, Ann Hellebuyck, Annieck Van Ryckeghem, Godelieve Maus - Verkain, zuster Walburga, zuster Coleta (lerares), Paula Vantomme, Cecile Verbrugge - Vandenbulcke, Christiane De Brabandere - Verstaen, Rosa Vande Wiele - Popelier.
tijdsbesteding ingericht. Zuster Coleta nam de opdracht aan. Het initiatief had bijval. Jong en oud kwam; het meisje uit het eenvoudig werkmansgezin zat naast de dame uit de burgerij. Men zag er zowel meisjes-studenten als huismoeders, die zich na hun dagtaak enkele uren gunden om zich vol geestdrift aan hun hobby te wijden. Er heerste sfeer en gezelligheid : daar aan denken sommigen met heimwee terug. Men zocht naar nieuwe ontwerpen en met dùrf en vastberadenheid waagde men zich aan de meest ingewikkelde onderwerpen. En toch... op het moment van haar hoogste bloei was het einde van de kantschool nabij. Twee van de drie leraressen haakten af; daarbij kwam het probleem van de beschikbare lokalen in een school die bestendig met plaatsgebrek kampte; tenslotte heeft het Ministerieel Besluit van 1967 in verband met het bevolkingscijfer van de kantscholen de doorslag gegeven : de zo bloeiende afdeling werd geschorst. Maar het vuur van de geestdrift bleef smeulen. In 1976 laaide de vlam weer op. Op aanvraag van een zestal geïnteresseerde leerlingen van de dag school, waarbij zich onmiddellijk twee volwassenen aansloten, werd opnieuw gestart. Jaar na jaar steeg het leerlingenaantal, zodat er momenteel 46 cursisten, over vier leergangen verdeeld, zijn ingeschreven. Is kant aan een heropleving toe ? Ongetwijfeld, maar voor hoelang ? Julien VERBRUGGE
(1) Uit erkentelijkheid tegenover deze eminente priesterfiguur plaatste men in 1938, bij het eeuwfeest van «het ouderlingengesticht en het weeshuis», een aandenken met zijn beelte nis op de binnenkoer (nu voortuin) van de instelling. In 1948 werd dat deel van de toen malige Pittemse steenweg waarlangs het gesticht lag, omgedoopt tot «Deken Darraslaan». Sinds ongeveer 1960 werd ook de naam van het rustoord, dat aanvankelijk de naam van Sint-Jozef droeg, gewijzigd in «Rustoord Deken Darras». (2) Op de plaats waar nu het stadhuis staat. (3) Waar ze anno 1983 trouwens nog altijd gevestigd zijn. (4) Inmiddels was de zaak van Henri Neirinck - Clémence Vande Voorde overgenomen door de zoon Arthur, en was ze niet meer gevestigd in de onmiddellijke omgeving van de Liefdeschool. (5) Vervorming van de eigenaam Quinquet, uitvinder van een bepaalde soort olielamp. Toen vanaf 1860 de petroleumlamp ingang vond in Europa, werd in onze streken de petroleum lamp algemeen verder «kinké» genoemd.
Adres van de auteur: Julien Verbrugge, Pontweg 63, 8880 Tielt.
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem inges tuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in «De Roede van Tielt» mogen slechts overgenomen worden met toestemming van de redactie.
M
generaties tieltenaars. op de schoolbanken
.nav 100iaar godelieveschool. en klein kollege
De Roede van Tielt Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 141 Jaargang - Nummer 2 - Juni 1983
ONT E L B AA R
zijn de diensten die de Ban k U kan-verstrekken zowel wat geldbeleggingen als wat kredieten betreft. Een goede raad ... bespreek in vertrouwen al uw financiĂŤle zaken met een des kun dig e van de
BANK VAN R O E S E L A R E EN W E S T - V L A A N D E R E N
zo wint U zeker tijd en geld !
Agentschap Tielt, Markt 24
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeente van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde. Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt. 051/40.17.00 Ondervoorzitter: Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, Oostrozebeke. 056/66.90.91 Sekretaris-penningmeester : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt. 051/40.18.38 Redactie : J. Billiet, H. Defour, Ph. De Gryse, W. Devoldere, P. Vandepitte Lidmaatschapsbijdrage: 375 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt. Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht.
GENERATIES TIELTENAARS OP DE SCHOOLBANKEN Van Vlaamse en Franse Kostschool tot lagere afdelingen van het Sint-Jozefscollege, 1788-1983. Een studie van Luc Neyt
Wettelijk depot: D/1983/1624-2-3 Druk Veys, Tielt.
1. Ligging van de verschillende scholen binnen de stad Tielt.
Kort r i]kstraat. 1. Sint-Jozefscollege (1686) 2. De vrije katholieke kosteloze jongensschool Sint-Michiel aan de vijver (1879-1899) 3. Instituut Saint-Franyois (1843-1866) Betalende lagere gemeenteschool (1866-1872) De vrije katholieke betalende jongensschool (1879-1882) Sint-Michielsgesticht of Klein College (1882) Sint-Michielsafdelmg (1957-1980) Ontvangerstraat. 3b. Sint-Michielsafdeling sinds 1980 4. Gesticht St.-Louis (1869) in de gebouwen St.-Jan Baptiste (Pijpeschool) De vrije katholieke kosteloze meisjesschool Ste.-Anna. Ieperstraat. 5. Huis Mulle de Terschueren De vrije katholieke betalende meisjessch. Stc.-Godelieve (1879-82) De vrije katholieke betalende jongenssch. Ste.-Godelicve (1882-86) 6. De Zusters Apostolinnen. Regina Pacis. Krommewalstraat. 7. Stadskostschool voor jongens, school van J.B. D’Haeyere, De Simpel, Jean Van Biesbrouck, Hyppolite Weewauters. (....-1841) Meisjesschool van Coleta Devolder (1843-1863) Betalende en kosteloze gemeenteschool voor meisjes (1865-84) Vrije katholieke betalende jongensschool Sinte-Godelieve (1886) op het gelijkvloers. Vrije katholieke kosteloze Ste.-Anna school (Pijpeschool) wordt de school van Marie Louise (1886-1899) op de eerste verdieping tot verhuis naar de Bruggestraat. Overkomst van de «Sint-Michielsschool» van aan de Vijver in 1899 Sinte-Godelieveafdeling - lagere afdeling van het college (1957) Laken markt. 8. Kosteloze gemeenteschool voor jongens (1859) Betalende gemeenteschool voor jongens (1872) Kosteloze en betalende gemeenteschool voor meisjes (1884) Afschaffing gemeentescholen (1959) 9. O.-L.-Vrouwafdeling - ontstaan 1923 - lagere afd. college 1955 10. Don Bosco-afdeling - lagere afdeling college sedert stichting 1959.
2. Uittreksel uit het land- en prijzijboek van de stad Tielt door Louis de Bersacque, landme ter, december 1635. Omgeving Sint-Pieterskerk : nr. 19. De schole en erve van dien toebehoorende de kercke en het ghemeente van Thielt.
HOOFDSTUK I VAN KERKESCHOOL TOT VLAAMSE EN FRANSE KOSTSCHOOL A. De kerkeschool Het is niet mogelijk te bewijzen op welk tijdstip het onderwijs te Tielt een aanvang nam. Uit stichtingen van jaargetijden en uit de stadsrekenin gen blijkt dat er reeds in 1400 «een kerkeschool» bestond waar het Latijn aangeleerd werd. (1) In de kerkeschool werd niet enkel onderwijs gegeven aan toekomstige universitairen maar ook aan zij die zich tot het priester schap geroepen voelden. Uit de stadsrekeningen blijkt dat «de kerke school» anno 1547 herbouwd werd en ten noorden van de kerk gelegen was, plaats van de huidige Sinte-Godelieveschool. B. De Tieltse vrije stadsschool Opzet van deze studie is een historische schets te maken van de ver schillende schoolvormen, die in de loop der eeuwen tot stand zijn gekomen op de plaats waar eens de kerkeschool stond. In 1687 werd aan Hubert Lamote en Jan de Meulenaere verboden om nog in Tielt te onderwijzen,'wegens (hun) wangedrag. Of zij in de kerke school onderwijs gaven blijft voorlopig een raadsel. Eind juli 1739 ontving Jacques Geesdaele van de baljuw en de schepe nen van Tielt het bericht, dat hij binnen de vier weken het schoolhuis van de stad moet ruymen ende ydel maecken. De schade aan het plantsoen en de gebouwen, veroorzaakt door het houden van paarden en koeien, moest hij op eigen kosten herstellen. Zijn vergoeding (wedde) voor het onderwijzen van arme kinderen werd opgeschort. Anno 1753 werd op verzoek van de geliefde Keizerin Maria Theresia (1740-1780) een lijst van de huizen, gronden en renten, eigendom van de stad Tielt, opgemaakt. In deze lijst lezen we : Item een huys en erfve liggende nevens het kerckhof in den Crommewal palende west en noort de straete oost d’erve van de rooster bewoont en gebruyckt bij Ivo Descamps in qualiteyt van scholmeestere, gratis. Op verzoek van de pastoor, baljuw, burgemeester en schepenen van Tielt werd anno 1782 meester Lorsom belast met het bestuur van de «vrije schoole dezer stad». 5
Ruim zes jaar na zi)n aanstelling richtte Lorsom een verzoekschrift aan de pastoor-deken en de wethouders van de stad Tielt om te bekomen dat ze een onpartijdig onderzoek naar zijn gedrag als onderwijzer zouden instel len. Uit deze acht bladzijden lange klaag- en smeekbrief geven we de merk waardigste feiten en gebeurtenissen in verband met de toen heersende toe stand. In deze brief stelt hij, dat het onderwijs op het ogenblik van zijn aankomst (1782) «in ecnen wanhopiger! toestand» verkeerde. De kinderen waren onbeschaafd, verwilderd, opstandig en misleerd. Om die redenen immers was zijn voorganger, van wie de naam niet vermeld wordt, ontslagen. Reeds zes en half jaar trachtte hij de kinderen van het kerkhof te hou den en in die tijd was het hem nog geen enkele keer gelukt om zijn kinde ren ’s morgens om 9 uur en ’s middags om 13 uur op tijd in de klas te krij gen. Hij voegde er zelfs aan toe, dat velen maar één, twee of drie dagen per week naar school kwamen en zich uitsluitend bezig hielden met «manne kens, vogelkens en peirdekens te maken». Het kerkhof was dan ook voor Lorsom de plaats, we citeren letterlijk : waar alle ondeugende, leeglopende, woeste jongens hun ophouden, spelen, tuysschen, God, de Godgewijde plaetsc, de graeven der doode ontceren door sweiren, vloeken, vegten enz. en waarvan men geen voorbeeld heeft als te Thiclt alleen, in eene wel gepohcccrde stad». Om de losbandigheid en opstandigheid van de kinderen tegen te gaan, achtte Lorsom het noodzakelijk kastijdingen toe te passen. De straf van de aerde te doen kussen of te doen knielen was vruchteloos. De gestrafte liep immers naar huis. De opsluiting had voor gevolg, dat de opgeslotene de onderwijzer huilend en tierend belasterde en hem allerlei verwijten en bedreigingen naar het hoofd slingerde, die iedereen kon horen. Erger was het als de opgeslotene in het zelve kot hun mest en vuyligheid aflieten, waer door de keuken met stank vervolt wierd (sic). Ten einde raad greep Lorsom naar de harde middelen : de lijfkastijdingen. Alhoewel hij in geweten over tuigd was, dat deze lijfstraffen noodzakehjk waren en hij zich nog heel goed herinnerde bij wie, hoe en waarom hij deze straf toepaste, zou dit zijn definitieve ondergang tekenen. Of waren het alleen maar kwatongen, die met leugens en bedrog de goede naam van Lorsom wilden besmeuren ? Het was echter een feit, dat hij reeds voor zijn aankomst te Tielt bestempeld werd als eenen doorsopenen brandewijn drinker. Kortom : Lorsom werd door niemand aanvaard. Indien hij bij de moeders zijn beklag deed over het slechte gedrag van hun kinderen of als hij erop wees dat ze de school ver zuimden, werd hij prompt uitgelachen. De minste kwetsuur, veroorzaakt door een val, een ongelukje of een vechtpartij thuis of op straat, werd hem ten laste gelegd. Zelfs in Kortrijk werd verteld, dat hij de kinderen van een Tieltse dokter mishandeld had. Dat er op zo’n school met veel geleerd werd staat vast. Toch merkte Lorsom op: de wel opgevoede kinderen leren er veel... zulke die t’huys niet bedorven zijnde. Het leeglopen van zijn school schreef hij dan ook toe aan kwatongen, die met leugens, bedrog en valse 6
verklaringen, zowel te Tielt als in de omliggende gemeenten, zijn eer en goede naam door het slijk haalden. Het ware helemaal anders geweest», zo schrijft hij, «indien ik alleen kostgangers had mogen aanvaarden, ik zou nu geen plaats genoeg hebben». Nog in 1787 voorzag hij de inschrijving van 25 interne leerlingen. Edelen van Brugge, kooplieden van Oostende en Kor trijk hadden hem verzekerd bij de voltrekking der nieuwe schoole hun kinde ren, tegen 200 gulden per jaar, bij hem school te laten lopen. Na informatie over zijn persoon kwam, zonder enige reden op te geven, geen enkele leer ling opdagen. Of er ooit een onpartijdig onderzoek naar zijn gedrag plaats vond, kon den we niet achterhalen. Lorsom verliet Tielt en op 11 spetember 1788 werd een nieuwe kostschoolhouder benoemd. Jean Baptiste D’Haeyere zou met de grootste bekwaamheid de kostschool tot het pronkstuk van het Tieltse lager onderwijs maken. C. De kostschool van Jean Baptiste D’Haeyere 1. De eerste tien jaren van haar bestaan. Joannes Baptiste D’Haeyere, zoon van Andries en Jeanne Van Damme werd te Machelen geboren. Ruim vier jaar was hij ondermeester aan de Franse en Vlaamse kostschool van Deinze. Anno 1788 vestigde hij zich als meester van een jongenskostschool te Wakken. Met het vrijkomen van de functie van kostschoolhouder te Tielt, richtte hij een verzoekschrift aan de pastoor, baljuw, burgemeester en sche penen van Tielt om een pensionnaet waer aen annex is, een woonhuijs met twee logtingen, voorhof en voordere aenklevcndc pensioenen en vóordelen, aan hem te willen toekennen. Dit gebeurde dan ook op 11 september 1788. Zo bekwam J.B. D’Haeyere het gebruik van het schoolgebouw, dat stadsei gendom was, en ontving van stadswege een jaarlijkse vergoeding van 8 pond voor het onderwijzen van arme kinderen. Deze subsidie werd in mei 1789 teruggebracht op 4 pond. De overige inkomsten kwamen van de beta lende leerlingen. Op het programma stonden : lezen en schrijven in het Vlaams en Frans, cijferen en boekhouden. De Franse commissaris Esmonot getuigde over D’Haeyere dat hij iemand met talent was, echter niet revolutionair gezind en bijgevolg als een vijand van de republiek kon be stempeld worden. (2) De oprichting van de officiële Franse lagere scholen, door de wet van 25 oktober 1795, bleef maar aanslepen. Verschillende maatregelen werden getroffen, tot op 4 mei 1798 aan alle onderwijzers en onderwijzeressen «de eed van haat aan het koningschap en trouw aan de republiek» werd opgelegd. Alle leerkrachten stonden voor een moeilijke keuze: de eed weigeren 7
en de school zien sluiten, of de eed afleggen en zich schikken naar de voorschriften van de Franse bezetter en hierdoor het vertrouwen van de ouders verliezen. Op 15 mei 1798 weigerde Jean Baptiste D’Haeyere de eed af te leggen, evenals Ferdinand Kindt, Emmanuel Debackere, Lucas Houtteman (wijk Schuiferskapelle), Jeanne Lefevre en Paula Thienpond. Slechts drie leer krachten legden de eed af : Jean Baptiste Vangaveren, Adriaen Matton (wijk Schuiferskapelle) en Béatrice Galle (weeshuis voor meisjes). Dezelfde dag nog werden door raadsheren Ambroise Ailliet en Grégoire Van Zieleghem de scholen van de weigeraars gesloten. 2. De school van J.B. D ’Haeyere werd de officiële Franse jongensschool. (1798-1800) Gezien Tielt voldoende inwoners telde, konden drie lagere Franse scholen opgericht worden, waarvan één op de wijk Schuiferskapelle. Deze kwam nooit tot stand, alhoewel Adriaen Matton bij de overheid een aanvraag indiende om er benoemd te worden. Flij werd zelfs lastig gevallen door de «Brigands» en verliet vóór maart 1801 Schuiferskapelle om zich te Waregem te vestigen.. (3) Op 31 augustus 1798 werden De Vlaeminck en Schelle door de onderwijsjury geëxamineerd en bekwaam bevonden voor de functie van onderwij zeres). De Franse meisjesschool kwam onder leiding van Marie Schelle, terwijl de jongensschool onder leiding stond van Joseph De Vlaeminck, lid van de onderwijs-jury. De jongensschool werd ïngericht in de stads school van J.B. D’Haeyere. D’Haeyere had, als onbeëdigde, het stadslokaal en de woning nog niet ontruimd. Als weigeraar stoorde hij zich aanvanke lijk weinig aan het verbod nog school te houden, daar hij zich gesteund voelde door een deel van de Tieltse notabelen en de bevolking. Hij onderwees verder onder voorwendsel alleen maar handwerk aan te leren. Tot tweemaal toe werd hij aangemaand om het lokaal te ontruimen. Pas op 21 december. 1798 kon de Vlaeminck zijn school openen. Deze Franse school droeg de goedkeuring van de gemeenteraad noch deze van de bevolking weg. De Vlaeminck beklaagde zich erover dat nog geen enkele ouder zijn kinderen was Tomen inschrijven. De positie van deze onderwij zer werd onhoudbaar, omdat zijn school niet voldoende opbracht voor zijn levensonderhoud en zijn gezinskosten. De nood heeft hem verleid tot minder othodoxe praktijken. Hij werd beschuldigd van diefstal van eetwa ren die voor de behoeftigen waren bestemd. Hij werd in hechtenis geno men, maar kwam, tegen een borgsom, vlug weer vrij. De Vlaeminck vroeg meerdere malen een financiële tegemoetkoming aan de stad daar de opbrengst van de schoolgelden al te miniem was. Het wekt dan ook geen verwondering, dat hij op 19 augustus 1800 zijn plaats afstond aan J.B. D’Haeyere. De Vlaeminck werd tot «bewaker van de Tempel der Wet» benoemd. 8
Ondertussen echter was, bij besluit van 28 december 1799, de eed van haat vervangen door de eed van trouw aan de grondwet. J.B. D’Haeyere, evenals F. Kindt, J.B. Vangaveren en A. Matton legden op 14 juli 1800 de eed af. (4) In de periode tussen 1800 en 1809 telde Tielt zes particuliere scholen (Jean Deriemaeker, François Verhuist, Jean Baptiste Vangaveren, Jean Heestdaele, Jean Maréchal en Luc Houtteman) en twee gemeentescholen, die onder de wet van 1 mei 1802 vielen. In feite waren deze laatste de voor malige officiële scholen van De Vlaeminck en Schelle. Naderhand werd de particuliere school van Ferdinand Kindt door het stadsbestuur als derde gemeenteschool aangenomen. Deze school, oorspronkelijk een meisjes school, bleef dit ook na de aanneming. Louis Kindt, voordien ondermees ter bij zijn vader, werd zijn opvolger. De vroegere Franse meisjesschool onder leiding yap Marie Schelle ( + juni 1808) werd een gemengde school en werd na haar dood bestuurd door haar dochter Rosalie Priem (dochter van politiecommissaris Priem en van Marie Schelle). Zoals boven vermeld nam J.B. D’Haeyere de school van De Vlaëminck over. Hoogstwaarschijnlijk kwam D’Haeyere in dienst op 19.8.1800, ontslagdatum van De Vlaeminck. Deze school was uitsluitend toegankelijk voor jongens. Op het programma stonden : spellen, Vlaams lezen, schrijven, cijferen, aardrijkskunde, christelijke lering, de grondbeginselen van de Franse taal en handelsrekenen. Voor de eerste klas waar ó.a. de Franse taal en de grammatica werden onderwezen, werd het schoolgeld op 2 fr. per maand en per leerling vast gesteld. Voor de tweede klas, waar alleen Vlaams op het programma stond, bedroeg het schoolgeld per maand en per leerling 70 centiemen. Er was ook een kosteloze klas, waarvoor D’Haeyere van de stad een vaste jaarwedde ontving. Het aantal leerlingen in deze klas was «consequent» (5) met het aantal externen. De 70 à 80 internen betaalden 230 fr. per jaar. 3. De school van J.B. D ’Haeyere, pronkstuk van het Tieltse lager onderwijs (1800-1824) Waar de wet van 1802 nog een sterke medezeggenschap van de gemeen telijke overheid in onderwijszaken voorzag, verleende de instelling van de Keizerlijke Universiteit (6) op 17 maart 1808 aan de staat een absoluut monopolie. Tevens verdween elk spoor van kosteloos onderwijs. Voor het eerst werd er aandacht besteed aan de bekwaamheid van de onderwijzer. Op 13 juli 1812 werden de gemeente-onderwijzers D’Haeyere, Marie Kindt (dochter van Ferdinand en Reine Depla) en Rosalie Priem, evenals de particuliere onderwijzers Devos, Vangaveren en Houtteman door de maire uitgenodigd zich op het stadhuis te melden. Daar zouden ze door een inspecteur van de Keizerlijke Universiteit geëxamineerd worden. Dit exa men ging nooit door. Uit een enquête van 1818 bleek immers dat voor 9
3. Titelpagina van de palmarès van de kostschool van Jean Baptiste D’haeyere, Pasen 1819.
4. Zicht op de zuidkant van de stadskostschool anno 1828.
Tielt D’Haeyere de enige gediplomeerde was. In 1810 had hij samen met Houtteman, die wegens ziekte inactief was op het ogenblik van de enquête, op het stadhuis van Brugge een examen afgelegd. Was het examen op 13 juli 1812 doorgegaan, dan waren er in 1818 zeker nog onderwijzers of onder wijzeressen geweest, die een diploma konden voorleggen. Hieruit kan men besluiten dat de «Keizerlijke Universiteit» voor het lager onderwijs te Tielt theorie gebleven is. Uit het leerlingenaantal blijkt dat alleen de school van D’Haeyere suc ces kende, terwijl de twee andere gemeentescholen hun aantal leerlingen zagen verminderen. J.B. D’Haeyere
1801 124 j.
Louis Kindt Rosalie Priem
80 m. 20 j. 45 m.
1803 70 à 80 internen 40 à 50
1809 180 j. 88 m. 20 j. 53 m. 43 j.
1815 185 j. 42 lln. 57 lln.
Aanvankelijk was de school van J.B. D’Haeyere een lagere school. Op 2 september 1815 telde ze 185 leerlingen, van wie 82 internen en 103 exter nen, allen betalende leerlingen. Op het programma stonden: de grondbeginselen van het Nederlands en het Frans, de christelijke lering, de rekenkunde, aardrijkskunde, geschie denis, schrijven en zelfs mythologie. (7) In 1818 was de 61-jarige kostschoolhouder D’Haeyere de enige gediplo meerde onderwijzer te Tielt. Het schoolgeld bedroeg 86 ct. per leerling en per maand. In 1823 was dat voor de 60 externen 3 fr. per leerling en per maand en voor de internen 300 fr. per,jaar. Toen werd hij bijgestaan door zijn zoon Bernard D’Haeyere en Philippus Barrevoets, beiden ondermeesters. Per dag werd toen 9 uur les gegeven en dit zonder vakantie. Het lokaal werd hem gratis door het stadsbestuur ter beschikking gesteld. Uit het bestaan van een internaat en uit het omvangrijke leerpro gramma kunnen we terecht besluiten, dat de school van J.B. D’Haeyere toch wel iets méér was dan een gewone lagere school, waar alleen maar catechismus, lezen, rekenen en schrijven onderwezen werd. Het gedrukte palmarès van Pasen 1819, waarin naast de examenuitslagen ook de plaats van herkomst van de 182 leerlingen vermeld wordt, evenals de gedrukte toespraken gehouden ter gelegenheid van de prijsuitdelingen in 1816, 1817 en 1819, staven deze bewering. Welke eenvoudige lagere school uit die tijd kon zich zo iets veroorloven? Twee van de drie toespraken, geschreven door Bernard D’Haeyere, zijn uitsluitend in het Frans gesteld, de andere is tweetalig. (8) Dat deze school aanvankelijk een lagere school was, maar geleidelijk uitgroeide naar een voorbereiding op de humaniora lijdt naar mijn oordeel 11
ftert>e r§___ -—
straat de Kromme Vis 1
'p e ^
5. Plattegrond van de gelijkvloerse verdieping vóór de veranderingswerken van 1828 aan de stadskostschool. a. schoolvertrek bevloerd met Doornikse stenen, hoog tot de verdieping 260 duim b. schoolvertrek bevloerd met planken, hoog 280 duim, onder een deel van dit lokaal bevindt zich een gewelfde kelder h. hof met waterput c. ingang tot de kelder d. keuken i. open plaats j. stal e. schotelhuis en spijskamer f. kamer k. sekreten (W.C.’s) g. trap l. ingang
straat de Kromme Wal
Plattegrond van de gelijkvloerse verdieping na de veranderingswerken en de aanbouw van 1828 aan de stadskostschool. a. het bestaande schoolvertrek bevloerd met planken en waarvan een deel onderkelderd is b. woonplaats met pomp, ÂŤwatersteenÂť en comfoor c. ingang van de kelder d. kamer e. ingang en plaats voor de hoeden, mantels enz. f. nieuw schoolvertrek k. plaats van de bradstoffen g. kachelpijp 1. sekreten h. loketkas m. waterbakken i. achteringangplaats n. voorplaats j. open plaats o. poort van de ingang
geen twijfel. Wilden de studenten met vrucht de humaniora volgen, dan moesten ze vooraf een grondige kennis van het Frans bezitten. De studie van de Franse taal stond immers niet op het college-programma. Gedurende de loopbaan van J.B. D’Haeyere werden aan de gebouwen van de kostschool tweemaal herstellingen uitgevoerd. In 1819 had architect Vancaneghem van de gemeenteraad de opdracht gekregen een raming op te maken van de dringende en noodzakelijke her stellingswerken. Deze werken hadden betrekking op de dakbedekking van de meest noordelijke klas, waar alle slechte pannen door nieuwe vervangen werden. Alle vensters van de grote klas, links van de ingang en grenzend aan de keuken, werden door nieuwe vervangen. De vensters*van de slaap zaal op de eerste verdieping, van de zolder evenals deze van de zuidelijke gevel werden geheel of gedeeltelijk vernieuwd. In de grote klas en op een van de vijf slaapkamers werden alle slechte stukken van de houten vloer vervangen door nieuwe. De raming bedroeg 246, 75 florijnen en werd op 15 mei 1819 door de gouverneur goedgekeurd. Eind januari 1824 werden nogmaals buitengewone werken aan het gebouw uitgevoerd daar het dak in zoo eenen slechten staat ligt dat er den regen door dringt. Op hetzelfde ogenblik werd de muur langs «het straetje» (Peperstraatje) hersteld. De kosten werden op 100 florijnen geschat. Op 17 januari 1824 overleed J.B. D’Haeyere als weduwnaar van Judoca Delhaize in zijn huis Cromwal. Dit overlijden had voor de school zeer nadelige gevolgen. D. De lakse houding van het stadsbestuur leidde tot de afschaffing van de eens zo bloeiende stadskostschool. 1. De kostschool onder leiding van Bernard D ’Haeyere Na het overlijden van Jean Baptiste D’Haeyere nam zijn zoon Bernard de leiding van de zo bloeiende kostschool op zich. Reeds in januari 1826 getuigde schoolinspecteur Aëben over de school van Bernard «dat de Vlaamse en Franse kostschool sterk achteruit was». Dit schreef hij toe aan de dood van vader D’Haeyere, maar ook aan de zwakke gezondheid en vooral de flauwe belangstelling, die Bernard voor zijn school toonde. Indien Bernard na zijn genezing even weinig ijver aan de dag legde, zou hij volgens Aëben moeten ontslagen worden. Aëben merkte tevens op, dat de stad allereerst de lokalen moest vergroten en behoorlijk inrichten. (9) In 1815 telde de kostschool nog 185 leerlingen, van wie 82 internen en 103 externen. In 1817 waren dit er nog 160. Onder het bestuur van Bernard liep in 1826 het aantal internen terug 14
tot 6 en de externen tot 110. In dezelfde vragenlijst gericht aan het stadsbe stuur werd terecht opgemerkt «De onderwijzer gebruikt gratis het schoollo kaal welk 80 kostleerlingen kan bevatten». Op 20 september 1827 vertrok de 32-jarige hulponderwijzer Philippus Barrevoets naar Gent. Voor Bernard D’Haeyere was dit de genadeslag: er zat niets anders meer op dan zijn school te verlaten. Op 1 oktober 1827 nam hij ontslag en op 19 november van hetzelfde jaar overleed hij in de Ieperstraat. Hij was pas 28 jaar en liet zijn vrouw Theresia Eugenia Roelandts achter met drie kleine kinderen. 2. De voorlopige kostschoolhouder De Simpel Reeds op 14 september 1827 zou het vergelijkend examen ter vervan ging van Bernard D’Haeyere doorgaan. Naast de vroegere voordelen die de stadsschoolhouder kreeg, werd hem voor het eerst een vaste jaarwedde toe gestaan van 100 gulden, hoewel inspecteur Aëben een grotere som had gewenst. Dit vergelijkend examen ging niet door, daar er te weinig kandidaten hun intrek wilden nemen in het bekrompen en zeer bouwvallige schoollo kaal. De gemeentelijke overheid besloot dan ook eerst de schoolgebouwen te herstellen en te vergroten, wat al in januari 1826 door Aëben geëist was. Om het onderwijs niet volledig op te schorten, werd op 13 oktober 1827 De Simpel tot voorlopig kostschoolhouder benoemd. De verbouwingswerken waren geen stimulans voor het succes van de school. In juli 1829 telde de school slechts 60 leerlingen. De oorzaak was duidelijk : «de kleinheid van het aantal kinderen komt daaruit voort dat men thans bezig is het lokaal te herbouwen en genoodzaakt is eene andere minder geschikte plaats voorlopig te gebruiken». De verbouwingswerken moesten reeds voor 1 juni 1829 voltooid zijn. Bij de aanvang van het schooljaar 1828-29 waren ze nog maar half uitgevoerd. (9) 3. De benoeming van Jean Van Biesbrouck Op 8 oktober 1829 ging het vergelijkend examen door tot benoeming van een definitieve kostschoolhouder. De beste resultaten werden behaald door Antonius Boembeke, kostschoolhouder te Gent. Hij werd echter door het stadsbestuur afgewezen daar zijn vrouw ongeschikt was voor de huishoudelijke taken en voor omgang met de kostgangers. De Simpel werd begin 1830 benoemd tot kostschoolhouder te Dentergem en zou daar eind januari zijn functie beginnen. Toen De Simpel Tialt verlaten had, moest nog vlug een nieuwe kost schoolhouder aangesteld worden, gezien de heer Boembeke zijn kandida tuur had opgezegd. Burgemeester Du Rij stelde voor de kandidaat te nemen, die na de heer Boembeke in het examen de tweede plaats behaalde. De raad wenste de definitieve benoeming van Joannes Van Biesbrouck nog 15
uit te stellen en hem als waarnemend kostschoolhouder aan te werven. Een nieuw examen zou omstreeks «baafmis» (oktober) gehouden worden. Dit zou er nooit komen. De raad oordeelde dat Jean Van Biesbrouck van goed gedrag was, de tweede plaats had in het examen van 1829, dat de ouders tevreden waren. Een nieuw examen zou waarschijnlijk vruchteloos zijn omdat er zich wellicht geen kandidaten zouden aanmelden gezien de geringe jaarwedde van 100 gulden. Op 22 mei 1830 vroeg Van Biesbrouck definitief benoemd te worden, wat de raad ook deed. Naast de 100 gulden kreeg hij nog 20 gulden voor prijzen, vrij gebruik van de woning, school en schoolmeubelen en kon hij ook over alle schoolgelden beschikken. Onder zijn bestuur bleef het internaat weinig bevolkt. Het externaat daarentegen maakte van deze stadsschool de belangrijkste lagere school van Tielt. Ook naar het leerprogramma was deze school de belangrijkste onder wijsinstelling. De leerlingen werden er onderwezen in het Vlaams en Frans, het rekenen, aardrijkskunde, fysica, oude en moderne geschiedenis, schoonschrift en tekenen. In 1834 werd van Biesbrouck bijgestaan door minstens één ondermeester, nl. Hermenegilde Goethals. In vergelijking met de particuliere onderwijzer was de functie van gemeente-onderwijzer met te versmaden. De schoolgelden waren er het hoogst, ze varieerden van 1 tot 3 fr. per maand al naargelang de klas. Een kostganger betaalde jaarlijks 300 fr. Bovendien genoot de Tieltse gemeente onderwijzer nog een jaarwedde van 211,75 fr. en ontving hij 42 fr. voor de aankoop van prijzen. In 1835 richtte Van Biesbrouck een aanvraag tot de koning om een staatswedde te bekomen. Zijn verzoekschrift werd echter afgewezen attendu que la situation financière de la ville ne démontre aucunement la nécessité pour l’Etat de devoir suppléer par des subsides en faveur de l’enseigne ment. (10) In het stadsverslag van 1836 (2 november) lezen we dat het aantal leer lingen voor het schooljaar 1836-37 aan het Latijns college scheen te vermin deren. Om te kunnen concurreren met de colleges van de nabije steden en gezien de voertaal na 1830 in het middelbaar onderwijs Frans was, werd in een van de lokalen van het klooster van de Paters Recolletten een Franse school ingericht. Wilden de studenten met vrucht de humaniorastudies aanvangen, dan was een grondige kennis van het Frans vereist. (11) Als reactie op dit stadsverslag richtte Jean Van Biesbrouck een ver zoekschrift tot de burgemeester en de schepenen .van Tielt. Terecht merkte hij op, dat het mrichten van een speciale leergang Frans of liever de opening van een eenvoudige Franse en Vlaamse school aan het college van de stad, ten nadele zou zijn van de kostschool en dus de volledige aandacht en de bezorgdheid van het stadsbestuur verdiende. Zelfs met de beste leer krachten, kon een onderwijs, dat afhing van een stadsbestuur dat hen niet beschermde en aanmoedigde, zich onmogelijk ontplooien en tot volle bloei komen. Om zijn leerlingen aan te moedigen en te kunnen concurreren met 16
andere kostscholen had Jean Van Biesbrouck vele persoonlijke inspannin gen gedaan. Hij had zelfs uit eigen beurs evenveel prijzen gegeven als het bedrag dat hiervoor voorzien was in het budget. Het palmarès, de uitnodi gingen evenals de toegangskaarten e.a. had hij op eigen kosten laten druk ken om de prijsuitdeling weer te kunnen inrichten. Het onderhoud van de lessenaars, het vernieuwen van de inktpotten, de kachel die hem reeds meer dan 50 fr. gekost had in twee jaar, zelfs het witten van de school, wat jaarlijks 20 fr. kostte en het onderhoud van de twee petroleumlampen, had hij van zijn inkomsten betaald. Van Biesbrouck was er zelfs van overtuigd dat de stad de bloei van de stadsschool wenste, gezien zij door de opeenvolgende stadsbesturen be schermd was geweest. Met een weddeverhoging evenals een verhoging van de vergoeding voor de prijzen zag J. Van Biesbrouck de kans, om in korte tijd een geduchte rivaal te worden van de beste lagere scholen in ons land. (12) Tot die financiële tegemoetkoming van de stad is het niet gekomen, want in juli 1837 nam J. Van Biesbrouck ontslag en vestigde zich te Langemark. Van Biesbrouck werd opgevolgd door Hyppolite Weewauters, gediplo meerd aan de Arnhemse kweekschool in 1827. 4. De afschaffing van de Tieltse kostschool onder Hyppolite Weewauters Waar Jean Van Biesbrouck niet in geslaagd was, lukte Hyppolite Wee wauters. Weewauters wenste kostschoolhouder te worden te Tielt, mits de uitdrukkelijke belofte dat de speciale leergang Frans aan het college afge schaft zou worden, wat dan ook gebeurde (12bis). Op 2 september 1837 werd hij door de gemeenteraad benoemd en zijn jaarwedde werd op 400 fr. gebracht. Het stadsverslag van 25 oktober 1837 vermeldt dan ook : «Het spreekt vanzelf dat de leerlingen aldaer (stadskostschool) zooveel te. talrijker zullen worden, daer de fransche school in het latijnsche collegie heeft opgehou den te bestaan», (schooljaar 1837-38) Zelfs in het stadsverslag van 6 oktober 1838, waarin alle Tieltse scholen zijn opgenomen, wordt nergens melding gemaakt van een afzonderlijke Franse school bij de Paters of verbonden aan het Latijns college. Bedroeg op 1 januari 1838 het aantal leerlingen amper 86, in 1839 was het reeds gestegen tot 110, van wie een aantal kostgangers. Weewauters genoot een jaarwedde van 400 fr. en ontving 50 fr. voor de prijzen. (13) De aanvraag om uit de schatkist een wedde te bekomen, bleef ook ditmaal zon der gevolg. In zijn taak werd hij bijgestaan door De Vos, ondermeester. Weewauters werd steeds voorgesteld als een zeer actief en bevoegd man. Hij stelde trouwens een uitgebreid schoolreglement op, waaruit we o.a. de dagindeling en de vakantieregeling leren kennen, ’s Winters duurde de klas van 7 h ’s morgens tot 17 h ’s avonds voor de internen. Voor de externen was dit van 8 h tot 18 h. Tijdens de zomermaanden : van 6 h tot 18 17
h voor de internen en van 8 h tot 19 h voor de externen. Er waren slechts twee vakantieperioden : de paasvakantie: 15 dagen voor de internen en 8 dagen voor de externen en de septembervakantie : 1 maand voor de internen en 15 dagen voor de externen. Op school mochten alle talen gesproken worden, behalve het Vlaams. Dat deze gemeenteschool vooral voor de kinderen van de gegoede burgerij was, blijkt uit het verbod om klompen en boerenkiel te dragen. Dit reglement werd voorgelegd aan de gemeenteraad. De heren Wauters en Verhuist stemden tegen «parce qu’il défend aux élèves de porter des sarraux» (boerenkiel) In 1840 rijpte bij het stadsbestuur het plan om het college, toen onder het bestuur van E.H. Ludovicus Ampe, met een Franse school te verrijken, wat voor de kostschool de doodsteek zou betekenen (13bis). Volgens de raad was de kostschool aan het afzwakken. Daar het Frans in het college niet afzonderlijk onderwezen werd, kon ook deze school er niet op voo ruitgaan. Beide scholen in stand houden zou van de stad zware financiële inspanningen vergen. Daarom was het noodzakelijk, dat de belang rijkste school, nl. het college, op peil werd gehouden, zelfs ten koste van de eigen gemeentelijke kostschool. Op 14 oktober 1840 werd H. Weewauters ingelicht over de plannen van de gemeenteraad. De raad besloot de opening van de Franse klas uit te stellen tot na de paasvakantie, indien Weewauters beloofde de kostschool vóór die datum te verlaten. Weewauters ging hiermee akkoord mits de stad een schadevergoeding betaalde. (14) Toen Weewauters hierop geen ant woord kreeg, merkte hij in zijn brief van 26 januari 1841 op, dat hij de plaats van de gemeenteonderwijzer slechts aanvaard had, op voorwaarde dat de Franse klas in het college zou afgeschaft worden, wat inderdaad ook gebeurde (15). Toen hij op 1 oktober 1837 in dienst trad, had hij immers nooit kunnen vermoeden dat de raad zo’n beslissing zou nemen. Deze be slissing betekende voor hem een zeer groot financieel verlies, gezien hij op eigen kosten herstellingen aan het gebouw en de meubilering had laten uit voeren. Zelfs bij zijn indiensttreding had hij de kostschool met veel moeite en kosten van een soort ongedierte kunnen verlossen. Als vader van drie jonge kinderen had hij zich veel moeten ontzeggen, zelfs zijn hele fortuin had hij gebruikt om de kostschool te doen bloeien. Om deze redenen stelde Weewauters zijn voorwaaden vooraleer in te gaan op de beslissing van de raad : vooreerst terugbetaling van alle onkos ten, die voortvloeiden uit de reparaties aan het gebouw en de tuin, en beta ling van de herstellingswerken om het gebouw te verbeteren. Hij wenste ook dat de stad de meubilering, uitsluitend bruikbaar voor het internaat, zou overnemen voor wie het gebouw achteraf zou betrekken. (16) Dat de gemeenteraad niet zinnens was een vergoeding te betalen blijkt uit het antwoord van het schepencollege. Het was, volgens de raad, Wee wauters zelf die aan wijlen burgemeester Pieter Erard (+ 3.1.1841) gevraagd 18
had de inrichting van de Franse klas in het college uit te stellen tot na de paasvakantie, zodat hij de kans zou krijgen om een andere school te zoe ken. Weewauters had zelfs afgesproken de maatregel te aanvaarden in het belang van het college en de functie van gemeentelijke onderwijzer te verla ten. (17) De reactie van Weewauters was klaar en duidelijk. Het was wijlen Pieter Erard zelf, die hem mondeling het voorstel had gedaan, schrijft hij op 10 oktober 1840, in aanwezigheid van J. Goethals, schepen en C. Vanden Berghe, gemeentesecretaris. Weewauters stond erop, dat dit voorstel hem schriftelijk zou overgemaakt worden. Dit gebeurde op 14 oktober 1840. Hij had zelfs nooit aan burgemeester Pieter Erard verklaard de functie van gemeentelijke onderwijzer op te geven, wat heel goed te begrijpen was, gezien zijn grote financiële inspanningen om de kostschool nieuw leven in te blazen. Niemand kon bij zijn aanstelling het succes van de kostschool voorzien. Nog minder kon iemand Weewauters een waarborg geven «tegen de schuldige stokerijen van zekere personen die kwaadwillig schade hebben berokkend aan het welzijn van zijn inrichting, aan zijn goede faam en aan zijn belangen». Ook Jean Van Biesbrouck had met dezelfde kwatongen te kampen. Wie deze personen waren en wat hun bedoeling was, zullen we wel nooit te weten komen. Om een einde te stellen aan deze onrechtvaardige toestand bood Weewauters op 17.2.1841 zijn ontslag aan en*zou tegen 1 mei 1841 de school verlaten. (18) Het is wel opvallend dat de zaak Weewauters zich afspeelde tussen het overlijden van burgemeester Pieter Erard op 3.1.1841 en de aanstelling van de nieuwe burgemeester Ysenbrant-Delcambe op 5.4.1841 en meer bepaald in de periode dat schepen Goethals de functie van burgemeester uitoefende (9.1.1841 tot 27.2.1841). Hij werd in deze functie opgevolgd door P. Plettinck-Strack, tot aan de aanstelling van burgemeester Ysenbrant. Weewauters had Tielt reeds vóór 1 mei verlaten, want in de zitting van 10 april besloot de gemeenteraad kandidaten op te roepen voor de vacante plaats van kostschoolhouder, dit niettegenstaande een petitie van verschei dene inwoners om de lagere school met het Latijns college te verenigen. Toen bleek dat de argumenten, nl. de inrichting van een Franse klas in het college en de financiële moeilijkheid om twee scholen te onderhouden, slechts drogredenen waren om Weewauters tot ontslag te dwingen. Acht tien kandidaten beantwoordden de oproep, van wie er, na een voorlopig onderzoek, zeven weerhouden werden. (19) Het is nooit tot een benoe ming gekomen. Ook hiervoor kunnen we moeilijk een verklaring vinden. De vraag bleef : wie zal de kostschool overnemen ? (Zie verder hoofdstuk II, B. 4) Na het ontslag van Weewauters werd, in opdracht van schepen Charles Roelandts, een bestek opgemaakt voor de noodzakelijkste herstellingen aan het schoolgebouw, door stadsarchitect A. De Lancker. Het eerste bestek 19
dateert van 6 januari 1843 en de herstellingswerken werden op 574,61 fr. geraamd. Dit bestek werd nooit uitgevoerd, want in november van hetzelfde jaar kreeg A. De Lancker de opdracht een nieuw bestek op te maken. Dit nieuwe bestek werd in drie delen gesplitst : - herstellingen die ten laste van de huurder waren : 158,08 fr. - herstellingen aan het woonhuis en schoolgebouw: 218,40 fr. - herstellingen aan «de leege school en stalleken» : 107,65 fr. Tot de eerste categorie herstellingen behoorde het vervangen van ruim 140 gebroken ruiten met een totale oppervlakte van ongeveer 32 m2. Alle muren en plafonds in de woonkamer, de ingang, het salon, de keuken, de twee klassen, de toren, de gangen en de twee slaapkamers, moesten met twee lagen Mechelse kalk vermengd met lakmoes (20) (wit) geschilderd worden, de plinten in het grijs. Verder werd voor het herstellen en vernieu wen van sloten, scharnieren en deurkrukken een bedrag van 48,48 fr. voor zien. De herstellingswerken aan het woonhuis en het schoolgebouw beston den in het hervoegen met mortel bestaande uit 3/4 Doornikse kalk en 1/4 zavel. Voor herwitten van de buitenmuren werd voor de tweede laag een mengsel genomen van Mechelse kalk en lakmoes, terwijl de plinten in het grijs geschilderd werden. Dit alles tegen de prijs van 10 centiem per m2. De nok werd degelijk hersteld met mortel vermengd met koehaar. Hiervoor werd 75 centiem per lopende meter voorzien. Nog enkele andere noodzakelijke herstellingen waren : het leien dak, de vloer en de bepleistering van de muren in de school, een nieuw venster in de kelder, het vernieuwen van de afvoerpijp en de dakgoot aan 3,25 fr. per meter e.a. Aan «de leege school en het stalleken» werden vier deuren dichtgemet seld, nl. de deur tussen «de hooge en leege school, de deur van de koestal en de buitendeur en deze op de verdieping. Er werden ook nog drie vensters op de oostzijde van de gelijkvloerse verdieping dichtgemetseld. Aan de kant van de Krommewalstraat werd een dichtgemetselde deur opengebroken en een nieuw venster met een tweebladig luik in rood dennenhout geplaatst.
20
HOOFDSTUK II ONTSTAAN EN TELOORGANG VAN DE GEMEENTESCHOLEN (1842-1879) A. De verplichting een kosteloze gemeenteschool op te richten. 1. De wet .van 23 september 1842 Onmiddellijk na de onafhankelijkheid van België besloot het Belgisch episcopaat een kosteloze katholieke lagere school in elke parochie op te richten. Na dit initiatief kwam er een gemeentelijk initiatief, als gevolg van de gemeentewet van 1836, waarbij nu ook de gemeenten zich ijverig inlie ten met de organisatie van het lager onderwijs. De organieke wet van 23 september 1842 was voor de gemeenten doorslaggevend. De wet Nothomb verplichtte iedere gemeente tot de oprichting en het onderhoud van minstens één lagere school, (art. 1) Twee of meerdere naburige gemeenten mochten ook samen één lagere school beheren, (art. 2) Door het overnemen van meerdere particuliere scholen kon de gemeente ontslagen worden van de verplichting om minstens één lagere school op te richten. Die «aangenomen» scholen moesten voldoen aan de wettelijke voorwaarden, die voor een gemeenteschool vereist waren. De particuliere onderwijzer(es) moest de nodige garanties voorleggen op zedelijk en intellectueel vlak. De scholen moeiten voldoende bemeubeld zijn en voldoen aan de eisen van hygiëne, (art. 3) Vóór 1842 werd het kosteloze onderwijs voor behoeftige kinderen overgelaten aan het initiatief van de gemeenten en particulieren. Vanaf 1842 werd iedere gemeente verplicht kosteloos onderwijs te verschaffen aan alle arme kinderen, van Vie de ouders dit verlangen, (art. 5) Het minimum-leerprogramma in de kosteloze scholen omvatte : gods dienst, zedenleer, lezen, schrijven, rekenen, het wettig stelsel van maten en gewichten en, volgens de plaats, de grondbeginselen van het Nederlands, het Frans of Hoogduits. Het onderricht in de godsdienst en de moraal werd gegeven onder toezicht van de bedienaars van de eredienst, die door de meerderheid van de leerlingen beleden werd. De kinderen die niet tot de levensbeschouwelijke meerderheid van de school behoorden, werden ont slagen van dit onderricht. (art. 6) (21) Dit kosteloze onderwijs van de behoeftigen betekende reeds een flinke vooruitgang. Toch schreef C. Vandenberghe, oud-gemeentesecretaris van Tielt en ere-arrondissementscommissaris, in 1890 dat men «ongelijk had het verplichtend en kosteloos onderwijs niet te hebben ingevoerd in de wet van 1842». (...) We zullen nog moeten wachten tot in 1914 vooraleer de school plicht een voldongen feit werd. (22) In menig opzicht bleef de wet van 1842 in zijn bepalingen erg vaag, zodat hij gemakkelijk in katholieke of liberale zin kon geïnterpreteerd 21
worden. Het zou later blijken dat bij zijn toepassing veel afhing van de regering, die aan de macht was. 2. Tielt werd van deze verplichting ontslagen. Op 10 november 1843 liet de gouverneur weten, dat Tielt nog steeds niet voldeed aan de wet van september 1842 en stelde voor, het kosteloze onderwijs voor jongens boven de zeven jaar in te richten in de leegstaande kostschool van Weewauters. De stedelijke raad vond het jammer om zo’n ruim lokaal te gebruiken als school voor kinderen van armen. De redenen lagen voor de hand : - Er bestonden te Tielt heel wat scholen waar kinderen van armen toegela ten werden. - Heel wat arme kinderen volgden de school van de Paters Recolletten (de overgenomen school van Weewauters), Ferdinand Beke of Lucas Houtteman. - Vele armen volgden de zondagsschool. Ze moesten immers werken tij dens de week. - Het leegstaande pensionaat zou vanaf 1 mei 1844 verpacht worden aan Coleta Devolder voor een termijn van 6 jaar (zie verder), en ingericht worden als kost- en dagschool voor meisjes. - In 1839 stond de stad de gebouwen van het voormalig klooster van de Alexianen af om er een arme leer- en werkschool in te richten. Deze school genoot een subsidie van 1400 fr. en in dit gebouw stonden nog vier lokalen leeg, die gemakkelijk tot een school voor arme kinderen konden ingericht worden. Reeds in september 1843 had het stadsbestuur een verzoek gericht tot de gouverneur om ontslagen te worden van de verplichting om een koste loze armenschool op te richten. De argumentatie tot vrijstelling bleek vol doening te schenken aan de hogere overheid, zodat de vrijstelling in juni 1844 door de Bestendige Deputatie ingewilligd werd. De stad had immers de verbintenis aangegaan om een nieuw lokaal te bouwen voor het koste loze jongensonderwijs. De beloofde veranderingen aan de arme leer- en werkschool van Pauline Jourdan werden uitgevoerd. De vier lokalen wer den behoorlijk ingericht en boden de mogelijkheid om aan jongens en meisjes afzonderlijk les te geven. Dit had het voordeel beter onderwijs te verschaffen aan de arme jongens. 3. De overname van particuliere scholen Anno 1855 bestonden er tien aangenomen scholen te Tielt, waarvan vier binnen de stad lagen, vier «te lande» en twee op de wijk Schuiferskapelle. Deze tien scholen vervingen de gemeenteschool, overeenkomstig de wet. Zowat 1190 arme werkmanskinderen, die recht hadden op kosteloos onderwijs, bezochten die scholen. Elke school ontving van stadswege een subsidie evenredig met het aantal leerlingen. 22
School van : Pauline Jourdan Amelie Vanhullebusch Rosalie Vroman Ferdinand Beke Marie Vande Keere E.H. J. Lietaer Bernard De Craemer Coleta Devolder Melanie Van Severen Fidéle D’Hondt
aantal kinde ren 561 167 124 17 77 11 72 9 116 36
-
subsidie 1240 fr. 170 fr. 165 fr. 95 fr. 130 fr. (Schuifersk.) 85 fr. 95 fr. 120 fr. 205 fr. 230 fr. (Schuifersk.)
B. De reorganisatie van het Tieltse lager onderwijs leidde tot de oprichting van de gemeentelijke lagere scholen. 1. Het hervormingsplan van het stadsbestuur Zestien jaar na de organieke wet van 1842 bezat Tielt, een stad met meer dan 12.000 inwoners, nog steeds geen lagere gemeenteschool. Zowel de gouverneur als de minister van Binnenlandse Zaken drukten hun onge noegen uit over de slechte toestand van het lager onderwijs te Tielt. De plaatsvervangende aangenomen scholen waren meestal arme leer- en werkscholen, wat niet strookte met de geest van de wet van 1842. De enige bekommernis van deze school was het geldgewin. Het onderwijs werd er volledig verwaarloosd. De meeste lagere scholen waren slecht ingericht, met uitzondering van de lagere school bij het college, onder leiding van E.H. Lietaer. (Zie verder punt 5) De gouverneur eiste dat de stad Tielt, zowel voor jongens als voor meisjes een gemeenteschool zou oprichten, één binnen Tielt-stad en één op de wijk Schuiferskapelle. Daar bleef de school van Fidéle D’Hondt aange nomen, tot de oprichting van een feitelijke gemeenteschool. Op 16 februari 1863 werd het gehucht Schuiferskapelle een zelfstandige gemeente. (23) In juni 1863 werd er dan ook een stuk grond aangekocht voor de bouw van de gemeenteschool. In het hervormingsplan dat de gemeenteraad uitwerkte werd, met geen woord gerept over de oprichting van een gemeenteschool. Wel hadden de hervormingen betrekking op alle scholen en niet alleen op de scholen van Tielt-stad en Schuiferskapelle, zoals de gouverneur eiste. - Vanaf het schooljaar 1859-60 werd het voorstel tot overname van de 23
Aanbelangend Berigt. BURGEMEESTER EN SCHEPENEN DER STAD THIELT,
brengen ter kennis van de gediplomeerde leer lingen der normale scholen, dat de plaets van HOOFDONDER WYZ.ER, der kostelooze Gemeente-school, thans binnen deze stad is openslaende. Degene die deze plaets begeeren te bekomen, moeten hunne vraeg aen het plaetselyk bestu.er toezenden voor den 15 September aenstaende. De jaerwedde aen deze plaets vastgehecht, beloopt tot fr. 1200 begrepen de schadeloos stelling van wooning. Thielt,
t e r o r d o n n a n t ie
24 :
De Secretaris, [Get. n u l l e . )
A ugusly 1861 . Burgemeester en Schepenen, [Gel.) Ch. S t e v e n s .
7. Bekendmaking van de openstaande betrekking van hoofdonderwijzer aan de kosteloze gemeenteschool.
Kollegie der stad Thielt. Van met den 1nOctober aenstaende, zullen er internen aenveerd worden, zoo wel voor de fra n sche klassen als voor de lalynsche. De tafelkosten zullen bedragen 875 frank ’sjaers. Nadere inlichtingen zyn krygelyk by den Principael van het kollegie. 8. Bekendmaking van het internaat in het College van Tielt, met ingang van 1 oktober 1862. (zie p. 38)
school van De Craemer ingetrokken. Ferdinand Beke hield reeds vóór 9 december 1857 op met schoolhouden. (24) - Bij de Apostolinnen zou alleen de afdeling voor behoeftige meisjes gea dopteerd worden, op voorwaarde dat er onderwijsverbeteringen werden ingevoerd. Er was daar immers ook een afdeling voor behoeftige jongens en sinds 15 september 1854 een gemengde bewaarschool. (25) Ook in de scholen van «’t Geloove» (Amelie Vanhullebusch), «D’Hope» (Melanie Van Severen) en «de Liefde» (Gezusters Vroman) zouden onderwijsverbe teringen ingevoerd worden. Daarvoor zou een beroep gedaan worden op de bekwaamste elementen uit de normaalschool van de Juffrouwen van Biervliet. - De subsidie van Fidéle D’Hondt zou met 500 fr. verhoogd worden, indien hij een gediplomeerd ondermeester in dienst nam om de behoef tige jongens van Schuiferskapelle te onderwijzen. - Ook de lagere jongensschool bij het college, onder leiding van E.FI. Lietaer zou 2000 fr meer subsidie krijgen, op voorwaarde dat E.H. Lietaer drie gediplomeerde ondermeesters aannam, belast met het kosteloos onderwijs van de behoeftige jongens uit Tielt-stad. - Drie lokalen voor onderwijs van behoeftige jongens onder leiding van E.FI. Lietaer, zouden in de zalen van de «Linnenmarkt» ingericht wor den. Daartoe vroeg de raad een subsidie van 5.076 fr. aan. Deze voorstellen van de raad werden door de gouverneur afgewezen. Floewel het stadsbestuur nog pogingen ondernam om zijn hervormings plan door te drukken, kon het de oprichting van een gemeentelijke lagere school niet langer op de lange baan schuiven. 2. Ontstaan van de kosteloze gemeentelijke jongensschool (1859) De adoptie van de school van De Craemer verviel. Flet kosteloos meis jesonderwijs, evenals de gemengde bewaarschool bleven aan de zusters Apostolinnen toevertrouwd. Zij zagen evenwel hun subsidie van 1200 fr. terugvallen op 800 fr. wegens de oprichting van de kosteloze gemeente school. Drie zalen van de Lakenmarkt werden aangepast om erin het kosteloos lager onderwijs te geven. Ze werden voorzien van het nodige meubilair dat stadseigendom bleef. De totale kosten voor inrichting werden op 7.614,25 fr. geraamd, verdeeld als volgt : 5.799,40 fr. voor het gebouw, 1.739,47 fr. voor het meubilair en 75,38 fr. voor toezicht op de werken. Op 15 april 1859 werden plan en bestek door de Bestendige Deputatie goedgekeurd. Flet stadsaandeel in de kosten werd'vastgesteld op 2.000 fr., de overige kosten zouden door de staat en provincie gedragen worden. Henri Beert, aannemer te Tielt en Fr. Vandenberghe, timmerman te Wingene, begonnen onmiddellijk na de aanbesteding met de uitvoering van de werken. De aanbesteding voor het metselwerk bedroeg 3.850 fr. en voor het timmerwerk 1.300 fr. Hoewel eind november 1859 de werken nog niet 25
i
volledig voltooid waren, ging de raad reeds in zitting van 28 september 1859 over tot de benoeming van een hoofdonderwijzer en twee hulponder wijzers. Geen enkele van de drie kandidaten voor de functie van hulpon derwijzer kon een diploma voorleggen, zodat er een nieuwe oproep moest gedaan worden. Voor de vacante plaats van hoofdonderwijzer hadden zich 12 gediplomeerde kandidaten gemeld. De heer Désiré De Vreese, oudleerling aan de normaalschool te Sint-Niklaas, kreeg 7 van de 12 stemmen en werd dus benoemd tot eerste schooldirecteur van de kosteloze lagere gemeenteschool op de Lakenmarkt. Zijn jaarwedde werd vastgesteld op 1000 fr. Daarin was de vergoeding voor logies begrepen. Vanaf het schooljaar 1859-60 opende de gemeentelijke lagere jongens school haar deuren. Jan Francies Dyck en August De Zutter werden res pectievelijk op 8 februari en 29 februari 1860 benoemd tot hulponderwij zers. Hun jaarwedde bedroeg 700 fr. Vanaf het schooljaar 1861-62 werd Désiré De Vreese, die hoofdonder wijzer werd in de stadslagere school te Kortrijk, vervangen döor Edmond De Slypere. 3. De school van Coleta Devolder werd de gemeentelijke lagere meisjesschool, zowel de kosteloze als de betalende De leegstaande kostschool van J.B. D’Haeyere werd, zoals de gemeen teraad het voorzag, verhuurd aan Coleta Devolder voor een termijn van 6 jaar, beginnend vanaf 1,november 1844. Coleta beschikte over het oude en nieuwe lokaal, twee kamers, de keu ken, de kelder, de slaapzalen en kamers op de eerste en tweede verdieping, evenals de zolder. In de jaarlijkse huur van 200 fr. was nog de «grote cour», het speelplein en de tuin achter de school begrepen. De «oude leege school» evenals het aanpalend «stalleken» bleven ter beschikking van de stad. De Juffrouwen Devolder hadden reeds in 1819 in de Nieuwstraat een lagere school voor meisjes opgericht. Deze school was de belangrijkste lagere school voor meisjes. In 1839 telde ze immers 125 leerlingen, van wie een miniem aantal internen. Coleta werd in haar opvoedingswerk bijge staan door haar zuster Adélaïde en haar nichten Henriette, Caroline en Elisa Tahon. In de loop van het eerste trimester van het schooljaar 1844-45 had de verhuizing plaats van de Nieuwstraat naar de oude kostschool van D’Haeyere. Eind 1844 telde haar school 100 leerlingen. (26) In 1846 waren haar nichten Henriette, Caroline en Elisa Tahon niet meer aan haar school verbonden. Haar zuster Adélaïde overleed op 25 december 1848. Hun plaatsen werden ingenomen door Caroline en Laurentine Devolder, beiden geboren te Doornik. Nadat het stadsbestuur in september 1843 de vrijstelling bekomen had om een kosteloze gemeenteschool op te richten, bekwam deze particuliere school het statuut van aangenomen school. Dit hield de verplichting in tot 26
het verstrekken van kosteloos onderwijs voor arme kinderen. Hiervoor werd van stadswege een jaarlijkse subsidie en een vergoeding voor de prij zen toegekend. (27) Deze subsidie bedroeg aanvankelijk 84 fr., vanaf 1855 tot aan haar ontslag in 1863 werd dat jaarlijks 120 fr. (28) Toen bij het begin van het schooljaar 1861-62 bij de Dames van Bier vliet (H. Familie) het externaat voor meisjes afgeschaft werd, besloot de raad met eenparigheid van stemmen, in haar zitting van 4.12.1861, een school voor betalende meisjes op te richten in de school van Coleta Devolder. Op 12 januari 1863 werd Coleta Devolder, bij deurwaardersexploot, verzocht tegen 1 mei 1863 de woning en het schoollokaal te ontruimen. Vanaf dit ogenblik braken voor Coleta zware tijden aan. Zonder inkomen was het haar onmogelijk om in haar onderhoud en in dit van haar broerDonatiaen, een tachtigjarige oud-militair, te voorzien. Ze bleef hardnekkig weigeren de school te verlaten, zodat de raad half juni 1863 besloot een gerechtelijke vervolging tegen haar in te spannen. De aanbesteding van de noodzakelijke verbouwingswerken en het begin van de nieuwbouw, voor zien op 18 juni 1863, overwoog men daarom uit te stellen. Heel waarschijnlijk moet ze hierop de gebouwen verlaten hebben, want half hovejnber 1863 ontving ze van de stad een hulpgeld van 150 fr. als gewezen onderwijzeres. In 1866 richtte ze zelfs een schrijven naar de gouverneur, om op het stadsbestuur druk uit te oefenen haar een subsidie van 100 fr. toe te kennen. Dit verzoek werd haar zonder discussie toege staan. Nadat Coleta Devolder de gebouwen verlaten had, kon met de afbraak begonnen worden. De school uit 1828 werd volledig afgebroken en er zou een nieuwe gebouwd worden met op de gelijkvloerse verdieping twee ruime zalen. Op de eerste verdieping zou de zondagsschool ingericht wor den. De woning van de onderwijzeressen was aanvankelijk voorzien tussen de twee schoollokalen. Ernaast werden ..twee galerijen» W.C’s en een omheiningsmuur gebouwd. Het bestek van 31.293,24 fr. werd tijdens de zitting van 31 januari 1863 goedgekeurd. (29) Aanvankelijk werd Dame Pauline Jourdan gepolst of zij het bestuur van de pas opgerichte gemeentelijke lagere meisjesschool (kosteloze en betalende) op zich wilde nemen. Blijkbaar hadden de zusters Apostolinnen andere plannen, want in het zelfde jaar 1864 kochten ze van de heer De Roo het huis met de grond aan de Ieperstraat. In juli 1866 brachten ze de arme leer- en werkschool evenals de kleuterschool over vanuit de stadsgebouwen naar hun «eigen haard» in de Ieperstraat. (30) In 1868 voegde Pauline Jourdan, op voorstel van burgemeester Charles Stevens en Mulle de Terschueren een betalende afdeling bij de kosteloze bewaarschool. 27
9. Grondplan van de nieuwe gemeentelijke meisjesschool op de plaats van de gewezen school van J.B. D’haeyere en deze van Coleta Devolder.
10. Doorsnede en standtekening van de nieuwe gemeentelijke meisjesschool. Zicht op' de zuidkant.
Na een werving via alle kranten, werd Julie Van Walleghem (° Pittem 1840) op 14 januari 1865 met 9 op de 10 stemmen verkozen tot hoofdon derwijzeres aan de betalende afdeling van de gemeentelijke meisjesschool. Zij was onderwijzeres aan de normaalschool van de H. Familie. Melanie Allaert (° Wingene 1838) en Rosalie Lannoo (° Tielt 1848) werden tijdens dezelfde zitting benoemd tot hulponderwijzeressen in de kosteloze afde ling. Daarmee was de discussie over de gemeentelijke meisjesschool rond. De liberalen hadden immers door tussenkomst van de hogere over heid het stadsbestuur gedwongen deze school op te richten. Zij hoopten daar een school uit te bouwen naar de maatstaven van M. Gatti de Gamond. (31) Maar met veel gezond verstand speelde de gemeenteraad ech ter de school in handen van bekwame, gelovige onderwijzeressen. Vandaar kwam het misprijzen en de roddelpraat, alsof deze school te wensen zou overlaten. De prijsuitdeling van september 1866 sprak deze bewering volle dig tegen. De gemeentelijke meisjesschool was toen goed op weg om, zoals de vier andere Tieltse scholen, het vertrouwen van de Tieltse bevolking ten volle te winnen. Het schoolgeld voor de betalende meisjesschool werd op 5 fr. per drie maanden vastgesteld. Bij de aanvang van het schooljaar 1866-67 telde deze school reeds 140 leerlingen : 87 betalenden en 53 genoten kosteloos onder wijs. Wegens het grote aantal leerlingen en vooral omdat Julie Van Walle ghem onderwijzeres was aan de normaalschool van de H. Familie werd ze in de betalende afdeling bijgestaan door normalisten. Toen laatstgenoem den op 19 november 1870 hun hulp aan de betalende afdeling stopzetten, na het ontslag van Julie Van Walleghem, werd naar een andere oplossing gezocht. Om te voorkomen dat het onderwijsniveau zou dalen, werd Sophie Pieters aangesteld tot tijdelijke leerkracht aan de kosteloze lagere meisjesschool. Op 10 juli 1871 werd ze definitief benoemd. Zoals voorzien in het oorspronkelijk plan, werd op de verdieping een zondagsschool voor volwassen meisjes ingericht. Deze school kwam tot stand bij het begin van het schooljaar 1865-66 op aanvraag van Julie Van Walleghem. De raad hechtte zijn goedkeuring aan dit prachtige initiatief, maar voegde er aan toe dat het onderwijs kosteloos moest zijn omdat er geen sprake kon zijn van enige subsidie of vergoeding van stadswege. Het onderwijs en het bestuur van deze school voor volwassen vrouwen berustte bij de leerkrachten van de gemeentelijke meisjesschool, bijgestaan door de normalisten van de Dames van Biervliet. Het onderwijs voor vol wassen mannen, ingericht eind december 1866, berustte bij de vier gediplo meerde onderwijzers van de kosteloze lagere jongensschool : Edmond De Slypere, August De Zutter, Leo-Emiel Van Maele en C.H. Van Keirsbilck. Julie Van Walleghem nam op 22 januari 1870 ontslag en werd als hoofdonderwijzeres opgevolgd door Melanie Allaert. Melanie werd ver30
vangen door Rosalie Goemaere, die in 1871 benoemd werd te Rollegem. Op haar beurt werd ze vervangen door Belonie van de Kerckhove. Telde de kosteloze lagere gemeenteschool voor meisjes bij haar aan vang in 1865 slechts 41 leerlingen, in 1877 was dat aantal tot 140 aange groeid. Daarom werd op 24 november 1877 een vierde hulponderwijzeres, Eulalie Sengier, aangesteld. Toen op 1 juli 1879 de zogeheten «ongelukswet» gestemd werd, verlie ten de zusters van Rollegem in september 1879 het gebouw aan de Krommewalstraat (32) en vestigden zich in de Ieperstraat. Ze zouden er het onderwijs verder zetten in de betalende en niet-betalende meisjesschool van Sinte-Godelieve en Sinte-Anna tot hun vertrek in 1882 (Zie verder hoofd stuk III) 4. De Paters Recolletten namen de gemeentelijke kostschool over. Tussen de gemeenteraad en de Tieltse burgers bestonden verschillende meningen over het verder bestaan van de Franse en Vlaamse kostschool. Enerzijds waren er heel wat voorstanders van de vereniging van de lagere kostschool met het college onder dezelfde principaal, terwijl ook de benoe ming van een leke-onderwijzer werd verdedigd. Anderzijds werd aan het schepencollege een verzoekschrift gericht om de kostschool onder het be stuur van de Paters Recolletten te plaatsen. Laatstgenoemden werden het eerst gepolst of zij de Franse kostschool wensten over te nemen. Ze weiger den, omdat ze niet over de nodige lokalen beschikten en het stadsgebouw te ver van het klooster gelegen was. Een dagelijkse wandeling naar de school was misschien te «gevaarlijk» en dus verboden. Daarna werden onderhandelingen met de directeur van het college aangeknoopt. Tijdens de zitting van 16 juni 1841 diende Ch. Stevens een motie in om de raad ertoe te bewegen L. Ampe, principaal van het college, met het bestuur van de lagere school te belasten. (33) Ch. Roelandts deed een tegenvoorstel : hij wenste dat de benoeming van een gemeentelijke onderwijzer door de raad zou blijven gebeuren. Hij verlangde ook zowel de lagere school als de kostschool te behouden en meende dat het noodzakelijk was een duidelijke scheiding te behouden tussen het lager onderwijs en het secundair. Indien de lagere kostschool bleef bestaan, moest een kostschoolhouder benoemd worden. Hieruit volgt dat er geen voorbereidende Franse klas in het college mocht geopend worden. Zou de stad alle financiële lasten van het lager onderwijs op zich nemen, zoals in het college, of zou de kostschoolhouder zelf alle lasten dragen, maar ook alle voordelen van de kostschool genie ten ? Principaal Ludovicus Ampe verlangde er niet naar om de lagere school en het college onder dezelfde directie te plaatsen. Indien dit echter de uit drukkelijke wens van de bisschop mocht zijn, zou hij die lastige taak op zich nemen, mits er twee nieuwe leraars benoemd werden. In elk geval 31
moesten volgens hem de twee scholen gescheiden blijven. Het zou voor het college nadelig zijn zich met een lagere school te verenigen, en het zou ook de lagere school geen voordeel brengen. De lagere school overnemen was voor de principaal minder belangrijk, dan wel een vaste subsidie van de stad los te krijgen. (34) Tijdens de zitting van 24 juni 1841 werd tegen onderstaande voorwaar den, het voorstel aanvaard om het bestuur van de lagere school aan L. Ampe toe te vertrouwen : - De onderwijzer krijgt de leiding en het kostgeld van het internaat, mits hij alle werkingskosten op zich neemt. - De lagere school zal blijven en er zal een plaats van onderwijzer vrijko men en bijgevolg geen cursus Frans in het college ingericht worden. - De gemeenteraad eigent zich het recht toe een onderwijzer te benoemen. Het antwoord van principaal Ampe was duidelijk : enerzijds wenste hij dat het lager onderwijs onder het collegebestuur kwam, dus onder dezelfde principaal; anderzijds wou hij beide scholen voor zijn rekening nemen, indien de stad met een vaste subsidie wou bijspringen. Tijdens de zitting van 14 augustus 1841 kwam E.H. Ampe zijn visie voor burgemeester Ysenbrant, de schepenen Plettinck en Roelandts, en stadssecretaris Vanden Berghe uiteenzetten. Wat het eerste punt betreft zou de gemeenteraad benoemingsrecht noch ontslagrecht hebben. Dit zou bij de bisschop berusten, zoals dit het geval was voor het college. Inzake de subsidie zouden wel toegevingen kun nen gedaan worden. Principaal Ampe vond het wenselijk dat, indien hij bestuurder werd van de gemeentelijke school, hij samen met de leraars van het college in het schoollokaal aan de Krommewal kon intrekken. In de tegenwoordige lokalen zag hij echter geen mogelijkheid een kostschool te openen. Zelfs met slechts twee onderwijzers voor het lager onderwijs zou hij nog onvoldoende plaats hebben om acht internen op te nemen. Wat dan, als oök de vier overige leraars van het college, zich daar kwamen vesti gen ? Het was zonneklaar dat de standpunten van L. Ampe, die handelde als gedelegeerde van de bisschop, juist waren. Al werd het huidige gebouw volledig verbouwd, toch zou er niet voldoende plaats zijn om een kost school te openen, die de concurrentie met de vele andere kostscholen aankön. Toen ook deze onderhandelingen mislukten, hebben de Paters dan toch aanvaard om de lagere school over te nemen vanaf het schooljaar 184142, op voorwaarde dat ze in het klooster ondergebracht werd. De archie ven drukken het zo uit : «Ten gevolge der opening eenerfrarische school, bij de Paters Recolletten binnen deze stad, zullen de banken die tot hiertoe door de studenten van het kollegie, in de Paterskerk, bezeten werden, door de leerlin gen van voormelde school, moeten gebruikt worden».i?>5) Principaal Ampe vroeg dan ook aan de stad nieuwe banken voor zijn studenten, wat hem niet geweigerd kon worden. 32
5. De lagere school toegevoegd aan het college Vanaf het schooljaar 1841-42, nadat de gemeentelijke kostschool door de Paters werd overgenomen, voegde Principaal Ludovicus Ampe aan de humaniorastudies een voorbereidende Franse klas toe. Alle 12-jarige leer lingen, die hun eerste communie hadden gedaan werden tot deze klas toe gelaten. (36) De lagere school, een Franse en Vlaamse dagschool, kon niet langer in de lokalen van het klooster worden ondergebracht. De Paters kochten in 1841, op aandringen van deken Darras en Mgr. Boussen, een eigendom in de Kortrijkstraat, thans nr. 75. Ze bouwden daar in 1842 op eigen kosten een heel nieuwe school met kapel. (37) Broeder Paschalis Baert, ontwerper van het plan, leidde de bouwwerken. De nieuwe school kreeg de naam van «Institut Saint-François». De bouw kostte de aanzienlijke som van 30.000 fr., wat het klooster voor jaren in de schulden stak. (38) Werd het onder wijs in de Franse en Vlaamse school van de Paters aanvankelijk in de loka len van het klooster gegeven, vanaf de voltooiing van de bouwwerken wer den de leerlingen bij het begin van het schooljaar 1843-44 overgebracht naar de nieuwbouw. De school telde toen reeds 132 leerlingen. Ter gelegen heid van deze opening werd een prospectus uitgegeven. (39) Zowel het college als het Institut Saint-François met de betalende lagere school bleven onder het beleid van de Paters Recolletten tot aan de over name door seculiere priesters van het bisdom. Op 13 september 1848 werd tussen de stad Tielt, vertegenwoordigd door de heren schepenen Stevens en Devolder en raadslid Baert, en Mgr. Boussen, bisschop van Brugge, verte genwoordigd door J.M. Darras, pastoor-deken van Tielt, overeengekomen het college, dat nu door de Paters Recolletten verlaten was, te behouden en het bestuur over te laten aan priesters van het bisdom. (40) Petrus Vander Ougstraete werd benoemd tot eerste principaal van het college en ontving uit de stadskas een jaarlijkse subsidie van 2.000 fr. (40) De toestand van de stadskas liet niet toe deze subsidie te verhogen. Er was dus zeker geen sprake van nieuwbouw voor het college. Als eigenaar van de Latijnse school voorzag het stadsbestuur slechts in de noodzakelijkste her stellingen aan de gebouwen. Verder zullen we zien dat de principaal soms lange dovemansgesprekken moest voeren om financiële tussenkomsten van de stad en soms wel een blauwtje opliep. Tijdens hun bestuur hadden de Paters het niet beter. Door de overname van het college door seculiere priesters, kwam de vroegere lagere school, die de Paters van de stad hadden overgenomen, vanaf het schooljaar 1848-49 eveneens onder leiding van het college. De principaal van het college had wel de supervisie over deze lagere school, maar Charles Vander Ougstraete werd er aangesteld tot directeur. Hij moest het rooien zonder subsidies. Op het programma van deze strikt par ticuliere school stonden o.a. Frans en Vlaams. Er waren 110 leerlingen. (40) 33
t /
Jrt/c- JC t' t u e 11. Op aandringen van deken Darras bouwden de Minderbroeders op eigen kosten een nieuwe school met kapel, toen «Institut Saint-François» genoemd, later SintMichielsgesticht of Klein College. Op deze foto van omstreeks 1900 heeft de school twee ingangsdeuren.
E.H. Petrus Vander Ougstraete, principaal van het college en directeur van het weeshuis voor meisjes, werd op 25 augustus 1851 vervangen door Eduardus Lietaer. Hij bleef nochtans bestuurder van het weeshuis tot aan zijn vertrek naar Knokke op 11.9.1853. Onder principaal Lietaer bestond het «Institut Saint-François» uit een voorbereidende klas op de humaniorastudies en de handelsklas, en uit een lagere school. Het schoolgeld voor deze lagere school werd op 24 fr. vast gesteld. Daarbij kwam nog 5 fr. per jaar voor verwarming en onderhoud van de bibliotheek. Het schooljaar telde twee vakanties : de grote vakantie van 15 augustus tot 1 oktober en de kleine vakantie, 14 dagen vanaf Paas maandag. De lagere school dreigde leeg te lopen. Het schoolgeld was voor veel ouders blijkbaar de grote struikelsteen, hoewel die bijdrage naar onze begrippen laag uitviel. Vele gezinnen stuurden hun kinderen, om die enkele centiemen per maand uit te sparen, naar armzalige werkscholen waar ze niets leerden, maar soms niet weinig geld verdienden. Er moest dus dringend iets gedaan worden. De bisschop had reeds ettelijke pogingen ondernomen om van de stad een bijkomende subsidie van 900 à 1.000 fr. te bekomen, (41) maar dit bleef steeds zonder gevolg. Vanaf het schooljaar 1852-53 kregen de lagere school en de voorberei dende klas een afzonderlijk bestuurder. Hij zou bijgestaan worden door een gediplomeerd onderwijzer uit de normaalschool van Torhout. De prin cipaal bleef echter de supervisie behouden. E.H. J.M. Taffin werd directeur (surveillant) van de «leegere school» en leraar Frans, koophandel en muziek. Hij werd in zijn taak bijgestaan door E.H. L. Van Hecke en E.H. E. Pattou. (42) Bij de aanvang van hetzelfde schooljaar kreeg de lagere school het sta tuut van aangenomen school. Van dan af groeide het aantal leerlingen jaar lijks. In 1855 telde «de primaire aangenomen school of de Fransche klassen» reeds 80 leerlingen. In 1858 groeide dat aantal aan tot 105. Dit succes was te danken aan het bekwame beleid van de leerkrachten. Ook de goede uitslag van de leerlingen in het «jaarlijks concours» was niet vreemd aan dit succes. J. De Lodder, leerling van de Franse school, had in 1856 een eerste «accessit» behaald in het «concours» tussen de lagere scholen van Tielt, Roeselare en Izegem. In 1859 zien we dan plots het aantal leerlingen dalen tot 88. Het logische gevolg van de oprichting van een kosteloze lagere jon gensschool op de Lakenmarkt. (43) In 1860-61 telde de primaire school 91 leerlingen, verdeeld als volgt : lagere school 39 en voorbereidende klas 52. Het onderwijs aan de lagere school werd verzorgd door E.H. directeur Félix De Grendele en de onderwijzers J. Fonteine en C. De Wulf. De eer waarde heren Amandus Vanhooren, Vanhecke en Verstraete stonden in voor de voorbereidende klas. (44) De lagere school kende succes. Vijf leerlingen namen deel aan de pro35
12. Leraars college en Franse klas in 1868. Zittend,v.l.n.r. : E.H. L. Decock, E.H. A. Van de Maele, E.H. C. Brondel, E.H. Camiel Roelandts: principaal, E.H. C. Roelandts: econoom, E.H. J. Plaetevoet, E.H. C. Verhelst en E.H. J. Dufloer : Franse klas. Tweede rij;v.l.n.r. : De heren T. Denijs : solfège, J. Basijn : Franse klas, L. De Bosschere : tekenen, J. De Lodder : muziek en piano en L. Duriez : L.O.
vinciale wedstrijd tussen de lagere scholen van het tweede kanton. (45) Van de 62 kandidaten behaalde Yvon Tydgat uit Tielt een tweede prijs en kreeg van de stad Tielt een erkentelijkheidsmedaille. Léopold Claerhout, eve neens uit Tielt, behaalde een eerste eervolle vermelding. (46) J. Fonteijne, die leraar werd in de voorbereidende klas en C. Dewulf, werden vanaf 1862-63 vervangen door E.H. Edmond Basyn en E.H. Gustave De Vaere. (47) Félix De Grendele bleef directeur van de lagere school en leraar Frans. Niettegenstaande het aantal leerlingen van de lagere school daalde tot 72, steeg hun succes in «bet concours van het tweede kanton». In het con cours voor godsdienst en moraal behaalde Flenri Billiet uit Tielt de eerste prijs. Hij kreeg van de stad Tielt hiervoor een zilveren (vergulde) medaille. Urbain Baert en Adolphe Oosterlynck eveneens uit Tielt, behaalden een eerste accessit en Victor Simoens en Charles Vandevyvere respectievelijk een tweede en derde eervolle vermelding. Over het geheel van de andere proeven bekwam Henri Billiet een eerste accessit en Adolf Oosterlynck en Charles Vandevyvere een eerste en tweede eervolle vermelding. (48) Het schooljaar 1863-64 kende een rustig verloop: Félix De Grendele werd als directeur bijgestaan door Ernest Basyn (leraar Frans, Vlaams, koophandel, rekenen, tekenen, schrijven en muziek), Gustave De Vaere (leraar Frans, Vlaams, rekenen en schrijven). J. De Lodder (leraar muziek), L. De Bosscher (leraar tekenen) en L. Duriez, leraar lichamelijke opvoe ding. In 1865 kwam T. Denijs erbij als leraar muziek en in 1867 J.C. Dufloer als leraar Vlaams, Frans, koophandel,' rekenen en schrijven. (49) Vanaf het schooljaar 1866-67 werd Félix De Grendele schoolhoofd aan de gemeentelijke betalende lagere jongensschool, die in hetzelfde gebouw gehuisvest bleef. (Zie verder punt 6). J.C. Dufloer en E. Basyn werden leraars aan de voorbereidende klassen. (50) Deze voorbereidende klassen laten we verder buiten onzé bespreking, omdat ze geen lagere school zijn maar wel een noodzakelijke voorbereiding op de humaniorastudies en de handelsklassen. Sinds het lager onderwijs aan het college door seculiere priesters ver zorgd werd, werden jaarlijks een aantal niet betalende leerlingen toegela ten. De subsidie voor het verstrekken van kosteloos onderwijs aan deze arme «werkmanskinderen» varieerde ,van 85 tot 220 fr. per jaar. Op 1 september 1861 werd E.H. Camille Roelandts principaal aan het college. Hij verving E.H. Joseph Lietaer. Onder E.H. Lietaer en E.H. Petrus Vander Ougstraete vonden de principaal en de leraars een onderko men in het huis dat aan het weeshuis paalde. Nu is dit de achterbouw van de apotheek en labo Thiers. Aanvankelijk woonden ze zelfs in het wees huis, omdat de principaal van het college ook directeur van het meisjes weeshuis was. Principaal C. Roelandts en zijn leraars konden geen gebruik meer maken van dit huis toen E.H. Lietaer vertrok. Hij zag zich verplicht op eigen kosten een huis te huren en te meubileren, gezien aan het college geen 37
woning verbonden was. Door deze bijkomende onkosten en de stijging van de levensduurte vroeg Mgr. Jean Baptiste Malou, bisschop van Brugge, aan het stadsbestuur de subsidie van het college, die sinds 1848 nog altijd 2.000 fr. bedroeg, tot 3.500 fr. te verhogen. Dit verzoek werd door de Be stendige Deputatie afgewezen daar de stad Tielt weigerde een tweede beta lende lagere jongensschool op te richten. De jongensschool aan het college was tot dan de enige betalende school. Door de huurovereenkomst (Zie verder punt 6) tussen de stad Tielt en principaal Camille Roelandts, handelend in naam van Pierre Vander Ougstraete, kwam het lang verwachte internaat vanaf 1 oktober 1862 tot stand. Ook principaal Jean Ferdinand Camille Alphonse Roelandts en zijn vijf leraars: Amandus Vanhooren, Aloïs Van de Maele,' Félix De Grendele, Gustavus De Vaere en Servatius Vandenbulcke namen hun intrek in de gebouwen van het Institut Saint-François. Dit in afwachting dat de nieuw bouw, op de plaats van de huizen «de Kluize», een realiteit zou worden. Flet internaat kende succes. Op 19 maart 1864 telde het college reeds 45 internen, allen uit de gegoede burgerij van de omliggende gemeenten. (51) Zowel leerlingen van de Franse âls van de Latijnse klassen werden tot het internaat toegelaten. Het jaarlijkse schoolgeld met inbegrip van het «tafelgeld» dat per trimester vooraf moest betaald worden, bedroeg 375 fr. Wie de paasvakantie of de grote vakantie op het college wenste door te brengen betaalde een bijkomend bedrag van respectievelijk 35 en 85 fr. Daarnaast betaalde elke leerling bij zijn aankomst 5 fr. inkomgeld, 5 fr. voor het onderhoud van de bibliotheek en ten slotte twee fr. per trimester voor het gebruik van kasten e.d. (52) 6. De lagere school, toegevoegd aan het college, werd de betalende gemeentelijke lagere jongensschool Een handvol Tieltse liberalen wensten hun kinderen naar een Franse school te sturen, maar in Tielt was er slechts één betalende lagere jongens school nl. deze toegevoegd aan het college. Deze school voldeed niet aan de wensen van de liberalen : er werd immers godsdienst onderwezen. Daar de scholen van Pittem en Meulebeke te veraf lagen, richtten een viertal liberalen (de liberale bron spreekt van 50) op 9 september 1860 een verzoekschrift tot gouverneur Benedictus Vrambout om de gemeenteraad te dwingen een tweede school voor betalende jongens op te richten. Ernestinus Merghelinck, lid van de Bestendige Deputatie, en overtuigd liberaal, kwam zich ter plaatse van de toestand vergewissen. Na een onderhoud met de liberale kopstukken van Tielt vertrok hij naar Brugge, nog vóór burge meester Charles Stevens en zijn schepenen de kans zagen hem te spreken. Het besluit van het onderzoek: geen bijkomende subsidie van 1.500 fr. voor het college zolang de stedelijke raad naliet een tweede lagere school voor betalende jongens op te richten. De gouverneur dreigde maatregelen te treffen indien de raad niet inging op zijn voorstel. Geen wonder dat B. Vrambout de bijnaam kreeg van «de Pacha». Pasja was de naam van een 38
gouverneur in Turkije, waar weinig of geen vrijheden of rechten beston den. De burgemeester voelde zich in het nauw gedreven en liet niet na de hulp van de bisschop in te roepen vooraleer een definitieve beslissing te nemen. Er stond immers heel wat op het spel. Het advies van de bisschop was sterk genuanceerd. De inrichting van een betalende cursus aan de kos teloze lagere school op de Lakenmarkt zou volgens hem nadelige gevolgen kunnen hebben voor het college, tenzij het schoolgeld voorde gemeente lijke lagere school iets hoger zou liggen dan in het college. In zo’n geval zouden heel wat van de gevreesde nadelen wegvallen. Werd er toch voldaan aan de «dictatoriale» eis van de gouverneur, dan kon dit enkel onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de gouverneur onmiddellijk zijn goedkeuring hechtte aan de verhoging van de subsidies voor het college, die door de gemeenteraad reeds werd goedgekeurd. Ver der mocht deze betalende leergang slechts door de stedelijke raad aanvaard worden met één stem meerderheid of via de doorslaggevende stem van de burgemeester. Wilde men definitief beletten, dat de tweede lagere school schade toebracht aan de lagere school van het college, dan moest de eis van de gouverneur zonder meer verworpen worden. (53) Tijdens de zitting van 4 december 1861 nam de stedelijke raad een defi nitieve stelling in. Men vond het niet nodig een tweede lagere school voor betalende jongens op te richten om volgende gegronde redenen : - De bestaande lagere school voldoet volledig aan de eisen van de wet. - De inspectie heeft geen enkele klacht tegen deze lagere school. - De «concours» hebben voldoende bewezen dat er in deze school degelijk onderwijs wordt gegeven. (54) Daarmee was de discussie omtrent de oprichting van een gemeentelijke betalende lagere jongensschool nog niet rond. Een tweede punt was, dat volgens de wet van 1 juni 1850 op het middel baar onderwijs, de bijzondere lagere school verbonden aan het college slechts voor een termijn van tien jaar door de gemeente mocht beschermd (aangenomen) worden. In 1862 was deze termijn verstreken, zodat er tus sen de gemeenteraad en de bisschop van Brugge, Mgr. Malou een nieuwe overeenkomst moest komen. Wilde deze school behouden blijven, dan stelde de Hogere Overheid de eis, dat de nieuwe sfchool volledig van het college gescheiden moest zijn en tevens opgericht worden als een gemeentelijke lagere school. Het voorstel van de raad om de gebouwen van de aangenomen lagere school (Institut Saint-François) aan de Kortrijkstraat te kopen, om daar de gemeentelijke betalende lagere school op te richten, werd door de bisschop van de hand gewezen. (55) Er bleven toen nog twee mogelijkheden open : ofwel de beta lende lagere school inrichten in de niet-betalende, maar dit zou een te grote financiële last betekenen voor de stad, ofwel de aangenomen lagere school als gemeentelijke betalende lagere school inrichten. Dit laatste gebeurde, al was het dan vier jaar na de goedkeuring door de stedelijke raad tijdens de zitting van 10 mei 1862. Het compromis kwam neer op het volgende: de 39
stad zou voor een periode van tien jaar, de twee klaslokalen, de speelplaats en de tuin huren voor 300 fr. per jaar. Alle meubelen nodig voor de klassen zouden aan de stad verkocht worden. Voor deze lagere school, die de voor bereidende klas van het college bleef, zou de raad een hoofdonderwijzer en een hulponderwijzer benoemen met respectievelijk een jaarwedde van 1200 en 800 fr., inclusief inwonen. De stedelijke tussenkomst in deze wedden zou 900 fr. bedragen. Het lag geenszins in de bedoeling om de principaal te benoemen tot onderwij zer, maar hij hield toch deze lagere school onder zijn bevoegdheid. Verder kon de principaal over alle schoolgelden beschikken om de wedden van zijn leerkrachten aan te vullen. De minister antwoordde op dit voorstel, dat zo’n lagere school gewoonweg een voorbereidende afdeling van het col lege was en geenszins overeenstemde met de geest van de wet van 23 sep tember 1842. De stedelijke raad weerlegde deze uitspraak en verklaarde, dat bijna alle leerlingen die deze lagere school bezochten later toch hun humanoriastudies aan het college begonnen. Speciaal daarvoor was het belang rijk, dat de toekomstige collegestudenten onder het bestuur van één en dezelfde directeur stonden, alhoewel de twee afdelingen volledig van elkaar zouden gescheiden zijn. Op 6 augustus 1863 werd dan door de Bestendige Deputatie de huuro vereenkomst tussen Charles Roelandts, principaal van het college, als afge vaardigde van Pierre Vander Ougstraete, eigenaar en pastoor van St.Martinus te Kortrijk en de stad Tielt goedgekeurd. De gemeenteraad van Tielt, besliste voor een termijn van 10 jaar, de gebouwen, bijgebouwen, speelplaats en tuin (op dat ogenblik de aangenomen lagere school en woning voor de principaal en leraars van het college) te huren onder vol gende voorwaarden : - De stad betaalt een jaarlijkse huur van 400 fr., vrij van alle lasten. - De principaal van het college neemt ontslag als directeur en onderwijzer van de aangenomen lagere school en de gemeenteraad is vrij de lagere school op te richten volgens de beschikkingen van de wet van 1842, dus volledig onafhankelijk van het college. - Alle verbeteringswerken aan het gebouw vallen ten laste van de eigenaar. De stad is er slechts toe gehouden de noodzakelijke onderhoudskosten voor zijn rekening te nemen. - De huidige pacht gaat in op 1 oktober 1862 en neemt slechts een einde bij het vernieuwen van de overeenkomst tussen de stad en het college. De stad zal op eigen kosten een nieuwe woonst voor de principaal, leraars en leerlingen bouwen op het terrein waar «de huizen de Kluize» gevestigd zijn. - Van zodra het besluit van overeenkomst goedgekeurd is evenals het plan en bestek van de nieuwbouw, zullen de klaslokalen, de tuin en de speel plaats ter beschikking gesteld worden van de onderwijzer benoemd door de raad, om er de gemeentelijke betalende lagere jongensschool in te rich ten en de actuele aangenomen lagere school zal afgeschaft worden. 40
- Van zodra de nieuwbouw ongeveer bewoonbaar is, zal de huidige woonst volledig ter beschikking van de gemeentelijke onderwijzer gesteld wor den. - Vanaf de datum van de goedkeuring van de plannen en bestek van de nieuwe woonst door de Bestendige Deputatie tot dat de huidige woonst door de principaal en leraars volledig ter beschikking van de gemeente lijke onderwijzer zal gesteld worden, wordt de huurprijs op 200 fr. per jaar gesteld. De som van 400 fr. zal slechts opeisbaar zijn vanaf het ogen blik waarop alles ter beschikking van de gemeentelijke onderwijzer ge steld wordt. Half december 1863 waren de leelijke koteraillen van de Kluize bijna afgebroken. Op 30 januari 1864 had de openbare aanbesteding plaats van het woonhuis en het internaat. Architect De Lancker tekende de plannen en raamde de kosten op 32.716,57 fr. (56) De werken werden uitgevoerd door Henri Beert en Constant Lamblin voor 37.298,25 fr. In 1866 was de nieuwbouw voltrokken. Met de verhuizing van de principaal en de leraars, evenals de studenten-internen, kwam het gebouw van de aangenomen lagere school gedeeltelijk vrij en kon het ter beschik king van het stadsbestuur gesteld worden. Volgens de overeenkomst kon pas nu de gemeentelijke betalende lagere jongensschool opgericht worden. Zo kon de gemeenteraad overgaan tot de benoeming van de onderwijzers. Félix De Grendele (bestuurder van deze school sinds 1860-61) werd op 22 augustus 1866, uit negen kandidaten, verkozen tot hoofdonderwijzer aan de gemeentelijke betalende lagere jongensschool. Gustave De Vaere en Vic tor Verkinderen werden in dezelfde zitting aangesteld tot hulponderwij zers. Deze nieuwe school opende haar deuren op dinsdag 2 oktober 1866. Eigenlijk was er aan het onderwijs niets veranderd. De bestaande school mocht verder blijven bestaan mits enkele administratieve veranderingen. Hoewel deze school een betalende school was, werden voor het school jaar 1866-67 nog negen leerlingen aanvaard die kosteloos onderwijs geno ten. Met ingang van dit schooljaar werd de wedde van de leerkrachten van de gemeentelijke betalende lagere jongensschool gelijk gesteld aan deze van de kosteloze lagere jongensschool nl. 1350 fr. voor de hoofdonderwijzer en 900 fr. voor de hulponderwijzer. Op het programma van deze betalende jongensschool stonden : gods dienst en zedenleer, lezen, cijferen, het stelsel van maten en gewichten, moedertaal, lijntekenen, beginselen van de aardrijkskunde en geschiedenis van België, Frans en schrift. De lessen godsdienst en zedenleer werden ’s morgens gedurende het eerste halfuur en ’s middags gedurende het laatste halfuur gegeven. De leerlingen werden over drie klassen verdeeld. Het schoolgeld voor de eerste klas werd vastgesteld op 7,50 fr. per trimester ongeacht het bijwo nen van de avondstudie. Voor de twee andere klassen bedroeg het school geld 5 fr. per trimester, daarbij nog eens 30 fr. per jaar (7,50 fr. per trimes ter) voor het bijwonen van de niet verplichte avondstudie. 41
Daar uit hetzelfde gezin soms twee, drie of meer kinderen naar de beta lende school kwamen en het betalen van het schoolgeld voor sommige mensen een zware dobber was, besloot de gemeenteraad bij de aanvang van het schooljaar 1869-70 het derde kind van eenzelfde gezin kosteloos de les sen te laten bijwonen. Deze maatregel werd ook toegepast in de gemeente lijke betalende lagere meisjesschool. Het uurrooster zag er als volgt uit : voormiddag : 8.30 tot 10.00 : les 10.00 tot 10.30: speeltijd 10.30 tot 11.30 : les namiddag . : 13.30 tot 14.30 : les 14.30 tot 15.00 : speeltijd 15.00 tot 16.00: les 16.00 tot 16.30: speeltijd avondstudie' : 16.30 tot 18.00: in de winter 16.30 tot 18.30: in de zomer. De dinsdag en donderdag was van 14.00 tot 16.00 een wandeling voor zien. De vakantie : 14 dagen vanaf Paaszondag drie weken vanaf 1 september nog twee dagen met nieuwjaar. Ook ’s zondags werden de leerlingen op school verwacht. Om 8 uur gingen ze naar de hoogmis, waarna conferentie en declamatie tot 11 uur. ’s Namiddags was er om 2 uur lijntekenen en om 3 uur vespers en lof. De inrichting van deze school, evenals de gemeentelijke (betalende en kosteloze) lagere meisjesschool brachten voor de stad bijkomende uitgaven mee van 4.900 fr. Ook de overname of aankoop van de meubelen van de gemeentelijke lagere jongensschool zou moeten betaald worden. Daarom richtte de gemeenteraad een verzoekschrift aan de gouverneur om een tus senkomst van 1788,20 fr. te bekomen voor de meubelen en een verhoging van hun subsidie met 3233 fr. Dit werd door de gouverneur afgewezen, daar de lokalen geen eigendom waren van de stad. Wilde de gemeenteraad de gevraagde tussenkomst bekomen, dan moest zij de huurovereenkomst met principaal Roelandts verbreken. De inrichting van een gemeentelijke lagere school in een gebouw dat geen stadseigendom was, voldeed immers niet aan de wet (57). Op het einde van het schooljaar 1866-67 liet Félix De Grendele aan de gemeenteraad weten dat de gebouwen van zijn school «in gebrekkigen staat» verkeerden. Na een langdurige discussie stelde raadslid Ysebrant voor om, indien er binnen de tien dagen geen goedkeuring gehecht werd aan het voorstel de huurovereenkomst te vernietigen, de principaal uit te nodigen om de overeenkomst uitgedrukt in het huurcontract, uit te voeren en alle lokalen ter beschikking te stellen van E.H. F. De Grendele. Toen de princi paal in zijn brief van 26 oktober 1867 hierop reageerde, wenste de raad daar 42
op niet in te gaan en verwees naar de bovengemelde beslissing. De reden waarom raadslid Colle zich onthield : «dat het hem verleed over deze zaken te redekavelen» bewees dat bepaalde raadsleden het moe werden over deze zaak te discussiëren. Pas op 9 februari 1868 zou het gebouw volledig ontruimd zijn, zodat alles, dus ook de woning, ter beschikking kwam van E.H. Félix De Grendele. Eind januari 1869 vroeg principaal Roelandts aan burgemeester Charles Stevens om de huur van de lagere school te willen betalen. De burgemees ter beweerde dat hij niet wist hoeveel er moest betaald worden omdat het hele lokaal niet gebruikt werd vanaf het begin. (1862) Ook zei hij dat de betaling niet vroeger dan in 1870 kon gebeuren omdat er geen krediet voorhanden was. Principaal Roelandts voelde zich echt beledigd en bespot, te meer daar het huurcontract duidelijk vermeldde dat de stad enkel 200 fr. zou betalen, zolang niet het gehele gebouw gebruikt werd door de stad. Dit was onzin gezien met de toestemming van de Bestendige Deputatie de stad gemakkelijk het nodige krediet kon verkrijgen. De principaal voelde duide lijk dat bepaalde raadsleden de lagere school van het college geen goed hart toedroegen en ze liever wensten af te schaffen. (58) E.H. Roelandts schreef dan ook aan de burgemeester : «Zeker is op dit ogenblik de toekomst van het college erg in gevaar gebracht, maar het is precies uw gemeenteschool die de oorzaak is van al die ellende, want een college zou niet kunnen bestaan zonder de natuurlijke basisschool, zonder haar bron van bevoorrading, en nochtans zo is de toestand die men ons zou willen aan doen». (59) Anderzijds bleef «bestuurder» E.H. F. De Grendele hardnekkig weige ren het schoolhuis te betrekken. Tot tweemaal toe werd door de raad ge stemd met de bedoeling F . De Grendele te ontslaan of tijdelijk te schorsen wegens zijn weigering. Dit bleef steeds zonder gevolg. Beide feiten zullen er wel niet vreemd aan zijn, dat E.H. De Grendele einde schooljaar 1868-69 zijn ontslag gaf als schoolhoofd van de betalende gemeenteschool. Hij trok op 31 maart 1871 naar Wervik. Als reactie hierop en ter vrijwaring van het college opende E.H. J. Devolder op 29'september 1869 een vrije school voor lager onderwijs in de lokalen van St.-Jan Baptist(e) in de Ontvangerstraat. (60) Deze nieuwe inrichting kreeg de naam «Gesticht Sint-Louis». Op het programma ston den : Fransch en Vlaamsch onderwijzen met al de andere leertakken, van de eerste grondbeginsels tot eenen genoegzamen graad om de latijnse studiën aan te vangen, ofwel om zich op koophandel en nijverheid toe te leggen». Het schoolgeld bedroeg 5 fr. per trimester zonder avondstudie, 7,50 fr. met studie. Er werd alle dagen les gegeven, zowel in de week als op de zon en feestdagen. Geen enkel archiefstuk vertelt ons hoelang deze school stand hield. We kunnen aannemen dat ze verdween op het einde van het schooljaar 187172, toen het gebouw in de Kortrijkstraat door de gemeentelijke betalende 43
INSTITUT ST-L0UÏS A
G E STIC H T ST-LOUIS T E
T H 1 B L T . f
iÊ o a iÆ lA tm m .} *
T H I E L T .
(V RIJIS SCHO OL.:
Jé
Ob tfm m m o m V h m a m r de van* annoncer QU'AU & SEPTEM BRE PROCHAIN, m m o a m ro M m m m tocAt. m Sr-^ïAïï-BApnsrg m » Ecole libre pour l'en seignement grinmlre. La bui constant de tous soa efforts sera de procu4 ywr à BOS, élèves Im sm iction et. i’éjaeaü on , ou la ealtare 4e l'esprit «t la form ation da «asar; pareoaséqneat. aoas tâcherons de leur inspirer l'am our du devoir, le gooi da travail, des sentim ents d'honneur et 4e religion. * Nous enseignerons â nos élève* le Français et, le | I te a a s d , avec tentes les antre» branches, depuis les prem ières notions, jusqu'au degré suffisant pour en treprendre les étude* latines en les études profession nelles; et comme les études supérieures ■>dépendent ' w toujours des étude»: préparatoire», rie» m m m négligé pour en m m r m la succès. Do cette manière nous espérons justifier la confi ance que les Parents voudront Bien nous accorder. Nos élèves devront se rendre à l’École chaque jo u r, les Dimanches et jour» -de fête» comme la «e-
Le m i»errai est, par trim estre, de 5 francs pour les élève» qui ne reste pas à l’étude da soir, et de 7-SÔ franc» pour ceux qui f assistent.
20
W ij hebben de eer u aaa te kondigen dat wîj MET SEPTEM BER is mer bokaal v a s S t -J aîb-B ap
T m w , m m vrije Schooi gaas openen voor lager on
derwijs. Het aanhoudend streven onzer pogingen zal strek ken om aan onze leerlingen onderwijs en opvoeding te veiieijallea, om bunnen geest te versieren en hun harte te vormen; wij zuilen trachten hun plichtbe trachting, smaak voor het w erk, gevoelens vas eer en godsdienst in te planten. W ij zullen aan onze kinders het Franach en het Vlaamseh onderwijzen, met al de andere leertakken, van de eerste grondbeginsels tot m a a n genoegzame» $ ‘graad om de latijnache studie» aan te vangen, ofwel om zich op koophandel m nijverheid toe te leggen. En geiyk de boogere studiën altijd van de voorberei dende afhangen, zal er niets verwaarloosd worden o m er den goeden uitslag van te verzekeren. Derwijze hopeu wij h ;t vertrouwen te verdienen dat de Ondom wei zuilen gelieve» ia ons te stellen. Onze leerlingen zullen alle dagen moeten te r. School komen, de Zon- en Peestdageu zoo wel ala in de week. Het schoolgeld is 5 frank per trim ester voor de leerlingen die de avondstudie niet bijwoonen; 7 50 fr. voor deze die e r gebruik van maken.
J. DEVOLDER, prêtre. \
TnssiT, ce 23 S ep tem b re 1m . ‘
Tültn.T, n S # & x n te r 1460.
.1. DEVOLDER. priester. 1 ‘
•
J
* -
P
13. Prospectus van het «Gesticht St.-Louis» te Tielt onder het bestuur van E.H. J. Devolder.
14. Leraars van het college van Tielt en van de Franse klassen in 1877-78 : Zittend, v.l.n.r. : E.H. August Fonteyne, E.H. Jules Plaetevoet, E.FL Constant Roelandts : principaal, E.FL Edward Strubbe, E.FL August Denolf, E.H. Michel Jackson. Tweede rij, v.l.n.r. : E.H. R. Vanden Bussche, E.H. Odile Peirsegaele : Franse klas, de H. Adolf Denijs : Franse klas, E.H. Th. Copin, E.H. Gustave Lambrecht : Franse klas, E.H. Em. Roelens, de H. Franรงois de Bosschere : Franse klas, E.H. August Desiere : surveillant externen, de H. Adolf Loosveldt.
lagere jongensschool verlaten werd. Op 14 augustus 1868 nam Gustave De Vaere ontslag wegens zijn benoeming te Kaprijke. Hij werd in zijn functie vervangen door Gustave Pauwels, oud-leerling van de normaalschool van Torhout. Ook Victor Verkinderen nam op 22 juli 1871 ontslag. Dat kwam één maand na de twist die tussen hem en Bruneel, een van zijn leerlingen, ont staan was. (61) Hij werd vervangen door Lieven De Wulf, afgestudeerd aan de normaalschool van Brugge. Na het ontslag van E.H. F. De Grendele plaatste de raad de gemeente lijke betalende lagere jongensschool onder het bestuur van Edmond Deslypere, hoofdonderwijzer aan de gemeentelijke kosteloze lagere jongens school. Zijn jaarwedde werd om die reden op 1600 fr. gebracht. De gemeentelijke betalende lagere jongensschool bleef in het gebouw aan de Kortrijkstraat tot aan het einde van de huurovereenkomst in oktober 1872. Edmond De Slypere nam zijn intrek in dit gebouw en vroeg op 7 februari 1870 aan de gemeenteraad om over de tuin, die gebruikt werd door princi paal Roelandts, te mogen beschikken. Vanaf het schooljaar 1872-73 werd de gemeentelijke betalende lagere jongensschool in het college afgeschaft en werd ze naar de nieuwe gebouwen op de Lakenmarkt overgebracht. Daar om gaven Gustave Pauwels en Lieven De Wulf op 24 juli 1872 hun ontslag als onderwijzers aan de gemeentelijke lagere jongensschool. Hiermee slui ten we het deel over het gemeentelijk lager onderwijs af. Hoe was de toestand nu in het college? Vanaf 1 oktober 1872 kwam een nieuwe tienjaarlijkse overeenkomst tot stand tussen de stad en de bisschop. Dit contract werd met 8 stemmen voor, en vier onthoudingen goedgekeurd. Iedereen was overtuigd : «het col lege moet behouden blijven !» De Schietere de Lophem onthield zich, omdat hij de toekenning van de jaarlijkse subsidie niet kon aanvaarden en de heren De Meulenaere, Boone en Goemaere gingen niet akkoord met de toevoeging van een voorbereidende afdeling aan de middelbare school, daar de stad reeds een gemeentelijke lagere school bezat. Zoals hoger vermeld kwam de voorbereidende afdeling van priester Devolder zich van dit ogenblik af in de Kortrijkstraat vestigen. Deze afde ling werd gesplitst in twee elementaire klassen en een derde en vierde leer gang, als voorbereiding op de handels- en humaniorastudies. (62). Dit bleef zo tot aan de schoolstrijd in 1879, wanneer er op het college een beroep werd gedaan om er de vrije katholieke betalende jongensschool in te richten.
46
HOOFDSTUK III ONTSTAAN VAN DE VRIJE KATHOLIEKE SCHOLEN. (1879-1884) A. De schoolstrijd van 1879 (1879-1884) 1. De schoolstrijd, te Tielt en zijn gevolgen Toen bij de verkiezingen van 11 juli 1878, de liberalen met een nipte meerderheid aan het bewind kwamen, wilden ze onmiddellijk het gehele onderwijs in handen van de Staat. Na woelige kamerdebatten werd op 1 juli 1879 de zogeheten ongelukswet gestemd op voorstel van de liberale minister Van Humbeeck. Deze wet ontketende een ware schooloorlog in heel het land. Onder de dekmantel van sommige hervormingen, die inderdaad verantwoord waren, brachten de liberalen in feite de doodsteek toe aan het katholiek onderwijs. De voornaamste bepalingen van die wet die de katholieken in het harnas joeg, waren de volgende : alle gemeenten moesten een lagere gemeente school oprichten en in stand houden en mochten geen subsidie meer verle nen aan de privéscholen. In deze gemeentescholen werd het godsdienston derricht als verplicht vak afgeschaft. Het werd immers overgelaten aan de zorg van de gezinnen en aan de bedienaars van de verscheidene erediensten. Nochtans werd een schoollokaal ter beschikking gesteld van de bedienaars van de eredienst om er hetzij voor, hetzij na de lesuren, godsdienstonder richt te geven aan de schoolkinderen van hun godsdienstige overtuiging. (63) Ook mochten alleen nog onderwijzers en onderwijzeressen die gedi plomeerd waren aan een officiële normaalschool, in de gemeentescholen worden benoemd. De christelijke gemeenschap reageerde fel op deze onge lukswet. De bisschoppen weigerden de H. Sacramenten aan de ouders die hun kinderen naar die «goddeloze scholen» stuurden en verboden aan de onderwijzers (essen) er onderricht te geven. Hierop namen zowat 1.350 leerkrachten ontslag en over het hele land rezen er, ten koste van zware financiële offers, vrije katholieke scholen op. Bijna overal werd de «school penning» ingesteld, die door allerlei omhalingen geld-bijeenbracht voor het bouwen van vrije katholieke scholen. In 1880 bezaten reeds 1.936 gemeen ten vrije lagere scholen, met zowat 445.000 leerlingen, tegen 338.000 in de gemeentescholen. (64) Hoe was de toestand nu in Tielt ? Zowel in de plaatselijke pers als op het stadhuis van Tielt waren de zenuwen gespannen omtrent het nakend gebeuren in Kamer en Senaat. Op zaterdag 25 januari 179 meldde de Gazette van Tielt : «De lezer weet het al, wat te voorzien was is dynsdag gebeurd. Het ontwerp van wet, dat de be staande wet van 1842 op het lager onderwijs afschaft, is bij de kamers inge47
Van deze week hebben de onderwijzeressen van twee aangenomene scholen van Thielt, hare aanveerding opgezeid, en tot stichting van eenieder, drukken wij hier de brieven af die zij aan de gemeenteoverheid komen toe te stieren : Ziehier den brief van de eerweerde overste van 't Geloove , die sedert lange jaren aan het onderwijs van de thieltsche jeugd hare zorgen toewijdt.
Aan de heeren Burgemeester en Schepenen van Thièlt. M ijne H eeren ,
Ik ondergeteekende Amelia Yan Hullebusch, aangenomene onderwijzeres te Thielt, laat Ued. bij dezen weten dat ik de aanveèrding mijner school van heden af opzeg. De wet van 1879 op het lager onderwijs, is door de kerkelijke overheid veroordeeld, en ik kan in consciëntie zulke wet niet onderhou den. Ik verzoek u, Mijne Heeren, mij over het ontvangen van dezen brief te willen berichten, en bied u mijne gevoelens van eerbied.
,
A melia V an H u llebu sc h .
Thieit, 8 September 1879.
Hier nu volgt de brief van de aangenomene onderwijzeres van Sint-Jozefsschool in den wijk van Salette.
Aan de Heeren Burgemeester, en Schepenen van Thielt. M ijne H eer en ,
Bij dezer laat ik u weten dat ik de aanveerding van mijne school opzeg, ten gevolge van de wet van 1879 op het lager onderwijs. Voor God en in consciëntie, kan ik die wet niet on derhouden. Ik verzoek u, Mijne Heeren, mij kennis te geven dat gij dezen mijnen brief ontvangen hebt, en bid u mijne gevoelens van eerbied te aanveerden. Prudence Vandevoorde. Thielt, 8 September 1879. . De heer Troch, de zoo geachte en bekwame provinciale schoolopziener van Antwerpen, heeft de bediening geweigerd die de. minister hem wilde toe vertrouwen. M. Van Humbeeck wilde hem voornamen schoolopziener maken. M aarniet te doene! Geen geus M. Troch,en geen aanbidder van ’t gouden kalf. Katholiek, eerst van al.
15. Als reactie op «de ongelukswet» namen de meeste Tieltse onderwijzers en onderwijzeres sen ontslag.
diend. Geen godsdienstig onderwijs meer in de volksschole. De gijmnastiek, slingeren en draaien met arms en benen, zeker, dat is verplichtend voor de kinders, maar de kennis van God en zijn gebod, dat niet, zelve, dat mag niet meer geleerd worden. Het toezicht van de geestelijken is afgeschaft of de meesters tegen de religie leert, welke boeken er aan de kinderen gegeven worden, hoe hij leert, daarover heeft de priester niet het minste toezicht meer». Onmiddellijk na het indienen van het wetsvoorstel werd door de stede lijke raad van Tielt, en dit op voorstel van A. Mulle de Terschueren, een smeekschrift gericht aan de volksvertegenwoordigers. In naam van de hele Tieltse bevolking vroegen zij het wetsvoorstel te verwerpen omdat het godsdienstonderricht uit het programma van de lagere school gesloten werd, omdat de wettige invloed van de gemeente op hun scholen weggeno men werd en omdat het principe van de grondwettelijke vrijheid van onderwijs miskend werd. Verder drukte de raad de vaste hoop uit, dat de wetgeving die reeds 32 jaar de beste resultaten gaf, gehandhaafd zou blijven. Op 12 juli 1879 bracht de «Gazette van Tielt» het droevig nieuws. De frontpagina was met een brede zwarte band omrand als teken van rouw. De Gazette meldde : «Het einde van het begin. De nieuwe wet op het onderwijs is gestemd. Datum van de wet 1 juli, verschenen in het staatsblad van 10 juli, tien dagen na afkondiging wordt de wet van kracht.» De schoolstrijd was een feit. Toch werd het een der boeiendste episo den uit de geschiedenis van het katholicisme in ons land. Nooit waren de katholieken zo eensgezind als toen. De strijd gaf hen een nieuw élan. Als reactie op deze wet namen de meeste Tieltse onderwijzers en onderwijzeressen ontslag en werden tewerkgesteld in de vrije katholieke scholen, opgericht onder impuls van het katholiek schoolcomité met als bezielers Z.E.H. deken Denijs en volksvertegenwoordiger A. Mulle de Terschueren. Voor de kosteloze jongensschool waren ontslagnemend : Jacques Gouweloose, Pieter Pollet en Florent Impe, en voor de betalende jongensschool August Van de Moortele. Edmond De Slypere, directeur van zowel de betalende als de kosteloze jongensschool samen met Henri Sanders, hulp onderwijzer aan de betalende school namen geen ontslag. (65) De zusters van Rollegem, die het onderwijs in de gemeentelijke meis jesschool op zich hadden genomen, verlieten in september 1879 het gebouw aan de Krommewalstraat nr. 1 en vestigden zich in de Ieperstraat. Van dan af verzekerden zij tot in 1882 het onderwijs in de betalende en niet-betalende meisjesscholen Ste.-Godelieve en Ste.-Anna. Julie Vander Vennet, «moeder Theresia» van de zusters Apostolinnen, gaf haar ontslag als bestuurster van de aangenomen «bewaarschool» die uit 49
twee klassen bestond. Daarbij drukte zij de wens uit haar school te behou den. Deze vrije «bewaarschool» kreeg van het katholiek schoolcomité een subsidie van 300 fr. (66) De Zusters van ’t Gelove namen everleens ontslag als officiële onder wijzeressen, maar behielden hun school en zagen zich verplicht met eigen middelen, zonder enige steun van staat of provincie, hun onderwijs in stand te houden. Eerwaarde moeder Overste van ’t Gelove, Amelie Van Hullebusch, die sedert jaren haar beste zorgen aan de Tieltse jeugd besteedde, evenals Pru dence Vande Voorde, aangenomen onderwijzeres aan de Sint-Jozefschool in de wijk van Salette, namen op 8 september 1879 ontslag. (67) Rosalie Vroman, bestuurster van de Liefdesschool en, Eugenie Van Severen, hoofdonderwijzeres aan de Poelbergschool namen ontslag respec tievelijk op 13 en 16 september 1879. De gezusters Vroman hielden sinds 1837 op de wijk «Grauwenboom», langs de Wingensesteenweg een school open. Nu waren deze drie gezusters oud geworden en niet meer bij machte om hun werk naar behoren te ver richten. Op verzoek van Z.E.H. deken Denijs namen de zusters van ’t Gelove in oktober 1879 deze school over. (68) Door het stadsbestuur werd nog een ultieme poging ondernomen om de school op de Poelberg als aangenomen school te behouden. Indien Euge nie Van Severen (mevrouw August Goethals) akkoord ging, mocht ze ver der het christelijk onderwijs blijven geven en zou ze bovendien van de stad een jaarlijkse subsidie van 100 fr. per klas ontvangen. Ze weigerde om de eenvoudige reden : «Immers alwie aan zijn plichten van christen geloovige niet wil te kort blijven; kan nog mag een hand bieden om de rampzalige wet van Isten Julij 1879 te helpen uitvoeren». In de laatste jaren vóór de schoolstrijd was het onderwijs op de Poel bergschool achteruitgegaan, maar de kantschool die er sinds 1845 door een zuster van ’t Gelove gehouden werd bloeide nog. In 1881 werd ook deze school door de zusters van het Gelove overgenomen. Op 15 september 1881 kwamen de zusters Lucia en Gertrude op de Poelberg aan. De leer school werd op 15 oktober 1881 heropend. Het gebouw was bouwvallig en reeds op 29 juli 1882 werd de eerste steen gelegd voor de nieuwe schoollo kalen en een kloostergemeenschap. (69) 2. De toestand in de gemeentelijke lagere scholen De gemeentelijke lagere (betalende en kosteloze) meisjesschool, opge richt sinds 1865 onder het bestuur van de zusters van Rollegem, kwam na hun ontslag in september 1879 onder het bestuur van juffrouw Marie Bou vier. Op 8 november 1879 nam zij haar intrek in het schoolhuis aan de 50
Krommewalstraat 1. Ze huwde op 14 oktober 1880 met Emilius De Neve, gemeenteonderwijzer te Schuiferskapelle. Van ambtswege werd Emilius De Neve benoemd tot hulponderwijzer aan de gemeentelijke jongens school in het begin van 1880. Op 21 mei 1881 namen ze beiden ontslag. Vanaf het schooljaar 1881-82 werd mevrouw Smeesters-Richebé hoofd onderwijzeres aan de gemeentelijke lagere meisjesschool. Ze bleef slechts drie jaar hoofdonderwijzeres, want vanaf het schooljaar 1884-85 werd deze gemeentelijke meisjesschool afgeschaft. Mevr. Smeesters werd voor reaffectatie beschikbaar. De weinige leerlingen, die deze school nog bezochten werden onderge bracht in de gemeentelijke jongensschool op de Lakenmarkt. Zo kwam het gebouw van de huidige Ste.-Godelieveschool vrij en zou voor het school jaar 1886-87 in gebruik genomen worden door de vrije katholieke jongens school. De nieuwe gemengde gemeenteschool bleef onder het bestuur van Edmond De Slypere. Hij werd bijgestaan door Melanie Maesseele, hulponderwijzeres. Beide afdelingen werden volledig van elkaar gescheiden; er was zelfs een afzonderlijke toegang voor de jongens en voor de meisjes. De tuin van de heer De Slypere werd de speelplaats voor de meisjes. Vóór de schoolstrijd kenden deze gemeentelijke lagere scholen een grote bloei. De jongensschool telde 71 betalende en 214 «kosteloze» leerlin gen. De meisjesschool 50 betalende en 136 «kosteloze» leerlingen. Op 9 mei 1885 telde de jongensschool van De Slypere nog 29 leerlin gen : 22 betalende en 7 niet-betalenden. De gemeentelijke meisjesschool of de klas van juffr. Maesseele 23 leer lingen : 8 betalende, 9 niet-betalende, en nog 6 jongens onder de 8 jaar. (70) 3. De oprichting van vier vrije katholieke scholen De katholieke bevolking van Tielt verwierp de neutrale «scholen zonder en tegen God.» Het probleem van de katholieke scholen werd heel vlug opgelost door de oprichting van het katholiek schoolcomité, onder voor zitterschap van Z.E.H. deken K. Denijs. Verder bestond dit comité uit de meest vooraanstaande burgers van de stad Tielt : A. Mulle de Terschueren, volksvertegenwoordiger en bezieler van het katholiek onderwijs, schatbewaarder François Loontjes-Debackere, schrijver Emile Vande Vyvere, Jan Boone, C. Lamblin-Wauters, en de heren dokters Loosveldt en Van Hove als leden. Nog vóór de ongelukswet van kracht werd, trof dit schoolcomité maat regelen om voor de betalende en niet-betalende meisjes en jongens een afzonderlijk schoollokaal op te richten. Deze inrichting veroorzaakte in Tielt minder kosten dan elders, daar het comité een beroep kon doen op verschillende bestaande katholieke inrichtingen. 51
16. Deken K. Denijs, voorzitter van het katholiek schoolcomitĂŠ in 1879.
17. A. Mulle de Terschueren, volksvertegenwoordiger en bezieler van het katholiek onder wijs.
Voor de betalende jongens zette het bloeiende college zijn deuren wijd open. De leerlingen stonden er onder leiding van geachte en bekwame leraars. Een verzorgde en echt christelijke opvoeding was er verzekerd. De niet-betalende jongens werden ondergebracht in het lokaal van G.J. Berchmans. De grootste en mooiste zaal van de stad werd in drie ruime, gezonde en goed verluchte klaslokalen verdeeld. De kosten beliepen 5.000 fr.(71) Deze school stond onder de bescherming van St.-Michiel. (72) De betalende meisjes genoten van de liefdadigheid van de heer Mulle de Terschueren. Voor hen liet hij immers op zijn eigendom aan de Ieperstraat, een gebouw oprichten, dat hij zelf betaalde en ter beschikking stelde van Z.E.H. deken. Deze school stond onder de bescherming van Sinte-Godelieve. (73) Voor de niet-betalende meisjes werd het lokaal van St.-Jan Baptiste, in de volksmond «Pijpeschool» in de Ontvangerstraat ingericht. De patrones van deze school werd Ste.-Anna (74) Vóór de aanvang van het nieuwe schooljaar, op 22 september 1879 werd door het katholiek schoolcomité een omzendbrief aan alle inwoners van de stad Tielt gestuurd. We drukken hier integraal deze brief af. Geachte Medeburgers ! «Een nieuw schooljaar gaat beginnen. In de staatsscholen zal de nieuwe wet op het onderwijs toegepast worden. Ten gevolge van die wet, mogen noch kunnen de priesters het godsdienstig onderwijs in de staatsscholen niefmeer geven. De tien geboden, de katholieke zedeleer mogen er niet meer aangeleerd worden. Daarom is die wet door de Bisschoppen uitdrukkelijk veroordeeld. In consciën tie, is het de ouders verboden hunne kinderen naar zulke scholen te laten gaan. Gij zult luisteren naar de stem uwer geestelijke overheid en uwe kinders zen den naar de vrije katholieke scholen, die met 22 september zullen geopend wor den. De betalende knechtjes-school is in St-Josephs-collegie. Het schoolgeld is er het zelfde gelijk in de gemeenteschool. De kosteloze knechtjes-school, onder bescher ming van St.-Michiel is ingericht in de lokalen der Congregatie. Zij zal bestierd worden door Eerw. Heer Samper, en de Heeren Pollet, Verplaetse en Vermeersch zullen er het onderwijs geven. Voor de betalende meisjes heeft M. Mulle de Terschueren eene school gereed gemaakt in de Yperstraat. Zij staat onder de bescherming van Ste-Godelieve. De kostelooze meisjesschool is ingericht in ’t lokaal van St-Jdn-Baptiste en heeft Ste-Anna voor patrones. Die beide scholen zullen bestierd woren door de oud-onderwijzeressen der gemeenteschool. 53
De ouders moeten de namen hunne kinders aangeven bij den Eerw. Heer Prin cipaal van ’t collegie, eiken donderdag voormiddag, - bij den Eerw. Heer Samper, voor de kostelooze knechtjes-school, en bij Juf. Melanie Allaert, Yperstraat n° 54, voor de beide meisjesscholen, alle dagen van 8 tot 10 ure ’s morgens. Het comité heeft bijzonder gezorgd, bij de inrichting der scholen dat alles ten gerievigsten zou geschikt zijn met luchtige klassen, groote speelkoeren en nieuw mobilair volgens de beste stelsels. Het letterkundig onderwijs zal er met de meeste zorg gegeven worden. In die vrije katholieke scholen verwachten wij dus uwe kinders. Daar zullen zij opgroeien als goede Christenen, deftige en geleerde burgers. Daar zullen uwe kinders mannen worden die later ook het geloof hunner vaderen zullen verde digen : zij zullen het geluk en de steun zijn hunner 'ouders en de roem van hunne katholieke geboortestad.» Het Katholiek Schoolcomiteit. Thielt, 6 september 1879 Maandag 22 september 1879 was voor Tielt een grote dag. Zou Tielt katholiek blijven of niet ? Hef antwoord was heel duidelijk. «Wij blijven katholiek, het geloof der vaderen getrouw». Reeds van in de vroege morgen werden aan de huizen langs waar de schoolstoet voorbij zou trekken, vaan dels uitgehangen. Om 8 uur was er in de St.-Pieterskerk een toeloop van honderden kinderen en volwassenen. Aan beide kanten van de middenbeuk hadden de kinderen samen met hun onderwijzers en onderwijzeres sen plaats genomen. Vóór de aanvang vap de eucharistieviering sprak onderpastoor Samper de kinderen toe en beklemtoonde, dat deze eucharis tie ter ere van de H. Geest gecelebreerd zou worden om Gods zegen af te smeken over het vrij katholiek onderwijs, dat vandaag gerealiseerd werd. Na de eucharistie, die gecelebreerd werd door Z.E.H. deken Denys, trok een processie door de straten van Tielt. Kruis en vaandels gingen voorop. Z.E.H. deken volgde, omringd door de geestelijkheid van de stad. Dan kwamen de kinderen van de St.Michielsschool, van de school van ’t Gelove, van de Poelberg, van St.-Jozef, van de school van D’Hope, de St.-Annaschool en de Ste.-Godelieveschool. Achter de kinderen gingen hun beschermheren, leden van het katholiek schoolcomité, bijna alle leden van de gemeenteraad, twee E.P. Recolletten, de E.H. bestuurder van de H. Familie, de principaal van het college, de leden van de kring van de Goede Vrienden, de leden van de genootschap van de H. Vincentius; kortom alle achtbare inwoners van de stad. De stoet werd opgeluisterd door de Goede Vrienden. Ijverige jongelui trokken van deur tot deur met bussen van de katholieke schoolpenning. De Sint-Michielsschool werd het eerst ingewijd. Tweehonderd jongens zouden er kosteloos onderwijs genieten. Na deze wijding hield deken Denys een toespraak waarin hij de kinde ren aanwakkerde om goed te leren, braaf te zijn en om hun onderwijzers en 54
ouders te gehoorzamen. Hij legde er vooral de nadruk op dankbaar te zijn tegenover de weldoeners van het katholiek onderwijs. Nu trok de stoet naar de Ste.-Annaschool waar de meisjes kosteloos onderwijs zouden genieten. In dit ruim en luchtig gebouw, met zijn grote speelplaats, kwamen de meisjes onder het bestuur van bekwame onderwij zeressen. In de derde school, toegewijd aan Ste.-Godelieve, werden drie klassen ingewijd. Deze werden zoals reeds eerder vermeld door A. Mulle de Terschueren ter beschikking gesteld van de betalende meisjes. De toestand, bij het openen van het schooljaar 1879-80 zag er voor het vrij lager onderwijs zo uit. Binnen de stad vier vrije katholieke scholen : - De lagere school bij het college voor betalende jongens. - De St.-Michielsschool in de Kortrijkstraat voor niet-betalende jongens. - De Ste.-Anna school voor niet-betalende meisjes. (Pijpeschool) - De Ste.-Godelieveschool voor betalende meisjes. (Huis Mulle de Ter schueren, Ieperstraat) Buiten de stad waren er vier vrije katholieke scholen, die reeds bestonden voor 1879, maar vermeerderd of vernieuwd werden : - de school van ’t Gelove - de St.-Jozefsschool - de school op de Poelberg (D’Hope) - de school van Rosalie Vroman (De Liefde) overgenomen door ’t Gelove. Alle schoolhoofden van deze lagere scholen hadden ontslag genomen. Op aandringen van de gouverneur zou de stad Tielt daar het onderwijs moeten verzekeren. Dit zou betekenen dat de stad vier nieuwe scholen moest bouwen. De gemeenteraad besloot echter dat de bestaande vrije katholieke scholen op het platteland voldoende instonden voor het onder wijs van de plattelandskinderen. De nieuwe, nog op te richten scholen zou den leeg staan. Overigens was er geen geld in de stadskas en mochten er geen nieuwe belastingen komen. In 1882 ondergingen de vrije katholieke scholen van Tielt- stad een lichte wijziging. Dit kwam door een overeenkomst tussen de bisschop en de gemeenteraad van Tielt. In het ontwerpcontract van 1 oktober 1881 werd volgend artikel inge last : «Er zal aan de middelbare school een voorbereidende afdeling toegevoegd wor den tot dewelke slechts internen en half internen zullen toegelaten worden». (art. 5) Op 4 april 1882 liet de gouverneur, op aandringen van de Heer minis ter, aan de gemeenteraad van Tielt weten dat art. 5 van het project van overeenkomst, gesloten op 1 oktober 1881, uit het contract geschrapt moest worden, gezien er in de stad reeds een betalende gemeenteschool be stond. 55
Deze bestaande school, onder het bestuur van Edmond De Slypere, voldeed volledig aan de wet. De leerlingen werden er ook voldoende voor bereid om dadelijk over te stappen naar de middelbare of Latijnse school. (75) Aangezien de stad geen twee betalende jongensscholen mocht subsidië ren stemde de bisschop toe in de afschaffing van de lagere school bij het col lege. (76) Op zijn beurt besliste de stedelijke raad van Tielt eenparig art. 5 uit het ontwerp weg te laten, maar vond het besluit echt jammer. Dit getuigt vol gende passage : «beklagende nochtans de vernietiging van het voorbereidend lager onderwijs in het college alhier, welk onderwijs als ene bron van leerlingen ütoor het kollegie mag beschouwd worden en tevens groot nut verschaft aan de burgers der stad Thielt». Zoals we verder zullen aantonen werd aan de middelbare school van het college toch een voorbereidende afdeling toegevoegd. Er werden slechts internen en half-internen toegelaten. Deze school genoot van de stad geen enkele subsidie. Dit nieuw instituut kreeg de naam «Sint-Michielsgesticht». Wegens de afschaffing van het lager onderwijs aan het college stond het katholiek schoolcomité voor een moeilijk probleem. Waar zou de school voor betalende jongens ondergebracht worden ? Er waren immers twee verschillende gebouwen nodig. De internen en half-internen uit de stad en omliggende gemeenten zou den een onderkomen vinden in het gebouw van de vroegere lagere gemeen teschool in de Kortrijkstraat. Waar zouden de externen ondergebracht worden ? Een nieuwe school bouwen betekende een te zware financiële last. Toen besloot het schoolcomité een overeenkomst te sluiten met de zus ters onderwijzeressen van de Ste.-Godelieveschool en de zusters Apostolinnen. Deze overeenkomst bestond erin dat de betalende meisjes van de Ste.Godelieveschool zouden overgaan naar het gebouw van de zusters Apostolinnen. Zo kwam het gebouw, eigendom van A. Mulle de Terschueren, vrij en werd met volle toestemming van de eigenaar ingericht voor betalende jon gens, die uit het college kwamen. (77) De zusters onderwijzeressen verlieten de Ste.-Godelieveschool evenals de Ste.-Annaschool en vertrokken naar Rollegem. (78) Liberale kwatongen beweerden dat de zusters van Rollegem door het katholiek schoolcomité op straat werden gezet. Tegen dezelfde voorwaarden als in de Ste.-Godelieveschool konden de betalende meisjes bij de zusters Apostolinnen lager onderwijs genieten. De niet-betalende meisjes bleven in het Ontvangerstraatje, in de lokalen van de 56
Pypeschool (Ste.-Anna), waar het onderwijs kosteloos verstrekt werd door twee zusters Apostolinnen en Juffrouw Wattyn. (78) De betalende jongens van de stad werden vanaf 24.9.1882 onderge bracht in de gebouwen van de voormalige Ste.-Godelieveschool aan de Ieperstraat. Deze school bleef haar naam behouden. De voorwaarden waren dezelfde als voor het college (Sint-Michielsgesticht: internen en halfinternen) nl. 20 fr. schoolgeld per jaar en 10 fr. voor zij die de avondschool wensten bij te wonen. Al deze scholen tot stand brengen en onderhouden verslond geld. Daarom werden regelmatig omhalingen gedaan. Op 14 augustus werd vanop de preekstoel afgekondigd, dat de leden van het katholiek schoolcomité samen met de Tieltse onderpastoors een omhaling zouden houden bij de katholieke burgerij van Tielt. (ADT) Op 19 augustus 1879 trokken deken Denys en A. Mulle de Terschueren van deur tot deur om geld in te zamelen. Vóór er in 1880 beslist werd om geld om te halen tijdens de H. Missen in de St.-Pieterskerk en bij de Paters, door de penningmeesters Van Hecke en Lamblin, werd er geld ingezameld via muzikale feesten en collectebus sen, geplaatst in herbergen en bij winkeliers. Er werd ook aan de kerkdeur na de missen ingezameld. Toen in 1883 deze regelmatige omhalingen tij dens kerkdiensten door botsingen met het liberaal ministerie moesten stop gezet worden, zag men uit naar andere middelen. In april 1883 ontstond dan het verdienstelijke werk van de katholieke schoolpenning, die al de voornaamste katholieke burgers van Tielt groepeerde met medewerking van de oudste collegestudenten. (79) Zo werd in 1881 door de collegestudenten 378,87 fr. opgehaald ten voordele van de vrije katholieke scholen. (80) Deze vereniging besloot op 8,9 en 10 september 1883 in de prachtige tuin van de heer Mulle de Terschueren een Vlaams Feest te organiseren. De opbrengst van nagenoeg 10.000 fr. ging naar de katholieke schoolpenning. (79) De feestelijkheden werden al op vrijdagavond 7 september ingezet met kanongebulder en een beiaardconcert. Een luchtballon, met in grote letters «katholieke schoolpenning», hing boven de tuin van A. Mulle de Ter schueren. Op zaterdag 8 september trok vanuit de Katholieke Kring een stoet, vergezeld door «de Goede Vrienden», naar de Sint-Pieterskerk. Daar werd het nieuwe vaandel door E.H. deken Verraes gewijd. Het vaandel was geel en rood (stadskleuren) met in ’t midden het wapenschild van de stad Tielt, en de beeltenis van de patroon St.-Michiel erboven, omringd met de woorden «Katholieke schoolpenning van Thielt, 8 september 1883». Onder een slagregen werden, na deze kerkelijke plechtigheid, de feeste57
iTfttM UfAM » H n n o fiip o n n in g ' t & S
m ien.
VLÀÀMSCHE FEEST, OF 8,9 & 10 SÏPT1MBE2 1883, in h «t p&rk van den adelen heer volksvertegenw oordiger M ail» de Tereoim eren, to T h ieft.
Z&TEBDAO 8 SEPTEM BER. i° Om a uren en half, stoel van uit den Katholieken Kring der Goede Vrienden naar de kerk, niet muziek en nieuw 2° Kwart vóór 3 ure, wijding van het nieuw vaandel in StPieters kerk, door den aeer eerw. beer Deken. 3° Om 3 uren en half, intrede in het park en opening van de a* Om 4 uren en half. korte vertooning in den Théâtre des
5 uren, in den Théâtre des Variétés : Da w on der a r ste m uziek v a n de w ereld , met microscopische trutncotCQ. 6 ure, groot koor. den avond, algemeen» verlichting van het park, licht men, lichtsterren, lichtletters. Verlichting der toover
vermakelijkheden jutte» plaats hebbeH cH ;m vertoond morden. Niets w ordt verruimd *w twogss aangenamej eest ttt te rtcoten. 18. Onder impuls van de voornaamste katholieke burgers van Tielt en de oudste collegestu denten werd op 8, 9 en 10 september 1883 in «de hovingen van A. Mulle de Terschueren een Vlaams Feest georganiseerd.
lijkheden in het park geopend. Op 9 september opende de voorzitter van de Tieltse schoolpenning de feestelijkheden onder een stralende zon mtet een dankbetuiging aan A. Mulle de Terschueren. Mijne Heeren en Damen ! «Mijn eerste woord, het is een vriendelijkste groet, een hertelijkste welkom voor u allen! Vandaag is het de schoonste feest welke Thielt ooit vierde: de feest der algemeene meedewerking der gulle broederlijkheid, de feeste van de stad en het arrondissement. Zekerlijk is het de ure niet van het woord, maar de ure van zang en spel en onverdeelde vreugd. Eén woord nogthans. Gij ziet daar, Mijne Heeren en Damen, dien bloemtuil en die bloemtuil heeft zijne bestemming en die bestemming ik ga ze zeggen : die bloemtuil is bestemd voor M. de Terschueren. Eigentlijk genomen, ik mag enkel spreken in name van het Bestuur en der leden van den thieltschen schoolpenning. Maar het is mij zeker wel toegelaten die macht uit te breiden en te spreken in name van allen; wij immers allemaal hier, wij zijn het leger van de schoolstrijd. Het is dan in aller name dat ik zeg: Aan M. de Terschueren, den veelgeliefden volksvertegenwoordiger ! Aan M. de Terschueren, den man die onschatbare diensten heeft bewezen en nog alle dagen bewijst ! Aan M. de Terschueren, den grooten voorstaander van het katholiek onder wijs, die er zooveel heeft toe bijgebracht om in het Tieltsche dat onderwijs de krone te doen spannen over geheel het land. Gelief, M. de Terschueren, dezen bloemtuil te aanveerden als een teeken onzer eerbiedigste hulde, onzer rechtzinnigste verkleefdheid. De snoeren waarmee hij is aaneen gehecht, zij verbeelden de gevoelens die ons jegens u verbinden, en die geurige bloemen waarvan hij is gemaakt, zij zijn het zinnebeeld van de blanke kinderzielen welke gij helpt redden en die eenmaal hierboven uwe gloriekroon zullen uitmaken! Aan M. de Terschueren !» Na deze toespraak klonk uit duizenden monden een «Leve, leve M. de Terschueren». Verschillende fanfares, harmonieën en koren uit de omliggende gemeenten brachten hun beste stukken naar voor. Ze werden allen uitbundig toegejuicht. Ook de ezel- en ponywedstrijd kende een overdonderend succes. De driedaagse feestelijkheden werden besloten op maandag 10 septem ber met een sfeervolle verlichting van het huis, de tuin en de vijver van A. de Terschueren. Als apotheose schoot Gezelle een prachtig vuurwerk af. 59
19. Wat was het prettig te kunnen spelen op een niet-geplaveide speelplaats ! Op de eerste ver dieping van het gebouw rechts bemerken we de glasramen van de kapel.
4. Ontstaan van het St.-Michielsgesticht onder het bestuur van August De Siere. (1882-1885) De betalende lagere jongensschool aan het college werd door de bisschop en de gemeenteraad met wederzijdse toestemming afgeschaft, daar de stad reeds een betalende gemeentelijke jongensschool bezat. Vanaf het schooljaar 1882-83 vonden de internen en half-internen uit de stad en omliggende een onderkomen in de oude primaire school in de Kortrijkstraat; in de volksmond «’t Klein College» of «St.-Michielsgesticht» genoemd. Deze voorbereidende afdeling genoot geen enkele subsidie van de stad en stond volledig onafhankelijk van het bestuur van het college. De naam St.-Michielsgesticht komt het eerst in het bevolkingsregister van Tielt voor in 1881-1900. Ter gelegenheid van de opening van deze nieuwe inrichting werd een tweetalige prospectus uitgegeven. Gezien het belang van zo’n prospectus drukken we die in bijlage volledig af. (81) Z.E.H. principaal Augustus Busschaert, later deken van Tielt, deed in 1882 een beroep op de Zusters van ’t Geloof, om in het St.-Michielsgesticht de huishoudelijke taken en de ziekenzorg op zich te nemen. Moeder Helena Saelens, algemene overste van de zusters van ’t Geloof en bestuurster van de vier landelijke scholen, stelde drie van haar zusters ter beschikking van deze nieuwe stichting. De eerste zusters en stichteres sen van deze kleine kloostergemeenschap ' in het St.-Michielsgesticht waren : Zuster Christine (Prudentia Van de Voorde, overleden Tielt 3.9.1884), Zus ter Martha (Jeannette Van Daele overleden Tielt 18.6.1885) en Zuster Agatha (Melanie Seynhaeve overleden Tielt 9.1.1919) De zusters genoten de achting en waardering van alle inwoners van het klein college, zowel van leraars als van leerlingen. (82) In april 1910 werden de zusters van ’t Geloof ook belast met het huis houdelijke werk en de ziekenzorg in «’t Groot College». Zo werden de zus ters van het St.-Michielsgesticht met name Melanie Seynhaeve, Sabrina Burggraeve en Eugénie Sinnesael met die van hef St.-Jozefscollege Leonie Pockelé en Marie-Thérèse Polfliet in één gemeenschap verenigd. In 1940 telde deze kloostergemeenschap in het bisschoppelijk college 8 zusters. (82) Z.E.H. August De Siere werd de eerste bestuurder van het St.Michielsgesticht. De andere leraars waren de eerw. heren Eduard Lietaert, surveillant en leraar, leraar Jules Van Hecke en leraar Frans Dewaele en de lekeleraars Florent Impe en J. Bultheel. Zij zorgden ervoor, dat dit gesticht al na één jaar een goede faam ver wierf en een groot aantal leerlingen telde. De eerste prijsuitdeling ging door in de bovenzaal van de kring van de Goede Vrienden. Talrijke personen, zowel geestelijken als leken waren op deze prijsuitdeling aanwezig, om hun 61
üü 20. Een vreemde «oefening» voor jongens van een lagere school.
genegenheid te tonen voor deze jonge inrichting. Florent Impe was vroeger onderwijzer aan de kosteloze lagere jon gensschool. Vanden Bussche en Bultheel werden samen met Aloïsius Van Houtte in juni 1883 aangenomen als leken-onderwijzers aan het St.Michielsgesticht. Julius Bultheel vertrok op 12 oktober 1885 naar Elverdinge, terwijl Alphonse Vanden Bussche op 12 december 1884 naar Beerst verhuisde. A. Van Houtte trok op 27 maart 1885 naar Kanegem. E.H. De Siere was niet enkel bestuurder van het St.-Michielsgesticht, hij was ook bestuurder van de vrije katholieke lagere jongensscholen St.Michiel en Ste.-Godelieve. (83) Eind schooljaar 1884-85 werd August De Siere benoemd aan de school van Wervik. Hij werd in zijn functie als directeur van St. Michielsgesticht vervangen door E.H. Eduard Lietaert, leraar van het eerste uur. Aloïs Vermeersch, «bijzonder onderwijzer», werd directeur van de vrije katholieke lagere jon gensscholen Ste.-Godelieve en St.-Michiel aan de Vijver. (84) B. De aanneming van de vrije katholieke jongensscholen. (1884-86) 1. De gevolgen van de wet van 20 september 1884 Na de katholieke verkiezingsoverwinning op 10 juni 1884 kwam er op 20.9.1884 een nieuwe schoolwet op het lager onderwijs tot stand. Deze nieuwe wet greep terug naar de bijzondere bepalingen uit de wet van 1842. Overbodige scholen werden afgeschaft en vrije katholieke scholen, die zo talrijk in de schoolstrijd waren ontstaan konden door de gemeenten aange nomen worden. Wel moet er één lagere school per gemeente blijven be staan. Art. 4 van de onderwijswet Jacobs schreef voor : «De gemeenten mogen het onderricht in de godsdienst en de moraal aan het hoofd van het program van alle of van verscheidene van hun lagere scholen plaatsen. Dit onderricht wordt bij het begin of op het einde van de lessen gege ven. De kinderen waarvan de ouders dit vragen, worden ervan ontslagen. Wanneer in een gemeente 20 gezinshoofden, die kinderen op schoolleeftijd heb ben, vragen dat hun kinderen ontslagen worden van het godsdienstonderricht, kan de koning, op aanvraag van de ouders, de gemeente verplichten om ten behoeve van deze kinderen, één of meerdere speciale klassen te organiseren». (85)
63
Tijdens de zitting van 4 oktober 1884 aanvaardde de raad, op voorstel van Mulle de Terschueren, de volgende vrije scholen als aangenomen scho len: (86) - de vier landelijke vrije scholen van juffrouw Marie Saelens (’t Gelove) - de bewaarschool van juffrouw Vandervennet (Zusters Apostolinnen) - de kosteloze lagere meisjesschool van juffrouw Justina Demonie (H. Familie) - de lagere scholen van de heer August Desiere (Ste.-Godelieve en St.Michiel) August De Siere, priester-bestuurder sinds 1 oktober 1882 van het St.Michielsgesticht, van de Ste.-Godelieve en St.-Michielsschool, kreeg vanaf 1 oktober 1884 uit de stadskas een subsidie van 7.000 fr. uitsluitend bestemd voor beide scholen. Naast deze financiële steun kon hij vrij beschikken over «het onderste deel» van het gebouw dat gediend had voor de gemeente lijke meisjesschool aan de Krommewalstraat, evenals over het woonhuis, de tuin en het deel van de speelplaats met de galerij langs de kant van de woonplaats. Hiervoor betaalde hij aan de stad, eigenaar van dit gebouw, een jaarlijkse huur van 400 fr. Ook alle lasten en herstellingswerken aan de gebouwen diende hij voor zijn rekening te nemen. Verder kon hij, op voorstel van schepen Boone, vrij gebruik maken van het materiaal dat in de gemeenteschool kon gemist worden, mits hij de schade vergoedde na het beëindigen van het overnamecontract. Juffrouw Demonie bekwam van het stadsbestuur, na langdurige be sprekingen, het bovengedeelte van het voornoemde gebouw. Verder genoot ze een subsidie van 800 fr. voor schoolbehoeften en de prijsuitdeling. Voor het houden van de «bewaarklas» kreeg zuster overste van de Apostolinnen een hulpgeld van 1.500 fr. en juffrouw Marie Saelens be kwam voor elk van de vier plattelandse aangenomen scholen een subsidie van 1.000 fr. In 1886 hadden de Dames van de H. Familie een vrije normaalschool opgericht. In het vooruitzicht dat ze voor de «oefenschool» leerlingen nodig hadden, troffen ze met de zusters Apostolinnen een overeenkomst. Besloten werd, dat de kosteloze lagere meisjesschool, die nog in de «Pijpeschool» verbleef, de oefenschool zou vormen van de Dames. Daarom moest ze zeker vóór 4 oktober 1884, datum van de overname, gesloten zijn. Zo ontstond de St.-Maria School, beter gekend onder de naam, «School van Marie-Louise». Deze school was eerst op de bovenverdieping van de huidige Ste.-Godelieveschool gevestigd. Ze bleef daar tot in 1899, toen in de Bruggestraat een nieuwe oefenschool gebouwd werd, het huidige «Gezond heidscentrum St.-Camillus».
64
2. De vrije katholieke jongensscholen kregen een afzonderlijk bestuur In mei 1885 liet de gouverneur weten, dat één van de twee scholen van A. De Siere niet verder als aangenomen school kon doorgaan. De aanne ming van de Ste.-Godelieve, «école payante», werd geweigerd om de eenvou dige reden dat er geen arme kinderen toegelaten werden en dat deze school uitsluitend voorbehouden was aan betalende leerlingen. E.H. De Siere was erg verwonderd dat deze school niet aangenomen werd. Hoewel ze de naam droeg van betalende school, werden ook nietbetalende leerlingen toegelaten. De twee scholen Ste.-Godelieve en St.Michiel maakten in zekere zin maar één school uit, waarvan de vier laagste klassen, zowel in de kosteloze als in de betalende school bestonden. Enkel de twee hoogste klassen waren betalend. Dit was evident, daar de niet-betalenden na hun eerste communie (op 12 jaar) thuisbleven. (87) Naderhand werd op naam van Aloïs Vermeersch de Ste.Godelieveschool toch aangenomen, omdat er ook niet-betalende leerlingen toegelaten werden. E.H. A. De Siere werd benoemd aan de school van Wervik en verhuisde op 17 september 1885. Vanaf het schooljaar 1885-86 fungeerde Aloïs Vermeersch, «bijzon dere» onderwijzer (88), als directeur van deze aangenomen vrije lagere jon gensscholen. (89) Aloïs Vermeersch (° Tielt 11.7.1837) had geen onderwijzersdiploma, maar deed volledige humaniora aan het college te Tielt. Vóór zijn aan komst te Tielt in 1879 en zijn benoeming aan de kosteloze jongensschool was hij hulponderwijzer aan een vrije school te Anderlecht. (90) Gedurende het schooljaar 1884-85 gaf hij de vierde klas van de St.Michielsschool. Zijn collega Pieter Pollet (° Ichtegem 9.11.1849) en sedert 1879 onderwijzer aan de vrije lagere school te Tielt, was titularis van de eerste klas. Aloïs Vanhoutteghem (° Hulste 2.1.1863) onderwijzer van de tweede klas werd vanaf 1 oktober 1885 aanvankelijk vervangen door de 15jarige monitor Vanpoucke en uiteindelijk door Charles Louis Odent. (° Menen 1866) (91) Pierre Schotte (° Tielt 28.2.1863) onderwijzer te Tielt sinds oktober 1883, werd vanaf dec. 1884 vervangen door Henri Anthone (° Oostrozebeke 11.3.1861) die titularis werd van de derde klas. De laagste klas van de Sinte-Godelieveschool werd sinds 1884 gehou den door Servaes Vanden Broucke (° leper 23.1.1864) Toen Renatus Vanden Bussche (° Beerst 23.12.1863) zijn ontslag gaf als onderwijzer aan de hoogste klas, werd zijn plaats door eerstgenoemde inge nomen. Servaes werd in de eerste klas vervangen in oktober 1884 door Aloïs Vervaeke, die op zijn beurt vanaf het schooljaar 1885-86 vervangen werd door Arthur Seynhaeve (° Izegem 17.3.1870) Deze Arthur Seynhaeve werd voor één jaar leraar ad interim, als «moniteur» bij de kleinsten om zich op de normaalschool voor te bereiden. (92) 65
Het aantal leerlingen dat kosteloos onderwijs genoot gedurende het schooljaar 1884-85 bedroeg in de St.-Michielsschool 288 en in de Ste.Godelieve 9. (92) Bij de aanvang van het schooljaar 1885-86 telde de klas van Pieter Pollet 56 leerlingen, deze van Charles Louis Odent 65, deze van Henri Anthone 52 en deze van Aloysius Vermeersch 73 leerlingen. In de betalende school «Ste.-Godelieve» telde de klas van Arthur Seynhaeve 32 leerlingen en de hoogste klas van Servatius Vanden Broucke 26 leerlingen. (ADT) Met ingang van het schooljaar 1887-87 kregen de vrije katholieke jon gensscholen een eigen bestuurder. Waar vanaf 1882 het bestuur van deze scholen bij de bestuurder van het St.-Michielsgesticht of «’t Klein college» berustte, werd het bestuur van deze scholen ontdubbeld. (93) Bestuurder van het Sint-Michielsgesticht werd E.H. Lietaert. E.H. Léo pold Goethals kreeg de opdracht het bestuur van de Ste.-Godelieve en St.Michielsschool op zich te nemen. Na één jaar werking werd op 15 juni 1887 aan de gemeenteraad de toe stemming gevraagd om deze twee scholen, vroeger samen bestuurd door Aloïs Vermeersch, als aangenomen scholen te willen aanvaarden onder het bestuur van E.H. Leopold Goethals. Deze nieuwe regeling voldeed zowel voor het stadsbestuur als voor de ouders en de andere personen, die zich met het onderwijs van de arme volksklasse inlieten. De «werkman» maakte immers de massa van de bevol king uit en voor hem was de lagere school het enige middel tot opleiding van zijn kinderen. De Ste.-Godelieveschool voor betalende jongens verhuisde in 1886 naar de lokalen aan de Krommewalstraat rechtover café «de Kiste» zoals overeengekomen was tussen de stad en E.H. August De Siere. Ze bleef als jongensschool de naam van Ste.-Godelieve dragen. (94) De Sint-Michielsschool voor niet-betalende jongens, die aanvankelijk in 1879 onder het beleid van onderpastoor Samper stond, bleef in de loka len van de Congregatie aan de Vijver in de Kortrijkstraat. Pastoor-deken Verraes, voorzitter van het katholieke schoolcomité, vaardigde een reglement uit dat zowel voor de priester-bestuurder, voor het schoolcomité als de onderwijzers de specifieke taken vastlegde. De priesterbestuurder was verantwoordelijk voor de opvoeding van de kinderen en de begeleiding van zijn onderwijzend personeel. Hij verrichtte alle administra tieve taken zoals : - De briefwisseling met de bevoegde overheid, zowel de geestelijke als wereldlijke. - Hij onderhandelde met de ouders van de kinderen. 66
- Ieder jaar maakte hij, voor de periode van 1 oktober tot 30 juni een naam lijst op van alle leerlingen, die het onderwijs genoten hadden, zowel beta lende als niet-betalende. - Hij zorgde ervoor dat de aanwervings- en aanwezigheidslijsten steeds in orde waren. - Om de drie maanden bezorgde hij het schoolgeld aan de schatbewaarder van het schoolcomité. - Regelmatig bezocht hij de scholen en onderwees er de catechismus en de Heilige en Kerkelijke geschiedenis. - Hij regelde de overgang van de leerlingen van de ene school naar de andere en zorgde voor vervanging en verplaatsing van de onderwijzers. - Hij zorgde ervoor dat er altijd ten minste een 12-tal kosteloze leerlingen naar de St.-Godelieveschool gingen. Verder verschafte en onderhield hij, op zijn kosten, al de meubelen, huisraad en schoolmeubelen en stond in voor het onderhoud van de gebou wen van Ste.-Godelieveschool. Hij was verplicht aan al de onderwijzers, die niet in Tielt woonden, logies en eten te verschaffen. Hiervoor kreeg hij van het schoolcomité een vaste vergoeding. Het schoolcomité stelde van zijn kant de lokalen en meubelen van de St.-Michielsschool kosteloos ter beschikking van de directeur. De grote herstellingen vielen ten laste van het schoolcomité. Jaarlijks of via driemaandelijkse betalingen ontving E.H. bestuurder van het schoolcomité : als jaarwedde 800 fr. voor huur Ste.-Godelieve 400 fr. voor een meid 400 fr. belastingen 80 fr. onderhoud gebouwen en meubelen 100 fr. schoolbehoeften kosteloze lln 475 fr. prijsuitdeling Ste.-Godelieve 130 fr. vegen en onderhoud St.-Michiel 160 fr. voor kolen in de 6 klassen 180 fr. 2600 fr. Voor iedere onderwijzer, die bij hem inwoonde, 600 x 5 = 3000 fr. Totaal 5600 fr. Van de bestuurder ontving elke onderwijzer gedurende het schooljaar eten, drinken, licht, vuur en logies. De inwonende onderwijzers zorgend zelf voor beddegoed, lakens, dekens, handdoeken, servetten, lampet en een waterpot. 67
Van het schoolcomité ontvingen de gediplomeerden elk 600 fr. per jaar en de niet-gedimplomeerden elk 400 fr. Na vijf jaar behoorlijke dienst in de vrije lagere scholen van Tielt, kreeg elke onderwijzer een verhoging van 50 fr. per jaar met een maximum wedde van 800 fr. voor de gediplomeerden en 600 fr. voor de nietgediplomeerden. Wanneer een onderwijzer, zonder wettige reden de school verliet vóór het einde van het lopende schooljaar, werd zijn jaar wedde berekend op 400 fr. voor de gediplomeerden en op 200 fr. voor de niet-gediplomeerden. De onderwijzers werden driemaandelijks betaald: 100 fr. voor de gediplomeerden en 75 fr. voor de niet-gediplomeerden. Het resterende bedrag werd pas na het vierde trimester volledig uitbetaald. (95) r~ /ty s - / y y y
à ? â-4***/#1*/** /•**" à
«T
[Mt+ttàtxS*/1 r */a. y a**•*•* » . T . 'M"’t /fe---: 4cX+rt<** jf 4 y y* 4\ y// / Ç<
( ft
'M -
,
£*Z>
J
^ y ^**“ '"44-
'A w en M
4e*
/ ' Im. t&ovt Y**** Ji y . ... J 'LJjf, 5 ^ -—^, 'Me^y^cÇi / F r ~ ~ , ■ ■ *' ^
Û-
/7 l* tS -J* * x .. y é u -'e ,À ‘7 * * « M
/4 Atj/a’ctc*:« rv ■ *# t f i t -A,
fa
euic.. •••<«—f'' / *» J%-
K -y,-/ *r , i1ç </*• >y „
i
21. Een van de specifieke taken van de Priester-bestuurder was het opmaken van de jaarlijks* schoolrekening. Meestal sloot ze met een debet !
68
HOOFDSTUK IV BLOEI VAN DE KATHOLIEKE VRIJE JONGENSSCHOLEN A. De aangenomen katholieke vrije jongensscholen Ste-Godelieve en Sint-Michiel 1. Onder het bestuur van E.H. Leopold Goethals (1886-1895) a. Leerkrachten Bij de aanvang van het schooljaar 1885-86 was tussen Pieter Pollet en het schoolcomité onenigheid ontstaan. (96) De reden was dat Pieter het vertrouwen van alle leden van het schoolcomité verloren had. Op 31 januari 1886 gaf hij dan ook zijn ontslag. «Dien ten gevolge zend ik U na rijpen overleg tegen mijnen wil en dank, de treurnis in het herte, enkel door eergevoel gepraamd, in mijn zesde dienstjaar als vrijen katholieken en mijn vijftienste als onderwijzer in de stad Thielt, mijn ontslag in» Nieuwe gezichten aan de Sint-Michielsschool waren : Karei Louis Odent in dienst op 1 oktober 1885, Emiel Veile op 1 oktober 1886 en Edward Boddin op 6 oktober 1886. Eind december 1886 telde de St.-Michielsschool vier leerkrachten: E. Veile, K. Odent, E. Boddin en A. Vermeersch. Karei Louis Odent werd op 1 januari 1888 benoemd tot hoofdonder wijzer te Poelkapelle en gedurende het tweede trimester vervangen door Emile Dubois. (ADT) Op zijn beurt werd hij Vanaf 5 mei 1888 vervangen door Camiel Lingier. Camiel (° Mariakerke 1868) vertrok uit Tielt «zonder enige verklaring» op 30.09.1891. Hij werd vervangen door Kamiel Deschout. Ed. Boddin vertrok met nieuwjaar 1889 en werd vanaf 27.12.1888 ver vangen door Polydor Maeyens. Cyrille Vanrolleghem deed dienst van 1 oktober 1890 tot 1 april 1891. Emiel Veile gaf na vier jaar zijn ontslag en werd op 1 oktober 1890 vervan gen door Jules Vervenne. Eind schooljaar 1895-96 telde de St.Michielsschool nog steeds vier leerkrachten : P. Maeyens, K. De Schout, A. Vermeersch en J. Vervenne. Aan de Ste.-Godelieveschool waren slechts twee leerkrachten verbon den. Bij de aanvang van het schooljaar 1886-87 werd Arthur Seynhaeve ver vangen door Gustave Flamant. Servaas Vanden Broucke, onderwijzer aan de hoogste klas, gaf zijn ontslag eind schooljaar 1890-91 en werd op 30.09.1891 vervangen door Constant Balduck. (97) Met de oprichting van een landbouwschool aan Ste.-Godelieve in 1888 69
werd F. De Keyser speciale leermeester landbouw. E.H. Léopold Goethals nam eind 1895 ontslag. Hij werd benoemd tot schoolopziener. Vanaf 1 januari 1896 nam de stedelijke raad de vrije lagere scholen Ste.-Godelieve en Sint-Michiel voor een onbepaalde tijd aan en dit onder het bestuurvan Adolf Goethals, broer van Leopold. b. Ontstaan van de landbouwschool In oktober 1888 startte in de vrije aangenomen Ste.-Godelieveschool een bijzondere leergang landbouwkunde. (98) Half oktober 1888 behandelde de gemeenteraad de vraag van E.H. Leo pold Goethals om een jaarlijkse subsidie van 500 fr. te bekomen, nodig voor de inrichting van een bestendige landbouwdagschool. De vraag werd door de raad toegestaan onder volgende voorwaarden : - de toelage wordt slechts verleend als ook de staat en de provincie een toe lage verlenen om de landbouwschool op een behoorlijk peil te brengen. - de stad verplicht zich maar voor het dienstjaar 1889 en behoudt het recht die toelage af te schaffen. - dit hulpgeld wordt enkel verleend op voorwaarde dat de landbouwschool op een ernstige manier wordt ingericht en de leergangen op regelmatige en behoorlijke wijze gegeven worden. Op verzoek van de heer Goethals werd hem nog een eenmalige premie van 400 fr. toegezegd, als vergoeding van inrichtingskosten en de aanschaf van didactisch materiaal. Kreeg Leopold Goethals slechts een klein^ subsidie voor zijn land bouwschool toegewezen, de toelage voor de vrije lagere scholen was des te hoger. Toevallig of niet, maar juist vóór de start van de landbouwschool werd het hulpgeld voor de lagere scholen van 7000 op 9000 fr. gebracht, omdat de toelage tot op heden ontoereikend was geweest. Daardoor was het niet meer nodig bij de gegoede burgerij van de stad voor financiële steun aan te kloppen. Het eerste schooljaar «Landbouwkunde» kon zo star ten. N aast het dagonderw ijs werd er ook avond onderwijs gegeven. Elke dinsdag en vrijdag, om 18h30, werden die lessen gegeven door landbouwkundige Félix De Keyser. Niet alleen landbou wers van Tielt, maar ook van Aarsele, Meulebeke, Ardooie, Koolskamp en elders woonden de dertig lessen bij. Tijdens dat eerste schooljaar verscheen regelmatig een verslag van be stuurder Goethals over de inhoud van de gegeven avondlessen. Hoewel de opkomst half december 1888 rond de 80 à 100 aanwezigen per avond was, wees bestuurder L. Goethals erop dat er nog zoveel «onverschilligheid leefde bij de landbouwers». Hij deed dan ook een oproep tot alle ijverige en leergie rige landbouwers dat zij *de onverschilligaards en trageriks» zouden wakker schudden en hen overtuigen dat de kennis van landbouw niet alleen nuttig is, maar in de toekomst zelfs onmisbaar. Félix De Keyser poogde in elke les de landbouwers te overtuigen dat 70
het onderwijs in de landbouw noodzakelijk, ja zelfs onmisbaar is om een goed landbouwer te worden. Hij formuleerde het zo : «Indien ieder land bouwer, door ’t verstandig gebruik zijner vette en ’t kweken zijner vruchten nog maar één frank per honderd lands profijt deed, welke winst ware ’t met voor den landbouw van Thielt en omstreken ! Ehwel, ik verzeker dat de ieverige en aanhoudende toehoorders der avond school, veel meer zullen gewonnen hebben». Voor het schooljaar 1890-91 vonden we het programma van de land bouwschool terug. In deze landbouwklas werden naast de gewone leervak ken zoals godsdienst, Vlaamse taal, rekenen, geschiedenis, aardrijkskunde enz., ook speciale vakken gegeven zoals: Frans, algemene natuurlijke wetenschappen, bijzondere wetenschappen aangaande de landbouw, de veeteelt, boekhouden, tekenen enz. Ook werd vanaf 1891-92 een speciale leergang huisdierkunde ingevoerd, die gegeven werd door Jules Vande Wiele, veearts uit Wingene. Bestuurder Goethals ging er fier op, dat reeds vele landbouwerszonen niet alleen uit Tielt, maar ook uit Ardooie, Dentergem, Egem, Oostrozebeke, Pittem, Ruiselede, Wielsbeke en zelfs uit Sluis voor het nieuwe schooljaar^ ingeschreven waren. Voor de leerlingen van de omliggende gemeenten zorgde bestuurder Goethals voor verblijf bij particulieren in de stad. Het jaarlijks schoolgeld beliep 30 frank. In de loop van de maand augustus 1892, juist vóór de aanvang van het nieuwe schooljaar, stichtte Mgr. de bisschop van Brugge een landbouw school in het college van Tielt. (99) In feite was het de bestaande landbouwschool van de Ste.Godelieveschool, die van het lager onderwijs werd gescheiden en bij het college gevoegd. Aan het programma in het college veranderde niets. Alleen werden het tweede en derde jaar in twee afdelingen gesplitst : een voor de handel en een voor de landbouw. De ouders waren vrij de studierichting van hun kind te bepalen. Deze verandering had het voordeel dat de kinderen niet meer bij parti culieren moesten overnachten maar de mogelijkheid hadden in de school zelf te overnachten, waar het onderwijs in de landbouwkunde door bevoegde leraars gegeven werd. Félix De Keyser, secretaris van het landbouwcomice van Tielt en Jules Vande Wiele, rijksveearts uit Wingene werden respectievelijk leraar in landbouwkunde en dierkunde. c. Uitslagen van de «wedstrijden» tussen de lagere scholen van het kanton Tielt Tot einde schooljaar 1894-95 werd in de maand juli een jaarlijkse proef uitgeschreven tussen de jongens van de hoogste afdeling van de lagere school. Deze proef ging door per kanton. 71
Iedere aangenomen of gesubsidieerde gemeenteschool, die aan de wet van 20 september 1884 onderworpen was, mocht deelnemen. Ook de vrije scholen mochten meedingen, mits ze zich aan de bepalingen van het regle ment hielden. Kandidaten mochten niet ouder dan 14 jaar zijn en moesten de volledige lagere school gevolgd hebben. De verplichte vakken : moedertaal, beginselen van de rekenkunde, metriek stelsel, schrijven, aardrijkskunde, geschiedenis van België en teke nen. Er waren in totaal 200 punten te verdienen. De laureaten van deze wedstrijd werden op het stadhuis ontvangen, om er uit de handen van de burgemeester hun diploma en of een medaille te ontvangen. In juli 1887 zien we voor het eerst de vrije katholieke lagere scholen van Tielt deelnemen aan de «wedstrijd». Uit het schoolkanton Tielt namen een honderdtal leerlingen deel, waarvan er slechts 16 een certificaat behaal den. Het vrije katholiek onderwijs van Wingene won er vijf en dat van Tielt vier. Het waren Hendrik Vanden Broucke van de Ste.-Godelieveschool en Alfons Vande Weghe, Victor Vande Walle en Jules Poelvoorde van de SintMichielsschool. De vier laureaten werden op dinsdag 15 november 1887, na het Te Deum in de St.-Pieterskerk, plechtig op het stadhuis door burgemeester De Müelenaere ontvangen. Ze ontvingen uit zijn handen hun diploma en een beloning. Bestuurder E.H.L. Goethals dankte de burgemeester en de gemeente raadsleden voor de eer, die zij aan de katholieke aangenomen scholen bewe zen. Hij beloofde het onderwijs van de leerlingen nog te verbeteren. Na de plechtigheid trokken de kinderen naar de Ste.-Godelieveschool waar de laureaten het zilveren eremetaal ontvingen van Renier, school opziener. Het feest besloot met een «koekenmaal» voor alle leerlingen. Ook in 1888 was de uitslag van de Tieltse scholen schitterend. Op 114 kandidaten werden 31 diploma’s uitgereikt. Daarvan gingen er negen naar Tieltse leerlingen. De St.-Michielsschool behaalde zeven onderscheidingen : Camiel Linclau, René Braekeveldt, Alfons Vande Wiele, Oscar Van Oost, Alfons Vande Weghe, Victor Van Daele en Joseph Sarteel. Voor de Ste.Godelieveschool waren dat Hendrik Vanden Broucke en Aloïs Vande Wiele. In 1889 namen ook de scholen van ’t Gelove en D’Hope aan de wed strijd deel. Op 103 kandidaten kwamen er 76 uit de aangenomen scholen. Wie 120 punten op 200 behaalde, ontving een diploma. Tien diploma’s gin gen naar de St.-Michielsschool : Victor Van Daele (177 p.), Camiel Linclau (172), Polijdor Dierckens (168,5), Angelus Christiaens (161,4), Lodewijk Goethals (159,2), Alberic De Backer (158,4), Jules Van Daele (155,8), 72
Arthur Danis (144,5), Jules De Rammelaere (138,2) en Emiel Hellebuyk (132.8) . De Ste.-Godelieveschool behaalde vier certificaten : Jan-Baptiste De Sloovere (167,7), Modest Vanden Berghe (161,5), Alphonse Begein (157,1) en Cyriel Vander Vennet (154,8). Deze vier leerlingen namen ook deel aan de proef Frans. De twee «landse» scholen van het Geloof en De Hoop behaalden elk één certificaat. Voor ’t Geloof Achiel Van Huile met 136,9 en voor d’Hoop Joseph Bultynck met 151,5 punten. In 1890 behaalden negen leerlingen een diploma. Voor de St.-Michielsschool : Oscar Blancke, Angelus Christiaens, Camiel Devos, Lodewijk Goethals, Arthur Vander Meiren en Urbain Vande Weghe. Voor de Ste.-Godelieve : Jan Haerens, Alphons Robberecht en Alphons Wittevrongel. De scholen van ’t Gelove en D’Hope namen waarschijnlijk niet aan deze wedstrijd deel ofwel behaalden ze geen certificaten. In juli 1891 namen drie Tieltse scholen deel. wie 125 op 200 punten behaalde werd bekroond. Voor het eerst zien we dat er meer leerlingen uit de Ste.Godelieveschool een diplom'a behaalden dan uit de St.-Michielsschool. Voer de Ste.-Godelieve : Jan Haerens (186,3), Alfons Wittevrongel (184,5), Alfons Robbrecht (162,7), Joseph Desseyn (143,2), Jules Tack (131,5), Joseph Lambert (129,5) en Joseph Simoens (129,5). Voor de Sint-Michielsschool : Jules Derammelaere met 139,1 en Adolf Maes met 125,4 punten. Van Craeymeersch uit de St.-Jozefsschool behaalde 129,2 punten. Voor het schooljaar 1891-92 en 1892-93 vonden we in de «Gazette van Thielt» geen enkele uitslag terug. In 1894 namen 22 leerlingen, 10 van St.-Michiel en 12 van Ste.Godelieve deel aan de wedstrijd. Allen behaalden een diploma. St.Michielsschool: Jules Bardoel (138,8), René Derammelaere (128), Victor Derammelaere (147,6), Cyriel Devos (142,8), August Devrieze (154,4), Julius Michielsens (151,9), Edmond Poelvoorde (144,9), Emiel Tack (167.8) , Victor Tack (137,7) en Josef Vande Wiele (141,2). Ste.-Godelieve: Gustaf Algoet (147), Etienne Beert (163,6), Richard Beert (172,2), Adiel Braekevelt (196,1), Josef De Beis (162,5), Aloijs De Dec ker (150,2), Josef De Fuster (182,2), Arthur De Pauw (172,2), Gaston Desloovere (189,4), Josef Vandeberghe (185,6), Jules Vandenberghe (169) en Edmond Verloove (170,6). Alle tweeëntwintig namen deel aan het vrij vak Frans en zestien behaal den een eervolle vermelding. 73
Adiel Braeckevelt, Gaston Desloovere en Josef Vandenberghe, alle drie leerlingen van Ste.-Godelieve, behaalden de eerste drie prijzen van de leer lingen die geen landbouwkunde volgden. In 1895, laatste wedstrijd tussen de latere scholen uitgeschreven, was de proef voor rekenkunde uiterst moeilijk. Niettegenstaande dat bekwam Tielt toch nog 21 diploma’s. Voor de landse scholen, waar de landbouwkunde een verplicht vak was, waren 250 punten te verdienen; voor de andere 230. Art. Coussens (Liefdeschool 191,9), Art. Saelens (Gelove 158,4) en Arch. Van Hollebeke (Gelove 127,5). St.-Michielsschool : Cyriel Desoete (150,6), Arthur Lannoo (164,9), Jules Michielsens (141,3), Cyriel Van Daele (147,9), Alfons Vergote ( 137,7), Richard Vyckier ( 127,7) en Theofiel Wielfaert (164,1). St.-Godelieveschool : Gustaaf Algoet (148,8), Etienne Beert (178), Richard Beert (164,9), Joseph De Bels (178,8), René De Bruyne (145,9), Arthur De Pauw (178,9), Orner Van Landuyt (170,2), Edmond Verloove (161,4) en Karel Verloove (168,5). Van die 21 bekroonden behaalden er 16 een eervolle vermelding in de Franse taal. Wegens de afschaffing van de staatswedstrijd, kwam in 1896 onder impuls van de geestelijke bestuurders van de scholen van Tielt, Meulebeke, Izegem, leper, Wingene en Wervik een eindexamen tot stand voor de leer lingen van de hoogste klas. De Ste.-Godelieveschool nam deel met 15 leerlingen, waarvan er 10 een diploma behaalden. Eerste prijs: Etienne Beert (185,1 op 230), Cyriel Vanderplaetse (158,7), Maurice Vande Weghe (155), Ernest Verhamme (153,2), Joseph Desseyn (151) en Cyriel Devisschere (15°)._ Tweede prijs: Maurice Meirhaeghe (147), Remi Defuster (145), Joris Dewever (138,5) en Joseph Waelkens (135,5). d. Prijsuitdelingen Elk jaar hield E.H. Goethals voor zijn beide scholen een prijsuitdeling. Voor de St.-Michielsschool hadden de feestelijkheden aanvankelijk plaats in de bovenzaal van de Goede Vrienden in de Kortrijkstraat, naderhand in de concertzaal van de stad. Werd de prijsuitdeling voor de St.-Michielsschool altijd gehouden in december, voor de Ste.-Godelieve was dat telkens begin september. In 1890 kwam daar verandering in. Men organiseerde beide prijsuitdelingen in sep tember met slechts één dag verschil; eerst de St.-Michielsschool en ’s ande rendaags de Ste.-Godelieveschool. De prijsuitdeling, voorafgegaan door een feest met zang, dialoog, toneel en turnoefeningen vormde het hoogtepunt 74
voor de kinderen. In de Ste.-Godelieveschool, waar Frans geleerd werd, bracht men elk jaar een toneelstukje en een koorzang in het Frans. Waren de prijzen voor de leerlingen van de Ste.-Godelieve uitsluitend boeken, in de St.-Michielsschool schonk men naast een aantal boeken vooral kleding stukken. Dit waren schenkingen van milde Tieltenaars, die het zeer goed meenden met het «werkmanskind». Van de 250 leerlingen, die in 1888-89 de St.-Michielsschool bezochten waren er 35, die gedurende geheel het schooljaar geen enkele dag afwezig waren, ook niet in de dagelijkse eucharistieviering. Deze kinderen kregen dan ook een extra-belonmg. In 1893 groeide dat aantal aan tot 200 leerlingen, die nooit thuis bleven of te laat kwamen. Ook steeg, in de Ste.-Godelieveschool, jaarlijks het aan tal kinderen, die na hun eerste communie (12 jaar) nog één of twee jaar school bleven lopen. In zijn toespraken tot de ouders van de leerlingen van de St.Michielsschool drong E.FI. directeur er op aan, dat ze hun kinderen gedu rende het verlof thuis hielden en «niet laten loopen waar ze willen, op de openbare plaatsen en in de straten, waar ze misschien 'den deuvel’ zouden ont moeten». In 1895 schreven de geestelijke bestuurders van Tielt, Meulebeke, Izegem, leper, Wingene en Wervik voor de eerste maal, een prijskamp uit tus sen de eerste-communicanten van hun scholen. De Sint-Michielsschool behaalde 6 diploma’s : Vital Debrabandere, Arthur Lannoo en Marin Tytgat met meer dan 80 %, Arthur Floste met meer dan 70 %, Camiel Vander Haeghen en Richard Vynckier met meer dan 60 %. Ste.-Godelieve behaalde ook 6 diploma’s : Etienne Beert, Joris Dewever en Maurits Vande Weghe met meer dan 70 % en Alberic Desandere, Jules Van Huile en Ernest Verhamme met meer dan 60 %. Elke laureaat ontving naast zijn diploma nog een mooi boek. Op 445 deelnemers in 1896 behaalden tien leerlingen van St.-Michiel en 8 leerlingen van Ste.-Godelieve een boek en een diploma. St.-Michiel: Alfons Wullaert 80 - Alfons Wittevrongel 74,2 - Désiré Van der Ougstraete 70,9 - Emiel Seynhaeve 70,7 - Adolf Van Overbeke 70,5 - Karei Vande Wiele 70,3 - Joseph Bardoel 69 Joseph Soenens 69 - Achiel Vande Velde 66,4 en Jules Devaere 65,7. Ste.-Godelieve : Marcel Verhamme 76,7 - Cyriel Vanderplaetse 75 - Joseph Waelkens 75 - Oscar Depauw 67,6 - Arthur Caeckaer 64 Honoré Vande Walle 62,4 - Paul Claus 61,9 en Frans De Leersnyder 61.
75
2. Onder het bestuur van E.H. Adolf Goethals (1896-1905) a. Leerkrachten Aloïs Vermeersch nam heel waarschijnlijk eind schooljaar 1894-95 ontslag als schoolhoofd, want op 18 november 1895 werd Gustaf Flamant, voorheen onderwijzer aan de Ste.-Godelieveschool, aangesteld tot hoofd onderwijzer. We mogen aannemen dat Aloïs zijn taak als onderwijzer aan de St.-Michielsschool deelde met Jules Algoet, die sedert de aanvang van het schooljaar 1895-96 in dienst kwam aan de vermelde school. Toen Aloïs Vermeersch op 14 maart 1898 overleed, werd Jules Algoet titularis van zijn klas. Op 15 oktober 1904 werd Jules Algoet verplicht ontslag te nemen, daar hij over geen diploma beschikte. Hij werd dan ook van die datum af vervangen door Camiel Vanthuyne. Toen Gustaf Flamant op 23 juni 1904 benoemd werd tot koster van de O.-L.-Vrouwkerk te Brugge, nam hij op 7 juli 1904 ontslag. (100) Julien Mauriscau kwam vanaf 05.05.1904 als tijdelijke leerkracht in dienst. Met aanvang van het nieuwe schooljaar werd hij vervangen door Georges Deturck, die op 6 oktober 1904 in dienst kwam. Het nieuwe schoolhoofd, Polydor Maeyens, werd op 1 januari 1906 in zijn functie benoemd. Bij de aanvang van het schooljaar 1897-98 was het aantal leerlingen van de Ste.-Godelieveschool zó sterk toegenomen dat het noodzakelijk bleek een derde klas te openen. De stad nam deze derde klas aan en Cyriel De Vlieger, gediplomeerd onderwijzer, kwam op 7 oktober 1897 in dienst. Zijn jaarwedde werd op 1100 fr. gesteld. Van dit schooljaar af kende de stad aan de leerlingen van de Ste.-Godelieveschool, die er kosteloos onder wijs genoten een toelage toe van 2 fr. per kind en per jaar voor schoolgerei. Constant Balduck werd op 5 oktober 1900 benoemd tot hoofdonder wijzer te Noordschote en vervangen door Achiel Maes. Jules Vervenne werd vervangen door Hendrik Bossaert, die op 30 sep tember 1901 in dienst kwam. Kamiel Deschout, reeds onderwijzer aan de St.-Michielsschool onder het bestuur van Leopold Goethals, nam ontslag na het vertrek van Adolf Goethals. Bij brief van 31 juli 1905 nam E.H. Adolf Goethals ontslag en werd hij vervangen door E.H. Remi Bernaert. (101) b. Wedden van het personeel Er dient rekening te worden gehouden met de functie, de leeftijd en de vierjaarlijkse verhoging. Aanvankelijk werd een onderwijzer per schooljaar betaald. Vanaf 1903 kwam daar verandering in en werd zijn wedde per kalenderjaar vastgesteld. De directeur genoot een jaarwedde van 4600 fr., waarin tot 1897-98 de 76
huispacht (400 fr.) begrepen was. Vanaf het schooljaar 1898-99 ontving hij nog slechts 1200 fr., omdat het huis van de Ste.-Godelieveschool geen stads eigendom meer was. Het gehele complex was immers verkocht aan de Parochiale Werken van Tielt. Als gevolg van de tienjaarlijkse volkstelling behoorde Tielt vanaf 1 januari 1901 tot de gemeenten van derde categorie. De minimum jaarwedde van een onderwijzer, die afhankelijk was van de categorie van gemeente, werd van 1100 op 1200 fr. gebracht. Gustave Flamant Constant Balduck Polydor Maeyens Jules Vervenne Kamiel Deschout Aloïs Vermeersch Jules Algoet E.H. bestuurder Cyriel Devlieger Achiel Maes Henri Bossaert Camiel Van Thuyne Jules Van Hautte Paul Crommelinck Georges Deturk
1895-96 1500 1200 1350 1250 1200 1050 450 1600
1897-98 1500 1300 1400 1350 1300 320 900 1600 1100
1900-01 1500 108,5 1400 1400 1400 (+ 14.3.1898) 1000 1200 1100 1017
1901-02 1600
1905
1400
1400
1400
1166,6
1000 1200 1275 1200 1200
1200 1300 1300 900 1200 300 200 1200
c. Interne veranderingen Bij de aanvang van het schooljaar 1898-99 telde de Sint-Michielsschool 230 arme niet-betalende leerlingen. De Ste.-Godelieve 130 betalenden, naast een aantal niet-betalenden. (ADT) Begin april 1899 bezochten 352 jongens de vrije aangenomen scholen van E.H. Goethals. De Ste.-Godelieve telde 3 klassen met in de laagste klas 52 leerlingen, de tweede klas 46 en de hoogste klas 33. De SintMichielsschool met zijn vier klassen, telde respectievelijk 74, 59, 47 en 41 leerlingen. De twee hoogste klassen telden merkelijk minder leerlingen dan de twee laagste. Dit kwam door verdeling van de leerlingen, niet volgens leeftijd, maar volgens de graad van bekwaamheid. Maar vooral het feit dat veel kinderen de school verheten, vooraleer ze bekwaam waren om de les sen van de hogere klassen te volgen, was de oorzaak. (102) Zoals blijkt uit de cijfers, werd de St.-Michielsschool te klein om het stijgend aantal leerlingen te herbergen. Volgens berekeningen van aannemer Henri Beert bood de St.Michielsschool maar plaats aan 226 leerlingen. Het schoolcomité zag geen oplossing in een aankoop van grond om deze school uit te breiden. Dat was 77
financieel onmogelijk, te meer daar de vereniging «Parochiale Werken» nog maar pas de Ste.-Godelieveschool aangekocht had. In november 1898 wer den daarom de Dames van Biervliet (H. Familie) verzocht de bovenverdie ping van de Ste.-Godelieveschool te verlaten. (ADT) De Dames van Biervliet hadden er zich zeker aan verwacht dat, eens de gebouwen van de Ste.-Godelieveschool verkocht waren, ze de lokalen zou den moeten ontruimen. Daarom waren ze reeds vóór 25 februari 1899 ge start met de bouw van een nieuwe school aan de Bruggestraat, hoewel de bouwaanvraag door E. Zuster Overste H. Verhoye slechts op die datum werd aangevraagd. De niet-betalende meisjesschool verhuisde begin schooljaar 1899-1900 naar hun nieuwe oefenschool in de Bruggestraat. De bovenverdieping van de Ste.-Godelieveschool kwam vrij en werd m gebruik genomen door de niet-betalende leerlingen uit de St.Michielsschool. De leegstaande lokalen van de St.-Michielsschool werden ingericht voor de congregatie en de patronage. De bovenzaal werd concert en gildezaal. (ADT) De betalende leerlingen bleven beneden in de Ste.-Godelieveschool. De tuin aan de kerkzijde, werd veranderd in een speelplaats met galerij en toi letten. Deze veranderingswerken, uitgevoerd in de periode juni-december 1899, kostten aan de Parochiale Werken van Tielt de som van 11.814,02 fr. (103) Timmerwerk uitgevoerd door wed. Vandenbroucke, Tielt: 2.311,37 fr. Metselwerk door Henri Beert, Tielt: 8.377,51 fr. Smid Hector Van Maele : 448,24 fr. Marmer en steenhouwerij door gebroeders Dupont, Tielt : 535,61 fr. Ijzerwerk door wed. Bourgeois: 141,29 fr. Door deze veranderingswerken bood de Ste.-Godelieveschool plaats aan ruim 480 kinderen. Aan de kant van het kerkhof 270 leerlingen en aan de kant van de Peperstraat 217 leerlingen. (ADT) Deze veranderingswerken bleken maar mogelijk omdat aan de Paro chiale Werken van Tielt de kans werd geboden de lokalen in de Krommewalstraat aan te kopen. Reeds begin 1898 leefde bij de gemeenteraad van Tielt de idee om de voormalige gebouwen van de meisjes-gemeenteschool te verkopen. De opbrengst van 25.000 fr. zou gebruikt worden voor gedeel telijke terugbetaling van leningen. Bij K.B. van 3 september 1898 werd de machtiging tot verkoop goedgekeurd op voorwaarde dat de subsidies van 8.591,50 fr. en 5.731 fr., door de staat en provincie verleend voor het her stellen van het schoolgebouw, zouden terugbetaald worden, al naargelang de verkoopprijs, ofwel gebruikt werden om de materiële noden van de lagere scholen te verbeteren. Een nota van H. Axters, afdelingsoverste bij het provinciaal be stuur, dd. van 1 juni 1898, bevat de berekening van de sommen, in totaal 78
6.692 fr. De raad besloot aldus het stadsbezit te verkopen en ontbood nota ris Goemaere van Tielt om tot de verkoop over te gaan. Het voorbehouden bedrag van 6.692 fr. voor de staat en de provincie zou besteed worden aan de materiële verbetering van het lager onderwijs. Met dit geld werden in 1899 herstellingen en verbeteringswerken uitgevoerd aan de gemengde lagere gemeenteschool op de Lakenmarkt voor een bedrag van 4200 fr. Met het resterende bedrag zou de stad, op advies van de kantonale inspecteur, materiaal aanschaffen. Voorlopig werd dit bedrag belegd op de Algemene Spaarkas. (ASLK) Om al deze plannen wettelijk vast te leggen richtte bestuurder A. Goethals een verzoekschrift aan de stedelijke raad om beide scholen, toen nog in een afzonderlijk gebouw, definitief aan te nemen. Ze waren immers tot hiertoe slechts voorlopig aangenomen. De overeenkomst was bindend voor een periode van 10 jaar met ingang van 1 januari 1899. De directeur mocht zeven gediplomeerde onderwijzers benoemen, die van de stad een jaarwedde ontvingen in verhouding tot hun dienstjaren. De klassen moch ten naar andere gebouwen, binnen de stad overgebracht worden, mits ze voldeden aan de wet. Voor de leerlingen die recht hadden op kosteloos onderwijs werd aan de schoolbestuurder jaarlijks twee frank per kind toe gekend. Deze schadeloosstelling werd betaald in evenredigheid met het aantal leerlingen, die recht hadden op kosteloos onderwijs en die de school regelmatig bijwoonden. Daarom stuurde het schoolcomité elk jaar vóór 1 oktober het bewijs van gedane uitgaven naar de stedelijke raad. De schoolgelden van de betalende leerlingen waren zowel voor de gemeenteschool als voor alle aangenomen scholen dezelfde. E.H. directeur mocht vrij over deze schoolgelden beschikken. (104) Ze dienden om allerlei uitgaven te dekken zoals : herstelling van gebou wen, schoolmeubelen, reiniging van klassen, verwarming en vanaf 1905 de verlichting. (105) Het college van burgemeester en schepenen mocht de aangenomen scholen bezoeken of laten controleren op de naleving van al die voorwaarden in de overeenkomst. d. Wedstrijden en prijsuitdelingen Reeds tijdens het bestuur van E.H. Leopold Goethals werd de proef, uitgeschreven door de staat, afgeschaft. In plaats daarvan kwam in 1896 een eindproef voor de leerlingen van de hoogste klas. Voor de eerste communi canten (12 jaar) kwam een «wedstrijd in christelijke lering» tot stand. Beide wedstrijden stonden onder leiding van de geestelijke bestuurders van de scholen in Izegem, Meulebeke, Tielt, Wervik, Wingene, leper. Vanaf 1901 nam ook Blankenberge deel. Wervik en Meulebeke namen respectievelijk in 1900 en 1904 niet meer deel aan beide wedstrijden. Het waren vooral de leerlingen van de Ste.-Godeheveschool die in deze wedstrijden, maar dan vooral in de proef «christelijke lering» de mooiste resultaten behaalden. (106) 79
KERMIS VAN 1904 Programma der Feestelijkheden om u i/a ure op de Markt, CONCERT door de 1 Stadsharmonie. — Om 4 ure, in de groote zaal Tan ’t Sudhuit, plech tige uitreiking der prijzen aan de overwinnaar» in den wedstrijd voor ' Orde en Reinheid. M a a n d a g 3 O otob er, om 1 0 i/a ure voormiddag, in de raadzaal van het Stadhuis, Prijsdoeling aan de leerlingen van Stads Teekenschool. ! — Om iz i/a ure, Concert op de Markt door de harmonie der stad. — ! Om a ure namiddag, Wielrijde rsfeest e n aan den Hooithoek. — Om 4 i/a ure. Luisterlijk Tooneelfeest, gegeven door de s Katholieke Tooneelailde. s m de feestzaal aan den Vijver.
Z o n d a g 9 October,
Dtfnadag 4
October,
JUBELFEE8T
VAN
HET
VRIJ O N D E R W I J S .
voormiddag, optocht der gilden; om io ure, pkchiige , Ju helmis in St-Pieterskerk, met feestrede door eerw. Pater Rutten; ’ om xi ure, feestzitting in de zaal der a Katholieke Jonkheid. » Om %' ure namiddag, L U I 8 T E R L IJ K E 8 T 0 E T met gecosiumeerde groepen en praalwagen der verheerlijking van ’t vrij onderwijs. L- Om 4 uw, op de Groote Markt, P E E 8 T O A N T A T E , roet U geleiding van ’t Stadsmuziek. Om 8 ure ’a avonds, prtohtig vuurwerk. W o e n s d a g 6 O cto b er, om a ure namiddag, op de Lakenmarkt,, GROOTE PRIJSKAMP VOOR GEITEN EN KONIJNEN, j 4 2 5 frank prijzen voor de geiten, en 1 8 5 fr. voor de konijnen. D o n d e r d a g 6 October, om a i/a ure namiddag, Beschrijfschietiag, ' ingericht door de handboogmaatschappij De Vrede. Om 9 ï/a ure
Thielt, den 14 September 1904.
Op bevel : De Secretaris, J. H IN N E K E N S.
Burgemeester & Schepenen, » J. BOONE. j
22. De kermis van 1904 stond in het teken van het zilveren jubileum van de vrije scholen.
Voor Frans (spreken en schrijven) scoorden ze ook ver boven andere lagere scholen. Alle leerlingen die in 1900 deelnamen bekwamen voor het onderdeel Frans meer dan 27 op 30. Dit goede resultaat is zeker een pluim op de hoed van Gustaaf Flamant, hoofdonderwijzer van de Ste.-Godelieve, die een eigen methode uitwerkte. In 1902 verscheen bij J.D. Minnaert te Tielt zijn boek «Cours de langue française d’après la méthode directe». De handleiding voor de leerkracht kostte samen met het eerste deel 0,35 fr. Het eerste en tweede deel afzonderlijk : respectievelijk 0,25 fr. en 0,45 fr. Toen Th. Busschaert in 1900 pastoor-deken van Tielt werd, stelde hij E.H. Adolf Goethals aan om ook de vier plattelandsscholen, bestuurd door de Zusters van het Geloof, te bezoeken. Dank zij de vele milde schenkers, konden ze eind schooljaar 1900-1901 ook voor deze kinderen een prijsuitdeling organiseren. De feestzaal van de Katholieke Jonkheid in de Kortrijksstraat liep drie dagen naeen vol met sympathisanten van het vrije katholiek onderwijs. De pastoor-deken, de burgemeester en schepenen en vele andere vooraanstaanden woonden de jaarlijkse prijsuitdeling van St.Michiel, Ste.-Godeheve en de scholen van «Te Lande» bij. e. Het zilveren jubileum van de vrije scholen In 1904 was het 25 jaar geleden dat de ongelukswet gestemd werd (107) en de gehele katholieke bevolking in verzet kwam. Overal waren katholieke scholen tot stand gekomen onder leiding van de plaatselijke geestelijkheid en vooraanstaande burgers. Zonder veel moeite werden te Tielt vier katholieke scholen opgericht. In het arrondissement Tielt was het aantal leerlingen dat de katholieke scholen bezocht, veruit het grootste van heel ons land. De uitspraak van E. Pater Rutten is tekenend voor die tijd : «Zij zullen haar niet hebben, De schoone stad van Tielt. Omdat men hier te stede, Voor God alleen maar knielt». De viering van de oprichting van de vrije katholieke scholen in het arrondissement Tielt werd in het kermisprogramma opgenomen. De dins dag van Tielt-kermis stond volledig In het teken van het zilveren jubileum. De jubelstoet vertrok op het Hulstplein. Voorop reden de «gendar men» te paard gevolgd door de ruiters, die ook in de processie voorop gin gen. Het opschrift «Leve het vrij katholiek onderwijs» leidde de eigenlijke stoet in. De leerlingen van de St.-Michielsschool gingen voorop. Deze kna pen droegen grote hoepels, versierd met bloemen, die een triomfboog vormden. De volgende groep was het muziekkorps van Ruiselede, gevolgd door de verschillende gildevaandels. Nu kwamen de leerlingen van de St.Marieschool, de lagere school van de H. Familie. Zij beeldden drie taferelen uit : «de godsdienst, het vaderland en de familie». De buitenscholen van de zusters van ’t Geloof vertegenwoordigden de vier jaargetijden. De lente : het Geloof; de zomer : de Hoop; de herfst : de Liefde en de winter : de school van St.-Jozef. 81
De jongensschool van Ste.-Godelieve was vertegenwoordigd door een groep kinderen, die liederen zongen en turnoefeningen uitvoerden. Dan volgde de harmonie van de Goede Vrienden. De meisjes van de huis houdschool van de zusters Apostolinnen waren in passende kledij. Ook voor de praalwagen, die de triomf van het katholiek onderwijs voorstelde, werd een beroep gedaan op de leerlingen van de zusters Apostolinnen. Rijkswachters sloten de stoet af. Alle feestelijkheden werden besloten met een banket in de Katholieke Kring en een prachtig vuurwerk. 3. Onder het bestuur van E.H. Remi Bernaert (1905-1924) a. Overzicht van de le'erkrachten ■ Henri Bossaert, die sedert 30 september 1901 in dienst was, nam op 24 september 1905 ontslag en werd met ingang van 1 oktober vervangen door Jules Van Hautte. Tot tweemaal toe ging Jules in ziekteverlof en werd tel kens door Leon Martens vervangen. Toen hij wegens zijn aanhoudende ziekte op 1 mei 1914 op rust ging werd Leon Martens definitief benoemd. Met het uitbreken van de oorlog ging Martens op 14 oktober 1914 op de vlucht. Gedurende zijn afwezigheid verving Zuster Godelieve (Romanie Duytsburg) hem in de tweede klas van de St.-Michielsschool. Op 1 april 1919 nam Leon zijn plaats terug in en nam Zuster Godelieve ontslag. Toen hij half maart 1921 zijn benoeming kreeg tot directeur van de «Gazefabriek» van Veurne, werd hij vanaf 1 mei 1921 vervangen door Joris Balduck. Joris was naast onderwijzer ook landmeter. Als pas gediplomeerde werd hij waarnemend onderwijzer in de gemeenteschool van Tielt en dit vanaf 1 november 1920 tot zijn indiensttreding aan de aangenomen jongensschool van Tielt-centrum. Tijdens zijn legerdienst (13.12.1921 tot 06.10.1922) nam juffr. Gabrielle Wang zijn functie waar. Na haar overlijden op woensdag 11 januari 1922 was het moeilijk om een gediplomeerde onderwijzer(es) te vin den om haar te vervangen. Om een onderbreking in het onderwijs te vermijden werd het schepen college gemachtigd een niet-gediplomeerde onderwijzer(es) aan te stellen. Cyrilla Dierckens kwam zonder diploma in dienst en haar wedde werd berekend op de basiswedde van een kleuterleidster, nl. 1800 fr. per jaar of 7,20 fr. per dag. Toen dan toch een gediplomeerde onderwijzeres gevonden werd, werd Cyrilla vanaf 27 april 1922 vervangen door juffr. Rachel Desmedt. Zuster Martha (Rachel Desmedt) begon het schooljaar 1922-23 in het eerste leer jaar. Vanaf 7 oktober, kwam Joris Balduck terug en werd A. Seghers opnieuw titularis van het eerste leerjaar. Zuster Martha kreèg haar benoe ming aan de katholieke meisjesschool van Mopertingen (provincie Lim burg). Camiel Deschout, onderwijzer aan de St.-Michielsschool sinds 30 sep82
tember 1901, nam op 31 oktober 1905 ontslag en werd vervangen door Paul Crommelinck. De eerste 14 dagen van oktober 1914 nam Jozef Balduck, broer van Joris, de klas van Paul over. Op 15 oktober vluchtte Joris naar Nederland. Hij overleed te Schuiferskapelle op 24 mei 1916. Paul Crommelinck hernam zijn dienst tot eind 1917. Ook hij werd voor legerdienst opgeroepen en niet vervangen. Toen Paul op 1 maart 1919 «ziek en afgemat» van het leger terugkeerde, kon hij volgens Dr. Vande Walle onmogelijk zijn dienst hernemen. Paul nam ont slag en vanaf 1 mei 1919 verving Edgard Van Overbeke hem. Na een lange herstelperiode kreeg Paul Crommelinck een benoeming als onderwijzer te Néchin (provincie Henegouwen) (15.1.1922-1941). Camiel Van Thuyne, onderwijzer sinds 15 oktober 1904 aan de SintMichielsschool, nam op 9 januari 1906 ziekteverlof wegens een zware long ontsteking. Vervanger werd Jules Beuselinck. Jules kreeg een benoeming te Waarschoot op 1 februari 1906 en werd vervangen door Ryckaert Desmedt. Op 1 mei 1906 hernam Camiel Van Thuyne zijn dienst. Tijdens zijn tweede ziekteverlof van 15.12.1917 tot 28.2.1918 werd hij vervangen door Sylvia Soenen (Zuster Marie). Vanaf het schooljaar 1923-24 had hij het voorrecht om samen met de gebroeders Joris' en Leon Balduck de nieuwe parochieschool «de Waeyberg» te openen. Als oudste van de drie kreeg hij op 1 maart 1924 zijn benoeming tot eerste schoolhoofd van de Waeybergschool. Bij de aanvang van het schooljaar 1906-07 telde de laagste klas van de Sint-Michielsschool 87 leerlingen, de tweede klas 69. Om deze overbevol king tegen te gaan werd vanaf 1 november 1906 een achtste klas ingericht. Titularis van deze klas was Gustaaf Verkest. In april 1904 was reeds een poging ondernomen om een achtste klas in te richten, doch gezien de slechte financiële toestand van de stadskas mocht deze nieuwe klas aan de stad niet meer dan 600 fr. kosten. Zoiets kon niet aangenomen worden en de inrichting werd uitgesteld. Op 29 mei 1915 nam Gustaaf Verkest vrijwillig dienst in het Belgisch leger. Zuster Marie-Benoot (Celestine Decroix) nam zijn klas over tot 31 maart 1919. De ruimte voor die klas was er niet en daarom plande men de bouw van twee nieuwe klassen. Op de plaats van de oude galerij moest er een nieuwe overdekte speelplaats komen met daarboven de twee nieuwe klas sen. Alle bruikbare materialen van de oude galerij werden in de nieuw bouw verwerkt. Reeds op 8 november 1906 sloten Henri Vereecke, aanne mer uit de Krommewalstraat te Tielt, en E.H. Remi Bernaert een overeen komst waarin de kostprijs op 6.535 fr. geschat werd. Bij de afrekening in 1907 waren de uitgaven opgelopen tot 7.903,47 fr. (108) Georges Deturck, in dienst aan de Ste.-Godelieveschool sinds 6 okto ber 1904, werd vanaf 1 oktober 1910 vervangen door Aimé Herman. Tij dens de oorlog stond Zuster Coleta (Cyrilla Dierckens) in de laagste klas,
83
het 1ste en 2de leerjaar van de Ste.-Godelieveschool. Zij verving Aimé Her man. Na vier jaar dienst als oorlogsvrijwilliger hernam hij op 1 juni 1919 zijn dienst. De drie zusters van de Apostolinnnen: Zuster Coleta, Zuster Godelieve en Zuster Marie, die gedurende de oorlog de afwezige onderwijzers vervin gen in de Ste.-Godelieveschool, ontvingen uit de stadskas een jaarwedde van 700 fr. Achiel Maes, onderwijzer aan de Ste.-Godelieveschool sinds 6 oktober 1900, werd van 31 juli 1915 tot 28 februari 1919 onderwijzer aan de Belgi sche school van Caudebec-en-eaux. (109) Zijn vervanger Henri Bossaert kreeg zijn benoeming met de opening van een negende klas. Edgard Van Overbeke nam van toen af de vrijgekomen plaats in van Achiel Maes tot aan zijn benoeming op 1 mei 1919 in vervanging van P. Crommelinck. (Zie hierboven) Intussen was Achiel Maes terug in dienst gekomen. Toen hij benoemd werd aan de gemengde lagere gemeenteschool van Tielt, waar een derde klas werd geopend, nam hij op 25 november 1919 ontslag. Nieuwe leer kracht werd Albert Seghers. Door dè oorlogsomstandigheden waren heel wat kinderen achterop geraakt. Reeds tijdens de oorlog werd Zuster Rosa (Marie Plancke) van het klooster van Beveren aangesteld als titularis van een tiende klas, die echter wegens geldgebrek nooit van de grond kwam. Toen de heren Maes en Verkest begin maart 1919 hun werk in de aangenomen school konden hervat ten, mochten Zuster Godelieve en Zuster Marie-Benoot in dienst blijven tot het einde van die maand. Hun taak bestond er vooral in enkele kinde ren met leerachterstand bij te werken. Zij boekten blijkbaar succes, want begin april besloot het schoolcomité een nieuwe klas op te richten «in ’t bijzonder voor verachterde kinderen». Dit werd de tiende klas. E.H. Bernaert vroeg aan Kan. D. Lescouhier, alge meen schoolopziener zo spoedig mogelijk een leerkracht voor deze klas aan te stellen. Remi Lycke, leraar aan het college van Nieuwpoort, werd aangeschreven. Het antwoord was negatief : «de toestand van R. Lycke was niet regelmatig en het kon nog lang duren vooraleer zijn toestand gewet tigd zal worden». Daarom zocht men een nieuwe titularis. E.H. directeur van de normaalschool, en E.H. Vanden Berghe, ex-pastoor van Staden en nu pastoor van Aarsele, stelden aan het schoolcomité Jozef Vermeulen voor. Hij was vóór de oorlog gemeenteonderwijzer te Staden en werkte sinds 1917 in het Franse Orly. Nu was hij werkloos. Na de heropbouw van de verwoeste klaslokalen te Staden kreeg Jozef er zijn oude plaats terug op 1 mei 1920. Zijn opvolger werd Léon Balduck, broer van Jozef en Joris. Cyriel De Vlieger, onderwijzer aan de Ste.-Godelieve sinds 1897, bleef nog in dienst tot 1932. 84
De oudste van alle dienstdoende leerkrachten was Polydor Maeyens, benoemd tot onderwijzer aan de Sint-Michielsschool op 27 december 1888. Hij werd vanaf 1 januari 1906 hoofdonderwijzer aan de aangenomen school van Tielt-centrum (Ste-Godelieve). E.H. Remi Bernaert werd ervan beschuldigd de kinderen verboden te heb ben Duitse liederen te zingen en met Duitse soldaten te spreken. Hij werd daarom in mei 1915 gevangen genomen. Tijdens diens 20 maanden gevangenschap in Duitsland had Polydor Maeyens de volledige verantwoordelijkheid van de aangenomen school op zich genomen. Hij genoot hiervoor de wedde van hoofdonderwijzer. Om te beletten dat hij, na de terugkeer van E.H. Remi Bernaert, enig weddeverlies zou lijden werd hem voor de duur van zijn functie, boven zijn gewone wedde een jaarlijks bedrag van 600 fr. toegekend. Na 35 jaar getrouwe dienst aan één en dezelfde school ging Polydor Maeyens eind mei 1923 op rust. Bij de inschrijvingen van oktober 1923 meldden zich slechts een tiental nieuwe leerlingen aan. Het schoolcomité besloot, met de goedkeuring van de kantonnale inspecteur Hellebuyck, de tiende klas voorlopig op te schorten. Ter zitting van 16 februari 1924 bracht burgemeester Boone hulde aan E.H. Remi Bernaert, directeur van de aangenomen vrije scholen. Hij was enkele dagen voordien benoemd tot pastoor van Sint-Kruis bij Brugge. Hij bleef nog in dienst tot 29 februari 1924 en werd vervangen door E.H. Jozef Vervenne, die leraar was aan het «Klein Seminarie» van Roeselare. E.H. Bernaert overleed na een operatie in de St.-Jozefskliniek te Brugge, op 28 juli 1927. (110). b. De wedden 'van het onderwijzend personeel Overzicht van de jaarwedde van de priester-directeur en de onderwijzers aan de aangenomen scholen van Tielt-centrum voor de jaren 1906, 1911 en 1914. (111). 1906 1911 1914 1911 1914 E.H. bestuurder 1200 1800 1900 2000 Polydor Maeyens Camiel Van Thuyne 1200 1300 1400 1300 466,66 (ontslag (11.5 1200 Jules Van Hautte 1200 1300 1400 Paul Crömmelinck 1200 ontslag Georges Deturck 1300 ' 1500 1700 Cyriel De Vlieger 1400 1500 Achiel Maes 1300 1300 1300 200 Gustaaf Verkest 1200 1200 Aimé Herman 800 Leon Martens Volgens de wet van 19 mei 1914 hadden de hoofdonderwijzer(es) en de 85
onderwijzers(essen) naast hun vaste wedde, recht op een tweejaarlijkse verhoging, eventueel een verblijfs-en of bestuursvergoeding en een vergoe ding als houder(ster) van bijzondere getuigschriften. Alle wedden dienden aangepast te worden. Tielt telde op dat ogenblik in de lagere en aangenomen gemeentescholen dertig leerkrachten. Hierin waren de vijf interimarissen begrepen, die de afwezige onderwijzers tijdens de oorlog vervingen. De wedde van de drie niet-gediplomeerde zusters van de Apostolinnen werd naderhand tussen de partijen besproken en op 700 fr. per jaar gebracht. Vanaf 1915 bestond de wedde uit een vast bedrag (1), verhoogd met een verblijfsvergoeding (2) en eventueel een bestuursvergoeding. (3). (1) E.H. Bestuurder 1400 C. De Vlieger 2100 A. Maes afwezig A. Herman afwezig H. Bossaert 1108,4 P. Maeyens 2500 C. Van Thuyne 1700 P. Crommelinck 1600 L. Martens 1300 G. Verkest afwezig E. Van Overbeke E.Z. Coleta 555,2 E.Z. Godelieve 555,2 E.Z. M. Benoot 555,2
1915 (2) 400 400
(3)
316,75 400 300 200 400 200
(1) 1400 2200
1917 (2) (3) 400 400
(1) 1400 2200
1400 2600 1800 1700 1400
400 400 300 200 400 400
1500 2600 1800 ontslag 1400
400 400 200
1200 700 700 700
200
1200 700 700 700
200
1918 (2) 400 400
400
Door de wet van 13 november 1919 werden de wedden van het onder wijzend personeel nogmaals aangepast. Tijdens de zitting'van 19 februari 1920 werden de wedden van 44 leerkrachten in het gemeentelijk en aange nomen onderwijs «vastgesteld. Met functie en vierjaarlijkse verhoging werd rekening gehouden. Een gevolg van deze nieuwe wedde-aanpassing was de afschaffing van de gezamenlijke aanmoedigingspremie van 300 fr., in voege sinds 10 oktober 1904 en verleend voor buitengewoon niet-verplichtend werk zoals studietoezicht, aanwezigheid in H. Missen e.a.
86
1920: E.H. Bernaert H. Bossaert C. De Vlieger A. Herman P. Maeyens L. Martens A. Seghers E. Van Overbeke C. Van Thuyne G. Verkest J. Vermeulen
1. wedde 5200 3800 4900 . 4000 6100 3700 3100 3300 4300 4450 4150
2. bestuursvergoeding 600 (112)
3. verblijfs vergoeding 600 600 600 600 600 600 300 300 300 600 600
4. familievergoeding 700 700 600 100
c. Interne veranderingen Kort na de afsluiting van het aarinemingscontract van 1 januari 1899 werd de St.-Michielsschool ondergebracht in de gebouwen van de Ste.Godelieve. Aanvankelijk bleven beide scholen hun naam behouden. Vanaf 1 augustus 1905 werden beide scholen afgeschaft en opnieuw aangenomen door de stad onder de naam «jongensschool van Tielt-centrum». Eenmaal vonden we zelfs de naam «école Crommewal». Bij de Tieltse bevolking bleef ze de naam Ste.-Godelieve behouden. Ze bestond uit de kosteloze St.Michielsafdeling en de betalende. De jongensschool van Tielt-centrum stond onder de controle van E.H. Remi Bernaert, priester-bestuurder en Jozef Vande Vyvere uit de Hulststraat te Tielt. (113). ' Eind januari 1906 werden Polydor Maeyens, Cyriel De Vlieger, Achiel Maes, Georges Deturck, Camiel Van Thuyne en Camiel Deschout, de vroegere leerkrachten aan de Ste.-Godelieve en St.-Michielsschool, aange nomen in de jongensschool van Tielt-centrum met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 1905. Om de orde en .tucht in de school te handhaven werd, op voorstel van E.H. Remi Bernaert, Polydor Maeyens aangenomen als hoofdonderwijzer vanaf 1 januari 1906. Het einde van de tienjaarlijkse overeenkomst tussen de stad en de direc tie van de jongensschool Tielt-centrum viel midden in de oorlog 1914-18. Remi Bernaert en Jozef Vande Vyvere waren gevangen genomen zodat de school in feite zonder wettig beheer was. Daarom kwam vanaf 21 augustus 1916 de centrumschool voor een onbepaalde tijd, onder het patronaat van deken Cyriel Vanden Berghe en dit op zijn verzoek. De voorwaarden van de vorige overeenkomst bleven behouden tot E.H. Remi Bernaert en Jozef Vande Vyvere een nieuw contract konden afslui ten. De nieuwe overeenkomst kwam er op 9 mei 1917. Ze ging door met 87
terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 1915. De centrumschool werd nu gepatroneerd door E.H. Remi Bej-naert, priester-directeur, E.H. Cyriel Vanden Berghe, pastoor-deken van Tielt, E.EI. Karei Bouve, pastoor van de O.-L.-Vrouwparochie, Jules Donego, Jozef Waelkens en Arthur Robberecht, Tieltse industriëlen. Aan het vorige contract werden enkele veranderingen aangebracht. Het bestuur van de aangenomen school ontving naast de jaarlijkse twee frank per leerling, nog 175 fr. per klas voor onderhoud, verwarming, aan koop van prijzen, beloningen voor de arme kinderen, e.a. De staatstoelage voor schoolbenodigdheden was sinds 1 oktober 1919 afgeschaft. Op aandringen van inspecteur Hellebuyck verhoogde 'het stadsbestuur vanaf 1 oktober 1920 de toelage tot 350 fr. per klas. De stijging van de schoolbevolking en het aantal scholen blijkt duidelijk uit de statistiek voor het schoolkanton Tielt, over de jaren 1895 en 1910. (114). In 1914 werd de schoolplicht tot 14 jaar ingevoerd. Wegens de oorlogs omstandigheden kon de wet pas na de oorlog uitgevoerd worden. Tot en met het schooljaar 1915-16 werd er nog schoolgeld gevraagd aan de beta lende leerlingen van de Ste.-Godelieveschool. Het nieuwe contract sprak van «het vrijwillig schoolgeld» dat volledig naar het schoolcomité ging. Dit schoolgeld werd dan ook niet meer in de schoolrekeningen opgenomen. (115). Toen op 1 januari 1921 de vierde graad in de Ste.-Godelieveschool wet tig erkend werd, was de heer De Volder reeds twee jaar in dienst. Als oudtimmerman werd hij op 80-jarige leeftijd aanvaard als speciale leermeester houtbewerking. Hoe lang hij in dienst bleef konden we niet achterhalen. Jules Ameye, ruim 20 jaar leraar aan de stedelijke academie, werd met ingang van februari 1920 bijzondere leermeester boetseren en beeldhou wen. (116). Nog vermeldenswaardig is het feit, dat bij K.B. van 25 maart 1921 een kosteloze dienst voor medisch schooltoezicht ingericht werd in de gemeen telijke, aangenomen en private lagere en kleuterscholen. Deze nieuwe wet werd vanaf 1 oktober 1921 toegepast. Dokter Ferdinand Vande Walle, op dat ogenblik eerste schepen van de stad, werd door de stedelijke raad benoemd tot «medisch opziener» in de gemeenteschool. Voor de school van Tielt-centrum en de O.-L.-Vrouwschool was dat dokter Dezutter. De vergoeding werd vastgesteld op 3 fr. per kind en per jaar. d. Het pauselijk decreet over de vervroegde eerste communie. Vóór 1910 was de eerste communie leeftijd ongeveer 12 jaar. Paus Pius X (1903-1914) vaardigde het decreet over de vervroegde eerste communie uit. Op 15 juni 1910 besloot de «Congregatie der Sacramenten» de kinderen
88
hun eerste communie te laten doen zodra zij «tot de jaren van discretie of verstand gekomen waren», d.i. rond de leeftijd van 7 jaar. Op 8 augustus 1910 werd dit pauselijk decreet vrijgegeven en begin december verschenen de eerste bisschoppelijke onderrichtingen. De eerste communie kwam op de leeftijd van 7 jaar en de plechtige communie, met herneming van de doopbeloften en de toewijding aan de H. Maagd Maria, op twaalfjarige leef tijd. Deze besluiten hadden voor gevolg, dat er te Tielt drie vervroegde communiedagen doorgingen. Deze eerste communies gingen zonder grote plechtigheid door. Bij de ouders werd wel aangedrongen dat ook zij in de kerk zouden aanwezig zijn. Zaterdag, 17 december 1910 werd de eerste communiedag van de 250 kin deren die eigenlijk met Pasen de eerste communie zouden ontvangen. Op zaterdag 24 december 1910 deden de kinderen, die in de «kleine lering» zaten hun eerste communie. De derde en laatste groep was aan de beurt op zaterdag 18 maart 1911 : 250 kinderen tussen 7 en 8 jaar deden toen hun eerste communie. De eerste plechtige communie ging op dinsdag 4 april 1911 door in de ochtendmis van 7h. Onder het zingen van het «Veni Creator» werden de kinderen yanuit het klooster van de zusters Apostolinnen plechtig ontvan gen door Z.E.~H. deken Busschaert. Om 15 uur was er lof en de homilie werd gehouden door pater Azarias, overste van de Minderbroeders te Tielt. e. Wedstrijden en prijsuitdelingen E.H. Remi Bernaert, nog maar pas benoemd tot schooldirecteur, kreeg dadelijk de zware organisatie van drie prijsuitdelingen op zich. Deze ston den in het teken van 75 jaar Belgische onafhankelijkheid. De prijzen bestonden voor de betalende leerlingen uit boeken, voor de niet-betalenden vooral uit kledingstukken. In 1905 werden niet minder dan 400 kledingstukken, waaronder 186 broeken, 82 vesten, 143 hemden en nog wat kleinigheden aan de leerlingen van de St.-Michielsschool uitgedeeld. Voor de prijsuitdeling van 1906 werd een mooie uitnodiging gedrukt. Het was toen ook de laatste keer dat de drie prijsuitdelingen in de feestzaal van de «Katholieke Jonkheid» doorgingen. Op 10 september 1905 was het Gildhof, de huidige stadsschouwburg, door Mgr. Waffelaert, bisschop van Brugge, ingehuldigd. Dit gebouw «hof der ambachten en stielen», opgericht «ter eere van God en ten bate van het Thieltse volk», bezat destijds een van de merkwaardigste toneelzalen uit de streek. Vanaf 1907 tot aan W.O. I werd in deze ruime toneelzaal de jaarlijkse prijsuitdeling voor de vrije katholieke scholen gehouden. Elk jaar deed de priester-directeur een oproep tot de ouders van de leerlingen van de St.Michielsschool om hun kinderen, na hun eerste communie, nog één of 89
Si». 1HIÖ.T
Ü7 <)<■;;<;.
..'
uren namiddag, ;r.jidset.r.j
aan de letrlin gen der k e sle lo o zt S l-G lh e k le lt e e te e l. Ptaateg 2 » ( t o p t ,
lm « um.plwMtge mts eau dank-
zegging, ir. de greete kerk.
Gen 3 uren. prijadeeling de leerlingen der betalende’ Sie Madelieve ctkeel. Woensdag 29 (topt, ten J uren. prljsdeeitng aan de leerlingen der S:h::c* var. ten lende. r , " " " r .............
f y u fe e s tw ijz e r dien t let ultneedtglng, ta n de G a d e n der leerlingen, aan de grien d en en effetd e e n rrt van 't kaihaiiek tn d e r m js .
R. B e r n a e r t , Jftletf, 4m 30 $«get t m .
23.-24. Jaarlijks ontvingen de ouders van de leerlingen, de vrienden en de weldoeners van het katholiek onderwijs een uitnodiging en een programma van de prijsuitdelingen.
twee jaar naar school te sturen. In 1908 werd hiervoor een aanmoedigings premie van 25 fr. per leerling uitgedeeld. Wie daarenboven in het proef werk tussen deze leerlingen nog een eerste of tweede plaats behaalde kreeg nogmaals 15 of 10 fr. Zowel in 1908 als in 1909 ontvingen telkens negen leerlingen deze geld prijs. Hoelang dez.e uitgereikt werd konden we voorlopig niet achterhalen. De eindproef tussen de leerlingen van de hoogste klas, uitgeschreven door de geestelijke bestuurders, bleef tot W.O.I. bestaan. Na de oorlog werd die opnieuw vervangen door een examen, uitgeschreven door de staat. Intussen was de vierde graad opgericht. Wie in het totaal 60 % behaalde; voor moedertaal, rekenen en natuurwetenschappen de helft, en op de andere vakken 40 %, kreeg een diploma. Dit diploma had enkel een symbolische waarde : het was een bewijs van ijver en bekwaamheid, maar had geen enkele rechtsgeldigheid. Toch begeerde iedereen dit attest omdat de bezitter bij voorkeur aan vaard werd door fabrikanten en zelfstandigen. De bekroonde leerlingen werden tijdens de septemberkermis op het stadhuis ontvangen. Daar kre gen ze uit handen van de burgemeester hun diploma. (117). f. De bouw en de inrichting van de Onze-Lieve- Vrouwschool Negen maanden voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, werd de Onze-Lieve-Vrouwparochie bij K,B. van 3 november 1913 erkend. Het was onder impuls van de toenmalige Tieltse deken Cyriel Vanden Berghe en door toedoen van zijn voorganger deken Busschaert, dat de parochie tot stand kwam. Deken Vanden Berghe had al in 1912 de nodige bouwgronden aange kocht voor het bouwen van een voorlopige kerk en een parochiale lagere jongensschool. Nu is deze voorlopige kerk, in de Oude Stationsstraat, in gebruik genomen door de Getuigen van Jehova. Begin 1914 trof deken Vanden Berghe de nodige schikkingen om op «den Waeyberg» een nieuwe school voor jongens te bouwen. Zo verdween een van de oudste huizen van «Thielt-buiten», de herberg «de Waeyberg». Deze herberg staat in de landboeken vermeld als van over «ouds» be< staande. In 1688 behoorde «de Waeyberg» aan het «sterfhuis» (118) van D’Heer Pieter Van de Keere, was bewoond door Pieter Verhamme en werd openbaar verkocht. Bouwmeester Carette uit Kortrijk ontwierp het plan van de nieuwe school. Het bijzondere lastenboek voor de bouw van de schoollokalen en het woonhuis voor de onderwijzer kwam klaar tegen half december 1913. Op 20 maart 1914 schreef Jules Carette 12 aannemers aan. Vijf hebben de oproep beantwoord en vóór 7 april hun prijsofferte opgestuurd. De wer ken werden uiteindelijk toegewezen aan Eduard Defauw-Durieux voor een som van 51.892,65 fr. Twee dagen later, op 20 april, vroeg hij aan het stads bestuur de toelating om de nieuwe schoollokalen te bouwen. Op 18 mei 91
ontving hij de officiële goedkeuring hoewel hij, samen met Cyriel Heggerick, reeds geruime tijd aan het werk was. Bij het uitbreken van de oorlog, op 4 augustus 1914, stond het gebouw al onder dak. Het bleef echter onvoltooid en stond gedurende zeven jaar «te water en te winde». Het bestek van de inrichting bedroeg vóór de oorlog slechts 7.300 fr. Na de oorlog werd het werk voltooid voor de som van 40.000 fr. (119). De nieuwe parochieschool bleek medio 1923 bijna afgewerkt. Alles wees erop, dat de klassen in gebruik konden worden genomen vanaf het school jaar 1923-24. Waar vroeger de jongens van rond «de statie» de keuze hadden tussen de Ste.-Godelieve, het Sint-Michielsgesticht en de gemeenteschool op de Lakenmarkt, kregen ze nu de kans dichter bij huis school te lopen. Het be stuur van de nieuwe school berustte aanvankelijk bij E.H. Remi Bernaert, bestuurder van de vrije aangenomen scholen van Tielt-centrum en te Lande. Hij stuurde 80 leerlingen ' en' drie leerkrachten uit de Ste.Godelieveschool naar de Waeybergschool, zodat drie van de vier klassen gebruikt werden. De drie leerkrachten waren Camiel Van Thuyne en de gebroeders Leon en Joris Balduck. 4. Onder het bestuur van E.H. Joseph Vervenne (1.3.1924-31.12.1933) a. Twee afzonderlijke scholen:■ Ste.-Godelieve en Onze-Lieve-Vrouw. De lagere aangenomen jongensschool van Tielt-centrum werd vanaf 1 maart 1924 in twee afzonderlijke, zelfstandige scholen gesplitst. Door de aangroei van de bevolking aan de stationswijk werd al vóór de oorlog begonnen met de bouw van een nieuwe school. De drie klassen, ingericht sedert schooljaar 1923-24, stonden als overgangsmaatregel onder het be stuur van E.H. Remi Bernaert. Hij< bleef in dienst tot hij op 29 februari 1924 ontslag nam. Hij werd vervangen door E.H. Joseph Vervenne. De school aan het station telde 82 leerlingen, genoeg om een zelfstandige school te vormen. Daarom werd in overleg met het stadsbestuur en het patronaat van de aangenomen scholen het nuttig geoordeeld voor elk van de twee jongensscholen een afzonderlijk schoolhoofd te benoemen. Aan de Ste.-Godelieveschool, school van het centrum met zes klassen, werd Henri Bossaert schoolhoofd. Hier was de vierde graad reeds ingericht en Jules Ameye was «bijzondere» leermeester, o.a. voor boetseren en beeldhouwen. De school in de Oude Stationstraat met drie klassen, kreeg de naam van O.-L.-Vrouwschool, in de volksmond «de Waeyberg». Schoolhoofd werd Camiel Van Thuyne. Er waren vier prachtige klaslokalen. Het leerplan van de vierde graad werd er wel onderwezen, maar de leerstof kon hier nog niet volledig afgewerkt worden, gezien de vorderingen van de leerlingen dit nog niet toelieten. Beide schoolhoofden «met klas» werden benoemd vanaf 1 maart 1924. 92
(120) Ze bleven echter onderworpen aan het gezag van de nieuwe priesterdirecteur, E.H. Joseph Vervenne. Wegens deze interne veranderingen namen de voorzitter, E.H. Cyriel Vanden Berghe en de leden van het «Patronaat van de lagere private jon gensschool» van Tielt-centrum ontslag. Met eenparigheid van stemmen keurde de gemeenteraad van Tielt de heraanneming van deze private lagere jongensscholen goed: Ste.-Godelieve en O.-L.-Vrouw. Van dit ogenblik af nam de v.z.w. Parochiale Werken van Tielt, met als voorzitter pastoordeken E.H. Cyriel Vanden Berghe en de leden Joseph Vandevyvere en Paul Debrabandere, het patronaat van de twee lagere scholen op zich. De stad verleende verder de wedde aan de priester-directeur en de onderwijzers zoals door de wet voorzien. Het bestuurscomité van beide scholen ontving van de stad voor het verstrekken van schoolbenodigheden : 7 fr. per leer ling voor de eerste drie graden en 11,90 fr. voor de vierde graad. Met 1 oktober 1925 werden deze toelagen voor de jongens opgetrokken tot 8,50 en 14,45 fr. Voor een meisje was dat 14,50 fr., omdat zij voor naai- en breilessen meer grondstoffen verbruikten. Inzake onderhoud werd voor de schoolmeuhelen en het didactisch materiaal 1000 fr. per jaar voorzien. Voor de schoolgebouwen en de loka len, het reinigen en aansteken van de kachels 2000 fr. per jaar. Elke klas werd jaarlijks van 1500 kg. kolen en het nodige aansteekhout voorzien. E.H. Cyriel Vanden Berghe, voorzitter van het beschermcomité van alle aangenomen kleuter- en lagere scholen van de stad Tielt, richtte op 18 maart i927 een verzoekschrift aan de stedelijke raad. Hij vroeg de stadstoe lage voor de aangenomen scholen te willen aanpassen aan de tijdsomstan digheden. Als reden gaf hij op dat de uitgaven fel gestegen waren door de stabilisa tie van de frank, dat de nieuwe wetsbepalingen de onkosten van het lager onderwijs gevoelig deden aangroeien en dat 95 % van de Tieltse schoolbe volking een degelijk onderwijs en een goede opvoeding genoot in een van de aangenomen lagere scholen. De stedelijke raad reageerde positief op de voorstellen van Cyriel Van den Berghe. Het was inderdaad nodig dat de aangenomen scholen over de middelen beschikten om degelijk onderwijs te verschaffen aan het volks kind. Daar in de stadsbegroting van 1927 voldoende krediet was ingeschre ven werd het artikel 6, litt. 3 van het contract van 20 maart 1924 gewijzigd op 21 november 1925. Het bestuurscomité ontving nu voor het verstrekken van gratis schoolbehoeften aan de rechthebbende kinderen : - Voor de eerste drie graden 15 fr. (voor een meisje 20 fr.) en voor de 4de graad 25 fr., de toelage van de provincie inbegrepen. - Voor het kuisen van de klassen, de grote schoonmaak (tweemaal per jaar), het aansteken en het onderhouden van de kachels, het reinigen van de toiletten : 250 fr. per klas en per jaar. 93
25. Leerkrachten en leerlingen van de Sinte-Godelieveschool anno 1927. Als leerkracht bemerken we : links op de foto en van beneden naar boven : Albert Seghers, André Wyffels, Aimé Her man en Henri Bossaert : rechtf op de foto en. van beneden naar boven: Toîfèf Màes, E.H. Bestuurder jozef Vervenne, Antoon De Buck, Edgard Van Overbeke en Cyrie! De Vlieger.
- Voor het schilderen en witten van de lokalen : 100 fr. per klas en per jaar. - Voor het in stand houden, aanvullen en vernieuwen van de meubelen en de leermiddelen : 2000 fr. per jaar voor de 11 klassen samen. - Voor het onderhoud van de gebouwen en de speelplaatsen een globale som van 2000 fr. - In natura: 1500 kg. harde kolen (antraciet) per klas plus het nodige hout voor het aansteken van de kachels. (In de meisjesscholen was dat 1200 kg. per klas.) Al deze verhogingen werden van toepassing met terugwerkende kracht vanaf het begin van het schooljaar 1926-27 tot het einde van de onderschei den aannemingscontracten van de aangenomen scholen. De gemeenteschool ontving dezelfde sommen voor de kosteloze ver strekking van de schoolbehoeften. Om in de toekomst verdere aanpassingen te vermijden van de contrac ten, werden de prijzen aangepast aan de rijksindex. Voor elke afwijking van 20 indexpunten boven of onder het indexcijfer 774, van 15 april 1927, zou den de geldelijke toelagen met 5 % vermeerderd of verminderd worden. b. De leerkrachten aan de Ste.-Godelieveschool Door de splitsing van de scholen van Tielt-centrum, telde dé Ste.Godelieveschool op 1 maart 1924 maar zes klassen meer. Daar kwam spoe dig verandering in. Het stijgend aantal leerlingen bij de aanvang van het schooljaar 1924-25 maakte het noodzakelijk de klas,’destijds opgeschort wegens het ontslag van P. Maeyens, opnieuw te starten. Klastitularis werd André Wijffels, in dienst sinds 13 oktober 1924 en benoemd vanaf 1 november 1924. Op dat ogenblik telde de Ste.-Godelieve 221 leerlingen: 1ste leerjaar: 28, 2de leerjaar: 29, 3de leerjaar: 33, 4de leerjaar: 31, 5de leerjaar: 41, 6de leerjaar: 36, 7de en 8ste leerjaar: 23. Bij het heropenen van de school op 15 september 1926 werd de toela ting bekomen een achtste klas op te richten. Doel was vooral de vierde graad te versterken en open te stellen voor al de jongens van de stad. Antoon De Buck werd klastitularis van deze achtste klas. Wel waren hiervoor enkele veranderingswerken nodig : het verlengen van de trap, het plaatsen van een scheidingsmuur, het kappen en plaatsen van nieuwe deuren, het metselen van een nieuwe schouw en de aankoop van schoolmeubelen en didactisch materiaal. De stadstoelage van 1500 fr. dekte slechts een derde van de totale kosten. Edgard Van Overbeke, in dienst sinds 1 mei 1919, verliet de Ste.Godelieveschool op 10 november 1929. Hij werd vervangen door Remi De Rammelaere. Georges Verfaillie verving Remi tijdens zijn legerdienst. Cyriel De Vlieger, sedert 1 maart 1930 in ziekteverlof, werd achtereen volgens vervangen door Jules Maes, Karei Van Poucke en vanaf 1 juni 1930 door Jozef Pintelon. 95
Cyriel werd op 1 september 1930 in beschikbaarheid gesteld en kreeg op 1 april 1932 zijn ontslag. Albert Seghers, benoemd tot schoolhoofd op de O.-L.-Vrouwschool, werd vanaf 11 september 1933 vervangen door Marcel-Jozef Van Hautte. Frans Coucke kreeg zijn vaste benoeming op 1 oktober 1932, nadat hij reeds meerdere malen leraar ad interim was op de Ste.-Godelieveschool. Aimé Herman, reeds in dienst sinds 1 oktober 1910 aan de betalende school, ging pas in 1949 op rust. Gustaaf Verkest verliet de Ste.-Godelieveschool vóór 1927, maar een precieze datum is ons niet bekend. (121) Leerkrachten Ste.-Godelieve, eind 1933. (122) Henri Bossaert, André Wyffels, Antoon De Buck, Aimé Herman, Remi De Rammelaere, Karei Van Poucke, Frans Coucke, Jozef Van Hautte. c. Leerkrachten aan de O.-L.-Vrouwschool Het schoolhuis, bestemd voor het schoolhoofd, werd op 1 juni 1922 voor het eerst in gebruik genomen door E.H. Waker Wicht, eerste medepastoor aan de O.-L.-Vrouwparochie. Sedert zijn aanstelling op 15 september 1920 woonde hij, met zijn moe der Romanie Van Acker, in de Kortrijkstraat. Deze ijverige medepastoor vroeg aan pastoor Bouve om het leegstaande klaslokaal van de O.-L.-Vrouwschool te mogen inrichten als «patronage» voor meisjes. Lang duurde dit niet, want spoedig trok hij met de meisjespa tronage naar het St.-Jozefsinstituut. Deze school kende een enorme bloei, vooral nadat vijf zusters van de «Saletteschool» naar de Stationsstraat verhuisden op 2 september 1925. Het vierde klaslokaal in de O.-L.-Vrouwschool werd toen als «jongenspatronage» gebruikt tot in 1933. Intussen was in 1932-33 achter de O.-L.Vrouwschool een nieuwe patronagezaal gebouwd. Nu is dat de turnzaal. Het duurde nog tot in 1937 vooraleer het vierde klaslokaal echt als klas gebruikt werd. (123) Camiel Van Thuyne werd wegens ziekte op 22 mei 1933 ter beschik king gesteld en nam eind schooljaar 1932-33 ontslag. Albert Seghers, sinds 1 december 1919 onderwijzer aan de Ste.Godelieveschool, kwam over naar de O.-L.-Vrouwschool. Hij werd er op 4 september 1933 benoemd tot schoolhoofd. Leon Balduck werd schoolhoofd van de gemeenteschool te Schuiferskapelle en verliet op 1 juni 1932 de O.-L.-Vrouwschool. Hij werd vervangen door Adolf Vanneste, die uit de Ste.-Godelieveschool overkwam. (ADT) Leerkrachten aan de O.-L.-Vrouwschool eind 1933 waren : Albert Se ghers, Joris Balduck en Adolf Vanneste. Omdat E.H. Jozef Vervenne benoemd werd tot directeur bij de Zusters van het Geloof en van de maatschappelijke werken in het gewest Tielt, 96
nam hij als directeur van de lagere scholen ontslag op 31 december 1933. Van die datum af werd er geen priester-directeur voor de aangenomen scholen meer aangesteld. (124) d. Uitslagen staatsexamen vierde graad In de uitslag van het eindexamen van 1924 werd voor de eerste maal een onderscheid gemaakt tussen het diploma van de derde graad (5de en 6de leerjaar) en dit van de vierde graad (7de en 8ste leerjaar). Deze vierde graad was alleen in de Ste.-Godelieve en bij de Zusters Apostolinnen afzon derlijk ingericht. (125) B. De niet-gesubsidieerde lagere jongensschool in het SintMichielsgesticht (1885-1936) 1. Vóór de aankomst van de Broeders Mansten (1885-1909) Dit instituut, dat in hoofdzaak een voorbereidende afdeling op de humaniorastudies was, ontving van de staat, provincie en stad geen enkele subsidie. Als private school had men als enig inkomen de school- en kost gelden van de leerlingen. Tijdens de ambtsperiode van E.H. Theophiel Busschaert, principaal van 27 maart 1886 tot 8 juni 1892, werd het kostgeld aangepast. (126) Voor de leerlingen, jonger dan 12 jaar, werd dit van 400 op 425 fr. gebracht en voor de andere van 425 op 475 fr. De half-internen betaalden nu 325 fr. i.p.v. 275 fr. Voor een tweede' broer werd 50 fr. en voor een derde 75 fr. vermindering toegestaan i.p.v. 25 en 50 fr. in 1882. (127) Om een idee te krijgen van de ontvangsten geven we hier het aantal leerlingen aan het Sint-Michielsgesticht op 1 januari 1885. (128) Totaal: 77 leerlingen, verdeeld als volgt: internen beneden 14 jaar: 31 boven 14 jaar : 14 half-internen en externen beneden 6 jaar: 5 boven 6 jaar : 27 Toen E.H. August Desiere, bestuurder van het Sint-Michielsgesticht sinds 1882, eind schooljaar 1884-85 benoemd werd aan de vrije lagere school te Wervik kreeg hij als opvolger E.H. Eduard Lietaert. Zijn vaste medewerkers : Amatus (Aimé) De Clerck, hulponderwijzer in de lagere klas sinds 1886 en E.H. Jules Van Hecke en E.H. Camiel Snauwaert in de Franse klassen. E.H. Henri Anthone en E.H. Florimond Carlu waren er slechts tijdelijk, respectievelijk tijdens het schooljaar 1885-86 en 1899-1900. E.H. Eduard Lietaert kreeg eind december 1900 zijn benoeming te Brugge en verliet samen met E.H. Jules Van Hecke het SintMichielsgesticht. 97
26. Leraars Sint-Michielsgesticht arfno 1886-1899. v.l.n.r. : E.H. Jules Van Hecke, meester Aimé Declerck, E.H. Eduard Lietaert (bestuur der) en E.H. Camiel Snauwaert.
27. Leerkrachten Sint-Michielsgesticht anno 1900. v.l.n.r. : E.H. Achiel Lauwers, E.H. Arthur Mostaert (bestuurder) E.H. Florent Vermeersch en onderwijzer D’hooghe.
28. E.H. Eduard Lietaert en alle leerlingen van het Sint-Michielsgesticht anno 1894-95.
29. Leraars van het Sint-Jozefscollege en Het Sint-Michielsgesticht tijdens het schooljaar 19111912. Zittend, v.l.n.r. : E.H. Leon Vanhalst, E.H. Georges Deceuninck, E.H. Eduard Comeyne, E.H. Oscar Vanden Abeele (principaal), E.H. Achille Lauwers, E.H. Edmond Wanquet en E.H. Seraphinus Inghelram. Tweede rij, v.l.n.r. Br. Overste Louis-Zacharias, E.H. GĂŠrard Hemeryck, E.H. Firmin Decuypere, E.H. Richard Vandenbussche, E.H. Joseph Neirynck, E.H. Vanhaute en E.H. Verfaillie. Derde rij, v.l.n.r. : Br. Louis-ValĂŠrien, Br. Paul-Candide en Br. Leon-Bernard.
Aimé De Clerck had reeds begin december 1899 het onderwijs verla ten. Tot aan zijn dood in 1907 bewoonde hij het stadhuis. Zijn opvolger was meester D’Hooghe. Naderhand werden ze opgevolgd door respectieve lijk E.H. Arthur Mostaert, F..H. Achiel Lauwers en als hulponderwijzer Alberic Debacker. Deze laatste vertrok in 1901 naar Bredene en de laagste klas werd loevertrouwd aan Albert Lietaert. In de 1 ranse klas oefende E.H. Florent Vermeersch, leraar sinds 1898, zijn functie uit tot 10 februari 1910. E.H. Karei Valcke gaf er van 1900 tot 1910 les en E.H. Jozef Priem van 1905 tot 1911. Onder het bestuur van E.H. Mostaert werd op donderdag 24 septem ber 1903 de nieuwe kapel van het Sint-Michielsgesticht ingezegend door E.H. J. De Berdt, principaal van het Sint-Jozefscollege. 1 .11. Mostaert droeg er in aanwezigheid van 75 leerlingen, de eerste Mis op. (129) Toen E.H. Arthur Mostaert in 1909 benoemd werd tot pastoor van Staden, kreeg het Sint-Michielsgesticht E.H. Rafaël Vandenbussche als nieuwe priester-directeur. Toen deze een tijdje ziek werd, verving Remi Verfaillie hem, een diaken uit het Brugse seminarie. 2. De betalende school onder het bestuur van de Broeders Mansten. (130) (1910-1936) Op 15 september 1910 vroeg principaal Oscar Vandenabeele aan de Broeders Maristen het onderwijs in het Sint-Michielsgesticht over te nemen. De algemene leiding bleef bij het bestuur van het Sint-Jozefscollege. Er waren toen drie klassen met 68 leerlingen. Broeder Louis-Zacharias (Karei Van Wolleghem) kwam op 17 september 1910 als eerste te Tielt aan. Hij werd overste van deze nieuwe communiteit van de Broeders Maristen. Zijn medebroeders waren : Broeder Louis-Valerien (Emeric Lelieur) en Broeder Paul-Candide (Victor Vermeulen). Reeds na één jaar bewezen de Broeders, dat ze «meesters waren in ’t eerste opletden der studerende jeugd». Dit bleek uit de voortreffelijke opvoe ring van twee toneelstukjes tijdens de prijsuitdeling van augustus 1911. Zowel «De betooverde kamer» als «La Vengeance de Maître Herlette» kende een grote bijval door «de verzorgde taal, de spontane gebaren van de kinderen en de kinderlijke bevalligheid waarmee beide stukjes vertolkt wer den». Bij de aanvang van het schooljaar 1911-12 werd het kostgeld voor al de leerlingen nogmaals opgetrokken. Elke leerling van de vijf voorbereidende klassen en het eerste jaar middelbaar betaalde nu 475 fr. De betaling gebeurde nu vooraf, drie maal per jaar : eind september, nieuwjaar en Pasen, in plaats van vier maal. Alleen voor de lessen in tekenen, zang en «houding» moest nog eens 9 fr. extra per jaar betaald worden. (131)
101
In 1912 werd Broeder Louis-Valerien (Emeric Lelieur) vervangen door Broeder Jozef-Agathon (Jozef Berthier). Toen werd er ook een vierde klas geopend, die door Broeder LeonBernard (Leon Pauwels) werd gehouden. Intussen was Broeder AchillesLouis (Théodore Tytgat) er een tijdje leerkracht ad interim geweest. In sep tember 1913 werd Broeder Jozef-Agathon (Jozef Berthier) tot overste benoemd van de communiteit in plaats van Broeder Louis-Zacharie die elders werd benoemd. Als nieuwe hulp kreeg hij Broeder Dominique Jérome (Leonard Verhengel). Van Pasen tot juli 1914 werd Broeder Leon Arthur (Arthur Claeys) aangesteld tot leerkracht ad interim ter vervanging van Broeder Dominique Jérome (Leonard Verhengel), in ziekteverlof Broeder Leon Arthur schrijft: (132) «Ik stond toen in hei eerste leerjaar, maar moest ook de avondstudie leiden. Ik was toen 19 jaar en als piepjonge leerkracht van het eerste leerjaar was ik er niet gerust in, vooral daar ik geen enkele jongen bij naam kende. Maar ’t ging, alhoewel er soms hier en daar een zijn kop opstak. Maar ’s avonds vernam ik dat Broeder Paul-Candide (Viçtor Vermeulen) nu en dan zijn hoofd aan het venster had getoond. In juli 1914 keerde ik naar ons studiehuis te Aarlen terug. Ik herinner me nog dat ik de bijnaam «Hommelperse» kreeg: «heel slank en mager». In deze vooroorlogse periode telde de communiteit vier broeders : Broeder-overste Jozef-Agathon (Jozef Berthier), Broeder Leon-Bernard (Leon Pauwels), Broeder Paul-Candide (Victor Vermeulen) en Broeder Dominique-Jérôme (Leonard Verhengel). Toen in augustus 1914 de oorlog uitbrak, verlieten de Broeders Maristen het Klein College. Broeder Jozef-Agathon, opgeroepen naar het leger, bleef er als brancar dier tot aan zijn demobilisatie in april 1919. Broeder Dominique-jéröme werd eveneens opgeroepen, doch werd ziek in Antwerpen en teruggestuurd. Hij ging naar de Broeders Maristen te Grove Lerry, Engeland. Later werd hij naar Grugliasco (Turijn) in Italië geroepen. (133) De twee andere broeders vluchtten naar Pittem, waar ze verder de lot gevallen van de Pittemse broeders deelden. Later trókken beiden naar Lrankrijk. Broeder Leon-Bernard werd brancardier bij de 2de linie I.D.A. en Broeder Paul-Candide verpleger te Chateaugiron (Ille-de-Vilaine) (133) De lokalen van het Sint-Michielscollege werden eerst opgeëist door een bataljon Belgische vrijwilligers en later door de burgerwacht van Ronse. (27.9.1914) Nadien werden ze voor geheel de duur van de oorlog bezet door Duitse soldaten en na de bevrijding door Lranse troepen, zodat de school werkelijk «uitgewoond» was. Op woensdag 14 oktober 1914 kwamen de eerste Duitsers te Tielt aan en reeds in de namiddag namen zij hun intrek in het college. Na enkele dagen werden de studiezalen en de klaslokalen van het college en van SintMichielsgesticht tot stallingen voor paarden ingericht. Er hokten zowat
102
1500 man en 300 paarden. De officieren sliepen in de slaapzalen van de stu denten. Van eind 1914 tot 1917 werden enkele klaslokalen van ’t college ingericht tot bevoorradingsmagazijn van het «Allgemeines Oberkommando». (134) In 1917 werden twee oud-leerlingen van het college, Honoré Verkinderen en Ernest Lootens aangenomen om de lessen te geven aan de leerlingen van het Sint-Michielsgesticht. De Zusters Passionistinnen gaven les aan de laagste jaren van het Klein College. In 1917 deed de refter van de leraars dienst als refter, klas en studiezaal. De dagindeling zal er als volgt uit : 07.30 : ontbijt internen en leraars. 08.30 : klas laagste jareri St.-Michielsgesticht door de Zusters. 11.30: middagmaal studenten. 12.00 : middagmaal leraars. 13.30: klas laagste jaren St.-Michielsgesticht door de Zusters. 16.00 : vieruurtje leraars en studenten. 17.00 : studie. 19.30 : avondmaal studenten. 20.30: avondmaal leraars. (135) Op 15 november 1918 werden de lessen in de lagere afdeling hernomen en in januari 1919 kwam Broeder Dominique-Jérôme (Leonard Verhengel) als eerste Broeder terug. In'de loop van het tweede kwartaal kwam Broeder Jozef-Agathon (Jozef Berthier) hem vervoegen. Omdat de Belgische Maristenprovincie toen een moeilijke tijd door maakte en er weinig personeel voorhanden was, bleven beide Broeders tot in 1920 alleen. De toestand verergerde nog, toen Broeder Dominique Jérôme in okto ber 1919 opnieuw ziek werd. In diezelfde moeilijke periode werd Broeder Jozef-Agathon (Jozef Berthier) naar Grugliasco geroepen om er de oefenin gen van het tweede Noviciaat te volgen. Tot het einde van het schooljaar 1919-20 waren er geep Broeders meer werkzaam in het Klein College. E.H. Raf. Vandenbussche was intussen nog steeds directeur en kreeg na de oor log E.H. André (Dries) Vandoorne als hulpsurveillant. E.H. Oscar Vandenabeele, principaal sinds 1908, werd eind 1920 benoemd tot deken van Diksmuide. Hij werd vervangen door E.H. Georges Colle, die in 1934 aal moezenier werd aan het Koninklijk Hof. In de twintiger jaren bestond het Sint-Michielscollege of de «Burcht van Vlaanderen> zoals Broeder August Devriendt het uitdrukte, uit een voorbe reidende afdeling met zes leerjaren en een zevende, dat in feite voor eerste jaar middelbaar of landbouw doorging. (136) 103
In 1920 kwam Broeder Jules (Jules Casier) voor één jaar de communi teit vervoegen, terwijl de Broeders Jozef-Sylvester of Emiel (Gaspard Van Poucke) en Broeder Louis-Ambroise (Gerard-Jozef Desloover) in 1921 de communiteit versterkten. Ze werden nog bijgestaan door de lekeonderwijzer Leo Brys van Harelbeke. Deze laatste werd slechts in 1947 definitief benoemd. Broeder Jozef-Agathon (Jozef Berthier) was pas goed als directeur ingeburgerd, toen hij in 1922 te Aarlen benoemd werd om er aan de normaalschool Nederlands en aardrijkskunde te geven. Broeder Jules-Arnold (Julien Bosch) werd broeder-overste, tot hij in 1925 vervangen werd door Gaspard Van Poucke. Hij kreeg verscheidene Broeders als leer krachten : Jozef-Bernardin (Hubert Merschiers), die in 1923 naar Belgisch Congo vertrok en de Broeders Alvarus (August Devriendt), Gérard (Marius Arnaert), Arnold (Arnold Slechten) en Bernardin de Sienne (Robert Vandekerckhove), die er allen één, twee of drie jaar dienst deden. In 1925 werden drie Broeders benoemd : Broeder Emiel, Broeder Alva rus en Broeder Gérard. Deze laatste werd in 1926 ziek en niet vervangen. Zo bleef het tot aan de grote vakantie van 1928. Tijdens het schooljaar 1928-29 werd de heer André Demaître in dienst genomen als lekeleerkracht. Zoals reeds vermeld werd Broeder Emiel schoolhoofd. Over deze merkwaardige figuur schrijft Broeder August Devriendt : «Broeder Emiel stond in het college en bij de bevolking hoog aangeschreven. Gedurende de vakantie, als E.H. Colle op reis was, en dat deed hij graag en liefst met de boemeltrein, mocht Broeder Emiel over de kamer van de principaal beschikken, de bezoekers ontvangen en nieuwe leerlingen inschrijven. Sigaren en borreltjes stonden in het voetstuk van een grote Heilige. Broeder Emiel had ook na de eerste wereldoorlog de bibliotheek heropgericht en was nog steeds bibliotheca ris» (anno 1925). In 1925 verscheen bij Lannoo het eerste nummer van «Lustig Volkje» van de Broeders Maristen. Op het einde van hetzelfde jaar had Broeder August Devriendt de drie nummers voor het eerste jaar afgewerkt. Dat drukken veroorzaakte een klein conflict tussen E.H. Colle en Broeder Overste Emiel. De koning stond in de boekjes nergens vermeld ! Maar het antwoord van Broeder Emiel luidde : «Eerwaarde Heer, een lees boek is geen geschiedenisboek». En heel de reeks rolde van de pers. «Wat heeft die mens (Lannoo) voor ons gedrukt», aldus Broeder August. E.H. Vandenbussche werd vanaf het schooljaar 1924-25 opgevolgd door E.H. Dries Vandoorne. Hij was een imker en had in de tuin van het Klein College een achttal bijenkorven staan. «Niet in de tuin wandelen», was het parool van de Eerwaarde, «want de beestjes vliegen laag, geweldig snel en steken al wie in hun weg loopt». E.H. Steylaerts was toen tweede surveillant. Tijdens de Eerste Wereld oorlog werd hij door de Duitsers in een cel van twee meter bij twee meter opgesloten, vijf weken lang. Daarna hebben ze hem naar Sedan gevoerd. Na de wapenstilstand is hij te voet van Sedan teruggekeerd. Hij wou pries '104
ter worden. Te Tielt herstelde hij langzaam. Broeder August schrijft ver der : «Eens bracht E.H. Steylaerts na een biechtoefening al de leerlingen van het Klein College langs de tuin van het Groot College terug. Ik wilde wel eens zien hoe hij die grote luffers in bedwang hield. Ze marcheerden twee aan twee. Op de speelplaats bleven ze staan. Hij volgde achteraan, rechtop als een lucifertje. Opeens ging hij langs die lange rij en een gast die buiten de schreve stond kreeg ineens een schop onder zijn broek. O f die gauw in de rij sprong ! Ik dacht na en zei bij mezelf: Ah U doet dat zo ! Geen woord werd er gesproken...» Alhoewel het aantal leerlingen maar traagjes tot 90 lln aangroeide, werd in 1931 een vierde klas toegestaan. In dat jaar werd een nieuw con tract opgemaakt tussen het college en de Broeders Maristen. Daarin stond ondermeer vermeld, dat de communiteit vier Broeders moest tellen en dat het Sint-Michielscollege vanaf 1932 volledig onder de verantwoordelijkheid van de Broeders werd geplaatst. Nog in datzelfde jaar 1931 vertrok broeder Emiel naar Belgisch Congo en werd als overste achtereenvolgens opgevolgd door Broeder AdrienJérôme, Broeder Irémon en Broeder Jozef-Agathon. In 1935 werd een vijfde klas geopend : het zevende voorbereidende. De leke-onderwijzer Leo Brys zou tot 1938 daar les geven. Deze klas werd door de staat niet erkend. Een opvoedkundig getuigschrift werd trouwens ook niet vereist. Zo konden verschillende ongediplomeerde Broeders er les geven. Van 1938 tot 1941 was het dan ook een Broeder, die titularis was van dit zevende voorbereidende. Ook de Broeders Raymond (Bernard De Rop), Broeder Octavien (Maurice Lepercq), Broeder Adrien-Jérôme (Jeroom Van Ryckeghem), Broeder Pieter-Berchmans (Alidor Depoortere), Broeder Odiel (Odile Bruneel), Broeder Irénion (Remi Halewyn) en Broeder Urbain (Pierre Meulenhof) hebben er enkele jaren hun beste beentje voorgezet om de Tieltse jeugd op te voeden. In 1937 stond het Sint-Michielscollege er financieel zo slecht voor, dat men erkenning door de staat aanvroeg. Natuurlijk eiste de staat de wettige diploma’s (137) 3. Leerkrachten Van bij de stichting was een priester-directeur verbonden aan het SintMichielsgesticht. Toen in 1910 op de Broeders Maristen een beroep werd gedaan om er het onderwijs te verzekeren was E.H. Raf. Vandenbussche priester-bestuurder. Na de oorlog kreeg hij een hulpsurveillant : E.H. Vandoorne. Vanaf het schooljaar 1924-25 werd E.H. André Vandoorne eerste en E.H.P. Steylaerts tweede surveillant. E.H. Paul Steylaerts vertrok begin maart 1931 naar Dottignies, terwijl E.H. André Vandoorne in september 1932 benoemd werd te Ruiselede. Van die datum af hadden we als priester-surveillanten achtereenvolgens E.H. Jozef Raes en vanaf 1 mei 1935 tot Palmzondag 1938 E.H. Julien Carron. 105
Mte
30. 1ste en 2de leerjaar Sint-Michielsgesticht, schooljaar 1925-26. Zittend, v.l.n.r. : Gérard Delbare, Arthur Rosseel, Herman Deturk, Willy Saelens en Jozef De Fuster. Tweede rij, v.l.n.r. : Frans Rosseel, Jozef Billiet, Gabriel Vandaele, André Verkest, Henri Carlier en André Decock. Derde rij, v.l.n.r. : Br. Gérard, Georges Van Eeckhout, Julien De Lodder, Albert Desmet en Aimé Maenhout.
33. 1ste en 2de leerjaar Sint-Michielsgesticht schooljaar 1927-28. Klastitularis Broeder August Devriendt. Zittend, v.l.n.r. : Frans Van Daele, Jozef Serroels, Aimé Verkest, José Vande Ginste, Paul Van Haute, André De Geyter en Robert Van Maele. Tweede rij, v.l.n.r. : Jozef De Fuster, Victor Dusselier, André De Roose, Jozef Steyaert, Hilaire De Meyer, Valeer Van Maele en Wilfried Deturk. Derde rij, v.l.n.r. : Frans Dezeure, Firmin Pauwels, Norbert Buyssens, Henri De Deyne, Paul Lowie, André Van Steenkiste, André Rosseel en Bernard Carlier.
32. De klas van Br. Emiel, vijfde leerjaar Sint-Michielsgesticht, schooljaar 1925-26. Zittend, v.l.n.r. : Julien Van Pachtebeke, Joris De Geyter, Leon Buysse en Jozef Colpaert. Tweede rij, v.l.n.r. : Albert Van Maele, Germain Lampaert, Frits Saelens, André Verbeke, André Heytens, Cyriel Wille en Aimé Persyn. Derde rij, v.l.n.r. : Paul Decloedt, Adolf Dobbels, Jozef Van Daele, Firmin Spriet, Geor ges De Meyere, André Boone, Maurice Linclau, André Desmet, Gérard Van Bruwaene, Gaspard Dochy, Jozef Galle, Cyriel Bruyneel en Georges Boone.
31. 3de en 4de leerjaar Sint-Michielsgesticht schooljaar 1925-26. Klastitularis Broeder August Devriendt. Zittend, v.l.n.r. : JosĂŠ Van Daele, Van Quathem ( + ), Victor Vandervennet, Albert Quagebeur, JosĂŠ Verkest, Waker Deturck ( + ). Tweede rij, v.l.n.r. : Fr. Deroo, Ger. Declercq, Van Daele, Ach. Dewitte, An. Vergucht, ? Albert Beert. Derde rij, v.l.n.r. : Albert Dobbels ( + ), A. Neyrinck, Arthur Debacker, R. Valcke en A. Simoens.
Lijst leerkrachten 1921-1927 (met dank aan de Broeders Maristen van Kessel-Lo) Schooljaar : directeur surveillant 7de lj. 6de lj. 5de lj. 4de lj. 3de lj. 2de + 1ste lj.
1921-22 E.H. R. Vandenbussche E.H. A. Vandoorne E.H. J. Mullier E.H. J. Van Haecke E.H. A. Mattheeuws Br. Jozef-Agathon Br. Emiel Br. Louis-Ambroise
1922-23 E.H. R. Vandenbussche E.H. A. Vandoorne E.H. J. Verkest E.H. J. Van Haecke E.H. J. Mattheeuws Br. Jules Br. Emiel Br. Merchiers Br. Vandenberghe (J. Franc.)
1923-24 E.H. R. Vandenbussch E.H. A. Vandoorne E.H. J. Verkest E.H. V. Pollet Br. Jules Br. Emiel Br. Emiel Br. Louis-Ambroise
Schooljaar : directeur surveillant 7de lj. 6de lj. 5de lj. 4de lj. 3de lj. 2de + 1ste Ij.
1924-25 E.H. A. Vandoorne E.H. P. Steylaerts E.H. J. Verkest E.H: V. Pollet Br. Jules Br. Emiel Br. Emiel Br. Louis-Ambroise
1925-26 E.H. A. Vandoorne E.H. P. Steylaerts E.H. L. Vanden Hove E.H. V. Pollet Br. Emiel Br. Devriendt Br. Devriendt Br. Arnaert
1926-27 E.H. A. Vandoorne E.H. P. Steylaerts E.H. L. Vanden Hove E.H. V. Pollet Br. Emiel Br. Devriendt Br. Devriendt Br. Arnaert
Aan de hand van de gegevens uit de bevolkingsregisters van de stad Tielt over de jaren 1900-1947 en de gegevens verkregen van de Broeders Maristen kunnen we een lijst opstellen van de Broeders Maristen die in het Sint-Michielscollege verbleven. De onderscheiden data geven het tijdstip van aankomst en uitschrijving in de stad Tielt aan. Deze data komen niet overeen met de dienstjaren. Verblijf van...tot... Broedernaam Naam 17.09.1910- 31.08.1921 Karei Van Wolleghem Louis-Zacharias 20.09.191023.02.1912 Louis-Valérien Emeric Lelieur 24.09.1910- 18.06.1919 Paul Candide Victor Vermeulen 30.09.1919-24.05.1928 20.09.1911- 20.09.1912 Achilles-Louis Théodore Tytgat 19.03.1912- 19.09.1922 Jozef-Agathon Jozef Isédore Berthier 27.08.1935-22.09.1937 10.10.1912- 18.06.1919 Leon-Bernard Leon Pauwels 13.09.1913- 20.05.1919 Dominique-Jerome Leonard Verhengel
110
Jules Casier Gaspard Van Poucke Gérard Jozef Desloover Julien Aloïs Bosch Hubert Merchiers Leon Vandenberghe
Jules Jozef-Sylvester Emiel Louis-Ambroise Jules-Arnold Jozef-Bernardin Franciscus
August Devnendt Marius Arnaert Arnold Slechten André Demaître Robert Vandekerckhove
Alvarus-August Gérard Arnold (leek) Bernardin de Sienne
Bernard De Rop Maurice Lepere Alidor Depoortere Odile Bruneel Remi Haelewyn Pierre Meulenhof
Raymond Octavien in 1933 Pieter Berchmans Odiel Irénion Urbain
21.09.1920- 24.09.1921 07.10.1921- 02.04.1937 12.10.1921- 03.09.1925 25.09.1922- 07.09.1925 02.10.1922- 09.01.1923 10.04.1923- 07.09.1923 15.12.1923- 27.09.1924 07.09.1925- 10.09.1928 22.10.1925- 01.09.1927 08.09.1928- 21.08.1930 20.09.1928- 30.07.1929 18.10.1929- 01.09.1931 03.05.1932- 22.09.1937 19.10.1929- 22.09.1937 28.08.1930- 29.09.1936 25.06.1932- 02.09.1937 20.12.1932- 22.09.1937 20.01.1934-02.04.1937 18.08.1937-15.07.1940
4. Aantal leerlingen en laureaten (1925-1937) a. Overzicht aantal leerlingen vanaf het schooljaar 1924-25 tot 1936-37 leerjaar schooljaar 1924-25 1925-26 1926-27 1927-28 1928-29 1929-30 1930-31 1931-32 1932-33 1933-34 1934-35 1935-36 1936-37
1
2
3
4
5
7 9 10 10 4 13 15 18 18 16 20 11 14
9 6 9 12 10 7 12 12 11 16 17 17 13
7 13 7 12 14 11 8 13 15 20 23 18 21
13 7 10 10 12 18 10 14 17 17 28 26 22
36 24 15 12 11 20 26 18 16 20 24 29 26
6
7
42 '37 40 38 34 34 16 34 22 35 21 35 20 25 28 31 20 37 24 36 27 44 26 44 26 46
111
34. Kaart van goed gedrag, vlijt en naarstigheid geschonken aan Walter Saelens in 1933.
b. Prijs van uitmuntendheid in goed gedrag en wijsheu 1925 : Frans Bossaert 1926 : Frans Van Maele 1927 : André Coucke 1928 : Albert Ranschaert 1929 : Frans Vergote 1930: Flenri Carlier 1931 : André Pecceu 1932 : Michel Pecceu 1933 : Walter Saelens 1934 : Frans Dezeure 1935: Maurits Van Steenkiste 1936: Daniël Martens 1937 : Jozef Rosseneu
Tielt Tielt Tielt Tielt Wingene Tielt Zuidschote Zuidschote Tielt Tielt Tielt Tielt Tielt
c. Eerste prijs in de westnjd in christelijke lering onder de ere-communicanten 1925: Norbert Van Overbeke 1926 : Albert Coucke 1927 : Albert Quaeghebeur 1928 : José Verkest 1929 : Gérard Delbaere 1930 : André Pecceu 1931 : Gabriel Van Daele 1932 : Norbert Deryckere 1933 : Joris Desoppere 1934 : Maurice Sabbe 1935: Robert Verkest 1936: Roger Lampaert 1937 : Jan Hinnekens Marcel Verkest
Tielt Tielt Tielt Tielt Tielt Zuidschote Tielt Wingene Tielt Tielt Tielt Pittem Tielt Tielt
35. Leerkrachten O.L.Vrouwschool, anno 1946. v.l.n.r. : Joris BĂ lduck, Alben Seghers, Jozef Vandeputte.
HOOFDSTUK V DE PAROCHIESCHOLEN WERDEN LAGERE AFDELINGEN VAN HET COLLEGE. A. Onze-Lieve-Vrouweschool (1934-55) 1. Interne veranderingen De Sinte-Godelieve en O.-L.-Vrouwschool, twee afzonderlijke scholen sedert 1 maart 1924, bleven nochtans onderworpen aan dezelfde inrich tende macht. Deze inrichtende macht werd steeds voorgezeten door E.H. deken van Tielt, met als leden twee parochiegeestelijken en twee leken, die tevens beheerders waren van de v.z.w. «Parochiale Werken». Tussen de stad Tielt en deze vereniging werd om de tien jaar een overeenkomst getroffen over de voorwaarden van aanneming. De voor waarden in dit contract waren voor alle aangenomen scholen van Tielt dezelfde. Deze aannemingscontracten vervielen met het tot stand komen van het schoolpact in 1958. De jongensschool op de O.-L.-Vrouwparochie kende een grote bloei. Kan. De Coene, hoofdinspecteur, verklaarde op 8 november 1934, na een conferentie in de O.-L.-Vrouwschool aan pastoor Nauwynck : «M. Pastoor, U hebt een goeie jongensschool». Op dat ogenblik telde de school 95 leerlingen. Onder het bestuur van Albert Seghers bleef het aantal leerlingen stijgen zodat het in 1937 mogelijk was een vierde klas te openen en de vierde graad in te richten. Jozef Vandeputte kwam er op 20 september in dienst. Mees ter Seghers deed de derde en de vierde graad. Slechts tweemaal nam hij, tel kens met drie kandidaten, deel aan het examen van de vierde graad. In 1938 behaalden André Vickier en in 1939 Robert Verhamme een diploma. Eind 1939 viel het de pafochiegeestelijkheid op, dat 55 jongens van hun parochie schoolliepen aan het Sint-Michielsgesticht. Enkelen trokken zelfs naar de Sinte-Godelieve. Nochtans telde de O.-L.-Vrouwschool op dat ogenblik 121 leerlingen. In 1935 wees dokter F. David de inrichtende macht erop, dat hernoodzakelijk was elektrische verlichting en goede ventilatie in de klassen aan te brengen. Ook werd aangedrongen om de speelplaats te plaveien. Door het uitbreken van W.O. II konden deze werken niet uitgevoerd worden en pas in 1949 werden aanpassingswerken voorzien. In hoeverre de bouwvallige toestand van de school oorzaak was van het dalend aantal leerlingen na de oorlog, kunnen we niet met zekerheid zeg gen. Na de inrichting van de Rijksbasisschool verlieten heel wat leerlingen 115
36. 7de en 8ste leerjaar O.-L.-Vrouwschool, schooljaar 1938-39. Zittend, v.l.n.r. : Julien Moerman, Roger Pattijn ( + ), André Goudsmet ( + ), Marcel Debrabander, Edmond Vandenabeele, Robert Neyrinck en Roger Wittevrongel. Tweede rij, v.l.n.r.: titularis Albert Seghers, Alfons Pierard ( + ), Marcel Warnez ( + ), Robert Verhamme en André Vandeweghe. Derde rij, v.l.n.r. : Jozef Wielfaert (+), Oscar Bouckaert, Roger Debruyne, Daniël Moer man ( + ), Victor Van Compernolle, Albert Hommé ( + ) en Constant Biebuyck.
de O.-L.-Vrouwschool. Ook de drang van de ouders om hun kinderen naar de lagere school van het college te sturen deed, in zeer korte tijd, het aantal leerlingen fel dalen. Dit psychologisch fenomeen ervaarde men in alle steden. Pastoor Jozef Vanden Broucke kon zich met die evolutie niet verzoenen, zeker daar zijn school leegliep. Hij heeft hiertegen een hopeloze strijd gevoerd. Bij de aanvang van het schooljaar 1948-49 was het aantal leerlingen zo sterk gedaald, dat Robert Tack de O.-L.-Vrouwschool verliet en in dienst kwam aan de lagere school van het college. Toen Albert Seghers eind schooljaar 1953-54 met rust ging werd hij als schoolhoofd niet meer vervan gen. Op 1 januari 1955 telde de O.-L.-Vrouwschool nog slechts 31 leerlin gen. Door een bisschoppelijke maatregel nam het college van die datum af de O.-L.-Vrouwschool over. Dit was de eerste «samensmelting» in heel West-Vlaanderen. In de eerste jaren na de overname steeg het aantal leerlin gen slechts in geringe mate. Toen men de klassen van het SintMichielsgesticht herstructureerde kreeg de O.-L.-Vrouwafdeling bij de aan vang van het schooljaar 1959-60 vier volwaardig bevolkte klassen. (138) 2. Vastbenoemde leerkrachten tôt op 1.1.1955 Camiel Van Thuyne school Tielt-centrum 15.10.1904-29.02.1924 schoolhoofd O.-L.-Vr, 01.03.192431.08.1933 school Tielt-centrum 01.12.191903.09.1933 Albert Seghers schoolhoofd O.-L.-Vr, 04.09.1933-31.08.1954 29.02.1924 Lcon Balduck (139) school Tielt-centrum 01.05.1920leerkracht O.-L.-Vr. 01.03.192431.05.1931 leerkracht O.-L.-Vr. 01.06.1931-10.01.1946 Adolf Vanneste leerkracht O.-L.-Vr. 02.09.1946-19.09.1948 Robert Tack (140) 29.02.1924 school Tielt-centrum 28.03.1921Joris Balduck leerkracht O.-L.-Vr. 01.03.1924- 24.05.1950(+) leerkracht O.-L.-Vr. 04.09.1950-01.01.1955 Bertrand Derudder leerkracht O.-L.-Vr. 20.09.1937-01.01.1955 Jozef Vandeputte B. De Sinte-Godelieveschool (1934-57) 1. Verbouwingswerken in 1935-36 Naar aanleiding van de heraanneming in 1934 van de SinteGodelieveschool liet gouverneur Baels aan het gemeentebestuur van Tielt weten : «dat de materiële toestand van bedoelde school te wensen overlaat en dat er bij het schoolcomiteit moet aangedrongen worden om de gewenste verbe teringen te laten uitvoeren». (ADT) 117
37. Sinte-Godelieveschool na de verbouwingswerken van 1935. Bemerk de ijzeren afsluiting rond de Sint-Pieterskerk. Een gedeelte van de oude omheiningsmuur van 1863 is nog op deze foto te zien.
Reeds op 9 september 1934 besloot het schooleomité de vereiste her stellingswerken te laten uitvoeren. In het belang van de goede werking van de school, werd dit verschoven naar begin juli 1935 omdat de plannen niet tijdig konden opgemaakt worden, de herstellingswerken tijdens de grote vakantie toch niet voltooid konden worden en omdat de winter voor de deur stond. De verwarming in de lokalen van het Gildhof, waar men zich voorlopig wou installeren, liet erg te wensen over. Om de bouwwerken zo vlug mogelijk te kunnen aanvatten stelde het schoolcomité voor, de grote vakantie te vervroegen en op zaterdagnamiddag les te geven. Andere verlof dagen zouden afgeschaft worden. (141) De inspectie ging akkoord met dit voorstel omdat op deze manier de 440 halve schooldagen bereikt werden. Niettegenstaande deze maatregel, duurden de werken langer dan verwacht en verhuisden leerkrachten en leerlingen bij de aanvang van het schooljaar 1935-36 naar het Gildhof. Na een half jaar «ballingschap» keerden ze eind februari 1936 naar hun nieuw bouw terug. De vernieuwde lokalen werden op zaterdag 15 februari 1936 ingewijd door Mgr. Lamiroy, bisschop van Brugge. Gérard Vande Weghe, architect, had de opdracht aanvaard om het be stek en de,nodige plannen op te maken. Raming: 366.762 fr. Daar deze veranderingswerken opgedrongen werden door de inspectie vroegen de leden van de vereniging v.z.w. Parochiale Werken, eep ruime tussenkomst van het stadsbestuur. Een bijkomend argument was dat men op de stadsbe groting vanaf toen 17.000 fr. uitspaarde door het wegvallen van het ambt van priester-bestuurder. Ter zitting van 30 april 1935 besloot de raad de stadstoelage te bepalen op 50 % van de aanbestedingsprijs met een maxi mum bedrag van 170.000 fr. Deze 170.000 fr. zou betaald worden in tien jaarlijkse stortingen van 17.000 fr. en dit vanaf 1935. De provinciale tussen komst bedroeg 10 % in een maximum uitgave van 220.000 fr. Voor de cen trale verwarming en de verlichting kon deze instantie geen tussenkomst verlenen gezien de raming van de bouwwerken hoger lag dan 220.000 fr. (ADT) De aanbesteding had plaats op 1 mei 1935 in het kantoor van architect Vande Weghe. (ADT) Tien aannemers stuurden een prijsofferte in. (142) Het laagste bod werd ingediend door Achiel Deloof uit Tielt. Hij kreeg de werken toegeweeen. 2. Interne veranderingen Na het ontslag van E.H. J. Vervenne op 31 december 1933, werd het ambt van «bestuurder zonder klas» niet meer waargenomen door een priester-bestuurder. In principe kon, volgens het K.B. van 15 februari en 15 maart 1934 aan de Ste.-Godelieveschool een hoofdonderwijzer zonder klas aangesteld worden. Uit het verslag van de inspectie was echter gebleken dat de hoofdonderwijzer de pedagogische leiding van de school niet op zich 119
38. Zesde leerjaar Ste.-Godelieveschool, schooljaar 1936-37. Links : Henri Bossaert, schoolhoofd, rechts : Antoon De Buck, klastitularis. Zittend, v.l.n.r. : Georges Van Severen, Willy Ackx en Roger Vandemaele. Tweede rij, v.l.n.r. : André Vandermeeren, ? , De Vooght, Lucien Claeys, Jozef Vandewiele, André De Rammelaere, André Maes en André Scheepens. Derde rij, v.l.n.r. : Carlu, André Dinneweth, ? , Vanderbeken, ? , David, Wielfaert. Vierde rij, v.Ln.r. : Antoon Delember, André Debruyne, Verhaeghe, Willy Tack, Roger Vande Capelle, Adriaen Wittevrongel, Persyn, Germain Vande Walle, Lucien Thiriaux, Robert Van Tieghem, Robert De Craemer, Willy Verbrugge. Vijfde rij, v.l.n.r. : Willemijns, Elie Missant, L. Tuyttens, Adolf Spiessens, Marcel Claeys, Alfons De Stoop, Germain Vanluchene, ? , André Van Steenkiste.
39. Achtste leerjaar Ste.-Godelieveschool, 1947-48. Klastitularis: Antoon De Buck. Zittend v.l.n.r. : Jozef Roose, Jozef Van Daele, Marcel Speeckaert, Victor Hellebuyck (+), DaniĂŤl Dâ&#x20AC;&#x2122;Hoop, Walter Kindts, Gaston Vande Weghe. Tweede rij, v.l.n.r. : Herwig Vander Plaetsen, Rik Seghers, Sanders, Edmond Vervaecke, Georges Wullaert, Lucien Tassaert en Roger Van Walleghem.
had genomen, gezien zijn taak beperkt bleef tot administratieve zaken. De pedagogische leiding was immers toevertrouwd aan een afgevaardigde van het schoolcomité. (ADT) Op 7 maart 1934 berichtte inspecteur Jos Roose, dat de functie van bestuurder zonder klas ingericht mocht worden, mits het schoolhoofd belast werd met alle werkzaamheden. Het bureel van het schoolhoofd, dat normaal midden het schoolgebouw moest gelegen zijn, mocht voorlopig in een ander lokaal ingericht worden, maar niet in de schoolwoning. E.H. Vervenne, secretaris van het schoolcomité drong er op aan, dat de bestuurder zonder klas voorlopig zijn bureel toch zou inrichten in die leegstaande woning, tot wanneer de vernieuwde of wellicht geheel nieuwe schoollokalen betrokken konden worden. (ADT) Wegens besparingen mocht het afzonderlijke ambt van bestuurder zon der klas voorlopig niet ingesteld worden, omdat het niet volstrekt noodza kelijk was. (143) Pas op 28 april 1937, één jaar na de voltooiing van de nieuwbouw, stemde de minister van onderwijs erin toe. Voorwaarden : «De bestuurder moet de vereisté pedagogische eigenschappen bezitten : bekwaam heid, gezag, tucht, durven optreden waar ’t moet, beslistheid, stiptheid en regel maat, voorloper en voorbeeldig in alles, initiatief aan de dag leggen en werk zaam zijn, zich onder de schooltijd niet bezighouden met zaken vreemd aan het onderwijs». (144) Henri Bossaert, schoolhoofd met klas sinds 1 maart 1924, nam vanaf 1 juni 1937 de functie van schoolhoofd zonder klas waar. (145) Met 305 leerlingen kon een negende klas van start gaan. In de eerste zes leerjaren waren er slechts vier léerlingen te weinig om een tiende klas te mogen oprichten. Titularis van de negende klas werd Arthur De Rammelaere. Toen Henri Bossaert, schoolhoofd zonder klas, op 31 mei 1946 op rust ging en vervangen werd door Antoon De Buck telde de school nog 8 klas sen. Reeds vóór 1950 ontstond bij de ouders de drang om hun kinderen naar meer centrale scholen te sturen. De parochiescholen liepen leeg en de lagere school van het college kende een enorme bijval. Iedereen wilde naar het college. Toen Aimé Herman eind 1949 met rust ging diende hij bij gebrek aan leerlingen niet meer vervangen te worden. Bij de aanvang van het schooljaar 1956-57 viel om dezelfde reden een klas weg. Leon Vandenberghe ging over naar de lagere school van het col lege. In nog geen 25 jaar tijd daalde het aantal leerlingen met ongeveer 60 %. Om te voorkomen dat ook de Ste.-Godelieveschool volledig zou leeg lopen werd eind schooljaar 1956-57 tussen de bisschop en de inrichtende macht van de Ste.-Godelieveschool een overeenkomst gesloten, waarbij deze school met ingang van 1 september 1957 versmolten werd met de lagere jongensscholen St.-Michiel en O.-L.-Vrouw. Frans Coucke, Arthur De Rammelaere, Willy Tack en Karei Van
122
Poucke bleven in deze afdeling les geven. Antoon De Buck, schoolhoofd met klas en Jozef Dobbelaere namen vrijwillig ontslag om met rust te gaan. Remi De Rammelaere, regent wetenschappen, trok naar de technische school van Tielt. Alle lopende contracten met de stad werden verbroken. Half september 1957 sloot het comité van de lagere jongensschool (Kortrijkstraat 75) die de afdeling St.-Michiel, O.-L.-Vrouw en Ste.-Godelieve omvatte, een overeenkomst met de stad waarin ze met terugwerkende kracht vanaf 1 september opnieuw werd aangenomen voor een termijn van zes jaar. De laatste overeenkomst tussen de inrichtende macht van de Ste.Godelieve- en O.-L.-Vrouwschool enerzijds en het stadsbestuur anderzijds dateerde van 20 maart 1924. De voorwaarden in dat contract werden in 1934, 1944, 1945, 1946, 1948, 1950 en 1956 telkens aangepast en vernieuwd. Onderstaande tabel geeft een beeld van de evolutie van de toelagen vanaf 1924 tot 1950. ----------- -----
1
.....
■ jp
40. Leerkrachten Sinte-Godelieveschool, 1936-37. Zittend, v.l.n.r. : Jozef Dobbelaere, André Wyffels, Henri Bossaert, Aimé Herman en Antoon De Buck. Tweede rij, v.l.n.r. : Jozef Van Hautte, Frans Coucke, Karei Van Poucke, Ligneel en Remi De Rammelaere.
41.
Leerkrachten Ste.-Godelieveschool anno 1947. Zittend v.l.n.r. : AimĂŠ Herman, Antoon De Buck en Remi De Rammelaere. Tweede rij v.l.n.r. : Arthur De Rammelaere, Karei Van Poucke, Frans Coucke en Willy Tack. Jozef Dobbelaere ontbreekt op deze foto.
1 maart Jaarlijkse ontvangsten voor 1924 Kosteloze schoolbehoeften - eerste drie graden 7 fr. - vierde graad 11,9 fr. Onderhoud, aankoop van meubelen en 1000 fr. leermiddelen. (11 kl.) Schilderen en witten van de lokalen 2000 fr. Onderhoud gebouwen en speelplaatsen (11 kl.) voor de twee scholen samen Nethouden van de klassen, grote schoonmaak, aansteken kachels, reinigen W.C.â&#x20AC;&#x2122;s e.d. Verwarming per klas : kolen 1500 kg zakken hout voldoende Aanpassing index basis 700 Aankoop en vernieuwen leer- en aanschouwingsmiddelen Onderhoud schoolbibliotheek Prijzen en beloningen Schoolbibliotheek per klas Verzekeringen schoolongevallen leerlingen van Tielt - leerkracht Toezicht studie voor de drie hoogste klassen Ste.-Godelieveschool per klas
18 maart 1927
1 maart 1944
1945-46
1948-49 1.3.1950
15 fr. 25 fr. 2000 fr. (11 kl.) 100 fr. per klas 2000 fr.
25 fr. 40 fr. 3000 fr. (12 kl.) 160 fr.
65 fr. 90 fr. 375 fr. per klas 300 fr.
80 fr. 110 fr. 400 fr. per klas 500 fr.
3000 fr.
225 fr. 'per klas
400 fr. per klas
250 fr.
350 fr.
225 fr.
350 fr.
1500 kg 8 per kl. Âą 5%
1500 kg 8 per kl.
1200 kg 30 samen
1200 kg 30 samen
300 fr.
350 fr.
375 fr. 225 fr.
375 fr. 225 fr. 150 fr.
2,80 fr. 4 fr. 750 fr.
5 fr. 7 fr. 750 fr.
zoals gemeentesch. 750 fr.
3. Vastbenoemde leerkrachten van 1933 tot de overname van de schooi in 1957. Hendrik Bossaert 30.09.1901-30.09.1905 18.03.1915-29.02.1924 01.03.192431.05.1946 (schoolhoofd) Frans Coucke 01.06.193108.08.1931 14.09.1931- 31.12.1931 01.01.193206.08.1932 12.09.1932- 02.09.1957 Antoon De Buck 15.09.192630.09.1926 01.10.192631.05.1946 01.06.194627.07.1946 (waarnemend) 02.09.194631.08.1957 (schoolhoofd) Arthur De Rammelaere 13.09.193702.09.1957 Remi De Rammelaere 11.03.192916.03.1929 12.11.192931.08.1957 01.06.193731.08.1957 Jozef Dobbelaere Aimé Herman 01.10.1910-31.12.1949 Willy Tack 07.01.194620.07.1946 01.09.194702.09.1957 Leon Vandenberghe 04.09.1950-02.09.1956 Jozef M. Van Hautte 11.09.193319.12.1943 ( + ) Karei Van Poucke 06.03.193002.09.1957 André Wyffels 13.10.1924- 31.05.1946 01.09.1949-02.09.1957 Jozef Vandenberghe 4. Tijdelijke leerkrachten (onvolledige lijst) Rafaël De Buck 20.10.1953-31.10.1953 05.03.1956-10.03.1956 Frans Deryckere 10.09.1934-31.12.1934 Julien Dewaele 11.01.1938- ? Roger Haelewyn 16.1 1.1938-19.11.1938 Frans Leplae 01.10.1949- 31.07.1950 Jozef Maes 01.03.1937- ? Roger Roels september 1949 februari en maart 1950 Maunts Van Compernolle 03.05.1949- 31.05.1949 Remi Van Compernolle 11.09.1939- 29.02.1940 07.01.1947-05.04.1947 Adhemar Vande Walle januari 1948 02.09.1946-19.07.1947 Raoul Vandecapelle
126
C. De gesubsidieerde lagere jongensschool in het SintMichielsgesticht 1. Onder het bestuur van de Broeders Mansten (1937-1949) a. Interne veranderingen Tijdens het schooljaar 1936-37 vond het bestuur van de private lagere jongensschool, gevestigd in het Sint-Michielsgesticht, een staatstoelage wenselijk. Tijdens de grote vakantie richtte principaal Odiel Verbeke daar over een verzoekschrift aan de leden van de gemeenteraad van Tielt. Tij dens de zitting van 10 november 1937 ondertekenden beide parti|en het aannemingscontract. De raad nam voor een periode van 6 jaar de bijzondere lagere school aan, met terugwerkende kracht vanaf 21 september 1937. Naderhand weigerde de minister de aanneming op die datum te erkennen. Het ging immers om een eerste aanneming, en volgens de wet kon dat niet met terugwerkende kracht. De inhoud van deze overeenkomst stemde grotendeels overeen met de aannemingscontracten van de andere aangenomen lagere scholen van Tielt. Alleen werden de geldelijke toelagen beperkt tot : - het verstrekken van kosteloze schoolbehoeften aan de rechthebbende leerlingen (15 fr. voor een leerling van de eerste drie graden en 25 fr. voor de vierde graad) - jaarlijks 100 fr. per klas voor het onderhoud van gebouwen en speelplaats en voor de verwarming 1500 kg kolen en het nodige hout. De toelagen bij de heraanneming in 1943 (voor slechts één jaar) bleven dezelfde. Pas bij de heraanneming op 10 november 1944 werden aan de lagere school van het college dezelfde subsidies toegekend als aan de SteGodelieve- en O.-L.-Vrouwschool. Alleen voor het onderhoud, de aan koop van meubelen en leermiddelen, evenals voor het onderhoud van de gebouwen en de speelplaats ontving het schoolcomité van ’t klein college jaarlijks 2500 fr. Op het ogenblik van de eerste aanneming in 1937 telde deze private school vier klassen, met 161 leerlingen, verdeeld als volgt : 1ste leerjaar 19, 2de lj. 15, 3de lj. 24, 4de lj. 20, 5de lj. 27, 6de lj. 31 en 7de lj. 25 leerlingen. Al deze leerlingen genoten kosteloos onderwijs. Vijf leerlingen waren nog niet leerplichtig op het ogenblik van de aanneming. Bij de opening van het schooljaar op 21 september 1937 kwamen vier leerkrachten in dienst : Br. Michel Bonnier 1ste en 2de leerjaar met 34 lin., Georges Van Bruaene 3de en 4de leerjaar met 44 lln, Br. Pieter Meulenhof 6de leerjaar met 30 lln, Br. Maurice Verhelle (schoolhoofd) 7de leerjaar met 25 lln. 127
42. Groepsfoto Sint-Michielsgesticht, 1934-35. Leerkrachten : links : Broeder Odiel Bruneel midden : principaal Odilius Verbeke rechts, van beneden naar boven : Broeder Bernard de Sienne, E.H. Julien Carron en Broe der Jérôme (Iréneon)
Op 24 september 1937 werd een vijfde klas aanvaard. Br. Maurice Vanmechelen nam het 5de leerjaar met 28 leerlingen. Br. P. Vandenberghe deed de vrije betalende klas of het 7de leerjaar B (eerste jaar middelbaar). Op 10 mei 1940 werden de klassen gesloten op bevel van de overheid. De Duitse troepen waren immers België binnengevallen. Alle leraars en leerlingen trokken in de loop van die morgen naar huis, alleen principaal O. Verbeke bleef in het college. Dezelfde avond nog werd het college een toevluchtsoord voor vluchtelingen. De kelders waren veilige schuilplaat sen. Op 15 mei werd het college bezet door het Belgisch hospitaal, dat na een week vertrok. Dagelijks kwamen vele vluchtelingen eten en dekking zoeken in het college. Vanaf 23 mei werd Tielt regelmatig beschoten door Duitse artillerie. Er kwam zelfs een obus op de speelplaats van het SintMichielsgesticht terecht. Op 26 mei werd het college bezet door Waalse sol daten, die zich tot het uiterste verdedigen toen de Duitse troepen de stad binnenvielen. Op 27 mei werden alle weerstandsnesten, ook deze in het college, uitgeroeid. Broeder Jozef werd aangehouden omdat de Duitsers ervan overtuigd waren dat er burgers geschoten hadden. Hij zei dat het sol daten waren. De Duitse soldaten trokken naar de refter en na één schot in de lucht gaven alle Belgische soldaten zich over. Ze werden allen naar de Marialoopse Steenweg gedreven. Priesters en Broeders, die op het ogenblik in het college waren, mochten er blijven. De Duitsers bezetten het college en na enkele dagen oponthoud trokken ze verder. De lessen werden herno men op 7 juni 1940. Wegens het gevaar voor luchtaanvallen werd de school nogmaals geslo ten op 12 mei 1944. De school opende opnieuw haar deuren op 30 mei. De ouders konden, op eigen verantwoordelijkheid, hun kinderen naar school sturen op dinsdag, donderdag en zaterdag. (146) Op het einde van de Tweede Wereldoorlog telde de school 357 leerlin gen. Het aantal klassen was verdubbeld. (147) Opening 6de klas schooljaar 1939-40 titularis Valere De Volder 7de klas 1940-41 Pierre Herman 8de klas 1942-43 Jozef Tytgat 9de klas 1944-45 Leon Van Damme 10de klas 1944-45 Jozef Vandaele Reeds bij de aanvang van het schooljaar 1943-44 waren er voldoende leerlingen om een schoolhoofd zonder klas aan te stellen. Op 6 oktober 1943 verliet Broeder Leon (Arthur Claeys) tot dan schoolhoofd met klas, het zesde leerjaar en werd nu schoolhoofd zonder klas. Het zevende voorbereidende, dat doorging als eerste jaar middelbaar of landbouw, werd vanaf het schooljaar 1944-45 omgevormd tot een zevende leerjaar, en maakte deel uit van de vierde graad. 129
43. Groepsfoto voorbereidende afdeling Sint-Jozefscollege, 1937-38. Leerkrachten, v.l.n.r. : Broeder AndrĂŠ, Br. Paul Octaaf, E.H. O. Verbeke: principaal, E.H. Maurice Maes: surveillant, Br. Urbain en Georges Van Bruwaene.
Omdat er voor de handelsklas in 1944 geen leerkracht was, vroeg E.H. principaal O. Verbeke aan Broeder Arthur of hij hem kon helpen. Er waren toen immers weinig leerkrachten beschikbaar. Broeder Arthur aan vaardde en gaf de lessen die de priesters niet graag gaven : rekenen, Frans en taal. Een of twee priesters vulden de andere uren aan. In deze handelsklas heerste een ware «familiegeest». Ook van 1937 tot 1941 was Broeder Arthur titularis van een handelsklas. Bij het stopzetten van de vijandelijkheden kreeg de overste, Broeder Kamiel-Edmond (Kamiel Rousseeu), van de principaal de toelating om «een dag van de ouders» in te richten met het doel om tot een betere ver standhouding te komen tussen de verschillende opvoeders van de kinderen. In 1946 werd een speciale klas opgericht uitsluitend voorbehouden aan de internen. Na twee jaar werd deze afgeschaft en mochten de «pensionnai res» opnieuw bij hun kameraden studeren. Het volgende jaar werd onder leiding van Broeder Jean Boniface (Roger-Timmerman) een koortje opge richt, om de liturgische feesten en de schoolfeesten op te luisteren. Niettegenstaande de school verder opbloeide, was deze communiteit van de Broeders Maristen ten dode opgeschreven. Broeder Pierre-Damase (Michel Vandenberghe) vertrok naar Belgisch Kongo, evenals broeder Fortunat (Gérard De Keyser). Broeder Karel-Victor (Gérard Van Iseghem) moest deze beslissing aan de principaal meedelen. De principaal, die in de kliniek lag, vernam het nieuws slechts na het vertrek van Damase. Hij kreeg ook een kleine zinspeling te horen op het weggaan van alle Broeders. Toen op de nieuwe benoemingslijst maar drie Broeders voorkwamen, schreef principaal Leo Devloo in 1949 aan Provinciaal Broeder Vandevelde, om hem te wijzen op het niet naleven van het contract, dat vier Broeders voorzagen. Graag wou hij ook verwittigd worden van een eventueel vertrek van de Broeders. In zijn antwoord vroeg Broeder Provinciaal om zelf over de Broeders te mogen beschikken en of de principaal de nodige stappen wou doen bij Mgr. Lamiroy, bisschop van Brugge. Deze werd bij zijn bezoek aan Tielt hierover ingelicht en reeds de volgende morgen kreeg Broeder Provinciaal de officiële goedkeuring voor het wegtrekken van de Broeders. In dezelfde brief dankten Mgr. en de principaal de Broeders Maristen voor de diensten die zi| gedurende veertig jaar aan de jeugd van Tielt bewezen hadden. Bij de aanvang van het schooljaar 1949-50 werden de vier Broeders ver vangen door: Valere De Volder als schoolhoofd, Georges Teerlinck, Leon Vanlancker en Remi Van Compernolle, die na een maand wisselde met Georges Debacker, in dienst in de school van Marialoop. Jozef Vanden berghe werd bijzondere leermeester Frans zowel aan de lagere afdeling van het college als aan de Sinte-Godelieveschool. 131
Het vertrek van de Broeders Maristen viel de Tieltse bevolking zwaar. Ze waren sinds 1910 vertrouwde figuren te Tielt en goede leerkrachten. Met vast lekepersoneel zou echter een einde komen aan het voortdurend komen en gaan van leerkrachten,'een onbetwistbaar pluspunt. (148) b. Leerkrachten (1937-49) De namen van de schoolhoofden staan schuin gedrukt. Broedernaam Antoon-Felix Urbain
Maurice Verhelle Pieter Meulenhof Georges Van Bruwaene Michel Bonnier André Kamiel Maurice Vanmechelen Paul Octaaf Pieter Vandenberghe Pierre Alexis Vrij bet. afd. Omer Lambertyn Julien Decruyenaere Aloïs Bruneel Valere De Volder Albert Lietaert Pierre Hermans Willy Degroote Robert Wittevrongel Roger Timmerman Jozef Tytgat Jozef Berthier Arthur Claeys Gérard De Keyser Solange Pattyn Marcel Debruyne Leon Van Damme Jozef Van Daele Michel Balduck 132
? Aimé Isidore Achiel Jean Bonifacius schoolhoofd a.i. Jozef Agathon Leon Arthur Fortunat Vrij bet. afd. spec. leerm. Fr. Edgard spec. leerm. Eng.
van ... tot . 21.09.1937 - 31.08.1943 21.09.1937 - 06.06.1940 21.09.1937 21.09.1937 - 31.08.1942 17.01.1938 - 14.09.1938 21.09.1937 - 13.09.1938 14.09.1938 - 31.08.1941 23.06.1939 - 08.07.1939 28.08.1939 - 13.08.1942 11.09.1939 - 06.06.1944 11.09.1939 18.09.1939 • 03.08.1940 03.09.1940- 23.09.1945 01.09.1941 ■- 31.08.1943 20.01.1942 ■ 26.01.1942 03.02.1942 ■ 07.02.1942 01.09.1942 ■ 31.08.1949 17.09.1948 -■ 16.10.1948 01.09.1942 22.03.1943 -■ 25.04.1943 01.09.1943 -■ 23.09.1945 01.09.1943 -■ 01.09.1946 02.09.1946 -• 31.08.1948 20.09.1948 -• 10.05.1949 24.09.1943 - 05.10.1943 06.10.1943 - 31.10.1944 26.02.1946 - 02.03.1946 07.06.1944 - 16.09.1944 19.09.1944 27.09.1944 - 31.08.1948 13.09.1948 - } 01.11.1944 -
Gustaaf Staelens André Vanrobaeys Gabriel Defauw Etienne Braekevelt Kamiel Rousseeu Georges Debacker
Eugenius
Kamiel Edmond Schoolhoofd a.i.
Antoon De Lember
Leona Pièrard Prosper Cappelle Gabriel D’Hont Gérard Van Iseghem Leon Vanlancker
Sabinus Karel Victor
Robert Tack Jan Janssens Remi-August Yvan Vanparys ff fS Jérome Vandenberghe Jerome spec. leerm. Fr. Michel Vandenberghe Pierre Damase
01.10.1944 - 01.09.1946 19.03.1945 - 24.12.1945 08.05.1946 - 15.06.1946 02.09.1946 - ... 27.04.1945 - 26.07.1945 24.09.1945 - ... 24.09.1945 - 31.08.1947 04.09.1947 - 17.09.1947 07.01.1946 - 19.03.1946 01.10.1949 - ... 21.01.1946 - 20.07.1946 27.09.1946 - 09.10.1946 07.01.1948 - 17.01.1948. 16.02.1948 - 28.02.1948 08.03.1948 - 27.03.1948 26.04.1948 - 31.05.1948 04.09.1950 - 05.09.1950 21.01.1946 - 26.01.1946 15.02.1946 - 19.04.1946 04.12.1946 - 24.12.1946 02.09.1946 - 04.11.1948 02.09.1946 - 03.12.1946 01.09.1947 - 31.08.1949 21.04.1948 - 24.04.1948 01.09.1949 - ... 20.09.1948 - ... 05.11.1948 - 31.08.1949 04.05.1949 - 28.05.1949 11.05.1949 - 31.08.1949 ?
-?
Van bij de stichting bezat het Sint-Michielsgesticht een bloeiend inter naat. Hiervoor was een priester-surveillant verantwoordelijk. E.H. Julien Carron die op Palmzondag 1938 vertrok, werd vervangen door E.H. Mau rice Maes. Vanaf 1942 tot 1972 hadden we achtereenvolgens E.H. Jan Van den Weghe tot 1 september 1951 en E.H. Jozef Dejonghe tot 31 augustus 1972.
133
44. Eerste leerjaar, voorbereidende afdeling, 1948-49. Klastitularis : Robert Tack. Zittend v.l.n.r. : Bernard Vergote, José De Seyn, Marc Debruyne, Eucher Dusselier, Gil bert Meulebrouck. Tweede rij, v.l.n.r. : Herwig Vermeulen, Walter Vandewiele, Germain Destoop, Pascal Decraemer, Norbert Cosman, Sylveer Bovijn. Derde rij, v.l.n.r. : Arnold Preneel, Gilbert Lisenborgh, Achiel Vandevelde, Guido Vandermeeren, Robert Claerhout, Jan Vervenne, Roland Vandekerckhove en Pierre-Paul Plettinck. Vierde rij, v.l.n.r. : Antoon Viaene, Etienne Graux, Bernard Van Maele, Walter Van Outrève, Daniël Billiet, Hubert Thant en Gilbert Tack.
c. Aantal leerlingen (1937-49) 1 2 3 4 5 6
7 leerjaar schooljaar 1937-38 22 19 23 24 31 31 56 29 18 30 24 35 38 40 1938-39 27 29 26 30 37 41 41 1939-40 1940-41 19 27 35 30 35 41 58 1941- 42 28 22 32 36 36 51 77 1942- 43 1943- 44 1944-45 30 30 34 41 41 68 71 1945-46 26 38 33 39 44 68 85 1946-47 24 32 39 31 39 60 90 1947-48 24 26 33 42 38 61 63 1948-49 28 28 29 35 48 49 62 d. Laureaten in de proef tussen de plechtige communicanten (Zonder vermelding plaatsnaam = Tieltenaar) 1938 : Herman De Vries 1948 : Hervé Blancke 1939 : André Dewevere 1949 : Lode Wostijn 1940: Walter Rosseel 1950 : Eric Ryckaert 1941 : Jaak Versyck (Houtave) 1951 : Eric Alyn (Aalter) Lucien Vander Borght 1952 : Georges Deblaere 1942 : Carlos Bauwens 1953: Tony D’haene 1943: 1954: Gilbert Tack 1944: 1955 : Hilaire Ninclaus 1945 : Henri Vermeire 1956: Herman Van de Walle 1946 : Pol Hinnekens 1957 : Daniel Verfaillie (Meulebeke) 1947 : Germain Billiet e. Prijs van uitmuntendheid «in goed gedrag en wijsheid> (allen uit Tielt) 1938 : Jan Hinnekens 1948 : Antoon Lybaert 1939 : Norbert Haeck 1949 : Hervé Blancke 1940 : Roger Berteloot 1950: Marcel Van Daele 1941 : Lucien Vander Borght 1951 : Laurent Van Damme 1942 : Marc Hinnekens 1952 : Roger Vermeire 1943: 1953 : Herman Van Overbeke 1944: 1954 : Arnold Mortier 1945 : Eric Van der Meulen 1955 : Eli Nagel 1946: Lieven Demoen (Esen) 1956 : Jozef Depla 1947 : Lucien Vanderhaeghen 1957 : Noël Van de Maele
135
45. Zevende leerjaar A, voorbereidende afdeling, 1948-49. Klastitularis : André Vanrobaeys. Zittend, v.l.n.r. : Raf Standaert, Jozef D’Hoop, Herman Vanderplaetse, Jaak Standaert en José De Croix. Tweede rij, v.l.n.r. : Julien van Eeghem, Hervé Blancke, Neël Verstraete, Daniël Lam bert, Etienne Deleersnijder, Hugo Van Daele en Norbert Lecat. Derde rij, v.l.n.r. : Roland Van Den Weghe, Antoon Vermeersch, Mare De Paepe, Armand Terrijn, Wilfried Martens, Joris Beheul, Robert Claus en Cyriel De Jaeger. Vierde rij, v.l.n.r. : André De Wever, Willy Declerck, Léopold De Boeuf, Herman Bogaert, Waker Vanden Abeele, Etienne Gernaey, Frans Lambert, Jozef Neirynck en Jérôme Maselis.
.■S8S83&»' :
46. Zevende leerjaar B, voorbereidende afdeling 1948-49. Klastitularis: Georges Van Bruwaene. Zittend, v.l.n.r. : A. Laseur, E. David, M. Baert, F. Van Bruwaene, W. Lambert, L. Arickx en P. De Brabandere. Tweede rij, v.l.n.r. : A. De Deurwaerder, G. D’hont, B. Van Parijs, W. Plettinck, M. Lecat en P. Vervenne. Derde rij, v.l.n.r. : R. Moenaert, R. Wittevrongel, G. Duthoit, G. Debeil, S. Van Coppenolle, G. Seghers, E. Verbeke en I. Verkinderen. Vierde rij, v.l.n.r. : L. Rijckaert, F. Noyez, G. Nemegheer, M. Patteeuw, J. Mattheeuws, D. Vuylsteke, R. Cools, R. Goethals, A. Duthoit.
2. Onder het bestuur van Valère De Volder en Georges Teerlinck Kroniek 1949 - 1983. 194950 : Kort na de Tweede Wereldoorlog was de vraag naar ontwik kelingshelpers zeer groot. Ook op de Broeders Maristen werd een beroep gedaan om vooral in Zaïre scholen op te richten. Alhoewel ex in 1931 over eengekomen was dat er altijd vier Broeders aan het Sint-Michielsgesticht zouden verbonden blijven, kon Broeder Provinciaal bij gebrek aan broe ders aan deze voorwaarde niet meer voldoen. Hij vond, dat zijn Broeders meer nuttig werk konden verrichten in de ontwikkelingslanden dan in het Sint-Michielsgesticht. Opvoeding en onderwijs konden volgens hem even goed door leken gegeven worden. De 4 broeders werden vanaf 1 september 19fl9 vervangen door Valère De Volder als schoolhoofd, Georges Teerlinck, Leon Vanlancker en Georges Debacker. De overige klastitularissen waren : Georges Van Bruwaene, Jozef Tytgat ( + ), Michel Balduck, André Vanrobaeys, Etienne Braekevelt en Robert Tack. 195051 : Ter zitting van 16 februari 1951 keurde de stedelijke raad de heraanneming van de private lagere jongensschool gevestigd in het SintMichielsgesticht goed. De voorwaarden waren dezelfde als in de SinteGodelieve- en O.-L.-Vrouwschool. (149) Bij de installatie op 14 mei 1949 van E.H. Leo Devloo als principaal van het Sint-Jozefscollege wees inspec teur Jos Rosé op de erbarmelijke staat van de gebouwen van het SintMichielsgesticht. Hoewel deze opmerking slechts een vage belofte uitlokte, werden kort nadien bouwplannen gemaakt. Niet alleen de landbouw school maar ook de lagere afdeling vroeg om uitbreiding. Architekt A. Impe maakte de plannen op voor tweemaal vier klassen die zouden gebouwd worden op de speelplaats van de lagere afdeling St.-Michiel, als verlenging van de klaslokalen van de lagere afdeling en loodrecht op de gebouwen van de middelbare afdeling. Op de plaats van de trap en twee vroegere klassen van de lagere afdeling kwam er een galerij. Door de aan koop van een stuk grond naast de speelplaats van het klein college, eigen dom van wed. Pattyn, was het mogelijk de bestaande speelplaatsen onaan geroerd te laten. Er was zelfs meer ruimte dan aanvankelijk voorzien. Op 1 februari 195.1 begon Edgard Lievens uit Tielt met de afbraakwerken. Het metselwerk werd op 1.073.043 fr. geraamd en het timmerwerk werd toege wezen aan de gebroeders Debouvery uit Tielt voor een bedrag van 249.137 fr. 1951-52: E.H. Jan Vanden Weghe, sinds 1942 surveillant van de inter nen en godsdienstleraar werd in augustus 1951 benoemd tot medepastoor te Langemark. Hij werd vervangen door É.H. Jozef Dejonghe uit Zande. 138
195455 : Op l jan u u r i 1955 werd de O.-L.-V c o u w e s c h o o l bij de lagere school van h et c o lle g e gevoegd. D i t gebeurde in West-Vlaanderen voor het eerst, maar het zou in de to e k o m s t veel navolging krijgen. Albert Seghers werd als schoolhoofd van de O.-L.-Vrouweschool op rust gesteld. Jozef Vandeputte en Bertrand Derudder bleven er lesgeven. Vier dagen later volgde E.H. Jos Verstraete, Leo Devloo op als princi paal van het Sint-Jozefscollege. Onder zijn impuls kwam het oudercontact definitief tot stand. Op een of andere zondag werden de ouders van een bepaalde klas uitgenodigd om kennis te maken met de school. Na een rondgang gaf de klastitularis een repetitieles, waarop soms een korte bespreking volgde over een of ander onderwijs- of opvoedingsprobleem. De namiddag werd besloten met een persoonlijk contact met de onderwijzers. Toen in 1954 de B.S.P. de verkiezingen won, bleek een nieuwe school strijd onafwendbaar. Tegen de onderwijspolitiek van de regering - de geplande «Wet Collard» — werd sterk gereageerd. Overal werden protestbetogingen en openbare vergaderingen gehouden, ook te Tielt. Op voorstel van het raadslid Van Daele werd op de Halletoren van Tielt een zwarte vlag gehesen met in het midden de grote «V» : beginletter van «vrij en victo rie». De vlag zou er blijven wapperen tot op het ogenblik dat de regering haar plannen zou afzwakken of intrekken. De wet Collard van 13 juni 1955 gaf aan de staat ruime volmachten voor het oprichten van officiële scholen. Aan de vrije scholen stelde men zware eisen om subsidies te kunnen bekomen. De wet voorzag rechtstreekse uitbetaling van de wedden aan de onderwijzers, maar berekende deze te laag in vergelijking met de onderwij zers uit de rijksscholen. De wedde van de priesters en kloosterlingen leerkrachten werd zelfs op de helft gebracht. Deze schoolstrijd kreeg zijn oplossing na de verkiezing van 1958. Vertegenwoordigers van de drie grote partijen sloten op 8 november 1958 voor de duur van 12 jaar een «schoolpact» dat in 1959 in wetten werd omgezet. De staat betaalde nu aan de leerkrachten van het vrij onderwijs dezelfde wedde uit als aan die van het officieel onderwijs. De vrije scholen kregen een forfaitaire vergoeding per leerling, maar kregen geen toelagen voor scholenbouw. 195556 : De grootste gebeurtenis van dit schooljaar was wel de samen werking tussen het college en de technische school onder de naam «SintJozefsinstituut». Deze samenwerking zou slechts drie schooljaren duren. Onder het motto «Een jeugd die bouwt, bouwt aan de toekomst», kwam het sportstadion «Watewy» tot stand. De inhuldiging ging door op 19 mei 1956. 139
In de lagere afdeling werd een elfde klas opgericht met als titularis Jozef Depredomme. Dit bracht het totaal op dertien klassen, waarvan twee in de O.-L.-Vrouwafdeling. 1956- 57 : Een nieuwe uitbreiding met Gérard Houtteman als klastitula ris van de veertiende klas. De ontspanningszaal (speelzaal) van het «klein internaat» werd door een groep onderwijzers, onder leiding van Leon Van Damme, voorzien van een mooie muur- en plafondbeschildering. Ook de klassen van de O.L.-Vrouwafdeling werden door dezelfde ploeg leerkrachten tijdens de grote vakantie geschilderd. 195758 : De Sinte-Godelieveschool werd eveneens bij de lagere school van het college gevoegd vanaf 2 september 1957. Ook deze school maakte voortaan deel uit van het «Sint-Jozefsinstituut». De H. Antoon De Buck, schoolhoofd van de Sinte:Godelieveschool ging op rust, evenals Jozef Dobbelaere. Remi De Rammelaere, regent wetenschappen, trok naar de tech nische school. Frans Coucke, Arthur De Rammelaere, Willy Tack en Karei Van Poucke werden vanaf die datum leerkrachten aan de lagere afdeling van het college. In de Sinte-Godelieveafdeling werd de oude «kleine» kapel (dit was de kapel van de kleine-congregatie in tegenstelling tot de kapel van de grote congregatie, waar nu de autonome B.L.O-school is) omgebouwd tot een luchtig lokaal, gebruikt als studie en gymzaal. De verbouwingswerken werden uitgevoerd door de firma Vandewalle. Tijdens de grote vakantie 1959 brachten de leerkrachten hun klassen piekfijn in orde. Zij schilderden hun klas zelf. Van dat schooljaar af kon het ambt van «bijzonder leermeester lichamelijke opvoeding» in de lagere afde lingen van het college ingevoerd worden. Robert Corveleyn nam voor het eerst deze functie waar. 195859 : Het schoolpad van 1958 betekende een grondige wijziging in de nationale onderwijspolitiek. De gemeentebesturen mochten voor het vrij onderwijs alleen nog tussenkomen onder de vorm van welbepaalde sociale voordelen. Voor het pverige werden de aannemingscontracten afgeschaft en geno ten de gemeenten voor hun gemeenteschool, zowel als de inrichtende schoolcomités voor het vrij onderwijs, een vaste subsidie per leerling van de staat. Een twintigste klas werd opgericht met als titularis Abel Doise. Bij gebrek aan klassen steeg de bouwkoorts opnieuw. In de binnentuin van het college ruimden de oude bakkerij en de vogelkooi de plaats voor twee tuinklassen, waar de eerste leerjaren ondergebracht werden. Nu tref je er de 2de latijnse klas en het rotariaat. 140
Op de O.-L.-Vrouwafdeling werd een derde klas in gebruik genomen door Etienne Braekevelt. Bij bisschoppelijk decreet van 16 september 1958 werd de oprichting van een hulpparochie'voor de westkant van Tielt goedgekeurd. Het werd de St.-Jozefsparochie. Een nieuwe parochie zonder meisjes- en jongens school was ondenkbaar. Daarom openden de Zusters Apóstolinnen op 15 september 1958 er de «H. Hartschool», met een kleuter- en lagere afdeling. Voor de jongensschool werd een beroep gedaan op de principaal van het college. In datzelfde jaar werden de bouwwerken voor de nieuwe afdeling «Don Bosco» gestart. 195960 : De bouwwerken aan de Don Bosco-afdeling waren nog niet voltooid. In allerijl werd de galerij van de H. Hartschool ingericht als klas. Gérard Houtteman verhuisde op 25 november 1959 met zijn leerlingen van het eerste leerjaar naar de nieuwe gebouwen en ’s anderendaags volgde R. De Buck met het tweede. In het kader van het lager onderwijs startte op 1 september 1959 de eerste B.L.O.-klas voor jongens in de gebouwen van de Sint-Michielsafdeling. Dit was het eerste B.L.O.-externaat in West-Vlaanderen, gevoegd bij een gewone lagere school. De (gemeentelijke) gemengde kleuter- en lagere school had maar één klas meer en werd om pedagogische redenen met ingang van 1 september 1959 afgeschaft. Adolf Vanneste werd onderwijzer in het zesde leerjaar van het SintMicnielsgesticht. Tijdens zijn' lange loopbaan was hij niet enkel schoolhooid van de gemeenteschool; hij kan er zelfs prat op gaan in alle vrije lagere jongensscholen van Tielt les gegeven te hebben. Van dit schooljaar af kwam er ook een herstructurering van de klassen. Het gevolg was dat de klassen van de eerste en tweede graad naar de «satel liet» afdelingen in de stad verhuisden en uit de Sint-Michielsafdeling ver dwenen. ’ De lagere afdelingen van het college telden 606 leerlingen : 590 in het lager onderwijs en 16 in het buitengewoon lager onderwijs. O.-L.-Vrouwafdeling, met 1ste, 2de, 3de en 4de leerjaar. Sinte-Godelieve-afdeling, met 1ste, 2de, 3de en 4de leerjaar. Don Bosco-afdeling, met 1ste en 2de leerjaar. Sint-Michielsafdeling, met 5de, 6de en 7de leerjaar. En één recuperatieklas buitengewoon lager onderwijs. 196061 : In het lager onderwijs waren er 586 leerlingen waarvan 60 internen verdeeld over 21 klassen, het B.L.O. met twee klassen en 29 leer lingen. Tijdens dit schooljaar en ook tijdens het volgend werd voor het eerst een bijzondere prijs voor «Studiewerkzamheid» toegekend. Na twee jaar zag men er van af. 141
47. De pioniers van de Don Bosco-afdeling. 4de leerjaar 1961-62. Klastitularis: Roger Berthier. Zittend, v.l.n.r. : Roger Van Bruwaene, Frederik Vandervennet, Roland Moerman, Antoon Huvaere, Johan Spiessens. 2de rij, v.l.n.r. : Arseen Dejonckheere, Lucien Neirynck, Hubert Pattyn, Robert Braekevelt, Willy Bouckaert ( + ) en Daniel Van Walleghem. 3de rij, v.l.n.r. : Raf De Buck, Roger Berthier, GĂŠrard Houtteman.
48. 4de leerjaar Don Bosco-afdeling 1964-65. Klastitularis : Roger Berthier. Zittend, v.l.n.r. : Patrick De Vlieger, Toni Vandendriessche, Geert Van Walleghem, Eddy Galle, Johan Biebuyck, Johny Claus, Geert Borms, Gabriel Callens, Daniel De Roo, Ronny Desmet ( + ). 2de rij, v.l.n.r. : Eddy Bollez, Paulin Eelbode, Norbert. Gotelaere, Bernard Van de Velde, Guido Braekevelt, Godfried Bovijn, Guido Vanluchene, Bart Neirynck, Etienne Neirynck, Eddy Van Hecke, Patrick Standaert, Christiaan Spiessens. 3de rij, v.l.n.r. : Roger Berthier, E.H. Gilbert Verhamme, GĂŠrard Houtteman, Luc Neyt en Raf De Buck.
Bijzondere «Prijzen Studiewerkzaamheid» O.-L.-Vrouwafdeling : lste leerjaar: Rik Teerlinck 2de leerjaar: Jaak Ranschaert 3de leerjaar : Geert Derammelaere 4de leerjaar: Paul De Coninck
Tielt Tielt Tielt Tielt
Sinte-Godelieve-afdeling : lste leerjaar: Patrick Van de Walle 2de leerjaar A: Luc Vanden Bulcke 2de leerjaar B : Rudi De Brabandere 3de leerjaar: Antoon Wostyn 4de leerjaar A : Reynold Lootens 4de leerjaar B : Jean-Pierre Vande Maele 5de leerjaar: Eric Vandendriessche
Tielt Tielt Tielt Tielt Tielt Tielt Tielt
Don Bosco-afdeling : lste leerjaar: Eric De Bruyne 2de leerjaar: Richard Neirynck 3de leerjaar : Antoon Huvaere
Tielt Tielt Tielt
Sint-Michielsafdeling : lste B.L.O : Roland Lannoo 2de B.L.O. : Jacques Lammerant 5de leerjaar B : Luc Verstraete 5de leerjaar C : Herman De Bel 6de leerjaar A : Frans Verhelst 6de leerjaar B : Norbert Ally 6de leerjaar C : Eric Meulebrouck 7de leerjaar A : Noël De Waele 7de leerjaar B : Paul Schepens 7de leerjaar C : Mare Maenhout
Ruddervoorde leper Tielt Wingene Tielt Tielt Tielt Kruiskerke Wingene Lotenhulle
1961-62 : Om het Buitengewoon Lager Onderwijs te kunnen onder brengen werd in de Kortrijkstraat het huis Loontjens aangekocht. Nu is daar het warenhuis Nopri gebouwd. In dit oude gebouw werden vier B.L.O.-klassen ingericht en twee klassen van de Sint-Michielsafdeling. Op 12 januari 1962 werd E.H. Verstraete benoemd tot deken van Torhout. Hij verliet het college op 31 januari en werd opgevolgd door E.H. Jozef Vancraeyeveldt, leraar in de poësisklas aan het college van Tielt. (150). 143
50. Don Bosco-afdeling.
De bijzondere prijzen studiewerkzaamheid voor dit jaar waren : Onze-Lieve-Vrouwafdeling : lste leerjaar : Mare Delafonteyne 2de leerjaar: Patrick De Vlieger 3de leerjaar: Jaak Ranschaert 4de leerjaar: Ghislain Sabbe
Tielt Pittem Tielt Ingelmunster
Sinte-Godelieve-afdeling : lste leerjaar : Geert Deraedt 2de leerjaar: Patrick Van de Walle 3de leerjaar A: Luc Vanden Bulcke 3de leerjaar B : Rudi De Brabandere 4de leerjaar: Cyriel De Jaegere 5de leerjaar: Carlos Heytens
Tielt Tielt Tielt Tielt Tielt Tielt
Don Bosco-afdeling : lste leerjaar: Guido Braekevelt 2de leerjaar : Eric De Bruyne 3de leerjaar : Patrick De Bruyne 4de leerjaar : Robert Braekevelt
Tielt Tielt Tielt Tielt
Sint-Michielsafdeling : 5de leerjaar B: Jean-Pierre Vande Maele 5de leerjaar C: Waker Van Luchene 6de leerjaar A: Filip Vandevijvere 6de leerjaar B : Eric De Mey 6de leerjaar C : Herman De Bel 7de leerjaar A: Eric Dâ&#x20AC;&#x2122;Hulst 7de leerjaar B : Waker De Meyer 7de leerjaar C : Carlos Dâ&#x20AC;&#x2122;Halluin
Tielt Tielt Marialoop Hertsberge Wingene Meulebeke Aarsele Pittem
Buitengewoon onderwijs: lste leerjaar : Luc Patfoort 2de leerjaar: Mare Ruysschaert 3de leerjaar : Wilfried Hoste 4de leerjaar: Eddy De Groote
Pittem Brugge Zedelgem Knokke
145
196263 : Op 1 september 1962 richtte ook het instituut Regina Pacis te Tïelt een B.L.O.-klas op voor meisjes. 196364: In de O.-L.-Vrouwafdeling werd de speelplaats vernieuwd. Op de plaats van de oude galerij bouwde men twee nieuwe lokalen. Daar om kwam de galerij aan het einde van de speelplaats, daast de turnzaal. 196465 : In zes jaar tijd was het buitengewoon onderwijs uitgegroeid tot vijf volwaardige klassen met in totaal 67 leerlingen. De lagere afdelingen telden 649 leerlingen verdeeld over 25 klassen. 196667 : Wegens plaatsgebrek in de Sint-Michielsafdeling bleven de vijfde leerjaren ondergebracht in de verschillende afdelingen in de stad. Daarom diende alleen de Don Bosco-afdeling uitgebreid te worden. De turnzaal werd als klas ingericht voor het vijfde leerjaar. De turnles werd buiten gegeven tot na de kerstvakantie. Door deze uitbreidingswerken kreeg de Don-Bosco-afdeling op de gelijkvloerse verdieping een ruime turn zaal en twee klassen bij op de eerste verdieping. 196768 : Dit schooljaar telde het grootste aantal leerlingen dat de lagere afdelingen van het college ooit telde, nl. 697. Om allerhande redenen werd besloten het internaat geleidelijk af te bouwen. Eind schooljaar 71-72 was het internaat definitief opgedoekt. 197273 : Met de benoeming van E.H. Jozef Dejonghe tot medepastoor te Sint-Kruis-Brugge (H. Kruisparochie) verdween de functie van priestersurveillant aan de Sint-Michielsafdeling. E.H. Jozef Dejonghe verliet het college op 1 september 1972. In het kader van de rationalisatie van het bui tengewoon lager onderwijs ging men over tot de fusie van de twee B.L.O.afdelingen uit het college en Regina Pacis tot één autonome school. Alle vrije lagere scholen van Tielt zijn in dat schoolcomité vertegenwoordigd. De verbouwing van de grote kapel aan de Peperstraat vroeg van de twee beschermscholen, waaruit het B.O. ontstond, zware financiële offers. Vijf leerkrachten verlieten het college voor deze school : Robert Tack, Henri Mullebrouck, Bertrand Derudder, José Vermeire en Paul Santens. Robert Tack werd benoemd tot schoolhoofd van deze «vrije gemengde SintPietersscbool». 197374 : Begin 1971-72 was al één van de twee zevende leerjaren wegge vallen. Toen bij de aanvang van het schooljaar 1973-74 voor de vierde graad geen subsidies meer voorzien waren, werd ook het andere zevende leerjaar niet meer ingericht. 197475 : De H. Valère De Volder,schoolhoofd van de lagere afdelingen van het college, ging op 1 september 1974 met ziekteverlof en werd door de 146
H. Georges Teerlinck vervangen. Op dat ogenblik zag de toestand van de lagere afdelingen er als volgt uit: 24 klassen met in totaal 561 leerlingen. Leerkrachten O.-L.-Vrouwafdeling : lste lj. Henri De Spenter, 2de Ij. A. Freddy Baert, 2de lj. B Alfons De Cock, 3de lj. Albert Verbeke, 4de lj. A. Etienne Braekevelt en 4de lj B Joris Uyttenhove. Leerkrachten Sinte-Godeheve-afdeling : lste lj. Leon Vandenberghe, 2de lj. A Robert De Craemer, 2de lj. B Walter Vanpoelvoorde, 3de lj. Leon Vanlancker, 4de lj. A. Leon Van Damme, 4de lj. B. José Wambeke, 5de lj. A Willy Tack en 5de lj. B Georges Debacker. Leerkrachten Don-Bosco-afdeling : lste lj. Luc Neyt, 2de lj. Raf De Buck, 3de lj. Gérard Houtteman, 4de lj. Maurits Gernaey en 5de lj. Roger Berthier. Leerkrachten Sint-Michielsafdehng : 5de lj. Jozef Tytgat, 6de lj. A. Michel Balduck, 6de lj. B Jozef Vanden berghe, 6de lj. C Gaby Debusschere en 6de lj. D Luc De Rock. Bijzondere leermeesters : - Godsdienst: E.H. Gilbert Verhamme ( + ), E.H. Maurits Vertriest, E.H. Robert Declercq en E.H. André Monstrey. - Lichamelijke opvoeding: Daniel Van Severen. 1975-76 : Bij de aanvang van dit schooljaar werden in onze school als experiment twee aanpassingsklassen opgericht. Taakleraars : Robert De Craemer voor de Sinte-Godeheve-afdeling en Joris Uyttenhove voor de O.-L.-Vrouw- en Don-Bosco-afdeling. Bij de aanvang van het schooljaar 1979-80 werd dit initiatief wettelijk bekrachtigd. 1980-81 : Al tijdens de vorige schooljaren waren plannen gesmeed om de lagere afdeling Sint-Michiel onder te brengen in een nieuwbouw, volle dig afgescheiden van de middelbare- en landbouwafdelingen. Daarom werd aan het eind van de speelplaats van het lager middelbaar, loodrecht op de bestaande gebouwen, een volledig nieuw complex ingeplant. In juni 1980 had de grote verhuizing plaats, zodat het nieuwe schooljaar zonder veel tijdverlies kon starten in de nieuwbouw. Naast een bureel voor de directeur zijn er zes ruime klassen, een projectie- en vergaderzaal, een archiefkamer en een bergplaats. Van de oude gebouwen van het Sint-Michielsgesticht, opgetrokken in 1842 onder de naam ‘Institut Saint-François’, wordt enkel nog de gelijk vloerse verdieping door de landbouwschool gebruikt. Daar de klaslokalen niet meer voldoen aan de essentiële eisen van veiligheid en hygiëne blijft het voorlopig een open vraag wat er in de toekomst met dit gebouw zal aangevangen worden. Het zou nochtans jammer zijn, mocht ook dit stuk collegehistoriek verdwijnen. Voor een volledig overzicht van alle leerkrachten 1949-1983, zie bijlage VIL 147
51. Onderwijzend personeel van de lagere afdelingen van het Sint-Jozefscollege, 1980-81. Zittend, v.l.n.r. : E.H. Robert De Clercq, Roger Berthier, Georges Teerlinck, E.H. Jozef Vancraeyeveldt, Leon Van Damme, Waker Van Poelvoorde, E.H. Guido Samoy en Leon Vandenberghe. Tweede rij, v.l.n.r. : Robert De Craemer, Eddy Strosse, Luc Derock, Mare Tassaert, Gaby Debusschere, Jan Vandenberghe, DaniĂŤl Van Severen, GĂŠrard Houtteman, Ronny Decocker, Filip Vanlancker, Lode Verstraete en Jozef Vandenberghe. Derde rij, v.l.n.r. : Georges Debacker, Bart Braekevelt, Geert Wittevrongel, Raf De Buck, Freddy Baert, Henri De Splenter, Luc Neyt en Maurits Gernaey. Waren afwezig: E.H. Stefaan Dusselier en Leon Vanjancker.
BIJLAGE 1 : A.C.T., 491 Prospectus Institut Saint-François. Institut Saint-François bestuurd door de Paters Recolletten te Tielt. Het is vooral met het doel ons nuttig te maken voor de bewoners van de stad dat we deze instelling hebben geopend. Zij dient als eigenlijke Franse school, en alhoewel totaal gescheiden van het college, is zij onderworpen aan dezelfde directie: dat is voldoende om te zeggen dat dezelfde geest aan de basis ligt van het opvoedings- en onderwijssysteem dat wij op het oog hebben. Worden er onderwezen : de christelijke leer, lezen en declameren, de Franse en Vlaamse taal, de briefstijl, de geschiedenis, de aardrijkskunde, de stelkunde, de handel, het schoonschrift, het tekenen, het lijntekenen en de vocale muziek. De Franse taal is deze waarvan de leerlingen in al hun conversaties moeten gebruik maken. Geen enkele zorg wordt nagelaten om ze te wen nen aan een zuivere, gemakkelijke en correcte manier te spreken. Noch tans, voor wat betreft het onderwijs, wordt de Vlaamse taal er behandeld met al de attenties die een moedertaal verdient en terzelfder tijd de meest gebruikte is van onze Provincies. De inrichting aanvaardt slechts kinderen die voldoende juist het Vlaams kunnen lezen en schrijven. Mocht na enige proeftijd de leerling onbekwaam gevonden worden met succes de cursussen te volgen, dan zal men er voor zorgen de ouders erover in te lichten. De leerlingen worden geobserveerd tot in hun meest onverschillige gedragingen. Om de onwillige leerlingen terug tot de orde te roepen, wordt er eerst gebruik gemaakt van zachtheid en overtuiging. Mochten deze middelen ontoereikend zijn, dan gebruikt men redelijke en aan de fout aangepaste straffen. Nochtans zal men niet dralen elke slechte leerling uit de Instelling te verwijderen zoals leerlingen waarvan de voor beelden en uitlatingen een slechte invloed op hun medeleerlingen zouden kunnen uitoefenen. Een lokaal even ruim als luchtig, een zeer ruime speel plaats, speeltijden en goed geordende wandelingen, zijn de waarborgen be stemd om de ouders gerust te stellen over onze zorg voor de gezondheid van onze leerlingen. Bij bijzondere toelating van Mgr. de Bisschop van Brugge, kunnen de leerlingen voldoen aan hun religieuze verplichtingen in de kapel van de Inrichting. Aan de ouders wordt dringend gevraagd met ons samen te werken opdat de kinderen die ze ons willen toevertrouwen, zich voegen naar de geest en de tucht van het Instituut. De ervaring bewijst dat van deze samen werking grotendeels het welzijn en de vooruitgang van de leerlingen afhangt. Met Kerstmis alsook voor de vakanties worden de ouders ingelicht over de gezondheid, de toewijding en het gedrag van hun kinderen. 149
Voorwaarden Prijs van het schooljaar: 36 fr. betaalbaar vooraf en in vier termijnen: de 2de dinsdag van oktober, de 3de dinsdag van december, de 2de dinsdag van maart en de 1ste dinsdag van juni. Men betaalt bovendien 5 fr. bij de eerste termijn voor kosten van verwarming en verlichting alsook voor het onder houd van een bibliotheek ten gebruike der leerlingen. Elke begonnen termijn wordt in zijn geheel betaald. In geval van ziekte of andere dergelijke gedwongen afwezigheid die meer dan drie opeenvol gende weken duurt, zal men de prijs aanpassen. Men betaalt niet voor het aanvaarden van de leerling, voor het feest van de Principaal, noch voor het feest der leraars. De vakanties duren drie weken met Pasen en zes weken met HalfOogst. Het schooljaar wordt besloten met een plechtige prijsuitdeling. Uniform der leerlingen: een zwart linnen pet met klep, en omzoomd met een fluwelen band, zelfde kleur, - een bloes van gestreepte blauwe stof; een riem van vernist leder, met stalen gesp; - een lange broek van zwart lin nen - ’s zomers een strohoed voor de zondagen en de dagen van wandeling. Pater Ildefonse, directeur. BIJLAGE II Opstandig feit, voorgevallen in de gemeentelijke betalende lagere jongensschool. Op zondag 26 juni 1870 had er in de gemeentelijke betalende lagere jon gensschool een twist plaats tussen Victor Verkinderen, onderwijzer aan de twee hoogste afdelingen en Victor Bruneel, een van zijn leerlingen! Tijdens de zangles zat Victor Bruneel te lachen, waarop de onderwijzer hem zijn straf vroeg die hij de vorige zaterdag gekregen had. Aanvankelijk vond Bru neel ze niet en toonde «een enkele bladzijde expediée» (lopend schrift). Na een korte discussie werd Bruneel naar de speelplaats gestuurd, waarbij Ver kinderen een handje hielp en Bruneel bij zijn jas nam. Daarop draaide Bru neel zich om en gaf Verkinderen een duw. Aanstonds ontstond een gevecht tussen Bruneel en zijn onderwijzer. Verkinderen overmeesterde hem en droeg hem naar buiten waar het gevecht voortduurde. Door het geroep kwam onderwijzer Pauwels toegesneld en trok Bruneel van Verkinderen. Toen is Bruneel naar de klas teruggekeerd om zijn boeken te halen en is naar huis gegaan. Dat Bruneel een lastige jongen was blijkt uit de verklaring van hoofd onderwijzer De Slypere. Hij had immers Bruneel in klas gehad als leerling van de kosteloze school. Iedere onderwijzer had veel geduld moeten opbrengen voor Bruneel. Nu werd hij beticht van ongehoorzaamheid en openbare opstand tijdens de les. Hoofdonderwijzer De Slypere wenste dan ook, dat Bruneel de toegang tot de school ontzegd werd. 150
Maar Bruneel diende tegen Victor Verkinderen klacht in. Hij ver klaarde dat hij veracht, misprezen en mishandeld werd. Hij was zelfs oog getuige geweest van de mishandeling van o.a. Fr. Bauwens, J. Coussens, H. Van Ootteghem, J. Donego en A. Braekeveldt. In hoeverre de verklaring van Bruneel juist is en of er ooit een gevolg gegeven werd aan deze klacht konden we in de archiefstukken niet terug vinden. Feit is dat Victor Verkinderen op 22 juli 1871 ontslag nam. BIJLAGE III Overzicht van de elkaar opvolgende schoolhoofden aan de gemeenteschool op de Lakenmarkt. Wegens zijn wankele gezondheid werd E. De Slypere in december 1884 vervangen door G. Catry die destijds van ambtswege benoemd werd en nu in ‘beschikbaarheid’ stond bij gebrek aan leerlingen. De Slypere vroeg op 3 juni 1885 zijn pensioen aan en zijn ontslag werd aanvaard vanaf 30.11.1885. Gustave Catry werd het nieuwe schoolhoofd van de gemengde gemeentelijke lagere school. Hij bleef zijn functie waarnemen tot 1 mei 1926. Achiel Maes werd tijdens de zitting van 8 mei 1926 benoemd tot nieuw schoolhoofd van de gemeentelijke gemengde lagere school. Hij nam op 9 oktober 1945 ontslag. Waarnemend schoolhoofd werd Henri Eeckhout. Adolf Vanneste kreeg zijn benoeming als laatste schoolhoofd van de gemengde school tij dens de zitting van 8 november 1945. De gemeentelijke gemengde lagere- en bewaarschool, bestaande uit slechts één klas, werd met ingang van 1 september 1959 afgeschaft. Deze beslissing van de gemeenteraad werd bij K.B. van 21 oktober 1959 goedge keurd. De Heer A. Vanneste werd vanaf het schooljaar 1959-60 onderwijzer aan de lagere school van het college. Hij nam per brief van 10 oktober 1960 ontslag als schoolhoofd. BIJLAGE IV Prospectus St.-Michielsgesticht 1882. Het Sint-Michiels-Gesticht bestierd door priester, heeft voor oogwit, eerst en vooral eene christelijke opvoeding aan de kinders te bezorgen. Zooveel mogelijk ook tracht men er den geest van familie te bewaren en uit te breiden. Alles : Vlaamsch, Fransch enz., met al de bijgevoegde leertakken, zooals brievenstijl, reken- en cijferkunde, maten en gewichten, gewhjde en 151
Belgische geschiedenis, aardrijkskunde, enz., wordt in het gesticht aange leerd, op zulke wijze dat er de leerlingen bekwaam gemaakt worden tot de latijnsche of professionele studiën. Met den H. Godsdienst voor grondslag, tracht men aan de kinderen niet alleen grondige kennissen en leering, maar ook treffelijke en deftige opvoeding te geven; welgemanierdheid en beleefdheid, netheid en orde tracht men er te doen bestaan. Geene moeite wordt van wege de meesters gespaard, om goede zeden, goeden geest in het gesticht te doen heerschen, en om den inborst van eiken leerling in ’t bijzonder te vormen. De zorge voor de gezondheid en voor het uitbreiden der lichaams krachten wordt niet veronachtzaamd. Regelmatig geeft men lessen van houding en van beleefdheid, alsook lessen van zang en muziek. Voor kin deren die flauw van gezondheid zijn, wordt bijzondere zorge gedragen, zooveel als het de ouders kunnen begeeren. Het zijn Zusters Religieuzen die met den keukendienst en de zorge voor den dortoir of slaapkamer der leerlingen belast zijn; de zusters ook dragen bijzondere zorge voor het lijn waad en de kleederen der jongere leerlingen. ’t Is hetgeen ongetwijfeld aan de famihen alle vertrouwen moet inboe zemen. In het Gesticht aanveerdt men de kinderen van op hun zesde jaar. Voorwaarden Het kostgeld is 400 Frank per jare, voor de leerlingen onder de eerste Communie, en 425 frank voor de andere. Men betaalt op voorhand, viermaal ’s jaars: met Oktober, den 15 December, den 1 Maart en den 1 juni. Als er verscheidene broeders terzelfder tijde m het pensionnaat wonen, krijgt de tweede 25 fr. en de derde 50 fr. afslag. De halve tafel betaalt 275 fr. bij jare. De leerling die in de loop van eenen trimester het Gesticht verlaat, heeft geen recht op afslag, ziekte alleen uitgenomen, en dan nog begint de afrekening slechts na 14 dagen afwezigheid. Indien een leerling in een ander gesticht heeft uitgewoond, moet hij een getuigschrift van goed gedrag mede hebben. Men betaalt 5 fr. inkomstgeld, - Jaarlijks fr. 2,50 voor het onderhouden der bibliotheek. - Alle 3 maanden fr. 3,50 voor slaapkamer, beddebehangsels, kassen, lessen van muziek en houding. Benevens al wat er tot eene betamelijke kleedij vereischt wordt, moet de leerling de volgende voorwerpen medebrengen : Lepel en vork in zilver, en mes; tafeldoeken, handdoeken, matras, onder bed, hoofdeinde en oorkussen, 3 paar lakens, 2 sargien en witte sprei, alsook witte overtreksels voor hoofdeinde en oorkussen. De bedden zijn 180 centimeters lang en 90 breed. Al het goed moet geteekend zijn met den nummer die den leerling wordt aangewezen. 152
Op aanvraag der ouders zorgt het gesticht : Voor wasschen en vermaken, mits 10 frank elke trimester Voor beddegoed, mits 4 frank elke trimester. De ouders ontvangen alle 3 maanden een bewijsschrift waarin de staat van gezondheid, het gedrag, de neerstigheid en den voortgang hunner kin deren kenbaar gemaakt is. Alle briefwisselingen zijn door M. den Directeur nagezien. Tweemaal ’s jaars is er schoolverlof. Het groot verlof begint omtrent Onze Lieve Vrouw Hemelvaart en duurt tot het begin van Oktober; het klein begint den tweeden Paaschdag en eindigt den 3° Woensdag na Paschen. Daarenboven staat Zijne Hoogwaardigheid de Bisschop nog vijf dagen verlof toe, ter gelegenheid van nieuwjaar. Voor nadere inlichtingen of ver dere uitleg, men gelieve te bevragen bij den eerw. Heer bestuurder. A. De Siere. BIJLAGE V Verslag van deken C. Verraes: de toestand van de Tieltse katholieke scholen in 1885. Een episode van de schoolstrijd onder de wet van 20 september 1884. 1. Qua organisatie werd tijdens de parochieraad van 4.9.1884 beslist dat : a . de jongensscholen van het centrum, Sint-Michiel en St.-Godelieve, zou den bestuurd worden door E.H. Desiere, directeur van het SintMichielsinstituut. Er werd overeengekomen tussen de heer deken, voorzitter van de raad, en de heer principaal Busschaert, dat laatstge noemde alle uitgaven en inkomsten van deze scholen zou dragen, tegen een vaste subsidie van 7000 fr. De stad zou deze betalen en de deken stond ervoor borg. b. de scholen voor de arme meisjes, gevestigd in het lokaal van de Heilige Johannes de Doper en tot dan toe met veel zorg en toewijding bestuurd door de zusters Apostolinnen, zouden overgaan naar de Dames van Biervliet. Laatstgenoemden hadden voor de erkenning van hun kweek school een oefenschool nodig: hun oude hoeve (het huis Siska Vriese) was door de inspectie afgekeurd en was te dicht bij het stedelijk kerkhof gelegen. De Dames vroegen als enige vergoeding aan de stad het lokaal, dat op de eerste verdieping als gemeentelijke meisjesschool had gediend, met de schoolbenodigdheden, verwarming en verlichting plus de even tuele prijsuitdelingskosten. Niets meer dan dat. A. Desiere kreeg dan op aandringen van de raad, het voorste gedeelte van het gebouw, dat als woonhuis voor de hoofdonderwijzeres had gediend, de tuin en de klassen op de gelijkvloerse verdieping in huur, tegen 40 fr. per jaar. Hij vestigde er de Sinte-Godelieveschool, die tot 153
dan toe in de serres en de tuin van de H. Afgevaardigde Mulle de Terschueren aan de Ieperstraat gehouden werd. A. Desiere gebruikte de gebouwen als logies voor de lekeleraars en enkele leraars van het Tieltse college. De onderwijzers van de lagere school kregen bovendien nog gratis maaltijden in het Sint-Michielsinstituut. Ze werden 400 fr. uitbetaald met uitzondering van de heren Pollet en Vermeersch, die bij burgers inwoonden en 1200 fr. kregen. c . de scholen, bestuurd .door de Zusters van het Geloof, werden door de stad tegen het vaste bedrag van 4000 fr. per jaar aangenomen, d. de kleuterschool van de zusters Apostolinnen werd aangenomen tegen een subsidie van 1500 fr., mits er nieuwe lokalen gebouwd werden, wat in 1885 gebeurde. Dit alles gebeurde op aanraden van de Heer Minister Jacob, die een bericht, in potlood geschreven, liet afgeven : «Gemengde gemeentelijke school, met onderwijzer en hulponderwijzers; al de rest aanvaard». 2. Problemen
a . Oorsprong We liepen dus flink op de gebeurtenissen vooruit, in afwachting van regeringsmaatregelen. A. Desiere had op ons bevel de aanneming van een school met twee secties gevraagd. De inspecteur gaf hem de papie ren terug en zei dat er twee scholen waren en dat er voor elk van hen een afzonderlijke aanvraag moest ingediend worden. A. Desiere splitste dan de school, zonder met ons te overleggen, en liep in de valstrik ! Op 5 mei kwam een ministerieel spoedbericht, daterend van 22 april 1885, met de vermelding dat de Sint-Michielsschool kon aangenomen wor den, daar ze aan alle voorwaarden van de wet voldeed. Voor de SteGodelieveschool was dat niet het geval, aangezien ze niet voldeed aan de eerste voorwaarde van art. 9 van de wet, namelijk dat ze geen onder richt gaf aan arme kinderen en uitsluitend openstond voor betalende kinderen. Dat was een grove leugen, want A. Desiere had wel degelijk vermeld, dat ze toegankelijk was voor iedereen, en dat er werkelijk in de Ste.-Godelieveschool elf niet-betalende leerlingen waren. A. Desiere stuurde via de gemeenteraad dit antwoord aan de Minister, maar om een of andere reden kwam de brief nooit ter bestemming. Er kwam een nieuw ministerieel schrijven op 22 juli 1885, gericht aan het gemeente bestuur. Daarin wordt gezegd, dat wegens het vertrek van de heren Vanhoutteghem en Vanpoucke, zijn niet gediplomeerde vervanger, de aangenomen Sint-Michielsschool niet meer aan de wet voldeed. Er moest dus een gediplomeerde vervanger aangesteld worden.
154
Voor wat betreft de verandering in de Sinte-Godelieveschool, dit staat geheel buiten die zaak, gezien het ministerieel schrijven van 22 april zegt dat ze niet aangenomen is: dat bijgevolg geen enkele subsidie kan toegekend worden aan die school, en dat de gemeenteraad opnieuw de voordelen moest vastleggen die men wou toekennen aan de enige aange nomen school, bestuurd door de heer Desiere. Deze nieuwe brief werd aan de H. Desiere overgemaakt, die er zonder gevolg op antwoordde. De gemeenteraad behield de subsidie van 7000 fr. maar de aanneming kwam er maar niet door. Intussen werd de heer Desiere overgeplaatst naar de school van Wervik en het hele dossier werd aan mij overge maakt, hoewel ik er niets van af wist... b. Door de welwillende tussenkomst van A. Mulle de Terschueren, die persoonlijk met de gouverneur ging spreken, kwamen wij te weten, dat het enige middel om uit de moeilijkheden te geraken erin bestond, de volledige lijst van de arme kinderen die tot 30 juni 1885 kosteloos onderwijs genoten hadden in onze scholen, naar de gouverneur te stu ren. Deze lijst kon opgemaakt worden in vergelijking met de lijst van de hulpbehoevenden die zich op het stadhuis bevond en die goedgekeurd was door het gemeentebestuur. Men vergat echter deze reglementaire lijst te versturen. Spijtig genoeg had het stadhuis voor het jaar 1885 geen geldige lijst opgemaakt en nu moest men die gevallen in alle scholen napluizen, wat veel tijd in beslag nam. Dit duurde ongeveer een maand. Dan was het nog wachten op de vergadering van de gemeenteraad voor de goedkeuring. Vervolgens bleef het geheel nog een paar weken liggen in de burelen van de Provincie, niettegenstaande ons voortdurend aan dringen. Eindelijk kwam het voor in de Bestendige Deputatie op 1 december 1885 : het geheel werd goedgekeurd en de bijdrage van de pro vincie werd bepaald, maar het dossier van aanneming moest nog wach ten op het advies van de inspectie. c. Nieuwe moeilijkheid : Een nieuwe tegenvaller voor ons was dat het de stad verboden werd, in die brief van 22 juli, verder subsidies te betalen. Daardoor beschikte het comité over geen fondsen meer, zodat de onderwijzers zonder vergoeding voor de laatste twee trimesters op vakantie moesten. Opgeschrikt door die vertraging, de wankele betalingen en ook wel door het verwijderen van een onderwijzer uit het St.-Michielsinstituut wilde de heer principaal Busschaert de leiding van de hogergemelde scholen met meer op zich nemen of de verantwoordelijkheid naar zijn schoolhoofd afschuiven. Het schoolcomité moest dus onmiddelhjk in werking treden vooraleer het lopende schooljaar ten einde was en voor aleer A. Desiere ontslag had genomen. De onderwijzers, ontevreden omdat ze niet betaald werden, vroegen weddeverhoging. Nieuwe onderwijzers aanwerven werd erg moeilijk, niemand wilde een functie aanvaarden en men moest er vrede mee nemen een monitor van 15 jaar aan te stellen. 155
De onderwijzers moesten dan nog bij burgers gaan in wonen, gezien ze niet meer aan tafel toegelaten werden in het Sint-Michielsinstituut en daar men ze niet meer alleen wilde laten logeren in Sinte-Godelieve (Cromwal). Het wachten beu vergaderde de raad op 14 november. Men benoemde onderpastoor Dewilde tot directeur van de stedelijke katholieke jon gensscholen, zoals men vroeger onderpastoor Samper op die post had benoemd. Van zodra de aanneming van het vorige schooljaar zou gere geld zijn, zou A. Desiere zijn ontslag geven, en zou een onderwijzer, bij voorkeur A. Vermeersch, de aanneming van de scholen vragen tegen nog te bepalen voorwaarden. d. Nog meer problemen ! De onderwijzer Pollet, die, zoals hij zei, zeker heid wilde voor zijn toekomst, kwam in opstand, staakte, verliet de klas zonder toelating, ondanks het feit dat ik hem duidelijk gezegd had dat de nieuwe directeur E.H. Dewilde was en dat hij hem in alles moest gehoorzamen. Hij doorkruiste Torhout, Brugge, Kortrijk, Roeselare, naar zijn zeggen op zoek naar een wedde van 1600 tot 1800 fr., dit op het moment dat de raad hem alles toegekend had wat hij vroeg. Hij Jiad dat trouwens beves tigd op 26 augustus, ter gelegenheid van een klasbezoek, maar hij wilde tot directeur benoemd worden. e. Niets vorderde nog. We gaven opdracht aan M. Loontjens bestendige afgevaardigde, op de burelen van de provincie na te gaan welke de oor zaak was van die vertraging, N. Beyaert vroeg hem schriftelijk «o/A. Desiere reeds zijn ontslag had gegeven en of de nieuwe aanvraag tot aanne ming reeds was voorgelegd aan de gemeentelijke administratie ?» Er was haast bij, zoniet zouden dezelfde moeilijkheden zich voordoen bij de nieuwe aanvraag tot aanneming. Men haastte zich. De gemeenteraad moest ’s anderendaags bijeenkomen om 3 uur. Nog vóór 1 februari, werd er een spoedbericht naar Wervik gestuurd om het ontslag van A. Desiere te melden. Ondertussen maakte ik de stukken klaar die noodza kelijk waren voor de aanneming : een «annexe A», en een brief waarin Alois Vermeersch, opvolger van A. Desiere, een aanvraag deed voor : 1° De aanneming van de vrije jongensschool van de stad Tielt (centrum) in twee afdelingen, St.-Michiel en Ste.-Godelieve, dit tegen dezelfde voorwaarden als onder het bewind van A. Desiere en overeenkom stig de wet van 20 september 1884. 2° De huur van het gedeelte van de Gemeentelijke Meisjesschool (Cromwalstraat), dat vroeger door A. Desiere gebruikt werd. ’s Anderendaags, op 24 november, kwam de gemeenteraad in spoedzit ting bijeen en keurde er eenparig de aanneming van de jongensschool goed, zowel voor de betalende als niet-betalende leerlingen. A. Ver meersch werd er directeur. Die beslissing werd onmiddellijk naar Brugge doorgestuurd door schepen Boone. 156
Op 8 december kwam de zaak voor bij de bestendige deputatie, die alle stukken naar de inspecteur doorstuurde, om de eenvoudige reden dat we die niet geraadpleegd hadden om de zaak sneller af te handelen. De inspecteur maakte geen opmerkingen, en op 14 december keurde de bestendige deputatie de lijsten goed van de kinderen, die recht hadden op gratis onderwijs en dit zoals de gemeenteraad ze had opgesteld. Ze brachten ook een gunstig advies uit, wat de aanvraag tot aanneming betrof. f. Maar eens te meer kwam er geen schot in de zaak, tot A. Mulle de Terschueren zich naar het kabinet van de minister van onderwijs begaf, ’s Anderendaags antwoordde de kabinetschef, Beco, hem schriftelijk, dat «de aanneming van de school van A. Desiere, zowel de betalende als de kos teloze, regelmatig en overeenkomstig de wet was verklaard, maar dat de brief waarin A. Desiere ontslag vroeg wegens het vertrek van Vanhoutteghem niet in het dossier voorkwam. Men wist ook dat die brief was blij ven liggen in de provincie, zodat men besloot een herinnering naar de heer gouverneur te zenden. Zodra deze hoge ambtenaar voormelde brief naar Brussel zou verstuurd hebben, zou er schot in de zaken komen. Om snel te handelen werd die brief van Beco door de heer Loontjens naar de provincie gebracht. Men antwoordde er dat de brief van A. Desiere in Brussel was, dat die nooit in Brugge was aangekomen en dat de gouverneur over het bestaan van die brief was ingelicht door een ministerieel spoedschrijven. Daar de zaken niet meer vooruitgingen, wendde A. De Terschueren zich opnieuw tot de minister en ’s anderendaags antwoordde Germais hem dat alles in orde was en klaar voor verzending, maar dat de gouver neur van West-Vlaanderen op 2 december met een spoedbestelling had laten weten dat A. Desiere ontslag had genomen en de directie van zijn gratis school had overgelaten aan zijn hulponderwijzer die niet gediplo meerd was, en dat men op het dossier wachtte om zich definitief uit te spreken. De uitdrukking gratis school viel ons onmiddellijk op en we schreven een brief naar de provinciegouverneur om te protesteren tegen een beperkende uitdrukking, die de discussie opnieuw opende en die tegen strijdig was met ,de beslissing van de gemeenteraad. Op 18 januari schreef N. Beyaert naar de H. Loontjens : We hebben zopas een ministe riële spoedzending ontvangen waarin te lezen staat dat de school van A. Desiere aan alle wettelijke aannemingsvoorwaarden voldoet zowel voor betalende als de kosteloze afdeling. De subsidie mag dus zonder aarzelen uitbetaald worden. Gezien het ministerieel spoedschrijven echter spreekt van A. Desiere, alsof hij nog steeds directeur van de school is, en dat. men voor de gratis afdeling geen diploma vereist, (dit was voor ons niet meer nodig omdat de monitor Van Poucke intussen door de gediplomeerde 157
onderwijzer Odent vervangen was) zal men hier wachten om de ministe riële beslissing aan de gemeente over te maken, tot dat die beslissing be krachtigd is door de minister. Wij wachtten geduldig, maar er gebeurde niets. Ten einde raad besliste A. Mulle de Terschueren de zaak eens en voorgoed af te handelen. Op 5 februari ging hij de heer Minister Thonissen opzoeken in de Kamer, die terstond het dossier liet bovenhalen. 3. Hier vinden we de schuligen! (noot van de deken) A. de Terschueren doorbladerde het dossier grondig en ontdekte dat de valse aanduiding van gratis school kwam van de hoofdinspecteur, die schreef «Brugge 30 december 1885. M. De Gouverneur, ten gevolgde de voorschriften terzake, heb ik de eer U de beslissing van de gemeenteraad van Tielt op 24 november 1885 te laten kennen namelijk dat de Heer A. Vermeersch onderwijzer aan de gratis (kosteloze) jongensschool (S. Michiel) te Tielt, aanvaard is als directeur van die instelling ter vervanging van de Heer Desiere die ontslagnemend is. De aanneming van deze school was gebeurd onder de naam van de Heer Desiere. Gezien de Ste.-Godelieveschool een betalende school is, valt ze niet in de kategorie van de scholen die gesubsidieerd zijn door de staat en provincie. Mijn brieven van 5 maart 1885 nr... en de brief van 25 juli nr... hebben betrekking op die zaak. Aanvaard enz...» De hoofdinspecteur.» Ziedaar dus de eerste schuldige. En dan de provinciale administratie die de zaak weer volledig doorneemt en herziet, en onze mensen die dat niet inzien ! Na protest van onze kant, zette de H. Gouverneur alles recht en schreef op 23 januari 1886 volgende brief naar de minister : «Zoals u bemerkt Mr. de Minister, in tegenstelling wat tot nog toe werd geloofd, is er te Tielt maar één aangenomen jongensschool. Maar die school heeft twee afdelingen nogal ongelukkig de Sinte-Godelieveschool en de Sint-Michielsschool genoemd. De eerste van die afdelingen is terzelfdertijd betalend en kosteloos, de tweede is kosteloos». Nu zou je denken dat de ministeriële administratie een brief in die zin voor de minister zou opstellen. Geenszins. Luister liever ! Het dossier bevat dit ongelooflijke stuk : (n.v.d.r. : de losse en soms emotionele commentaar van deken Verraes staat tussen haakjes) (Ontwerp van brief voor de minister) «Brussel, januari 1886. Het spijt me, Mr. de Gouverneur, dat ik uw zienswijze, die deze is van de lokale autoriteit, voor wat betreft het karakter van die twee scholen, met kan bij treden. Niet alleen zijn deze scholen in verschillende lokalen ondergebracht, maar ze vormen afzonderlijke scholen, die elk hun eigen organisatie heb158
ben» (Dat is helemaal onjuist. Wat wel waar is, dat men enkel in de Ste.Godelieveschool het Frans onderricht en dat de armen die de taal koste loos willen leren, er moeten heengaan na de klassen van Sint-Michiel doorlopen te hebben. Indien er niet veel zijn dan komt dat door het feit dat de leerlingen die kosteloos onderwijs genieten de scholen verlaten na de eerste communie, juist op het ogenblik dat ze de Ste.Godelieveschool zouden aankunnen.) «De lokale autoriteiten en de A. Desiere zelf hebben altijd die instellingen als afzonderlijke scholen beschouwd gezien de genoemde directeur voorlo pige vrijstelling van diploma heeft gevraagd voor St.-Michielsschool. Hij heeft dit gevraagd voor een monitor in de St.-Michielsschool ter vervanging van een gediplomeerde. Zie de zaak Vanpoucke. De vrijstelling, op het ogenblik dat er maar twee gediplomeerde onderwijzers meer waren op zes, in de twee scholen wettigt zeker het kosteloos onderwijs met van de afde ling. En de gemeentelijke administratie heeft altijd de inlichtingenstaat afzonderlijk opgemaakt voor de twee instellingen». (Ziedaar de valstrik waarin de inspectie de gemeentelijke administratie en A. Desiere gelokt heeft. Deze laatste stelde oorspronkelijk alles op één en hetzelfde blad op; het is de inspecteur Vernieuwen die het blad aan A. Desiere heeft teruggegeven en hem gezegd heeft : er zijn twee lokalen, er moeten twee lijsten zijn. En het is tegen deze oneerlijke en bedrieglijke manier van doen dat we het ganse jaar gevochten hebben.) «Die scholen mogen dus niet beschouwd worden als afdelingen van het zelfde instituut» (de valsheid van deze bewering werd hierboven bewe zen). «Indien de tegenovergestelde mening aanvaard was, zou men dan zeker twee of meerdere afdelingen in hetzelfde gebouw en onder dezelfde directie moeten beschouwen als één school. Welnu in heel wat gevallen werd de ene of andere afdeling onttrokken aan de controle van de regering». (Maar natuurlijk kunnen de vrije scholen zich laten aannemen of de aanneming niet vragen, net zoals de gemeente de school kan aannemen die ze wil, als ze maar volledig onderwijs verstrekt. Iedere klas moet niet de zes jaar lager onderwijs verstrekken en de klassen moeten niet in het zelfde gebouw gelegen zijn, ze moeten ook niet aanpalend zijn. De wet zegt er niets over.) «Daaruit volgt, (helemaal niets) dat de aannemingsakte, die maar één enkel instituut bevat, niet regelmatig is. (We houden niet op dat te zeg gen). Die akte moet de aanneming van de twee instellingen vermelden. (Inderdaad voor de twee - secties - afdelingen van de school) en de gemeentelijke administratie zal afzonderlijk voor ieder instelling het vragenblad A moeten beantwoorden». (Dat heeft ze juist gedaan voor iedere afdeling afzonderlijk, op hetzelfde blad A) «En voor wat betreft de directie van die instellingen, (met de directie op school hebt u niets te zien, men zal het programma volgen dat de wet bepaalt en dat is alles wat u te inspecteren hebt) 159
Ik denk Mr. De Gouverneur dat A. Vermeersch, die geen diploma beeft, vooropgezet werd om een lagere schoolklas te houden. (Hij heeft de hele humaniora in het college te Tielt doorlopen - dat is meer dan een diploma na drie jaar studie in een normaalschool (zie archieven), hij heeft gedurende 17 jaar een hogere klas gehouden te Anderlecht, in dat schone land van licht, en hij staat goed aangeschre ven : hij zal in die lagere klas niet blijven) «Hij kan dus de garantie van de gewenste bekwaamheid niet bezitten» (Hij is de bekwaamste van allen) of niet de nodige invloed uitoefenen», (nie mand is beter gezien dan hij in stad) om die belangrijke functie waarmee hij belast werd naar behoren te vervullen». (Hij zal ze beter uitoefenen dan zovele andere bureelsterren en inspecteurs die hem bekladden zon der hem te kennen.) «Trouwens als Mr. Vermeersch met een klas belast wordt, dan zou hij zich niet actief kunnen inlaten met de directie van de twee scholen zonder leer lingen te verwaarlozen - scholen die zich op zekere afstand van mekaar bevinden» (Niet op de wetten vooruitlopen, Heren ! In dit geval laat de wet ze met toe, want de wet spreekt er niet over. Neem A. Vermeersch in vertrouwen. Hij zal het beter doen - al staan ze enkele meters uit elkaar - dan gij die vanuit het verre Brussel de onderwijzers en de scho len van Tielt beoordeelt zonder ze te kennen.) <■Voor die verscheidene reden (allen zijn verkeerd), vraag ik u, mijnheer de Gouverneur, de gemeenteraad ertoe aan te zetten de aanneming van beide hierboven genoemde scholen uit te spreken op de naam van de hoofdonder wijzers, voorzien van een wettig diploma, de Heer Pollet van de SintMichielsschool en de Heer Vandenbroucke van de Sinte-Godelievescbool. Gelieve, Mijnheer de Gouverneur, me op de hoogte te houden hoe dit voor stel zal bejegend worden. Uwe brief van 23 januari nr... gaat over deze zaak. De minister». Nadat A. de Terschueren al die mooie brieven had overgeschreven, gaf hij het dossier aan de minister terug en terwijl hij hem de brief toonde, die men zou versturen zei hij : «Niets daarvan, nietwaar! Een kruis er over ! En wat nu ? De conclusie van de heer Gouverneur, nietwaar ? Niets meer dan dat! Zo zal het gebeuren en heel vlug.» Op 17 februari werd de ministeriële akte, die de aanneming van een school met twee afdelingen regelmatig en wettelijk verklaarde, naar de gouverneur gestuurd en aan de gemeente overgemaakt op 26 februari 1886. Het conflict had 10 maanden geduurd. En dit alles, om aan de kleine kinderen te leren, dat ze hun neus in hun hand niet mochten snuiten en dat ze met de vingers in hun neus niet mochten peuteren. «Zo moeilijk was het de Romeinse gemeenschap te stichten» E.C. Verraes, pastoor-deken 160
BIJLAGE VI Principaals van het college sedert de definitieve overname door seculiere priesters van het bisdom Brugge. (A.C.T., 483) E.H. 1! Petrus Vanderougstraete 2. Edouard Lietaer 3. Camille Roelandts 4. Constantinus Roelandts 5. Augustin Busschaert 6. Cyrille Busschaert 7. Jules De Berdt 8. Alfons De Poorter 9. Oscar Vandenabeele 10. Georges'Colle 11. Odilius Verbeke 12. Charles Duforret 13. Leo Devloo 14. Joseph Verstraete 15. Joseph Vancraeyeveldt 16. Jozef Vindevoghel
1848 1851 25.08.1851 - 08.1861 01.09.1861 - 07.02.1877 07.02.1877 - 22.08.1879 23.08.1879 - 25.03.1886 27.03.1886 - 08.06.1892 08.06.1892 - 15.09.1906 16.09.1906 - 03.02.1908 04.02.1908 - 30.11.1920 04.12.1920 - 10.04.1934 13.04.1934 - 18.02.1944 19.12.1944 - 22.04.1949 25.04.1949 - 27.12.1954 05.01.1955 - 31.01.1962 01.02.1962 - 31.03.1983 01.04.1983 -
BIJLAGE VII Leerkrachten lagere afdelingen van het Sint-Jozefscollege (1949-1983) 1. Vast benoemde leerkrachten. a. Leerkrachten Sint-Michielsafdeling. Georges Van Bruwaene 21.09.1937 01.09.1976 op rust Valère De Volder 11.09.1939 31.08.1949 schoolh. 01.09.1949 01.10.1977 op rust Jozef Tytgat 01.09.1942 02.11.1977 overleden Leon Van Damme 19.09.1944 01.09.1981 op rust Michel Balduck 01.11.1944 01.09.1980 op rust AndrÊ Vanrobaeys 02.09.1946 07.11.1954 omtslag Etienne Braekevelt 24.09.1945 01.09.1980 op rust Georges Debacker 07.01.1946 19.03.1946 01.10.1949 01.09.1981 op rust Leon Vanlancker 21.04.1948 24.04.1948 01.09.1949 01.12.1982 op rust Georges Teerlinck 01.09.1949 31.08.1974 schoolh. 01.09.1974 Jozef Vandenberghe 01.09.1949 31.08.1957 spec. Frans V 09.1957 161
b. Leerkrachten O.-L.-Vrouweschool Robert Tack 20.09.1948 - 31.08.1972 direct. B.L.O. Tielt. Bertrand Derudder 01.01.1955 - 31.08.1972 naar autonome B.L.O. Jozef Vandeputte 01.01.1955 - 01.09.1973 op rust c. Leerkrachten Sinte-Godelieveschool Leon Vandenberghe 03.09.1956 - 01.01.1982 02.09.1957 - 01.09.1961 Frans Coucke 02.09.1957 - 01.09.1972 Arthur De Rammelaere, 02.09.1957 - 01.09.1980 Willy Tack 02.09.1957 - 01.09.1965 Karel Van Poucke
op rust op rust op rust op rust op rust
d. Leerkrachten die in dienst kwamen na de eerste fusie in 1955 Gérard Houtteman 03.10.1956 02.09.1957 - 31.07.1982 gedetacheerd Kabinet Rafaël De Buck huisvesting 24.02.1958 - 28.06.1958 Henri Mullebrouck 01.09.1958 - 31.08.1972 naar autonome B.L.O. 01.09.1959 Roger Berthier 01.09.1959 - 01.09.1964 op rust Adolf Vanneste 19.09.1960 - 23.12.1960 Agnes Dupont 04.01.1961 - 31.08.1965 Albert Verbeke 01.09.1961 - 01.03.1978 op rust 01.09.1962 - 20.09.1964 gemeentesecre Ignace Depredomme taris Pittem • 01.09.1962 Walter Vanpoelvoorde Rita Van Poucke 01.09.1961 - 31.08.1963 01.09.1963 - 02.08.1964 Paul Santens 01.09.1965 - 31.08.1972 naar autonome B.L.O. 01.09.1963 - 01.08.1965 Gabriel Debusschere 01.09.1966 01.09.1964 - 31.08.1972 naar autonome Vermeire José B.L.O. 01.09.1964 - 31.07.1965 Henri De Splenter 01.09.1966 21.09.1964 - 31.08.1965 Luc Neyt 01.09.1966 01.09.1965 - 31.08.1966 Freddy Baert 01.09.1967 162
Robert De Craemer Maurits Gernaey Alfons De Cock Joris Uyttenhove Edgard Viaene Luc De Rock Mare Tassaert Jan Vandenberghe Eddy Strosse Ronny Decocker Geert Wittevrongel Bart Braekevelt
01.09.1965 01.09.1967 01.09.1967 - 01.09.1978 op rust 01.09.1967 - 31.08.1980 gedetacheerd VLO 06.01.1969 - 31.08.1971 ontslag 01.09.1974 01.09.1975 - 30.06.1976 01.05.1977 01.09.1975 01.09.1975 01.09.1976 - 30.06.1977 01.09.1980 01.09.1976 01.09.1980 -
2. Bijzondere leermeesters lichamelijke opvoeding. Robert Corveleyn Aurel Pattyn Laurent Van Damme Robert ClaĂŤrholit B.L.O. Lag. Ond. DaniĂŤl Van Severen
02.09.1957 - 31.08.1958 01.09.1958 - 31.08.1959 01.09.1959 - 31.08.1969 01.09.1963 - 31.08.1972 naar middelbaar 01.09.1960 - 30.06.1962 01.09.1969 -
3. Bijzondere leermeesters logopedie in BLO. Rita Van Luchene Ludo Kindt
01.09.1963 - 31.08.1964 01.10.1969 - 31.08.1972 naar autonome B.L.O. 01.09.1964 - 31.08.1971
4. Bijzondere leermeesteres handarbeid in BLO. Edit Eggermont
01.09.1965 - 31.08.1966
5. Bijzondere leermeesteres Protestantse godsdienst. Martha Pluis
01.09.1971 - 30.09.1972
163
6. Bijzondere leermeesters Katholieke godsdienst. E.H. Jozef Dejonghe E.H. Gilbert Verhamme E.H. Etienne Dusselier E.H. Hendrik De Corte E.H. Hugo D’Hont E.H. Robert Declercq E.H. Maurits Vertriest E.H. Guido Samoy E.H. Paul Sinnesael E.H. Aloïs De Smet E.H. André Monstrey E.H. Jozef Vancraeyeveldt-
01.09.,1958 - 31.08.1972 medepastoor St .-Kruis Brugge 01.09.,1958 - 31.08.1968 pastoor Hulste 01.09. 1968 - 31.08.1981 ontslag, heeft de ouderdomsgrens van 65 j. bereikt. 01.09. 1959 - 31.12.1964 11.10. 1964 - 07.07.1970 overleden 01.09. 1970 01.09. 1958 - 30.11.1975 pastoor Pittem 01.09. 1976 01.09. 1972 - 31.03.1973 01.09. 1972 - 31.10.1973 pastoor Waregem ’t Gaverke 01.12. 1973 - 31.08.1975 01.04. 1983
7. Tijdelijke leerkrachten. Remi Van Compernolle Cyriel Denewet Jozef Defauw Daniël Vandecappelle André Pollet Leonel Bogaert André Bethune Godfried Van Maele Eugène Vanneste Norbert Vanhee Adolf De Rammelaere Hubert Lanssens Jozef Depredomme Roger Debacker Gilbert Van Walleghem Antoon Gheysen Roger Vanderbauwhede Maurits Sierens
01.09.1949 - 30.09.1949 01.09.1949 - 10.09.1949 16.01.1951 - 19.01.1951 22.01.1951 - 27.01.1951 15.09.1952 - 26.09.1952 15.09.1952 - 20.09.1952 08.06.1953 - 18.06.1953 14.03.1952 - 22.03.1952 06.04.1954 - 05.11.1954 11.11.1954 - 01.09.1957 06.11.1954 (één dag) 08.11.1954 - 10.11.1954 21.05.1955 - 25.05.1955 26.05.1955 - 28.05.1955 01.06.1955 - 04.06.1955 09.09.1955 - 02.09.1956 12.09.1955 - 24.09.1955 29.10.1956 - 31.10.1956 16.11.1956 - 19.11.1956 20.02.1957 - 23.02.1957 11.03.1957 - 28.06.1957 20.05.1957 - 23.05.19-
Hugo Carlier Pierre Jean Declercq Antoon Van de Ginste Lucien Deloof Herman Boussauw (Henri) Marcel Bouckaert Abel Doise Lea Caenepeel Godelieve Braeckevelt Germain Dujardin Antoon Verhaeghe Greta Tanghe John Ducatteeuw Etienne Vandenbroucke Christiaene Coucke André Derudder Oswald Dufour Herman Van Bosseghem Willy Dewaele Christiaen Herreman Jean Pierre Perneel Willy Degroote * Herman Cardon Patrick Audenaert Lionel Sap Robert Dierickx Geroges Gheysens (Br. Walter) Freddy De Clercq Magdalena Galle Werner De Vooght Maria Buyse José Wambeke Liliane Uyttenhove Geert Lamon Greta Geeraerts
02.09.1957 ■ 24.12.1957 11.10.1957 - 14.10.1957 19.11.1957 -■ 26.11.1957 02.12.1957 -■ 07.12.1957 05.01.1958 ■ 18.01.1958 20.01.1958 ■ 14.06.1958 26.11.1957 ■• 30.11.1957 20.01.1958 -■ 25.01.1958 27.01.1958 ■• 28.01.1958 03.10.1958 ■• 03.01.1961 10.02.1958 ■ 13.02.1958 25.03.1958 - 02.04.1958 26.04.1958 ■ 07.05.1958 08.09.1958 • 02.10.1958 15.10.1960 -■ 20.10.1960 03.03.1961 ■ 08.03.1961 01.09.1961 - 31.08.1962 01.09,1961 •■ 31.08.1962 05.09.1961 ■• 30.09.1961 01.09.1963 ■ 31.08.1966 04.11.1963 ■ 30.11.1963 25.02.1964 ■• 07.03.1964 06.12.1965 -■ 21.12.1965 01.09.1964 • 17.04.1966 01.09.1964 ■ 31.08.1965 01.09.1964 ■ 30.06.1965 01.09.1965 ■• 31.08.1966 01.09.1965 ■ 30.06.1966 01.09.1965 ■ 31.08.1966 01.09.1965 ■ 31.08.1966 01.09.1965 ■ 15.09.1965 18.04.1966 ■• 31.08.1967 07.09.1966 ■• 31.08.1967 07.09.1966 ■ 31.08.1967 08.09.1966 •■ 31.08.1967 01.09.1968 •■ 05.01.1969 01.09.1968 • 31.09.1969 24.01.1969 ■ 13.02.1969 01.09.1969 ■ 31.08.1970 01.10.1974 ■• 03.12.1974 01.09.1972 ■ 30.06.1977 22.11.1974 ■ 30.11.1974 01.09.1975 ■ 30.06.1976 05.01.1976 •■ 26.02.1976
Geert Verbeure Caroline De Rock Lode Verstraete (BTK) Marleen Vandendriessche Filip Vanlancker Johan Lagae (BTK) Eddy Vermeulen Geert Vermeersch Ann Gernaey Christiaan Snauwaert Danny Vercaigne (BTK)
01.09.1976 - 29.04.1977 01.09.1977 - 30.09.1977 19.09.1980 - 30.06.1981 22.09.1980 - 17.10.1980 01.09.1979 01.09.1981 - 30.06.1982 01.09.1982 01.09.1981 - 30.06.1982 01.03.1983 01.09.1981 04.01.1982 01.09.1982 - '28.02.1983 01.09.1982 -
BIJLAGE VIII Uitslagen van het staatsexamen van de vierde graad voor de Sinte-Godelieveschool. 1933-34: 13 kandidaten - 12 diploma’s. Alex Callens 295,5 op 375 verm. Fr., René George 292 verm. Fr., Albert Callens 279, Jerome Maes 269 verm. Fr., André Plettinck 267, Alfons Desloover 264,5, Marcel Tassaert 258 verm. Fr., Jozef Dierckens 251,5 verm. Fr., Frans Vanderbeken 250 verm. Fr., Remi Vancompernolle 247 verm. Fr., Lucien De Bruyne 245,5 verm. Fr., Georges Callens 229,5. 1934- 35 : Sedert het inrichten van deze examens heeft die school er tel kens aan deel genomen. Bij de reeks van 142 bekroonden komt zich een nieuwe groep van geslaagde leerlingen voegen. Jozef Tytgat 297, Albert Vandermeëren 279, Robert Minne 270, Marcel Acx 265, Marcel Vanquickelberghe 250 ondersch. Frans, Victor Casteleyn 243 ondersch. Frans, Roger Dezeure 227,5 onderscheiding Frans. 1935- 36 : Maximum te winnen punten 375 - minimum 225 8 kandidaten en 7 geslaagd. Arseen Denolf 290,5 verm. Fr., Albert Vanluchene 286,5 verm. Fr., Nor bert Vanoverbeke 284, Flubert Decommer 252, Albert Vermote 249,5 verm. Fr., Georges Soenens 234,5 verm. Fr., Jozef Lambrecht 227,5 verm. Fr. 1936-37 : Rafaël Tack 287, Lucien Decommer 279, Maurits Thorrée 275, Maurits Deneweth 267, Roger Decraemer 262, Roger Callens 258, Maurits Dezeure 245, Marnix Vandemaele 244,5, André Maes 242,5 166
1937- 38 : 13 kandidaten en 13 diploma’s Jozef Delbecque 302 verm. Fr., Frans Verbrugge 279,5 verm. Fr., Alex Schepens 271 verm. Fr., Marcel Snauwaert 271, Hugo Keerstock 270,5 verm. Fr., Daniël Verhuist 258,5, André Heytens 252,5 verm. Fr., Marcel Vaneenooghe 251,5, Frans De Waele 250,5, Robert Callens 247 verm. Fr., Gabriel Wittevrongel 243 verm. Fr., Arseen Quintyn 238, Frans Lambrecht 229 verm. Fr. 1938- 39: 14 kandidaten waarvan 11 geslaagd. Elie Missant 291 verm. Fr., Antoon Delember 272,5, Joris Vanseveren 269,5 verm. Fr., Lucien Thiriaux 248, Norbert De Bruyne 247,5, Willy Dierckens 245 verm. Fr., Adrien Wittevrongel 243, André Vandermeeren 237, Marcel Vanluchene 232, André Dinneweth 228,5, Robert Van Tieghem 225. BIJLAGE IX 1. Opeenvolgende pachters of gebruikers van de huidige SinteGodelieveafdeling. I. Jongensschool is de stadskostschool.
1. Kerkeschool 2. Jacques Geesdaele 1739 3. Ivo Descamps 1753 4. N. Lorsom 1782-1788 5. Jean Baptiste D’Haeyere 11.09.1788 - 20.12.1798 6. L. De Vlaeminck 21.12.1798 - 19.08.1800 7. Jean Baptiste D’Haeyere 20.08.1800 - 17.01.1824 ( + ) 8. Bernard D’Haeyere 17.01.1824 - 01.10.1827 9. De Simpel 13.10.1827 - eind januaril830 10. Jean Van Biesbrouck (def. 22.05.1830 - juli 1837 benoem.) 11. Hyppolite Weewauters 02.09.1837 - paasvakantie 1841 Vanaf schooljaar 1841-42 overname van de stadskostschool door de E.P. Recolletten.
167
II Meisjesschool
12. Coleta Devolder 01.11.1844 - 22.01.1863 kostschool 13. Julie Van Walleghem 14.01.1865 - 22.01.1870 gemeentesch. 14. Melanie Allaert 22.01.1870 - 01.07.1879 15. Bouvier Marie 08.11.1879 - 21.05.1881 16. Mevr. Smeesters-Richebé vanaf schooljaar 1881-82 tot einde schooljaar 1883-84 Samensmelting meisjes-gemeenteschool met jongensgemeenteschool op de Lakenmarkt. III Jongensschool : Sinte-Godelieve Priester-bestuurders schoolhoofden E.H. Leopold Goethals 1887-1895 Alois Vermeersch 1886-1895 E.H. Adolf Goethals 1896-1905 Gustaf Flamant 1895-07.7.1904 E.H. Remi Bernaert 1905-1924 Polydor Maeyens 1.1.1906-31.5.1923 E.H. Jozef Vervenne 1924-1933 Henri Bossaert 01.03.1924-31.05.1946 Antoon De Buck 01.06.1946-31.08.1957 Op 1 september 1957 werd de Sinte-Godelieveschool een lagere afdeling van het Sint-Jozefscollege. 2. Opeenvolgende gebruikers van de oude gebouwen van het klein college. Opening Institut Saint-François schooljaar 1843-44 1. Pater Ildephonse Vergauwen : 1843 - 1848 2. E.H. Charles Vander Ougstraete :1848 - 1851 3. E.H. Edouard, Lietaer : 1851 - 1852 Afzonderlijk bestuur. 1. E.H. J.M. Taffin : 1853 tot ? 2. E.H. Félix De Grendele : 1860 - 1869 Verpacht aan de stad Tielt : 1862 - 1872 3. Edmond De Slypere : 1869 - 1872 4. Franse klassen : E.H. O. Peirsegaele, E.H. Gust Lambrecht en de heer A. Denijs. 1872 - 1879 5. E.H. August De Siere : 1879 - 1882 Ontstaan Sint-Michielsgesticht. 1. E.H. August De Siere 2. E.H. Edward Lietaert 168
1882 - 1885 1885 - 1900
3. E.H. Arthur Mostaert 4. E.H. Raf. Vandenbussche 5. E.H. André Vandoorne 6. E.H. Jozef Raes 7. E.H. Julien Carron 8. E.H. Maurice Maes 9. E.H. Jan Vanden Weghe 10. E.H. Jozef Dejonghe
1901 - 1909 1909 - 1924 1924 - 1932 1932 - 1935 • 1935 - 1938 1938 - 1942 1942 - 1951 1951 - 1972
Aankomst Broeders Maristen in 1910. 1. Br. Louis-Zacharias Van Wolleghem Karei 2. Br. Jozef-Agathon Berthier Isidore Jozef Onderbreking in de oorlogsjaren 1914-18 Bosch Jules 3. Br. Jules-Arnold 4. Br. Jozef-Sylvester (Emiel) Van Poucke Gaspard 5. Br. Adrien-Jeroom Van Rijckeghem Jeroom 6. Br. Irenion Haelewijn Remi 7. Br. Jozef-Agathon Berthier Isidore Jozef Verhelle Maurice 8. Br. Antoine-Felix. 9. Br. Leon Arthur Claeys Arthur 10. Br. Kamiel-Edmond Kamiel Rousseeu Van Iseghem Gérard 11. Br. Karel-Victor
1910-1913 1913-1922 1922-1925 1925-1931 1931-1932 1932-1935 1935-1937 1937-1943 1943-1945 1945-1947 1947-1949
Vertrek van de Broeders Maristen in 1949 - leke schoolhoofden 1949-1974 1. Valere De Volder 2. Georges Teerlinck 19743. Gemeenteschool. Jongens Kosteloze jongensschool op dc Lakenmarkt Directeurs: Désiré Devreese 28.09.1859 tot 1861 Edmond De Slypere vanaf 1861-1862 tot 30.11.1885 Betalende jongensschool in de gebouwen van Saint-François Directeurs: E.H. Félix De Grendele 22.08.1866 tot 1869 Edmond De Slypere vanaf 1869-1870 tot 1872 Vanaf het schooljaar 1872-73 wordt deze school versmolten met de koste loze jongensschool op de Lakenmarkt.
169
M eisjes.
Betalende en kosteloze meisjesschool in de gebouwen van Stadskostschool. Directrices: Zuster Julie Van Walleghem 14.01.1865-22.01.1870 Zuster Melanie Allaert 22.01.1870-01.07.1879 Mevr. Marie Bouvier 08.11.1879-21.05.1881 Mevr. Smeesters-RichebĂŠ van 1881-82 t.e.m. 1883-84 Vanaf het schooljaar 1884-85 verhuisde ook deze school naar de Lakenmarkt. Directeurs van de gemengde lagere gemeenteschool. 1. Edmond De Slypere tot 30.11.1885 2. Gustave Catry 01*12.1885 tot 01.05.1926 3. Maes Achiel 08.05.1926 tot 09.10.1945 Bij de aanvang van het schooljaar 1941-42 werd in de gemeenteschool een bewaarklas ingericht. 4. Adolf Vanneste 08.11.1945 tot 31.08.1959 Afschaffing van de gemeentelijke gemengde lagere en bewaarschool op datum van 1 september 1959.
170
Bibliografie - José Deguffroy. Bijdrage tot de studie van het analfabetisme en de geschiede nis van het lager onderwijs te Tielt, (1795-1862), onuitgegeven licentiaatsverhandeling, K.U.Leuven, 1966. - Wigbert De Waele. Het schoolwezen te Tielt in de jaren 1838-1850, in «’t Halletorentje», jg. 16 nr. 4, pp. 162-168. jg. 17, nr. 1, pp. 11-15 en nr. 2, pp. 94-102. - Paul De Lodder. Geschiedenis van het Sint-Jozefscollege van Tielt, overdruk uit «’t Halletorentje» jg. 5, nr. 1-2-3. jg. 6 nr. 1. jg. 7, nr. 1. jg. 8, nr. 3 en jg. 9 nr. 2. - S. Inghelram. St.-Jozefscollege te Thielt, Geschiedkundige schets, Joz. Lannoo-Maes, Thielt, 1913. - José Deguffroy. De Tieltse arme leer- en werkscholen en het lager onderwijs in het midden van de 19° eeuw, (1840-1850), overdruk uit «Standen en Landen», XLIX, 1968, pp. 261-263. - A. Van Puymbroeck. Enige bladzijden uit de geschiedenis van het klooster der EE.PP.Minderbroeders Recolletten te Tielt, Thielt, 1884. - P.A. Verschuere. De zusters van ’t Geloove, Lannoo Tielt, 1941. - Kan. Jos. Brys, p.d.m. Geschiedenis der O.L. Vrouwparochie te Tielt, (19131963), Vervenne, Tielt. - E.T. Eeuwfeest der zusters Apostolinen, (1839-1939), Lannoo, Tielt. - C. Vanden Berghe. Bestierlijke en historische herinneringen, Thielt 1890. - Kan. D. Lescouhier. Korte geschiedenis van ’t volksonderwijs in WestVlaanderen, Verbeke-Loys, Brugge, 1927. Bronnen Stadsarchief Tielt Oud archief: bundels 187, 188, 189, 190, 191, 300, 301 en 354. Modern archief: nr. 29 tot 55, nr. 110 tot 147 en de nr. 298, 2482, 2513, 2529, 2533, 2535, 2538, 2541, 2602, 2854, 2889, 2893, 2895, 2896, 2897, 2898, 3183, 3208, 3211, 3212, 3876. Gazette van Thielt : alle aanwezige jaargangen van 1850 tot 1940. Volkstelling Tielt 1834. Bevolkingsregisters Tielt van 1827 en van 1846 tot 1947. Om de voetnoten tot een minimum te beperken werden de geraadpleegde bronnen uit het stadsarchief Tielt niet in voetnoot opgenomen. Wie meer uitleg wenst over een of andere gebeurtenis gelieve contact op te nemen met de Roede van Tielt of met de samensteller van deze historische schets. 171
Gebruikte afkortingen S.A.T. A.C.T. A.L.O. R.U.G. A.D.T. RvT G.V.T. Gel.
: stadsarchief Tielt : archief Sint-Jozefscollege Tielt : archief lager onderwijs Tielt : rijksuniversiteit Gent : dekanaal archief Tielt : Roede van Tielt (bibliotheek) : Gazette van Thielt : P.A. Verschuere. De zusters van ’t Geloove, Lannoo Tielt 1941. Apos. : E.T. Eeuwfeest der zusters Apostolinen te Tielt (1839 1939) B.H.H. : C. Vanden Berghe. Bestierlijke en historische herinnerin gen, Tielt 1890. : jaargang jg : leerjaar Ijkl. : klas spec. leerm. Fr. : speciale leermeester Frans Eng. : Engels B.L.O. : Buitengewoon Lager Onderwijs VLO : Vernieuwd Lager Onderwijs lln : leerlingen kl. : klassen a.i. : ad interim bet. afd. : betalende afdeling verm. Fr. : vermelding Frans
Verantwoording van de foto’s en tekeningen. Archief Sint-Jozefscollege, Tielt : 12 - 14 - 23 - 24 - 26 - 27 - 28 - 29 - 34 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 49 50 - 51. Stadsarchief, Tielt : 2 - 3 - 7 - 8 - 9 - 10 - 13 - 15 - 18 - 22. De heer Antoon De Buck, Tielt : 25 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41. Fotoarchief de Roede van Tielt : 16 - 17 - 19 - 20. Broeder August De Vriendt, Kessel-Lo: 30 - 31 - 32 - 33. De heer arch. R. Vandewiele, Tielt : 35 - 36. De heer André Bauwens, Tielt: 11. De heer Roger Berthier, Tielt: 47 - 48. Archief lager onderwijs, Tielt : 21. Tekeningen Geert Neyt : 1 - 4 - 5 - 6. 172
(1) Heel waarschijnlijk werd rond 1686 het Latijn niet meer onderwezen in de kerkeschool, want toen werd in de Ieperstraat een nieuwe Latijnse School gesticht onder impuls van zowel pastoor-deken Jan De Mol als van de Paters-Minderbroeders. (E.H. Paul De Lodder. Geschiedenis van het Sint-Jozefscollege van Tielt, overdruk uit het Halletorentje, jg. 5, februari 1958, pp. 5, 6 en 7.) (2) J. Deguffroy. Bijdrage tot de studie van het analfabetisme en de geschiedenis van het lager onderwijs te Tielt, (1795-1862j, onuitgegeven Licentiaatsverhandeling, R.U.Leuven, 1966, p. 87. (3) G. Desmet en J. Devriéndt. Het Godsdienstig leven te Tielt in verleden en heden, Tielt, 1938, p. 23. (4) J. Deguffroy. o.c., p. 112. (5) consequent : was evenredig met (6) Keizerlijke Universiteit : Napoleon Bonaparte stuurde aan op een staatsmonopolie op het onderwijs, om dit tot een ideaal machtsinstrument om te buigen. Op 17 maart 1808 kreeg de Keizerlijke Universiteit de leiding en de controle over alle onderwijstakken. Privé of vrij onderwijs werden verboden. (7) A.C.T., 119. (8) R.U.G., Ref. G. 5978 (10)-(14) en Acc. 22885 (12) (9) Na het ontslag van Bernard D’Haeyere besloot het stadsbestuur aan de bestaande kost school herstellingswerken uit te voeren en een nieuw schoollokaal bij te bouwen. Het noordelijke deel van het bestaande gebouw «een schoollokaal» was zeer bouwvallig en werd gesloopt. Alleen de muur langs de Krommewalstraat bleef tot een hoogte van 225 à 250 duim behouden als afsluitingsmuur. De woning van de onderwijzer, op de oost zijde van het bestaande gebouw, kreeg op de gelijkvloerse verdieping drie vensters aan de noordzijde en twee in de zuidzijde. Door de bouw van een nieuw schoollokaal lag deze woning nu midden de twee schoollokalen in. (zie plan) Met de beste materialen werden de W.C.'s en de brandstofplaats hersteld evenals het bestaande schoollokaal. Het bestek, opgemaakt doofde provinciale architect Vancaeneghem, werd op 5.103,22 gulden geraamd. Metselwerk: 1836 gld., arduin 129,74 gld., timmerwerk 689,51 gld., ijzer-sloten-lood 534 gld., blik 35,70 gld., dakwerken 354,64 gld., schrijn-, verf- en glaswerk 758,06 gld., pleisterwerk 339,80 gld., witterswerk 24,40 gld., schilderwerk 46,80 gld., plaveiwerk 344,07 gld. en groenaanleg 10,50 gld. Op 16 oktober 1828 had dan de officiële aanbesteding plaats. Pelgrim,, aannemer te Oostende, bood 5.000 gulden. Na herhaalde oproepen werd de prijs op 3685 gld. gebracht door Pieter Loontjens, steenbakker te Tielt. Hij kreeg de werken toegewezen, die vóór 1 juni 1829 voltooid moesten zijn. Ook toen werd reeds aan het groen gedacht, want het bestek vermeldde de aanplanting van 14 jonge bomen «op de oostzijde van de voorplaats». De aannemer zou de voorziene zes Italiaanse populieren en acht linden gedurende twee jaar moeten onderhouden. Kostprijs : 75 cent per stuk. (10) Overwegend dat de financiële toestand van de stad Tielt geenszins aantoont dat het noodzakelijk is aanvullende subsidies, ten gunste van het onderwijs te moeten verstrek ken. (11) Mogelijk werd de Franse school reeds vroeger gesticht. Zie ’t Halletorentje. Çet school wezen te Tielt in de jaren 1838-1850: jg. 16, nr. 4, dec. 1969, pp. 162-168. jg. 17, nr. 1, april 1970, pp. 11-15 en nr. 2, juni 1970, pp. 94-102. (12) A.C.T., 231 - 9.11.1836. (12 bis) A.C.T., 237. (13) Vanden Berghe. Bestierlijke en historische herinneringen (B.H.H.) 1890, p. 13. (13 bis) A.C.T., 235. (14) A.C.T., 236, brief van 17.10.1840. (15) A.C.T., 237. (16) A.C.T., 237. (17) A.C.T., 233 - 9.2.1841. (18) A.C.T., 238.
173
(19) (20) (21) (22) (23)
A.C.T., 240. Lakmoes - blauwe kleurstof, bereid uit verschillende soorten korstmossen. Prof. Dr. M. Dierickx S.J. Geschiedenis van België en van onze tijd, p. 173. Vanden Berghe. B.H.H., p. 12. Vanden Berghe. o.c., p. 4.
(24) S.A.T., 117, f° 28 en reg. 38, f° 69. Hieruit mogen we besluiten dat Beke voor 9 december 1857 ophield met schoolhou den, gezien er op die datum nog negen aangenomen scholen waren. (25) S.A.T., 114, f° 21 en Eeuwfeest der zusters Apostolmen te Tielt 1839-1939. (Apos.) (26) A.C.T., 436. (27) Roede van Tielt, jaarverslag van het schepencollege 1848. (28) Over de jaarlijke prijsuitdeling in de Franse school van Coleta Devolder kunnen we heel wat lezen in de Gazette van Thielt. GVT. jg. 1, nr. 5, p. 94. (29) Metselwerk 11.260,45 fr., arduin 422,88 fr., timmerwerk 3.750 fr., ijzer-zink-lood en sloten 2.640,81 fr., dakwerken 1.607,01 fr., schrijn-, verf- en glaswerk 4.585,02 fr., pleis terwerk 2.086,50 fr., plaveiwerk 1.914,75 fr. en opzichtloon 565,34 fr. Totaal 28.832,76 fr. Meubels 2412,24 fr. en opzichtloon (ereloon) 48,24 fr. Totaal 2.460,48 fr. Begroot tot 31.293,24 fr. De werken werden openbaar aanbesteed op zaterdag 18 juli 1863 om elf uur in de raads zaal van het stadhuis. Eerste lot: opbouw van de lokalen en woning onderwijzeressen, tweede lot: meubile ring. Uiteindelijk beliepen de kosten 26.620 fr. voor de nieuwbouw en 2.035 fr. voor de meubilering. De stad nam 14.333 fr. voor zijn rekening, terwijl de subsidie van de staat en de provincie respectievelijk 8.591 fr. en 5.731 fr. bedroegen. De twee nieuwe schoolzalen waren gezamenlijk 27 meter lang en 7 m breed en boden plaats aan 252 kinderen, gerekend aan 75 dm2 per leerling. (30) Apos., p. 11. (31) M. Gatti de Gamond: inspectrice van de cursussen opvoedkunde in Brussel. (32) Apos., p. 15. (33) A.C.T., 245. (34) A.C.T., 242. (35) Deze Franse school was de vroegere Franse en Vlaamse stedelijke kostschool van Weewauters. Bezaten de Paters, vóór de overname van deze school, reeds een Franse school als voorbereiding op de humaniora ? Sommige auteurs zoals De Lodder en Wigbert de Waele beweren van wel. Of is dit soms de officiële startdatum van het Institut SaintFrançois ? Een grondig onderzoek van het archief van de Paters Recolletten zou hiero ver meer duidelijkheid kunnen brengen. (36) A.C.T., 234. (37) In opdracht van het schepencollege hadden Angelus De Lancker, architect en Silvin Wouters en Constantin Ameye, timmerlui, evenals Henricus Beert en Charles Simoens, aannemers, het lokaal «der Fransche school» geïnspecteerd. Uit het verslag van onderzoek van 7 oktober 1849 blijkt dat het instituut in 1842 werd gebouwd. Het gebouw nog maar zeven jaren uit den grond nieuw opgebouwen. (38) E.H. Paul De Lodder, o.c., p. 81. (39) A.C.T., 435 en 491. Zie vertaling prospectus in bijlage I. (40) RvT., jaarverslag van het schepencollege 1848, pp. 25-27. (41) A.C.T., 193. (42) A.C.T., 29. (43) Zie hoofdstuk II, B.2. (44) A.C.T., 145 - 19.4.1861. 174
(45) Le 2me ressort comprend les écoles primaires communales et adoptées des communes de Aarsele, Ardooie, Kanegem, Dentergem, Ingelmunster, Izegem, Markegem, Meulebeke, Oost-Rozebeke, Pittem, Ruiselede, Tielt, Wakken et Wingene. (46) A.C.T., palmaressen 1857-62, prijsuitdeling van 16.8.1860. (47) A.C.T., 146 en 445. (48) A.C.T., 445 en palmaressen 1863-67, prijsuitdeling 13.8.1863 (49) A.C.T., 29. (50) A.C.T., 151, 152 en 153. (51) A.C.T., 149. (52) Uit het collegeprospectus leren we duidelijk de collegestructuur kennen : de lagere sec tie of het lager onderwijs en de hogere sectie of de professionele en Latijnse klassen. Tot het lager onderwijs werd men toegelaten vanaf de leeftijd van zes jaar. In de voorberei dende klassen genoten de leerlingen een opleiding om met vrucht de lessen in de hogere sectie te kunnen volgen. (53) A.C.T., 193 - 1.12.1861. (54) A.C.T., 247. (55) A.C.T., 193. (56) A.C.T., 451. (57) Toute école primaire communale doit être établie dans un local convenable apparte nant à la commune, la loi est formelle à cet égard. (58) A.C.T., 193. (59) A.C.T., 193. (60) Zie ook voetnoot nr. 74. Was de oprichting van het gesticht St.-Louis geen reactie op het ontslag van F. De Grendele? Wenste hij, J. Devolder, het lager onderwijs aan het college te vrijwaren? Vanaf dat tijdstip werd de betalende jongensschool, toegevoegd aan het college, onder dezelfde leiding van Edmond De Slypere geplaatst, directeur van de kosteloze lagere gemeenteschool op de Lakenmarkt. (61) Zie bijlage II. (62) A.C.T., palmarès 12.8.1873. Voor het jaar 1877-78 waren eerwaarde heren O. Peirsegaele, Gust Lambrecht en de heer A. Denijs werkzaam in deze Franse klassen. (63) Prof. Dr. M. Dierickx S.J., o.c., p. 73. (64) Idem, p. 173. (65) A.D.T., Budget scolaire 1878. Als leerkrachten worden vermeld: E. De Slypere, Henri Sanders, August Vande Moortele in de betalende school en Pierre Pollet, Jacques Gouwelooze, Florent Impe en Verplaetse voor de kosteloze school. (66) Apos., p..l4. (67) Zie afbeelding nr. 15. (68) Verschuere P.A., De zusters van ’t Geloove, Lannoo, Tielt, 1840-1940, pp. 72-76. (Gel.) (69) Verschuere P.A. o.c, pp. 77-81 en A.D.T. 27.6.1881 - verkoop Poelbergschool. (70) In bijlage III vindt u een overzicht van de elkaar opvolgende schoolhoofden aan de gemeenteschool op de Lakenmarkt. (71) A.D.T. administration écoles 1879. (72) Lokaal G.J. Berchmans Op 1 mei 1870 vroeg eigenaar A. Mulle de Terschueren aan de gemeenteraad om op zijn eigendom achter de vijver in de Kortrijkstraat, een gebouw te mogen plaatsen. Dit gebouw werd de latere «St.-Michielschole». (73) Lokaal Mulle de Terschueren Het verzorgen van zieken ten huize werd op 17 maart 1879 door de bisschop goedge keurd. Deze nieuwe stichting St.-Rochus kon beschikken over een woonhuis in de Ieperstraat, eigendom van A. Mulle de Terschueren. In mei 1879 kwamen zuster Clara en Patfia het huis bewonen. (Gel., pp. 67-71) Wegens de troebelen van de schoolstrijd werd dit gebouw uitgebreid en op 19 juli 1879 waren de werken aan de nieuwbouw ter beschikking van het katholiek schoolcomité om er de vrije katholieke meisjesschool in onder te brengen. De zusters betrokken een kleiner aanpalend huis, eveneens eigendom
175
van Mulle de Terschueren. In 1880 verhuisden ze naar de Kortrijkstraat nr. 31 waar ze verbleven tot 15 april 1895. Toen werd het Gesticht St.-Rochus, een afdeling van ’t Geloove, overgebracht naar de Krommewal nr. 3. (74) Lokaal St.-Jan Baptiste - de Pijpeschool De naam Pijpeschool komt voort uit het feit dat door de liberaal getinte Thieltenaar de vereniging van St.-Jan Baptiste bestempeld werd als de «tabaksmoorders-maatschappij». Door het inzamelen van giften bij vooraanstaande Tieltse families, vooral de familie Ysenbrant en Terschueren werd in het Ontvangerstraatje een gebouw opgetrokken waar de vereniging van de «sociëteit van den H. Joannes Baptiste of sociëteit van het werkvolk» zijn onderkomen vond. Hun vroeger lokaal stond op de Lakenmarkt. Dit nieuwe gebouw werd voor het eerst in gebruik genomen op zondag 5 juni 1859. Enkele leden van de sociëteit van de H. Vincentius à Paulo vergaderden elke zondag en tracht ten de arbeiders een aangename ontspanning te bezorgen. Tien jaar later, op 23 september 1869, stichtte priester J. Devolder, in het lokaal van St.Jan Baptiste een vrije lagere school onder de naam Gesticht St.-Louis. E. H. Jules Devolder, geboren te Tielt in 1845, overleed te Kortrijk op 6.1.1879. Hij was toen directeur van het pensionaat O.-L.-Vrouw ter Engelen van de zusters van Liefde van Gent. Zijn vader was eigenaar van de bekende stokerij, gelegen op het einde van de F. D’Hoopstraat te Tielt. Priester Devolder schonk heel zijn fortuin aan het katholieke onderwijs te Tielt. Het legaat werd aan deken Verraes overhandigd, die het overdroeg aan Mgr. Waffelaert, bisschop van Brugge. Dat legaat gaf zonder twijfel aan het stads bestuur de gelegenheid om het college te koop aan te bieden aan het bisdom. Zeker leidde dit tot de oprichting van nieuwe gebouwen in het college. E.H. J. Devolder over leed og 6 januari 1897 en reeds op 25 januari zond burgemeester J. Boone een aanbod van verkoop aan Mgr. Waffelaert. Daar die verkoop gebeurde met «gesloten beurzen» bleef heel het legaat, in goudfranken, voorbehouden voor de geplande nieuwe gebou wen. De koopsom voor het college bedroeg 40.000 fr., maar de stad gaf jaarlijks, gedu rende 10 jaar, 4.000 fr. subsidie aan het college, zodat na 10 jaar de verkoopsom terugge geven was. (A.C.T., 539) Priester Devolder was evenals de Paters-Recolletten een van de grootste weldoeners van het college. (75) A.C.T., 212. (76) A.C.T., 213. (77) A.D.T., Administration écoles, 18.8.1882. (78) Apos., p. 15. (79) Apos., p. 14. (80) A.D.T., Administration écoles - rekening 1881-82. (81) A.C.T., prospectus St.-Michielsgesticht nr. 552, zie de volledige tekst in bijlage IV. (82) Gel., p. 82. (83) Zie ook een episode van de schoolstrijd onder de wet van 20 september 1884, in bijlage nr. V. (84) Zie hoofdstuk III, B.2. (85) Prof. Dr. M. Dierickx S.J., o.c., p. 121. (86) Zie bijlage V. (87) A.D.T., affaire Ste-Godelieve. (88) Een bijzonder onderwijzer is meestal een niet-gediplomeerde die wegens zijn praktijk ervaring of verworven rechten onderricht mocht geven. (89) S.A.T., reg. 44, f° 8v. Brief van A. Vermeersch van 23.12.1885 waarin hij aan de raad ter kennis bracht dat hij als bestuurder van de aangenomen scholen benoemd werd. (90) A.D.T., Administration écoles. (91) A.L.O., 2, pp. 76-77.
(92) A.D.T., Administration écoles. (93) Zie bijlage V. (94) Apos., p. 15. 176
(95) (96) (97) (98)
A.L.O., 4. Zie bijlage V. A.L.O., nr. 1 en A.L.O. nr. 2, pp. 3,7,9,11,76 en 77. In datzelfde jaar 1888 ging op tweede Kerstdag de plechtige opening door van een jongensweeshuis. Veertien kinderen vonden in een afdeling van het ouderlingentehuis een veilig onder komen. Ze konden er onder de kundige leiding van zuster Bonaventura, overste van het ouderlingentehuis, lager onderwijs volgen. Dit betekende voor onze arme weeskin deren, dat ze niet meer moesten «verpacht» worden, om in vele gevallen weinig meer te leren dan ondeugd, luiheid en bedelarij. Het meisjesweeshuis werd bij beslissing van de stedelijke raad van 6 juni 1891 ondergebracht naast het jongensweeshuis. Het gebouw van het voormalige meisjesweeshuis (nu apotheek en labo Thiers) aan de Kortrijkstraat werd verkocht. (99) A.C.T., 552. (100) In 1903 behaalde hij een gouden medaille in de landbouwprijskamp van Brugge. Zijn landbouwkaart van België vermeldde : grond- en landstreek, plantenkweek en dieren teelt, bewerking der natuurlijke voortbrengsels, in- en uitvoer van grondstoffen en nijverheidsvoortbrengsels. G.V.T., jg. 54 nr. 59. (101) Alle gegevens komen uit A.L.O. 1 en A.L.O. 2, pp. 3,5,11,13,15,21,23,25,27,29. (102) A.L.O., 4. (103) A.D.T., Administration écoles. (104) De schoolgelden van Ste-Godelieveschool per schooljaar. A.L.O., 1 1895-96 1390 fr. 1900-01 932 fr. 1896-97 1402 fr. 1901-02 993,5 fr. 1897-98 1303 fr. 1902-03 916 fr. 1898-99 1209 fr. 1904-05 1099 fr. 1899-00 1147,5 fr. 1905-06 1290 fr. (105) A.L.O., 4 Hoeveel kostte een leerling anno 1899 aan de stadskas ? 1. Een leerling van de gemeenteschool van G. Catry. Aantal leerlingen : 72 Bruto uitgaven : 3 013 fr. Bruto per leerling : 41,80 fr. plus onderhoud van de gebouwen. Kosten uitsluitend voor de stad : Totale uitgave: 3 013 fr. Af te trekken : toelage staat 1180 fr. toelage provincie 152 fr. schoolgelden 100 fr. bijdrage van de staat in de wedde van G. Catry 100 fr. Totaal af te trekken : 1532 fr. Rest : 3 013 fr. - 1532 fr. - 1481 fr. Netto per leerling : 20,06 fr. plus onderhoud van de gebouwen. 2. Een leerling van de school van Adolf Goethals. - Kosten aan de gemeenschap Aantal leerlingen : 349 Bruto uitgaven : 10 028 fr. Bruto per leerling : 28,75 fr. De stad heeft hier geen onderhoudskosten te beta len. - Kosten uitsluitend voor de stad Bruto uitgaven : 10 028 fr. Af te trekken : toelage staat 4380 fr. toelage provincie 532 fr. Totaal af te trekken 4912 fr. Som door de stad te betalen : 10 028 fr. - 4912 fr. - 5 116 fr. Netto per kind : 14,66 fr. (zonder onkosten van onderhoud van gebouwen) 177
106) Ereprijzen eerste communicanten. 1897: lste ereprijs Remi Defuster 97,4 % Ste-God. Cyriel Devisschere 95,1 % Ste-God. 4de ereprijs 6de ereprijs Jules Beke 91,9 % Ste-God. 2de ereprijs Eugeen Rosseel 92 % Ste-God. 1900: 1901 : lste ereprijs René Verscheure 97,3 % Ste-God. Maurits Vande Walle 90,9 % Ste-God. 1904: lste ereprijs André De Leersnyder 95 % Ste-God. 3de ereprijs Georges De Fauw 90,8 % Ste-God. Maurice Van Quickelberghe 90,4 % St. 4de ereprijs Oscar Vandaele 90,1 % Ste-God. 7de ereprijs 1906: lste ereprijs Albert Verschuere Ste-God. } 1907: één ereprijs 1908: vier ereprijzen werden behaald door de leerlingen Maurits De Croix, Edgard Van Overbeke en Alfred Vande Moortele prijzen, zeven tweede en twaalf derde prijzen. (107) Zie hoofdstuk III, A.l. 7073,39 fr. (108) Henri Vereecke, aannemer 127,68 fr. Plettinck Van Maele, smid 72,40 .fr. Henri Vereecke, metser 65,20 fr. Vanden Broucke, timmerman 313,23 fr. Vande Weghe, glaswerk 29,05 fr. H. Van Hecke 84,78 fr. Em. Duthoit 20,00 fr. Seroels, gordijnen 39,00 fr. 4,24 fr. Buÿssens, moluren Maeyens, kruisbeeld en drie H. Hartbeelden à 5 fr. 24,50 fr. 50,00 fr. Drinkgeld en bier Totaal : 7903,47 fr. (109) Vermoedelijk een school voor Belgische vluchtelingen in Frankrijk. (110) Alle gegevens uit: A.L.O., 2 pp. 13,17,29,31,33,35,37,45,77,78. A.L.O., 3 pp. 4,7,10. A.L.O., 4 en A.L.O., 5. (111) Alle gegevens uit A.L.O., 5. (112) Gustave Catry, schoolhoofd aan de gemeenteschool ontving 5500 fr. als wedde en slechts 300 fr. bestuursvergoeding, hij was immers schoolhoofd met een klas. (113) Bepaalde vooraanstaande burgers werden in het schoolcomité opgenomen. Zij vervul den de rol van «mecenas» voor de school'. (114) 1895: 55 lagere scholen 125 klassen 6283 leerlingen 8 bewaarscholen 12 klassen 667 leerlingen 5 scholen voor volwassenen 7 klassen 108 leerlingen 1910: 74 lagere scholen 222 klassen 10939 leerlingen 34 bewaarscholen 46 klassen 2912 leerlingen 69 Scholen voor volwassenen 176 klassen 6280 leerlingen (115) Schoolgelden Ste-Godelieveschool. A.L.O., 1 1906 1370 fr. 1912 1680 fr. 1907 1332 fr. 1913 1527 fr. 1908 1747 fr. 1913-14 1307,35 fr. 1909 1735 fr. 1914-15 569,65 fr. 1910 1940 fr. 1915-16 1222 fr.
(
(116) A.L.O., Dossiers leerkrachten. 178
(117) Behaalden een getuigschrift schooljaar 1921-22: René Ameye, Gaston Declerck, Mauritz Demuynck, Fritz De Rammelaere, Constant Goethals, Marcel Hellebuyck, Geor ges Keynaert, Julien Sander en Willy Vande Weghe. Behaalden een getuigschrift schooljaar 1922-23 : Georges Bolleire, Jerome Bolleire, Fritz Cleppe, Marcel Dekeysere, Rafaël Desmet, Remi Ffuys, Marcel Mestdagh, Frans Rubbens, Marcel Van Parys, Antoon Vanwonterghem en Georges Vermeulen. Georges Vermeulen, zoon van Basile, timmerman uit de Ieperstraat behaalde 318,5 op 335 (95%) en was daarmee niet alleen de eerste onder de Tieltse deelnemers maar zelfs van geheel het schoolkanton Tielt en Roeselaere, dus eerste op 410 leerlingen. (118) Sterfhuis is de oude term voor nalatenschap. (119) Kan. Jos. Brys. Geschiedenis van de O.-L.-Vrouwparochie te Tielt, 1913-1963. (120) Na overleg met de diocesane inspectie kon het schoolcomité een ander schoolhoofd aanstellen. Schoolhoofden waren immers verplicht op het eerste verzoek van het schoolcomité, schriftelijk hun ontslag te nemen. A.D.T., dossier leerpersoneel, art. 3 van de overeenkomst. (121) Onderwijzers ad interim voor deze periode (onvolledig). Benoni Van Maele in november 1931. Jules Maes van 11.2.1927 tot 1.6.1930 Jozef Demol van 16.4.1931 töt 25.5.1931 Adolf Vanneste van 22.9.1930 tot 4.4.1931 en van 28.5.1931 tot 31.5.1931. (122) Alle gegevens uit A.L.O., 2 p. 37, A.L.O., 6, A.L.O., 7 pp. 23,28,51 en A.D.T. (123) Kan. J. Brys. Geschiedenis van de O.-L.-Vrouwparochie te Tielt, 1913-1963. (124) A.L.O., 7, p.51 en A.D.T. (125) We geven hier de uitslagen voor de Ste.-Godelieveschool, over de periode 1923-1930. Voor de jaren 1925-26, 1930-31, 1931-32 en 1932-33 vonden we geen gegevens. Voor de uitslagen vanaf 1933-34 tot en met 1938-39, zie bijlage VIII. 1923- 24 : Marcel Mestdagh, Georges Vermeulen, Marcel Van Parys, Marcel De Keyser, Jeróme Bolleire, A. Vanwonterghem, Frans Rubens en Remi Huys. Allen behaalden een eervolle vermelding Frans. 1924- 25 : Marcel Decuypere, Georges Declercq, Camiel Biebauw, Maurice Duthoit, Julien Steenhuyse, Fritz Vandaele en Gérard Demeulemeester. 1926- 27 : Remi Vanhulle, Philemon Verhelst, Remi Arickx, Marcel Verbeure, Omer Viaene, Noë Vanhulle, Jeroom Vannieuwenhuyse, Marcel Vermeulen en Marcel Steyaert. 1927- 28 : Jozef De Vos, Albert Christiaens, O. Vandendriessche, Albert Deseyn, Michel Vlaeminck, Adiel Héllebuyck, Roger Vercruysse„ R. Vanquickelberghe, R. Braeckevelt, Jozef Vande Wiele en Roger Vandendaele. Van de elf laureaten behaalden er tien een eervolle vermelding Frans. 1928- 29 : Van de 27 bekroonden uit het schoolkanton Tielt gingen er 13 diploma’s naar Tielt. Albert Vandewiele, Albert George, Albert Van Keirsbilck, Maurice Declerck, Willy De Keyser, Albert Verhelst en Maurice Callens. Er werden drie eervolle vermeldingen Frans behaald. 1929-30: In het schoolkanton Tielt boden zich slechts 24 kandidaten aan. Plet lage geboortecijfer tijdens de oorlogsja ren zal hieraan wel niet vreemd zijn. Marcel Van Nieuwenhuyse, Albert Desseyn, Albert Casaert, Arthur De Rammelaere, Maurice Mestdagh. (126) A.C.T., 480. (127) A.C.T., 552. (128) A.D.T. Dagscholen, niet aan officieel toezicht onderworpen. (129) A.C.T., 24.9.1903. (130) Met dank aan de Broeders Maristen uit Kessel-Lo. (131) A.C.T., 552 wijzigingen van 1911-12. (132) Uit een brief van broeder Arthur Claeys. ■ (133) A.C.T., 532 en informatie Broeders Maristen, Kessel-Lo. 179
(134) Het Halletorentje, jg. 1, p. 80. (135) idem, jg. 2, p. 19. (136) Nieuwe leerlingen, hetzij internen of externen, werden slechts aanvaard op vertoon van een getuigschrift van goed gedrag. Dit kon bekomen worden bij de pastoor van hun parochie of de bestuurder van hun vroegere school. Het kost- en schoolgeld voor de internen steeg tot 1050 fr. plus nog eens 60 fr. voor verplichte onkosten. Voor twee of meer broers werd nog een vermindering van 10% toegestaan. De half-internen betaal den voor kost- en schoolgeld 750 fr. en daarbij nog 30 fr. onkosten voor de leerlingen van de twee laagste klassen en 60 fr. voor de hoogste klassen. Het schoolgeld voor de externen van de twee laagste klassen werd op 105 fr. gesteld, plus 30 fr. voor onkosten en voor de hoogste klassen op 120 fr., plus 60 fr. Zowel de half-internen als de externen konden geen vermindering voor twee of meer broers bekomen. Ook de bijzondere voordelen aan de externen toegestaan, werden afgeschaft, vermits er te Tielt niet-betalende scholen bestonden zoals de Ste.- Godelieve . en de gemeente- en de «landse» scholen. A.C.T., 547. (137) De gebouwen van het Sint-Michielsgesticht hebben, sinds hun ontstaan in 1842, meer dere veranderingen, herstellingen en aanpassingen ondergaan. Daarover vonden we geen documenten terug. In 1922 restaureerde de heer A. Vandekerckhove van Ingelmunster de voorgevel zoals hij tegenwoordig nog is. (S.A.T., 3112-32/22) (Archief firma Alberic Vandekerckhove is verdwenen; brief van 3 januari 1983). (138) Leerjaar 1 4 2 3 totaal schooljaar 1954-55 10 8 8 38 12 7 1955-56 15 9 10 41 1956-57 9 11 12 10 42 1957-58 18 10 10 11 49 1958-59 20 18 14 13 65 29 27 107 1959-60 30 21 (139) Leon Balduck werd op 31 mei 1931 schoolhoofd te Schuiferskapelle. (140) Robert Tack stapte over naar het 1ste leerjaar van het Klein College wegens gebrek aan leerlingen op de O.-L.-Vrouwschool. (141) A.D.T., map A. Albert Beert Tielt 75 125,65 fr. Firma Lievens Tielt 345 639,- fr. A. Van Ryckeghem met de kinderen Vanworteghem Tielt 359 082,- fr. Achiel Deloof Tielt 330 707,04 fr. Gustaaf Lemey Tielt 372 673,- fr. Félix Berkein Roeselare 354 522,- fr. Prudent Vergote Roeselare 406 425,46 fr. Alois Van Ryckeghem met Neirynck Tielt 349 235,- fr. Jules Vande Walle Tielt 341 715,- fr. Cyriel Bovyn Deinze 392 181,- fr. (143) A.D.T., map A. (144) Eind mei van datzelfde jaar telde de school 305 leerlingen verdeeld als volgt: lste leerjaar : 64 5de leerjaar : 45 2de leerjaar: 31 6de leerjaar: 40 3de leerjaar : 35 7de leerjaar : 32 4de leerjaar: 37 8ste leerjaar: 21 (S.A.T. 2513) (146) A.C.T., 489 en A.L.O., 12. (147) A.L.O., 12. (148) A.C.T., liber memoralis 1949-50 en schriftelijke mededelingen van de Broeders Maristen, Kessel-Lo. (149) Zie hoofdstuk V, B.2. (150) Zie bijlage VI. 180
INHOUD HOOFDSTUK I : VAN «KERKESCHOOL» TOT VLAAMSE EN FRANSE KOSTSCHOOL A. De kerkeschool B. De Tieltse vrije stadsschool C. De kostschool van Jean Baptiste D’Haeyere 1. De eerste tien jaren van haar bestaan 2. De school van J.B. D’Haeyere werd de officiële Franse jongens school (1798-1800) 3. De school van J.B. D’Haeyere pronkstuk van het Tieltse lager onderwijs (1800-1824) D. De lakse houding van het stadsbestuur leidde tot de afschaffing van de eens zo bloeiende stadskostschool 1. De kostschool onder leiding van Bernard D’Haeyere 2. De voorlopige kostschoolhouder De Simpel 3. De benoeming van Jean Van Biesbrouck 4. De afschaffing van de Tieltse kostschool onder Hyppolite Weewauters HOOFDSTUK II: ONTSTAAN EN TELOORGANG VAN DE GEMEENTESCHOLEN (1842-1879) A. De verplichting een kosteloze gemeenteschool op te richten 1. De wet van 23 september 1842 2. Tielt werd van deze verplichting ontslagen 3. De overname van particuliere scholen B. De reorganisatie van het Tieltse lager onderwijs leidde tot de oprich ting van de gemeentelijke lagere scholen 1. Het hervormingsplan van het stadsbestuur 2. Ontstaan van de kosteloze gemeentelijke jongensschool (1859) 3. De school van Coleta Devolder werd de gemeentelijke lagere meis jesschool, zowel de kosteloze als de betalende 4. De Paters Recolletten namen de gemeentelijke kostschool over 5. De lagere school toegevoegd aan het college 6. De lagere school toegevoegd aan het college werd de betalende gemeentelijke lager jongensschool
181
HOOFDSTUK III: ONTSTAAN VAN DE VRIJE KATHOLIEKE SCHOLEN (1879-1886) A. De schoolstrijd van 1879 1. De schoolstrijd te Tielt en zijn gevolgen 2. De toestand in de gemeentelijke lagere scholen 3. De oprichting van vier vrije katholieke scholen 4. Ontstaan van het St.-Michielsgesticht onder het bestuur van August De Siere (1882-1885) B. De aanneming van de vrije katholieke jongensscholen (1884-1886) 1. De gevolgen van de wet van 20 september 1884 2. De vrije katholieke jongensscholen kregen een afzonderlijk bestuur HOOFDSTUK IV: BLOEI VAN DE KATHOLIEKE VRIJE JON GENSSCHOLEN A. De aangenomen katholieke vrije jongensscholen Ste-Godelieve en St.Michiel (1886-1933) 1. Onder het bestuur van E.H. Leopold Goethals (1886-1895) a. Overzicht van de leerkrachten b. Ontstaan van de landbouwschool c. Uitslagen van de «wedstrijden» tussen de lagere scholen van het kanton Tielt d. Prijsuitdelingen 2. Onder het bestuur van E.H. Adolf Goethals (1896-1905) a. Overzicht van de leerkrachten b. Wedden van het personeel c. Interne veranderingen d. Wedstrijden en prfjsuitdelingen e. Het zilveren jubileum van de vrije scholen 3. Onder het bestuur van E.H. Remi Bernaert (1905-1924) a. Overzicht van de leerkrachten b. Wedden van het onderwijzend personeel c. Interne veranderingen d. Het pauselijk decreet over de vervroegde eerste communie e. Wedstrijden en prijsuitdelingen f. De bouw en de inrichting van de Onze-Lieve-Vrouwschool 4. Onder het bestuur van E.H. Jozef Vervenne (1924-1933) a. Twee afzonderlijke scholen: Ste.-Godelieve en O.-L.-Vrouw b. Leerkrachten aan de Ste.-Godelieveschool c. Leerkrachten aan de O.-L.-Vrouwschool d. Uitslagen staatsexamen vierde graad
182
B. De niet-gesubsidieerde lagere jongensschool in het SintMichielsgesticht (1885-1936) 1. Vóór de aankomst van de Broeders Maristen (1885-1909) 2. De betalende school onder het bestuur van de Broeders Maristen (1910-1936) 3. Leerkrachten 4. Aantal leerlingen en laureaten (1925-1937) a. Overzicht aantal leerlingen b. Prijs van uitmuntendheid in goed gedrag en wijsheid c. Eerste prijs in de «wedstrijd» in «christelijke lering» onder de erecommunicanten HOOFDSTUK V : DE PAROCHIESCHOLEN WERDEN LAGERE AFDELINGEN VAN HET COLLEGE A. De Onze-Lieve-Vrouwschool (1934-1955) 1. Interne veranderingen 2. Vastbenoemde leerkrachten tot op 1.1.1955 B. De Sinte-Godelieveschool (1934-1957) 1. Verbouwingswerken in 1935-36 2. Interne veranderingen 3. Vastbenoemde leerkrachten van 1933 tot de overname van de school in 1957 4. Tijdelijke leerkrachten,(onvolledige lijst) C. De gesubsidieerde lagere jongensschool in het Sint-Michielsgesticht 1. Onder het bestuur van de Broeders Maristen (1937-1949) a. Interne veranderingen b. Leerkrachten (1937-1949) c. Aantal leerlingen d. Laureaten plechtige communicanten e. Prijs uitmuntendheid «in goed gedrag en wijsheid» 2. Onder het bestuur van Valère De Volder en Georges Teerlinck. Kroniek 1949-1983 Bijlagen : I : Prospectus-Institut Saint-François 1841 II : Opstandig feit voorgevallen in de gemeentelijke betalende lagere jongens school III : Overzicht van de elkaar opvolgende schoolhoofden aan de gemeenteschool op de Lakenmarkt IV : Prospectus St.-Michielsgesticht 1882 V : Verslag van deken C. Verraes : de toestand van de Tieltse katholieke scholen in 1885 183
VI : Principaals van het college sedert de definitieve overname door seculiere priesters van het bisdom Brugge VII : Leerkrachten lagere afdelingen van het Sint-Jozefscollege 1949-1983 VIII: Uitslagen van het staatsexamen van de vierde graad voor de SinteGodelieveschool IX : Overzicht Sinte-Godelieveschool Sint-Michielsgesticht Gemeenteschool voor jongens en meisjes
Ik stel er prijs op zeer hartelijk te danken : - de heemkundige kring «De Roede van Tielt» en de directie van het SintJozefscollege van Tielt voor de publikatie van mijn opzoekingen. - het stadsbestuur van Tielt voor de toelating om fotocopies en foto’s te nemen van archiefdocumenten. - de verantwoordelijke van het stadsarchief en het diensthoofd en het per soneel van de dienst bevolking voor de bereidwillige medewerking. - E.H. Deken L. Lefebvre, E.H. J. Vancraeyeveldt en de heer Georges Teerlinck voor het ter beschikking stellen van heel wat interessant archiefmateriaal. - de Broeders Maristen : broeder Arthur Claeys, broeder Amaat Bruneel en broeder August Devriendt voor de vele nuttige gegevens en de unieke foto’s. - de tientallen personen bij wie ik voor inlichtingen ging aankloppen en die mij bereidwillig hun foto’s ter beschikking stelden of hielpen bij het identificeren van personen. - de heer Jaak Billiet voor het nalezen en persklaar maken van deze uit gave; de heren Eric De Cock, Willy Depraetere en Eric Lobel voor het vertaalwerk, de heer Danny Vercaigne voor de fotografie en de heer Carl Wybaillie en juffr. Hilde Van Ooteghem voor het tikwerk. - al wie aanvullingen, verbeteringen, op- en aanmerkingen zullen insturen ofwel op het adres van de heemkundige kring ofwel op het adres van de samensteller van deze historische schets. 184
Het Sint-Jozefscollege van Tielt biedt veel studiemogelijkheden 1. HET LAGER ONDERWIJS MET A LL E L E E R G A N G E N
2. LAND-& TUINBOUWINSTITUUT G e me n g d LST afd. L an d b o u w - 4 jaar afd. T ui n bo u w - 4 jaar H S B B e d r i j f s l ei d er s sc h ol e n T ui n bo u w - 3 jaar H S T afd. L a n db ou w - 3 jaar
INTERNAAT
HALF-INTERNAAT
EXTERNAAT
3. MODERNE HUMANIORA vol ledige lagere c y c l u s e c o n o m i s c h e afdeling w et e n s c h a p p e l i j k e afd. A ge me ngd w et e n s c h a p p e l i j k e afd. B
4. OUDE HUMANIORA Latij n-Griekse afdeling Latij n- Wiskunde af deling ge me ngd L at ij n- We te ns cha ppe li j ke afd.
5. AVONDLEERGANGEN d i ns d ag & donder dag Mod er ne talen : Frans. Engels, Duits Er wordt aan de leerlingen z w e m l e s gegeven in ons eigen, over dekt en verwarmd zwembad. Telefoon 051/40.03.51
'
„ Xortenuu^ck „ , T.
tij*'
/\Jfa ü 'jn du I> L ib lè:£
o irv ru m .
O fylbe
Z
À
\r
I
’/ n J ïr r /tïi/c ’
lie r te
fl J T a U y k e S i Qy 'X' ‘ /îV^-îÆA V -tene o : , —'
f l
.du.Tfbcta
4 /
,*
-r .'-T' -) ' ) X ' r X 'tiu iJ '
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 14e jaargang - nr. 3-4, sept.-dec. 1983
X ^ T f ^ r s / u ’/n f y e / u y \\_ c h ia i~ 6 r io n i
■“ ■ ' j l J
A)
f Ul ____lU'± ; . *d A r ,J l'UllTC 1 ruitte ,» j /■ '-?.3*0 -’oO V . - ■■ s.o O _ o ••«
. .
vin
yvx
' o ^ ^ v^iSüHstó ‘-Jnw tu u v , tOuerhSi. A ((: /( -,
X fuJÙ
lenil'JU 4 J >
° A/W /,7
' S j i c m r o e l la
ONTELBAAR
zijn de diensten die de Bank U kan-verstrekken zowel wat geldbeleggingen als wat kredieten betreft. Een goede raad ... bespreek in vertrouwen al uw financiĂŤle zaken met een deskundige van de
BANK VAN ROESELARE EN W E S T - V LA A N D E R E N
zo wint U zeker tijd en geld !
Agentschap Tielt, Markt 24
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeente van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde. Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt. 051/40.17.00 Ondervoorzitter: Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, Oostrozebeke. 056/66.90.91 Sekretaris-penningmeester : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt. 051/40.18.38 Redactie : J. Billiet, H. Defour, Ph. De Gryse, W. Devoldere, P. Vandepitte R. Ostyn Lidmaatschapsbijdrage: 375 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt. Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht.
INHOUD VAN DIT NUMMER Jaak Billiet, Philippe De Gryse, Geert Vermeulen, Een kijk op werk en vervoer in de regio Tielt, 19001925. Een montage van zeldzame foto’s. Joris Vandeputte, Moord te Tielt anno 1757. Lieven Lams, Het vagevuurkapelletje te Wingene : historiek en legende. Charles Bals, Kroniek van de Capellemolen te Schuiferskapelle. Karei De Busschere, Nog over «De Zwaantjes» door Hendrik Persyn.
blz. 2 38
44 46 54
EEN KIJK OP WERK EN VERVOER IN DE REGIO TIELT, 1900-1925
1. Tielt. De paardetram verbond, van juli 1899 tot september 1914 de Markt, waar de terminus was van de stoomtramlijn Aalter-Tielt, met het sta tion. U kan lezen dat een ritje 10 ct kostte, (foto Verz. N.M.V.B.)
2. Tielt. Zo werden melk en zuivelprodukten aan huis besteld anno 1910. Foto genomen in de Ieperstraat. Vooraan : Alice Van Huile, achter: Marie Van Huile, zusters van Adiel. (Foto: RvT)
3. Tielt. De vrachtwagen van de Gebroeders Rosseel, Ijzerhandel, ca. 1930 op de Markt. Uitbater van het agentschap Citroen was toen G. Van Parijs, sinds 1928. (vroeger: St.-Jorishof, nu Orlando). Bemerk het woonhuis van ÂŤJefÂť Tinei, in feite Emiel-Joseph, muziekleraar en componist, neef van de meer bekende Edgard Tinei. Hij was in 1885 te Lessen geboren en overleed te Gent in 1972. Woonde tussen 1930-1934 op de Markt. Hij was vooral bekend als directeur van de muziekschool te Maldegem en kapelmeester van het Verdinaso. (Foto: H. Rosseel).
4. Tielt. Zicht op de hoek Markt-Hoogstraat, vermoedelijk vóór 1914. Bemerk de kruidenierszaak «Gebroeders Delhaize en Cie», één van de eerste warenhuisketens in ons land. Boven de deur: «In den goeden koop». Rechto ver: café d’Hespe. (Foto: G. Verbeke).
5. Tielt. Textielfabriek Waélkens. In 1875 werd Aimé Waelkens (Oostrozebeke, 1848-Tielt, 1896) bestuurder van de Tieltse «leerwerkschool» Na zijn dood werd hij opgevolgd door zijn oudste zoon Joseph (Tielt, 1876-St-Andries 1964). Tegen weduwe A. Waelkèns en zoon Joseph legden de overige Tieltse weversbazen samen klacht neer bij de subsidiërende overheid, omdat ze het leerwerkhuis (of weverschool) misbruikten voor eigen profijt en oneerlijke concurrentie. Deze klacht had alvast tot gevolg dat moeder en zoon in 1903 een
gloednieuwe en voor die tijd ultra- moderne fabriek bouwden langs de huidige Beernegemstraat. Het was toen de enige Jacquard-weverij in de streek, en ze bleef tot aan W.O. II toonaangevend. De foto geeft een zicht op «Tissage Ter Hulst» (officiële naam) en dateert van vóór W.O. I. De oude gebouwen worden nu nog door het H. Familie-instituut gebruikt. (foto : verz. J. Verbrugge)
6. Tielt. Tentoonstelling van landbouwmachines op de Lakenmarkt, 1924. Vooraan rechts : Jules De Soete (armen in zij), Valere De Soete, Marie De Soete. (Foto : RvT.)
7. Tielt. Zicht op ÂŤLonckensÂť molen, hoek Deken Darraslaan-Pittemse baan, nu eigendom Warnez. Foto genomen aan een Duitse wachtpost tijdens de Eerste Wereldoorlog. Nu rest enkel nog de romp van de molen, het kruis werd tegen het hoekhuis verplaatst. (Foto : RvT).
8. Aarsele. Zicht op de mouterij Labens op ’t Hooge, omstreeks 1905-1910. Alidor Labens begon in 1887 met een handel in kolen en bouwstoffen; hij had eveneens een steenbakkerij en verkocht bier van de brouwerij «De Hoop» uit Lfchtervelde, vandaar het anker boven de poort. In 1896 bouwde hij een mou
terij en enkele jaren later werd hij ook nog aannemer van bruggen en wegen Na W.O. I bleef hij enkel dat laatste beroep uitoefenen. (Foto: verz. J. Neirinck).
9. Kanegem. Zicht op de Markt of dorpsplaats, ca. 1920. Normaal lagen er op de ÂŤplaatseÂť hopen chicorei gestapeld, klaar voor verwerking in de ast (nu nog bestaand als vergaderruimte bij P. Dezutter, niet op de foto). Bemerk de molen van de familie Billiet op de achtergrond. (Foto : verz. G. Verbeke).
10. Kanegem. De molen van Alfons Billiet (vader van o.a. Marcel en pries ter DaniÍl Billiet) vlak na W.O. I, gelgen Oosthoekstraat. De molen, volledig verdwenen sinds 1962, werd tijdens het Hollands bewind gebouwd (1823), maar was sinds 1920 buiten werking, (foto: verz. G. Verbeke)
11. Ruiselede. Het rijksopvoedingsgesticht werd geopend in 1849. Men wilde de streek ontginnen en terzelfdertijd de jongens een stiel aanleren. Er werd een brouwerij gebouwd voor eigen gebruik en werkverschaffing aan de jongens, onder het strenge oog van de ÂŤbewakerÂť in rijkswachtuniform. (foto : G. Lams)
12. Ruiselede. De schoenmakerij van het rijksopvoedingsgesticht. Bemerk opnieuw de strenge toezichter, de nogal arrogante leermeesters, de bange ogen van de kinderen. De prachtige naaimachine lijkt wel ÂŤArt nouveauÂť en op het bord prijkt een (voor de gelegenheid?) geleerde Franse tekst! (foto: R. Goethals.)
l e s/ l e d * 1> '•we^.pfabéiqsfth°o fej?> & ^ f ^ •C^*L}Hel’^ Smedersperkhuis. f ^ deï F? ^eröns' «
*»
• *" % . «^ ' r “**
__ \
13. Ruiselede. De «sjnidse» of metaalbewerking in het opvoedingsge sticht, (foto : R. Goethals)
14. Ruiselede. De timmerwerkplaats van hetzelfde instituut : veel leerlingen en grote variatie. Vooraan links: klompen of schoenleesten, in het midden een tonnemaker, achteraan links: constructie van dissels voor karren en karrewielen. (foto: R. Goethals)
15. Wingene. Voorgevel van de brouwerij St.-Sebastiaan in 1908. Deze brouwerij, naar de schuttersgilde genoemd die ook daar verbleef, werd in 1897 opgericht door Jean-Baptist Verkest. Naast brouwer was hij ook handelaar in meststoffen. Zijn zoon Joseph moderniseerde in 1908 de gebouwen. In 1915 volgde zijn zoon Jean hem op. In de dertiger jaren brouwde men er de ÂŤForthaÂť, een bruin bier van hoge gisting. Men brouwde er tot 1950. (foto: G. Lams)
16. Wingene. De stokerij van de brouwerij St. Sebastiaan. (foto: G. Lams)
17. Wingene. De gistingsketels en stoompomp van de'brouwĂŠrij St. Sebastiaan. Er waren te Wingene in die tijd vier brouwers: - St. Sebastiaan of brouwerij Verkest in de Egemsestraat; - De Standaard, N.V. Lievens-Vandenbrande in de Beernemstraat; - Brouwerij Sierens, later Van Imschoot in de Bruggestraat; - Brouwerij Persyn in de Tieltstraat. (foto: G. Lams)
18. Zwevezele. De Brugse Baan op de Hille: druk vervoer van sprokkel hout en kaphout, de voornaamste energie voor de bakoven en de «ketel» van varkensvoer. (foto Devrieze)
19. Zwevezele. De tramlijn Hooglede-Tielt werd ingehuldigd op 20 aug. 1888. Op 10 januari 1895 werd de lijn Brugge-Zwevezele «ingestQ©md». De wissel lag op de Hille, waar een tramdepot gebouwd werd. In 1961 werd de tram vervangen door bussen.
Op 19 juni 1954 werden twee beuken van het tramdepot als voorlopige kerk van de nieuwe kapelanij De Hille ingewijd. Op 24 januari 1956 werd de Hille als parochie erkend, doch het zou tot 21 juni 1962 duren tot de parochie een eigen kerk had en het tramdepot afgebroken werd. (foto Devrieze)
20. Egem. Werklieden van de conservenfabriek «La Flandre» in 1903. Er waren heel wat kinderen tewerkgesteld. De fabriek werd gebouwd langs de Kasteeldreef in 1899/1900. De fusie (in 1913) met de Wingense conservenfabriek «La Couronne» (opgericht in 1907) veranderde de naam in «Union des Flan
dres». De fabriek werd gesloten in 1939; gedeeltelijk afgebroken, gedeeltelijk verbouwd in 1951. Egem had van 1926 tot 1975 nog een andere conservenfabriek, gelegen aan de Kol. Naessensstraat : St. Dorothea. (foto: E. Vandecaveye).
21. Egem. Kloefkappers in de Paardestraat, 1919. V.l.n.r. : A. Debrabander (uit café «Prince», Pittem), Mattans (uit café «De Sparappel», Ardooie), Leona Van Zieleghem (later echtgenote Victor Verrewaere, Egem), Jules Closse (Wingene), Maurits De Vlaeminck (gezegd Maurits Schapers) (Egem), en twee zoons
van baas Van Overbeke. Zittend : Van Overbeke. De vrouw in het venster is Clotilde Verstyn. (foto: E. Vandecaveye).
22. Markegem. Wagenmakerij G. Claeys. De foto dateert van omstreeks 1930. V.l.n.r. : Germain Claeys, Madeleine Galle, Enno Hoste, Ernest Loquet. Kinderen: Georgette Cluyse en Joseph Cluyse. De wagenmakerij werd in 1888 opgericht en bleef tot 1965 standhouden, (foto: F. Hollevoet)
24. Pittem. Kleiwerkers, hier vormers van baksteen aan het werk. Plaats, datum en namen onbekend. Bemerk de tafel met kleihoop, de steenvormen, de blote voeten, de koffie- of bierkan. Geen sprake van mechanisatie! (verz. W. Devoldere)
23. Markegem. Dezelfde wagenmakerij, met café «De wagenmakerij», gele gen Oostrozebekestraat (wijk ’t Hoge). De foto dateert uit 1916. V.l.n.r. : Remi Desmet, Jules Desmet, Maria Claeys, Remi Claeys, Ernest Loquet, Germain Claeys en Arthur Loquet. (Foto: F. Hollcvoet)
m *
<#W mÊ h
■■ ^
: ;--3'
m
i?
25. Pittem. Nog drie ’tsjoolders’ van de steenbakkerij : bemerk de blote voeten en de onvermijdelijke drank... (Verz. W. Devoldere)
â&#x153;&#x201C;
27. Pittem. Dorsen ca. 1925. Achttien werkers bij de machine: arbeid was nog goedkoop ! Toch was de stoommachine reeds vervangen door dieselaandrijving, wat de snelheid opdreef, de verplaatsing vergemakkelijkte en de onkosten verlaagde. Namen nog niet gekend. (Verz. W. Devoldere)
26. Pittem. Strodekkers aan het werk. Op het dak : Hector Galle, strodekker, en Oscar Dekeyzer. Beneden : mevrouw Hector Galle-Lapeire en Gérard Mestdagh. Bemerk het kapmes en het eigenaardige «zitje» van de strodekkers. (Verz. W. Devoldere)
28. Pittem. Dokter Deblauwe fietst tijdens de oorlog 1914-18 langs de Tieltstraat. De molen is Baerts molen (ook genaamd Torremolen). Hij werd in 1798 gebouwd en was tot 1845 oliewindmolen, later graanmolen. Afgebroken tussen 1965 en 1970. Dokter Deblauwe, de fietser, zoon van LĂŠon, dokter en brouwer, was sinds 1906 trappist in een Elzasser klooster maar dook in 1914 terug op te Pittem waar hij zich als arts vestigde. Hij overleed in 1918 aan de Spaanse griep. (foto: F. Vandewalle)
29. Meulebeke. Prefabwoning uit 1919, gelegen Ingelmunstersteenweg 14 (eigenlijk een paadje rechtover het kasteel), nu bewoond door mevr. M. DecufEdebouw. Deze woning stond eerst als modelwoning op een beurs te Gent. Het is een realisatie van Edgard Van Baveghem (1880-1952). Hij woonde op het kas teel Ter Borcht en had te Meulebeke een aannemersbedrijf. Hij experimen teerde er met prefab-elementen : eerst holle, vlakke betonelementen, later van
decoratief beton. Hij was ook kunstschilder: dit vindt men terug in de orna mentiek die de prefab-elementen siert : engelenkopjes, druiventrossen, lelies, vruchten, korven appelen en peren. Deze sierelementen komen zowel binnen als buiten voor. Ook het koepelgewelf betekende een totale vernieuwing in de prefab-bouw. (foto : verz. H. Defour)
a
lt,'ti U, :<>»!&V* % ^-asir* ‘‘“«eseait?!*0-
Actionnes sa -
^yNTè-Hg $r, ni'T-1 . « i:«s vjmaam &îmétATs stugs &rfi*#çAi5.
c, tlVauklsu, il -xi &. ja C tl V . «1 .'M X
fl
(V n u u ft A
>.’>fcOfU',AHW<»*l>Ji* AU’;
t
V
6tn«..U«!u*-
'
*v
fU'Hw^ > \\'? \à - ^ ' u i u
W >*fc
j«HU*U‘ . C * U * A A X l l i o x t UuXlDwf-,
p tv i^K t .«u.'c <^u 'c lü l' ^ « u t , ■><; ju ^ iiju J . < \ (a MtAuUt* U* pCLî- «««xpCfle
» \ ï . - i 'W A u M i C«*u «tfctt ù ï
i
. ? »\
tV m u i U û v * . t «
W
î
^ . xM *
&<ï «BjWtMtSt&bg*
c o 'H ô k s .ttW & »
à W --txv^v? «v«^cui« *ux ^*u* *\» »uw „'»»uyU i l u ù w c
, i ’«*»» < v««pU
j\l
u i< L d tT v ^ « « , k
sttiktk». p e A A k m ittst* ^
|v«i p.'M V.p.u, ^ \ ■* X*<i\i tui **»tpUw p.\’. Irt tvt.'c . Xa- x’iuvtut* fa pl^o: * ?« Isatus» |’<* (Miiwhà.' £•<>un.-.' auUe». î' «*«»*«. efi*u*W«.k
: ut}»
30. Meulebeke. Drukwerk (hier eerste blad) verstuurd door de firma Carette-Dobbels naar mogelijke nieuwe klanten. Het stuk bevat vooral referen ties van uitgevoerde werken in de periode 1860-1870. De firma was gespeciali seerd in het plaatsen van bliksemafleiders. Afgebecld worden : het kasteel van Meulebeke, de kathedraal van Antwerpen, een fabriek in Roubaix. (foto: verz. G. Vuylsteke)
31. Meulebeke. Spoelsters aan het werk in de weverij Libeert (nu Libeco) rond 1900. Hier werd uitsluitend vlas verwerkt. De firma startte in 1864 met thuiswevers, (foto : verz. Libeco).
32. Meulebeke. Centrale stoommachine in de weverij Libeert (zie vorige foto). Dergelijke machines dreven een heel stel getouwen of spinmachines aan en stonden meestal op de verdieping (zie drijfriem) of in een speciaal hoog gebouw naast de werkplaats, (foto: verz. G. Vuylsteke)
i|g j
Weulebeke
M rkamskt ®mm$t $ l e M e é ié b e k ü lsa » Tissage m êm n iq m \
33. Meulebeke. De fabriek «La Meulebekoise» werd in 1898 gebouwd door Leon Boone. De weverij specialiseerde zich vrij vlug in het weven van veelkleu rige stoffen voor het vervaardigen van «pagnes» ( = wikkelrok) die naar het toenmalige Belgisch Kongo werden gestuurd (in navolging van de Britten in India, werden door ons ook de «naakten gekleed», een beschavingswerk dat de kassa deed rinkelen). Zowel tijdens de 1ste als 2de W.O. werd de fabriek bezet
door de Duitsers. In 1921 werd de fabriek gekocht door de «Société Belge de Tissage de Renaix», weverij en ververij, later door de firma Dufraiteur uit Verviers. Het nagenoeg ongewijzigde gebouw is nu eigendom van de nv. Debruyne, die het als magazijn gebruikt. (foto: verz. G. Vuylsteke)
34. Wakken. Een zicht op de weverij eigendom van de familie Derveaux. Zaakvoerder Sylvain Derveaux was burgemeester te Wakken van 1939 tot 1947. Dit zicht dateert uit de Eerste Wereldoorlog. Toen werd het bedrijf gebruikt door Duitsers als constructiewerkplaats. (foto: Heemk. Kring Het Bourgondisch Erfgoed, Wakken)
35. Wakken. Beeld van de brouwerij Roelandts-Verhelst. Naast deze brou werij, gelegen op de Wapenplaats en eigendom van burgemeester Firmin Roelandts, bestond te Wakken ook nog de brouwerij Loontjes (Kapellestraat) en de
brouwerij Sint-Arnoldus van Leopold Dewever (Molenstraat). De man die bij de oude bierkar staat, is Jules Bils. (foto: Heemk. Kring Het Bourgondisch Erf goed, Wakken)
36. Wakken. Confectienijverheid is er te Wakken altijd geweest. Hier zien we een zeldzame foto van het confectie- en later pelsenbedrijf van de familie Vandenbroucke uit de Hugo-Verrieststraat. De laatste telg van deze familie, Georges Vandenbroucke, leefde zowat als kluizenaar in de vervallen gebouwen van het vroegere bedrijf. Op de foto zien we links Adeline Dequinnemare, ach teraan Antoinette Boone en vooraan Maria Frederik. (foto : Heemk. Kring Het Bourgondisch-Erfgoed, Wakken)
M O O R D TE TIE LT A N N O 1757 In het kader van mijn licentieverhandeling bestudeerde ik de criminali teit in het Kortrijkse tussen 1750 en 1795 (1). Allé proceszaken over misda den gepleegd in de Kortrijkse kasselrij en behandeld door de Kortrijkse schepenbank werden bestudeerd. Vooral op de vragen : «Welke misdaden pleegden de mensen vroeger? en «Wat voor straf kregen ze voor die daden ?» zochten we een antwoord. Voor de misdaden kunnen we gerust stellen dat er geen groot verschil is met misdaden van nu. Wat we dagelijks lezen in de krant over diefstal, do.odslag en moord vonden we vroeger ook terug. Er is evenwel één groot verschil. Een groot aantal van de veroordelingen werd uitgesproken voor vagebonderij. Dit was een ware plaag in de 18de eeuw. De vele oorlogen (voorbeeld: de Oostenrijkse Successieoorlog en de economische crisis) waren de grote oorzaken van deze plaag. Wat de overheid beschouwde als vagebonderij die moest bestrafd worden, lezen we in een placcaat van 4 maart 1739 (2). Que seront à réputer pour tels gens sans aveu, errans de côté et d’autres sans aucune fixe demeure ou résidence, ne faisant aucun trafic ou métier pour subsister et vivant à charge du public. Bij de studie van de straffen viel er wel een verschuiving op. Doodstraf fen en lijfstraffen waren al zeldzamer geworden in deze periode. Deze bedenking vonden we ook terug in studies over de criminaliteit te Antwer pen, Brugge en Tongeren (3). In deze periode neemt de gevangenisstraf meer en meer de plaats in van de verbanning. De opknoping aan de galg en radbraking waren reeds een zeldzaamheid. Toch werden ze nog uitgesproken te Kortrijk? In dit artikel gaan we een proces behandelen waarbij de veroordeelden toch nog deze zware straffen opgelegd kregen. In de verslagen van de processen (sententies) worden de' straffen nog nauwkeurig beschreven. De roofmoord gepleegd door vagebonden, dit is de veroordeelde mis daad in het besproken proces, speelde zich af in Tielt. Dit is dan ook de reden waarom we het hier behandelen (4). Tijdens de nazomer van 1757 zijn er opnieuw grote hoeveelheden vage bonden in de streek. Ongeveer halfweg september vormde zich een groepje van een negental mensen. Het waren Joanne Catherine Jansens (beter gekend als Gipte Wanne) met haar zoontje, Pieter Janssens van Nes met bijslaapster, Abraham Sebastianus, Marie Candelie, Pieter den Herpel, Pie ter van Nes en Joannes Schuijsse..
. Pieter Janssens van Nes liep rond met plannen om Joannes van Gampelaere en zijn vrouw Thérèse de Bouvrie uit Tielt te vermoorden. In de nacht van 14 op 15 september kon hij de groep naar de omgeving van zijn slach toffers huis lokken. Hij beloofde hen brandewijn te gaen drincken ende touback te rooken. Aan het huis gekomen klopten Gipte Wanne en Marie Candelie aan. Ondertussen trokken Pieter Janssens van Nes, Abraham Sebastianus en Joannes Schuijsse naar de achterdeur. De niets vermoedende van Gampelaere was bij het geklop opgestaan en informeerde wie daar was. Gipte Wanne antwoordde dat zij het was en vroeg iets te drinken. Zij kende blijk baar de man want hij herkende haar stem en deed open. De vrouw van Joannes van GarApelaere' was ook opgestaan en schonk een glaasje in. Opeens werd op de achterdeur gebonsd. Toen van Gampelaere deze opende, w erd,hij door de drie vagebonden overvallen. Marie Candelie had vlug het licht gedoofd. De drie overvallers bewerkten hun slachtoffer met een ploughiser en een bajonette. De man werd koelbloedig vermoord. Thé rèse de Bouvrie werd ook overvallen en raakte hierbij levensgevaarlijk gewond. Na de overval vluchtten de daders weg nadat zij van Gampelaeres lichaam in een gracht achter het huis geworpen hadden. Na een overtocht over de Brughsche vaert splitste de groep zich. Enkel Joannes van Nes, Abraham Sebastianus en Gipte Wanne konden worden aangehouden door de sergeanten van de baljuw. Twee van de drie aange houdenen waren al meer dan eens veroordeeld geweest. Op hen vond men sporen van vroegere veroordelingen (brandmerking of geseling) terug. Gipte Wanne, ongeveer dertig jaar oud, werd reeds viermaal gebrandmerkt te Luik voor contrebande. Op 13 augustus van datzelfde jaar werd ze nog verbannen uit de Nederlanden door de Ieperse Schepenbank. Pieter Janssens van Nes was ook geen onbekende voor het gerecht. Hij was amper een paar maanden voordien nog gegeseld en verbannen geweest uit Brussel. Hij was amper achttien jaar. De derde gevangen dader, Abra ham Sebastianus was geboren teT ielt en ook maar zeventien jaar oud. De baljuw bracht de drie vagebonden voor de Kortrijkse Schepenbank. Deze Schepenbank was bevoegd om alle misdaden gepleegd in de kasselrij te behandelen, uitgezonderd bepaalde misdaden waarvoor enkel de Raad van Vlaanderen, de leenhoven, kerkelijke en militaire rechtbanken de bevoeg dheid hadden. De schepenen dienden enkel te oordelen. Het uitvoeren van de uitgesproken straf was de zaak van de baljuw. Iedere vrijdag- en zaterdag voormiddag van tien uur dertig tot twaalf uur vergaderden de schepenen om de processen te behandelen. Door zijn eyghen confessies ter plaetse ende aanschijn van de torture ghedaen, maakte van Nes het de schepenen vrij gemakkelijk. Door zijn bekentenis hadden de schepenen genoeg bewijsma teriaal om hen te veroordelen. Ze gaven de drie vagebonden de ergste straf39
fen die we terugvonden in de periode tussen 1750 en 1795. De twee mannen kregen de radbraking, een straf die slechts heel weinig van toepassing was in de 18de eeuw. Lenaerts meldt in haar licentieverhandeling dat er van 1720 tot 1795 slechts één radbraking te Hasselt werd uitgesproken. Gipte Wanne werd veroordeeld tot de galg voor haar medeplichtigheid aan de moord. We geven hier even haar veroordeling weer, zoals we die vonden in het sententieboek (5). (Zie ook afbeelding). «Condemneren uw ter plaetse ordinaire op de merckt deser stadt aende galge geexecuteert te worden met de coorde datter de doodt naer volght, ende daernaer u doodt lichaem getransporteert ende gehangben te worden ter ordi naire plaetse patibulaire, verclaerende alle uwe goederen soo meuble als immeu ble, leenen ende andere waer die gbestaen ende gbeleghen sijn verbeurt ende gbeconfisqueert ten profite van die het behoort, de costen vanden processe ende misen van justitie daerin ghij bij desen gbecondemneert wordt alvooren ghededuceert.» Hoe verliep nu zo’n terechtstelling aan de galg? De veroordeelde vrouw stond op een ladder met een touw (strop) rond de hals. De beul trok de ladder weg en de vrouw hing aan het touw. Door die schok brak de ruggegraat en wurgde de strop de veroordeelde. Het slachtoffer stierf meestal onmiddellijk. Gruwelijker was de straf van de mannen. Hoewel Pieter van Nes en Abraham Sebastianus slechts achttien en zeventien jaar oud waren kregen ze toch de doodstraf, namelijk door radbraking. Wat die radbraking inhield, lezen we in de veroordeling zelf (6).
T
A MvLfc/U A t*
•ÿcc.xtcu./uc^ cc U>ay9t-rt=> n u t d
Ü a/t,,
daofrê nat*- t’Odj.Atr pn2i iduv/uui,- u doe&t ûc-h+tru ^ctyA.ny,,n jjtJU,nyJu*h.>£
tnSin+ln.
til/L M D c - - " J o n df
aj *
ttU fo
3^ / cb it*.
t
^ u
r
t
’c 3t-Qu c^uÆ-ù
J '
40
i,zJ r,T UtrU)£U,lt m & L ■>y t i , ,
~ tu i /ru rfstt- lOUri
v
__
i
n
/
ua.nA ,n _
u v i y 9aJiyns> ac.arnftmiuât t uuryftt -,/y , 7, t
Maifecfa ,mm*k m>
*>
Homp».
<«**« kc*»« “ **» ”» *“!W* “ ArtwinS* *°^ vw*W *
«condemneren u op eene hurde van uyt den stadthuyse gehesteldt te worden, ende met de selve te worden ghesleept tot op de marckt deser stadt om aldaer op een schavot uw lichaem op een dweers houtten cruys gheraijbraekt te worden, ende ontfangen hebbende vier slaeghen beginnende van de reghter sijde, den vijfden op uw herte, alsdan nogh te ontvanghen vier andere slaeghen op uwe slinckersijde, alsdan in de selve uwe slinckersijde te worden gesteken met eene bajonette ende te worden geslaeghen met het ordinaire instrument op uw herte ende borst datter de doodt naervolght, hetselve uw doodt lichaem daer naer oock ghesleept te worden op eene hurde ter plaetse patibulaire, ende aldaer gheleijt op een radt, verclaerende alle uwe goederen t ’sij leen, erfve, ofte andere, waer sie ghestaen ende gheleghen moghen wesen, gheconfisqueert ten profijte van die het behoort, de costen vanden processe ende misen van justitie in dewelcke ghij mits desen ghecondemneert wordt, alvooren ghededuceert.» De veroordeelde lag op een dwarkruis, het Sint-Andrieskruis, bestaande uit zware balken. De beul gaf de misdadiger zware slagen met het ordinair instrument, een zware ijzeren staaf. Ten slotte bracht de beul nog een slag toe met het excecutiewapen op het hart van het slachtoffer. Deze wreedaardige strafvoltrekkingen hadden plaats op de markt van de stad. Zo kon iedereen deze handeling volgen. De overheid dacht dat men zo kandidaat-misdadigers kon afschrikken. Het luguber schouwspel moest iedereen vrees inboezemen. De lichamen van de overleden vagebonden werden niet begraven. Men voerde of sleepte die naar de plaetse patibulaire. In Kortrijk was dat op de Pottelberg, even buiten de stad. Gipte Wannes lichaam hing men terug op aan een galg terwijl deze van Pieter en Abraham op een rad gelegd werden. Dit rad was een groot karrewiel. De lichamen bleven daar anderen ten exempel liggen of hangen tot ze ontbonden waren. Hoe luguber zo’n galgenplaats met rottende lichamen was, tekende Pie ter Breugel treffend in zijn werk Allegorie van de rechtvaardigheid. Daar zien we trouwens goed die galg en het rad afgebeeld die op deze galgeplaatsen stonden. De goederen van de veroordeelden werden geconfisceerd. Men trok eerst de gerechtskosten ervan af. Veelal bleef er van de bezittingen niets meer over, omdat de misdadiger weinig bezat. De Franse Revolutie bracht wel enigszins verandering in de strafvol trekking. De radbraking en galg verdwenen maar de onthoofding met de guillotine kwam ze vervangen. Zo werden in Brugge op 2 november 1803 Baekelandt en tweeëntwintig gezellen onthoofd. Stilaan evolueerde de strafwetgeving en werd de doodstraf niet meer toegepast. Nu worden evenwel de doodstraf en de toepassing ervan weerom in vraag gesteld. VANDEPUTTE JORIS 42
(1) De licentieverhandeling «De criminaliteit in het Kortrijkse 1750-1795» werd in juni 1981 voorgelegd te Leuven op het departement Geschiedenis. Het kan altijd geraadpleegd worden in het Rijksarchief te Kortrijk en de bibliotheken van Kortrijk, Tielt en Zwevegem. (2) Placcaathoucken van Vlaenderen, V de boek, deel I, p. 212. (3) L. MAES, De criminaliteit te Antwerpen in de achttiende eeuw, in Bijdragen en medede lingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, 1978, deel XCIIÏ, p. 324-331. M. HUYS, De criminaliteit te Brugge (1770-1790), (onuitgegeven licentieverhandeling) Leu ven, 1978. S. LENA ER TS, De criminaliteit te Tongeren (1677-1792), onuitgegeven licentieverhande ling), Leuven, 1968. (4) De bron die we hiervoor gebruikten was het Register van sententies criminele beginnende den 30 en juny 1749. Dit register bevindt zich in het rijksarchief te Kortrijk. Ieder van de drie veroordeelden kreeg een afzonderlijk proces. Van folio 85 recto tot 86 verso het proces van Gipte Wanne. Van folio 87 recto tot 88 recto het proces van Pieter Janssens van Nes. Van folio 88verso tot 89 verso het proces van Abraham Sebastianus. Volledigheidshalve vermelden we nog hêt nummer waarmee men dit register kan aanvra gen: O.S.A.K. 127. (5) O.S.A.K., nr. 127, fol. 86 verso. (6) O.S.A.K., nr. 127, fol. 88 recto. (7) S. TOP, De bende van Baekelandt, Handzame, 1983, p. 213.
43
HET VAGEVUURKAPELLETJE TE W IN G E N E : H ISTO R IEK EN LEGENDE Wij kozen voor u dit fragment uit bet omvangrijke werk «Kapellen, kruisen en grotten te Wingene. Een volkskundige bijdrage.», het proefschrift (1983) van Lieven Lams tot het bekomen van zijn licentie Germaanse filologie, (n.v.d.r.) VAGEVUURKAPELLEKE - Blauwhuisstraat Ligging Dit staakkapelletje bevindt zich op de wijk ’t Vagevuur, ten westen van Wildenburg. Het is het meest noordelijke kapelletje te Wingene. Op de hoek Vagevuurstraat - Blauwhuisstraat staande, ziet men het kapelletje aan de rechterkant, ongeveer 15 m de Blauwhuisstraat in, aan de rand van de weg die afgezet is met bomen (1). Het perceel wordt volgens de kadastrale plannen aangeduid met Wingene, 1ste Afdeling Sectie D 1ste blad nummer 29 1. Het eenvoudige kapelletje past zeer goed in het kader van beuken en hoge sparren. Beschrijving Het kapelletje is opgetrokken uit Boomse steen en heeft een rechthoe kig grondplan. Het heeft een gemetseld zadeldak, dat steunt op het ijzeren gebinte van de nis, die zich juist onder het dak bevindt. Deze is afgesloten met een ijzeren doorweven traliedeur. De nis is vergrendeld met een hang slot. Heel het ijzerwerk is in het wit geschilderd. Onder de nis is een plastie ken plaatje vastgeschroefd met daarop in zwarte letters de tekst: «O.L. Vrouw verlos de zielen uit het Vagevuur» (2). In de nis staat geen echt beeld, maar tegen de achterkant is een Lieve-Vrouwbeeld geschilderd, dat uit een witte nevel opstijgt en de omgeving (afgebeeld door sparrebossen en de ker ken van Wildenburg en Doomkerke) beschermt. Onderaan zijn vurige vlammen geschilderd, waaruit «zielen» hun armen om hulp smekend uit strekken. Het schilderij is afgeschermd door glas (3). Onderaan de houten kader van het schilderij is een zinken plaatje vast geschroefd met daarop de in het rood getypte tekst : «GEBOUWD EN GESCHILDERD IN 1962 DOOR LEON LAMONT GEB. DOOM KERKE 15/12/1905 + DOORNIK 26/6/67. BID VOOR HEM.» Dit werd bij het afsterven van de grote bezieler van het Vagevuurkapelleke en tevens ondervoorzitter van de Bond van alle oud-Doomkerkenaren Heemkring voor het Zuid-Bulskampveld (4), Leon Lamont (5), in 1967 aan44
2
45
gebracht. Aan beide zijwanden in de nis zijn geplastifieerde getypte teksten met uitleg over de plaatsnaam ’t Vagevuur en het Vagevuurkapelleke aange bracht, die wegens onduidelijkheid reeds vervangen werden. Deze uitleg werd overgenomen uit het tijdschrift van de • Bond van alle oudDoomkerkenaren en de vijf zusterparochiën, 7 (juli 1962), n° 3, p. 10-12, onder de titel «Het Vagevuur». Rond 1970 werden door dezelfde Bond een 2-tal houten zitbanken aan de andere kant van de weg geplaatst.
Historiek Het ontstaan van dit kapelletje moet in het verre verleden te zoeken zijn. Een zeer goede bron hadden we aan het reeds vermelde heemkundig tijdschrift Ons Doomkerke. Verantwoordelijk voor het bouwen van dit ste nen kapelletje is de Bond van alle oud-Doomkerkenaren, heemkundige kring voor het Zuid-Bulskampveld. Het werd plechtig ingewijd op zondag 12 augustus 1962 door Z.E.H. Kanunnik Stock, zelf afkomstig uit de streek. Hierover deelt Ons Doomkerke het volgende mee : «Het hoogtepunt van het voorbije jaar was natuurlijk de inwijding van het nieuwe vagevuurbeeld nabij de weg Doomkerke-Beernem aan de noordkant van Sintpietersveld en op grondgebied Wildenburg. Hierbij waren alle bestuursleden en een 100tal toeschouwers aanwezig» (6). Verder houdt dit tijdschrift ons goed op de hoogte van het wel en wee van deze kapel. Wat nu de eigenlijke oorsprong van dit kapelletje betreft, vonden we in het tijdschrift Kapel en Beeld een goed relaas : «Dit beeld is een nabootsing van een geschilderde prent die eertijds op dezelfde plaats tegen een boom ophing en die — vervallen — omstreeks 1918 verdween. Volgens personen uit de streek werd dat eerste beeld daar omstreeks 1895 aangebracht, ook in vervanging van een voorgaande.» Men mag vermoeden dat de oorsprong van die «Vagevuurdevotie» reeds een paar eeuwen teruggaat, en dat dit vagevuurbeeld verband houdt met de benaming «vagevuur» die reeds eeuwen aan die plaats gegeven wordt. Meer specifiek suggereert de auteur van dit artikel A. Dauw : «Zou het allereerste vagevuurbeeld daar misschien aangebracht zijn door Spaanse soldeniers op hun weg van het kasteel Blauwhuis naar de schansen aan het kanaal GentBrugge tijdens de invallen van de Hollanders in de jaren 1600 ?» (7) Feit is dat op de Generale Caerte-figurative van het eerste deel der Paro chie van Wyngene genaemt Canton B, getekend door landmeter D. Seghers, gezworen landmeter van het Brugse Vrije en daterend uit 1759-1760, het kapelletje aangeduid wordt, zowel getekend als geschreven. Ook de eerste kadastrale plannen van de gemeente Wingene, opgemaakt tussen 1830-35 door landmeter Cierckens, vinden we bij de Sectie D, 1ste blad,
47
geschreven en getekend (een wit vierkantje op een groene denneboom), dit kapelletje terug op ongeveer dezelfde plaats als nu : «Cappelleken genaamd ’T vagevier»; op het 2de blad van dezelfde sectie enkel «Cappelleken ’T vagevier»; Pastoor Achilles Six, pastoor te Wingene St.-Amand van 1923 tot 1943 geeft nog een andere suggestie : «De boom waaraan de schilderij van het vagevuur hing, over het Sinte Pietersveld, is denkelijk ook een oude paalboom» (8). Volgens de kaart van 1759-1760 waarop expliciet «paelsteen» vermeld staat, zou dit niet kloppen. Devotie Wat de eeuwenoude devotie betreft, die gaat samen met de plaatsnaam Vagevuur: «Verafgelegen van enige woning, heeft het op zichzelf reeds afschrikwekkend Vagevuur in vroeger dagen ook op de verbeelding van de voorbijgangers gewerkt en tot vóór 50 jaar zag men het daar geregeld «spo ken». Allerlei verhaaltjes werden dan ook rondom dit tafereel geweven» (9). Meer over dergelijke spookhistories vinden we in Ons Doomkerke : «In een brief uit Rome schreef medelid Pater Amaat OCD (Art. Dezutter): «Zie hier wat ik nog eens vernomen heb van iemand uit St. Maria-Aalter : in de oude tijd zagen de voorbijgangers ’s avonds in de donkerte altijd een «staalkeerse» zodat zij grote schrik hadden voor die plaats en daarover de pastoor ondervroegen. Deze raadde de mensen aan telkens als zij passeerden een Weesgegroet te bidden voor de zielen in het vagevuur. Korte tijd nadien was die staalkeerse verdwenen. Zo zou dat schilderij van de zielen van het vagevuur onstaan zijn. Wat een staalkeerse is moet u nog eens napluizen bij oudere mensen van de streek : het is een lichtje dat heen en weer zweeft, onrustig, zodat het vanzelf doet denken aan een ziel die nog niet tot haar rust gekomen is. Tot kinderen zegden de grote mensen dat ze er niet moch ten naar wijzen, dat het anders op hun vinger zou komen zitten...» «Een lichtje dat zweeft... ’ten doet, merkt de 70-jarige Médard Scherrens uit de buurt van ’t Vagevuur op, het was ’n vlamme die uit de grond kwam, altijd uit drassig, moerassig labeurland, bos of bilk. ’k Hê ’t mijn vader hon derd keers horen vertellen. Zelfs als ge mets en zag en ge keek lang naar dat moeras, toch zag je eindelijk zo’n vlam te voorschijn komen.» Eerw. Heer Kanunnik R. Stock die ’t kapelletje inwijdde, meent nog eens vernomen te hebben dat daar op die plaats ’n Cito-een (citoyen of staatsburger uit de Franse tijd) zou vermoord geworden zijn. Doch zulk ’n cito-een-historie wordt ook verteld rond de Aalterse berg op Kruiskerke. Waarschijnlijk is hier verwarring in het spel. Van de traditionele spoken wordt weinig gewag gemaakt. Alleen dat een zekere C.B., die nog leeft, ieder zaterdagavond naar barbier Willekens 48
ging en er telkens achter een houtmijt een spook zag. Op zekere keer nam hij ’n stok mee en sloeg naar dat spook, maar hij sloeg op een wit laken dat op de grond viel: de persoon die eronder zat vluchtte in het bos!... Garde-chasse Declerck die woonde waar nu Cyriel Gobyn woont aan de Lange Dreve trok eens met de twee andere chassen op tegen de pensejagers. Aan ’t Vagevuur gekomen zagen ze een hele bende katten. Ze schoten erop doch hoemeer ze schoten hoemeer katten er bij kwamen... De vreselijkste historie gaat echter over vlammen. «Tille Neute (Noteboom) was ne kwezel en woonde samen met haar broer aan ’t begin van de Mizeriestraat. Tille lag op sterven en de geburen werden bijgeroepen om te waken. Gusten Baene (= August De Baene) die verleden jaar gestorven is, en nog twee andere mannen, trokken tegare op. ’t En kan d’er niet omme liegen, zegt Médard Scherrens, ’t was niet één persoon die ’t zag maar wel drie, en ze zeggen alle drie ’t zelfde : ze zagen bescheelijk ( = bescheidelijk/duidelijk) ’n bolle vier in de lucht. Ze kwam uit de richting van ’t Vagevier tot boven Tille’ns huis. Daar bleef ze hangen en keerde toen naar ’t Vagevier terug... Ze vroegen nadien aan Pastoor Caenepeel (10) van Wildenburg (die buurt behoorde toen tot die parochie): Tille is zeker naar ’t Vagevuur? «Wadde, was ’t antwoord, Tille is rechte naar den Hemel !» Het vreselijkste van al heeft Boerke Meire (Victor Vermeire) die enkele maanden geleden gestorven is, nog tegengekomen : Hij was nog jong en woonde aan de Mizeriestraat waar nu Henri Spriet woont (laatst nog Arthur De Baene). Op ’ne zondagnacht, vertelt Médard, begeleidde Boer ne keer ne zoon Declerck vanuit de herberg ’t Lindeveld naar huis. Deze woonde aan de Lange Dreve en dus moesten ze ’t Vagevuur passeren en bij de terugkeer naar zijn eigen huis gebeurde ’t : Boerke ging dwars door de vlammen en ’t hield maar op vóór zijn woning, waar het vuur in een rootput verdween. Dat moet in 2’ of 3’ gebeurd zijn. Iemand die toen ook 10 jaar was en nu 69 weet het nog beter. Hij werd als pleegzoon bij de Vermeires opgekweekt : «Hoe ging dat toen ! D’er was maar één herberg voor heel den omtrek en dat was ’t Lindeveld. De jonkheden bleven er ’s zondags plakken tot diep in de nacht. En zo kwam ook ne keer Boer Meire laat in de nacht naar huis. Wat ziet hij plots : eem bolle vuur die voor hem rolt. Hij schrikt en blijft staan... de bolle blijft ook lig gen. Hij gaat verder en de bolle rolt ook vooruit. . Cies Versluys, de bezembinder, had ’n grote mijt hout naast zijn huis staan. Boer Meire kroop erachter, maar de bolle bleef op hem wachten ! Wat nu gedaan ? Boer dacht : als ik voortga zal dat vuur vóór mijn deur blij ven liggen en ’k zal niet binnen kunnen. Maar gelukkig: nabij de rootput voor zijn hofstede maakte de bolle ne zwaai en verdween in het water...»
49
Toen boer Meire binnenkwam vroeg zijn moeder: «Wat scheelt er toch, jongen, ge ziet zo bleek». Maar Boer zei niets en trok naar bed. Daar heeft hij liggen zweten van angst, dat het zweet doorheen zijn beddezak op de plankenvloer druipte. ’s Anderendaags ben ik zelf met Boer naar de dokter te Beernem mee gegaan. Ik weet niet wat de dokter gezegd heeft maar als we buitenkwamen en Boer stak zijn hand plat uit naar de zon : ge kon er dwars door kijken. Hij heeft er lange tijd van gesukkeld. Een tijd nadien kwam Pastoor Caenepeel eens op bezoek. Ze vertelden hem die historie. «Hadde gij ’s nachts thuis geweest en niet in d’herberg, ge zoudt gij dat vuur niet gezien hebben. Ten andere, g’hebt gij u zodanig benauwd gemaakt dat uw bloed d’rbij is blijven stille staan» (11). Tot zover A. Dauws aantekeningen. Sedert het verdwijnen van de schilderij aan de boom is de devotie bij het vagevuurkapelletje verdwenen. Ook de bouw van een stenen kapelletje op dezelfde plaats in 1962 heeft daar niets aan veranderd. Nu heeft de devotie plaatsgemaakt voor een belangrijker hedendaags aspect : het toerisme. Reeds vele malen maakte het Vagevuurkapelletje, dat langs de Molenlandroute gelegen is, deel uit van een of andere zoektocht. Het kapelletje wordt wel goed onderhouden door de heemkundige kring voor het Zuid-Bulskampveld. Getuige hiervan : «De omgeving werd gerei nigd. De rustbanken kregen een nieuw laagje verf en het kapelletje zelf werd hervoegd, herschilderd en opgeknapt. Ook de teksten, die in de zij wanden van de kapel aangebracht zijn werden hertypt (12).» LIEVEN LAMS (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11)
Foto 1 Foto 2. Foto 3. Aanvankelijk bond ter bevordering van het contact met de geëmi greerde Doomkerkenaren en later geëvolueerd tot heemkundige kring. Beroep: timmerman te Doomkerke; later gevangenbewaarder te Doornik. -, Inwijding van het nieuwe vagevuurbeeld, in : Ons Doomkerke, 8 (dec. 1962), n° 1, p.2. A. DAUW, Een nieuw Vagevuurbeeld op Wildenburg-Wingene, in : Kapel en Beeld, 14 (sept. 1962), n° 4, p. 31. A. SIX, Gedenkboek van Wyngene, naar nota’s van Dr. Carton, over geschreven door A. Debrabandere, p. 20, Fis. A. DAUW, Een nieuw Vagevuurbeeld op Wildenburg-Wingene, in : Kapel en Beeld, 14 (sept. 1962), n° 4, p. 31. Franciscus Caenepeel, pastoor te Wildenburg van 1894 tot 1903. A. Dauw, Nog het Vagevuur, in: Ons Doomkerke, 8 (dec. 1962), n° 1,
p. 11-12. (12) - , Plaatselijk nieuws. Vagevuurkapelletje kreeg poetsbeurt, in: Ons Doomkerke, 26 (nov. 1981), n° 3, p.16.
50
KRO NIEK V A N DE CAPELLEMOLEN TE SCHUIFERSKAPELLE Reeds in 1632 vinden we vermeldingen over uitbaters van de Capellemolen. In een stuk dat handelt over Hulswalle in 1638 (Stadsarchief, Tielt) lezen we : «Compareerde... Romain de Caigny, meestertimmerman...die hem naar behoorlijke kerckgeboden onterft heeft ten behoeve ende profijte van Gas par Bybau fs Symons ende Joos van Colen fs Joos, van zijn wyntcoornemeulen ende huis daer jeghen noordlich up wonende ende malende is Gillis de Hondt..., mits furnierende contant duizent guldenen ende passende rente ... tot noch dertien honderd guldenen.23.8.1638 voor baillu en Schep, van Hulswalle.» Herhaaldelijk wordt de molen vernoemd in de landboeken, alsook zijn eigenaar, de Heer van Hulswalle, «Chatillon tot Doornicke». Op het einde der 18e eeuw was één der plaatselijke leiders van de boe renkrijg knecht op de molen: Jaak de Bruggeling, of Jacobus Heindrickx geboren te Brugge in 1750. Op 20.12.1804 wordt door César Ghislain Levaillant, luitenant kolonel in dienst van de koning van Spanje, alsook door kolonel Joseph Levaillant, ook in dienst van de koning, verkocht aan Pieter Detremerie, molenaar te Tielt (Schuiferskapelle), een «korenwindmolen, huis enz, 47 aren ... west de straete, door de koper gebruikt». Op 27.12.1810 koopt Petrus Jacobus Van Gaever fs Andréas, «meunier à Wingene» «un moulin de grains à vent,'appelé Capellemolen, avec sa motte, maison ... à Tielt, au hameau Schuiferscapelle» van Pierre Detreme rie, eigenaar en tot dan toe gebruiker. Over die P.J. Van Gaever schrijft O. Vanlaere (in De Roede van Tielt, nr. 4/1981): «P.J. Van Gaever stamde uit een oud molenaarsgeslacht. De familie baatte o.m. te Ruddervoorde reeds omstreeks 1600 de Leitemolen uit. Andries Van Gaever, op die molen gebo ren, werd molenaar te Ardooie. Pieter Jacobus werd daar geboren. P.J. Van Gaever kwam op de Zandbergmolen aan op 1 mei 1802 en was molenaar aldaar tot 1813.» Ivo Van Gaever volgde zijn vader Petrus Jacobus op als molenaar op de Capellemolen; aantekeningen van hem zijn hedèh ten dage nog in de molen te vinden. Het is wellicht onder zijn molenaarschap dat de molen in steen herbouwd werd. Het nabijgelegen kapelletje werd opgericht toen een mole naarsknecht verongelukte en wellicht onder Ivo Van Gaever aan O.L.V. opgedragen. Bij zijn overlijden op 18 oktober 1885, in het vijfendertigste jaar van zijn kerkmeesterschap en het tweeënvijftigste van zijn huwelijk,
51
schreef men : «Hij was eenvoudig en recht, godvreezend en teerhertig. Zijn handel was liefelijk, al zijne wegen waren vreedzaam. Hij beminde de schoonheid van Gods huis en was een ware dienaar van Maria.» Prudence Van Gaever en Coletta Van Gaever (gehuwd met Henri Callewaert) volgden hun vader op. Henri Bals huwde met Marie Callewaert in 1902. Raymond Bals volgde zijn vader op en huwde in 1950 met MarieHenriette Van Canneyt. Hen komt de verdienste toe in een tijd van molen verval de kuip van de molen in stand te hebben gehouden, alsook een paar molenstenen, die nog steeds kunnen draaien. Ondergetekende, fs Ray mond, draagt sinds 1978 de verantwoordelijkheid voor het geheel. CHARLES BALS
52
De foto dateert van 1906. Links de kapel. Tussen de kapel en de molen: Marie Callewaert (met haar drie kinderen Alice, Marie en Remi Bals), die het paard ment. Op de molenberm : links Henri Bals, naast hem mole naarsknecht Neyrinck. De wieken van de molen werden in 1931 verwij derd, na beschadiging tijdens een storm. Een elektrische motor kwam toen in de plaats.
NO G OVER «DE ZWAANTJES» D O O R HENDRIK PERSYN
De Roede van Tielt is een streek met een goed geheugen. Iedereen herinnert zich nog het geval met het gedicht «Droeve Tijden» door Antheunis (Kijk eens de oude jaargangen na : jg. 9, nr. 1 (1978), blz. 39-40 en nr. 2 (1978), blz. 80). Maar ook dit keer schoot het beste geheugen enigszins te kort. In het gepubliceerde gedicht van H. Persyn (jg. 13, nr. 3 (1982), blz. 128) ont breekt één strofe, nml. na «Twee mesijes blij en blonde». Ze luidt als volgt : Pachtercskes waren ’t, snel en fijn. Het een zowel als ’t ander, Met rozen rood op wang en hoed En eiers in de pander. Door die eiers wordt de gedachte aan vogels en de verklaring van Vader Abt voor die twee nuchtere jongens nog aannemelijker. Dit gedichtje verscheen in ’t Manneke uit de Mane, 1928, blz. 94-95, gete kend H.P. De dichter was toen 71 jaar en waarschijnlijk nog Gouwvoorzitter van het DF West-Vlaanderen. Wanneer heeft/had hij dit versje gedicht? Ik vermoed veel vroeger, misschien tussen 1883 en 1900. Als lid van «Den Swighenden Eede» hoorde Persyn ook tot de redactie van het genoemde Manneke. Er is zelfs meer. Naar mijn gevoelen dateert het versje van begin 1890. in februari van dit jaar wordt zijn zoon Govaert (Godfried) geboren. Hij stuurde een mededeling aan G. Gezelle. Deze antwoordde hem op de 11de februari met een proficiat van vier verzen, gevolgd door een P.S. ook van vier verzen; hier volgen ze : P.S. Dat wenst u een die ziek en zuchtig geweest heeft, nu een maand bijkan en, overlast van werk, uw kluchtig gedichtje schier van buiten kan. Dit en het voorgaande gelukwensen-versje kun je vinden bij Gezelles Gelegenheidsgedichten (1950, blz. 33). Terloops : ze worden eerlang her drukt. Nu komt de vraag : was die aankondiging van geboorte «zo’n kluch tig» vers? Indien ja : wie bezorgt het ons? Of had H. Persyn, in de blijds chap van zijn vaderschap er b.v. zijn «De Zwaantjes» aan toegevoegd of een ander kluchtig gedichtje?
54
Nog iets : het thema behandeld in «De Zwaantjes» is overoud. Ik geloof dat er een oud Latijns verhaaltje van die aard bestaat, geschreven door ene (martelaar?) Cassianus (of Cassiodorus?), vriend van de Latijnse dichter Pru= dentius (348-405). Welke classicus kan ons, en inzonderheid Jan Christiaens uit Wingene, terzake uitsluitsel geven? Over dit aloude, oeroude ideetje vond ik onlangs nog twee gegevens : 1. Een volkslied over hetzelfde thema, maar getransponeerd op ganzen. 2. In Vader Cats zijn «Trou-ring» (inleiding) hetzelfde verhaal : ditmaal een Vader die kluizenaart met zoontje vanaf zijn kindsheid. Achttien jaSr oud trekt hij voor het eerst naar de markt... en verliest er stante pede hart en ziel in de nooitgeziene weelde van een onschuldige meid. Werkelijk een thema dat een volkskundig literator eens zou mogen napluizen... KAREL DE BUSSCHERE
55
Lidgeld 1984 : 375 fr. (zoals voorgaande jaren). Extra steun kan altijd goed gebruikt worden. Hartelijk dank ! Rekeningen : 712-1101732-89 of 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Tielt.
Adressen van de auteurs : Charles Bals, Waalbosstraat 3, 8881 Schuiferskapelle. Karei De Busschere, Nieuwstraat 9, 8870 Pittem. Lieven Lams, Galgenstraat 29, 8050 Wingene. Joris Vandeputte, Driesstraat 9, 8598 Sint-Denijs.
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem inges tuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in «De Roede- van Tielt» mogen slechts overgenomen worden met toestemming van de redactie.
■ft// i'ti c r i.l il ,:
’ J u t w c k n i t s k e r k e •ft n?'
A
, t
L ï „'••
“
,
^ 'c / u i t e k e n
o &a r t e n u i r 'C K
*x3,L ie■ f;
<V^ "
/ Rollem. f l'h
\
?, k le r k e n *
x S -v—'
'c r t u ' t ^ i
-o fL ? i,,u » p --L e e e L e
o tïld e i'L ' in t
y
............■ ■ ■ . r J j . A
_<' n e u t l e k A l .
t
/
fit? 9
*1 H * Yi \ \ y ^ \ o o o b t ' c k
S L ie n C fw ü . 8.
\
*• -\\r>i.i\ rc /ïo 'te
/>
m û*
"
^
) •* •••-*• t*1'' V r)d> idi4;m ° ï ' \ ^ i i 7^/^ ttA ïw tn .
'ilUUlt/it
flS m n v n lt ï ¥. . o 0
Jt\i’Uif<’.r '
h m te m vAt-m in v i■■/!)■■' w t a p ' S ' - i r / / /» ;.. -®fc' ■■ï.ï-tjf * « ' '- v w **- ^ 4. . - J h 'iiih V ir r /r ■••. , ■•■. /*,,./vfA> •■ , v 'H ’ï T T X . . J ^ W a n w f o f n A * S Ë ,uef(ie
, ^ , / av™ Men in